VERNIEUWING
o b vm
e t h c i r e g s p e ’s a bero m m a r g o r p
Tussenevaluatie vernieuwing beroepsgerichte programma’s juli 2015 Jacqueline Kerkhoffs en Rob Abbenhuis
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Inhoudsopgave
Voorwoord 2 Inleiding 3 1.
De nieuwe beroepsgerichte programma’s in het vmbo
7
1.1 Inhoud en structuur 7 1.2 Van examenprogramma naar onderwijsprogramma 8 1.3 Organisatie van het onderwijs 9 1.4 Onderwijstijd 13 1.5 Beroepsgerichte keuzevakken 14 1.6 Loopbaanoriëntatie en begeleiding 20 1.7 Examinering 21 1.8 Administratie: schooladministratiepakketten 24 1.9 Lesmateriaal 25 1.10 Inventaris 26 1.11 Conclusies en adviezen 27
2. Ervaringen met de profielen 28 2.1 Algemeen 28 2.2 Bouwen, wonen en interieur (BWI) 30 2.3 Dienstverlening en producten (D&P) 31 2.4 Economie en ondernemen (E&O) 31 2.5 Groen 32 2.6 Horeca, Bakkerij en Recreatie (HBR) 32 2.7 Maritiem en Techniek (MaT) 32 2.8 Mobiliteit en transport (M&T) 33 2.9 Media, vormgeving en ICT (MVI) 33 2.10 Produceren, installeren en energie (PIE) 33 2.11 Zorg en Welzijn (Z&W) 34 2.12 Voorlopige conclusie 34
3. Professionalisering van docenten en bevoegdheden 35 3.1 Eerste na-en bijscholing tijdens de pilot 35 3.2
Behoefte aan na- bijscholing op basis van de nieuwe profielen
36
3.3 Bevoegdheden 36 3.4 Initiële opleidingen 37 3.5 Overleg lerarenopleidingen 37 3.6 Professionalisering schoolleiding en bestuurders 37 3.7 Conclusies en adviezen 38
4. Informatie en communicatie over de vernieuwing 40 4.1 Website 40 4.2 Nieuwsbrief 41 4.3 Bijeenkomsten 41 4.4 Rol van platforms 42 4.5 Nulmeting 43 4.6 Conclusies en adviezen 43
Bijlagen 44
1
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Voorwoord Op dit moment wordt er op allerlei fronten hard gewerkt aan het nieuwe (beroepsgerichte) vmbo. De conceptexamenprogramma’s zijn beschikbaar, syllabi zijn in ontwikkeling, pilotscholen vertalen de examenprogramma’s in onderwijs, uitgevers ontwikkelen lesmateriaal en de eerste pilot CSPE’s zijn afgenomen. De structuur van beroepsgerichte profielvakken en keuzevakken is door het scholenveld goed ontvangen. Gesteld mag worden dat docenten beroepsgerichte programma’s en hun leidinggevenden op vmbo-scholen weten ‘wat er op ze afkomt’. Veel, heel veel scholen bereiden zich voor op de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s in augustus 2016, zo blijkt uit de talloze vragen en verzoeken om ‘even’ mee te denken van scholen en de grote opkomst tijdens zowel regionale voorlichtingsbijeenkomsten als activiteiten van de verschillende platforms beroepsgerichte profielen1 en uit de in mei 2015 gehouden nulmeting. 82% van de 1028 respondenten geeft aan op 1 augustus 2016 het nieuwe vmbo in te kunnen voeren. Scholen denken constructief mee, niet alleen de pilotscholen, ook vele andere scholen. Een enkele keer klaagt er iemand dat het wel heel erg snel gaat allemaal, maar tot nu toe heeft niemand de publiciteit gezocht om te vertellen dat dat wat bedacht en ontwikkeld is onzin is. Probleem is wel dat bestuurders in het VO moeilijk te interesseren zijn voor de ontwikkelingen in het vmbo. De invoering van het nieuwe vmbo omvat meer dan alleen actualisering van vakinhouden. Hierop is regie vanuit directie en bestuur noodzakelijk. Daarnaast verdient het vmbo meer aandacht van bestuurders in het onderwijs. Pilotscholen zijn allemaal blij dat ze als pilot mee mogen doen, en geven aan dat er naar hen geluisterd wordt. Natuurlijk zijn er ook wensen en kritische kanttekeningen, maar zij geven geen aanleiding tot een volledige andere denk- en ontwikkellijn. Voor u ligt de tussenevaluatie van het project vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo dat in het najaar van 2011 is gestart. Op 28 pilotscholen zijn aan het eind van het schooljaar 2014 - 2015 diploma’s uitgereikt aan leerlingen die als eerste een nieuw beroepsgericht programma hebben doorlopen en daarin examen hebben gedaan. Het wetsvoorstel nieuwe profielen, dat ten grondslag ligt aan de implementatie van de nieuwe examenprogramma’s wordt na het zomerreces behandeld in de Tweede Kamer. Halverwege het invoeringstraject is een goed moment om een tussenevaluatie uit te brengen. In deze tussenevaluatie kijken we terug op de periode vanaf november 2011 tot juni 2015 en met name de afgelopen twee pilotjaren, bespreken we de ervaringen van de pilotscholen en andere betrokkenen op hoofdlijnen en geven we in meer concluderende zin aan wat dat betekent/moet betekenen voor de komende periode van ontwikkeling en implementatie van deze programma’s. Als alles volgens plan verloopt worden de examenprogramma’s vastgesteld in het vroege voorjaar van 2016 (februari/maart) en starten de meeste vmbo-scholen in augustus 2016 met de nieuwe programma’s. De implementatiesnelheid van de invoering van profielen in het vmbo ligt erg hoog, zeker in vergelijking met vernieuwingstrajecten in havo en vwo, maar het is een snelheid die past bij het vmbo. Rob Abbenhuis en Jacqueline Kerkhoffs projectleiding
Elk beroepsgericht afdelingsprogramma kende een platform waarin docenten georganiseerd zijn. Veel afdelingsplatforms zijn de afgelopen jaren omgevormd tot profielplatform, een aantal hebben andere keuzes gemaakt of zitten nog midden in een fusieproces. Een overzicht van alle platforms staat in bijlage 1. De platforms werken samen in de Stichting Platforms VMBO (SPV) 1
2
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Inleiding Bij de start van het project ‘vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo’ in 2011 is een groep scholen van meet af aan betrokken als klankbordscholen. Zij gaven vanaf het begin feedback op tussenproducten maar konden de eerste jaren uiteraard nog geen onderwijs geven op basis van nieuwe programma’s. Met ingang van schooljaar 20132014 zijn de eerste klankbordscholen pilotscholen geworden en hebben nieuwe scholen de rol van klankbordschool op zich genomen. Pilotscholen geven het beroepsgerichte onderwijs vorm op basis van de op dat moment ontwikkelde conceptexamenprogramma’s voor de beroepsgerichte vakken in het vmbo. We zijn nu bijna twee jaar verder en het eerste cohort leerlingen dat op basis van de nieuwe programma’s is opgeleid, en daarmee ook de pilotscholen, heeft een eerste hele cyclus doorlopen en examen gedaan. In de periode maart/mei 2015 zijn de eerste pilot CSPE’s afgenomen die bij de nieuwe programma’s ontwikkeld zijn. Het is goed hier op te merken dat de profielen ‘Produceren, installeren en energie’ (PIE), Bouwen, wonen en interieur (BWI), Mobiliteit en transport (M&T), Zorg en welzijn (Z&W), Economie en ondernemen (E&O) en Horeca, bakkerij en recreatie (HBR) in het kader van de pilot een hele cyclus, van twee jaar, hebben doorlopen. Drie andere profielen, te weten Media, vormgeving en ICT (MVI), Dienstverlening en producten (D&P) en Groen (Groen), zijn een jaar later (augustus 2014) met de pilot begonnen en sluiten op dit moment hun eerste pilotjaar af. Zij zijn dus op de helft van de eerste cyclus. Het eerste cohort pilotleerlingen van deze profielen heeft de pilot nog niet afgerond als de beslissing over de invoering van profielen in het vmbo genomen wordt. Het profiel Maritiem en techniek neemt een bijzondere positie in. Dit profiel is in het schooljaar 2014-2015 met de scholen die het profiel aan mogen bieden ontwikkeld. De pilot Maritiem en techniek gaat in augustus 2015 van start, maar valt, omdat het om een bijzonder profiel gaat dat maar op een zeer beperkt aantal scholen aangeboden mag worden, verder buiten de scoop van het project. Ten opzichte van de huidige situatie (juni 2015) zijn er een aantal vernieuwingen voorgesteld in de beroepsgerichte examenprogramma’s vmbo: • Er ligt een nieuwe structuur. Deze structuur biedt mogelijkheden om de inhoud van het beroepsgerichte onderwijs aan te passen aan de individuele leerling en/of de regionale situatie waarin een school staat. De structuur bestaat uit een kern per sector, beroepsgerichte profielvakken en beroepsgerichte keuzevakken. • In de examenprogramma’s wordt expliciet aandacht besteed aan loopbaanoriëntatie en – begeleiding (LOB). LOBcompetenties zijn opgenomen in het examenprogramma en de structuur van de programma’s nodigt uit hiermee aan de slag te gaan. • De profielen zijn enerzijds breder van opzet (er komen tien profielen in plaats van ruim 30 afdelingsprogramma’s), maar bieden anderzijds, door de aanvulling van beroepsgerichte keuzevakken, de mogelijkheid een verbredend of verdiepend programma aan te bieden, waardoor leerlingen zich kunnen verbreden of specialiseren, maar in alle gevallen goed voorbereid doorstromen naar het mbo. Aan de hand van voorbeelden wordt in de volgende hoofdstukken beschreven hoe scholen vorm hebben gegeven aan deze vernieuwingen.
Bronnen/aanpak Voor het samenstellen van deze rapportage is vooral gebruik gemaakt van gegevens die uit de pilotscholen komen. Deze gegevens zijn verzameld op basis van: • bezoeken die de projectleiding aflegt aan de scholen en de interviews die dan worden afgenomen; • de landelijke bijeenkomsten voor pilotscholen en de input die deze scholen dan, als ‘adviseur’ van OCW geven; • de enquête onder de pilotdocenten die in voorjaar 2015 is afgenomen; • de terugkoppeling die gekomen is op de veldraadpleging (2014 en 2015) betreffende de syllabi die zijn ontwikkeld bij de examenprogramma’s. Daarnaast is er gebruik gemaakt van de uitkomsten van de 0-meting zoals die recentelijk heeft plaatsgevonden, vragen die gesteld worden tijdens regionale informatiebijeenkomsten voor vmbo-scholen en de talloze workshops die de afgelopen periode zijn gegeven op onderwijsconferenties enz. De bronnen die bij het schrijven van deze evaluatie zijn gebruikt zijn niet als bijlagen in de evaluatie opgenomen, maar zijn te vinden op de website van het project (www.vernieuwingvmbo.nl). In de tekst wordt verwezen naar inventarisaties die zijn uitgevoerd. De inventarisaties zelf zijn vanwege de leesbaarheid van de tussenevaluatie niet in de tekst opgenomen, maar in de bijlagen.
3
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Leeswijzer Deze tussenevaluatie bestaat uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de structuur van de nieuwe beroepsgerichte programma’s en de wijze waarop pilotscholen daar vorm aan geven. Hoofdstuk 2 gaat in op de tien profielen die ontwikkeld zijn. Per profiel wordt ingezoomd op de resultaten van de enquête die gehouden is onder pilotdocenten en op het pilot CSPE dat de afgelopen periode is afgenomen. Hoofdstuk 3 gaat over professionalisering en bevoegdheden, twee onderwerpen waarover in het land veel vragen leven. Hoofdstuk 4 tenslotte heeft de communicatie met het veld tot onderwerp. Beschreven wordt welke activiteiten de afgelopen jaren zijn georganiseerd en op welke wijze vmbo-scholen daarvan gebruik maken. In bijna elk hoofdstuk zijn ervaringen van (pilot-)scholen verwerkt. Daarnaast bevatten veel hoofdstuk tips van pilotscholen aan hun college vmbo-scholen en adviezen vanuit het project. Ervaringen, tips en adviezen zijn in kaders geplaatst, volgens de volgende opzet:
Ervaringen van pilotscholen
Tips van pilotscholen aan hun collega scholen
Adviezen vanuit het project
Elk hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies en adviezen. Deze zijn samengevat in de volgende paragraaf.
4
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Conclusies en adviezen
In de loop van het project vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo zijn uit de pilotscholen en van vmbo-scholen die het proces op de voet volgen diverse wensen en adviezen gekomen. In de tussenevaluatie zijn de wensen verwerkt in de tekst en de adviezen opgenomen in blauwe kaders. Hieronder staan de wensen en adviezen op een rijtje, los van het kader/de praktijksituaties waaruit ze ontstaan zijn.
Adviezen voor scholen
• Het aantal uren dat scholen besteden aan beroepsgerichte programma’s staat onder druk, omdat scholen ook aan veel meer onderwerpen aandacht moeten besteden, onderwerpen die, meer dan beroepsgerichte programma’s, meetellen in de beoordeling van scholen. Voor leerlingen zijn beroepsgerichte uren niet alleen ‘leuke’ uren, maar ook uren waarin ze veel meer leren dan de voorbereiding op een beroeps, denk aan algemene vaardigheden, sociale vaardigheden. Leidinggevenden en bestuurders worden opgeroepen het aantal beroepsgerichte uren op peil te houden. De concept examenprogramma’s vragen om tenminste 800 uur beroepsgericht in twee leerjaren. • Start de invoering van nieuw vmbo met visie-ontwikkeling: bepaald welke school je wilt zijn en maak op basis daarvan keuzes voor profielen en keuzedelen, kijk niet als eerste welke profielen door de school aangeboden mogen worden • Zet een stip op de horizon: waar willen we als school naar toe groeien en welke stappen moeten we zetten om daar te komen: niet alles hoeft in één jaar gerealiseerd te zijn. • Onderzoek de doorstroom van leerlingen van de vmbo-school naar MBO-opleidingen en stel op basis van deze onderzoekgegevens een pakket aan keuzevakken samen, samen met het MBO.
Adviezen voor beleidsmakers
• De nieuwe structuur van profielvakken en keuzevakken kan beter benut worden als het aantal profielgebonden avovakken in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg teruggebracht wordt naar één verplicht avo-vak. Dit maakt dat leerlingen kunnen switchen tussen profielen. Voor leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg is switchen van profiel in de huidige situatie bijna niet mogelijk. • Om LOB tot een succes te maken zijn duidelijke regels en ondersteuning van scholen en docenten bij het vormgeven van LOB noodzakelijk. • Organiseer scholing op het maken van PTA’s en het maken van schoolexamens. Docenten vinden dit lastig. Dergelijke scholing zal een positieve uitstraling hebben op de afname van CSPE’s. Ontwikkel een landelijke toetsitembank die docenten helpt bij het samenstellen van schoolexamens. • Maak het mogelijk dat centraal examen van het profielvak en schoolexamens van de keuzevakken onafhankelijk van elkaar afgenomen kunnen worden, zodat scholen onderwijs op maat kunnen bieden. • Bekijk de inhoud en opvang van CSPE’s nog eens goed: niet alles dat getoetst kan worden hoeft ook aan de orde te komen in een CSPE, het CSPE hoeft niet elke keer over alle profielmodulen van een profielvak te gaan. CSPE’s zijn soms erg omvangrijk (800 minuten of meer) waardoor ze voor scholen moeilijk te organiseren zijn en veel tijd vragen. Dit kan ook korter: om te toetsen of leerlingen vaardigheden beheersen hoeven niet altijd hele werkstukken gemaakt te worden. In de CSPE’s worden onderwerpen getoetst dit niet in een CSPE aan de orde hoeven te komen, bijv. taalvaardigheid en rekenvaardigheid. Om te toetsen of leerlingen deze vaardigheden beheersen bestaan andere toetsen. • Voorkom dat de digitale examens voor avo-vakken al in maart worden afgenomen, waardoor de onderwijstijd van leerlingen erg kort wordt en het zomerlek extra groot. • Schaf de regel dat er niet meer dan 0,5 mag zitten tussen centrale examens en schoolexamens af, deze regel past niet bij de invoering van profielvakken en keuzevakken en belemmert scholen in het samenstellen van onderwijspakketten op maat van de leerling. Leerlingen dreigen voor keuzevakken (waarvoor ze vaak extra gemotiveerd zijn) te hoge cijfers te halen. Dit geldt niet alleen voor keuzevakken in het algemeen maar vooral voor profieloverstijgende keuzevakken waar leerlingen voor kiezen omdat ze ontdekt hebben dat een eerdere keuze niet de juiste is. Scholen beperken deze keuzemogelijkheid omdat ze vrezen voor problemen met de onderwijsinspectie. • Op veel scholen wordt materiaal ontwikkeld voor keuzevakken. Uitgevers zullen voor veel keuzevakken geen lesmateriaal maken. Ontsluit dit materiaal landelijk bijvoorbeeld via Kennisnet of VO-content en stel het beschikbaar aan docenten. • Regel welke docenten bevoegd zijn voor het geven van de beroepsgerichte profielen. Ga daarbij niet uit van een generaal pardon zonder meer, maar hanteer een generaal pardon onder voorwaarden. • Organiseer professionalisering voor schoolleiders en bestuurders zodat zijn het voortouw kunnen nemen bij de invoering
5
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
van profielen in het vmbo. • Stel middelen beschikbaar voor de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s, middelen voor inventaris, leermiddelen/licenties en scholing van docenten. • Maak het mogelijk dat vmbo-ambassadeurs met scholen meedenken over de invoering van profielen in het vmbo, ambassadeurs waarop via mail, telefoon en in persoon een beroep gedaan kan worden.
6
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
1. De nieuwe beroepsgerichte programma’s in het vmbo 1.1
Inhoud en structuur
In het kader van het project vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s vmbo zijn nieuwe examenprogramma’s ontwikkeld. In een examenprogramma staat wat leerlingen aan het eind van hun opleidingen moeten kunnen en kennen, welke vaardigheden ze moeten kunnen laten zien en welke theorie ze moeten beheersen. Niet alleen de inhoud van de examenprogramma’s is vernieuwd, ook de structuur van de beroepsgerichte examenprogramma’s kent een nieuwe opbouw. Elk beroepsgericht examenprogramma is op dezelfde manier opgebouwd en bestaat uit: • een kern • een beroepsgericht profielvak dat bestaat uit vier profielmodulen • beroepsgerichte keuzevakken.
Om te kunnen slagen voor het beroepsgerichte vak moet een leerling examen hebben gedaan in: • een beroepsgerichte profielvak: dit wordt afgesloten in het CSPE: basis en kaderberoepsgerichte leerweg alle 4 profielmodulen, gemengde leerweg 2 profielmodulen • beroepsgerichte keuzevakken: basis- kader beroepsgerichte leerweg vier beroepsgerichte keuzevakken, gemengde leerweg twee. Beroepsgerichte keuzevakken worden afgesloten in schoolexamens. Voor elk keuzevak wordt een cijfer op de eindlijst van de leerling vermeld. Een school geeft in zijn PTA aan hoe de schoolexamens georganiseerd zijn en hoe de cijfers van de keuzevakken tot stand komen. • LOB: de leerling moet een loopbaandossier hebben opgebouwd. Een school geeft in zijn PTA aan hoe LOB is georganiseerd en welke eisen er worden gesteld. Door het hele onderwijs en alle examens (CSPE en SE) speelt de kern die bij elk profiel is ontwikkeld een belangrijke rol. Hierin staan de algemene en algemeen professionele vaardigheden waarover leerlingen moeten beschikken. Deze kern is onlosmakelijk verbonden met de inhoud van het onderwijs. Een examenprogramma zegt iets over de inhoud van het onderwijsprogramma: de stof in het examenprogramma moet ten minste aan de orde zijn geweest tijdens de lessen, maar zegt niets over de wijze waarop het onderwijsprogramma wordt aangeboden: de organisatie van het onderwijsprogramma.
7
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
De structuur van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s is in het veld bekend. In de nulmeting gaf 98% van de respondenten aan de structuur te kennen, velen kennen de inhoud van de nieuwe examenprogramma’s en ook de inhoud van de syllabi is bekend.
1.2 Van examenprogramma naar onderwijsprogramma
In de periode dat de ontwikkelgroepen en sectorale vernieuwingscommissies werkten aan de concept-examenprogramma’s, hebben de huidige pilotscholen gefungeerd als klankbordschool. Deze scholen kregen aan het eind van het schooljaar 2012– 2013positief bericht dat ze daadwerkelijk deel konden nemen aan de pilot beroepsgerichte programma’s, direct na de zomervakantie. Hoewel scholen steeds geïnformeerd zijn over het feit dat er bij de start van de pilot alleen een conceptexamenprogramma beschikbaar was, zijn ze hier behoorlijk van geschrokken. Ineens realiseerden docenten zich dat er geen kant-en-klaar lesmateriaal beschikbaar zou zijn bij de start van het schooljaar2013-2014. Om scholen tegemoet te komen zijn in de zomervakantie van 2013 zogenaamde quick scans uitgevoerd. Op basis van conceptexamenprogramma’s is nagegaan welke leerstof uit alle veel gebruikte methoden ingezet kon worden bij het onderwijsprogramma. In schema’s is dit aan de pilotscholen beschikbaar gesteld. Achteraf zeggen pilotscholen: de quick scans hebben ons geblokkeerd in het opnieuw denken over onderwijs. We zijn weer aan de slag gegaan met een methode (uitgevers stelden pdf’s gratis beschikbaar) maar hebben niet nagedacht over de wijze waarop we ons onderwijs vorm wilden geven. Veel pilotscholen hebben gedurende de pilot een ‘inhaalslag’ gemaakt en hebben een visie op hun onderwijs ontwikkeld en/of bijgesteld. Al snel kwam van pilotscholen het advies aan alle andere vmbo-scholen: start met het ontwikkelen van een visie op onderwijs. De vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s is, volgens de pilotscholen, meer dan alleen de invoering van nieuwe examenprogramma’s, er wordt een nieuwe structuur ingevoerd van kern, profiel en keuzevakken, die gevolgen heeft voor het hele onderwijsaanbod in de school. Een van de aanwezigen tijdens een regionale bijeenkomst zei: ‘dit is de grootste verandering van het vmbo sinds de invoering van de Mammoetwet’. ‘Omdat het optimaal benutten van de mogelijkheden van de structuur gevolgen heeft voor de hele bovenbouw van het vmbo is het goed hier met het hele team over na te denken en dit niet over te laten aan docenten beroepsgerichte programma’s’, aldus een teamleider van een van de pilotscholen. Een ander advies: bepaal eerst als school hoe je wilt dat je onderwijs eruit moet zien en bekijk dan hoe je dat met behulp van de nieuwe examenprogramma’s vorm wilt geven. Werk niet andersom: kiezen uit de examenprogramma’s en dan bepalen op welke manier je je onderwijs in wilt richten.
8
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Veel vmbo-scholen die niet deelnemen aan de pilot bereiden zich voor op de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s. Vaak op basis van een plan, zoals onderstaande tabel laat zien.
Veel scholen hebben ook al gekozen welke profielen en/of keuzevakken ze vanaf augustus 2016 aan willen gaan bieden.
Geen van de respondenten heeft aangegeven nog helemaal geen actie te hebben ondernomen om de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s in te voeren. De meeste pilotscholen zijn de pilot gestart met onderwijs geven in de profielmodulen. Aan deze keuze lag een aantal overwegen ten grondslag: • de profielmodulen waren verder uitgewerkt (er lag een versie van de examenprogramma’s die het midden hield tussen een globaal geformuleerd examenprogramma en een syllabus) • alle leerlingen moeten een heel profielvak volgen, door de keuze met het profielvak te starten bleven de leerlingen nog even bij elkaar • scholen konden zich wat langer bezinnen op de vraag hoe, op welke manier en welke keuzevakken ze aan wilden gaan bieden.
1.3 Organisatie van het onderwijs “Eerst een, dan twee, dan …………..”
Aanvankelijk leefde bij pilotscholen het idee dat ze de verschillende onderdelen van het examenprogramma (profielmodulen en keuzevakken) als eenheden aan moesten bieden in een lineaire volgorde.
9
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Op sommige scholen leverde dit problemen op. Eén school met het profiel E&O gaf aan dat leerlingen het erg saai vonden om gedurende ongeveer 8 weken 12 uur per week bezig te zijn met Administratie 1 en daarna 8 weken, 12 uur per week met Secretarieel 1, enz.
Jacobus Fruytier Scholengemeenschap, Apeldoorn
De Jacobs Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn startte de pilot Z&W met de profielmodule ‘Mens en gezondheid’. Eerst werd deze module helemaal doorgewerkt en afgesloten en daarna werd de profielmodule ‘Mens en omgeving’ aangeboden. Leerlingen vonden het erg saai om gedurende een aantal weken alle beroepsgerichte uren met één onderwerp aan de slag te zijn. Daarop heeft de school ervoor gekozen het programma echt zelf vorm te geven en daarbij scherp in de gaten te houden of alle onderwerpen aan de orde komen en alle doelen worden behaald. Leerlingen en docenten op deze school vind dit een fijne manier van werken.
