D. De Groote, A. De Rycke, I. Verelst en K. Decleer Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
Natuurvriendelijke oevers langs de IJzer: een meerwaarde voor de natuur? De IJzer is een typische regenrivier waarbij na zware neerslag hoge piekdebieten kunnen optreden. Deze hoge piekdebieten en de golfslag als gevolg van de toegenomen gemotoriseerde plezier- en toervaart, resulteerde in problematische oeverafkalvingen, vnl. in het deel Diksmuide-Nieuwpoort. Gezien de kwetsbaarheid van Inleiding & Inleiding & problematiek problematiek Inleiding & problematiek problematiek het omliggende poldergebied voor overstromingen worden oeverherstelprojecten uitgevoerd. De Afdeling Bovenschelde van de N.V. Waterwegen en Zeekanaal (W&Z) investeerde de voorbije jaren in na diverse vormen De IJzer Vlaanderen binnen ter van Roesbrugge en na circa 44 De IJzer stroomt Vlaanderen binnen ter hoogte van km stroomt Vlaanderen binnen terhoogte hoogte van Roesbrugge en mondt mondt nacirca circa 44km km De IJzer stroomt stroomt Vlaanderen binnen ter hoogte van Roesbrugge en mondt 44 vanin natuurvriendelijke oeververdediging (NatuurTechnische MilieuBouw) en oeverinrichting. Dit past in de uit de via een groot sluizencomplex te Nieuwpoort. Het is een typische uit in de Noordzee via een groot sluizencomplex uit in de Noordzee Noordzee via een groot sluizencomplex te Nieuwpoort. Het is een typische Noordzee via een groot sluizencomplex te Nieuwpoort. Het is een typische doelstellingenBij vanzware de Kaderrichtlijn Water die eenpeil goede ecologische toestand beoogt van onze oppervlakregenrivier. neerslag kan het stijgen en het water in regenrivier. Bij zware neerslag kan het peil snel het regenrivier. Bij zware neerslag kan het peil snel snel stijgen en stroomt stroomt het water in het het regenrivier. Bij zware neerslag kan het peil snel stijgen en stroomt het water in tewateren tegen 2015. overstromingsgebied de IJzerbroeken (aangeduid als Vogelrichtlijnen Ramsargebied) overstromingsgebied overstromingsgebied de de IJzerbroeken IJzerbroeken (aangeduid (aangeduid als als VogelrichtlijnVogelrichtlijn- en en Ramsargebied) Ramsargebied) overstromingsgebied de IJzerbroeken (aangeduid stroomopwaarts voor de IJzer blijkt stroomopwaarts Diksmuide. Uit het hydrodynamisch stroomopwaartsDiksmuide. Diksmuide. Uit Uit het het hydrodynamisch hydrodynamisch numeriek numeriek model model voor voor de de IJzer IJzerblijkt blijkt stroomopwaarts Diksmuide. Uit het hydrodynamisch numeriek model In het het van een evaluatieproject, in opdracht van absoluut W&Z, Afdeling Bovenschelde, deze verschildat behoud van dit noodzakelijk is voor de beveiliging dat het behoud van dit overstromingsgebied absoluut behoud van ditoverstromingsgebied overstromingsgebied absoluut noodzakelijk voor de de beveiliging beveiliging dat hetkader behoud noodzakelijk isisworden voor lende en oude klassieke oeververdedigingen sinds 2005 door het INBO onderzocht op van de bewoonde van de bewoonde zones. bewoondezones. zones. van denatuurvriendelijke bewoonde hun ecologische waarden. NaINBO een eerste monitoringsronde een aantal voorlopige uitspraken gedaan In 2001 werd door het een verkennende ecologische gebiedsvisie opgesteld In 2001 werd door het INBO een verkennende (De werd door het INBO een verkennendekunnen ecologische gebiedsvisie opgesteld (De In 2001 werd ecologische gebiedsvisie opgesteld (De worden opal.,2001) basis van de vegetatie, broedvogels en stabiliteit. Rycke et waarbij volgende krachtlijnen de belangrijkste zijn : Rycke et al.,2001) waarbij volgende krachtlijnen Rycke et al.,2001) waarbij volgende krachtlijnen de belangrijkste zijn : al.,2001) de belangrijkste zijn : (1) van de natuurlijke (1) Meer ruimte voor water en natuur, met het behoud ruimtevoor voorwater wateren ennatuur, natuur, met met het het behoud behoud en en het het herstel herstel van van de denatuurlijke natuurlijke (1) Meer Meer ruimte ruimte overstromingsvlakte overstromingsvlakte van de IJzer en de hierbij horende overstromingsvlaktevan vande deIJzer IJzeren ende dehierbij hierbijhorende horendenatuurlijke natuurlijkelandschapsecologische landschapsecologische overstromingsvlakte landschapsecologische de bewoonde zones. kenmerken moeras en kenmerken (herstel natte soortenrijke hooilanden, Zo Inleiding & (herstel problematiek kenmerken (herstel natte natte soortenrijke soortenrijke hooilanden, hooilanden, moeras en moerasmoeras- en en ooibos). ooibos). Zo Zo kenmerken (herstel In te 2001 werd door het INBO een verkennende natuurlijk in vallei. natuurlijk mogelijke waterpeilen dienen ingesteld mogelijkewaterpeilen waterpeilendienen dieneningesteld ingesteld teworden worden inde de vallei. natuurlijk mogelijke mogelijke te ecologische gebiedsvisie (De Rycke DeEen IJzeroptimale stroomt Vlaanderen binnen ter de hoogte (2) ontwikkeling van Hierbij en/of (2) Een optimale ontwikkeling van de rivierkarakteristieken. optimale ontwikkeling van de rivierkarakteristieken. rivierkarakteristieken. Hierbij opgesteld het herstel herstel en/of (2) Een optimale isis het en/of et al.,2001) waarbij volgende krachtlijnen Roesbrugge en mondt na circa 44 uit de bevordering van spontane en natuurlijke en de bevordering van spontane en natuurlijke processen en devan bevordering waterbevordering van spontane enkm natuurlijke processen en een een goede goede water-deen en belangrijkste : in de Noordzee via eenvan grootbelang. sluizencomplex waterbodemkwaliteit van belang. Doel is een waterbodemkwaliteit Doel variatie oeverecotopen waterbodemkwaliteit aan waterbodemkwaliteit van belang. Doel is is een een grote grotezijn variatie aan oeverecotopen oeverecotopen (1) Meer ruimte voor water en natuur, met het te Nieuwpoort. Het is een typische regenrivier. (zand/slibplaten, afkalvende oevers, verlandingszones, (zand/slibplaten, afkalvende oevers, verlandingszones, brede rietkragen, overhangende (zand/slibplaten, overhangende (zand/slibplaten, afkalvende