Verkiezing van het Europese Parlement 10 juni 2004 Verkiezingsprogramma’s
Verkiezing van het Europese Parlement 10 juni 2004 Verkiezingsprogramma’s Bijeengebracht door het Departement Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden.
Departement Politieke Wetenschap (Universiteit Leiden)
Rozenberg - Thela Thesis - Dutch University Press (Amsterdam)
© Inleiding dr. H. Pellikaan en dr. J.van Holsteyn, Leiden © Verantwoording H. IJsbrandij, Leiden
Vormgeving: Omslagontwerp:
Tom van der Meer, Leiden Puntspatie, Amsterdam
Joop van Holsteyn
[email protected] Tom van der Meer
[email protected] Huib Pellikaan
[email protected] Hans IJsbrandij
[email protected] Departement Politieke Wetenschap Universiteit Leiden Postbus 9555 2300 RB Leiden bezoekadres: Wassenaarseweg 52, Leiden
Uitgeverij:
Rozenberg Publishers Bloemgracht 82hs 1015 TM Amsterdam Tel: 020 - 625 5429 Fax: 020 - 620 3395
[email protected] www.rozenbergps.com
Publicatie van deze bundel is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage vanwege de campagne ‘Verkiezingen. U komt toch ook?’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 90 5170 7967 NUR 740
Inhoud Inleiding Verantwoording
6 10
Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten Europese Volkspartij Christen Democratisch Appèl
13 15 55
Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij Europese Liberale en Democratische Partij Volkspartij voor Vrijheid en Democratie Democraten 66
69 71 95 99
Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-Democraten Partij van de Europese Sociaal-Democraten Partij van de Arbeid
111 113 119
Confederale fractie Europees Unitair Links en Noords Groen Links Socialistische Partij
137 139
Fractie De Groenen en de Europese Vrije Alliantie De Groenen GroenLinks
165 167 171
Groep voor een Europa van Democratieën in Diversiteit ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
217 219
Partijen die (nog) niet aangesloten zijn bij een Europese fractie Democratisch Europa Europa Transparant Leefbaar Europa Lijst Pim Fortuyn Nieuw Rechts Partij voor de Dieren Partij voor het Noorden RESPECT.NU
237 239 243 247 269 273 279 293 299
Inleiding De verkiezing van het Europese Parlement staat voor de deur. In de periode van 10 tot en met 13 juni 2004 wordt deze verkiezing in de 25 huidige lidstaten van de Europese Unie (EU) georganiseerd. In Nederland vindt de verkiezing op donderdag 10 juni plaats. De Nederlandse kiesgerechtigden kunnen op die dag hun eigen, wat aantal betreft sinds de uitbreiding van de EU op 1 mei 2004 enigszins bescheiden bijdrage leveren aan de samenstelling van het Europese Parlement. Via de Nederlandse stemmen zullen 27 leden, op een totaal van 732, voor de duur van in beginsel 5 jaar worden verkozen van het Europese Parlement. Op 10 juni kan de Nederlandse kiesgerechtigde een stem uitbrengen op een kandidaat van een van de 15 lijsten die in Nederland meedoen aan de Europese verkiezing. Sommige van die lijsten of partijen maken op hun beurt op Europees niveau deel uit van een groter politiek verwant of gelijkgezind geheel. In het Europese Parlement hebben de meeste leden zich namelijk verenigd in fracties. In de zittingsperiode 1999-2004 ging het daarbij om zeven fracties, die op een enkele uitzondering na een Nederlandse inbreng kenden. Deze fracties, en de voor Nederland bijbehorende politieke partijen, zijn de volgende: 1) Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten Christen Democratisch Appèl (CDA) 2) Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) Democraten 66 (D66) 3) Fractie van de Partij van de Europese Sociaal-Democraten Partij van de Arbeid (PvdA) 4) Confederale Fractie Europees Unitair Links / Noords Groen Links Socialistische Partij (SP) 5) Fractie De Groenen / Europese Vrije Alliantie GroenLinks (GL) 6) Groep voor een Europa van Democratieën in Diversiteit ChristenUnie (CU) Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) 7) Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten Geen vertegenwoordiging van Nederlandse parlementariërs Zoals gezegd hebben de meeste leden van het Europese Parlement zich in deze fracties verenigd. Daarnaast is er een kleine groep parlementariërs die zich niet bij een fractie heeft aangesloten, maar onder deze groep niet behorend tot een fractie zaten geen Nederlandse europarlementariërs. Bij de vorige verkiezing van 1999 wisten acht Nederlandse partijen een of meer vertegenwoordigers verkozen te krijgen. Al deze acht partijen doen weer mee bij de verkiezing van 10 juni aanstaande. De overige zeven partijen die dingen om de gunst van de kiezer zijn momenteel niet vertegenwoordigd in het Europese Parlement en maken dus ook geen deel uit van een Europese fractie. Dat is onder meer van belang vanwege het programma of de programma’s waarmee de verschillende partijen de aanstaande verkiezing in zullen gaan. Voor de partijen die al vertegenwoordigd zijn en zich hebben aangesloten bij een Europese fractie, geldt namelijk dat zij niet alleen hun eigen opvattingen op papier hebben gezet en uitdragen, maar zich ook verbonden hebben aan een gemeenschappelijk programma van de fractie op Europees niveau. Voor die partijen is er in een aantal gevallen enerzijds het gemeenschappelijke programma van die Europese fractie en anderzijds zijn er de eigen programmapunten van de Nederlandse 6
politieke partij. Als en voorzover er een Europese fractie met een gemeenschappelijk programma bestaat, hebben de Nederlandse vertegenwoordigers in de fracties dus wel een ‘eigen’ programma, maar tussen partijen bestaan op dit aanzienlijke verschillen. In sommige gevallen, zoals bij het CDA en de VVD, bestaat het eigen programma uit de opsomming van slechts een beperkt aantal punten. In andere gevallen, zoals bij D66 en GroenLinks, komt de partij zelf met een meer uitgebreide uitwerking van eigen standpunten. Voor alle duidelijkheid moet hieraan worden toegevoegd dat niet alle Europese fracties een gemeenschappelijk programma kennen. Zo heeft de fractie Europees Unitair Links, waarvan de SP deel uitmaakt, geen gemeenschappelijk programma, evenmin als de Groep voor een Europa van Democratieën in Diversiteit, waarbij de ChristenUnie en de SGP zich hebben aangesloten. Deze laatste twee partijen werken wel weer onderling nauw samen: voor de verkiezing van 10 juni 2004 hebben zij samen een uitgebreid verkiezingsprogramma geschreven. Dit heeft tot gevolg dat er voor Nederland weliswaar zestien partijen deelnemen, maar zij vormen een totaal van vijftien lijsten Op 10 juni doen in Nederland acht partijen mee die op dit moment nog geen vertegenwoordiger in het Europese Parlement hebben. Deze in dit opzicht politieke nieuwkomers zijn: Democratisch Europa, Europa Transparant, Leefbaar Europa, Lijst Pim Fortuyn, Nieuw Rechts, Partij voor de Dieren, Partij voor het Noorden, en RESPECT.NU. Of deze partijen, als zij er al in slagen om een van hun kandidaten verkozen te krijgen, deel gaan uitmaken van een fractie op Europees niveau, en zo ja van welke fractie dat dan is, is vooralsnog onbekend. Als zij hun intrede doen in het Europese Parlement, kunnen zij vervolgens proberen om zich aan te sluiten bij een van de fracties. Uiteraard kunnen zij er ook voor kiezen om te gaan behoren tot de verzameling van niet aan een bepaalde fractie gebonden leden. In deze bundel zijn de vijftien programma’s bijeengebracht van alle zestien Nederlandse politieke partijen die op 10 juni 2004 meedoen aan de verkiezingen. Omdat althans een deel van die partijen zich ook heeft verbonden met de gemeenschappelijke programma’s van de ‘eigen’ fractie op Europees niveau, zijn ook deze programma’s opgenomen, uiteraard als de betreffende fractie een dergelijk programma heeft. De hele tekst van deze bundel staat ook op CD-ROM, wat op elektronische wijze systematisch zoeken naar thema’s en onderwerpen eenvoudig maakt. Maar waarom deze bundel? Waarom is het nuttig of nodig om al die programma’s van al die politieke partijen bijeen te brengen en in een enkele band te bundelen? Daar zijn meerdere redenen voor. De verzameling en publicatie van de verkiezingsprogramma’s dient verschillende doelen, maar we willen hier vooral even stilstaan bij het belangrijkste doel: het wegnemen van het misverstand dat de partijen eigenlijk toch allemaal hetzelfde zouden willen. Dat is namelijk niet zo. Deze bundel biedt alle kiesgerechtigden de mogelijkheid zich op de hoogte te stellen van de standpunten en plannen die de diverse politieke partijen en groeperingen innemen. Dat kan van niet gering belang zijn. Het is immers simpelweg onjuist om te vermoeden of op voorhand te stellen dat alle partijen wel zo ongeveer hetzelfde zullen willen met en in Europa. Dat vermoeden kan nogal eens gelezen en gehoord worden, maar bestudering van de afzonderlijke programma’s maakt duidelijk dat dat vermoeden maar weinig steun in de feiten vindt. Indien men de moeite neemt om de programma’s te lezen en onderling te vergelijken, dan komt men al heel gauw tot de conclusie dat bijvoorbeeld de opvattingen van de verschillende politieke partijen over hoe het nu verder moet met de Europese Unie bijzonder ver uit elkaar liggen. Aan de ene kant zijn er partijen die streven naar een Verenigde Staten van Europa, vergelijkbaar met de Verenigde Staten van Amerika, waarin de afzonderlijke staten geen enkele zeggenschap 7
meer hebben over belangrijke zaken als het buitenlandse beleid en defensie. Anderzijds zijn er politieke partijen die sterk gekant zijn tegen elke (verdere) staatsvorming tot een Politieke Unie en die de Europese Unie louter zien als een economische markt met een paar noodzakelijke transnationale bevoegdheden. Tussen die standpunten zit een wereld van verschil. En hoewel dit slechts een enkel voorbeeld is, gaat het hier wel om een cruciaal verschil van inzicht ten aanzien van de toekomst van Europa en de al dan niet eigenstandige rol van Nederland binnen Europees verband. Er zijn tenslotte maar weinig politieke strijdpunten zo belangrijk als die welke te maken hebben met de aard en het tempo van staatsvorming. Waar moet het heen met Europa? Het proces van Europese integratie zoals we dat in de afgelopen jaren hebben gekend gaat voort. Maar de politieke strijd gaat om de even gecompliceerde als wezenlijke vraag in welke richting dat zal zijn. Daarover verschillen partijen zoals gezegd fundamenteel van opvatting, zoals blijkt uit de programma’s die zij de kiezers van 10 juni voorleggen. Uiteraard gaan de programma’s van de partijen niet alleen maar over de toekomst van Europa. Ook ten aanzien van andere vraagstukken worden posities ingenomen, en ook daar zien we aanzienlijke verschillen van inzicht. Neem de privatisering van nutsbedrijven, een kwestie die zowel een economische kant heeft, als direct gevolgen kan hebben voor het alledaagse leven van burgers in een land, als raakt aan belangrijke politiek-filosofische vragen naar de verhouding tussen de rol van de staat en het particuliere initiatief en bedrijfsleven in een samenleving. Aan de ene kant van het politieke spectrum vinden we partijen die het hele Europese project en beleid zien als één omvattend neoliberaal project om alle collectieve voorzieningen te privatiseren en de staatstaken in het economisch leven tot een absoluut minimum te beperken. Aan de andere kant zijn er partijen die juist wijzen op de gevaren van vergaande privatisering en dan ook waarde hechten aan een aanzienlijke mate van overheidsbemoeienis om de ‘uitwassen’ te corrigeren. Dit betekent dat in de politieke arena van het Europese Parlement nog heel duidelijk de klassieke links-rechts tegenstelling tussen partijen, die immers draait om de vraag wat de aard en omvang van de rol en taak van staat en overheid is op voornamelijk sociaal-economisch terrein, kan worden herkend. Ook hier geldt dat de standpunten van partijen ver uit elkaar liggen en deze standpunten duidelijk verwoord zijn in de eigen programma’s. Naast het verschil in inzicht ten aanzien van de staatsvorming op Europees vlak en de manifeste aanwezigheid van de aloude links-rechts tegenstelling, die beide helder in de programma’s zijn terug te vinden, is er een derde punt waarop we willen wijzen. Het gaat dan om de noodzaak van democratisering van de verschillende bestuurslagen van de Europese Unie. De Europese Commissie speelt een centrale rol in de visies en plannen betreffende die noodzaak van democratisering van Europa. Een pleidooi voor de verdere verzelfstandiging van de rol van Europese Commissie betekent dat de Europese Unie een eigen, zelfstandige politiek moet gaan voeren in plaats van het toch primair uitvoeren van compromissen zoals tot stand gekomen in het onderlinge overleg van de afzonderlijke lidstaten. Een dergelijke zelfstandige positie gaat, zo is dan het idee, samen met een grotere politieke verantwoording van de Europese Commissie ten aanzien van het Europese Parlement. Partijen zijn echter ook op dit punt onderling verdeeld. Aan de ene kant zijn er partijen die het primaat van de politiek volledig willen laten (of zelfs teruggeven) aan de afzonderlijke lidstaten, zodat de Europese Commissie uiteindelijk een louter ambtelijk-uitvoerende taak zal hebben en het Europese Parlement in feite geen rol van betekenis speelt. Aan de andere kant zijn er partijen die de Europese Commissie een rol toeschrijven van iets als een Europese Regering (in oprichting) en waarin, als complement hiervan, het Europese Parlement een vergelijkbare controlerende en medewetgevende rol krijgt als de Tweede Kamer in het Nederlandse staatsbestel. Kortom, ook op het terrein van democratische ordening en bevoegdheden van de Europese Unie zijn de verschillen tussen de partijen aanzienlijk en duidelijk in de respectievelijke programma’s uitgesproken. 8
Dat er geen verschillen zijn tussen de aan de verkiezing voor het Europese Parlement deelnemende partijen is kortom niet meer dan een moderne mythe en een majeur misverstand. Hier komt bij dat de bestaande programmatische verschillen in potentie van groot belang zijn, want zich in beginsel kunnen vertalen in Europees beleid en Europese regelgeving waaraan Nederland gehouden is. Immers, een groot en groeiend deel van de regelgeving waarmee Nederland en Nederlanders te maken hebben heeft een directe of indirecte Europese af- of herkomst. Met betrekking tot bijvoorbeeld de milieuwetgeving is de schatting dat zo rond tachtig procent van alle regels uit Europa komt. Op andere terreinen zal dat wellicht iets minder zijn, maar over het geheel genomen is de schatting dat meer dan de helft van de regelgeving waar we in Nederland mee te maken hebben van Europese komaf is. We gaven al aan dat de bundeling van de programma’s van de politieke partijen waaraan de Nederlandse kiezer op 10 juni 2004 zijn of haar stem geven kan, meerdere doelen dienen kan. Het wegnemen van het idee dat het, in de populaire formulering, toch allemaal één pot nat is, is daarvan niet het minst belangrijk. Vandaar ook dat we daar kort bij hebben stilgestaan Als tweede doelstelling willen we slechts wijzen op het belang van deze bundel voor toekomstig onderzoek. Momenteel zijn alle programma’s waarschijnlijk ook wel via het Internet en op de eigen webpagina’s van de deelnemende partijen te raadplegen. Het kost enige tijd en moeite om al die programma’s in de definitieve versie gevonden te hebben, waarbij gemakshalve voorbij wordt gegaan aan het feit dat niet iedereen in gelijke mate de beschikking heeft over apparatuur en kennis en kunde om dat te doen, maar het kan. Maar is dat over een paar maanden nog steeds mogelijk? Over een paar jaar? Of over vijf jaar, als de volgende verkiezing van het Europese Parlement voor de deur staat en het interessant en relevant kan zijn de programma’s van dat moment eens te vergelijken met de programma’s zoals die in 2004 luidden? Wij zijn er niet zeker van dat dan, laat staan nog jaren later, de mogelijkheid bestaat om de programma’s van nu te vinden en te bestuderen. Dat zou een gemis betekenen. Bundeling van de programma’s in een ouderwets boek kan voorkomen dat toekomstige belangstellenden misgrijpen als zij, ooit, nog eens precies willen weten wat de partijen in 2004 zoal van plan zeiden te zijn. Deze bundel is dus niet alleen op de heel korte termijn, namelijk met het oog op de verkiezing van 10 juni 2004, van belang, maar kan ook in de toekomst nog eens van pas komen. Althans, daar hopen wij op en hebben wij vertrouwen in. Huib Pellikaan Joop van Holsteyn Leiden, mei 2004 Departement Politieke Wetenschap Universiteit Leiden
9
Verantwoording Het maken van een boek of bundel betekent het maken van keuzes: keuzes over de opzet, keuzes over de inhoud, keuzes over de opmaak en presentatie. Die keuzes zijn niet vanzelfsprekend en dienen dan ook verantwoord te worden. Deze verantwoording zal in het navolgende geschieden. De politieke partijen die willen meedoen aan verkiezing van het Europese Parlement dienen actie te ondernemen. Ze moeten zich bijvoorbeeld officieel melden en inschrijven. De Kiesraad is in dat verband de belangrijkste instantie. Dat inschrijvingsproces ten behoeve van de verkiezing van het Europese Parlement is vrijwel identiek aan dat zoals voorgeschreven is voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Een afwijkend aspect is, dat er bij Europese verkiezingen niet wordt gewerkt met zogeheten kieskringen; als een politieke partij meedoet, dan doet hij gelijk in het hele land mee. Bij Tweede-Kamerverkiezingen is het mogelijk dat een partij in slechts een aantal van de in totaal 19 kieskringen die Nederland telt, aan verkiezingen deelneemt. De Kiesraad stelt een aparte registratielijst in voor de verkiezing van het Europese Parlement. In maart 2004 stonden twintig partijen op deze lijst vermeld. Van deze twintig partijen hebben vijf partijen, te weten de Conservatieve Democraten, de Europese Partij, Europees Verkiezings Platform Nederland, Partij van de Toekomst en Europees Senioren Platform Nederland, besloten uiteindelijk toch niet aan de verkiezing mee te doen. We hebben besloten om van deze vijf ‘afvallige’ partijen geen verkiezingsprogramma’s in het boek op te nemen. Deze partijen hebben immers door hun afwezigheid bij de verkiezingen van 10 juni 2004 geen directe electorale en beleidsmatige functie met het oog op de komende zittingsperiode van het Europese Parlement. Na deze eerste keuze gemaakt te hebben, blijven er nog vijftien partijlijsten, en zestien partijen aangezien ChristenUnie en SGP zich op een enkele lijst hebben verenigd, over. Van al deze partijen zijn de verkiezingsprogramma’s opgenomen. Van deze partijen hebben momenteel zeven partijen een vertegenwoordiging in het Europese Parlement. Deze vertegenwoordigers zijn in alle gevallen lid van een gezamenlijke Europese fractie met daarin hun Europese verwante of zusterfracties. De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie en Democraten 66 zijn lid van dezelfde Europese fractie, namelijk de Europese Liberale en Democratische Partij. Omdat de programma’s van de partijverbanden op Europees niveau ook relevant zijn voor het zicht op de plannen die de afzonderlijke partijen voornemens zijn uit te voeren in de jaren 2004-2009, zijn ook deze programma’s opgenomen. Per Europese fractie plaatsen we eerst het verkiezingsprogramma van de Europese fractie, als de fractie althans een eigen programma heeft. Vervolgens worden de verkiezingsprogramma’s van de bijbehorende nationale partijen geplaatst. De partijen die zich niet bij een Europese fractie hebben aangesloten, zijn uiteraard ook, hierop volgend, opgenomen in het boek. Een tweede keuze die we hebben moeten maken, heeft betrekking op de verantwoordelijkheid en precieze inhoud voor de aangeleverde verkiezingsprogramma’s. Deze ligt bij de politieke partijen zelf; zij maken uit welke versie van het programma doorgaat als het enige echte en definitieve programma voor de verkiezingen van 10 juni 2004. Pas na expliciete autorisatie door of namens de partijen is het betreffende programma, dat door de partijen zoals gezegd zelf is aangewezen als het definitieve verhaal, opgenomen in de bundel. De meeste partijen stuurden ons per e-mail hun verkiezingsprogramma’s toe, andere verzochten ons hun programma 10
van het Internet te ‘downloaden’. De basisteksten van de verkiezingsprogramma’s die zijn ontvangen, zijn integraal overgenomen. Eventuele taal- of spelfouten in de teksten zijn eveneens overgenomen; enkele evidente vergissingen met betrekking tot de interpunctie zijn gecorrigeerd. Logo’s en foto’s zijn niet opgenomen in de bundel. Dit geldt ook voor voorwoorden, verklarende woordenlijsten en losse slagzinnen die niet direct te maken hebben met de basistekst en inhoudelijke boodschap en strekking van het geheel aan opvattingen en plannen. Tot slot nog een drietal opmerkingen. De ChristenUnie en de Staatkundig Gereformeerde Partij doen met een gezamenlijke lijst mee aan de verkiezingen voor het Europese Parlement. Ten tweede is er de Europese fractie van GroenLinks, genaamd De Groenen/Europese Vrije Alliantie. Dit samenwerkingsverband kent als zodanig geen gezamenlijk Europees verkiezingsprogramma; het onderdeel De Groenen kent dit weer wel. Er is daarom besloten tot plaatsing van dit laatste programma. Ten slotte kregen wij van het programma van de Partij van de Europese Sociaal-Democraten, van welke Europese fractie de PvdA deel uitmaakt, geen in het Nederlands gestelde tekst aangeleverd. Besloten is daarom om de (beknopte) Engelse tekst te plaatsen. Leiden, mei 2004 Hans IJsbrandij Tom van der Meer
11
Fractie van de Europese Volkspartij en Europese Democraten
Europese Volkspartij
Europese Volkspartij ACTIEPROGRAMMA VAN DE EUROPESE VOLKSPARTIJ 2004-2009 INTRODUCTIE De Europese eenwording is een omvangrijk politiek project met groot historisch belang. Alle leden van de Europese Volkspartij hebben aanzienlijke bijdragen geleverd aan het ontwerp en de ontwikkeling van de Europese Unie. Het is een ambitieus en uitdagend project dat nog niet af is. De Europese Volkspartij heeft de Europese integratie vanaf het begin gesteund omdat het in overeenstemming is met haar visie op een moderne maatschappij. Een ambitieus project Het, zonder gebruik maken van dwang, samenvoegen van verschillende landen, om een vreedzame gemeenschap te bewerkstelligen, verzameld rond gedeelde waarden van mensenrechten, vrede, vrijheid, democratie, gerechtigheid en solidariteit, maar met respect voor de diversiteit van haar leden; dat is wat vijftig jaar Europese samenwerking mogelijk heeft gemaakt. Europa is niet langer verdeeld, democratieën zijn ontstaan daar waar dictatu-
ren gedurende decennia heersten. De regels van de wet en de markteconomie zijn uitgebreid naar miljoenen Europeanen, wat een ontwikkeling, gekarakteriseerd door vrijheid, groeiende welvaart en menselijke waardigheid, mogelijk heeft gemaakt. Deze prestatie is uniek in de moderne geschiedenis. De resultaten van deze gewaagde onderneming zijn wellicht niet volmaakt, maar hebben ervoor gezorgd dat praktisch alle landen van Europa zich bij de Europese Unie hebben aangesloten of zich hebben aangemeld voor het lidmaatschap. De normen van de Europese Unie hebben model gestaan voor landen die transformeerden van een dictatuur naar een democratie; van een planeconomie naar een open samenleving. Echter, de ambitie houdt daar niet mee op. Europa moet een belangrijke internationale speler zijn bij het scheppen van een nieuwe wereldorde, die gebaseerd is op dezelfde waarden en principes die ten grondslag lagen aan de Europese eenwording. 15
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
Een uitdagend project Er is sprake van een complexe institutionele structuur gebaseerd op duale legitimiteit van de lidstaten en burgers. De institutionele balans, de driehoek Europese Commissie, Europese Raad en Europees Parlement, verbindt deze legitimiteit met de gemeenschappelijke belangen van de burgers met die van de staten. Deze complexiteit, voor velen synoniem aan een gebrek aan transparantie, heeft er niet toe bijgedragen publieke steun te vergaren en heeft de weerstand van twijfelende regeringen versterkt. Alle inspanningen gericht op meer transparantie mogen geen schade toebrengen aan de institutionele balans die de gemeenschappelijke belangen waarborgt.
Europa moet echter bereid zijn om nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Globalisering heeft constructieve politieke acties nodig en is slechts een bedreiging voor diegenen die weigeren zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Dankzij haar nieuwe dimensies en vernieuwde instituties verschaft de Europese Unie haar Lidstaten meer mogelijkheden om het hoofd te bieden aan armoede in de wereld en schendingen van de mensenrechten, internationale criminaliteit, terrorisme, vervuiling van de oceanen, het broeikaseffect, illegale immigratie, luchtverkeerschaos, congestie, verstopping van communicatieroutes, monetaire en financiële instabiliteit, baanonzekerheid enzovoorts, tegen te gaan.
Een onafgemaakt project Europese integratie begon als de douane-unie, werd daarna een gemeenschappelijke markt, een markt zonder interne grenzen en uiteindelijk een economische en monetaire unie. Vandaag de dag moet de Europese Unie verschillende uitdagingen aangaan: succesvol uitbreiden zodat het heel Europa omvat, negatieve effecten van globalisering tegengaan, de EU ontwikkelen naar een politieke Unie, waarin democratie en sociale gerechtigheid de overhand hebben; en de instituten van de EU dichter bij de burgers brengen. Deze uitdagingen geven aan dat Europese integratie uitgediept moet worden, omdat: • de Unie haar instituties moet versterken als het door wil kunnen gaan met het initiëren van gemeenschappelijk beleid toepasbaar op vijfentwintig of meer Lidstaten; en • de Unie moet zichzelf de middelen geven om te spreken met een stem en dienovereenkomstig te handelen als het een invloedrijke speler wil worden op het wereldtoneel.
De Europese Volkspartij als de partij van het Europese gemeenschappelijk belang 1. Kort na de Tweede Wereldoorlog, kwamen de leiders van de christen-democratische partijen bijeen om te werken aan de wederopbouw van een verwoest Europa. Allen hadden het EGKS-Verdrag ondersteund, getekend of geratificeerd, zo ook het Verdrag van Rome en de herziene versies daarvan. Of het nu in de Ministerraad, het Europees Parlement of het nationaal parlement is, de partijen van de EVP hebben altijd gekozen voor Europese integratie. Op het moment dat het vooruitzicht van de uitbreiding duidelijk werd, hebben zij stappen ondernomen om hun zusterpartijen van de kandidaat-landen te verwelkomen. Meer recentelijk, binnen de Conventie over de toekomst van Europa, hebben alle vertegenwoordigers van de EVP, verenigd door hun Congresdokument aangenomen in Estoril, het initiatief genomen te werken naar een consensus voor een meer effectief, meer democratisch, meer transparant en meer verantwoordelijk Europa. 2. Ons standvastige loyaliteit aan het Europese ideaal is het gevolg van de waarde die wij hechten aan waarden van open maatschappijen en aan het christelijk-personali-
Een veelbelovend project Globalisering is niet alleen een blijvend fenomeen maar het geeft Europa en de rest van de wereld tevens nieuwe en betere mogelijkheden om de behoeften van de bevolking te bevredigen. 16
Europese Volkspartij
stische gedachtegoed. Deze culturele basis, een erfenis van het eeuwenoude Humanisme, religieuze, in het bijzonder Joodschristelijke achtergronden, de Renaissance, de Reformatie en de Verlichting, heeft een gemeenschappelijke noemer: een bepaald idee van de mens en het geloof in zijn vermogen vorm te geven aan de wereld. Jean Monnet stelde: “We zijn niet bezig met het vormen van coalities van staten, we verenigen de mens”. 3. In dit concept, dat de waardigheid van de persoon centraal stelt, zijn het de mensen die de geschiedenis regeren; wij worden er niet door geregeerd. Wij zijn niet de pionnen van blinde krachten; we nemen deel aan het realiseren van onze bestemming. Als unieke individuen onherleidbaar tot enig ander. Mensen zijn gezegend met rede en een wil, onze vrijheid betekent onafhankelijkheid, maar ook verantwoordelijkheid. De ‘persoon’ is niet het ‘individu’, maar eerder de specifieke mens die leeft binnen een familie, deel uitmaakt van de omgeving, de gemeenschap, het land en in relatie tot alles rechten en plichten heeft. We hebben de plicht solidair te zijn en het recht op zelfontplooiing. De overheid heeft de taak deze ontwikkeling aan te moedigen. Voor het zekerstellen van de bescherming van de culturele en ethische waarden van Europa, is het nodig om het behoud van de authentieke nationale culturele wortels van de Europese naties te ondersteunen. Tegelijkertijd moet het tolerante samenleven met andere etnische en nationale groepen worden bevorderd. Vanuit dit perspectief is de staat in dienst van de burgers, en niet andersom. Wat ten grondslag ligt aan de autoriteit en legitimiteit van de staat, naast het mandaat van de kiezers, is haar vermogen het gemeenschappelijke belang van de burgers te dienen en te bevorderen. Wanneer Lidstaten niet langer in staat zijn deze functie te vervullen, is het gerechtvaardigd een beroep te doen op de Unie het algemene belang van de bevolking te waarborgen en te dienen. Dat zal
normaliter het geval zijn wanneer bepaalde taken duidelijk beter kunnen worden uitgevoerd door de EU-instituten in plaats van door de Lidstaten. Het zou daarom voor onze partij wenselijk zijn - voortbouwend op deze gemeenschappelijke instelling - door te gaan met het proces van Europese eenwording. Om dat te kunnen doen, moeten we een visie en een politiek project ontwikkelen om de uitdagingen van de eenentwintigste eeuw aan te kunnen. De doelstelling moet tweeledig zijn: Allereerst, moet er een daad van verzoening zijn, om de scheuren te repareren die ons continent voor een lange tijd hebben verzwakt. Democratische verzoening tussen de Europese instituten en de burgers zal moeten worden gevolgd door economische verzoening tussen de geest van ondernemerschap en de geest van delen en solidariteit, door het plaatsen van het principe van verantwoordelijkheid in het hart van ons sociale model. Ten slotte moet er een verzoening plaatsvinden tussen identiteit en pluriformiteit, tussen het idee van een natie en het idee van Europa, door het creëren van een Europese Unie in de vorm van een federatie van staten en burgers. Tot slot moet er een verzoening zijn tussen mensen en de natuur, door toewijding aan een oprecht beleid van duurzame ontwikkeling, niet alleen ten behoeve van de natuur maar ook ten behoeve van de bevolking, de maatschappij en de economie. Ten tweede, moeten we waarborgen bouwen voor de mensenrechten van morgen, door te verklaren dat het tot onze constante ambitie behoort om de mens opnieuw centraal te stellen als het doel, object en onderwerp van Europees beleid. Hiervoor moeten we hoog mikken: we moeten waakzaam zijn met betrekking tot bio-ethiek en menselijke integriteit en waardigheid, we moeten biodiversiteit durven te beschermen, de wil tonen om globalisering met al dat het behelst menswaardig te maken, d.w.z. door internationaal terrorisme en 17
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
armoede en ongerechtigheid te bestrijden en door een Europees beleid met waarborgen voor milieu en sociale structuur. 4. Gebaseerd op deze visie die de mens centraal stelt, en de humanistische visie op de samenleving, baseert de EVP zich op vier basisthema’s: a) De waardigheid van elke mens Omdat wij de mens centraal stellen, willen wij de volgende zaken op alle niveaus bevorderen: • vrije creativiteit van burgers op alle terreinen van het maatschappelijke leven; • de rol van familie, opleiding en gemeenschapsleven; • gelijkheid van mannen en vrouwen; • bescherming van de rechten van het kind, respect voor en bescherming van de rechten van minderheden, solidariteit met de meest kwetsbaren en de ouderen. • respect voor het leven in al zijn vormen (inclusief embryo’s) en in alle leeftijden; • ethische regels voor de toepassing van onderzoeksresultaten; • respect voor menselijke waardigheid, met het oog op medische en genetische vooruitgang. Dit is de reden waarom de EVP tegen euthanasie, eugenetica (rasverdeling) en het klonen van mensen is; • wij zijn in gelijke mate tegen racisme, nationalistische ideologieën, onbeteugeld individualisme en een lakse benadering van ethische kwesties • een gebied gekarakteriseerd door vrijheid, openheid, veiligheid en gerechtigheid en het ontwikkelen van burgerschap van de Unie. Om dit doel te bereiken, moet iedereen mannen, vrouwen, niet-gehandicapte en gehandicapte mensen, jongeren en ouderen de kans krijgen om met kennis, creativiteit en persoonlijke inspiratie deel te nemen aan de samenleving en de arbeidsmarkt. b) Ondersteuning van het gezin Het gezin, als uniek verbond tussen man en vrouw - verdient specifieke en concrete ondersteuning in de samenleving. Zeker in een tijd dat gesproken wordt van een klaar18
blijkelijke crisis van dit instituut. Wat goed is voor het gezin is ook goed voor de maatschappij. Familiebeleid is de verantwoordelijkheid van de Lidstaten. Het tegengaan van demografische problemen begint bij het helpen van gezinnen. c) De sociale markteconomie De geschiedenis en de ervaring wijzen uit dat het particulier initiatief, vrij ondernemerschap, concurrentie, marktdiscipline, vrije handel de werkelijke stuwende krachten achter economische vooruitgang zijn. Tegelijkertijd hebben de autonomie van werknemersorganisaties en werkgeversorganisatie, vrije onderhandelingen tussen hen over werkomstandigheden en salarissen (CAO’s) en hun betrokkenheid en verantwoordelijkheid in het bewerkstelligen van systemen van sociale voorzieningssystemen bewezen de beste garantie voor sociale ontwikkeling te zijn. Daarbij grijpt de overheid slechts in om het raamwerk vast te stellen en om ervoor te zorgen dat het algemeen belang wordt gerespecteerd in gevallen waar het duidelijk is dat dit is verwaarloosd of totaal genegeerd. In deze context, biedt de overheid dus ondersteuning. De vrijheid zaken te doen en daaruit winst te behalen geeft gestalte aan de plicht van solidariteit en gerechtigheid ten opzichte van de stakeholders van de onderneming en aan een verplichting om de wet te gehoorzamen en respect te tonen voor de omgeving en de natuur. De EVP gelooft dat alle deelnemers in het economisch proces hun best moeten doen om ervoor te zorgen van deze wereld een betere plaats te maken om te leven, te werken en welvaart te creëren voor iedereen.. Dit kan ook op zo’n manier worden gedefinieerd dat op alle terreinen van de politiek (in het bijzonder economische en financiële politiek, training en opleiding, werkgelegenheid en sociaal beleid) er de plicht is samen te werken om te zorgen voor de cohesie in onze samenleving. d) Het bouwen van een gedecentraliseerd federaal Europa, internationale samenwer-
Europese Volkspartij
king en multilateralisme In tegenstelling tot wat men vaak hoort omvat het ware federalisme de vereniging van landen in het streven naar gemeenschappelijk gedefinieerde doelstellingen, met respect voor de diversiteit van hun culturen, tradities en talen. Tevens moeten deze landen de grootst mogelijke vrijheid worden toegestaan in de manier waarop zij kiezen deze doelstellingen te verwezenlijken. Omdat de lidstaten niet in staat zijn het algemeen belang van alle Europese burgers op alle terreinen te garanderen bepleit de EVP de noodzaak om de bevoegdheden van de Unie te versterken. Dit is in overeenstemming met het principe van ondersteuning, mits de uitvoering van deze bevoegdheden verantwoordelijk, transparant en democratisch is. Dat is de reden waarom de EVP op haar top in Estoril de Europese Grondwet heeft ondersteund. Omdat vrede in vrijheid en welzijn een van de allereerste basisvoorwaarden is die ons verenigt, is de EVP voor internationale samenwerking op alle gebieden waar het nuttig is voor het oplossen van conflicten via vreedzame kanalen van onderhandeling en arbitrage. Vanuit dezelfde gedachte ondersteunt de EVP het versterken van internationale instellingen die beogen in de wereld vrede, gerechtigheid en solidariteit te bewerkstelligen. 5. Deze uitgangspunten maken ons tot de belangrijkste opponenten van alle extremistische partijen die Europese integratie verwerpen, die burgers ondergeschikt maken aan de soevereine staat en die onverdraagzaamheid, racisme, nationalisme, xenofobie en terrorisme bevorderen. Deze uitgangspunten maken ons de belangrijkste uitdagers van alle partijen die meer vertrouwen stellen in staat en overheid, die initatieven van burgers ontmoedigen en die het principe van gelijkheid niet zien als gelijke kansen, maar als egalitariteit. Toch, moeten we er op wijzen dat andere democratische partijen onze manier van denken naderen. Dat is een ontwikkeling
die alleen maar positief kan zijn voor diegenen die ernaar verlangen dat de waarden die wij voorstaan breder worden geaccepteerd. Prioriteiten van de EVP voor de wetgevende termijn van 2004 - 2009 Rekening houdend met de verwachtingen van de Europese burgers, zijn de volgende thema’s het belangrijkst voor de EVP: • het zekerstellen van banen en inkomens; • de bedreigingen voor veiligheid en gezondheid bestrijden; • de mogelijkheid voor alle groepen in de samenleving om deel te nemen aan die samenleving, en in het bijzonder aan de arbeidsmarkt; • het bestrijden van milieuvervuiling; • de consequenties van slecht bestuur en socialistisch economisch beleid (ongelijkheid, armoede, epidemieën, burgeroorlog) bestrijden; • goed bestuur door de overheid, in het bijzonder door middel van het verminderen van de belastingdruk die ondernemingsinspanningen verlamt. In haar verlangen vanuit haar beginselen voor deze problemen oplossingen te vinden, heeft de EVP haar programma onderverdeeld in vijf hoofdstukken. Het actieprogramma dient als gids gedurende de aankomende termijn in het Europese Parlement. Doelstelling van de EVP is om de belangrijkste politieke kracht te blijven en daardoor in staat te zijn richting te geven aan het beleid en handelen van de Unie. Niet alle maatregelen die worden bepleit in de vijf hoofdstukken vallen onder het (wettelijk) bereik van de Unie. Sommigen vallen uitsluitend binnen de bevoegdheden van nationale of regionale regeringen. We hebben deze maatregelen in ons programma opgenomen omdat in verschillende Lidstaten de Europese verkiezingen in dezelfde tijd worden gehouden als de nationale of regionale verkiezingen en omdat partijtrouw van kiezers wordt bepaald door het beleid van de betreffende partij, ongeacht het niveau waarop het beleid wordt geïmplementeerd, zo lang dit maar consistent is. Bo19
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
vendien zal het veel gemakkelijker zijn om nationaal beleid te coördineren op Europees niveau als alle Lidpartijen van de EVP dezelfde beleidsrichtingen verdedigen op alle beleidsniveaus.
HOOFDSTUK I EEN
DYNAMISCHE, CONCUR-
RERENDE OP SOLIDARITEIT GEBASEERDE EN WERK SCHEPPENDE ECONOMIE
I.1 Een dynamische economie in een in toenemende mate veranderende wereld Onze voornaamste uitdaging de komende jaren - in een tijd waarin de economische omgeving radicale veranderingen doormaakt vanwege de globalisering- zal zijn het transformeren van het nieuwe uitgebreide Europa in een wereldleidende concurrerende economie. Het is belangrijk te onderstrepen dat globalisering is gewild en gecreëerd door naties die hebben besloten om hun economieën te openen en gezamenlijk gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan. In een tijdsbestek van vijftig jaar is door de globalisering het wereldbrutoproduct met een factor zes is verhoogd terwijl gedurende dezelfde periode de wereldbevolking is gestegen met een factor van tweeëneenhalf. Voor landen die zich voorbereiden op en aanpassen aan de globalisering is het een effectief instrument van ontwikkeling, terwijl de landen die daartoe niet bereid en/of in staat zijn, een toekomst tegemoet zien met stagnatie en achteruitgang. De economieën van Centraalen Oost-Europa moeten meegroeien met de economieën van West-Europa. Samen zullen wij ’s werelds grootste markt vormen. De snel groeiende economieën van de nieuwe Lidstaten, zullen samen met de effectieve implementatie van de interne markt en de Monetaire Unie zorgen voor een nieuwe dynamiek. De mogelijkheden voor groei, investering en arbeid zijn groot. De euro zal de verschillende economieën verbinden en concurrentie en Europees ondernemerschap bevorderen. Deze uitdaging aangaan is niet gemakkelijk. Het Europa van vandaag ervaart aanzienlijke moeilijkheden omdat, terwijl de veranderingen van de economische omgeving snel zijn, 20
politieke reacties langzaam zijn en weerstand tegen verandering heftig is. De EVP wil de sterke krachten van particuliere concurrentie combineren met de kansen die een meer flexibele maatschappij oplevert en de positieve aspecten van sociale en regionale cohesie. Een enkele uitzondering daargelaten zijn de prestaties van de Europese economie als het aankomt op groei en werkgelegenheid enigszins teleurstellend. De Europese economie doet het niet zo goed als de Verenigde Staten, China en vele andere OESO-landen. Er is een behoefte aan meer flexibele banenmarkten, levenslang leren dat mobiliteit op de arbeidsmarkt ondersteunt en aan reductie van de loonkosten. De technologische achterstand tussen ons en onze belangrijkste concurrenten is vergroot. Het is nu hoog tijd voor de Lidstaten, om als ze dat nu nog niet hebben gedaan, zich te concentreren op structurele hervormingen en het economisch beleid beter te coördineren, conform de Strategie van Lissabon om zo volledig profijt te trekken van de voordelen van de Monetaire Unie en de uitbreiding van de interne markt. De tijdige implementatie van de ‘Strategie van Lissabon’, die ernaar streeft van Europa wereld’s beste kenniseconomie te maken, is een absolute prioriteit. Om de structurele hervormingen door te voeren is een duidelijk stappenplan met strikte deadlines nodig om de afronding van het proces tegen 2010 zeker te stellen en het economisch herstel van Europa een impuls te geven. Ten tweede, is het nodig obstakels op gebieden als arbeidsmarkt, sociale zekerheid, onderwijsbeleid, onderzoek en innovatie, economisch beleid te overwinnen. We zijn overtuigd van de doelstelling om van Europa de meest concurrerende kenniseconomie in de wereld te maken. De oplossing ligt niet in het kunstmatig in stand houden van niet-concurrerende industrieën, in protectionisme en autarkie, noch in het gebruik van interventie en overheidshulp. Aanpassing aan nieuwe omstandigheden van de wereldmarkt, kan alleen onder optimale
Europese Volkspartij
omstandigheden en door middel van liberaliserende initiatieven in een adequaat raamwerk. Alleen door nieuwe ondernemingen of nieuwe producten zullen nieuwe duurzame banen ontstaan. De overheid en in het bijzonder de Unie, zal de fiscale, financiële en sociale omstandigheden moeten creëren die starters, onderzoek en investeringen aanmoedigen. De nieuwe golf van uitbreiding biedt Europa ongekende mogelijkheden voor ontwikkeling: in navolging van eerdere uitbreidingen, zullen de economische voordelen zwaarder wegen dan de kosten van solidariteit en cohesie. De EVP wil in het bijzonder: 1. Afronding van de interne markt Het verdwijnen van belemmeringen en controles bij interne grenzen heeft een einde gemaakt aan de opdeling in nationale markten. Er zijn echter nog verscheidene wettelijke obstakels die de verbeterde productiviteit, mobiliteit en lagere kosten afremmen en daarmee ook de investeringen. Dit geldt in het bijzonder voor de gehele dienstverlenende sector en met name financiële dienstverlening, energie, transport, telecommunicatie, zakelijke dienstverlening, de bouw, luchtvaart, particuliere pensioenfondsen, de farmaceutische industrie en de biotechnologische industrie. Wij roepen de landen die tot dus ver nog geen actie hebben ondernomen op om dit te doen om Europa meer concurrerend te maken. De Europese Commissie moet prioriteit geven aan het implementeren van de interne markt op al deze terreinen. 2. Lagere belastingen, gericht op het bevorderen van economische ontwikkeling Een hoog belastingniveau leidt tot ernstige beperking van welvaart omdat het particulier initiatief ontmoedigt, innovatieve investeringen verstikt en de betrokkenheid van nieuwe arbeidskrachten afremt. Daarom stelt de EVP als eerste prioriteit reductie van het algemene belastingniveau. Dit niveau is in Europa veel hoger dan in alle andere dynamische landen in de wereld, en in het bijzonder in Oost Azië. Gezien deze doelstelling moeten de Lidstaten ernaar streven hun fiscale beleid te coördineren om zo:
• een soepele werking van de interne markt te garanderen; • irrationele vertekeningen van handel en stimuli voor fraude te voorkomen; • door synergie de globale effecten van hun fiscale maatregelen te verbeteren; • grensoverschrijdende activiteiten te bevorderen. 3. Verbetering van de regelgeving die het zaken doen en het opzetten van een onderneming vergemakkelijkt De EVP wil dat Europese ondernemingen kunnen opereren in een omgeving waarin economische activiteit wordt gefaciliteerd en waarin men in de wereldeconomie de concurrentie het hoofd kan bieden. Excessieve administratieve eisen doen nieuwe bedrijven de das om en voorkomen dat bestaande bedrijven zich voldoende op hun activiteiten kunnen concentreren. Bedrijven hebben behoefte aan kwantitatieve juridische en financiële raamwerken om concurrerend te zijn. Voor dit doel moeten wij: • in overeenstemming met de algemene doelstellingen van de Europese Unie, zoals vastgelegd in het Verdrag alsook in de komende Europese Grondwet, die subsidies en wettelijke regelingen die de markt vertekenen en die particuliere initiatieven ontmoedigen, afschaffen; • het effect van wetgeving gemeten in kosten voor bedrijven en werkgelegenheid, systematisch beoordelen; • bureaucratie en buitensporige administratieve eisen minimaliseren; • het opstarten van bedrijven aanmoedigen en de toegang tot verscheidene vormen van ondernemerskapitaal faciliteren; • behoorlijke toegang tot financiering voor het MKB onder het Basel II-Akkoord, garanderen; • op een effectieve manier het intellectueel eigendom van Europese bedrijven beschermen, door het afronden van een nieuw Gemeenschapspatent dat minder kostbaar en toegankelijker is en wettelijk meer zekerheden biedt.
21
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
4. Een gelijk speelveld voor het bedrijfsrecht creëren Vandaag de dag is het bedrijfsrecht in essentie gebaseerd op nationale wetgeving, die grote onderlinge verschillen kent. Vanwege deze juridische verschillen zijn sommige bedrijven niet in staat voordeel te trekken uit de grootte van de interne markt terwijl anderen overdadige voordelen genieten. De EVP steunt: • nieuwe initiatieven voor gemeenschappelijke regels voor het bedrijfsrecht gericht op het creëren van eenzelfde speelveld voor Europese bedrijven; • het opstellen van gemeenschappelijke regels voor besloten vennootschappen om het MKB in staat te stellen te opereren in de gehele Unie, terwijl ze het karakter als besloten vennootschap kunnen behouden; • het initiatief om mede-eigendom van werknemers in bedrijven te verbeteren via modellen van aandeelhouderschap. 5. De rol van het Midden- en Klein Bedrijf (MKB) Het Midden- en Kleinbedrijf levert tweederde van de banen in de marktsector en het MKB creëert nagenoeg alle nieuwe banen. De flexibiliteit en dynamiek maken het MKB een belangrijke factor in het gezond houden van de economie van een land. Dientengevolge dienen alle inspanningen aangemoedigd te worden die gericht zijn op het starten, de groei, de financiering en de overdracht van deze ondernemingen. Zoals op alle terreinen, stelt de EVP ook op het terrein van het MKB de persoon centraal. Het is de ondernemer die het risico neemt een bedrijf te starten. Europa mist dit type baanbrekende ondernemers nog te veel en de EVP zal er alles doen om deze geest van ondernemerschap opnieuw te wekken. Op het Europese continent is dit type ondernemerschap immers het eerst ontstaan. Het MKB en de lokale overheid: Het MKB moet op een vruchtbare en positieve manier samenwerken met lokale en regionale overheden en met MKB-gemeenschappen. Het MKB moet de kans krijgen op gemeentelijk niveau diensten te verlenen aan de burgers. Nog te veel 22
worden deze bedrijven helaas verdrukt door overheid en andere openbare instellingen die worden gesubsidieerd door de belastingbetaler. Zodra dit mogelijk is geeft de EVP de voorkeur aan de particuliere levering van diensten en het particulier vervaardigen van producten. Het MKB en Ondernemerschap onder immigranten: De EVP is een sterk voorstander van ondernemerschap onder immigrantengemeenschappen als een manier om dit vaak armere deel van de Europese bevolking te integreren. Daarom geeft de EVP sterk haar steun aan de inspanningen van een EU-Commissie om ondernemerschap onder immigranten en minderheden in Europa te bevorderen. Het MKB en de EU-Instellingen: Om in staat te zijn deze beleidsprioriteiten uit te voeren geeft de EVP er sterk de voorkeur aan dat een van de EU-Commissarissen in de nieuwe Europese Commissie wordt belast met MKB-zaken. Tevens wil de EVP dat er in het Europees Parlement een subcommissie-MKB wordt gevormd. 6. Budgetten in evenwicht Om in staat te zijn de doelstellingen van economische groei en banengroei te halen, is macro-economische stabiliteit een vereiste. In deze context zouden regeringen moeten vasthouden aan de bepalingen van het Stabiliteitsen Groei Pact. Meer coördinatie van het economische en budgetbeleid van de nationale regeringen binnen het raamwerk van het Stabiliteits- en Groei Pact is nodig om het vertrouwen in de Euro te garanderen en onze ambities te kunnen verwerkelijken. Het is van groot belang aan allen de mogelijkheden te geven, te werken en in het levensonderhoud te kunnen voorzien, Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat er een betere inkomensverdeling komt en dat er solidariteit is met diegenen die behoevend zijn. I.2 Een concurrerende economie In een open wereld is concurrentievermogen essentieel voor het boeken van economische prestaties. Concurrentiekracht wordt bepaald door zowel productiekosten als productiviteit. Zelfs met hoge lonen is het mogelijk concur-
Europese Volkspartij
rerend te blijven als deze worden gecompenseerd door een hoge productiviteit. De EU op dit punt krachtiger maken, is een van de topprioriteiten van de EVP. De EVP wil een sterke onderzoekssector die zich richt op nieuwe technologieën en ook op hoog opgeleide en gekwalificeerde Europese burgers. Productiviteit zou bijvoorbeeld kunnen worden verbeterd door efficiëntere productie en marketing, hetgeen open markten en concurrentie vereist en ook nieuw ondernemerschap. Maar de belangrijkste factor blijft de mens, zijn of haar motivatie, kwalificatie, creativiteit en vermogen om te innoveren. Technologisch onderzoek geeft een hogere waarde aan producten en diensten. Het is een belangrijke uitdaging voor de Europese economie om beter te worden in het commercieel toepassen van innovaties. Kosten kunnen worden beïnvloed door een verbeterde werking van de markt en door het aanpassen van fiscaal beleid. 1. Prioriteit bij onderzoek en innovatie Europa loopt nog steeds achter als het gaat om onderzoek. Dat komt doordat onderzoek in toenemende mate duur en interdisciplinair is. Europa’s belangrijkste zwakte is aan de ene kant de versplintering van haar inspanningen. Aan de andere kant is de overgang van het stadium van onderzoek naar dat van industriële innovatie, een probleem. Dit is een terrein waar de EU een toegevoegde waarde heeft: - door programma’s te coördineren om overtolligheid te voorkomen; - door ervoor te zorgen dat onderzoekscentra samenwerken om de mate van specialisatie te vergroten; - door het verplaatsen van kennis en onderzoekers te stimuleren; - door ervoor te zorgen dat er samenwerking is tussen de industrie, onderzoekers en opleidingsinstituten overal in de Unie om zodoende wetenschappelijke innovatie en industriële ontwikkeling aan te moedigen. • De EVP is een groot voorstander van alle maatregelen gericht op het creëren van een effectief Europees onderzoeksgebied, zoals
voorgesteld in de Strategie van Lissabon. • De Europese Unie besteedt slechts 1,9% van zijn BNP aan Onderzoek & Ontwikkeling (O&O), vergeleken met 2,7% in de Verenigde Staten en 3% in Japan. Onze inspanning zou op hetzelfde niveau moeten worden gebracht als dat van onze concurrenten. Wij moeten hierbij wel bedenken dat O&O slechts uitvindingen aanmoedigt en geen garanties voor innovatie biedt. Om dit te bereiken moet het niveau van venture capital in de pas lopen met O&O-uitgaven. • De EVP zal sterk aandacht moeten geven aan het faciliteren van kennis en onderzoek in de nieuwe Lidstaten en een grootschalige intellectuele uitstroom uit deze landen moeten voorkomen. • Voorkomen moet worden dat het onderzoek teveel gericht wordt op productie voor onmiddellijke commerciële doeleinden. Lange termijn kernonderzoek leidt tot de toegepaste technologieën van morgen. Er moet echter rekening gehouden worden met het feit dat de interval tussen een uitvinding en de toepassing ervan steeds kleiner wordt. Dat is des te meer een rechtvaardiging voor gepaste financiering van fundamenteel onderzoek door de EU. Gezien de hoge kosten van kernonderzoek en het geringe directe financiële resultaat, zou internationale samenwerking onder de grote machten moeten worden aangemoedigd. • Het vermogen om de eerste positie in te nemen op het gebied van nieuwe technologieën is cruciaal voor Europa’s concurrentievermogen in de komende jaren. De EVP zal sterke nadruk leggen op onderzoek in informatie- en communicatietechnologieën en op de bedrijfsmatige exploitatie ervan. De EVP meent ook dat het potentieel van de biotechnologiesector verder moet worden verkend: nieuwe technologieën en in het bijzonder biotechnologie, hebben het potentieel om degelijke oplossingen te leveren voor de milieuproblematiek en om bij te dragen aan meer duurzame ontwikkeling. Deze technologieën zouden ook de 23
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel en zodoende het gezondheidsniveau van mensen kunnen verbeteren. Wanneer het gaat om de ethische beperkingen van menselijke genetica is de positie van de EVP gebaseerd op de beslissingen van het EVPCongres in Berlijn 2001, vastgelegd in ‘Een Unie van Waarden’ in het bijzonder waar het gaat over respect voor de waardigheid van de menselijke persoon. 2. Onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit: focus op kennis Onderwijs- en opleidingssysteem zijn uitermate belangrijk om burgers beter voor te bereiden op een economie gebaseerd op hoogwaardige technologie. Wij moeten burgers in staat stellen een rol te kunnen spelen in de kennismaatschappij. In het streven naar dit doel moeten we: • levenslang leren en toegang tot kwaliteitsopleidingen bevorderen; • er voor zorgen dat onderwijs- en opleidingsmogelijkheden in overeenstemming zijn met de behoeften van de arbeidsmarkt; • het e-learningprogramma nastreven en uitbreiden om de vertrouwdheid met en het onderwijs in informatie technologieën aan te moedigen; deze bieden een sterk middel voor sociale betrokkenheid, bijvoorbeeld voor gehandicapten; • het lesgeven in talen verbeteren en burgers aanmoedigen om meer dan twee talen te leren en ten minste een half jaar in het buitenland te studeren, zoals is voorzien in de Europese Richtlijn. Het is in dit kader essentieel, om administratieve regels, belemmeringen in de sociale zekerheid en andere obstakels te overwinnen en kwalificaties en diploma’s te erkennen; • de geest van initiatief en zelfstandigheid bevorderen, beginnend in de eerste stadia van het onderwijs; • gelijke toegang tot basisonderwijs garanderen voor iedereen en een raamwerk van hoger onderwijs bieden voor diegenen die daarvoor gekwalificeerd zijn. Op deze manier, zullen we de kwaliteit van het onderwijs voor jongeren, de aanpassings24
mogelijkheden en de ‘bruikbaarheid’ van de beroepsbevolking - inclusief de oudere generatie - verbeteren en zodoende een bijdrage leveren aan het terugdringen van de werkloosheid. Naar de mening van de EVP vormt onderwijs de kern van menselijke ontwikkeling, economische concurrentiekracht en maatschappelijke vooruitgang. De EVP zal daarom sterk de voorkeur geven aan het verder ontwikkelen en relevant aanpassen van de belangrijkste onderwijsprogramma’s van de Europese Unie (Socrates, Tempus, Leonardo da Vinci, Youth, Erasmus, Mundus en eLearning) in termen van doelstellingen en de middelen die aan deze programma’s worden toegewezen. • de Lidstaten en de sociale partners zullen aangemoedigd worden te anticiperen op industriële en maatschappelijke veranderingen. 3. Het verlagen van kosten De meest effectieve manier om de productiekosten te verlagen is ervoor te zorgen dat op elke deelmarkt gezonde concurrentie verzekerd is en de vrije verplaatsing van sectoren door alle landen van de Unie is gegarandeerd. Speciale inspanningen moeten gericht worden op dienstverlenende sectoren als energie, transport, telecommunicatie, bankwezen en verzekeringswezen. In deze sectoren zorgt het gebrek aan juridische harmonisatie ervoor dat markten opgedeeld blijven en de dominante positie gehandhaafd wordt in het nadeel van de consument. De EVP geeft in het bijzonder haar voorkeur aan: • de voltooiing van een sterke pan-Europese kapitaalmarkt om de kosten van zakelijk kapitaal te reduceren in een snel veranderende financiële omgeving. Dit terrein heeft specifieke aandacht nodig, omdat de liberalisatie van financiële markten hand in hand moet gaan met de bescherming van en adequate informatie aan investeerders, in het bijzonder de kleineren. De EVP zal erop hameren dat het Financiële Dienstenactieplan volledig wordt voltooid tegen 2005; • de ontwikkeling van een nieuwe generatie
Europese Volkspartij
(derde generatie) van telecommunicatie, hetgeen essentieel is voor Europa’s concurrentiekracht. Maar de EVP is tegelijk voorstander van de bescherming van de huidige operators. Tevens moeten er regels komen voor het delen van het mobiele net. Ten aanzien van het Internet is het van groot belang de veiligheid van het net te garanderen. Het gebrek aan veiligheid is momenteel een groot obstakel voor de ontwikkeling van e-business; • de complete liberalisatie van de energiemarkt, met een geharmoniseerd raamwerk inclusief een gelijk speelveld in de elektriciteitsen gassectoren, terwijl tegelijkertijd gepaste openbare diensten worden gegarandeerd; • de verzorging van effectieve concurrentie op het gebied van transport, bijvoorbeeld via de oprichting van een spoorwegmarkt in de Unie door de opening van nationale spoorwegnetwerken en het faciliteren van de toegang tot nieuwe spoorwegondernemingen. Europa moet ervoor zorgen dat de publieke uitgaven als onderdeel van de economie lager worden. Op deze manier kunnen de mogelijkheden voor de marktsector groter worden. Het is beter om een hoog percentage belastingbetalers te hebben dan een hoog belastingpercentage. Om meer investeringen en aanbod van arbeid te faciliteren en aan te trekken moet Europa haar lastendruk verlagen. Het in de hand houden van de publieke uitgaven is de belangrijkste weg om Europa concurrerender te maken. Speciale aandacht moet worden geschonken aan de arbeidsmarkt, die een speciale factor is omdat haar kosten gedeeltelijk een vorm van inkomen is. Dit inkomen moet gehandhaafd, zo niet vergroot, worden omdat het de complete vraag, consumptie en zelfs spaartegoeden ondersteunt. Aan de andere kant is de EVP voor het reduceren van de fiscale en semi-fiscale heffingen over de factor arbeid die, in Europa, de kosten van arbeid buitensporig verhogen, en zodoende talloze niet voldoende geschoolde en vaardige werknemers veroordeelt tot werkloosheid. Verder is er nog te veel
verstarring op de arbeidsmarkt wat te zeer de aansluiting van arbeidsaanbod en vraag afremt en wat de ‘bruikbaarheid’ van een groot deel van de beroepsbevolking verlaagt. Dit treft in het bijzonder de werktijd. Omdat Europa het continent is met de kortste werktijden in de wereld, moet grotere flexibiliteit worden ingevoerd in de manier waarop deze werktijd wordt gebruikt. In de eerste plaats is het de verantwoordelijkheid van de sociale partners om deze problemen aan te pakken. Grotere geografische en professionele mobiliteit van werknemers zou kunnen leiden tot verbeteringen in de manier waarop de arbeidsmarkt functioneert. De mogelijkheid tot overdracht van maatschappelijke rechten via de Lidstaten en wederzijdse erkenning van kwalificaties en opleiding kunnen ook een rol spelen. Daarom moet de EVP ernaar streven om de verplaatsbaarheid van maatschappelijke rechten overal in Europa te verbeteren door het versterken van de werking van de “interne markt” op dit terrein en door werkelijke mobiliteit van burgers toe te staan. I.3. Een op solidariteit gebaseerde economie Naast vrij ondernemerschap en marktdiscipline door concurrentie, staat solidariteit in het hart van het Europese sociale model: solidariteit tussen burgers, regio’s en Lidstaten. A. Solidariteit tussen burgers Economische dynamiek en het aanpassen aan de globale markt zijn verenigbaar met maatschappelijke verantwoordelijkheid omdat deze laatste een factor is van sociale vrede en politieke stabiliteit zonder welke er geen duurzame economische vooruitgang kan zijn. • Het is belangrijk om een onderscheid aan te brengen tussen de twee terreinen die onderdeel uitmaken van sociale verantwoordelijkheid: sociale zekerheid gebaseerd op premies en belastingen, publieke financiën of een particuliere verzekeringsmechanisme aan de ene kant en publiekelijk gefinancierde sociale hulp aan de andere kant. De EVP streeft ernaar solidariteit te behouden terwijl het tegelijkertijd vraagt om meer 25
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
particuliere verantwoordelijkheid. Systemen van sociale zekerheid moeten open staan voor individuele verschillen. Dit is in het bijzonder belangrijk om het mogelijk te maken te werken in verschillende landen gedurende verschillende periodes in een leven. Waar mogelijk, zal eerlijke en ongestoorde concurrentie de kwaliteit van het bestaan ten goede komen en het makkelijker maken om tegemoet te komen aan individuele behoeften. • Terwijl burgers vrij zijn om alle mogelijkheden voor zelfontplooiing uit te buiten kunnen zij ook aanspraak maken op publieke ondersteuning en nationale solidariteit in moeilijke tijden, vanwege ziekte, ongeval, gevorderde leeftijd en andere risico’s die kunnen uitmonden in een reductie van hun inkomen en dat van hun familie. • Alle Lidstaten hebben sociale zekerheidstelsels die min of meer ontwikkeld en evenwichtig zijn, maar velen van hen verkeren momenteel in de problemen vanwege langere levensverwachting, de demografische ontwikkelingen, medische vooruitgang en stijgende uitgaven aan gezondheid, stedelijke vervuiling en de stress van het moderne leven, de breuk van familiebanden en de inefficiënties in onderwijssystemen. Geen sociale uitsluiting: De EVP wil dat burgers kansen krijgen. De belangrijkste richtlijn voor ons beleid is dat niemand wordt achtergesteld of uitgesloten. De EVP zal speciale nadruk leggen op programma’s die gericht zijn op het tegengaan van - steeds meer voorkomende - sociale uitsluiting. De EVP zal bijzondere aandacht schenken aan: • De behoeften van jongeren die problemen hebben met economische en sociale integratie (het jeugdbeleid). De EVP gelooft ook in de maatschappelijke en educatieve rol van sport als factor van integratie en participatie in het sociale leven, als een middel voor het promoten van tolerantie, sportiviteit, het respect voor regels en verschillen, als ook van het tegengaan van uitsluiting, vreemdelingenhaat en racisme. Het verdrag zou expliciet het specifieke karakter van 26
sport moeten erkennen wanneer het gaat om de sociale rol die het speelt; • De bevordering van een hoge kwaliteit van het leven voor ouderen die onevenredig veel lijden aan isolement en armoede; • De bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en het verdwijnen van alle vormen van discriminatie. Hervormingen moeten dringend worden doorgevoerd om stelsels van sociale zekerheid op de langere termijn financieel haalbaar te houden, en maatschappelijk aanvaardbaar. In het algemeen moet de hervorming van sociale bescherming en sociale zekerheidstelsels rekening houden met de gevolgen van nieuwe werkpatronen. Door het doen van solide onderbouwde aanbevelingen zou de EU de regeringen van de Lidstaten het werk makkelijker kunnen maken. Het gebruik van methoden zoals ‘benchmarking’ en ‘groepsdruk’ bevordert de oplossingen die het best passen bij elk land. Zonder nu een allesomvattende lijst te presenteren kunnen deze maatregelen onder andere inhouden: • een duidelijke scheiding van de voorzieningen van gezondheidszorg en hun financiering, om zo meer transparantie te verkrijgen en betere toewijzing van publieke middelen toe te staan en gezondheidszorg op een hoog niveau te houden in Europa. Burgers moeten de beste en goedkoopste gezondheidszorg kunnen genieten zonder daarbij te worden tegengehouden door nationale instellingen; • het bevorderen van beleid om werkgelegenheid te vergroten, en zo de basis voor sociale zekerheid te versterken; • het veranderen van de berekening van de contributie; • het in de fiscale sfeer aanmoedigen van aanvullend pensioen spaartegoeden; • het opheffen van fiscale en semi-fiscale maatregelen die werkgelegenheid in het algemeen en werkgelegenheid van vrouwen in het bijzonder, ontmoedigen; • het verzekeren van grotere arbeidsparticipatie van mensen van vijfenvijftig jaar en ouder, door de stapsgewijze verwijdering van
Europese Volkspartij
vroegpensioenprogramma’s en het vrijwillig aanpassen van de pensioengerechtigde leeftijd; • het progressief vervangen van vrij verworven rechten op het gebied van sociale welvaart door persoonlijke rechten waar men zelf aan bijdraagt; • verzekeren dat niet alleen de jongere generatie de prijs hoeft te betalen van het veranderende systeem. Een balans moet worden gevonden tussen de generaties; • het creëren van budgetreserves om de toekomstige ontoereikendheid van het algemene pensioenstelsel te verzachten; • voor de gezondheidszorg geldt dat het verbeteren van de mogelijkheden voor patiënten om buiten de landsgrenzen te worden behandeld de kwaliteit van de behandelingen en de keuzevrijheid kunnen verbeteren. In elk geval moet de dekking van de kosten door het betreffende verzekeringssysteem worden gegarandeerd. Een dergelijke hervorming geeft meer ruimte voor ondernemerschap en concurrentie en kan bijdragen aan de formatie van een wereldleidende Europese gezondheidssector; • gezien het feit dat Europa het continent is met de kortste werktijden in de wereld, zou er een grotere mate van flexibiliteit moeten worden ingevoerd in de manier waarop deze werktijd wordt benut. Hierover zouden de sociale partners moeten onderhandelen. De traditionele wetten met betrekking tot de zondagsrust in sommige Europese landen zullen echter worden beschermd. Experimenten in sommige landen hebben duidelijk laten zien dat een opgelegde verkorting van de werktijd zonder een beperking van het inkomen, op de lange termijn, improductief was in termen van concurrentiekracht, groei en werkgelegenheid; • speciale aandacht zou moeten worden besteed aan demografische veranderingen in Europa en in het bijzonder de vergrijzing van de bevolking. Niet alleen ontstaan hierdoor problemen met de financiering van pensioenen, maar het roept ook vragen op over sociale dynamiek. Op de lange termijn
is immigratie geen afdoende oplossing om de consequenties van demografische veranderingen op te vangen. De EVP gelooft dat het belangrijk is een “kindvriendelijke” omgeving te creëren die helpt jonge gezinnen zoveel kinderen te laten hebben als zij graag willen. Gezinsbeleid kan vorm krijgen door middel van belastingvoordelen en/ of effectieve familie-allocaties, het verschaffen van een toereikende omgeving in termen van kinderopvang en flexibele organisatie van werktijd, wat een betere combinatie van arbeid en gezinstaken mogelijk maakt. Tot slot willen veel burgers blijven werken na hun pensioengerechtigde leeftijd. We zouden deze trend niet moeten ontmoedigen. Het is in het belang van de samenleving om te kunnen putten uit de ervaring van oudere deskundige en gemotiveerde mensen. Dat is in het algemeen belang. B. Solidariteit tussen regio’s en Lidstaten Het reduceren van de verschillen in ontwikkeling tussen regio’s en Lidstaten speelt een belangrijke rol in het versterken van de politieke stabiliteit, en de sociale en territoriale cohesie van de Unie. Voor de aankomende wetgevende termijn 2004 - 2009 zal de EU voor de moeilijke uitdaging staan van het verzoenen van twee fundamentele noodzakelijkheden: solidariteit met nieuwe Lidstaten, die minder ontwikkeld zijn; en het vasthouden aan steun voor de structurele ontwikkeling van de benadeelde regio’s van de Lidstaten. De EVP blijft dan ook een groot voorstander van sociaal beleid. • In het bijzonder wil de EVP een betere coördinatie van nationaal beleid en Europees sociaal beleid, met toetsing over het hele gebied van de uitgebreide Unie, maar niet alleen gebaseerd op statistische gegevens. • De EVP zal instemmen met voldoende financiële bronnen om adequate ondersteuning te bieden aan de structurele ontwikkeling in de minst gunstige regio’s. • De EVP zal nauw toezien op de implementatie van het beleid en de middelen die daarvoor aangewend worden. De EVP wil ervoor zorgen dat andere onder27
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
delen van het EU-beleid zoals industrieel, handels- en ondernemingsbeleid enz. niet afwijkt van het Regionale Ontwikkeling Beleid en dat bij het hele EU-beleid de effecten op een evenwichtige regionale ontwikkeling in ogenschouw worden genomen. De EVP wil ervoor zorgen dat het beleid van de regeringen van de EU-Lidstaten terzake economische en sociale ontwikkeling verenigbaar is met het EU-beleid van Regionale Ontwikkeling. De EVP wil ervoor zorgen dat binnen het Regionale Ontwikkelingsbeleid van de EU, zoals de Structuurfondsen, er niet alleen naar gestreefd wordt economische en sociale ongelijkheden tussen regio’s aan te pakken maar dat ook gestreefd wordt de gelijke kansen voor mannen en vrouwen, en de kansen van gemarginaliseerde groepen zoals de ouderen, de gehandicapten en andere groepen, in de regio’s, te vergroten. Duurzame gemeenschappen in gemarginaliseerde regio’s hebben structuren nodig om een evenwicht tussen arbeid en gezinstaken te faciliteren. Om deze doelstellingen van cohesie in het uitgebreide - en minder homogene - Europa te verwezenlijken zullen we tegelijkertijd efficiënter moeten zijn en een sterkere solidariteit moeten tonen. We moeten: • voorbereidingen treffen om de verdeelstaat van de Gemeenschapssteun opnieuw te definiëren in het voordeel van meer cohesie: een herevaluatie van huidige acties en budgetten is vereist. In deze context zou in het toekomstige sociaal beleid gericht op de minder begunstigde regio’s hun sociaaleconomische situatie in overweging genomen moeten worden. Het toekomstige sociaal beleid zal ook beschouwd moeten worden als een horizontaal beleid van de Europese Unie; • het raamwerk en de voorwaarden definiëren voor duurzame projecten en de ontwikkeling van infrastructuur, die ondersteuning bieden aan in het bijzonder interregionale samenwerking en internationale samenwerking op een wettelijke basis; • het optimaal benutten van regionale bron28
nen aanmoedigen; en • factoren die vertragingen veroorzaken verwijderen in plaats van simpelweg hun effect te corrigeren. C. De rol van publieke diensten Het Europese sociale model wordt gekenmerkt door de belangrijke rol die is weggelegd voor publieke diensten zoals, onderwijs, professionele opleiding, gezondheid, openbaar vervoer, communicatie, cultuur enz. Het is een onjuiste vooronderstelling dat openbare diensten eigendom moeten zijn van en uitgevoerd moeten worden door de staat of de overheid. Het karakter van openbare diensten is dat ze openbaar moeten zijn, toegankelijk en betaalbaar voor alle burgers. Vergelijkingen met andere landen en recente ervaringen laten zien dat de beste openbare diensten ook kunnen worden uitgevoerd door particuliere bedrijven of Non-gouvernementele organisaties (NGO’s) opererend onder het toezicht van de overheid. Van essentieel belang zijn de kwaliteit, kosten, continuïteit, beschikbaarheid en betaalbaarheid van de diensten die worden aangeboden aan het publiek. Daarom vindt de EVP dat: a. aangaande particuliere bedrijven: • openbare diensten onderhevig moeten blijven aan de Europese regel van concurrentie en publieke kritiek; • de managers verantwoordelijk moeten worden gehouden voor de prestaties, de prestatienormen zouden moeten worden vastgesteld in samenwerking met de overheid; • verplichtingen en beperkingen opgelegd aan hen uit redenen van het algemeen belang, financieel gecompenseerd kunnen worden. Openbare diensten garanderen dat alle gebieden worden bereikt en dat mensen gelijke toegang ertoe krijgen. Diensten zullen moeten worden gemoderniseerd en geherstructureerd om ervoor te zorgen dat ze zich kunnen aanpassen aan een open markt en een concurrerende economie. b. betreffende Non-Gouvernementele Organisaties: De EVP steunt de toewijding van NGO’s, in het bijzonder op het terrein van de sociale
Europese Volkspartij
dienstverlening. Hun werk is belangrijk voor de innerlijke cohesie van onze samenlevingen. Daarom verwelkomt de EVP de erkenning van die organisaties in de Europese Grondwet. I.4. Een economie die banen genereert A. Geest van hervormingen Het niveau van de werkloosheid is in Europa nog steeds te hoog. Deze situatie is sociaal niet toelaatbaar en financieel niet vol te houden. Naast het hoge belastingniveau, is het gebrek aan vaardigheden, in het bijzonder in het lagere segment van de beroepsbevolking, een van de belangrijkste factoren. Het verbeteren van de vooruitzichten op een baan is een van prioriteiten van de EVP. In een kenniseconomie vereist dit investeringen in menselijk kapitaal. Passieve ondersteuningsmaatregelen zijn vaak duur, zoals het scheppen van niet-noodzakelijke openbare banen. In plaats daarvan hebben we meer actieve systemen nodig die ‘bruikbaarheid’ van werklozen vergroot. Economische groei is noodzakelijk om nieuwe banen te genereren. Om deze doelstelling te behalen is een maatschappij nodig die voorbereid is op de nieuwe omstandigheden en die gebaseerd is op ondernemerschap in de breedst mogelijke zin van het woord. In feite zullen veel werknemers een groot stuk ondernemersgeest nodig hebben. Daarom dragen de motivatie van werknemers, hun onderwijs en opleiding, hun vertrouwen in een hoog niveau van sociale zekerheid en hun gevoel dat ze een onderdeel van hun onderneming zijn allen bij als belangrijke factoren van productie. Werknemers zullen op veel flexibelere manieren werken, wanneer het gaat om hun dagelijkse of wekelijkse tijdsindeling als ook gedurende hun werkende leven (periodes van werk worden opgevolgd door periodes van opleiding, ontspanning, gezinstaken en sociaal werk), inclusief voldoende kinderopvangfaciliteiten en mogelijkheden voor ouders om zowel kinderen op te voeden als ook een carrière te hebben. In het bijzonder moeten de sociale zekerheidsvoorzieningen aangepast worden aan deze nieuwe uitdagingen, zonder dat hun meest belangrijke kenmerken van stabiliteit
worden opgegeven: solidariteit en uitvoerbaarheid. Het is wezenlijk dat de transities die mensen doormaken gedurende de loop van hun leven worden gefaciliteerd. Daarvoor moeten mogelijkheden worden gecreëerd zoals het schakelen tussen periodes van werk en periodes van vrije tijd bijvoorbeeld voor ouderschapsverlof, zorgverlof, in het algemeen voor een sabbatical of perioden van opleiding en onderwijs. Dit zal de flexibiliteit en productiviteit op de arbeidsmarkt bevorderen. De overheid kan deze regelingen aanmoedigen. Een van de belangrijkste elementen in het gevecht om het niveau van de werkgelegenheid te verhogen is het verbeteren van de rol van vrouwen in managementposities en als ondernemers om zodoende het gat tussen de geslachten in de werkgelegenheid en de starters in Europa te dichten. Het is ons strategisch doel om de werkgelegenheid van vrouwen in de aankomende tien jaar te laten stijgen. De EVP is een sterk voorstander van het meer gericht aanmoedigen van ondernemerschap door de Europese Commissie en de Lidstaten. B Investeren in menselijk kapitaal De EVP stelt dat de Europese werkgelegenheidsrichtlijnen zich nog sterker moeten richten op het investeren in menselijk kapitaal om werkloosheid te voorkomen of om de “bruikbaarheid” van de werklozen te vergroten: • Deze omvatten in essentie inspanningen om arbeiders op te leiden en te behouden zodat ze nieuwe vaardigheden hebben die nodig zijn in een veranderende arbeidsmarkt. • De beslissing van werknemers om nieuwe vaardigheden op te doen moet financiële effecten hebben. Wat de werklozen betreft, moeten de inspanningen die zij hiervoor al dan niet verrichten, gevolgen hebben voor hun werkloosheidsuitkering. • Curriculum en onderwijsmethodes zouden moeten worden aangepast in reactie op de nieuwe uitdagingen, en er moet verder een betere samenwerking komen tussen onderwijs en de verscheidene sectoren van de economie. • Belastingvoordelen moeten worden verstrekt 29
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
voor ‘on-the-job’ opleidingen voor jonge afgestudeerden, andere starters of mensen die terugkeren op hun werkplek en voor hun permanente aanstelling. • Meer ‘dicht bij huis’- banen moeten worden gecreëerd om de mensen beter te dienen. • Een grotere participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt zou moeten worden aangemoedigd door het wegnemen van obstakels die vrouwen beletten toe te treden tot de arbeidsmarkt. Sociale partners zullen verantwoordelijkheid moeten tonen wanneer het gaat om salarisonderhandelingen om er zo voor te zorgen dat stijgingen in loon niet de productiviteitswinst overschrijden, of de concurrentiepositie van de betreffende economische sector nadelig beïnvloeden.
HOOFDSTUK II BEANTWOORDEN
AAN DE
GROEIENDE BEHOEFTE AAN ZEKERHEID EN VEILIGHEID VAN DE EUROPESE BURGERS
Een groeiende behoefte aan zekerheid en veiligheid wordt gevoeld op verscheidene terreinen: op straat, op het werk en thuis. Zekerheid en veiligheid betreffen ook de voedselveiligheid. A. Verbetering van de bescherming van Europese burgers Het beschermen van de rechten van burgers vormt het hart van ons democratische systeem dat gebaseerd is op de handhaving van de wet. Het Handvest van Fundamentele Rechten verwerkt in het Grondwettelijke Verdrag en het Europese juridische stelsel verschaffen de burgers additionele bescherming, zelfs tegen hun eigen Lidstaat. Het betreft de burgers als consumenten, werknemers, gepensioneerden, patiënten, studenten, ambtenaren, maar ook als onderdanen van de Unie, in het kader van Europees bestuur en haar vertegenwoordigers. De EVP wil dat de veiligheid van burgers wordt verschaft in het dagelijkse leven door de verstrekking van betere gezondheidszorg, een hoge kwaliteit van voedsel, strenge milieunormen en een efficiënte bescherming van hun rechten als consumenten. 30
1. Versterken en ontwikkelen van het Europees Burgerschap Het Verdrag van Maastricht (1992) stelt de Europese burgers in staat deel te nemen aan lokale en Europese verkiezingen buiten hun land van herkomst, of om petities te richten aan het Europese Parlement. De opname van het Handvest van Fundamentele Rechten in het Constitutionele verdrag zal de rechten van de burgers versterken. Onze rol zal nu zijn te verzekeren dat deze rechten behoorlijk worden geïmplementeerd in de gehele Unie. a. Aanvaarding van de Europese Conventie van Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden Nadat de Europese Unie een wettelijke entiteit wordt zou het de Europese Conventie over Mensenrechten en Fundamentele Vrijheden moeten aanvaarden en daarmee de rechtsbevoegdheid van het Gerecht van Straatsburg. b. Het verduidelijken van de rechten van de burgers met betrekking tot de Europese instellingen Vele en verschillende administratieve procedures, soms met gebrek aan transparantie, zijn ontstaan in de afgelopen jaren. De burgers worden er niet meer wijs uit. De EVP stelt voor: • Het instellen van Europese wetgeving die de procedures beschrijft die moeten worden gevolgd voor het aannemen, na beraad, van verscheidene wetgevende handelingen van de Gemeenschap; • Snel de gedragslijn voor goed administratief gedrag toe te passen zoals aanbevolen door de Ombudsman. Deze gedragslijn zal van toepassing zijn op alle instellingen van de Europese Unie en moet toegankelijk zijn voor het publiek. c. Het verbeteren van de behandeling van petities en klachten Burgers hebben het recht om petities en klachten in te dienen, maar ze zijn niet in staat dit recht behoorlijk uit te oefenen vanwege de complexiteit van de procedures, die verschillen per instelling. Hieruit voortvloeiend stelt de EVP voor: • bevorderen van een intra-institutionele over-
Europese Volkspartij
eenkomst voor het behandelen van petities en klachten; • zorgen voor een betere plaats van de activiteiten van de Ombudsman op de agenda van plenaire sessies van het Europese Parlement. 2. Wettelijke bescherming van de Europese consument De interne markt is bedoeld om niet alleen voordeel te bieden aan bedrijven maar ook aan Europese burgers als consumenten. Om deze doelstelling te verwezenlijken, is het essentieel om het volgende in te stellen: a. Een hoge mate van bescherming voor de consument op Gemeenschapsniveau Als de interne markt een tastbare realiteit moet worden voor 470 miljoen Europeanen, moeten consumenten in staat zijn niet alleen te genieten van een grotere aanbod aan producten tegen lagere prijzen maar ook van een verbeterde bescherming met betrekking tot hun economische en juridische belangen. Teneinde dit te bereiken, is het volgende nodig: • Op Gemeenschapsniveau, moeten noodzakelijke gemeenschappelijke regels en toepassingen op het gebied van consumentenbescherming overeengekomen worden. • De distributie van toegankelijke en relevante informatie moet gegarandeerd worden om consumenten in staat te stellen zelfstandige doordachte keuzes te maken. Maar maatregelen van consumentenbescherming moeten doordacht worden ingevoerd en dienen de juiste balans tussen tegenovergestelde eisen als werkgelegenheid en concurrentiekracht te behouden. De maatregelen moeten niet ontaarden in de bureaucratische nachtmerrie van overregulering. b. Verbetering van de juridische bescherming Om de juridische zekerheid te verbeteren, moet er een juridisch stelsel opgezet worden dat iedereen kan begrijpen.. Een gemeenschappelijk wetstelsel bestaat reeds maar haar toepassingen zijn niet noodzakelijkerwijze consistent. Als gevolg hiervan werken we nu aan de bevordering van een integrale aanpak die moet leiden tot een gecoördineerde wetgeving en aan het garanderen van een minimum-
niveau van harmonisatie in termen van procedures onder het burgerlijk recht. c. Toegang tot gerechtigheid Stelsels van juridische bijstand bestaan in alle Lidstaten als een essentieel principe van de wetshandhaving. Toch moet hun effectiviteit worden verbeterd met name wanneer het grensoverschrijdende geschillen betreft. Verder moeten alternatieve stelsels voor het oplossen van geschillen worden ontwikkeld, zoals arbitrage en bemiddeling (bijvoorbeeld, via de kamers van koophandel), die vaak snellere en minder bezwarende oplossingen aanbieden. 3. In toenemende mate veilig en gezond voedsel: ‘van de boerderij naar het bord’ De recente reeks aan voedselschandalen hebben laten zien in welke mate voedselkwaliteit een zorg is van Europeanen. De oprichting van de Europese VoedselveiligheidsAutoriteit (EVA) in december 2001 was een eerste, belangrijke stap in de goede richting. Niettemin menen wij dat additionele maatregelen nodig zijn. a. De garantie van gezond voedsel in de hele voedselketen Dit is een absolute eerste vereiste hetgeen nakoming van strenge normen inhoudt. Het behoeft een hele serie van controles in alle stadia, van de stal tot de marktkraam. Daarom stelt de EVP voor om: • strengere veiligheidsvereisten te formuleren; • de eisen met betrekking tot gezonde plantenteelt in de EU te harmoniseren; • controles op besmettingsroutes te versterken; • betere informatie te verstrekken over de risico’s die bepaalde soorten van voedsel met zich meedragen voor bepaalde groepen van consumenten. b. Het bestrijden van dierenziektes en het voorkomen van hun terugkeer • Het voorkomen van ziektes veronderstelt de verbeterde agrarische uitoefening van het grootbrengen van beesten bestemd voor menselijke consumptie: het verbieden van vervalste veevoeders of gevaarlijk gemaakt door het gebruik van insecticiden, verdelgingsmiddelen of antibiotica, het verbieden van dierlijke veevoeders etc. De verbetering 31
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
van biologische zekerheid gecombineerd met een goede behandeling van dieren is een goede manier om dierenziekten uit te roeien en de opkomst van nieuwe ziektes in de toekomst te voorkomen. • Het controleren van import: controles bij de grenzen moeten worden opgevoerd en importen moeten ondergeschikt worden gemaakt aan de nakoming van normen voor gezondheid, voedselveiligheid en dierenwelzijn. • Het verbeteren van de omstandigheden voor het transport van levende dieren. • Het instellen van vaste stopplaatsen per land. • Vroegtijdige waarschuwingssystemen moeten worden ingesteld om gevallen van besmetting te voorkomen. c. Het bevorderen van hoogwaardig voedsel Naast veiligheid willen we ook kwaliteit. Daarom is de EVP voorstander van maatregelen voor hoogwaardige productie en overeenkomstige labelling, zoals het reeds bestaat voor organische producten. 4. Permanent gezondheidsbescherming verbeteren: het hoofd bieden aan nieuwe gezondheidsuitdagingen Vandaag de dag, leeft de Europese bevolking langer en heeft hij/zij een gezondere levensstijl dan ooit. Desalniettemin, komen er nieuwe gezondheidsrisico’s. Steeds meer Europeanen lijden aan ziektes die gerelateerd zijn aan hun levensstijl. In feite zijn geringe fysieke activiteit, ongezonde voeding en consumptie van tabak en alcohol de belangrijkste redenen voor gezondheidsproblemen. Het stijgende aantal psychiatrische ziektes vraagt ook meer aandacht voor het beter beheersen van het leven, vroegtijdige interventie en het voorkomen van stress en andere factoren die de fysieke en psychische gezondheid beïnvloeden. Het verbeteren van de publieke gezondheid moet naast de meer traditionele medische zorg een brede agenda bevatten met onder meer preventie van ongezonde levensstijlen, het stimuleren van gezondere voeding en meer fysieke activiteit. De EVP wil dat de Europese burgers worden verzorgd met de best mogelijke gezondheids32
bescherming en zal primair wedijveren voor: • De uitvoering van het nieuwe publieke gezondheidsprogramma van de EU. Dit nieuwe actieprogramma van de Gemeenschap vervangt de gefragmenteerde Europese Gezondheidsinitiatieven (bestrijden van kanker, gezondheidsbevordering, voorkomen van AIDS, voorkomen van afhankelijkheid van drugs, gezondheidswaarschuwingen, voorkomen van verwondingen, vervuilinggerelateerde ziekten) door een meer geïntegreerde aanpak, grotendeels georiënteerd op het voorkomen van ziekten. In overeenstemming met het principe van subsidiariteit omvat deze strategie, die tot 2008 loopt, drie belangrijke richtingen van actie: verbeteren van informatie en kennis van openbare gezondheid, vergroten van de capaciteit voor het snel reageren op gezondheidsbedreigingen en het aanspreken van de verscheidene gezondheidsdeterminanten. • Het invoeren van effectieve controle en gecoördineerde responsecapaciteit op het EUniveau om ziektedreigingen en epidemieën aan te pakken. Ziektes en epidemieën, die niet ophouden bij de landsgrenzen, alsook mogelijke opzettelijke gezondheidsdreigingen (bioterrorisme) vormen nieuwe uitdagingen voor de publieke gezondheid. Overdraagbare ziektes vormen een duidelijk voorbeeld van de behoefte om de rol van de EU op dit gebied te vergroten. De oprichting van een Europees Centrum voor Ziektepreventie en Controle zal het samenwerken tussen verschillende nationale dataverwerkingsstructuren en nationale referentiebibliotheken verbeteren, versterkt de controle van besmettelijke ziektes en draagt bij aan een effectief gecoördineerd antwoord op gezondheidsbedreigingen. De EVP onderstreept dat wanneer volgens het principe van subsidiariteit de Lidstaten verantwoordelijk zijn voor gezondheidsbeleid, het er vanuit gaat dat de beheersing van besmettelijke ziektes alleen kan worden uitgevoerd op een transnationale basis.