Het Eemsdeltacollege, Delfzijl
Hetzelfde examenprogramma wordt echter op Het Eemsdeltacollege wel lineair gegeven en op die school zijn zowel docenten als leerlingen daar erg tevreden over. Om scholen te stimuleren zelf na te denken over onderwijs en hen duidelijk te maken dat examenprogramma en onderwijsprogramma niet een-op-een hetzelfde zijn is snel na de start van de pilot onderstaand plaatje gemaakt.
Dit opende bij een aantal scholen de ogen: ze gingen zelf aan de slag met hun onderwijs. Sommige scholen geven hun eigen onderwijsprogramma vorm en houden in de gaten of alle doelen uit het examenprogramma voldoende aan de orde komen (bijv. SG Newton in Hoorn), andere blijven het programma ‘bloksgewijs’ invullen, of kiezen voor een combinatie van beiden. maar hebben daar dan wel bewust voor gekozen. In alle gevallen maakt de school zelf een onderwijsprogramma op basis van het examenprogramma.
10
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
In de praktijk kan een onderwijsprogramma er dan als volgt uitzien:
Eerste profielvak dan keuzevakken
Vrijwel alle pilotscholen uit de eerste tranchebieden in het derde leerjaar het profielvak aan en in het vierde leerjaar de keuzevakken. Vanwege de beschikbare tijd(het derde leerjaar omvat nu eenmaal meer weken dan het vierde) wordt er vaak voor gekozen aan het eind van het derde leerjaar één keuzevak af te ronden, zodat er aan het eind van het vierde leerjaar, als voorbereiding op het centraal examen, tijd overblijft voor examentraining. Deze organisatievariant komt in de praktijk het meest voor:
Na 2 jaar pilot zien we verschillende organisatiemodellen, waarbij het opvallend is dat er scholen zijn die kiezen voor de eerste opzet, waarin elk ‘blokje’ als apart deel aangebonden wordt, en daar heel tevreden over zijn. Dit is opvallend omdat hiertegen aanvankelijk veel bezwaar was, dit zou organisatorisch onuitvoerbaar zijn en leerlingen niet aanspreken, maar blijkt in de praktijk toch te realiseren.
Scala College, Alphen aan den Rijn
Op het Scala College in Alphen aan de Rijn werken alle leerlingen E&O gedurende 8 weken aan dezelfde profielmodulen, maar allemaal op hun eigen manier. De docenten hebben de profielmodulen en keuzevakken opgedeeld in 25 tot 30 kleinere opdrachten, die bij de start van de module allemaal voor de leerlingen beschikbaar zijn. Op een volgformulier wordt bijgehouden welke opdrachten een leerling heeft uitgevoerd. Binnen de periode dat er aan een modulen/keuzevak wordt gewerkt bepalen de leerlingen zelf wanneer ze waarmee aan de slag gaan en in welke volgorde ze de opdrachten uitvoeren. Beperking is het beperkte aantal plaatsen in het lokaal waar praktische vaardigheden uitgevoerd kunnen worden. Gedurende de les zijn alle leerlingen druk bezig met verschillende opdrachten. Tijdens zogenaamd GROW-gesprekken wordt niet alleen gesproken over wat leerlingen geleerd hebben en welke ervaringen ze opgedaan hebben, maar ook waarom ze bijv. telkens met theorieopdrachten beginnen. Leerlingen vinden het erg prettig dat ze zelf de volgorde van de opdrachten mogen bepalen en zijn hierdoor extra gemotiveerd.
Varianten in het organiseren
In de loop van de pilot hebben scholen hun eigen organisatiemodel ontwikkeld. Veel scholen geven aan dat ze nog lang niet uitontwikkeld zijn: ‘Wij zijn pilotschool en mogen dus dingen uitproberen’ is een opmerking die vaak gehoord wordt. Pilotscholen geven aan erg blij te zijn met de status van pilotschool. Pilotscholen zijn niet bang te erkennen dat iets niet loopt zoals verwacht, ze leren van hun ervaringen en de ervaringen van andere pilotscholen.
11
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Maris College, Den Haag
Het Maris College Bohemen in Den Haag biedt het beroepsgerichte profielvak als één geheel aan en heeft het zelf verdeeld in acht periodes, passend bij de werkplekken van Zorg & welzijn. In het derde leerjaar moeten alle leerlingen de acht werkplekken doorlopen, telkens in wisselende groepen, die door de school samen worden gesteld. Elke twee en halve week wisselen de groepjes en de werkplekken tot ongeveer 8 weken voor het eind van het schooljaar het hele profielvak is afgerond. De laatste periode van het derde leerjaar wordt gebruikt voor één keuzevak. Leerlingen kunnen dan (en in het vierde leerjaar) kiezen uit tien keuzevakken. Elk keuzevak is een afgeronde eenheid. Zowel aan de werkplekken in het profielvak als aan de keuzevakken zijn LOB-opdrachten gekoppeld.
2 College, Oisterwijk
2 College in Oisterwijk heeft weer een andere organisatievariant ontwikkeld.
Het profielvak wordt als één geheel, verdeeld over twee jaar aangeboden en omvat de helft van de voor beroepsgericht beschikbare onderwijstijd per week (6 uur, verdeeld over 2 uur koken, 2 uur theorie en 2 uur die flexibel wordt ingevuld). In de overige tijd per week (6v lesuren) worden keuzevakken aangeboden. Leerlingen kunnen uit meerdere keuzevakken kiezen. De keuzevakken worden door middel van korte workshops geïntroduceerd, waarna de leerlingen een keuze maken. Een keuzevak bestaat altijd uit een combinatie van binnen- en buitenschools leren. De leerlingen van 2 College vinden de combinatie van keuzevak en profielvak erg prettig, ook omdat een deel van elk keuzevak bestaat uit buitenschoolse activiteiten in de werksituatie.
Het Elde College, Schijndel
Het Elde college in Schijndel heeft voor een afwisseling van profielmodulen en keuzevakken gekozen. Voordeel hiervan is dat leerlingen telkens een periode ‘iets moeten’ en daarna ‘iets kunnen kiezen’. Deze afwisseling bevalt deze school en de leerlingen erg goed. Leerlingen zijn steeds afwisselend bezig met iets dat moet en iets dat ze zelf kiezen.
12
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
1.4 Onderwijstijd
Opdracht voor de sectorvernieuwingscommissies (SVC’s) was een examenprogramma te ontwikkelen dat ‘qua omvang en tijd vergelijkbaar is met de huidige examenprogramma’s.’ Bij de ontwikkeling van de oude examenprogramma’s in de jaren ’90 was voorgeschreven dat scholen 960 uur beroepsgericht onderwijs gaven. Dit voorschrift is echter door het vervallen van de verplichte lessentabel, niet meer van kracht. De opdracht is naar de SVC’s vertaald in: maak in het examenprogramma eenheden die vergelijkbaar zijn qua omvang en ongeveer 100 lesuren (van 50 minuten) omvatten. Deze 100 uur is naar de pilotscholen en het veld gecommuniceerd. Dit roept veel vragen op over de programmering van beroepsgerichte programma’s, zowel van de pilotscholen als uit het bredere vmbo-veld. Er hoeft niet 100 uur onderwijstijd aan een profielmodule of keuzevak besteed te worden. Dit mag meer en minder zijn. Belangrijk is wel dat de doelen uit het examenprogramma bereikt worden. Ook uren die besteedt worden aan examentraining, buitenschoolse opdrachten, stage, enz. in het kader van een module of keuzevak horen bij dat vak en maken dus deel uit van het totaal aantal uren. Pilotscholen geven gemiddeld tussen de 10 en 12uur beroepsgerichte les in de week aan hun leerlingen. Vaak in de basisberoepsgerichte leerweg wat meer, in de kaderberoepsgerichte leerweg wat minder. In de gemengde leerweg wordt ongeveer 4 uur per week beroepsgericht gegeven. Het beroepsgerichte programma wordt in het algemeen in zogenaamde blokuren van 3 tot 4 uur gegeven. Losse lessen van één uur komen op geen enkele pilotschool voor. Lesuren hebben wel een heel verschillende omvang, variërend van 30 tot 90 minuten. Veel voorkomende ‘uren’ zijn 30, 40, 45, 50, 60, 75 en 90 minuten. Alle scholen in de pilot geven aan dat ze graag meer uren zouden willen geven, maar dat dat niet mogelijk is. Als reden geven ze aan dat er veel aandacht besteed moet worden aan avo-vakken. Met name de tijd die wordt ingeroosterd voor rekenen wordt hierbij genoemd. Een belangrijke evaluatieve vraag is de overladenheid van het programma. Alle scholen geven aan dat het examenprogramma niet overladen is als er 10 tot 16 uur per week aan besteed kan worden. Daarmee is geen antwoord gegeven op de vraag of de inhoud van het examenprogramma past bij de tijd die gemiddeld genomen beschikbaar is. Antwoord op deze vraag wordt gegeven bij de bespreking van de verschillende profielen met scholen die deelnemen aan de pilots. Voor dit moment kan geconstateerd worden dat pilotscholen van mening zijn dat het conceptexamenprogramma voor de profielen te doen is in de uren die daarvoor staan. In tegenstelling tot de praktijk in de meeste pilotscholen komen er van niet-pilotscholen berichten dat scholen drastisch teruggaan in uren beroepsgerichte, tot 7 uur per week. Op AOC’s (ook op AOC’s die deelnemen in de pilot) is dit al vrij gebruikelijk, daar wordt vaak maximaal één dag (maximaal 8 lesuren) beroepsgericht aangeboden, omdat scholen tijd vrij moeten (willen) maken voor andere programma-onderdelen. AOC’s in de pilot geven aan het examenprogramma niet aan te kunnen bieden in de tijd die zij beschikbaar hebben. VBGscholen, die hetzelfde programma bieden, hebben aanzienlijk meer tijd beschikbaar. Hierdoor ontstaat een spanning tussen de scholen in de pilot groen. In andere pilotgroepen speelt dit probleem niet. Het aantal beroepsgerichte uren dat scholen aanbieden staat onder druk, dit komt omdat dit ‘dure’ uren zijn, omdat er veel aandacht besteed moet worden aan andere onderwerpen, zoals voorbereiding op de rekentoets, en omdat het beroepsgerichte programma (nog) niet meetelt in de beoordeling door de onderwijsinspectie van scholen. Er worden door scholen keuzes gemaakt die niet passen bij de leerstijl en interesse van leerlingen. Terug naar een voorgeschreven lessentabel zou een oplossing zijn, maar het tenminste goed hier aandacht voor te hebben en de leidinggevenden en bestuurders van scholen ervan te overtuigen dat beroepsgerichte uren voor vmbo-leerlingen heel waardevolle uren zijn waarin ze veel meer leren dan alleen beroepsgerichte vaardigheden. Naast een beperking in het aantal uren per week hebben scholen te maken met een beperkt aantal weken per schooljaar. In de dagelijkse schoolpraktijk kennen het derde en vierde leerjaar geen 40 weken (waar bij de berekening van de onderwijstijd wel vanuit is gegaan), maar minder, waardoor 960 (het oorspronkelijke aantal beroepsgerichte uren) of 800 uur (het aantal beroepsgerichte uren waarop de examenprogramma’s zijn ontwikkeld) moeilijk realiseerbaar is. Vanuit scholen komen hier
13
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
veel opmerkingen over. Het vierde leerjaar stopt in de praktijk soms al na de kerstvakantie. Dan start de examentraining (wordt vaak niet gezien als uren beroepsgericht) en door de komst van de flexibele digitale centrale examens voor de avo-vakken start ook al snel (maart) het examen, waardoor het schooljaar eind april helemaal ten einde is. Door scholen in de gelegenheid te stellen het CSPE direct na het profielvak af te nemen wordt het ‘probleem’ van de examentraining weggenomen en blijft er dus meer tijd over voor de keuzevakken. Daarnaast zou bekeken moeten worden of de flexibele digitale examens voor de avo-vakken al in maart afgenomen moeten kunnen worden. Door bijv. eind april hiermee te starten blijft er meer onderwijstijd over. Regelgeving hieromtrent valt echter buiten de scoop van het project. Een aantal scholen ziet als een oplossing voor het, in hun ogen, beperkt aantal uren beroepsgericht in het derde en vierde leerjaar om al in het tweede leerjaar van het voortgezet onderwijs met profielmodulen of keuzevakken te beginnen. Niet alleen Vakcolleges kiezen hiervoor, ook van andere scholen komt dit geluid. Scholen kiezen niet alleen voor deze oplossing om eerder te kunnen starten met het beroepsgericht programma, maar ook om, in hun visie, beter aan te sluiten bij de leerstijl van leerlingen, meer praktijk te brengen in de onderbouw of een praktische oriëntatie te bieden op basis waarvan leerlingen een profiel kunnen kiezen. Andere scholen kiezen juist heel bewust voor de start van het beroepsgerichte programma in het derde leerjaar om de keuze zo lang mogelijk uit te stellen. Scholen die al in het tweede leerjaar starten met het beroepsgericht programma lopen aan tegenaan het feit dat er in het tweede leerjaar nog geen toetsen afgenomen kunnen worden die meetellen voor het vmbo-examen. Dit lossen deze scholen op door bijv. aan het begin van het derde leerjaar een proeve van bekwaamheid of SE-toets af te nemen die wel meetelt.
Eemsdeltacollege, Delfzijl
Pilotscholen zijn creatief in het benutten van onderwijstijd. De pilotschool in Delfzijl heeft van de tijd die ze per profielmodule inroosteren 12 uur onderwijstijd afgehaald en heeft deze naar het eind van de opleiding verplaatst. Aan het eind van het vierde leerjaar wordt elke profielmodule herhaald. Daarna hebben de leerlingen de mogelijkheid om aan één profielmodule naar keuze nog een week extra aandacht te besteden ter voorbereiding op het centraal examen. Voor deze examentraining is door de docenten zelf extra leerstof ontwikkeld, passend bij het examenprogramma en met nieuwe opdrachten voor de leerlingen. Uit het feit dat er veel vragen over uren gesteld worden blijkt dat scholen het lastig vinden hier eigen keuzes in te maken. Opvallend is dat op veel scholen niet bekend lijkt te zijn dat er geen voorgeschreven lessentabel meer is in het voortgezet onderwijs.
1.5 Beroepsgerichte keuzevakken
Vrijwel alle pilotscholen zijn gestart met het beroepsgerichte profielvak. Aan het eind van het derde leerjaar/begin van het vierde leerjaar bieden veel pilotscholen beroepsgerichte keuzevakken aan. Ook hier worden verschillende modellen gehanteerd: • Er worden x keuzevakken aangeboden en leerlingen mogen kiezen: SG Beilen in Beilen biedt binnen Z&W, na het verplichte profielvak 8 keuzevakken aan waaruit leerlingen een keuze kunnen maken, elke nieuwe periode kan er opnieuw een keuze gemaakt worden. Dit proces wordt vier keer herhaald. • Bij een profielvak zijn een aantal ‘arrangementen’ ontwikkeld, elk bestaande uit een combinatie van vier door de school gekozen keuzevakken. Een leerling kan een arrangement kiezen en heeft binnen het arrangement geen keuze meer. Het Twents Carmel College uit Oldenzaal heeft bijvoorbeeld op het profielvak HBR twee arrangementen ontwikkeld: front office en back officie. Leerlingen kiezen een van de twee arrangementen en krijgen dan een pakket van 4 door de school vastgestelde keuzevakken. Op het profiel PIE heeft de school 4 arrangementen ontwikkeld. De arrangementen zijn tot stand gekomen in overleg met het ROC van Twente, het ROC waar vrijwel alle leerlingen naar doorstromen en gericht op de doorstroom van leerlingen. • Een combinatie van beide: bijv. 2 keuzevakken staan vast en 2 keuzevakken mogen door de leerlingen zelf gekozen worden uit een door de school bepaald aanbod. • Een profielvak wordt gevolgd door 4 keuzevakken, de leerling heeft geen keuze. Het Herle College in Heerlen heeft heel bewust voor deze variant gekozen.
14
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Herle College, Heerlen
‘Wij stonden op het punt om over te stappen op Techniek breed toen de mogelijkheid zich aandiende om met de pilot nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s vmbo mee te doen. We hebben ervoor gekozen de stap te wagen en de profielen PIE, BWI en M&T aan te bieden. Nu hebben we ons vak weer terug’, aldus docenten van deze school. ‘Met de profielen hebben we ook een nieuw didactisch concept op onze school ingevoerd: oplossingsgericht werken. Leerlingen worden uitgedaagd zelf oplossingen te zoeken voor opdrachten. Dat maakt dat bijv. een bankje dat elke leerling bij BWI moet maken er telkens anders uitziet. Omdat we zijn overgestapt op nieuwe examenprogramma’s en een nieuw onderwijsconcept hebben we er heel bewust voor gekozen leerlingen nu een vaste set van keuzevakken op elk profielvak aan te bieden. Er valt voor hen nog niets te kiezen. Dat doen we om overzicht te houden: rust in het hoofd van docenten zorgt voor rust bij de leerlingen. Op termijn gaan we meer keuzemogelijkheden aanbieden en kunnen er ook profieloverstijgende keuzevakken gekozen worden. Daarnaast werken we al aan integratie van avo- en beroepsgerichte programma’s, zodat het onderwijs voor de leerling meer een samenhangend geheel wordt’.
Zet een stip op de horizon
Voor welke variant van keuzevakken ook gekozen wordt pilotscholen adviseren scholen ‘een stip op de horizon’ te zetten: bepaal als school waar je naar toe wilt groeien en op welke manier je dat wilt doen. Bied niet 120 keuzevakken in één keer aan! Belangrijk is wel dat leerlingen iets te kiezen hebben bij de keuzevakken. Nog niet alle pilotscholen voldoen aan deze ‘eis’, maar over het algemeen zien zij de meerwaarde van keuzes en willen ze toegroeien naar het aanbieden van meer dan de vier verplichte keuzevakken. Betrek bij het samenstellen van een palet aan keuzevakken de doorstroom van leerlingen vanuit verschillende profielen/ afdelingsprogramma’s naar het MBO en stel in overleg met dat MBO het pakket aan keuzevakken samen. Het aanbod van keuzevakken is op veel pilotscholen tot stand gekomen door te kijken naar de doorstroom van leerlingen. Voor welke opleidingen kiezen leerlingen na het vmbo? Welke keuzevakken passen bij de richtingen waarin de leerlingen doorstromen? Dit zijn vragen die veel pilotscholen zich gesteld hebben en die mede als basis hebben gediend bij het bepalen van het eerste aanbod aan keuzevakken.
Calvijn College, Krabbendijke
Wij dachten dat veel leerlingen uit ons afdeling Motorvoertuigentechniek door stroomden in deze sector. Bij nader onderzoek van de doorstroom bleek dat leerlingen juist vaak niet voor de mobiliteitsbranche kiezen. Dit maakt dat we nog eens goed nadenken over de keuzevakken die we straks op ons profiel Mobiliteit en Transport aan willen gaan bieden (de school is gestart met de pilot voor Zorg & welzijn) Berichten uit het veld, van scholen die zich voorbereiden op de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s baren zorgen: het lijkt er op dat scholen uit organisatorische, praktische en financiële redenen kiezen voor het aanbieden van een zeer beperkt aantal profielen en keuzevakken. Onderwijs wordt dan vormgegeven op basis van andere dan onderwijskundige uitgangspunten. Onderwijs lijkt in een spagaat te zitten van enerzijds keuzemogelijkheden bieden aan leerlingen/stimuleren van talenten, motiveren van leerlingen keuzes te maken en anderzijds de calculerende schoolbestuurder/directeur die het onderwijs zo efficiënt en doelmatig mogelijk in willen richten waarbij precies voldaan wordt aan dat wat moet. Tijdens regiobijeenkomsten en in vragen die via de website gesteld worden, wordt vaak opgemerkt dat alleen grote scholen veel keuzemogelijkheden kunnen bieden aan hun leerlingen. In de praktijk van de pilotscholen blijkt dit niet het geval te zijn. Ook kleine scholen zien kans leerlingen keuzes te bieden. Wel zien we verschillen tussen sectoren. In de pilots bieden de scholen die deelnemen aan het profiel Z&W meer keuzevakken en daarmee keuzemogelijkheden aan hun leerlingen dan bijv. scholen die deelnemen meteen technisch profiel
15
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
of met HBR. Het profiel E&O zit daar tussenin. Voor de profielen Groen, MVI en D&P is het, enkel op basis van de eerste 8 maanden van dit schooljaar 2014-15 nog te vroeg om rond aanbod van keuzevakken een eerste conclusie te trekken. Maar er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen, zo biedt het Nuborgh College in Elburg juist bij de techniek profielen veel (10 tot 12) keuzevakken aan evenals het Vechtdalcollege in Hardenberg. Aandachtspunten bij het selecteren van keuzemogelijkheden: • Docentenmoeten boven de lesstof staan en snel kunnen schakelen of snel een beroep kunnen doen op een collega. • Vooral als er meerdere keuzevakken gelijktijdig worden aangeboden onder leiding van één docent moeten docenten er vertrouwen in hebben dat leerlingen ook aan het werk zijn als er niet direct toezicht is. • Direct leidinggevenden moeten docenten het vertrouwen geven dat ze kunnen differentiëren in de klas en zo meer keuzevakken aan kunnen bieden. • Het lesrooster moet de mogelijkheid bieden aan leerlingen om meer keuzevakken te volgen.
Twents Carmel College, Oldenzaal
Tijdens een rondleiding door de school zijn drie leerlingen in een hoek van een technieklokaal aan het schilderen. ‘Kijk’ zegt de docent, ‘dit is mogelijk dankzij de nieuwe structuur. Nu kan een beperkt groepje voor het keuzevak schilderen kiezen. In de oude situatie was de afdeling schilderen bij ons op school gesloten omdat er te weinig leerlingen voor waren.’
Profieloverstijgende keuzevakken
De structuur maakt het mogelijk bij profielvak A keuzevakken van profielvak B te volgen, zogenaamde profieloverstijgende keuzevakken. Op dit moment bieden nog niet veel pilotscholen deze mogelijkheid aan hun leerlingen. Dat komt onder andere omdat veel pilotscholen maar met één profiel aan de pilot deelnemen en omdat scholen eerst de organisatie van de profielen goed neer willen zetten voor ze ruimere keuzes mogelijk maken. Wel zeggen veel pilotscholen dat ze dit op termijn willen gaan doen. “Wij zetten de deuren tussen de profielen open, zodra dat kan” zegt 2 College in Oisterwijk (waar de scheiding tussen de profielen Z&W en E&O letterlijk een deur is). “Wij moeten buiten het lesrooster geplaatst worden”, zei het Scala College in Alphen aan den Rijn, daarmee bedoelend: de beroepsgerichte programma’s moeten, voor meerdere profielen tegelijk, in blokken geroosterd worden, zodat er geen lesuitval plaatsvindt als een leerling van E&O en keuzevak bij Z&W wil volgen. Dit kan door bijv. alle derdejaars leerlingen gelijktijdig hun beroepsgericht programma te laten volgen en op een ander moment alle vierdejaars. De beslissing of het mogelijk is profieloverstijgende keuzes te maken is een beslissing die niet alleen door docenten genomen kan worden. Deze beslissing heeft consequenties voor de programmering van de beroepsgerichte uren. Voor een lesrooster gemaakt wordt moet eerst beslist worden welke keuzes een school mogelijk wil maken. Nadenken over de organisatie van onderwijs mag niet geblokkeerd worden door roosters. Ook bij profieloverstijgende keuzevakken hoeft niet alles mogelijk gemaakt te worden. Een docent: ‘het programmeren van de keuzevakken lukt nog niet bij ons op school, want de directie wil dat elke leerling alle keuzevakken kan kiezen. Een leerling Z&W moet dus ook een keuzevak lassen kunnen kiezen.’ In de praktijk zal dit misschien een enkele keer voorkomen. Een school moet afwegen of ze elke individuele keuze op voorhand mogelijk wil maken of een oplossing gaat bedenken als een keer een leerling iets wil wat waar de organisatie op dat moment niet in voorziet. Belangrijk is echter wel dat bij de keuzevakken leerlingen ook daadwerkelijk iets te kiezen hebben.
Nuborgh college Elburg
Het Nuborgh College doet met zes profielen mee aan de pilot. Binnen het eigen profiel worden veel keuzevakken aangeboden waaruit leerlingen vrij mogen kiezen op basis van LOB-gesprekken. In de eerste twee pilotjaren kon er alleen binnen het profiel gekozen worden. Vanaf het derde pilotjaar worden profieloverstijgende keuzevakken mogelijk. Docenten is gevraagd voor hun eigen profiel aan te geven welke keuzevakken ook door leerlingen van een ander profiel gekozen kunnen worden.
16
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Regionaal ontwikkelde keuzevakken
Scholen hebben de mogelijkheid zelf keuzevakken te ontwikkelen. Voor het eerste pilotcohort heeft maar een beperkt aantal scholen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. ‘School
Profiel
Naam keuzevak
Nuborgh College Oostenlicht, Elburg
M&T
- Fietstechniek 2 - Gemotoriseerde tweewielers 2
Teylingen College KTS, Voorhout
PIE
- Verspanen 2 - Woonhuisbeveiliging
HBR
- Productie en Verkoop - Broodbakken 2 - Banketbakken 2
BWI
- Metselen 2
E&O en HBR
- Buitenschools leren in de regio. Dit keuzevak is voor het schooljaar 2014-2015 goedgekeurd, maar kan daarna niet op dezelfde manier aangeboden worden. Buitenschools leren is een didactische werkvorm geen onderwijsinhoud.