oevers, verlandingszones, brede rietkragen, overhangende behoud en het herstel van de natuurlijke overBij zware neerslag kan het peil snel stijgen en struwelen, …). struwelen, …). struwelen, …). …). stromingsvlakte van de IJzerNV en de hierbij horende stroomt het de water in het overstromingsgebied Gedurende de laatste 10 jaar is door Waterwegen Gedurende 10 Waterwegen en (W&Z), Afdeling Gedurende de Afdeling Gedurende de laatste laatste 10 jaar jaar is is door doorde Waterwegen en Zeekanaal Zeekanaal NV (W&Z), Afdeling natuurlijke landschapsecologische kenmerken IJzerbroeken (aangeduid als Vogelrichtlijnen Bovenschelde, geïnvesteerd in natuurvriendelijke Bovenschelde, geïnvesteerd in oevers NTMBBovenschelde, oevers NTMBBovenschelde, geïnvesteerd innatuurvriendelijke natuurvriendelijke oeverslangs langsde deIJzer IJzervia viadiverse diverse NTMB(herstel natte soortenrijke hooilanden, moeras Ramsargebied) stroomopwaarts Diksmuide. Uit (NatuurTechnische MilieuBouw) toepassingen. (NatuurTechnische MilieuBouw) toepassingen. NTMB heeft als ecologische (NatuurTechnische NTMB om (NatuurTechnische MilieuBouw) toepassingen. NTMB heeft als doel doel om ecologische ecologische en moerasen ooibos). Zo monitoringsproject natuurlijk mogelijke het hydrodynamisch numeriek model voor de IJzer belangen te integreren in infrastructuurwerken. Sinds belangen te in Sinds 2004 loopt monitoringsproject belangen te integreren teintegreren integreren ininfrastructuurwerken. infrastructuurwerken. Sinds 2004 loopt een een monitoringsproject waterpeilen dienen ingesteld te worden dede blijkt het behoud van dit overstromingsgebied om de uitgevoerde projecten en technieken te de om de uitgevoerde projecten en technieken te evalueren. Het is de om dedat uitgevoerde evalueren. bedoeling om uitgevoerde projecten en technieken te evalueren. Het is de bedoeling in om de vallei. absoluut noodzakelijk is voor demet beveiliging van NTMB oevers te vergelijken met de klassieke oeververdediging met NTMB oevers te de oeververdediging (foto NTMB oevers te oevers tevergelijken vergelijken met de klassieke klassieke oeververdediging (foto 1) 1) enerzijds enerzijdsen enmet met de natuurlijke oevertypes anderzijds (nl. rietoever, foto de natuurlijke natuurlijke oevertypes de natuurlijkeoevertypes oevertypesanderzijds anderzijds (nl. (nl. rietoever, rietoever, steiloever steiloever en en het het tussentype, tussentype,zie ziefoto foto Foto 1: Betonkopbalken Foto 2: Onverdedigde oever: rietoever 2-4). 2-4). 2-4).
Foto 1: Betonkopbalken Foto 1: Betonkopbalken Foto Foto1: 1:Betonkopbalken Betonkopbalken Foto 3: Onverdedigde oever: Steiloever
Onverdedigde oever: Foto 2: Foto rietoever Foto2: 2:Onverdedigde Onverdedigdeoever: oever:rietoever rietoever Foto 4: Onverdedigde oever: tussentype
Foto 3: Onverdedigde oever: Foto 3: Onverdedigde oever: Steiloever Foto3: 3:Onverdedigde Onverdedigdeoever: oever:Steiloever Steiloever Foto
Onverdedigde oever: Foto 4: tussentype Foto4: 4:Onverdedigde Onverdedigdeoever: oever:tussentype tussentype Foto tussentype
Congres Watersysteemkennis 2006 - 2007
Ecologisch Herstel
▼ ▼ ▼
(2) Een optimale ontwikkeling van de rivierkarakteristieken. Hierbij is het herstel en/of de bevordering van spontane en natuurlijke processen en een goede water- en waterbodemkwaliteit van belang. Doel is een grote variatie aan oeverecotopen (zand/slibplaten, afkalvende oevers, verlandingszones, brede rietkragen, overhangende struwelen, …). Gedurende de laatste 10 jaar is door Waterwegen en Zeekanaal NV (W&Z), Afdeling Bovenschelde, geïnvesteerd in natuurvriendelijke oevers langs de IJzer via diverse NTMB- (NatuurTechnische MilieuBouw) toepassingen. NTMB heeft als doel om ecologische belangen te integreren in infrastructuurwerken. Sinds 2004 loopt een monitoringsproject om de uitgevoerde projecten en technieken te evalueren. Het is de bedoeling om de NTMB oevers te vergelijken met de klassieke oeververdediging (foto 1) enerzijds en met de natuurlijke oevertypes anderzijds (nl. rietoever, steiloever en het tussentype, zie foto 2-4). Oevers en oeververdedigingen Langs de IJzer werden een groot aantal diverse oe-
Oevers en oeververdedigingen ververdedigingstechnieken toegepast (tabel 1).
Doorgroeitegels Een eerste techniek die gebruikt wordt, zijn de doorgroeitegels. Dit zijn betonnen platen, meestal met een oppervlakte van 1 m2. In deze tegels bevinden zich op regelmatige afstanden ronde doorgroeiopeningen zodat vegetatie zich kan vestigen. De openingen hebben een oppervlakte van minstens 35% van de tegel. Er werden 2 varianten aangewend: a) Mutategel “plat”: Hierbij werden 4 doorgroeitegels aanliggend van in het water tot op de talud geplaatst. De eerste tegel bevindt zich onder water onder een helling van ongeveer 20°. De tweede tegel wordt er net boven geplaatst zodat deze zich gedeeltelijk onder en boven de waterlijn bevindt onder een helling van 40°.De derde en vierde tegel worden op de talud geplaatst (foto 5 ). In de openingen werd Riet aangeplant. De term “plat” slaat dus op de onderwater gelegen tegel. b) Mutategel “steil”: Is hetzelfde principe als bij mutategel plat, maar de onderwater geplaatste tegel werd achterwege gelaten. Ook hier werd Riet aangeplant in de openingen.
Langs de IJzer werden een groot aantal diverse oeververdedigingstechnieken toegepast Enkele palenrij
(tabel 1). Tabel 1: Lengeteverdeling tussen de diverse oeververdedigingstechnieken langs de IJzer
Deze techniek bestaat uit een enkele palenrij vóór het oever- of dijktalud (gestut door middel van schanskorven), zodanig dat er een kleine honingraatstructuur die afgedekt wordt met streeke plasberm ontstaat (foto 6 ). Het achterliggende entalud de honingraatstructuren wordt een versterkende wordt bijkomend beschermd door een betere vestigingsmogelijkheid te c kunststoffen honingraatstructuurvan die oeverplanten afgedekt beplant met Riet in een lage densiteit (max. 8 plan vestiging van andere oeverplanten.