Europese Volkspartij
a. Het garanderen van mobiliteit en het welzijn van een vergrijzende bevolking De EVP wil de oudere Europese burgers hun pensioen laten genieten als een periode van welzijn, niet van pijn en isolement. Om dit te realiseren moet er: • meer aandacht worden geschonken aan leeftijdgerelateerde ziekten zoals de ziekte van Alzheimer, de ziekte van Parkinson, artritis en reuma, die in het bijzonder ouderen treffen; • zeker worden gesteld dat transportfaciliteiten en openbare gebouwen toegankelijk zijn voor ouderen. b. Het verbeteren van de kwaliteit van het leven van mensen die psychisch ziek zijn De last van psychische gezondheidsproblemen mag niet onderschat worden. Gehandicapten die aan een psychische ziekte lijden hebben de laagste participatiegraad op de arbeidsmarkt. Wij moeten ons inspannen om mentale gezondheidsvraagstukken onder de aandacht van een gezondheidsbewuste maatschappij te brengen. Lidstaten moeten informatie verschaffen over de meest effectieve behandelingen en continue acties initiëren om het stigma en de sociale uitsluiting van mensen die lijden aan psychische aandoeningen tegen te gaan. c. Het ondersteunen van onderzoek naar zeldzame ziektes en de medicijnen om deze te behandelen Er wordt weinig onderzoek gedaan naar zeldzame ziekten omdat het niet winstgevend is vanwege de kleine markt. De EVP zal meer onderzoek op Europees niveau ondersteunen. d. Het ontwikkelen van medicijnen, toegespitst op de leeftijd van patiënten Op dezelfde manier als waarop ziekten verschillen per leeftijdsgroep, verschillen medische behoeften en de daaraan gerelateerde medicijnen. Medische behandeling kan niet voor iedereen gelijk zijn. De EVP ziet dat er behoefte is aan de ontwikkeling van medicijnen die aangepast zijn aan de leeftijd van de patiënt, in het bijzonder waar het kinderen en ouderen aangaat. De EVP wil deze ontwikkeling aanmoedigen.
e. Het voorkomen en tegengaan van vervuilinggerelateerde ziekten, in het bijzonder in stedelijke gebieden Milieuvervuiling heeft de ontwikkeling van nieuwe ziekten, zoals allergieën en astma, versterkt. Deze ziekten moeten actief worden behandeld. f. Het beïnvloeden van de belangrijkste factoren van de gezondheid door preventie aan te moedigen De bevordering van gezondheid is gericht op het verhogen van de bekendheid onder de bevolking en op het hen in staat te stellen grotere controle uit te oefenen op de belangrijkste factoren van de gezondheid. Het is daarvoor nodig dat: • fundamentele hygiënemaatregelen worden bekendgemaakt en tabaksverslaving en alcoholmisbruik worden bestreden. Pogingen tot het legaliseren van drugs moeten worden verworpen; • een grote informatiecampagne wordt georganiseerd om gezond voedselgebruik te propageren. Het doel is om kinderen op school en op andere plaatsen te bereiken; • de preventie van ziekten wordt bevorderd, in het bijzonder door vaccinatie, veiligheidsvoorzorgsmaatregelen en systematische controles van kwetsbare bevolkingsgroepen. B. Het garanderen van zekerheid en veiligheid in onze samenlevingen Terrorisme en georganiseerde misdaad brengen op een onacceptabele manier de veiligheid en stabiliteit van onze samenlevingen in gevaar. Het is onze taak om te waken over Europa’s sterke traditie van handhaving van de wet. We moeten onze inspanningen niet alleen binnen Europa intensiveren, door het verhogen van de effectiviteit van de politie en juridische samenwerking, maar ook daarbuiten, vanwege het feit dat misdaad geen acht slaat op grenzen. 1. De strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad Terrorisme - of het nu van buiten of van binnen de Europese Unie komt - is een van de voornaamste zorgen van onze medeburgers. De EU heeft terrorisme in al zijn vormen sinds 33
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
vele jaren bestreden. De EVP zal een standvastige houding aannemen als het gaat om het voorkomen en bestrijden van terrorisme, waar het ook vandaan komt. Onze prioriteit is de snelle komst van het Europese arrestatiebevel en uitwijzingsprocedures tussen Lidstaten. Ook de financiering van terroristische groeperingen moet worden aangepakt. Samenwerking moet worden verdiept, in het bijzonder als het gaat om het delen van informatie. Deze inspanningen moeten in lijn zijn met de algemene uitvoering - op alle niveaus - van het bestrijden van terrorisme en georganiseerde misdaad. Daarvoor beveelt de EVP in het bijzonder de volgende maatregelen aan: • Inspanningen om individuen en organisaties op te sporen die samenwerken met en financiële steun verlenen aan terrorisme, moeten worden opgevoerd. • De benodigde wettelijke basis moet worden opgenomen in het Verdrag zodat de Europese Unie in staat is om tegoeden te bevriezen en fondsen van individuen, groepen en organisaties betrokken bij terroristische acties te blokkeren. • Samenwerking met derde landen moet worden opgevoerd, als het gaat om de bestrijding van terrorisme en internationaal georganiseerde misdaad. • Een algemene definitie van terrorisme moet worden vervat in het acquis communautaire. Deze definitie moet worden gedeeld door alle Lidstaten, inclusief diegenen die zich in 2004 bij de EU hebben aangesloten. • Adequate maatregelen om de slachtoffers van terroristische en criminele handelingen te compenseren moeten worden genomen. • Er moet democratisch toezicht zijn op de instellingen die belast zijn met het bestrijden van terrorisme en misdaad. 2. Gemeenschappelijk Asiel- en Immigratiebeleid Vanwege grote ongelijkheden in onze wereld voelen veel mensen zich genoodzaakt te migreren. Miljoenen mensen zijn zelfs gedwongen te vluchten door oorlog of crisis of natuurrampen. Europa kan uiteraard niet steeds meer mensen toelaten. Ondanks hun verschillende 34
achtergronden en verschil in status, worden immigranten vaak op een hoop gegooid en bestempeld als probleem. Dat is onjuist. Voor elk van de drie categorieën van immigranten tijdelijke vluchtelingen, asielzoekers en economische immigranten - heeft Europa duidelijke normen nodig. Het aanpakken van deze complexe kwestie vraagt om een breed beleid, inclusief betrokkenheid in de ontwikkeling en het voorkomen van conflicten. Immigratie en asielbeleid moeten zich richten op zowel de fundamentele mensenrechten van diegenen die behoefte hebben aan bescherming als het feit dat Europa mensen aantrekt zonder wettelijke basis voor bescherming, of mensen die met een vijandige instelling komen als onderdeel zelfs van criminele activiteiten. Het organiseren van immigratiestromen en tegelijkertijd illegale immigratie tegengaan vereist: a. Een gecoördineerd beheer van de externe grenzen van de EU. Het is de taak van nationale regeringen om voor hun deel van de externe grenzen van de EU toezicht te houden en ze te beschermen. De regeringen moeten dezelfde geaccepteerde regels en de hoogste gemeenschappelijke veiligheidsnormen toepassen. Dit vereist investering in materiaal en mensen. De EU zou de nieuwe kandidaat-Lidstaten moeten assisteren in het geval dat zij hulp nodig hebben. Er rekening mee houdend dat het toezicht houden op externe grenzen een factor van enorm belang is voor alle Lidstaten, zouden de mogelijkheden van Europese solidariteit voor deling van lasten moeten worden verkend. Een Europees korps van grenswachters bestaande uit gezamenlijke multinationale teams zou de patrouillefuncties kunnen vervullen aan de externe grenzen wanneer deze controle niet op een voldoende niveau door de Lidstaten zelf kan worden uitgevoerd. Het vroegtijdige alarmstelsel moet worden uitgebreid en verbeterd. De verschuiving van de buitengrenzen als gevolg van de uitbreiding moet niet het niveau van veilig-
Europese Volkspartij
heid tussen de Lidstaten van de EU verlagen, noch de expansie van het gebied van het SchengenAkkoord belemmeren, ervan uitgaande dat de nieuwe Lidstaten de vereisten van het SchengenAkkoord en de vrije verplaatsing van hun bevolking respecteren. De oprichting van een korps van kustwachters zou kunnen worden overwogen om crimineel gedrag op zee beter te bestrijden, als ook om de veiligheid te verzekeren van de Europese kusten tegen milieuvervuiling (olievervuiling en niet geautoriseerde gaswinning en terroristische bedreigingen). Voor al deze dreigingen die niet stoppen bij de landsgrenzen is samenwerking op het Europees niveau absoluut noodzakelijk. b. Gemeenschappelijk asielbeleid: De EU heeft een geharmoniseerde en transparante asielprocedure nodig, beperkt in tijd tot zes maanden. Duidelijke regels zullen de wettelijke zekerheid garanderen voor asielzoekers terwijl de Lidstaten in staat zijn hun taak uit te oefenen om asielaanvragers die niet in aanmerking komen voor een vluchtelingenstatus volgens de Conventie van Genève af te wijzen. Toelatingsakkoorden moeten snel afgehandeld worden tussen de Europese Unie en derde landen om snelle repatriëring van afgewezen asielzoekers te garanderen. c. Een Europese immigratiedienst moet worden opgericht. Haar taak zal zijn het coördineren van inspanningen die worden gedaan door Lidstaten in het bieden van bescherming voor vluchtelingen en legale asielzoekers. De EVP wil het belang van het delen van de lasten onderstrepen als het gaat om het ontvangen van vluchtelingen uit het VN-Quota zodat Europa gepaste en noodzakelijke solidariteit kan laten zien. Omdat de vluchtelingensituaties van het laatste decennia niet in overeenstemming zijn met de Conventie van Genève voor Vluchtelingen van 1951, zou over een nieuwe Conventie voor asielzoekers moeten worden onderhandeld. d. Er moet een Europees beleid komen voor
integratie van legale immigranten bedoeld om het legitieme streven naar een beter leven te verenigen met de ontvangstcapaciteit van de Unie en haar Lidstaten. e. Een consistente benadering voor het uitreiken van visa en effectief beheer van migratiestromen moet worden bereikt. Het opstellen van nauwkeurige en gemeenschappelijke regels op deze gebieden is een essentieel vereiste voor effectieve actie tegen illegale immigratie. f. Het is nodig om de samenwerking met landen van herkomst en doorvoer te verzekeren, met een gezamenlijk beheer van immigratiestromen en met grensbeheer, waarvoor passende fondsen van de Europese Unie moeten worden toegewezen. g. Diegenen die zich bezighouden met mensensmokkel en economische exploitatie van immigranten moeten intensief worden vervolgd en streng gestraft. De EVP is een voorstander van strengere straffen voor smokkelaars en betere bescherming voor de slachtoffers en getuigen. In de visie van de EVP heeft Europa voordeel bij een in toenemende mate open en vrije wereld, waar goederen en diensten, samen met investeringskapitaal de grenzen oversteken. Zelfs mensen die zaken doen of als toeristen onderweg zijn kunnen zich relatief vrij verplaatsen over continenten. Deze vrijheden zijn voordelen die voor meer mensen in de wereld haalbaar moeten zijn. Naast de behoefte om echte asielzoekers en vluchtelingen onmiddellijk en correct toe te laten, vereist de grote druk op het asielstelsel efficiëncy en duidelijkheid. Vandaag de dag misbruiken velen het asielstelsel simpelweg omdat ze op zoek zijn naar een betere toekomst. De EVP wil het verschillende immigratiebeleid van de Lidstaten hervormen zodat een nieuw gemeenschappelijk asiel- en vluchtelingenbeleid de werkelijke mogelijkheden kan verduidelijken voor diegenen die werk zoeken in Europa. • Er zou binnen het nieuwe gemeenschappelijke immigratiebeleid een speciaal mechanisme moeten zijn dat legale toetreding voor werkzoekende immigranten reguleert. Deze 35
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
entreemodus moet worden beheerst door de vraag naar arbeid. • Ambassades van landen van de EU en gezamenlijke delegaties in het buitenland zouden de mogelijkheid moeten krijgen om aanvragen voor zowel asiel- als werkvergunningen voor Europa te behandelen. • Speciale inspanningen moeten worden geleverd om de status van de duizenden ongeregistreerde immigranten in vele landen van de EU op te helderen, in samenwerking met de landen van herkomst. Integratie Nieuwkomers die naar Europa zijn toe gekomen als asielzoekers, vluchtelingen of werkzoekende immigranten, zouden moeten worden aangemoedigd om door eigen inspanningen hun bestaan in Europa op te bouwen. Integratie is een taak van de Lidstaten. Gezien het feit dat de Unie een vrije en open markt heeft, is het noodzakelijk dat de leden hun integratiebeleid ontwikkelen en hun sociale voorzieningen aanpassen zodat negatieve verschillen worden voorkomen. • Integratieprogramma’s moeten ook helpen de mensen actieve deelnemers aan de samenleving te laten worden in plaats van passieve begunstigden. • Snelle huisvesting van vluchtelingen en asielzoekers is ook belangrijk om de negatieve effecten van het wonen in getto’s te voorkomen. De EVP is een voorstander van toegang van immigranten tot de arbeidsmarkt en de integratie van immigranten, in het bijzonder in het bedrijfsleven en het MKB. Het hebben van een eigen onderneming en eigen inkomensmogelijkheden zullen immigranten in staat stellen een positieve bijdrage te leveren aan de economie en maatschappij van hun gastland. 3. Het voorkomen en bestrijden van georganiseerde misdaad, mensensmokkel en seksuele uitbuiting Elk jaar steken 700.000 vrouwen en kinderen illegaal de grenzen van de EU over en vallen zij ten prooi aan werksmokkel of seksuele uitbuiting. Om achter de smokkelaars, die beho36
ren tot grensoverschrijdende criminele netwerken, aan te gaan moet de samenwerking tussen politiekorpsen en veiligheidsdiensten door de hele EU - geïntensiveerd worden. De EVP is een voorstander van strengere straffen voor smokkelaars en betere bescherming voor de slachtoffers en getuigen. De EVP verzoekt de Commissie van de EU en de Raad om voor voldoende financiering te zorgen in de strijd tegen illegale immigratie en mensenhandel, en wil steun voor de slachtoffers door middel van de verschillende EUbudgetten. De EVP benadrukt de noodzaak om de bevolking, in de toetredende Lidstaten en derde landen te informeren en bewust te maken van de oorzaken, risico’s en gevaren van mensensmokkel en illegale immigratie, als onderdeel van een gemeenschappelijke strategie. 4. Corruptie en cliëntelisme Speciale aandacht moet worden geschonken aan corruptie, cliëntelisme, en de banden tussen de georganiseerde misdaad en de instellingen van de staat. 5. Versterking van samenwerking van politie en justitie Het institutionele raamwerk moet worden vereenvoudigd op de terreinen van vrijheid, veiligheid en gerechtigheid. De EVP is een voorstander van het snel opstellen van een Gemeenschappelijk kader voor alle aspecten van samenwerking van politie en justitie, terwijl tegelijkertijd het subsidiariteitsbeginsel wordt gerespecteerd. Meer concreet stelt de EVP voor: • een eenduidige en samenhangende structuur voor alle aspecten gerelateerd aan justitie en binnenlandse zaken; • Europol binnen de Gemeenschapsstructuren te brengen: Europol, dat samenwerking tussen de politie verzorgt, zou moeten worden geïntegreerd in het institutionele kader om gepast politiek toezicht door het Europees Parlement en justitieel toezicht door het Europees Gerechtshof te garanderen; • Eurojust, een stelsel van samenwerking tussen openbare aanklagers uit verschillende Lidstaten, zou een eigen rechtspersoon
Europese Volkspartij
moeten zijn. Zijn taken zouden moeten worden verbreed om te dienen als een werkelijk communicatie- en vroegtijdig waarschuwingsnetwerk, met het doel te komen tot een Europese Openbare Aanklager; • oprichting van een goed omschreven en stabiel samenwerkingskader tussen Europese instellingen die zich met de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad bezighouden; • harmonisering van de definitie van ernstige en transnationale overtredingen. Gemeenschappelijke definities in alle nationale juridische systemen, in het bijzonder met betrekking tot terrorisme, drugs- en mensensmokkel, cybermisdaad, het witwassen van geld en racisme, zullen leiden tot gemeenschappelijke strafmaten. Op dezelfde manier moeten de begrippen van territorialiteit en rechtsbevoegdheid bij het berechten van zulke vergrijpen geharmoniseerd worden; • een opleiding van openbare aanklagers en onderzoeksmagistraten nastreven en verbeteren, op alle gebieden gerelateerd aan juridische samenwerking en criminele zaken in de nieuwe Lidstaten; • een geschikte opleiding van misdaadpreventie-eenheden te garanderen en hun financiering te verhogen.
HOOFDSTUK III DUURZAME ONTWIKKELING Er is maar een Aarde, dus moet zij op een dusdanige manier worden beheerd dat ze leefbaar blijft voor al diegenen die haar nu en in de toekomst bewonen. Natuurlijke bronnen zijn niet onuitputbaar en sommige economische activiteiten kunnen de natuurlijke balansen verzwakken, hoewel de mensheid tot dusver heeft laten blijken in staat te zijn om te kunnen gaan met natuurlijke schaarste. Op dezelfde manier waarop we -in het concept van de sociale markteconomie - proberen de markt te verzoenen met solidariteit, vrij ondernemerschap en sociale gerechtigheid, trachten we nu economie en ecologie met elkaar te verzoenen in het concept van ‘duurzame ontwikkeling’ dat de EVP als een van de eersten gebruikten
en dat vandaag de dag universeel geaccepteerd is. De EVP wil nu dit concept integreren in het totale beleid van de EU: in het milieubeleid, in het beleid op het terrein van landbouw, visserij, transport en energie, in het regionaal beleid en zelfs in het buitenlands beleid. Op deze wijze kunnen wij werken aan de “Europese Agenda 21” als een voortzetting van globale topconferenties in Rio de Janeiro (1992) en Johannesburg (2002). De kansen die zijn gekoppeld aan de vooruitstrevende introductie van een op de lange termijn bestendig milieu- en sociaal verantwoordelijk model voor economische groei zijn enorm, omdat dit proces de ontwikkeling van onderzoek, nieuwe industrieën en technologieën zal stimuleren en zodoende tot nieuwe banen zal leiden. Maar het concept van duurzame ontwikkeling kan niet simpelweg worden opgelegd. Overregulering zou het proces de das om doen. In dit opzicht moet worden genoemd het potentieel dat milieuvriendelijke technologie biedt voor het genereren van banen. Europa loopt feitelijk voor op het gebied van milieuvriendelijke technologie en moet deze voorsprong behouden. III.1 Klimaatverandering Het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen is waarschijnlijk op milieugebied de meest ernstige uitdaging voor de wereldgemeenschap. Hoewel er lang over getwist is, is nu wetenschappelijk vastgesteld dat het broeikaseffect wordt veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen. Dienovereenkomstig wordt het verstorende effect op het klimaat (overstromingen, stormen, periodes van aanhoudende droogte, het smelten van gletsjers, stijgende zeespiegel enzovoorts) niet langer in twijfel getrokken. In het Protocol van Kyoto heeft Europa het op zich genomen om de broeikasgasuitstoot te reduceren met acht procent tegen 2010. De EVP heeft een sleutelrol gespeeld bij de aanname van verscheidene richtlijnen met dit doel, in het bijzonder bij wetgeving voor brandstoffen en biologische brandstoffen, 37
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
schonere en brandstofefficiëntere motoren, uitstoot van industriële gassen, enzovoorts. De EVP zou graag verder willen gaan: zij wil een duidelijke Europese routekaart voor een snelle en concrete uitvoering van het Protocol van Kyoto. Het protocol bevat ook een initiatief om van Europa de wereldleider in het gevecht tegen klimaatsverandering te maken. Om dat doel te bereiken is het nodig een voorbeeld te stellen, te beginnen met het nauwgezet toezicht houden op het doorvoeren van al deze richtlijnen in nationale wetgeving. Vervolgens dient de uitvoering op nationaal niveau gecontroleerd te worden en moet het overtreden van wetten worden gestraft. In dit opzicht moet er een goed stelsel komen waarin de verantwoordelijkheden helder worden neergezet, gebaseerd op het “de vervuiler betaalt”principe, met voldoende toezicht, straffen en compensatie. III.2 Andere vormen van vervuiling Naast broeikasgassen zijn er vele andere vervuilers die lucht, water, oceanen, grond en bossen beïnvloeden. Er zijn al verscheidene nationale wetgevende en regulerende bepalingen die ofwel hun gebruik verbieden of beperken. Verscheidene richtlijnen op EU-niveau zijn reeds aangenomen; richtlijnen die ernaar streven deze verschillende bepalingen te harmoniseren. Veel werk rest er nog, omdat de lijst van producten die gevaarlijk of schadelijk zijn voor het milieu constant groeit zodra nieuwe producten op de markt komen die zogenaamd minder duur of effectiever zijn. De EVP zal bijzondere aandacht geven aan: • Het verbeteren van de kwaliteit van het milieu in stedelijke gebieden, waar 80% van de bevolking leeft en die constant te kampen heeft met overlast (geluid, luchtvervuiling, verkeer, afval, allergieën en stress) die de publieke gezondheid beïnvloeden. Enorme inspanningen zijn nodig in termen van brandstofkwaliteit en schone motoren en investeringen om de voertuigconsumptie te reduceren. Publieke bewustzijnscampagnes moeten worden uitgevoerd om het gebruik van hernieuwbare energie te bevor38
deren. • Het behoud van de biodiversiteit van de EU voor komende generaties: De nieuwe Lidstaten zullen het aantal ongerepte landschappen, bossen en polders aanzienlijk vergroten. III.3 Vervuilers moeten betalen: effectieve ecologische verantwoording Burgers hebben recht op een gezonde leefomgeving. De talrijke catastrofes van de laatste jaren vormen een dramatische schending van dit recht. Voor zulke rampen is er nog steeds geen systeem dat ervoor zorgt dat de vervuiler wordt gestraft en de schade wordt hersteld. Hier dient het eerder genoemde stelsel van milieuverantwoordelijkheden uitkomst te bieden. III.4 Zoeken naar schone energie Nagenoeg alle broeikasgassen worden geproduceerd door het gebruik van fossiele brandstoffen. Hun consumptie groeit met een tot twee procent per jaar. Dit is op lange termijn niet houdbaar. Met deze snelheid zullen we nooit in staat zijn de verplichtingen die wij zijn aangegaan in Kyoto na te komen. Europa moet dringend haar energie aanvoersysteem heroverwegen. Onze manoeuvreerruimte is echter beperkt. Als gevolg daarvan moeten we: • Op een goede economische basis, de productie van hernieuwbare bronnen van energie ontwikkelen. Deze zouden moeten stijgen van 6% van de totale energieproductie naar 12% tegen 2010. Onderzoek en investeringsinspanningen zouden moeten stijgen op gebieden als zonne-energie, windenergie, geothermische energie, biomassa enzovoorts; • Energie-efficiëntie bevorderen, de voordelen hiervan zijn duidelijk. Efficiënt gebruik van energie zou moeten worden geïntegreerd in de Strategie van Lissabon door het vaststellen van een doel voor een jaarlijkse reductie. De uiteindelijke energie-intensiteit zou ook moeten worden geïntegreerd op andere beleidsterreinen wanneer nieuwe EU-wet-
Europese Volkspartij
geving wordt aangenomen; • Met strikt respect voor nationale keuzes, het gebruik van kernenergie in de energiemarkt in stand houden, aangezien het geen broeikasgassen produceert. We moeten garanderen dat alle Lidstaten de hoogste veiligheidsnormen hanteren, in termen van het exploiteren en het ontmantelen van nucleaire krachtcentrales. Desalniettemin zullen we onderzoek intensiveren naar hoogzeker beheer van nucleair afval en de ontwikkeling van nieuwe soorten reactors die efficiënter zijn, veiliger en minder kostbaar. Het vervangen van nucleaire energie door alternatieve bronnen zou meteen worden overwogen. Concurrentie tussen vormen van energie moet gebaseerd zijn op eerlijkheid en daarom moeten de EU concurrentie en staatssubsidies wetgeving worden toegepast op alle vormen van energieproductie. III.5 Efficiënter en evenwichtiger transportbeleid Economische integratie en de trend naar specialisatie vergroten de interne handel binnen de EU en brengen een groei in transportactiviteiten teweeg die de productieactiviteiten overschrijden. Effectieve en snelle transportverbindingen hebben een grote impact op de concurrentiekracht van de Europese economie. In de transportsector, heeft het wegtransport de meest spectaculaire groei ervaren vanwege het feit dat het de meest gemakkelijke en minst kostbare vorm van transport is (omdat externe kosten niet behoorlijk berekend zijn). Wegtransport heeft de leefomstandigheden verbeterd en bijgedragen aan een concurrentiekrachtige economie, maar kent ook het hoogste niveau van schadelijke effecten: vervuiling, geluid, verstopping en ongelukken (50.000 doden per jaar, plus de gewonden). De ontwikkeling van luchttransport is, op zijn beurt, ook aangelopen tegen verstopping van luchtroutes, met als gevolg dure en schadelijke vertragingen en wachttijden. De veiligheid op zee en de efficiëntie van zeetransport zijn verbeterd, in lijn met de voorstellen van de Euro-
pese Commissie. Voor de EVP zijn de prioriteiten voor transportbeleid: • Het uitbreiden en ontwikkelen van TransEuropese Netwerken, met het doel het wegwerken van van alle bottlenecks en het garanderen van betere onderlinge verbinding van nationale netwerken. Dit moet gedaan worden op een manier die het groeiende gebrek aan evenwicht tussen regio’s omkeert en de economische ontwikkeling van regio’s en eilanden in de periferie faciliteert. Het transportnetwerk van de nieuwe Lidstaten moet naar een hoog niveau worden getild en behoorlijk worden verbonden met het bestaande netwerk van de huidige vijftien Lidstaten; • Het bestaande gat in snelweginfrastructuur dichten om Centraal- en Zuidoost-Europa opnieuw te verbinden met de rest van het continent; • Harmonisering met een voorkeur voor typen van transport die minder schade veroorzaken aan het milieu en in het bijzonder in stedelijke gebieden, terwijl het transport van goederen voor langere afstanden moet worden overgedragen aan milieuvriendelijke transportmogelijkheden (treinen, binnenvaart en kustrederij). Zo’n harmonisering zal worden aangemoedigd doordat gebruikers de rekening betalen voor collectief schadelijke effecten en infrastructuurkosten; • Zorgen dat de hervorming van de Europese spoorwegen een eerste prioriteit wordt voor de komende vijf jaar en zorgen dat deze sector weer een productieve factor in de maatschappij wordt. Beperking van eigendom moet worden opgeheven en consolidatie aangemoedigd. Veiligheidsnormen moeten worden afgedwongen en de hele sector moet komen te vallen onder de interne markt en concurrentiewetgeving; • Openen van nationale spoorwegnetwerken voor de spoorwegmaatschappijen van andere Lidstaten; • Het netwerk van waterwegen ontwikkelen, in het bijzonder grensoverschrijdende en 39
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
onderlinge verbindingen tussen eilanden; • Het naast elkaar bestaan van verschillende types van transport bevorderen; • Het vergroten van de veiligheid van alle types van transport door een beleid van preventie en strengere wetgeving, in het bijzonder voor het transport van schadelijke stoffen; • Het opzetten van een geïntegreerd luchtbeheer op Europees niveau. De Verenigde Staten heeft een dichter en intensiever luchtverkeer dan Europa, beheert het luchtverkeer met 35% minder mankracht en met betere resultaten in termen van punctualiteit; • Relaties met derde landen onderhouden op Europees niveau. Het onderhandelen met een gezamenlijk front is een eerste vereiste voor de effectieve implementatie van interne marktregels. III.6 Levensvatbare en duurzame landbouw Het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid heeft het mogelijk gemaakt om onafhankelijkheid van kwaliteitsvoedsel te bereiken met stabiele prijzen. Tegelijkertijd blijft Europa ’s werelds belangrijkste importeur van landbouwproducten, terwijl het haar eigen overschotten vernietigt en haar exportsubsidies reduceert. De Europese landbouw moet doorgaan met haar inspanningen om zich aan te passen. De Agenda 2000 loopt af in het jaar 2006. Een prioriteit voor de EVP zal zijn het uitvoeren, in lijn met de voorstellen van de Europese Commissie, van een lange termijn kader voor duurzame landbouw. De Europese landbouw moet een drieledige uitdaging aangaan: Een economische uitdaging: het versterken van haar leefbaarheid en duurzaamheid, er rekening mee houdend dat de prijzen op de wereldmarkt bij lange na niet overeenkomen met hun productiekosten. Een sociale uitdaging: het verbeteren van de leefomstandigheden van landbouwarbeiders, het vergroten van de sociale mobiliteit in de landbouwsector en het bieden van mogelijk40
heden voor nieuw ondernemerschap, het aantrekken van nieuwe landbouwers om de plattelandseconomie te vitaliseren. Een ecologische uitdaging: het bevorderen van milieuvriendelijke praktijken, het in stand houden van de biodiversiteit en het handhaven van het eco-platteland, door het nemen van maatregelen om ontvolking op het platteland te voorkomen, en het land te beheren. Tegelijkertijd dienen er gezonde producten en producten van hoge kwaliteit te worden geleverd. De EVP zal erop toezien dat de aankomende hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid rekening houdt met deze drie uitdagingen. 1. Effectieve landbouw gericht op nieuwe marktvraag • De veeleisender geworden consumenten zullen in staat zijn meer te betalen voor hoogwaardige producten van gegarandeerde herkomst en bron; • Het vermogen van de Europese landbouw om producten te leveren voor non-voedselgebruik is aanzienlijk en grotendeels niet verkend. Biobrandstoffen, bio-smeermiddelen, bio-oplosmiddelen, bio-zuivermiddelen enzovoorts zijn concurrerend zodra de prijs van een vat olie stijgt tot boven de dertig dollar. Al deze producten, die biologisch afbreekbaar zijn, zijn milieuvriendelijk en zullen aanzienlijke markten bieden in de toekomst; • De enorme vooruitgang in bio-technologieën zal de manier van productie beïnvloeden door het reduceren van chemische input zoals kunstmest, insecticiden en verdelgingsmiddelen. Dit moet worden aangemoedigd, terwijl het principe van voorzorg wordt gerespecteerd; • Het beschermen van handelsmerken en lokale merken, zonder de voedselveiligheid in gevaar te brengen. 2. Een nieuw beleid voor platteland ontwikkeling: het verzekeren van sociale samenhang in plattelandsgebieden Op dit moment, wordt tien procent van het landbouwbudget besteed aan plattelands-
Europese Volkspartij
ontwikkeling. De EVP vindt dit onvoldoende. De tweede pijler van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid dient versterkt te worden en er moet een algemeen beleid van plattelandsontwikkeling komen. De voornaamste doelstellingen van een versterkt beleid van plattelandsontwikkeling zijn: het aanmoedigen van multifunctionaliteit, familiebedrijven, werkgelegenheid, het behoud van het ecolandschap, en het voorkomen van landelijke ontvolking. In het bijzonder moeten we de jonge landbouwers ondersteunen, opleiding verzekeren, doorgaan met het ontwikkelen van landelijke industrieën en investeringen in een betere infrastructuur op het platteland bevorderen. 3. Ecologische landbouw ontwikkelen Ecologische landbouw zoekt geen toevlucht in de methoden van vroeger. In verband met de milieudimensie van het toekomstige Gemeenschappelijk Landbouw Beleid moeten maatregelen genomen worden in het belang van gezonde landbouwproductie. Dit kan door te investeren in nieuwe organische technologieën en extensieve methodes aan te moedigen. Daarnaast moeten we de rol van landbouwers bevorderen als beschermers van het platteland en hen aanmoedigen om actief het landelijke landschap en de biodiversiteit te beschermen. De prioriteiten zijn: • het mogelijk te maken voor landbouwers om concurrerend ecologische en milieuvriendelijke producten op de markt te brengen, op hun eigen initiatief en met hun eigen kwaliteit. De lastendruk voor landbouwers moet het mogelijk maken om innovatief te zijn in de landbouwsector; • onderzoek te stimuleren naar ecologische producten en voedsel van hoge kwaliteit: onderzoeksprojecten in de landbouw kunnen bijdragen aan het bedenken van duurzame oplossingen voor een verantwoord gebruik van de natuurlijke hulpbronnen van de aarde en de ontwikkeling van milieuvriendelijke producten. Behoorlijk beheer van deze hulpbronnen vereist het versterken van organische door het samenbrengen van de vaardigheden en kennis van za-
ken van verscheidene wetenschappelijke disciplines. Landbouwonderzoek draagt bij aan de bescherming van het milieu en het welzijn van alle Europese burgers; • respect voor dieren te bevorderen: het bevorderen van het welzijn van dieren is niet slechts een ethische noodzaak, het is ook een garantie voor hoge kwaliteit, hetgeen vandaag de dag in toenemende mate in trek is. Tevens is het een belangrijke factor in concurrentiekracht. Het fokken van gezonde dieren is de beste manier om dierlijke producten duurzaam te maken op de lange termijn. De EVP is voorstander van speciale ondersteuning voor investeringen, gericht op het verbeteren van dierlijk welzijn. Import moet onderhevig zijn aan nakoming van eerlijke normen in het land van oorsprong. III.7 Een gemeenschappelijk visserijbeleid De visserijsector wordt geconfronteerd met enorme milieuvraagstukken en grote sociale problemen naarmate de werkloosheid groeit. De huidige hervorming van het visserijbeleid is onafwendbaar. Doelstelling van de hervorming is het verzekeren van een duurzaam bestaan van de Europese visserijsector. De maatregelen zouden moeten worden toegepast voor zowel zee- als binnen (rivier en meren)visserij. De EVP zal de voorstellen van de Commissie steunen die gericht zijn op: • het plannen van rationeel beheer van hulpbronnen die worden gereduceerd door visserijactiviteiten en het vinden van een oplossing voor het probleem van niet-bedoelde vangsten; • aanpassing van de EU-quota; • het moderniseren van de vloot; • het coördineren van markten en bronnen door het creëren van consistentie tussen toegang tot bronnen en toegang tot markten (het recht om in derde landen te investeren, gratis toegang tot havens, het gevecht tegen illegaal vissen); • het coördineren van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid met het buitenlands beleid van de Unie om ons leiderschap in de we41
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
reld te optimaliseren door het combineren van het commerciële aspect met het aspect van buitenlandse relaties. We moeten onze Visserijverdragen met derde landen ontwikkelen zodat onze vloot door kan gaan met het vissen buiten de wateren van de EU, terwijl ook wordt verzekerd dat quota’s die zijn onderhandeld de duurzaamheid van onze visstand niet treffen; • een maximum aan betrouwbare informatie verzamelen over werkelijke bronnen om hun verstandig beheer te garanderen; • maatregelen te bevorderen gericht op het versterken van de watercultuur. III.8 Duurzaam kwaliteitstoerisme Toerisme zorgt voor vijf procent van de werkgelegenheid in Europa en heeft een toegevoegde waarde voor andere sectoren van de economie. Het is ook een belangrijke factor van economische, maatschappelijke, culturele en politieke integratie op EU-niveau. Tevens is er sprake van een toename van toerisme. Dit potentieel moet worden benut door ervoor te zorgen dat de EU de acties die zijn ondernomen door de Lidstaten, regio’s en lokale autoriteiten ondersteunt. Het is een belangrijke taak voor de landen die lid zijn van de EU hun inspanningen gericht op kwaliteitstoerisme te coördineren. Goede resultaten worden sneller geboekt als ‘best practices’ worden geselecteerd en bevorderd binnen de bedrijfstak. III.9 Europees cultuurbeleid Om de inwoners van de Lidstaten permanent dichter bij elkaar te brengen en het onderlinge begrip te vergroten moet het bewustzijn van de rijkdom van hun diversiteit worden aangevuld met een dieper bewustzijn van hun gezamenlijke wortels door een Europees cultureel gebied, dat gebaseerd is op nationale culturen. Door het erkennen en bevorderen van Europa’s culturele bezit en specifieke waarden, zal dit gebied dat gebaseerd is op diversiteit, dialoog, uitwisselingen en artistieke scheppingen aanmoedigen. De EVP wil graag een aantal prioriteiten specifiek benoemen. 42
1. Uitbreiding van het besluiten bij gekwalificeerde meerderheid naar de sectoren van cultureel beleid. De co-beslissingsprocedure houdt normaal gesproken in dat er een meerderheid in de twee instellingen is. Dit is niet het geval bij culturele aangelegenheden. Deze afwijking moet worden gecorrigeerd. 2. Behoud van Europa’s culturele diversiteit, waaronder haar grote rijkdom, door het aanmoedigen van het behoud van culturen en talen in media en bioscopen. 3. Omvorming van “Televisie zonder grenzen” in een EU-wijde inhoudelijke richtlijn. Dit programma moet verder worden ontwikkeld en aangepast om de circulatie van audiovisuele content over de grenzen beter te beheren en een sterke en concurrerende Europese audiovisuele industrie te bevorderen. Bij deze herstructurering moet rekening gehouden worden met veranderingen in technologie en markt. In de eerste plaats zou de behoefte aan gemeenschappelijke Europese basisprincipes (mensenrechten, bescherming van minderjarigen, etc.) beter toegepast kunnen worden in alle audiovisuele contentdiensten. Daarnaast dienen overbodige, te gedetailleerde regels die vandaag de dag niet langer kunnen worden gerechtvaardigd (zoals sommige reclameregels, verplichte quota’s, etc.) te worden aangepast of geschrapt. 4. Het opnieuw overwegen van het ‘Cultuur 2000’ kaderprogramma. Het programma heeft goede resultaten opgeleverd maar moet enigszins worden aangepast om het operationele karakter te benadrukken en het beter aan te laten sluiten op de behoeften van de burgers. 5. In relatie tot de media, vindt de EVP pluriformiteit en onafhankelijkheid van pers, radio en televisie uiterst belangrijk. De EVP verdedigt de kwaliteit van de publieke omroep, en de commerciële omroep, en is voorstander van van objectieve, gevarieerde en pluriforme informatie, uitgaande van de democratie, de eigen, verantwoordelijkheid van programmamakers, en de bescherming
Europese Volkspartij
van minderheden en de rechten van de oppositie. 6. Het belang van cultuur in het ontwikkelen van een Europese identiteit moet worden benadrukt. Cultureel onderwijs moet beginnen op school en kan een rol spelen in het opbouwen van een Europees burgerschap. Het belang van uitwisselingsprogramma’s voor studenten, vrijwilligers en leraren is een belangrijke manier om onze gemeenschappelijke Europese culturele erfenis veilig te stellen. III.10 Permanent evenwichtige financiën voor een stabiele munteenheid De stabiliteit van de monetaire unie op de lange termijn is niet alleen afhankelijk van de handelingen van de Europese Centrale Bank. Zonder de medewerking van de Lidstaten bij het evenwichtig omgaan met de openbare uitgaven zou het beleid van de bank terzake monetaire stabiliteit erg beperkt zijn. Een goede ‘beleidsmix’ houdt in dat de last wordt gedeeld. Door de vergrijzing zullen pensioenen een groeiend deel van nationale budgetten opeisen of dalen tot een sociaal onaanvaardbaar minimum. Daarom geeft de EVP de voorkeur aan het vasthouden van het Stabiliteit en Groei Pact door het wettelijke kracht te geven. Door het verlagen van hun schuldenverplichtingen zullen regeringen in staat zijn manoeuvreerruimte te herwinnen om een verzwakte economie te stimuleren. Meer in het algemeen zal de financiële stabiliteit van de Unie worden versterkt door de snelle uitvoering van het programma van structurele hervormingen (het pensioenstelsel, banenmarkt en kapitaalmarkt). Deze maatregelen in combinatie met een gecoördineerde actie om de lastendruk te verlagen, zullen ondernemerschap doen herleven, banen genereren, de belastingbasis vergroten en bijdragen om de financiële problemen van de EU lidstaten op te lossen. Wat de toetreding van nieuwe Lidstaten tot het Eurogebied betreft, is de EVP een sterk voorstander van een snelle introductie van de Euro in alle Lidstaten. De voordelen van de
Euro moeten worden uitgebreid naar alle EULidstaten die zich willen houden aan de criteria van het Verdrag van Maastricht. Deze taak zal alle nieuwe landen ferm op het hervormingspad houden en zal de Euro versterken als een sterke en aantrekkelijke munteenheid.
HOOFDSTUK IV EUROPEES JEUGDBELEID De EVP vindt het van groot belang dat er gebouwd wordt aan een toekomst met kansen voor de jeugd. Onze plannen moeten dus rekening houden met toekomstige generaties, maar ook nu moeten wij sterk rekening houden met de belangen van de jeugd. Dat moet in de komende periode zichtbaar worden. Basis voor ons jeugdbeleid is dat jongeren talenten hebben die ontplooid moeten kunnen worden. De EVP meent dat de EU in staat moet zijn onze jeugd meer aan te bieden op gebieden als onderwijs, werkgelegenheid en het voorkomen van sociale uitsluiting. Het zekerstellen van de belangen van jongeren vraagt meer aandacht voor hun participatie aan de samenleving en voor hun inbreng in het besluitvormingsproces in Europa. Onderwijs De EVP gaat uit van de toegankelijkheid van het onderwijs voor allen. Onderwijs moet mensen stimuleren een actieve rol in de maatschappij te spelen, hun persoonlijke en maatschappelijke groei bevorderen en hen democratisch denken aanleren c.q. versterken. De fundamentele Europese waarden moeten onderwezen worden. De focus moet gericht zijn op het individu, tegelijk moeten echter duidelijk zijn dat ook scholieren en studenten leven en werken in een gemeenschap. Toegankelijkheid van het onderwijs en het bieden van gelijke kansen is een publieke verantwoordelijkheid. Kwalitatief hoogstaand onderwijs en pluriformiteit in het onderwijs zijn voor de EVP fundamenten van het onderwijsbeleid. De EVP hecht aan onderlinge concurrentie tussen scholen en universiteiten, omdat het de kwaliteit van het onderwijs en de keuzevrijheid voor studenten en ouders 43
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
44
vergroot. Europese integratie heeft een dimensie toegevoegd aan wetenschap, onderwijs en cultuur.. Europa als kennisgemeenschap versterkt de persoonlijke en professionele groei van onze burgers en het begrip tussen culturen. Daarom willen de EVP en YEPP (Youth of the European People’s Party: YEPP, de jongerenorganisatie van de EVP): • Garanderen van een publiek onderwijsstelsel met hogere kwaliteitsnormen naast het bijzonder onderwijs. De keuzevrijheid en gelijkheid van kansen worden gegarandeerd; • Het bevorderen en versterken van alle kennisgebieden, het aanmoedigen van meertaligheid in Europa, in het hele onderwijsproces, met extra aandacht voor kinderen; • Ontwikkeling van de Europese onderwijsprogramma’s Socrates, Comenicus en Tempus,om de mobiliteit van studenten en onderwijzers te vergroten. Obstakels daarvoor moeten uit de weg worden geruimd; • Het bevorderen van het gebruik van nieuwe technologieën en opleiding- en onderwijsprocedures als een garantie voor een toekomstige en betere integratie en ontwikkeling van Europese nieuwe generaties in het maatschappelijke, culturele en economische leven.
onder jongeren. Daarom moet de jeugdwerkloosheid een aparte prioriteit zijn. De EVP wil de vooruitzichten voor jongeren op werk verbeteren door: • Bevordering van specifieke werkgelegenheidscontracten voor jonge mensen waarin ook opleiding een plaats krijgt; • Jonge mensen aan te moedigen initiatief te nemen, en de ondernemersgeest bevorderen; • Het erkennen van diploma’s en certificaten in heel Europa.
Werkgelegenheid Het hoge werkloosheidsniveau in Europa is onacceptabel. Jongeren worden het eerst het slachtoffer als de economie tegenzit. Meer dan vijftien procent van de jonge Europeanen onder de vijfentwintig jaar heeft geen baan en volgt ook geen opleiding of studie. In het werkgelegenheidsbeleid, en bij het scheppen van nieuwe banen, dient extra aandacht te zijn voor deze jongeren. Werk houdt immers verband met emancipatie en zelfstandigheid. Werk, huisvesting en onderwijs zijn essentieel in het leven van jongeren. Het scheppen van meer banen vraagt allereerst om een doordacht economisch beleid en ondersteunende maatregelen om de ondernemersgeest te versterken. Jeugdwerkloosheid kan ook leiden tot langdurige werkloosheid
Globalisering is een onvermijdelijk fenomeen wat door het vergroten van de handel ook de ontwikkelingsmogelijkheden vergroot voor de landen die deze uitdaging aankunnen. Maar globalisering kan ook een bedreiging vormen wanneer het balansen verstoort en ongelijkheden vergroot. Nationale regeringen kunnen deze problemen niet oplossen. In de wereld van vandaag is de economische en politieke verbondenheid zo groot dat Europa geen eiland van vrede, vrijheid en democratie kan zijn in een wereld die geteisterd wordt door burgeroorlogen, armoede, ongerechtigheid, onzekerheid en politieke tirannie. Protestbewegingen over de hele wereld kunnen niet genegeerd worden. Als Europeanen hun democratische en sociale systeem willen veiligstellen, dan zullen zij ook moeten accep-
Het voorkomen van uitsluiting Jonge mensen zijn vatbaarder om ten prooi te vallen aan sociale uitsluiting. In het gevecht tegen uitsluiting speelt de samenhang tussen onderwijs, werkgelegenheid en welzijn een belangrijke rol. Op lokaal, provinciaal en nationaal niveau moet hieraan gewerkt worden. Speciale aandacht moet worden gegeven aan het voorkomen en het behandelen van psychische ziekten, omdat dit de meest voorkomende ziekte is onder jongeren. Verder is het bestrijden van drugsgebruik en het verbeteren van behandelingsprogramma’s noodzakelijk. Hier mogen wij geen tijd verliezen.
HOOFDSTUK V EUROPA EN HAAR PLAATS IN DE WERELD
Europese Volkspartij
teren gemeenschappelijk betrokken te zijn in het opstellen en beheren van een nieuwe internationale orde, in samenwerking met de Verenigde Staten en andere belangrijke wereldmachten die dezelfde doelstellingen delen. Om aan haar verantwoordelijkheden te kunnen voldoen op het internationale politieke toneel - vrede bewaren, democratie bevorderen, handhaven mensenrechten en ontwikkeling van armere landen -, heeft de Europese Unie een sterk Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid nodig (GBVB). De EU moet voldoende benodigde middelen tot haar beschikking hebben om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen, dat wil zeggen er moeten instituten zijn die haar in staat stellen met een stem te spreken en die een sterk militair vermogen hebben. Op die manier is ons continent in staat het hoofd te bieden aan nieuwe veiligheidsbedreigingen zoals terrorisme. V.1 Voor een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheid Beleid (GBVB) Meer dan tien jaar riep Artikel J.1 van het Verdrag van Maastricht een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids beleid (GBVB) in het leven. Omdat het GBVB alleen is gebaseerd op intergouvernementele samenwerking bewees het al snel zijn beperkingen. Om de Europese Unie in staat te stellen een samenhangende en invloedrijke positie in te nemen, - ook waar het gaat om het buitenlands- en veiligheidsbeleid - geeft de EU er de voorkeur aan de communautaire methode uit te breiden naar het gros van het GBVB. A. Integratie GBVB in de Gemeenschapsstructuren Om het GBVB effectief te laten zijn, is verduidelijking van bevoegdheden en besluitvormingssprocedures noodzakelijk. • De competentie van de Unie in zaken van gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid zal alle terreinen van buitenlands beleid betreffen en alle vraagstukken gerelateerd aan de veiligheid van de Unie, inclusief het inkaderen van een gemeenschappelijk defensiebeleid, met het doel een
gemeenschappelijke defensie, in navolging van een beslissing van de Europese Raad, te ratificeren door de lidstaten. • Op de daarvoor gedefinieerde gebieden, zou een Minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, tevens Vice-president van de Commissie verantwoordelijk moeten zijn voor het onderhouden van de externe relaties en acties van de Unie, ondersteund door een Europese diplomatieke dienst, samengesteld uit gemeenschappelijk en nationale vertegenwoordigers. Zijn status als Commissaris moet effectieve parlementaire controle mogelijk maken. De minister van Buitenlandse Zaken zal bij gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad worden aangesteld, met instemming van de President van de Commissie. • Deze minister van Buitenlandse Zaken van de Unie zou het recht moeten hebben om nieuwe ontwikkelingen te initiëren op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands beleid als ook ten aanzien van het gemeenschappelijk defensiebeleid. Gemandateerd door de Ministerraad zou hij dit beleid ook moeten uitvoeren. Besluiten dienen bij gekwalificeerde meerderheid te worden genomen, met uitzondering van beslissingen die militaire of defensie-gevolgen hebben. • Deze minister dient de administratieve, diplomatieke en budgettaire instrumenten te hebben die nodig zijn voor de uitoefening van zijn functie. • In de internationale organisaties die met de problemen omgaan die vallen onder het GBVB zal het de Unie zijn die de Lidstaten vertegenwoordigt. Waar dat niet mogelijk blijkt te zijn op de korte termijn, zeggen de Lidstaten toe elkaar te consulteren en gemeenschappelijke beslissingen te nemen volgens de procedures aangepast aan ieders macht. • Elk jaar zorgt de EU dat het vereiste budget voor uitoefening van het GBVB beschikbaar komt. B. Doelstellingen van het GBVB De doelstellingen van het GBVB zijn: 45
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
1. Vrijheid, vrede en veiligheid 2. Creëren van gelijke kansen 3. Duurzame Ontwikkeling 4. Democratie, respect voor mensenrechten en goed bestuur. Om deze doelstellingen te bereiken, wil de EVP: a. een serie van voorkeurspartnerschappen ontwikkelen; b. internationale samenwerking ondersteunen en in het bijzonder multilaterale instellingen versterken. 1. Vrijheid, vrede en veiligheid Het einde van de Koude Oorlog en de ontwapeningsverdragen tussen de grootmachten hebben niet alle conflicten opgelost, noch al hun oorzaken vernietigd. Conflicten nemen een nieuwe en verraderlijke vorm aan: terrorisme, proliferatie van massavernietigingswapens en burgeroorlog. Als gevolg van deze nieuwe veiligheidsuitdagingen verschuiven de prioriteiten van collectieve verdediging naar collectieve veiligheid. De Unie moet daarom sterkere nadruk leggen op conflictpreventie en zich voorbereiden om de conflicten van morgen aan te kunnen. Regeringen die geen respect hebben voor democratie en wetshandhaving, autocratische regimes, militair gezag of krijgsheerschappij vertegenwoordigen een bedreiging niet alleen voor hun buurlanden, maar ook voor de wereldgemeenschap als geheel. Niet in de laatste plaats omdat de onderdrukking van individuele vrijheden en democratie instabiliteit en terrorisme aanmoedigen. We zien ook het brede scala aan etnische conflicten met uitkomsten die niet kunnen worden geaccepteerd door de wereldgemeenschap. Deze conflicten ontstaan meestal door strijd tussen bevolkingen of etnische groepen voor toegang tot schaarse middelen (water, mineralen, olie, vruchtbaar land). De georganiseerde misdaad op grote schaal (smokkel van mensen, drugs en diamanten) financiert vaak regionale conflicten en burgeroorlogen. De EVP zal de acties van de EU ondersteunen die gericht zijn op: • verbetering van de dialoog en coöperatie met staten of regio’s die slachtoffer zijn van deze 46
conflicten door het aanbieden van ondersteuning of onderhandeling; • bestrijden van terrorisme: zie hoofdstuk II; • het ondersteunen van democratische ontwikkeling in andere delen van de wereld, het handhaven van het Handvest van Mensenrechten van de Verenigde Naties en het handhaven van internationaal recht; • het aanmoedigen en ondersteunen van humanitaire organisaties die actief werken op lokaal niveau om alle vormen van ontwikkeling te bevorderen; • voldoende militaire capaciteit om de politieke doelstellingen van de Unie te ondersteunen met betrekking tot het afdwingen van vrede en het voeren van crisismanagement om bij te dragen aan het handhaven van het internationale recht, en het uitvoeren van vredesoperaties onder het gezag van de Verenigde Naties; • het verzorgen van technische, financiële of militaire assistentie bij acties met als doel het handhaven van orde en gezag onder auspiciën van de Verenigde Naties; • voorkomen en aanpakken van wapensmokkel. 2. Scheppen van gelijke kansen Tirannie en dictatuur zijn de belangrijkste oorzaken van mensenrechtenschendingen. Zij vormen ook, voor een groot deel, voedingsbodem voor conflicten. Omgekeerd zijn economische ontwikkeling en uitgebreide handel factoren voor vrede en stabiliteit. We leven in een wereld waar de onderlinge afhankelijkheid groeit. Het bestrijden van armoede is een grote uitdaging. Terwijl de positieve resultaten van het leven in een geglobaliseerde wereld worden erkend, meent de EVP dat het armoedevraagstuk alleen kan worden opgelost door een integrale aanpak van ontwikkeling. Noch hulp noch handel op zichzelf kunnen armoede bestrijden. We hebben een bredere agenda voor ontwikkeling nodig. Op deze agenda staan onder meer internationale handelsregels en een systeem van schuldsanering. Ontwikkeling vereist meer buitenlandse investeringen, een verhoogde internationale hulp, een versterking van de
Europese Volkspartij
particuliere sector en een sterkere focus op goed bestuur, gebaseerd op democratische structuren. Daarom is de EVP een voorstander van: a. Een eerlijke en rechtvaardige wereldhandel door middel van het versterken van de Wereld Handels Organisatie De WTO zorgt er niet alleen voor het eerlijk en evenredig openen van markten en het daardoor terugdringen van concurrentievervalsing, maar maakt ook een neutraal en wettelijk systeem voor het oplossen van handelsgeschillen mogelijk. De onderhandelingsprincipes die in Doha zijn overeengekomen moeten worden ondersteund, samen met de TRIPS (intellectueel eigendom) en GATTS (handel en diensten) overeenkomsten. De EVP zal de inspanningen gericht op het integreren van de opkomende economieën en de minst ontwikkelde landen in het economische systeem van de wereld ondersteunen door rekening te houden met hun specifieke problemen en mogelijkheden. De EVP betreurt het mislukken van de onderhandelingen in Cancun en hoopt dat zo snel mogelijk een overeenkomst kan worden bereikt over de openstaande kwesties, om zo een basis te creëren voor het succesvol voltooien van de ontwikkelingsagenda. Tegelijkertijd bespeurt de EVP de terughoudendheid van vele ontwikkelingslanden om de eigen knelpunten in de WTO-onderhandelingen te bespreken. De EVP ondersteunt de optie van de EU om het creëren van een vrijhandelszone met de landen van de NAFTA te verkennen. Die verkenning zou ook de aspecten concurrentie, markttoegang, handelsfacilitering en overheidsbemiddeling moeten vervatten. De EVP ondersteunt het bestaande beleid voor het helpen van de armste landen, het overbruggen van economische en, technologische achterstanden waarmee zij te maken hebben. De EVP ondersteunt ook initiatieven die ervoor zorgen dat minder ontwikkelde landen toegang hebben tot de meest urgent benodigde medicijnen. Om de legitimiteit van de WTO te vergroten
is de EVP een voorstander van het creëren en versterken van een WTO parlementaire vergadering. b. Een substantiële financiële betrokkenheid bij de ontwikkelingslanden (strevend naar 0.7% van het BNP) De EU is wereldleider bij het bieden van ontwikkelingshulp, en moet dit blijven. Deze hulp moet worden opgevoerd en verbeterd om armoede te bestrijden: • door een sterkere focus op de specifieke behoeften van de armste landen; • door een meer gedecentraliseerde en minder bureaucratische aanpak van het beheer van programma’s; • door grotere consistentie van en coördinatie tussen de acties die worden uitgevoerd door de Lidstaten, door betere coördinatie tussen donoren; • door het bevorderen van de filosofie van het ondernemerschap en een economische ontwikkeling die gedragen wordt door het MKB; • door een verschuiving van enkelvoudig projectmanagement naar bredere sectorbenaderingen die nationaal eigendom in de ontvangende landen bevordert; • door positieve voorbeelden van macro-economisch beleid zoals eenvoudige en transparante belastingstelsels en efficiënte administratie en marktgeoriënteerde hervormingen; • door integratie van het Europese Ontwikkeling Fonds in het EU-budget; • door steun voor de initiatieven van NGO’s en specifieker door steun aan het ‘GAYE’ (Give As You Earn) initiatief dat de EVPDE groep van plan is te lanceren. 3. Duurzame ontwikkeling De hulpbronnen die de aarde bezit moeten met zorg en verantwoordelijkheid worden beheerd om ervoor te zorgen dat een groeiend aantal burgers in goede omstandigheden kan leven. Het is nodig ontwikkelingsmodellen voor te stellen die bij een groeiende wereldbevolking verenigbaar zijn met zorgvuldig beheer van de bronnen van onze aarde. Verder moet de EU samenwerking nastreven 47
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
met het grootst mogelijke aantal landen met als doel: • de verplichtingen die zijn aangegaan onder het verdrag van Kyoto na te leven; • ontbossing van tropische regio’s en het enorme verlies aan biologische diversiteit tegen te gaan; • organisaties die voor dezelfde doelen strijden te ondersteunen. 4. Goed bestuur, democratie en respect voor mensenrechten Hoe belangrijk externe ondersteuning ook is, het is niet voldoende om ontwikkeling te garanderen. Corruptie, fraude met ontwikkelingshulp, illegale smokkel, slecht beheer van overheidsgelden en etnische conflicten zijn helaas realiteiten die niet kunnen worden genegeerd. De EVP realiseert zich dat, in lijn met het verdrag van Cotonou, hulp gegeven moet worden met als voorwaarden respecteren van mensenrechten, democratie en wetshandhaving. De EVP meent dat de ontwikkeling van echte democratieën essentieel is voor het bevorderen van vrijheid van het individu, economische groei mogelijk maakt en welvaart zeker stelt voor alle naties. Indien ontwikkelingshulp wordt toegekend moet de behandeling van vrouwen in het betreffende land in ogenschouw worden genomen. Daarom heeft de EVP een voorkeur voor de multilaterale aanpak en regionale of intercontinentale akkoorden. Deze akkoorden zullen de initiatieven van NGO’s ondersteunen. De uitvoering van hulpprogramma’s wordt afhankelijk gemaakt van respect voor bepaalde principes van goed bestuur. Deze principes worden gemeenschappelijk gedefinieerd met de landen die de hulp ontvangen. C. Onze beleidsopties om deze externe doelen te bereiken. Om de EU-doelstellingen op internationaal niveau te halen, stelt de EVP voor: a) Onze strategische partnerschappen te versterken. 1) Allereerst met de Verenigde Staten. We moeten transatlantische banden ontwikkelen en samenwerking binnen een transatlan48
tische strategische gemeenschap versterken om veiligheid en welvaart in de wereld te garanderen. Aangezien we basiswaarden en doelstellingen delen met de Verenigde Staten, moeten we onze relatie verduidelijken en hechter maken, openlijk onze verschillen van mening en belangenverschillen bespreken en naar geweten de verplichtingen die we naar elkaar hebben, uitvoeren. We moeten een nieuwe volwassen verstandhouding opbouwen waarin strategische denkbeelden dichter bij elkaar komen. Dat kan met name door het versterken van de NAVO en door het ontwikkelen van een Europese Defensiegemeenschap. De relatie EU-VS zou moeten worden bevorderd, door de politieke en economische dimensies van het partnerschap te versterken, inclusief de voltooiing van de transatlantische markt. 2) We moeten daarom: • het Balkan Stabiliteitspact ontwikkelen om een zone van vrede, welvaart en democratie te creëren, vanuit de gedachte de integratie van de Balkanlanden in de Europese structuren te faciliteren; • doorgaan met de ontwikkeling van samenwerking met Rusland, in het bijzonder bij kwesties van wederzijds belang: veiligheidsbeleid, de strijd tegen het terrorisme, energie-aanvoer, nucleaire veiligheid, milieu en georganiseerde misdaad; • gebruikmakend van de ervaring van de nieuwe Lidstaten, samenwerken met de nieuwe buren van de uitgebreide EU: Oekraïne, Moldavië, Wit Rusland. Dat kan in de vorm van een internationale buurtschapstrategie. Zo kunnen wij de democratische ontwikkeling van deze landen ondersteunen en open maatschappijwaarden versterken; • speciale aandacht besteden aan de Noordelijke Dimensie, en in het bijzonder aan een geschikte oplossing voor de Kaliningrad Oblast; • een lange termijnbeleid voor de Kaukasus formuleren, om zo bij te dragen aan de stabiliteit en democratische ontwikkeling van de gehele regio; • een gemeenschappelijk lange termijnbeleid
Europese Volkspartij
voeren wat de betreffende landen zou kunnen helpen bij de opbouw van de democratie, waarin bijzondere nadruk wordt gelegd op samenwerking, gebaseerd op goed nabuurschap, onschendbaarheid van grenzen, vreedzame oplossing van geschillen. Het belangrijkste doel van de volgende ronde van uitbreiding van de EU zou moeten zijn om oorlog en het gebruik van geweld ondenkbaar te maken zowel in deze landen als ook in hun buurlanden. De bijdrage aan regionale stabiliteit en goede relaties met buurlanden zijn belangrijke voorwaarden voor elke toetredende lidstaat; • nieuwe stuwkracht geven aan het Proces van Barcelona in de mediterrane regio, in het bijzonder door de oprichting van een EuroMediterrane Parlementaire Vergadering en een Euro-Mediterrane Ontwikkelingsbank. Democratie, respect voor mensenrechten en handhaving van de wet, economische en maatschappelijke ontwikkeling moeten worden versterkt en de culturele dialoog moet worden geïntensiveerd. De EVP zal streven naar een tijdige implementatie van de Euro-Mediterrane Vrijhandelszone en een verdieping van de dialoog met onze Mediterrane partners, om hen op die manier te helpen hun onderlinge samenwerking te vergroten en hun wederzijds wantrouwen te boven te komen; • versterken van de politieke toewijding van de EU aan het Midden-Oosten door een duidelijke en evenwichtige interventie in het vredesproces; • consolideren van de vrede in Afghanistan en het bevorderen van de dialoog met de Arabische en moslimwereld. De politieke dialoog met Iran en onderhandelingen gericht op de voltooiing van een samenwerkingsverdrag moeten worden nagestreefd. Iran moet dan wel volledig voldoen aan zijn internationale verplichtingen aangaande zijn nucleaire ontwikkelingsprogramma; • vergroten van onze inspanningen in het kader van de Conventie van Cotonou om alle economische, maatschappelijke en politieke ontwikkelingen te ondersteunen in Afrika,
met een bijzondere nadruk op het bestrijden van de AIDS epidemie; • ondersteunen van de positieve tendensen in vele Afrikaanse landen richting het bestrijden van corruptie, de opbouw van democratie en het voorkeur geven aan de marktsector, in het bijzonder door het versterken van de reeds bestaande ontwikkelingspartnerschappen met de minst ontwikkelde landen. Door het steunen van het NEPADinitiatief, assisteren bij de oprichting van een Afrikaanse Unie, deze Unie ondersteunen en het verhogen van de gepaste ondersteuningsstructuren voor een Afrikaans model van politieke en economische integratie; • ontwikkeling van relaties met de Vereniging van Zuidoost Aziatische Naties (ASEAN) en versnelling van het ASEM proces: verhoudingen met deze organisaties zijn van vitaal belang voor conflictpreventie in Azië en de bevordering van politieke stabiliteit; • verdieping van onze betrekkingen met Latijns Amerika, het bevorderen van MERCOSUR en het geven van bijzondere aandacht aan het gesloten akkoord tussen de EU en Mexico over economische associatie, politieke coördinatie en samenwerking. b) Ondersteuning van multilaterale organisaties en coördinatie van Europese initiatieven De meeste internationale organisaties, in het bijzonder de Verenigde Naties, die zijn opgericht in het naoorlogse tijdperk hebben hun nut bewezen. Hun bijdragen aan internationale stabiliteit, economische ontwikkeling, conflictpreventie, beter beheer van middelen, bescherming van het menselijke erfgoed enzovoorts - is positief gebleken. Desalniettemin moet het beleid van deze organisaties enigszins worden aangepast om rekening te kunnen houden met de nieuwe internationale situatie en de nieuwe machtsverhoudingen die zijn ontwikkeld gedurende de laatste vijftig jaar. De EU moet het initiatief nemen in het tot stand brengen van deze hervormingen. Om de hervormingen te verwezenlijken moet er een einde komen aan de eigen interne ver49
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
deeldheid. Lidstaten van de EU zouden ook moeten nadenken over de beste manier om vertegenwoordigd te zijn in de structuren van verscheidene internationale organisaties. De EVP is voorstander van een enkele EU-vertegenwoordiging waar mogelijk en zeker in die organisaties die verantwoordelijk zijn voor zaken die onder de verantwoordelijkheid van de Unie vallen. Waar een enkele vertegenwoordiging niet mogelijk is zouden de lidstaten moeten toezeggen hun standpunten te coördineren. V.2 Een Europees defensiebeleid Het zou ideaal zijn als zonder militaire middelen vorm kan worden gegeven aan doelstellingen van de EU. Helaas vereisen de doelstellingen vredeshandhaving en conflictpreventie soms militaire interventies. Gezien haar plaats in de wereld kan de EU zich niet onttrekken aan deze verplichting de veiligheid in de wereld te vergroten, zeker wanneer de belangen van Europa in het geding zijn. Het mag deze taak niet aan de Verenigde Staten alleen overlaten. Natuurlijk is de Verenigde Naties de voornaamste organisatie voor het tot stand brengen van wereldwijde veiligheid. De EU moet alles doen wat in haar macht ligt om de VN in staat te stellen efficiënt te reageren op de uitdagingen van de moderne wereld. Desalniettemin heeft de ervaring geleerd dat de VNVeiligheidsraad verlamd kan raken of in een situatie kan komen waar de nationale bijdragen aan de VN-interventiemachten ontoereikend zijn. In zulke gevallen mag verwacht worden dat de Unie actie onderneemt, ofwel in het kader van de NAVO of onder het ‘leidende natie’ concept, zoals al eerder is overeengekomen in Helsinki. Lange tijd was het Europese Veiligheids en Defensiebeleid gericht op territoriale verdediging in verband met de invasiedreiging vanuit het Warschaupact. Bij het neutraliseren van deze dreiging is de NAVO zonder twijfel de meest duurzame en effectieve alliantie aller tijden geweest, omdat het al vijftig jaar in staat is geweest vrede te garanderen zonder ten 50
strijde te hoeven trekken. Als gevolg daarvan had Europa geen behoefte aan een eigen defensiebeleid. Echter, sinds het einde van de koude oorlog, is de veiligheidsomgeving dramatisch veranderd, hetgeen niet alleen een herziening van de NAVO-taken vereist, maar ook een herziening van de Europese reactie. Daarom hebben de EU-Lidstaten in Helsinki besloten om het zogenaamde Headline Goal te ontwikkelen en de Europese Rapid Reaction Forces op te richten. Deze zullen niet alleen de Europese mogelijkheden binnen de NAVO versterken - de NAVO behoudt overigens een dominante rol in de Euro-Atlantische betrekkingen en gerelateerde veiligheids- en defensiekwesties - maar zullen de EU de militaire mogelijkheid geven voor zelfstandige Europese actie om haar vitale belangen te beschermen, indien dit vereist is en in het geval de NAVO als geheel niet ingeschakeld kan worden. Deze Rapid Reaction Forces zullen het bewapende onderdeel van de GBVB zijn en op de lange termijn zouden zij de kern kunnen gaan vormen van een Europees leger. Om dit idee gestalte te geven, moeten wij een concept definiëren van Europese verantwoordelijkheden op de terreinen veiligheid en defensie, gebaseerd op een analyse van doelstellingen en behoeften. Het zijn niet meer alleen conflicten tussen staten die de internationale vrede bedreigen, steeds vaker zijn er niet-statelijke actoren bij betrokken. De EU moet hierop een antwoord hebben. De EU-strategie moet sterk verbonden zijn met de NAVO-strategie. Defensiebudget De EU geeft momenteel ongeveer 150 miljard euro per jaar uit aan defensie. Dit is iets meer dan 50% van de defensie-uitgaven van de Verenigde Staten. De omvang van de krijgsmacht in de uitgebreide Unie is groter dan het Amerikaanse leger. Maar omdat het vijftien verschillende legers zijn is de efficiëntie van de Europese defensie slechts tien procent van het Amerikaanse niveau. Daarom is de EVP een voorstander van het creëren van een Europees Bewapening Instituut en de oprichting van een gemeenschap-
Europese Volkspartij
pelijke markt voor wapens. De Gedragsregels voor het exporteren van wapens zouden verder moeten versterkt. Zo zou op een dergelijke basis onderlinge erkenning van wapenexportbeslissingen door de regeringen van de Lidstaten kunnen worden geïntroduceerd. Het Europees Bewapenings Instituut dient verantwoordelijk te zijn voor de coördinatie van de aankoop door nationale legers en voor de coördinatie van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten op het gebied van moderne wapens. Het is vandaag de dag van het hoogste belang voor de veiligheidssituatie de samenwerking tussen de legers van de Lidstaten te verzekeren. Daarom moeten we zekerstellen dat de uitrustingen en de opleiding van de legers van alle lidstaten voldoen aan de gemeenschappelijke normen en maatstaven. De oprichting van een waarlijk Europees ruimtebeleid is een van de centrale technologische uitdagingen van de EU. De implementatie ervan kan de effectiviteit van militaire inlichtingendiensten versterken. Daarom ondersteunt de EVP het Gallileoprogramma. De EVP betreurt het dat de militaire aspecten van dit project nog niet geaccepteerd zijn. De EVP stelt ook voor dat het Europese Ruimtevaart Agentschap het Ruimtevaart Agentschap van de EU wordt. Tenslotte wil de EVP als laatste onderdeel van de Europese veiligheidsstrategie de aanname en toepassing van een wederzijdse ondersteuning- en defensieclausule bestuderen, zoals die ook bestaat in NAVO- en EU-Verdragen.
HOOFDSTUK VI GOED EUROPEES BESTUUR A. Een sterk Europa Om in staat te zijn de doelstellingen van dit actieprogramma te bereiken in de context van een uitgebreider en meer heterogeen Europa, moeten we instellingen hervormen om hen efficiënter, transparanter, verantwoordelijker en democratischer te maken. Europa zal sterker zijn in die zin dat het voordeel zal hebben van de steun en betrokkenheid van haar burgers. In dit opzicht zullen transnationale politieke partijen een beslissende rol spelen omdat zij de intermediairs zijn
tussen de Instellingen van de Unie en haar burgers. Daarom is het belangrijk hen de wettelijke status te geven die hun zelfstandigheid en verantwoordelijkheid garandeert. Gedurende de afgelopen wetgevende termijn, 19992004, hebben het Europese Parlement en de Raad een wet aangenomen die het bestaan en belang van Europese partijen erkent. Dit is een belangrijke stap in de richting van de Europese politieke constructie. Zoals in vele andere kwesties, is de EVP de stuwende kracht geweest achter dit politieke initiatief. De EVP was, krachtens haar Congresdokument aangenomen in Estoril, de eerste grote partij die een coherent concept voor een Europese Grondwet voorstelde en was mede daarom in een positie de richting die werd ingeslagen sterk te beïnvloeden. De vertegenwoordigers van de EVP in de Conventie speelden een belangrijke rol gedurende het hele proces. De EVP blijft ervan overtuigd dat het goed functioneren van het uitgebreide Europa nog steeds afhangt van het aannemen van de Grondwet op basis van het werk van de Conventie. Het mislukken van de Top in Brussel eind 2003 betekent niet dat er geen Europese Grondwet komt. De IGC heeft op tal van punten al consensus bereikt. De verschillen die hebben geleid tot het voorlopige mislukken van de IGC zijn niet onoverkomelijk. Problemen waar de top in Brussel mee worstelde, moeten worden overwonnen, en een werkbare oplossing moet zijn bereikt voor 1 mei 2004. De EVP is vastbesloten om de inspanningen van het Ierse voorzitterschap te ondersteunen en tot resultaten te laten komen. B. Een goed bestuurd Europa De EVP heeft zowel intern als externe grote ambities met Europa. Om geloofwaardig te zijn heeft dat ook gevolgen voor de budgetten. Het is essentieel om de financiële planning op de middenlange termijn te verbeteren en om een stelsel van eigen middelen te ontwikkelen wat de Unie in staat stelt snel te ageren en te reageren bij urgente behoeften. 51
Actieprogramma van de Europese Volkspartij 2004-2009
Parallel hieraan zal de EVP ervoor zorgen dat terzake de middelen strenge normen voor beheer en transparantie gelden. De EVP zal doorgaan met het bestrijden van fraude en het oneigenlijk toekennen van fondsen. VI.1 De middelen om onze ambities te realiseren • Met de ongeveer 1 procent van het BNP (waarvan meer dan 95 procent terugvloeit naar de staten), is het budget van de Unie erg bescheiden als men het vergelijkt met de niet-budgettaire voordelen die de Lidstaten hebben van het lidmaatschap van de EU. • Ondanks de voordelen voor elke lidstaat, creëert elke budgettaire discussie onder leden van de Raad van Ministers discussies over de eerlijke verdeling van bijdragen (“I want my money back”). Door de jaren heen zijn de aard van de eigen middelen geëvolueerd en zijn het nationale contributies geworden die elk land probeert terug te krijgen als onderdeel van de fondsen die zij bijdraagt. Daarom geeft de EVP de voorkeur aan: • politieke prioriteiten stellen en in verhouding brengen met de macht van de Unie; • het definiëren van prestatiecriteria; • het meer verantwoordelijk maken van nationale en regionale regeringen voor het geld wat zij ontvangen van de EU; • het verhogen van het investeringscomponenten van het huidige budget, om een betere balans te krijgen tussen investeringen en subsidies; • het oprichten van een nieuw modern en dynamisch concept van financiële planning, om zo de benodigde budgettaire flexibiliteit te verzekeren als ook de voorziening van voldoende budgettaire middelen om haar budgetdoelstellingen te bereiken. De voordelen van een systeem van eigen middelen vergeleken met een systeem van nationale bijdragen zijn overduidelijk in termen van autonomie, efficiëntie, transparantie en verantwoordelijkheid. Daarom staat de EVP een herijking van het budget van de EU voor, ten 52
gunste van een groter gedeelte aan eigen middelen maar conform de volgende strenge eisen: 1. Het moet niet de totale fiscale druk voor burgers vergroten. 2. Het moet voorzieningen bevatten die een eerlijk deel van de uitgaven van Lidstaten garandeert en proportioneel blijven aan de capaciteit van elke Lidstaat. 3. Het totaalproduct van eigen bronnen zou in lijn moeten blijven met de hoeveelheid die strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van het overeengekomen gemeenschappelijk beleid. VI.2. Democratisch beheer van middelen De perceptie van burgers van de budgettaire problemen van de Unie is negatief. De EVP stelt voor: 1. Verhogen van de verantwoordelijkheid voor en transparantie in het beheer van de fondsen van de EU. 2. Consolidatie van de rechten van het parlement in de budgetprocedure. • Financiële reguleringen moet worden goedgekeurd volgens de co-beslissingsprocedure. • Het verschil tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven moet verdwijnen. • Het Europees Parlement zou volledig moeten participeren in het definiëren van politieke prioriteiten en de controle op de uitvoering. • Het parlement moet het recht van co-beslissing hebben op het gebied van eigen middelen. 3. Openstellen en transparantie van budgetprocedures. • Om haar ontheffingsautoriteit op een correcte manier te kunnen uitvoeren, moet het Europees Parlement toegang hebben tot alle relevante documenten en zou het in staat moeten zijn ambtenaren die budgettaire verantwoordelijkheid dragen, te ontbieden. • Het Parlement en de Commissie zullen de belangrijkste budgetkeuzes en hun rechtvaardiging, inzichtelijk moeten maken voor de burgers.
Europese Volkspartij
4. Bescherming van de financiële belangen van de Unie. De bestrijding van fraude moet worden uitgevoerd op alle niveaus. Effectieve maatregelen moeten worden genomen om de financiële belangen van de Unie te beschermen. De EVP ondersteunt de oprichting van een onafhankelijk instituut, gespecialiseerd in het onderzoeken van fraude. De prioriteiten zouden moeten zijn: • het misbruik van de fondsen van de Europese Unie bestrijden en proberen de oorzaken te identificeren en de terugbetaling van de verspilde fondsgelden te verzekeren; • OLAF versterken door het streven naar volledige onafhankelijkheid van de commissie; • fraude bij het innen van de eigen middelen
tegengaan. 5. Nastreven van hervorming van de Instellingen en hun legitimiteit vergroten. a) De Commissie moet: • de implementatie en de resultaten van de algemene hervormingen inzichtelijk maken; • de effectiviteit van de hervorming nagaan, in het bijzonder waar het menselijke kapitaal beleid aangaat, en de hervorming blootstellen aan externe boordeling; • de Commissarissen verantwoordelijk maken voor het geld dat binnen hun portefeuille wordt beheerd. b) De Raad moet: • de verantwoordelijkheid introduceren van de Ministerraad voor het financieren van de operationele aspecten van haar activiteiten.
53
Christen Democratisch Appèl
Christen Democratisch Appèl VOOR EEN EIGEN PLEK IN EUROPA EIGEN PLEK IN EUROPA
volksvertegenwoordigers zijn.
De samenwerking van landen in de Europese Unie biedt ons Nederlanders vrede en welvaart en meer. Ook een harde aanpak van terrorisme, milieuvervuiling en drugstoerisme kan alleen met succes als we dat samen doen. Bovendien kunnen we leren van andere Europese lidstaten. Denk er maar eens aan hoeveel beter landen als België of Finland het doen op het terrein van de gezondheidszorg en innovatie! En ook de problemen van ‘Brussel’ zoals teveel bureaucratie en te weinig democratie kunnen we alleen met een actieve opstelling verbeteren. Bij dit alles wil het CDA ervoor waken dat we in het grote Europa ons eigen Nederlandse gezicht verliezen. Vandaar dat het CDA de verkiezingen ingaat met de leus Voor een eigen plek in Europa: wij staan niet met de rug naar Europa maar willen juist daadkrachtig meebepalen waar Europa naartoe gaat. En dat met oog voor onze Nederlandse identiteit, strijdbaar voor Nederlandse belangen en met Europarlementariërs die duidelijk herkenbare
Voor een eigen plek in Europa De Europese Unie vormt een verband van democratische Europese landen die samen aan vrede en welvaart willen werken. De EU is geen nieuwe staat die in de plaats komt van bestaande staten, maar verschilt wel van andere internationale organisaties. De lidstaten van de EU hebben gemeenschappelijke instellingen opgericht waaraan zij een deel van hun gezag overdragen, zodat er op Europees niveau democratische beslissingen kunnen worden genomen over vraagstukken van gemeenschappelijk belang. Dat gemeenschappelijke belang wordt steeds groter nu grenzen vervagen en zaken als internationale veiligheid, migratie en milieuproblemen alleen maar door een gezamenlijk optreden aangepakt kunnen worden. Daarom heeft het CDA altijd meegewerkt aan Europese samenwerking en werken christen-democraten in Europa nauw samen in het Europees Parlement. De Europese christen-demo55
Voor een eigen plek in Europa
craten vinden een democratische Europese Unie van het grootste belang voor vrede en welvaart in Europa en daarbuiten. Het CDA heeft een duidelijke en stabiele visie op Europa. Deze is direct afgeleid van de visie op de Nederlandse samenleving. Steeds meer staten willen deelnemen aan de Europese eenwording. Om die uitbreiding mogelijk te maken zal de Europese Unie zichzelf moeten versterken zonder daarbij haar democratische uitgangspunten te verliezen. Dáár maakt het CDA zich sterk voor. Want voor alles is de Europese Unie een gemeenschap die een aantal waarden en normen deelt. democratie, respect voor de mensenrechten, gelijkheid van man en vrouw, respect voor elkaars eigenheid. De groeiende samenwerking binnen Europa betekent niet dat de verschillende culturen verdwijnen. De culturele diversiteit is juist de kracht van Europa. Want als mensen zich thuis willen voelen in Europa dan is er veel meer nodig dan alleen een democratische en efficiënte organisatie. Staten hebben uiteenlopende culturele en levensbeschouwelijke achtergronden en die moeten gerespecteerd worden. Het CDA hecht aan de eigen identiteit van landen binnen de Europese samenwerking. Mensen zijn immers alleen in staat om verantwoordelijkheid te nemen en dragen als hun samenleving herkenbaar is. Deze menselijke maat heeft het CDA als wezenlijk onderdeel van de Europese eenwording vanaf het begin uitgedragen. De EU hecht er ook sterk aan dat in de samenwerking tussen lidstaten, de kennis van de cultuur en geschiedenis van de Europese volkeren ruimschoots aandacht krijgt. Het CDA heeft zich ook daarvoor sterk gemaakt en zal dat blijven doen. Het CDA wil aanspreekbaar zijn op haar wortels. Het christelijke erfgoed vormt immers een van de belangrijkste pijlers van de Europese eenwording, waarin de christen-democraten vanaf het begin een belangrijke rol hebben gespeeld. In tegenstelling tot andere partijen vindt het CDA het van belang de christelijke wortels van Europa te blijven herinneren en 56
pleit dan ook voor een verwijzing naar de joods-christelijke traditie in de nieuwe Europese grondwet. Het CDA wil aanspreekbaar zijn en blijven op een christelijke visie op mens en samenleving, zowel in Nederland als in Europa.