Twents Carmel College, Oldenzaal
Teylingen College KTS, Voorhout
KTS Teylingen doet met alle beroepsgerichte vakken die ze in huis hebben mee aan de pilots. De school biedt de profielen PIE, BWI en HBR aan. Door de nieuwe structuur bieden de programma’s c.q. het profielvak veel minder diepgang dan de traditionele afdelingsvakken. Dit kan opgeheven worden door de keuzevakkenslim in te richten. KTS Teylingen heeft zelf de keuzevakkengedetailleerd uitgewerkt. Zodat voor het MBO duidelijk is wat leerlingen precies leren. Daarnaast heeft de school, samen met het MBO, keuzevakkenontwikkeld. Alle leerlingen moeten een van deze keuzevakken volgen, afhankelijk van het profiel dat ze volgen. KTS Teylingen heeft de inhoud van de keuzevakken samen met het MBO ontwikkeld op basis van de kwalificatiedossiers die in het MBO gebruikt worden. Met succes afgeronde keuzevakken bieden een voorsprong in het MBO.
Nog een keer Nuborgh college Elburg
Het Nuborgh college in Elburg heeft voor het profiel M&T twee keuzevakken zelf ontwikkeld. Navraag leert dat deze keuzevakken beide voor één leerling ontwikkeld zijn met als doel de leerling kennis te laten maken met tweewielers. Op basis van deze kennismaking heeft de leerling ervoor gekozen niet verder te gaan in deze richting, maar plan B (kok worden) te realiseren. Ook niet pilotscholen ontwikkelen zelf keuzevakken. In Brabant wordt gewerkt aan keuzevakken waarin leerlingen kennis maken met Topsectoren die van belang zijn in die regio. In de Achterhoek, rond het Graafschap College werken vmbo’s en mbo samen aan keuzevakken die de doorstroom naar het mbo bevorderen. Daarnaast werken individuele vmbo-scholen aan keuzevakken specifiek gericht op hun regio en/of leerlingen. Voor de ontwikkeling van regionale beroepsgerichte keuzevakken zijn een format en criteria opgesteld. De eerste versie hiervan is voorgelegd aan koppels van vmbo- en mbo-scholen die al aan de slag waren met het zelf ontwikkelen van keuzevakken. Op basis van hun commentaar zijn de criteria waaraan een regionaal keuzevak moet voldoen aangescherpt. Het project heeft hier opgetrokken samen met de MBO Raad. Sinds april 2015 kunnen organisaties hun voorstellen voor regionaal ontwikkelde keuzevakken indienen bij de regiegroep, hiervoor zijn richtlijnen en een format ontwikkeld, zie www. vernieuwingvmbo.nl/regionaal-keuzevakken-ontwikkelen.
17
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Eerst keuzevakken dan profielvak
In principe kan een school er voor kiezen eerst keuzevakken aan te bieden en leerlingen daarna een profielvak laten kiezen. Een aantal scholen zou dit, in het kader van de uitstel van keuze graag willen, maar in de praktijk blijkt uitstel van profielkeuze lastig te zijn met name voor leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg. Deze leerlingen kunnen vaak in het derde leerjaar maar twee profielgebonden algemeen vormende vakken (nu nog: sectorvakken)volgen, terwijl bij uitstel van keuze eigenlijk drie vakken gevolgd zouden moeten worden. Het maakt veel uit of een leerling uiteindelijk examen doet in het profiel BWI (waar wiskunde en natuurkunde profielgebonden vakken zijn) of E&O (waar Economie en Frans, Duits of wiskunde profielgebonden vakken zijn). De meeste scholen zijn voor de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg niet in staat de keuze open te laten en alle profielgebonden vakken in het derde leerjaar aan te bieden. Dit probleem zou opgelost zijn als elk profiel één profielgebonden vak zou kennen. De nieuwe structuur van beroepsgerichte programma’s zou nog beter benut kunnen worden als het aantal profielgebonden vakken in de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg teruggebracht wordt tot één. Dit maakt het mogelijk dat leerlingen kunnen switchen tussen profielen. Voor de gemengde leerweg (waar leerlingen in drie avo-vakken examen doen) lijkt het omdraaien van profielvak en keuzevakken wel mogelijk te zijn. Door drie verplichte avo-vakken, en soms, in de derde, nog een extra vak, kan de keuze voor verschillende profielen uit verschillende sectoren open gehouden worden. Deze organisatievariant komt in de praktijk van de pilotscholen op dit moment niet voor.
Een afgeleide vorm komt wel voor: het open laten van de keuze voor een profiel binnen een sector.
Vechtdal College, Hardenberg
In het derde leerjaar starten alle leerlingen in een profielvak (de keuze is in het tweede leerjaar gemaakt). Alle leerlingen die de profielen BWI, M&T en PIE volgen krijgen gelijktijdig les in één grote praktijkruimte. In het eerste pilotjaar, 2013-2014, volgden 80 leerlingen op hetzelfde moment onderwijs. In het schooljaar 2014-2015 is dit in de derde klas opgelopen tot 120. Dit kan nog net, meer leerlingen passen er gelijktijdig niet in de ruimte. Een voordeel van gelijktijdig les in één grote praktijkruimte is dat leerlingen die bijvoorbeeld het profielvak PIE volgen zien waar hun medeleerlingen bij BWI aan werken. Mocht blijken dat een leerling in plaats van PIE toch liever BWI zou willen volgen, dan biedt de school deze mogelijkheid. De leerling kan switchen tot na de tweede profielmodule. Alleen leerlingen die gemotiveerd aan kunnen geven waarom ze willen switchen (LOB-gesprek) krijgen die mogelijkheid. De profielmodulen die de betreffende leerling al heeft gevolgd worden afgesloten met een schoolexamen en gelden voor die leerling als keuzevakken. De leerling doet uiteindelijk examen in het profielvak waarvan hij alle vier de modulen heeft gevolgd. In het eerste leerjaar hebben ongeveer 20 leerlingen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te switchen. Docenten geven aan dat dit belastend is, omdat er telkens nieuwe leerlingen aansluiten en zij de basisbeginselen binnen het profiel moeten leren (welke gereedschappen gebruiken we, hoe gaan we daarmee om, enz.) maar dit nadeel weegt niet op tegen het voordeel dat leerlingen het profiel van hun keus kunnen volgen: dit motiveert leerlingen.
18
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Begeleiden bij het maken van keuzes
Alle pilotscholen begeleiden hun leerlingen bij het maken van keuzes. In de vorm van gesprekken, of op andere manieren, bijvoorbeeld: • door workshops te geven rond keuzevakken, zodat leerlingen weten wat een keuzevak inhoudt • door presentaties te geven rond keuzevakken • door leerlingen aan elkaar te laten vertellen wat een keuzevak inhoudt • door een keuzeboekje samen te stellen met daarin een beschrijving van elk keuzevak dat gekozen kan worden. De keuze voor keuzevakken komt ook op verschillende manieren tot stand: • door leerlingen te laten solliciteren naar een keuzevak, waarin ze in een sollicitatiebrief (onderdeel van Nederlands) moeten motiveren waarom ze een keuzevak willen gaan volgen • door leerlingen aan het eind van het derde leerjaar vier keuzevakken te laten kiezen of door na elke periode opnieuw de mogelijkheid te bieden een keuze te maken • door leerlingen een voorkeur aan te laten geven 1, 2 en 3. De docent bepaald dan welke leerling welke keuzevak volgt. • door met de leerling en diens ouders te bespreken welk(e) keuzevak(ken) het beste gekozen kunnen worden. Veel scholen geven aan dat ze het nog wel lastig vinden om leerlingen te begeleiden bij het kiezen van keuzevakken. Een vraag waar veel scholen tegenaan lopen is: Wat doe je als een leerling met een vriendje of vriendinnetje mee kiest en niet zijn eigen weg volgt? Antwoord van een van de pilotscholen: leerling X koos net als zijn vriendinnetje voor het keuzevak haarverzorging. Hij kwam er snel achter dat dit niets voor hem is, maar moet het keuzevak wel afmaken en een goed cijfer halen, dat komt immers op zijn cijferlijst. Hij laat het wel uit zijn hoofd een volgende keer weer hetzelfde te kiezen als een vriendje of vriendinnetje.
Stage/buitenschools leren hoort bij het onderwijsprogramma
Scholen maken onderwijs. Uitgangspunt vormen onder andere de examenprogramma’s, maar scholen kiezen zelf, op basis van hun pedagogisch didactische visie hoe ze hun onderwijs vorm geven. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van leren in de praktijk. Veel vmbo’s bieden leerlingen deze mogelijkheid. Het vmbo kent echter geen verplichte stage of BPV zoals in het MBO. Buitenschools leren is een belangrijk onderdeel van de beroepsvoorbereiding van leerlingen, daarover is iedereen het eens. Tijdens buitenschoolse opdrachten doen leerlingen ervaringen op die erg belangrijk zijn. Niet alleen praktijkvaardigheden maar ook andere voor hun LOB-proces, die bijdragen aan het maken van keuzes. Stages en buitenschools leren in het vmbo kennen verschillende vormen (snuffelstages, lintstages, enz.). Scholen hebben hierbij veel ruimte voor eigen invulling die behouden wordt. Dat past ook bij het feit dat stages en buitenschools leren in het vmbo worden gezien als een didactische werkvorm. Een keuzevak kan dan ook niet alleen bestaan uit ‘stage’. Een keuzevak kan uit binnen- en buitenschoolse activiteiten bestaan, maar moet net als andere beroepsgerichte keuzevakken duidelijke kennis en activiteiten doelen hebben. Enkel aandacht voor elementen uit de kern van alle beroepsgerichte examenprogramma’s zoals: ‘leren werken’ of ‘ontwikkelen van een beroepshouding’.is niet voldoende. Het vak moet, ook in de omschrijving ervan, toevoegen op inhoudelijke kennis en op aantoonbare vaardigheden. Stage-uren tellen wel mee als beroepsgerichte uren. Veel pilotscholen laten leerlingen in de derde klas twee weken stage lopen in de richting van hun profielvak om zo te ervaren hoe het is om in die richting te werken.
Teylingen College KTS, Voorhout
Leerlingen PIE maken een onderdeel van een opdracht van het beroepsgerichte profielvak in een bedrijf. Dit onderdeel is essentieel, zonder dit onderdeel kan de opdracht niet gemaakt worden. In het bedrijf weet de begeleider precies wanneer welke leerling komt en wat hij moet doen. De leerling maakt op deze manier kennis met het bedrijf, werkt met machines, krijgt begeleiding van een vakman en komt met het gemaakte onderdeel weer naar school om verder te werken. Op deze manier wordt niet alleen een vakvaardigheid geoefend, maar wordt er ook gewerkt aan LOB. Uiteraard wordt er op school, tijdens LOB-activiteiten, teruggekeken op het bedrijfsbezoek. Naast deze vorm van kennismaking met het bedrijfsleven kent de school andere vormen van buitenschools leren, als lintstages.
19
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Een aantal pilotscholen kent ook een stage in het vierde leerjaar. Sommige scholen hebben deze laatste stage afgeschaft omdat hij, in hun visie, niet meer past bij het door hen ontwikkelde onderwijsprogramma. In het verleden liepen alle vierdejaars leerlingen Z&W bijvoorbeeld twee weken stagen in een kinderdagverblijf. Hun keuzevakken kunnen echter een heel andere kant uit gaan, waardoor deze stage niet meer past. Het feit dat een vierdejaars stage niet meer past bij de onderwijsinhoud van een leerling, vanwege de keuze voor keuzevakken, wordt door meerdere pilotscholen gemeld. Vaak hebben deze scholen aan de keuzevakken buitenschools opdrachten gekoppeld, waardoor leerlingen wel in de beroepspraktijk komen.
1.6 Loopbaanoriëntatie en begeleiding
Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB) krijgt een belangrijke plaats in het nieuwe vmbo. Iedereen in het vmbo vindt dat een goede zaak. Scholen vinden het belangrijk leerlingen te leren keuzes te maken. Maar rond LOB leven er veel vragen, zowel bij pilotscholen als niet-pilotscholen, zoals: • hoe geef je vorm aan LOB? • hoe kom je tot een LOB-beleidsplan in de school? • hoe voer je loopbaanreflectiegesprekken met leerlingen? Docenten hebben behoefte aan professionalisering en ondersteuning. Er zou een scholingsaanbod aan scholen moeten komen in het leren voeren van loopbaanreflectiegesprekken met leerlingen en het maken van LOB-beleid voor de eigen school. In januari 2015 is de LOB handreiking verschenen om scholen steun te bieden bij het opzetten van LOB en LOB-beleid. In maart 2015 is een LOB-animatie verschenen, bedoeld om aan leerlingen en hun ouders uit te leggen waarom LOB belangrijk is en hoe dit op school opgepakt wordt. Deze animatie is zo gemaakt dat scholen er op aan kunnen sluiten met hun eigen LOB-verhaal, zie www.vernieuwingvmbo.nl/lob.
Maris College, Den Haag
Voor de pilot begon liepen leerlingen Z&W in het derde en vierde leerjaar 2 weken stage. In de pilot kunnen leerlingen kiezen uit 10 keuzevakken. Stagebedrijven passen niet altijd bij de door de leerling gekozen keuzevakken, daarom heeft de school ervoor gekozen aan elk keuzevak een LOB-opdracht te koppelen. Deze LOB-opdracht moet buiten de school worden uitgevoerd, maar op welke manier dat gedaan wordt is aan de leerling. De ene leerling brengt een bezoek aan een beroepsbeoefenaar en spreekt met haar over haar werk, de andere leerling bezoekt een vervolgopleiding en loopt een dagje mee, de derde organiseert een activiteit of loopt een paar dagen stage. Elke buitenschoolse activiteit is goed, maar vooraf moet aangegeven worden welke activiteit de leerling uit wil voeren, waarom en wat hij/zij daar denkt te leren. Daarnaast mag de leerling niet bij elk keuzevak voor dezelfde activiteit kiezen. De ervaringen die de leerling opdoet worden vastgelegd in het loopbaandossier van de leerling en besproken tijdens LOBgesprekken. Pilotscholen gaven aan echt behoefte te hebben aan scholing rond LOB. Hierom is tijdens een van de pilotbijeenkomsten (mei 2014) een introductieworkshop LOB georganiseerd. Generieke bijscholing op dit onderwerp is nog niet gegeven, wel hebben pilotscholen zelf bijscholing voor docenten op dit onderwerp georganiseerd. Daarnaast is LOB een terugkerend onderwerp van gesprek tijdens de profielbijeenkomsten van de pilotscholen. Uitgevers en zelfstandigen springen flink in op LOB. Er verschijnen allerlei methoden en testen op de markt, maar die kunnen het loopbaanreflectiegesprek (de kern van LOB) niet vervangen. Duidelijk is wel dat voorkomen moet worden dat loopbaanreflectiegesprekken vervangen worden door een beroepentest of het beeld ontstaat dat ‘als je maar vastlegt wat je doet’ je goed bezig bent, zoals een docent voertuigentechniek tijdens een regiobijeenkomst zei. Met de MBO Raad wordt gesproken over resultaten van LOB die leerlingen meenemen naar intakegesprekken bij het ROC/ AOC en wat de wensen daarin zijn van het vervolgonderwijs. Met de VO-raad is overleg gaande over de positie van LOB in een plusdocument. Duidelijke regels en ondersteuning van scholen en docenten bij het vormgeven van loopbaanoriëntatie en begeleiding is noodzakelijk wil LOB met succes vorm krijgen in het vmbo.
20
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
1.7 Examinering “SE - CSPE”
Met de keuze te starten met het beroepsgerichte profielvak liepen pilotscholen ook direct tegen een probleem aan: het profielvak wordt afgesloten met een CSPE en dat vindt plaats aan het eind van het vierde leerjaar. Pilotscholen waren hiervan al voor de start van de pilot op de hoogte, zij hebben echter keer op keer gevraagd of dit ook anders kan.
Praktijkervaring 1
Scholen die deelnemen aan de pilot HBR starten met het beroepsgerichte profielvak en bieden leerlingen daarna de keus uit een aantal ‘arrangementen/leerlijnen’, bijv. ‘koken’, ‘brood en banket’, ‘serveren’. In de praktijk betekent dit dat de leerlingen in het derde leerjaar een breed programma volgt en is het vierde leerjaar zich specialiseert. Aan het eind van het vierde leerjaar moet hij echter examen doen in het brede programma. Leerlingen die zich een jaar lang heeft gespecialiseerd in ‘brood en banket’ moet tijdens het examen ook serveren. Dit vraagt extra voorbereiding op het examen. Scholen ervaringen dit als een breuk in het programma.
Praktijkervaring 2
De nieuwe structuur van de examenprogramma’s maakt het mogelijk dat leerlingen profielvak A en keuzevakken B volgen. Een extreem voorbeeld uit de praktijk, maakt dit duidelijk. Een leerling kiest aan het eind van leerjaar 2 voor het beroepsgerichte profielvak BWI. Tijdens het profielvak ontdekt hij dat hij veel liever E&O wil doen, omdat hij commercieel is en graag administratief bezig is. In de oude situatie kon de leerlingen nog tot de kerstvakantie van het derde leerjaar switchen, daarna bestond die mogelijkheid niet meer en moest hij het afdelingsprogramma af maken. In de nieuwe situatie kan de leerling: • de profielmodulen BWI als keuzevak afsluiten en overstappen naar het profiel E&O of • het profiel BWI afmaken en keuzevakken E&O volgen. In het laatste geval moet de leerling echter wel CSPE doen in BWI. Als de school ervoor gekozen heeft in het derde leerjaar het profielvak aan te bieden en in het vierde leerjaar de keuzevakken moet deze leerling dus na 4 keuzevakken E&O CSPE doen in BWI.
Veel pilotscholen pleiten voor de mogelijkheid om ten minste aan het eind van het derde leerjaar het profielvak af te sluiten met een CSPE. Er zijn echter ook scholen die zeggen: het CSPE is de afsluiting van het programma en dat willen we zo laten. Plan van toetsing en afsluiting Pilotscholen hebben een beschikking gekregen waarin hun status als pilotschool wordt bevestigd. In deze beschikking is opgenomen dat ze hun plan voor toetsing en afsluiting (PTA) niet op 1 oktober maar op 1 december in moeten leveren bij de onderwijsinspectie. Het PTA leverde tijdens de pilotbijeenkomsten veel discussie op. Uit deze discussies komen verschillende beelden naar voren: • scholen/docenten vinden het erg lastig een PTA op te stellen, ze zijn onvoldoende op de hoogte van de regels rond een PTA of onvoldoende ervaren in het schrijven van een PTA, met als gevolg dat er PTA’s zijn ingeleverd die moeilijk te begrijpen zijn of bijvoorbeeld alleen uit cijfers bestaan. Lang niet alle PTA’s bevatten de informatie die ze moeten bevatten. • Scholen stellen PTA’s zelden op als communicatiemiddel naar leerlingen, zoals de bedoeling is en op basis waarvan de leerling weet hoe zijn examen eruit gaat zien. Het PTA wordt door veel scholen gezien als iets dat gemaakt moet worden voor de onderwijsinspectie. • Tijden de schoolexamens wordt de stof van het CSPE veelvuldig getoetst, soms zelfs uitsluitend getoetst. Sommige scholen zijn van mening dat schoolexamens die CSPE-stof als onderwerp hebben niet in het PTA opgenomen hoeven te worden. Zij vermelden deze schoolexamens dus niet in hun PTA, waardoor het PTA niet compleet is.
21
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Een pilotschool vertelde, tijdens het schoolbezoek, dat ze, tijdens het maken van het nieuwe PTA, tot de ontdekking waren gekomen dat de leerlingen 80 toetsen krijgen over het beroepsgerichte programma in 2 leerjaren. Dit vonden de docenten wel wat veel. Men is kritisch gaan kijken naar alle toetsen en heeft dit teruggebracht naar een aanvaardbaar aantal. De meeste pilotscholen willen profielmodulen ook toetsen tijdens schoolexamens. Vooral scholen die het hele profielvak in het derde leerjaar aanbieden zijn hier voorstander van. Docenten en hun leidinggevenden zeggen letterlijk: ‘als het niet meetelt doen leerlingen niets’. Dat toetsen ook mee kunnen tellen in de overgang van de derde naar de vierde klas is in de ogen van veel docenten niet voldoende. Leerlingen lijken alleen te werken als toetsen zogenaamde PTA-toetsen zijn. Op de vraag van scholen hoe ze een PTA kunnen maken als leerlingen keuzevakken kunnen kiezen en daarmee onduidelijk is vooraf welke vakken daadwerkelijk gekozen gaan worden, is de suggestie gedaan om voor elk keuzevak dat aangeboden wordt een PTA te maken, zodat een leerling kan zien op welke manier een keuzevak afgesloten wordt. Scholing op het maken van PTA’s lijkt gewenst. Door de pilot is de afsluiting van schoolexamens en schoolexamenstof extra onder de aandacht van scholen gekomen.
Leerlingen dreigen te hoge cijfers te halen
Zonder uitzondering zijn alle pilotscholen enthousiast over de mogelijkheden die de nieuwe structuur van profielvak en keuzevakken bieden. Ook leerlingen vinden het leuk om keuzevakken te volgen, vooral als ze die echt zelf kunnen kiezen. De leerlingen zijn extra gemotiveerd, ze doen immers iets waarvoor ze gekozen hebben. Een potentieel probleem dat door veel pilotscholen wordt gesignaleerd is dat leerlingen hogere cijfers halen voor de keuzevakken dan voor het CSPE. Omdat het gaat om zelf gekozen vakken, die passen bij de interesse van de leerling is de leerling daarvoor extra gemotiveerd en is de kans dat hij een goed cijfer haalt groot. Enerzijds wordt dat gestimuleerd, omdat de cijfers voor de keuzevakken op de cijferlijst van de leerling komen te staan, anderzijds zijn met name scholen van mening dat dit niet mag. Zij hanteren, per leerling, de regel dat het verschil tussen het centraal examen en schoolexamens niet groter mag zijn dan 0,5 (passend bij het inspectiekader). Zowel tijdens pilotbijeenkomsten als tijdens bijeenkomsten in het land wordt dit probleem regelmatig gesignaleerd. Vanuit de projectleiding wordt voortdurend aangegeven dat het verschil van 0,5 uit het inspectiekader geld voor alle vakken en alle leerlingen van de school over de laatste drie jaar, maar schooldirecties ‘vertalen’ deze regel naar individuele leerlingen en gaan niet akkoord met een groter verschil. Dit kan opgelost worden door de regel, in elk geval voor de beroepsgerichte programma’s, los te laten. De uitleg die scholen geven aan de regel van de onderwijsinspectie maakt dat zij niet optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de nieuwe structuur biedt.
Schaf de regel van de onderwijsinspectie dat er niet meer dan 0,5 verschil mag zijn tussen CE en SE voor de beroepsgerichte programma’s af en communiceer dit duidelijk met het veld. Een extra reden voor het loslaten van de ‘inspectieregel’ is het feit dat de structuur van de nieuwe beroepsgerichte programma’s het mogelijk maakt dat een leerling een beroepsgericht profielvak en beroepsgerichte keuzevakken volgt uit verschillende sectoren, bijvoorbeeld omdat de leerlingen zich breed wil oriënteren of omdat hij na het profielvak tot de ontdekking komt dat zijn toekomst toch bij een ander profiel ligt en keuzevakken volgt die bij dat profiel van zijn toekomst passen. Het is logisch dat een leerling hogere cijfers haalt voor iets waar hij met meer plezier aan werkt.
22
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Integratie avo-vakken – beroepsgerichte programma’s
Punt van aandacht is de samenwerking tussen avo- en beroepsgerichte vakken in de school. In veel scholen is er sprake van twee gescheiden werelden, die van de avo-vakken en die van de beroepsgerichte vakken. Dit geldt niet alleen voor docenten, ook leerlingen ervaren dat zo, waardoor ze iets dat ze bij een avo-vak leren niet in relatie brengen met het beroepsgerichte profiel dat ze volgen. VMBO-leerlingen zijn vaak niet in staat zelf de transfer tussen vakken te maken, zij moeten daarmee geholpen worden, bijv. door de profielgebonden vakken meer in relatie te brengen tot de beroepsgerichte vakken. Docentenopleidingen kennen tegenwoordig een beroepsgerichte uitstroom, hierin zou aan de koppeling tussen avovak en beroepsgericht vak aandacht besteed moeten worden.
Herle College Heerlen
Voor het vak Engels moeten de leerlingen, in het Engels, een presentatie geven. Binnen het profiel M&T doen de leerlingen die, in het M&T-lokaal over een onderwerp waar ze op dat moment in de les mee bezig zijn. Hiervoor moeten ze zich verdiepen in het Engelse vakjargon en in het onderwerp waaraan ze werken. De docenten Engels komt in het praktijklokaal naar de presentatie luisteren. Een presentatie hoeft immers niet per se over een boek of een willekeurig onderwerp te gaan.