Tabel 1: Lengeteverdeling tussen de diverse oeververdedigingstechnieken langs de IJzer
Oevertype Lengte (m) % Harde oeververdedigingen asfaltmastiek 1.098 1,3 betonblokken 500 0,6 betonkopbalk 16.765 19,3 betonpalen onder water 205 0,2 betonpuin 472 0,5 Foto 5: doorgroeitegels metaalplaten/schanskorven 594 0,7 metselwerk 13.936 16,0 schanskorven 503 0,6 stalen damplanken 155 0,2 stortstenen+asfaltmastiek 890 1,0 verticale betonpalen 2.264 2,6 totaal 37.382 43,0 NTMB dubbele palenrij 647 0,7 enkele palenrij 2.250 2,6 houten dwarsplanken 5.092 5,9 mutategels (plat) 1.848 2,1 mutategels (steil) 1.156 1,3 vooroever 2.145 die afgedekt 2,5 wordt met streekeigen grond. Onder de schanskorven honingraatstructuur vooroever+mutategelsen de honingraatstructuren 120 0,1 een versterkende laag geotextiel aangebracht. Om een wordt totaal 13.258 15,3 oeverplanten te creëren werden kokosrollen geplaatst, betere vestigingsmogelijkheid van Onverdedigde oevers 41,7 beplant met 36.263 Riet in een lage densiteit (max. 8Foto planten/m) met het oog op de spontane Foto5:6:doorgroeitegels Enkele palenrij, onder water gestut met schanskorven Totaal 86.903 100,00 vestiging van andere oeverplanten. en Riet aangeplant op kokosrollen. Geotextiel is zichtbaar op deze foto.
Foto 6 schan kokos
Onverdedigde oevers maken nog steeds bijna 42 % uit van de totale lengte van de Onverdedigde nog steeds Harde bijna IJzeroevers. Dit geeft de IJzer een oevers hoge maken natuurwaarde. oeververdedigingen Houten dwarsplanken: 42 % uit van de totale lengte van de beslaan 43%, waarbij hoofdzakelijk betonkopbalken (19IJzeroevers. %) werden 3. toegepast. NTMBOp plaatsen een zeer steile onderwaterbodem w geeftuit de IJzer natuurwaarde. Harde Hieronder toepassingen maken 15Dit% van een dehoge totale oeverlengte. volgtmet een langs de waterzijde gestut met schanskorven. Er beschrijving van de NTMB-oevers die in hetbeslaan onderzoek werdenhoofdbetrokken. oeververdedigingen 43%, waarbij worden in deze toepassing (volgens aanlegjaar): zakelijk betonkopbalken (19 %) werden toegepast. 1. Doorgroeitegels: NTMB-toepassingen maken 15 % uit van de totale a)betonnen Type A aangelegd Een eerste techniek die gebruikt wordt, zijn de doorgroeitegels. Dit zijn platen, in 1999. Hierbij werd een vers oeverlengte. Hieronder volgt een beschrijving van en een aanplant met Riet (8 planten/m) werd gereali meestal met een oppervlakte van 1 m2die . Inindeze tegels bevinden op regelmatige de NTMB-oevers het onderzoek werden zich afstanden ronde doorgroeiopeningen zodat vegetatie zich kan vestigen. De openingen betrokken. hebben een oppervlakte van minstens 35% van de tegel. Er werden 2 Bvarianten b) Type aangelegd in 2003. Hierbij werd evenee aangewend: aangebracht maar er werd reitspecie (oever- en wat de omgeving ingewerkt (geen echte aanplant). Ook a) Mutategel “plat”: Hierbij werden 4 doorgroeitegels aanliggend van dwarsplanken. in het water totOp opeen aantal plaatsen werd de▼ besta de talud geplaatst. De eerste tegel bevindt zich onder water onder een helling van ▼ Foto 6: Enkele palenrij, onder water gestut met Foto 5: doorgroeitegels ongeveer 20°. De tweede tegel wordt er net boven geplaatst zodat deze zich gedeeltelijk schanskorven en Riet aangeplant op ▼ onder en boven de waterlijn bevindt onder een helling van 40°.De derde en vierde tegel is zichtbaar op deze foto. kokosrollen. Geotextiel wordenHerstel op de talud geplaatst (foto 5 ). In de openingen werd Riet aangeplant. De Watersysteemkennis term Ecologisch Congres 2006 - 2007 “plat” slaat dus op de onderwater gelegen tegel.
honingraatstructuur die die afgedekt afgedekt wordt wordt met met streekeigen streekeigen grond. grond. Onder Onder de de schanskorven schanskorven honingraatstructuur en de de honingraatstructuren honingraatstructuren wordt wordt een een versterkende versterkende laag laag geotextiel geotextiel aangebracht. aangebracht. Om Om een een en betere vestigingsmogelijkheid vestigingsmogelijkheid van van oeverplanten oeverplanten te te creëren creëren werden werden kokosrollen kokosrollen geplaatst, geplaatst, betere beplant met Riet in een lage densiteit (max. 8 planten/m) met het oog op de spontane beplant met Riet in een lage densiteit (max. 8 planten/m) met het oog op de spontane vestiging van van andere andere oeverplanten. oeverplanten. vestiging
wordt met streekeigen grond. Onder de schanskorven en de honingraatstructuren wordt een versterkende laag geotextiel aangebracht. Om betere vestigingsmogelijkheid van oeverplanten te creëren werden kokosrollen geplaatst, beplant met Riet in een lage densiteit (max. 8 planten/m) met het oog op de spontane vestiging van andere oeverplanten.
Houten dwarsplanken Foto 5: 5: doorgroeitegels doorgroeitegels Foto
Foto 6: 6: Enkele Enkele palenrij, palenrij, onder onder water water gestut gestut met met Foto
Op plaatsen met een onderwaterboschanskorven en zeer Rietsteile aangeplant op schanskorven en Riet aangeplant op kokosrollen. Geotextiel Geotextiel is is zichtbaar zichtbaar op op deze deze foto. foto. kokosrollen. dem werd een volle houten wand voorzien, langs de waterzijde gestut met schanskorven. Er kunnen 3. Houten Houten dwarsplanken: dwarsplanken: 3. 2 variantenwerd onderscheiden worden in deze toeOp plaatsen plaatsen met met een een zeer zeer steile steile onderwaterbodem onderwaterbodem werd een volle volle houten houten wand wand voorzien, voorzien, Op een passing (volgens aanlegjaar): langs de de waterzijde waterzijde gestut gestut met met schanskorven. schanskorven. Er kunnen kunnen varianten onderscheiden onderscheiden langs Er 22 varianten worden in in deze deze toepassing toepassing (volgens (volgens aanlegjaar): aanlegjaar): worden
a) Type A aangelegd ingeotextiel 1999. Hierbij werd een a) Type Type A A aangelegd aangelegd in in 1999. 1999. Hierbij Hierbij werd werd een versterkende versterkende laag geotextiel aangebracht a) een laag aangebracht en een een aanplant aanplant met met Riet Riet (8 (8 planten/m) planten/m)versterkende werd gerealiseerd gerealiseerd op kokosrollen kokosrollen (foto 7); en werd op 7); laag geotextiel(foto aangebracht en b) Type Type B B aangelegd aangelegd in in 2003. 2003. Hierbij Hierbij werd werd eveneens eveneens een een versterkende versterkende laag laag geotextiel geotextiel b) aangebracht maar maar er er werd werd reitspecie reitspecie (oever(oever- en en watervegetatie watervegetatie met met wortelmateriaal) wortelmateriaal) uit uit aangebracht Tijdens de winterperiode van 2002-2003 werd door een combinatie van en de omgeving omgeving ingewerkt ingewerkt (geen (geen echte echte aanplant). aanplant). Ook Ook werd werd er er grond grond gestort gestort tot tot tegen tegenvorst de de de piekdebieten een aantal afkalvingen langs de rechteroever ter hoogte van Foto 7: HoutenOp dwarsbalken, jaar na aanleg Foto 8.rietkraag Vooroeververdediging ter hoogte vanhet het dwarsplanken. Op een aantal aantal6plaatsen plaatsen werd de de bestaande bestaande rietkraag deels behouden. behouden. dwarsplanken. een werd deels
Blankaartbekken vastgesteld. Aangezien deze oevers in Vogelrichtlijn- en Ramsargebied Blankaartbekken liggen werd geopteerd voor een zo natuurvriendelijk mogelijke oplossing. Er werd gekozen voor een vooroeververdediging (aaneengesloten palenrij van dennenhout met diameter 20 cm) die een 3-tal meter in het water werd geplaatst (Foto 8). De sterke afkalvingen werden terug aangevuld met streekeigen grond; om een vlugge kolonisatie van vegetatie te bewerkstelligen, werd reitspecie uit naburige waterlopen gebruikt.