VEILIG EUROPA:
TERRORISME EN ONVEILIG-
HEID BESTRIJDEN
De recente aanslagen in Madrid maken meer dan ooit duidelijk hoe groot de dreiging van internationaal terrorisme en de georganiseerde misdaad is. Terroristen en criminelen kennen geen grenzen. En dus is ook Nederland kwetsbaar. Te lang heeft Nederland gekozen voor een softere aanpak dan de landen om ons heen. Zo konden de ETA en Al Qaeda-achtige organisaties zich in ons land organiseren en zelfs geld inzamelen. Het CDA is voor één duidelijke lijn in de Europese Unie: terreurorganisaties moeten in elke lidstaat en dus ook in Nederland worden verboden. Ook moet Europa ervoor zorgen dat de lidstaten geen belangrijke informatie over mogelijke aanslagen of andere dreigingen achter houden maar deze volledig delen met de rest van de Unie en met bondgenoten als de Verenigde Staten. Zo pakken we het geweld aan dat over de grenzen heen burgers bedreigt en landen wil intimideren. Samenwerking voor een veilig Europa Overheden hebben de taak de veiligheid van hun burgers zoveel als mogelijk te garanderen. Zoveel als mogelijk, want ook de burgers zelf dragen verantwoordelijkheid voor het samen tot stand brengen van een veilige samenleving. Veiligheid stopt niet bij grenzen. Die bewering wordt pijnlijk duidelijk gezien de dreiging die uitgaat van internationaal terrorisme en de georganiseerde misdaad. Onderzoek heeft aangetoond dat juist dáár de grootste zorg van de burgers ligt. De roep om een krachtig beleid klinkt steeds luider en wordt gesteund door het CDA. Het CDA is altijd groot voorstander geweest van een grotere Europese samenwerking op dit terrein. Er bestaan al organen, zoals Europol
Christen Democratisch Appèl
(politiesamenwerking) en Eurojust (justitiële samenwerking), die de scharnier moet vormen voor die grotere samenwerking. Zij dienen onder de politieke verantwoordelijkheid van een Europees commissaris te vallen, waarbij Europol gecontroleerd dient te worden door het Europees parlement. Het CDA is voorstander van het Europees aanhoudingsbevel (een lidstaat stuurt een aanhoudingsbevel voor een persoon verdacht van zware misdrijven naar een andere lidstaat). Harmonisatie in Europees verband van de juridische definities en van wetgeving inzake zware misdrijven is noodzakelijk om effectief te kunnen opereren. Daarbij valt te denken aan terrorisme, drugshandel, mensenhandel en racisme. Daarnaast moet de EU een nauwere en meer efficiënte samenwerking tussen de veiligheidsdiensten van de lidstaten coördineren. Terrorisme en georganiseerde misdaad kunnen niet worden bestreden zonder die gezamenlijke aanpak. Daarbij zal ook de samenwerking met terroristen strafbaar moeten worden gesteld en zullen fondsen van terreurorganisaties snel en effectief moeten worden bevroren om handelen in een vroegtijdig stadium onmogelijk te maken. Ook daarvoor is samenwerking en uitwisseling van informatie van wezenlijk belang. Het CDA ondersteunt de aanstelling van de EU-veiligheidscoördinator die een duidelijke meerwaarde moet hebben in een effectieve bestrijding van terrorisme. Het CDA is voorstander van de ontwikkeling van een veelomvattend Europees veiligheidsen defensiebeleid (EVDB) als onafscheidbaar onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB). Dat is de enige manier waarop Europa haar doelstellingen en waarden kan verdedigen en overeenkomstig de grondslagen van de Verenigde Naties en het volkenrecht aan vrijheid, vrede en stabiliteit in de wereld kan bijdragen. De EU is verplicht haar collectieve veiligheid te handhaven en zal daarvoor over instrumenten voor crisispreventie, vredeshandhaving en crisisoplossing moeten beschikken. Deze instrumenten moeten zowel door de lidstaten als door de EU worden uitgebreid, aangezien sta-
biliserend en preventief opereren van het grootste belang is. Reeds vóór het uitbreken van mogelijke conflicten moeten maatregelen ter versterking van de democratie, de overheid en de rechtsstaat worden genomen. Een verdere versterking van de betrekkingen tussen de EU en de NAVO als elkaar aanvullende organisaties is een belangrijk element in de ontwikkeling van het EVDB. Dat geldt in het bijzonder voor de instelling van de toekomstige afdeling voor operationele planning en leiding bij de militaire staf van de EU. Zij mag alleen onder bepaalde voorwaarden worden ingezet en alleen als de NAVO-structuren en nationale structuren niet beschikbaar zijn. Daarmee wordt onnodige verdubbeling tegengegaan en de functie van alle structuren het meest effectief ingezet. Bekostiging van de gezamenlijke EU operaties dient uit de Europese begroting te worden betaald. Het CDA heeft de instelling van een bureau dat militair onderzoek en bewapening op Europees vlak coördineert en aan de verspilling van de krappe middelen door de veelheid aan nationale programma’s een einde maakt, van harte ondersteunt. Tenslotte hecht het CDA grote waarde aan de transatlantische betrekkingen. Een goede samenwerking tussen de EU en haar instellingen, de NAVO en de Verenigde Staten is van groot belang voor de handhaving van vrede en veiligheid.
WELVAREND EUROPA: EEN STERKERE KENNISECONOMIE EN MINDER REGELS
Onze economie heeft altijd overal ter wereld handel, klanten en kansen op welvaart gezocht. Nederland was en is geen eiland. In de Europese Unie kunnen we samen in de wereldeconomie onze kansen vergroten, ook dankzij de grote eigen markt in Europa en de euro als belangrijke munt op wereldschaal. Werkgelegenheid heeft topprioriteit voor het CDA. Wij zetten vanuit Europa in op meer ruimte voor ondernemingen om meer mensen aan een baan te helpen. Maar dat kan alleen als bedrijven niet verstrikt raken in allerlei Europese regels. 57
Voor een eigen plek in Europa
Belangrijk is voor het CDA ook dat er veel meer aandacht komt voor onderwijs en onderzoek om te zorgen dat Europa als ‘kenniseconomie’ voorop kan lopen in de wereld. Op onderzoeksgebied is er nog te veel versnippering, waardoor wij niet het beste halen uit de knapste koppen en de nieuwste vindingen. Juist hier biedt Europese samenwerking veel kansen. Wil Europa ook in de komende jaren sterk staan, dan zijn veel maatregelen en investeringen nodig voor kennis die werk oplevert. Meer werkgelegenheid, minder regels Een van de belangrijkste taken van de Europese Unie is het instandhouden van de werkgelegenheid in Europa en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. De Unie moet zorgdragen voor goede economische omstandigheden voor het bedrijfsleven. Dat betekent onder meer er op toezien dat er minder en duidelijkere regels en richtlijnen komen en dat onderzoek en innovatie gestimuleerd worden. Niet voor niets is er afgesproken dat Europa in 2010 de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld moet zijn (de Lissabon strategie). Maar dan zal er nog heel wat moeten gebeuren! Het CDA heeft zich altijd ingezet voor meer ruimte voor ondernemingen en voor minder en duidelijkere regelgeving. En ook voor meer aandacht voor onderwijs als de belangrijkste pijler van de kenniseconomie. Want de banen van morgen zijn het resultaat van onderwijs en onderzoek vandaag. Ruimte voor ondernemingen betekent het respecteren van de bedrijfsculturele verschillen tussen de EU-lidstaten. Een Nederlands bedrijf gedijt niet in een Engels keurslijf en daarom past geen Europese harmonisering op dit terrein. Evenmin moet op Europees niveau worden bepaald welke producten en diensten door de overheid of door private ondernemingen worden geleverd. Dat zal per product en per dienst moeten worden bekeken. Zo heeft het CDA de liberalisering van de energiemarkt gesteund, maar niet gestemd voor de liberalisering van de watermarkt. 58
Het CDA is groot voorstander van heldere en betere regelgeving. Onnodige bureaucratische rompslomp wordt bijvoorbeeld voorkomen door het Financial Services Action Plan (FSAP). Hierdoor krijgen ondernemingen de vrijheid in de hele EU hun diensten aan te bieden en kunnen zij, dankzij heldere regelgeving, optimaal profiteren van de interne markt. Daarnaast heeft het CDA de zogenaamde effectentoetsing ontworpen en goedgekeurd gekregen. Deze effectentoets controleert de gevolgen van wetgeving voor burgers en ondernemingen vóórdat deze in werking treden. Dat kan een hoop ergernis voor de burgers en de bedrijven voorkomen en werkt kostenbesparend. Economische ontwikkeling is ook niet mogelijk zonder onderwijs en onderzoek. Op die terreinen heeft de EU al veel bereikt, maar het CDA vindt dat er nog veel meer kan gebeuren. Natuurlijk geeft Europa nu al de mogelijkheid om over de grenzen heen te wonen, werken én studeren. Ruim een miljoen jonge mensen heeft al gebruik gemaakt van EUuitwisselingsprogramma’s en binnenkort worden nationale diploma’s in alle lidstaten erkend. Maar onderwijs en uitwisseling moet nog beter toegankelijk worden gemaakt voor zowel de burgers in Europa als het bedrijfsleven. Vraag en aanbod moeten worden afgestemd, waarbij de EU een faciliterende en stimulerende rol kan spelen. Er is ook meer aandacht nodig voor de noodzaak van ‘levenslang onderwijs’, voor grotere taalvaardigheid en voor mobiliteit in Europa, wil die afstemming optimaal kunnen zijn. Ook onderzoek is van belang. Zonder onderzoek kan geen innovatie plaatsvinden en stagneert economische ontwikkeling. Juist op dit terrein kan de EU haar meerwaarde bewijzen. Het onderzoek vindt nu nog te versnipperd plaats waardoor de concurrentiepositie van Europa snel verslechtert. De EU moet zorgdragen voor een betere coördinatie, waarbij het CDA pleit voor een verhoging van het beschikbare budget voor onderzoek en innovatie. Het werken aan economische ontwikkeling is vanzelfsprekend voor alles een taak van elke
Christen Democratisch Appèl
lidstaat. Maar Europese samenwerking maakt wel meer mogelijk. Daarvoor moeten afspraken worden gemaakt die deze samenwerking regelen. Een van die afspraken is het Stabiliteits- en Groeipact. Deze afspraken over de overheidsfinanciën in de lidstaten moeten voorkomen dat de afzonderlijke landen problemen doorschuiven naar de toekomst en/of de andere lidstaten daarmee belasten. De lat ligt daarbij hoog, maar het CDA is ervan overtuigd dat elke lidstaat de verantwoordelijkheid draagt om deze afspraken na te komen. In het belang van de komende generaties. Er is al veel bereikt en gebeurd. Er is één enkele markt zonder binnengrenzen tot stand gebracht en er is één munteenheid. Burgers van de EU kunnen u in 25 landen reizen, studeren en werken zonder discriminatie op grond van nationaliteit. Reizen kan zonder paspoort en diploma’s worden in andere landen erkend. Ondernemingen hebben steeds meer mogelijkheden. Wil Europa echter de welvaart van haar burgers kunnen blijven verzekeren, dan zullen nog veel maatregelen en investeringen nodig zijn. Juist de Europese samenwerking biedt enorme kansen om dat waar te maken.
KRACHTDADIG EUROPA: VOOR EEN GEMEENSCHAPPELIJK ASIEL- EN IMMIGRATIEBELEID De grenzen binnen Europa zijn verdwenen en dat heeft grote gevolgen, helaas niet alleen gunstige. Criminelen, zoals mensensmokkelaars, proberen er ook van te profiteren. Daarom vindt het CDA dat de landen van de Europese Unie één gezamenlijk beleid moeten hebben om dat tegen te gaan. Nu er gezamenlijke afspraken zijn, bijvoorbeeld over gezinshereniging, moeten we krachtig doorgaan daarmee. Dus nu ook: een betere verdeling van de asielzoekers over Europa en duidelijke afspraken over de asielprocedure. Asielzoekers moeten binnen zes maanden uitsluitsel krijgen over hun status en de Unie moet regelingen treffen met landen van herkomst voor de snelle terugkeer van mensen die niet mogen blijven. Het CDA wil een harde aanpak van de mensensmokkel en daarvoor is meer politie-
samenwerking nodig. Wat voor mensenhandel geldt, geldt ook voor drugshandel. Die ondermijnt de leefbaarheid van grote steden en grensregio’s. Samen moeten we dat bestrijden: door het voorkomen en genezen van verslaving in plaats van gedogen, door de illegale drugshandel hard aan te pakken. Betere afspraken over asielbeleid De Europese Unie speelt een rol bij het asielen immigratiebeleid. De EU garandeert de eerbiediging van het recht op asiel. Tegelijkertijd stemmen de lidstaten hun vluchtelingenbeleid op elkaar af en trachten zij de bron van het probleem aan te pakken door middel van armoedebestrijding en conflictpreventie in de landen vanwaar mensen eventueel willen vluchten. Vanuit de gedachte dat geen enkel persoon huis en haard gedwongen wil verlaten en iedereen recht heeft op een veilige en welvarende leefomgeving. De Europese Unie speelt geen rol in de integratie van toegelaten vluchtelingen en asielzoekers in de lidstaten. Volgens de Europese afspraken valt het beleid ten aanzien van integratie onder de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten. Het CDA is voorstander van een Europees gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid. De EU kan juist bij deze grensoverschrijdende problematiek een belangrijke functie hebben. Op dit terrein is al een aantal stappen gezet, maar er dient meer te gebeuren. Zo zijn er afspraken gemaakt over criteria voor de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het asielverzoek, over de minimumbepalingen voor de opvang van asielzoekers in de EU, over het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van plotselinge massale toestroom van vluchtelingen en over gezinshereniging. Het CDA heeft altijd gepleit voor duidelijke procedure afspraken en een evenredige verdeling van de verantwoordelijkheid voor opvang van asielzoekers tussen de lidstaten. Dat is belangrijk, wil Europa een veilig onderkomen kunnen bieden aan hen die echt bescherming nodig hebben. Het is dan ook zaak dat de Raad 59
Voor een eigen plek in Europa
van Ministers snel tot besluitvorming over deze procedures komt. Dat geldt ook voor afspraken die noodzakelijk zijn ter voorkoming en aanpak van illegale migratie. Mensensmokkelaars dienen te worden opgespoord en vervolgd. De slachtoffers van mensensmokkelaars moeten bescherming krijgen en ondersteund worden bij terugkeer. Op dit moment passeren jaarlijks 700.000 vrouwen en kinderen illegaal de grenzen van de Unie. Om deze mensensmokkel te bestrijden is meer samenwerking tussen de politie en inlichtingendiensten noodzakelijk. Mensensmokkel en illegale immigratie dient ook preventief aangepakt te worden door middel van gerichte EUvoorlichtingsprojecten. Het gaat daarbij ook om afspraken die recht doen aan de verschillende groepen migranten: De tijdelijke vluchtelingen, de asielzoekers en de economische migranten. Asielzoekers dienen binnen zes maanden duidelijkheid te krijgen over hun status. Tevens moet de EU afspraken maken met derde landen om zo een snelle terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers mogelijk te maken. Het CDA is voorstander van onderzoek naar de mogelijkheden een Europees Immigratie Instituut op te richten dat de inspanningen van de lidstaten ter bescherming van vluchtelingen en toegelaten asielzoekers kan coördineren. De meerwaarde ten opzichte van de lidstaten dient echter wel gegarandeerd te zijn.
BETAALBAAR EUROPA: EUROPA
KLAAR VOOR
DE TOEKOMST
Samenwerken in Europa heeft Nederland door de jaren heen veel voordeel gebracht. Van onze welvaartsgroei is sinds 1985 de helft te danken aan de gemeenschappelijke Europese markt. Ook nu zijn zulke voordelen veel groter dan de lasten. Maar ook dan is het goed kritisch te kijken naar de uitgaven. Nederland betaalt per inwoner al jaren meer voor de kosten van het Europees apparaat dan elk ander lid van Unie. Het CDA eist een begrenzing van de uitgaven zodat wij niet meer betalen dan vergelijkbare lidstaten. Tegelijkertijd moeten de inkomsten uit Brusselse fond60
sen verhoogd worden voor nuttige investeringen. Doordat we in ons land met weinig goede projecten kwamen, bleven er honderden miljoenen euro’s die voor Nederland bedoeld waren, in Brussel liggen. Zeker in deze economisch moeilijke tijd kán dat natuurlijk niet. En we moeten er zeker ook voor zorgen dat Europa zélf zuinig is: minder regels, minder bureaucratie en niet dingen dubbelop doen die landen zelf beter kunnen. Hierop zal het CDA in het Europarlement streng toezien. Europa klaar voor de toekomst De Europese Unie bestaat in mei 2004 uit 25 lidstaten en ruim 450 miljoen inwoners. Nooit eerder had de Unie zoveel grondgebied en zoveel inwoners en kreeg zij te maken met zoveel verschillende historische en culturele achtergronden. Alleen al door deze omvang, heeft de Unie behoefte aan een duidelijk en efficiënt besluitvormingsproces. Afspraken maken met steeds meer mensen is immers gecompliceerder dan met enkelen. Daarbij dienen alle lidstaten, ongeacht hun grootte of datum van toetreding, aan hun trekken te komen. Elke lidstaat krijgt een bepaald aantal stemmen toegewezen dat kan worden uitgebracht bij beslissingen van de Raad van Ministers. Ook het aantal Parlementsleden dat door de nationale bevolking wordt gekozen ligt vast. Deze aantallen vormen een afspiegeling van de omvang van de lidstaten. De Europese Unie heeft behoefte aan een eenvoudiger Verdrag een grondwet waarin de doelstellingen en de waarden van de EU worden vastgelegd en waarin duidelijk wordt omschreven wie verantwoordelijk is voor wat. Om dit document op te stellen werd in 2002 de Conventie in het leven geroepen, waarin alle lidstaten en kandidaat-landen, evenals de EU-instellingen, waren vertegenwoordigd. Het CDA heeft daarin als lid van de EVP/ED-fractie een belangrijke rol kunnen vervullen. Zo kwam de EVP-fractie als eerste met een concept voor de nieuwe grondwet en verdedigde zij voortdurend haar eisen: Meer efficiëntie, meer transparantie, betere verantwoording en meer democratie.
Christen Democratisch Appèl
De resultaten van de Conventie zijn besproken tijdens de Intergouvernementele Conferentie, waar de regeringsleiders het nog niet eens konden worden over het nieuwe Verdrag. Het CDA vindt de vaststelling van het Verdrag op korte termijn een absolute noodzaak. Daarbij stelt zij zich achter de conceptgrondwet die is opgesteld door de Europese Volks Partij. Op korte termijn zullen afspraken moeten worden gemaakt over het presidentschap van de Unie, over de vertegenwoordiging per lidstaat door vertegenwoordigers in de Europese Commissie, over de stemmenverdeling en weging, over de rol van de Commissie en de Raad en over de financiële uitgangspunten. Het CDA beseft terdege dat de plaats van Nederland binnen de Europese Unie gebaat is bij een democratisch en sterk Europa. Bij een eigen plek in het nieuwe Europa.
SOLIDAIR EUROPA:
SOLIDARITEIT TUSSEN
MENSEN EN STATEN
We hebben in Nederland op sociaal terrein veel tot stand gebracht. Door de vergrijzing staan de sociale zekerheid en volksgezondheid overal in Europa, net als bij ons, onder druk. Dit legt een grote druk op toekomstige generaties. Europa kan er veel aan doen om toekomstige problemen op te vangen en te helpen om ons hoge sociale niveau op peil te houden. Dit door blijvend te garanderen dat Nederlanders ook over de grens een beroep kunnen doen op gezondheidszorg en door te stimuleren dat mensen door meer flexibele werktijden hun werk en zorgtaken als de opvoeding van kinderen beter kunnen combineren. Ook wil het CDA goede, praktische voorbeelden van sociale en klantvriendelijke oplossingen uit andere EU-landen sterker naar voren halen, want in ons eigen land kunnen we daar vaak best iets leren. Solidariteit bewijst zich in Europa ook doordat wij arme nieuwe lidstaten tijdelijk steun geven om snel mee te kunnen in de Europese economie. Dit is ook in het belang van Nederland als sterke handelsnatie.
Solidariteit tussen mensen en staten Duurzame economische ontwikkeling is niet mogelijk zonder sociale verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij de burgers zelf, maar zij moeten dan wel de ruimte krijgen om keuzes te kunnen maken. Bijvoorbeeld met betrekking tot sociale verzekeringen. Zo zullen burgers in de gelegenheid moeten worden gesteld om zorg op maat te kiezen, zelfs als dat betekent dat deze uit andere Europese landen moet worden betrokken. Daarnaast ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de overheden. Zij dienen kwetsbare groepen te ondersteunen: burgers die te maken hebben met ziekte, een ongeval, leeftijd gerelateerde problemen of anderszins. Voor het CDA is sociale uitsluiting onaanvaardbaar. Speciale aandacht is dan ook noodzakelijk voor de verbetering van de positie in de samenleving van ouderen, jongeren, vrouwen en gehandicapten. De sociale zekerheidsstelsels dienen wél betaalbaar te blijven. Die betaalbaarheid staat onder druk door de demografische ontwikkelingen: mensen leven langer en er worden minder kinderen geboren. Dat betekent dat steeds minder mensen de kosten van het sociale systeem moeten dragen. Die druk op toekomstige generaties vindt het CDA onredelijk groot geworden en niet langer verantwoord. Er zijn nú maatregelen nodig om de problemen van morgen te kunnen voorkomen of verzachten. Ook op dit terrein kan de Europese Unie de lidstaten ondersteunen. Door burgers in staat te stellen ook buiten de eigen grenzen gebruik te maken van diensten in de gezondheidszorg. Dat veronderstelt een loskoppeling van zorg en financiering van die zorg. Door het stimuleren van de vergroting van arbeidsparticipatie die burgers in staat stelt langer in het arbeidsproces te blijven. Door de systemen in de lidstaten te vergelijken en die informatie beschikbaar te stellen in Europees verband. Door flexibilisering van arbeidstijden te promoten, waardoor burgers in staat worden gesteld werktijden aan te passen aan hun levensfase en situatie. Door maatregelen die gezinnen ondersteunen bij de combinatie van zorg voor de 61
Voor een eigen plek in Europa
kinderen en werk. Binnen het sociale Europese systeem nemen de private organisaties een belangrijke rol in. Deze wil het CDA recht doen en erkennen. Juist op het sociale vlak vormen zij een bindmiddel in samenlevingen. Sociale verantwoordelijkheid is ook een zaak van staten onderling. Wil Europa de vrede en welvaart kunnen blijven ondersteunen, dan zal er ook sprake moeten zijn van solidariteit tussen staten en niet alleen tussen mensen en generaties. De EU heeft een duidelijke taak in de bevordering van deze solidariteit. De opgave waarvoor Europa is verre van eenvoudig. Er komen tien nieuwe lidstaten bij die het economisch (nog) minder goed hebben dan de oude lidstaten. Maar er is ook de zorg voor de minder ontwikkelde regio’s in die oude lidstaten. Solidariteit en coördinatie zijn hier de sleutelwoorden. De EU heeft de beschikking over Structuurfondsen die kunnen worden aangewend om onevenwichtige ontwikkelingen tussen regio’s en staten tegen te gaan. Het geld zal anders over de lidstaten en regio’s moeten worden verdeeld. Dat betekent dat de criteria om geld te krijgen uit de structuurfondsen moeten worden aangescherpt. En dat betekent ook dat de EU haar beleid ten aanzien van het opheffen van verschillen tussen regio’s en landen zal moeten aanscherpen.
S CHOON EUROPA:
VOOR EEN DUURZAME
WELVAART
Vervuiling stopt niet bij de landsgrenzen. Het is daarom van groot belang dat wij Europees samenwerken om dit aan te pakken. Natuur en milieu staan dan ook hoog op de CDAagenda voor Europa. Belangrijke regels voor milieubescherming zijn al een feit, waardoor in alle lidstaten kan worden voorkomen dat vervoer, industrie, landbouw, energievoorziening en toerisme te veel vervuilen. Het CDA kijkt daarom nu verder naar de toekomst: zo is het hoog tijd voor gezamenlijk Europees onderzoek naar schonere energiebronnen en vermindering van energieverbruik, met als uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt voor een schoner alternatief ’. Ook moet Europa 62
eensgezind andere landen - zoals de Verenigde Staten - aanspreken op het naleven van internationale afspraken om het klimaat, natuur en milieu ook op wereldschaal beter te beschermen. Zorgvuldig omgaan met natuur en milieu Het CDA heeft duurzaamheid hoog op de agenda staan. Dat is gebeurd vanuit de gedachte dat duurzame welvaart ook voor volgende generaties alleen kan worden gegarandeerd als mensen van nu op verantwoorde wijze omgaan met natuur en milieu. Voor wat betreft het milieu ligt de meerwaarde van de EU voor de hand. Vervuiling stopt niet bij grenzen en kan onvoldoende worden aangepakt zonder Europese samenwerking. De EU heeft een groot aantal kaderwetten op het gebied van milieubescherming goedgekeurd die nu in alle lidstaten worden toegepast. De meeste zijn bedoeld om de vervuiling van lucht en water tegen te gaan en afvalverwerking te stimuleren. Andere belangrijke punten zijn natuurbehoud en toezicht op gevaarlijke productieprocessen. De lidstaten willen dat vervoer, industrie, landbouw, visserij, energievoorziening en toerisme zo georganiseerd worden dat hun verdere ontwikkeling geen schade berokkent aan de natuurlijke hulpbronnen. Het Europees milieuagentschap verzamelt gegevens over de toestand van het milieu en levert daarmee materiaal voor goed onderbouwde wetgeving. Maar er kan nog veel meer gebeuren. Het CDA is voorstander van milieuwetgeving die is gebaseerd op doelvoorschriften. Dat houdt in dat zelfregulering wordt gestimuleerd door alleen de doelen te omschrijven en het bepalen van de middelen over te laten aan nationale overheden en bedrijfsleven. Daarnaast is het CDA voorstander van het principe ‘de vervuiler betaalt voor een schoner alternatief’. En dat schonere alternatief kan worden gevonden door gezamenlijk onderzoek naar schonere energiebronnen en door verder onderzoek naar bezuinigingen op het terrein van energieverbruik. Het principe van de vervuiler betaalt is ook van toepassing op vervoer. Economische ont-
Christen Democratisch Appèl
wikkeling gaat gepaard met infrastructurele projecten, toenemende verkeersstromen en alle daaruit voortvloeiende gevolgen voor mens en milieu. Opbrengsten uit milieuheffingen op vervoer dienen volgens het CDA bestemd te worden voor investeringen in de transportsector. In de komende decennia wordt een verdubbeling van het goederenvervoer in Europa voorzien. Een aanzienlijk deel zal over de weg plaatsvinden. Kwalitatief goede verbindingen over spoor en water moeten helpen deze groei op te vangen en het wegennet te ontlasten. Daarom ondersteunt het CDA de voorstellen om te komen tot Trans-Europese netwerken: nationale vervoersnetten moeten op belangrijke knooppunten beter aan elkaar gekoppeld worden. Dat kan niet alleen een ontlasting van het milieu betekenen, maar ook een belangrijke kostenbesparing. Het CDA maakt zich ook sterk voor het wegnemen van hindernissen voor internationaal spoorvervoer, zoals verschillen in veiligheidseisen en verschillen in techniek. Het mag niet zo zijn dat door die hindernissen een goederentrein van Nederland naar Italië slechts een gemiddelde snelheid van 18 km per uur kan halen. Het spoor moet een goed en financieel aantrekkelijk alternatief zijn voor vervoer over de weg. Ten aanzien van het vervoer over het water is het in het kader van duurzaamheid ook van belang dat de veiligheid op zee wordt vergroot. Olierampen moeten worden voorkomen. Het CDA pleit tevens voor strengere sancties op olielozingen op zee, waarbij niet alleen kapiteins en bemanningen strafbaar zijn, maar ook eigenaren en opdrachtgevers. Olievlekken houden zich niet aan grenzen, daarom is het volgens het CDA van groot belang om op Europees niveau te verzekeren dat de vervuiler ook in dit geval de gepaste “prijs” betaalt. Ten aanzien van vervoer en duurzaamheid, wil het CDA zich de komende jaren met kracht blijven inzetten voor een Europese normstelling voor schone motoren voor (vracht)auto’s en schepen; voor geluidsarm materieel voor spoorwegen, voor stillere banden waardoor minder en lagere geluidsschermen nodig zijn
en voor schonere brandstoffen. Het CDA heeft de doelstellingen van ‘Kyoto’ ter bestrijding van het broeikaseffect van harte ondersteund, evenals het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het behalen van die doelstellingen ligt bij alle sectoren die aan de CO2-uitstoot bijdragen. De economische belangen zijn groot en de Kyoto-taakstellingen verschillen per lidstaat. Dat maakt een Europese aanpak noodzakelijk, maar lastig. Het CDA streeft dan ook naar het hanteren van gelijke maatstaven, waardoor de toewijzing van broeikasrechten evenwichtiger kan plaatsvinden. Want alle lidstaten hebben daarin een belangrijke rol te vervullen en ook hier blijft samenwerking en naleving van afspraken cruciaal. Het CDA vindt wél dat lidstaten zelf moeten kunnen bepalen hoe ze de doelstelling willen realiseren. De Europese Commissie dient de nationale plannen te toetsen. Het CDA maakt zich ook sterk voor registratie, evaluatie en goedkeuring van chemische stoffen op Europees niveau. Zij is voorstander van de oprichting van een Europees agentschap met centrale bevoegdheden, waarbij uitbesteding aan de lidstaten vanzelfsprekend mogelijk moet zijn. Voor wat betreft geluidsbelasting concentreert het CDA zich in Europees verband het meeste op vliegtuiglawaai, als enige grensoverschrijdende geluidsbelasting. Er komen identieke meetmethoden. Concurrentieverstoring door soepelere normering kan niet worden getolereerd. Harmonisatie is dus nodig, ook waar het gaat om nachtvluchten. Tenslotte vindt het CDA dat er in Europees verband aandacht nodig is voor de gezamenlijke aanpak van wateroverlast. Steeds meer Europese landen worden geconfronteerd met overstromingen en ook op dit terrein is dus samenwerking hard nodig. De kaderwet Water biedt daartoe mogelijkheden. Voor Nederland is dat met name van belang waar het gaat om de Maas, de Rijn en de Schelde.
GROEN EUROPA: VOOR EEN DUURZAME LANDBOUW EN VISSERIJ
Dierenziekten als de gekke koeienziekte, 63
Voor een eigen plek in Europa
varkenspest, mond en klauwzeer en vogelpest hebben de afgelopen jaren zware gevolgen gehad, niet alleen voor de agrarische sector. Meer dan ooit werd duidelijk dat de voedselveiligheid een krachtige en vooral ook Europese aanpak nodig heeft. Het CDA blijft daarom er voor ijveren, dat Europa de hoogste eisen ter wereld stelt aan de veiligheid van ons voedsel en scherp let op het milieu en op dierenwelzijn. Voor de komende jaren stelt het CDA zich tot doel om bij het Europees beleid voor landbouw en visserij meer ruimte en dus maatwerk te krijgen voor een op de Nederlandse situatie toegespitste uitvoering. Ook hecht het CDA groot belang aan een rol van agrarische ondernemers bij het bewaren van de natuur en waardevolle cultuurlandschappen. De combinatie van voedselproductie, landschapsonderhoud en toeristische activiteiten biedt perspectief voor een levenskrachtig en dynamisch platteland. Een economisch sterk en dynamisch platteland Een duurzaam landbouw- en plattelandsbeleid vraagt om dynamische ondernemers en burgers. Veilig voedsel, geproduceerd met respect voor de natuur, het landschap en dierenwelzijn. Dit vraagt om beleid op maat. Eén norm voor de hele EU werkt vaak niet. De een grondsoort is de andere niet en de hoeveelheid neerslag verschilt sterk per regio. Om tot een voor boeren en tuinders uitvoerbaar beleid te komen pleit het CDA voor ruimte voor een regionale aanpak binnen Brusselse kaders in plaats van voor een eenheidsworst. Dit gaat bijvoorbeeld op voor het mestbeleid en regelgeving voor gewasbescherming. Natuurlijk blijven de doelstellingen voor de hele Unie gelijk. Ook moet het meten van resultaten in de EU op een uniforme manier plaatsvinden. Maar de aanpak en instrumenten moeten meer aan de lidstaten worden overgelaten. De hervorming van het gemeenschappelijk landbouw beleid zal rekening moeten houden met drie grote uitdagingen: Op economisch terrein moet de concurrentiepositie versterkt 64
worden en op sociaal terrein zullen de levensomstandigheden van de agrarische ondernemers verbeterd moeten worden en dient de mobiliteit binnen de sector te worden vergroot. Daarnaast zal de landbouw en visserij ook voor komende generaties een aantrekkelijke arbeidssector moeten blijven of worden. Op ecologisch gebied tenslotte zullen juist methoden moeten worden gestimuleerd die het milieu ontzien, de biodiversiteit handhaven en het landschap intact laten. Maatregelen ter voorkoming van een leegloop van het platteland zijn noodzakelijk. Die uitdagingen zijn te vatten onder de noemer: een duurzaam gemeenschappelijk landbouw beleid. Een veilig Europa zonder veilig voedsel is ondenkbaar. Europa stelt dan ook terecht de hoogste eisen ter wereld op het gebeid van voedselveiligheid, de gevolgen voor het milieu en dierenwelzijn. Wat Europa binnenkomt moet aan dezelfde eisen voldoen als de producten die binnen de EU worden verbouwd en verwerkt. De Europese voedselautoriteit dient toezicht te houden op de nationale voedselautoriteiten. De meest recente voedselschandalen en uitbraken van ziektes hebben de noodzaak van een integrale benadering nogmaals onderstreept. Wetgeving en controle ‘van de grond en de stal naar de tafel’ is geen overbodige luxe. Het CDA blijft inzetten op veiligheid en ketenbewaking en wil de verantwoordelijkheid daar neerleggen waar zij thuishoort, bij de betrokkenen in de voedselketen op elk niveau. Een apart hoofdstuk wordt ingenomen door de genetisch gemodificeerde organismen (GMO). Deze worden in Europa toegelaten wanneer zij veilig zijn. Het CDA wil echter dat de burgers vrije keuze hebben en zich voldoende kunnen informeren over de herkomst van het voedsel. Regelgeving over de etikettering is dan ook noodzakelijk. Voor het CDA is het uitgangspunt dat alleen een traceerbaar GMO geëtiketteerd moet worden. Dat biedt de burgers de meeste zekerheid. Het CDA zal dit punt opnieuw opbrengen bij de herziening van de regelgeving in 2006. Aandacht voor het welzijn van dieren is on-
Christen Democratisch Appèl
derdeel van de Europese cultuur. Het CDA kiest voor een beleid waarbij dieren worden geslacht in de regio waar ze zijn gehouden. Bovendien mogen volgens het CDA slachtdieren niet onnodig lijden door onnodig lange transporten. Het CDA heeft als eerste partij gezorgd voor het opnemen van een uiterste limiet van negen uur in de Europese regelgeving. De EU dient dezelfde welzijnseisen te stellen aan geïmporteerd vlees en vee. De visserijsector bevindt zich in een uiterst lastige positie. Zij wordt geconfronteerd met milieu kwesties en met een stijgende werkloosheid. Hervormingen in deze sector zijn onvermijdelijk wil ook de visserij duurzaam kunnen blijven. Het CDA ondersteunt maatregelen die de vangsten reguleren op Europees niveau, modernisering en aanpassing van de vloot, het coördineren van markten en middelen door middel van het aanbrengen van coherentie tussen de toegang tot de middelen en de toegang tot markten en aandacht voor visserijverdragen waarbij het mogelijk blijft om buiten Europese wateren te vissen en tegelijk de afgesproken quota te respecteren ter bescherming van de visstanden. Op het gebied van natuurbeheer en landschapsonderhoud is de inzet van ondernemers op het platteland onmisbaar. Het prachtige en karakteristieke cultuurlandschap van Europa is door de eeuwen heen door hen tot stand gekomen. Het onderhouden van dit cultuurlandschap door de agrarische ondernemers biedt perspectief voor een economisch sterk en dynamisch platteland. Voedselproductie, landschapsonderhoud, toerisme en vrije tijdsbesteding houden het platteland vitaal.
WAARDENVAST EUROPA: EEN BETROKKEN EUROPESE SAMENLEVING EN EEN BETROUWBARE
EUROPESE OVERHEID Gerechtigheid, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit en rentmeesterschap. Niet alleen nationaal maar op Europees staat het CDA voor zijn vaste waarden, zijn uitgangspunten. Ze liggen ten grondslag aan de samenwerking van het CDA met zo’n zestig andere christen-democratische partijen in de Euro-
pese Volkspartij. Gerechtigheid betekent in Europa vooral: een betrouwbare Europese overheid die burgers zekerheid biedt en duidelijke grenzen stelt. Gespreide verantwoordelijkheid houdt in dat binnen het grote geheel van Europa, burgers en instellingen de ruimte moeten hebben om zelf lokaal of nationaal eigen keuzes te maken. Solidariteit staat voor saamhorigheid tussen generaties en met hen die niet (meer) goed mee kunnen. Rentmeesterschap vraagt om het behoud van waardevolle bronnen van cultuur en natuur voor generaties na ons. Betrokken en betrouwbaar Samen met zo’n zestig andere christen-democratische partijen verenigd in de Europese Volkspartij (EVP), heeft het CDA de uitgangspunten van de EVP onderschreven: gelijkwaardigheid, solidariteit, gerechtigheid, subsidiariteit en duurzaamheid. Het zijn dezelfde kernwaarden die terug te vinden zijn in al CDA-programma’s. Het CDA mag daar op aangesproken worden, elke keer als politieke keuzes moeten worden gemaakt. Het gaat om de waardigheid van ieder mens, om gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, tussen jong en oud. Het gaat om respect voor het leven en de zorg voor de schepping, om duurzaamheid en om basisrechten. Maar het gaat ook om solidariteit, tussen generaties, tussen mensen die mee kunnen in de Europese samenleving en zij die dat niet (meer) kunnen. En het gaat om solidariteit tussen staten. Publieke gerechtheid staat voor een betrouwbare overheid die burgers op basis van vaste waarden zekerheid biedt en duidelijke grenzen stelt. En dat gaat niet alleen op voor Nederland, maar ook voor Europa. Subsidiariteit gaat ervan uit dat verantwoordelijkheid dáár wordt gelegd waar die het best kan worden gedragen. Dat begint bij de burgers zelf die de ruimte moeten krijgen om die verantwoordelijkheid ook te nemen. Door ruimte te krijgen voor eigen keuzes. En dat werkt door tot op het niveau van de Europese Unie, bijvoorbeeld ten aanzien van de taak65
Voor een eigen plek in Europa
verdeling tussen overheden en het maatschappelijk middenveld en de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten. Europa dient dus alleen in actie te komen als er een duidelijke meerwaarde is ten opzichte van lokaal of nationaal beleid. En Europa moet duidelijke doelen hebben, zodat de lidstaten kunnen bepalen welke middelen daarbij nodig zijn. En tenslotte duurzaamheid als vertaling van het begrip rentmeesterschap. Want alleen als mensen op verantwoorde wijze omgaan met de hun toevertrouwde leefomgeving, de natuur en het milieu kan er sprake zijn van duurzame welvaart, óók voor volgende generaties. Deze uitgangspunten zijn ook op Europees niveau een duidelijk kader waaraan besluiten getoetst kunnen worden en waarop het CDA aanspreekbaar is. Ook in Europa zet het CDA zich in voor een betrokken Europese samenleving en betrouwbare Europese overheid.
STERK EUROPA: VOOR EEN STERKE POLITIEKE ROL IN DE WERELD
Nederland speelt in zijn eentje een bescheiden rol op het wereldtoneel. Europa kan een veel belangrijker plaats innemen. Maar op politiek terrein moet de Unie nog groeien. Het lukt niet vaak genoeg om steeds met één stem te spreken. De onenigheid rond de Irak-crisis heeft dit nog eens pijnlijk duidelijk gemaakt. Het CDA vindt dat er snel een eind moet komen aan zulke verdeeldheid. Eén gezamenlijk, Europees geluid wordt over de hele wereld gehoord. Dat kan van grote invloed zijn bij het voorkomen van oorlogen, het handhaven van vrede en het verbeteren van het leven van mensen in ontwikkelingslanden. Een eensgezind Europa geeft bovendien een veel sterkere positie in organisaties als de NAVO en de VN. Om die eensgezindheid niet te verspelen vindt het CDA dat nieuwe landen pas mogen toetreden als ze helemaal op de lijn van de bestaande lidstaten zitten: een stabiele democratie, eerbiediging van mensenrechten, een goed werkende economie en een niet-corrupte overheid. Meer politieke eenheid in Europa Dankzij de eenheid die in de afgelopen vijftig 66
jaar tussen de Europese landen werd opgebouwd, is oorlog tussen deze landen onvoorstelbaar geworden. In het verlengde van dit succes speelt de EU een steeds grotere rol bij de handhaving van de vrede en bij het creëren van een stabiel klimaat in de buurlanden. De EU wil conflicten voorkomen. De meeste financiële steun aan plaatsen in de wereld waar onrust heerst, is afkomstig van de EU. De Unie neemt actief deel aan operaties die de vrede moeten bewaren of tot vrede moeten leiden en zet tal van projecten op, die ertoe bijdragen dat mensenrechten en democratie een kans krijgen. De EU werkt aan de ontwikkeling van haar gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (GBVB) en maakt plannen voor meer samenwerking op het gebied van defensie, zodat de lidstaten op het wereldtoneel samen sterk kunnen staan. Ondanks deze inspanningen blijft de uitspraak ‘Europa is een economische reus, maar een politieke dwerg’ nog steeds overeind. Europa is nog steeds niet in staat gebleken met één stem te spreken over de conflicten en problemen in de wereld. Er was teleurstelling over de rol van de EU in de Balkanoorlog en over de verdeeldheid over de crisis in Irak en het Midden-Oosten. Het CDA is van mening dat voor alles een einde moet worden gemaakt aan de Europese verdeeldheid. Een van de manieren om dat gedaan te krijgen is de instelling van het ambt van een EU-minister van Buitenlandse Zaken met ruime bevoegdheden op het terrein van het GBVB. Deze minister, aangesteld door de Europese Commissie, moet onder controle staan van het Europees Parlement. Het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid heeft een aantal doelstellingen. Deze zijn gelijk aan de doelstellingen van de Unie binnen Europa: Het nastreven van vrijheid, vrede en veiligheid; het stimuleren van gelijke kansen; duurzame ontwikkeling en het in standhouden of stimuleren van democratie, respect voor de mensenrechten en goed bestuur. Om deze doelen echt waar te kunnen maken is het van belang dat de EU een aantal partnerschappen sluit én actief deel-
Christen Democratisch Appèl
neemt aan internationale samenwerking. Een van de eerste uitdagingen waar Europa voor staat is de uitbreiding van de EU. Hier is sprake van de meest ambitieuze uitbreidingsplannen uit de geschiedenis van de Unie. Om lid te kunnen worden van de EU moet een land een stabiele democratie zijn waar de wet en mensenrechten worden geëerbiedigd en minderheden bescherming krijgen. Het land moet tevens beschikken over een goed functionerende markteconomie en een overheid die in staat is om de EU-wetgeving toe te passen en te handhaven. Het CDA is van mening dat deze criteria onverkort dienen te worden toegepast. In het belang van een EU die haar doelen werkelijk wil en kan nastreven. Het CDA huldigt daarbij de stelling dat een land betrouwbaar moet in het nakomen van afspraken en streng in het naleven van overeengekomen criteria. Landen die nog niet aan de criteria voldoen kunnen in aanmerking komen voor EU-ondersteuning. Dat geldt in het bijzonder voor de landen die nu ‘in de wachtkamer’ zitten: de kandidaat-lidstaten Bulgarije en Roemenië, alsmede Turkije. De voortgang in elk land moet afzonderlijk worden beoordeeld en getoetst aan de genoemde criteria. Daarnaast dient de EU afspraken te maken met landen die geen (kandidaat) lid zijn van de Unie. Dit zogenoemde Nabuurschapbeleid dient de komende jaren verder te worden ontwikkeld. Dan gaat het om de landen ten zuiden van de nieuwe EU en de landen ten oosten daarvan. Het CDA is voorstander van de versterking van de transatlantische betrekkingen en de uitbreiding daarvan tot een gelijkwaardig partnerschap. De EU en de VS delen dezelfde waarden van vrijheid en democratie en dienen gemeenschappelijk beleid te ontwikkelen op terreinen als de wederopbouw na conflicten, verbetering van betrekkingen met andere landen en regio’s en bevordering van vredesprocessen. Vanzelfsprekend speelt de NAVO een belangrijke rol binnen deze samenwerking.
Bij crisispreventie is het CDA voorstander van het gebruik van niet-militaire middelen en een grote rol voor de Verenigde Naties. Het CDA is van mening dat de EU een belangrijke rol en taak heeft in de internationale samenwerking. Zij gaat daarbij uit van dezelfde principes die zij bij alle partnerschappen hanteert. Duurzame ontwikkeling, waar ook ter wereld, kan immers niet tot stand worden gebracht door externe hulp en schuldverlichting alleen. De landen in Afrika, Azië en LatijnsAmerika waarmee de EU overeenkomsten heeft gesloten, blijven de verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling zelf behouden. Dat betekent dat hun inzet waar het bijvoorbeeld gaat om conflictpreventie, goed bestuur en respectering van de mensenrechten optimaal moet zijn. Het CDA is voorstander van het benutten van alle kanalen ter ondersteuning van deze landen: via multilaterale instellingen zoals de instellingen van de Verenigde Naties, via bilaterale kanalen tussen EU en overheden en overheden onderling en via het particuliere kanaal. Het CDA is ook van mening dat de ondersteuning consistent, transparant en effectief dient te zijn. De EU is immers een van de grootste spelers op het veld van internationale samenwerking en dat schept grote verplichtingen ten aanzien van handel, regionale integratie en samenwerking, schuldenverlichting, het bevorderen van rechtvaardige toegang tot sociale diensten, voedselzekerheid en duurzame plattelandsontwikkeling. Concreet betekent dit dat er een grotere samenhang zal moeten ontstaan tussen het ontwikkelingsbeleid en de andere beleidsterreinen van de EU. Binnen vijf jaar zal de hulp ontkoppeld moeten zijn. De EU dient een grotere rol te spelen in de coördinatie van de hulp. En tenslotte zet het CDA zich er voor in om de inspanning van de EU en haar lidstaten, de VN-doelstelling van 0,7% van het BBP te bereiken, met kracht te ondersteunen.
67
Fractie van de Europese Liberale en Democratische Partij
Europese Liberale en Democratische Partij
Europese Liberale en Democratische Partij EEN NIEUW, UITGEBREID EUROPA, OPEN VOOR ZIJN BURGERS EN OPEN VOOR DE WERELD INLEIDING Waarvoor staat de ELDR? De Europese Liberale en Democratische Partij (ELDR) gelooft in een Europa dat op de liberale basisbeginselen vrijheid, democratie, rechtstaat, mensenrechten, verdraagzaamheid en solidariteit is gebaseerd. Wij geloven in een eerlijke, vrije en open maatschappij, die de bekwaamheid van elke burger om aan de maatschappij volledig deel te nemen benut en hem de kans geeft zijn mogelijkheden vrij van armoede, onwetendheid en discriminatie te ontplooien. Om deze doelstellingen te bereiken, streven we naar de voltooiing van de interne markt als een echt gemeenschappelijke, economische ruimte zonder binnengrenzen en naar de hervorming van de Europese economie, om die op grond van het beginsel van wereldwijd inclusieve, internationale vrijhandel, welvarender en concurrerender te maken, met meer banen en stabiele prijzen voor de consument. Wij zetten ons in voor de bevordering van duurzame ontwikkeling en de bescherming
van ons milieu. Wij streven naar een veilige en rechtvaardige maatschappij, die een vreedzamere en stabielere wereld garandeert. Als meest rechtlijnige en oudste voorstanders van een vroege en brede uitbreiding van de Europese Unie verheugt het ons zeer onze vrienden van de nieuwe lidstaten in de Unie te verwelkomen. Wij zullen ons blijven inzetten voor een transparanter, democratischer en verantwoordelijker Europa, dat alleen besluiten neemt over kwesties die een Europese oplossing vereisen. Subsidiariteit moet aan de basis van de Europese besluitvorming liggen. De systematische toepassing van dit beginsel moet garanderen dat de Unie alleen optreedt waar een probleem niet op adequate wijze door individuele lidstaten kan worden opgelost. Subsidiariteit houdt verband met het proportionaliteitsbeginsel, dat reeds als richtsnoer dient voor alle door de EU genomen wetgevende maatregelen en overeenkomstig hetwelk geen enkele actie van de EU verder mag gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te 71
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
bereiken. De toepassing van het subsidiariteitsbeginsel heeft ten doel de besluitvorming in de Unie zo dicht mogelijk bij de burger te brengen. Ten slotte ondersteunt de ELDR een Europese grondwet. In geheel Europa hebben liberaal-democraten steeds voor een sterke grondwet als basis van democratie campagne gevoerd. Wij zijn daarom verheugd over de inspanningen van de Europese Conventie als sterke conceptuele basis voor de Intergouvernementele Conferentie. Wat is het belang van het Europees Parlement? De tijd is gekomen om een Europa te creëren dat van belang is. Europa moet zich ten doel stellen het vertrouwen van zijn burgers te winnen en in de wereld belangrijk te zijn. De ELDR wil dat bereiken door onze markten open te stellen en in de wereld echte politieke macht te verwerven. Als entiteit in de wereld moet Europa met betrekking tot buitenlandse zaken, ontwikkelingsbeleid en de bescherming van de mensenrechten, burgerlijke vrijheden en democratische beginselen met één stem spreken. Via de zogenaamde medebeslissingsprocedure, die leden van het Europees Parlement en ministers in de Raad op gelijke voet plaatst om gezamenlijke wetgeving goed te keuren, heeft het Europees Parlement grote wetgevende macht. De medebeslissingsprocedure is van toepassing op de meeste EUwetgeving die op het dagelijkse leven van burgers en ondernemingen in Europa, zoals de interne markt, het milieu, consumentenbescherming, onderzoek en ontwikkeling, onderwijs, cultuur en gezondheid invloed heeft. Via de medebeslissingsprocedure worden vele amendementen van het Europees Parlement in EU-wetgeving omgezet, en wetgeving met betrekking tot die gebieden kan alleen met formele goedkeuring van het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd. Het Europees Parlement wordt ook geraadpleegd op andere terreinen van het EUbeleid, waar de voorgestelde amendementen door de Commissie vaak worden overgenomen, en beïnvloedt de EU-agenda door de 72
goedkeuring van initiatiefverslagen. De ELDR is van mening dat medebeslissing, met slechts af en toe goed omschreven uitzonderingen, in de Europese Unie de gewone besluitvormingsmethode moet zijn. Het Europees Parlement speelt ook een zeer belangrijke rol in de goedkeuring van de jaarlijkse EU-begroting, zodat het Parlement ervoor kan zorgen dat voor zijn politieke prioriteiten adequate middelen worden verstrekt. In december keurt het Europees Parlement de begroting van de Unie voor het volgende jaar goed, en de begroting kan niet van kracht worden - en de Unie van de financiële middelen voorzien die ze voor het volgende jaar nodig heeft - tot ze door de voorzitter van het Europees Parlement is ondertekend. Daarna ziet het Parlement, om fraude en wanbeheer te beperken, nauw op de besteding van de begroting toe en oefent het via zijn bevoegdheid om de rekeningen van de EU-instellingen goed te keuren verdere controle over het beleid uit. Het Europees Parlement heeft echter ook invloed op een groot aantal andere manieren. De Europese Commissie moet tegenover het Europees Parlement, de enige rechtstreeks door de Europese burgers gekozen instelling, in parlementaire debatten, via regelmatige hoorzittingen met commissarissen, nauwkeurig onderzoek van beleidsvoorstellen en schriftelijke en mondelinge vragen, voor beslissingen met betrekking tot beleid op elk gebied verantwoording afleggen. Indien nodig kan het Parlement met de steun van twee derde van zijn leden zelfs een motie van afkeuring jegens de Commissie indienen. Het Europees Parlement is ook de enige instelling die driemaandelijks met de voorzitter van de Europese Centrale Bank vergadert om verantwoordelijkheid en transparantie bij het beheer van de euro te garanderen. Met betrekking tot de grote uitbreiding van de Unie in 2004 heeft het Parlement nauw op de uitbreidingsonderhandelingen toegezien, en is voor de toetredingsverdragen zijn toestemming vereist. Het Parlement moet ook voor de meeste internationale overeenkomsten van de EU toe-
Europese Liberale en Democratische Partij
stemming geven, en debatteert regelmatig over internationale aangelegenheden, de mensenrechtensituatie in de gehele wereld en het buitenlands beleid van de EU, hetgeen vaak leidt tot resoluties waarin het standpunt van het Parlement wordt weergegeven. De ELDR zal zich voor de versterking van het toezicht door het Parlement blijven inzetten. Om al deze redenen telt bij de verkiezing van het Europees Parlement elke stem. Een verbintenis tot bestendigd succes In de voorbije vijf jaar hebben ELDR-leden van het Europees Parlement consequent het verschil gemaakt door bij de wetgevende werkzaamheden van het Europees Parlement liberale beginselen te bevorderen. Dit verkiezingsprogramma toont hoe de Europese Liberale Democraten dat zeer belangrijke verschil in een uitgebreid Europees Parlement, in het hart van een uitgebreide Europese Unie met de steun van de kiezer in de EU in de komende vijf jaar zullen blijven maken.
GRONDWET Het Congres van de Europese Liberale en Democratische Partij ondersteunt op zijn vergadering in Amsterdam op 12-14 november 2003 het Ontwerp-verdrag tot vaststelling van een grondwet voor de Unie als grondslag voor een overeenkomst op de Intergouvernementele Conferentie. Het congres dringt aan op de tijdige afronding van de onderhandelingen over de grondwet voor de verkiezing van het Europees Parlement in juni 2004, zodat over de grondwet een breed openbaar debat kan worden gevoerd, de politieke partijen erbij worden betrokken en ze zo algemene legitimiteit verwerft. Wij zijn verheugd over de werkzaamheden van de Conventie, die tot een ontwerpgrondwet hebben geleid die bondig, leesbaar en samenhangend is, en wij feliciteren de vertegenwoordigers van de ELDR in de Conventie met hun uitstekende bijdrage. De ELDR ondersteunt de grondwet omdat die aan de oude doelstellingen van de partij voldoet. Ze verduidelijkt de waarden, beginselen
en doelstellingen van de Unie, rationaliseert haar instrumenten en besluitvormingsprocedures, bakent haar bevoegdheden af en versterkt haar instellingen. Wij loven het resultaat, dat in de vorm van een grondwet het bestuur van de EU opener, democratischer en doeltreffender maakt en tegelijkertijd het vermogen van de Unie sterkt om binnen en buiten de eigen grenzen doeltreffend op te treden. In het bijzonder zij wij verheugd over het feit dat de gewone wetgevingsprocedure in stemming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing met het Europees Parlement zal bestaan . Wij sporen de Europese Raad ertoe aan snel van zijn discretionaire bevoegdheden gebruik te maken om het gebruik van de stemming met gekwalificeerde meerderheid verder uit te breiden, niet in de laatste plaats met betrekking tot het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Wij voorzien dat de verwerving van internationale rechtspersoonlijkheid de Unie in staat zal stellen volledig in alle wereldwijde instellingen te participeren. Wij ondersteunen de toetreding van de Unie tot de Europese Conventie over de mensenrechten. Met het oog op de ontwikkeling van een Europees veiligheids- en defensiebeleid ondersteunt de ELDR volledig het concept van een gestructureerde samenwerking tussen bepaalde lidstaten, die zowel over het militaire vermogen als over de politieke bereidheid beschikken. De dimensie veiligheid en defensie van de Unie moet in nauwe samenwerking en complementair met de NAVO worden ontwikkeld. Wij zijn verheugd over de instelling van het ambt van EU-minister van Buitenlandse Zaken, die de Raad Buitenlandse Zaken zal voorzitten, ondervoorzitter van de Commissie zal zijn en een gezamenlijke administratie zal leiden die uit ambtenaren van de Commissie en de Raad en nationale ambtenaren bestaat. Wij verzoeken de IGC te garanderen dat de voltijdse voorzitter van de Europese Raad zich niet mengt in de werkzaamheden van de voorzitter van de Commissie of de minister van Buitenlandse Zaken, maar dat hij of zij in staat 73
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
wordt gesteld de onontbeerlijke samenhang en continuïteit in de werkzaamheden van de regeringsleiders te brengen. Wij zijn verheugd over het feit dat de grondwet vele elementen bevat die de toekomstige ontwikkeling ervan mogelijk maken. De ELDR is van mening dat de IGC op de versterking van de werking van de Europese Commissie moet zijn gericht. Wij erkennen dat staten van elke omvang in het resultaat van de IGC legitieme belangen te bevorderen hebben, en dringen erop aan dat dit niet ten koste van het algemene belang, de mogelijkheid van besluitvorming of het behoud van het evenwicht tussen de instellingen mag gaan. Wij sporen de IGC ertoe aan de door de Conventie over de belangrijkste kwesties met betrekking tot de grondwet, waaronder de integratie van het Handvest van de grondrechten als deel II, met bindend karakter, bereikte consensus te versterken. Wij dringen erop aan dat de IGC met betrekking tot de modernisering van EU-beleid in deel III meer vooruitgang maakt. Wij hopen dat de Conferentie ook de wijziging van bepaalde procedures met betrekking tot toekomstige grondwetsherzieningen zal overwegen. De ELDR is een groot voorstander van het besluit van de Europese Conventie om nationale parlementen in het subsidiariteitsproces een belangrijke rol te geven en is verheugd over de versterkte rol van het Europees Hof van Justitie als constitutioneel hof. Het verheugt ons dat het Comité van de Regio’s het recht zal hebben met betrekking tot subsidiariteitskwesties of wegens schending van zijn prerogatieven naar de rechtbank te stappen. Wij zullen ons inzetten om regio’s met wetgevende bevoegdheden te ondersteunen om zich in de grondwet te handhaven. De ELDR blijft op de versterking van het regionale en plaatselijke bestuur in Europa grote nadruk leggen. De ELDR is zeer verheugd over de bepalingen van de grondwet met betrekking tot open bestuur, maar blijft prioriteit geven aan de verbetering van het regelgevend kader, de versterking van het overleg met de industrie en 74
de burgermaatschappij en de decentralisering, waar raadzaam, van het beheer van het EUbeleid. De ELDR betreurt het gebrek aan duidelijke vooruitgang tot nu toe op de IGC, die selectief punten van de Conventie lijkt te herhalen, maar dan op lager niveau. In het bijzonder betreuren wij: • de kennelijke beslissing de idee te verwerpen van een wetgevende vergadering, die was bedoeld om de wetgevende van de uitvoerende functies van de Raad duidelijker te scheiden en volledige transparantie van het wetgevend proces te garanderen; we hopen dat tenminste de mogelijkheid zal blijven bestaan de wetgevende vergadering in een later stadium in te voeren; • de poging van twee staten om de op de Conventie met betrekking tot de stemming met gekwalificeerde meerderheid in de Raad bereikte formule te vernietigen, die de legitieme belangen van grote en kleine landen met succes in evenwicht brengt en bovendien duidelijk en eenvoudig is; • het initiatief van de Raad van ministers van Economische Zaken en Financiën, dat ten doel heeft in de gehele besluitvorming over de verzameling en besteding van de eigen middelen van de Unie de unanimiteit te handhaven en aan de rol van het Europees Parlement als volwaardig partner in de begrotingsprocedure een einde te maken; is van mening dat deze voorstellen het risico inhouden de IGC te destabiliseren en het succes van de Conventie met betrekking tot de versterking van de parlementaire democratie op EU-niveau een zware slag toe te brengen. De ELDR herinnert eraan dat de Conventie grote politieke legitimiteit genoot en dat de IGC de door de Conventie gestelde uitdaging moet aangaan om te vermijden dat het cynisme van de publieke opinie over Europa wordt gevoed. Het Congres verzoekt de IGC zich snel toe te spitsen op het bereiken van een duurzaam politiek akkoord dat het bestuur van de uitgebreide Europese Unie op overtuigende wijze regelt.
Europese Liberale en Democratische Partij
EEN
UITGEBREID
EUROPA,
OPEN VOOR ZIJN
BURGERS
De vrijheid te wonen en te werken in geheel Europa De ELDR zal actie blijven ondersteunen om de Europese Unie tot een echte interne markt ten voordele van iedereen om te vormen. In het bijzonder zal de ELDR de goedkeuring en verwezenlijking nastreven van belangrijke EUwetgeving die alle burgers de vrijheid geeft onverschillig waar in de EU te wonen, te werken en te reizen, van hun burgerrechten gebruik te maken, goederen en diensten te consumeren en geld te investeren zonder hun juridische rechten te ondermijnen. Dat is bijzonder belangrijk met betrekking tot de wederzijdse erkenning van kwalificaties en het recht zich in het land van zijn keuze te vestigen en er te werken. In deze context zijn wij van mening dat de voor de nieuwe lidstaten op het gebied van arbeidsmobiliteit vastgestelde overgangsperiodes moeten worden herroepen. De ELDR wil ook de toegang van burgers tot justitie garanderen en de erkenning vervolledigen en vereenvoudigen van civiele en commerciële besluiten om het dagelijkse leven te vereenvoudigen van het toenemende aantal Europese burgers die in een ander Europees land dan het hunne leven of wonen, in het bijzonder met betrekking tot geboorte, adoptie, huwelijk, testament, overlijden, ongevallen en klachten voor de rechtbank. Modernisering van de Europese economie Het Lissabon-proces heeft te weinig vooruitgang gemaakt. Het proces heeft zijn focus verloren en is verwaterd doordat in de voorbije jaren te veel doelstellingen werden gesteld, en is te vaak tot een statistische oefening beperkt. Voor de overblijvende jaren moeten enkele prioriteiten worden vastgesteld. De modernisering van de Europese economie vergt echter meer dan dat. De Europese Unie moet zich bijvoorbeeld meer inspannen om de enige Europese markt te voltooien, door uitgesprokener actie te ondernemen om benzine, elektriciteit, postdiensten en transport te liberali-
seren. Een doeltreffende en goed functionerende Europese markt zal met betrekking tot economische groei, banen en maatschappelijk welzijn nieuwe mogelijkheden scheppen. In Lissabon kwamen de regeringen van de EU overeen de Europese economie te moderniseren en te herstructureren om ze tegen het einde van dit decennium tot de meest concurrerende en dynamische op kennis gebaseerde economie ter wereld te maken, die in staat is tot duurzame economische groei en meer en betere banen en een grotere sociale cohesie heeft. Als onderdeel van dit proces zal de ELDR streven naar beter beleid met betrekking tot de informatiemaatschappij en onderzoek en ontwikkeling, de snelle goedkeuring en correcte verwezenlijking van EU-wetgeving inzake overnameboden en gemeenschappelijke regels instellen voor bedrijfsovernames in Europa, die in het bijzonder de minderheidsaandeelhouders beschermen. De ELDR was de enige fractie die het eerste, door het Parlement in juli 2001 in een dramatische staking der stemmen verworpen voorstel van de Commissie over overnameboden eenstemmig ondersteunde. Toegevoegde waarde van de EU met betrekking tot onderzoek Wetenschap en op wetenschap gebaseerde technologie vertonen een bijna ongekend dynamisme, en er ontstaan nieuwe gebieden (levenswetenschappen, informatie- en communicatietechnologie, nano- en microsysteemtechnologieën) die wetenschappers over de grenzen van disciplines heen mobiliseren, de industrie veranderen en voor de economie grote gevolgen hebben. De ELDR is voorstander van een Europese onderzoeksruimte, indien die met betrekking tot de eigen nationale onderzoeksprogramma’s van de lidstaten een echte toegevoegde waarde betekent, onderzoek en innovatie bevordert en de EU-industrie zo in staat stelt met andere technologisch gevorderde economieën, in het bijzonder de VS, mee te dingen. Op het gebied van onderzoek ondersteunen de liberalen de beginselen van academische vrijheid en pluralisme. Onderzoeksprioriteiten 75
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
dienen een mix te bevatten van commerciële, politieke en academische overwegingen, maar belangrijk is dat financieringscriteria academische vrijheid en onafhankelijkheid niet in de weg staan. Eén manier om onderzoekers met betrekking tot onderzoeksprioriteiten op Europees niveau meer invloed te geven is de invoering van een systeem van ‘Europese onderzoeksraden’ - raden, waarvan de leden door de Europese academische gemeenschap zijn voorgedragen of gekozen en die in de besluitvorming over EU-financiering van onderzoek een grote rol moeten spelen. In de toewijzing van EU-financiering voor onderzoek dient aan onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten met het oog op ‘schone’ en duurzame energiebronnen hoge prioriteit te worden gegeven. Bevordering van innovatie De ELDR zal wetgeving ondersteunen die de verwerving en handhaving van bescherming van intellectuele eigendom in de gehele EU voor kleine en middelgrote ondernemingen toegankelijker en goedkoper maakt. Wij zullen de passende verwezenlijking blijven ondersteunen van herziene EU-auteursrechten, waarbij met recente technologische ontwikkelingen, zoals het internet, rekening wordt gehouden. Beperking van administratieve rompslomp Een concurrerende Europese economie vereist een moderne en goed functionerende administratie, die het openbare belang beschermt zonder ondernemingen en personen onnodige verplichtingen op te leggen. De ELDR zal streven naar een algemene herziening van de bestaande Europese wetgeving om de relevantie ervan voor de uitdagingen van vandaag te garanderen. Voor nieuwe EU-wetgeving zullen wij aandringen op een uitdovingsclausule na 5 jaar, zodat die wetgeving moet worden herzien nadat ze tijd heeft gehad te werken. Wij zullen erop aandringen dat de Europese Commissie een goede kosten-batenanalyse, een grondige effectbeoordeling en een volledige raadpleging van de belanghebbende partijen 76
uitvoert vooraleer ze nieuwe voorstellen doet, en dat door een onafhankelijke instelling op deze procedure wordt toegezien. Dit systeem moet overeenkomstig het Nederlandse systeem voor de beoordeling van de gevolgen van nieuwe verordeningen worden ontwikkeld. Een echt open economie Als verdediger van vrije mededinging in de markt ondersteunt de ELDR het meest actieve anti-trustbeleid tegen kartels, prijsafspraken en monopolies. Het is zeer belangrijk na de privatisering van diensten van openbaar belang echte mededinging te garanderen. Wij zijn gekant tegen elke verslapping van het mededingingsbeleid die misbruik van dominante posities in nationale markten mogelijk maakt, zelfs als het niet om de gehele EUmarkt gaat. Wij willen, in het bijzonder via een betere onderlinge afstemming van mededingingstests tussen de anti-trustautoriteiten aan beide zijden van de Atlantische oceaan, de groeiende samenwerking met de anti-trustautoriteiten in de VS verder ontwikkelen. De ELDR wil dat de Europese Commissie fusies, net zoals in de VS, beoordeelt op grond van de vraag of ze de mededinging al dan niet aanmerkelijk belemmeren, om occasionele meningsverschillen met de antitrustautoriteiten van de VS over specifieke fusies te voorkomen. Bovendien is de ELDR voorstander van een beperking van de subsidies voor falende ondernemingen, omdat die slechts de groei van nieuwe ondernemingen belemmeren en voor EU-ondernemingen ongelijke voorwaarden creëren. De onafhankelijke status van de Europese Centrale Bank moet volledig worden gegarandeerd. De ELDR sluit de mogelijkheid van een grote verantwoordelijkheid van de Centrale Bank met betrekking tot toezicht op het bankwezen niet a priori uit. Die verantwoordelijkheid mag haar aandacht echter niet afleiden van prijsstabiliteit, haar eerste verplichting. De vertegenwoordigers van de EU-financiën moeten openstaan voor de mogelijkheid van coördinatie met de Verenigde Staten en
Europese Liberale en Democratische Partij
Japan om ernstige wisselkoersafwijkingen tussen de euro, de dollar en de yen te vermijden. Goed economisch beheer Aangezien duurzaamheid van de openbare financiën een zeer belangrijke doelstelling is, wil de ELDR sterkere controle van het begrotingsevenwicht om ervoor te zorgen dat de lidstaten in goede jaren een strakke begrotingsdiscipline handhaven, zodat ze in slechte jaren binnen de limiet met betrekking tot het begrotingstekort kunnen blijven. Tegelijkertijd heeft de EU zelf ook de verantwoordelijkheid deugdelijke en duurzame openbare financiering in Europa te garanderen door het goede voorbeeld te geven en met betrekking tot de EU-begroting een strakke begrotingsdiscipline toe te passen. Een pragmatische benadering van belastingbeleid Belastingconcurrentie tussen de lidstaten kan als een gezonde controle op het bestuur werken. Belastingconcurrentie leidt niet noodzakelijk tot een steeds snellere verlaging. De ervaring leert ons immers dat de kiezer hogere belastingen kan ondersteunen als hij op het gebied van openbare diensten waar voor zijn geld krijgt. De ELDR is daarom van mening dat de lidstaten, afhankelijk van hun behoefte op het gebied van openbare uitgaven, hun eigen belastingpeil moeten bepalen. De ELDR ondersteunt de coördinatie van de basisstructuur van belastingen waar dat de druk op handelaars en ondernemingen aantoonbaar vermindert. Dit moet grensoverschrijdende ondernemingen helpen, tengevolge van minder complexe regels de nalevingskosten beperken en minder ruimte voor protectionistische maatregelen bieden. Beperking van de BTW op onderwijs en arbeidsintensieve diensten De ELDR is van mening dat de in 1999 aan de lidstaten gegeven testmogelijkheid om op een aantal arbeidsintensieve diensten een verlaagde BTW te heffen, een succes is geweest. Wij sporen de Raad aan het voorstel van de
Commissie om deze mogelijkheid uit te breiden naar de hotel-, catering- en bouwsector, op voorwaarde dat de interne markt niet wordt verstoord, zo snel mogelijk goed te keuren. De ELDR is van mening dat de verlaagde BTW die sommige lidstaten reeds heffen op boeken, dient te worden gehandhaafd en naar alle lidstaten dient te worden uitgebreid, aangezien onderwijs de belangrijkste investering in onze toekomst is. Meer keuze in en hogere opbrengst van financiële diensten Financiële diensten zijn één van de meest gereglementeerde en politiek gevoelige industrieën in de EU, en vormen daarom het laatste gebied zonder echte enige markt. Met de komst van één enkele munteenheid is dit een in toenemende mate absurde situatie. Een enige markt van de financiële diensten zou de opbrengst van persoonlijk spaargeld verhogen door de administratieve kosten te beperken en het risico te spreiden. Dat zou gepensioneerden en begunstigden van een levensverzekering ten goede komen. Het zou ook de financieringsmogelijkheden van ondernemingen, waaronder groeiende en startende ondernemingen, vergroten door hen in staat te stellen in de gehele EU obligaties en aandelen te verkopen. De ELDR heeft het voortouw genomen in de ondersteuning van de instelling van een enige markt met betrekking tot pensioenen, bankleningen, gemeenschappelijke beleggingsfondsen en obligatie-aanbiedingen en -handel. Wij zullen proberen een wijs evenwicht te vinden tussen de bescherming van de investeerders om voor vertrouwen in de markten te zorgen, en gemakkelijke toegang tot financiering voor ondernemingen. Wij blijven ons inzetten voor actie met het oog op de instelling van een enige markt in financiële diensten tegen 2005, die een grote stimulans voor de Europese economische groei zal zijn. Als onderdeel van dit programma speelt de ELDR ook een grote rol in het streven naar de nodige wetgeving met betrekking tot ouderdomspensioenen, die grensoverschrijdende pensioenen voor gepensioneerden gemakkelijker en 77
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
goedkoper moet maken. Rendabele, betrouwbare en duurzame voorzieningen De liberalisering van de markt kan de consument een grotere keuze en een hogere kwaliteit van goederen en diensten opleveren. Voorwaarde daarvoor is doeltreffend markttoezicht door sterke, onafhankelijke regulatoren om de regels en voorwaarden voor de vervulling van openbaredienstverplichtingen door dienstverleners af te bakenen, de ontwikkeling van monopolies en kartels tegen te gaan, zekerheid van bevoorrading te garanderen en met betrekking tot het milieu duurzaamheid te bevorderen. De ELDR blijft op snellere vooruitgang van de lidstaten op dit gebied aandringen. Integratie en consolidatie van de vervoersector in de EU De weg naar een echte enige EU-markt op het gebied van vervoerdiensten is nog lang. De ELDR zal zich voor de verwezenlijking ervan blijven inzetten. In de spoorwegsector moet de EU een belangrijke rol spelen in de harmonisering van technische en veiligheidsnormen en de verlening van netwerktoegang om mededinging te bevorderden en verschillende netwerken te integreren en zo de omstandigheden te scheppen waarin de spoorwegsector werkelijk met het wegvervoer kan concurreren. De ELDR erkent echter dat het wegnetwerk, in het bijzonder in afgelegen en dunbevolkte gebieden, zeer belangrijk is en benadrukt daarom dat met de bijzondere behoeften van die gebieden bij de verwezenlijking van het gemeenschappelijk vervoerbeleid ook voldoende rekening moet worden gehouden. In de luchtvaartsector ondersteunt de ELDR een grondige herziening van het systeem voor de toewijzing van slots op luchthavens in de Gemeenschap om eerlijker toegang tot slots te garanderen voor alle, ook nieuwe luchtvaartmaatschappijen, en de onderhandeling van een Europese “Open Skies”-overeenkomst met de Verenigde Staten om een einde te maken aan discriminerende bilaterale overeenkomsten die 78
EU-luchtvaartmaatschappijen verhinderen vanuit een andere dan hun eigen lidstaat naar de VS te vliegen. In de zeevaartsector zal de ELDR campagne voeren om door de vaststelling van duidelijker richtlijnen met betrekking tot staatssteun de financiële transparantie in de havensector te garanderen, zodat havens in verschillende lidstaten op gelijke voorwaarden kunnen mededingen. Wij zullen ook pleiten voor gezamenlijke EU-actie om vrachtvervoer via binnenlandse waterwegen te bevorderen, in het bijzonder door de administratieve regels te vereenvoudigen en te harmoniseren. Beter openbaar vervoer De ELDR zal inspanningen doen om via een proces van gecontroleerde liberalisering van het openbaar vervoer in de EU veilige, toegankelijke, betrouwbare en betaalbare vervoerdiensten van hoge kwaliteit te garanderen. Dat proces moet de aanbesteding inhouden van contracten met betrekking tot openbaar vervoer overeenkomstig transparante procedures en strenge normen, door een sterke, onafhankelijke regulator in elke lidstaat, om tot lagere prijzen, betere kwaliteit en meer keuzevrijheid voor de passagiers te komen. Met het oog op een doeltreffend en concurrerend Europees spoorwegsysteem is er behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking. Garanderen van transparantie en toegang van de burger tot informatie De ELDR zal zich voor een opener, transparanter en toegankelijker Unie blijven inzetten. Om de democratische verantwoordelijkheid van de EU te vergroten, moeten wij voortdurend voor betere toegang tot documenten en informatie in alle instellingen en instanties van de EU, waaronder de Europese Centrale Bank, openbare registers in alle departementen en een code van goed bestuur ijveren. De Commissie, het Parlement, de Raad en andere EUinstellingen moeten hun interne bestuur blijven hervormen. De ELDR is ook van mening dat de toegang tot kostenloze en pluralistische informatie een zeer belangrijk onderdeel van de interne markt
Europese Liberale en Democratische Partij
is. Wij zullen de bevordering van de mededinging in de media en krachtdadige actie tegen informatiemonopolies blijven ondersteunen. Waar in een lidstaat mediadominantie de democratie in gevaar brengt, zijn mechanismen voor EU-interventie met het oog op de handhaving van het acquis gerechtvaardigd. Met betrekking tot belangenconflicten voor ambtenaren dient een gedragscode in het kader van de bestaande Europese instellingen te worden gevolgd en dienen de lidstaten op de naleving daarvan toe te zien. Echte keuzevrijheid voor de consument De ELDR is van mening dat de consument in de EU recht heeft op duidelijke en toegankelijke informatie om hem in staat te stellen met betrekking tot de goederen die hij koopt en het voedsel dat hij eet, van zijn keuzevrijheid gebruik te maken. De ELDR wil dat bij de ontwikkeling van EU-beleid met betrekking tot kwesties zoals voedselveiligheid, etikettering en genetisch gewijzigde organismen met dat beginsel volledig rekening wordt gehouden. Creëren van een Europees voedselvoorzienings- en plattelandsbeleid De ELDR is van mening dat het landbouwbeleid ten voordele van de consument en het platteland gedereguleerd en marktgericht moet zijn. Daarom moet een grondige hervorming van het GLB een belangrijk punt op de agenda blijven. Subsidies voor uitvoer en productie moeten zo snel mogelijk volledig worden afgeschaft. De ELDR streeft naar een gemeenschappelijk beleid dat gemeenschappelijke veiligheid en gezond voedsel garandeert, de belangen van plattelandsgebieden beschermt en hoge milieunormen en een duurzame landbouwsector garandeert. Om zulk beleid te doen slagen, moet het perspectief breder zijn dan landbouw alleen. Voedsel, het platteland en landbouw zijn nauw met elkaar verbonden. Daarom wil de ELDR het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vervangen door een voedselvoorzienings- en plattelandsbeleid dat met alle sectoren van de economie in plattelandsgebieden rekening houdt.
Een gemeenschappelijke markt vereist goede, sterke en transparante wetten met betrekking tot voedselveiligheid. Daarom zal de ELDR zich inzetten voor de instelling van een strikt en veelomvattend veiligheidssysteem dat op alle stadia van de productie en distributie van voedsel in de gehele EU betrekking heeft. Om hen in staat te stellen een vrije keuze te maken, moeten consumenten tot alle relevante informatie volledige toegang hebben. Ook moet een gemeenschappelijk systeem van sancties tegen lidstaten en ondernemingen die deze regels overtreden, worden ingesteld. Het volstaat niet dat eindproducten veilig zijn. De gehele productieketen moet aan gemeenschappelijke ethische vereisten met betrekking tot dierenwelzijn, zorg voor het milieu, goede arbeidsnormen en bevordering van de overgang naar hogekwaliteitsproductie voldoen. De keuze tussen andere kwaliteitscategorieën moet op grond van goede etikettering door de consument worden gemaakt. Regionaal beleid Om aan de uitdagingen van de uitbreiding met betrekking tot de handhaving en verbetering van de economische en sociale cohesie in de EU het hoofd te bieden, zal de ELDR naar de voorlegging in 2007 van een herzien, vooral op de nieuwe lidstaten gericht regionaal beleid streven. Het beleid moet worden verbeterd wat kwaliteit en flexibiliteit betreft, beter worden gericht via verfijndere geschiktheidscriteria en vereenvoudigd wat programmeringsprocedures betreft. Bijzondere klemtoon dient te worden gelegd op de beperking van de ongelijkheid tussen en in regio’s en op innovatie, de ontwikkeling van het MKB en het stimuleren van interregionale samenwerking. De steun moet gericht zijn op de meest behoeftige regio’s, waaronder stedelijke gebieden en armoedegebieden in sterkere regio’s. Arme regio’s in rijke landen moeten voor financiering in aanmerking blijven komen. Regio’s die statistisch door de uitbreiding worden beïnvloed, moeten de voortzetting van steun van het doelstelling 1-type in plaats van doelstelling 2-steun verkrijgen. Overgangsmaatregelen 79
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
moeten de huidige doelstelling 1-verordeningen, waaronder regels met betrekking tot staatssteun omvatten. Autoriteiten op basisniveau moeten voor het stellen van prioriteiten, het voeren van onderhandelingen en het nemen van besluiten bevoegd zijn. Het beleid moet rendabeler en beter met het binnenlands regionaal beleid van de lidstaten en ander EU-beleid geïntegreerd zijn. De ELDR verwerpt elke renationalisatie van het cohesiebeleid van de Gemeenschap. De ELDR is voorstander van de handhaving van gemeenschappelijke initiatieven. Gelijke kansen, mobiliteit en werkgelegenheid Zoals vermeld is volgens de ELDR de beste manier om werkloosheid te bestrijden en de economische groei te bevorderen een gecontroleerde deregulering van de markten en een betere arbeidsmarktflexibiliteit en arbeidsmobiliteit. Toch moeten deze inspanningen worden ondersteund door coördinatie en uitwisseling van beste praktijken op EU-niveau, met het oog op beleid in de lidstaten dat op het aanpakken van werkloosheid en uitsluiting is gericht. De ELDR ondersteunt volledig het lopende Lissabon-proces ter omvorming van Europa tot meest concurrerende en dynamische op kennis gebaseerde economie ter wereld, die in staat is tot duurzame economische groei en meer en betere banen, grotere sociale cohesie en een duurzaam milieu ten doel heeft. De ELDR is van mening dat de EU in kwesties met betrekking tot sociale zekerheid alleen een rol moet spelen voorzover deze kwesties op de verbetering van het vrij verkeer van werknemers - zoals het garanderen van de overdraagbaarheid van socialezekerheidsrechten tussen lidstaten - betrekking hebben. Een snel vergrijzende bevolking en een dalend geboortecijfer kunnen ertoe leiden dat de bevoorrading van de arbeidsmarkt ontoereikendheid is en dat er onvoldoende middelen zijn om de ouderen te ondersteunen en voor hen te zorgen. De ELDR zal deze problemen aanpakken via inspanningen om veilige, duurzame en gemakkelijk overdraagbare pensioenen te 80
creëren en via beleid voor actief ouder worden. Dat beleid zal de bevordering van levenslang leren (in het bijzonder IT-vaardigheden), flexibele arbeidspatronen en verbetering van de gezondheidszorg omvatten. Een ander zeer belangrijk beleid zal de verbetering zijn van de toegang tot de arbeidsmarkt voor ondervertegenwoordigde groepen van de maatschappij, zoals vrouwen, immigranten en gehandicapten, door hinderpalen voor arbeid te verwijderen en discriminatie aan te pakken. De ELDR wil het creëren van veilige werkomgevingen met betrekking tot fysieke en psychologische risico’s blijven ondersteunen. Wat echter EU-interventie betreft, is de ELDR van mening dat deze doelstelling op pragmatische wijze dient te worden bereikt. Actie moet worden ondernomen waar ze op een lager bestuursniveau ondoeltreffend zou zijn, en EU-beleidsmakers moeten overbelasting van ondernemingen met onnodige regelgeving vermijden. De ELDR is van mening dat werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit moeten worden verbeterd door onderwijsuitwisselingen tussen lidstaten te bevorderen, in het bijzonder met het oog op de ontwikkeling van taalvaardigheid en door voor volledige erkenning van kwalificaties in de gehele EU te zorgen. Een jaar in een ander Europees land studeren moet in alle Europese universiteiten mogelijk worden. Alle jongeren in beroepsopleiding moeten in het kader van bestaande EU-programma’s zoals Erasmus en Leonardo gelijksoortige toegang tot studie- en opleidingsmogelijkheden in een ander EUland hebben. Buurlanden van de Unie die binnenkort lid kunnen worden van de EU, dienen eveneens bij universitaire uitwisselingsprogramma’s te worden betrokken. Het moet ook mogelijk zijn taalonderwijsmethoden op EU-niveau te verbeteren via uitwisseling van beste praktijken, met bijzondere nadruk op actieve communicatie. De ELDR is geschokt door het grote aantal kinderen dat de school functioneel analfabeet verlaat (ze begrijpen niet wat ze lezen) en is van mening dat een gecoördineerde inspanning moet worden geleverd om de lees-
Europese Liberale en Democratische Partij
vaardigheid in geheel Europa te verbeteren. De bescherming van de rechten van minderheden vloeit van nature voort uit liberaal beleid, dat gelijke kansen voor iedereen nastreeft. De ELDR zal wetgeving blijven ondersteunen om een einde te maken aan discriminatie en pesterijen op de werkplek op basis van geslacht, etnische afkomst, geloof, handicap of seksuele geaardheid en om de integratie van de actieve bevolking te verbeteren. De ELDR zal ook blijven streven naar doeltreffend beleid om op andere gebieden discriminatie te bestrijden en gelijke kansen te bevorderen en het op juiste wijze in praktijk brengen van dit beleid te garanderen. Wij zullen ook inspanningen op EU-niveau ondersteunen om de oorzaken aan te pakken van sociale uitsluiting in het algemeen en de integratie in de arbeidsmarkt mogelijk te maken van wie erdoor wordt getroffen. Het garanderen van gelijke kansen voor gehandicapten is voor de ELDR van zeer groot belang. Er zijn vandaag nog steeds vele hinderpalen voor de echte integratie van mensen met een handicap. Daarom zet de ELDR zich op het gebied van arbeidswetgeving en ander EU-beleid voortdurend in om ervoor te zorgen dat met de bijzondere omstandigheden van mensen met een handicap rekening wordt gehouden. De ELDR roept op tot de volledige verwezenlijking van de richtlijn inzake gelijke behandeling op het werk en de goedkeuring van een specifieke Europese gehandicaptenrichtlijn met betrekking tot alle gebieden van discriminatie. Bevordering van gelijke kansen voor vrouwen en mannen In een liberale maatschappij zijn gelijke kansen een zeer belangrijk onderdeel van de democratie. Op grond van gelijke kansen en nondiscriminatie is er een grote behoefte aan meer vrouwen in besluitvorming, onderzoek en zaken. De ELDR dringt erop aan dat alle bestaande EU-richtlijnen inzake gelijke behandeling van vrouwen en mannen in alle lidstaten goed in praktijk worden gebracht. Bovendien ondersteunen wij pogingen om het aanslepende probleem van de genderkloof op het
gebied van loon aan te pakken en maatregelen die de herintegratie van vrouwen in de actieve bevolking verbeteren en de plichten met betrekking tot werk en gezinsleven met elkaar in overeenstemming helpen te brengen. Mensenhandel, in het bijzonder in vrouwen en kinderen, is één van de meest lucratieve internationale criminele ondernemingen geworden. Elk jaar worden honderdduizenden het slachtoffer van seksuele uitbuiting en slavenarbeid. De ELDR vindt dat onaanvaardbaar en zal de EU en de lidstaten blijven aansporen deze problemen via criminalisering, krachtiger wetgeving, internationale samenwerking van politie en justitie en betere bescherming van slachtoffers doeltreffender aan te pakken. Vrouwen en mannen worden niet in gelijke mate door openbaar beleid beïnvloed. Geen enkel beleid is genderneutraal. De ELDR wil daarom dat alle beleidssectoren in de EU met het genderaspect rekening houden. Mainstreaming betekent ook dat statistieken per geslacht moeten worden opgesteld om kennis te vergaren en het aanpakken van de problemen mogelijk te maken. Onderwijs en opleiding De ELDR is ervan overtuigd dat onderwijs en opleiding de basis vormen waarop de toekomst van onze kinderen dient te worden gebouwd. Daarom is de ELDR van mening dat de toekenning van extra economische middelen op die gebieden, samen met een duidelijk omschreven doeltreffendheidsstrategie, voor onze maatschappij een wijze, goede en onontbeerlijke investering is.