Slaag- zakregeling
Bij het nieuwe examenprogramma hoort een nieuwe slaag- zakregeling. Deze is in concept uitgewerkt in de notitie ‘vmbo: de nieuwe profielen en de slaag- zakregeling. Aanvankelijk was het voorstel het profielvak alleen af te sluiten met een CSPE en de keuzevakken af te sluiten met een SE. Pilotscholen wilden graag de mogelijkheid om het profielvak ook te toetsen in een SE. In overleg met de pilotscholen is een aangepaste regeling uitgewerkt waarbij scholen kunnen kiezen uit twee varianten. Deze regeling ziet er als volgt uit:
Berekening eindcijfer beroepsgericht examenprogramma: • variant A: ((cijfer cspe profielvak x4) + de 4 cijfers voor de schoolexamens) : 8 • variant B: ((cijfer cspe profielvak x 5)+ de 5 cijfers voor de schoolexamens) : 10
23
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Voor de gemengde leerweg ziet de regeling er als volgt uit:
Berekening eindcijfer beroepsgericht examenprogramma: • variant A ((cijfer cspe profielvak x2) + de 2 cijfers voor de schoolexamens) : 4 • variant B: ((cijfer cspe profielvak x 3)+de 3 cijfers voor de schoolexamens) : 6 Pilotscholen zijn met dit voorstel erg tevreden. Zolang het niet mogelijk is het CSPE af te nemen direct nadat een leerling het profielvak heeft afgesloten kiezen voor scholen voor variant B van beide regelingen. Ook in het vmbo-veld buiten de pilotscholen is het voorstel voor de slaag- zakregeling goed gevallen. In het nieuwe vmbo worden keuzevakken met naam en cijfer op de cijferlijst van een leerling vermeld. De regiegroep was hier geen voorstander van, die wilde één cijfer voor het totale SE en vermelding van de namen van de keuzevakken die door een leerling gevolgd zijn. Pilotscholen willen juist wel dat elk keuzevak met cijfer vermeldt wordt. Zo kan een leerling laten zien welke keuzevakken hij gevolgd heeft en welke cijfers daarvoor behaald zijn.
1.8 Administratie: schooladministratiepakketten De introductie van profielvakken, profielmodulen en keuzevakken maakt aanpassing van schooladministratiepakketten noodzakelijk. In de huidige situatie geven scholen, vlak voor de start van de centrale examens het door de leerlingen behaalde SE-cijfer door aan DUO. Het gaat hier om één cijfer per vak. Na de invoering van de nieuwe beroepsgerichte profielen in het vmbo moeten scholen niet één SE-cijfer en een CE-cijfer aanleveren, maar moeten aangeven welke keuzevakken leerlingen gevolgd hebben en welke cijfers ze daarvoor behaald hebben. Dit maakt aanpassing van schooladministratieprogramma’s noodzakelijk. In de schooladministratieprogramma’s moeten alle keuzevakken worden ingevoerd (en alle profielmodulen, een leerling kan immers ook een profielmodule als keuzevak volgen). In augustus 2014 is een vakcodetabel verschenen waarin voor alle, toen bekende, profielvakken, profielmodulen en keuzevakken codes zijn opgenomen. Deze codes hanteren pilotscholen bij het bij DUO aanmelden van programmaonderdelen die door hun leerlingen zijn gevolgd. Softwareleveranciers van schooladministratieprogramma’s passen momenteel hun programma’s aan op deze wijzigingen. Het gaat hier echter niet om een eenmalige operatie, in de toekomst kunnen er keuzevakken aan het totaal worden toegevoegd, omdat scholen toestemming krijgen hun regionaal ontwikkelde keuzevak aan te bieden. Ook kunnen er keuzevakken worden geschrapt, omdat ze in de praktijk niet aangeboden worden. Bij veranderingen moet zowel de vakcodetabel van DUO als de software in een schooladministratieprogramma worden aangepast. Dit maakt een eenduidige communicatie naar beide partijen (DUO en de leveranciers van
24
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
schooladministratieprogramma’s) noodzakelijk om verwarring aan het eind van een schooljaar te voorkomen. Bezoeken aan pilotscholen leert dat medewerkers van de ene pilotschool veel vaardiger zijn in het werken met hun schooladministratieprogramma dan medewerkers van een andere school met hetzelfde programma. Dit roept de vraag op of programma’s verschillend gebruikt worden of dat de ene school inderdaad meer met een programma kan dan de andere. In het laatste geval is bijscholing van medewerkers in het werken met het schooladministratieprogramma wellicht wenselijk. Tensminste één pilotschool laat leerlingen hun schooladministratieprogramma (Magister) gebruiken om hun loopbaandossier mee te maken. Het lijkt zinvol om alle scholen te wijzen op deze mogelijkheid.
1.9 Lesmateriaal Verschillende uitgevers zijn bezig met de ontwikkeling van lesmateriaal, maar niet voor alle profielen. Uitgevers richten zich, voor de profielen waarvoor ze materiaal ontwikkelen, vooral op de beroepsgerichte profielvakken en niet of nauwelijks op de beroepsgerichte keuzevakken. Vanuit het scholenveld komen twee geluiden: • Het duurt allemaal erg lang. Op het moment dat bekend werd dat het nieuwe vmbo niet in augustus 2015 maar 2016 zou worden ingevoerd trapten de uitgevers op de rem en als het aan hen ligt wordt het nog een jaar later. Uitgevers durven geen risico te nemen en zijn bang met materialen te komen die niet verkopen. Op keuzevakken richten uitgevers zich nauwelijks, enerzijds omdat niet duidelijk is voor welke keuzevakken scholen gaan kiezen, anderzijds omdat de doelen van keuzevakken naar hun mening te globaal zijn en zij daar geen invulling aan willen/durven geven zolang er geen handreikingen bij de keuzevakken zijn. • tHet concept materiaal is vooralsnog niet vernieuwend. Het lijkt er op dat de resultaten van de quick scan van lesmateriaal vooral gebruikt worden door uitgevers om bestaand materiaal op te nemen in de nieuwe methode. Docenten van pilotscholen zijn over het algemeen teleurgesteld over het concept materiaal dat ze van uitgevers voorgelegd krijgen. De kans is groot dat er voor veel keuzevakken geen lesmateriaal komt vanuit uitgeverijen of partijen die lesmateriaal vervaardigen voor profielvakken. Dit doet een beroep op docenten om voor keuzevakken materiaal te ontwikkelen en dit te delen met elkaar. Veel pilotscholen ontwikkelen zelf lesmateriaal voor zowel het profielvak als de keuzevakken, daarbij maken ze waar mogelijk gebruik van bestaande opdrachten en gebruiken ze oude methoden als naslagwerk. Tijdens bezoeken hoort de projectleiding vaak de verzuchting: ‘het is erg veel werk, maar wel heel erg leuk’. Deze scholen geven aan dat ze materiaal waarmee uitgevers komen waarschijnlijk niet gaan gebruiken, omdat ze tegen die tijd ook hun eigen materiaal af hebben en dit helemaal is toegesneden op de eigen school/regio situatie. Tijdens bijeenkomsten van pilotscholen wordt gestimuleerd dat zelf ontwikkeld lesmateriaal gedeeld wordt. De uitwisseling van lesmateriaal tussen scholen verloopt nog moeizaam.
Witte vlekken
Een aantal pilotscholen heeft aan de hand van een concept examenprogramma geïnventariseerd voor welke taken en deeltaken zij al opdrachten hebben die weer gebruikt kunnen worden en voor welke taken of deeltaken er nieuwe opdrachten ontwikkeld moeten worden. Dit leidt tot complexe Excel-schema’s, maar geeft de betreffende scholen veel houvast. Ook met betrekking tot deze inventarisatie geven scholen aan: het is veel werk, maar we kunnen er ook echt iets mee en het laat ons heel bewust nadenken over het onderwijs dat we geven.
25
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Opvallend is dat de ene pilotschool veel meer tijd beschikbaar stelt aan docenten voor de ontwikkeling van materiaal (lesstof en toetsen) dan de andere school. Scholen maken hierin hun eigen keuzes.
Zelf ontwikkelen
De docenten Z&W van 2 colleges ontwikkelen zelf lesmateriaal. Tijd daarvoor krijgen ze van de school. Doordat er zelf lesmateriaal ontwikkeld wordt heeft de school minder uitgaven. Het bedrag dat bespaart wordt, wordt in uren uitbetaald aan de docenten, die daarmee dus een vergoeding voor hun werk krijgen. Dit verhaal kent ook een keerzijde: op een andere pilotschool worden docenten gekort op hun budget omdat ze minder uitgeven aan leermiddelen. De school heeft geconstateerd dat minder uitgaven kan leiden tot een lager budget voor komend schooljaar.
Op veel vmbo-scholen wordt nu al materiaal voor keuzevakken ontwikkeld. Voorgesteld wordt, samen met Kennisnet en VO-content, dit materiaal op te sporen, digitaal te ontsluiten en beschikbaar te stellen aan vmbo-scholen. Door platforms is geïnventariseerd in hoeverre er op 1 augustus 2016 lesmateriaal beschikbaar is voor de verschillen profielvakken. Uit deze inventarisatie blijkt dat er (soms met hun, soms op initiatief van platforms) voor alle profielen op tijd lesmateriaal beschikbaar is, maar dat de keuze over het algemeen heel beperkt is. Voor de meeste profielen komen er één hooguit twee methoden beschikbaar. Een overzicht van deze inventarisatie is te vinden in bijlage 2.
1.10 Inventaris Er kan geen algemeen beeld gegeven worden van de behoefte van scholen aan inventaris. Deze behoefte is afhankelijk van de afdelingsprogramma’s die een school nu aanbiedt, de outillage die ze daarvoor beschikbaar hebben en de profielen die de school wil gaan aanbieden. Het behoort tot de taak van elke school er zorg voor te dragen dat de inventaris aanwezig is om het onderwijs te verzorgen behorende bij de aangeboden profielen. Er zijn echter een aantal profielen die van scholen extra investeringen vragen. In bijlage 3wordt hierover per profiel en per afdeling die in dat profiel opgaat een overzicht gegeven. Hierbij zijn alleen de grote inventarisstukken die om een grote extra investering vragen genoemd. In het algemeen kan gezegd worden dat extra inventaris gevraagd wordt van: • scholen die overgaan van het afdelingsprogramma Transport en logistiek naar het profiel Mobiliteit en transport, dit vraagt een hele inventaris voor mobiliteit • scholen die overgaan naar het profiel Produceren, installeren en energie en nu één van de onderliggende afdelingsprogramma’s aanbieden. Hierbij geldt vooral dat de investering voor scholen zonder metaaltechniek groot is • scholen die nu Techniek breed aanbieden en overstappen op het profiel PIE of BWI. Deze scholen beschikken vaak niet (meer) over de inventaris voor het uitvoeren van vakvaardigheden als installeren en lassen en beschikken (vaak niet) over een inventaris voor het profiel BWI • scholen die nu alleen een afdelingsprogramma Uiterlijke verzorging aanbieden en overstappen op Z&W, het gaat hier echter om een zeer beperkt aantal scholen. • Scholen die Dienstverlening en producten aan gaan bieden en nu het intersectorale programma dienstverlening en commercie bieden. Het profiel D&P vraagt om een inventaris voor de profielmodulen ‘maken van een (technisch) product en om inventaris voor het uitvoeren van de profielmodulen rond media en vormgeving. • Scholen die nu HTV horeca aan bieden en straks overstappen op HBR. De scholen beschikken niet over ovens waarin brood gebakken kan worden. Uit de conceptexamenprogramma’s is niet altijd goed af te leiden welke inventaris noodzakelijk is voor de profielvakken. De syllabi bieden daarin meer houvast. In de syllabi zijn de profielvakken nauwkeurig uitgewerkt. Naast inventaris in de vorm van apparatuur en machines vragen de nieuwe examenprogramma’s om de aanschaf van software, bijvoorbeeld voor het bedienen van een CNC-draaibank of een simulatie voor het profiel Economie en ondernemen. De licenties die voor software moet worden betaald zijn vaak erg duur en vragen van scholen een extra, terugkomende, investering. Dit geldt soms ook voor digitale leermiddelen. Kosten van € 100,- per leerling per leerjaar zijn geen uitzondering.
26
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Maak geld vrij voor de aanschaf van voor het profielvak noodzakelijke inventaris en software voor scholen die een grote stap moeten maken van een afdelingsprogramma/intersectoraal programma naar een profielvak.
1.11 Conclusies en adviezen De structuur van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s wordt zowel door de pilotscholen als door de meerderheid van de andere vmbo-scholen positief ontvangen. Scholen verwachten dat ze de nieuwe examenprogramma’s op 1 augustus 2016 in kunnen voeren en zijn bezig met de voorbereiding daarvan. Rond examinering en LOB zijn nog wel wat slagen te maken. Als het gaat om schoolexamens en alles wat daarmee samenhangt zijn veel docenten onbewust onbekwaam, ze weten niet aan welke regels ze zich moeten houden, hoe een PTA eruit moet zien, welke functie een PTA heeft en hoe goede schoolexamens vorm gegeven kunnen worden. Scholing op dit gebied is zeer gewenst. Er zijn plannen voor de ontwikkeling van een toetsitembank die tot doel heel docenten te helpen met het samenstelling van schoolexamens. Deze plannen worden positief ontvangen door de vmbo-scholen. Vanaf de start van het project vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s is er discussie over het centraal examens en het moment waarop dat plaatsvindt. Pilotscholen geven aan dat de volgorde van schoolexamens en centraal examen zoals we die nu kennen niet altijd past bij de structuur van de nieuwe beroepsgerichte programma’s. Er wordt gepleit voor meer mogelijkheden als het gaat om de afname van het centraal examen (andere momenten, andere volgorde) en voor het loslaten van de, als knellend ervaren, regel dat er niet meer dan 0.5 verschil mag zitten tussen SE en CE. De structuur van kern, profielvak en keuzevakken kan nog beter benut worden als leerlingen in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen niet twee maar één profielgebonden vak moeten volgen. Dit maakt het mogelijk dat een leerling die in eerste instantie onderwijs volgt in een profiel dat voor oorsprong viel onder de sector Techniek kan switchen naar een profielvak dat viel onder de sector Economie, of van Economie naar Zorg & welzijn, enz. Rond LOB geven veel (pilot-)scholen aan het belang van LOB te zien, maar het moeilijk te vinden hier vorm en inhoud aan te geven. Dit geldt zowel voor het ontwikkelen van LOB-beleid als het voeren van loopbaanreflectiegesprekken en het vastleggen van de resultaten door leerlingen. Vaak blijken scholen al veel te doen op dit gebied, maar is er geen sprake van eenduidige en doelgerichte activiteiten. Met betrekking tot LOB is er vooral behoefte aan voorbeelden van good practices en duidelijke richtlijnen als antwoord op de vraag ‘wanneer doen we het goed’. De invoering van nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s en een nieuwe structuur voor deze vakken wordt door veel scholen aangegrepen om opnieuw na te denken over het onderwijs dat ze verzorgen. Een aantal scholen kijkt ook opnieuw naar het aantal beroepsgerichte lessen dat per week gegeven wordt en maakt keuzes die de leerlingen niet altijd ten goede komen, veel vmbo-leerlingen leren immers door doen.
27
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
2. Ervaringen met de profielen
In dit hoofdstuk beschrijven we de ervaringen die pilotscholen hebben opgedaan bij het werken met de conceptexamenprogramma’s. In de eerste paragraaf wordt een algemeen beeld gegeven, in de daarna volgende paragrafen komen de ervaringen per profiel aanbod. Telkens zal het eerste deel gaan over de inhoud van de programma’s en het werken daarmee. Afgesloten wordt met de ervaringen met het eerste pilot CSPE. Input voor dit hoofdstuk is afkomstig van de bezoeken aan pilotscholen door de projectleiding, de enquête onder pilotdocenten van voorjaar 2015 en gesprekken met docenten en leidinggevenden tijdens bijeenkomsten van pilotscholen. Een grote meerderheid van de pilotscholen vindt invoering van de profielen met ingang van schooljaar 2016-2017 mogelijk op basis van de ervaringen van de afgelopen pilotjaren.
2.1 Algemeen Concept examenprogramma
De meeste pilotscholen werken nu voor het tweede schooljaar met de conceptexamenprogramma’s. Het eerste cohort leerlingen, van de eerste zes profielen, heeft kort geleden het pilot CSPE gedaan. Docenten en leidinggevenden geven in meerderheid aan het nieuwe programma met meer plezier en enthousiasme te geven dan het oude programma. Ook geven de docenten aan dat ze zich in voldoende mate toegerust achten om met deze nieuwe programma’s te werken en het onderwijs te verzorgen. Wel geven zij aan behoefte te hebben aan na- en bijscholing op de specifieke, nieuwe inhouden van de programma’s en, vrijwel zonder uitzondering, voor LOB. Scholen geven aan dat de wijze waarop op LOB is opgenomen in de conceptexamenprogramma’s mogelijkheden biedt voor het vormgeven van LOB in het onderwijs. Zij vinden LOB ook erg belangrijk, maar hebben vragen als: ‘hoe moet dat dan precies?’, ‘wat moeten leerlingen precies doen?’, ‘wat moeten leerlingen kennen en kunnen?’ en ‘wanneer is wat wij als school doen, aan LOB, goed genoeg?’ Het ontwikkelen van LOB-beleid en dat uitwerken in dagelijkse onderwijspraktijk is een onderwerp waarmee veel scholen nog een slag moeten maken.
Inhoud en uitvoerbaarheid
Het algemene beeld is dat de conceptexamenprogramma’s uitvoerbaar zijn. De inhoud is helder. Het is duidelijk wat leerlingen moeten kennen en kunnen op basis van de examenprogramma’s. Bij enkele examenprogramma’s is er nog wat discussie over de omvang. Dit is een wat lastige discussie omdat het antwoord op deze vraag onder andere afhangt van het aantal uren dat een school inroostert voor een beroepsgericht vak. Zoals we eerder al hebben aangegeven verschillen pilotscholen daarin. Het zal duidelijk zijn, als een school minder uren op het rooster zet voor een vak het programma eerder als overladen wordt ervaren dan wanneer er meer uren beschikbaar zijn. Over het algemeen zijn de pilotdocenten te spreken over de inhoud van de conceptexamenprogramma’s, al zal er over de inhoud altijd discussie blijven bestaan. Feit is dat de profielen zoals die nu zijn ontwikkeld inhoudelijk fors afwijken van de afdelingsprogramma’s. De 33 afdelingsprogramma’s zijn omgevormd tot tien profielen. Dat vraagt nogal wat van docenten en scholen. We kunnen hier spreken van een ‘cultuuromslag’. Dit gegeven moet bij het ‘beoordelen’ van de programma’s en het onderwijs dat docenten daarbij hebben gemaakt, zeker meegenomen worden.
Tijdens een van de bezoeken aan een pilotschool zei een docent bouwtechniek: ‘ik begreep niet waarop we bij de start van het project moesten leren jongleren, maar nu, na twee jaar pilot, weet ik dat we toen een begin hebben gemaakt met het loslaten van het oude programma. In de pilot maak ik nu de overstap naar het profielvak BWI waarin niet alle specialistische kennis van het oude examenprogramma meer aan de orde kan komen, maar dat hoeft ook niet, want misschien gingen we daarin wel te ver met het aanleren van beroepsvaardigheden.’
28
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Differentiatie tussen leerwegen De vraag of de concept examenprogramma’s voldoende differentiëren tussen de leerwegen wordt regelmatig gesteld, tijdens bijeenkomsten van pilotscholen, schoolbezoeken en in de enquête onder docenten. De antwoorden op deze vraag zijn niet altijd eenduidig. Tijdens de schoolbezoeken geven de scholen/docenten aan dat ze wat betreft het onderscheid tussen de leerwegen goed uit de voeten kunnen met de conceptexamenprogramma’s. In de enquête onder docenten geeft ongeveer 30% van de docenten aan dat de conceptexamenprogramma’s onvoldoende differentiëren. Navraag op dit punt bij de leidinggevenden leert dat de examenprogramma’s wellicht onvoldoende differentiëren, maar dat de gewenste duidelijkheid wel (voldoende) in de syllabi is uitgewerkt. Verder geven docenten en hun leidinggevenden aan dat docenten, zeker de ervaren docenten, heel goed het onderscheid kunnen maken tussen de leerwegen en op basis daarvan uit de voeten kunnen met de conceptexamenprogramma’s. Structuur Leidinggevenden en docenten van pilotscholen zijn vrijwel zonder uitzondering zeer enthousiast over de nieuwe structuur van de examenprogramma’s. De beroepsgerichte keuzevakken binnen het beroepsgerichte programma bieden de mogelijkheid programma’s op maat voor leerlingen samen te stellen. De meeste pilotscholen kiezen voor het geleidelijk benutten van deze mogelijkheid. Eerst goed nadenken en stapsgewijs ontwikkelen, maar de wens te komen tot meer keuzemogelijkheden voor leerlingen is een algemene. Wel geven veel scholen aan dat eerst het profielvak aangeboden moet worden en dan pas de beroepsgerichte keuzevakken om leerlingen de mogelijkheid te geven een gefundeerde keuze te maken en omdat de profielvakken basisvaardigheden bevatten die voor het volgen van keuzevakken noodzakelijk zijn. CSPE Vanaf de start van de pilot waren docenten zenuwachtig over de pilot CSPE’s. Omdat ze niet precies wisten wat ze konden verwachten was het voorbereiden van leerlingen daarop lastig. Tijdens pilotbijeenkomsten is er daarom een aantal keren, in samenwerking met het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en Cito, aandacht besteed aan de pilot CSPE’s. Na afloop van de eerste pilot CSPE’s zijn de ervaringen over het algemeen positief. Als de vraag gesteld wordt: ‘Hoe is het gegaan met het CSPE?’ is de eerste reactie een van redelijke tevredenheid. Geen grote onverwachte situaties, geen zeer opvallende ‘vreemde’ uitslagen. De pilot CSPE’s zijn zowel met docenten als leidinggevenden van pilotscholen geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie en een enquête onder docenten heeft CvTE een rapportage samengesteld. Bij doorvragen komt er een genuanceerder beeld naar voren. Hieronder volgen puntsgewijs een aantal wat meer algemene ervaringen en opmerkingen naar aanleiding van de eerste pilot CSPE’s: • De verhouding tussen theorie en praktijk in de CSPE’s techniek lijkt veranderd: leerlingen in de kaderberoepsgerichte leerweg moeten meer theoretische vragen/opdrachten maken, leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg meer praktische. Docenten hadden zich hier (vaak) onvoldoende op voorbereid, waardoor dit als een verrassing kwam, maar zowel docenten als leidinggevenden vinden dit een goede ontwikkeling. • In bijna alle pilot CSPE’s is gekozen voor een evenwichtige verdeling van het CSPE over de afzonderlijke profielmodulen. Hierdoor moeten leerlingen veel kleine, niet met elkaar samenhangende opdrachten maken. Veel pilotdocenten hebben aangegeven dit niet prettig te vinden. Vraag is of dit nodig en wenselijk is. Er zou ook voor het principe gekozen kunnen worden dat een leerlingen alle onderdelen van het profielvak moet kennen (het hele profielvak) en tijdens het examen op één of twee onderdelen getoetst wordt. • De minitoetsen telden erg zwaar mee. Dit is echter niet nieuw, ook over andere (reguliere) CSPE’s wordt geklaagd dat de praktijk vaak veel minder zwaar meetelt dan de theorie. Voor een praktijkopdracht van een paar uur kan 2 punten behaald worden, voor een minitoets van 15 minuten 15 punten. • Een klacht die al jaren gehoord wordt, maar ook voor de pilot CSPE’s geldt is dat de examens te talig zijn. Er wordt erg veel gevraagd van leerlingen als het gaat om leesvaardigheid. • Een soortgelijke klacht, die ook al een aantal jaren geuit wordt, maar ook voor de pilot CSPE’s geldt is dat er teveel (soms erg onlogische of moeilijke) rekenopgaven in het examen zitten. • De organisatie van de examens vraagt erg veel tijd, zeker als er veel leerlingen in een groep zitten. Er kunnen maak een paar leerlingen gelijktijdig examen doen, waardoor het aantal dagen dat er examen gedaan wordt erg groot is en de praktijkruimte in die tijd niet door andere leerlingen (3ejaars) gebruikt kan worden. • Leidinggevenden hadden gehoopt dat de examens, met name in techniek, korter zouden worden (nu 900 minuten +) maar dat was niet het geval. Docenten vragen juist om complete praktijkopdrachten (niet een hoekje van een kozijn, maar een heel kozijn) en het maken daarvan kost tijd. • Facet werkte lang niet overal vlekkeloos, waardoor er problemen waren (met opstarten, vastleggen, enz.).
29
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
• Docenten kunnen de theoretische toetsen niet beoordelen omdat die in Facet gemaakt worden en er geen uitdraai is van de vragen. Alleen als ze als leerlingen het examen maken kunnen ze kennis maken met de vragen en antwoordmogelijkheden. Omdat het om een examen gaan willen docenten over het algemeen niet over de schouder van de leerlingen meekijken, maar om de inhoud van de toets te kennen is dat eigenlijk wel noodzakelijk evenals voor het constateren van fouten in een examen. In september worden de vragen van de theorie toetsen openbaar, net als de praktijkopdrachten. • Een aantal scholen heeft sterk aangedrongen op de mogelijkheid om het examen af te nemen in het 3e leerjaar. Zij zijn begonnen het met profielvak en hebben in de 4e klas de keuzevakken aangeboden. Zij hadden verwacht dat het examen niet zou passen bij de opbouw van het programma en dat leerlingen daardoor slechter dan normaal zouden scoren. In de praktijk blijkt dit mee te vallen, leerlingen groeien door het werken met keuzevakken en kunnen daardoor het examen soms zelfs beter maken dan verwacht. In bijlage 4 is een samenvatting van de conclusies opgenomen die CvTE getrokken heeft op basis van de enquête die ze afgenomen heeft onder alle docenten die betrokken waren bij de pilot CSPE’s.