5. Brede oeverzones: Deze techniek bestaat uit een dijkverplaatsing met de aanleg van brede plasbermen. Hierbij wordt tussen de huidige oever en de nieuwe dijk een ondiepe, natte zone gecreëerd waarin zich water- en moerasvegetaties kunnen ontwikkelen. Deze plasberm, al dan niet in open verbinding met de IJzer, wordt ervan gescheiden door een vooroever. Deze vooroever is noodzakelijk voor het opvangen van de erosiekracht van het water. Deze techniek werd toegepast in Mannekensvere. Figuur 1 toont schetsmatig een dergelijke plasberm. Foto 7: 7: Houten Houten dwarsbalken, dwarsbalken, 6 6 jaar jaar na na aanleg aanleg Foto
Foto 8. 8. Vooroeververdediging Vooroeververdediging ter ter hoogte hoogte van van het het Foto
Blankaartbekken Figuur 1: Dwarsprofielen van plasbermen langs de ijzer. Blankaartbekken
4. Vooroevers: Vooroevers: 4.
Riet (8 planten/m) aangeplant op kokosrollen (foto 7); b) Type B aangelegd in 2003. Hierbij werd eveneens een versterkende laag geotextiel aangebracht maar er werd reitspecie (oever- en watervegetatie met wortelmateriaal) uit de omgeving ingewerkt (geen echte aanplant). Ook werd er grond gestort tot tegen de dwarsplanken. Op een aantal plaatsen werd de bestaande rietkraag deels behouden. Vooroevers Tijdens de winterperiode van 2002-2003 werd door een combinatie van vorst en piekdebieten een aantal afkalvingen langs de rechteroever ter hoogte van het Blankaartbekken vastgesteld. Aangezien deze oevers in Vogelrichtlijn- en Ramsargebied liggen werd geopteerd voor een zo natuurvriendelijk mogelijke oplossing. Er werd gekozen voor een vooroeververdediging (aaneengesloten palenrij van dennenhout met diameter 20 cm) die een 3-tal meter in het water werd geplaatst (Foto 8). De sterke afkalvingen werden terug aangevuld met streekeigen grond; om een vlugge kolonisatie van vegetatie te bewerkstelligen, werd reitspecie uit naburige waterlopen gebruikt. Brede oeverzones Deze techniek bestaat uit een dijkverplaatsing met de aanleg van brede plasbermen. Hierbij wordt tussen de huidige oever en de nieuwe dijk een ondiepe, natte zone gecreëerd waarin zich wateren moerasvegetaties kunnen ontwikkelen. Deze plasberm, al dan niet in open verbinding met de IJzer, wordt ervan gescheiden door een vooroever. Deze vooroever is noodzakelijk voor het opvangen van de erosiekracht van het water. Deze techniek werd toegepast in Mannekensvere. Figuur 1 toont schetsmatig een dergelijke plasberm. Monitoringmethode Vegetatie
Figuur 1: Dwarsprofielen van plasbermen langs de ijzer.
Tabel 2. De beheermonitoringschaal (Demeulenaere et al., 2002)
Tabel 2. De beheermonitoringschaal (Demeulenaere et al., 2002) Monitoringmethode Code
Omschrijving
Bedekking
Aantalschatting
Vegetatie: D dominant >75% irrelevant De volledige oeverlengte van NTMB-oevers op gedetailleerde wijze monitoren zou een te H halfbedekkend 50-75% arbeidsintensieve en te dure operatie zijn. Daarom werd voor irrelevant elk type NTMB-oever drie representatieve locaties gekozen en per locatie werden 3 proefvlakken genomen, telkens K kwartbedekkend 25-50% irrelevant één ter hoogte van de waterlijn en één ter hoogte van het talud. Op basis van een aangepaste minimum areaalbepaling (Kent 5-25% & Coker, 1992) bleek een proefvlak van 25 B bedekkend irrelevant m2 (25m x 1m) aanvaardbaar te zijn.
A
abundant
<5%
>1001
De vegetatieopnamen werden verricht in 2005 volgens de ‘beheermonitoringschaal’ (De F frequent <5% 101-1000 Meulenaere et al., 2002) een aangepaste schaal van Tansley en Braun Blanquet (Tabel 2). V verspreid <5% 11-100
S
schaars
<5%
4-10
ZS
zeer schaars
<5%
1-3
Om de ecologische waardering van de aanwezige vegetatie op basis te kunnen bewerkstelligen, werden de aangetroffen soortgroepen. Deze indeling gebeurde op basis van CLM ecotopen
De volledige oeverlengte van NTMB-oevers op gedetailleerde wijze monitoren zou een te arbeidsintensieve en te dure operatie zijn. Daarom werd voor elk type NTMB-oever drie representatieve locaties gekozen en per locatie werden 3 proefvlakken genomen, telkens één ter hoogte van de waterlijn en één ter hoogte van het talud. Op basis van een aangepaste minimum areaalbepaling (Kent & Coker, 1992) bleek een proefvlak van 25 m2 (25m x 1m) aanvaardbaar te zijn. De vegetatieopnamen werden verricht in 2005 volgens de ‘beheermonitoringschaal’ (De Meulenaere et al., 2002) een aangepaste schaal van Tansley en Braun Blanquet (Tabel 2). Om de ecologische waardering van de aanwezige vegetatie op een meer cijfermatige basis te kunnen bewerkstelligen, werden de aangetroffen een meer cijfermatige soorten ingedeeld in (Runhaar et al.,2004).