EEN UITGEBREID EUROPA VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID
Democratische EU-samenwerking met betrekking tot justitie en binnenlandse zaken In de huidige samenleving slaan criminele activiteiten en terrorisme op grenzen geen acht. De bestaande procedures voor grensoverschrijdende rechtshandhaving zijn nog steeds lang en omslachtig en moeten worden gemoderniseerd. Daarom staat de ELDR volledig achter 81
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
de voltooiing van een echte ‘ruimte van vrijheid, recht en rechtvaardigheid’ in de EU, die garandeert dat burgers van hun recht op vrij verkeer gebruik kunnen maken en die de veiligheid, openbare orde en burgerlijke vrijheden niet ondermijnt. Om een evenwicht tussen de beginselen vrijheid, justitie en veiligheid te garanderen, mogen maatregelen om de waarden van democratie en vrijheid tegen criminele of terroristische daden te beschermen de fundamentele aspecten van die waarden niet ondermijnen. Maatregelen om terrorisme en zware en georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie via EU-wetgeving of samenwerking te bestrijden, moeten onontbeerlijk, legitiem en proportioneel zijn en het juiste nationale bevoegdheidsniveau in acht nemen. Zo moet er ook voor worden gezorgd dat elke tussen de EU en een derde land bereikte overeenkomst met betrekking tot de verwezenlijking van beleid inzake justitie en binnenlandse zaken op internationaal niveau met bestaande EU-wetgeving in overeenstemming en onontbeerlijk, legitiem en proportioneel is. De ELDR ijvert voor de vaststelling van gemeenschappelijke minimumnormen en de bescherming van de mensenrechten in strafrechtstelsels in de gehele EU, zonder onnodig op nationale procedures inbreuk te maken. Momenteel houden nationale ministers het machtsevenwicht in stand op het gebied van EU-samenwerking en binnenlandse zaken, met beperkte controle van het Europees Parlement. De ELDR vindt deze situatie ondemocratisch en zal streven naar een democratische, transparante en doeltreffende besluitvorming op dit gebied door ervoor te zorgen dat de macht met betrekking tot EU-beleid inzake justitie en binnenlandse zaken tussen het Europees Parlement en de Raad wordt gedeeld. Voor beleid met betrekking tot justitie en binnenlandse zaken moet daarom de normale wetgevingsprocedure van de Unie gelden, met volledige parlementaire controle, onder de jurisdictie van het Europees Hof van Justitie en met strikt onderscheid tussen het Europese strafrecht en het strafrecht van de lidstaten. 82
Een gemeenschappelijke benadering van asiel en immigratie De ELDR beschouwt het recht politiek asiel aan te vragen als een fundamenteel mensenrecht, dat volledig in acht moet worden genomen. Wij ondersteunen de ontwikkeling van een gemeenschappelijk EU-asielsysteem dat op een volledige en alomvattende toepassing van het Verdrag van Genève is gebaseerd en vervolging op grond van geslacht volledig erkent als een reden om asiel te verlenen. Het systeem moet, overeenkomstig het nieuwe besluit van Dublin, via de instelling van gemeenschappelijke eerlijke en snelle procedures voor het aanvaarden en onderzoeken van en het beslissen over asielaanvragen en de opvang van asielzoekers, en gemeenschappelijke criteria voor de omschrijving van een vluchteling, de verantwoordelijkheid delen. EU-normen met betrekking tot asielbeleid moeten worden beperkt tot een minimum dat het recht van individuele lidstaten om gunstiger nationale bepalingen te handhaven of goed te keuren niet beïnvloedt. Wij zullen onderzoeken of verdere maatregelen nodig zijn om een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten te garanderen. De ELDR is sterk gekant tegen elke neiging om een ‘fort Europa’ te creëren. Het asielbeleid van de Unie en haar lidstaten moet door menselijkheid en solidariteit worden gekenmerkt. Sancties tegen vervoerders en strenge eisen met betrekking tot visa hebben in de praktijk tot een situatie geleid waarin personeelsleden van vervoerbedrijven in landen van oorsprong als EU-grenscontrole optreden en hebben het asielzoekers praktisch onmogelijk gemaakt de Europese Unie op wettelijke wijze binnen te komen. Sancties, waaronder automatische sancties, tegen vervoerders moeten worden afgeschaft en de lijst van landen waarvoor bij het binnenkomen van de EU een visum is vereist, moet worden herzien om algemeen asielrecht te garanderen. De ELDR erkent de behoefte aan een gemeenschappelijk EU-immigratiebeleid dat op een systeem van gecontroleerde migratie als integrerend deel van een modern en dynamisch eco-
Europese Liberale en Democratische Partij
nomisch en sociaal EU-beleid is gebaseerd en de ervaring weerspiegelt met systemen zoals de Green Card in de VS en het Canadese systeem. Dit houdt de ontwikkeling in van gemeenschappelijke regels en gecoördineerde procedures, met inachtneming van het recht van individuele lidstaten om over hun eigen immigratiedoelstellingen te beslissen. Het beleid moet ook een systeem voor het delen van lasten en het uitwisselen van deskundigheid met betrekking tot het controleren van externe grenzen omvatten. De ELDR is van mening dat inwoners van derde landen die op lange termijn legaal in de EU verblijven, gelijke arbeidsrechten en -plichten moeten hebben als EU-burgers. De ELDR zal zich blijven inzetten voor een actief integratie- en werkgelegenheidsbeleid voor immigranten als beste manier, naast doeltreffende anti-discriminatiewetgeving, om discriminatie en racisme te bestrijden. Integratiemaatregelen moeten individuen in staat stellen hun eigen culturele identiteit en religie, binnen de grenzen van de wet, te behouden en garanderen dat ze hun verantwoordelijkheid op zich nemen om zich in de gastmaatschappij te integreren.
HANDHAVING EN BEVORDERING EUROPA VAN DIVERSITEIT
VAN EEN
De ELDR ijvert voor de uitroeiing van racisme, xenofobie en culturele en religieuze onverdraagzaamheid in de Europese maatschappij. Wij roepen alle Europese politieke partijen daarom op het in februari 1998 goedgekeurde en reeds door bijna 100 politieke partijen, waaronder de ELDR, ondertekende handvest van de politieke partijen voor een maatschappij zonder racisme te onderteken en in acht te nemen. De ELDR verdedigt het beginsel dat moderne, inclusieve maatschappijen politiek en godsdienst gescheiden moeten houden. Wij zijn van mening dat een seculiere maatschappij in het bezweren van de spanningen tussen godsdiensten en het bevorderen van tolerantie en begrip tussen mensen met een verschillend geloof een belangrijke rol speelt. De ELDR is ook van mening dat een positieve interculturele dialoog het best wordt bevorderd door het creë-
ren en verdedigen van gelijke kansen, via inclusief onderwijs- en werkgelegenheidsbeleid en door mensen ruimte te geven voor culturele expressie, zolang ze de wet en gebruiken van de maatschappij in acht nemen. In een geglobaliseerde wereld zijn interacties tussen culturen, economieën en mensen niet alleen onontbeerlijk, ze zijn ook wenselijk en kunnen tot het bereiken van sociale cohesie bijdragen. De kracht van de Europese Unie is precies haar eenheid in diversiteit. De ELDR is daarom voorstander van de bevordering en het behoud van deze diversiteit. De ELDR verzoekt de EU-lidstaten strategieën te ontwikkelen om de samenwerking met en participatie van nieuwe lidstaten op het gebied van cultuur te bespoedigen. De ELDR zal ervoor proberen te zorgen dat de EU-wetgeving met betrekking tot vrij verkeer en immigratie nationale maatregelen die de weerspiegeling nastreven van de diversiteit van de gezinsverbanden die in de maatschappij van vandaag bestaan, zoals de erkenning van ongetrouwde en homoseksuele partnerschappen of de toekenning van dezelfde rechten aan ongetrouwde en homoseksuele partnerschappen als aan getrouwde koppels, ten uitvoer brengt en ze niet ondermijnt. De ELDR zal ook de erkenning door lidstaten van getrouwde partnerschappen tussen homoseksuele koppels bevorderen. Taaldiversiteit is één van de basiskwaliteiten van Europa die in alle sectoren van cultuurbeleid, waaronder onderwijs en media, verder moet worden versterkt. De EU moet minder gebruikte talen ondersteunen en bevorderen als onderdeel van het Europese culturele erfgoed en de door de Raad van Europa over de bescherming van regionale en minderheidstalen ingestelde beginselen in acht nemen.
EEN
UITGEBREID
EUROPA
OPEN VOOR DE
WERELD
Een verbintenis tot uitbreiding De Europese Unie zal zich nog vele jaren, zelfs na de historische uitbreiding in 2004, in een uitbreidingsproces bevinden. De ELDR is verheugd over het feit dat vele nieuwe landen tot 83
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
de EU willen toetreden om op grond van de beginselen van vrijheid, democratie, vrede, stabiliteit, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, markteconomie, vrij verkeer en de rechtstaat een verenigd continent te creëren. De EU moet veranderen en zich aan de uitdagingen van de uitbreiding aanpassen. Alle kandidaat-landen moeten aan de criteria voldoen en individueel naar hun eigen verdiensten worden beoordeeld. Alle Europese landen die aan de criteria van Kopenhagen voldoen, moeten welkom zijn om tot de Europese Unie toe te treden. Veiligheidsclausules zijn een noodzakelijk, maar tijdelijk mechanisme om de integratie van nieuwe leden in de Unie mogelijk te maken en het goed functioneren van de Unie in haar geheel te handhaven. De ELDR is van mening dat, hoewel de basiscriteria om tot de EU toe te treden nietonderhandelbaar zijn, eens aan deze criteria is voldaan, er slechts één soort EU-lidmaatschap - namelijk volledig lidmaatschap - mag zijn. Wij zijn daarom voorstander van een zo groot mogelijke beperking van overgangsovereenkomsten met betrekking tot de toetreding van nieuwe landen. De ELDR is van mening dat nieuwe landen niet als tweederangsleden van de EU mogen worden behandeld. Tegelijkertijd verdedigt de ELDR volledig het flexibiliteitsbeginsel uit het Verdrag van Nice, dat sommige lidstaten diepere integratie toestaat. Verdediging van de mensenrechten in de EU De EU moet mechanismen uitwerken om te garanderen dat oude en nieuwe lidstaten aan hun verplichtingen op het gebied van de mensenrechten - waaronder hun verplichting de beslissingen van het Europees Hof van de rechten van de mens en het Europees Hof van Justitie in acht te nemen en volledig in praktijk te brengen - voldoen en de waarden waarop de Unie is gegrondvest hooghouden. Beleid met betrekking tot de mensenrechten moet veel samenhangender, gecoördineerder en strategischer zijn dan op dit ogenblik het geval is. De ELDR zal ervoor proberen te zorgen dat de mensenrechtenclausules in de associatieverdragen met de EU doeltreffende werktui84
gen zijn. Om te functioneren moeten ze duidelijk, voorspelbaar en constructief zijn. De ELDR zal zich inzetten voor de rechtlijnige toepassing van deze clausules, ongeacht om welk land het gaat. In het bijzonder is de ELDR van mening dat de ingestelde procedure voor het toezicht op de vooruitgang in de kandidaat-landen op het gebied van de mensenrechten tot een systeem van controle door gelijken moet worden omgevormd. Alle oude en nieuwe lidstaten moeten hun engagement voor democratische verantwoordelijkheid en integriteit van de openbare administratie, non-discriminatie, burgerlijke vrijheden en de rechtstaat beoordelen. De ELDR is van mening dat hier voor alle oude en nieuwe EU-lidstaten ruimte is voor verbetering. De ELDR is bijzonder bezorgd over de rechten van minderheden en individuen in de nieuwe lidstaten van een uitgebreide EU. Wij zullen ons blijven inzetten om te garanderen dat de rechten van alle burgers in de EU worden beschermd. Een verantwoordelijkheid tegenover de wereld De EU moet de rol van de VN actief ondersteunen en moet zich voor VN-normen en besluiten engageren. De EU moet ook in de verdediging van de mensenrechten buiten haar eigen grenzen een zeer belangrijke rol spelen. De ELDR is daarom zeer bezorgd over de huidige algemene sfeer in de internationale betrekkingen, waar actief geweldloos verzet tegen regeringen vaak met terrorisme wordt gelijkgesteld. Over kwesties zoals de doodstraf, foltering, misbruik en schending van de menselijke waardigheid zal de ELDR nooit zwijgen. Om te garanderen dat de verantwoordelijken voor inbreuken op fundamentele mensenrechten niet aan de justitie ontsnappen, zullen wij de verbintenis van de EU tot het Internationaal Strafhof (ICC) blijven herbevestigen als de beste manier om de mensenrechten wereldwijd te verdedigen. De EU moet een belangrijke rol spelen in - en heeft een verantwoordelijkheid tegenover - lan-
Europese Liberale en Democratische Partij
den buiten zijn grenzen. De ELDR zal buitenlandse beleid blijven bevorderen dat op mensenrechten, democratie, goed bestuur, vrije handel en inachtneming van internationale verdragen als fundamentele elementen de klemtoon legt. In sommige landen worden aan kinderen bepaalde basisrechten onthouden en worden kinderen tot kinderarbeid gedwongen. De ELDR roept de landen die het VN-Verdrag over de rechten van het kind nog niet hebben geratificeerd, daarom op dit onmiddellijk te doen en moedigt onderwijsprogramma’s aan die erop zijn gericht te garanderen dat kinderen tussen 7 en 14 jaar toegang tot basisonderwijs hebben. De EU en de VS moeten elkaar niet als rivalen, maar als partners behandelen. De ELDR zal zich voor een nieuw strategisch partnerschap tussen de EU en de VS op basis van inachtneming van het internationaal recht en de besluiten van de VN inzetten. Als de twee grootste economische en politieke eenheden van de wereld hebben de VS en de EU een verantwoordelijkheid om samen te werken voor de waarden die ze delen. Deze waarden kunnen echter niet unilateraal met militaire middelen aan derde partijen worden opgelegd. In dat opzicht wil de ELDR dat in Irak de politieke macht zo snel mogelijk aan het Iraakse volk wordt gegeven. Tot dan moeten de VN zeer belangrijke rol spelen. De ELDR betreurt de houding van de VS tegenover het Internationaal Strafhof en het Kyoto-protocol. De ELDR erkent de behoefte aan een verdere versterking en ontwikkeling van de betrekkingen van de EU met de Europese Economische Ruimte (EER), aangezien de EER van alle derde landen de langste en meest diepgaande relatie heeft met de EU en aan alle aspecten van de interne markt deelneemt. Naast zijn wereldwijde rol heeft de EU ook in het Middellandse-Zeegebied, de Balkan, tegenover Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Moldavië en de Kaukasus een bijzondere rol te spelen. De ELDR zal daarom een sterkere associatie met deze landen bevorderen, die op handels-, po-
litieke, culturele en economische samenwerking, bestrijding van criminaliteit en terrorisme, en de verdediging en bevordering van democratie, goed bestuur en mensenrechten, en de strijd tegen ernstige sociale en gezondheidsproblemen is gericht. De ELDR moedigt de EU aan haar inspanningen ter ondersteuning van het vredesproces in de regio van de Grote Meren in Afrika voort te zetten om democratie en stabiliteit te bevorderen. De ELDR heeft altijd een actief gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid bevorderd. Op het internationale toneel kan de EU alleen dan een belangrijke en actieve rol spelen, als ze verenigd en coherent is en met één stem spreekt. De ELDR is verheugd over de stappen van de voorbije jaren in de richting van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met inbegrip van de instelling van een Europese Snellereactiemacht, die een belangrijke bijdrage tot de vergroting van de geloofwaardigheid van dit beleid heeft geleverd. In het bijzonder moet de EU de totstandbrenging nastreven van instellingen in de zogenaamde falende staten. Over het algemeen willen de burgers van de EU een actief Europa dat vrede, stabiliteit en veiligheid op het internationale toneel op een verantwoordelijke manier bevordert. De ELDR is van mening dat Europa alleen als het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie door geloofwaardige, door de lidstaten en de NAVO verstrekte politieke, economische en militaire capaciteit wordt ondersteund, spanningen of conflicten zal kunnen beïnvloeden en zijn waarden en belangen zal kunnen verdedigen. In die context beschouwt de ELDR de ontwikkeling van een echt Europees veiligheidsen defensiebeleid (EVDB) als een integrerend deel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. De ELDR is van mening dat de ontwikkeling van het EVDB zonder de versterking van de in de Europese Unie beschikbare militaire capaciteit onmogelijk zal zijn. Gelet op de voorbeelden van de EU-politiemissie in Bosnië en de toezicht- en bescher85
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
mingsmissie in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is de ELDR van mening dat de EU op het gebied van conflictoplossing en conflictpreventie een belangrijker rol moet spelen door gebruik te maken van alle beschikbare middelen, waaronder rechtstreekse militaire interventie, het zenden van een politiemacht en andere civiele componenten om vredes- en grootschalige humanitaire operaties uit te voeren. De ELDR wil dat het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU aan de democratische controle van het Europees Parlement wordt onderworpen. Het GBVB moet een onderdeel van het normale besluitvormingsproces van de Unie worden, en de Unie moet haar lidstaten als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad vervangen. Tegelijkertijd mag de ontwikkeling van een Gemeenschappelijk Europees Veiligheids- en Defensiebeleid het recht van nationale parlementen niet beperken om over de inzet van troepen in militaire operaties te beslissen. Een Europese defensie-identiteit moet in nauw partnerschap met de NAVO worden ontwikkeld en mag de NAVO niet vervangen, maar aanvullen. De bedreiging die fanatiek terrorisme voor onze levenswijze vormt, doet het traditionele onderscheid tussen buitenlandse en binnenlandse veiligheid verdwijnen en vereist dat andere EU-lidstaten zich solidair tonen met en steun verlenen aan lidstaten die onder terroristische aanvallen lijden. Globalisering Globalisering is een fenomeen dat moet worden beheerd in plaats van bestreden. Correct beheer van globalisering maakt het mogelijk dat zijn positieve gevolgen worden bevorderd en ontwikkeld (verbetering van de doeltreffendheid van de productie, wereldwijde vrije markten, vrij verkeer van kapitaal, mensen en ideeën) en de verwachte negatieve gevolgen (algemene beperking van de rechten van werknemers, verdieping van de kloof tussen rijke en arme landen en sociale categorieën, verlies van culturele identiteit, gebrek aan verantwoor86
delijkheid van grote multinationals) worden bestreden. De ELDR is van mening dat een wereldwijde vrije en eerlijke markt alleen dan kan functioneren als ondernemingen wereldwijd een aantal gemeenschappelijke sociale en ecologische minimumnormen in acht nemen. De ontwikkeling van deze sociale en ecologische minimumvereisten kan de taak zijn van de Internationale Arbeidsorganisatie, waarvan de rol en bevoegdheden dienen te worden versterkt. Een verplichting tegenover de zich ontwikkelende wereld De ELDR is van mening dat het huidige EUbeleid met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking opnieuw dient te worden beoordeeld, aan de huidige behoeften moet worden aangepast en tot een integrerend deel van de inspanningen voor de opbouw van een gemeenschappelijk buitenlands beleid moet worden omgevormd. Dat vereist een verschuiving van de klemtoon van het beleid van de ongelijkheid tussen Noord en Zuid en de afhankelijkheid van ontwikkelingslanden van onze hulp naar een partnerschap op grond van gelijkheid en wederzijdse afhankelijkheid. De voornaamste klemtoon van ons steunbeleid ligt op armoedebeperking en democratisering. De vervulling van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MDG’s) moet als basis voor de coördinatie van het ontwikkelingsbeleid wereldwijd worden beschouwd. De directe zorg van de ELDR is dat het niveau van de openbare ontwikkelingshulp in de voorbije tien jaar is gehalveerd. Dat is gedeeltelijk het gevolg van een gebrek aan duidelijke resultaten. De ELDR is van mening dat aan deze negatieve tendens een einde moet komen en dat de verlening van ontwikkelingshulp doeltreffender en transparanter moet worden. De ELDR streeft naar 0,7% van het BBP van de lidstaten voor officiële ontwikkelingshulp en is van mening dat de in 2000 ondertekende partnerschapsovereenkomst van Cotonou tussen de EU en de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS)
Europese Liberale en Democratische Partij
voorziet in nieuwe methoden van steunbeheer, die een betere hulpverlening mogelijk maken. Om de lidstaten te helpen zich tot deze ontwikkelingsdoelstelling te verbinden, wil de ELDR een internationaal en universeel systeem op grond van duidelijk omschreven doelstellingen en indicatoren voor de beoordeling van ontwikkelingssamenwerking invoeren, om te garanderen dat de steun gericht is op die vormen van samenwerking die echt werken. Zulk systeem zal ervoor helpen te zorgen dat de eigen ontwikkelingsdoelstellingen van de EU op een realistisch niveau worden geplaatst. Om ontwikkelingslanden opnieuw financieel levensvatbaar te maken, is het van zeer groot belang dat maatregelen om hun internationale schuld te verlichten actief en snel in praktijk worden gebracht. Dat is bijzonder belangrijk voor de arme landen met een grote schuldenlast, die momenteel verplicht zijn de rente op hun leningen met andere leningen af te betalen. Ontwikkelingshulp moet met de bevordering van goed bestuur verbonden zijn. Ernstige schendingen van de mensenrechten en te grote militaire uitgaven moeten tot de schorsing van ontwikkelingssteun leiden. Op korte termijn moet de EU-ontwikkelingssamenwerking gericht zijn op vier basispijlers van ontwikkelingssamenwerking: voedsel, gezondheid, onderwijs en democratisering. De EU en internationale donoren moeten hun investeringen in plattelandseconomieën opdrijven. Aan technologietransfer, technisch onderzoek en opleiding is op die gebieden bijzondere behoefte, aangezien de voedselveiligheid van de meeste ontwikkelingslanden van het succes van de eigen landbouwsector afhangt. Onder bepaalde voorwaarden kan biotechnologie een belangrijk instrument worden om de wereldwijde landbouwproductie te vergroten. De ELDR is van mening dat zich ontwikkelende landen vrij over hun eigen beleid met betrekking tot het gebruik van GGO’s moeten kunnen beslissen. De EU moet ook algemene medische steun handhaven, om via onderwijs, faciliteiten en financiering voor betere gezondheid in ontwikkelingslanden te zorgen. Naast die basis-
voorwaarde moeten wij, met het oog op een doeltreffender reactie, wereldwijd onze inspanningen richten op de drie belangrijkste overdraagbare ziekten van vandaag - HIV/aids, malaria en tuberculose. Hoewel de EU een zeer grote rol speelde in de stichting van het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria, draagt de EU op dit ogenblik financieel onvoldoende bij. De ELDR zal zich voor een aanzienlijke verhoging van de bijdrage van de EU aan het wereldfonds inzetten, met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van preventie, immunisering en de ontwikkeling van vaccins. Wij ondersteunen de EU in haar pogingen om de toegang tot generische geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden te verbeteren. Schoon water en afvalwaterverwerking zijn voor een goede gezondheid van zeer groot belang. Toch hebben meer dan 1 miljard mensen geen toegang tot veilig drinkwater en beschikken meer dan 2,5 miljard mensen over onvoldoende afvalwaterverwerkingsfaciliteiten. De ELDR zet zich in voor de ontwikkeling van veelomvattend beleid en strategieën voor geïntegreerd beheer van waterbronnen, dat in alle landen tegen 2005 in praktijk moet worden gebracht. Aan de basis van ontwikkeling ligt onderwijs, dat mensen een manier biedt om echte zelfstandigheid en welvaart op te bouwen en te bereiken. Prioriteit van de ELDR is het opleidingsniveau te verhogen en te verbeteren, als voorwaarde voor de uitroeiing van armoede en voor vooruitgang in de richting van duurzame ontwikkeling. Het komen tot en handhaven van algemeen basisonderwijs is een grote uitdaging. De ELDR eist investeringen in sterke, goed gerichte landprogramma’s, met prioriteit voor subSaharaans Afrika en ZuidAzië. Ook bijzondere aandacht voor meisjes en vrouwen is van zeer groot belang, omdat er een zeer sterk verband is tussen onderwijs van vrouwen en uitroeiing van de armoede. In algemenere bewoordingen gaan empowerment van vrouwen en uitroeiing van wereldarmoede hand in hand, omdat vrouwen statistisch gezien dubbel zoveel kans hebben om 87
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
in armoede te leven dan mannen. Bovendien geeft het richten van steun op vrouwen bij de bestrijding van armoede betere resultaten dan op mannen, omdat vrouwen over het algemeen de belangrijkste zorgverstrekkers van het gezin zijn en de maatschappij samenhouden. De ELDR zet zich daarom in voor het garanderen van gelijkheid in mensenrechten voor vrouwen en meisjes, voor de bevordering van hervormingen om vrouwen grotere zekerheid van levensonderhoud te geven en voor de uitroeiing van discriminatie van en geweld tegen vrouwen. Om de betrokkenheid van de particuliere sector bij het ontwikkelingsbeleid te bevorderen, zal de ELDR de snelle instelling ondersteunen van een flexibel, niet-bureaucratisch en gedecentraliseerd handels- en steunnetwerk tussen de EU en de ACS, waarbij de particuliere sector en niet-gouvernementele organisaties betrokken zijn en dat informatie en ondersteuning verstrekt aan ondernemingen die in ontwikkelingslanden investeren. Wij zullen ook de instelling ondersteunen van een Europees investeringsrisicogarantiefonds voor Europese investeerders en de betrokkenheid van de zakensector in de EU bij ontwikkelingswerk, en wij zullen hen verzoeken aan het scheppen van een sterk plaatselijk ondernemings- en investeringsklimaat in ontwikkelingslanden bij te dragen. Vrije handel: een zeer belangrijk wapen tegen armoede in de wereld Het is zeer belangrijk de zich ontwikkelende wereld bij de wereldeconomie te betrekken en alle mensen in staat te stellen van de voordelen van de globalisering te profiteren. Handel leidt tot een opener economie, technische uitwisseling en ontwikkeling, nieuwe banen en investeringen en nieuwe ideeën en inbreng. Op langere termijn is de liberale visie natuurlijk dat steun niet meer nodig zal zijn en dat handel zijn plaats in de ontwikkelingssamenwerking overneemt. De EU en andere gebieden in de ontwikkelde wereld hebben een grote verantwoordelijkheid om een pro-actieve hou-
88
ding aan te nemen met het oog op de volledige verwijdering van handelsbeperkingen tegen de zich ontwikkelende wereld. De ELDR is van mening dat zich ontwikkelende landen doeltreffender bij het wereldwijde economische systeem moeten worden betrokken door handelsbeperkingen te verwijderen en de EU-markten voor uitvoer uit de zich ontwikkelende wereld open te stellen en deze landen te helpen de armoede achter zich te laten. Bovendien moeten zich ontwikkelende landen veel meer middelen en steun krijgen, zodat ze beter gewapend zijn om in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) hun eigen rechten te verdedigen. De voorstellen van de ELDR met betrekking tot de instelling van een Europees voedselvoorzienings- en plattelandsbeleid leiden tot de afschaffing van landbouwsubsidies. De ELDR is voorstander van de afschaffing van alle rechtstreekse en onrechtstreekse uitvoersubsidies, in lijn met de afschaffing van invoerbescherming en interne steun. Om eerlijke mededinging en een goed functionerende markt te garanderen, vind de ELDR het wenselijk dat de afschaffing van subsidies in de EU met gelijkaardige inspanningen in andere geïndustrialiseerde WTO-landen gepaard gaat. Deze voorkeur is echter geen hinderpaal voor verdere liberalisering. De ELDR is van mening dat in een tijdperk van wereldwijde onderlinge afhankelijkheid de democratische keuze moet zegevieren en dat internationale verdragen en instellingen de beginselen van democratie en transparantie in acht moeten nemen. Daarom is er met betrekking tot de besluitvorming over internationale handelskwesties behoefte aan meer verantwoordelijkheid van het Europees Parlement, door ervoor te zorgen dat de onderhandelaars van de Europese Commissie door het Parlement regelmatig aan controle worden onderworpen, dat het Europees Parlement grotere toegang heeft tot de werkzaamheden van de Raad en dat het instemmingsbevoegdheid heeft met betrekking tot het sluiten van WTO-handelsovereenkomsten waartoe de EU toetreedt.
Europese Liberale en Democratische Partij
Bescherming van het milieu voor toekomstige generaties Om de doelstelling van duurzame ontwikkeling te bereiken, moet de EU hogere ambities hebben en in de bevordering van die doelstelling op wereldniveau een leidinggevende rol spelen. De EU moet milieukwesties via de verwezenlijking van een gemeenschappelijk milieubeleid resoluut aanpakken. De ELDR is van mening dat Europa, door er een gemeenschappelijke doelstelling van te maken, beter geplaatst zal zijn om een deel van de in de voorbije 50 jaar aan ons natuurlijk milieu toegebrachte schade ongedaan te maken. Als groep van machtige en rijke landen heeft de EU een enorm potentieel om het wereldwijde milieubeleid te beïnvloeden. De EU heeft dat via de opname van milieufactoren in de laatste onderhandelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie reeds gedaan. Ook in het leen- en investeringsbeleid van het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken moeten milieudoelstellingen worden opgenomen. De ELDR ondersteunt het beginsel van milieuaansprakelijkheid als instrument om ondernemingen aan te moedigen zich ten opzichte van het milieu verantwoordelijk te gedragen. Tegelijkertijd is de ELDR van mening dat dit beginsel innovatie en nieuwe activiteiten in de EU niet mag verlammen. Het wettelijk kader moet daarom realistisch zijn en mag het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen niet ondermijnen. De ELDR wil de richting uitgaan van een situatie waar op EU-niveau strikte doelstellingen met betrekking tot milieu en consumentenbescherming worden gesteld, terwijl de technische details van de verwezenlijking aan de relevante nationale wetgevende instanties worden overgelaten. Ook moet meer aandacht worden besteed aan het in praktijk brengen van bestaande richtlijnen op nationaal niveau en, lager, op het niveau van individuele ondernemingen. De ELDR is van mening dat EU-beleid een cultuur moet bevorderen van verantwoordelijkheid van onderneming en individu, die veel verder gaat dan de letter-
lijke naleving van milieuwetgeving. Het beginsel van duurzame ontwikkeling en milieubescherming moet in de voorgestelde grondwet van de Europese Unie worden opgenomen. EU-beleid is potentieel verstrekkend en moet dus op milieueffecten worden onderzocht, en daarover moet aan het Europees Parlement verslag worden uitgebracht. Een zeer belangrijk element van het milieubeleid van de EU is ervoor te zorgen dat de huidige milieunormen door alle lidstaten eerlijk in praktijk worden gebracht. De ELDR is voorstander van mainstreaming van duurzame economische groei. In deze context zijn wij van mening dat de bestaande richtlijnen met betrekking tot biodiversiteit en bescherming van natuurlijke habitats moeten worden herzien, omdat ze hun doelstellingen niet bereiken. De ELDR zal de versterking nastreven van EUinitiatieven met betrekking tot klimaatswijziging in de EU en internationaal. De ELDR wil dat de EU-verplichtingen in de context van het Kyoto-protocol worden nageleefd. Daarom ondersteunen wij krachtig de invoering van een verplichte regeling voor de handel in emissierechten voor de EU-industrie. De ELDR ondersteunt een nationale koolstofbelasting in de gehele EU, zolang die de algemene belastingdruk voor de EU-burger niet beïnvloedt, en een Europees - en ten slotte internationaal - systeem van nationale belasting van luchtvaartbrandstof. Over het algemeen is de ELDR van mening dat besluiten over met milieu en energie verband houdende belastingen in de gehele EU met gekwalificeerde meerderheid moeten worden genomen. Bovendien zijn wij van mening dat de onwil van andere handelsblokken of naties om betekenisvolle projecten in de context van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in praktijk te brengen, niet mag verhinderen dat de EU de agenda met betrekking tot duurzame ontwikkeling doordrukt. De ELDR is van mening dat de opname van milieuoverwegingen in handelsreglementering van zeer groot belang is en dat nieuwe multilaterale handelsrondes belangrijke nieuwe bepalingen moeten bevatten die gericht zijn op 89
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
de bescherming van milieuduurzaamheid, zonder toevlucht te nemen tot protectionisme. De ELDR wil dat markten goede milieupraktijk bevorderen. Markten kunnen worden gebruikt om activiteiten die het milieu schaden, zoals het gebruik van niet-duurzame energie, te beperken. Als Europa wil slagen in het beperken van de CO2-emissies, dienen aan producenten en consumenten duidelijke economische stimuli te worden verstrekt. De ELDR zal zich inzetten voor de goedkeuring van belastingstimuli met betrekking tot alle materialen met het oog op energiebehoud in de EU. De ELDR zal ook streven naar de uitbreiding van de toepassing van het beginsel van verantwoordelijkheid van de producent wat het ontwerp, het hergebruik, de terugwinning en de recycling van producten betreft. Tegelijkertijd zal de ELDR alleen nieuwe EUwetgeving invoeren waar dat duidelijk is gerechtvaardigd. De onmiddellijke last van veel milieubeleid wordt door de industrie gedragen. Daarom zullen wij ons inzetten om te garanderen dat milieuaudits en kosten-batenanalyses worden uitgevoerd om prioriteiten voor actie te bepalen en onnodige reglementering met weinig nut te vermijden. Wij zijn verheugd over het besluit van de Commissie om een nieuwe energiedienstenrichtlijn voor te leggen om te garanderen dat de liberalisering van de EU-energiemarkt (die wij ondersteunen) met milieuverantwoordelijkheden in evenwicht is, en wij zullen ons te gepasten tijde voor het in praktijk brengen ervan inzetten. De ELDR zal zich blijven inzetten voor beter dierenwelzijn en aandringen op hogere normen en strenge handhaving van regels met betrekking tot het vervoer van dieren, de beperking van dierproeven en de bevordering van alternatieve methoden, en zich tegen de wreedheid achter activiteiten zoals de handel in katten- en hondenpels verzetten. Garanderen van een duurzame toekomst voor de Europese visserij en de Europese vissers Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) is volledig van het duurzame gebruik van visbestanden afhankelijk. Zonder vis zullen er 90
geen vissers zijn. Daarom zal de ELDR blijven benadrukken dat het welzijn van de visbestanden een rechtstreekse maat is voor het succes van het GVB. In bepaalde kwetsbare perifere gebieden is de bijdrage van de visserij zeer groot. De ELDR is van mening dat voldoende middelen moeten worden besteed aan de herstructurering van deze van visserij afhankelijke gemeenschappen en de verbetering van hun concurrentievermogen en de ontwikkeling van nieuwe manieren om in de visserijsector toegevoegde waarde te creëren. De schaal van de visserij moet worden beperkt tot een niveau dat met het behoud van de bestanden in overeenstemming is. De ELDR ondersteunt geen vergroting van de vangstcapaciteit. Tegelijkertijd wordt het feit dat vissers zich wegens quota vaak verplicht zien dode vis die perfect voor menselijke consumptie geschikt is, weer in zee te gooien, als één van de grootste gebreken van het GVB beschouwd. Om aan het probleem van overboord gezette vis een einde te maken, moet de Unie de flexibiliteit van quota met bestaande allocaties vergroten en investeren in programma’s om de selectiviteit van het materiaal te verbeteren, die ook op de bestrijding van de ongewilde vangst van dolfijnen en zeevogels gericht moeten zijn. De ELDR is van mening dat de participatie van belanghebbenden in de besluitvorming sterk moet worden verbeterd om de legitimiteit van het GVB te vergroten. De uitputting van de wereldvisbestanden is een zeer zorgwekkende kwestie. De ELDR zal daarom blijven bepleiten dat de EU duurzame visserij wereldwijd moet bevorderen en dat ze het geld van de belastingbetaler niet mag gebruiken om overcapaciteit uit te voeren. De EU moet de visserijsector en andere belanghebbenden helpen volledige verantwoordelijkheid voor hun activiteiten op zich te nemen. Vis is in het grootste deel van de zich ontwikkelende wereld de belangrijkste bron van dierlijke eiwitten. De EU - en andere grote visserijlanden - hebben geprobeerd hun problemen met betrekking tot een te grote viscapaciteit op te lossen door visrechten in de wateren van
Europese Liberale en Democratische Partij
zich ontwikkelende landen te kopen. De ELDR is van mening dat dit nooit ten koste mag gaan van de plaatselijke visserijsector of het mariene milieu in die wateren. De ELDR is van mening dat visserijovereenkomsten minstens een echte component met betrekking tot plaatselijke ontwikkeling en krachtige voorzorgsmaatregelen met betrekking tot het milieu moeten bevatten.
EU-BEGROTING -
HET LEVEREN VAN WAAR
VOOR GELD
Empowering van de EU-belastingbetaler Het Europees Parlement heeft met betrekking tot de EU-begroting reeds veel bevoegdheid het heeft het laatste woord over structuurfondsen, administratieve uitgaven, intern beleid, externe acties en pretoetredingssteun voor kandidaat-EU-landen. Nationale ministers van Financiën hebben echter nog steeds het laatste woord over de meeste uitgaven met betrekking tot het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid, financiering voor de vergaring van inkomsten in de lidstaten en een groot deel van de EUbegroting voor ontwikkeling. Alles samen gaat het om 45% - bijna de helft - van de totale EU-begroting. De ELDR wil het Europees Parlement, als EU-instelling die de belastingbetaler in de EU - d.w.z. de Europese kiezer het meest rechtstreeks vertegenwoordigt, volledige begrotingsbevoegdheid geven, zodat de leden van het Europees Parlement de bevoegdheid voor alle EU-uitgaven met de Raad van ministers van Financiën delen. Met betrekking tot de inkomstenzijde van de begroting wil de ELDR dat het Europees Parlement volledig bij besluiten over de eigen middelen wordt betrokken. De ELDR stelt geen bevoegdheden met betrekking tot inkomstenvergaring voor de EU-instellingen voor. Tegelijkertijd verwerpt de ELDR elke beperking van de huidige begrotingsbevoegdheden van het Europees Parlement. Garantie van waar voor geld en bestrijding van fraude De ELDR wil garanderen dat de bestedings-
prioriteiten van de EU met die van de burger overeenkomen en dat het geld van de belastingbetaler in de EU doeltreffend wordt besteed door de uitgaven voortdurend en nauwgezet te controleren, om zo tot een positieve externe audit van de Europese Rekenkamer over het financieel beheer van de EU-begroting te komen. De ELDR vindt het onaanvaardbaar dat de EU-begroting in de voorbije acht jaar elk jaar een negatieve audit kreeg. Daarom zal de ELDR de Commissie en de Rekenkamer blijven aansporen om het Parlement een veel duidelijker analyse, sector per sector en vergezeld van meetbare prestatieindicatoren, van het financieel beheer te verstrekken en de lidstaten die hun verantwoordelijkheid met betrekking tot de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap niet op zich nemen, bij naam te noemen. De lidstaten moeten hun verantwoordelijkheid op zich nemen en alle EU-begrotingsbetalingen door nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten grondig controleren - in het bijzonder landbouw- en structuurfondssteun, die 80% van de EU-begroting in beslag nemen en grotendeels mee door de lidstaten, regio’s en plaatselijke autoriteiten worden beheerd. De ELDR is van mening dat een manier om dit in de landbouwsector te bereiken de invoering is van grote cofinanciering van door de EU gefinancierde projecten met middelen uit nationale, regionale en plaatselijke begrotingen, zodat nationale en regionale autoriteiten belang hebben bij de garantie van goede financiële praktijken. Voor liberalen is corruptie een gesel voor de maatschappij. Bij de bestrijding van fraude zal de ELDR zich blijven inzetten voor de versterking van de anti-fraudedienst van de EU, de volledige onafhankelijkheid ervan van de Europese Commissie en de garantie dat hij nauw en op doeltreffende wijze met nationale onderzoekers en openbare aanklagers samenwerkt om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen. Daartoe kan de instelling behoren van een hoedanigheid van Europese openbare aanklager, om het moge91
Een nieuw, uitgebreid Europa, open voor zijn burgers en open voor de wereld
lijk te maken dat onderzoek naar fraude op Europees niveau wordt geleid en de vervolging ervan in nationale rechtbanken wordt ingesteld. De ELDR vindt het van zeer groot belang dat in een uitgebreide Europese Unie zowel de financiële controle als de bestrijding van fraude worden versterkt. Het Europees Parlement: orde scheppen in eigen huis Het is van fundamenteel belang dat het Europees Parlement de eigen begroting op transparante wijze en volledig in overeenstemming met goed financieel beheer beheert. Daarom is de ELDR vastbesloten dat de Raad en het Parlement zo snel mogelijk een gemeenschappelijk statuut voor leden en parlementaire assistenten moeten goedkeuren om voor leden een transparanter systeem van toelagen en voor assistenten duidelijker contractuele regels en goede sociale zekerheid te garanderen. Het Europees Parlement moet ook over één enkele zetel mogen beslissen om aan de maandelijkse reizen tussen Brussel en Straatsburg een einde te maken. Hervorming van de Commissie De ELDR zet zich in voor een doeltreffende interne hervorming in de Commissie via de verwezenlijking van beter financieel en personeelsbeheer, dat in het bijzonder door de instelling van de nieuwe interne auditdienst, de voorlegging van jaarlijkse rapporten door individuele departementen over hun financiële controle en begrotingsuitvoering, regelmatige rotatie van hoge ambtenaren, grotere transparantie van benoemingen van hogere ambtenaren, hervormingen van de financiële administratie, de invoering van een gedragcode voor ambtenaren, richtlijnen met betrekking tot whistleblowing en een grondige reorganisatie van loonschalen en regels met betrekking tot promotie, gelijke kansen en verouderde privileges in de instelling dient te worden bereikt.
CONCLUSIE De ELDR streeft de hervorming van de EU92
instellingen na en zal zich blijven inzetten om de EU democratischer, transparanter, doeltreffender, verantwoordelijker en voor zijn burgers toegankelijker te maken. Met betrekking tot intern EU-beleid zullen wij ons blijven inzetten voor een Europa dat open is voor zijn burgers en een concrete bijdrage aan de verbetering van hun dagelijks leven levert door de interne markt te voltooien en alle EU-burgers zo de vrijheid te geven onverschillig waar in de EU te leven, te werken en te reizen, goederen en diensten te consumeren en hun geld te investeren. De visie van de ELDR voor de EU is een Europa dat duurzame economische groei stimuleert, de verwijdering van vooroordelen en discriminatie nastreeft, individuele vrijheid en mogelijkheden maximaliseert, culturele diversiteit bevordert en de mensenrechten in alle lidstaten verdedigt. De ELDR zet zich in voor de volledige erkenning van de rol van de regionale en plaatselijke autoriteiten in de toepassing van EU-beleid en is van mening dat zij en hun vertegenwoordigende instellingen dienen te worden geraadpleegd op die gebieden die relevant zijn voor de bevoegdheden die ze in overeenstemming met de interne organisatie van hun staat uitoefenen. Tegelijkertijd streven wij een grondige hervorming na van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de omzetting ervan in een geïntegreerd en marktgericht voedselvoorzieningsen plattelandsbeleid dat veilig en gezond voedsel, welvarende plattelandsgebieden en hoge milieu- en dierenwelzijnsnormen garandeert. Wij willen illegale immigratie uitroeien door de instelling van een gemeenschappelijk systeem van beheerd asiel, dat asielzoekers behoorlijk behandelt en garandeert dat ze de wetten en gebruiken van de gastmaatschappij in acht nemen. Wij zetten ons volledig in voor de gemeenschappelijke strijd tegen internationaal terrorisme en georganiseerde criminaliteit, maar zullen steeds waakzaam blijven tegenover de afbrokkeling van de persoonlijke vrijheid. De ELDR staat achter de lopende uitbreiding
Europese Liberale en Democratische Partij
van de Europese Unie op basis van de beginselen van democratie, vrede, stabiliteit, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, markteconomie en vrij verkeer. Wij blijven van mening dat nieuwe lidstaten als gelijken moeten worden behandeld en dat overgangsregelingen tot een absoluut minimum dienen te worden beperkt. In onze betrekkingen met de buitenwereld zijn wij van mening dat het belangrijk is nauwere samenwerking met de buurlanden van de nieuwe, uitgebreide Europese Unie aan te moedigen. Wij zullen het International Strafhof blijven verdedigen als het beste middel om de mensenrechten wereldwijd te bevorderen en te verdedigen. Op het gebied van veiligheid en defensie zullen wij blijven streven naar een in nauwe samenwerking met de NAVO te ontwikkelen, doeltreffend gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU, dat Europa in staat stelt op grond van inachtneming van het internationaal recht en besluiten van de VN in de ruimere wereld grotere verantwoordelijkheid op zich te nemen. Onze visie is er een van vrije handel en de openstelling van de EU-markten voor uitvoer uit de zich ontwikkelende wereld. Ondertussen moet de openbare steun op voedsel, ge-
zondheid, onderwijs, de ontwikkeling van particuliere ondernemingen en de verdediging van gelijke kansen, goed bestuur en mensenrechten worden gericht. Steun dient echter gebaseerd te zijn op methodes van ontwikkelingssamenwerking die echt werken, doeltreffend zijn en bijdragen aan het vermogen van ontwikkelingslanden om op de wereldmarkt te concurreren. De ELDR erkent de zeer belangrijke rol van de EU in de bevordering van milieuduurzaamheid en zal inspanningen ondersteunen om te garanderen dat alle burgers en sectoren van de maatschappij en de economie bij de bescherming van ons milieu voor de toekomstige generaties een eerlijk deel van de verantwoordelijkheid op zich nemen. Wij zullen ook druk uitoefenen op de EU om bij het bepalen van de internationale agenda ten gunste van duurzame ontwikkeling het voortouw te blijven nemen. Door voor het Europees Parlement in 2004 voor ELDR-kandidaten te stemmen, stemt u voor een bekend curriculum van progressieve hervormingen en voor een partij die zich inzet voor de totstandbrenging van een uitgebreide EU die openstaat voor zijn burgers en voor de wereld.
93
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie EEN LIBERAAL EUROPA Op 10 juni aanstaande vinden de zesde rechtstreekse verkiezingen voor het Europese Parlement plaats. De VVD moet bij deze verkiezingen duidelijk maken hoe zij de toekomst ziet van Nederland en de rol die de Europese Unie daarbij vervult. De VVD maakt zich sterk voor een liberaler Europa. De VVD wil als onderdeel van de liberale ELDR-fractie in het Europees Parlement werken aan een Europa, dat vrijheid garandeert: vrijheid om te ondernemen, vrijheid om te werken, vrijheid om wetenschap te beoefenen, vrijheid om te ontwikkelen. Wij zijn voor een vrij en veilig Europa zonder binnengrenzen, met meer markt en minder regels. De VVD is voor verbeterde en versterkte Europese samenwerking. De VVD is voor Europese samenwerking, maar schroomt niet te zeggen dat het beter kan. Wij zijn vóór Europa, maar dan wel een Europa dat zijn grenzen kent. Een Europa, dat zich richt op al die problemen die de lidstaten alleen niet kunnen oplossen.
1. Afspraak is afspraak Het stabiliteitspact staat garant voor gezonde overheidsfinanciën en voorkomt dat landen hun economische problemen afwentelen op de toekomst of op andere lidstaten. Onlangs heeft een aantal landen de regels van het pact geschonden. Deze landen werden niet gestraft. De VVD accepteert schending van het stabiliteitspact niet. Immers, afspraak is afspraak. De VVD pleit voor versterking van het pact en steunt de Europese Commissie bij haar gang naar het Europese hof. 2. Een Europees Asiel- en immigratiebeleid Er valt veel te winnen met goede Europese samenwerking, bijvoorbeeld ten aanzien van het asiel- en immigratiebeleid. De VVD wil het asiel- en immigratievraagstuk goed aanpakken door rechtvaardig en eenduidig beleid. Naast gemeenschappelijke normen voor de opvang en toelating van vluchtelingen wordt gewerkt aan een eenduidig restrictief toelatingsbeleid voor economische migranten. Het asielbeleid wordt zoveel mogelijk gericht op 95
Een liberaal Europa
opvang van vluchtelingen in de regio. Hiervoor zullen voorzieningen moeten worden getroffen. Voor asielzoekers die toch naar Europa komen gelden dezelfde normen in alle Europese landen. Door een “Groene Kaart” te introduceren wordt voorkomen dat economische migranten de asielprocedure misbruiken. Individuele lidstaten zullen over hun eigen immigratiedoelstellingen moeten kunnen blijven kunnen beslissen. Alle Europese landen moeten samenwerken bij het uitzetten van illegalen. Commissie en Raad dienen in onderhandelingen met derde landen clausules overeen te komen voor probleemloze terugzending van illegalen naar het land van herkomst. De Europese buitengrenzen dienen streng te worden bewaakt. 3. Een veilig Europa Grensoverschrijdende problemen bedreigen de veiligheid van de Europese burger. Hier is een belangrijke rol voor de Europese Unie weggelegd. De bestrijding van terrorisme en internationale criminaliteit (zoals drugshandel en mensensmokkel) vragen bij uitstek om een gezamenlijke aanpak. De VVD staat voor een effectief justitieel en politieel beleid. Europol moet beter worden toegerust, er moet sprake zijn van een nauwere politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten en criminele geldstromen als ook fraude moeten hard worden aangepakt. 4. Een gezond Europa De VVD is van mening dat in het geval van crisissituaties (bijvoorbeeld dreigende epidemieën zoals SARS en de vogelgriep) de EU binnen 24 uur in staat moet zijn om effectieve maatregelen daartegen te nemen. De VVD streeft naar een vrije markt voor de levering van medische diensten en medicijnen. Door grensoverschrijdende concurrentie toe te staan kunnen patiënten terecht waar ze willen, zullen de wachtlijsten slinken en kunnen de kosten van medicijnen fors omlaag. Uiteraard moeten de lidstaten zelf verantwoordelijk blijven voor de organisatie en financiering van hun zorgstelsels. 96
5. Een betaalbaar Europa Van alle lidstaten draagt Nederland per hoofd van de bevolking het meest af aan de EU. Dit moet veranderen. De VVD zet daarom in op een strak uitgavenbeleid en een netto-begrenzer van de Nederlandse afdracht om te komen tot een redelijke bijdrage. Europese structuurfondsen moeten in de toekomst alleen ten goede komen aan de landen die ze werkelijk nodig hebben, dat zijn dus de nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa. Het uitgavenbeleid moet Europese meerwaarde opleveren. Rijke lidstaten kunnen veel beter zelf investeren in hun eigen zwakkere economische regio’s dan dat de Commissie dat doet met hun geld. Tijdelijke financiële ondersteuning van armere Europese landen zodat zij aansluiting vinden bij de rest is nodig. Niettemin moeten ook deze landen uiteindelijk op eigen benen staan. Europees wat moet, nationaal wat kan. 6. Ondernemende boeren voor veilig en eerlijk voedsel De VVD wil het Europese landbouwbeleid grondig hervormen. Europese boeren moeten zich richten op de markt. Subsidies voor productie en uitvoer moeten zo snel mogelijk worden afgeschaft. De ontwikkelingslanden moeten een echte kans krijgen om te concurreren. Duidelijke milieunormen, strenge naleving en intensieve dier- en voedselcontroles dienen voedselveiligheid en dierenwelzijn te garanderen, voor producten van binnen en buiten de EU. De VVD wil duurzame plattelandsontwikkeling waarbij alle economische potenties op het platteland worden benut. 7. Een innovatief en dus geen bureaucratisch Europa Europa moet kansen bieden door één Europese markt, minder regels, minder bureaucratie, meer vrij ondernemerschap en meer individuele verantwoordelijkheid. Ook in Europa moeten de kosten, ontstaan door nieuwe regelgeving, omlaag. De VVD wil dan ook dat Europese regels (nieuwe en bestaande) wor-
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
den getoetst op de administratieve lasten die deze regels veroorzaken voor zowel de private als de publieke sector. Het streven naar een Europese innovatieve en hoogwaardige kenniseconomie moet worden versterkt. Hiertoe moet een bindend politiek spoorboekje worden opgesteld in plaats van aanbevelingen die tot niets verplichten. Een flexibele arbeidsmarkt, gemakkelijke toegang tot risicodragend kapitaal, flexibele pensionering, deregulering, goed en toegankelijk (grensoverschrijdend) onderwijs zijn in deze van groot belang. Ruim baan voor private initiatieven en slimme ppsconstructies. Na vijf jaar vervallen Europese regels automatisch, tenzij wordt aangetoond dat ze nog steeds een grensoverschrijdend doel dienen. Milieuvervuiling beperkt zich niet tot landsgrenzen. Hiervoor is Europese regelgeving in de vorm van doelvoorschriften noodzakelijk. 8. Een democratisch Europa De VVD wil een democratisch Europa. Wie in Europa verantwoordelijk is voor welke besluiten moet voor de burgers duidelijker worden. Wij willen het Europees Parlement meer invloed geven. De Europese instellingen moeten betrouwbaar zijn, en dus mag er geen plaats zijn voor fraude, vriendjespolitiek, verspilling en geheimzinnigheid. 9. Buitenlands beleid De VVD is voorstander van een gemeenschappelijk buitenlands beleid, waarbij naast mensenrechten, Europese belangenbehartiging een
belangrijke doelstelling is. Defensie, handelspolitiek en Europese ontwikkelingssamenwerking dienen daarbij inzetbare middelen te zijn. De lidstaten behouden de autonomie over de inzet van hun troepen. Bij conflicten, van welke aard dan ook, dient gestreefd te worden naar multilaterale oplossingen. De relatie tussen Europa en de VS is gebaseerd op partnerschap. De lidstaten van de Europese Unie moeten met het oog op toenemende terroristische dreiging en verdere internationale vredestaken een gezamenlijke veiligheidsvisie ontwerpen en een defensiebeleid ontwikkelen in samenwerking met de NAVO. De VVD steunt de oprichting van een Europese Snelle Reactiemacht. De VVD wil dat de EU zich blijft inzetten voor een verdere vrijmaking van de wereldhandel middels overleg in de Wereld Handels Organisatie. 10. Een slagvaardig Europa Op 1 mei treden 10 nieuwe lidstaten tot de Unie toe. Andere landen zijn kandidaat om lid van de EU te worden. De VVD wil voor 2009 geen nieuwe kandidaten uitnodigen, laten we eerst ons eigen EU-huis op orde maken. Bij een eventuele verdere uitbreiding van de EU verkrijgt een Europees land slechts kandidaat-status wanneer het voldoet aan de politieke Kopenhagen-criteria. Pas daarna wordt een traject voor toetreding overeengekomen. Daadwerkelijke toetreding vindt alleen plaats wanneer de kandidaat-lidstaat volledig voldoet. Belangrijk is dat verdere uitbreiding de slagvaardigheid van de Unie niet aantast.
97
Democraten 66
Democraten 66 EEN SUCCESVOL EUROPA D66 is een groot voorstander van de Europese gedachte. Europese integratie heeft sinds de Tweede Wereldoorlog vrede en voorspoed gebracht. De basis van het moderne Europa is eenheid in diversiteit. Europa kent een grote verscheidenheid aan culturen, maar ook een gemeenschappelijke geschiedenis én een gemeenschappelijke toekomst. D66 kiest ervoor om de kracht van de Europese Unie te benutten en te vergroten. D66 kiest voor een sterke en innovatieve economie die minder belastend is voor het milieu. D66 kiest voor stabiliteit, veiligheid en vrede als voorwaarden voor uw persoonlijke vrijheid. D66 kiest voor een sociaal en solidair Europa. D66 kiest voor democratisch, transparant en efficiënt bestuur, waarvan u de richting bepaalt. De toekomst van Europa is in uw handen. D66 wil dat u meer werk kunt maken van een betere toekomst voor alle burgers van Europa. Niet door te bedenken wat goed is voor u, maar door u mogelijkheden te bieden om zelf te kiezen, om te ondernemen en uw leven vorm
te geven in een duurzame samenleving. D66 is een sociaal-liberale partij. Dat betekent dat iedereen vrij, betrokken, gelijkwaardig en mondig kan zijn. Dat is onze inzet voor heel Europa. Wij volgen Europa kritisch, maar gaan niet mee met de mode van euroscepcis. Wij willen dat consumenten meer te kiezen hebben, ondernemers meer ruimte krijgen en burgers echte invloed hebben. We hebben ons altijd ingezet voor onderwijs, zorg en voor natuur. Daar hebben we ook Europa bij nodig. Daar heeft Europa D66 bij nodig. D66 kiest vóór Europa. Wat kiest u?
DE EUROPESE MANIER VAN LEVEN De Europese samenwerking gaat niet alleen om economische belangen. Wat ons met elkaar verbindt, gaat dieper. Een gezamenlijk cultuurgoed met een gedeelde historie en gedeelde waarden. In een wereld waarin vrijheid en respect onder druk staan, moet de Europese Unie meer dan ooit aandacht hebben voor democratie en rechtsorde, gelijkwaardigheid 99
Een succesvol Europa
van alle burgers en gelijke kansen voor allen. We moeten meer dan ooit letten op verdraagzaamheid en respect voor minderheden. Europa draagt een grote verantwoordelijkheid voor vrede en veiligheid. We kunnen een bron zijn van meer mogelijkheden voor welvaart en welzijn in de rest van de wereld. Europa is geen eenheidsworst. En dat willen we graag zo houden. Binnen de EU is een enorme diversiteit aan culturen en religies verzameld. D66 vindt het uniek en van grote meerwaarde dat deze verschillende achtergronden zich hebben verenigd in de EU met haar 25 lidstaten. Deze historische prestatie moet voortaan worden gevierd als officiële feestdag op 9 mei, de "Dag van Europese eenheid". Het respect voor diversiteit is een van de pijlers voor de Europese manier van leven, samen met tolerantie en democratie. Daarom is het verstandig om niet alles in Europa te regelen. Veel vraagstukken kunnen in de landen zelf worden opgelost, zoals homohuwelijk, abortus en beleid rond softdrugs. Deze oplossingen moeten wel altijd voldoen aan de internationale verdragen op het gebied van mensenrechten en de vrije toegang tot de gezondheidszorg. Europa moet vooral gericht zijn op het bieden van meerwaarde door samenwerking, het aanpakken van grensoverschrijdende kwesties en het bieden van gelijke kansen voor iedereen. Dat betekent dat in Europa ieder mens telt en dat in beginsel iedereen zichzelf mag zijn. Maar vrijheid kent ook grenzen. De vrijheid van de een eindigt waar die van de ander begint. Vrijheid van meningsuiting is voor ons onaantastbaar, maar waar minderheden of meerderheden hun visie op de wereld proberen door te drukken zonder respect voor andere wereldbeelden en individuele keuzes van mensen, wordt de democratie en basistolerantie geweld aangedaan. Daar zullen we ons tegen blijven verzetten. Zonder een krachtige economie is er geen basis voor een krachtig Europa. De economie van Europa kwakkelt en stagneert, en de werkgelegenheid blijft achter. In 2000 hebben de regeringsleiders van de lidstaten van de EU 100
afgesproken dat Europa in 2010 de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie van de wereld zal zijn. Alle landen zouden daar werk van maken. Helaas is in 2004 nauwelijks een begin gemaakt met de noodzakelijke hervormingen en loopt de innovatiestrategie van Europa nu al ver achter op schema. D66 wil dat de lidstaten van de EU kennis en innovatie van hun economie tot prioriteit verheffen.
MINDER
REGELS , MEER RUIMTE VOOR DE
KENNISECONOMIE
Investeren in innovatie D66 pleit voor een krachtige impuls voor de kenniseconomie, voor innovatie en ondernemerschap. De interne markt heeft enorm bijgedragen aan de economische groei van Europa, maar er zijn nog steeds te veel obstakels voor vrijhandel en eerlijke concurrentie. De Europese economie is op dit moment niet flexibel en vernieuwend genoeg. D66 pleit daarom voor een meer dynamische en flexibele arbeidsmarkt, waarbij ook plaats is voor kennis uit het buitenland. D66 wil een duurzame economische groei voor Europa, in milieu- en sociaal opzicht. Regels van de EU moeten duurzaamheid bevorderen. D66 wil daarbij eenvoudig toepasbare criteria, minder bureaucratie en een fiscaal opdrachten- en subsidiebeleid dat gericht is op duurzaamheid. Een duurzame economie betekent ook: gezonde staatsfinanciën en geen afwenteling van kosten op toekomstige generaties. Innovatie moet lonen, dat is essentieel voor een vitale kenniseconomie. Europese patenten copyrightregels mogen daarom niet kunnen worden misbruikt om marktwerking en innovatie te blokkeren. Software-patenten zijn dan ook niet nodig: de Europese software-industrie is ook zonder patenten tot grote bloei gekomen. Om innovatie en concurrentie te bevorderen en ook kleine IT-ondernemers kansen te bieden, wil D66 dat het gebruik en ontwikkelen van vrije en open-source-software wordt gestimuleerd. Naast technologische innovaties zijn organi-
Democraten 66
satorische innovaties van cruciaal belang voor de kenniseconomie. Het gebruiken en het ontwikkelen van organisatiekennis is een belangrijke motor voor het verbeteren van processen en het oplossen van problemen in organisaties. Alleen door organisatorische inbedding is een goed gebruik van technologische vernieuwing mogelijk. De combinatie van technologische en organisatorische innovatie biedt kansen om efficiënter te werken en aan te sluiten op maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld meer klantgericht en maatschappelijk verantwoord functioneren en het optimaal combineren van arbeid en zorg.
EU echt één economische markt vormt, waar grenzen voor bedrijven en werknemers geen rol spelen. D66 wil de administratieve lasten voor ondernemingen daarom beperken en in de toekomst de winstbelasting in de EU gelijktrekken. De fiscale stelsels voor de inwoners van de lidstaten ziet D66 echter als een nationale aangelegenheid, waar de EU zich niet in hoeft te mengen. Investeringssubsidies en Europese aanbestedingen moeten beter aansluiten op de praktijk van het MKB. Het MKB vervult immers een grote rol in de ontwikkeling van de regionale economie en kan de bedrijvigheid in de grote steden worden versterkt.
Wetenschap en onderzoek als basis voor vooruitgang D66 streeft naar een Europese Ruimte voor Onderzoek en wil dat binnen heel Europa 3% van het BNP wordt geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling. D66 wil dat de EU meer geld beschikbaar stelt aan universiteiten en onderzoeksinstituten die grensoverschrijdend samenwerken. Universiteiten die excellent presteren op een specifiek vakgebied ontvangen extra Europees budget. Verder moeten nationale obstakels verdwijnen die het vrije verkeer van onderzoekers en studenten belemmeren. ICT moet ook in Europa aan Europese studenten en wetenschappers de mogelijkheid bieden colleges te volgen via hun huiscomputer. De inrichting van het Europees hoger onderwijs qua roosters, toegankelijkheid en de erkenning van opleidingen dient in 2010 inhoudelijk één geheel te zijn.
Transparantie en gelijkheid voor beleggers D66 wil de werking van financiële markten versterken, met meer openheid rond ondernemingen, meer concurrentie en makkelijker toegang voor ondernemers tot nieuw kapitaal. De situatie op de financiële markten heeft grote invloed op het leven van de burgers, in het bijzonderder op de pensioenen. D66 wil daarom hogere eisen stellen aan de kwaliteit en doorzichtigheid van de informatie voor alle belanghebbenden. Beleggers in de EU hebben recht op volledige en juiste informatie. Aandeelhouders dienen bijvoorbeeld tegelijkertijd over dezelfde informatie te kunnen beschikken als andere financiers. In de hele EU dient een einde gemaakt te worden aan het beperken van zeggenschap van aandeelhouders bij beursgenoteerde ondernemingen. Voor D66 zijn eigendom en zeggenschap met elkaar verbonden.
Gelijke lasten voor Europese ondernemers Een sterkere economie biedt weer ruimte voor groei, waardoor we de kosten van ons sociale stelsel en de pensioenen ook in de toekomst kunnen dragen. Het concurrentievermogen van Europa moet beter. D66 wil meer ruimte om te excelleren en te innoveren. Minder regels, meer ruimte voor het MKB en meer investeringen in onderwijs en onderzoek zullen de economische dynamiek van Europa versterken. Voor economische groei is het nodig dat de
Sociale rechten versterken voor werknemers D66 wil dat werknemers overal binnen de EU kunnen werken zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor opgebouwde sociale rechten, zoals pensioenen en uitkeringen. Binnen de EU moeten de sociale stelsels van lidstaten het mogelijk maken voor werknemers om hun opgebouwde rechten mee te nemen naar andere landen. D66 is van mening dat in het bijzonder de positie van grensarbeiders niet nadelig beïnvloed mag worden door overbodige nationale belemmeringen. 101
Een succesvol Europa
Pensioenen garanderen Alle landen van Europa hebben een pensioenprobleem. De komende jaren zal het percentage ouderen in heel Europa snel toenemen. Dit heeft gevolgen voor de financiering van pensioenen, omdat steeds minder werkende mensen moeten betalen voor die pensioenen. D66 wil lidstaten verplichten een plan te presenteren aan de EU hoe ze de pensioenen kunnen garanderen, nu en in de toekomst. Hierbij moeten ze aangeven hoe het nationale pensioenbeleid zich aanpast aan de demografische omstandigheden in hun land. Daarnaast wil D66 dat op Europees niveau onderzocht wordt of er gezamenlijke afspraken gemaakt kunnen worden met betrekking tot een nationale BTW heffing ter dekking van de pensioenentekorten (bijvoorbeeld 0,5%). D66 is voorstander van een verschuiving van de lasten op arbeid naar belastingheffing op consumptie. Belasting op consumptie in plaats van arbeid leidt tot meer keuzevrijheid en biedt de kans om de milieubelasting van producten door te berekenen. Arbeid wordt goedkoper en dit levert banen op. Publieke diensten dicht bij de burger Openbaar vervoer, energie en water, telecommunicatie, postdiensten, publieke televisienetten en dergelijke zijn diensten van algemeen belang. Alle burgers moeten toegang hebben tot dit soort diensten, en dat tegen een redelijk tarief. Aanbieders van publieke diensten moeten voldoen aan de Europese regels voor concurrentie en staatssteun. Waar aan bepaalde groepen burgers niet voldoende publieke diensten door de markt worden aangeboden, moeten lidstaten zelf het voortouw nemen. De Europese boer als ondernemer Binnen de EU is gekozen voor open concurrentie en het bestrijden van onnodige staatssteun aan bedrijven. D66 vindt dat de landbouw een gewone economische sector is, waarop dezelfde wetten en regels van toepassing zijn als op andere sectoren. D66 wil een vitale, concurrerende landbouwsector, Het huidige landbouwbeleid is slecht voor het mi102
lieu, slecht voor de derde wereld, slecht voor de belastingbetaler, slecht voor de consument, en uiteindelijk ook slecht voor de boer. D66 vindt dat de landbouwhervormingen niet ver genoeg en niet snel genoeg gaan. Mede door de uitbreiding van de EU zijn hervormingen hoogst noodzakelijk. Het landbouwsubsidiebeleid zoals we dat nu kennen moet worden afgebouwd. Gelden moeten in het vervolg worden ingezet voor onderzoek, plattelandsontwikkeling en landschapsbeheer. Het beheer van natuur en cultuurlandschappen is een belangrijk publiek goed. D66 vindt het terecht dat de overheid daarvoor betaalt. Wel moet dit geld dan zoveel mogelijk marktconform verdeeld worden, bijvoorbeeld via openbare aanbestedingen. Markttoegang voor ontwikkelingslanden D66 wil dat de EU een einde maakt aan concurrentievervalsende subsidies en beschermingsmaatregelen voor Europese bedrijven. Goede handelsrelaties zijn voor ontwikkelingslanden veel effectiever dan ontwikkelingshulp alleen. D66 wil daarom dat arme landen makkelijker toegang krijgen tot de Europese markten. De EU stelt aan de invoer van producten uit ontwikkelingslanden alleen nog minimumeisen die betrekking hebben op sociale of milieunormen zoals rond kinderarbeid en voedselveiligheid. Daarnaast wil D66 een sterkere coördinerende rol voor de Europese Commissie rond ontwikkelingshulp van de Europese landen om een beter effect te bereiken. De nog bestaande beschermingsconstructies voor Europese bedrijven moeten verdwijnen, bedrijven die het zonder structurele bescherming van hun overheid niet redden hebben geen bestaansrecht. Het optreden van de EU in de WTO inzake handelspolitiek zal erop gericht zijn om belemmerende regelgeving terug te dringen. Voor ondernemers willen we de afdwingbaarheid van internationale handelscontracten vergemakkelijken en wettelijke bescherming vergroten, bijvoorbeeld rond het intellectueel eigendom. D66 streeft naar afschaffing van nationale patenten ten gunste van het algemeen geldend Europees
Democraten 66
patent. De kosten van het verwerven van een patent moeten om innovatie te bevorderen drastisch naar beneden.
EEN VEILIGE LEEFOMGEVING Een veilige leefomgeving is een voorwaarde voor vrijheid en persoonlijke ontwikkeling. Daarom is het één van de kerntaken van de overheid om daarvoor zorg te dragen. In de laatste jaren is het gevoel van onveiligheid sterk toegenomen. Misdaad, terrorisme en oorlogen, maar ook natuur- en milieurampen, grote trein- en vliegtuigongelukken en spanningen tussen bevolkingsgroepen hebben geleid tot een groeiend gevoel van onveiligheid. Hoewel de overheid niet alle dreiging en rampspoed kan wegnemen, is het van het grootste belang dat de burgers erop kunnen vertrouwen dat de overheid haar verantwoordelijkheid neemt. Aangezien de meeste van deze problemen grensoverschrijdend zijn, moet de EU sterke bevoegdheden krijgen om de leefomgeving veiliger te maken. Criminelen ook over de grens pakken De rechtsstaat zoals wij die kennen in Nederland mag niet worden aangetast. D66 wil daarom dat Europa de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit stevig ter hand neemt. De ondersteunende rol van Europol moet worden versterkt. Het valt niet uit te leggen dat het Europa zonder grenzen wel geldt voor criminelen, maar niet voor de politieagenten die hen proberen te arresteren. Dit betekent onder andere dat het voor politiediensten in grensregio's mogelijk moet zijn achtervolgingen voort te zetten op het grondgebied van een buurland. Geen bevoegdheden zonder controle Het recht moet altijd zegevieren. D66 heeft zich daarom altijd ingezet voor een goed evenwicht tussen de rechtsbescherming van verdachten en een effectieve rechtspleging. Iedere bevoegdheid op Europees niveau moet dus gepaard gaan met goede democratische controle en bescherming van burgerrechten. Het Europees Parlement moet kunnen mee-
beslissen over juridische onderwerpen. Burgerrechten zoals die voor privacybescherming moeten in de Europese Grondwet worden vastgelegd en afdwingbaar zijn bij de rechter. D66 vindt dat de EU haar burgers moet beschermen tegen invloeden van niet-lidstaten, opdat onze Europese rechtstaat naar eigen model vormgegeven kan worden. Het uitleveren van Europese burgers aan landen die geen lid zijn van de EU kan alleen als de burgerrechten van verdachten zijn gegarandeerd en het betreffende land de eventueel opgelegde straffen voor EU-burgers aanpast aan de maatstaven van het land van ingezetenschap van de burgers. D66 ondersteunt de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Zo dient volgens D66 de uitwisseling van gedetineerden en van strafbare feiten verdachte EU-onderdanen zoveel mogelijk op communautair niveau te worden geregeld, met name de bescherming van de mensenrechten zoals die in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens zijn vastgelegd. Dit laat onverlet dat de lidstaten vrij zijn hogere eisen te stellen op het gebied van uitleveringen, strafvervolgingen en rechtshulp aan derde landen. Democratische controle op een meer effectief Europol Een snellere opsporing en betere communicatie tussen Europese politiediensten zijn nodig. Voor zware criminaliteit willen wij een intensieve samenwerking van alle lidstaten met Europol. Dit vereist een goede registratie van zware delicten in de EU door Europol, in een database die voor alle nationale politiediensten direct toegankelijk is. Voorwaarde is wel dat het Europees Parlement adequate democratische controle kan uitoefenen. En dat kan alleen als diensten als Europol in het takenpakket van de Europese Commissie gebracht worden. Oorzaken van mensenhandel aanpakken De bestrijding van mensenhandel en uitbuiting van vrouwen in gedwongen prostitutie heeft voor D66 prioriteit. Hierbij streeft D66 naar een evenwicht tussen criminaliteits103
Een succesvol Europa
bestrijding en de aanpak van fundamentele oorzaken daarvan in eigen land. De daders willen we zwaar straffen, de slachtoffers willen we perspectief bieden op een veilige toekomst. Vrijheid en burgerrechten beschermen De aandacht van de leiders in Europa dient gericht te zijn op het creëren van begrip voor diversiteit, het bieden van ruimte voor verschillen, maar ook op het bestrijden van misstanden en haat. Een religieuze of politieke overtuiging mag nooit leiden tot een aantasting van andermans bestaansrecht of waardigheid. D66 wil de enorme welvaartsverschillen in de wereld wegnemen. De wereldwijde strijd tegen terreur mag het evenwicht tussen veiligheid en burgerlijke vrijheden niet omvergooien. De 'war on terrorism' mag geen vrijbrief worden om burgerrechten te schenden. Het recht op bescherming van privacy en het recht om voor je eigen mening uit te komen, moeten worden beschermd. Een Europees geluid in de wereld D66 wil de enorme verschillen in sociale en economische status in de wereld wegnemen. Dit kan door ontwikkelingssamenwerking, maar ook door handelsbarrières af te schaffen en te werken aan de opbouw van een democratische rechtstaat en respect voor mensenrechten. Het buitenlands beleid van de EU moet gericht zijn op het bevorderen van Europese waarden zoals democratie, veiligheid, het handhaven van de internationale rechtsorde en het voorkomen van schendingen van fundamentele mensenrechten. Regimes die de mensenrechten systematisch schenden, moeten kunnen rekenen op harde maatregelen van de EU. De EU moet er naar streven met één stem te spreken op gebied van buitenlandse betrekkingen. Europees immigratie- en asielbeleid Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen is essentieel voor stabiliteit en sociale samenhang. Integratie is vooral een taak van lokale en nationale overheden, maar rond het Europese 104
immigratie- en asielbeleid zijn samenwerking en gemeenschappelijke definities en criteria noodzakelijk. Daarom is een gezamenlijk asielbeleid in de EU vereist. De normen voor toegang tot de EU zullen moeten worden afgestemd en de opvang van asielzoekers eerlijk te verdelen tussen de landen. Hierbij zullen economische kracht, het aantal inwoners en de omvang van lidstaten zwaar wegen. De EU moet het mogelijk maken om bij internationale crises de vluchtelingen in eerste instantie in hun eigen regio op te vangen. Er wordt hun daar snel uitzicht geboden op een nieuw bestaan van vrede en vooruitgang. Een Europese Green Card Een economisch gezond Europa kan in de toekomst niet zonder mogelijkheden voor legale immigratie van arbeidskrachten elders uit de wereld. D66 wil daarom, naar het voorbeeld van het Amerikaanse of Canadese systeem, een Europese Green Card in het leven roepen om op selectieve wijze werknemers van buiten de EU toe te laten. Midden-Oosten prioriteit voor de wereldvrede De explosieve situatie in het Midden-Oosten heeft directe gevolgen voor de veiligheid in de rest van de wereld. D66 wil dat de EU het initiatief neemt om met economische en politieke middelen de onderlinge dialoog te stimuleren. We willen dat er door alle partijen wordt bijgedragen aan een oplossing, waarbij de EU steun biedt om de verschillen in economische kracht tussen de volkeren te verkleinen. Voor de EU staan het wederzijds erkennen van mensenrechten, gemaakte vredesafspraken en elkaars fundamentele bestaansrecht voorop. Het schenden van mensenrechten en afspraken zal gevolgen moeten hebben voor de economische en politieke relaties met de EU. Een Europees leger is efficiënter D66 wil werken aan een gezamenlijk Europees leger, geïntegreerd in de NAVO, omdat dat efficiënter en doelmatiger is dan 25 aparte
Democraten 66
legertjes. Dit leger zou zich moeten richten op het brengen en handhaven van vrede, in samenwerking met de VN, waarbij een terughoudende opstelling gewenst is. Desnoods zou zo'n defensiemacht kunnen worden opgezet door een aantal lidstaten die in hun samenwerking voorlopen op de andere lidstaten. In de Europese defensie-industrie zal door gezamenlijke EU-normen en eenduidige procedures een einde gemaakt worden aan de versnippering van inspanningen en belastinggeld. Daarnaast zou in EU-verband meer gezamenlijk materiaal aangekocht moeten worden, zeker wanneer het om hoogtechnologische goederen gaat.
voor het verbeteren van natuur en milieu. De aanpak van aangescherpte milieunormen heeft bijvoorbeeld geleid tot schonere motoren in auto's en vliegtuigen en duurzame vormen van energieopwekking uit zon, wind en water. Daar valt met onderzoek en innovatie nog veel meer winst te behalen, zowel voor onze economie als voor het milieu. Milieutechnologie kan een grote rol spelen bij de verbetering van het milieu en de voorkoming van verdere afbraak van onze natuur. Daarom wil D66 bijvoorbeeld dat de EU ondersteuning biedt bij het met spoed ontmantelen van oude kernreactoren en kernonderzeeërs in de voormalige Sovjet-Unie.
EEN VEILIG EN SCHOON LEEFMILIEU
Arbeid goedkoper, milieu vervuilen duurder D66 vindt dat de inrichting van de westerse economie anders moet. We willen meer ruimte voor milieuvriendelijke producten en meer belasting op vervuilende producten en productieprocessen. Het principe 'de vervuiler betaalt' moet breder worden ingevoerd: er moet een rechtstreeks verband zijn tussen gedrag en gevolgen. De huidige Europese regels voldoen niet omdat milieukosten in economische afwegingen niet meetellen. D66 pleit er daarom voor dat de werkelijke milieukosten rechtstreeks worden doorberekend in de kostprijs en ten goede komen aan Europees milieubeleid. Doordat lidstaten nog steeds niet alle Binnenmarkt en Milieurichtlijnen hebben omgezet in nationale wetgeving, treedt er door concurrentievervalsing verstoring van de marktwerking op. Het Parlement moet veel meer aandringen en toezien op het uitvoeren van Inbreukprocedures door de Commissie en bovendien hoge boetes op de inbreuken eisen. Daarnaast moeten subsidies op fossiele brandstoffen en kernenergie worden afgeschaft. Arbeid mag daarentegen juist goedkoper worden voor de Europese consument, door bijvoorbeeld maatregelen die direct de arbeidskosten van goederen en diensten verlagen.
D66 is zich ervan bewust dat de economische groei uit het verleden ons welvaart heeft gebracht, maar ook dat het milieu hiervan wereldwijd schade heeft geleden door aantasting van de waterkwaliteit, vernietiging van natuurgebieden en van dier- en plantensoorten. D66 ziet daarom goed milieubeheer ook als voorwaarde voor een veilige leefomgeving. Milieuvraagstukken zijn grensoverschrijdend. Daarom moet Europa wereldwijd actief zijn om milieuverontreiniging te bestrijden, waarbij de EU en haar lidstaten zich op alle fronten als voorbeeld gedragen. Alle lidstaten moeten de afspraken naleven die gemaakt zijn in Kyoto over het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. D66 vindt dat Europa in alle opzichten diervriendelijk moet zijn. D66 wil een eind maken aan zinloos heen-en-weergesleep van dieren. Ook het nieuwe chemicaliën beleid van de Europese Unie mag niet het onnodig lijden van dieren tot gevolg hebben. De EU moet de ontwikkeling en het gebruik van alternatieve proef methoden stimuleren. Ook moet er een algemeen Europees verbod komen op de invoer, uitvoer, verkoop en productie van bont en huiden van honden en katten. Innovatie in de zorg voor het milieu Voor D66 is het belangrijk om innovatie in technologie en methodes inzetbaar te maken
Europees beheer van rivieren en zeeën Veranderingen in bodemstructuur en klimaat 105
Een succesvol Europa
hebben ingrijpende gevolgen voor de waterhuishouding. Een stroomgebied of kustzone kan daarbij vaak beter in zijn geheel beschouwd worden, los van de landsgrenzen. We willen daarom een Europese Waterautoriteit die de verantwoordelijkheid krijgt voor het bestrijden en voorkomen van overstromingen binnen Europa, maar ook bevoegdheden heeft rond het bewaken van de kwaliteit van het zeewater, bijvoorbeeld bij olierampen, en de veiligheid van de scheepvaart. D66 wil daarbij met spoed strenge veiligheids- en milieuregels invoeren voor de scheepvaart van en naar Europa. Verkeersleiding en kerosinebelasting op EUniveau De veiligheid in de lucht moet ook worden versterkt. Het vliegverkeer neemt nog steeds extreem toe, waardoor ook het hele Europese luchtruim filevorming kent, met alle gevaren van dien. Veiligheid en milieubelasting van het Europese luchtruim dienen een Europese verantwoordelijkheid te worden. Daarbij hoort ook dat de luchtverkeersleiding een specifieke EU-taak wordt, en dat de luchtvaart in de gehele EU milieubelasting gaat betalen voor kerosinegebruik. Europese natuurgebieden Het ecologisch belang van sommige natuurgebieden, zoals de Waddenzee, overstijgt ver het nationale niveau. De EU heeft de taak om te zorgen voor goede bescherming van die gebieden, en op termijn te komen tot een Europese ecologische hoofdstructuur. De hoeveelheid groene gebieden van de uitgebreide EU zoals we die nu kennen, mag niet verder afnemen.
DEMOCRATIE De voorspoed in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog is mede gebaseerd op democratisch bestuur. Op EU-niveau werkt de democratie echter nog niet zoals het moet. Voor gewone mensen is het vaak onduidelijk wanneer er precies wat wordt besloten. Maar democratie ligt niet uitsluitend besloten in poli106
tieke structuren en procedures. Kennis, toegang tot informatie en debat zijn basisvoorwaarden voor een vitale democratie. In Nederland is echter weinig tot geen publieke discussie over Europese kwesties en de feitelijke kennis over Europa is onvoldoende. Europa kan op de lange termijn alleen een succes blijven als de burgers zelf de richting aangeven en rechtstreeks invloed kunnen uitoefenen. Omdat gekozen vertegenwoordigers de bestuurders moeten controleren, is het niet mogelijk dat bestuurders in lidstaten zich tegelijkertijd voor het Europees Parlement verkiesbaar stellen om een plaats als gekozen vertegenwoordiger in te nemen. D66 is tegen het dubbelmandaat. Bestuurders leggen verantwoording af, wetgevers worden gekozen Burgers van Europa moeten beslissende invloed hebben op hun eigen leven en hun eigen bestuur. D66 wil daarom meer openheid en inspraak. Onze uitgangspunten zijn dat bestuurders verantwoording afleggen aan burgers en hun gekozen vertegenwoordigers en dat wetgeving in het openbaar en door gekozen vertegenwoordigers wordt vastgesteld. Hiertoe moeten alle vergaderingen en stukken van de Raad van Ministers openbaar worden, inclusief de voorvergaderingen. Europees Parlement Het Europees Parlement moet volledige zeggenschap hebben over alle Europese wetgeving en over de het EU-budget. De lidstaten van de EU bepalen de ontwikkeling van de Europese begroting over de lange termijn. Efficiency en zuinigheid in het Europees bestuur is voor D66 een speerpunt. Mede daarom zet D66 zich ervoor in om de extra vergaderplek van het Europees Parlement in Straatsburg op te geven. Meer politiek, minder diplomatie, minder nationaal Beslissingen in Europa zijn te vaak het resultaat van overleg tussen regeringsleiders van de lidstaten. Daardoor staan nationale belangen
Democraten 66
te veel voorop en wordt te weinig gewerkt aan het langetermijnsucces van Europa. Europa heeft volgens D66 behoefte aan meer politiek debat en openbare politieke standpunten, waarmee ook het vertrouwen van kiezers vergroot. D66 wil Europese lijsten bij de Europese verkiezingen. De kandidaten moeten dan in alle lidstaten gekozen kunnen worden. De samenstelling van de Europese Commissie moet gebaseerd zijn op de uitslag van de Europese verkiezingen. D66 wil dat de Europese partijen ieder campagne voeren met een eigen kandidaat voor het Commissievoorzitterschap. De Commissievoorzitter moet bij voorkeur rechtstreeks worden gekozen door de bevolking. Zo lang dat niet het geval is, moet het Europees Parlement hem of haar voordragen én benoemen. Verbetering kwaliteit van wet- en regelgeving Een steeds groter deel van de wet- en regelgeving komt in Brussel tot stand. Voor D66 is de kwaliteit van wet- en regelgeving een prioriteit. Dit is nodig omdat er te veel gedetailleerde en onnodig bureaucratische regels en procedures zijn. D66 wil een verandering in de wijze waarop lidstaten nu met die regelgeving omgaan. Veel Europese regels worden vertaald naar nationale wetgeving onder toevoeging van onnodig veel gecompliceerde en overbodige details. Grensoverschrijdend ondernemen wordt hierdoor veel te lastig gemaakt. Europese subsidieregels zouden geregeld beoordeeld moeten worden en moeten een uiterste houdbaarheidsdatum krijgen. De betreffende wetgeving vervalt na bijvoorbeeld vijf jaar automatisch, tenzij door het Europees Parlement besloten wordt tot verlenging of aanpassing. Duidelijkheid over de kosten van Europa De EU wordt nu gefinancierd via een ingewikkeld en ondoorzichtig stelsel van invoerheffingen, BTW- en nationale afdrachten. Juist vanwege de voortdurende discussies daarover hebben burgers er recht op precies te weten hoeveel zij bijdragen aan de kosten van 'Brus-
sel'. Daarom wil D66 dat het huidige financieringsstelsel wordt vervangen door een uniform systeem, waarbij iedere Europeaan op papier te zien krijgt hoe weinig Europa hem kost. Europa van de regio's Europa is geen optelsom van lidstaten, maar wordt ook gevormd door dorpen, steden en regio's. Regio's houden niet op bij landsgrenzen. Grensoverschrijdende en interregionale samenwerking draagt in toenemende mate bij tot de Europese integratie. De EU dient dit te ondersteunen door regio's te betrekken bij grensoverschrijdende vraagstukken. Obstakels voor grensregio's om samen te werken dienen te verdwijnen. Sommige regio's in de EU lopen economisch ver achter. D66 wil dat de EU die regio's ondersteunt, zonder onnodige bemoeienis van nationale overheden. De nadruk dient daarbij te liggen op de arme regio's in Oost-Europa. Het regiobeleid dient gebaseerd te zijn op kostenefficiëntie, flexibiliteit en directe betrokkenheid van regionale en lokale overheden. Alle Europese grote steden kampen met de gevolgen van de trek naar de steden van vooral immigranten en illegalen. Veel complexe problemen van werkloosheid, integratie en verpaupering rechtvaardigen een specifiek op de grote steden gericht Europees programma in de vorm van één fonds met eenvoudige en heldere criteria. Pluriforme media Democratie kan niet zonder goede publieke informatievoorziening. D66 wil dat de EU zich inzet voor pluriforme media, juist ook in landen waar burgers geen informatie ontvangen die ruimte biedt aan andere denkwijzen. Dit geldt voor burgers die lijden onder een dictatuur, maar ook binnen de EU staat de diversiteit van media onder druk. Dit wordt het meest zichtbaar in Italië maar ook elders in de EU zijn de media in handen van enkele grote ondernemingen die te weinig ruimte bieden aan afwijkende geluiden. Commercialisering en monopolisering van media zijn realiteit. 107
Een succesvol Europa
Verdergaande monopolisering van de media zal door wetgeving worden bestreden. Hiernaast moet de Nederlandse publieke omroep de taak oppakken om burgers beter te informeren over relevante besluitvorming in Brussel. 'Brussel Vandaag' zou een goed begin zijn. Immers, wat zijn Europese verkiezingen waard als u niet weet wat over u wordt besloten? Europese afspraken nakomen Het niet nakomen van Europese afspraken door lidstaten ondermijnt het vertrouwen in het Europa van de toekomst. Voorbeelden zijn de afspraken rond het Stabiliteitspact en de afspraken rond melk- en visserijquota. Dat geeft ook een slecht voorbeeld aan de nieuwe lidstaten. Europese regels moeten zinvol, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Zo niet, dan moeten ze worden afgeschaft of gewijzigd. De interne controle binnen de instanties van de EU moet ook worden verbeterd. De Europese Rekenkamer moet voortaan openbare aanbevelingen doen over hoe effectief het Europese geld besteedt wordt. Lidstaten moeten elkaar in situaties zoals bij het Stabiliteitspact, tot de orde kunnen roepen bij de hoogste rechter, het Europese Hof. Een lidstaat die zich niet aan de uitspraak van de rechter houdt, moet in het uiterste geval het stemrecht in de EU ontnomen kunnen worden.