2.2 Bouwen, wonen en interieur (BWI) Programma
Over (de inhoud van) dit programma is er tussen de pilotscholen discussie. In BWI komen een aantal specifieke afdelingsprogramma’s samen, een aantal docenten is daar geen voorstander van en/of moet daar nog sterk aan wennen.
De discussie die binnen BWI wordt gevoerd kan geïllustreerd worden aan de hand van enkele opmerkingen naar aanleiding van de docentenenquête: “Echter van eerder en meer belang is dat de docenten en scholen beter worden toegerust en geïnformeerd over de mogelijkheden en kansen die dit [conceptexamenprogramma] biedt. Er is veel koudwatervrees en soms ook een wat nostalgische drang naar het oude. Dat is niet verwonderlijk en volslagen menselijk”. En ook: “Een goed beeld van de huidige bouwmaatschappij is er soms niet [bij docenten] en daarom ook niet de behoefte hierop aan te sluiten. Daarnaast is het vertrouwde, op een differentiatie gericht aanbod, nu eerder via het SE georganiseerd dan via het CSPE. Dat [het SE] heeft voor de beeldvorming van de docent minder waarde. Men leidt niet meer op voor een Timmerman, Metselaar, Schilder, enz. maar breed. Dat is in de ogen van een aantal docenten een achteruitgang. Ze zien nog onvoldoende wat de kracht in dit opzicht kan zijn van de keuzevakken. Goed en uitvoerig blijven voorlichten en de voorbeelden van ‘good practice’ gebruiken. Dat zijn er verschillende binnen de pilot”. Hieruit blijkt duidelijk de ‘tweespalt’ die er is bij pilotscholen die BWI aanbieden: scholen die er goed mee uit de voeten kunnen en scholen die dat niet kunnen (of doen). Bij BWI speelt ook de discussie over de omvang van het programma. Voor een aantal scholen is het programma te doen, anderen geven aan dat het te veel is. Hier speelt dat sommige BWI scholen heel krap roosteren, anderen meer in overeenstemming met de omvang zoals door de ontwikkelaars van het programma is gehanteerd. Het lijkt er kort gezegd op dat het programma zoals dat nu voorligt past en voldoet, maar dat scholen (nog) verder ondersteund moeten worden en moeten wennen aan de nieuwe situatie van een breed profielvak en smalle keuzevakken.
CSPE
Over het algemeen is het pilot CSPE als ‘leuk’ beoordeeld met vernieuwende onderdelen. Docenten zijn positief, al loopt men ook tegen wat zaken aan die vooraf niet voorzien waren. CvTE heeft ervoor gekozen in het BWI-CSPE alle profielmodulen aan de orde te laten komen, hierdoor werd het CSPE als versnipperd ervaren. Daarnaast gaven scholen aan dat er voor sommige opdrachten te weinig tijd was. Zoals hier boven al beschreven is lopen binnen BWI de meningen/wensen van de scholen sterk uiteen: van breed tot heel smal opleiden. En dat gaat ook op voor de ervaringen met en de waardering van het CSPE. Vooral de laatste groep scholen is teleurgesteld in het CSPE omdat het in hun ogen te simpel en te breed was. De eerste groep is van mening dat het CSPE paste bij het profielvak.
30
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
2.3 Dienstverlening en producten (D&P) Programma
In het profiel D&P komen heel verschillende, vooral intersectorale, programma’s samen. Dat zorgt voor een complexe situatie. Dat blijkt ook uit de resultaten van de docentenenquête. Bij D&P lopen de meningen het sterkst uiteen en is de beantwoording van de vragen het minst eenduidig. Het examenprogramma is nog in ontwikkeling, een volgende versie is, op het moment van het schrijven van deze tussenevaluatie, net verschenen evenals een bijgestelde syllabus. Scholen moeten erg wennen aan het nieuwe programma, met name scholen die voorheen een ‘smal’ programma aanboden als Sport, dienstverlening en veiligheid of ICT-route. Pilotscholen waren op het moment dat de docentenenquête werd afgenomen net vier maanden bezig met het nieuwe examenprogramma en hadden nog geen scholing achter de rug. De eerste scholing heeft in mei 2015 plaatsgevonden en heeft wat kou uit de lucht gehaald.
CSPE
Het profiel D&P zit in het eerste pilotjaar. Er is nog geen pilot CSPE afgenomen.
2.4 Economie en ondernemen (E&O) Programma
Over het algemeen zijn pilotdocenten positief over het programma E&O. Of docenten met het nieuwe conceptexamenprogramma kunnen werken hangt sterk af van de situatie waaruit ze komen. Had de school eerst alleen het afdelingsprogramma Administratie, dan hebben de docenten vaak meer moeite met profielmodulen waarin onderwerpen aan de orde komen als ‘ondernemersvaardigheden’ en ‘presentatie van producten’. Komt een school van het afdelingsprogramma Handel en administratie of Handel en verkoop dan verloopt de overgang naar het nieuwe profiel E&O makkelijker. In de enquête geeft ‘slechts’ 64% van de docenten aan dat ze het programma haalbaar vinden in de beschikbare tijd. Dit kan komen door het feit dat het eerste conceptexamenprogramma heel erg globaal beschreven was, waardoor het voor docenten onduidelijk was wanneer de stof diepgaand genoeg behandeld was. Inmiddels is een volgende, minder globale, versie van het conceptexamenprogramma beschikbaar. Deze, en de syllabus, geven de docenten meer houvast. Hierop reageren de pilotdocenten positief. Over het algemeen zijn docenten nu van mening dat het programma haalbaar is in de tijd die beschikbaar is. Docenten van de pilotscholen E&O denken dat het heel goed mogelijk is het nieuwe examenprogramma in te voeren met ingang van schooljaar 2016-2017.
CSPE
Het beeld dat ontstaat naar aanleiding van de ervaringen van afgelopen pilotjaren vinden we (deels) terug in de ervaringen en meningen over het CSPE: • Docenten die komen van administratie hadden veel moeite met het CSPE maar docenten die van verkoop/handel komen niet, volgens hen was het goed te doen. Het CSPE is breder geworden; • Er waren voor leerlingen weinig mogelijkheden om creatief te zijn. Het examen had geen thema. • Voor etaleren moest materiaal van Intertoys gebruikt/aangeleverd worden, dit verliep niet overal soepel; • In het CSPE kwamen onderwerpen aan de orde die niet in de syllabus staan (boete bij winkeldiefstel, demodagen); • Er is discussie over de vraag wat theorie is en wat praktijk. Leerlingen moesten veel computerwerk (bijv. boekhoudopdrachten) verrichten, maar veel werk (praktijk) wordt ook op de computer gedaan. Met de computer werken wordt echter door zowel leerlingen als docenten niet altijd als praktijk ervaren; • In de voorbereiding op het examen moest er veel gekopieerd worden door docenten. Omdat de spullen die gekopieerd moesten worden op papier werden aangeleverd liet de kwaliteit van de kopieën soms te wensen over, scholen geven de voorkeur aan digitale bestanden; • één school heeft deelgenomen aan het CSPE voor de GL. Deze school gaf aan dat de verhouding theorie – praktijk tussen GL en BB verkeerd lag, voor BB leerlingen telt de praktijk voor 30% mee, voor GL voor ongeveer 60%.
31
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
2.5 Groen Programma
Het conceptexamenprogramma Groen zit in het eerste jaar van de pilot. Op het moment van afname van de docentenenquête draaide het programma ongeveer 4 à 5 maanden. Daardoor is nog niet alles even duidelijk voor de docenten en de scholen en dat is te zien in de antwoorden op de enquête. De meerderheid van de pilotdocenten vindt het nieuwe examenprogramma een uitdaging en denkt dat het nieuwe programma de komende tijd veel energie vraagt, maar het is goed te doen in de klas en de docenten voelen zich voldoende toegerust voor de ontwikkelingen. Regelmatig wordt, door pilotdocenten, aangegeven dat het programma ‘groener’ wordt dan het bestaande programma ‘landbouw-breed’ en daarover zijn zij positief. Uit de beantwoording van de enquête blijkt ook dat het programma nog moet ‘rijpen’. Zo geeft de meerderheid van de docenten aan dat er onderdelen uit het conceptprogramma kunnen worden weggehaald maar dat er ook onderdelen missen. Dit wordt meegenomen in de ontwikkeling van volgende versie(s) van het conceptexamenprogramma en de syllabus.
CSPE
Omdat Groen in het eerste jaar van de pilot zit is er nog geen pilot CSPE geweest voor dit profiel.
2.6 Horeca, Bakkerij en Recreatie (HBR) Programma
Het profielvak HBR is duidelijk breder geworden dan een aantal eerder bestaande afdelingsprogramma’s. Een aantal docenten geeft aan dat lastig/jammer te vinden. Dat past ook bij de mening dat het programma meer oriënterend wordt dan beroepsvoorbereidend. Men gaat minder ‘de diepte’ in, voor sommige docenten betekent dat dat het programma ook minder moeilijk/beroepsopleidend is. Bij de bespreking van de uitslag van de docentenenquête met de pilotdocenten werd geconcludeerd: • het examenprogramma is prima uitvoerbaar in de tijd die daarvoor staat; • het vormgeven van de profielmodule Recreatie blijft een probleem. Scholen zoeken naar mogelijkheden om deze profielmodule praktisch in te vullen, maar dat is lastig. Dat blijkt ook uit het CSPE waarin voor een theoretische benadering is gekozen, die voor de leerlingen veel te talig was; • doorlopende leerlijnen vmbo - mbo zijn wenselijk, maar eerst moet schoolintern alles goed op de rails staan, voor hierover plannen gemaakt kunnen worden; • een grote groep HBR-leerlingen die ‘smal’ willen kiezen (of docenten die smal willen opleidingen), zijn niet gebaat bij een verbreding van het beroepsgerichte profielvak.
CSPE
• Het examen was niet in balans; pilotscholen waren van mening dat het CSPE HBR eigenlijk uit vier verschillende examens bestond: koken, bakken, serveren en recreatie; • Doordat sommige scholen kiezen voor een smalle uitstroom van leerling na een breed profiel was het examen voor leerlingen moeilijk te maken. Als een school een breed programma in de 3e klas en specialisatie in de 4e aanbiedt, dan kan het zijn dat een leerling in het 4e leerjaar bijvoorbeeld alleen maar gebakken heeft en tijdens het examen weer moet serveren; • Het deel recreatie was heel erg theoretisch; • Het onderdeel ‘bakken’ werd te eenvoudig gevonden. • De verdeling tussen ‘koken’ en ‘bakken’ was niet evenredig
2.7 Maritiem en Techniek (MaT) In het schooljaar 2014-2015 is er een conceptexamenprogramma Maritiem en Techniek ontwikkeld. Dit programma is gemaakt samen met docenten van de scholen die dit profielvak aan mogen bieden. Het conceptexamenprogramma is in maart 2015 aangeboden aan de staatssecretaris. Komend schooljaar gaat op de scholen die het profiel Maritiem en Techniek aan mogen bieden de pilot van start. Op dit moment wordt er met deze scholen gewerkt aan een syllabus bij het conceptexamenprogramma. Het profiel MaT mag maar door een zeer beperkt aantal scholen worden aangeboden. Deze scholen zijn zelf
32
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
verantwoordelijk voor het examenprogramma en de examens. Zij ontvangen in het kader van de invoering van hun nieuwe examenprogramma geen ondersteuning vanuit het project en nemen niet deel aan pilotbijeenkomsten.
2.8 Mobiliteit en transport (M&T) Programma
Bij M&T speelt iets soortgelijks als bij BWI waar het de overladenheid van het programma betreft. De verschillende pilotscholen verschillen sterk als het gaat om het aantal beroepsgerichte uren dat wordt aangeboden. Scholen die ongeveer 12 beroepsgerichte uren per week aanbieden zijn van mening dat het programma in de tijd die daarvoor staat te doen is. Niet alle pilotscholen M&T hadden voorafgaand aan de pilot het afdelingsprogramma Transport en logistiek. Hierdoor is er voor deze scholen een heel nieuw onderwerp aan het examenprogramma toegevoegd. Ze hebben hiermee geen ervaring, hebben geen lesmaterialen, geen inventaris en geen leermiddelen. De indruk bestaat dat, met gerichte scholing, de verdere ontwikkeling van lesmateriaal en het meer ervaring opdoen met het nieuwe programma en de programmastructuur het programma M&T goed ingevoerd kan worden met ingang van schooljaar 2016-2017. Over het algemeen vinden scholen de toevoeging van Transport aan Mobiliteit een juiste keuze.
CSPE
Over de inhoud van het examen waren de docenten tevreden. Kanttekening die wel wordt geplaatst door docenten is dat het transport deel wat te theoretisch was en dat daar te weinig tijd voor was. Voor veel docenten was het examen met logistiek helemaal nieuw maar wel een uitdaging.
2.9 Media, vormgeving en ICT (MVI) Programma
MVI is een van de drie programma’s die in het eerste jaar van de pilot zitten. Uit de docentenenquête komt voor MVI een eenduidig beeld naar voren De docenten kunnen zich vinden in de inhoud van het programma en vinden het programma ook zeker uitvoerbaar. Aan het ontwikkelen van leermiddelen moet nog verder aandacht worden geschonken, maar dat wordt niet als een probleem ervaren.
CSPE
Het profiel MVI zit in het eerste pilotjaar. Er is nog geen pilot CSPE afgenomen.
2.10 Produceren, installeren en energie (PIE) Programma
In het profiel PIE komen drie voormalige afdelingsprogramma’s samen. Het beeld dat de drie programma’s ‘in elkaar zijn geschoven’ en er daarmee een overvol programma zou zijn ontstaan wordt door de pilotdocenten niet als zodanig ervaren. Wel komen er onderdelen van de drie afdelingsprogramma’s terug in zowel het profielvak als de keuzevakken. Bij een aantal docenten lijkt de neiging te bestaan om alles wat ze eerder in hun afdelingsprogramma deden te blijven doen, en dan bij voorkeur in het profielvak. Zij ervaren het examenprogramma dan als overladen. Over het algemeen zijn pilotdocenten van mening dat het conceptexamenprogramma PIE uitvoerbaar is. Zij zijn enthousiast over het programma dat leerlingen een brede voorbereiding geeft op hun vervolgopleiding. Heikel punt was de CNCdraaibank. In de eerste versie van het conceptexamenprogramma moesten scholen een CNC-draaibank aanschaffen, in de bijgestelde versie is dit voor het profielvak niet meer nodig.
CSPE
Over de inhoud van het pilot CSPE waren de docenten te spreken. Men vond dat er leuke opdrachten in het CSPE zaten die voor leerlingen uitvoerbaar waren. Er is gekozen voor een evenwichtige verdeling over de profielmodulen (net als bij andere profielen). Doordat er vier verschillende opdrachten uitgevoerd moesten worden kon er tijdens het examen PIE in een carrousel gewerkt worden waardoor er meer leerlingen gelijktijdig aan het CSPE konden deelnemen. Het examen was qua tijd erg omvangrijk. In een aantal gevallen was de tijd ontoereikend.
33
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
2.11 Zorg en Welzijn (Z&W) Programma
De docenten vinden het programma uitvoerbaar. Soms heeft het profielvak minder diepgang, dan het bestaande programma, dat vinden docenten soms jammer. Het profielvak richt zich nu op de totale breedte van de sector, en dat is (deels) nieuw. Docenten Z&W geven aan behoefte te hebben aan een ‘methode’, of meer algemeen aan bij het conceptexamenprogramma ontwikkeld lesmateriaal. De docenten Z&W geven regelmatig aan dat leerlingen enthousiast zijn over de mogelijkheid keuzevakken te kunnen kiezen. Zij zien dat leerlingen door de keuzemogelijkheden enthousiast worden en dit maakt heb weer enthousiast. Over het algemeen bieden pilotscholen Z&W veel keuzevakken aan.
CSPE
Het CSPE Z&W heeft, al tijdens de afnameperiode, veel, uiteenlopende en soms tegenstrijdige reacties opgeroepen. Veel pilotdocenten zijn van mening dat het CSPE niet past bij het conceptexamenprogramma. ‘Dit CSPE had ook bij het oude examenprogramma gemaakt kunnen worden’, was een veelgehoorde klacht van zowel docenten als leidinggevenden van pilotscholen. Met name de kookopdracht en de gekozen doelgroep werden als traditioneel bestempeld. Uit de enquête van CvTE die na afloop van de CSPE’s is gehouden blijkt echter dat docenten Z&W van de pilotscholen redelijk tevreden waren over het CSPE.
2.12 Voorlopige conclusie Het beeld is genuanceerd en er dient nog het nodige ontwikkeld, uitgekristalliseerd, ervaren en geleerd te worden maar toch kunnen er aan het eind van dit hoofdstuk een aantal (voorlopige) conclusies getrokken worden. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de examenprogramma’s en syllabi nog volop in ontwikkeling zijn. Sommige profielen hebben pas één pilotjaar achter de rug. Voor alle profielen geldt dat er grote veranderingen worden voorgesteld, niet alleen wat betreft de inhoud van de programma, maar ook wat betreft de structuur van het beroepsgerichte vak. Veranderingen als deze vragen tijd, soms veel tijd, en die tijd hebben de scholen nog niet gehad. Geconcludeerd kan worden dat de nieuwe conceptexamenprogramma’s en de structuur van kern, profielvak en keuzevakken overwegend positief ontvangen worden. De beelden die voortkomen uit de enquête onder docenten van de pilotscholen en het beeld dat ontstaan is uit de eerste twee pilotjaren, onder andere via bijeenkomsten en bezoeken aan scholen, passen bij elkaar. Pilotdocenten en leidinggevenden van pilotscholen zijn zeer positief over mogelijkheden van de nieuwe structuur. Voor docenten is het soms erg wennen aan de structuur: de brede(re) profielen en het vinden van de (beroeps)verdieping in de keuzevakken. Verder ervaring opdoen met de nieuwe programma’s en de docenten blijven informeren over de mogelijkheden die de nieuwe programma’s bieden zal zeker bijdragen aan een grotere gedragenheid van deze programma’s. De programma’s verschillen van elkaar wat ontwikkeling(-sfase) betreft: programma’s waar een eenduidig beeld over bestaat (bijv. MVI, HBR), programma’s waar nog de nodige discussie zal plaatsvinden (bijv. D&P en Groen) en programma’s die inhoudelijk wel ‘staan’ maar waar de docenten nog een (begrijpelijke) stap te maken hebben (bijv. BWI). De inhoudelijke doorontwikkeling en bijstelling van de programma’s zal komend (school-)jaar nog doorgaan op basis van de ervaringen vanuit de pilotscholen. Hierbij moet opgemerkt worden dat docenten van pilotscholen het als zeer positief ervaren dat ze over de inhoud van de programma’s mee mogen praten en dat er ook iets met hun mening en ervaringen wordt gedaan. Het CSPE is, op de meeste pilotscholen, zonder al te grote problemen en ‘schokken’ verlopen. Men was goed voorbereid op hetgeen ging komen. De voorbereidende en voorlichtende bijeenkomsten voorafgaand aan de afname van het CSPE hebben daar zeker aan bijgedragen. Wel zijn er de nodige op- en aanmerkingen gemaakt en verzameld. Met behulp hiervan zullen de volgende pilot-CSPE’s ontwikkeld worden.
34
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
3. Professionalisering van docenten en bevoegdheden Nieuwe examenprogramma’s hebben gevolgen voor de inhoud van het onderwijs en voor de opleiding van docenten. Hierbij kan het volgende onderscheid gemaakt worden: • Zittende docenten: omdat profielen breder zijn dan afdelingsprogramma’s heeft elke docent behoefte aan bijscholing op die onderdelen van het profiel die nu niet in zijn afdelingsprogramma zitten (bijv. een docent metaaltechniek heeft behoefte aan bijscholing op installatietechniek, omdat hij nu het profielvak PIE moet verzorgen). Daarnaast hebben alle docenten behoefte aan bijscholing op nieuwe programma-onderdelen (bijv. alle docenten PIE moeten bijgeschoold worden op 3D tekenen) • Nieuwe docenten: lerarenopleidingen moeten docenten opleiden voor profielen, niet meer voor de afzonderlijke afdelingsprogramma’s, voor zover dat nog het geval was. Een obstakel is het feit dat het aantal docenten dat lesgeeft in beroepsgerichte programma’s gering is (geschat wordt ongeveer 4.000 in totaal, straks verdeeld over tien profielen). Dit maakt dat de groep niet echt interessant is voor scholingsinstellingen, zowel voor de initiële scholing als voor na- en bijscholing.
3.1 Eerste na-en bijscholing tijdens de pilot Als onderdeel van de pilot vinden jaarlijks tenminste 5 gezamenlijke werkmiddagen plaats. Hieraan nemen van elke pilotschool zowel docenten als leidinggevenden deel. Tijdens deze bijeenkomsten, en eventueel daarbuiten, wordt er voor de pilotscholen bijscholing georganiseerd. Deze bijscholing is gericht op nieuwe thema’s uit de examenprogramma’s. Voor de profielen waarbij echt sprake is het van samenkomen van meerdere afdelingsvakken, zoals PIE, M&T en MVI, was de eerste bijscholing gericht op ontbrekende kennis en vaardigheden bij een van de disciplines. Deze bijscholing is gegeven door bedrijven en organisaties met kennis en ervaring op de gevraagde inhoud. In de eerste twee pilotjaren is er, op verzoek van de pilotdocenten, bijscholing georganiseerd rond de volgende onderwerpen: • Groen: water: beoordelen en bemonsteren van water: innovatie rond water • D&P: werken met ICT • M&T: transport: een laadplan maken, aslast berekeningen maken, wat en hoe je een voertuig moest laden. • PIE en BWI: 3D tekenen: Stabi-CAD: sketch-up en solidworks • E&O: webshop, logistiek • Z&W: EHBO • MVI: werken met en aan hardware De behoefte aan na- en bijscholing is sterk afhankelijk van het programma2 dat een docent nu geeft. Bijvoorbeeld binnen PIE: • docenten metaaltechniek moeten bijgeschoold worden op installatie- en elektrotechniek, niet alleen vakvaardigheden, maar ook veilig werken en het leren overbrengen van vaardigtheden; • docenten elektrotechniek moeten bijgeschoold worden op metaal- en installatietechniek • docenten installatietechniek moeten bijgeschoold worden op metaal- en elektrotechniek Zo is voor elk profiel een dergelijk lijstje gemaakt.
Graaf Huyn College, Geleen
Deze school doet mee aan de pilot voor het profiel E&O. Het Graaf Huyn College bood tot de start van de pilot een zeer succesvol afdelingsprogramma Administratie aan, waarmee leerlingen succesvol doorstroomden naar mbo-opleidingen in deze sector. De docenten van de school zijn zeer bedreven in het aan leerlingen overbrengen van administratieve kennis en vaardigheden, maar voelen zich erg onzeker als het gaat om het leren voeren en beoordelen van verkoopgesprekken, presentaties en andere onderwerpen die thuishoren bij de profielmodule commercieel.
2
Afdelingsvak, intra- of intersectorale programma
35
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
3.2 Behoefte aan na- bijscholing op basis van de nieuwe profielen Registerpilot
Ter voorbereiding op de invoering van het nieuwe vmbo heeft SPV, samen met de platforms beroepsgerichte programma’s, in 2014 een zogenaamde registerpilot uitgevoerd in opdracht van de Onderwijscoöperatie. Tijdens deze registerpilot is nagegaan aan welke na- en bijscholing docenten behoefte denken te hebben bij de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s. Door middel van een enquête zijn docenten per profiel door het betreffende beroepsgerichte platform, bevraagd. Daarnaast is onderzocht welke organisaties de gevraagde na- en bijscholing kunnen verzorgen. Van het mogelijke aanbod op basis van de vraag van het veld is een overzicht gemaakt (matrix). Over de registerpilot zelf en de adviezen die daaruit voort zijn gekomen is een eindadvies geschreven en aangeboden aan de onderwijscoöperatie.
Samenwerking bedrijfsleven
Al voor de start van het project vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo werd er door platforms, sectoraal georganiseerd, samengewerkt met het bedrijfsleven aan een toekomstvisie op het voorbereidend beroepsonderwijs. In dit kader werd nauw samengewerkt met VNO-NCW/MKB Nederland. Deze sectorale overlegplatforms zijn in het vernieuwingsproject omgezet naar zogenaamde sectoradviescommissies. De concept examenprogramma’s en syllabi zijn aan deze commissies voorgelegd. Vanuit het bedrijfsleven, met name in de sector Techniek, is belangstelling om na- en bijscholing van docenten te verzorgen. Het gaat dan vooral om vakinhoudelijke bijscholing. Het bedrijfsleven en branche-organisaties zijn bereid te onderzoeken of co-financiering van na- en bijscholing mogelijk is.