Congres Watersysteemkennis 2006 -de 2007 a) Typische oeversoorten: aanwezigheid van deze soorten ter hoogte van de waterlijn
Ecologisch Herstel
▼ ▼ ▼
soorten ingedeeld in soortgroepen. Deze indeling gebeurde op basis van CLM ecotopen (Runhaar et al.,2004).
gelinkt worden aan de oevertypen. Deze inventarisatie vond plaats in het voorjaar van 2005. Om de bespreking overzichtelijk te houden, werden de waargenomen vogelsoorten ingedeeld volgens het habitattype (Tabel 3). Voor twee vogelsoorten wordt een aparte melding gemaakt als bijzondere broedvogel (Anselin et al.,2003): IJsvogel en Oeverzwaluw. Deze soorten broeden in de steile, afkalvende oevers.
Tabel 2. De beheermonitoringschaal (Demeulenaere et al., 2002) Code Omschrijving Bedekking Aantalschatting
F
frequent
a) Typische oeversoorten: de aanwezigheid van irrelevantter hoogte van de waterlijn duidt deze soorten 50-75% irrelevant op de kenmerkendheid of natuurlijkheid van de 25-50% irrelevant oever. Enkele typische oeversoorten zijn: Riet, 5-25% irrelevant Grote kattenstaart, Koninginnekruid, Oeverzegge, <5% >1001 Pitrus en101-1000 Zeegroene rus. <5%
V
verspreid
<5%
S
schaars
<5%
D
dominant
H
halfbedekkend
K
kwartbedekkend
B
bedekkend
A
abundant
>75%
11-100
b) Pionierssoorten: de aanwezigheid van pio4-10 ZS zeer schaars <5% nierssoorten 1-3 is een indicatie voor de ontwikkelingsgraad van de vegetatie en/of de aanwezige Om de ecologische waardering vanwaterdynamiek. de aanwezige vegetatie op een meer cijfermatige Voor pionierssoorten specifiek basis te kunnen bewerkstelligen, werden de aangetroffen soorten ingedeeld in gebonden aan natte of vochtige milieus werd een soortgroepen. Deze indeling gebeurde op basis van CLM ecotopen (Runhaar et al.,2004). aparte lijst opgesteld. Deze oeverpioniers worden a) Typische oeversoorten: de aanwezigheid deze soorten ter hoogte gerekend. van de waterlijn ook tot van de typische oeversoorten Enduidt op de kenmerkendheid of natuurlijkheid van de oever. Enkele typische kele typische oeverpioniers zijn: Blaartrekkende oeversoorten zijn: Riet, Grote Kattestaart, Koninginnekruid, Oeverzegge, Pitrus en boterbloem, Kluwenzuring, Rode waterereprijs Zeegroene rus. en Waterpeper.
Resultaten Vegetatie
b) Pionierssoorten: de aanwezigheid van pionierssoorten is een indicatie voor de ontwikkelingsgraad van de vegetatie en/of de aanwezige waterdynamiek. Voor Verruigingsindicatoren: soorten pionierssoorten specifiek gebonden c) aan natte of vochtige milieusover werdwelke een aparte lijst opgesteld. Deze oeverpioniers worden totgroep de typische oeversoorten gerekend. Enkele tot ook deze behoren kan discussie bestaan. typische oeverpioniers zijn: Blaartrekkende boterbloem, Kluwenzuring, Rode In dit onderzoek werd de soortenlijst beperkt tot waterereprijs en Waterpeper.
3 soorten met lage ecologische waarde: Grote
c) Verruigingsindicatoren: over welke soorten Haagwinde tot deze groep behoren kan discussie brandnetel, en Kleefkruid. bestaan. In dit onderzoek werd de soortenlijst beperkt tot 3 soorten met lage ecologische waarde: Grote brandnetel, Haagwinde en Kleefkruid.
Broedvogels
De plantengroei op beton is geen typische oevervegetatie, zoals visueel direct kan opgemerkt worden. De bedekkingsgraad van het beton en het aantal soorten is heel laag en wordt gekenmerkt door typische soorten voor harde, droge substraten zoals Muurpeper en Wit vetkruid. In volgende analyse werd de betonvegetatie dan ook niet opgenomen. Door middel van een one-way ANOVA met Tukey tests worden de onverdedigde oevertypes (rietoevers, steiloevers en natuurlijke tussentypes) als referentie vergeleken met de NTMB-oevertypes. Een p-waarde hoger dan 0.05 wil zeggen dat er geen significant verschil is tussen de types. Voor elke variabele werden significante verschillen gevonden (tabel 4).
Broedvogels: DaarDe de schaal voor een broedvogelkartering is ten oevervegetatie, opzichte van de plantengroei op beton is relatief geen groter typische zoals visueel direct kan Daar de van schaal voor een gemonitord, broedvogelkartering vegetatiekartering werd het volledige traject de IJzeroevers waarbij de opgemerkt worden. De bedekkingsgraad van het beton en het aantal soorten is heel laag broedvogelterritoria gelinkt worden relatief aan de oevertypen. inventarisatie vond plaats in groter is tenDeze opzichte van de vegetatiekarwordt gekenmerkt door typische soorten voor harde, droge substraten zoalslangs de waterhet en voorjaar van 2005. Om de tering bespreking overzichtelijk te houden, werden de 1. Het totaal werd het volledige traject van de IJzeroevers aantal soorten waargenomen vogelsoorten volgens habitattype analyse (Tabel 3). werd Voor twee Muurpeper en Witingedeeld vetkruid. Inhet volgende de betonvegetatie dan ook niet gemonitord, waarbij de broedvogelterritoria lijn van de onverdedigde referentietypes bevindt vogelsoorten wordt een aparte melding gemaakt als bijzondere broedvogel (Anselin et opgenomen. middel one-way ANOVA met zich Tukey tests devan de NTMBal.,2003): IJsvogel en Door Oeverzwaluw. Deze van soorteneen broeden in de steile, afkalvende verspreid in deworden middenmoot oevers. onverdedigde oevertypes (rietoevers, steiloevers en natuurlijke oevertypes.tussentypes) als
Tabel 3: Soortensamenstelling van de broedvogels volgens habitattype langs de Ijzeroevers.
De rietoevers (met 7wil soorten) hebben significant referentie vergeleken met de NTMB-oevertypes. Een p-waarde hoger dan 0.05 zeggen minder soorten de steiloevers (13) en de dat er geen significant verschil is tussen de types. Voor elke variabele werdendan significante natuurlijke tussentypes (15). De mutategels (‘steil’ verschillen gevonden (tabel 4).
