Zondag 11 oktober 2015
Voorganger: ds. Carolien Cornelissen Lector: br. Kees v.d. Berg Organist: mw. Mieke Breij Dienstdoende koster: br. Hans Smoorenburg
Vanaf 9:45 uur is er gelegenheid tot stilte en inkeer ter voorbereiding op de dienst.
Verkoop alles wat je hebt Orgelspel – gevolgd door een moment van stilte ++++++++++++++++++ SAMENROEPEN Welkom Aansteken van de kaarsen Zingen: Lied 280: 1, 2, 3 De vreugde voert ons naar dit huis (staande) Bemoediging Zingen: Lied 280: 4, 7 (hierna gaan de kinderen naar de kinderdienst en gaat de gemeente zitten)
Stilte en gebed Zingen: Wij leven in het duister Zingenderwijs Lied 165; tekst: E. van Kol; melodie: S. Scheidt
Wij leven in het duister, gevangen in de tijd. Open je hart en luister, dan wordt je nu bevrijd. De ruimte van het licht, de vriendschap van de vrede, bezielen je gebeden op eeuwigheid gericht. Je wortelt in je wezen, je zoekt het ware zijn, voorbij aan hoop en vrezen en aan geluk of pijn. Ontkomen aan de nacht, ontworteld aan je dromen, tot helderheid gekomen, vervuld met nieuwe kracht. Maak ramen van je ogen en van je hart een schaal: Je wordt door Geest bewogen, voor liefde een kanaal. Je wordt het vergezicht: een glimlach van het leven, jou wordt de glans gegeven van het intieme licht.
HOREN Inleiding op de lezingen Eerste bijbellezing: Marcus 11:17-31 Zingen: Lied 837 Iedereen zoekt u, jong of oud Tweede bijbellezing: Handelingen 2:43-47 Zingen: Lied 970 Vlammen zijn er vele Overweging Stilte Orgelspel DELEN Moment om gedachten met elkaar te delen en voor het inbrengen van gebedsintenties Wat is volgens u deel van onze identiteit, en zouden we moeten vasthouden, omdat we zonder geen gemeente zijn? Wat is naar uw idee een uitingsvorm van onze identiteit als gemeente, en zouden we kunnen loslaten of veranderen?
Gebeden (voorbeden / stil gebed / Onze Vader - tekst voorin het Liedboek) Open ruimte Zingen: Lied 419 Wonen overal (staande) Uitzending en zegenbede Gezongen Amen
Mededelingen Collecten: de eerste collecte is voor projecten van de Doopsgezinde Zending. De tweede collecte is voor het werk in de Doopsgezinde Gemeente Utrecht. Na de dienst is er koffie en thee in de gemeentezaal. Iedereen is van harte welkom. Om 11.30 uur vergadert de PR commissie. Agenda: Volgende dienst: zondag 18 oktober 2015, voorganger: br. Gé Prangsma. Op dinsdag 13 oktober om 19.30 uur vergadert de Kerkenraad. Op woensdag 14 oktober is er om 20.00 uur Taizé aan de Gracht. Op donderdag 15 oktober om 18.30 komen de Starters bijeen. Op woensdag 21 oktober wordt de tweede avond over Mytisch denken gehouden, o.l.v. ds. Anneke v.d. Zijpp. Aanvang om 20.00 uur.
Utrecht 11‐10‐15 Mc 10:17‐31
Zusters en broeders, Verkoop alles wat je hebt en geef het geld aan de armen. Dat is nogal wat: alles verkopen en weggeven. Maar hoe moet je dan leven, helemaal zonder enig bezit? Je kunt het je eigenlijk niet voorstellen. Ik denk aan de stromen vluchtelingen die dag aan dag voorttrekken. Ze hebben nog wel iets, sjouwen met de belangrijkste spullen die ze hebben kunnen meenemen, maar het komt aardig in de richting van niets meer bezitten. Het is hartverwarmend om te zien hoe mensen hun zolders doorzoeken op zoek naar kleding en andere spullen die de vluchtelingen kunnen gebruiken. Daarin zien we iets van het delen met hen die niets bezitten. Ik kan me echter niet voorstellen hoe het is om vluchteling te zijn. Het blijft abstract. Ik kwam op een ander gedachtenexperiment, waarmee we misschien iets dichterbij komen. Mijn voorbeeld is een woningbrand. Ik heb het gelukkig nog nooit meegemaakt, maar het is een van mijn grote angsten. Ik hoop dat wij allemaal daarvoor gespaard blijven. Stel u voor dat er brand is in uw huis. U moet uw huis uit vluchten. Wat neemt u mee? … Is er iemand die haar handtas heeft meegenomen? Paspoorten. Verzekeringspolissen. Sleutels. … Dat zijn de zakelijke dingen. Fotoboek. Harde schijf van de computer (foto’s!). Oude teddybeer. Knuffel van de kinderen. Erfstuk uit de familie (schilderij, vaas). Dat zijn de dingen waar herinneringen aan kleven. Als er écht brand is, neem je niets meer mee. Grote brand Alkmaar 1 januari dit jaar > slachtoffers hebben me verteld dat je geen tijd hebt om wat ook mee te nemen, behalve je eigen lijf en je huisgenoten. Sommigen waren echt alles kwijt. Dus daar staan we, met uitzicht op de rokende puinhopen. Alles is weg. Hoe voel je je?