3.3 Bevoegdheden Er komen vaak vragen over de bevoegdheid van docenten in de nieuwe profielen. Scholen willen weten wie wanneer bevoegd is en of onderliggende bevoegdheden bij de invoering van de profielen een bevoegdheid geven om het hele profielvak te geven of dat bijscholing noodzakelijk is. Zowel leidinggevenden van pilotscholen als directeuren van vmbo-scholen zijn er geen voorstander van dat docenten met een onderliggende bevoegdheid zonder meer bevoegd worden verklaard voor een heel profiel/profielvak, een zogenaamd generaal pardon. Men is hier tegen omdat dit teveel risico’s met zich meebrengt, vooral als leerlingen met machines of in gevaarlijke situaties moeten werken. Docenten moeten leerlingen dan begeleiden zonder dat ze voldoende kennis hebben van de gevaren rond een machine of situatie. Algemeen zijn de scholen voor een pardon met voorwaarden. Voorgesteld wordt een pardon onder voorwaarden als volgt te regelen: Om een bevoegdheid te kunnen verwerven voor een profielvak overlegt de docent de volgende ‘bewijzen’: • Hij geeft minimaal 4 jaar les in een van de afdelingsprogramma’s die in het profiel opgaan, voor een omvang van minimaal eenderde van zijn jaartaak. (Populair gezegd: hij heeft minimaal zo’n 900 ‘vlieguren’ voor de klas.) • Hij heeft minimaal 3 jaren de CSPE’s (en SE’s) van het profiel afgenomen; daarvan zijn de resultaten voldoende geweest in die zin dat zij niet substantieel afwijken van de landelijke resultaten. • Hij heeft aantoonbaar scholing gevolgd om zich te bekwamen in het profielvak. Bijvoorbeeld door het deelnemen aan bijscholingsactiviteiten van het platform waaronder het profiel valt. • De schoolleiding beaamt de docent bekwaam te vinden voor het aanbieden van het profiel. Naast de vraag wie bevoegd is voor het geven van een profielvak speelt de vraag wie keuzevakken mag geven. Is hier een bevoegdheid voor nodig? Mag een docent Wiskunde die in zijn vrije tijd een verdienstelijk amateur fotograaf is het keuzevak fotografie geven? Een vraag waarop pilotscholen graag antwoord willen hebben.
36
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
3.4 Initiële opleidingen Naast een peiling van de scholingsbehoeften onder docenten is bij de platforms beroepsgerichte programma’s nagegaan hoe het zit met de initiële opleiding van docenten. Daarin staat de vraag centraal of er nog voldoende opleidingen zijn om bijv. havo-scholieren op te leiden tot docent beroepsgericht vmbo. De constatering dat sectoren hun eigen dynamiek kennen geldt ook voor de lerarenopleidingen. Per sector: - Economie: de lerarenopleiding algemene economie (een avo-vak) geeft een bevoegdheid voor het beroepsgerichte programma. Dit zou je kunnen vergelijken met een docent die de lerarenopleiding Maatschappijleer heeft gevolgd en aardrijkskunde moet gaan geven. Beide zijn algemene maatschappelijke vakken, maar hebben een totaal verschillende inhoud. Van leraren algemene economie mag niet verwacht worden dat ze kennis hebben van beroepssituaties en de vakvaardigheden die daar gevraagd worden (presentaren, verkoopgesprek voeren, receptiewerkzaamheden, logistieke planning) beheersen. • Groen: Stoas in Wageningen is de enige lerarenopleiding. Studenten die deze opleiding met succes afsluiten zijn inzetbaar in alle vakrichtingen van het Groene onderwijs. Er studeren jaarlijks voldoende studenten af. • Zorg & welzijn: er lijken voldoende lerarenopleidingen te zijn die jaarlijks voldoende docenten afleveren. • Techniek: vrijwel alle voltijds lerarenopleidingen Techniek zijn gesloten of gaan sluiten. Onderzoek van de lerarenopleidingen zelf wijst uit dat aan de vervangingsbehoefte voldaan kan worden door de deeltijd opleidingen. Vraag en aanbod matchen niet in de techniek. De lerarenopleidingen zijn breed, de vmbo-scholen vragen om vrij smal opgeleide docenten, die tenminste de vakvaardigheden en kennis beheersen om een profielvak een te bieden. Een veel gehoorde klacht van scholen die een technische afdeling of profiel aanbieden is dat beginnende docenten niet over voldoende vakvaardigheden beschikken en geen kennis hebben van de beroepspraktijk waarvoor ze leerlingen opleiden. • Dienstverlening en producten: voor intersectoraal/D&P bestaat geen lerarenopleiding. Docenten kunnen dus niet bevoegd worden voor D&P. Het platform Intersectoraal/D&P probeert al jaren, in overleg met hogescholen, tot een lerarenopleiding te komen. Tot nu toe zonder succes. In bijlage 5 is de uitkomst van een inventarisatie onder platforms beroepsgerichte programma’s met betrekking tot initiële opleidingen opgenomen.
3.5 Overleg lerarenopleidingen Nieuwe beroepsgericht programma’s in het vmbo vragen om aanpassingen in de lerarenopleidingen. Op verschillende niveaus is er overleg met deze opleidingen, maar dit heeft nog niet tot resultaat geleid. Er lijkt een onoverbrugbare tegenstelling te bestaan tussen de vraag van vmbo-scholen en het aanbod van lerarenopleidingen. Door terugloop van studenten en eisen rond bijv. onderzoek wordt de inhoud van lerarenopleidingen steeds breder. Studenten worden bijv. opgeleid voor docent Techniek (zonder een specialisatie) en moeten vooral veel onderzoek doen. Het veld vraag voor beroepsgerichte vakken juist om gespecialiseerde docenten, docenten die vakvaardigheden, in theorie en praktijk, beheersen voor een profiel en kennis hebben van de arbeidsmarkt waarvoor leerlingen worden opgeleid. Daarnaast vraagt het veld lerarenopleidingen op maat. Een meester-kok die de overstap wil maken naar het onderwijs zou niet eerst een hele docentenopleidingen moeten volgen, maar vrijstelling moeten krijgen voor die vakvaardigheden die hij beheerst. Lerarenopleidingen geven aan dat ze niet in staat zijn toekomstige docenten de gevraagde vakvaardigheden aan te leren en verwijzen het vmbo voor zowel de initiële scholing als de bijscholing naar het mbo. Op initiatief van de Hogeschool Windesheim is er in de zomer van 2014 overleg gestart tussen vier lerarenopleidingen (Windesheim Zwolle, Hogeschool van Utrecht, Hogeschool van Amsterdam en Fontys Eindhoven) met als doel samen te bezien of de vraag en het veld en het aanbod van de lerarenopleidingen bij elkaar gebracht kunnen worden. In overleg met de onderliggende platforms heeft SPV de vraag van het veld geformuleerd. Dit overleg heeft nog niet tot resultaat geleid.
3.6 Professionalisering schoolleiding en bestuurders Het nieuwe vmbo kan alleen succesvol ingevoerd worden onder leiding van een schoolleiding die stimuleert en waar dat nodig is faciliteert. In het nieuwe vmbo staat samenwerking centraal. Samenwerking tussen verschillende profielen in een school, waardoor profieloverstijgende keuzes voor leerlingen mogelijk worden, maar ook samenwerking met het regionaal mbo en bedrijfsleven, avo-vakken en de onderbouw, als voorbereiding op de profielkeuze. In deze samenwerking speelt de schoolleiding een cruciale rol.
37
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Landelijk gezien moeten schoolleidingen gestimuleerd worden de samenwerking in de school en de regio op zich te nemen. Dit kan door het beschikbaar stellen van voorbeelden van good practices en deze ook actief onder de aandacht te brengen tijdens bijv. regiobijeenkomsten. Met name de laag in een school tussen bestuur/directie en docenten, de locatiedirecteuren/ sectordirecteuren/teamleiders heeft veel behoefte aan deze bijeenkomsten om ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren.
Sommige scholen zien de vernieuwing van de beroepsgerichte programma’s vmbo als iets dat alleen betrekking heeft op de beroepsgerichte programma’s in het vmbo, anderen zien het als een majeure operatie en als een aanleiding om samen opnieuw na te denken over onderwijs zoals dat op hun school gegeven wordt. Bij dat nadenken betrekken ze niet alleen de docenten beroepsgericht, maar ook de avo-collega’s en de docenten in de onderbouw. Eén pilotschool gaf na een half jaar pilot aan: ‘wij praten op school weer over onderwijs en over de vraag hoe wij dat onderwijs in onze school vorm willen geven.’ Dit heeft echter alleen zin als de leiding van de school meepraat. Vragen die aan de orde moeten komen zijn: • Welke profielen gaan wij als school aanbieden • Welke keuzevakken bieden we aan? Maken we profieloverstijgende keuzevakken mogelijk? En als dat zo is welke keuzevakken kunnen dan gekozen worden? • Wanneer starten we met het beroepsgericht programma? • Hoe koppelen we beroepsgericht programma en avo-vakken aan elkaar, zodat voor leerlingen één onderwijs ontstaat? • Hoe organiseren we bij ons op school LOB, wanneer start dat, welke eisen stellen we aan het loopbaandossier, welke ervaringen laten we leerlingen wanneer opdoen zodat ze op basis daarvan keuzes kunnen maken, wie is er LOBmentor? • Hoe ziet ons lesrooster eruit of dat wat we willen ook werkelijkheid te laten worden? • Op welke manier organiseren we het examen (variant A of B)? • Hoe betrekken we MBO en bedrijfsleven bij ons onderwijs, hoe zorgen we voor doorlopende leerlijnen, nemen we zelf initiatief of wachten we tot het MBO komt? Samen praten over onderwijs betekent niet dat alle beslissingen in gezamenlijk overleg genomen moeten worden. Veel scholen kennen een werkgroep die voorstellen opstelt. Tot nu toe is het erg lastig gebleken rectoren en bestuurders te interesseren voor de ontwikkelingen in het vmbo. Het lijkt of het urgentiebesef bij hen ontbreekt of dat alles wat met vmbo te maken heeft gedelegeerd is naar mensen lager in de organisatie. Dat is erg jammer, het vmbo verdient echt meer aandacht dan het nu van veel rectoren en bestuurders krijgt. Het delegeren van de beslissingsbevoegdheid naar een locatiedirecteur of sectordirecteur wil niet zeggen dat de bestuurder van een school niet betrokken moet zijn bij de veranderingen in het vmbo. Natuurlijk hoeven ze niet elke punt en komma uit de nieuwe examenprogramma’s te kennen, maar ze moeten wel op hoofdlijnen op de hoogte zijn van de structuur en mogelijkheden van het nieuwe vmbo.
3.7 Conclusies en adviezen Rond de invoering van de nieuwe beroepsgerichte programma’s leven bij vmbo-scholen veel vragen rond professionalisering van docenten en bevoegdheden. Vooral de vragen: wie mag straks de nieuwe examenprogramma’s geven en worden docenten zonder meer bevoegd verklaard? worden vaak gesteld. Over het algemeen zijn zowel docenten als leidinggevenden geen voorstander van het bevoegd verklaren van zittende docenten zonder meer, een generaal pardon. Dit heeft onder andere te maken met de veiligheid van leerlingen die door een school gegarandeerd moet worden. Directies van scholen hebben voorstellen gedaan voor een zogenaamd ‘generaal pardon onder voorwaarden’. Onderdeel daarvan is de na- en bijscholing van docenten. Een dergelijk generaal pardon zou twee vliegen in één klap slaan: er komt per profiel een bijscholingsaanbod waarvan docenten gebruik moeten maken om de nieuwe profielen aan te mogen bieden. Naast bijscholing moet er een, modulair opgebouwd systeem van initiële scholing komen, waarvan zowel jonge aankomende docenten als zij-instromers gebruik kunnen maken, een systeem dat zo opgebouwd is dat er op vraag van de student een opleiding geboden kan worden. De structuur van kern, profielvak en keuzevakken in het vmbo kan hierbij als voorbeeld dienen. Professionalisering moet zich niet alleen richten op docenten, maar ook op schoolleiding en bestuurders. Zij moeten een
38
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
leidende rol nemen in het vmbo. Ook schoolleiders en bestuurders moeten het vmbo leren kennen om op basis van die kennis beslissingen te kunnen nemen met betrekking tot de inrichting van het vmbo op hun eigen school, de samenwerking tussen vmbo-scholen in de regio en de samenwerking tussen vmbo en mbo. De laatste vorm van samenwerking wordt niet gerealiseerd door alleen het sluiten van convenanten op bestuursniveau, daarvoor is kennis van vmbo en mbo en vooral onderlinge communicatie en facilitering van docenten nodig. Invoering van nieuwe examenprogramma’s en een nieuwe structuur kan niet zonder het beschikbaar stellen van middelen. De nieuwe examenprogramma’s vragen om nieuwe inventaris (soms klein soms groot) en nieuw lesmateriaal. Beroepsgerichte programma’s kunnen niet alleen met een boek gegeven worden, daarvoor is ook verbruiksmateriaal en inventaris nodig, hout, metaal, levensmiddelen, enz. Het bedrijfsleven heeft via VNO-NCW/MKB Nederland aangegeven te willen investeren in het vmbo, maar alleen als er sprake is van co-financiering samen met de overheid. Voor zowel lerarenopleidingen als uitgevers zijn de beroepsgerichte programma’s in het vmbo niet interessant, de doelgroep is te klein, ondersteuning vanuit zowel overheid als bedrijfsleven is noodzakelijk om de invoering van de nieuwe examenprogramma’s tot een succes te maken.
39
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
4. Informatie en communicatie over de vernieuwing Vanaf het begin van de ontwikkeling van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s zijn vmbo-scholen geïnformeerd over de vernieuwing. In 2011 verliep dit vooral via de platforms van beroepsgerichte programma’s en de Stichting Platforms VMBO, via de websites van genoemde organisaties, landelijke en regionale platformdagen. Met de start van het project (november 2011) is ook opdracht gegeven een website voor het project te ontwikkelen. Deze sitewwww.vernieuwingvmbo.nl is begin 2012 life gegaan. In de communicatie neemt deze website een centrale plaats in.
4.1 Website Wat op de website staat klopt
Vanaf het begin is naar het onderwijsveld gecommuniceerd dat de meest actuele én correcte informatie te vinden is op de website: wat op deze site staat is juist en actueel. Dit omdat er vooral gedurende de ontwikkeling van de eerste conceptexamenprogramma’s via verschillende sites veel informatie werd verspreid die niet klopte en daarmee veel verhalen de ronde deden die niet waar waren. Ook nu (2015) houden we vast aan deze uitspraak. Pas als documenten zijn vastgesteld en/of beslissingen zijn genomen worden ze opgenomen op de website en wordt hierover gecommuniceerd. Sinds de start van het project is de website voortdurend actueel gehouden. Ook is de site aangepast in opbouw en vormgeving. Op basis van vragen van gebruikers zijn er zijn knoppen bijgekomen en verwijderd. Toen vaststond welke profielen er zouden komen zijn sectoren vervangen door profielen, er is een tijdbalk toegevoegd en er is een animatie gemaakt waarin het doel van de vernieuwing wordt uitgelegd en uitgelegd wordt hoe de profielen in het vmbo in elkaar zitten. Deze animatie is vooral bedoeld voor leerlingen en hun ouders en kan door scholen gebruikt worden tijdens informatiebijeenkomsten. Scholen maken hier veelvuldig gebruik van. Inmiddels is ook een informatieknop voor ouders en leerlingen toegevoegd waarmee voorlichtingsmateriaal wordt ontsloten. De website wordt sinds de start zeer regelmatig bezocht, veel bezoekers vinden de website zonder gebruik te maken van internetdiensten/zoekmachines. Alle beroepsgerichte platforms hebben op hun website een verwijzing naar de website vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo. Ook op andere websites die het vmbo als onderwerp hebben staat een link, zoals op de website van de VO-raad en herziening MBO.
Vragen via de website
Via de website bestaat de mogelijkheid vragen te stellen. Hiervan wordt veelvuldig gebruik gemaakt. Gemiddeld komen er twee tot drie vragen per dag binnen. Alle vragen worden zo snel mogelijk beantwoord. Nieuwe vragen worden, voorzien van een antwoord, opgenomen in de FAQ’s op de website. De vragen gingen aanvankelijk vooral over de inhoud en de organisatie van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s, tegenwoordig komen er vooral vragen binnen over toegestaan onderwijs, keuzevakken, slaag- zak regeling en bevoegdheden.
40
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Informatie /voorbeeldfunctie pilotscholen
Via de website vragen scholen regelmatig in contact te komen met pilotscholen. Op de site staat welke pilotschool met welk profiel meedoet en in welke plaats die school gevestigd is. Op de site staan geen contactgegevens van pilotscholen. Vraagstellers die dat wensen weten uiteraard de pilotscholen wel te vinden. Pilotscholen wordt regelmatig gevraagd of ze bezoek willen ontvangen. Ze zijn hiertoe in het kader van het project niet verplicht, veel pilotscholen voelen zich wat overvraagd en houden dergelijke bezoeken ook af. De pilotscholen zijn uiteraard wel bereid hun ervaringen te delen. Dit doen zij onder andere via regionale bijeenkomsten. Zo zijn er in juni 2015 drie bijeenkomsten georganiseerd over LOB en de organisatie van de nieuwe profielen in het vmbo. Bij elk van deze bijeenkomsten hebben twee pilotscholen presentaties gehouden over hun aanpak en bevindingen op die thema’s. Zodra pilotscholen voor andere informatieve ervaringen hebben wordt een journalist met hen in contact gebracht om een artikel te schrijven dat op de website wordt geplaatst. Daarnaast zijn in juni filmopnamen bij pilotscholen gemaakt op basis waarvan filmpjes worden gemaakt die op de website geplaatst worden. Het streven is zo elk profiel in beeld te brengen.
Contactpersonen
Aan het begin van het project zijn alle vmbo-scholen, via de website, opgeroepen één of twee mensen binnen de school als contactpersoon aan te stellen. Deze contactpersonen krijgen mail als er nieuwe ontwikkelingen binnen het project zijn en sturen die mail door aan de medewerkers binnen de school. Na een eerste oproep hadden eind 2012 zich bijna 300 contactpersonen ingeschreven. Aangezien alle vmbo-locaties met een beroepsgerichte bovenbouw te maken krijgen met de nieuwe programma’s, was de doelstelling om 100% van deze scholen te bereiken. In mei 2013 is geïnventariseerd welke scholen zich als contactpunt hadden gemeld en welke nog niet. Naar alle scholen waarvan nog geen contactpunt bekend was (voornamelijk AOC’s, scholen van bestuursleden van SPV en klankbordscholen) is een brief gestuurd met de oproep een contactpunt te melden. In maart 2015 bevatte de lijst met contactpunten ruim 1500 namen. Rond de zomer van 2015 wordt nog een keer nagegaan of van alle vmbo-scholen een contactpunt bekend is.
4.2 Nieuwsbrief
Via de website kunnen mensen zich aanmelden voor de nieuwsbrief van het project. In mei 2015 heeft de nieuwsbrief ongeveer 4000 abonnees. Sinds juni 2012 zijn er 17 nieuwsbrieven verstuurd. Hoewel er geen vaste regelmaat in het versturen van de nieuwsbrief zit, komt deze gemiddeld eens in de twee maanden uit. De nieuwsbrief verschijnt als er nieuws te melden is. Sinds begin 2015 bevat de nieuwsbrief meer en meer informatie uit de pilotscholen. In het begin van de pilot was dit nog niet mogelijk omdat de scholen toen nauwelijks ervaring hadden opgedaan. Ook voor de nieuwsbrief geldt: wat in de nieuwsbrief staat is de juiste informatie. De inhoud van de nieuwsbrief wordt altijd afgestemd met OCW.
4.3 Bijeenkomsten Sinds de start van de vernieuwing beroepsgerichte programma’s zijn er, vanuit het project verschillende bijeenkomsten georganiseerd: • Zes keer zijn er regiobijeenkomsten gehouden: aanvankelijk in zes later, gezien de grote hoeveelheid aanmeldingen, in acht regio’s per informatieronde. Deze bijeenkomsten worden per regio door ongeveer 100 mensen bezocht. De bijeenkomsten worden altijd aan het eind van de middag gehouden (van 15.00 tot ongeveer 17.00 uur) en kennen eenzelfde opbouw: start met een plenair deel van ongeveer een uur en dan een vervolg in subgroepen. Tijdens de eerste bijeenkomsten werd er gewerkt met subgroepen per sector. Toen de concept examenprogramma’s meer vorm en inhoud kregen, zijn er subgroepen per profiel georganiseerd. Vanaf begin 2013 voor zes profielen, vanaf 2014 voor negen. Tijdens de laatste regiobijeenkomst volgens dit concept (januari 2015) is geconstateerd dat de platforms beroepsgerichte profielen de voorlichting over ‘hun’ profiel adequaat hebben opgepakt en dat ze daarmee docenten in die beroepsgerichte vakken/profielen goed weten te bereiken. Daarmee verandert de doelgroep van de regiobijeenkomsten. Deze moeten zich nu vooral richten op leidinggevenden van vmbo-scholen en decanen/mentoren. Deze laatste groep is van belang in verband met het accent dat in de nieuwe examenprogramma’s wordt gelegd op LOB. In juni 2015 zijn er drie regiobijeenkomsten gehouden voor leidinggevenden en mentoren/decanen. Voor elke
41
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
bijeenkomst hebben zich ruim 125 mensen aangemeld. • Voorlichtingsbijeenkomsten voor klankbord- en pilotscholen: telkens als er nieuwe scholen betrokken werden bij het project zijn er voorlichtingsbijeenkomsten voor deze scholen georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten werden scholen geïnformeerd over de nieuwe programma’s en de rol van klankbord- en pilotscholen. Na afloop van de bijeenkomst konden scholen zich aanmelden als klankbord- of pilotschool. Een klankbordschool dacht mee met de nieuwe examenprogramma’s maar werkte daar nog niet mee in de praktijk, een pilotschool heeft tot taak van examenprogramma’s onderwijs voor leerlingen te maken en te reflecteren op de examenprogramma’s, syllabi en andere producten van het project. Op het moment dat de examenpilot gestart is zijn klankbordscholen pilotschool geworden. De projectleiding heeft, in overleg met OCW klankbord- en pilotscholen geselecteerd op basis van vooraf vastgestelde criteria die met de scholen gecommuniceerd zijn. • Platformbijeenkomsten: sinds de start van het project vernieuwing beroepsgerichte examenprogramma’s besteden de platforms beroepsgerichte programma’s vmbo aandacht aan de nieuwe examenprogramma’s. Met grote regelmaat heeft de projectleiding, op uitnodiging van platforms, een bijdrage geleverd aan deze bijeenkomsten, met name tijdens de zogenaamde landelijke dagen die elk platform één keer per jaar organiseert. • Bijeenkomsten voor vertegenwoordigers van kenniscentra, Bedrijfstakgroepen van de MBO Raad (BTG’s) en SBB: met als doel hen te informeren over de ontwikkelingen in het vmbo en vragen te beantwoorden. • De projectleiding heeft op verschillende hogescholen voor verschillende doelgroepen van docenten en studenten voorlichting gegeven over de nieuwe beroepsgerichte programma’s, zodat ten minste bekend is voor welk werkveld studenten worden opgeleid. Naast de hiervoor genoemde landelijke bijeenkomsten is er vanuit het project vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo voorlichting gegeven over het nieuwe vmbo tijdens tal van kleinere, vaak eenmalige bijeenkomsten, bijv. van: • Regionale samenwerkingsverbanden vmbo – mbo • Schoolbesturen (Omo, Carmel, LVO, Friesland) en regionale samenwerkingsverbanden van vmbo-scholen • Regiobijeenkomsten van de VO-raad, • Congressen van de VO-raad • Schoolleidersplatforms van de VO-raad • Netwerk beroepskolom van de MBO Raad • Landelijke dagen van onder andere NVS-NVL • VMBO conferenties van SBO, Logacom/Sardes, Managementbijeenkomsten SPV Op verzoeken van individuele scholen om voorlichting te komen geven over de nieuwe beroepsgerichte programma’s wordt in eerste instantie niet ingegaan. Dit verandert wanneer de school de informatiebijeenkomst verbreed en collega scholen uit de regio en het MBO voor deze bijeenkomsten uitnodigt. Zo worden meer mensen bereikt én de mogelijkheden voor regionale inkleuring van de nieuwe profielen en keuzevakken toe te lichten. Daarmee bieden dergelijke informatie bijeenkomst meteen de mogelijkheid om partijen te op dit thema te verbinden.
4.4 Rol van platforms Van de start van het project vernieuwing beroepsgerichte programma’s vmbo zijn de platforms beroepsgerichte programma’s vmbo bij de ontwikkeling van de nieuwe examenprogramma’s betrokken. Deze platforms is gevraagd kandidaten voor te dragen voor de verschillende ontwikkel en klankbordgroepen, voor syllabus- en vaststellingscommissies en voor de sectorale vernieuwingscommissies. Een aantal platforms heeft, op eigen initiatief, een groep klankbordscholen verzameld, die met pilotscholen meedenken en zich voorbereiden op de invoering van profielen in het vmbo. Pilotscholen delen in dergelijke klankbordgroepen hun ervaringen met hun collega scholen. Alle platforms organiseren met grote regelmaat voor de bij hen aangesloten scholen bijeenkomsten om hen te informeren over de stand van zaken in het profiel dat ze vertegenwoordigen. Op verzoek levert de projectleiding altijd een bijdrage aan dergelijke bijeenkomsten.