Tabel 3: Soortensamenstelling van de broedvogels volgens habitattype langs de Ijzeroevers. Watervogels Bergeend, Canadese gans, Grauwe gans, Fuut, Meerkoet, Waterhoen, Wilde eend Moerasvogels Bosrietzanger, Cetti’s zanger, Kleine karekiet, Rietzanger Struweelvogels Braamsluiper, Grasmus, Kneu, Koolmees, Pimpelmees, Ransuil, Ringmus, Spotvogel, Staartmees, Tjiftjaf, Tuinfluiter, Zomertortel, Zwartkop Bijzondere broedvogels IJsvogel, Oeverzwaluw Overige Koekoek, Gele kwikstaart, Roodborsttapuit, Witte kwikstaart
en ‘plat’) vertonen minder soorten dan de on-
maar niet Tabel 4: Resultaten van de one-way ANOVA’s met Tukey tests per variabeleverdedigde voor de referentietypes, vergelijking tussen designificant NTMBen de onverdedigde oevertypes, met aanduiding van de gemiddelden en standaard afwijkingen van de Tabel 4: Resultatenoevertypes; van de one-way ANOVA’s met Tukey testswerden per variabele de vergelijking gesorteerd tussen de NTMB- van en de onverdedigde oevertypes, met aanduiding van de gemidonverdedigde per variabele devoor oevertypes lage naar hoge waarde. Types die a bvariabele c delden en standaard afwijkingen van de onverdedigde oevertypes;(per werden de oevertypes gesorteerd van lage naar hogeGebruikte waarde. Types die aangeduid zijn met MS= hetzelfde , , ) zijn niet significant verschillend. afkortingen: aangeduid zijn met hetzelfde supercript Resultaten (a,b,c) zijn niet significant Gebruikte afkortingen: steil; MP = EN Mutategels plat; RI =Palenrij; Rietoever; ENST = Enkele Palenrij; ST = Steiloever; = Houten mutategels steil; verschillend. MP = Mutategels plat;MS= RI mutategels = Rietoever; = Enkele = Steiloever; HA = HA Houten Dwarsplanken type A; TS = Tussentype; HB = Houten Dwarsplanken type B; VP = Vooroever. Dwarsplanken type A; TS = Tussentype; HB = Houten Dwarsplanken type B; VP = Vooroever. Vegetatie p-waarde 0,000 Totaal aantal soorten 0,000 Totale bedekking
Aantal typische oeversoorten relatieve bedekking typische oeversoorten (%)
0,000
0,000
Relatieve bedekking pionierssoorten (%)
0,000
Relatieve bedekking oeverpioniers (%)
0,000
Relatieve bedekking verruigingsindicatoren (%)
0,004
Oevertypes MS a
MP a
RI a
EN a,b
ST b
HA b,c
TS b, c
HB c
VO c
4,5 ± 4,8
5,7 ± 2,0
7,3 ± 2,8
7,6 ± 1,2
13,4 ± 4,8
14,5 ± 1,1
15,2 ± 2,8
23,9 ± 3,8
29,5 ± 4,5
ST a
VO a,b
MS b
MP b
TS b
EN c
HB c
RI c
HA c
16,4 ± 7,5
47,5 ± 17,7
53,3 ± 20,0
55,4 ± 10,8
63,5 ± 12,1
92,2 ± 3,8
93,3 ± 6,1
96,7 ± 6,7
98,8 ± 2,5
MP a
MS a
EN a,b
RI a,b
ST a,b
TS b
HA b
HB b
VO b
2,8 ± 0,9
3,2 ± 3,0
4,6 ± 0,5
4,7 ± 1,8
6,8 ± 2,9
7,9 ± 3,0
9,8 ± 1,9
10,58 ± 1,0
13,2 ± 5,9
ST a
VO a,b
HB a,b
TS a,b
MP a,b
MS b
EN b
HA b
RI b
59,7 ± 18,0
66,1 ± 23,0
71,5 ± 18,1
73,3 ± 18,9
77,2 ± 16,7
89,7 ± 14,2
92,8 ± 7,3
93,1 ± 2,1
94,0 ± 3,8
RI a
MS a
HA a,b
HB a,b
MP a,b
EN a,b
VO a,b
TS b
ST c
0,8 ± 1,5
0,9 ± 1,9
2,0 ± 0,9
2,8 ± 2,1
2,9 ± 2,1
4,4 ± 6,2
4,8 ± 1,5
7,4 ± 3,8
28,5 ± 9,6
MP a
MS a
HB a
EN a
RI a
HA a
VO a
TS a
ST b
0,1 ± 0,3
0,3 ± 0,7
0,4 ± 0,3
0,4 ± 0,1
0,4 ± 1,1
0,6 ± 0,1
1,4 ± 1,3
2,7 ± 3,0
13,7 ± 12,8
MS a
EN a,b
VO a,b
HA a,b
RI a,b
ST a,b
TS a,b
HB a,b
MP b
0,8 ± 1,7
3,0 ± 0,9
4,3 ± 0,2
6,3 ± 2,5
6,7 ± 5,0
6,9 ± 4,1
7,2 ± 4,1
7,5 ± 6,9
17,7 ± 11,5
1. Het totaal aantal soorten langs de waterlijnen van de onverdedigde referentietypes bevindt zich verspreid in de middenmoot van de NTMB-oevertypes. De rietoevers (met 7 soorten) hebben significant minder soorten dan de steiloevers (13) Ecologisch Congres Watersysteemkennis en deHerstel natuurlijke tussentypes (15). De mutategels (‘steil’ en ‘plat’) vertonen minder 2006 - 2007
▼ ▼ ▼
minder dan de rietoevers. Rietvegetaties zijn vaak soortenarme dominantiegemeenschappen, zeker in nutrïentrijke systemen, onderhevig aan een kunstmatig fluctuerend waterpeil (Lenssen et al., 1999; Graveland & Coops, 1997). De jonge constructies van de houten dwarsplanken type B en de vooroevers vertonen meer soorten dan de onverdedigde referentietypes, maar niet significant meer dan de natuurlijke tussentypes. De verklaring hier is de jonge leeftijd van de constructies. Het natuurlijke tussentype dat reeds onderhevig is aan de waterpeildynamiek met naakte bodem tot gevolg, geeft meer vestigingmogelijkheden aan nieuwe kiemplanten, wat ook het hoger aantal soorten verklaart. De NTMB-oevertypes leunen dus goed aan bij de onverdedigde referentietypes qua totaal aantal soorten.
Een derde groep zonder significante verschillen in totale bedekking zijn de enkele palenrijen, houten dwarsplanken (type A & B) en rietoevers. 3. Wat het aantal typische oeversoorten betreft, hebben de onverdedigde referentietypes gemiddelde waarden die de dataset van de NTMB-oevertypes duidelijk in 2 splitst met aan de ene kant de mutategels (‘plat’ en ‘steil’) die significant minder typische oeversoorten hebben dan de houten dwarsplanken (type A & B) en de vooroevers. 4. Voor de relatieve bedekking van de typische oeversoorten hebben de steiloevers (60%) een significant lagere relatieve bedekking van typische oeversoorten ten opzichte van de rietoevers (94%) (de 2 uitersten). Alle NTMB-oevertypes bevinden zich hier tussenin.