DE TOEKOMST VAN EUROPA D66 vindt een Europese Grondwet noodzakelijk voor een evenwichtige toekomst van een democratisch Europa. Het voorstel daarvoor van de Europese Conventie vinden wij positief. Wij willen dan ook dat de regeringsleiders zo spoedig mogelijk tot overeenstemming komen om de Europese Grondwet te realiseren. D66 vindt dat u hierover mee mag beslissen en is dus voor een referendum over de Grondwet voorafgaande aan de definitieve besluitvorming. Nog vóór de Europese verkiezingen in juni 2004 treden tien nieuwe landen toe. Daarmee is de decennialange deling van Europa in Oost 108
en West ongedaan gemaakt. Tien nieuwe landen met een eigen geschiedenis, cultuur en politieke tradities, moeten een plaats krijgen in Europa. De komst van de tien nieuwe leden stelt de EU voor nieuwe uitdagingen om haar doelstellingen te realiseren. Daarbij blijven de fundamentele waarden van de EU pal overeind. D66 zal samen met haar Europese geestverwanten streven naar een progressief Europa van democratie, vrijheid en tolerantie, een Europa van mondige en betrokken burgers. Een Europees cultuurbeleid kan door het bevorderen van samenwerking een bijdrage leveren om geen nieuwe tweedeling te laten ontstaan in een Europese Unie van 25 lidstaten en 500 miljoen inwoners. D66 vindt dat Europese culturele netwerken gesteund en gestimuleerd dienen te worden. Zij dragen bij aan een actieve interculturele dialoog en versterken de Europese manier van denken en leven. Wederzijds begrip en het positief ervaren van verschillen tussen Europese culturen; erkenning en bescherming van gemeenschappelijk Europees (immaterieel) cultureel erfgoed, dragen ertoe bij dat burgers in Europa zich daadwerkelijk met elkaar verbonden voelen. Ook een Europese uitvoering van de Nationale Kunstbende (laagdrempelige competitie van allerlei culturele uitingen voor jongeren) zou die verbondenheid kunnen vergroten. Belemmeringen, die de mobiliteit van personen en objecten in de culturele sector beperken, moeten actief uit de weg geruimd worden. Het is goed om snel helderheid te verschaffen over de toekomst van Turkije als deel van Europa. Een beslissing over het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije zal in 2004 genomen moeten worden. D66 is voor EU-lidmaatschap van Turkije zodra aan de voorwaarden is voldaan. Aandachtsgebieden zijn de kwestie Cyprus, corruptie, mensenrechten, democratie en de rechten van de Koerdische minderheid. Europa is nog steeds in beweging en blijft groeien. Roemenië en Bulgarije zullen als zij aan alle voorwaarden voldoen in 2007 lid wor-
Democraten 66
den van de Europese Unie. Meer aanvragen voor EU-lidmaatschap zijn te verwachten in de periode 2004-2009. D66 juicht dit toe. Een verenigd en open Europa is de beste garantie voor vrede, stabiliteit en voorspoed voor alle Europese burgers. Een debat over de omvang van de EU is echter wel nodig. Er zijn geen strikt objectieve criteria om vast te stellen hoe 'Europees' een land is, maar er moeten grenzen worden getrokken. In het belang van de EU moeten de toetredingscriteria strikt gehanteerd worden. Daarbij staat D66 erop dat aan alle criteria is voldaan, waarbij de situatie van de mensenrechten en corruptie zwaar wegen. Met de buurlanden die niet in aanmerking komen voor lidmaatschap, kunnen bijzondere betrekkingen worden opgebouwd, vooral nauwere economische samenwerking. D66 is bijvoorbeeld geen voorstander van lidmaatschap van Rusland, Israël en Noord-Afrikaanse landen. Die landen komen wel in aanmerking voor andersoortige samenwerkingsverbanden met de Unie. De mensenrechtensituatie en de democratische verhoudingen in de betreffende landen moet daarbij wel meewegen.
ONS AANBOD AAN DE KIEZER We realiseren ons dat Nederland straks één van de 25 lidstaten van de Europese Unie is. Wil ons land gehoord worden en daarmee invloed houden, dan moeten we in Europa slim opereren en tijdig met goede standpunten en voorstellen komen. D66 werkt hiertoe samen met
andere Europese partijen binnen de Europese Liberaal Democraten (ELDR), waarmee we in een apart ELDR-programma afspraken hebben gemaakt. Dit programma biedt u de eigen D66-visie, onze speerpunten. D66 zal meer verbanden leggen tussen de Nederlandse en Europese politiek. Tussen de politici in de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Daarom zal de D66-fractie in de Tweede Kamer voortaan bij elk debat de Europese component van onze voorstellen toelichten. Van het kabinet zullen we vragen steeds weer aan te geven wat Europese besluiten betekenen voor de mensen in Nederland. Zo gaat D66 in de gaten houden of in alle eerlijkheid en openheid recht wordt gedaan aan de belangen van de mensen van Europa. Aan uw belang. D66 wil af van de eenzijdige kortetermijnpolitiek gericht op nationaal eigen belang. We willen niet meer die afwachtende houding van de laatste jaren. Nederland moet actief leiderschap tonen binnen én buiten Europa. D66 is ambitieus over Europa. Wij gaan voor een toekomst gericht op voorspoed en rechtvaardigheid voor iedereen. We staan voor meer openheid, democratie en respect voor mens en milieu. Wij ambiëren een Europa dat ruimte biedt aan ondernemers en een veilige leefomgeving voor allen. D66 wil de Europese manier van leven versterken. Wat wilt u?
109
Fractie van de Partij van de Europese SociaalDemocraten
Partij van de Europese Sociaal-Democraten
Partij van de Europese SociaalDemocraten GROWING STRONGER TOGETHER: FIVE
COMMITMENTS FOR THE NEXT FIVE YEARS
The European elections in June will be historic. For the first time, people from 10 new Member States will take part in European elections across 25 countries. Members of the new European Parliament will serve the interests of 450 million citizens and will ensure that the EU answers to their needs and priorities. The Party of European Socialists urges voters to seize the opportunity of the elections to shape the European Union’s future. Problems and challenges common to all European countries, such as the environment, border control and cross border crime and terrorism, are best tackled by European solutions. Decisions on European law and spending made by MEPs in Brussels and Strasbourg might seem far from home, but they directly affect the working and living conditions of each and every one of us. A vote for Social Democrat candidates is a vote for a European Union that combines social justice within countries and solidarity between countries. It is a vote for a strong, social EU that provides economic success and security
for its people: a Union that is able to tackle the major challenges of unemployment, social justice, international terrorism and the global environment. Social democrats of every country are strongly in favour of a successful and united European Union that is an area of peace and cooperation based on partnership and the rule of law. We also recognise that in many policy areas national or local authorities are in a better position to act. The Party of European Socialists offers a programme for a progressive European Union that puts first the concerns of people. We pledge ourselves to work throughout the Europe Union to ensure that all citizens, in both the existing and the new Member States, benefit from EU enlargement. We give voters five key commitments for the European Parliament’s next five-year term: • Boost Europe’s growth, fight poverty and create more and better jobs • Bring the European Union closer to its citizens 113
Growing stronger together: five commitments for the next five years
• Manage migration and pursue social integration • Build a more secure, sustainable, peaceful and just world • Promote Europe as an area of democracy and equality 1. Boost Europe’s growth, fight poverty and create more and better jobs Social democrats drew up the first EU action plan for economic and social reform, adopted in its Lisbon Strategy four years ago as developed in Gothenburg, to make the EU the most dynamic knowledge-based economy in the world, capable of sustained economic growth with more and better jobs and greater social cohesion by 2010. Now we want to give fresh impetus to this strategy. Our work programme, ‘Momentum for recovery in Europe promoting public and private investments’, proposes a detailed strategy to create more new high-quality jobs by promoting greater investment in research and technology, supporting new growth sectors and reinforcing modern education, training and lifelong learning. We reject the attempts of right-wing governments to limit the Lisbon process to economic reforms by neglecting its social objectives. We demand action to meet the social and employment objectives of the Lisbon strategy, with particular emphasis on reaching the 70 per cent overall employment rate and the 60 per cent rate for women’s participation in the workforce by 2010. Higher participation rates will also help us tackle demographic challenges arising from an ageing population. For European Socialists, it is essential that the EU and Member States give more priority to social standards, in particular, the objectives of more and better jobs, full employment, social inclusion, as well as environmental protection and sustainable development. We must preserve, strengthen and modernise the European Social Model which combines economic growth and adequate levels of social protection. To ensure prosperity is shared, we must 114
strengthen social partnership. The convergence of financial performance must be matched by convergence of social standards to ensure that social dumping does not undermine fair competition. Our vision of the European Union is a community based on the principles of the social market economy and mutual cooperation for the benefit of all. We have already fought for and secured European laws to promote greater equality between women and men at work. However, there remain inequalities in income and opportunity. Progress is still needed to ensure that equality laws are respected in practice and that there is sufficient support for working parents. The historic EU enlargement of May 2004, welcoming ten new countries will provide a better standard and quality of life for citizens in the new Member States and stimulate trade and increase jobs across the whole of the EU. We are committed to working towards a more efficient and effective use of the EU budget. Finances should be raised in a fair way between EU countries and citizens on the principle of solidarity between richer and poorer regions. European funds must be sufficient to support the EU’s objectives, in particular to ensure enlargement is successful. We are in favour of reforming the stability and growth pact to promote higher growth and employment. Stability should be pursued as a vital condition for growth, not as an alternative to growth. We demand the reform of the European agricultural policy to support rural development in place of the direct subsidy of agricultural produces. It is crucial that the reformed agricultural policy promotes high quality and affordable food and respects the environment, landscape and animal welfare. We aim to: • Target EU funds on job creation. • Strengthen the European Social Model and defend trade union rights. • Develop a European monetary policy that promotes growth, sustainable development and employment in a social market econo-
Partij van de Europese Sociaal-Democraten
my. • Ensure affordable, accessible and high-quality public services. • Increase the participation rate of women and remove barriers that prevent women from taking up jobs. • Introduce measures to help women and men achieve a better balance between working life and family commitments. 2. Bring the European Union closer to its citizens The European Union must ensure not only that citizens benefit from its actions but also that they are involved in its decisions. At the same time, in line with the subsidiarity principle, the EU should not act when national or regional bodies are better placed to do so. During the negotiations of the Convention on the Future of Europe, European Socialists played a key role in shaping the draft Constitution and ensured that it included key values and rights. When finalised and ratified, the European Constitution must make the EU institutions more transparent, accountable and relevant to citizens. It must enable their decisions to be more democratic and efficient. It must also help the European Union to speak with a clear and strong voice on the world stage. A Constitution is crucial to the success of an enlarged EU. Its adoption should, therefore, be a priority for European governments. In a European Union for citizens, we propose policies to improve people’s quality of life, focusing on equal rights for women and men, rights of employees and consumers, freedom of movement, safety of food, quality of the environment and access to transport. Fighting cross border crime requires a common approach at European level. For this reason, we will work for greater European cooperation to make society free and safe for everyone. The new threat of international terrorism has proved its brutal cruelty on European soil. It threatens the fundamental European values of democracy, human rights and the rule of law. We, as Europeans, must unite against any
intimidation of this sort. No country is immune and therefore we need a truly effective co-operation between European police and security agencies to tackle and reduce this threat. European Union policies must provide for future generations by taking on board the priorities of young Europeans in education, information technology, environment and cultural diversity. We must build upon the success of the EU’s youth and education programmes. In particular, we support the Bologna process and its overall objective of establishing a European Higher Education Area by 2010. We give priority to improving the conditions for young people in employment, social integration, social protection and other policy areas. We aim to: • Adopt a European Constitution that brings the EU closer to its citizens. • Give the highest priority to the fight against terrorism by ensuring effective coordination of the judiciary, police and intelligence agencies. • Improve access to information technology and aim to provide broadband internet access for all citizens by 2012. • Strengthen accountable European police cooperation through Europol to step up the fight against cross-border crime, drug trafficking and money laundering. 3. Manage migration and pursue social integration We want active, firm and just management of migration and integration. We recognise the positive contribution of legal migrants and support a multicultural and tolerant society. At the same time, we must tackle illegal immigration and crack down on human trafficking and exploitation. We vehemently oppose racism and xenophobia wherever it is found. We oppose attempts by right wing forces to exploit the issue of immigration to create divisions in our society and to undermine the diversity and stability of Europe. We reject any cooperation with 115
Growing stronger together: five commitments for the next five years
extreme right-wing movements and parties. To complement national measures, we will seek an EU-wide approach to migration with two key features. First, we will pursue an active policy of social inclusion and integration. Member States, in partnership with local authorities, must ensure that migrants can exercise all their civic and social rights, and that there is a shared management of migration flows. Second, in partnership with progressive forces in other countries, we will promote a global development policy that promotes a better life in the countries of origin of migration. Fostering economic and social development in those countries and improving their humanitarian conditions must be central to European migration policy. The European Union must continue to be a place of refuge for victims of persecution. It must offer full protection to asylum seekers, while co-operating to halt false claims to asylum by economic migrants. We aim to: • Develop a European immigration and asylum policy with common standards on visa rules and asylum status. • Use the European Social Fund to set up integration policies that include better education for migrants and community involvement. • Fight racism and xenophobia across the EU. • Improve the standard of living in countries of origin of migration through international organisations and cooperation agreements. 4. Build a more secure, sustainable, peaceful and just world We want a strong European Union that has a clear voice in international forums, pressing for a just, stable and peaceful world in accordance with international law and in the framework of the United Nations. We need reform of the United Nations to enhance its role in ensuring global peace and common security and to make it more representative. The European Union must pay 116
a leading role in working for effective multilateralism, enabling countries to work better together to resolve conflicts and to respond to new security threats. The fight against international terrorism will succeed only if we tackle the causes of terrorism. We should further develop the European Security and Defence Policy to become a credible instrument in terms of conflict prevention and crisis management. We support the European Security Strategy adopted by the Council in 2003 which will provide the framework for a more effective Common Foreign and Security Policy. We are committed to strengthening stability in South East Europe and to encouraging the European orientation of the countries of the former Yugoslavia. We must develop our partnerships with our neighbours in the Northern Dimension and revitalise the Barcelona process for our partners from the Mediterranean basin. Our values of human rights and democracy must not stop at our borders but need to be promoted in the countries beyond our new eastern borders. In cooperation with other progressive forces in the world, we have proposed new policies to meet global challenges, in particular the United Nations Millennium Development Goals. These policies include trade with fair access to our markets for developing countries, particularly for agricultural products, aid for social development especially health and education, higher social standards and greater emphasis on sustainable development. We will step up efforts to fight global poverty and cancel the debt of developing countries. We will also intensify the global fight against AIDS and other diseases related to poverty by promoting access to affordable methods of prevention and drugs for treatment. To achieve these objectives, we must ensure that they are fully shared by international organisations, such as the World Trade Organisation, the World Bank and the International Monetary Fund. We will push for a progressive globalisation, which not only increases trade with developing
Partij van de Europese Sociaal-Democraten
countries, but also promotes democracy, human rights and environmental protection in these countries. The EU must play its part in ensuring good corporate governance and social responsibility of business wherever it trades. We must deliver the commitments made in Kyoto to reduce greenhouse gas emissions and then to develop more ambitious targets for climate stability. To promote global sustainability, we will encourage substituting more sustainable alternatives to the excessive use of natural resources, especially fossil fuels. We aim to: • Strengthen the UN and its institutions and improve cooperation. • Enhance European Security and Defence Policy in its role in conflict prevention and crisis management. • Use EU influence to resume and complete world trade talks to promote global fair trade. • End quotas and tariffs on exports from developing countries and reform the Common Agricultural Policy. • Ensure that our development policies respect the priority of protecting and sustaining the environment. • Build on existing efforts in the area of environment and social responsibility of global business. 5. Promote Europe as an area of democracy and equality Our vision is of a European Union based on democracy, equality, respect for human rights, diversity and the rule of law. For this reason, we support the Charter of Fundamental Rights and its inclusion in the Constitution. We should also promote these values beyond the borders of the EU. We support a strengthened role for the
European Parliament as the directly elected voice of the European people. For social democrats, equality is one of our most important values: democracy is not possible without equality. We oppose all forms of discrimination, including any based on race, religion, belief, gender, disability, age or sexual orientation. Fraud and corruption undermine democracy and we will root them out wherever they are found. We oppose media concentration and monopoly control of economic and political power. We will continue to press for further reform of the EU’s institutions. We will fight for openness and transparency, with sound financial management, open competition and value for money in the European Commission. We aim to: • Strengthen the role of the European Parliament as the democratic voice of the European people. • Promote equality and fight all forms of discrimination. • Reinforce alliances against extreme right-wing forces and challenge other parties, in particular those belonging to the right-wing European People’s Party, to sign the EU Charter for a Non-Racist Society, already signed by all European Social Democrat parties. • Increase the size and effectiveness of the European Anti-Fraud Office to ensure that it acts earlier on cases of concern. Your vote counts The Party of European Socialists urges all voters to take part in the elections of June 2004 and to vote for our vision of the future. Europe is growing. Together we can make it stronger and better. Europe needs your vote.
117
Partij van de Arbeid
Partij van de Arbeid EEN STERK EN SOCIAAL EUROPA INLEIDING Het Europees Parlement (EP), waarvoor op 10 juni 2004 verkiezingen worden gehouden, is de “Tweede Kamer” van Europa. Het bestaat al sinds 1952 maar wordt pas sinds 1979 rechtstreeks door de burger gekozen. Het EP heeft momenteel 626 leden, waarvan 31 uit Nederland. Als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten (Als alle parlementen van de huidige vijftien lidstaten het verdrag goedkeuren, wordt de unie op 1 mei 2004 uitgebreid met Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakijë, Estland, Letland, Litouwen, Slovenië, Malta en Cyprus) stijgt het totaal aantal leden naar 732. Nederland moet vier zetels inleveren en komt uit op 27 leden. Tot begin jaren negentig waren de bevoegdheden van het EP uiterst beperkt. Het EP had op de meeste terreinen alleen een adviserende rol. Met het Verdrag van Maastricht (1992) en de daarop volgende Verdragen van Amsterdam (1997) en Nice (2001) kwam daar verandering in. Het EP werd medewetgever, samen
met de Europese Raad van Ministers. De Raad is een soort Europese Senaat en bestaat uit de vertegenwoordigers van de 15 EU-lidstaten. De meeste Europese wetgeving kan alleen worden aangenomen als zowel het EP als de Raad ermee instemmen. Het EP bestaat net als nationale parlementen uit fracties. De huidige zes PvdA-Europarlementariërs maken deel uit van de fractie van de Partij van de Europese Sociaal-democraten, de PES. De PES-fractie is met haar 175 leden de op één na grootste fractie in het EP. In de meeste gevallen volgen de PvdA-leden bij stemmingen het stemadvies van de PES-fractie, dat in fractievergaderingen wordt besproken en vastgesteld. Soms wijkt de PvdA af van het PES-standpunt. De PvdA heeft zich de afgelopen periode bijvoorbeeld sterk verzet regen de Europese landbouwsubsidies. Ook stemt de PvdA soms afwijkend als “typisch Nederlandse” onderwerpen aan bod komen, zoals het beleid ten aanzien van softdrugs. Zowel binnen het EP als tussen Raad en EP moeten compromissen worden gesloten. Dit 119
Een sterk en sociaal Europa
verkiezingsprogramma geeft aan wat daarbij de inzet van de PvdA zal zijn. De gezamenlijke sociaal-democratische Europese partijen zullen in het voorjaar van 2004 een Europees verkiezingsmanifest vaststellen, geïnspireerd door het rapport Rasmussen van de PES partij en fractie dat een breed Europees antwoord geeft op de globalisering. Ons Nederlandse verkiezingsprogramma is daarvoor een voorzet en een nadere invulling. Over de bereikte resultaten zal de PvdA-delegatie in het EP regelmatig verantwoording uitbrengen, onder meer door middel van een jaarverslag, (elektronische) nieuwsbrieven en de website (http:// www.pesdelegatie.nl) en wekelijkse werkbezoeken in Nederland. Bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2004 kunnen de Nederlandse burgers zich uitspreken over belangrijke zaken die hen direct raken. ‘Europa’ mag soms op een ‘ver van mijn bed show’ lijken, het is dat in werkelijkheid niet. Nederlanders weten dat wanneer zij zich opwinden over de dure Euro of over het gebrek aan een krachtige Europese buitenlandse politiek, zoals ten tijde van de Irak-oorlog. Burgers vragen zich tegelijkertijd af wat de Europese Unie betekent voor de pensioenen en wat de komst van nieuwe lidstaten uit Midden- en Oosteuropa zal inhouden voor hun baan. En wat is het gevolg van open grenzen met die landen voor de eigen veiligheid? Nederlanders weten ook hoeveel voordeel ze van Europa hebben. Bijvoorbeeld: geen urenlange paspoortcontroles meer aan de grenzen tussen lidstaten van de Europese Unie. En op vakantie niet meer de noodzaak om geld te wisselen of voortdurend bedragen te hoeven omrekenen. Maar de zorgen over wat Europa in petto heeft, bestaan evenzeer. De Partij van de Arbeid neemt die zorgen zeer serieus. Niet door gemakkelijk te roepen dat alles wat Europees is niet deugt. Nederland met zijn open economie dankt zijn welvaart en werkgelegenheid voor een belangrijk deel aan de open grenzen binnen Europa. Nederland heeft Europa nodig. Ook voor de stabiliteit en veiligheid. Dat was zo na de Tweede Wereldoorlog en la120
ter opnieuw na de val van de Berlijnse Muur. Maar het Europa dat we nu willen moet meer zijn. Meer dan munt of markt. De PvdA wil graag een modern Europa dat ook opkomt voor de sociale belangen van de mensen die er wonen; een Europa dat bijdraagt aan de veiligheid van haar inwoners; een Europa dat er voor zorgt dat het milieu niet het kind van de rekening wordt; een Europa dat internationale solidariteit met arme landen in de praktijk serieus vorm geeft, zijn internationale verantwoordelijkheid neemt en niet blind vaart op Amerika. Een Europa, kortom, dat meer is dan het Europa van liberalen en conservatieven dat niet veel verder gaat dan grote vrijheid voor de markt en waarin sociale rechten voor de burger op een laag pitje staan. De fundamenten van dat Europa zijn vrede, veiligheid, mensenrechten, democratie en welvaart. Elke aantasting van die fundamenten moet door sociaal-democraten krachtig worden bestreden. Binnenkort kan de burger, wanneer (de kiezers in) de lidstaten daarmee instemmen, in Europa over een volwaardige Europese Grondwet beschikken die ook een politieke en sociale dimensie heeft. Inwoners van de EU kunnen zich daarop beroepen. Tegelijk weten we dat de Europese Unie zich niet met alles kan en moet bemoeien. Nederlanders moeten zelf vorm kunnen blijven geven aan de inrichting van hun eigen samenleving, bijvoorbeeld op het terrein van onderwijs of van zorg. Waar de PvdA voor een Europese aanpak kiest, geven wij aan waarom dat nodig is. Zo kunnen we op het wereldtoneel alleen nog iets betekenen als we het als Europeanen samen doen. De criminaliteit kunnen we niet meer in ons eentje aanpakken, nu de grenzen zijn verdwenen. Het asielprobleem kan alleen Europees worden opgelost en de economische concurrentie met de rest van de wereld kunnen we alleen maar aan als we ons op Europese schaal organiseren. Zoals de Europese overheid nu is georganiseerd, is zij niet in staat slagvaardig te opereren, zeker niet met 25 of meer lidstaten. Om het vertrouwen van de Europeanen te winnen, moet duidelijk wor-
Partij van de Arbeid
den wie wat doet in Europa. Wat pakt de Europese overheid aan en wat gaan we gewoon zelf doen in Nederland? Want er is geen enkele reden iets Europees aan te pakken als we het nog goed in eigen land voor onze burgers kunnen regelen. Dat levert Europees alleen maar meer bureaucratie op. Alles wat beter nationaal geregeld kan worden dan Europees, doen wij nationaal. Alles wat beter Europees geregeld kan worden, doen wij Europees. Het moet dan gaan om vraagstukken die niet meer in eigen land op een (sociaal) verantwoorde wijze zijn op te lossen. En als we besluiten dat Europa iets moet doen, moeten we ook zeker weten dat onze belangen voldoende aan bod komen, dat wat er gebeurt transparant is en democratisch controleerbaar. De Europese burger moet erop kunnen vertrouwen dat de Europese overheid doet wat nodig is, niet meer en niet minder. Als dat duidelijk is en bovendien altijd inzichtelijk kan worden gemaakt dat een parlement alles goed controleert, of dat nu in Brussel zit of in het eigen land, kan het vertrouwen in de overheid weer groeien. Maar Europa is meer dan alleen een instrument, een overheid. Zij is ook een waarde op zich: een identiteit gebaseerd op democratie, vrede en stabiliteit. Wanneer respect voor de eigen nationale identiteit gekoppeld wordt aan het besef van een gemeenschappelijke lotsverbondenheid van alle Europeanen, dan weet de burger zich gelijk Nederlander en Europeaan. Aldus wil de PvdA bijdragen aan een sterk en sociaal Europa. Dit streven wordt hierna in 9 paragrafen nader uitgewerkt.
1. EEN EUROPESE UNIE
VOOR EEN BETERE
WERELD
De PvdA wil dat de Europese Unie (EU) een belangrijke rol speelt op het wereldtoneel. De internationale veiligheid en de strijd tegen het terrorisme, maar ook de directe veiligheid van de Europese burgers, vragen daar om. Als economische grootmacht van binnenkort 25 landen moet de Unie haar invloed aanwenden om de internationale rechtsorde te versterken en de strijd aan te gaan tegen armoede, onveiligheid en verdrukking. Dat kan door in de in-
ternationale politiek zoveel mogelijk met één mond te spreken. Door de Europese markt open te stellen voor ontwikkelingslanden. Door krachtig op te treden tegen mensenrechtenschendingen en onveiligheid en vóór democratie en stabiliteit. Door de internationale instellingen te moderniseren. Economische en politiek samenwerking zijn daarvoor belangrijke middelen, net als effectief gebruik van diplomatieke en slimme sancties en desnoods, mits goedgekeurd door de Verenigde Naties, militaire middelen. Zo ontstaat een Europese Unie die uit principe - maar ook uit eigen belang - democratie en mensenrechten, stabiliteit en economische ontwikkeling wereldbreed bevordert. Europa moet in de internationale verhoudingen een betrouwbare partner van de Verenigde Staten blijven, maar ook in staat zijn om zelfstandig op te treden wanneer dat nodig is. Dat moet ook de agenda zijn van de toekomstige Europese Minister van Buitenlandse Zaken. Concreet: a. Bij belangrijke internationale kwesties vinden er altijd consultaties in EU-verband plaats. Permanente en niet-permanente Europese leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) bevorderen deze consultaties voorafgaande aan de besluitvorming in New York. Deze consultaties zullen worden gecoördineerd door de Europese Minister voor Buitenlandse zaken zoals voorgesteld door de Europese Conventie. b. De EU en de landen van de Europese Unie maken zich in de Verenigde Naties sterk voor modernisering van de organisatie. Inzet daarbij is een nieuwe gedragscode voor VN-lidstaten (over mensenrechten en het democratisch gehalte van het politieke systeem) en nieuwe expliciete en eenduidige VN-criteria voor militair ingrijpen in het geval van een (dreigende) humanitaire ramp of genocide of een bedreiging van de internationale veiligheid. Bij de noodzakelijke fundamentele hervorming van de Veiligheidsraad, zal de EU streven naar één ver121
Een sterk en sociaal Europa
tegenwoordiging en naar een adequate vertegenwoordiging van ontwikkelingslanden. Leidraad bij deze en andere hervormingen van internationale instellingen, ook de Wereld Handels Organisatie (WTO), de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, is meer effectiviteit een grotere doorzichtigheid én een grotere democratische controle voor de burger. Deze institutionele hervormingen, waaronder betere samenwerking tussen de WTO en VN-organisaties, moeten gepaard gaan met beleid gericht op armoedebestrijding en het verbeteren van de kans op ontwikkeling. c. Op defensiegebied bundelen de lidstaten van de EU hun krachten door onderlinge afspraken te maken over taakverdeling en militaire samenwerking. Binnen 5 jaar zijn snel inzetbare Europese eenheden voor internationale operaties, zoals het Eurocorps, volledig operationeel inzetbaar onder VNmandaat (in o.a. Afrika en het MiddenOosten). Nederland dient toe te treden tot dit Eurocorps. Er worden binnen de Europese begroting extra financiële middelen vrijgemaakt voor versterking van een EUNavo vredesmacht. Uiteindelijk zal de EU over voldoende eigen capaciteit moeten beschikken om eventueel buiten de NAVO om VN-operaties uit te voeren. d. Exportsubsidies en importheffingen worden binnen 5 jaar gestopt, omdat ze nadelig zijn voor ontwikkelingslanden. Tegelijk zal de Europese Unie maximale druk zetten op de Verenigde Staten, bijvoorbeeld via WTO sancties, om haar exportsteun ook stop te zetten. Productiesteun aan Europese boeren zal op zo kort mogelijke termijn volledig plaatsmaken voor inkomenssteun. Nieuwe afspraken in de EU moeten leiden tot het volledig openstellen van de Europese markt, voor producten en diensten uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Stimulering en ontwikkeling van de gewenste productiemethoden in deze gebieden moet EU-beleid worden. Duurzaamheid en voedselveiligheid zullen daarbij leidraad zijn. De EU streeft in mondiaal verband 122
niet naar ongebreidelde liberalisering, maar wil internationale regels opstellen die ontwikkeling waarborgen, sociale misstanden als kinderarbeid tegengaan en natuur en milieu respecteren. e.Tussen de EU en een aantal Afrikaanse landen worden samenwerkingsverbanden opgezet op veiligheidsgebied. Er wordt gezamenlijk en onder VN-mandaat opgetreden in het Grote Merengebied. f. De Europese Unie maakt afspraken met Afrikaanse landen over kwijtschelding van schulden, maar stelt daarbij politieke eisen met betrekking tot het democratisch gehalte van de betrokken landen en de bestrijding van corruptie. De vrijkomende middelen dienen aangewend te worden voor armoede bestrijding, scholing en verbetering van de volksgezondheid. Verstrekking van voorbehoedsmiddelen en voorlichtingscampagnes gericht op Aids-bestrijding worden eveneens gesteund. Daarnaast zullen de EU en haar leden alles doen ter vergroting van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking conform vastgelegde internationale afspraken. g. Ondersteuning van burgers en organisaties die voor democratie in de Oekraïne, WitRusland, de Kaukasus en het Middellandse Zeegebied strijden, moet hoog op de Europese agenda worden gezet. Dit betekent onder meer dat actieve samenwerking en invulling van associatieverdragen alleen plaatsvindt met landen die zich aan democratische en mensenrechtenprincipes houden. Toetreding tot de Europese vindt alleen plaats als aan alle criteria voor democratie, een goed en transparant geregelde economie, mensenrechten en rechtsstaat is voldaan. Deze voorwaarden gelden onverkort voor alle landen die willen toetreden tot de EU, waaronder Turkije. h. De nog op te richten Europese grensbewaking wordt ingezet tegen mensensmokkel, vrouwenhandel en grensoverschrijdende criminaliteit van buiten de Europese Unie. Deze inzet staat onder strenge controle van het Europees Parle-
Partij van de Arbeid
ment, en vindt zoveel mogelijk plaats in samenwerking met democratische staten buiten de EU. i. De Europese Unie draagt bij aan vrede in het Midden-Oosten door actieve Europese diplomatie, economische samenwerking en militaire veiligheidsgaranties. Aan Israël en de Palestijnse Autoriteit wordt stationering van een EU/NAVO-vredesmacht onder VN-mandaat voorgesteld. De EU zal Israël en de Palestijnse autoriteit stevig aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de mensenrechten en het optreden tegen terrorisme.
2. EEN STERKE EN SOCIALE ECONOMIE: MEER
arbeid. Daarbij verdient de bescherming van de arbeidsomstandigheden waaronder werknemers hun werkzaamheden verrichten en de inspraak die zij daarover hebben nadrukkelijk hernieuwde aandacht. Dat hoeft niet altijd op Europees niveau georganiseerd te worden, maar Europa moet dat wel bevorderen. Daarom is het ontwikkelen van een samenhangend Europees macro-economisch beleid wenselijk dat investeert in de toekomst. Concurrentie tussen lidstaten is daarbij mogelijk en tot op zekere hoogte wenselijk, maar mag niet leiden tot uitholling van de 25 afzonderlijke stelsels van sociale zekerheid in de lidstaten. De laatste dienen zich wel te moderniseren.
EN BETERE BANEN
De PvdA wil een sterke en sociale economie in Europa. Een economie die de burger perspectief biedt en gericht is op duurzame groei, meer en betere banen en een hechte sociale samenhang. Daarmee onderschrijft de PvdA de doelstelling van een dynamische kenniseconomie, zoals die door de Europese Unie in 2000 in Lissabon onder leiding van de socialistische premier Guterres is geformuleerd (de ‘Lissabon-agenda’). Meer en beter werk in de Europese Unie betekent 15 miljoen extra banen in 2010 in de huidige lidstaten van de Europese Unie. Zo is het in Lissabon afgesproken. Alles moet nu worden gedaan om het te realiseren, ook in Nederland. Zo kan een sociaal-democratisch antwoord worden gegeven op uitdagingen als de globalisering, de vergrijzing, snelle technologische veranderingen en migratie. De blik moet daarbij niet alleen gericht zijn op de Verenigde Staten, maar ook op Azië en de opkomende nieuwe economieën. Europa moet deze niet willen imiteren, maar op eigen kracht vanuit de eigen sterke punten de concurrentie aangaan. De ontwikkeling van kennis, innovatie van producten en de verhoging van arbeidsproductiviteit staan daarin centraal. Maar minstens zo wezenlijk is dat zij gepaard gaan met een krachtig werkgelegenheidsbeleid en met een duurzaam stelsel van sociale zekerheid dat rekening houdt met de toenemende flexibiliteit en mobiliteit van de
Concreet: a. Het macro-economische beleid van de Europese Unie moet gericht zijn op duurzame economische groei en werkgelegenheid. De Europese Centrale Bank (ECB) richt zich op prijsstabiliteit en heeft bewezen van de Euro een sterke en stabiele munt te kunnen maken. Het ECB-beleid moet echter, zeker in tijden van recessie, ook afgerekend worden op de effecten op de groei van de economie. De Europese afspraken over de begrotingen van de afzonderlijke lidstaten die zijn vastgelegd in het zogenaamde ‘groei en stabiliteitspact’ moeten gericht blijven op het bereiken van een begrotingsevenwicht, maar dienen ook economische groei en werkgelegenheid te bevorderen. De PvdA is daarom voorstander van het voeren van een Europees debat over het verbeteren van de criteria van het stabiliteitspact gericht op stabiliteit, groei en werkgelegenheid. De handhaving en toepassing van sancties op landen die de regels niet nakomen, dienen geloofwaardiger te worden ingericht onder andere door landen die de regels van het pact overtreden uit te sluiten van de beoordeling en besluitvorming over de tegen hen in te stellen sancties. b. Europa heeft niet alleen private investeringen nodig. Ook overheidsinvesteringen bijvoorbeeld in netwerken en infrastructuur 123
Een sterk en sociaal Europa
zijn hard nodig (denk maar aan verbindingen naar en binnen de nieuwe lidstaten). Zij kunnen bovendien de economische groei bevorderen. De Europese Investeringsbank kan daar impulsen aan geven en privaat kapitaal aantrekken. c. Fiscale constructies om hoofdkantoren van ondernemingen aan te lokken, worden stap voor stap aan banden gelegd. De vennootschap- en winstbelasting worden door coördinatie in de Europese Unie binnen een redelijke bandbreedte gebracht. Daardoor moet worden voorkomen dat de nationale belastingheffing uiteindelijk alleen nog maar op inkomen uit arbeid zou gaan berusten. Belastingontduiking en ‘belastingparadijzen’ moeten stevig worden aangepakt. d. De BTW is de belasting waarbij de Europese integratie het meest gevorderd is. Bij het stimuleren van werkgelegenheid in arbeidsintensieve sectoren is het wenselijk dat lidstaten de mogelijkheid wordt geboden deze diensten onder te brengen in het verlaagde BTW-tarief. Voorbeelden van diensten waarvoor dit zou kunnen gelden zijn o.a. fietsenmakers en kappers. e. Europese regels en afspraken voor liberalisering en privatisering van diensten zoals de energie- en watervoorziening, post en telecom, transport, onderwijs en andere zaken die vroeger veelal alleen door de overheid geregeld werden, mogen de verantwoordelijkheid van de overheid voor de toegankelijkheid, kwaliteit, leveringszekerheid en betaalbaarheid van die diensten niet ondergraven. Het is van groot belang dat ook op Europees niveau die publieke verantwoordelijkheid wordt erkend en vastgelegd in een kaderwet als tegenwicht tegen de dominantie van uitsluitend concurrentieregels. Nationale garanties voor deze diensten mogen niet in het geding komen door regels van de Europese Unie. Het mededingings- en interne marktbeleid moet in het algemeen verder kijken dan alleen de marktgevolgen, bijvoorbeeld bij kwesties van staatssteun of (grensoverschrijden124
de) concentraties en fusies. Ook bij het beoordelen van openbare aanbestedingen moeten milieu- en sociale voorwaarden volledig meegewogen kunnen worden in de afwegingen die nationale, lokale en regionale besturen maken. Overigens werkt de PvdA niet mee aan verdergaande liberalisering en privatisering van nutsvoorzieningen die in een basisbehoefte van de burgers voorzien e. Voor een sterke Europese kenniseconomie is het nodig dat zowel de EU als de afzonderlijke lidstaten meer in onderzoek investeren. Hierbij gaat het niet alleen om publieke investeringen maar ook om een bijdrage van het bedrijfsleven. Overheid en bedrijfsleven investeren gezamenlijk in het opzetten van kennisexpertisecentra op het grensvlak van bedrijfsleven en wetenschap o.a. in de biotechnologie. De Europese overheid stimuleert activiteiten die vanwege schaalvereisten beter in Europees verband kunnen worden uitgevoerd. Via zogenaamde Trans-Europese centra voor onderzoek en ontwikkeling van bijvoorbeeld digitale netwerken wordt ondersteuning gegeven aan het midden- en kleinbedrijf, starters en lokale initiatieven met een grensoverschrijdend karakter. Fundamenteel onderzoek wordt gestimuleerd en niet ondergeschikt gemaakt aan de wensen van de markt. f. De zogeheten ‘Europese Onderwijs Ruimte’ wordt versterkt. Dat betekent niet dat Europa nu het onderwijs in Nederland gaat regelen. Wat het onder meer wel betekent, is dat met spoed een eind gemaakt moet worden aan het niet erkennen van gelijkwaardige opleidingen en diploma’s (nu wordt nog 50% niet erkend). Bureaucratie moet hierbij worden teruggebracht tot een minimum. Het betekent bovendien dat het makkelijker moet worden voor burgers om in een andere lidstaat een opleiding te gaan volgen. Het doel van een sterke kenniseconomie vereist dan ook politieke samenwerking op het gebied van onderwijs en levenslang leren. Daarin staan gezamenlijke
Partij van de Arbeid
ambities en doelstellingen centraal zoals: een diploma voor iedere schoolverlater, herkansingen voor drop-outs en recht om te blijven leren ook op latere leeftijd. De PvdA pleit ook voor in Europese uitwisselingsprogramma’s (als ‘Socrates’, ‘Leonardo da Vinci’ en ‘Jeugd’) en vindt dat daarin meer aandacht moet komen voor het lager en middelbaar beroepsonderwijs. Het onderwijs in een vreemde taal zal moeten worden bevorderd en waar nodig door EU moeten worden gefaciliteerd. g. De Europese afspraak van 1997, die sindsdien door de nationale overheden succesvol is nagekomen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, dient te worden voortgezet. We moeten vasthouden aan de belofte dat alle jongeren tot 23 jaar binnen 6 maanden werk of scholing aangeboden krijgen. De PvdA verzet zich tegen maatregelen om te bezuinigen op dit beleid, waardoor Nederland niet meer kan voldoen aan deze Europese afspraken. h. In Europese arbeidswetgeving moet gestreefd worden naar het wegnemen van obstakels om tijdelijk of in vaste dienst overal in de Europese Unie arbeid te verrichten. Werknemers uit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie die in oude lidstaten (zoals bijvoorbeeld Nederland) gaan werken, moeten onder dezelfde arbeidsvoorwaarden vallen als hun collega’s in die oude lidstaten. Dat voorkomt oneigenlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Illegale arbeidsbemiddeling en tewerkstelling dienen op alle mogelijke manieren bestreden te worden. j. Een vrije markt betekent vrij verkeer van werknemers. Obstakels voor het meenemen van opgebouwde sociale zekerheids- en pensioenrechten moeten worden opgeruimd; een betere coördinatie moet zorgen dat Europeanen die in andere Lidstaten (gaan) werken en /of wonen niet tekort gedaan wordt. k. De gelijke behandeling van mannen en vrouwen in en buiten het arbeidsproces wordt door de Europese Unie met kracht bevorderd. De Europese Unie heeft op dit
terrein een belangrijke positieve invloed gehad. Die invloed is nog steeds hard nodig, ook in Nederland (bijvoorbeeld ten aanzien van gelijke beloning tussen mannen en vrouwen en gelijke verzekeringspremies voor mannen en vrouwen). Gelijke behandeling mag niet beperkt blijven tot vrouwen ten opzichte van mannen. De Europese Unie dient een samenhangend pakket van non-discriminatiewetgeving en -beleid te ontwikkelen om een gelijke mate van bescherming te bieden tegen discriminatie op verschillende gronden, zoals sekse, ras of etnische afkomst, godsdienst of levensbeschouwing, leeftijd, handicap en seksuele gerichtheid. l. Internationalisering van bedrijven en markten vereist beter toezicht en controle. Europese regelgeving over medezeggenschap over de grenzen wordt versterkt, zodat ondernemingsraden op Europees niveau beter kunnen functioneren. Het recht op informatie en consultatie dient ook in andere Europese regelgeving over vennootschapsrecht, goede bedrijfsvoering (ook wel bekend als ‘corporate governance’) en financiële markten (o.a. in de overnamerichtlijn) stevig te worden verankerd. m. Ten aanzien van de arbeidsmigratie moeten er Europese afspraken komen: lidstaten die het nodig en wenselijk achten op dit terrein een actief beleid te voeren bijvoorbeeld door middel van het hanteren van arbeidsmarktquota moeten dat kunnen doen op voorwaarde dat de lasten daarvan niet op andere lidstaten worden afgewenteld. Van belang daarbij is tevens dat de arbeidsmigranten die tijdelijk of langdurig in Europa verblijven sociale rechten krijgen en niet als derderangs burgers en goedkope arbeidskrachten uitgebuit worden en vanuit die positie met EU-burgers gaan concurreren. Integratie is daarbij het sleutelwoord. Ook willen we dat bij de eventuele werving van arbeidsmigranten nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de belangen van de landen van herkomst, we willen geen ‘brain drain’, maar een mi125
Een sterk en sociaal Europa
gratie die ook de ontwikkeling in deze landen ten goede komt. Een goede Europese coördinatie op arbeidsmigratie en -integratie kan de druk verlichten op asielbeleid en illegale praktijk. Onder die coördinatie valt te denken aan de ontwikkeling van een arbeidsmigratiebeleid waarbij een tijdelijke arbeids- c.q. verblijfsvergunning of een andere vergunning (vergelijkbaar met het Amerikaanse systeem van Green Cards) verstrekt kan worden voor bepaalde arbeidsmigranten die in de EU nodig zijn.
3. ZORG EN PENSIOENEN: OOK ‘DE BOEL BIJ ELKAAR HOUDEN’
IN
EUROPA
De PvdA staat pal voor moderne Europese verzorgingsstaten die, ieder met hun eigen nationale kenmerken, borg staan voor sociale bescherming en gelijke kansen voor hun burgers. Dat is geen liefdadigheid, maar slim economisch beleid en het beste middel om onze samenlevingen bij elkaar te houden. Recht op goede voorzieningen bij ziekte en ouderdom en voor de combinatie van werk en zorg horen daarbij. Met de uitbreiding van de Europese Unie komen er lidstaten bij met een veel lager welvaartspeil en minder ontwikkelde systemen van sociale zekerheid en zorgvoorzieningen. We willen geen weg omlaag door een spiraal van concurrentie binnen de EU op lage lonen en sociale premies. Het is voor de PvdA duidelijk: de Europese Unie neemt niet de verantwoordelijkheid over van de nationale en lokale overheden op het gebied van zorg en voorzieningen. Maar waar de Europese Unie wel een eerste verantwoordelijkheid heeft (zoals ten aanzien van de interne markt en het mededingingsbeleid), moeten Europese regels en afspraken geen negatief effect hebben op sociaal beleid en sociale zekerheid. Concreet: a. De bestrijding van armoede in de Europese Unie is een taak van de afzonderlijke lidstaten, maar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De samenwerking die nu is afgesproken tussen lidstaten moet uiteindelijk uitlopen op het gezamenlijk formu126
leren van een gegarandeerd (bijvoorbeeld aan het nationale BNP gerelateerd) minimuminkomen, bijstandsniveau en minimumpensioen. b. Iedere burger in Europa moet kunnen rekenen op een fatsoenlijk basispensioen dat is aangepast aan nieuwe leef- en arbeidspatronen. Modernisering van de pensioenstelsels in de verschillende lidstaten is nodig om degelijk en solidair op de vergrijzing te zijn voorbereid. Voorkomen moet worden dat door Europese regels voor de interne markt aantasting plaatsvindt van onze Nederlandse collectieve aanvullende pensioenregelingen. De Europese Unie moet juist bevorderen dat ook elders (bijvoorbeeld in de nieuwe lidstaten) de aanvullende pensioenregelingen op een collectieve en solidaire manier worden vormgegeven. Behalve de betaalbaarheid, gelden hierbij ook sociale doelstellingen (kwaliteit, gelijke behandeling, toegankelijkheid). De opzet van pensioenstelsels in de EU moet tot vergemakkelijking van arbeidsmobiliteit tussen EU-landen leiden. c. Betere regelingen voor de combinatie van werk en zorgtaken waaronder ook goede en betaalbare kinderopvang, zijn wezenlijk voor een grotere arbeidsdeelname van mannen en vrouwen en voor de sociale samenhang. Hier ligt de verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de afzonderlijke lidstaten. Maar de Europese Unie moet er voor zorgen dat zulke regelingen worden gestimuleerd en niet weggeconcurreerd binnen de interne markt. d. Het recht van Europese burgers op gezondheidszorg strekt zich over heel Europa uit. Met een Europees ziektekostenpasje moet iedereen bij verblijf in een ander Europees land gemakkelijk en goed geholpen kunnen worden. Samen met verzekeraars en zorgverstrekkers (publiek en privaat) moeten duidelijke Europese regels opgesteld worden om deze grensoverschrijdende zorg in goede banen te leiden. Dit moet leiden tot snellere en betere zorg. e. De Europese mededingingsregels en regels
Partij van de Arbeid
voor vrij verkeer moeten veel meer rekening houden met het maatschappelijk belang van goede zorgvoorzieningen Dat is met name voor Nederland van belang, omdat we in ons land een grotendeels private uitvoering van ziektekostenregelingen en andere sociale basisbescherming kennen. Die moet niet op grond van Europese regels minder solidair en rechtvaardig worden. f. De gezondheidszorg is niet alleen een nationale aangelegenheid. Europa dient de betaalbaarheid en toegankelijkheid te garanderen. Ook is er steeds meer behoefte aan Europese coördinatie. Epidemieën trekken zich niks aan van landsgrenzen. Internationale coördinatie moet bij de bestrijding daarvan actief door Europa ter hand worden genomen. g. De PvdA wil bereiken dat de Europese lidstaten de bestaande Nederlandse opvattingen ten aanzien van drugsbeleid, euthanasie, abortus en biotechnologische toepassingen bij mens en dier ten volle accepteren. In die context bepleit de PvdA een actieve dialoog over gemeenschappelijke grensoverschrijdende drugsproblemen.
4. LANDBOUW, VISSERIJ EN NATUUR: VEILIG EN EERLIJK
De PvdA wil een ander Europees landbouwbeleid. Een landbouwbeleid dat gericht is op kwaliteit en veiligheid van de producten, toegankelijkheid door redelijke prijzen, en respect voor het dier, het landschap en ons milieu. De consument moet er van op aan kunnen dat de overheid de voedselveiligheid garandeert. Door het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) van vandaag bestaat in de Europese Unie een redelijk veilige, goedkope voedselvoorziening die landbouwers bestaanszekerheid en de burgers voedselzekerheid biedt. Keerzijde hiervan is echter de grootschalige intensieve landbouw en veeteelt. Die zorgen voor grote problemen op het gebied van dierenwelzijn, vervuiling, groot energieverbruik, een eentonig landschap, een groeiende oneerlijkheid in de wereldhandel en
een groeiend beslag op de financiële middelen van de Europese Unie. Een belangrijke stap in de goede richting is het recente besluit van de Europese Unie om boeren in plaats van productiesteun voortaan inkomenssteun te geven. Maar er moeten volgens de PvdA nog verdere stappen worden gezet op de weg naar een duurzaam landbouwbeleid in West- èn Oost-Europa. De PvdA wil dat de Europese Unie noch tariefmuren noch exportsubsidies handhaaft die nadelig uitpakken voor boeren in ontwikkelingslanden. Concreet: a. Alle productiesteun dient te worden afgebouwd, dus geen uitzonderingen meer zoals voor suiker, tabak en zuivel. De vrijkomende middelen moeten grotendeels worden bestemd voor de economische en sociale ontwikkeling van het platteland en niet meer alleen voor algemene inkomenssteun aan boeren. Een deel van die middelen kan tevens worden ingezet voor het verbeteren van de sociale samenhang in stedelijke probleemgebieden. b. Europees landbouwbeleid is van groot belang voor de mensen die in de landbouw werken. Bij de noodzakelijke veranderingen in dat beleid dienen daarom de belangen van deze mensen niet uit het oog verloren te worden. Daarom moet er tijdelijke inkomenssteun worden gegeven aan boeren die overstappen op minder intensieve landbouw, diervriendelijke en milieuvriendelijke (biologische) landbouw. Ook de overstap naar duurzame plattelands- en natuurontwikkeling wordt financieel ondersteund. De totale hoeveelheid middelen die omgaat in het GLB moet op den duur verminderen. Op termijn dient te worden geëvalueerd in hoeverre dit nieuwe GLB voldoet aan het uitgangspunt van voedselzekerheid. c. De besluitvorming over de besteding van delen van de landbouwfondsen voor de ontwikkeling van landbouwgebieden wordt in een breder kader van regionale sociaal economische ontwikkeling geplaatst. Een breed 127
Een sterk en sociaal Europa
democratisch draagvlak voor regionale plannen en investeringen is essentieel. Er komt geen grote bureaucratie: ‘Brussel’ controleert achteraf op basis van Europees vastgestelde afspraken over de wijze van uitvoering die door de lidstaten zelf naar de specifieke locale situatie wordt vertaald. d. De voedselproductie in Europa moet diervriendelijk en milieuvriendelijk zijn en tevens onderworpen zijn aan strenge eisen op het gebied van voedselveiligheid. De PvdA is er daarbij voor dat gerichte vaccinatie wordt toegepast om verspreiding en epidemieën van infectieziekten onder landbouwhuisdieren te voorkomen. Het nodeloos doden van miljoenen gezonde dieren is als middel om ziekten te bestrijden ethisch onverantwoord en inefficiënt. e. Om gesleep met dieren te voorkomen, moet het vervoer van dieren aan strenge regels worden onderworpen. Er komt voor de Europese Unie een ethisch toetsingskader voor dierenwelzijn. De Europese Unie ziet er bovendien op toe dat in het verband van de Wereld Handels Organisatie (WTO) hierover afspraken worden gemaakt, die ook worden gecontroleerd. De Europese Voedselautoriteit krijgt zo snel mogelijk een plek en voldoende budget om daarop toe te zien. f. Het gebruik van transgene (= genetisch gemodificeerde) landbouwproducten wordt slechts toegestaan voor verbetering van de voedselvoorziening en de vermindering van de milieubelasting, en pas nadat de risico’s uitvoerig zijn getest. Consumenten krijgen voldoende informatie over de producten en er is voldoende toezicht en controle. g. In de visserij moet veel sneller dan momenteel in Europees verband is afgesproken worden overgeschakeld op vangstmethoden die bijvangst beperken en vernieling van de zeebodem verminderen. Een verdere sanering van de Europese vissersvloot lijkt daardoor onontkoombaar, maar de PvdA vindt wel dat dit op een fatsoenlijke manier moet gebeuren. Viskweek moet op een duurzame, milieuvriendelijke en diervriendelijke ma128
nier worden gedaan. Ook visserijverdragen met landen buiten de EU moeten aan deze criteria voldoen. h. De natuurontwikkeling is van groot belang, maar is vooral een zaak van de lidstaten. De Europese Unie zet zich in voor specifieke natuurgebieden van groot Europees belang of op de grens van verschillende lidstaten (inclusief grensoverschrijdende fauna zoals vogels). De Europese ecologische hoofdstructuur wordt versterkt. De landen en regio’s voeren dit beleid uit; de Europese Unie stimuleert en controleert.
5. MILIEU,
TRANSPORT EN ENERGIE: VEILIG
EN SCHOON
De PvdA is voor behoud van een schoon milieu. Tegelijk vinden wij goede transportmogelijkheden en de beschikbaarheid van voldoende energie van groot belang. Het milieu is bij uitstek een Europees en zelfs mondiaal thema. Maar ook dan zijn keuzes niet te vermijden. Om het milieu te sparen kiest de PvdA voor een duurzame economische ontwikkeling in Europa in plaats van voor onbeperkte economische groei. De Europese Unie zal in de komende jaren verdere stappen moeten nemen voor versterking, naleving en uitbreiding van internationale verdragen (zoals die in Kyoto over de uitstoot van broeikasgassen), en er daarnaast voor ijveren dat de Verenigde Staten en Rusland daar ook in participeren. Zij zal ook middelen moeten inzetten voor de duurzame ontwikkeling van arme landen. Duurzame ontwikkeling komt alleen tot stand als ontwikkelingslanden tegelijk met de welvarende landen de mogelijkheid hebben om hun milieubeleid vorm te geven. Concreet: a. De Europese Unie maakt meer werk van het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dit is één van de meest effectieve instrumenten om het milieu te beschermen. Om oneerlijke concurrentie tussen landen te voorkomen komen er gezamenlijke afspraken over vergroening van ons belastingstelsel (BTW op vliegtickets en accijns op kerosine; groot-
Partij van de Arbeid
verbruikerstoeslag op energieverbruik - de zogeheten ‘ecotaks’ - , stimuleren ‘groene’ stroom en verlaging van BTW op producten en diensten die milieuvriendelijk zijn). De Europese minimumtarieven voor accijnzen op brandstoffen worden verhoogd. Daardoor zullen lidstaten die benzine en diesel nu relatief weinig belasten (zoals Luxemburg), hun tarieven moeten aanpassen. b. De Europese Unie zet zich met kracht in voor de nakoming van bestaande afspraken voor duurzame ontwikkeling (tegen uitputting van grondstoffen, uitstoot van broeikasgassen en onbeheerste afvalstromen) en voor de totstandkoming van nieuwe afspraken over de overschakeling op het gebruik van hernieuwbare bronnen om in onze energievraag te voorzien. c. Het energiegebruik van de EU-lidstaten wordt doorlopend getoetst, met als doel een efficiënter gebruik van energie, relatief meer gebruik van groene energie en op lange termijn de beëindiging van het gebruik van kernenergie. Na de uitbreiding van de Europese Unie worden alle kerncentrales in Midden- en Oost-Europa in elk geval zo snel mogelijk op het West-Europese niveau van veiligheid gebracht, totdat het gebruik van kernenergie wordt beëindigd. Daarnaast moeten bij de eventuele privatisering van openbare nutsbedrijven in de energiesector strikte normen worden gehanteerd ten aanzien van het milieu en de leverzekerheid en toegankelijkheid van schone energie voor burgers. d. De Europese Unie investeert in een intensief programma om de milieuproblemen in Midden en Oost-Europa, de Balkan en Rusland aan te pakken. Milieuproblemen zijn alleen duurzaam aan te pakken als stevig wordt geïnvesteerd in kennisontwikkeling en technologisch onderzoek, en in het doorvoeren van innovaties. Daarom is naast financiële middelen voor de ontmanteling van de vervuilende industrie ook overdracht van kennis en technologie noodzakelijk. e. De Europese Unie neemt het voortouw in de mondiale bescherming van kwetsbare na-
tuurgebieden en de biodiversiteit, in het bijzonder de kustgebieden, de poolgebieden en de regenwouden. Er dienen harde afspraken te worden gemaakt over visserij langs kusten en op de oceanen, de grootschalige bosbouw en grootschalige landbouw in de tropische gebieden. f. Eén van de belangrijkste mondiale uitdagingen op milieugebied is de beschikbaarheid van zoetwater. Enerzijds is Europa de laatste jaren getroffen door grote overstromingen, in andere maanden was er sprake van zware droogte. Klimaatmodellen voorspellen een verheviging van dit soort extreme situaties. Vanwege het feit dat de rivieren door heel Europa stromen is het van belang dat de Europese Unie maatregelen neemt op het gebied van waterbeheer en de beschikbaarheid van gezond drinkwater. g. Er komt een strikte naleving van regels voor de scheepvaart in de Europese wateren. Milieurampen als die in Noord-Spanje in 2002 zullen met keiharde maatregelen tegen overtreders van technische en veiligheidsvoorschriften - zoveel als mogelijk is worden voorkomen. h. De PvdA zet zich in voor een versnelde realisering van de Trans-Europese Transport Netwerken (TEN-T) en voor hun uitbreiding naar de nieuwe lidstaten. Goede vervoersmogelijkheden zijn van essentieel belang voor de burgers en het bedrijfsleven. De nadruk bij de infrastructuurinvestering in de TEN-T ligt sterk op vervoer per spoor en water en de PvdA steunt dat krachtig. De voltooiing van de interne markt - met strenge veiligheidsnormen - in deze vervoerstakken is ook van het grootste belang om de concurrentiepositie ten opzichte van het wegvervoer te verbeteren, en om oneerlijke concurrentie tussen landen in de wegvervoerssector tegen te gaan. Een Europees raamwerk voor het in rekening brengen van de werkelijke kosten van vervoer, inclusief de milieu- en ongevallenkosten moet ook worden ontwikkeld zodat alle vervoerstakken op gelijke voet kunnen concurreren. 129
Een sterk en sociaal Europa
i. De PvdA stimuleert en werkt samen met democratisch gerichte NGO’s en/of mondialiseringbewegingen. Bewegingen gericht op een betere, eerlijker internationale economische orde versterken de positie die de PvdA in internationale fora inneemt. De PvdA van haar kant erkent het belang van deze bewegingen.
6. CULTUUR EN SPORT Europa kent een zeer rijke artistieke en culturele geschiedenis. In de beeldende kunst, in de literatuur en in de volkscultuur is de verscheidenheid indrukwekkend. Die moet gekoesterd en elke dag opnieuw verrijkt worden. De afzonderlijke landen zijn zelf verantwoordelijk voor hun cultuurbeleid. Maar Europa kan een aanvullende rol spelen op twee fronten: stimuleren van communicatie via kunstuitingen en beschermen tegen vervlakking en verdwijning. Waar belangen en ideeën samenvallen, dient samenwerking van lidstaten en uitwisseling te worden versterkt. Met name gericht op de nieuwe generaties Europeanen. Europa moet de diversiteit en kwaliteit beschermen tegen effecten van globalisering en commercie en moet stimuleren dat alle burgers in het toekomstig Europa zich daarbij betrokken voelen. Dat geldt ook voor het recht van burgers om toegang te hebben tot pluriforme informatie. In de regels voor de Europese markt moet daarmee rekening worden gehouden, maar ook in de afspraken die internationaal gemaakt worden voor het openstellen van de Europese markt. De Europese Unie moet de nationale en regionale verscheidenheid van de Europese culturen beschermen en tegelijkertijd het gemeenschappelijk erfgoed bevorderen. Wat ons als Europeanen bindt is juist die dubbele wens. Concreet: a. De Europese Unie bevordert het op actieve wijze onder de aandacht brengen van de geschiedenis en de cultuur van de Europese volkeren. Aan de jaarlijkse aanwijzing van een ‘culturele hoofdstad van Europa’ wordt extra publicitaire aandacht gegeven. 130
Specifieke ondersteuning en aandacht verdienen daarbij producties die naar inhoud en vorm gericht zijn op diversiteit en een jong publiek in de verstedelijkte gebieden. b. Culturele uitwisseling op niet-commerciële basis en het stimuleren van artistieke en literaire producties die de verscheidenheid van Europa waarborgen, worden bevorderd. Bestaande Europese programma’s voor culturele uitwisseling worden versterkt en meer dan tot nu toe gericht op het ondersteunen van netwerken en uitwisselingen tussen jongeren. c. De Europese Unie ondersteunt financieel Europese film- theater- en televisie producties die zonder publieke steun anders niet tot stand zouden kunnen komen. d. In de regels voor de totstandkoming van één Europees prijs- en marktbeleid kunnen uitzonderingen worden gemaakt ter bescherming van de culturele verscheidenheid, zoals ten aanzien van boeken. e. In het kader van de onderhandelingen over liberalisering van de wereldmarkt dient bescherming van eigen culturele producties mogelijk te zijn. Ook wil de PvdA onderzoeken of een apart instrumentarium, zoals dat nu wordt voorgesteld door verschillende landen aan de Unesco, wenselijk is om de diversiteit van culturele uitingen te bevorderen. f. De Europese Unie zet zich in voor een pluriforme informatie- en nieuwsvoorziening aan de burgers. g. De maatschappelijke functie van sport moet op Europees niveau erkend worden. Voorop staat het belang van de actieve en passieve beleving van sport door miljoenen Europeanen. Met de Europese organisaties in de sport moeten afspraken gemaakt worden waarmee, uitgaande van de maatschappelijke functie van topsport en breedtesport, de negatieve invloed van Europese mededingings- en interne marktregels aan banden kan worden gelegd. Om concurrentieen competitievervalsing tegen te gaan worden de mededingingsregels, met erkenning van het bijzondere maatschappelijke karak-
Partij van de Arbeid
ter van sport, toegepast op professionele voetbalorganisaties. Deze regels gelden niet voor de (breedte- en top)sport die buiten ondernemingsverband wordt beoefend. De EU bevordert, tezamen met Europese organisaties, de uitwisseling in de breedtesport.
7. EEN EUROPESE UNIE
VAN DE BURGER :
MEER DEMOCRATIE EN MINDER BUREAUCRATIE IN
EUROPA
Wij willen in Europa een bestuur dat democratisch en integer is en dicht bij de burgers staat. Een Europees bestuur dat problemen aanpakt die we niet meer alleen in eigen land kunnen oplossen. Om dat goed te kunnen doen, moet de Europese overheid de Europese burgers beter vertegenwoordigen. Wij moeten af van Europa als een onbekende en onzichtbare regelmachine, die mensen het gevoel geeft dat zij er geen enkele invloed op kunnen uitoefenen. Inmiddels zijn belangrijke stappen in de goede richting gezet in het kader van de Europese Conventie. De PvdA vindt het werken met zo’n Conventie waarin volksvertegenwoordigers een belangrijke rol spelen, een grote vooruitgang. Het concept voor een Europese grondwet is hiervan het resultaat. Wij blijven ons inzetten voor verdere verbetering van het democratisch besluitvormingsproces in Europa. De instellingen van de Europese Unie waarvan de Europese Raad, de Raad van Ministers, het Europees Parlement en de Commissie de belangrijkste zijn - moeten volgens de PvdA toegroeien naar een situatie waarin de Europese Commissie als een echte Europese regering optreedt en onder nauwe controle staat van het Europees Parlement als de volwaardige volksvertegenwoordiging in de Europese Unie. In dat model is de Raad van Ministers een soort Senaat. Zo ver is het nog niet, maar met dit als uiteindelijk doel voor ogen wil de PvdA de komende vijf jaar de volgende stappen zetten. Concreet: a. De voorzitter van de commissie wordt in de toekomst rechtstreeks door de Europese
burgers gekozen. Als een stap in die richting wordt hij/zij al in 2004 door het nieuwe Europees Parlement gekozen. De Europese politieke partijen maken vóór de verkiezingen van het Europees Parlement hun Europese kandidaat voor dat Commissievoorzitterschap bekend. b. Er mag geen wet meer tot stand komen zonder parlementaire goedkeuring. Om dat goed te regelen, moet bij ieder voorstel vanaf het begin glashelder zijn welk parlement verantwoordelijk is, het nationale of het Europese. Is dat niet helder, dan wordt niet tot besluitvorming overgegaan. c. Het Europees Parlement moet over alle onderwerpen waar de Raad met meerderheid van stemmen over besluit, medewetgever worden. Het Europees Parlement beslist voortaan zelf over zijn vergaderplek. De PvdA vindt dat Straatsburg als hoofdzetel moet worden afgeschaft, en dat Brussel waar nu al de meeste werkzaamheden plaatsvinden - de hoofdzetel van het Europees Parlement moet worden. Dat leidt tot kostenbesparing en effectievere controle op de Europese Commissie en de Raad van Ministers, die ook hun zetel in Brussel hebben. d. De rol van de nationale parlementen bij de Europese besluitvorming moet worden vergroot. De parlementen van alle lidstaten bespreken ieder jaar in dezelfde week het jaarlijkse werkprogramma van de Europese Commissie en spreken dan een oordeel uit over de vraag of de onderwerpen die de Commissie wil aanpakken ook een zaak zijn van de Europese overheid, of eerder in het eigen land thuishoren. e. De Europese Commissie moet steeds meer de uitvoerende macht gaan vormen van de Europese overheid. Daarom moet de in eerste instantie door het Europees Parlement gekozen Commissievoorzitter zelf in belangrijke mate zijn ploeg kunnen samenstellen. Lidstaten moeten dan drie kandidaten voordragen - onder wie ten minste één vrouw. De nieuwe voorzitter van de Europese Commissie kiest uit deze lijst van 131
Een sterk en sociaal Europa
drie. Het Europees Parlement heeft het laatste woord en moet zijn oordeel over de hele Commissie kunnen uitspreken. In Nederland zal de lijst van drie kandidaten worden vastgesteld door de Tweede Kamer, zodat de voordracht uit de achterkamertjes van het kabinet wordt gehaald. f. Als de Europese raad in de toekomst over een vaste voorzitter beschikt, dan zal deze een technische voorzitter van de vergaderingen moeten zijn en niet de politieke leider. De PvdA zal er voortdurend tegen waken dat deze voorzitter de rol en bevoegdheden van Commissie en Parlement uitholt. g. De PvdA in het Europees Parlement zal zich hard maken om de Europese bureaucratie te bestrijden. Daarnaast wordt de Europese Commissie gestimuleerd om de begroting anders in te richten en de ministers van financiën van de lidstaten aan te spreken op de noodzaak resultaatgericht te begroten en gedecentraliseerd te werken. h. Er komt een “burgertoets” bij ieder voorstel voor Europese wetgeving. Dat wil zeggen dat de sociale, ecologische en economische effecten van die voorstellen op het dagelijks leven van de burger worden beschreven in de toelichting op de wet. Onderzocht moet worden of voor nieuwe verdragswijzigingen de voorbereiding kan plaatsvinden door een Conventie. i. De details en uitvoeringsaspecten van Europese regelgeving en beleidsuitvoering moeten meer gedelegeerd worden naar decentrale niveaus van bestuurslagen, sociale partners en maatschappelijke organisaties en toezichthouders. Dat vereist wel verbetering van kwaliteit van toepassing, uitvoering en toezicht, en meer Europese coördinatie en samenwerking tussen de betrokken autoriteiten, om vertrouwen te kunnen hebben dat de bedoeling van de Europese regels ook in de praktijk neerslaat. j. Grensregio’s worden proeftuinen van Europa, waar op gemeenschappelijke beleidsterreinen zoals veiligheid, gezondheidszorg, onderwijs en arbeidsmarktbeleid, regionale afspraken gemaakt kunnen worden. De 132
betrokken overheden verplichten zich experimenten te bevorderen en nationale regelgeving terzake daaraan ondergeschikt te maken. k. De integriteit van het Europees bestuur dient buiten kijf te staan. Een onafhankelijke Commissie voor de Integriteit van het Europees Bestuur, zoals voorgesteld door de Europese commissie, verdient daarom alle steun. Daarnaast dienen ook Europese politieke partijen (zoals de PES) onderworpen te worden aan een strikt regime met betrekking tot giften en sponsoring. De invloed van Europese lobbyisten moet beter in kaart worden gebracht onder meer door middel van registratie van alle lobbyisten in een openbaar register.
8. JUSTITIE, MIGRATIE EN ASIEL: RUIMTE VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID
Voor de Partij van de Arbeid zijn vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid essentiële waarden voor alle burgers in Nederland en Europa. Het is goed dat deze waarden, mede door de uitbreiding van de Europese Unie, nu in een steeds groter deel van Europa stevig verankerd raken. Maar door het openstellen van de Europese binnengrenzen is het niet alleen voor burgers makkelijker om in een andere lidstaat te wonen en te werken, het betekent ook dat de georganiseerde misdaad eenvoudiger de grenzen kan oversteken. Om van Europa een ruimte van Vrijheid, Veiligheid en Rechtvaardigheid, van vrij verkeer van burgers te maken, moeten we de criminaliteit en de mensensmokkel effectief aanpakken. Dat kan alleen met een krachtig en rechtvaardig Europees beleid. Effectiviteit, democratisch toezicht en bescherming van de individuele rechten van burgers horen daar voor de PvdA bij. Een dergelijk Europees beleid is ook nodig voor een humane en rechtvaardige aanpak van de asielstromen. Feitelijk geldt dat ook voor de legale en illegale arbeidsmigranten. Concreet: a. De strijd tegen de internationale criminaliteit en het internationaal terrorisme nood-
Partij van de Arbeid
zaakt niet alleen tot een actieve buitenlandse politiek van de Europese Unie op dit terrein, maar tevens tot harmonisatie van strafwetgeving in de lidstaten. Harde voorwaarden hierbij zijn: de medewetgeving en democratische controle door het Europees Parlement moet goed geregeld zijn, instanties als Europol en de nog op te richten Europese grensbewaking moeten goed worden gecontroleerd. De harmonisatie moet beperkt zijn tot het strikt noodzakelijke, dat wil zeggen tot grensoverschrijdende en/of zeer ernstige misdrijven. Het grootste deel van de wetshandhaving is van lokale en nationale aard. Bestrijding en berechting van criminaliteit zijn een uitdrukking van de nationale cultuur en nationale waarden en dat moet ook zo blijven. b. De PvdA is voor actieve bestrijding van (internationale) criminaliteit. De burgerrechten en een adequate bescherming van de privacy van de burger moeten daarbij gewaarborgd zijn. Voorzover inbreuk op privacyrechten noodzakelijk is ten behoeve van het bestrijden en voorkomen van terrorisme zal dit alleen toegestaan zijn indien die inbreuk is omgeven met strikte wettelijke waarborgen en de noodzaak ervan steeds door de rechter kan worden getoetst. Samenwerking met landen buiten de EU op strafrechtelijk terrein moet niet ten koste gaan van reeds lang erkende mensenrechten binnen de Europese Unie. Daar waar het gaat om de rechten van verdachten en veroordeelden in een strafproces wil de PvdA een gelijkwaardig niveau van bescherming in alle lidstaten. Te denken valt o.a. aan het recht op een tolk en vertaling van de stukken. Mede met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie is het noodzakelijk dat alle Europese burgers dezelfde rechtsbescherming kunnen inroepen, zeker wanneer het Europees arrestatiebevel in werking treedt. c. Ook in de Europese Unie dient een stevig mensenrechtenbeleid te worden gevoerd. Toezicht op naleving van verplichtingen op het vlak van de mensenrechten door lidsta-
ten en landen buiten de Unie wordt een belangrijke taak van het Europees Parlement. Met name moet aandacht worden besteed aan onnodig politiegeweld, de situatie in Europese gevangenissen en het probleem van mensenhandel, alsmede discriminatie en vreemdelingenhaat. Ook de rechten van slachtoffers mogen daarbij niet worden vergeten. d. Obstakels voor het vrije verkeer van burgers in de Europese Unie moeten worden opgeruimd. Iedereen moet naar een andere lidstaat kunnen verhuizen zonder zijn of haar rechten uit het land van herkomst te verliezen. Het systeem van wederzijdse erkenning van burgerrechtelijke beslissingen is hierbij van belang. Dit systeem dient eveneens toegepast te worden op het huwelijk van burgers van gelijk geslacht en op het ongehuwd partnerschap. e. Het Europese asielbeleid moet opvang in de regio bevorderen en de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag respecteren. De meeste vluchtelingen worden al in de buurt van hun landen van herkomst opgevangen. Wanneer dat onder humane omstandigheden gebeurt is dat een goede zaak. De PvdA zal zich daarom in het Europees Parlement inzetten om extra middelen vrij te maken voor verbetering en vergroting van de regionale opvang. Verbetering van de opvang in de regio is ook nodig om de asielzoekers en ontheemden uitzicht te bieden op een economisch zelfstandig bestaan buiten de vluchtelingenkampen. Voorwaarde bij regionale opvang is wel dat het in samenwerking met de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties gebeurt, dat de veiligheid en gezondheid van asielzoekers gegarandeerd worden en dat opvang buiten de regio mogelijk blijft. f. Europa blijft bijdragen aan de opvang van vluchtelingen die daadwerkelijke bescherming nodig hebben en niet in de regio van herkomst kunnen worden opgevangen. Internationale solidariteit en onze hoge welvaart rechtvaardigen dat. Daarom bepleit de PvdA een spoedige implementatie van 133
Een sterk en sociaal Europa
de beleidsvoornemens van de Europese Raad van Tampere (oktober 1999). De PvdA verzet zich tegen asociaal, op nationaal eigenbelang gericht beleid, waarbij de ene lidstaat door aanscherping van nationaal beleid een verhoogde instroom bij een andere lidstaat veroorzaakt - de beleidsmatige race to the bottom die hierdoor ontstaat kan een levensbedreigende situatie creëren voor degenen die terecht een beroep doen op onze hulp; de PvdA bepleit daarom een solidaire en eenduidige Europese aanpak waarbinnen eerlijke verdeling der lasten centraal staat. g. De PvdA wil keiharde bestrijding van mensensmokkel. Dat betekent dat de Unie als geheel een bijdrage levert aan de bewaking van de Europese buitengrenzen. Strijd tegen illegaliteit en mensensmokkel is ook strijd tegen ondernemers die van goedkope illegalen profiteren. Dat moet in de wetgeving van de Unie worden opgenomen en krachtdadig worden uitgevoerd. Aan illegalen die aan een aantal voorwaarden voldoen, zoals langdurig verblijf en arbeidsleven in één van de lidstaten van de Unie zonder criminele antecedenten, moet een legale status worden verstrekt. Illegalen die veroordeeld zijn wegens een ernstig misdrijf, moeten uit de Unie verwijderd worden, behoudens internationale mensenrechtenverplichtingen. Ook zullen er speciale regels worden opgesteld om de slachtoffers van mensensmokkel te beschermen.
9. DE FINANCIËLE MIDDELEN Nederland betaalt aan de Europese Unie zo’n 4% van de belastingen en heffingen die in Nederland worden opgebracht. In verhouding tot andere lidstaten is onze netto bijdrage groter omdat wij relatief meer betalen en minder ontvangen. De PvdA vindt dat de lasten eerlijker verdeeld moeten worden tussen de lidstaten: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Dit principe betekent dat de bijdrage van lidstaten moet worden herzien. We vinden dat de middelen beter dan nu moeten worden gebruikt voor twee kerndoelen: a) het 134
bevorderen van economische groei en werkgelegenheid, en b) ondersteuning van de echt behoeftigen in de Europese Unie. Sterk en sociaal, ook in Europa. Misbruik moet krachtig worden bestreden en dat vergt doorzichtigheid in de begroting van de Europese Unie. Het Europees Parlement moet daarom een grotere rol spelen bij beslissingen over uitgaven en middelen, zodat het ook beter verantwoording kan afleggen aan de burgers. Concreet: a. Het aandeel van het Landbouwbeleid en de huidige Structuurfondsen in de Europese begroting (nu zo’n 75%) moet omlaag ten gunste van concrete programma’s die directer bijdragen aan het versterken van de (kennis)economie en de werkgelegenheid in de gehele Unie, en programma’s voor versterking van de sociale samenhang in de grote steden en de revitalisering van het platteland. Het Europees Parlement moet deze verschuiving van middelen gebruiken om de doelstellingen van de ‘Lissabonstrategie’ gericht op meer groei en werkgelegenheid te verwezenlijken. b. De uitgaven van het landbouwbeleid in de komende jaren moeten gekoppeld worden aan het regionale- en milieubeleid. Productiesteun en exportsubsidies worden geleidelijk stopgezet en omgezet in maatregelen voor natuurbehoud, dierenwelzijn en regionaal beleid. De Structuurfondsen moeten niet gebruikt worden om landen en regio’s te steunen die relatief welvarend zijn. Dit leidt tot het onnodig rondpompen van geld. De PvdA pleit voor stroomlijning van de Structuurfondsen en voor meer nationale financiering voor economisch zwakkere regio’s in welvarende lidstaten. Overblijvende EU-financiering aan rijkere lidstaten moet passen binnen de Lissabon-strategie gericht op meer groei en werkgelegenheid. c. In de totale begroting van de Europese Unie voor de komende jaren moet een doorzichtige koppeling ontstaan tussen middelen en beleidsdoelstellingen, met de nadruk op versterking van sociale economie en duur-
Partij van de Arbeid
zame groei. d. De bestrijding van fraude met Europese middelen krijgt de hoogste prioriteit. Het antifraudebureau OLAF van de Europese Commissie krijgt een volledig onafhankelijke status en wordt aangestuurd door een Europees openbaar ministerie. Dit Europees openbaar ministerie bereidt strafzaken inzake fraude met Europese middelen voor die vervolgens door nationale instanties worden afgehandeld conform de wetgeving van de betrokken lidstaat. e. Er moet een beter beheer van de middelen en een beter toezicht op de uitgaven van de Europese Unie komen. De Europese Commissie geeft zo’n 20% van de EU-begroting uit, terwijl de rest via de lidstaten verloopt. Het toezicht daarop moet worden verbeterd. Het Europees Parlement zal zich sterk moeten maken om dit te realiseren en de nationale ministers van Financiën hierover rekenschap te laten afleggen in het Europees Parlement. Meer en beter beheer betekent dat nieuw beleid dat door de Europese Commissie gecoördineerd of uitgevoerd moet worden, ook ten aanzien van meer veiligheid voor de burger en bestrijding van criminaliteit, van voldoende middelen moet worden voorzien.
f. Ieder land moet naar draagkracht bijdragen aan de Europese begroting. Ons land draagt echter naar verhouding meer bij en ontvangt minder directe financiering uit de EU begroting dan enig ander (rijk) land in de EU. Uiteraard zijn de baten van de EU veel groter voor de Nederlandse economie dan deze directe financiering, met name vanwege het belang van de uitvoer naar de EU en Nederlands rol als Europa’s grootste transport en distributiecentrum. Maar de verhouding is scheef en de PvdA zal zich sterk maken voor een eerlijker evenwicht. Ook een groter aandeel van de directe inkomsten voor de EU (o.a. uit de BTW) kan bijdragen aan een eerlijker verdeling van de lasten. h. Het Europees Parlement dient zowel voor de uitgaven als voor de inkomsten van de Europese Unie meer verantwoordelijkheid te dragen. Dat is nodig vanwege fundamentele democratische principes en voor meer discipline bij het vaststellen van de uitgaven. De PvdA maakt zich dan ook sterk om deze grotere verantwoordelijkheid geleidelijk over te dragen naar het Europees Parlement, binnen algemene grenzen die door nationale regeringen worden vastgesteld.
135
Confederale fractie Europees Unitair Links en Noords Groen Links
Socialistische Partij
Socialistische Partij WIE ZWIJGT STEMT TOE! INLEIDING Nederland is geen eiland We zijn op talrijke manieren verbonden met en gebonden aan andere mensen, andere landen en de wereldeconomie. Zonder die banden kunnen wij niet bestaan. Dat geldt vooral voor Europese landen. Veel van wat in Nederland gebeurt, wordt beïnvloed door Europa; veel wat we hier doen, beïnvloedt ontwikkelingen elders in Europa; veel van wat we hier produceren, exporteren we naar Europa; veel van wat we hier gebruiken, importeren we uit andere Europese landen. Ons land is een belangrijke toegangspoort tot andere Europese landen en regio’s; onze rivieren zijn deel van Europese rivieren, zoals onze wegen en spoorwegen op de Europese infrastructuur aansluiten. Historisch hebben we ons ontwikkeld in en met Europa en onze toekomst ligt voor een belangrijk deel in verdere samenwerking binnen Europa. Hoe vreedzamer, veiliger, schoner en socialer Europa is, hoe beter dat voor onze bevolking is. En hoe meer wij als Nederlanders kunnen bijdragen aan de
vrede, de veiligheid, een schoon milieu en het welzijn binnen andere Europese landen, met des te meer vertrouwen kunnen wij de toekomst tegemoet zien. Europese samenwerking is nodig Brede en voortgaande samenwerking met andere Europese landen ligt voor de hand. De Europese geschiedenis telt tal van voorbeelden van geslaagde samenwerking en wederzijdse beïnvloeding. Europese samenwerking is ook van groot belang om te voorkomen dat landen zich als eilanden gedragen, zich afkeren van hun buren en hun eigen gang gaan, of zich superieur gaan voelen en hun wil opleggen aan andere landen en volken. Want ook spanningen, conflicten en bloedige oorlogen komen frequent voor in de Europese geschiedenis. Zulke scenario’s moeten in de toekomst voorkomen worden. Samenwerken in ieders belang is veel beter dan de situatie waarin ieder land zijn eigen weg gaat en zijn eigen belang najaagt.
139
Wie zwijgt stemt toe!