42
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
4.5 Nulmeting Op verzoek van OCW heeft in april 2015 een zogenaamde nulmeting plaatsgevonden. Deze heeft tot doel: • na te gaan in hoeverre het veld geïnformeerd is over de ophanden zijnde veranderingen in het vmbo; • voor welke doelgroepen extra communicatie activiteiten georganiseerd moeten worden; • of de nieuwe examenprogramma’s op 1 augustus 2016 van start kunnen gaan. De nulmeting kon digitaal ingevuld worden en heeft open gestaan van 13 april tot en met 1 mei 2015. Contactpunten van de website vernieuwingvmbo.nl; abonnees van de nieuwsbrief van SPV en leden van de verschillende platforms beroepsgerichte programma’s vmbo zijn opgeroepen de nulmeting in te vullen. Ook heeft er een oproep gestaan in de nieuwsflits van de VO-raad en de nieuwsbrief VO van OCW. Hoewel de nulmeting in een vakantieperiode plaats vond hebben 1028 mensen de moeite genomen de enquête in te vullen. Ruim 80% van de respondenten zegt de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s in te kunnen voeren op 1 augustus 2016. 18% geeft aan de nieuwe programma’s niet in te kunnen voeren op 1 augustus 2016, redenen daarvoor zijn vaak: nieuwbouw, fusie, overleg met collega scholen. Geen enkele respondent geeft aan helemaal niet te kunnen of willen starten met de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s. Een conclusie die uit de nulmeting getrokken kan worden is: we (scholen) hebben veel op ons bordje, maar het is allemaal wel haalbaar. Opvallend is dat gebrek aan tijd en faciliteiten wel wordt genoemd, maar zeker niet als eerste. Als eerste worden zorgen om leermiddelen genoemd. Er is wel zorg bij de respondenten, maar zeker geen weerstand. Zorg is er vooral omdat lesmateriaal pas erg laat dreigt te komen, er geen zicht is op hoe bijscholing georganiseerd gaat worden. In januari 2016 wordt de meting herhaald, dan moeten alle scholen actie hebben ondernomen op de invoering van de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s.
4.6 Conclusies en adviezen Scholen die niet deelnemen aan de pilot willen erg graag weten hoe pilotscholen van examenprogramma’s onderwijsprogramma’s hebben gemaakt, waar ze tegenaan lopen, welke keuzes ze hebben gemaakt en welke adviezen ze hebben. Regionale voorlichtingsbijeenkomsten vervullen bij het overdragen van deze informatie een belangrijke rol, evenals voorbeelden, in woord en beeld, op de website. In de aanloop naar de landelijke invoering moeten de bijeenkomsten behouden blijven en ingevuld worden op basis van vragen uit het veld. Bijeenkomsten per profiel kunnen door de beroepsgerichte platforms georganiseerd en ingevuld worden. Bijeenkomsten rond thema’s (LOB, leidinggevenden, lessentabel/organisatie, toetsing en afsluiting) blijven de komende tijd nodig. De website heeft bewezen een belangrijke informatiebron te zijn voor scholen. Inmiddels weten vmbo-docenten en hun leidinggevenden de website te vinden en maken ze er veelvuldig gebruikt van. De komende tijd moet deze dan ook zeker blijven voortbestaan. Via de website worden veel vragen gesteld. Het is belangrijk dat vraagstellers snel antwoord krijgen op hun vraag. Facilitering hiervoor is noodzakelijk. Nu het nieuwe vmbo dichter bij komt hebben scholen er meer en meer behoefte aan dat iemand met hen meedenkt, dat iemand een keer een uurtje komt praten, zodat plannen en ideeën voorgelegd kunnen worden. De structuur van profiel en keuzevakken geeft veel mogelijkheden, maar maakt soms ook dat een en ander even ‘uitgetekend’ moet worden om te begrijpen wat er bedoeld wordt, daarvoor is een face-to-face-gesprek vaak noodzakelijk. Facilitering hierbij in de vorm van ambassadeurs van het nieuwe vmbo waarop zowel via de mail, telefonisch als fysiek een beroep gedaan kan worden kan de invoering van het nieuwe vmbo ondersteunen en soepel laten verlopen.
43
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht platforms beroepsgerichte programma’s Profiel
Platform
BWI
Platform Bouwen, wonen en interieur
D&P
Platform Dienstverlening en producten (profiel D&P): de platforms Intersectoraal, Technologie in de gemengde leerweg en ICT-route zijn voornemens op 1 januari 2016 te fuseren tot het platform Dienstverlening en producten Platform Allround vmbo
E&O
Platform Economie en ondernemen
Groen HBR
Platform Horeca, bakkerij en recreatie
MaT MVI
Platform Grafimedia
M&T
Platform Mobiliteit en transport
PIE
Platform vmbo PIE Platform Techniek (
Z&W
Platform Zorg en welzijn
44
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Bijlage 2: Inventarisatie lesmateriaal
Profiel
Lesmateriaal
E&O
-
HBR
-
De grote uitgevers zijn bezig, van drie uitgevers worden methoden verwacht, in elk geval voor het beroepsgerichte profielvak Vakcollege ontwikkelt materiaal Er wordt in eigen beheer (samen met het kenniscentrum) materiaal ontwikkeld Vakcollege ontwikkelt materiaal
BWI
-
60 scholen hebben samen kenniscentra opdracht gegeven materiaal te ontwikkelen. Dit materiaal wordt ondergebracht in een stichting. Opdrachtgever is het platform BWI, leden van het platform worden eigenaar van het lesmateriaal.
PIE
-
Het consortium beroepsonderwijs ontwikkelt samen met de Vakcollege Groep een 7-jarige leerroute + materiaal Noordhoff ontwikkelt voor het profielvak Otib ontwikkelt voor de keuzevakken Vmbo digitaal
-
M&T
-
Innovam ontwikkelt lesmateriaal Het consortium beroepsonderwijs ontwikkelt samen met de Vakcollege Groep een 7-jarige leerroute + materiaal
MVI
-
Platform heeft lesmateriaal ontwikkeld en stelt dit bij. Lesmateriaal is eigendom van leden platform
Z&W
-
Verschillende uitgevers zeggen materiaal te ontwikkelen Eén digitale uitgever is al op de markt Scholen ontwikkelen zelf materiaal Vakcollege ontwikkelt materiaal
D&P
-
Verschillende uitgevers ontwikkelen materiaal In eigen beheer van het platform wordt materiaal ontwikkeld
Groen
-
Het ontwikkelcentrum ontwikkelt materiaal
45
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Bijlage 3: Inventarisatie inventaris
profiel
afdeling
aanvullende inventaris
E&O
Adm.
•
• •
H&A
•
Inventaris / hardware en software voor logistiek
H&V
•
Hardware en software t.b.v. modules Commercieel en Administratie; receptie/balie; telefoons; postprogramma’s; inventaris / hardware en software t.b.v. module logistiek;
• •
Mode commercie
• • •
HBR
BWI
PIE
Kassa’s, winkelsimulatie; scanners; hardware en software t.b.v. module Commercieel en Secretarieel Presentatiemogelijkheden en materialen (etaleren, presenteren, vormgeving) plus software daartoe Inventaris / hardware en software voor het onderdeel logistiek;
Hardware en software t.b.v. modules Commercieel en Administratie; receptie/balie; telefoons; postprogramma’s; inventaris / hardware en software t.b.v. module logistiek;
HTV Breed
• • • •
Shockvriezer IJsmachine Homogenisator Vacumeermachine
HTV Bakken
• •
Kassasysteem/afrekensysteem Remrijskast
HTV Horeca
• • • •
Oven voor bakken van brood en broodproducten (rem)Rijskast Kneedmachine Planeetmengers
Bouw breed
• • • • • • •
Digitaal waterpasinstrument Steenzaagmachine Ladder Rolsteiger (kamersteiger) Lamellofrees Dominofrees Snijplotter
Differentiaties
De meeste scholen hebben een afdeling timmeren met daarnaast een andere differentiatie, daarvoor geldt ook bovenstaand lijstje. Scholen met alleen een creatieve schildersopleiding missen de volledige inventarislijst op de schilders onderdelen na.
MT
• •
Lasersnijder 3D-printer met software
46
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
M&T
• • •
Montage opstelling voor montageborden Set montageborden Pijpenbuigmachine
ET
• • • • • • • • • • • • • • •
Lasersnijder 3D-printer met software CNC-draaimachine Centerdraaimachine met digitale aflezing Cirkelzaagmachine Guillotinebank Kolomboormachine Lintzaagmachine (beugelzaagmachine) Vingerzetbank Hefboomschaar Uithoekschaar (hydraulisch) Rondbuigmachine (wals) Pijpenbuigmachine MIG/MAG lasinstallatie Puntlasmachine
IT
• • • • • • • • • • •
Lasersnijder 3D-printer met software CNC-draaimachine Centerdraaimachine met digitale aflezing Kolomboormachine Lintzaagmachine (beugelzaagmachine) Vingerzetbank Hefboomschaar Uithoekschaar (hydraulisch) MIG/MAG lasinstallatie Puntlasmachine
Metalektro
• • • •
Lasersnijder 3D-printer met software CNC-draaimachine Pijpenbuigmachine
Installektro
• • • • • • • • • • • • •
Lasersnijder 3D-printer met software CNC-draaimachine Centerdraaimachine met digitale aflezing Kolomboormachine Lintzaagmachine (beugelzaagmachine) Vingerzetbank Hefboomschaar Uithoekschaar (hydraulisch) Rondbuigmachine (wals) Pijpenbuigmachine MIG/MAG lasinstallatie Puntlasmachine
Mobiliteit
inventaris voor onderdeel transport: • •
Materiaal om pakketten te verpakken, in te pakken en vast te zetten Interne transportmiddelen Karren
47
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
• •
MVI
T&L
inventaris voor mobiliteit. Het gaat hier om een zeer beperkt aantal scholen, de meeste scholen met een afdeling T&L hebben ook de afdeling mobiliteit.
Grafimedia
• • • •
ICT-route
Z&W
Containers Handpallettruck elektrische stapelaar steekwagen stellingen bakwagen met laadklep
oude computers voor het monteren en demonteren database programma benodigdheden om netwerk te bouwen (wifi kastjes, routers, utp kabels) uitbreiding foto- en video apparatuur aanschaf voldoende tablets voor uitvoering lesprogramma
• • • •
programmatuur voor mediavormgeving Apple computers foto- en filmcamera’s 3-D printer
•
privé-keuken(s) met:
VZ UV (1 school voor zover bekend)
. 2/3 fornuizen
Geldt ook voor scholen die nu SDV hebben en kiezen voor Z&W
. 1 koelkast . 1 magnetron . 1 afwasmachine • •
wasmachine en droger werkkast met/voor:
-‐ strijkplanken + strijkijzers -‐ 1 stofzuiger
• •
-‐ schoonmaakmaterialen en -middelen
(keuken)kasten voor: linnengoed, servies en bestek, keuken- en kookspullen, voorraad Rolstoel, rollator, (senioren)bed
EHBO materialen ZW D&P
SDV
• • •
Multimediaomgeving met Computers en printer Software w.o. Adobe Illustrator-IndesignPhotoshop-Premiere, Officepakket Foto-filmapparatuur, studio-uitrusting (belichting-
48
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
•
ICT-route
• •
• • • • • •
•
• • • •
Intersectoraal
• • • • • • • •
•
• • • •
Technologie
• • • • •
horizon) 3-D-printer en scanner apps en software ten behoeve van de planning en organisatie van een activiteit keuken, afzuigkappen en keukeninventaris schoonmaak(hulp)middelen en – materialen (zie UV) communicatieapparatuur (zoals apparatuur voor videoconferencing, of een webcam) afrekensystemen software presentatieprogramma's 2d en 3d ontwerp- en tekenprogramma’s CAD programma Werktafels en of zetbank gangbaar elektrische machines (zoals (accu)boormachines, zaagmachines, figuurzaagmachine) gangbaar meet- en aftekengereedschap (zoals analoge en digitale meetapparatuur, winkelhaak, schuifmaat) soldeertangen en afzuigapparatuur software voor fotobewerking en montage digitale fotoapparatuur inclusief lenzen en statief videoapparatuur, apps en software ten behoeve van de planning en organisatie van een activiteit keuken, afzuigkappen en keukeninventaris schoonmaak(hulp)middelen en – materialen communicatieapparatuur (zoals apparatuur voor videoconferencing, of een webcam) afrekensystemen software presentatieprogramma's 2d en 3d ontwerp- en tekenprogramma’s CAD programma werktafels en/of zetbank gangbaar elektrische machines (zoals (accu)boormachines, zaagmachines, figuurzaagmachine) gangbaar meet- en aftekengereedschap (zoals analoge en digitale meetapparatuur, winkelhaak, schuifmaat) soldeertangen en afzuigapparatuur software voor fotobewerking en montage digitale fotoapparatuur inclusief lenzen en statief videoapparatuur Meerdere videocamera’s per locatie 3D Printer software om een website te bouwen software om apps te bouwen keuken, afzuigkappen en keukeninventaris schoonmaak(hulp)middelen en – materialen (zie UV)
49
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Bijlage 4: Samenvatting CvTE Evaluatie CSPE’s 2015
aan:
de regiegroep vernieuwing beroepsgericht vmbo
van:
CvTE
betreft:
rapportage cspe’s 2015, i.h.b. pilot-profiel-cspe’s
datum:
26 juni 2015
bijlage:
gedetailleerde weergave van de respons van de pilot-docenten op de enquêtes van het CvTE (afzonderlijk document)
Centrale examens beroepsgericht 2015
1
Inleiding In deze notitie kijkt het CvTE terug op de cspe’s van 2015, in het bijzonder op de profiel-cspe’s. 2015 was voor de beroepsgerichte programma’s een bijzonder examenjaar. 2015 was het eerste examenjaar waarin profiel-cspe’s voor 6 profielvakken in een pilot beproefd zijn. Daarnaast is een belangrijke stap gezet in de omschakeling van MiniTester (een light variant van ExamenTester voor de minitoetsen) naar Facet.
2
Evaluatie cspe’s oude stijl
2.1
De voorbereidingsperiode op de afname Deze is zonder grote problemen verlopen. Het aantal vragen in de voorbereidingsperiode bleef beperkt. Wel ontving het CvTE signalen dat scholen zich er terdege van bewust zijn dat er op het terrein van het zich houden aan de richtlijnen bij de afname van de cspe’s nog het nodige te verbeteren valt. Het CvTE ziet dit als een gevolg van de bevindingen van inspectie over de afnamepraktijk van de cspe’s 2013. De verscherpte aandacht voor de juiste afnamecondities is waarschijnlijk ook niet geheel los te zien van de Ibn Ghaldounaffaire. Een punt van aandacht was het aspect organisatielast en dan met name afnameplanning van de minitoetsen. De planning voor de afname van de minitoetsen in Facet vergt een andere werkwijze dan die in MiniTester. Uit de evaluatie met de 110 scholen die in 2015 al met Facet hebben gewerkt blijkt dat Facet veel goeds meebrengt, maar dat de planning vooralsnog extra aandacht en werk vergt. Dit komt enerzijds doordat men aan Facet moet wennen. Anderzijds komt dit doordat het bij de minitoetsen vaak gaat om kleine groepjes, waarbij nogal eens met tijdstippen geschoven moet worden. De (opbouwende) kritiek vanuit de Facet-scholen op dit punt wordt opgepakt. In de voorbereidingsperiode hebben docenten weinig inhoudelijke kwesties aangekaart bij
[email protected]. Enkele meldingen bij het Examenloet hebben geleid tot een erratum of een aanvulling op het correctievoorschrift.
2.2
De afnameperiode Ondanks een beperkt aantal slordigheden was 2015 inhoudelijk gezien voor de beroepsgerichte vakken oude stijl een goed examenjaar. De meeste cspe’s kennen inmiddels de juiste moeilijkheidsgraad en de examenmakers weten deze lijn de laatste jaren doorgaans consequent door te trekken. Dit is zichtbaar in de gemiddelde N-term die bij de cspe’s van 2015 op 0,62 ligt. Dit is nagenoeg dezelfde gemiddelde waarde als die van de jaren 2013 en 2014. Voor cspe’s is dit een prima gemiddelde N-term. Uit de enquêtes van de platforms (de vakverenigingen) onder docenten komt het volgende beeld naar voren: § De voorbereiding levert geen grote problemen op; frequent wordt wel aangegeven, dat de organisatie een behoorlijke klus is. De cspe’s krijgen doorgaans een ruime voldoende als ‘rapportcijfer’. Dit duidt op draagvlak bij de docenten beroepsgericht. Ten opzichte van voorgaande jaren valt op, dat bij een aantal vakken de waarderingscijfers nogal
50
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
§
uiteenlopen. Er zijn vakken waar sommige docenten het cspe waarderen met een 2, terwijl hetzelfde cspe door andere vakcollega’s een 9 kreeg toebedeeld. cspe’s met een hoge moeilijkheidsgraad worden met name bij BB lager gewaardeerd. Als vakdocenten de enquête invullen, is de N-term echter nog niet bekend. De impact van passend onderwijs laat zich wellicht al enigszins gelden.
§
De enquêtes brachten een beperkt aantal nieuwe onvolkomenheden aan het licht. Het CvTE zal er onder meer via de platforms op wijzen, dat (vermeende) fouten/onvolkomenheden direct aan het Examenloket doorgegeven moeten worden. Het aantal ingevulde enquêtes is in lijn met die van 2014. Merkbaar is dat steeds meer aandacht uitgaat naar de concept-examenprogramma’s nieuwe stijl waarvoor in 2015 voor 6 profielvakken de eerste pilot profiel cspe’s zijn afgenomen.
3
Evaluatie pilot profiel cspe’s Aangezien het gaat om geheel nieuwe examenprogramma’s met nieuwe inhouden werden de pilotscholen in november 2014 op hoofdlijnen geïnformeerd over de pilot-profiel cspe’s. Te meer daar er ook geen voorbeeld-cspe’s waren. Eind maart 2015 is tijdens een tweede bijeenkomst met pilotdocenten op de concrete inhoud van het profiel-cspe en de organisatieaspecten ingegaan. Omdat alle pilotscholen hier aan deelgenomen hebben, waren de pilot-docenten redelijk voorbereid op de afname van de eerste pilot-profiel cspe’s. Met als gevolg dat gedurende de voorbereidings- en afnameperiode weinig vragen via het Examenloket zijn gesteld over de profiel-cspe’s. De afnames zijn dan ook zonder grote problemen verlopen. Dat geldt ook voor de afname van de minitoetsen in Facet (MiniTester was bij de profiel-cspe’s niet beschikbaar). Ook over de pilot-profiel-cspe’s is een enquête uitgezet. Voor twee profielvakken (6 profielcspe’s) is in de week voorafgaand aan de normering op verzoek van de pilot-docenten een examenbespreking georganiseerd, die door alle aanwezigen als zinvol ervaren is.
3.1
Opbrengsten enquêtes Van de respons van de pilotdocenten op de enquêtes is een gedetailleerde weergave beschikbaar. Deze isals afzonderlijke bijlage bij deze rapportage gevoegd. De meeste profiel-cspe’s hebben een waarderingscijfer gekregen tussen 6 en ruim 7. Gemiddeld: 6,6. Alleen de cspe’s Bouwen, Wonen en Interieur (BWI) scoorden beduidend lager. Hier was een hoofdpunt van kritiek dat men te weinig het ‘eigen’ vak herkende Tegelijkertijd echter wordt het examenprogramma BWI en de uitwerking ervan in de syllabus als overladen ervaren door de docenten van de pilotscholen. De syllabus BWI bevat ‘meer’ metselen en timmeren dan de syllabus bouw-breed. Om aan deze kritiek tegemoet te kunnen komen moet het examenprogramma bijgesteld worden en van daaruit de syllabus. In de syllabus BWI is vanuit de huidige versie van het examenprogramma niet veel winst meer te behalen. Bij enkele andere vakken zijn deze signalen er ook (geweest), maar veel minder prominent dan bij BWI. Bij Economie en Ondernemen (E&O) zijn eerder na vergelijkbare kritiek het examenprogramma en de syllabus bijgesteld. Alom is hier nu de reactie, dat de syllabus voor 2016 passend is. De totstandbrenging van de pilot-profiel cspe’s liep gelijk op met de ontwikkeling van de syllabi. Voortdurend moest derhalve bijgesteld worden opdat de profiel-cspe’s inhoudelijk nog aansloten bij de actuele versie van de syllabi. Bij Mobiliteit en Transport (M&T) is hierdoor iets misgegaan: in het profiel-cspe BB kwamen enkele opdrachten voor die aan BB niet gesteld hadden mogen worden. Hiervoor is gecorrigeerd via de N-term. In een eerdere concept-versie van de syllabus konden deze vragen nog wel aan BB gesteld worden. Verder is bij M&T over het transportgedeelte kritiek geuit dat het werken met papieren documenten niet aansluit bij de dagelijkse beroepspraktijk. De omslag naar digitaal moet gemaakt worden. Er zijn echter scholen die nog niet over de geschikte apparatuur (bijvoorbeeld scanapparatuur) beschikken. Los daarvan zal het nog een uitdaging zijn om opdrachten te maken die compatibel zijn met alle soorten programmatuur waarmee binnen de M&T-scholen
51
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
gewerkt gaat worden. De omslag moet in samenspraak tussen CvTE/Cito en het platform/de scholen doorgevoerd worden. Over E&O zijn enkele vergelijkbare signalen ontvangen. Een voordeel van het werken met digitale applicaties is dat de werkomgeving voor de kandidaten overzichtelijker wordt. Immers dan zijn papieren bijlagen, uitwerkbijlagen e.d. niet meer nodig. Door enkele respondenten is de opmerking gemaakt dat de vier profieldelen niet in gelijke mate terug komen in het profiel-cspe. Uit de toetsrationales (de verantwoordingen van Cito aan CvTE dat aan de constructieopdracht is voldaan) blijkt echter dat hiervan geen sprake is. Diverse respondenten geven aan dat niet alle eindtermen vanuit de kern A (algemene vaardigheden) en B (profielspecifieke professionele vaardigheden) van het examenprogramma in de profiel-cspe’s terugkomen. Dat klopt ook. Niet alle eindtermen uit de kern kunnen in een centraal examen getoetst worden. Als voorbeeld in deze geldt ‘samenwerken’. Welke eindtermen uit de kern getoetst worden wordt mede bepaald door de context. Bovendien behoort de kern A en B ook tot de aan het profiel gerelateerde keuzevakken (in het schoolexamen te examineren). Een veelgenoemd aspect in de enquêtes is de verhouding theorie-praktijk, zij het vanuit verschillende invalshoeken. Dezelfde context-opdracht wordt door de ene respondent onder theorie geschaard en door een ander onder praktijk. Bovendien wordt de definitie van praktijk in sterke mate beïnvloed door wat de gangbare mening is in het desbetreffende programmagebied. Een administrateur geeft er een andere duiding aan dan een timmerman. Voor de een geldt dat een ICT toepassing een praktische vaardigheid is, de ander ervaart dit juist als theorie. Met name voor BB vragen de pilot-scholen om profiel-cspe’s waarin de praktijk leidend is en contexten voorkomen die voor de leerlingen herkenbaar zijn. Overigens is het algemene beeld dat de gekozen contexten goed aansluiten bij de beroepspraktijk. Tegelijkertijd wordt ook vaak aangegeven, dat de organisatielast hoog en soms te hoog is. Die roep staat op gespannen voet met de wens om de praktijk te laten domineren. Meer praktische opdrachten betekent doorgaans een hogere organisatielast. Dit zijn aspecten waar de komende jaren de nodige aandacht naar uit zal moeten gaan. Uit sommige reacties blijkt dat men vindt dat een opdracht die veel tijd vergt ook veel scorepunten moet krijgen. Dat is echter geen automatisme. Uit de enquête blijkt dat met name voor de profiel-cspe’s BB taalgebruik een belangrijk aandachtspunt blijft. Dit is in lijn met de signalen over de cspe’s oude stijl: teveel/ te lange teksten, teveel verwijzingen/moeilijke/ lastige woorden/tekst, te moeilijke vraagstelling/zinsconstructies, vakjargon, vraagstelling niet duidelijk genoeg. Taalgebruik is steevast een belangrijk aandachtspunt voor de examenmakers. De taal in het examen moet functioneel zijn en toegankelijk voor de doelgroep. Niet altijd echter kan worden voorkomen dat leerlingen hinder ondervinden van een lage taalvaardigheid bij het afleggen van een examen. Juist die groep heeft baat bij extra aandacht van hun school voor taalvaardigheidsontwikkeling. Daarnaast komt uit onderzoek naar taalgebruik in de centrale examens BB voor de algemene vakken naar voren dat te beknopte formuleringen, waar nogal eens om gevraagd wordt, voor de BB-kandidaten juist onduidelijker zijn. In de constructieopdrachten van CvTE aan Cito staat daarom dat het taalgebruik in de cspe’s passend moet zijn. 3.1.1 Uitvoerbaarheid/organisatielast De voorbereiding op en afname van de cspe’s vraagt van de scholen het een en ander. Dat komt doordat de praktijk leidend is en doordat het cspe valide moet zijn in relatie tot de syllabus. Binnen dat kader wordt gestreefd naar cspe’s met een zo beperkt mogelijke organisatielast. Hoe zich de organisatielast van de profiel-cspe’s verhoudt tot die van de cspe’s oude stijl is afhankelijk van welke beroepsgerichte vakken de school voorheen in huis had. Als voorheen Administratie werd afgenomen, bijna volledig achter de computer afneembaar en met de volledige groep ineens, dan is de stap nu naar Economie en Ondernemen, met praktische opdrachten die individueel moeten worden afgenomen, groot vanuit het oogpunt van
52
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
organisatielast. Een school echter die vanuit Handel en verkoop in de pilot Economie en Ondernemen is gestapt, zal qua organisatielast hoogstens een klein verschil ervaren. Een aandachtspunt dat door de pilot-scholen werd genoemd is dat er per profiel-cspe aanmerkelijk meer kandidaten geëxamineerd moeten worden dan voor de afzonderlijke cspe’s oude stijl. Netto zou dat echter wel eens minder organisatielast kunnen opleveren dan het examineren van meer vakken met kleinere groepen kandidaten. Een profiel-cspe PIE organiseren voor 50 leerlingen is waarschijnlijk minder werk dan de organisatie van drie cspe’s metaal, elektro- en installatietechniek voor resp. 25, 15 en 10 kandidaten. 3.1.2 Correctievoorschrift (cv) Verreweg de meeste respondenten vinden het cv duidelijk en goed hanteerbaar. Enkele respondenten hebben suggesties aangereikt om de praktische hanteerbaarheid te verbeteren. Deze signalen zijn doorgegeven aan de examenmakers. 3.1.3 Overig Enkele pilot-scholen hebben ervoor gekozen om een profielvak af te ronden in leerjaar 3, met als gevolg dat de kandidaten een profiel-cspe afgelegd hebben over examenstof die een jaar eerder behandeld was. Sommige pilot-docenten geven aan dat kandidaten hier wellicht nadeel van hebben ondervonden. Door andere examinatoren is aangegeven dat dit nadeel niet is waargenomen. Een reden zou kunnen zijn dat op de laatstgenoemde pilot-scholen keuzevakken in leerjaar 4 zijn aangeboden die inhoudelijk goed aansluiten op het profielvak. De eerste indruk is verder dat de impact van de overgang van de examenprogramma’s oude stijl naar de profielvakken per school en per programma heel divers is. Vanuit het afdelingsprogramma Administratie naar E&O lijkt een grotere overgang te zijn dan vanuit Handel en verkoop of Handel en administratie. Ook de stap van techniek-breed naar BWI en vooral PIE lijkt fors. 3.2
De normering van de profiel-cspe’s Het normeren van de profiel-cspe’s was een uitdaging. De psychometrici van Cito hadden er voor gezorgd dat per profiel-cspe en per N-term zichtbaar hoe de resultaten op de geanonimiseerde individuele pilotscholen uit zouden pakken. Bovendien was informatie beschikbaar over hoe de resultaten van de in 2014 vastgestelde N-termen voor de onderliggende vakken vorig jaar uitgepakt zijn op de individuele pilotscholen. Op basis van deze informatie bleek dat er soms grote verschillen waren tussen pilot-scholen voor wat de betreft de resultaten van de leerlingen op hetzelfde profiel-cspe. Soms was dat in lijn met de resultaten op de onderliggende vakken, soms niet. Nu hadden de pilot-scholen speelruimte bij het hanteren van de N-termen voor de profiel-cspe’s: de N-term die pilot-school gebruikt mocht maximaal 0,5 hoger liggen dan de N-term van het CvTE. Van een pilotschool waarvan de kandidaten relatief slecht presteerden was daardoor bij de normering ook zichtbaar hoe de resultaten uit zouden pakken, als de school zou besluiten om voor dit profiel-cspe een 0,5 hogere N-term te hanteren. Met al deze extra informatie zijn de N-termen voor de profiel-cspe’s bepaald.