2. Wat de totale bedekking betreft, zijn de 3 onverdedigde referentietypes significant verschil5. De rietoevers hebben een significant lagere lend van elkaar: de sterk aan de waterdynamiek relatieve bedekking van pionierssoorten onderhevige steiloevers hebben de laagste (1%) dan de natuurlijke tussentypes (7%), die op hun beurt een significant lagere relatieve bedekbedekkingsgraad (16%); de tussentypes een intermediaire (64%, matig onderhevig aan waking van pioniersoorten hebben dan de steiloevers terdynamiek) en de rietoevers hebben de hoogste (28%). De waarden van de NTMB-oevertypes bedekkingsgraad (97%). bevinden zich tussen die van de rietoevers en De grote spreiding in bedekking bij de onverdede onverdedigde tussentype. De waarde van de digde oevertypes maakt dat de NTMB-oevertypes steiloevers vormt een grote uitschieter t.o.v. de hier intermediaire waarden vertonen. Zo is er andere oevers. in de eerste groep geen significant verschil in totale bedekking tussen de vooroevers en de 6. Ook de relatieve bedekking van de steiloevers. oeverpioniers gaf significante verschillen. Het Alhoewel de totale bedekking voor de mutategels betreft hier nl. de steiloevers die een significant (‘steil’ en ‘plat’) en de natuurlijke tussentypes geen hogere waarde (14%) hebben. Alle andere oeversignificant verschil vertoont, zijn er wel andere types verschillen niet significant van elkaar. processen aan de basis. Bij de natuurlijke tusWatervogels treft men vooral aan in de natuurlijke rietoevers en in de struweeloevers. Bij speelt de waterdynamiek een rol, waarbij 7. Qua relatieve bedekking van verruide NTMB-oevers zien we grotesentypes aantallen moerasvogels bij mutategels plat, houten erosieprocessen voorontwikkelde delen naakte bodem blijft het significant verschil tussen dwarsplanken type A en de enkele palenrij. zorgen De goed rietkraag bij gingssoorten de tussen de meer vegetatie, terwijl ter hoogte de mutategels ‘steil’ (0,75%) en de mutategels mutategels plat zorgt er zelfs voor dat er moerasvogels zitten van dan de in mude natuurlijke rietoevers. Het gaat hier vooral over niet de de aanwezigheid vanharde Kleine karekieten. ‘plat’ De (18%). Op basis van de geselecteerde tategels erosie,maar de betonnen afwezigheid van struweelvogels ondergrond bij de NTMB-types kan is verklaard worden lage doordat deze de oorzaak van de relatief soorten kunnen geen significante verschillen vastoevers maximum tien jaar oud zijn en er bijgevolg nog geen deftig struweel kon bedekking. gesteld worden tussen de NTMB-oevertypes en de ontwikkelen op de talud. Verwacht wordt dat in de loop der jaren struwelen (met onverdedigde oevertypes. Deze referentietypes bijhorende struweelvogels) zich hier en daar zullen ontwikkelen ter hoogte van de NTMB vertonen dicht bij elkaar gelegen waarden. oevers. Er werden nauwelijks vogels aangetroffen op de klassieke betonnen oeververdediging. Grafiek 1. Aantal broedvogels binnen een soortgroep per lopende km voor de verschillende oevertypes.
Broedvogels
Afkortingen oevertype, zie Tabel 4. (BZBV = Bijzondere broedvogels) Verdeling categorie broedvogels in functie van het oevertype in 2005
BZBV
20,00
watervogels
18,00
moerasvogels
16,00
overige
struweelvogels
14,00 12,00
aantal/km 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 overige struweelvogels moerasvogels watervogels categorie BZBV
broedvogels
Struweel
ST
RI
TS
VO
HA
Oevertype
HB
MS
EN
MP
Beton
0,00
Grafiek 1. Aantal broedvogels binnen een soortgroep per lopende km voor de verschillende oevertypes. Afkortingen oevertype, zie Tabel 4. (BZBV = Bijzondere broedvogels)
Voorlopige conclusie en enkele aanbevelingen
Om vergelijkingen tussen de verschillende oevertypes mogelijk te maken worden de resultaten voorgesteld als aantal broedvogels binnen een soortgroep per lopende km. Grafiek 1 toont de samenvattende resultaten. Een extra type natuurlijke oever werd hierbij in rekening gebracht, nl. struweeltype. Langs de IJzer gaat het specifiek over essen, wilgen- en sleedoornstruwelen. De oever kan zacht glooiend zijn tot eerder steil. Struweel is zeer belangrijk voor een aantal vogelsoorten en bepaalt meer dan het oevertype de aan- of afwezigheid van deze struweelvogels. Vandaar dat deze oevers apart worden vermeld. De steiloevers zijn duidelijk belangrijk voor de bijzondere broedvogels Oeverzwaluw en IJsvogel, die hun nesten in steilwanden maken. De IJsvogel is een bijlage 1-soort van de Vogelrichtlijn. We treffen deze vogelsoorten niet aan bij NTMB-oevers. Deze soorten broeden immers in
Congres Watersysteemkennis 2006 - 2007 De NTMB-oevers scoren opmerkelijk beter wat betreft vegetatie en broedvogels dan de klassieke betonnen oeververdedigingen. Indien de oever verdedigd moet worden zijn ze
Ecologisch Herstel
▼ ▼ ▼
onderspoelingsgraad. Indien doorgroeitegels toch zoude belangrijk ze steeds onder een zwak hellende hoek te pla kunnen slecht begroeide rollen een strik voor visplatte type verloopt langs de IJzer gunstig, in tegenstelli sen worden (foto 9), wat uiteraard een ongewenst De houten dwarsplanken en de palenrijen lijken neveneffectrietoevers. is. natuurlijke De latere toepassingen zonder laatste dikwijls overbodig zijn. Doordat het omhulsel en Men dient er wel op tebezitten, letten dat bij aanlegslecht van begroei biodegradeerbaarheid kunnen NTMB-oevers enkel rietvegetaties ontwikke- neveneffe worden (foto 9),niet wat uiteraard een ongewenst
steilwanden, die onderhevig zijn aan de eroderende werking van het water. NTMB-technieken zijn echter juist ontworpen om deze eroderende werking tegen te gaan. Watervogels treft men vooral aan in de natuurlijke rietoevers en in de struweeloevers. Bij de NTMBoevers zien we grote aantallen moerasvogels bij mutategels plat, houten dwarsplanken type A en de enkele palenrij. De goed ontwikkelde rietkraag bij de mutategels plat zorgt er zelfs voor dat er meer moerasvogels zitten dan in de natuurlijke rietoevers. Het gaat hier vooral over de aanwezigheid van Kleine karekieten. De afwezigheid van struweelvogels bij de NTMB-types kan verklaard worden doordat deze oevers maximum tien jaar oud zijn en er bijgevolg nog geen deftig struweel kon ontwikkelen op de talud. Verwacht wordt dat in de loop der jaren struwelen (met bijhorende struweelvogels) zich hier en daar zullen ontwikkelen ter hoogte van de NTMB oevers. Er werden nauwelijks vogels aangetroffen op de klassieke betonnen oeververdediging.