Streven naar een ongedeeld Europa De Europese samenwerking heeft zich na de Tweede Wereldoorlog eerst gescheiden voltrokken, in het Westen en in het Oosten. Na het einde van de Koude Oorlog en het verdwijnen van het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur zijn er belangrijke stappen gezet in het proces van Europese eenwording. De meeste Europese landen zijn inmiddels toegetreden tot de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). In 2004 wordt de Europese Unie, ooit een West-Europees samenwerkingsverband van aanvankelijk zes en later vijftien landen, uitgebreid met tien nieuwe landen, zodat de Europese Unie zich binnenkort van Portugal tot Letland en van Zweden tot Cyprus zal uitstrekken. Steeds meer Europese landen maken deel uit van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, samen met de Verenigde Staten van Amerika, Canada en Turkije, terwijl Rusland als partner van de NAVO optreedt. Europese samenwerking kán veel betekenen voor onze toekomst Samenwerking is een goede zaak, maar we moeten ons het doel ervan altijd goed voor ogen houden. Het is daarom van belang om kritisch te kijken of we binnen de samenwerkingsverbanden waar Nederland aan deelneemt, in de goede richting bewegen. In bepaalde gevallen kan het namelijk nodig zijn om bij te sturen of zelfs echt van koers te veranderen. Het verzekeren van de mensenrechten en het versterken van de democratie en de rechtstaat vergen een voortdurende inspanning van de lidstaten en de Europese Unie als zodanig. In dit proces spelen zowel de Raad van Europa als de OVSE een belangrijke rol. Dat neemt niet weg dat deze instituties te veel praten en te weinig handelen. De Europese samenwerking heeft een belangrijke injectie gekregen door de vorming van de Europese Economische Gemeenschap en daarna de Europese Unie. Het slechten van overbodige grenzen en hindernissen is een 140
goede zaak. Het is daarbij wel noodzakelijk dat via samenwerking het doel van een sociaal, veilig en democratisch Europa wordt gediend. Helaas ontwikkelt de Europese Unie zich steeds sterker in de richting van een neoliberale Europese superstaat, waarbinnen de belangen van de grote ondernemingen en grote landen de doorslag geven. Niet de belangen van de burgers binnen en buiten de Unie, maar de aspiratie om het sterkste economische blok van de wereld te worden, bepaalt de koers van de EU-architecten. Dat zien we weerspiegeld in de zogenaamde Lissabon-strategie waarin de belangen van de bevolking van zowel de lidstaten als van andere landen ondergeschikt worden gemaakt aan die van de grote Europese kapitaalbezitters. Nu de economische eenheid binnen de Europese Unie haar voltooiing nadert, maakt de Europese elite zich sterk voor de politieke eenwording van ons continent. In dat kader zijn de afgelopen tijd belangrijke stappen gezet die moeten leiden tot de vorming van een Europese krijgsmacht die onder meer in de vorm van een snelle interventiemacht tegelijkertijd op meerdere plaatsen in de wereld moet kunnen optreden. De NAVO breidt zich steeds verder uit terwijl haar ontstaansreden, de Europese deling en de Koude Oorlog, verdwenen is. De ‘nieuwe’ NAVO heeft zichzelf inmiddels het recht toegekend om buiten het eigen verdragsgebied offensieve operaties uit te voeren. In bepaalde gevallen kan de NAVO op die basis meewerken aan het uitvoeren van operaties van de Verenigde Naties. Maar omdat de NAVO zich niet aan de VN onderschikt, kunnen militaire operaties ook tot conflicten met de VN en met niet-NAVO-landen leiden. De huidige Europese Unie kiest ervoor samen met de NAVO op te trekken, waardoor de VS en Europa niet alleen de twee machtigste economieën ter wereld maar ook de sterkste legers bezitten. Geen nieuwe blokvorming, maar mondiale samenwerking Voorstanders van een steeds sterkere Europese Unie beweren dat het opvoeren van de mili-
Socialistische Partij
taire capaciteit van de Unie ook nodig is om ‘de Verenigde Staten van Europa’ tot dé concurrent van de Verenigde Staten van Amerika te maken. Hoewel er volop reden is om bezorgd te zijn over de huidige Amerikaanse buitenlandse politiek, is er ook alle reden om bezorgd te zijn over dit nieuwe denken in termen van machtsblokken. Het recente verleden laat zien dat een toenemende rivaliteit tussen machtsblokken levensgevaarlijke gevolgen kan hebben. Een nieuwe ‘koude’ oorlog, waarbij blokken elkaar economisch proberen te overtroeven, heeft gevolgen voor de hele wereld. Zulke blokken werken mondiaal aan vergroting van hun invloedsferen, onder andere door hun militaire capaciteit uit te breiden en conflicten aan te gaan en uit te vechten. Een dergelijke ontwikkeling moet hoe dan ook voorkomen worden. In plaats van te kiezen voor versterking van het blokdenken, is het verstandiger om te investeren in internationale samenwerking op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds belang. Dit maakt het belangrijk om een proces van sociale globalisering op gang te brengen, dat een alternatief vormt voor het huidige globaliseringproces waarin het recht van de sterkste prevaleert. Een verregaand hervormde en gedemocratiseerde Verenigde Naties behoort een hoofdrol in dit veranderingsproces te spelen. Een toenemende betrokkenheid van burgers bij mondiale instituties en ontwikkelingen is daarbij van levensbelang. Het beleid van instituties als de EU, de NAVO, de Raad van Europa, de OVSE en de VN is te belangrijk om alleen maar aan regeringen, politici, militairen en ondernemingen te worden overgelaten. Als burgers dienen we zelf te bedenken welke ontwikkelingen wij gewenst en ongewenst vinden en wat we eraan kunnen doen om onze toekomst vorm te geven. Samenwerken onder democratisch toezicht Omdat de Europese Unie zoveel zeggenschap heeft gekregen over allerlei belangrijke beleidsterreinen, is het zaak dat de Brusselse besluitvorming goed gecontroleerd wordt. Daar mankeert het nu aan. Ondoorzichtigheid en
achterkamertjespolitiek zijn eerder regel dan uitzondering. De macht van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de Europese Raad moet worden verminderd, terwijl de zeggenschap van het door de kiezers verkozen Europees Parlement juist moet worden vergroot. Volksvertegenwoordigers kunnen namelijk bij verkiezingen op hun plaats worden gezet, terwijl regeringsleiders en ministers die achter de Europese schermen opereren veel moeilijker aan te pakken zijn. Belangrijk is het niet de illusie te hebben dat het Europees Parlement de nationale parlementen kan vervangen. Zolang er onder de burgers van de lidstaten nauwelijks een Europees gevoel bestaat en er al helemaal geen sprake is van een Europese identiteit, kan een ‘Europese’ democratie niet uitgroeien tot een volwaardig alternatief voor onze nationale democratie. Juist daarom dienen we de democratie in ons eigen land te versterken en tegelijkertijd in te zetten op de democratisering van de Europese Unie. Als we dat niet doen, lopen we het risico dat de democratische en sociale rechten waarvoor in de verschillende Europese landen hard en lang gestreden is, steeds verder uitgehold worden. De afgelopen twintig jaar kenmerken zich door een steeds snellere overdracht van bevoegdheden door nationale overheden aan ‘Europa’. Nu al is de meerderheid van de Nederlandse wetten gebaseerd op Europese richtlijnen. Dat pakt soms goed, maar andere keren ook helemaal fout uit. Europese samenwerking is absoluut nodig, maar dat is iets anders dan een Europese Unie die de lidstaten de les voorschrijft en regels oplegt die tégen de wens van een meerderheid van de burgers ingaan. Het huidige proces van uitbreiding en verdieping van de Europese samenwerking is te veel omvattend en dient afgeremd te worden om ongelukken te voorkomen. Steeds meer mensen moeten bijvoorbeeld niets hebben van een ontwikkeling naar een ‘Verenigde Staten van Europa’ die van bovenaf wordt opgelegd. Zowel de inhoud van het beleid als de manier waarop dat vorm krijgt, maken dat het wantrouwen in ‘Brussel’ de afgelopen jaren alleen 141
Wie zwijgt stemt toe!
maar gegroeid is. Geen neoliberale Europese superstaat Omdat de richting waarin de EU zich beweegt verkeerd is, is het hoge tempo van de grote spelers des te zorgwekkender. De Unie zoals die zich de afgelopen twintig jaar ontwikkeld heeft, is er niet op de eerste plaats voor de burgers maar voor Europese bedrijven die internationaal opereren. De voordelen die de Europese schaalvergroting biedt, komen vooral hun belangen ten goede. Op democratisch en sociaal terrein worden door nationale regeringen veel verslechteringen doorgevoerd met het argument dat ‘het moet van Brussel’. Dat begon al in het begin van de jaren ‘90 toen de ingrepen in de Nederlandse sociale zekerheid (onder andere de WAO) op die manier ‘verkocht’ werden door de toenmalige regering. Ook de uitverkoop van nutsbedrijven voor gas en elektriciteit worden door Brussel gedicteerd. En zo wordt het aantrekken van particuliere investeringen binnen de gezondheidszorg, het onderwijs en de wetenschap en het openbaar vervoer gelegitimeerd door te wijzen op de noodzaak om de internationale concurrentiepositie van Europa ten opzichte van de rest van de wereld te versterken (de Lissabon-strategie). Het in december 2003 stukgelopen onderhandelingsproces om tot een Europese Grondwet te komen, is de meest recente, te snelle en ondoordachte stap om de superstaat Europa te vormen waarin ons land een kleine, machteloze provincie wordt. Om de totstandkoming van de grondwet te bespoedigen, hebben de grote lidstaten aangekondigd een kopgroep te zullen vormen. Daarmee geven zij het signaal af naar kleine landen dat die in de Europese bezemwagen terecht kunnen komen wanneer zij dwars gaan liggen. Als we de plannen van de grote Europese landen om ons die grondwet door de strot te duwen niet weten te stoppen, dreigt onze publieke sector in de nabije toekomst volledig opengesteld te worden voor op winst gerichte bedrijven. Daarmee zou de sociale tweedeling in heel Europa een feit zijn. Maar veel burgers verzetten zich tegen een 142
Europese Unie waarin de belangen van burgers volstrekt ondergeschikt worden gemaakt aan die van grote bedrijven. Eenzelfde weerstand bestaat er tegen het onderbrengen van ons buitenland- en defensiebeleid bij de Europese Unie. Een progressieve partij als de SP kan onmogelijk akkoord gaan met het oprichten van een Europees bewapeningsinstituut en de vorming van een snelle interventiemacht die de bevoegdheid krijgt om ook buiten ons continent en desnoods ‘preventief ’ op te treden. De Europese Grondwet die nu in voorbereiding is, maakt ons land en ons continent niet sociaal, veilig en democratisch. Wanneer de regeringen van de 25 lidstaten akkoord gaan met de nieuwe grondwet, krijgt de bevolking van Nederland nog een kans om zich daar in een referendum over uit te spreken. Vanzelfsprekend zal de SP in dat geval een campagne ‘Nee, tegen deze Europese Grondwet’ voeren. Als we de negatieve ontwikkelingen willen stoppen en Europa een andere en betere kant op willen sturen, moeten we zowel bij de Europese verkiezingen als bij het eventuele referendum een helder tegengeluid laten horen. Huidige stand van zaken binnen de Europese Unie Vanaf 1 mei 2004 zullen tien nieuwe lidstaten - voor het grootste deel Oost-Europese landen tot de Europese Unie toetreden. In het gros van deze landen heeft de overgang van door de staat geleide economieën naar markteconomieën geleid tot een groeiende kloof tussen arm en rijk, werkloosheid en het wegvallen van sociale voorzieningen. Dat heeft een belangrijke rol gespeeld in de pro-Europa houding van een meerderheid van de bevolking van de betreffende landen; aansluiting bij de Europese Unie wordt als een manier gezien om tot economische en sociale ontwikkeling te komen. De uitbreiding van de EU van vijftien tot 25 lidstaten plaatst de Unie zowel op het vlak van beleid als van interne organisatie voor grote problemen. Daarbij gaat het onder andere om de vraag hoe de relatief zwakke economieën
Socialistische Partij
van de tien nieuwe lidstaten binnen de grootste interne vrije markt ter wereld geïntegreerd moeten worden. Binnen een context waarin de inkomens van de bevolking van Oost-Europa grofweg op eenderde uitkomen van wat wij in West-Europa verdienen, is het de vraag hoe de arbeidsmigratie en de investeringsstromen zich de komende decennia zullen ontwikkelen. Ten aanzien van het bestuur van de Unie zal de machtsverhouding tussen grote en kleine landen een belangrijk thema worden. Ook zullen er nieuwe vormen van bestuur ontwikkeld moeten worden, die aansluiten bij de historische, culturele en taalkundige diversiteit binnen de Unie. Eén van de onderwerpen die de verhoudingen binnen de Europese Unie van de vijftien landen het afgelopen jaar behoorlijk onder druk heeft gezet, is het zogenaamde stabiliteitspact. In het kader van de invoering van de Europese Monetaire Unie (EMU) is in 1993 afgesproken dat de lidstaten hun jaarlijkse begrotingstekort niet boven de 3 procent uit laten komen. Toen vorig jaar bleek dat zowel Duitsland als Frankrijk gedurende meerdere jaren op een hoger tekort uitkwamen, trad de Europese Commissie in eerste instantie niet op. Los van onze kritiek op het stabiliteitspact - dat de belangen van de bevolking opoffert aan het belang van een ‘gezonde economie’ -, werd in één klap duidelijk dat kleine landen binnen de Unie machteloos staan wanneer grote landen de regels aan hun laars lappen. De SP in het Europees Parlement De SP stelt zich tot taak om een heldere stem te geven aan al die kritische burgers die internationale samenwerking als middel zien om tot vrede, veiligheid en welvaart voor burgers binnen en buiten Europa te komen. De SP wil een samenleving die uitgaat van menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Ten aanzien van de Europese Unie voert de SP een tweesporenbeleid. Van de ene kant verzet de partij zich tegen de overdracht van bevoegdheden op het gebied van binnenland-, justitie-, defensie- en buitenlandbeleid van
Den Haag naar Brussel, terwijl zij zich van de andere kant samen met andere progressieve partijen in Europa inspant om de Europese Unie van binnenuit te veranderen. Democratisering van de EU begint bij het versterken van de positie van het Europees Parlement. In tegenstelling tot de Europese Commissie, die benoemd wordt door de Europese Raad waarin de staatshoofden en ministers van de lidstaten zitting hebben -, is het Europees Parlement een orgaan dat rechtstreeks door de kiezers van de aangesloten lidstaten gekozen wordt. Het Europees Parlement dient dan ook op de kortst mogelijke termijn alle bevoegdheden te krijgen die toekomen aan een volwaardig parlement. Binnen het Europees Parlement geeft de SP tegengas aan diegenen die streven naar een Europese superstaat waarbinnen grote landen en transnationale ondernemingen de dienst uitmaken, een proces van militarisering plaatsvindt en de democratie wordt uitgehold. Wij willen ons niet neerleggen bij Europese wetten en regels wanneer we constateren dat onze bestaande nationale wet- en regelgeving door de bank genomen een stuk beter is. Soms boeken we succes bij het voeren van oppositie. Dankzij een initiatief van de SP heeft het Europees Parlement de afgelopen zittingsperiode voorkomen dat de lidstaten gedwongen zouden worden om hun openbaar vervoer te privatiseren. We zijn ons ervan bewust dat de Europese Unie - terecht - niet populair is in Nederland en hebben geen overdreven verwachtingen met betrekking tot de opkomst bij de Europese verkiezingen, die in ons land in 1999 onder de 30 procent uitkwam. Omdat het beleid van de Europese Unie echter van grote invloed is op de Nederlandse politiek, vinden wij het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen op 10 juni hun stem uitbrengen. Dat maakt dat we campagne voeren onder het motto ‘Wie zwijgt, stemt toe!’. Daarbij werken we binnen en buiten het parlement samen met partijen, organisaties en personen die er ook zo over denken. We gebruiken onze aanwezigheid in het parlement om de opvattingen en wensen te 143
Wie zwijgt stemt toe!
verwoorden van vakbonden, consumentenorganisaties, kleine zelfstandigen, milieuactivisten, dierenwelzijnorganisaties en internationale solidariteits- en vredesbewegingen. We ondersteunen de strijd voor meer democratie en sociale rechten en we proberen slechte ontwikkelingen te voorkomen. Natuurlijk zijn wij ons ervan bewust dat onze invloed beperkt is. Dat maakt ons echter niet minder vastbesloten om door te gaan. Hopelijk met meer steun van de Nederlandse kiezers die onze eurokritische opstelling delen en zich herkennen in ons streven naar vrede en sociale rechtvaardigheid. Actiepunten Hierna geven we in ruim vijftig voorstellen aan hoe een beter Europa er volgens ons uitziet: een Europa, waarin doelmatig samengewerkt wordt ter bescherming van democratische en sociale rechten, de publieke sector en onze leefomgeving. En waarin wereldwijde vrede en duurzame welvaart centraal staan in plaats van kortzichtig eigenbelang. Daartoe moet de komende periode in Europa allereerst een dam opgeworpen worden tegen de ongebreidelde liberalisering en marktpolitiek; daarnaast dienen we steeds meer mensen te organiseren in de strijd voor een rechtvaardige en sociale maatschappij.
I DEMOCRATIE I-1 Net zoals we dat in ons eigen land willen, streven we er in het Europa van de toekomst naar om de economie gaandeweg onder democratische controle te brengen. Daarom wordt er vanaf nu een volstrekt andere koers ingeslagen. Grote ondernemingen en grote landen bepalen niet langer de samenwerking in Europa. Niet het belang van een kapitaalkrachtige minderheid, maar van de meerderheid van de bevolking van de lidstaten is voortaan het uitgangspunt bij verdergaande Europese samenwerking. De bemoeienis van de Europese Unie beperkt zich daarbij tot die beleidsterreinen, waar samenwerking een duidelijk aantoonbare 144
meerwaarde heeft. Naast progressieve tegenkrachten roepen het proces van Europese integratie en de huidige EU ook nationalistische tegenkrachten op. Deze krachten en de ideologie die daaraan ten grondslag ligt, worden consequent bestreden. Het huidige Europa is een neoliberaal Europa, dat de lidstaten dwingt om de vrijheid voor ondernemingen te vergroten ten koste van de democratische controle, de sociale rechten en de publieke sector. In naam van de vrijheid wordt dwang uitgeoefend om de economie te liberaliseren, te dereguleren en te privatiseren. Op die manier wordt vrije concurrentie tot het allerhoogste doel verheven. De Europese Unie grijpt diep in op de binnenlandse politiek van de aangesloten staten. Vanuit Brussel pompt zij geld rond tussen de lidstaten om het beleid van landen, provincies en gemeenten te kunnen sturen. Zo dwingt de Europese Unie tot privatisering van overheidsbedrijven en het wegbezuinigen van overheidstaken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gas- en elektriciteitssector en de posterijen. Diezelfde Unie dwingt ons om gezond vee massaal af te slachten in plaats van het preventief in te enten tegen mond- en klauwzeer. Daarbij biedt ze geen oplossing voor problemen waarvoor mensen in Europa wél een oplossing verwachten, zoals vormen van grensoverschrijdende milieuvervuiling en toenemende sociale ongelijkheid. Die problemen nemen binnen de Europese Unie eerder toe dan af. De huidige Europese Unie roept tegenkrachten op die wél opkomen voor meer democratie, milieubehoud, solidariteit, vrede, mensenrechten, publieke dienstverlening en consumentenbescherming. Zij laten voortdurend zien wat er mis gaat, bieden op onderdelen van het EU-beleid tegenspel en ontwikkelen beleidsalternatieven. Zulke vormen van kritische betrokkenheid bij Europa moeten ook in Nederland versterkt worden.
Socialistische Partij
I-2 We zorgen ervoor dat ‘Europeanisering’ niet langer leidt tot aantasting van de bevoegdheden van de nationale parlementen. Op nationaal niveau wordt de democratie immers het beste gewaarborgd. Op Europees niveau komt er meer zeggenschap voor het Europees Parlement en minder voor de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank, en de Europese Raad. De enorme invloed van de grote landen in de Europese instituties wordt aan banden gelegd. Omdat er van ‘Europese’ burgers geen sprake is, treedt het Europees Parlement niet in de bevoegdheden van de nationale parlementen van de lidstaten. Het ontstaan van de EU heeft de positie van de nationale parlementen van de lidstaten en van zelfbesturende gebieden binnen de lidstaten ernstig ondermijnd. Vanuit Brussel worden parlementen en regeringen namelijk wettelijk verplicht om EUrichtlijnen binnen twee jaar in nationale wetgeving om te zetten. De uitbreiding van bevoegdheden van de EU is ten koste gegaan van de zeggenschap van nationale parlementen en regeringen van de lidstaten. Voor een belangrijk deel zijn die overgedragen bevoegdheden terecht gekomen bij niet of nauwelijks controleerbare instanties als de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en de Europese Raad. De bevoegdheden van het Europarlement zijn daarbij zeer beperkt, zodat in dit verband van een ‘democratisch tekort’ gesproken wordt. I-3 De nationale democratie wordt voortaan beter beschermd door alle lidstaten van de Europese Unie. De naleving van internationale verdragen op het gebied van de mensenrechten en de beginselen van de rechtstaat vormen belangrijke uitgangspunten van beleid. De ‘Kopenhagen-criteria’, die opgesteld zijn om het democratische gehalte van mogelijke nieuwe EU-lidstaten te toetsen, dienen ook door landen die al deel uitmaken van de Unie volledig nageleefd te worden. Lidstaten die zich schuldig maken aan in-
breuken op de democratische rechten van hun inwoners, dienen in EU-verband aangepakt te worden. I-4 Nationale parlementen krijgen meer zeggenschap over toepassing op hun grondgebied van door de Europese Unie vastgesteld beleid. Zelfstandige landen horen immers niet ondergeschikt te worden gemaakt aan de Unie, maar hebben het recht om op essentiële terreinen zelfstandige beleidskeuzes te maken. De Europese Unie grijpt niet in op nationale wetgeving met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer (waaronder gelijkberechtiging van homo- en heteroseksuelen, regelgeving op het gebied van adoptie, abortus, euthanasie en het gebruik van genotsmiddelen). Via de Europese Raad proberen de regeringen van grote lidstaten hun invloed uit te breiden ten koste van kleine lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Dat brengt het risico met zich mee dat Europese regelgeving steeds meer bepaald wordt door de grote landen in Europa. Daarmee samenhangend groeit het risico dat de burgers van de lidstaten opgezadeld worden met slecht smakend eenheidsworstbeleid, dat tekort doet aan de veelkleurigheid en veelvormigheid die er binnen Europa bestaat. 1-5 De structuur van de Europese Unie wordt volledig gedemocratiseerd, wat inhoudt dat het Europees Parlement alle bevoegdheden krijgt die een volksvertegenwoordiging behoort te hebben. Het Europees Parlement krijgt alle rechten die een parlement hoort te hebben (het recht op enquête, het recht op initiatief en het recht op amendement en het laatste woord over wetgeving en begroting). De Europese Commissie kan alleen nog beleid maken wanneer zij zich verzekerd weet van de steun van de meerderheid binnen het Europees Parlement. De Europese Commissie dient haar beleid aan het Europees Parlement te verantwoorden. Eurocommissarissen dienen niet langer alleen in collectief verband maar ook individueel tot af145
Wie zwijgt stemt toe!
treden gedwongen te kunnen worden wanneer een meerderheid van de leden van het Europees Parlement het vertrouwen in hen opzegt. I-6 Het Europees Parlement beslist zelf over zijn vestigingsplaats - en kiest wat de SP betreft bij voorkeur voor Brussel. De uitgaven voor salarissen en reiskosten van het Europees Parlement worden aanzienlijk verminderd. Er bestaat geen reden om het Europees Parlement afwisselend te laten vergaderen in Straatsburg en in Brussel, twee enorme gebouwen te onderhouden, voortdurend enorme hoeveelheden documenten te verslepen en parlementsleden, ambtenaren en tolken heen en weer te laten trekken. Er moet een nieuw statuut voor de leden van het EP komen waarin een redelijk salaris wordt vastgesteld. De onkostenvergoeding wordt voortaan uitgekeerd op basis van werkelijk gemaakte kosten.
II DEMOCRATIE EN TRANSPARANTIE II-1 De Europese politiek verruilt haar ongefundeerde ‘euro-optimisme’ voor een meer realistische opstelling, om te voorkomen dat de kloof tussen haar en de burgers van de lidstaten nóg groter wordt. Verdergaande samenwerking in Europa zal niet langer leiden tot verdergaande vervreemding tussen burger en bestuur, maar juist gericht zijn op bestuur op maat. Dat betekent: op het niveau waarbij de burger zich betrokken voelt. Bewonderaars van en belanghebbenden bij de Europese Unie herinneren graag aan het volslagen verdeelde Europa van vóór 1940, waarin staten erop uit waren elkaars grondgebied en economische hulpbronnen in te pikken, en waarin grensregio’s onleefbaar werden door verwaarlozing, afvalbergen, militaire versterkingen, slechte voorzieningen en moeilijk te passeren douaneposten. Dat we dat verdeelde Europa achter ons hebben gelaten, is van groot belang. Vandaag de dag moeten we echter oppassen dat we niet doorslaan naar een Euro146
pese superstaat, waarin de belangen van burgers en volken in het nauw komen door toedoen van grote landen en grote ondernemingen, en waarin grootschalig, van boven opgelegd beleid mensen vervreemdt van politieke besluitvormingsprocessen. II-2 De verdere federalisering van de Europese Unie wordt gestopt. Eventuele invoering van een Europese grondwet in de toekomst moet de bekroning van samenwerking van onderop zijn, en moet via referenda door de bevolking van de betrokken lidstaten worden bekrachtigd. De SP heeft geen behoefte aan een van bovenaf opgelegde grondwet, waarin lidstaten het vrije-marktbeleid en de militarisering van de Unie dwingend krijgen opgelegd. De burger, die wel Europese samenwerking wil om grensoverschrijdende ergernissen en gemeenschappelijke grootschalige problemen op te lossen, heeft nooit gevraagd om de vorming van een superstaat met bijbehorende munt, buitenlandse politiek, militaire macht en grondwet. De EU gaat steeds meer lijken op een ‘Verenigde Staten van Europa’, waarbinnen lidstaten verplichtingen krijgen opgelegd die diep ingrijpen in hun binnenlandse politiek. II-3 De Europese Centrale Bank legt voortaan verantwoording af aan het Europees Parlement en aan de parlementen van de staten die de euro hebben ingevoerd. Na de invoering van de euro worden vitale economische beslissingen niet langer genomen door ministers die verantwoording moeten afleggen aan de bevolking maar door de directieraad van een ongekozen Europese Centrale Bank (ECB) in Frankfurt. De aanstelling van de leden van de ECB, die een geweldige invloed hebben op het beleid ten aanzien van inkomens, collectieve voorzieningen en milieu heeft, dient door het Europees Parlement bekrachtigd te worden. Het beleid van de ECB dient gestuurd en gecontroleerd te worden door het Europees Parlement. II-4 De ontwikkeling van de EU tot autoritaire superstaat wordt gekeerd. Het Euro-
Socialistische Partij
pees arrestatiebevel gaat op de helling en lidstaten worden niet langer verplicht om hun burgers uit te leveren aan staten met een minder zorgvuldige rechtspleging. De rechten van burgers van lidstaten worden volledig gerespecteerd en persoonsgegevens worden niet langer doorgegeven aan landen buiten de Unie. De tendens dat EU-lidstaten het niveau van hun rechtstaat bijstellen naar een lager Europees gemiddelde, wordt gestopt. Het wereldwijde Brits-Amerikaans afluistersysteem Echelon kon tientallen jaren functioneren voordat het Europees Parlement er serieus aandacht aan besteedde en toe moest geven dat het een flagrante schending van de privacy van burgers en bedrijven vormde. Dergelijke praktijken nemen eerder toe dan af. Onder druk van de VS slaan lidstaten van de Europese Unie momenteel elektronisch dataverkeer op in het kader van de ‘oorlog tegen het terrorisme’. In strijd met haar eigen privacybeleid staat de Europese Unie toe dat Europese vliegtuigmaatschappijen per jaar de gegevens van ruim 10 miljoen passagiers per jaar doorspelen aan de Amerikaanse douane- en immigratiedienst. Binnen de Europese Unie krijgt bescherming van en de controle op de naleving van de mensenrechten een hogere prioriteit. Lidstaten die op dit punt tekort schieten, dienen rekening te houden met zwaardere sancties. II-5 Machtsmisbruik binnen de Europese Unie wordt voortaan snel, effectief en transparant aangepakt. Er komt snel een parlementaire enquête naar de jarenlange fraudes bij het statistisch bureau Eurostat. Het statistisch bureau Eurostat werkte met een dubbele boekhouding en met niet bestaande contracten, sluisde geld naar geheime bankrekeningen en voerde een aantoonbaar dubieus aanbestedingsbeleid. Commissievoorzitter Prodi moest onder druk van het Europees Parlement toegeven dat er bij Eurostat minimaal voor enkele miljoenen euro’s gefraudeerd was.
Ondanks het feit dat de Europese Commissie volhoudt dat er weinig bijzonders aan de hand was, blijken de misstanden bij Eurostat niet op zichzelf te staan: gevallen van fraude en nepotisme komen binnen de Europese instellingen vaker dan incidenteel voor. Per jaar wordt er naar schatting voor ongeveer een miljard euro gefraudeerd. Het fraudebestrijdingsbureau OLAF werkt bureaucratisch, is niet onafhankelijk en transparant en boekt nauwelijks resultaten. Fraudeurs moeten hard aangepakt worden en klokkenluiders verdienen geen dreiging met sancties, maar moeten gestimuleerd en beschermd worden. Zonder openbare parlementaire enquête door het Europees Parlement en zonder ingrijpende maatregelen, blijft dit Europa van de zakkenvullers voortbestaan. Fraude met geld van de burgers van de lidstaten ondermijnt het vertrouwen in en het gezag van de EU bij de burgers. Vanwege de politieke en sociale ontwrichtende effecten van dergelijke praktijken zijn hoge straffen in dergelijke gevallen op zijn plaats.
III SOCIALE GERECHTIGHEID III-1 De belangen van burgers, in hun hoedanigheid als inwoner, werknemer, consument, uitkeringsgerechtigde en gebruiker van publieke diensten, staan vanaf nu centraal in het beleid van de Europese Unie. Om dat te bereiken, hanteert de Unie onder andere een nieuw monetair beleid. Het eerder overeengekomen stabiliteitspact komt voort uit een visie is die te sterk gericht is op monetaire stabiliteit en te weinig op sociale stabiliteit. In het Europa van de toekomst kiezen we bovenal voor die sociale stabiliteit: we streven naar volledige werkgelegenheid, opbouw en uitbouw van een goed sociaal stelsel en een sterke publieke sector. Elf van de vijftien EU-lidstaten hebben in 2002 een gemeenschappelijke munt ingevoerd, de euro. De inwoners van Nederland hebben zich daarover op geen enkele manier mogen uitspreken. De euro is ons 147
Wie zwijgt stemt toe!
vooral aangeprezen met het argument dat de munt gemakkelijk is als je in andere aangesloten landen op vakantie gaat. De werkelijke reden was het voordeel dat het Europese bedrijfsleven erbij heeft. Voor de burgers ging de komst van de euro met veel extra prijsverhogingen gepaard. Om te voldoen aan de criteria die in het Stabiliteitspact zijn vastgelegd, zijn er ongekende bezuinigingen in de publieke sector en de sociale zekerheid doorgevoerd. III-2 Binnen de Europese Unie wordt beleid gemaakt dat er enerzijds op gericht is om armoede en sociale uitsluiting te voorkomen. Anderzijds wordt er prioriteit gegeven aan het wegnemen van barrières die het bepaalde bevolkingsgroepen of sectoren van de bevolking onmogelijk maken om maatschappelijk volwaardig te participeren. Toegang tot basisvoorzieningen als gezondheidszorg, huisvesting, onderwijs, informatie, energie en water, en een gegarandeerd inkomen voor mensen die geen werk hebben of niet kunnen werken, zijn eisen van beschaving. Investeringen in sociaal beleid staan momenteel onder druk door het streven van de EU om zowel overheidsuitgaven als belastingen te verlagen. Door dit beleid raakt een toenemend aantal mensen in de knel, en komen de zwakste groepen aan de verkeerde kant van de streep uit: het aantal daklozen, bedelaars, psychisch verwarde mensen en verslaafden groeit. Binnen veel lidstaten van de Europese Unie bevinden zich specifieke bevolkingsgroepen of sectoren van de bevolking die maatschappelijk gezien niet volwaardig kunnen participeren. Via het wegnemen van obstakels en het creëren van voorzieningen (kinderopvang, aanpassingen ten behoeve van gehandicapten en gedeeltelijk arbeidsongeschikten, anti-discriminatiewetgeving, omgangsregelingen ten behoeve van gescheiden ouders) stelt de EU zich ten doel om voorwaarden voor een volwaardige participatie (adequate bescherming, toegang tot werk en voorzieningen) te scheppen voor groepen die zich in een achterstandpositie 148
bevinden. III-3 Nu de Europese Unie wordt uitgebreid met tien nieuwe lidstaten, wordt voorrang gegeven aan het intensiveren van de samenwerking binnen de huidige beleidskaders. Wat betreft het overdragen van nationale bevoegdheden van de lidstaten aan Brussel maakt de EU een pas op de plaats. De Europese Unie neemt maatregelen die ertoe leiden dat de economische en sociale ongelijkheid tussen Oost en West zo snel mogelijk wordt weggenomen. Daarmee moet onder andere voorkomen worden dat inwoners van EU-lidstaten zich gedwongen voelen om werk te zoeken buiten hun regio van herkomst. Zolang Oost-Europese lidstaten goedkope landbouw- en mijnbouwproducten naar West-Europese lidstaten exporteren en zij vanuit die landen dure, hoogwaardige technologie moeten importeren, blijven ze economisch in een afhankelijke positie. Op die manier blijft Oost-Europa het arme achtererf van West-Europa, waardoor de arbeidsmigratie richting West-Europa zal toenemen en de meer arbeidsintensieve bedrijven geneigd zullen zijn hun activiteiten van west naar oost te verplaatsen. De EU dient beleid te ontwikkelen dat gericht is op een harmonische integratie van de nieuwe lidstaten binnen de Unie. III-4 Financiële bijdragen van de Europese Unie of de Europese Investeringsbank voor nieuwe en toekomstige lidstaten worden voortaan gericht op het welzijn van de bevolking en verbetering van het leefmilieu. Ze dienen bij te dragen aan het verkleinen van de sociale ongelijkheid en het instandhouden van natuur en landschap. In de tien nieuwe EU-lidstaten ligt het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking tussen de eenderde en tweederde van het huidige EU-gemiddelde. In OostEuropa zijn de afgelopen tien jaar veel fabrieken opgekocht door West-Europese ondernemers die er, al dan niet door bedrijfssluitingen, op uit zijn hun marktaandeel uit te breiden.
Socialistische Partij
Nieuwe investeringen vinden vooral plaats in banken, hotels, luxe winkels, autosnelwegen en luchthavens, waarvan vooral westerse zakenlieden en de kleine groep van nieuwe rijken profiteren. In veel gevallen staan de nieuwe lidstaten al jarenlang onder curatele van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, waardoor het sociaal en milieubeleid er bekaaid afkomt en achterblijft bij de in de EU geldende normen. Door belastingverlagingen door te voeren ten gunste van kapitaalbezitters proberen regeringen van de nieuwe lidstaten investeerders aan te trekken. Vooralsnog wordt een groot deel van de bevolking van die landen echter getroffen door de afbraak van sociale voorzieningen, de teloorgang van publieke diensten, het dalen van minimumlonen en -uitkeringen en het wegvallen van ontslagbescherming. Natuur en milieu staan vaak onder druk door open mijnbouw, winning van delfstoffen met agressieve chemicaliën en de aanleg van autosnelwegen dwars door onvervangbare natuurgebieden. Deze race naar beneden om investeerders aan te trekken is in het nadeel van alle Europeanen en dient daarom gestopt te worden. III-5 Er komt meer aandacht voor de rechten en voorzieningen van grensbewoners, waaronder heldere regelingen voor grensoverschrijdend arbeids- en sociaal-verzekeringsrecht. Inwoners van grensstreken zijn altijd benadeeld doordat zij minder voorzieningen hadden, afgesneden waren van goede verbindingen ‘aan de andere kant’ en hun leefomgeving vaak gebruikt werd als opbergplek voor alles waarvoor men elders in het land geen plaats wilde inruimen. Door het ontstaan van de EU hebben veel landsgrenzen hun betekenis verloren, en is de mobiliteit van mensen en goederen toegenomen. Tegelijk zijn er nieuwe problemen ontstaan die door de EU niet worden opgelost. In een groot deel van het Nederlandse grensgebied bestaat bijvoorbeeld veel
minder openbaar vervoer dan vroeger. Meer mensen dan vroeger kunnen het zich nu veroorloven om aan de ene kant van de grens te wonen en aan de andere kant te werken, maar zien zich vaak geconfronteerd met problemen op het gebied van belastingen die dubbel betaald moeten worden, sociale zekerheid, pensioenrechten en zorgvoorzieningen. In gebieden die gebukt gaan onder grensoverschrijdende criminaliteit, ontbreekt het vaak aan voldoende politie. Binnen het stelsel van open grenzen blijft het aantrekkelijk om bepaalde vormen van overlastgevende bedrijvigheid te concentreren aan de grenzen. Zo is aan de grens in Noord-Limburg een luchthaven (Laarbruch) gebouwd, die in Nederland geluidsoverlast veroorzaakt. Uit het voornemen om aan de Nederlands-Duitse grens een afvalverbrandingsbedrijf te bouwen, kan men concluderen dat ook ons land zich aan dit soort kwalijke praktijken schuldig maakt. III-6 Migranten krijgen in beginsel overal in de Europese Unie gelijke rechten; voor migranten komen er voldoende voorzieningen om een menswaardig bestaan te leiden en te kunnen integreren. Vooral het onderwijs moet hierin een belangrijke taak vervullen. In de meeste EU-lidstaten hebben niet genationaliseerde migranten geen recht op deelname aan gemeenteraadsverkiezingen. Hun mogelijkheid om te reizen binnen de EU is jarenlang beperkt op grond van hun nationaliteit. De betaling voor gelijkwaardig werk blijft vaak achter bij de salarissen van autochtone inwoners. Vaak wonen zij bijeengepropt in overbevolkte, verwaarloosde stadswijken en worden zij weggehouden uit andere woongebieden. III-7 Er komen maatregelen die de bewoners langs de buitengrenzen van de EU zo veel mogelijk beschermen tegen vrijheidsbeperkingen, inperking van hun leefomgeving en andere nadelen van ‘Fort Europa’: goed openbaar vervoer, faciliteiten voor grensarbeiders, bestrijding van criminaliteit en het aanpakken van grens149
Wie zwijgt stemt toe!
overschrijdende vormen van overlast. De Europese Unie probeert vluchtelingen, arbeidsmigranten en smokkelaars tegen te houden aan de buitengrens. Bewoners langs de nieuwe buitengrenzen van de EU zien een nieuw soort ‘ijzeren gordijn’ in hun woongebied ontstaan, waardoor zij worden afgesneden van familie, vrienden, voorzieningen en collega’s aan de andere kant van de grens. Om te voorkomen dat deze mensen de grote verliezers van het uitbreidingsproces worden, dienen er onder andere regionale pasjes te komen waarmee grensbewoners zich ongehinderd kunnen verplaatsen.
IV ECONOMIE IV-1 Voor alle werknemers in de EU-landen gelden voortaan de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en arbeidstijden van het land waarin ze werken. De Europese arbeidsbescherming wordt verbeterd; het proces dat zich onder andere in Nederland voordoet, waarbij de nationale regelgeving teruggebracht wordt naar het Europese gemiddelde, wordt gestopt. Werknemers van Europese bedrijven krijgen het recht een Europese ondernemingsraad te kiezen. Bij onderaanneming, detachering en het op andere manieren inzetten van werknemers uit lidstaten met relatief slechte arbeidsvoorwaarden moet het ‘werklandbeginsel’ worden toegepast; werknemers vallen ongeacht de lidstaat waaruit zij afkomstig zijn onder de arbeidsvoorwaarden die in het betreffende land gelden. Juridische constructies die dit beginsel uithollen en ondermijnen, dienen niet alleen door de lidstaten maar ook door de Europese Unie hard aangepakt te worden. Arbeidsbescherming binnen de Europese Unie mag niet leiden tot verslechteringen binnen specifieke lidstaten. ‘Harmonisatie’ van sociale rechten waarbij een ‘Europees gemiddelde’ als richtinggevend wordt beschouwd, moet dan ook ten stelligste worden afgewezen. 150
In het kader van de gewenste spreiding van macht, dienen werknemers van bedrijven die in meerdere lidstaten vestigingen hebben, het recht te krijgen om een Europese ondernemingsraad te kiezen. IV-2 De sociale voorzieningen in de EU-landen worden opgetrokken naar een behoorlijk niveau dat past bij de ontwikkelingsgraad van het betreffende land. De privatisering van sociale voorzieningen wordt een halt toegeroepen, evenals de overdracht van de zeggenschap erover aan de EU. Binnen de EU lopen de voorzieningen voor werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en pensioen sterk uiteen. Sommige landen, waaronder Nederland en de Scandinavische landen, liepen in het verleden voorop. Andere, waaronder Griekenland en Portugal, hadden daar de financiële middelen niet voor of hadden rechtse regeringen die daar geen prioriteit aan gaven. De laatste jaren worden de verschillen die er op dit vlak tussen de verschillende EU-lidstaten bestaan, door ondernemingen en bezuinigingsgezinde regeringen misbruikt om flink te snijden in het voorzieningenniveau dat binnen de meest welvarende landen geldt. Niet alleen in de rijkere, maar ook in de armere Oost- en Zuid-Europese landen wordt zwaar bezuinigd op sociaal beleid. Mede daardoor leeft in Europa nu bijna 20 procent van de bevolking in armoede. Zowel het sociaal-economische beleid van de EU als de bezuinigingsdrift binnen de afzonderlijke lidstaten leiden ertoe dat het jarenlang vanuit de vakbeweging gepropageerde ‘Sociaal Europa’ steeds verder uit het zicht raakt. IV-3 Iedere EU-burger krijgt recht op een algemeen welvaartsvast ouderdomspensioen. Het risicodragend maken van aanvullende pensioenen ten dienste van de kapitaalmarkt wordt afgewezen. Pensioenfondsen storten ‘overschotten’ niet langer terug naar bedrijven die daarmee hun winsten kunstmatig opkrikken en topmanagers bonussen uitkeren. Aan risicovolle vormen van speculatie door pensioenfondsen wordt een eind
Socialistische Partij
gemaakt. In een beperkt aantal landen, waaronder Nederland, hebben veel mensen in toereikende mate gespaard voor een algemeen pensioen voor ouderen. Andere EU-lidstaten hebben een slechte voorziening of betalen de overheidspensioenen grotendeels uit de lopende jaarbegrotingen. Dat brengt het risico met zich mee dat een tekort aan overheidsfinanciën onmiddellijk kan leiden tot verlaging van uitkeringen of van inflatoire financiering van oplopende pensioenlasten. Wanneer één land binnen het eurogebied dergelijke beleidsmaatregelen neemt, heeft dat automatisch gevolgen voor de monetaire stabiliteit in andere lidstaten. Het beleid van de EU is er op gericht om het stelsel van algemene pensioenen te beperken, zowel door de uitkeringen te verlagen als door de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen. Diegenen die zich een hoger pensioen kunnen permitteren, zijn aangewezen op particuliere bedrijven die tegen relatief hoge kosten individuele levensverzekeringen afsluiten. Door het bij pensioenfondsen gespaarde maatschappelijk vermogen als risicodragend kapitaal ter beschikking te stellen aan particuliere ondernemingen, groeit het risico dat dit geld uiteindelijk niet of in onvoldoende mate beschikbaar komt voor de mensen die ervoor hebben gespaard. IV-4 Diploma’s uit de verschillende EU-landen worden in alle lidstaten erkend; de rechten die voortvloeien uit die erkenning, worden gegarandeerd worden. In plaats van europropaganda te bedrijven onder jongeren van de lidstaten, moet de Europese Unie meer werk maken van het garanderen van de gelijkstelling van diploma’s die feitelijk gelijkwaardig zijn. Daarmee wordt tegengegaan dat bezitters van buitenlandse diploma’s in landen als Frankrijk en Italië uit het onderwijs worden geweerd of binnen bepaalde beroepen worden onderbetaald. IV-5 Geschoolde en geregistreerde arbeiders worden wettelijk beschermd tegen de inzet
van onderbetaalde werkers. Waar lonen en arbeidsomstandigheden ernstig te wensen overlaten, worden deze problemen hard aangepakt. Een goed voorbeeld van succesvol verzet tegen dergelijke misstanden vormen de havenwerkers. Schepen die niet voldoen aan de internationale veiligheidseisen of waarvan de bemanning betaald wordt onder het minimum dat de International Transport Federation heeft vastgesteld, worden voortaan uit Europese havens geweerd. Havens waar de lonen en arbeidsomstandigheden ernstig te wensen overlaten, worden hard aangepakt. In Europese havens is tot nu toe door een lange strijd van de vakbonden en van gemeentebedrijven voorkomen dat er zogenaamde goedkope ‘ports of convenience’ konden ontstaan. Dit zijn havens met een stelsel van arbeidsbeloning, veiligheid en milieubescherming, dat voortdurend onder druk staat. In deze havens bestaat alleen tijdelijk werk, dat vuil en onveilig is en vooral ongeschoolde arbeidskrachten aantrekt. De Europese Commissie is voorstander van de liberalisering van diensten en heeft daartoe beleidsvoorstellen uitgewerkt. De havenwerkers kwamen daar echter tegen in verzet en boekten in 2003 een historische overwinning door de liberalisering van havendiensten tegen te houden. De SP, die de havenwerkers ondersteunde, vindt dat de Europese Unie zich moet inzetten voor het naleven van Conventie 137 van de International Labour Organisation, waarin minimumstandaarden voor havenwerk zijn opgenomen. Ook dient deze regelgeving vastgelegd te worden in nationale havenwetten. IV-6 De lidstaten van de Europese Unie zorgen voor een gelijkmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in hun landen. De afspraken over de aanpak van de jeugdwerkloosheid worden nagekomen: alle jongeren tot 23 jaar krijgen binnen zes maanden scholing of werk aangeboden. Tegelijkertijd maakt de Unie beleid dat erop 151
Wie zwijgt stemt toe!
gericht is de arbeidsmigratie van mensen uit ontwikkelingslanden naar Europa tegen te gaan. Bij de bestrijding van illegale arbeid wordt prioriteit gegeven aan het bestraffen van malafide werkgevers en koppelbazen. Tegen mensenhandel en gedwongen prostitutie wordt hard opgetreden. Vrouwenbesnijdenis binnen de EU-lidstaten wordt verboden en er wordt actief beleid gevoerd gericht op het tegengaan van deze vorm van verminking buiten de EU. Het ontstaan van één Europese markt dreigt te leiden tot een concentratie van werken en wonen in enkele, gunstig gelegen gebieden, en tot het achterop raken van andere regio’s. Indien lidstaten vrezen dat hun arbeidsmarkt ernstig verstoord raakt door de komst van werknemers uit de nieuwe lidstaten, staat het hen vrij restrictieve beleidsmaatregelen te nemen. Illegale arbeid dient vooral bestreden te worden door op te treden tegen mensenhandelaren, koppelbazen en werkgevers die gebruik maken van illegale arbeid. Aan de slachtoffers van mensenhandel dient door lidstaten passende bescherming geboden te worden. Het aantrekken van werknemers van buiten de Europese Unie mag niet ten koste gaan van de werkgelegenheid van de burgers van de lidstaten. Verder dient er een actief beleid ontwikkeld te worden om de braindrain vanuit ontwikkelingslanden tegen te gaan. De betreffende landen hebben hun hoog gekwalificeerde arbeidskrachten dringend nodig voor de ontwikkeling van hun eigen economie en samenleving. IV-7 Monopolievorming van grote computerbedrijven in de Europese Unie wordt vanaf nu tegengegaan. In de VS proberen grote computerbedrijven al jarenlang te voorkomen dat hun vindingen op het gebied van software vrij gebruikt worden door individuele gebruikers en kleine bedrijven. Ze bouwen technische beperkingen in, binden kopers aan beperkende contracten, eisen enorme schadevergoedingen van overtreders en verlangen van 152
de overheid wettelijke bescherming. Ook in Europa proberen deze bedrijven hun monopolies op een dergelijke manier te beschermen. Zowel door beleidsmaatregelen als door het bevorderen van het grootschalig invoeren van relatief goedkope ‘open source software’ bij de Europese Unie - naar het voorbeeld van Duitsland en Oostenrijk - dient deze ontwikkeling te worden tegengegaan. Daarnaast wordt aantasting van de privacy en vrijheid van de burgers van de lidstaten door de toenemende informatisering met effectieve maatregelen bestreden. IV-8 De inzet van EU-fondsen wordt beperkt tot een solidariteits- en ontwikkelingsbijdrage voor de zwakste en meest kwetsbare gebieden, waarbij de prioriteit gegeven wordt aan publieke voorzieningen, milieuzorg, bestaanszekerheid, werkgelegenheid en noodhulp bij natuurrampen. Een aanzienlijk deel van de EU-begroting wordt besteed aan fondsen die bestemd zijn voor verschillende vormen van regionale ontwikkeling. Een groot deel van die middelen wordt rondgepompt tussen de rijkste lidstaten. In feite is het een sigaar uit eigen doos, want dit geld is eerder onttrokken aan de nationale fondsen ten behoeve van lagere overheden, zoals in Nederland het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Andere fondsen, vooral de cohesiefondsen, zijn opgezet als vorm van interne ontwikkelingshulp voor landen en regio’s binnen de EU die met achterstanden of nadelige omstandigheden kampen. Dat geldt bijvoorbeeld voor gebieden met veel nieuwkomers, moeilijk toegankelijke berggebieden en afgelegen eilanden. Fondsen die voor dit doel aangewend worden, kunnen vanuit het oogpunt van Europese solidariteit wel waardevol zijn. Helaas worden deze fondsen nog te vaak besteed aan grote prestigeprojecten die de armoede en het gebrek aan openbare voorzieningen in de betreffende gebieden niet aanpakken. Via het opstellen van zeer gerichte criteria voor het verschaffen van hulp en een adequate con-
Socialistische Partij
trole op de besteding van de betreffende fondsen dient de hulp structureel terecht te komen bij de inwoners van achtergestelde gebieden. IV-9 De Europese Unie maakt zich hard voor de snelle invoering van een belasting op flitskapitaal (Tobin-tax), opheffing van het bankgeheim en het aanpakken van belastingparadijzen. Belastingen zijn in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten van de EU en dat moet zo blijven. Het zijn vooral ondernemingen die in meerdere landen actief zijn, die profijt hebben bij het vervagen en verdwijnen van nationale grenzen en profiteren van het verdwijnen van krachtige overheden die belastingen heffen en beperkingen opleggen aan bedrijven. Door grootschalige muntspeculatie is er de afgelopen decennia een enorme hoeveelheid flitskapitaal ontstaan, dat de stabiliteit van het internationale financiële stelsel ondermijnt en de stabiliteit van vooral economisch zwakke landen bedreigt. Via de invoering van een Tobin-tax, een minimale belastingheffing op de handel in valuta, wordt een eerste stap gezet om de vrijheid van het kapitaalverkeer aan banden te leggen. Daarnaast dienen belastingparadijzen, die door postbusfirma’s, dictators en georganiseerde criminaliteit worden gebruikt om geld wit te wassen en de belasting te ontduiken, hard aangepakt te worden.
V DE PUBLIEKE SECTOR V-1 De liberalisering en privatisering van de nutsbedrijven, het openbaar vervoer, de zorginstellingen en de uitkeringsinstanties wordt stopgezet en teruggedraaid. De huidige ontwikkelingen vormen namelijk een bedreiging voor een betrouwbare en betaalbare dienstverlening aan burgers en bedrijven. Een van de sectoren die momenteel opengesteld worden voor marktwerking betreft de energieopwekking en -leverantie. Deze
ontwikkeling staat haaks op het beleid dat wij wenselijk vinden: het bevorderen van de bouw van milieuvriendelijke elektriciteitscentrales en van onderzoek naar en toepassing van wind-, water- en zonne-energie. Onder invloed van het ontstaan van een gemeenschappelijke energiemarkt zijn moderne Nederlandse elektriciteitscentrales, waarin voor veel geld nieuwe milieutechnieken worden toegepast, stilgelegd. Ze zijn namelijk niet concurrerend ten opzichte van ‘vuile’ elektriciteitsleveranciers uit andere EU-landen. Tot voor kort hadden de meeste elektriciteitsbedrijven een eigen verzorgingsgebied en waren zij in handen van staten, provincies en gemeenten. De EU wil de energieprijzen omlaag brengen door de markt te liberaliseren, bedrijven te privatiseren, fusies van bedrijven te bevorderen en handel in elektriciteit over de grenzen heen mogelijk te maken. In de praktijk leidt dit beleid tot een stijgend gebruik van vervuilende en gevaarlijke energiebronnen als bruinkool en atoomstroom, tot kosten-besparingen op het noodzakelijke onderhoud en tot een versterkte onderlinge afhankelijkheid van de hoogspannings-netten van de verschillende lidstaten. Met het ontstaan van een Europese energiemarkt groeit het risico dat er koppelingen uitvallen en zich stroomstoringen in grote gebieden voordoen. V-2 Beperkingen die de EU eerder oplegde aan het functioneren van democratisch gecontroleerde overheidsbedrijven, worden opgeheven. Overheidsbedrijven worden niet langer tot concurrentie gemaand, maar gestimuleerd de kwaliteit van hun dienstverlening te verhogen. In verschillende Europese landen zijn grote delen van de economie tientallen jaren in handen geweest van overheidsbedrijven. Dit geldt vooral voor sectoren die destijds moeilijk van de grond kwamen, waar het particuliere bedrijfsleven ernstig had gefaald of waar sprake was van maatschappelijk ongewenste vormen van monopolievorming. 153
Wie zwijgt stemt toe!
De controle op die publieke sector werd niet uitgeoefend door een kleine groep kapitaalbezitters, maar door gekozen volksvertegenwoordigers. Binnen de huidige Europese Unie wordt een beleid gevoerd dat erop gericht is om de gehele publieke sector te onderwerpen aan het principe van de ‘vrije onvervalste concurrentie’. Het gevolg is dat overheidsbedrijven niet langer aan hun oorspronkelijke doelstellingen kunnen beantwoorden, maar gedwongen worden op eenzelfde manier te opereren als particuliere bedrijven. Onder de huidige, door de EU opgelegde regelgeving kunnen overheidsbedrijven de concurrentiestrijd alleen aan als zij optreden als commerciële bedrijven. In veel gevallen gaat dit ten koste van de betaalbaarheid, kwaliteit en veelzijdigheid van de geleverde diensten. Voorbeelden van geprivatiseerde bedrijven die slecht presteren zijn de Britse spoorwegen, UPC en Essent. V-3 De op privatiseringen, bezuinigingen en vrije markt georiënteerde ‘Lissabon-strategie’ wordt verlaten; in plaats daarvan komt er volop ruimte voor democratische controle op gecontroleerd overheidsbeleid en overheidsinvesteringen. De Europese regeringsleiders hebben onder andere afgesproken dat privatisering van dienstverlenende overheidsbedrijven eraan moet bijdragen dat Europa in 2010 ‘de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld’ wordt. Deze strategie brengt met zich mee dat de EU in een permanente strijd met Japan en de VS gewikkeld is om de belastingen en de arbeidskosten naar een zo laag mogelijk niveau te brengen om op die manier investeerders aan te trekken. De ambitie om Europa tot de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld uit te bouwen, loopt inmiddels stuk op een gebrek aan investeringen in onderwijs en onderzoek. Dat komt omdat de lidstaten, mede op aandrang van Nederland, vasthouden aan het Stabiliteitspact en hun belastingen verlagen om op die manier investeerders aan te trekken. 154
V-4 De parlementen en regeringen van de lidstaten kunnen voortaan zelf beslissen hoe zij hun publieke dienstverlening organiseren; ze worden daarbij niet langer gehinderd door de Europese Unie. Op voorstel van de SP heeft het Europees Parlement, tegen de wens van de Europese Commissie in, de verplichte aanbesteding van het openbaar vervoer en in het bijzonder het stadsvervoer afgewezen. Het stopzetten van de uitverkoop van de publieke sector is mogelijk wanneer tegengas gegeven wordt aan het huidige beleid van de EU ten aanzien van de publieke sector. Dat beleid is namelijk eenzijdig gericht op kostenefficiëntie in plaats van de kwaliteit van de diensten. Op grond van dit foute principe streeft de EU naar fusies van staatsbedrijven met particuliere bedrijven en het zo veel mogelijk verplicht op de markt aanbesteden van de resterende overheidsdiensten. Het huidige systeem houdt meestal in dat het bedrijf dat de minste subsidie verlangt voor het aanbieden van een dienst, de opdracht krijgt voor een periode van vijf of tien jaar. Dat leidt tot het verdwijnen van kleine bedrijven, waaronder gemeentebedrijven, en het ontstaan van nieuwe private monopolies. Kleine bedrijven die één keer de aanbesteding voor het werk dat ze al lang doen mislopen, gaan vaak onmiddellijk over de kop; ze worden verdrongen door op expansie gerichte, grotere bedrijven die het desnoods voor lief nemen dat zij een bepaalde periode zonder winst of zelfs met verlies draaien. Op deze manier krijgen grote, internationale ondernemingen greep op de posterijen, de energievoorziening, de watervoorziening, de telecommunicatie en het openbaar vervoer. V-5 De culturele verscheidenheid binnen de Europese Unie wordt volledig gerespecteerd; de Europese Unie stimuleert uitwisseling die de bevolking van Europa in staat stelt kennis te nemen van elkaars cultuur. De Europese talen en de erkende Europese minderheidstalen worden optimaal be-
Socialistische Partij
schermd en in eigen land niet langer weggedrukt ten gunste van één of enkele Europese talen. De nauwere samenwerking tussen Europese volkeren en staten schept meer mogelijkheden dan voorheen voor het organiseren van culturele uitwisselingen. Daarmee kunnen mensen kennis nemen van bijvoorbeeld beeldende kunst, muziek en toneel uit andere Europese landen. Tegengas moet gegeven worden aan de druk vanuit bedrijfsleven en commercie om tot één eenheidscultuur en een enkele taal te komen in heel Europa. Europese culturele producties die in de knel komen vanwege de Amerikaanse marktdominantie, dienen ondersteund en gestimuleerd te worden. Kabelnetten behoren vanwege het belang van cultuur en informatieoverdracht opnieuw onder publieke controle te worden gebracht. V-6 Onderwijsinstellingen van de overheid worden niet opengesteld voor particuliere investeerders en sponsors. Aan de bevoegdheden van EU-lidstaten om onderwijs en onderzoek naar eigen inzichten in te richten, wordt niet getornd. De aaneensluiting van de landen in Europa tot de grootste gemeenschappelijke binnenmarkt van de wereld heeft het Europese bedrijfsleven enorme ruimte gegeven voor expansie. Nadat eerder al nutsbedrijven opengesteld werden, worden nu onderwijs en onderzoek als sectoren gezien waarin interessante winstmogelijkheden voor bedrijven bestaan. Die ontwikkeling moet gekeerd worden om de betaalbaarheid, de kwaliteit van en de toegankelijkheid van het onderwijs overeind te houden. V-7 Marktwerking in de zorg wordt niet langer bevorderd door de Europese Unie, omdat ze inefficiënt is en leidt tot sociale ongelijkheid. De macht van farmaceutische bedrijven wordt ingeperkt. Wat voor het onderwijs geldt, gaat ook op voor de zorg. Dat maakt dat ook de gezondheidszorg in publieke handen dient te blijven en dat stappen die gezet zijn in de richting van privatisering van de zorg ongedaan
moeten worden gemaakt. Daarnaast wordt de macht van de farmaceutische sector aan banden gelegd. Naast het handhaven van het verbod op publieksreclame voor geneesmiddelen, komt er een wettelijk geregelde gedragscode voor marketing van farmaceutische producten, en wordt de openbaarheid van onderzoeksresultaten en publicaties gewaarborgd. Ontwikkelingslanden mogen niet langer onder druk worden gezet om akkoord te gaan met patentwetgeving die in strijd is met de belangen van een groot deel van de eigen bevolking. Tot slot wordt de farmaceutische sector wettelijk verplicht meer prioriteit te geven aan het ontwikkelen van geneesmiddelen en vaccins voor de bevolking in ontwikkelingslanden.
VI NATUUR,
VERVOER, MILIEU, VOEDSEL -
PRODUCTIE EN VOEDING
VI-1 Lidstaten met een goed milieubeleid staan model voor andere lidstaten. De EU voert een actief en internationaal georiënteerd milieubeleid; nationale overheden krijgen de bevoegdheid om hun binnenlandse markt te beschermen tegen de import van schadelijke en verontreinigende producten en verpakkingen en kunnen desgewenst milieuheffingen op deze producten invoeren. Nederland liep ooit voorop in Europa met maatregelen om natuur en milieu duurzaam te beschermen. Nu zakken we steeds verder af naar het Europese gemiddelde. De door de EU nagestreefde vrije onvervalste concurrentie, gericht op zo hoog mogelijke winsten en zo laag mogelijke kosten, leidt ertoe dat het streven naar economische groei boven alles gaat en het milieubeleid vooral gezien wordt als een kostenpost. Lidstaten mogen nog wel beperkingen opleggen aan de productie van schadelijke of verontreinigende stoffen en goederen op hun eigen grondgebied, maar mogen geen belemmeringen opwerpen tegen de import van dergelijke producten uit andere lidstaten. Het vooruitstrevende Nederlands beleid rond 155
Wie zwijgt stemt toe!
gevaarlijke stoffen als asbest en oplosmiddelen komt daardoor onder druk te staan. VI-2 Europese lidstaten leven de Kyoto-verplichtingen over de beperking van de uitstoot van broeikasgassen volledig na. Verder voert de Europese Unie een actief beleid tegen tégen de productie, import en toepassing van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid, en vóór het opruimen van die stoffen. Industrie en verkeer leiden tot een kunstmatige opwarming van onze dampkring. Bij een voortgezette opwarming zullen delen van Europa veranderen in zee of woestijn. Om ons continent en de hele wereld bewoonbaar te houden, is een grondige verandering van het economisch beleid vereist. De Kyoto-afspraken van 1997, die tot een reële daling van de uitstoot van broeikasgassen moeten leiden, worden door de VS gesaboteerd en door de EU niet nagekomen. Daar moet verandering in komen; de EU-lidstaten moeten serieus werk maken van het terugbrengen van de uitstoot van broeikasgassen zonder dat dit tot negatieve milieueffecten in andere landen leidt; de aankoop van atoom- of bruinkoolstroom uit het buitenland behoort niet tot de opties. VI-3 In de Europese Unie komt zo snel mogelijk een einde aan de opwekking van atoomstroom. Euratom beperkt zich voortaan tot het verlenen van assistentie bij het afbouwen van kernenergieprogramma’s en het opruimen van nucleair afval. De Europese Unie beëindigt haar beleid dat erop gericht is lidstaten aan te zetten tot ondergrondse opslag van radioactief afval. Lidstaten mogen desgewenst barrières opwerpen tegen de import van energie afkomstig uit vuile of gevaarlijke bronnen. De Europese Unie stimuleert de ontwikkeling en het gebruik van alternatieve energiebronnen, als zonneen windenergie. Eén van de voorlopers van de huidige EU is Euratom, de organisatie die kernenergie in Europa moest promoten. Uit de rampen van Harrisburg (VS) en Tsjernobyl 156
(Oekraïne) valt op te maken dat deze vorm van elektriciteitsopwekking onaanvaardbaar grote risico’s oplevert voor mens en milieu. Een hiermee samenhangend probleem is het afval dat duizenden jaren radioactief blijft en al die tijd geïsoleerd moet worden opgeslagen. Mede dankzij massale buitenparlementaire actie hebben verschillende Europese landen besloten een eind te maken aan het gebruik van kernenergie. Vooral Frankrijk en België hebben zich echter sterk afhankelijk gemaakt van deze energiebron en exporteren de daarmee opgewekte elektriciteit ook naar andere EU-landen, waaronder Nederland. VI-4 Landbouw is voortaan in de eerste plaats gericht op een verantwoorde en evenwichtige voedselvoorziening en op de instandhouding van het landschap. De Europese landbouwsector wordt niet volledig aan de vrije markt en het winststreven overgelaten, maar via politieke besluitvorming aangestuurd. Momenteel wordt meer dan 40 procent van de jaarlijkse EU-begroting van ongeveer 100 miljard euro besteed aan landbouwsubsidies. Deze subsidies komen vooral ten goede aan de grote boeren en de transnationale voedings- en transportondernemingen en benadelen de kleine boeren in de EU en de agrarische producenten in ontwikkelingslanden. Subsidiebeleid wordt voortaan ingezet om kleine, ecologisch verantwoorde vormen van landbouwproductie te stimuleren. Ook wordt er een eind gemaakt aan exportsubsidies en importheffingen die de belangen van ontwikkelingslanden schaden en aan het subsidiëren van de productie van tabak. Kort geleden heeft de Europese Commissie een serie voorstellen gedaan om meer geld in te zetten voor landschapsbehoud en het bewoonbaar houden van het platteland en minder voor het in stand houden van de agrarische overproductie en de export. Die plannen leiden tot bijval vanuit het noordwesten van Europa - waaronder Nederland - en van de milieubeweging, maar
Socialistische Partij
tot verzet van kleine boeren en vakbonden in de zuidelijke EU-lidstaten. Dat laatste is begrijpelijk omdat bijstelling van het subsidiebeleid geen echte oplossing vormt zolang de landbouwsector zich ontwikkelt binnen een neoliberaal beleidskader dat kleine agrarische producenten dwingt te concurreren met grote internationale ondernemingen. Zonder regulering van de markt zullen die grote ondernemingen een steeds grotere greep op de voedselproductie en -voorziening krijgen ten koste van de boeren en tuinders. Bij voortzetting van dit beleid zullen nog veel meer kleine agrarische producenten in Zuid- en Oost-Europa zich gedwongen zien hun bestaan op te geven en op zoek te gaan naar ander werk in andere regio’s. Het radicaal liberaliseren van de Europese landbouwsector is onwenselijk omdat het niet de kleine producenten uit ontwikkelingslanden maar de grote Amerikaanse en Europese voedsel- en handelsfirma’s zijn die daar het meeste profijt bij hebben. VI-5 Het bureaucratische en fraudegevoelige gemeenschappelijke landbouwbeleid van de EU wordt omgebouwd tot een beleid waarin de ontwikkeling van duurzame en betaalbare alternatieven en biologisch vriendelijke productiesystemen centraal staat. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van boerenorganisaties, vakbeweging, milieuorganisaties en consumentenbonden. Via het gemeenschappelijke landbouw- en visserijbeleid heeft de EU grote bemoeienis met onze voedselvoorziening. Dat landbouwbeleid was van meet af aan gericht op schaalvergroting, waardoor ook in Nederland veel kleine boeren hebben moeten stoppen. De kleine boeren die nog bestaan in de zuidelijke en de toekomstige oostelijke lidstaten van de EU zijn voor hun overleven in hoge mate afhankelijk van EUlandbouwsubsidies. Die subsidies uit de belastingpot waren enkele decennia geleden vooral bedoeld om de prijzen van het dagelijkse voedselpakket voor de consumenten
te beperken en daarmee de looneisen te drukken van de mensen die werkten in de industrie en dienstverlening. De landbouwsubsidies slokken een groot deel van de EU-begroting op. Een deel van dat geld komt terecht bij grote bedrijven, de tussenhandel en landschapsverwoestende projecten. Dat heeft er in het recente verleden toe geleid dat er vleesbergen, boterbergen en melkplassen zijn ontstaan en dat deze duurbetaalde overschotten vervolgens goedkoop geëxporteerd of gedumpt werden, met ontwrichtende gevolgen voor de lokale handel, voedselproductie en voedselzekerheid in tal van ontwikkelingslanden. Via een ingewikkeld stelsel van importtarieven, productie- en exportsubsidies steunt de EU tot op de dag van vandaag de agrarische sector. Voor zover dat gebeurt om de voedselveiligheid van Europa te garanderen is daar niets mis mee. Voor zover dat echter leidt tot verstoring van voedselmarkten in ontwikkelingslanden en het opwerpen van grenzen voor agrarische producten uit ontwikkelingslanden, dient het beleid herzien te worden. Een andere reden om het landbouwsubsidiestelsel te hervormen vormt de gebleken kwetsbaarheid voor corruptiepraktijken. VI-6 Het natuurlijk evenwicht in de Noordzee en andere Europese zeeën wordt hersteld, mede door beperking van de visvangst. Het opkopen van visrechten van ontwikkelingslanden wordt gestaakt indien dat leidt tot een bedreiging van de visserijsector in het betreffende land of tot overbevissing. Door de groeiende wereldbevolking, de verontreiniging van het milieu en het ontstaan van de industriële visvangst is de tijd voorbij dat zeeën en oceanen een onuitputtelijke hoeveelheid vis voor menselijke consumptie konden leveren. De bestaande EUregelingen voor vangstbeperking staan voortdurend onder druk. Vloten van EUlidstaten vissen niet alleen de zeeën rond Europa leeg, maar ook die rond ontwikkelingslanden. De EU dient een eind te ma157
Wie zwijgt stemt toe!
ken aan het opkopen van visserijrechten van regeringen van Afrikaanse landen omdat er daardoor te weinig vis overblijft voor plaatselijke vissers en de regeringsleiders van die landen afhankelijk worden van de EU en tegenover hun eigen bevolking komen te staan. VI-7 De Europese Unie verbiedt de productie van en de handel in kankerverwekkende voedingsmiddelen en additieven. Afzonderlijke lidstaten krijgen bevoegdheden om in het belang van hun burgers consumentenbeleid te ontwikkelen. Zo staat het hen vrij om barrières op te werpen voor de import van voedsel dat door andere EU-lidstaten is toegelaten, maar dat mogelijk schadelijke effecten voor de gezondheid heeft. De onlangs opgerichte Europese Voedselautoriteit krijgt zo snel mogelijk voldoende budget en faciliteiten en eigen opsporingsbevoegdheden. Het streven wordt de voedseleisen in heel Europa aan te scherpen. De voedselveiligheid in Europa wordt niet alleen bedreigd door bodemverontreiniging, verdroging of de hormonenmaffia. Veel voedsel dat uit andere delen van de wereld wordt geïmporteerd, is verontreinigd met restanten van giftige conserveringsmiddelen, diergeneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen, die soms kankerverwekkend zijn. Het strenge Nederlandse toelatingsbeleid voor dergelijke producten wordt ondermijnd doordat andere EU-lidstaten lagere kwaliteitscriteria hanteren, minder streng controleren en minder hard optreden tegen overtreders. Vaak rijden de voedselkeuring en de douane elkaar daarbij in de wielen. Verontreinigd voedsel dat in één van de EUlidstaten is toegelaten, mag vrij verhandeld worden binnen het gehele Unie-gebied. Dat maakt dat er via-via producten ons land binnenkomen die normaal gesproken vernietigd, of teruggestuurd zouden worden naar het land van herkomst. Verder wordt er ook binnen de EU fruit geproduceerd dat restanten van bestrijdingsmiddelen bevat. Dat 158
fruit wordt nu vrijelijk op de Nederlandse markt verhandeld, terwijl de consumptie daarvan met name voor kinderen kwalijke gezondheidseffecten kan hebben. VI-8 Commerciële productie en de import van genetisch gemanipuleerd voedsel blijft binnen de EU verboden zolang er onvoldoende zicht bestaat op de mogelijke negatieve gevolgen voor de volksgezondheid, milieu en ecologische systemen. Eventuele producten van wetenschappelijk onderzoek worden geïsoleerd opgeslagen. Het patenteren van genetisch gemanipuleerde organismen wordt verboden. Aan de ontwikkeling van genetisch gemanipuleerde zaden of andere organismen met het enkele doel een monopoliepositie te verkrijgen wordt paal en perk gesteld. Vanuit de VS en grote internationale bedrijven wordt geprobeerd om de Europese markt open te breken voor genetisch gemanipuleerde organismen (GGO’s), waaronder voedsel. De daarvoor gebruikte argumenten zijn dat gemanipuleerd voedsel nuttige stoffen bevat, meer productie oplevert, gemakkelijker kan worden geoogst of minder vatbaar is voor ziektes en insectenplagen. Toelating van GGO’s kan echter tot gevolg hebben dat bestaande planten en dieren worden verdrongen of veranderd, dat de resistentie van bestaande levende wezens tegen nieuwe ziektes verdwijnt of dat nieuwe ziektes oprukken. Pas in de verre toekomst kan blijken of genetisch gemanipuleerd voedsel een zegen of een vloek is voor de mensheid. Binnen Europa woedt een permanente strijd tussen voor- en tegenstanders van genetisch gemanipuleerd voedsel. Die heeft wel geleid tot een etiketteringverplichting, maar niet tot een verbod van GGO’s. De EU dient niet langer toe te geven aan de druk van het bedrijfsleven om ruim baan te maken voor de productie van en de handel in deze producten. VI-9 Er komen Europese standaarden voor dierenwelzijn, en wetgeving die een respect-
Socialistische Partij
volle behandeling van dieren waarborgt en dierenmishandeling tegengaat. Transporten en importen die het dierenwelzijn aantasten, worden verboden; er gaat geen EUgeld meer naar programma’s en projecten die ten koste gaan van de kwaliteit van het dierenbestaan. Er komt een verbod op dierproeven voor cosmetische doeleinden en voor op de productie en handel in bont. De Europese Unie zal landen niet langer verbieden om dieren preventief te enten. De problemen bij het fokken, huisvesten en vervoeren van slachtdieren trekken terecht steeds meer de aandacht. Dierenwelzijn speelt een veel te geringe rol in het EU-beleid. Het massaal afslachten van gezonde dieren bij de varkenspest en na de uitbraak van mond- en klauwzeer hebben dat duidelijk gemaakt. Binnen de steeds grotere Europese interne markt worden steeds meer dieren over lange afstanden per vrachtauto vervoerd naar slachterijen, vooral paarden uit Oost-Europa. Het creëren van wat meer leefruimte voor kippen in de bioindustrie door het verbieden van legbatterijen, wordt bemoeilijkt doordat de EU geen barrières opwerpt tegen de productie van onder slechte omstandigheden geproduceerde goedkopere eieren. Verder moet er een eind gemaakt worden aan het verschaffen van EU-subsidiegeld aan bedrijven die stieren fokken voor stierengevechten in Spanje, Portugal en Frankrijk. Tot slot wordt het genetisch manipuleren van dieren, zoals bijvoorbeeld de glowfish, verboden. VI-10 Import van tropisch hardhout dat illegaal gekapt is of afkomstig uit niet ecologisch verantwoorde bosbouw wordt verboden. Het ecologisch onverantwoord kappen van bossen in ontwikkelingslanden komt op grote schaal voor. Het invoeren van gedragscodes en keurmerken binnen de houtbranche is een eerste stap in de goede richting, maar is onvoldoende. Vanuit onze visie dienen de EU en de lidstaten op dit punt helder beleid te ontwikkelen en toe te zien
op de naleving daarvan. Tegelijkertijd zouden zij financiële en technische steun moeten verlenen aan regeringen van ontwikkelingslanden die geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling en toepassing van ecologisch verantwoorde bosbouwpraktijken.
VII VERVOER VII-1 Het proces van liberalisering en privatisering als middel om het Europese spoorwegverkeer een nieuwe impuls te geven, is ongewenst en wordt daarom teruggedraaid. Wel komt er snel een betere samenwerking tussen de nationale spoorwegmaatschappijen binnen de Europese Unie. Door het bestaan van de EU zijn de onderlinge afhankelijkheid van Europese landen en het grensoverschrijdende handelsverkeer sterk toegenomen. Toch bestaat er nu minder grensoverschrijdend openbaar personenvervoer per bus of per trein dan vroeger het geval was. De betrokken overheden hebben zich namelijk grotendeels uit deze sector teruggetrokken. De groei van het grensoverschrijdende personenverkeer is volledig terechtgekomen bij het auto- en vliegverkeer, wat geleid heeft tot een sterke uitbreiding van het wegennet en van vliegvelden. De EU beschouwt de sterk gegroeide vrije markt voor het vrachtverkeer en de luchtvaart als voorbeeld voor wat er met de spoorwegen moet gaan gebeuren. Men denkt het spoor te kunnen revitaliseren door ruim baan te geven aan internationaal werkende particuliere spoorwegmaatschappijen die volledige zeggenschap hebben over tariefstelsels en arbeidsvoorwaarden. Een dergelijke ontwikkeling zal tot een geleidelijke verzwakking van de staatsspoorwegmaatschappijen leiden. Binnen de betrokken bedrijven zal de druk toenemen om niet winstgevende trajecten af te stoten, te besparen op loonkosten en werkomstandigheden en - als resultaat daarvan - tot een toename van de arbeidsonrust. Daardoor zal de kwaliteit van het openbaar vervoer verder afnemen. 159
Wie zwijgt stemt toe!
VII-2 Aan herstel en verbetering van doorgaande Europese spoorwegverbindingen over de middellange afstand en aan realisering van Nederlandse aansluitingen daarop wordt hard gewerkt. Daarnaast worden er maatregelen genomen om kleinschalig, grensoverschrijdend bus-, rail- en fietsvervoer te verbeteren. Hierbij wordt erop toegezien dat grensoverschrijdend vervoer per spoor en bus bruikbaar is voor mensen met een handicap. Het personenvervoer per spoor lijkt zich te concentreren rond twee soorten drukke verbindingen: hogesnelheidstreinen tussen de grote steden en metroachtige verbindingen in en rond steden. Vooral Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje hebben daarin veel geld gestoken en verwaarlozen het overige spoorverkeer. Grensoverschrijdende Europese spoorverbindingen over de middellange en lange afstand zijn de afgelopen periode sterk verwaarloosd. Doorgaande treinverbindingen zijn opgeknipt in korte trajecten, snelle nachttreinen zijn opgeheven en de onhandige verschillen in elektrische spanning en beveiliging zijn gebleven. Nederland is voor internationale verbindingen steeds meer afhankelijk geworden van overstapfaciliteiten in Brussel en Duisburg, met vaak slechte aansluitingen. Internationale spoorkaartjes voor lange afstanden worden steeds moeilijker verkrijgbaar en dienstregelingen voor buitenlandse overstapverbindingen zijn vaak onvolledig. VII-3 De sterke toename van overlastgevend luchtverkeer over naar verhouding korte afstanden wordt aangepakt. Verder verdwijnt de internationaal overeengekomen belastingvrijstelling voor luchtvaartmaatschappijen. Ook komt er een Europese heffing op kerosinegebruik. Het luchtverkeer heeft door belastingvrijstelling en door de verwaarlozing van het spoorwegnet een groot deel van het middellange afstandsverkeer in Europa kunnen overnemen. Nieuwe, avontuurlijke prijsvechters die voor internationale verbindingen veelal gebruikmaken van goedkoop 160
beschikbaar gestelde kleine regionale luchthavens pakken binnen de vrije markt alle ruimte. Overbezetting en vertragingen hebben een negatief effect op de vliegveiligheid, terwijl luchthavens steeds meer ruimte vreten en voor hun omgeving de nodige geluidsoverlast en luchtverontreiniging opleveren. Vooral voor de bescherming van het milieu is het nodig dat de schaarse ruimte voor de luchtvaart grotendeels wordt gereserveerd voor intercontinentale verbindingen waarvoor over land geen alternatieven bestaan. Het spoorwegverkeer dient het vervoer over de middellange afstanden in Europa opnieuw voor zijn rekening te nemen. VII-4 Bemoeienis van de Europese Unie met de nationale wetgeving voor binnenlands stads- en streekvervoer wordt stopgezet. De EU houdt zich met het stads- en streekvervoer bezig om deze vormen van vervoer zo veel mogelijk in handen te spelen van internationale ondernemingen. In het verlengde daarvan worden overheden ertoe aangezet om hun bemoeienis met deze vormen van vervoer te beperken en er minder geld aan te besteden. In het kader van de liberalisering en privatisering wordt het stads- en streekvervoer aanbesteed aan bedrijven die de minste overheidssubsidie verlangen. Bedrijven slagen er uiteindelijk alleen maar in om goedkoper te werken door de loonkosten van het personeel te drukken, arbeidsvoorwaarden te verslechteren, tarieven te verhogen en niet winstgevende diensten af te stoten. Met het argument dat Europa dit beleid dwingend oplegt hebben Nederland en andere EU-lidstaten al belangrijke stappen in deze ongewenste richting gezet. Dankzij de SP heeft het Europees Parlement dit beleidstraject afgewezen. VII-5 De voortdurende groei van het goederenvervoer over de weg wordt ontmoedigd. Er komt meer aandacht voor handhaving van rijtijdenbeperkingen, aan ‘transportpreventie’ om onnodig vervoer tegen te gaan, en aan overheveling van wegvervoer
Socialistische Partij
naar spoor en waterweg. Verwerking van grondstoffen zo dicht mogelijk bij de bron wordt bevorderd. Vervoersbedrijven en bedrijven die van hun diensten afhankelijk zijn eisen een breed scala aan vervoersfaciliteiten als autosnelwegen, waterwegen en spoorwegen. Daardoor kunnen zij bij elke gelegenheid kiezen wat voor hen op dat moment de goedkoopste optie is. Zo wordt veel gemeenschapsgeld verspild aan het tot stand brengen van overcapaciteit. Het duidelijkste voorbeeld in Nederland is de aanleg van de Betuwespoorlijn naast de verbreding van autosnelweg A-15 en de ontwikkeling van zesbaksduwvaart over de Waal. Tegelijkertijd krijgt het goederenvervoer over de weg alle kansen om explosief te groeien en slagen Europese bedrijven met laagbetaalde Oost-Europese chauffeurs erin een steeds groter deel van de transportmarkt in handen te krijgen. De steeds grotere goederenstroom leidt tot een toename van het aantal ongelukken in verkeerstunnels die daar niet op berekend zijn. Zwitserland en Oostenrijk worden door Nederlandse, Duitse en Italiaanse ondernemingen onder druk gezet om meer vrachtauto’s over hun kwetsbare Alpenpassen toe te laten. Weekendrijverboden en andere rijtijdbeperkingen voor de veiligheid van vrachtwagenchauffeurs en anderen dreigen onder druk van de transportondernemingen verminderd te worden. VII-6 De miljardenverslindende plannen om veel meer autosnelwegen en luchthavens op te nemen in de Trans-Europese Netwerken gaan van tafel; de TEN-plannen worden toegespitst op het oplossen van enkele grote knelpunten in het Europese spoorwegnet. Extra aandacht komt er voor de verkeersveiligheid binnen de Europese Unie. De regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen - vooral door woonwijken - wordt aangescherpt. De Europese Unie is bereid veel geld te steken in het versnellen van verbindingen over de weg en het spoor, door de lucht en via
pijpleidingen. Landen die meewerken aan de bouw van Trans-Europese Netwerken (TEN’s) kunnen 10 of 20 en in de toekomst mogelijk 30 procent van hun investeringen vergoed krijgen. Een aantal van deze verbindingen is verdedigbaar omdat daarmee veel overlastgevend vrachtautotransport kan worden weggenomen. Voorbeelden daarvan zijn nieuwe spoortunnels door de Alpen en Pyreneeën en de aanleg van een vaste spoorbrugverbinding Duitsland-Denemarken. In andere gevallen gaat het echter louter om uitbreiding van het aantal autosnelwegen en grote luchthavens, en - in Nederland - om de omstreden Betuwelijn. De regeringen van de toekomstige Oost-Europese lidstaten ijveren voor Brusselse subsidies om hun wegennet uit te breiden. Sommige autosnelwegen in Polen, Tsjechië en Bulgarije komen echter dwars door beschermde, waardevolle natuurgebieden te lopen. De voortvarendheid waarmee geasfalteerd wordt binnen de nieuwe toetredingslanden, staat in schril contrast met het verwaarlozen en inkrimpen van voorheen goede spoorwegverbindingen.
VIII INTERNATIONAAL BELEID VIII-1 De Europese Unie stimuleert opvang van vluchtelingen in de regio en garandeert een ruimhartig en rechtvaardig toelatingsbeleid voor asielzoekers die in hun eigen land worden vervolgd vanwege hun geloof, politieke opvatting, ras of seksuele geaardheid. De beoogde uniformering van de toelatingsnormen voor asielzoekers mag er niet toe leiden dat asiel alleen nog bij hoge uitzondering wordt verleend; binnende EU komen minimumnormen waaraan de asielprocedure moet voldoen. Een gezamenlijk Europees asielbeleid dreigt te leiden tot het steeds verder beperken van de legale toegang voor vluchtelingen. Deze ontwikkeling moet worden tegengegaan. Tegelijkertijd dient de EU de opvang van vluchtelingen in de regio, samen met de Vluchtelingenorganisatie van de VN (UNHCR), te stimuleren. Teneinde de 161
Wie zwijgt stemt toe!
opvang in de regio op een humane wijze mogelijk te maken dienen de lidstaten meer financiële middelen beschikbaar te stellen aan de UNHCR en de landen waar die opvang plaatsvindt. VIII-2 De toepassing van terreur als politiek instrument wordt onder alle omstandigheden krachtig veroordeeld. De Europese Unie wordt een vasthoudender pleitbezorger van de preventie, beheersing en oplossing van conflicten langs geweldloze weg. Daarom gaat de EU meer bijdragen aan de oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict. Basis hiervoor zijn een levensvatbare Palestijnse staat en veilige, internationaal erkende grenzen voor zowel Israël als Palestina. Zolang Israël haar medewerking aan een dergelijke vredesregeling weigert en VN-resoluties naast zich neerlegt, wordt het EUassociatieverdrag met Israël opgeschort. Het afsluiten van Europese associatieverdragen wordt voortaan gekoppeld aan het naleven van de mensenrechten door de regeringen van de partnerlanden. De EU heeft vanouds een speciale bemoeienis met het aangrenzende Midden-Oosten en het Israëlisch-Palestijns conflict. Positief is dat de EU geld beschikbaar heeft gesteld om infrastructuur en onderwijs in de autonome Palestijnse gebieden te verbeteren en die gebieden een ontwikkelingsimpuls te geven. Op de vernietiging van deze infrastructuur door Israël is echter nauwelijks gereageerd, evenmin als op de Israëlische weigering om een eind te maken aan de bouw van nederzettingen, wegversperringen en scheidingsmuren in Palestijns gebied. VIII-3 Het recht van ontwikkelingslanden om hun economieën te beschermen tegen het geweld van de vrije markt, wordt volledig erkend en gehandhaafd. Europese exportsubsidies worden alleen verstrekt wanneer ontwikkelingslanden daar duidelijk belang bij hebben. Dumping van Europese goederen in arme landen wordt stopgezet; het internationale handelsbeleid van de Europese Unie zal niet langer gericht zijn op het 162
louter bevorderen van vrijhandel en concurrentie. De EU-inbreng in de WTO-onderhandelingen is voortaan gericht op de structurele versterking van de positie van ontwikkelingslanden. In lijn daarmee worden de huidige voorstellen om te komen tot een GATS-akkoord (de handel in diensten) nadrukkelijk afgewezen. De Europese Unie gaat er nog steeds van uit dat het verzet van ontwikkelingslanden op de laatste wereldhandelsconferentie in Cancún slechts een tijdelijke hobbel vormt op het pad naar wereldwijde vrijhandel en bescherming van buitenlandse investeringen. Samen met de VS spant de EU zich in om dit beleid dwingend op te leggen aan de rest van de wereld. Ondertussen gaat de EU door met het subsidiëren van uitsluitend voor de export geteelde agrarische producten en van het exporteren van landbouwoverschotten. Onder het motto dat vrijhandel wel en hulp niet helpt, bezuinigen veel EU-landen op hun uitgaven voor ontwikkelingshulp. Bij ongewijzigd beleid zullen de millenniumdoelstellingen die in 2015 grofweg tot een halvering van de armoede en ellende in de wereld moeten leiden, niet worden gehaald. VIII-4 De militarisering van de Europese Unie wordt gestopt omdat de vrede en veiligheid in en buiten Europa daarmee in gevaar wordt gebracht. De lidstaten van de Europese Unie besluiten om geen massavernietigingswapens meer te ontwikkelen of op hun grondgebied te stationeren en voeren een terughoudend wapenexportbeleid. Na het einde van de Koude Oorlog is het Warschaupact opgeheven en bestaat er geen reden meer voor voortzetting van de NAVO. Daarom dient gekeken te worden hoe de NAVO ontbonden kan worden en hoe de militaire capaciteiten van Europese lidstaten ten dienste gesteld kunnen worden van de Verenigde Naties voor het streven naar internationale vrede en veiligheid. De productie en stationering van massavernietigingswapens dient stopgezet te wor-
Socialistische Partij
den, wat voor Nederland betekent dat Volkel kernwapenvrij moet worden. De militairneutrale positie van Zweden, Finland, Ierland, Oostenrijk, Malta en Cyprus mag door de Europese Unie niet worden aangetast; voorkomen moet worden dat lidstaten onder pressie door de EU meegetrokken worden in militaire avonturen. VIII-5 De Europese Unie onthoudt zich van subsidies, omvangrijke bestellingen en andere stimuleringsmaatregelen ten gunste van de bewapeningsindustrie, waar ter wereld ook. De afbouw en ombouw van de wapenindustrie wordt door de Europese Unie bevorderd en de export van wapens naar landen buiten de EU wordt verboden. Daarnaast werkt de Europese Unie aan de totstandkoming van een internationaal ver-
bod op de productie van, de handel in en het gebruik van mijnen en clusterbommen. Om Europa tot een militaire wereldmacht te maken, ontwikkelt de Europese elite initiatieven die moeten leiden tot modernisering en uitbreiding van de bewapeningsindustrie. Eén van de grote, geldverslindende initiatieven is het Galileo-satellietproject, dat feitelijk weinig meer te bieden heeft dan het wereldwijd ingevoerde Amerikaanse GPS-systeem. Onder het voorwendsel van de veiligheid van ons continent worden grote hoeveelheden belastinggeld geïnvesteerd in de Europese bewapeningsindustrie, die er onder meer via wapenexport op uit is haar internationale positie te versterken.