Dit doet pijn. We zeggen wel: ‘Het zijn maar spullen’, maar het doet toch pijn. Het zijn ook niet ‘alleen maar spullen’, het zijn herinneringen. Die spullen hoorden bij jou, voelden als een deel van jou. Als ik bij u thuis kom op huisbezoek, dan zie ik u in uw kamer tussen uw spulletjes. Die vertellen mij iets over u. Het behang, de meubels, de foto’s aan de muur, de vaasjes in de vensterbank, de boeken in de kast. Ze laten zien wie u bent, wat en wie u lief is. Daarom doet het zo’n pijn als je alles kwijt bent; het is alsof er een stuk van jezelf is afgescheurd, alsof je niet meer heel bent. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de rijke man terneergeslagen is, als Jezus hem zegt dat hij alles wat hij heeft, weg moet doen. Geen wonder dat de leerlingen geschokt zijn. Als dát nodig is om het koninkrijk van God binnen te gaan, om Jezus te volgen op zijn weg! Wie kan zo leven? Toch zijn er mensen geweest die dat hebben gedaan. We lezen over de eerste christengemeente: Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. Nu is dit waarschijnlijk meer ideaal dan werkelijkheid, maar toch. Later kwamen er kloostergemeenschappen die het armoede‐ideaal aanhingen. Denk aan Franciscus van Assisi. Vorige week schilderde Anneke een prachtig portret van hem. Geïnspireerd door de woorden van Jezus, maakte hij echt werk van dat armoede‐ideaal: niets bezat hij voor zichzelf. In de zestiende eeuw waren er verschillende groepen wederdopers die het ideaal van de eerste christelijke gemeente nastreefden. Ze hadden alles gemeenschappelijk. In de eeuwen daarna, tot op de dag van vandaag, zijn er steeds weer individuen of groepen mensen die afstand doen van persoonlijk bezit en alles, of tenminste heel veel, gemeenschappelijk hebben of op een andere manier het armoede‐ ideaal nastreven. Ik vind het knap, maar het is niet mijn weg. Ik weet dat het mij niet gaat lukken. Ik voel me gelukkig als ik in mijn eigen huisje tussen mijn eigen spulletjes zit. Het lijkt me heel moeilijk om daar allemaal afstand van te doen. Wat je hebt – spullen, maar ook een baan, een functie in een bestuur of organisatie, gewoonten en tradities – wat je hebt, dat zegt iets over wie je bent. Het maakt deel uit van je identiteit.
Toch zegt Jezus dat je bereid moet zijn dit alles te verkopen, als je hem wilt volgen op de weg van Gods Koninkrijk. Daarmee lijkt hij te zeggen dat je een deel van je identiteit moet opgeven om hem te volgen. Maar is dat wel echt zo? Geven we een deel van onze identiteit op, als we wegdoen wat we ‘hebben’? Wordt jouw identiteit bepaald door wat je hebt? Is je identiteit daarvan afhankelijk? Zou je niet meer zijn wie je bent, zonder die spullen, die baan, die functie, tradities? Bepalen die dingen jouw identiteit, of geven ze alleen uitdrukking aan je identiteit? Wat is wezenlijk voor wie jij bent? Jezus daagt ons uit om onze identiteit niet te verknopen aan wat we hebben, maar dat juist los te laten. Laat wie jij bent, niet bepalen door wat je hebt. Je bent meer dan dat. Je identiteit wordt ook niet bepaald door wat je dóet. De rijke man heeft zich heel zijn leven aan alle geboden gehouden. Dat is goed van hem, hij heeft daarmee gewandeld op de wegen van de Tora. Maar je bent niet alleen wat je dóet. Als je later oud bent en bedlegerig of dementerend, en je doet niets meer, bén je dan ook niemand meer? Als je niets meer hebt, geen spullen, geen baan, niets, bén je dan ook niemand meer? De dingen die je doet en die je hebt, geven uitdrukking aan wie je bent, maar ze zíjn niet wat jij bent. Je bent meer dan dat. Jezus ziet mensen niet slechts als personen die dingen hebben en dingen doen. Hij ziet mensen in hun relatie tot elkaar en tot God. Dat is wie je bent: mens met mensen, mens met God. Jij bent een geliefd kind van God. Wandel als een kind van God en je wandelt in het koninkrijk van God. Niet alleen jij, maar ook die andere mens is kind van God. Zo ben je zussen en broers, één familie. Het antwoord van Jezus aan de rijke lijkt te suggereren dat je veel moet opgeven om Jezus te volgen, daarom schrikken de leerlingen. Maar, zegt hij, je krijgt er zoveel voor terug. Mensen om je heen die als familie voor je zijn.