4
Samenvattend De constructie van de profiel-cspe’s liep gelijk op met de totstandbrenging van de syllabi. Desondanks waren alle profiel-cspe’s op tijd gereed en is de afnameperiode goed verlopen. De reacties van de pilot-docenten waren (gematigd en/of kritisch) positief. In 2015 is een belangrijke stap gezet naar cspe’s voor de profielvakken. Ook de afnameperiode voor de cspe’s oude stijl is goed verlopen. Bovendien is op 1/5 van de scholen Facet geïntroduceerd als afnameomgeving voor de minitoetsen. De resultaten waren in lijn met het eveneens mooie examenjaar 2014. Voor de profiel-cspe’s is er de komende jaren nog veel werk aan de winkel. Zes profielvakken gaan hun tweede pilot-cspe-jaar in en er komen pilotprofiel-cspe’s bij voor drie profielvakken. De reacties vanuit de pilot-scholen zijn reden om deze volgende stap met vertrouwen tegemoet te zien. Het verloop van de afnameperiode en de resultaten voor de cspe’s oude stijl rechtvaardigen de verwachting dat de cspe’s oude stijl hun kwaliteit zullen behouden.
53
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Bijlage 5: Inventarisatie initiële opleidingen
Vragen OCW 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Per profiel: welke huidige opleidingen leveren een passende bevoegdheid op of zouden in aanmerking kunnen komen? Waar in het land worden deze opleidingen gegeven? (aantal opleidingen) Wat is er per profiel aan opleiding nodig? Voor welke onderdelen kan dat via bestaand aanbod van de lerarenopleidingen (en zo ja, via welke opleidingen)? (match vraag en aanbod) Voor welke onderdelen zal aanvullend aanbod georganiseerd moeten worden? Hoe wordt veiligheid gedekt vanuit de opleidingen? Hoeveel docenten vallen er onder de verschillende profielen en hoeveel schoollocaties?
Antwoorden per profiel Economie en Ondernemen Opleidingen
Een 2egraads lerarenopleiding algemene economie geeft bevoegdheid voor het profiel E&O. Een kleine minderheid van de vmbo-docenten beschikt over een 1egraads bevoegdheid. Docenten economie hebben een bevoegdheid voor het vak algemene economie. Dit is in het VO een avo-vak. Deze docenten geven op basis van deze bevoegdheid een beroepsgericht programma, maar zijn niet opgeleid voor dit beroepsgerichte programma. Qua inhoud, omvang en didactiek stelt een beroepsgericht programma heel andere eisen als een avo-vak. Er daarom eigenlijk geen sprake van een passende opleiding.
Aantal opleidingen
Algemene Economie wordt verspreid door het land aan lerarenopleidingen aangeboden, zie:
Nodig
In E&O komen een aantal afdelingsprogramma’s samen. Scholen verzorgen over het
www.wordleraarinhetvo.nl/arbeidsmarkt/lerarenopleidingen/ algemeen niet al deze afdelingsprogramma’s. Scholen die nu Handel en administratie of Handel en verkoop aanbieden kunnen vrij goed overschakelen op E&O, met uitzondering van de profielmodulen logistiek, die voor iedereen nieuw is. Scholen die nu Administratie aanbieden hebben veel meer moeite met de omschakeling, omdat voor hen de praktische vaardigheden van Commercieel nieuw zijn en dit een vrij groot deel van het programma uitmaakt. Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat docenten Economie de aansluiting met de praktijk een beetje verloren zijn (door de simulatieprogramma’s in de school). Hierdoor ontbreekt het hen aan actuele kennis van de praktijk en met name de digitalisering in de praktijk. Daarnaast is er weinig kennis van beroepsmatige ICT-vaardigheden en de rol die ICT speelt in de beroepspraktijk. Matching vraag
Het platform Economie heeft contact met lerarenopleidingen en signalen gekregen dat deze
aanbod
opleidingen hun curriculum bijstellen op de onderwerpen die in het examenprogramma E&O aan bod komen. Echter, zoals hiervoor al in aangegeven, de meeste opleidingen leggen het accent op de theoretische kant van het economisch vakgebied en niet op de relatie met de praktijk en al helemaal niet met de beroepspraktijk waarvoor E&O-leerlingen worden opgeleid. Hierdoor kunnen docenten deze beroepspraktijk voor leerlingen niet inzichtelijk maken en in de lessen geen relatie leggen.
Aanvullend aanbod
•
Kennis van en ervaring met de beroepspraktijk op de vier profielmodulen en de verdiepende keuzevakken
• •
Beroepsgebonden ICT-kennis en vaardigheden Kennis en vaardigheden die passen bij keuzevakken als webshop, ondernemen, vormgeving/presentatie
54
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Het is voor docenten in de beroepsgerichte programma’s erg belangrijk voeling met de praktijk te houden, een verplichte docentenstage zou hiervan een goed voorbeeld zijn met als doel vakkennis en vaardigheden te herhalen/te oefenen. Veiligheid
Veiligheid zoals in technische opleidingen speelt geen rol bij E&O, mogelijk in de toekomst bij het onderdeel logistiek al lijkt dat niet voor de hand te liggen. Zaken als digitale en sociale veiligheid spelen wel een rol bij E&O.
Aantallen
Op dit moment bieden 301 scholen een afdelingsprogramma dat in 2016 opgaat in E&O. Verwacht wordt dat er gemiddeld 3 docenten per school bij het afdelingsprogramma betrokken zijn. Dit zou betekenen dat het om ongeveer 1000 docenten gaat.
Horeca, bakkerij en recreatie Opleidingen
Momenteel worden de opleidingen docent CT (Horeca en Bakken) aangeboden door: •
Fontys, Eindhoven
•
Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam
•
Staos Vilentum, Wageningen.
Bij het behalen van het diploma levert dit de passende bevoegdheid op. Aantal opleidingen
3
Nodig
Er is behoefte aan bijscholing, zowel vaktechnisch als pedagogisch/didactisch. Jaarlijks maken daar ca. 120 docenten gebruik van. Eerlijkheidshalve moeten we er wel bij zeggen dat dat ook docenten zijn vanuit het MBO! De VSHO verzorgt de vaktechnische bijscholing al een groot aantal jaren in samenwerking met het bedrijfsleven. Voor de pedagogisch/didactische kant wordt samengewerkt met verschillende hogescholen zoals bijv. Hogere Hotelscholen van Den Haag en Maastricht. Het onderdeel Recreatie in het profiel HBR komt niet voor in de opleidingen van bovengenoemde instituten, bijscholing op dit onderwerp is dringend noodzakelijk, omdat scholen het over dreigen te slaan.
Matching vraag
Structureel zou het onderdeel R opgenomen moeten worden in het curriculum van de
aanbod
huidige aanbieders docenten CT.
Aanvullend aanbod
Zie voorgaande antwoorden
Veiligheid
Er wordt in samenwerking met Voion en Som hard gewerkt aan een toolbox over “Toezicht en Veiligheid in de praktijklokalen Horeca en Bakkerij”. Vermoedelijk komt die in september beschikbaar!
Aantallen
De VSHO heeft ca. 90 VMBO-scholen als lid, waarvan de meeste het profiel HBR aan gaan bieden. Stel 3 docenten per school dan zit je op ca. 180 personen.
Produceren, installeren, energie Opleiding
Voor het profielvak PIE zijn nog geen opleidingen. Lerarenopleidingen sluiten de fulltime opleiding, het is alleen nog via een deeltijd studie mogelijk een docentbevoegdheid voor een technisch vak te verwerven. Deze opleidingen richten zich op techniek in het algemeen, niet op een van de profielen in het vmbo. Deeltijdopleidingen lijken er nog voldoende te zijn met voldoende studenten. Studenten worden echter opgeleid voor vmbo en mbo en kiezen er vaak voor in het bedrijfsleven te gaan werken.
Aantal opleidingen
Fonts Windesheim Zwolle, Hogeschool van Amsterdam en de Hogeschool Arnhem/Nijmegen overwegen om een opleiding die ook een bevoegdheid geeft voor PIE (in deeltijd) op te zetten
Nodig
Er kan gedacht worden aan één bevoegdheid techniek, zoals dat nu ook het geval is voor de afdelingsprogramma’s. Deze moet dan aangevuld worden met een EVC-procedure waarin duidelijk wordt voor welke onderliggende vaardigheden een toekomstig docent nog opgeleid moet worden. Deze onderliggende vaardigheden moeten dan wel overeenkomen met wat er in de profielen wordt gevraagd.
55
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Matching vraag aanbod
Probleem is dat er in de docentenopleidingen geen praktijk wordt onderwezen en dat het vmbo juist om deze praktijkervaring vraagt. Studenten leren vooral onderzoeken en daar heeft het vmbo veel minder behoefte aan.
Aanvullend aanbod
Zie inventarisatie in het kader van de registerpilot. Het gaat vooral om bijscholen van docenten die een niet-passende bevoegdheid hebben en dan vooral om bijscholing op didactiek en veilig werken.
Veiligheid
Veiligheid is een groot probleem, een docent Electro kan niet zo maar metaal geven, als hij de vakvaardigheden al beheerst beheerst hij de didactiek en de veiligheidseisen in het werken met een groep leerlingen nog niet. De pleit sterk tegen een generaal pardon zonder meer.
Aantallen
Het is lastig een goede schatting te geven. Het platform PIE heeft het afgelopen schooljaar 400 docenten bijgeschoold. Dit geeft aan dat er onder docenten een enorme behoefte is aan scholing, mits deze toegesneden is op de praktijk en zo is opgezet dat alleen aan de hiaten die docenten in hun kennis en vaardigheden hebben gewerkt kan worden. De scholen die verzorgt is omvat deze onderdelen. Voor PIE moeten docenten bekwaam zijn in P, I en E. Een docent P wordt bijgeschoold op I en E, een docent I op P en E, enz. De bijscholing omvat twee dagdelen, daar kan natuurlijk niet alles van verwacht worden.
Mobiliteit en Transport Opleiding
PTH Fontys en Hogeschool Rotterdam, beide stoppen met hun fulltime opleiding en bieden straks alleen nog deeltijd opleidingen aan.
Aantal opleidingen
Eindhoven en Rotterdam, twee dus
Nodig
Er is vooral behoefte aan bijscholing op het gebied van Transport
Matching vraag
Niet of nauwelijks
aanbod Aanvullend aanbod
Zie resultaten registerpilot
Veiligheid
Onbekend
Aantallen
M&T wordt straks aangeboden op ongeveer 65 locaties.
Media, vormgeving en ICT Opleidingen
Aan scholen met de afdeling grafimedia geven docenten les met als bevoegdheid: •
docent beeldende kunst en vormgeving- illustratie/film/fotografie/media vormgeving
•
mbo/hbo interactieve design + bevoegdheid
Als je naar het totale aanbod onderwijs kijkt is dit dekkend voor MVI. Er zijn echter geen aparte opleidingen die het totale programma MVI aanbieden Aantal opleidingen
•
Interactieve vormgeving, pm4: Hier is scholing voor nodig. Nieuw onderdeel in het programma MVI en een omslag in de media vormgeving. Meer diepgang is gewenst. Cursus in Adobe Muse en Adobe Dreamweaver
•
ICT: de basics. Zelfredzaam worden in het creëren werkplek binnen de media. Kennis van apple producten is aanwezig. Als de benodigde kennis voor MVI betekent zelf netwerken aanleggen, kabels in elkaar zetten en Windows computers samenstellen dan is nog scholing nodig op het gebied van Microsoft Acces, assembleren van apparatuur
•
AV: Docenten zijn up-to-date
•
2D : Docenten zijn up-to-date
•
LOB: Docenten zijn up-to-date
3D: analoog is oké, digitaal: training in Photoshop 3D en/of Sketchup Alleen een bevoegdheid beeldende vormgeving is niet genoeg. Een MVI docent moet over de volgende vaardigheden beschikken: AV: de docent kan: -
Filmen
-
Video editen met gangbare video-bewerkingsprogramma’s (bijv. Adobe Première, Imovie, Final Cut Pro).
56
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
-
Fotografie (met DSLR camera)
-
Animaties maken (met Adobe Flash of Adobe Edge).
IA de docent kan: -
Websites maken (met Adobe Dreamweaver of Adobe Muse).
-
Interactieve documenten maken (met Adobe Indesign)
ICT: de docent kan: -
Hardware assembleren
-
Software installeren en problemen oplossen
-
ICT infrastructuur installeren
-
Een database maken (Microsoft Acces)
-
2D/3D
-
2D producten maken (Adobe Photoshop, Adobe Illustrator, Adobe Indesign)
-
2D producten maken (Adobe Photoshop in 3D)
De docent kan:
N.B. De pakketten die genoemd zijn, zijn de actuele pakketten. Het aanbod verandert regelmatig: een docent MVI zal zich continu moeten her- en bijscholen. De ontwikkelingen binnen MVI gaan razendsnel. Nodig
Voor de antwoorden verwijzen we naar de scholingsmatrix die bij de registerpilot is aangeleverd.
Matching vraag
-
interactieve media; versterken in opleiding docent beeldende kunst en
-
AV media techniek; versterken in opleiding docent beeldende kunst en
aanbod
vormgeving vormgeving -
ICT: versterken van de kennis en vaardigheden op het gebied van ICT ter
-
Het zou wenselijk zijn om binnen de opleiding beeldende kunst en
-
ICT docentopleiding aanvullen met creatieve component: deze is nog te
-
We hebben een onvoldoende beeld van het actuele aanbod van de
ondersteuning van Media en Vormgeving in MVI Aanvullend aanbod
vormgeving ook aandacht te hebben voor profielmodule 3: ICT. weinig voorbereidend op MVI docentenopleidingen om hier goede feedback over te kunnen geven. Veiligheid
Conform bestaande afspraken
Aantallen
Van de scholen die nu Grafimedia aanbieden gaan straks ongeveer 17 MVI aanbieden. Van de scholen die nu ICT-route aanbieden is de verwachting dat ongeveer 50% MVI aan gaat bieden. Er zijn 40 scholen met ICT-route lid van het platform, daarnaast zijn er scholen die de ICT-route aanbieden en geen lid zijn van het platform. Grafimedia schat het aantal docenten op 65, ICT route heeft geen schatting afgegeven.
Bouwen, wonen, interieur Opleiding
De huidige bevoegdheid docent bouwtechniek kan opgezet worden naar een profielbevoegdheid en voldoet dan.
Aantal opleidingen
Vanaf 1 augustus aanstaande wordt de opleiding docent BWI alleen nog aangeboden door Fontys en alleen in deeltijd
Nodig
Er is vooral behoefte aan bijscholing op nieuwe onderdelen van het profiel en de bijbehorende keuzevakken. Met name kennis over creatieve onderwerpen ontbreekt bij de meeste van de huidige docenten.
Matching vraag
Er is veel materiaal voor na- en bijscholing zowel bij lerarenopleidingen als bedrijven, maar
aanbod
omdat de lesstof opnieuw geordend is zal ook deze na- en bijscholing herzien moeten worden, daarnaast moeten er nieuwe bijscholingen ontwikkeld worden bijv. op profielmodule 4 rond design
Aanvullend aanbod
Zie resultaten registerpilot Nadrukkelijk wordt aangegeven dat het belangrijk is de vraag om na- en bijscholing goed en duidelijk te formuleren naar de aanbieder, ervaring leert dat dit tijd kost om te voorkomen dat er een aanbod komt dat niet past bij de vraag.
Veiligheid
Staat hoog op de agenda van alle betrokkenen, maar gewaarschuwd wordt voor bijv. een docent metselen die nu ook houtbewerking moet gaan geven en met machines om moet
57
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
gaan en leerlingen moet leren daarmee om te gaan. Hierdoor kunnen gevaarlijke situaties ontstaat. Aantallen
BWI wordt op 180 scholen aangeboden, daarnaast zijn er scholen die onderdelen van BWI aanbieden (nu in het kader van Techniek Breed, straks als keuzevak bij bijv. PIE) Naar schatting werken er 2 tot 3 docenten per locatie. Totaal gaat het dan om ongeveer 400 docenten. Binnen BWI werken ook veel onderwijsassistenten, zeker waar een docent alleen is.
Zorg & welzijn Opleiding
De lerarenopleiding Gezondheidszorg en welzijn. In tegenstelling tot Technische opleidingen
Aantal opleidingen
•
is hiervoor nog wel belangstellen en wordt deze opleiding nog op 9 plaatsen gegeven.
Nodig
Christelijke Hogeschool Windesheim
•
Hogeschool van Amsterdam
•
Fontys lerarenopleidingen Tilburg
•
Hogeschool Leiden
•
Hogeschool Rotterdam
•
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
•
Inholland Amstelveen
•
NHL Leeuwarden
•
Hogeschool Utrecht
Er is onderzoek gedaan naar de behoefte aan scholing onder docenten. Aan dit onderzoek hebben 107 docenten deelgenomen. Zij geven aan vooral geschoold te willen worden op actuele ontwikkelingen in het werkveld Zorg & welzijn. Daarnaast is er behoefte aan bijscholing op het gebied van domotica, zorgtechnologie en ondernemerschap. Docenten UV die ook het profielvak Z&W moeten gaan gaven hebben in de regel geen bevoegdheid Z&W en willen bijgeschoold worden op de onderwerpen die in de profielmodulen aan de orde komen. De resultaten van het onderzoek maken deel uit van het advies aan de onderwijscoöperatie dat is opgesteld na de registerpilot.
Matching vraag aanbod
De huidige lerarenopleidingen werken vanuit een kennisbasis. Onderdeel van deze kennisbasis is ‘Beroeps- en werkhouding in de sector gezondheidszorg en welzijn’. Actuele ontwikkelingen in het werkveld komen waarschijnlijk in de opleidingen aan de orde. De kennisbasis van waaruit lerarenopleidingen werken is erg breed. Naast gezondheidszorg en welzijn horen ook Uiterlijke verzorging en Facilitaire dienst tot deze kennisbasis. Sport en bewegen komt echter niet aan de orde en past juist wel in de vmbo-opleiding.
Aanvullend aanbod
Aanvullende aanbod moet georganiseerd worden op: -
Domotica
-
Zorgtechnologie
-
Ondernemerschap
-
Sport en bewegen
-
Uiterlijke verzorging
-
Veiligheid en beveiliging
Er is weinig aanbod op maat van de vmbo-docent/voor de vmbo-leerling doordat lerarenopleidingen zich op vmbo en mbo richten. Mogelijk bieden docentenstages een oplossing vooral om kennis te maken met actuele ontwikkelingen in het werkveld. Veiligheid
??
Aantallen
190 scholen zijn lid van het platform Z&W. Vermoedelijk wordt Z&W aangeboden op 30 tot 40 locatie die geen lid zijn van het platform. Gemiddeld geven ongeveer 6 docenten les aan een afdeling. Dit maakt dat ongeveer 1350 docenten Z&W geven. Van hen zijn er momenteel ongeveer 35 tot 50 die het afdelingsprogramma UV geven (wordt aangeboden op ongeveer 20 scholen). Vooral de laatste groep moet op veel terreinen bijgeschoold worden.
58
VERNIEUWING
vmbo
te sgerich beroep ramma’s prog
Dienstverlening en producten Opleiding
Er bestaat geen lerarenopleiding dienstverlening en producten, zoals er ook geen lerarenopleiding voor de onderliggende afdelingsprogramma’s bestaat. Fontys organiseert al jaren een bijscholing voor docenten Technologie. Met de hogescholen van Amsterdam en Fontys is overleg gaande om te bezien of hun opleiding met enkele aanpassingen een bevoegdheid D&P op kan leveren
Aantal opleidingen
Zie hiervoor
Nodig
Docenten geven aan behoefte te hebben aan scholing op de profielmodulen. Afhankelijk van de achtergrond van de individuele docent is deze behoefte voor de ene profielmodule groter dan voor de ander. Over het algemeen is de behoefte aan scholing op het gebruik en toepassen van ICT, in het kader van het profielvak erg groot. In het kader van de registerpilot voor de onderwijscoöperatie is een inventarisatie onder docenten uitgevoerd. In een matrix is aangegeven aan welke scholing docenten behoefte hebben.
Matching vraag
Bij- en nascholing op vakvaardigheden en vakkennis kan via de geëigende wegen
aanbod
aangeboden worden, bijv. via de platforms. Bijscholing op didactiek en de vertaling van de vraag van de regio in een onderwijsprogramma zou door lerarenopleidingen aangeboden moeten worden
Aanvullend aanbod
Zie hiervoor
Veiligheid
Hiervoor is nader onderzoek nodig, niet in alle profielmodulen speelt veiligheid een rol.
Aantallen
De VIP schat in dat het profiel D&P aangeboden gaat worden op 350 scholen. Aan deze scholen geven naar schatting 2150 docenten les (38.650 leerlingen, leerling- docentratio 18 – 1)
Groen Opleiding
Stoas Vilentum Wageningen verzorgt de lerarenopleiding voor Groen onderwijs
Aantal opleidingen
Eén
Nodig
De lerarenopleiding Groen is voldoende om het profielvak aan te kunnen bieden. Volgens de pilotscholen is er extra scholingsbehoefte op:
Matching vraag
-
Waterkwaliteit/-beheer
-
Duurzaamheid
-
Voorraadbeheer/voorraadsystemen
-
Simulaties
-
LOB
Stoas kan de gevraagde bijscholing verzorgen
aanbod Aanvullend aanbod
Waar nodig neemt Stoas contact op met andere organisaties op een passend bij- en nascholingsaanbod te verzorgen
Veiligheid
Niet aan de orde
Aantallen
Schatting 400 docenten
59