163
Fractie De Groenen en de Europese Vrije Alliantie
De Groenen
De Groenen VERKIEZINGSMANIFEST De Raad van de Europese Federatie van Groene Partijen heeft op 8 november 2003 in Luxemburg een gemeenschappelijk verkiezingsmanifest vastgesteld. Op basis van dit manifest, dat de afzonderlijke verkiezingsprogramma’s van de aangesloten partijen aanvult, zullen de Groenen een grensoverschrijdende campagne voeren voor de Europese verkiezingen van 13 juni 2004. Om effectiever te werken aan de gemeenschappelijke doelstellingen vormt de federatie zich in februari 2004 om tot de Europese Groene Partij. Hieronder volgt de tekst van het verkiezingsmanifest. Europa kan zoveel beter - jij beslist! Groenen maken verschil in Europa. De uitkomst van de Europese verkiezingen van 2004, die in een uitgebreide Unie van vijfentwintig landen worden gehouden, zal bepalend zijn voor onze gemeenschappelijke toekomst. De Groenen hebben altijd tot de meest overtuigde pleitbezorgers van een eerlijke uitbreiding behoord. De hereniging van Europa na de val van de Berlijnse Muur was en blijft een van de
belangrijkste verplichtingen van de Unie. De Groenen spelen reeds een cruciale rol in de opbouw van een meer tolerante, sociale, ecologische en democratische Unie. De Europese Unie dient zich in te zetten voor regulering van het globaliseringproces. Een sterke Groene aanwezigheid in de Europese Unie is de daarvoor de beste waarborg. Economische en handelsregels moeten in dienst staan van ecologische en sociale doelen. Wij Groenen willen dat de EU en heel Europa verschil maken ten behoeve van vrede, solidariteit, respect voor diversiteit en rechtvaardigheid. De wereld, die in toenemende mate kwetsbaar en verdeeld is, heeft behoefte aan concrete voorstellen voor een duurzame en rechtvaardige toekomst. De Groenen ijveren voor een onafhankelijke en samenhangende Europese buitenlandse politiek, gebaseerd op democratische en ecologische waarden. We willen dat Europa haar verantwoordelijkheid voor het milieu neemt en daarom haar energie- en vervoersbeleid radicaal hervormt. 167
Verkiezingsmanifest
Kernenergie dient te worden uitgefaseerd en vervangen door duurzame energie, die schoner en veiliger is. De toekomst behoort aan zon, wind, water, biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen. De EU die wij willen is open en tolerant en beschermt de diversiteit van cultuur en natuur. Ons Europa zet zich in voor hoge sociale en ecologische standaarden op regionaal, Europees en internationaal niveau. Die moeten voorrang hebben boven handelsbelangen. In ons Groene Europa gaan de rechtsstaat, de rechten van lokale bevolkingen en van individuen boven militaire en economische macht. De Groenen maken reeds verschil, en met uw steun bij de Europese verkiezingen van 2004 zal onze invloed vaker de doorslag geven in de toekomst. De nieuwe Europese Grondwet moet leiden tot een EU die meer verantwoording aflegt, transparanter en democratischer is en dichter bij haar burgers staat. Wij zijn ervan overtuigd dat de ontwerp-Grondwet van de Europese Conventie in de goede richting ging. De Conventie schreef een historisch document. De nachtmerrie van Nice - waar koehandel achter gesloten deuren de inhoud van het verdrag bepaalde - dient overwonnen te worden. Wij vinden dat de Europese Grondwet per referendum moet worden goedgekeurd. Om Europa te vergroenen, zullen wij niet aarzelen om gebruik te maken van de bepaling in de Grondwet die de Commissie verplicht een wetsvoorstel in te dienen wanneer een miljoen burgers daarom vragen. De empowerment van burgers, met meer politieke beïnvloedingsmogelijkheden voor niet-gouvernementele organisaties, is één van onze prioriteiten. Wij willen een sociale Unie die gebouwd is op de grondslagen van gelijkheid en solidariteit. Een Unie die zich inzet voor duurzame ecologische ontwikkeling op het hele continent. In onze Groene visie is de Europese Unie een uniek voorbeeld van vreedzame samenwerking. Zij dient dan ook een hoofdrol te spelen bij het werken aan vrede in een onstabiele wereld. De Groene doelen zijn: 168
1. Het milieu beschermen Onze eerste prioriteit op dit gebied is veilig, gezond en smakelijk voedsel voor iedereen. Daartoe zullen wij ons blijven inzetten voor een radicale hervorming van het Europese landbouwbeleid, waarbij biologische landbouw, bevordering van streekproducten en plattelandsontwikkeling centraal komen te staan. Dit is ook de beste manier om de diversiteit aan landschappen en aan flora en fauna in Europa te beschermen. We moeten veilig voedsel voor de consument en de rechten van dieren waarborgen. Dat vergt betere regels voor het houden en vervoeren van landbouwdieren. Consumentenbescherming omvat de correcte etikettering van voedselproducten, waarbij de herkomst van alle ingrediënten achterhaald moet kunnen worden. Op grond van het voorzorgsprincipe verzetten Groenen zich tegen het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen in voedsel. We willen ook de macht van de chemische industrie aan banden leggen en deze bedrijfstak aansprakelijk maken voor de veiligheid van zijn producten en processen. De tweede Groene prioriteit is een omslag in het energiebeleid. We zullen al het mogelijke doen om een eind te maken aan het achterhaalde, pro-nucleaire Euratom-verdrag. We moeten ons onophoudelijk inspannen om onze regeringen te laten voldoen aan het Kyoto Protocol, de eerste stap ter vermindering van kooldioxide-uitstoot. De EU speelt - voornamelijk dankzij druk van de Groenen - een leidende rol in de strijd tegen klimaatverandering en moet die rol verstevigen. We verlangen daarom een Europees Stabiliteitspact voor het Klimaat ter uitvoering van het Kyoto Protocol. De Unie moet haar Kyoto-verplichtingen naleven en tegelijk de landen die aarzelen over Kyoto overhalen om mee te doen aan het mondiale klimaatbeleid. Onze vervoerssystemen moeten hervormd worden om de efficiëntie te vergroten en vervuiling terug te dringen. Alleen zo kunnen we steeds hetere zomers, steeds grotere overstromingen en hun dramatische gevolgen voorkomen. Wij willen een betere levenskwaliteit voor ie-
De Groenen
dereen. Dat vergt een ander soort belastingheffing: de lasten op arbeid moeten omlaag, de prijs van vervuiling moet omhoog door middel van ecotaxen. 2. De sociale dimensie vergroenen De Groenen zetten zich in voor sterke lokale gemeenschappen en leefbare steden, met sociale en economische zekerheid voor alle Europeanen. De Structuurfondsen moeten vorm geven aan Europese solidariteit en bevorderen dat niemand aan de kant staat. Aan belastingconcurrentie tussen de lidstaten van de EU dient een einde te komen. Het Europese mededingingsbeleid moet worden aangepast opdat het sociaal en ecologisch beleid niet in de weg staat. Groene politiek gaat sociale uitsluiting tegen en richt zich op efficiënte publieke voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn. We verzetten ons tegen de neo-liberale tendens om alles aan de markt over te laten. Een Groen sociaal en werkgelegenheidsbeleid omvat actieve inspanningen voor de gelijke rechten van vrouwen. Gender mainstreaming moet verzekeren dat de belangen van vrouwen toetssteen zijn voor alle beleid. Mensen moeten in staat gesteld worden een goede balans te vinden tussen arbeid en zorg. Betaalbare kinderopvang is daarvoor van cruciaal belang. Groenen zijn ervan overtuigd dat mensen met een functiebeperking recht hebben op een normaal leven. De obstakels om te werken en gebruik te maken van voorzieningen moeten worden geslecht. Gezondheidszorg, gas, elektriciteit en water dienen voor iedereen toegankelijk te zijn. Ouderen hebben recht op een behoorlijke oudedagsvoorziening. Ook goed onderwijs is een recht. Baanzekerheid vergt een herverdeling van arbeid. Europa moet niet op goedkope arbeid inzetten, maar eerlijke arbeid regelen: veilige en gezonde arbeidsomstandigheden, een fatsoenlijk minimumloon, een solide sociale zekerheid. De Europese traditie van de verzorgingsstaat, die de markteconomie reguleert en solidariteit organiseert, dient verder ontwikkeld te worden.
3. Democratie ontwikkelen De Europese democratie ontwikkelen vergt een sterke empowerment van burgers. Burgerrechten, mensenrechten, vrouwenrechten en rechten van minderheden moeten volledige bescherming genieten. Minderheden moeten deelnemen aan de maatschappij en hun culturele rechten moeten gerespecteerd worden. We zullen al het mogelijke doen om te verzekeren dat het EU-Grondrechtenhandvest volledig wordt toegepast. De Groenen zullen zich inzetten voor meer participatieve democratie, met inbegrip van referenda, ter versterking van de civiele samenleving en niet-gouvernementele organisaties. Bij de Europese justitie- en politiesamenwerking verlangen wij Groenen meer waarborgen voor de rechtsstaat. De EU komt een belangrijke rol bij het bestrijden van grensoverschrijdende misdaad. Maar de toenemende samenwerking mag niet ten koste gaan van burgerrechten. Door de invoering van het Europees arrestatiebevel zijn de waarborgen die besloten liggen in uitleveringsprocedures omzeild. De Groenen eisen nieuwe waarborgen voor eerlijke processen. De democratisering van Europa vergt meer solidariteit, meer openheid, meer rekenschap en meer democratische controle door het Europees Parlement. Het subsidiariteitsbeginsel dient beter te worden nageleefd, door decentralisatie van bevoegdheden naar regio’s en steden. Eerlijke en gelijke toegang tot en voor de media, tenslotte, is een essentieel onderdeel van het democratisch proces. 4. Vredespolitiek versterken De Groenen zijn van mening dat Europa geen preventieve aanvallen, maar conflictpreventie moet plegen. Wij zijn voorstanders van multilateralisme en ontwapening. We verzetten ons tegen massavernietigingswapens en willen ons continent bevrijden van de dreiging die ervan uitgaat. Wapenexport moet onderworpen worden aan streng en bindend toezicht. Aan de smokkel van kleine wapens en aan de productie en het gebruik van landmijnen dient een halt te wor169
Verkiezingsmanifest
den toegeroepen. Wij zijn ervan overtuigd dat Europa altijd in de geest van vrede moet handelen. Het bestaan van neutrale landen binnen de EU moet niet als ongemak, maar als toegevoegde waarde worden gezien. De Groenen willen helpen bij de opbouw van een Europa dat internationale solidariteit en samenwerking voorop stelt. Daarom spannen wij ons in voor een autonome en samenhangende Europese buitenlandse politiek, die actief opkomt voor mensenrechten en voor democratische, sociale en ecologische waarden. Wij zullen de vorming van een Europees Vredeskorps aanmoedigen, om de EU beter toe te rusten voor het voorkomen van conflicten. Maar conflictpreventie betekent ook dat de EU stevig moet investeren in ontwikkelingssamenwerking, om de mondiale verschillen in welvaart te verkleinen. Een Europese vredespolitiek moet gericht zijn op bemiddeling en diplomatie, op vroegtijdige beheersing van conflicten en wederopbouw na conflicten, op waardering voor culturele verschillen, op eerlijke handel en eerlijke toegang tot energiebronnen. De Verenigde Naties vormen de meest geschikte instelling voor het aanpakken van mondiale bedreigingen. Juist omdat we voorstanders zijn van een gemeenschappelijk Europees beleid, willen we benadrukken dat Europese acties op het wereldtoneel onder de controle van de VN moeten staan. 5. Globalisering van onderop bevorderen Voor ons Groenen komt de EU een belangrijke rol toe bij het hervormen en reguleren
170
van het huidige, oneerlijke globaliseringproces. De EU moet haar economische en politieke gewicht gebruiken om binnen internationale organisaties als de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds veranderingen te bewerkstelligen. Er moet een Tobin-tax worden ingevoerd op internationale financiële transacties. Handelsbeleid moet aan ecologische en sociale voorwaarden worden onderworpen. Zo dienen vrijhandelsafspraken ruimte te bieden voor de bescherming van de voedselkwaliteit en van de inkomens van kleine boeren. Bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Daarvoor zijn strikte, bindende regels nodig. Een duurzame wereldeconomie vergt nieuwe vormen van regulering en democratische controle. Aan het belang van regionale en lokale economieën mag niet worden voorbijgegaan. Culturele diversiteit dient in stand te worden gehouden. Handelsregels mogen de subsidiëring van publieke omroepen of de filmindustrie niet in de weg staan. Daarvoor zullen de Groenen zich inzetten. In de afgelopen twintig jaar hebben de Groenen in het Europees Parlement betekenisvolle politieke en culturele veranderingen helpen bewerkstelligen. Nog voor de komende Europese verkiezingen zullen de Europese Groene partijen zich hechter aaneensluiten op basis van gemeenschappelijke doelen. De Europese Federatie van Groene Partijen vormt zich om tot de Europese Groene Partij. We zijn vastbesloten om Europa te vergroenen. Jij hebt de macht om daarover te beslissen!
GroenLinks
GroenLinks EIGENWIJS EUROPEES: LAAT EUROPA NIET RECHTS LIGGEN Inleiding Wie wordt de baas van Europa? Daar gaan de Europese verkiezingen niet over. Er zijn helaas geen Europese lijsttrekkers die strijden om het premierschap van de Europese Unie. Vanwege dat gebrek aan politieke duidelijkheid meden veel kiezers altijd de Europese stembus. Toch zijn er volgens GroenLinks meer dan genoeg redenen om wél te gaan stemmen op 10 juni. De samenstelling van het Europees Parlement is meer dan ooit van invloed op onze toekomst. De Europese volksvertegenwoordiging heeft een beslissende stem op allerlei terreinen die direct raken aan ons dagelijks leven. Neem het milieubeleid. Hoe schoon wordt de lucht die we inademen? Mogen we wel of niet weten wat er in ons voedsel zit? Tachtig procent van de Nederlandse milieuregels wordt tegenwoordig in Brussel gemaakt. Voor een milieupartij als GroenLinks is het Europees Parlement daarom the place to be. Ook op sociaal terrein stelt het Europees Parlement wetten vast. Zo zijn de lange werkwe-
ken van vrachtwagenchauffeurs aan banden gelegd en worden werknemers beschermd tegen lawaai. Maar bij de aanpak van andere problemen, zoals armoede, laat Europa het afweten. Dat geldt ook voor nationale regeringen. Zij durven geen goed sociaal beleid te voeren uit angst dat bedrijven naar elders verkassen. Zo houden de lidstaten van de Europese Unie elkaar gevangen in een spiraal van sociale afbraak. Dat kan en moet anders. Nog steeds speelt negentig procent van de handel van Europese bedrijven zich af binnen de Europese Unie. Europa hoeft geen willoze speelbal te zijn van de wereldmarkt. Door gezamenlijk sociale basisnormen op te stellen kunnen de lidstaten soevereiniteit terugveroveren op de anonieme krachten van de markt. GroenLinks wil in het Europees Parlement aanjager blijven van een sociaal Europa. Het is gelukt om de sociale grondrechten te verankeren in het ontwerp van de Europese Grondwet. Van de naleving van die grondrechten moet nu werk worden gemaakt. Als de Grondwet wordt goedgekeurd, wordt 171
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
het Europees Parlement ook medewetgever op gevoelige terreinen als asiel en strafrecht. Moeten de landen van Europa ophouden met de wedloop wie het strengst is voor asielzoekers? Welke rechten heeft een Nederlander die in het buitenland wordt gearresteerd? De ontwerp-Grondwet geeft de europarlementariërs hierover het laatste woord. Hoezo schertsparlement? Europese politiek wordt meer dan ooit een serieuze zaak. Niet voor niets zal Nederland over de Europese Grondwet, op initiatief van GroenLinks, het eerste nationale referendum houden. Niet alleen de invloed van het Europees Parlement groeit, maar ook de verwachtingen. Veel burgers pikken het niet langer dat het verdeelde Europa machteloos is in de wereldpolitiek. De almacht van de Verenigde Staten is ongezond, ook voor henzelf. Washington heeft een volwassen en kritische Europese partner nodig. Volgens de ontwerp-Grondwet krijgt de Europese Unie een minister van Buitenlandse Zaken. Die zal de steun van het Europees Parlement hard nodig hebben om vijfentwintig lidstaten op één lijn te krijgen. GroenLinks wil die steun geven, maar verlangt dan wel dat slaafse volgzaamheid aan agressieve Amerikaanse politiek plaats maakt voor een zelfbewuste Europese bijdrage aan het voorkomen en oplossen van conflicten. Als de Europese Grondwet de eindstreep haalt, zijn we straks niet alleen burgers van het Koninkrijk der Nederlanden, maar ook van de Republiek Europa. Deze vreedzame revolutie heeft grote gevolgen voor politieke partijen: als ze mee willen blijven tellen moeten ze over landsgrenzen heen politiek gaan bedrijven. Daarom heeft GroenLinks met haar zusterpartijen de Europese Groene Partij opgericht. Deze omvat 32 partijen van binnen en buiten de Europese Unie. De nieuwe Europese Groene Partij steunt op het werk van de Groenen in het Europees Parlement: de actiefste, luidruchtigste én meest samenhangende fractie in het parlementaire halfrond. De Europese Groene Partij telt spraakmakende politici als Joschka Fischer, de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, en Daniel Cohn-Bendit, 172
rebel met een Europese missie. De Europese Groenen knopen ook banden aan met het toenemend aantal groene partijen op andere continenten, van Brazilië tot Australië. De groene stroming is niet meer weg te denken van het politieke toneel. De Europese Unie is nog altijd beter in het bevorderen van concurrentie dan in het organiseren van solidariteit en duurzaamheid. Regels die marktwerking in het openbaar vervoer voorschrijven, of het inenten van vee tegen dierziekten verbieden, zijn ongewenst en overbodig. Zij dienen alleen de markt, niet de mensen en de dieren. In naam van de vrije markt bemoeit Brussel zich te vaak met zaken die haar niet aangaan, zoals de prijs van Nederlandstalige boeken of het BTW-tarief voor kappers en fietsenmakers. Maar verkeerd Europees beleid kan niet worden gekeerd door met tomaten en rotte vis te smijten vanachter de Hollandse Waterlinie. Of door op hoge toon geld terug te eisen namens de Nederlandse belastingbetaler. GroenLinks is kritisch én constructief. Voor een groener en socialer Europa, dat burgers waar geeft voor hun geld, zijn bondgenoten nodig. Een partij die een progressieve kracht wil zijn in Europa, moet haar programma en politici niet reduceren tot verlengstuk van het nationaal belang. Zij moet een duidelijke visie op het gedeelde Europees belang neerzetten, waarin niet alleen Nederlandse kiezers, maar ook zusterpartijen en maatschappelijke organisaties elders in Europa zich kunnen herkennen. Dan tellen de GroenLinkse zetels in het Europees Parlement dubbel. Een goed milieu, eerlijke handel, oorlog of vrede, solidariteit tussen rijk en arm, tussen jong en oud, tussen mannen en vrouwen - in een kleiner wordende wereld hangen deze zaken steeds sterker af van wat Europa doet of nalaat. Meer dan ooit is het van belang dat de Europese volksvertegenwoordiging niet gedomineerd gaat worden door rechtse en nationalistische krachten. Ook al bepaalt uw stem niet wie de baas wordt van Europa, u kunt wél meebeslissen wie de macht krijgt. En dat is belangrijk genoeg.
GroenLinks
De Europese Groene Partij GroenLinks gaat de Europese verkiezingen in als onderdeel van de Europese Groene Partij. Vijfentwintig groene partijen uit de oude en nieuwe EU-landen voeren een grensoverschrijdende campagne, op basis van een gezamenlijk verkiezingsmanifest. De speerpunten van dat manifest zijn opgenomen in dit GroenLinkse verkiezingsprogramma. Hieronder volgt de preambule van het manifest: Europa kan zoveel beter - jij beslist! Groenen maken verschil in Europa. De uitkomst van de Europese verkiezingen van 2004, die in een uitgebreide Unie van vijfentwintig landen worden gehouden, zal bepalend zijn voor onze gemeenschappelijke toekomst. De Groenen hebben altijd tot de meest overtuigde pleitbezorgers van een eerlijke uitbreiding behoord. De hereniging van Europa na de val van de Berlijnse Muur was en is een van de belangrijkste verplichtingen van de Unie. De Groenen spelen reeds een cruciale rol in de opbouw van een tolerantere, socialere en meer ecologische en democratische Unie. De Europese Unie dient zich in te zetten voor regulering van het globaliseringsproces. Een sterke groene aanwezigheid in de EU is daarvoor de beste waarborg. Economische en handelsregels moeten in dienst staan van ecologische en sociale doelen. Wij Groenen willen dat de EU en heel Europa verschil maken ten behoeve van vrede, solidariteit, rechtvaardigheid en respect voor diversiteit. De wereld heeft behoefte aan concrete voorstellen voor een duurzame en rechtvaardige toekomst. De Groenen ijveren voor een onafhankelijke en samenhangende Europese buitenlandse politiek, gebaseerd op democratische en ecologische waarden. We willen dat Europa haar verantwoordelijkheid neemt voor het milieu en daarom haar energie- en vervoersbeleid radicaal hervormt. Kernenergie dient te worden uitgefaseerd en vervangen door duurzame energie, die schoner en veiliger is. De toekomst behoort aan zon, wind, water, biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen.
De EU die wij willen is open en tolerant en beschermt de diversiteit van cultuur en natuur. Ons Europa zet zich in voor hoge sociale en ecologische standaarden op regionaal, Europees en internationaal niveau. Die moeten voorrang hebben boven handelsbelangen. In ons groene Europa gaan de rechtsstaat, de rechten van lokale bevolkingen en van individuen boven militaire en economische macht. De Groenen maken reeds verschil, en met uw steun bij de Europese verkiezingen van 2004 zal onze invloed vaker de doorslag geven in de toekomst. De nieuwe Europese Grondwet moet leiden tot een EU die meer verantwoording aflegt, transparanter en democratischer is en dichter bij haar burgers staat. Wij zijn ervan overtuigd dat de ontwerp-Grondwet van de Europese Conventie in de goede richting gaat. De Conventie schreef een historisch document. De nachtmerrie van Nice - waar koehandel achter gesloten deuren de inhoud van het verdrag bepaalde - dient overwonnen te worden. Wij vinden dat de Europese Grondwet per referendum moet worden goedgekeurd. Om Europa te vergroenen zullen wij niet aarzelen om gebruik te maken van de bepaling in de Grondwet die de Europese Commissie verplicht een wetsvoorstel in te dienen wanneer een miljoen burgers daarom vragen. Meer macht voor burgers en meer invloed voor nietgouvernementele organisaties zijn voor ons prioriteiten. Wij willen een sociale Unie die gebouwd is op de grondslagen van gelijkheid en solidariteit. Een Unie die zich inzet voor duurzame ecologische ontwikkeling op het hele continent. In onze groene visie is de Europese Unie een uniek voorbeeld van vreedzame samenwerking. Zij dient dan ook een hoofdrol te spelen bij het werken aan vrede in een onstabiele wereld.
HOOFDSTUK 1. MONDIAAL EUROPA Amerikanen verwijten Europeanen vaak een naïeve, romantische kijk op de wereld. “Ame173
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
rikanen komen van Mars, Europeanen komen van Venus”, zo omschreef de Amerikaanse neoconservatief Robert Kagan het transatlantische onbegrip. Volgens hem is de Amerikaanse neiging tot spierballentaal en militair ingrijpen superieur aan de Europese voorkeur voor overtuigen, onderhandelen en verleiden. De Duitse groene minister Joschka Fischer herinnerde Kagan eraan dat de Europeanen wel degelijk op de oorlogsplaneet Mars hebben geleefd, nog geen zestig jaar geleden: “Onze houding weerspiegelt de bittere ervaringen van een continent.” De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog, de kosten van wederopbouw en de traagheid van verzoening hebben Europeanen geleerd om het gebruik van geweld niet als zelfbevestiging, maar als falen te zien. Europeanen zien geweld niet als zelfbevestiging, maar als falen De Europese Unie is een poging om het recht van de sterkste te vervangen door de sterkte van het recht. Om conflicten tussen staten niet met intimidatie en geweld te beslechten, maar met regels, overleg en rechtspraak. De meeste Europeanen zijn dan ook warme voorstanders van multilaterale organisaties als de Verenigde Naties en het Internationaal Strafhof. Zij bezitten een gezonde afkeer van militair geweld zolang niet alle vreedzame middelen zijn uitgeput. De Europese burgers, in West én Oost, zijn hierin eensgezinder dan hun politici, helaas. Door onenigheid tussen regeringen is de EU vaak afwezig op het wereldtoneel. Conflictpreventie GroenLinks legt zich niet neer bij de verdeeldheid en verlamming van de EU, zoals die zich bijvoorbeeld tijdens de Irak-oorlog openbaarde. Een gemeenschappelijke Europese buitenlandse politiek is geen illusie. Op het eigen continent bleek de EU immers wel degelijk in staat om als vredesstichter op te treden. Zo leverde zij in 2001 een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van een bloedige burgeroorlog tussen de Slavische meerderheid en de Albanese minderheid in Macedonië. Met shuttle-diplomatie, forse politieke druk, de 174
belofte van economische hulp en een perspectief op EU-lidmaatschap bracht EU-buitenlandvertegenwoordiger Javier Solana politici uit beide kampen ertoe een vredesakkoord te tekenen. Dat verleende meer rechten aan de Albanese Macedoniërs. Toen de EU in 2003 de leiding kreeg van de vredesmacht die toezag op het vredesakkoord, was het risico op een burgeroorlog in Macedonië al veel kleiner geworden. Waar de EU eerder op dramatische wijze faalde bij het voorkomen van oorlogen op de Balkan, nam zij ditmaal haar verantwoordelijkheid voor conflictpreventie op het eigen continent. Het kan dus wél. Ook de uitbreiding van de Europese Unie met landen in Midden- en Oost-Europa is in de ogen van GroenLinks een belangrijk project van conflictpreventie. Natuurlijk, de toetreding van tien landen ineens brengt grote aanpassingsproblemen met zich mee. Er is veel aandacht voor de tekortkomingen van de nieuwkomers. Maar die mogen het zicht niet benemen op de vredeskansen die Europa benut heeft door tempo te maken met de uitbreiding. Vijftien jaar geleden nog stonden Oost en West tegenover elkaar als onderdeel van twee vijandige militaire blokken. Nu werken zij samen in een gedurfd en veelomvattend integratieproject dat uniek is in de wereld. Een project dat met horten en stoten verloopt, maar dat de grote verdienste heeft dat het oorlog tussen de deelnemende landen ondenkbaar heeft gemaakt. Vredesmissie De tien nieuwe landen hebben goede vooruitzichten op groei. Zij kunnen de EU tot de grootste economie ter wereld maken. Die status schept verantwoordelijkheden. Het Europa van de 25 is te groot om weg te duiken voor de wereldpolitiek. De veiligheid die de EU haar lidstaten biedt is betrekkelijk zolang de wereld geteisterd wordt door conflicten. In de nasleep van 11 september 2001 werd duidelijk dat Europa de inspanningen voor een veiliger wereld beter niet kan overlaten aan de Verenigde Staten. Na de omverwerping van het door Al-Qaida gesponsorde Taliban-regime in Afghanistan, liet de regering-Bush de meeste
GroenLinks
Afghanen aan hun lot over. Als het verwaarloosde land een ‘mislukte staat’ wordt, kunnen terroristen er opnieuw een schuilplaats vinden. De oorlog tegen Irak heeft duizenden nieuwe recruten in de armen van Al-Qaida gedreven. Uit de val van Saddam Hussein trekken andere dictators de les dat zij zich beter moeten wapenen om zich de VS van het lijf te houden. De Amerikaanse doctrine van eigenmachtig preventief ingrijpen dreigt de wereld met meer, niet minder terrorisme en massavernietigingswapens op te zadelen. Terwijl het er juist om ging het horror-scenario van terroristen-met-massavernietigingswapens te voorkomen. Uit deze trieste balans trekt GroenLinks de slotsom dat ‘Venus’ niet mag capituleren voor ‘Mars’. De zwakte van de Europeanen ligt niet aan hun afkeer van oorlog, maar aan de beschamende verdeeldheid van hun leiders. Die schaamte op zich is winst. Tien jaar geleden verwachtte haast niemand dat de EU-landen gezamenlijk zouden optrekken op het wereldtoneel. Nu verlangt een overgrote meerderheid van de Europese burgers een gemeenschappelijke buitenlandse politiek. Niet om de Amerikaanse hypermacht naar de kroon te steken. Wel om een corrigerend tegenwicht te vormen voor de agressieve wijze waarop Washington de Pax Americana wil opleggen aan de wereld. Om kwetsbare mondiale verworvenheden - zoals het Kyoto Protocol tegen klimaatverandering en het Internationaal Strafhof - te beschermen tegen Amerikaanse sabotagepogingen. In z’n eentje kan geen enkel Europees land de Verenigde Staten afremmen. Meer Europese eenheid is urgent. Want of ze nu de rol van keffertje (Frankrijk) of schoothond (Verenigd Koninkrijk) spelen, zelfs de grootste EU-landen zijn in hun eentje niet bij machte de Verenigde Staten af te remmen. Volgens de Europese ontwerp-Grondwet krijgt de EU een minister van Buitenlandse Zaken. GroenLinks wenst dat de lidstaten Solana nu al machtigen om de standpunten van de lidstaten te coördineren, namens de EU te spreken en te handelen, en daarover verantwoor-
ding af te leggen aan het Europees Parlement. Een sterker Europa is ook in Amerika’s belang: zonder de kritische steun van bondgenoten, zonder de legitimiteit van de VN kan Washington de dreigingen van terroristische netwerken en massavernietigingswapens niet wegnemen. Veiligheid vergt partners die willen samenwerken, geen onderworpenen die op wraak zinnen. De presidentskandidaat George Bush zag dat beter dan de latere president, toen hij in 2000 zei: “Als we een arrogante natie zijn, zullen ze aanstoot aan ons nemen. Als we een deemoedige maar sterke natie zijn, zullen ze ons verwelkomen.” Civiele supermacht GroenLinks vindt dat de EU een zelfbewuste supermacht moet worden. Geen militaire, maar een civiele supermacht. De activiteiten die de landen van de EU hebben samengesmeed - onderhandelen, handel drijven, achterblijvers helpen - moeten ook haar externe kracht worden: diplomatie, culturele dialoog, eerlijke handel, ontwikkelingssamenwerking en, waar nodig, economische druk. De hefboom voor dergelijke soft power is de mondiale publieke opinie. De EU moet bondgenootschappen nastreven met de opkomende, wereldomspannende civil society, het netwerk van maatschappelijke organisaties dat ijvert voor versterking van de internationale rechtsorde en verantwoorde globalisering. Als civiele supermacht heeft de EU wel degelijk militaire instrumenten nodig. Die zijn het laatste redmiddel bij oplaaiende conflicten, met name in de eigen ‘achtertuin’. Op dit moment is de EU genoodzaakt Amerikaanse militaire hulp in te roepen, wanneer bijvoorbeeld haar politiemacht in Macedonië plotseling geëvacueerd zou moeten worden. De EU dient de verantwoordelijkheid voor de pacificatie van de Balkan zélf te kunnen dragen. Verhoging van militaire uitgaven is daarvoor niet nodig, betere samenwerking wel. De Europese defensiebegrotingen belopen bij elkaar opgeteld de helft van het Amerikaanse militaire budget. Toch kan Europa slechts tien procent van de Amerikaanse militaire vermogens leve175
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
ren. Die beroerde verhouding tussen prijs en prestatie moet de EU rechttrekken, zonder de Amerikanen te willen evenaren. Een Europees ‘vredesleger’ doet geen afbreuk aan het belang dat Europa heeft bij de internationale rechtsorde. Anders globaliseren Voor een katoenboer in het Afrikaanse land Benin heeft Europa een minder vriendelijk gezicht. Weliswaar ontvangt zijn land jaarlijks ongeveer 50 miljoen euro ontwikkelingshulp van de EU. Maar tegelijk bederft Europa de markt voor katoen, het belangrijkste exportproduct van Benin. De lage katoenprijs is het gevolg van mondiale overproductie. Die ontstaat omdat de VS en de EU hun katoenproducenten zwaar subsidiëren. Zuid-Europese katoenboeren ontvangen meer dan honderd procent van de wereldmarktprijs aan subsidie, in totaal zo’n 700 miljoen euro. De Europese ontwikkelingshulp aan Benin is dus niet meer dan een schaamlap voor falend handelsbeleid. Handel, zo toont de ontstaansgeschiedenis van de EU, kán bijdragen aan vrede en stabiliteit. Maar alleen wanneer het eerlijke handel is. De EU investeert vele miljarden in haar minst ontwikkelde regio’s om hun kansen op de interne markt te vergroten en de welvaart beter te spreiden. Ook heeft Brussel regels opgesteld voor staatssteun, milieu en werknemersrechten teneinde concurrentievervalsing tegen te gaan. Daardoor hebben alle lidstaten profijt bij de Europese handel. Vergeleken met de Europese markt is de wereldmarkt een jungle. Het mondiale handelssysteem is meedogenloos voor de landen en bevolkingsgroepen die niet mee kunnen in de concurrentieslag. De spelregels worden gedicteerd door rijke landen. Zij ontzeggen arme landen de marktbescherming waarmee zij hun eigen economie groot hebben gemaakt. Veel ontwikkelingslanden zijn speelbal van multinationals, waarvan de omzet hun bruto nationaal product ver overtreft, en van financiële markten. Zij kunnen aangetrokken kapitaal even snel weer kwijt zijn wanneer speculan176
ten elders ter wereld een hoger rendement zien gloren. Ontwikkelingshulp draagt bij aan mondiale herverdeling van welvaart, maar het effect wordt tenietgedaan door de terugbetaling van schulden en door westers protectionisme. Voor arbeidsmigratie van Zuid naar Noord, ook een vorm van welvaartsspreiding, is het loket gesloten. Deze ongelijke verdeling van kansen, gevoegd bij de corruptie en mensenrechtenschendingen waarmee veel regeringen hun schaarse ontwikkelingskansen verprutsen, maakt het huidige globaliseringproces tot een bron van conflicten. Te meer daar een ongecontroleerde toename van handel en vervoer de natuurlijke hulpbronnen van de aarde uitput, ten koste van de welvaart van toekomstige generaties. Landen die milieuvoorwaarden stellen aan producten riskeren nota bene een veroordeling door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) wegens verstoring van de handel. Zo mag de VS strafheffingen opleggen aan de EU, omdat die - op aandringen van het Europees Parlement - haar markt gesloten houdt voor vlees van ‘turbokoeien’ die zijn ingespoten met groeihormonen. In 2003 heeft de VS bij de WTO een klacht ingediend tegen de voorwaarden die de EU stelt aan de toelating van genetisch gemanipuleerde organismen. De verplichte etikettering van gen-voedsel, bedoeld om consumenten keuzevrijheid te verschaffen, is Washington een doorn in het oog. De regering-Bush wenst te bepalen wat de Europeanen eten. Inmiddels groeien de twijfels over het ideaal van onbeperkte vrijhandel. Het protest van anders-globalisten en het toenemend zelfbewustzijn van ontwikkelingslanden heeft internationale organisaties als het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbank en de EU in de verdediging gedrukt. De EU en haar lidstaten weren zich tegen kritiek door zich op te werpen als voorvechters van verantwoorde globalisering. Maar de retoriek kan niet verhullen dat handelsbelangen meestal voorrang krijgen. Als kampioen van het Kyoto Protocol tegen klimaatverandering probeert de EU ecologische grenzen te bewaken. Tegelijk vissen
GroenLinks
Europese supertrawlers Afrikaanse kustwateren leeg. Brussel en de lidstaten doneren samen meer dan tweederde van de mondiale ontwikkelingshulp. Tegelijk dumpt de EU haar landbouwoverschotten in ontwikkelingslanden, waardoor inheemse boeren uit de markt gedrukt worden. De EU onderschrijft de VNbelofte om binnen tien jaar het aantal wereldbewoners zonder schoon drinkwater te halveren. Tegelijk zet zij binnen de WTO ontwikkelingslanden onder druk om hun drinkwatervoorziening uit te besteden aan westerse bedrijven; zo dreigt water voor de armen onbetaalbaar te worden. De Europese hypocrisie werd in 2003 afgestraft in Cancún. De EU wilde deze ‘ontwikkelingstop’ haar eigen agenda ter bescherming van investeerders opdringen, maar de ontwikkelingslanden pikten dat nu eens niet. Toen zij de Wereldhandelstop opbliezen, kwam de Europese Commissie te kijk te staan als lobbyist voor de eigen multinationals. Radicale breuk GroenLinks vindt het hoog tijd voor een radicale breuk in het Europese handelsbeleid. De EU dient niet de belangen van grote bedrijven, maar milieubescherming en armoedebestrijding tot speerpunt te maken in alle handelsbesprekingen. Alleen met een coherent beleid kan zij een geloofwaardige civiele supermacht worden, die bijdraagt aan mondiale veiligheid. Als grootste handelsblok ter wereld kan de EU verschil maken, mits zij bondgenoten vindt. Daartoe zal de VS, met zijn agressieve handelspolitiek, niet vaak behoren. Om ontwikkelingslanden aan haar zijde te krijgen, dient de EU milieubescherming en armoedebestrijding nadrukkelijk aan elkaar te koppelen: duurzame ontwikkeling. Dat betekent dat elk milieuverdrag dat de EU bepleit, elke milieumaatregel waaraan zij de invoer wil onderwerpen, dient te worden voorafgegaan door overleg met de betrokken ontwikkelingslanden: wat zijn de gevolgen voor hen, hoe zijn de nadelen te ondervangen? De EU komt er dan niet onderuit om een concreet ondersteuningsaanbod te doen, in de vorm van finan-
ciële hulp of overdracht van technologie en expertise. Zo kunnen de betrokken landen hun export veiligstellen en hun ontwikkelingskansen vergroten. Afspraken over de bescherming van bossen, bijvoorbeeld, met een importverbod voor ‘fout hout’, maken alleen kans wanneer ontwikkelingslanden ondersteund worden bij het opzetten van een duurzaam bosbeheer dat meer oplevert dan kaalslag. Door milieu en ontwikkeling te koppelen kan de EU het verwijt van protectionisme ontlopen en voldongen feiten scheppen voor de WTO. Landen die hun export beperkt zien omdat zij lak hebben aan afspraken over duurzame ontwikkeling, zetten zich te kijk wanneer zij een klacht indienen bij de WTO. Op hun beurt kunnen de WTO-geschillenpanels, die oordelen over handelsconflicten, milieuafspraken met een breed draagvlak niet zomaar overrulen. Tenslotte heeft de WTO, net als de EU, duurzame ontwikkeling in haar statuten opgenomen. Het is zaak deze organisaties aan hun woord te houden. Daar zal vooral het Europees Parlement voor moeten zorgen. Volgens de Europese ontwerpGrondwet kan de EU geen enkel handelsverdrag meer sluiten zonder goedkeuring van het parlement. De europarlementariërs dienen hun machtspositie te gebruiken om een eind te maken aan de geheimhoudingsdrift die Europese en internationale handelsbesprekingen beheerst. Openbaarheid is het krachtigste tegengif tegen lobby’s die duurzame ontwikkeling willen opofferen aan teugelloze marktwerking.
PROGRAMMAPUNTEN A. Buitenlands en veiligheidsbeleid 1. In al haar buitenlandse betrekkingen richt de EU zich op versterking van de mondiale rechtsorde, waarborging van mensenrechten, duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en vermindering van spanningen tussen staten, volkeren en bevolkingsgroepen. 2. Conflictpreventie is core business van de EU. Zij gaat uit van een regionale benade177
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
ring, waarbij wordt samengewerkt met internationale organisaties, nationale staten, non-gouvernementele organisaties en lokale vredesinitiatieven. 3. De EU richt een Civil Peace Corps op, professionals gespecialiseerd in niet-militaire vormen van conflictbeheersing, en stelt dit ter beschikking van de VN en de OVSE. De EU verleent steun aan burgervredesteams. 4. Militaire interventie dient gelegitimeerd te zijn door een VN-mandaat en te voldoen aan de criteria van proportionaliteit en effectiviteit. In uitzonderlijke situaties, als sprake is van (dreigende) genocide of zeer ernstige schendingen van mensenrechten, kan de EU deelnemen aan een vredesoperatie die niet steunt op een resolutie van de Veiligheidsraad, maar wel in lijn is met het VN-Handvest en relevante verdragen. In dat geval toetst het Internationaal Gerechtshof achteraf of de vredesoperatie daadwerkelijk proportioneel, effectief en in lijn met het VN-Handvest was, en of de schending van universele mensenrechten de inbreuk op de nationale soevereiniteit rechtvaardigt. 5. De EU definieert de taken en het operatiegebied van haar snelle-reactiemacht. Een speciale verantwoordelijkheid geldt het voorkomen en beëindigen van gewapende conflicten aan de instabiele randen van Europa, in samenwerking met de VN en de OVSE. Dit laat onverlet dat deze snelleinterventiemacht een actieve rol kan spelen in conflicthaarden buiten Europa. Bij vredesoperaties buiten het eigen continent heeft optreden in breder verband, bijvoorbeeld met landen in de regio, de voorkeur. 6. Verregaande samenwerking en taakspecialisatie verbeteren de prijs-prestatieverhouding van de krijgsmachten van de EU-landen. 7. Voor uitzending van EU-troepen is instemming vooraf nodig van zowel het EP als van de nationale parlementen voor zover het de eigen troepen betreft. 8. De EU-gedragscode over wapenexport 178
wordt aangescherpt en bindend gemaakt. Voor industriële samenwerking met bedrijven buiten de EU en voor wapendoorvoer gaan dezelfde restricties gelden als voor wapenexport. 9. De Europese wapenindustrie wordt onderworpen aan de regels voor staatssteun, zodat gesubsidieerde overproductie stopt. 10. De EU zet zich in voor versterking van de internationale verdragen, met de bijbehorende inspectieregimes, tegen de verspreiding van massavernietigingswapens en zet zich in voor het vernietigen van bestaande massavernietigingswapens. Zij bevordert regionale veiligheidsarrangementen die de behoefte aan afschrikking verminderen. Zij onderstreept het primaat van de VN bij het treffen van sancties. 11. Het Non-ProliferatieVerdrag verplicht Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en andere kernwapenstaten tot het afbouwen van hun nucleaire arsenalen. De EU zet deze landen ertoe aan zich aan hun verplichting te houden. Alle Amerikaanse kernwapens worden van Europees grondgebied verwijderd. 12. Voorkomen en bestrijden van terrorisme is een zaak van lange adem. Het opsporen van terroristische netwerken is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van (inter)nationale politie- en inlichtingendiensten, waaronder Europol. Om terroristennetwerken hun recruten, sympathisanten geldbronnen, wapens en schuilplaatsen te ontnemen is het nodig om armoede, onderontwikkeling, rechteloosheid, culturele en religieuze tegenstellingen te verminderen en de politieke wederopbouw van ‘mislukte staten’ ter hand te nemen, onder gezag van de VN. De EU gaat daarvoor grotere inspanningen leveren. 13. Een vreedzame en rechtvaardige oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict krijgt een zeer hoge prioriteit in het Europees buitenlands beleid. De EU zet zich actief in voor de totstandkoming van een levensvatbare democratische Palestijnse staat, onder meer door het ondersteunen van het vredes-
GroenLinks
plan van Genève. De EU dringt er bij Israël op aan te stoppen met de bouw van de afscheidingsmuur en nederzettingen op Palestijns gebied en zich terug te trekken uit de sinds 1967 bezette gebieden. Als Israël blijft weigeren aan die oproep gehoor te geven, gaat de EU over tot het opschorten van het associatieverdrag met Israël wegens schending van de mensenrechtenclausule. 14. De functies van Eurocommissaris voor Buitenlandse Betrekkingen en Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid worden al vanaf het aantreden van de nieuwe Commissie in 2004 in één persoon verenigd. Deze (toekomstige) EU-minister van Buitenlandse Zaken krijgt van de lidstaten armslag om aan een beter gecoördineerd buitenlands en veiligheidsbeleid te werken, opdat de EU met één stem spreekt. Lidstaten dienen, voorafgaand aan buitenlandpolitieke stellingnamen en acties, consultaties te plegen in EU-verband. De minister van Buitenlandse Zaken legt verantwoording af aan het EP en treedt af wanneer het EP het vertrouwen opzegt. 15. De EU stelt Euro-ambassades in waarin de diplomatieke vertegenwoordigingen van EU-lidstaten in derde landen kunnen worden samengevoegd. 16. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dragen hun permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad over aan de EU. In afwachting daarvan vertolkt de EU-minister van Buitenlandse Zaken de EU-standpunten in de Veiligheidsraad. 17. De EU zet zich in voor democratisering van de VN-Veiligheidsraad en voor afschaffing van het vetorecht. 18. Europa gaat een hearts and minds-campagne voeren, met name in de VS. Onder meer door optredens in de media brengt zij de voordelen van multilateralisme, vreedzame conflictoplossing en duurzame ontwikkeling voor het voetlicht. 19. De EU bevordert concrete maatregelen om vrouwen in conflictsituaties te beschermen,
onder andere door middel van aandacht voor gender-aspecten bij traumabehandeling en speciale voorzieningen voor slachtoffers van seksueel geweld, en om deelname van vrouwen aan vredesmissies te bevorderen. B. Handel en ontwikkeling 1. De duurzame bestrijding van armoede vergt een zelfstandig Europees ontwikkelingsbeleid, dat niet ondergeschikt is aan buitenlands, veiligheids- of handelsbeleid. Een coherentietoets verzekert dat de EU-inzet voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding niet doorkruist wordt door ander Europees beleid. Er komt een Europees klachtenbureau waar ontwikkelingslanden en NGO’s schendingen van het coherentiebeginsel kunnen melden. 2. De EU neemt het voortouw bij het stellen van ecologische en sociale voorwaarden aan de wereldhandel. Daartoe neemt zij het initiatief om de WTO ondergeschikt te maken aan de VN en haar verdragen. Zij dwingt bij de WTO verruimde mogelijkheden af voor handelsbeperkingen ter bescherming van milieu, natuur, volksgezondheid en dierenwelzijn, maar ook met het oog op schendingen van mensenrechten of internationaal erkende arbeidsnormen. 3. Voorafgaand aan handelsbeperkingen pleegt de EU overleg met de getroffen landen en met NGO’s. In het geval van ontwikkelingslanden biedt zij een concreet pakket van maatregelen aan dat deze landen in staat stelt aan de Europese eisen te voldoen en hun ontwikkeling te bevorderen. 4. Voorafgaand aan wereldhandelsrondes probeert de EU tot een alliantie met ontwikkelingslanden te komen. 5. De EU schaft alle resterende importheffingen op producten uit ontwikkelingslanden eenzijdig af. Zij staat ontwikkelingslanden wel marktbescherming toe. 6. Fair trade-producten worden vrijgesteld van BTW. 7. Het EP verwerpt handelsverdragen indien over de onderhandelingsinzet geen open179
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
baar debat is gevoerd met maatschappelijke organisaties en het EP. 8. De EU maakt zich sterk voor democratisering van de WTO: 1. transparante onderhandelingen en een gegarandeerde vertegenwoordiging van ontwikkelingslanden binnen alle onderhandelingsgremia; 2. een betere informatiepositie voor ontwikkelingslanden en NGO’s; 3. het recht voor NGO’s om te interveniëren bij geschillenpanels; 4. opname van een milieujurist of een jurist uit een ontwikkelingsland in het panel wanneer het geschil over een milieukwestie of een ontwikkelingsland gaat. 9. De EU bepleit de oprichting van een sterke VN-organisatie voor Duurzame Ontwikkeling, waarin de bestaande VN-organisaties, -programma’s en verdragssecretariaten op het gebied van milieu en ontwikkeling opgaan. De EU zelf krijgt een Eurocommissaris voor Duurzame Ontwikkeling. 10. De OESO-gedragscode c.q. de toekomstige VN-normen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen worden verplicht gesteld voor multinationale ondernemingen. Naleving ervan wordt een voorwaarde voor toekenning van export- en andere overheidsfaciliteiten. Ook moeten multinationals die buiten de EU opereren jaarlijks rapporteren in hoeverre zij zich houden aan Europese milieu- en arbeidsnormen; de Europese ondernemingsraad krijgt daarbij instemmingsrecht. Er komt een vorm van certificering, opdat consumenten kunnen herkennen wanneer een product op maatschappelijk verantwoorde wijze tot stand is gekomen. 11. De EU heft het bankgeheim op voor alle internationale transacties. De EU pleit voor invoering van mondiale belastingen op internationale financiële transacties, zoals de Tobin tax ; de opbrengst gaat naar de VN. 12. De EU zet zich in voor democratisering van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Binnen deze instellingen komt de EU op voor het recht van landen 180
om zelf te bepalen in hoeverre zij zich openstellen voor kapitaalverkeer en handel, en hoe zij armoede bestrijden. 13. De EU ondersteunt de acht millenniumbeloften van de VN, onder meer door: 1. haar lidstaten te houden aan de afspraak om hun ontwikkelingshulp op minimaal 0,7 procent van het BNP te brengen; 2. zich in te zetten voor ruimere schuldkwijtschelding; 3. de feminisering van de armoede tegen te gaan; 4. meer te investeren in de strijd tegen HIV/Aids, tuberculose en malaria. De productie en verstrekking van goedkope medicijnen tegen deze ziekten in ontwikkelingslanden mag niet worden belemmerd door octrooien. De EU investeert meer in onderzoek en ontwikkeling van medicijnen tegen tropische ziekten. 14. Het Europees Ontwikkelingsfonds wordt onderdeel van de EU-begroting, zodat het EP zeggenschap krijgt over de bestedingen. De financiering van ontwikkelingsactiviteiten uit het fonds dient beter aan te sluiten bij de armoedebestrijdingsplannen van de ontwikkelingslanden zelf. In aanvulling op de verlening van microkredieten bevordert en financiert de EU het verstrekken van mesokredieten aan startende ondernemingen in ontwikkelingslanden die voldoen aan de voorwaarden van goed ondernemerschap. 15. De EU mag internationale onderhandelingen over handel in diensten (GATS) niet aangrijpen om lidstaten of ontwikkelingslanden te verplichten tot liberalisering en privatisering van publieke diensten. C. EU-uitbreiding 1. De EU spant zich in om de onderhandelingen met Roemenië en Bulgarije voortvarend af te ronden, met het oog op toetreding in 2007. 2. De EU is geen exclusief-christelijk project. De EU opent toetredingsonderhandelingen met Turkije, wanneer dit land voldoende
GroenLinks
voortgang heeft geboekt inzake democratisering, het terugdringen van de politieke rol van het leger, bescherming van mensenrechten en beëindiging van het TurksKoerdische conflict. 3. De EU doet haar toetredingsbelofte aan Kroatië, Servië-Montenegro, Bosnië, Macedonië en Albanië gestand. Met de landen die voldoen aan de politieke voorwaarden voor het EU-lidmaatschap worden in 2009 toetredingsonderhandelingen gestart. Verdragen met de VS over het niet uitleveren van Amerikaanse staatsburgers aan het Internationaal Strafhof zijn onverenigbaar met het EU-lidmaatschap. 4. Verdere uitbreiding van de EU is afhankelijk van de mate waarin de EU haar interne functioneren weet aan te passen aan het groeiend ledental. 5. Indien de weg naar volledige integratie in de EU te lang is, is een gedeeltelijk lidmaatschap bespreekbaar. Dit deellidmaatschap omvat stemrecht in de Raad van Ministers op de terreinen waarop men meedoet met de EU, alsmede de verplichting om de belangrijkste sociale en milieuwetgeving van de EU in te voeren, het VN-Vluchtelingenverdrag na te leven en het buitenlands beleid niet te dwarsbomen. 6. Over het starten van toetredingsonderhandelingen met kandidaat-lidstaten wordt een EU-wijd referendum gehouden. 7. In toetredingsverdragen worden vrijwaringsclausules opgenomen, die de EU machtigen om nieuwe lidstaten uit te sluiten van deelgebieden van de interne markt of van de justitiesamenwerking, wanneer zij bij toetreding nog niet aan de EU-standaarden voldoen. 8. De EU streeft intensievere uitwisseling en samenwerking na - op het gebied van cultuur, onderwijs, handel, migratie, milieu en diplomatie - met de landen van NoordAfrika en de nieuwe buren aan haar oostgrens, voor zover de politieke situatie in deze landen dat toelaat. 9. De grenscontrole aan de nieuwe grenzen van de EU mag geen onredelijke obstakels
opwerpen voor culturele uitwisseling, handelsverkeer of familie- en vriendenbezoek. 10. Voor visumverlening vestigt de EU een fijnmazig netwerk van Euroconsulaten in haar buurlanden. Samen met deze landen stelt de EU actieplannen op, waarin de voorwaarden worden bepaald waaronder, op termijn, de visumplicht kan komen te vervallen.
HOOFDSTUK 2. DUURZAAM EUROPA Babyvoedsel in potjes moet tegenwoordig vrij zijn van bestrijdingsmiddelen. Consumenten hoeven binnenkort geen ‘verwijderingsbijdrage’ meer te betalen voor koelkasten, computers en andere apparaten. De fabrikant gaat de kosten dragen van de verwerking van afgedankte apparaten. Om kosten te besparen, zullen fabrikanten hun producten zoveel mogelijk recyclebaar maken. Zware olie mag sinds 2003 niet meer vervoerd worden met enkelwandige tankers; vanaf 2010 zijn alleen tankers met dubbele scheepswand nog welkom in Europese havens. Dat verkleint het risico van olierampen, die zee en strand vervuilen en de natuur verwoesten. Cosmetica mag vanaf 2009 geen kankerverwekkende stoffen meer bevatten, en uiterlijk in 2013 niet meer getest worden op dieren. Europese milieuwetten, zo blijkt uit deze voorbeelden, raken het dagelijks leven van iedereen. Ze komen vaak tergend langzaam tot stand, maar gelden dan wel voor 455 miljoen Europeanen. Tel uit je winst. GroenLinks heeft de afgelopen jaren, samen met de andere Groenen in het Europees Parlement en de groene ministers in de Europese Milieuraad, een forse impuls gegeven aan het Europese milieubeleid. Tachtig procent van de Nederlandse milieuregels komt tegenwoordig uit Brussel. Deze Europese bemoeienis is logisch, want het milieu kent geen grenzen. Zeker niet nu allerlei koopwaar vrijelijk circuleert op de Europese markt. De meest hardnekkige milieuproblemen, zoals klimaatverandering en teloorgang van biodiversiteit, zijn alleen op te lossen met bindende, grensoverschrijdende regel181
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
geving. Maar de Europese Unie is nog lang niet duurzaam. Het bewaren van natuurlijke hulpbronnen voor toekomstige generaties stelt haar voor grote uitdagingen. Slaagt de EU erin om een halt toe te roepen aan het uitsterven van planten- en diersoorten? Dat kan alleen als zij natuurgebieden beschermt en, over grenzen heen, met elkaar verbindt. Komt er een einde aan het dierenleed in de bio-industrie? Het Europese voorschrift om kippen meer kooiruimte te geven is nog slechts een bescheiden opmaat. Maakt de EU haar voortrekkersrol bij het tegengaan van klimaatverandering waar? Daarvoor moet zij haar uitstoot van het broeikasgas kooldioxide daadwerkelijk verminderen. De komende jaren zijn beslissend. Nederland geen koploper meer Een ambitieus Europees duurzaamheidsbeleid is des te belangrijker nu milieu, natuur en dierenwelzijn in Den Haag uit de gratie zijn. Tot in de jaren negentig liep Nederland voorop bij duurzame ontwikkeling. De samenhangende, grensoverschrijdende visie van het eerste Nationale Milieubeleidsplan vormde een Europese primeur. Het afstaan van milieubevoegdheden aan de Europese Unie kon dan ook alleen maar slecht uitpakken voor het Nederlandse milieubeleid, zo dachten velen. Maar het liep anders. In 2003 waarschuwde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu dat Nederland met zijn milieubeleid is teruggezakt naar de Europese middenmoot. Erger nog: uit Europees onderzoek blijkt dat van alle EU-burgers de Nederlanders het minst geïnteresseerd zijn in milieubehoud. Waar maakt men zich de meeste zorgen over milieuproblemen? Uitgerekend in Griekenland, tot voor kort het armste land van de EU. Deze uitkomst laat zien dat de toetreding van de nog armere Midden- en Oost-Europese landen niet nadelig hoeft te zijn voor de Brusselse milieuwetgeving. In de nieuwe lidstaten heeft het milieubeleid juist een impuls gekregen door de toetredingseisen van de EU, zo constateren milieu-organisaties. Weliswaar schieten deze landen nog tekort bij het uit182
voeren van milieuwetten, maar daarin zijn ze allerminst uniek. Neem het voormalige gidsland Nederland. Dit werd in 2003 door het Europees Hof van Justitie veroordeeld wegens zijn lakse mestbeleid. Prognoses duiden erop dat het kabinet-Balkenende de in EU-verband afgesproken vermindering van de uitstoot van broeikasgassen niet gaat halen. Klimaatverandering aanpakken Het wetenschappelijk forum van de Verenigde Naties is ervan overtuigd dat de mens bijdraagt aan de opwarming van de aarde, met name door het gebruik van fossiele brandstoffen. Deze klimaatverandering schept ernstige problemen voor mens, dier en ecosysteem: van de stijging van de zeespiegel tot het verdwijnen van soorten. Nederland moet rekening houden met extremer weer: zowel overvloedige regenval als langdurige droogte. Elders op de wereld dreigt de verslechtering van de natuurlijke omgeving armoede te vergroten, conflicten aan te wakkeren en nieuwe vluchtelingenstromen in gang te zetten. Er is alle reden om klimaatverandering tegen te gaan. In 1997 werd een internationaal akkoord gesloten, het Kyoto Protocol, dat de eerste stappen bevat om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Het zijn de industrielanden die deze stappen moeten zetten. Zij hebben immers de hoogste uitstoot. De ontwikkelingslanden kregen in Kyoto gedaan dat zij nog geen verplichtingen op zich hoeven te nemen. De EU steunde hen daarin, want zij wilde milieubeleid verbinden met ontwikkelingsbeleid. In die verbinding ligt de kracht van het begrip duurzame ontwikkeling: behoud van natuurlijke hulpbronnen is alleen mogelijk als die hulpbronnen eerlijker verdeeld worden over de bewoners van de aarde. Rijke landen moeten hun milieubeslag terugdringen, opdat ontwikkelingslanden ruimte houden om hun bevolking van basisbehoeften als voedsel, water, energie en onderwijs te voorzien. Het vervolg op Kyoto stemt niet vrolijk. De Verenigde Staten stoten per hoofd van de bevolking de meeste broeikasgassen uit, maar juist dit land weigert het Kyoto Protocol te
GroenLinks
ratificeren. Washington vindt Kyoto oneerlijk, omdat het nog geen verplichtingen bevat voor ontwikkelingslanden. Ook Australië is afgehaakt. Om Canada, Rusland en Japan binnenboord te houden zijn flinke concessies nodig geweest. Rusland bedrijft nog steeds koehandel met de ratificatie van Kyoto. De EU tenslotte heeft grote moeite om aan haar eigen reductieverplichting - in 2010 acht procent minder uitstoot dan in 1990 - te voldoen. Toch is het aan de onverzettelijkheid van de EU te danken dat er überhaupt nog sprake is van mondiaal klimaatbeleid. Eensgezind hebben de Europese regeringen de Amerikaanse pogingen om Kyoto te saboteren weerstaan. Daarmee is voorkomen dat de wereldgemeenschap de kop in het zand steekt voor de gevaren van klimaatverandering. Kyoto stelt de EU in de komende jaren voor een driedubbele uitdaging. In de eerste plaats dient zij de VS te overtuigen van de noodzaak van klimaatbeleid. Het probleem zit niet bij de Amerikaanse bevolking - 88 procent is vóór Kyoto - maar bij de regering-Bush die aan de leiband loopt van het behoudzuchtige deel van het bedrijfsleven. In de tweede plaats moet de EU ontwikkelingslanden zover krijgen dat ook zij, na 2010, een limiet aan de uitstoot van broeikasgassen aanvaarden. Dat lukt alleen als de aanpak van klimaatverandering op intelligente wijze wordt gekoppeld aan de oplossing van andere problemen in ontwikkelingslanden. De opwarming van de aarde is, begrijpelijkerwijs, niet hun grootste zorg. Schoon water, voldoende voedsel en schone lucht houden hen meer bezig. Het is aan de EU om met ontwikkelingslanden in overleg te treden over een integrale aanpak die ook het klimaat ten goede komt. China bijvoorbeeld maakt al auto’s met katalysator, maar het terugdringen van de luchtvervuiling in Chinese steden vergt ook een schonere energievoorziening. Door met Europese steun over te schakelen van kolen op wind- en zonne-energie helpt China niet alleen haar bevolking aan frisse lucht, maar maakt het land ook een begin met klimaatbeleid. Met een efficiënter gebruik van water bij de rijstteelt kunnen eveneens twee vliegen
in één klap worden geslagen: minder waterverspilling en tegelijk minder uitstoot van methaan, het belangrijkste broeikasgas na kooldioxide. De EU zal de VS en ontwikkelingslanden alleen mee kunnen krijgen in de aanpak van klimaatverandering, wanneer zijzelf haar beloften waarmaakt. Dat is de derde en grootste uitdaging: de eigen reductieverplichting voor 2012 naleven, en ambitieuze doelen vaststellen voor de jaren daarna. Milieu boven markt De Europese Unie kan Kyoto slechts naleven wanneer zij kiest voor een veel groener beleid op terreinen als verkeer, landbouw en energie. Alleen al de toename van het autoverkeer dreigt alle inspanningen voor uitstootvermindering teniet te doen. De rood-groene regering in Duitsland voert daarom een kilometerheffing voor vrachtwagens in. Het stadsbestuur van Londen, ook rood-groen, wist met een tolheffing voor auto’s zowel verkeersopstoppingen als vervuiling fors te verminderen; met de opbrengsten verbetert zij het openbaar vervoer. Deze voorbeelden verdienen Europese navolging. Daarbij is het van belang dat de Brusselse obsessie met een markt zonder obstakels niet verstikkend werkt op nationaal milieubeleid. Voor de voortgang van het Europees milieubeleid zijn voortrekkers nodig. GroenLinks wil dat Nederland daar opnieuw toe gaat behoren. De EU moet maximale ruimte scheppen voor lidstaten die als aanjager van een duurzaam beleid willen fungeren. Europese milieuwetten dienen dus een eenduidig minimumkarakter te krijgen, dat verdergaande nationale wetgeving toestaat - ook wanneer die een belemmering vormt voor het vrije verkeer van goederen op de Europese markt. De EU moet tevens ruimte bieden aan maatschappelijk initiatief: overeenkomsten tussen bijvoorbeeld milieubeweging en industrie kunnen milieudoelen helpen verwezenlijken. Brussel dient dan wel wetgeving achter de hand te houden, als stok achter de deur. Voor een duurzame, energiezuinige toekomst 183
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
hoeven we vrijheid en genot niet af te zweren. GroenLinks streeft naar een ontspannen samenleving waarin mensen eigen keuzes maken, bijvoorbeeld tussen goed openbaar vervoer en het gebruik van milieuvriendelijke waterstofauto’s. Een samenleving die niet van dictaturen in het Midden-Oosten afhankelijk is voor haar olietoevoer, en die niet blootstaat aan de gevaren van kerncentrales. Een samenleving die haar boeren koestert, omdat zij niet alleen voor smakelijk voedsel en een aantrekkelijk platteland zorgen, maar ook voor schone energie uit olifantsgras en andere energiegewassen. Windmolenparken op zee kunnen nu al concurreren met fossiele energiebronnen, zonne-energie is binnen enkele jaren rendabel. Een duurzaam Europa is mogelijk, als we de kansen grijpen. Landbouw op de schop De band tussen boeren en andere burgers is ernstig aangetast door de uitwassen van een Europees landbouwbeleid dat gericht is op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Vervuiling van grondwater, afname van soortenrijkdom, dierenleed in de bio-industrie, dumping van overschotten in ontwikkelingslanden, het ene na het andere voedselschandaal - veel Europeanen vragen zich af waarom zij als belastingbetalers dit soort landbouwpraktijken moeten subsidiëren. Met maar liefst 42 miljard euro per jaar. Niettemin spannen veel boeren zich wel degelijk in om voedsel te produceren met respect voor dieren, milieu, natuur en landschap. GroenLinks wil opkomen voor deze vernieuwers. Zij verdienen Europese steun. Het Europese landbouwbeleid dient radicaal hervormd te worden om meer boeren in staat te stellen de vernieuwingsslag maken. Om zich, in de woorden van de Duitse groene landbouwminister Renate Künast, op Klasse statt Masse te richten. Het huidige landbouwbeleid subsidieert de afzetprijzen en inkomens van boeren, ongeacht de manier waarop zij hun producten telen. In plaats daarvan dient de EU boeren te belonen voor de maatschappelijke diensten die zij leveren: dierenwelzijn, 184
natuurbehoud, zorg voor het landschap en berging van wateroverschotten. Dus geen subsidie meer voor een vleeskalf of een hectare graan, wel voor de bereidheid om weiden en akkers te delen met grutto’s, wilde hamsters en wandelaars. De vitaliteit van het platteland en de boereninkomens zijn ermee gediend wanneer boeren tevens ondersteuning krijgen bij het verbreden van hun activiteiten: van het opzetten van boerderijcrèches tot het in de markt zetten van streekproducten. Plattelandsontwikkeling, zo luidt de Brusselse verzamelterm voor deze activiteiten. Daaraan wordt nu tien procent van het Europese landbouwbudget besteed. Dat zet geen zoden aan de dijk. Ook wanneer de in 2003 afgesproken hervormingen hun beslag krijgen, zal nog steeds meer dan vijfentachtig procent van de landbouwgelden naar traditionele prijs- en inkomenssteun gaan. GroenLinks wil af van deze subsidies. De steun voor plattelandsontwikkeling moet daarentegen fors omhoog. Over het soort diensten waarvoor boeren beloond worden moeten nationale en regionale overheden meer zeggenschap krijgen. Omdat zij meebetalen, en omdat alleen zij kunnen zorgen voor regels op maat. Plattelandsontwikkeling kan ook voor de boeren in de nieuwe lidstaten, waar de agrarische werkgelegenheid onder druk staat, kansen scheppen. Een land als Polen heeft veel landbouwgrond en een rijke natuur. Het land kan koploper worden in zowel biologische landbouw als agrarisch landschaps- en natuurbeheer. Het oude landbouwbeleid kan echter niet helemaal overboord. Regels voor productiebeheersing, zoals melkquota, zijn nodig om overproductie te voorkomen en de inkomens van boeren te beschermen. Anders concurreren de Europese boeren elkaar kapot, en verdwijnen grazende koeien en wuivende graanvelden uit het Nederlandse landschap. Quota dienen wel te zijn afgestemd op de afzetmogelijkheden. Met het opkopen van overschotten en het dumpen ervan in ontwikkelingslanden moet de EU ophouden. De beste waarborg voor serieuze productiebeheersing is
GroenLinks
het afschaffen van garantieprijzen. Overproductie door te ruim bemeten quota wordt dan gecorrigeerd door het prijsmechanisme, en niet afgewenteld op de EU-begroting en de Derde Wereld. In een duurzaam landbouwmodel produceert Europa voedsel voor zichzelf, en ziet zij af van de ambitie om de wereldmarkt te veroveren. Gesleep met landbouwproducten van het ene naar het andere continent dient het milieu meestal niet. De EU kan een partnerschap met ontwikkelingslanden echter wel vergeten als zij hun de kans ontzegt om landbouwproducten te exporteren. Omdat duurzaamheid niet alleen om milieu, maar ook om ontwikkeling draait, moet de EU importheffingen voor ontwikkelingslanden afschaffen. Importheffingen blijven wél nodig om de Europese boeren te beschermen tegen de massale import van bulkproducten uit de Verenigde Staten en andere agrarische grootmachten. Als de EU erin slaagt een duurzame, multifunctionele landbouw te ontwikkelen, die duidelijk afwijkt van de industriële landbouw in de VS, is deze vorm van marktbescherming zeer goed te verdedigen. De EU moet binnen de Wereldhandelsorganisatie krachtig opkomen voor het standpunt dat landbouw méér is dan het zo goedkoop mogelijk produceren van voedsel. Dierenwelzijn waarborgen Een duurzame landbouw vergt betere wetgeving om het welzijn van dieren te waarborgen. De gangbare dierhouderij kent tal van misstanden. Het onverdoofd castreren van biggen en het langzaam doden van gekweekte paling in zoutbaden gaan door voor normale praktijken. Vleesvarkens en slachtkippen zakken door hun poten wanneer zij een paar weken ouder worden dan voorzien. Dikbilkoeien kunnen hun kalveren alleen via een keizersnede ter wereld brengen. Landbouwdieren zijn gereduceerd tot productie-eenheden. Maar wie zich het recht toeeigent om dieren te gebruiken, heeft de plicht om in hun natuurlijke behoeften te voorzien en hen van leed te vrijwaren.
GroenLinks wil een einde maken aan de bioindustrie. Varkens moeten weer kunnen wroeten, kippen scharrelen, koeien grazen. Uitloop in de buitenlucht verhoogt hun weerstand tegen dierziekten. Wanneer niettemin het gevaar bestaat van besmetting met dodelijke virussen, moet vaccinatie mogelijk zijn. Exportbelangen mogen niet leiden tot de massale vernietiging van gezonde dieren, zoals tijdens de uitbraken van varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelpest is gebeurd. Voor het Europees Parlement, dat door de Europese ontwerpGrondwet gepromoveerd wordt tot medewetgever op landbouwgebied, ligt hier een beestachtig grote klus. Burgers kunnen de Europese politici een zetje in de goede richting geven, want de Grondwet introduceert ook het burgerinitiatief: één miljoen handtekeningen volstaan om een wetsvoorstel op de Europese agenda te plaatsen. Eerdere handtekeningenacties hebben aangetoond dat dierenbeschermers, wanneer zij over de grens heen samenwerken, in staat zijn om meer dan twee miljoen handtekeningen te verzamelen. Op die manier is het Europese verbod op dierproeven voor cosmetica tot stand gekomen. Smaakvervlakking bestrijden Veilig voedsel is bij uitstek een Europese verantwoordelijkheid. Er hoeft maar op één plek afgewerkte motorolie door het kippenvoer te worden gemengd, of in heel Europa moeten de ‘dioxinekippen’ uit de schappen worden gehaald. De talrijke voedselschandalen van de laatste jaren hebben Brussel wakker geschud. Meer dan tachtig wetten en een Europese Voedselveiligheidsautoriteit moeten de veiligheid van ons voedsel verzekeren in alle stadia die het doorloopt, van de grond tot in de mond. Helaas zijn de Europese voedselregels toegesneden op industriële productie, op de risico’s die het fabrieksvoedsel loopt op zijn lange weg van boer naar consument. De eisen die een zuivelgigant met gemak kan naleven, kunnen een zelfkazende boer de das omdoen. Kunnen we binnenkort niet meer op jacht naar span185
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
nende, rauwmelkse boerenkaasjes in het Waterland of de Pyreneeën? Het succes van de slow food-beweging die streekproducten propageert, weerspiegelt het onbehagen over de eenzijdige aandacht voor voedselveiligheid. Die bedreigt de voedseldiversiteit. Voedsel is meer dan brandstof voor het menselijk lichaam. Het nuttigen van voedsel is ook een zintuiglijke beleving, een sociale gebeurtenis en een ethische keuze. Dat pleit voor een rijk geschakeerd aanbod. De dominantie van het agroindustriële complex, dat haar producten afstemt op de modale papillen, leidt tot smaakvervlakking. Om de voedseldiversiteit te bevorderen dient de EU een apart regime van niet-industriële voedselveiligheidsstandaarden in het leven te roepen, waar de ambachtelijke producenten van streekgebonden producten mee uit de voeten kunnen.
PROGRAMMAPUNTEN D. Duurzame ontwikkeling 1. De EU verwezenlijkt duurzaamheid binnen één generatie. Zij legt de hiervoor benodigde maatregelen vast in een Groene Agenda 2025. 2. De Eurocommissaris voor Duurzame Ontwikkeling onderwerpt alle beleidsvoorstellen aan een duurzaamheidstoets. Milieu-organisaties en ontwikkelingslanden worden bij alle relevante beleidsontwikkelingen betrokken. 3. Als algemene strategie om de milieudruk van onze samenleving te verminderen, stelt de EU een dematerialiseringsbeleid vast, gericht op een reductie van het gebruik van primaire grondstoffen met 75 procent in de komende twintig jaar (Factor 4). 4. De bevoegdheden en materiële middelen van de Commissie om handhaving van EUwetgeving te bevorderen en af te dwingen worden drastisch uitgebreid. 5. Omwille van het draagvlak voor het Europees milieubeleid bevordert de EU overeenkomsten tussen actoren in de civiele samenleving, zoals milieu-organisaties en producentenverbanden. Als dergelijke overeenkomsten niet leiden tot verwezenlijking van 186
de door de politiek vastgestelde milieudoelen, wordt een aanpak bij wet voorgeschreven. 6. Lidstaten van de EU mogen striktere voorschriften en hogere heffingen invoeren indien het aannemelijk is dat deze een gunstig milieu-effect hebben. 7. De EU past het principe ‘de vervuiler betaalt’ en het preventieprincipe toe. Daartoe breidt zij de milieu-aansprakelijkheid en verzekeringsplicht van bedrijven uit. 8. De EU draagt bij aan de vergroening van het belastingstelsel. De Europese minimumheffingen op energie worden verhoogd. Tevens komen er heffingen op eindige grondstoffen. 9. De EU past het voorzorgsprincipe toe: het belang van milieu of volksgezondheid geeft de doorslag, wanneer er geen wetenschappelijke consensus bestaat over de schadelijkheid van producten, zoals chemische stoffen. 10. Een Europese wet op consumenteninformatie schrijft voor dat producten, voedsel inbegrepen, worden voorzien van informatie over samenstelling, productiewijze, duurzaamheid en energieverbruik. De EU stimuleert proefprojecten waarbij de ‘ecologische voetafdruk’ van producten op het etiket wordt vermeld. 11. Er komt een eenduidig milieukeurmerk voor producten. De schoonste producten komen in het laagste BTW-tarief. 12. De EU-instellingen gaan voorop lopen in bedrijfsinterne milieuzorg. Zij kopen onder meer groene stroom en producten met milieukeurmerk in en compenseren de milieukosten van vliegreizen. 13. De EU dringt vervuilende uitstoot van de industrie verder terug met wetgeving gericht op integraal ketenbeheer en het sluiten van kringlopen. In alle fasen van de keten moeten milieugegevens openbaar zijn, onder meer door jaarlijkse milieuverslagen. 14. Het EU-programma om de chemische stoffen die op de markt zijn te analyseren of testen op gezondheids- en milieu-effecten
GroenLinks
gaat zich uitstrekken tot alle honderdduizend chemicaliën. Daarbij wordt het gebruik van dierproeven drastisch beperkt door chemicaliën eerst aan een nut- en noodzaaktoets en aan een quickscan te onderwerpen. De meest gevaarlijke stoffen en consumentenproducten, waaronder hormoonontregelende, worden verboden. 15. De EU breidt de producentenverantwoordelijkheid voor het verwerken van afgedankte producten uit naar onder meer schepen. 16. De wetgeving tegen het dumpen van afval buiten de EU wordt vereenvoudigd, aangescherpt en uitgebreid tot sloopschepen. E. Energie en klimaat 1. De EU leeft het Kyoto Protocol na, ongeacht de opstelling van andere landen. Er komt een sanctiesysteem voor lidstaten die niet voldoen aan hun Kyoto-verplichtingen. 2. De EU onderstreept, zowel naar binnen als naar buiten, het serieuze karakter van klimaatverandering én de mogelijkheden om deze tegen te gaan. Voor de periode na 2010 streeft zij een forse vermindering van de uitstoot van broeikasgassen na, waarbij ook ontwikkelingslanden een uitstootplafond aanvaarden, in ruil voor de overdracht van schone technologie. De EU initieert in 2004 onderhandelingen over de post-2010-periode. De EU-uitstoot is in 2020 dertig procent, in 2040 zestig procent lager dan in 1990. 3. De EU bepleit het principe van equity: uiteindelijk mag elke wereldburger evenveel uitstoten en bepaalt het bevolkingsaantal van elk land het uitstootplafond. 4. De EU verhoogt het percentage van de uitstootvermindering dat zij binnen de eigen grenzen realiseert van 50 tot 75 procent. Voor het resterende kwart, te realiseren in ontwikkelingslanden en voormalige Sovjet-republieken, tellen alleen projecten mee die bijdragen aan duurzaamheid in de betreffende landen en zonder Europese steun niet waren uitgevoerd. Tijdelijke koolstofvastlegging via plantages mag niet
gelden als uitstootvermindering, mede omwille van de bescherming van oerbossen. 5. De EU legt importheffingen op energieintensieve producten uit de Verenigde Staten en andere industrielanden die buiten het Kyoto Protocol blijven, teneinde hun het concurrentievoordeel te ontnemen. De opbrengst van de heffingen wordt besteed aan duurzame projecten in ontwikkelingslanden. 6. Kernenergie vormt geen duurzame energiebron. De EU zet zich in voor een zo spoedig mogelijke sluiting van alle kerncentrales. Het Euratom-verdrag wordt opgezegd. Midden- en Oost-Europese landen krijgen steun bij het ontmantelen van kerncentrales en het ontwikkelen van hernieuwbare energiebronnen. 7. De EU bevordert investeringen in de opwekking van energie uit zon, wind en biomassa. In 2020 dient 25 procent van de opgewekte energie uit duurzame energiebronnen te komen. De EU stimuleert energiebesparing en energie-efficiëntie, onder meer door strikte eisen te stellen aan het elektriciteitsverbruik van apparaten. 8. Het Europese systeem voor handel in kooldioxide-uitstootrechten, dat een kosteneffectieve verlaging van de uitstoot bewerkstelligt, wordt uitgebreid naar de chemische en aluminiumindustrie alsmede weg- en vliegverkeer. F. Verkeer en vervoer 1. De EU dringt het vervoer van grondstoffen en producten terug, onder meer door transportpreventie tot uitgangspunt te nemen en de milieu- en volksgezondheidskosten door te berekenen in de prijs van vervoer. 2. Er komen scherpe(re) uitstootnormen voor vliegtuigen, treinen, schepen en auto’s. De EU stimuleert het onderzoek naar en de ontwikkeling van schone en stille motoren, met name waterstofmotoren voor het gebruik in auto’s, bussen, vrachtwagens en schepen. 187
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
3. De EU bevordert de kilometerheffing voor het autoverkeer, maakt de diverse systemen van tolheffing compatible en staat de doorberekening van alle externe kosten in de heffing toe. 4. De EU ontmoedigt vliegverkeer binnen Europa door een kerosineheffing en BTW op vliegtickets in te voeren en de uitbouw van het netwerk van hogesnelheidstreinen te bevorderen. 5. De EU zet zich in voor een wereldwijde kerosineheffing en voor beëindiging van de uitzondering voor lucht- en scheepvaart in het mondiale klimaatbeleid. 6. De EU verbiedt nachtvluchten. 7. De EU stimuleert de ontwikkeling en het gebruik van zeppelins voor personen- en goederenvervoer, vooral ter vervanging van vliegtuigen. 8. De EU vergroot de veiligheid op zee en in havens en dringt verontreiniging terug, onder meer door: 1. invoering van een elektronisch surveillance- en begeleidingssysteem voor schepen (‘zeeverkeersleiding’); 2. aanscherping van havenstaatcontroles; 3. snellere uitfasering van enkelwandige tankers; 4. invoering van volledige risico-aansprakelijkheid voor reders en bevrachters; 5. vermindering van haar olie-afhankelijkheid. 9. De EU zet zich in voor veranderingen binnen de Internationale Maritieme Organisatie, waarbij beslisrecht niet afhangt van de grootte van de vloot of de geldelijke bijdrage van de aangesloten landen. 10. De EU stelt de dodehoekspiegel of -camera en zij-afscherming verplicht voor nieuwe én bestaande vrachtwagens. 11. De EU stelt een programma op voor de bevordering van het fietsen. Nederland gaat zijn fiets(paden)beleid actief uitdragen. 12. De Europese normstelling voor voertuigen voor het openbaar vervoer verzekert hun toegankelijkheid voor fiets en rolstoel. Het meenemen van deze vervoermiddelen wordt mogelijk en betaalbaar in alle grens188
overschrijdende (hogesnelheids)treinen. G. Landbouw en visserij 1. Een duurzaam Europees landbouwbeleid richt zich op een aantrekkelijk en leefbaar platteland, een veilig, smakelijk en gevarieerd voedselaanbod, milieuverbetering, (agro)biodiversiteit, dierenwelzijn, voedselzekerheid en de belangen van ontwikkelingslanden. 2. Het EU-landbouwbeleid wordt radicaal vergroend. Inkomenssteun aan boeren wordt afgebouwd. Er komt een fonds voor betalingen voor diensten op het gebied van natuur, landschap, waterberging, dierenwelzijn, recreatie en zorg, en voor productie op marginale gronden zoals bergachtig gebied en veen-weidegebied. De EU stelt kaders vast voor deze betalingen, nationale en lagere overheden zorgen voor co-financiering en maatwerk. 3. Tijdens de afbouw wordt de inkomenssteun verder van de productie ontkoppeld, afgetopt en gebonden aan striktere voorwaarden op het gebied van milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn, zoals weidegang voor koeien. 4. Garantieprijzen en exportsubsidies verdwijnen. Met het oog op een faire prijs voor boeren worden binnen de EU voor basisproducten (graan, zuivel, eiwit- en oliehoudende zaden, vlees) afspraken gemaakt over een beperkte productie voor de interne markt, met behulp van mechanismen als quotering en braaklegging. Het doel van deze afspraken is dat er geen overschotten worden geproduceerd, dumping tot het verleden gaat behoren en ruimte wordt geboden aan invoer uit ontwikkelingslanden. Daartoe worden aan andere landen, behalve ontwikkelingslanden, importbeperkingen opgelegd, bijvoorbeeld voor veevoer van buiten de EU. Ook andere landen kunnen aan de EU importheffingen opleggen voor basisvoedsel. 5. De biologische landbouw is streefmodel voor de hele Europese landbouw. De EU verkleint het prijsverschil tussen gangbare
GroenLinks
en biologische producten door een heffing op bestrijdingsmiddelen, kunstmest en producten uit de bio-industrie en door een BTW-vrijstelling voor biologische producten. 6. De Europese strategieën inzake pesticiden en bodembescherming halveren het pesticidengebruik binnen tien jaar en nemen de meest problematische pesticiden van de markt. 7. De EU bevordert de teelt van energiegewassen. 8. Het EU-mededingingsbeleid schept ruimte voor afspraken tussen producenten, supermarkten en (georganiseerde) consumenten, waarbij boeren duurzaam produceren in ruil voor een eerlijke prijs. 9. De EU zet zich in voor de regionalisering van agrarische markten. Alleen voor landbouwproducten uit ontwikkelingslanden stelt zij haar markt open, zonder importheffingen. Daarbij behoudt zij zich het recht voor om de invoer te beperken wanneer de exportlandbouw in ontwikkelingslanden gepaard gaat met grote schade voor milieu, natuur, volksgezondheid of dierenwelzijn, schendingen van mensenrechten of fundamentele arbeidsnormen. Dergelijke handelsmaatregelen worden pas genomen na overleg en een aanbod tot steun, en houden rekening met het ontwikkelingsniveau van de getroffen landen. 10. Ontwikkelingslanden worden betrokken bij de besluitvorming over Europese voedselveiligheidsnormen en ontvangen steun om eraan te kunnen voldoen. 11. Overheid en agrarische ondernemers ontwikkelen gezamenlijk een verzekering tegen calamiteiten zoals oogst- en waterschade en uitbraken van dierziekten. 12. Het moratorium op de toelating van genetisch gemanipuleerde organismen (ggo’s) blijft gehandhaafd, zolang over de gevolgen voor milieu en volksgezondheid onvoldoende duidelijkheid bestaat. De etiketteringsplicht voor reeds toegelaten genvoedsel wordt uitgebreid tot producten van
dieren die ggo’s gegeten hebben. Voor reeds toegelaten gen-gewassen voert de EU volledige aansprakelijkheid voor (milieu)schade in. Lidstaten en regio’s krijgen de vrijheid te kiezen voor een ggo-vrije landbouw. 13. De EU stelt een lijst op van de producten die in vee- en visvoer mogen worden verwerkt. 14. Bij internationale afspraken over het beheer van zeeën en oceanen krijgt kleinschalige ecologisch verantwoorde seizoens- en kustvisserij voorrang boven industriële zeevisserij. De visserij-akkoorden die de EU sluit met ontwikkelingslanden mogen de bestaansmogelijkheden van de lokale bevolking en de visstand op langere termijn voor de kusten van ontwikkelingslanden niet aantasten. De Europese zeevisserijvloot wordt ingekrompen. 15. Visquota en zeedagenregelingen worden afgestemd op de herstelmogelijkheden van de visstand. De Europese Commissie krijgt eigen inspecteurs en satelliettechnieken voor de controle op illegale vangsten. 16. Om te voorkomen dat dolfijnen, walvissen en andere niet-beviste soorten in vissersnetten verstrikt raken schrijft de EU aangepaste netten en sonarsystemen voor. 17. De kokkelvisserij wordt afgeschaft. 18. Er komt een apart voedselveiligheidsregime voor kleinschalige producenten van streekgebonden producten. Indien de afwijkende eisen tot reële voedselrisico’s leiden, dient op het etiket een duidelijk leesbare waarschuwing te staan. 19. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid krijgt eigen opsporingsbevoegdheden. H. Dieren 1. De EU krijgt een bindend handvest van dierenrechten. 2. Intensieve veehouderijsystemen worden uitgefaseerd. De ontwikkeling van huisvestingsnormen wordt versneld. Uiterlijk in 2014 wordt voorzien in de natuurlijke, soortspecifieke behoeften van alle landbouwdieren, inclusief uitloop in de buiten189
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
lucht en schaduw. 3. Het fokken van pelsdieren wordt verboden, evenals de handel in en import van bont(producten). 4. Levend slachtvee mag niet langer dan 4 uur en niet verder dan 300 km worden vervoerd. Het toezicht op de naleving van de vervoersvoorschriften wordt verscherpt. De Europese Commissie krijgt daartoe eigen inspecteurs. 5. De EU schaft het non-vaccinatiebeleid voor dierziekten af. Lidstaten mogen preventieve en noodvaccinaties uitvoeren zonder te worden gestraft met Europese handelsbeperkingen. 6. De EU bevordert fokprogramma’s gericht op het verhogen van de natuurlijke weerstand van de veestapel. Fokken op welzijnsbedreigende raskenmerken wordt verboden. 7. Het gebruik van medicijnen als groeibevorderaars en het preventief toedienen van antibiotica in de veehouderij wordt verboden. Het importverbod op hormonenvlees blijft van kracht. 8. Dierproeven worden slechts toegestaan als alleen langs die weg een substantiële verbetering van de volksgezondheid kan worden bereikt en er geen ontoelaatbaar dierenleed wordt toegebracht. De EU bevordert de uitwisseling van testresultaten en de ontwikkeling, validatie en acceptatie van alternatieve testmethoden. De richtlijnen voor de huisvesting van proefdieren worden aangescherpt. 9. Het octrooirecht op leven wordt afgeschaft. Het klonen van dieren wordt verboden. 10. De handel in exotische dieren wordt aan banden gelegd. 11. De EU verbiedt de plezierjacht alsmede de handel in en import van producten die verkregen zijn door jacht. Zij zet zich in voor het tegengaan van jachttoerisme en voor handhaving van het internationale jachtverbod op onder meer olifanten, walvissen en dolfijnen. 12. Humane dodingsmethoden voor kweekvis worden verplicht. Voor in het wild gevangen vis worden op zeer korte termijn 190
vangstmethoden ontwikkeld die minder dierenleed veroorzaken en selectiever zijn qua maat en soort van de vis. 13. Productie van foie gras wordt verboden. I Natuur 1. Behoud van biodiversiteit is een harde voorwaarde bij economische ontwikkeling, zowel in de nieuwe als in de oude lidstaten. De EU komt de zelfverplichting na om de achteruitgang van de biodiversiteit in de EU voor 2010 te stoppen. Daarnaast schenkt de EU aandacht aan de bescherming van bijzondere natuurlijke en cultureel-historische waarden in het landschap. 2. De leefgebieden van dieren en planten die bescherming genieten op grond van de vogel- en habitatrichtlijn worden in versneld tempo verbonden tot een Europese ecologische hoofdstructuur. 3. Om de biodiversiteit te beschermen, zet de EU zich in voor mondiale afspraken over het beheer van bossen, zeeën en oceanen. Deze afspraken betreffen onder meer een mondiaal netwerk van beschermde natuurgebieden. 4. Waar overstromingsgevaar een grensoverschrijdende aanpak noodzakelijk maakt, bevordert de EU vergroting van de waterbergingscapaciteit door natuurherstel langs rivieren en door convenanten met landbouwers en andere landgebruikers. 5. Binnen de grenzen die Europese natuurbescherming en grensoverschrijdend waterbeheer stellen, blijven de lidstaten bevoegd voor ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en toerisme. 6. De EU verbiedt de import van illegaal gekapt hout. Zij streeft naar afspraken met landen van herkomst over (steun bij) duurzaam bosbeheer en het tegengaan van illegale houtkap. De inzet daarbij is om alleen nog duurzaam geproduceerd hout toe te laten op de Europese markt.