len. Rietoevers zijn weliswaar rijk aan moerasvo-
Men dient op rijk te letten dat bij aanleg van NTMBgels, maarwel minder aan plantensoorten. ontwikkelen. Rietoevers zijn weliswaar rijk aan moer plantensoorten. Foto 9: een dode vis zit vast in het lege omhulsel van de kokosrol
Voorlopige conclusie en enkele aanbevelingen
Foto 9: een dode vis zit vast in het lege omhulsel van de kokosr
Informatie over andere faunagroepen (aquatische
Informatie over andere faunagroepen (aquatische ong ongewervelden, vissen) gerelateerd aan de oeaan de oevertypes ontbreektDitvooralsnog. Dit gebeurt vertypes ontbreekt vooralsnog. gebeurt in een onderzoek en van zal het een meer globale eva volgende fase onderzoek en zal eenecologische meer monitoring van vegetatie en broedvogels zal nog een a globale ecologische evaluatie mogelijk maken. om eventuele trends op te volgen.
De NTMB-oevers scoren opmerkelijk beter wat betreft vegetatie en broedvogels dan de klassieke betonnen oeververdedigingen. Indien de oever verdedigd moet worden zijn ze dus zeker een meerwaarde voor de natuur. Het belang van natuurlijke oevers dient wel onderstreept te worden. Natuurlijke oevers kennen immers de hoogste biodiversiteit door de gevarieerde structuur. Door de inwerkende kracht van het eroderende water zijn ze belangrijk voor bijzondere broedvogels zoals Oeverzwaluw en IJsvogel en ook voor typische oeverpioniers.
Ook de monitoring van vegetatie en broedvogels zal nog een aantal jaren worden verder gezet, om Meer info? eventuele trends op te volgen.
Voor bijkomende info kan verwezen worden naar de tw (De Rycke et al., 2006; De Rycke et al., 2007). Ook wer opgesteld voor de IJzervallei (De Rycke et al., 2001).
Meer info?
Referenties:
bijkomende info verwezen worden naar DeVoor Rycke A., Devos K.kan & K. Decleer. 2001. Verkennende de twee tussentijdse INBO-rapporten (De Ryckevoor Natuu IJzer. Studie uitgevoerd door het Instituut et al., 2006; De et al., 2007). Waterwegen Ook werd samenwerking metRycke de Administratie en Zee
Vanuit ecologisch oogpunt gaat de voorkeur bij NTMB-oevers uit naar brede vooroevers, vooral deze door dijkverplaatsing landinwaarts. De bestaande dijk kan men gedeeltelijk afgraven en verder natuurlijk laten evolueren (figuur 3). Dit biedt de meeste ontwikkelingskansen voor gevarieerde natuur en leunt dicht aan bij natuurlijke oevertypes. Van alle NTMB-oevers zijn de doorgroeitegels de minst goede oplossing. Ze kennen een relatief lage bedekkingsgraad. Vooral doorgroeitegels van het steile type voldoen ook niet aan de stabiliteitseisen voor een NTMB-oever. Op vele plaatsen worden ze onderspoeld. Doordat de tegel echter blijft liggen krijgt men geen goed beeld van de onderspoelingsgraad. Indien doorgroeitegels toch zouden toegepast worden, dan is het belangrijk ze steeds onder een zwak hellende hoek te plaatsen. De rietontwikkeling op dit platte type verloopt langs de IJzer gunstig, in tegenstelling tot het steile type. De houten dwarsplanken en de palenrijen lijken qua vegetatiesamenstelling op natuurlijke rietoevers. De latere toepassingen zonder kokosrollen tonen aan dat deze laatste dikwijls overbodig zijn. Doordat het omhulsel en de vezel zelf een verschillende biodegradeerbaarheid bezitten,
er een ecologische gebiedsvisie opgesteld voor
Dede Rycke A & (De K. Decleer. 2004. Evaluatie van NTMB-pr IJzervallei Rycke et al., 2001). door AWZ/WWK. Eindvoorstel monitoringplan. IN.A.2004
De Rycke A., Verelst I. & K. Decleer. 2006. Evaluatie va Referenties: uitgevoerd door W&Z (AWZ/WWK). Tussenti vegetatie,broedvogels (gegevens van 2005). Studie De Rycke A., Devos K. & K. Decleer. 2001. VerBovenschelde, INBO.IR.2006.1, Brussel
kennende ecologische gebiedsvisie voor de IJzer. door Instituut voor2007. NatuurDeStudie Ryckeuitgevoerd A., Verelst I. het & K. Decleer. Evaluatie va behoud, indoor opdracht en in samenwerking uitgevoerd W&Z van (AWZ/WWK). 2e Tussentijds ver met de Administratie Waterwegen en Zeewezen, R.IN.2001.6, Brussel. De Rycke A & K. Decleer. 2004. Evaluatie van NTMB-projecten langs de IJzer uitgevoerd door AWZ/WWK. Eindvoorstel monitoringplan. IN.A.2004.101, Brussel. De Rycke A., Verelst I. & K. Decleer. 2006. Evaluatie van NTMB-projecten langs de IJzer uitgevoerd door W&Z (AWZ/WWK). Tussentijds verslag: Waterkwaliteit, vegetatie,broedvogels (gegevens van 2005). Studie in opdracht van W&Z, afdeling Bovenschelde, INBO.IR.2006.1, Brussel De Rycke A., Verelst I. & K. Decleer. 2007. Evaluatie van NTMB-projecten langs de IJzer uitgevoerd
Ecologisch Herstel
Congres Watersysteemkennis 2006 - 2007
▼ ▼ ▼
door W&Z (AWZ/WWK). 2e Tussentijds verslag 2006: Erosie en opslibbing, vegetatie en waterkwaliteit vlakvormige projecten, 2e opmeting vooroevers, broedvogels. Studie in opdracht van W&Z, afdeling Bovenschelde, INBO.IR.2007.5, Brussel
Runhaar J., Van Landuyt W., Groen C.L.G., Weeda E.J. & F. Verloove. 2004. Herziening van de indeling in ecologische soortengroepen voor Nederland en Vlaanderen. Gorteria 30(1): 12-20.
Graveland J. & H. Coops. 1997. Verdwijnen van rietgordels in Nederland. Landschap 14/2, 67-85. Kent M. & P. Cooker. 1992. Vegetation description & analysis: a practical approach, Belhaven Press London.
D. De Groote, A. De Rycke, I. Verelst en K. Decleer
Lenssen J., Menting F., van der Putten W. & K. Blom. 1999. Soortenrijk rietmoeras vereist een natuurlijk fluctuerend waterpeil. De levende natuur 1999 (100) :131-135
Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Kliniekstraat 25, 1070 Brussel
[email protected] Tel: 02/558.18.32
Congres Watersysteemkennis 2006 - 2007
Ecologisch Herstel