Zo kun je dat hier in de gemeente ervaren. We zijn blij met jou als je iets leuks meemaakt: een diploma haalt, een kind of kleinkind krijgt. We zijn er als het minder gaat, met een luisterend oor, een wijze raad, liefdevolle aanwezigheid, of met financiële hulp. We leven dan niet letterlijk als die ideale eerste gemeente, we doen ons best om te delen met elkaar en als zusters en broeders met elkaar om te gaan. Dat is gemeente‐zijn: mensen in relatie met elkaar, in relatie met God. Natuurlijk hébben we als gemeente ook veel dingen, en we dóen veel dingen. In hoeverre bepalen deze dingen onze identiteit, ons wezen? Zijn ze bepalend voor wie we zijn of zijn ze de uitingsvorm waaraan je ons kunt herkennen? Dit gebouw, deze kerk, is ons dierbaar. Het is een gebouw waar onze herinneringen in zitten. We zijn er gedoopt, getrouwd, we hebben er afscheid genomen van dierbaren. We vierden er het kinderkerstfeest toen we jong waren, keken naar de kerstmusical van onze kinderen en kleinkinderen toen we ouder werden. Het is de plaats waar, zo zingt het lied, nog de wolk gebeden hangt van wie zijn voorgegaan. Het is fijn om hier te zijn. Om naar het orgel te luisteren, geliefde liederen te zingen, ons thuis te voelen in een kerkdienst met een vertrouwde liturgie. Maar zouden we géén gemeente meer zijn zonder dit gebouw? Zonder de vertrouwde liturgie, het orgel, onze vaste gewoonten, commissies, tradities, kringen, gezamenlijke maaltijden? Zouden we ons nog ‘doopsgezinde gemeente’ kunnen noemen, als we dit alles niet meer zouden hebben? Waar zit het wezen, de identiteit van onze gemeente? Wanneer kunnen we nog van gemeente spreken en wanneer zegt u: ‘hier houdt het op, nu bestaan we niet meer’? Wat is zó wezenlijk voor onze identiteit als gemeente dat we niet zonder kunnen? In een bepaald opzicht lijken we als gemeente op de rijke man die bij Jezus komt. We zijn rijk gezegend met een gebouw en allerlei bezittingen. Niet alleen materieel, maar ook immaterieel. Erfgoed uit onze traditie. Daar zijn we terecht blij mee.
Net als de rijke man doen we veel dingen, waarmee we de weg van de Tora bewandelen. Dat is goed. Daarmee drukken we uit wie we zijn, wie we willen zijn: gemeente van Christus. Daarom moeten we die dingen doen, nee, willen we die dingen doen. We laten daarmee zien wie we ten diepste zijn. Maar nu komt de opdracht van Jezus: Verkoop alles wat je hebt. Of zoals hij het aan de leerlingen uitlegt: alles achterlaten omwille van hem en het evangelie. Dat is nogal wat! Alles loslaten? In hoeverre zouden wij het als gemeente aandurven om dingen los te laten? Wat wel en wat niet? Wat is bepalend voor de identiteit van onze gemeente? Wat is volgens u deel van onze identiteit, en zouden we moeten vasthouden, omdat we zonder geen gemeente zijn? Wat is naar uw idee een uitingsvorm van onze identiteit als gemeente, en zouden we dus kunnen loslaten, kunnen veranderen? Laat deze vragen door u heengaan, tijdens de stilte, de muziek. Daarna kunnen we enkele gedachten met elkaar delen. Laten we deze vragen ook na vandaag meenemen, opdat ze ons verder brengen op de weg van de gemeente van Christus van de toekomst. Amen