HOOFDSTUK 3. SOCIAAL EUROPA Moeten 65-plussers straks, net als in de Verenigde Staten, een baantje nemen bij McDonald’s om hun karige pensioen aan te vullen?
GroenLinks
GroenLinks knokt, zowel in Nederland als in Europa, voor een fatsoenlijke oudedagsvoorziening. Om in de behoeften van een groeiende groep ouderen te voorzien moeten de landen van de Europese Unie meer mensen aan het werk krijgen en houden. Investeren in jongeren en onderwijs. Ophouden met fiscaal stuntwerk en werken aan een eerlijker belastingstelsel. Het verlagen van de lasten op arbeid staat al jaren hoog op de politieke verlanglijst van veel partijen. Het maakt het inhuren van werknemers goedkoper en bevordert zo de werkgelegenheid, vooral voor laaggeschoolden. GroenLinks en andere groene partijen waren vijftien jaar geleden de eersten die pleitten voor het verschuiven van lasten van arbeid naar milieuverbruik. Daarmee wordt tegelijk werk geschapen en het milieu gespaard. Deze strategie werkt, zo bleek in 2003 uit onderzoek van de EU. Vergroening van de belastingen heeft verschillende landen, waaronder Nederland, in staat gesteld om arbeid goedkoper te maken. Het is dan ook hoog tijd om werk te maken van Europese milieuheffingen. Maar om de lasten op arbeid verder te kunnen verlagen en daadwerkelijk banen te scheppen, moeten regeringen ook de factor kapitaal dwingen haar bijdrage te leveren aan de financiering van publieke voorzieningen. Het tegendeel is echter het geval in Europa. Kapitaal wordt minder zwaar belast dan arbeid, en de tarieven dalen zelfs nog. Bedrijven betalen steeds minder belasting, multinationals nog minder dan het midden- en kleinbedrijf. De wereld op z’n kop. De oorzaak is belastingconcurrentie. De landen van de EU proberen elkaar de loef af te steken met steeds lagere belastingen voor ondernemingen, teneinde zoveel mogelijk bedrijvigheid binnen te halen of te behouden. Vooral multinationals, die hun vestigingsplaatsen voor het uitkiezen hebben, wordt het naar de zin gemaakt. Arbeid is minder beweeglijk dan kapitaal. Werknemers verhuizen niet zo snel naar een ander land. De meeste EU-landen geven aan belastingmaatregelen ten gunste van werknemers dan ook minder prioriteit. Zo krijgen de zwakste
schouders de zwaarste lasten te dragen. Alleen met Europese regels voor het belasten van bedrijfswinsten kan de fiscale concurrentie worden ingetoomd. Europese bemoeienis met belastingen ligt echter gevoelig. Het recht om belasting te heffen behoort tot de kern van de nationale soevereiniteit. Maar paradoxaal genoeg kan een Europees fiscaal beleid de ruimte voor nationaal beleid juist vergroten. Niet langer opgejaagd door de belastingwedloop, kunnen lidstaten zich toeleggen op het scheppen van banen en het op orde brengen van hun financiën. Slimmer Stabiliteitspact nodig Voor gezonde staatsfinanciën was het Stabiliteitspact bedoeld. Dat verbiedt begrotingstekorten van meer dan drie procent. In een Unie met één munt zijn de begrotingen van de lidstaten een gemeenschappelijke zorg. Maar het Stabiliteitspact, zo heeft GroenLinks altijd onderstreept, houdt te weinig rekening met de economische werkelijkheid. Een pact dat lidstaten in tijden van crisis tot bezuinigen dwingt, en aldus het banenverlies verergert, maakt weinig kans te worden nageleefd. Overheden dienen de schommelingen in de economie juist te dempen, door bij tegenspoed meer te investeren en bij voorspoed te sparen. De EU heeft een slimmer pact nodig. Maar de euro blijft een zorgenkindje, zolang de muntunie niet tevens een sociale, fiscale en politieke unie is. Solidariteit en een sterker politiek gezag zijn onmisbaar voor een stabiele munt. De EU van nu is beter in het bevorderen van concurrentie dan in het organiseren van solidariteit. Negatieve integratie - dat wil zeggen het afschaffen van nationale regels die de interne markt belemmeren - blijkt makkelijker dan positieve integratie: het gezamenlijk opstellen van Europese regels om de ongewenste effecten van de markt tegen te gaan. De Europese onverschilligheid ten opzichte van armoede illustreert dat. Armoede is een hardnekkig verschijnsel, zelfs in de welvarende ‘oude’ lidstaten van de EU. Eén op de vijf Europese burgers leeft onder de armoedegrens. Dat zou onverdraaglijk moeten zijn voor een 191
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
Unie die zich niet alleen als welvaartsmachine, maar ook als beschavingsproject definieert. Die bovendien sociale grondrechten in haar Grondwet heeft opgenomen. Sociale uitsluiting is niet alleen een persoonlijk drama, maar ook een verkwisting van menselijk kapitaal. Dat kan de EU, die de meest dynamische kenniseconomie ter wereld wil worden, zich niet permitteren. Toch is het Europese anti-armoedebeleid nog niet verder gekomen dan een vrijblijvende uitwisseling van ervaringen tussen nationale bureaucratieën. Het pleidooi van de Europese Groenen om een Europese basisnorm voor de hoogte van bijstand en minimumloon in te voeren, gekoppeld aan het gemiddelde inkomen van elke lidstaat, krijgt nog altijd onvoldoende steun van andere politieke stromingen. Europese sociale ijkpunten Ook bij veel nationale regeringen heerst koudwatervrees, of zelfs pure onwil, om Europa zeggenschap te geven over sociale bescherming. De Scandinavische landen zijn bang dat hun sociale verworvenheden dan worden aangetast. In het Verenigd Koninkrijk geldt, ook in de ogen van de sociaal-democratische premier Blair, Europese sociale regelgeving juist als een bedreiging voor de ondernemersvrijheid. De vrijheid om, bijvoorbeeld, werknemers per SMS-bericht hun ontslag te geven. Blair en andere aanhangers van de Derde Weg, de ultra light variant van het socialisme, reduceren sociaal beleid tot het scheppen van een zo groot mogelijk aanbod aan flexibele werknemers, ten dienste van het nationale concurrentievermogen. Europees beleid kan dan inderdaad beperkt blijven tot het uitwisselen van leerzame ervaringen bij het ‘activeren’ van werklozen. Europese solidariteit met degenen die het niet redden op de arbeidsmarkt is overbodig als zelfs de nationale solidariteit wordt gedumpt in de berm van de Derde Weg. Dan geldt voortaan: eigen schuld, dikke bult. Onder invloed van deze ideologie hebben de Europese sociaal-democraten eind jaren negentig, toen zij een overweldigende meerderheid bezaten in de Europese Raad van regeringslei192
ders, nogal wat kansen gemist. In plaats van de EU bindende normen voor sociale bescherming te geven, bewezen zij slechts lippendienst aan het ‘Europees sociaal model’. Daarom hebben neo-conservatieven à la Balkenende, die de verzorgingsstaat willen inruilen voor de nachtwakersstaat, nu vrij baan. Hun politiek van ‘ieder voor zich, God voor ons allen’ kan de vloer aanvegen met de sociale tradities van Europa, omdat Europa verzuimd heeft haar erfgoed te beschermen. Opvallend genoeg is het groene partijen, met een handvol vertegenwoordigers onder de milieuministers, in diezelfde periode wel gelukt om een impuls te geven aan Europese beleid. De EU kent inmiddels ambitieuze milieuwetgeving, die ook Nederland dwingt tot aanscherping van zijn beleid. Positieve integratie is wel degelijk mogelijk, wanneer de problemen die de ene markt en de ene munt oproepen als een gemeenschappelijke uitdaging worden gezien. GroenLinks wil de nationale verzorgingsstaten niet in een Brussels keurslijf persen. Wel dient Europa ijkpunten vast te leggen voor rechtvaardigheid en sociale bescherming. Minimumregels moeten paal en perk stellen aan de sociale en fiscale dumpingpraktijken waarmee landen elkaars verzorgingsstaten uithollen. Opdat landen die een aantrekkelijke vestigingsplaats willen worden voor bedrijven hun werknemersrechten, sociale uitkeringen en publieke voorzieningen niet terugschroeven, maar juist proberen op te schroeven. Medezeggenschap van werknemers, sociale zekerheid, onderwijs, openbaar vervoer en kinderopvang zijn geen hinderpalen, maar pijlers voor een dynamische kenniseconomie. Zo’n economie draait op een gemotiveerde, goed opgeleide beroepsbevolking van mannen en vrouwen die arbeid en zorg kunnen combineren binnen een veilige samenleving. Het uitwerken van deze visie tot Europese ijkpunten geeft handen en voeten aan het ‘Europees sociaal model’, als vriendelijk en ontspannen alternatief voor de Amerikaanse vechtmaatschappij. Een sociaal Europa is niet soft, maar harde noodzaak. De kwaliteit van arbeid en samenleving verdient meer dan ooit aandacht nu de
GroenLinks
‘demografische tijdbom’ tikt. De groei van het aantal ouderen dwingt Europa om een oplossing te vinden voor het lang verwaarloosde probleem dat de meeste werknemers afhaken voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken. Arbeid is een topsport met teveel uitvallers. Veilig, afwisselend en aangepast werk, levenslang leren en meer zeggenschap over werktijden vormen dan ook onmisbare onderdelen van een Europese vergrijzingsstrategie. Daar hoort, in tijden van recessie, ook arbeidstijdverkorting bij. Een kwestie van het zo eerlijk mogelijk delen van de schaarse banen. Maar ook een kwestie van vooruitzien: we mogen de ervaring van oudere werknemers niet afschrijven en de talenten van jongeren niet onbenut laten, omdat we beide groepen hard nodig hebben wanneer de vergrijzing toeslaat. Dan worden niet de banen, maar de arbeidskrachten schaars. Mislukte liberalisering Doordat zoveel pleitbezorgers van een sociaal Europa de daad niet bij het woord voegen, is het neoliberale project van de marktwerking nog steeds dominant in Brussel. Een project dat gebaseerd is op de tragische misvatting dat de oorsprong van de EU ook haar bestemming is. Dat de gemeenschappelijke markt, die de basis legde voor de naoorlogse verzoening in Europa, geen middel maar doel is. Maar wat voormalige vijanden tot elkaar heeft gebracht - handel - kan vrienden uiteendrijven. Dat gebeurt wanneer de wetten van de markt worden opgedrongen aan maatschappelijke domeinen waar andere principes regeren. Anders dan in de VS worden nutsbedrijven in veel Europese landen niet zozeer als ondernemingen gezien, maar als onderdeel van de ‘infrastructuur van de gerechtigheid’. In Europa werden voor iedereen toegankelijke basisvoorzieningen als openbaar vervoer, zorg, elektriciteit en drinkwater opgezet om het politieke ideaal van gelijke kansen te ondersteunen. Winstgevendheid was bijzaak. Dit culturele verschil met de VS heeft historische redenen. Massawerkloosheid en grote sociale
ongelijkheid droegen bij aan de opkomst van het fascisme in de jaren dertig van de vorige eeuw. De na de Tweede Wereldoorlog opgebouwde verzorgingsstaat moest voorkomen dat sociale uitsluiting opnieuw een voedingsbodem zou bieden aan autoritaire verleiders. Herverdeling van rijkdom en gelijke kansen door middel van onderwijs en andere publieke voorzieningen behoren tot de lessen die Europa getrokken heeft uit de verschrikkingen van het fascisme. Begin jaren negentig echter ontbrak het Europa, door de economische stagnatie, aan zelfvertrouwen om deze traditie overeind te houden. Het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Nederland waren de eerste landen die nutsbedrijven gingen openstellen voor grote investeerders. De Europese Unie volgde. In hun liberaliseringsdrift stapten politici echter veel te makkelijk heen over de vraag welke nutsdiensten zich lenen voor marktwerking, en welke publieke belangen de overheid daarbij moet waarborgen. De belofte dat liberalisering en privatisering merkbare verbeteringen in de dienstverlening zouden opleveren, werd dan ook zelden waargemaakt. Veel bedrijfsdirecties gaven de voorkeur aan het uitkeren van winsten aan de aandeelhouders boven investeren in hun bedrijf. Daardoor zitten de Zweden, die voorop gingen bij het liberaliseren van de elektriciteitsmarkt, steeds vaker in het donker. De stroombedrijven hebben beknibbeld op het onderhoud van het elektriciteitsnet. In het Verenigd Koninkrijk raakte het geprivatiseerde spoor in zo’n deplorabele staat, dat de overheid zich gedwongen zag het terug te kopen. In Nederland merken niet alleen trein-, maar ook busreizigers de gevolgen van liberalisering: steeds meer dorpen zitten zonder openbaar vervoer, reizigers op doorgaande lijnen moeten vaker overstappen omdat busbedrijven niet in het vervoersgebied van hun concurrent mogen komen. Geen marktmaatschappij Maar de ideologie van de markt tast veel meer aan dan de kwaliteit van de stroomvoorziening en het openbaar vervoer. Ook de burger ver193
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
andert, wanneer hij of zij steevast wordt aangesproken als aandeelhouder en consument. De bijna religieuze plicht om rijkdom te vergaren en uit te geven ondergraaft het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Solidariteit en verdraagzaamheid ontstaan uit vrijwillige ontmoetingen en gemeenschappelijke activiteiten met andere mensen. Op dat sociale kapitaal wordt ingeteerd door de eenzame belegger die de beurskoersen laat vertellen of zijn dag goed is geweest. Door de fanatieke consument die avond na avond doorbrengt met het vergelijken van prijzen van telefoonaanbieders in plaats van met het besturen van de voetbalvereniging, het voorlezen van de kinderen of het bedrijven van de liefde. Al toen de beleggers hun koerswinsten nog telden, werden in de steden de maatschappelijke kosten van de neoliberale revolutie zichtbaar. De verliezers van de marktsamenleving kwamen noodgedwongen terecht in achterstandswijken die in de loop der jaren sterk verkleurden. Er ontstond een onderklasse die zich teleurgesteld uit het openbare leven terugtrok. De wrok van deze verliezers tegen een overheid die hen in de steek laat, vormt samen met het anarchisme van de winnaars die de overheid niet meer nodig denken te hebben een explosief mengsel. De vonken ontstaan wanneer het onvermogen dat de overheid tentoonspreidt door de markt superieur te verklaren aan zichzelf botst met het ongeduld van consumenten die van politici zowel amusement als instant-oplossingen verlangen. Populistische politici hoeven dan de lont nog slechts in het kruit te steken. Deze uitbarstingen brengen niet alleen schade toe aan de multiculturele samenleving en het parlementaire stelsel, maar ook aan de Europese eenwording. Want populisten van rechts en links, hoe verschillend ook, zijn zonder uitzondering nationalistisch en anti-Europees. Een Europese Unie die de markt van middel tot doel verheft, graaft dus haar eigen graf. Vrij werknemersverkeer De uitbreiding van de Europese Unie met merendeels arme landen vormt een nieuwe 194
voedingsbodem voor populistische agitatie, zeker nu de werkloosheid oploopt. Nederland heeft de inwoners van de nieuwe lidstaten in 2001 toegezegd dat zij meteen na toetreding werk zouden mogen zoeken in ons land. Dit besluit was niet alleen ingegeven door het besef dat het vrij werknemersverkeer een van de meest tastbare rechten van het Europese burgerschap is, maar ook door eigenbelang. De bloeiende economie van toen kon Midden- en Oost-Europese arbeidskrachten goed gebruiken. De thuiszorg en de aspergetelers wachtten dan ook niet op de toetreding van Polen om er werknemers vandaan te halen. Nu het economisch tij tegenzit, heffen rechtse partijen de oude klaagzang weer aan over nieuwkomers die de banen inpikken van autochtonen. Het kabinet-Balkenende II heeft alsnog besloten om grote delen van de arbeidsmarkt gesloten te houden voor de nieuwe Europeanen. Die ervaren dit terecht als contractbreuk. Zij hebben niet voor toetreding gestemd om vervolgens tweederangs EU-burgers te worden. De EU is toch al niet royaal geweest in de ondersteuning van het toetredingsproces. Voor de opbouw van de sociale zekerheid in de nieuwe lidstaten heeft de EU geen euro beschikbaar gesteld. Omdat armoede nog steeds geen Europese zaak is. Maar ook omdat de regeringen van de oude EU-landen, Nederland voorop, de hand op de knip hielden. Voor het vergrijzende Nederland blijven de werkzoekenden uit de nieuwe EU-landen aantrekkelijke arbeidsmigranten: zij zijn merendeels jong en goed opgeleid, en velen van hen zullen ruim voor hun oude dag weer terugkeren naar hun eigen land. De kans is zelfs groot dat we hen dan niet graag zien vertrekken, gezien de voorspelde tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Nederlandse werknemers en werkzoekenden mogen ondertussen wel verwachten dat opgetreden wordt tegen oneerlijke praktijken op de arbeidsmarkt. Overheidscontrole is nodig om illegale arbeid en uitbuiting van de nieuwe Europeanen te voorkomen. Voor werknemers uit de nieuwe lidstaten dienen in Nederland
GroenLinks
dezelfde arbeidsvoorwaarden te gelden als voor Nederlandse werknemers. Daartoe moeten de gaten in de Nederlandse en Europese wetgeving worden gedicht. Hier laat de Nederlandse regering het afweten. De problemen van de uitbreiding illustreren waarom GroenLinks blijft strijden voor Europese sociale standaarden.
PROGRAMMAPUNTEN J. Sociaal Europa 1. De EU draagt behalve aan duurzame welvaart ook bij aan een hoog niveau van werkgelegenheid, inkomenszekerheid, de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting, een eerlijke verdeling van arbeid, zorg en inkomen, gelijke kansen en de ontwikkeling van mondige en vrije burgers. 2. EU-wijde verbetering van de sociale bescherming op basis van minimumvoorschriften blijft het leidende beginsel van het Europees sociaal beleid. Het Europees Parlement zet zich in voor inwerkingstelling van de verdragsbepaling die het mogelijk maakt meerderheidsbesluitvorming in de Raad van Ministers en medebeslissingsrecht van het EP uit te breiden. 3. Werknemers- en werkgeversorganisaties krijgen nadrukkelijker de opdracht om binnen de Europese Sociale Dialoog te werken aan verbetering van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, mede met het oog op vergrijzing en ontgroening. Overeenkomsten tussen de sociale partners worden niet tot wet verheven indien het EP ze afkeurt. De Europese Commissie krijgt de mogelijkheid om collectieve arbeidsovereenkomsten op Europees niveau, voor sectoren die grensoverschrijdend concurreren, algemeen verbindend te verklaren. 4. De EU stelt basisnormen vast voor de hoogte van minimumloon, bijstand en basispensioen. Deze normen worden gerelateerd aan de welvaart van elke afzonderlijke lidstaat. Zij garanderen alle burgers een bestaansminimum van 60 procent van het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in hun lidstaat. Er komen tevens
basisnormen voor de hoogte en duur van uitkeringen bij werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid. 5. Er komt een Europees totaalplan tegen armoede, met een jaarlijkse toetsing en speciale aandacht voor “overgeërfde” armoede. 6. De EU spreekt haar lidstaten aan op de houdbaarheid van hun pensioenstelsels. Zij gaat daarbij uit van een pensioengerechtigde leeftijd van maximaal 65 jaar en bevordert dat oudere werknemers de mogelijkheid van deeltijdpensioen krijgen. Zij beveelt een combinatie van een omslag- en kapitaaldekkingsstelsel aan, opdat de oudedagsvoorziening niet te sterk afhankelijk is van de solidariteit van werkenden of de koersen op de aandelenmarkt. 7. Een Europees toezichtkader voor pensioenfondsen verzekert dat deze hun uitkeringsverplichtingen naleven en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid als beleggers en aandeelhouders nemen. De EU waarborgt dat het vrije verkeer van diensten op de Europese pensioenmarkt de solidariteit binnen collectieve pensioenregelingen op bedrijfstak- en ondernemingsniveau niet ondergraaft. 8. Belemmeringen voor het vrij verkeer van werknemers en de vrije vestiging van gepensioneerden, vervroegde uittreders en arbeidsongeschikten in de hele EU worden weggenomen door wetgeving die de doorlopende opbouw van sociale rechten en het meenemen van uitkeringen vergemakkelijkt maar belastingontwijking tegengaat. De EU streeft naar de mogelijkheid voor arbeidsmigranten uit niet-EU-landen om te remigreren met behoud van opgebouwde rechten voor de oudedagsvoorziening. 9. Het Europese beleid inzake gelijke behandeling van mannen en vrouwen en anti-discriminatie wordt uitgebreid met concrete verplichtingen tot het tegengaan van indirecte discriminatie, bijvoorbeeld in functiewaarderingssystemen. Uitgangspunt is dat het beleid meer de insteek van het VNVrouwenverdrag krijgt en meer samenhang gaat vertonen. 195
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
10. Schijnzelfstandigen komen onder de werknemersdefinitie te vallen. De EU bevordert dat ook andere zelfstandigen zonder personeel zoveel mogelijk onder de wetgeving ter bescherming van werknemers komen te vallen. 11. De EU voert een emancipatoir beleid gericht op het verbeteren van de (rechts)positie van prostitué(e)s. 12. De EU bevordert medezeggenschap en medebestuur van werknemers. Voor Europese Ondernemingsraden wordt de drempel verlaagd (tot 500 werknemers), het raadplegingsrecht en de faciliteiten verbeterd, en een instemmingsrecht ingevoerd ten aanzien van onder meer plannen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en de controle daarop. K. Werkgelegenheid en kenniseconomie 1. De Europese Commissie krijgt het voortouw bij de coördinatie van het macro-economisch en werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, met name de eurolanden. Werkgelegenheid, armoedebestrijding, ecologische duurzaamheid en een duurzame kenniseconomie komen centraal te staan in de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid. 2. De EU bevordert dat de lidstaten het recht op scholing, stage of gesubsidieerde arbeid garanderen voor alle werklozen, te beginnen met jongeren en langdurig werklozen. 3. De EU bevordert de herverdeling van arbeid en zorg, onder meer door invoering van minimumvoorschriften inzake betaald ouderschaps-, calamiteiten- en sabbatsverlof, betaalbare kinderopvang en recht op deeltijdarbeid. De Europese maximumwerkweek van 48 uur wordt verkort tot 40 uur. 4. De EU bevordert veiligheid en kwaliteit van de arbeid, mede om voortijdige uitval van (oudere) werknemers te voorkomen. Er komen (scherpere) normen voor onder meer RSI, stress, geluid, tillen en schadelijke (verf )stoffen en oplosmiddelen. 5. De EU verzekert dat uitzendkrachten de196
zelfde arbeidsvoorwaarden genieten als werknemers in vaste dienst. 6. De arbeidsmobiliteit wordt vergroot door het opheffen van belemmeringen voor vrij werknemersverkeer ten gevolge van uiteenlopende fiscale, sociale, pensioen- en onderwijsstelsels. Bij wijziging van relevante wetgeving voeren de lidstaten een grensarbeiderstoets uit. Er komt een Europese coördinatieregeling voor de inkomstenbelasting, met als uitgangspunt dat belasting betaald wordt in het land waar de arbeid gebruikelijk wordt verricht. 7. Werknemers die in een andere lidstaat gedetacheerd worden, komen onder de ter plekke geldende CAO te vallen, tenzij in eigen land gunstiger arbeidsvoorwaarden gelden. 8. Werklozen krijgen de mogelijkheid om een half jaar lang werk te zoeken in een andere lidstaat, met behoud van uitkering en eventuele sollicitatieplicht. 9. ‘Oude’ EU-landen die een overgangstermijn hebben bedongen voor de toelating van werkzoekenden uit nieuwe lidstaten tot hun arbeidsmarkt, krijgen geen verder uitstel. 10. De EU bevordert investeringen in een duurzame kenniseconomie, die zowel onafhankelijke wetenschap als de ontwikkeling van innovatieve producten en diensten koestert. 11. Voorschriften voor en toezicht op de boekhouding van bedrijven worden aangescherpt. Accountants worden verplicht om vermoedens van fraude te onderzoeken en te vermelden in de accountantsverklaring. Klokkenluiders worden beschermd. L. Onderwijs en jongeren 1. Er komt een 10-jaren plan van aanpak om het analfabetisme van zowel de allochtone als de autochtone Europese volwassenen uit te bannen. 2. De EU garandeert haar burgers het recht op toegankelijk onderwijs, conform het EUGrondrechtenhandvest. Voor inrichting en financiering van het onderwijs blijven de
GroenLinks
lidstaten bevoegd. De EU komt een coördinerende en stimulerende rol toe. 3. De EU bevordert de mobiliteit van studerende en werkende jongeren. De lidstaten spreken af dat alle jongeren recht krijgen op een leer- of werkstage in het buitenland. Ten behoeve van grensoverschrijdende studiefinanciering komen er afspraken over verevening van kosten en voortgangscontrole. 4. De wederzijdse erkenning van diploma’s wordt versneld. De EU bevordert dat diploma’s standaard vergezeld gaan van vertalingen en van een lijst van overeenkomstige diploma’s in andere lidstaten. Studenten en werkzoekenden krijgen recht op een Europese mobiliteitspas, die naast informatie over diploma’s ook een evaluatie van opgedane vaardigheden en kennis bevat. 5. De EU bevordert dat de lidstaten het recht op een startkwalificatie en een persoonlijk ontwikkelingsplan vastleggen voor alle werknemers en werkzoekenden. Uitgangspunt voor een kansrijke (her)start op de arbeidsmarkt is het beroepsopleidingsniveau van een geschoold vakman. M. Muntunie 1. Een stabiele muntunie vergt een democratische inbedding en grotere solidariteit. 2. Werkgelegenheid wordt, naast prijsstabiliteit, een belangrijke doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB). Daartoe voert de eurozone een wisselkoersbeleid ten opzichte van de dollar. 3. De legitimiteit van de ECB staat of valt met transparantie en democratische verantwoording. Daartoe: 1. worden de notulen van de vergaderingen van de Raad van Bestuur van de ECB na een maand openbaar gemaakt; 2. eigent het EP zich instemmingsrecht toe bij de benoeming van de ECB-directie; 3. roept het EP, aangevuld met nationale parlementariërs, de ECB-directie op elk gewenst moment ter verantwoording; 4. krijgen Raad en EP het recht om in het uiterste geval, bij gekwalificeerde res-
pectievelijk tweederde meerderheid, de directieleden van de ECB te ontslaan. 4. De Europese Commissie gaat de eurolanden vertegenwoordigen bij internationale besprekingen over monetair beleid, zoals binnen het Internationaal Monetair Fonds en de G8 van grote industrielanden. 5. Het Stabiliteitspact wordt conjunctuurgevoeliger, opdat de eurolanden een trendmatig begrotingsbeleid kunnen voeren. Daarbij mag het structurele begrotingssaldo van eurolanden met een te hoge staatsschuld niet in de min komen. Hardnekkige overtreders verliezen hun stemrecht in de Raad van Ministers bij financiële en begrotingsbesluiten. N. Belastingen 1. Europese belastingpolitiek is wenselijk voor zover deze: 1. duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid bevordert, door de lasten op arbeid te verlagen en de lasten op kapitaal en milieuverbruik te verhogen; 2. het beginsel ‘de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’ in ere herstelt; 3. neerwaartse druk op het niveau van publieke voorzieningen en sociale zekerheid voorkomt. 2. Er komt een Europese ondergrens voor de effectieve belasting op winsten. 3. Er komen Europese basistarieven voor de belasting op rente-inkomsten, dividend en vermogenswinst. De plicht voor lidstaten om informatie uit te wisselen over kapitaaltegoeden en -inkomsten van elkaars ingezetenen wordt uitgebreid. De EU zet zich in voor een harde mondiale aanpak van belastingparadijzen. 4. Als de EU-Grondwet in werking treedt, wordt zo snel mogelijk de bepaling geactiveerd die meerderheidsbesluitvorming in de Raad en medebeslissingsrecht van het EP mogelijk maakt voor de in punt 2 en 3 genoemde fiscale maatregelen. Zonodig vormen de eurolanden daartoe een Europese kopgroep voor belastingcoördinatie. 5. Vooruitlopend op vergroening van het Eu197
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
ropese BTW-stelsel mogen lidstaten een verlaagd BTW-tarief (her)invoeren voor milieuvriendelijke en/of arbeidsintensieve diensten, zoals schoenmakerij en fietsreparatie. De BTW voor fair trade- en biologische producten wordt afgeschaft. O. Financiën 1. De lidstaten herzien het Eigen-Middelenbesluit, teneinde de financiering van de EU minder afhankelijk te maken van nationale afdrachten en met het oog op het dempen van economische schokken die het ene (euro)land zwaarder treffen dan het andere. Daarbij wordt: 1. een rechtsbasis gecreëerd voor Europese belastingheffing, om te beginnen op bedrijfswinsten en milieuverbruik; 2. de verdeelsleutel voor de contributie van lidstaten aan de EU niet alleen door hun BNP, maar ook door de groei of afname daarvan bepaald; 3. de contributiekorting voor het Verenigd Koninkrijk vervangen door een korting voor alle lidstaten met een hoge nettoafdracht aan de EU, waaronder Nederland. 2. Bij de onderhandelingen over de meerjarenbegroting 2007-2013 gebruikt het EP zijn vetorecht om de landbouwsubsidies ingrijpend te vergroenen. Omdat de nieuwe prioriteit, plattelandsontwikkeling, deels uit nationale schatkisten wordt gefinancierd, kan het landbouwaandeel in de EU-begroting omlaag. Het EP geeft voorrang aan investeringen in: 1. conflictpreventie en het Vluchtelingenfonds; 2. nieuwe en kandidaat-lidstaten, de Balkan en het Middellandse-Zeegebied; 3. een duurzame kenniseconomie. 3. De grotere welvaartverschillen in de uitgebreide EU nopen tot een geconcentreerde inzet van de Structuurfondsen ten behoeve van arme en/of verarmende regio’s in arme lidstaten. Vanaf 2007 worden lidstaten met een BNP van meer dan 90 procent van het EU-gemiddelde zelf verantwoordelijk voor de steun aan achterstandsregio’s. Aan de 198
toekenning van Structuurgelden worden strengere milieu- en arbeidsvoorwaarden verbonden. Het Cohesiefonds verdwijnt. 4. Een klein deel van de Structuurfondsen blijft beschikbaar voor de hele EU, ter ondersteuning van grensoverschrijdende samenwerking en van nieuwe prioriteiten in het Europees sociaal beleid. Ook voor de vorming van de Europese ecologische hoofdstructuur komen subsidies beschikbaar; blauwe borden bij deze natuurgebieden garanderen de ‘zichtbaarheid’ van het Europese steunbeleid. 5. De EU gaat tijdelijke (begrotings)steun bieden aan nieuwe en kandidaat-lidstaten voor de opbouw van sociale zekerheid en gezondheidszorg. 6. Inspraak voor NGO’s, lagere overheden en andere belanghebbenden is voorwaarde bij toekenning van steun uit EU-fondsen. 7. Op oneigenlijk of frauduleus gebruik van EU-subsidies volgt onmiddellijke terugvordering. De verantwoordelijke instanties en bedrijven worden tenminste een jaar uitgesloten van steun. 8. De Europese Investeringsbank wordt transparanter, scherpt haar milieucriteria aan en gaat rekening houden met de invloed van gefinancierde projecten op de lokale bevolking. Tot die tijd wordt het kapitaal van de EIB niet verhoogd. 9. De conclusies van elke Eurotop gaan voortaan vergezeld van een overzicht van de financiële gevolgen van de gemaakte afspraken. P. Liberalisering 1. De EU dwingt geen liberalisering en privatisering af in de sectoren openbaar vervoer, drinkwatervoorziening, cultuur, onderwijs en gezondheidszorg. 2. De liberalisering van het goederenvervoer per spoor - niet zozeer publieke als wel zakelijke dienstverlening - wordt voortgezet. 3. De EU bindt producenten en distributeurs van elektriciteit en gas aan vergunningen, die voorwaarden bevatten inzake milieu, bescherming van kleinverbruikers, reserve-
GroenLinks
capaciteit en schadevergoeding bij stroomof gasuitval; zij stelt investeringen in en afname van energie uit hernieuwbare bronnen en warmte-krachtkoppeling verplicht. De EU gaat oligopolievorming tegen en bevordert dat netwerken in overheidshanden blijven. Lidstaten krijgen de vrijheid om marktwerking terug te draaien of ervan af te zien in het belang van leveringszekerheid. 4. De EU bevriest de liberalisering van de post totdat zij waarborgen heeft vastgesteld voor (dagelijkse) universele dienstverlening en betaalbare tarieven. 5. Een Europese kaderwet garandeert spreiding en bereikbaarheid van banken en postkantoren, ook op het platteland. Q. Volksgezondheid en consumentenbescherming 1. Gezondheidszorg, welzijn en de verzekering van ziektekosten zijn en blijven in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de lidstaten. De EU-bemoeienis beperkt zich tot het oplossen van grensoverschrijdende vraagstukken, het waarborgen van de veiligheid van medicijnen en voedsel, het verbeteren van milieu en arbeidsomstandigheden, het voorkomen van gezondheidsrisico’s en het bewaken van de toegankelijkheid van medische zorg conform het EU-Grondrechtenhandvest. 2. De Europese ziekteverzekeringspas wordt ook toepasbaar bij niet-spoedeisende, poliklinische behandelingen in een ander EUland. 3. Octrooi op geneesmiddelen wordt beperkt tot zes jaar, teneinde de productie van goedkopere generieke medicijnen te bevorderen. 4. Reclame voor receptgeneesmiddelen blijft verboden. Patiënten(organisaties) krijgen betere toegang tot informatie over medicijnen, onder meer van het Europees Bureau voor Geneesmiddelenbeoordeling. Er komt een keurmerk voor medicijnen die niet door middel van dierproeven zijn getest. 5. De EU stelt een actieplan op voor de bestrijding van tuberculose en andere infectieziekten in de nieuwe lidstaten en hun
buurlanden. 6. De rechtspositie van consumenten op de interne markt wordt versterkt.
HOOFDSTUK 4. RECHTVAARDIG EUROPA Het aantal mensen dat in de Europese Unie asiel aanvraagt heeft jaren geschommeld rond de 400.000. De EU telt 455 miljoen inwoners. Van een ‘massale toestroom’ is dus geen sprake. Het afgelopen jaar is het totale aantal asielzoekers zelfs gedaald. Daarentegen is het aantal mensen dat er niet in slaagt levend Europa binnen te komen - de lijken die aanspoelen op de stranden van Spanje en Italië - gestegen. Maar wat het meest aan verandering onderhevig is, is de favoriete eindbestemming van asielzoekers binnen de EU. Sinds de nieuwe Vreemdelingenwet is Nederland aanzienlijk minder populair. Maar in de landen die nu de meeste asielverzoeken krijgen, loopt de politieke druk op om de asielwetgeving aan te scherpen. Als dat gebeurt, zal Nederland constateren dat het aantal asielzoekers weer gaat stijgen. De EU is te vergelijken met een waterbed: als op één plaats de druk wordt opgevoerd, verplaatst het water zich naar andere delen. Alleen gezamenlijk kunnen de landen van de EU hun verantwoordelijkheid waarmaken: enerzijds de problemen aanpakken die mensen op de vlucht drijven, en anderzijds een humane behandeling van individuele asielzoekers zeker stellen. Daarom is GroenLinks voorstander van een Europees asielbeleid. Vluchtelingenverdrag naleven De Europese ontwerp-Grondwet bindt de EU sterker dan ooit aan het internationale Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties. Europese asielwetgeving dient dus op z’n minst te verzekeren dat de EU-landen hun internationale verplichting om vluchtelingen te beschermen nakomen. GroenLinks zet zich in voor zorgvuldige en concrete Europese afspraken. Over wie bescherming toekomt, over de asielprocedure en over de opvang. Zorgvuldigheid is nodig omdat de Europese 199
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
samenwerking tot nu vaker afbreuk deed dan bijdroeg aan de bescherming van vluchtelingen. Nationale asielwaarborgen zijn ondermijnd door de afspraak dat een asielaanvraag slechts in één lidstaat mag worden ingediend. Asielzoekers worden teruggestuurd naar de eerste lidstaat die ze hebben aangedaan, ongeacht of hun bescherming daar goed geregeld is. Aan deze Overeenkomst van Dublin ligt de fictie ten grondslag dat het niet uitmaakt bij welke EU-lidstaat een asielzoeker aanklopt. Maar de praktijk wijst uit dat een eenvormig asielbeleid nog ver te zoeken is: in vergelijkbare gevallen komen lidstaten tot zeer uiteenlopende oordelen. In 2001 verleende Nederland bijvoorbeeld aan 0,3 procent van de asielzoekers uit Irak de vluchtelingenstatus, Duitsland aan 61,8 procent. Pas als er overeenstemming is in de EU over welke mensen bescherming moeten krijgen, kan een uitwisseling van asielzoekers plaatsvinden. Niet eerder. Alle regeringen zeggen voorstander te zijn van een Europees asielbeleid. Maar tegelijkertijd willen ze de vrijheid behouden om een restrictiever beleid te voeren dan de buren, in de hoop dat asielzoekers een andere bestemming zoeken. Zo ontstaat een spiraal van afschrikken en afschuiven, die haaks staat op het idee van gedeelde verantwoordelijkheid. Aan de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de EU, ligt het niet. Zij ontwerpt doorgaans acceptabele voorstellen voor een Europa-wijd asielbeleid. Het Europees Parlement steunt deze voorstellen meestal, of verbetert ze. Maar het oordeel van het parlement heeft slechts de status van een advies. De Raad van Ministers beslist. Na veel gesoebat achter gesloten deuren blijkt steevast dat de nationale ministers het Commissievoorstel tot op het bot hebben uitgekleed. Omdat ze het versoepelen van hun nationale regels taboe achten, en omdat ze elk een veto kunnen uitspreken, komen de verzamelde ministers nooit verder dan de kleinste gemeenschappelijke deler. Zo wordt het nooit wat met het Europese asielbeleid. Er gloort echter hoop. Als de Europese Grondwet in werking treedt zal voor EU-asielwetten 200
geen unanimiteit meer nodig zijn in de Raad van Ministers; een ruime meerderheid volstaat dan. Bovendien wordt het Europees Parlement medewetgever. Dat is winst. Maar voor betere asielwetgeving is meer nodig. Moratorium op nationale wetgeving GroenLinks pleit daarom voor een radicale maatregel: een moratorium op nationale wetgeving. De EU-landen moeten afspreken dat zij pakweg twee jaar lang geen nieuwe maatregelen nemen om asielzoekers te weren. Zo’n time-out verhoogt de druk om tot een betekenisvolle Europese aanpak te komen en voorkomt dat lidstaten elkaar in de tussentijd de loef afsteken. De kwaliteit van de Europese wetgeving is ermee gediend wanneer alle actoren - regeringen, parlementen, ambtenaren en maatschappelijke organisaties - zich op hetzelfde doel richten. Geld is een effectief glijmiddel. Een beter gevuld Europees Vluchtelingenfonds, gefinancierd uit de Europese begroting, moet lidstaten financieel tegemoetkomen in de kosten voor asielzoekers. Het gaat dan om de kosten voor opvang, procedures en integratie. Als de kosten gedeeld worden, zal de neiging om met mensen te schuiven afnemen, en zal het besef van gezamenlijke verantwoordelijkheid toenemen. Financiële solidariteit stelt lidstaten bovendien in staat om ruimhartiger en humaner te zijn dan de buren. Om zich te onttrekken aan de negatieve beleidsspiraal, zonder dat het al te veel extra kost. Terugkeer ondersteunen Terugkeer is het noodzakelijke sluitstuk van een rechtvaardig en geloofwaardig asielbeleid. Als na een zorgvuldige beoordeling, in een procedure met voldoende waarborgen, blijkt dat een asielzoeker geen bescherming nodig heeft, moet hij of zij de EU verlaten. Vrijwillige terugkeer verdient de voorkeur: daartoe moet de afgewezen asielzoeker geholpen worden om een nieuw bestaan op te bouwen in het land van herkomst. In sommige gevallen is gedwongen terugkeer onvermijdelijk. GroenLinks vindt echter dat het Europese
GroenLinks
asielbeleid aan de voordeur moet beginnen, niet aan de achterdeur. Op dit moment werken de Europese regeringen ijverig samen bij het terugzenden van illegale vreemdelingen, via het organiseren van gezamenlijke chartervluchten en het sluiten van terugnameovereenkomsten met landen van herkomst. Die ijver is echter ver te zoeken, als het gaat om het beschermen van vluchtelingen en het serieus bestrijden van de ellende die mensen noodzaakt huis en haard te verlaten. Dat is onacceptabel. Opvang in de regio? Wereldwijd hebben 21 miljoen mensen noodgedwongen hun woonplaats of land verlaten. De meesten zijn op de vlucht voor mensenrechtenschendingen en oorlogsgeweld. Anderen zijn verdreven door rampen als droogte of overstromingen. Van deze vluchtelingen zoekt slechts een fractie zijn heil in het rijke Westen. 95 procent blijft in de eigen regio. Velen van hen worden opgevangen in kampen van de UNHCR, de VN-vluchtelingenorganisatie onder leiding van de Nederlandse oud-premier Ruud Lubbers. Ondanks de inspanningen van de UNHCR is de toestand in die kampen vaak mensonterend. De internationale gemeenschap, ook de EU, dient aanzienlijk meer steun te geven aan de UNHCR en aan de landen die vluchtelingen opnemen, opdat vluchtelingen verzekerd zijn van bescherming, toegang krijgen tot medische voorzieningen en kunnen werken. Betere opvang in de regio is dus dringend gewenst. Maar in het huidige asieldebat wordt opvang in de regio nogal eens gepromoot om asielzoekers af te schuiven. Zo lanceerde de Britse premier Blair het voorstel om asielzoekers die op het grondgebied van de EU om bescherming vragen meteen op het vliegtuig te zetten naar een kamp in Verweggistan. Onaanvaardbaar voor veel Europese regeringen. Zo niet voor de Nederlandse. Het kabinet-Balkenende II is inmiddels aanvoerder van een smoezelige coalitie met Oostenrijk, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Deze landen willen een begin maken met het door-
sluizen van mensen in nood naar ontwikkelingslanden. Nu nog suggereren zij dat asielzoekers die als vluchteling erkend worden alsnog welkom zijn in Europa. Maar er gaan al stemmen op om deze mensen blijvend te huisvesten in de eigen regio. GroenLinks is verbijsterd door deze voorstellen. Zij ondermijnen het VN-Vluchtelingenverdrag. Zij vergroten de instabiliteit in de betreffende regio’s, omdat onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor de uitgeprocedeerde asielzoekers in de kampen. Bovendien, om met VN-vluchtelingencommissaris Ruud Lubbers te spreken: “Als ontwikkelingslanden voelen dat de rijke staten enkel hun verantwoordelijkheid willen afwentelen, dan zullen ze niet samenwerken.” De verantwoordelijkheid van de EU gaat verder dan het uitschrijven van een cheque teneinde het leed van de wereld op afstand te houden. Natuurlijk bieden kampen in de regio, mits goed beschermd, mensen een mogelijkheid om te ontsnappen aan terreur in eigen land. Maar erkende vluchtelingen hebben niet alleen recht op bescherming, maar ook op het beginnen van een nieuw leven. Dat gaat niet achter hekken. Arbeidsmigratie reguleren Naast een menswaardige opvang van vluchtelingen is ook het elimineren van de noodzaak tot vluchten een kerntaak van de EU. Bij beginnende conflicten dient zij bemiddeling en internationale druk te organiseren. Er moet niet minder maar meer worden geïnvesteerd in stabiliteit en duurzame ontwikkeling. Het terugschroeven van de ontwikkelingshulp, zoals de Nederlandse regering doet, is daarom kortzichtig. Maar zolang er grote verschillen zijn in welvaart en ontwikkelingskansen, zullen mensen op pad blijven gaan. Vaak behoren deze migranten tot de elite. Ze zijn hoog opgeleid, bereid risico’s te nemen en zich aan een vreemde cultuur aan te passen. Europa heeft haar economische kracht voor een belangrijk deel aan nieuwkomers te danken. En ook in de nabije toekomst zal zij arbeidsmigratie 201
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
omarmen om de demografische hobbel van de vergrijzende babyboomers weg te masseren. Maar veel mensen ervaren migratie tegelijk als een bedreiging, zeker nu de samenleving diverser en complexer wordt. Nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid probeerden zo veel mensen elders in de wereld een nieuw bestaan op te bouwen. Dertig jaar geleden wist een Marokkaanse boer amper iets over het leven in het verre Europa. Vandaag de dag hoeft hij alleen naar de televisie of naar toeristen te kijken om te weten hoeveel rijker en makkelijker het leven kan zijn aan de overzijde van de Middellandse Zee. Bovendien heeft het vliegtuig afstanden doen slinken. De huidige wijze van globalisering verkleint de grote mondiale verschillen in welvaart niet. Als een kind ergens in Azië onder erbarmelijke omstandigheden gympen produceert, zal het er allicht van dromen een keer zelf zulke schoenen te dragen. Met de economie wordt ook de droom van een beter bestaan geglobaliseerd. Migratie is een onvermijdelijk proces dat niet kan worden gestopt, hoogstens gereguleerd. Daarom is GroenLinks voor het ontwikkelen van een echt migratiebeleid. Duidelijke voorlichting in landen van herkomst en goede integratiemaatregelen in Europa zijn daar onderdeel van. Elk EU-land zou een loket moeten openen voor aspirant-arbeidsmigranten. Dat kan in de landen van herkomst; het gaat hier immers niet om vluchtelingen. Bij gebrek aan een volwaardig Europees arbeidsmigratiebeleid dienen de consulaten van de lidstaten samen te werken om geïnteresseerden een goed beeld te geven van de (on)mogelijkheden om werk te vinden in Europa. Recht op gezinsleven Je zult maar verliefd worden op iemand uit Argentinië. Trouwen mag, maar je geliefde mag niet in Nederland komen wonen, tenzij jij meer verdient dan 120 procent van het minimumloon. Voor talloze Nederlanders met een laag inkomen, zowel allochtonen als autochtonen, heeft de regering het recht op vrije partnerkeuze ingeperkt. Vanzelfsprekend 202
wordt integratie bemoeilijkt wanneer migranten massaal hun partner in het land van herkomst vinden. Maar de oplossing ligt in het aanbieden en afdwingen van een goede inburgering in Nederland, niet in het verbieden van gezinsvorming. Mede omdat de toenmalige Nederlandse minister Nawijn met een veto dreigde, heeft de EU de lidstaten vrij gelaten om een inkomenseis te stellen. Deze wetgeving moet zo snel mogelijk worden herzien. De ontwerp-Grondwet, die het vetorecht van lidstaten opheft en het Europees Parlement medebeslissingsrecht geeft, biedt een kans om de strijd opnieuw aan te gaan. Justitie- en politiesamenwerking Eind 2001 werd een groep Britse en Nederlandse vliegtuigspotters gearresteerd in Griekenland. Pas na geruime tijd bleek dat ze werden verdacht van spionage. De veertien spotters zaten absurd lang in voorarrest. In het Verenigd Koninkrijk en Nederland groeiden de protesten tegen deze uitwassen van het Griekse rechtssysteem. Maar tezelfdertijd stemden de Britse én Nederlandse regering in met het intensiveren van de Europese justitiesamenwerking: het Europees arrestatiebevel kwam tot stand, dat uitlevering vergemakkelijkt - ook van Nederlandse onderdanen aan Griekenland. Het voorstel van GroenLinks om eerst overeenstemming te bereiken over de rechten waarop verdachte personen aanspraak kunnen maken, werd als irrelevant terzijde geschoven. Een merkwaardige paradox. Deze paradox zegt veel over de risico’s van de toenemende Europese samenwerking op het gebied van politie en justitie. Er is geen beleidsterrein waar het ontbreken van afdoende democratische en juridische controle een groter gevaar vormt voor de rechtsstaat. Natuurlijk, samenwerken bij het bestrijden van zware grensoverschrijdende criminaliteit ligt voor de hand. Maar de wijze waarop het nu gebeurt is eenzijdig repressief en ondermijnt de waarborgen die nationale (grond)wetten aan burgers hebben toegekend. Zo hebben de regeringen van de EU-landen in 1999 afgesproken om hun samenwerking
GroenLinks
te grondvesten op het wederzijds erkennen van elkaars beslissingen. Het Europees arrestatiebevel is een uitvloeisel van die afspraak. Als Frankrijk, Griekenland of Litouwen om de arrestatie van een Nederlandse onderdaan verzoekt, zal Nederland dit verzoek moeten nakomen zonder te toetsen of de opsporing volgens de regels is verlopen en of de verdachte kan rekenen op een eerlijk proces. Het idee hierachter is dat het niet veel uitmaakt waar vervolging plaatsvindt, omdat de Europese rechtsstelsels veel op elkaar lijken. Maar als dat inderdaad het geval zou zijn, was er snel overeenstemming te bereiken over de rechten van verdachten. Feit is echter dat de justitie- en politiesamenwerking doordendert, terwijl afspraken over de bescherming van burgerrechten ontbreken. Sterker nog, de lidstaten geven toe dat in de praktijk het vertrouwen in elkaars rechtsstelsels ‘niet optimaal’ is. Ook Europol, de Europese politiedienst, is een voorbeeld van samenwerking ten koste van burgerrechten. Een van de belangrijkste taken van Europol is het vergaren en analyseren van informatie over zware misdrijven zoals mensenhandel, terrorisme en drugshandel. Dat is prima. Maar wordt een burger op basis van Europol-informatie gearresteerd, dan staat hij of zij voor de opgave bewijzen te weerleggen waarvan onduidelijk is waar ze vandaan komen. Ambtenaren van Europol zijn onschendbaar en hoeven niet als getuige te verschijnen voor de rechtbank. Dit wringt des te meer, nu Europol meer armslag krijgt en mag deelnemen aan opsporingsoperaties. Amerikaanse oorlogen De door de Amerikanen geleide oorlog tegen het terrorisme is een zoveelste aanval op de burgerrechten. In naam van deze oorlog heeft de regering-Bush Europa geprest om overdracht van verdachten en persoonlijke gegevens te vergemakkelijken. De EU en haar lidstaten overschrijden daarmee grenzen die voorheen heilig waren. Zo worden Nederlanders aan de VS uitgeleverd omdat zij in Nederland XTC zouden hebben verkocht aan Amerikaanse undercover-agenten. De Nederlandse
regering stemt niet alleen toe in de uitlevering van eigen onderdanen voor alhier gepleegde feiten, maar weigert bovendien als voorwaarde te stellen dat de VS de regels van het Europees Verdrag over de Rechten van de Mens (EVRM) naleven, zoals het toetsen van bewijzen door een rechter. Ook onze privacywetgeving wordt door Washington ondergraven. Onder dreiging van economische sancties moeten luchtvaartmaatschappijen allerlei gegevens van hun passagiers doorgeven aan de Amerikaanse autoriteiten. Omdat de VS deze informatie voor tal van doeleinden willen aanwenden worden nationale en Europese wetten over de bescherming van persoonsgegevens geschonden. Kortom, de transatlantische liefde komt van één kant. Europese waarborgen Parlementariërs van GroenLinks verzetten zich al jaren tegen de uitholling van burgerrechten. Verdachten uitleveren mag, maar onder strikte voorwaarden. De privacy schenden mag, maar alleen als dit noodzakelijk, proportioneel en effectief is, en als er waarborgen zijn tegen misbruik. Justitieel spierballenvertoon levert uiteindelijk niet meer veiligheid op. Onredelijke inbreuken op burgerrechten ondermijnen het vertrouwen van mensen in de overheid, en verdiepen daarmee het gevoel van onveiligheid. De nieuwe EU-landen, voormalige communistische dictaturen, weten dat uit eigen ervaring. De strijd tegen terrorisme en tegen criminaliteit moet doordacht worden gevoerd. Bij opsporing en vervolging op Europese schaal horen waarborgen op Europese schaal. Voordat de lidstaten elkaars strafrechtelijke beslissingen zonder meer uitvoeren, moet eerst worden bepaald aan welke minimumvoorwaarden een strafprocedure dient te voldoen. Er moeten gezamenlijke normen komen voor het recht op juridische bijstand, de lengte van het voorarrest en de toelaatbaarheid van opsporingsmethoden. ‘Vertrouwen’ tussen lidstaten is niet goed genoeg, controle is beter. Het EVRM bevat reeds Europese normen. Maar het Mensenrechtenhof in Straatsburg 203
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
toetst alleen achteraf, als de vermeende inbreuken op het recht al hebben plaatsgevonden, en daarvoor is een jarenlange procedure nodig. Het EVRM bevat bovendien geen concrete voorwaarden, maar legt algemene beginselen vast. Dat geldt ook voor het EUGrondrechtenhandvest. Verdrag noch handvest zeggen iets over het vergaren van bewijs via anonieme getuigen. Maar gaan wij op basis van zulk bewijs wel Nederlanders uitleveren? En welke rechtshulp willen wij onze burgers garanderen? In aanvulling op het EVRM hebben alle landen hun eigen nationale strafprocesrecht. Nu de Europese justitiesamenwerking de vrijblijvendheid is gepasseerd, moet ook de EU haar eigen rechtswaarborgen vastleggen. Europees Openbaar Ministerie De Europese justitie- en politiesamenwerking biedt ook kansen. De georganiseerde misdaad kan effectiever bestreden worden als de misdaadbestrijders niet steeds op landsgrenzen stuiten. Om grensoverschrijdende opsporing doeltreffend te maken, maar tevens democratisch en juridisch controleerbaar, bepleit GroenLinks de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie (EOM). Dat moet het voortouw nemen bij het vervolgen van eurocrimes: zware, grensoverschrijdende misdrijven die een EU-belang raken. Een beperkte lijst van duidelijk omschreven eurocrimes is van belang om onnodige Europese bemoeienis, bijvoorbeeld met de Nederlandse coffeeshops, te voorkomen. In de visie van GroenLinks vormt het Europese strafprocesrecht het handboek voor de vervolging door het toekomstige Europees Openbaar Ministerie. Het EOM heeft in elke lidstaat één of meer officieren van justitie tot haar beschikking. Bij het vermoeden van een eurocrime krijgt een officier in het land waar het zwaartepunt van de verdachte activiteiten ligt, de opdracht om een grensoverschrijdend opsporingsonderzoek in te stellen. De officier kan daarbij nationale opsporingsdiensten inschakelen, maar ook politiediensten in andere lidstaten. Tevens kan de expertise van Europol 204
benut worden voor het verzamelen en analyseren van gegevens. Daarom dient het EOM ook verantwoordelijk te zijn voor Europol. Samen vallen zij onder de politieke verantwoordelijkheid van de Europese Commissie, die verantwoording aflegt aan de Raad van Ministers én aan het Europees Parlement. Checks and balances Kan Nederland niet beter zijn eigen boontjes doppen op zo’n gevoelig terrein als het strafrecht? Formeel doen we dat nog steeds. Onze regering heeft in Brussel een vetorecht, de Tweede Kamer kan ministers terugfluiten als zij te vergaande Europese afspraken willen maken. Maar in de praktijk gebeurt dat zelden. De regering wil niet te vaak dwarsliggen. Voor de Kamer is het geheime ministersberaad in Brussel moeilijk te controleren. Nederlandse rechters zijn beperkt in hun mogelijkheden om de grensoverschrijdende opsporing te toetsen. Een terugkeer naar een puur nationaal strafrecht is een onbegaanbaar pad. De checks and balances van de democratische rechtsstaat kunnen alleen op Europees niveau worden teruggewonnen. GroenLinks vindt het daarom van groot belang dat de Europese ontwerp-Grondwet aan het Europees Parlement en aan het Europees Hof van Justitie een belangrijke rol toekent in de justitie- en politiesamenwerking. Daarmee schept de Grondwet nieuwe kansen om de goochelarij met grondrechten te vervangen door een solide Europees strafrechtstelsel.
PROGRAMMAPUNTEN R. Asiel 1. Europese wetgeving definieert welke vluchtelingen in ieder geval op bescherming mogen rekenen. Deze afspraken voldoen tenminste aan het VN-Vluchtelingenverdrag en beschermen ook mensen die vervolgd worden vanwege hun geslacht, geslachtsidentiteit of seksuele gerichtheid, mensen die niet beschermd worden door hun overheid en mensen die op de vlucht zijn voor foltering of willekeurig geweld als gevolg van een burgeroorlog. Lidstaten mogen
GroenLinks
hogere normen hanteren. Zolang deze Europese wetgeving er niet is, sturen lidstaten geen asielzoekers terug naar een andere lidstaat om daar de asielprocedure te doorlopen. 2. Een asielverzoek dient door minstens één EU-lidstaat inhoudelijk in behandeling te worden genomen. 3. De EU stelt normen vast waaraan alle opvang- en asielprocedures moeten voldoen. Deze normen garanderen ten minste dat: a) iedere asielzoeker een persoonlijk interview krijgt, waarvan op transparante wijze verslag wordt gelegd; b) geen asielzoeker wordt uitgezet voordat de hele procedure, inclusief beroepsmogelijkheden, is doorlopen; c) gezinsleden het recht krijgen om een asielprocedure samen in één lidstaat af te wachten; d) asielzoekers die zijn afgewezen het recht behouden op opvang, zolang ze meewerken aan hun terugkeer; e) asielzoekers die langer dan drie jaar in de opvang verblijven een permanente status krijgen. 4. Alleenstaande minderjarige asielzoekers wier asielverzoek is afgewezen terwijl zij nog minderjarig zijn, krijgen recht op verblijf als in het land van herkomst adequate opvang ontbreekt. 5. Een moratorium van twee jaar op nationale restrictieve maatregelen verhoogt de druk om tot Europese besluiten te komen. 6. Solidariteit wordt bevorderd door het uitbouwen van het Europees Vluchtelingenfonds. Lidstaten krijgen gedeeltelijke compensatie voor de kosten die samenhangen met de behandeling van asielverzoeken en de integratie van vluchtelingen. 7. Omwille van een snelle rechtsgang komt er een speciale kamer voor asielzaken bij het Europees Hof van Justitie. Deze toetst desgevraagd de Europese wetten aan het VNVluchtelingenverdrag, het EVRM en het EU-Grondrechtenhandvest en beoordeelt of de lidstaten deze wetten goed implementeren.
8. De UNHCR en vluchtelingen- en mensenrechtenorganisaties worden betrokken bij de vormgeving van het EU-asielbeleid. 9. Een onafhankelijk Europees informatiecentrum stelt openbare rapportages op over landen van herkomst om het terugsturen van asielzoekers naar onveilige gebieden uit te sluiten. Het centrum baseert zich hierbij op toetsbare en actuele gegevens uit verschillende bronnen, waaronder mensenrechtenorganisaties, experts en ambassades. 10. De EU verhoogt haar bijdrage aan de UNHCR substantieel opdat deze organisatie haar verantwoordelijkheid voor de opvang van asielzoekers in de regio waar kan maken. 11. De EU-landen schuiven hun verantwoordelijkheid voor asielzoekers niet af op ontwikkelingslanden. Opvang in de regio kan nooit in de plaats komen van een Europees asielbeleid. 12. De EU-landen gaan pas samenwerken bij de terugkeer van afgewezen asielzoekers, wanneer een rechtvaardig en geloofwaardig Europees asielbeleid tot stand is gebracht. Uitzettingen zijn soms onvermijdelijk. Vrijwillige terugkeer verdient de voorkeur; daartoe is het bieden van perspectief in het land van herkomst noodzakelijk. S. Migratie 1. De EU stimuleert en faciliteert het ontwikkelen van migratiebeleid door de lidstaten. Arbeidsmigranten kunnen zich op eigen initiatief melden in het land van herkomst en maken kans op toelating tot de EU wanneer zij voldoen aan criteria zoals de kans op het vinden van werk. De consulaten van de lidstaten werken samen om informatie over migratiemogelijkheden in de hele EU te bundelen. 2. De mogelijkheden voor het gericht werven door werkgevers van arbeidskrachten buiten de EU worden selectief verruimd. Samen met regeringen van de landen van herkomst en maatschappelijke organisaties stelt de EU criteria op om te garanderen dat de brain gain de brain drain overtreft en basis205
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
voorzieningen als gezondheidszorg niet worden beroofd van geschoold personeel. 3. De EU zorgt, in samenwerking met de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) en vakbonden, voor een snelle en volledige implementatie van de VN-Conventie inzake de Rechten van Migrerende Werknemers en hun Gezinsleden en ziet toe op de naleving. 4. De lidstaten leggen vast dat de leges voor (het verlengen van) verblijfsvergunningen niet meer bedragen dan de gemaakte administratieve kosten. 5. Er komen dwingende afspraken met banken om internationale overboekingen van kleinere bedragen naar herkomstlanden aanzienlijk goedkoper te maken. 6. Als de EU-Grondwet in werking treedt, wordt de wetgeving over gezinshereniging en gezinsvorming herzien, opdat kinderen tot 18 jaar zonder aanvullende eisen met hun ouders kunnen worden herenigd en opdat geen beperkingen kunnen gelden voor het recht op vrije partnerkeuze. 7. De EU bevordert samenwerking tussen de lidstaten bij de inburgering van nieuwkomers. Zij waakt over het evenwicht tussen rechten en plichten van migranten en gastlanden. T. Politie en justitie 1. De EU verzet zich nadrukkelijk tegen de wijze waarop de VS vorm geven aan terrorisme- en drugsbestrijding. Zij eist dat de bescherming van burgerrechten gegarandeerd wordt bij de transatlantische samenwerking. Er worden geen verdachten uitgeleverd aan de VS die ook - eventueel na overdracht van Amerikaans bewijs - in eigen land berecht kunnen worden. 2. Het Europees arrestatiebevel wordt opgeschort totdat de EU minimumnormen voor de rechten van verdachten en de strafprocedure heeft vastgelegd. Deze minimumnormen betreffen onder meer het recht op juridische bijstand, de maximale lengte van voorarrest, de toelaatbaarheid van opsporingsmethoden zoals burgerinfil206
tranten en het aftappen van telecommunicatie. 3. De EU stelt een limitatieve lijst van eurocrimes op: delicten die per definitie zwaar en grensoverschrijdend zijn en een EU-belang raken, zoals mensenhandel, fraude met EU-geld en bepaalde milieudelicten. Voor deze delicten wordt een duidelijke definitie vastgesteld en worden de nationale strafmaten dichter bij elkaar gebracht. 4. In het drugsbeleid van de EU staat het beperken van risico’s voor gebruikers en hun omgeving centraal. De EU moedigt het testen van XTC, het verstrekken van schone naalden en het op recept verstrekken van hard- en softdrugs en daaruit verkregen stoffen aan. 5. De EU promoot actief een evidence-based drugsbeleid en beveelt de lidstaten aan over te gaan tot legalisering van softdrugs en decriminalisering van harddrugs. 6. De EU verwerft internationale steun voor een onafhankelijke evaluatie van het zerotolerance beleid dat voortvloeit uit de VNdrugsverdragen. Wanneer deze heeft aangetoond dat een harde aanpak van drugsgebruikers geenszins leidt tot minder verslaafden, criminaliteit en drugsmisbruik, zet de EU zich in voor een wijziging van de VN-verdragen, inclusief de mogelijkheid van legalisering van drugs. 7. Een Europees Openbaar Ministerie wordt verantwoordelijk voor de vervolging van eurocrimes. Het EOM is gebonden aan de Europese normen voor de strafprocedure en wordt gecontroleerd door de Europese Commissie, die daarover verantwoording aflegt aan de Raad van Ministers en het EP. 8. Bij ieder strafonderzoek is een Vrijheidsrechter betrokken die verantwoordelijk is voor het uitvaardigen van dwangbevelen, zoals arrestatie, huiszoeking of telefoontaps. 9. Verdachten worden in het geval van vervolging voor de strafrechter van een lidstaat gebracht. Deze nationale rechter oordeelt ook of het strafrechtproces goed is nageleefd.
GroenLinks
10. Ambtenaren van Europol en nationale opsporingsdiensten verschijnen desgevraagd als getuige voor de strafrechter in andere lidstaten. Europol-ambtenaren verliezen hun immuniteit. 11. Het EP stelt een ombudspanel van strafrechtadvocaten en burgerrechtendeskundigen in, Eurorights, dat de problemen die de Europese strafrechtsamenwerking oplevert voor de rechten van burgers in kaart brengt en aanbevelingen doet voor oplossingen. 12. De rechtspositie van slachtoffers van mensenhandel wordt beter gewaarborgd. Er wordt op nationaal en Europees niveau nauw samengewerkt aan een integraal beleid om mensenhandel te bestrijden en te voorkomen, vanuit een duidelijke focus op mensenrechten en de rechtspositie van slachtoffers. 13. Ingezetenen die in een andere EU-lidstaat in aanraking komen met politie of justitie worden middels een brochure in eigen taal, een Letter of Rights, op de hoogte gesteld van hun rechten. 14. Europese regels voor gegevensbescherming gaan gelden voor de politiële en justitiële autoriteiten in de lidstaten, maar ook voor Europol, Eurojust, het EOM, het Schengen Informatie Systeem en de visadatabank.
HOOFDSTUK 5. REPUBLIEK EUROPA “Vrijheid van meningsuiting en geweten, bescherming van de individuele burger tegen het misdadige gebruik van geweld door de staat dit zijn de grondvesten van het nieuwe Europa.” (Hans en Sophie Scholl, 1942) De droom van deze Duitse verzetslieden kan na zestig jaar werkelijkheid worden. De Europese Conventie heeft een ontwerp geschreven voor een Europese Grondwet, die de doorbraak naar een Europese democratie mogelijk maakt. Geen volmaakte democratie, maar wel een die de breuk markeert met de traditionele achterkamertjespolitiek van ministers en diplomaten. Het EU-Grondrechtenhandvest beschermt de vrijheden waarvoor Hans en
Sophie Scholl hun leven hebben gegeven. In Europa werden ooit de spelregels van de democratie uitgevonden. Tot nu toe waren deze spelregels onverbrekelijk verbonden met de natiestaat. De Europese Conventie heeft ze naar supranationaal niveau getild. De Unie van staten kan eindelijk ook een Unie van burgers worden, dankzij de Grondwet die de Conventie ontwierp. Geen geringe prestatie voor een groep van meer dan honderd (euro)parlementariërs en regeringsvertegenwoordigers met zeer uiteenlopende opvattingen. Het is hoog tijd om de burgers meer zeggenschap te geven over de Europese samenwerking, want in eigen land zien zij hun democratische rechten langzaam verdampen. De besluitvorming over de inrichting van de samenleving wordt steeds sterker ingeperkt door het geweld van de globalisering en de dictaten van de markt. Steelse integratie GroenLinks ziet de ontwerp-Grondwet als een historische stap voorwaarts. Vijftig jaar lang was de Europese samenwerking een verlicht, maar in wezen autoritair project. Voor de burger en zijn of haar volksvertegenwoordigers was slechts een bescheiden rol weggelegd. De grondleggers van de Europese Unie, Robert Schuman en Jean Monnet, meenden discreet te werk te moeten gaan, zo kort na de Tweede Wereldoorlog. In 1950 stelden zij voor om de productie van kolen en staal - de basisingrediënten van de toenmalige oorlogsvoering - onder supranationaal toezicht te plaatsen. Zo wilden zij de macht van de natiestaat aan banden leggen. Naar de mening van de Europese burgers durfden zij niet te vragen. Schuman en Monnet waren bang dat hun blauwdruk voor Europese verzoening op de klippen van haat en wantrouwen zou lopen. Deze steelse aanpak werkte. Nauwelijks gehinderd door parlementaire controle breidden nationale regeringen de Europese samenwerking stap voor stap uit. Achter gesloten deuren vaardigden nationale ministers wetten uit, die de nationale economieën aaneensmeedden 207
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
tot een gemeenschappelijke markt. Bij deze markt kreeg elke lidstaat zo’n groot belang, dat de Europese integratie onomkeerbaar werd. Brussel werd een paradijs voor ministers en ambtenaren. Parlementariërs hadden het nakijken. Bij de overheveling van taken van de lidstaten naar Europa pleegde de uitvoerende macht een sluipende staatsgreep ten koste van de zeggenschap van parlementen. De verzamelde ministers eigenden zich wetgevende bevoegdheden toe, en stelden en passant het principe van openbare besluitvorming buiten werking. De oprichting van een rechtstreeks gekozen Europees Parlement in 1979 was amper meer dan een symbolische geste. Omdat het, in de woorden van oud-minister MaijWeggen, “verslavend werkt om geen last te hebben van parlementen”, werden de Europese volksvertegenwoordigers bij gevoelige onderwerpen afgescheept met een vrijblijvend adviesrecht. De Europese burgers leek het niet te deren. Regeringen wisten de illusie in stand te houden dat Brussel de nationale soevereiniteit onaangetast liet. Legitimatiecrisis Maar het tij keerde in 1991, met het Verdrag van Maastricht. De regeringen besloten niet alleen tot invoering van een gemeenschappelijke munt, maar ook tot uitbreiding van de politieke samenwerking. Geheel onverwacht barstte een storm van kritiek los. Brusselse regenten de voorschriften voor komkommers en grasmaaiers toevertrouwen is nog iets anders dan hun ongecontroleerde zeggenschap geven over buitenlandse politiek en misdaadbestrijding. Burgers kwamen in opstand en verbijsterde bestuurders erkenden schoorvoetend een ‘democratisch tekort’. Achteraf gezien hoeft deze onvrede met Europa niet te verbazen. Het argument dat Europese integratie oorlog voorkomt had inmiddels aan kracht ingeboet. Een nieuwe generatie Europeanen kende de verschrikkingen van de volkerenmoord alleen nog maar uit de geschiedenisboeken. De dreiging van het Sovjetcommunisme was ook verleden tijd. De oude bindmiddelen waren uitgewerkt. De nieuwe, 208
slecht gecontroleerde bevoegdheden van de EU wekten terechte argwaan. Zelfs in het Europees gezinde Nederland nam in 1999 nog maar dertig procent van de burgers de moeite om te gaan stemmen voor het Europees Parlement. Hoewel de Europese volksvertegenwoordiging sinds Maastricht op een aantal minder controversiële terreinen echte macht had gekregen, wist zij amper aanzien te verwerven. Uitgerekend het parlement betaalde de prijs voor de minachting van democratie en rechtsstaat in Europa. De echte boosdoeners bleven buiten schot. Het Europese project liep vast in een legitimatiecrisis. De regeringsleiders slaagden er in Amsterdam (1997) en Nice (2000) niet in om tot democratische en werkbare spelregels te komen voor het grotere, herenigde Europa. De methode van diplomatiek overleg en compromissen op de vierkante millimeter was uitgewerkt. Een echt constitutioneel proces werd onvermijdelijk. In 2001 trokken de regeringsleiders de consequentie uit hun collectieve falen en riepen zij de Europese Conventie bijeen. Eigenlijk was de eerste steen voor de Grondwet een jaar eerder gelegd. Na de teleurstellende Europese verkiezingen van 1999 wilden de regeringsleiders iets doen om de kloof met de burgers te overbruggen. Ze gaven een forum van Europese en nationale parlementariërs opdracht om de in diverse verdragen vastgelegde grondrechten op een rijtje te zetten. Hoewel sommige regeringen, waaronder de Nederlandse, van tevoren duidelijk hadden gemaakt dat ze de EU niet aan dit Grondrechtenhandvest wilden binden, was de belangstelling van maatschappelijke organisaties groot. De leden van de Grondrechtenconventie raakten bedolven onder de voorstellen en adviezen. Veel ervan werden ook benut. De Grondrechtenconventie toonde aan, tegen alle verwachtingen in, dat het mogelijk was om in het openbaar overeenstemming te bereiken over constitutionele hervormingen. Europese Grondwet De ontwerp-Grondwet van de Europese Con-
GroenLinks
ventie maakt van Europa een publieke zaak, een republiek. In een republiek wordt de uitoefening van macht aan banden gelegd door bevoegdheden te spreiden over een uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht. Grondrechten beschermen burgers tegen wanbestuur en schending van hun persoonlijke integriteit. Tot nu toe waren deze regels gebonden aan de natiestaat. De Conventie van Philadelphia, die in 1787 de grondwet van de Verenigde Staten opstelde, schreef de eerste constitutie voor een federale staat. Maar de Conventie van Brussel kon het werk van haar Amerikaanse voorgangers niet kopiëren. Daarvoor is de culturele verscheidenheid in Europa te groot. De Conventie van Brussel moest dus het ogenschijnlijk onmogelijke tot stand brengen: de Unie democratiseren zonder nationale identiteiten gelijk te schakelen. De ontwerp-Grondwet legt vast wat wel en niet op Europees niveau geregeld wordt. Nationale regeringen én parlementen krijgen meer mogelijkheden om zich teweer te stellen tegen Brusselse centraliseringdrift. De belangrijkste vernieuwing is echter de emancipatie van het Europees Parlement. De volksvertegenwoordiging krijgt aanzienlijke wetgevende bevoegdheden. Op een paar pijnlijke uitzonderingen na kan geen Europese wet zonder parlementaire goedkeuring worden aangenomen. Binnen de Brusselse verhoudingen is dat een heuse revolutie. Zelfs op gevoelige terreinen als asielbeleid en misdaadbestrijding heeft de Raad van Ministers niet langer het wetgevingsmonopolie. De ontwerp-Grondwet maakt het Grondrechtenhandvest bindend. Elke burger die de dupe is van een bemoeizuchtige of nalatige Europese overheid kan zich op deze rechten beroepen voor de nationale of Europese rechter. Geëngageerde burgers krijgen dankzij de Grondwet een instrument in handen om rechtstreeks hun invloed te laten gelden: het burgerinitiatief. Eén miljoen handtekeningen volstaan om een wetsvoorstel op de Europese agenda te zetten. Geen onneembare drempel, nu er 455 miljoen EU-burgers zijn.
Permanente revolutie nodig De ontwerp-Grondwet is echter op een aantal belangrijke punten teleurstellend voorzichtig. Voor veel grensoverschrijdende vraagstukken rond sociale zekerheid en (milieu)belastingen blijft het nationale veto gehandhaafd. Dat geldt ook voor de buitenlandse politiek van de EU. Op de verlammende verdeeldheid die de EU tijdens de Irak-oorlog tentoonspreidde, heeft de Conventie geen passend antwoord gevonden. Een Europees buitenlands beleid vergt meer dan alleen de aanstelling van een Europese minister van Buitenlandse Zaken, zoals de ontwerp-Grondwet nu bepaalt. Op dit punt moet de EU echt vooruitgang boeken, op straffe van verder verlies aan internationale geloofwaardigheid. De ontwerpGrondwet bevat gelukkig bepalingen die een permanent debat over verdergaande constitutionele hervormingen verzekeren. Zo kunnen kopgroepen van lidstaten besluiten om over te gaan tot meerderheidsbesluitvorming ten behoeve van een sociale en fiscale Unie. Medebeslissingsrecht van het Europees Parlement is daarbij gegarandeerd. Besluiten over buitenlands beleid hoeven formeel niet te worden voorgelegd aan het parlement. Toch komt het EP in een goede positie om een omvattende verantwoordingsrelatie met de toekomstige EU-minister van Buitenlandse Zaken af te dwingen, aangezien deze functionaris ook lid is van de Europese Commissie. Het is bovendien in diens eigen belang dat het EP kan fungeren als contragewicht tegen de middelpuntvliedende krachten van de lidstaten. Het oude, heimelijke Europa schemert door in de benoemingsprocedure voor de drie toekomstige ‘tenoren’ van de EU: de voorzitter van de Europese Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en de minister van Buitenlandse Zaken. De kandidaten voor deze topfuncties worden volgens de ontwerp-Grondwet geselecteerd door de Europese Raad. Maar het EP hoeft geen genoegen te nemen met deze achterkamertjespolitiek. Het kan zijn eigen kandidaten voordragen, en aldus rechten bevechten die in een volgende editie van de Grondwet geformaliseerd worden. Haar defi209
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
nitieve vorm heeft de EU nog niet gevonden. Ondanks alle tekortkomingen, beschouwt GroenLinks de ontwerp-Grondwet van de Europese Conventie als een belangrijke stap vooruit. Het is de moeite waard om deze Grondwet te verdedigen. Te meer omdat de regeringsleiders van de EU-landen, die de definitieve tekst van de Grondwet moeten vaststellen, een aantal verbeteringen die de Conventie heeft voorgesteld weer dreigen terug te draaien. Tot overmaat van ramp hebben zij tijdens hun mislukte top in december 2003 de vaststelling van de Grondwet op de lange baan geschoven. De regeringsleiders miskennen hoe urgent het is dat de EU de kloof met haar burgers overbrugt. Een Grondwet - maar wel een goede - is daarbij onmisbaar. Misbruik en fraude Ook de strijd voor een transparant Europees bestuur is nog lang niet gestreden. De ontwerp-Grondwet verplicht de Raad van Ministers om voortaan, net als het Europees Parlement, in het openbaar te vergaderen over wetgeving. Dat is een forse stap vooruit. Maar burgers, journalisten en onderzoekers die de voorbereiding en uitvoering van deze besluiten willen controleren, stuiten op een muur van geheimhouding. De Europese wet op de openbaarheid van bestuur, die sinds 2001 van kracht is, dient vooral het bestuur, niet de openbaarheid. De Europese instellingen houden nog veel informatie onder de pet. Dat vermindert de mogelijkheden voor maatschappelijke organisaties om vroegtijdig invloed uit te oefenen op nieuwe beleidsvoornemens. In de praktijk heeft de meest kapitaalkrachtige lobby een informatievoorsprong. De geheimhouding vergroot ook de kans dat misstanden lang onopgemerkt blijven. Nadat het Europees Parlement in 1999 de Commissie-Santer ten val bracht wegens wanbeheer en fraude, heeft de Commissie-Prodi een hervormingsproces in gang gezet om het beheer van de Europese financiën en de bestrijding van fraude te verbeteren. Maar zolang de Europese Commissie, en ook de Raad van Ministers, het kritische licht der openbaar210
heid schuwen blijft het risico bestaan dat misstanden worden toegedekt. Dat risico wordt nog groter als Eurocommissarissen geen volledige politieke verantwoordelijkheid nemen voor de handelingen van hun ambtenaren. Neem de affaire, in 2003, rond de geheime bankrekeningen van het Europese statistiekbureau. De kritiek van het Europees Parlement op de voor Eurostat verantwoordelijke Eurocommissaris Solbes werd door Commissievoorzitter Prodi aldus gepareerd: Solbes was niet op de hoogte van de boekhoudkundige onregelmatigheden, dus kon hij er ook niet op afgerekend worden. Dit is het recept voor een Europese sorry-democratie. GroenLinks vindt dat Eurocommissarissen, ook wanneer zij geen persoonlijke schuld dragen, af moeten treden wanneer vaststaat dat hun ondergeschikten ernstig in de fout zijn gegaan. Alleen dan blijft de Commissie scherp op fraude en wanbeheer. Ook de lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor het leeuwendeel van de financiële onregelmatigheden met Europees geld, moeten beter bij de les gehouden worden. Zij zijn laks bij de opsporing en vervolging van fraude met Brusselse subsidies. Om die reden is GroenLinks voorstander van een Europees Openbaar Ministerie, dat zelfstandig opsporingsonderzoek kan verrichten en fraudeurs voor de rechters kan brengen. De ontwerp-Grondwet maakt de oprichting van zo’n Euro-OM mogelijk. Het Europees Parlement tenslotte dient ook bij zichzelf te rade te gaan. Het is er nog altijd niet in geslaagd om een akkoord te bereiken met de Raad van Ministers over een transparante en sobere regeling van salarissen, onkostenvergoedingen en pensioenen voor de afgevaardigden. GroenLinks was in 1999 mede-initiatiefnemer van een gedragscode voor de Nederlandse leden van het EP. Volgens deze code moeten de europarlementariërs reiskostenvergoedingen die boven de werkelijk gemaakte kosten uitstijgen terugstorten op de rekening van het parlement. Zij dienen ook publiekelijk verantwoording af te leggen over de besteding van onkostenvergoedingen. He-
GroenLinks
laas houden niet alle Nederlandse europarlementariërs zich aan deze belofte. En helaas zijn de europarlementariërs uit andere EU-landen nog lang niet allemaal overtuigd van het belang van zuivere financiële zeden voor de geloofwaardigheid van het EP. GroenLinks zet de strijd voort. Bedilzucht De pogingen om fraude en gesjoemel tegen te gaan hebben een schaduwzijde, zo merken organisaties die een Europese subsidie aanvragen. Uit angst voor een verkeerde besteding van het geld laat de Europese Commissie aanvragers steeds meer formulieren invullen. Voor de kleinste subsidie moeten maatschappelijke organisaties zich door een papierwinkel heen worstelen. En voor een eenvoudige missie van verkiezingswaarnemers zijn al zevenduizend parafen van ambtenaren nodig. Dat is geen efficiënte besteding van tijd en geld. Het antwoord op fraude is niet meer bureaucratie, maar heldere regelgeving, duidelijke verantwoordingslijnen en effectieve controle. Juist onuitvoerbare regels leiden tot verkeerde toepassing, met of zonder opzet. Niet alleen de Commissie, maar ook de Raad van Ministers en het Europees Parlement hebben soms last van bedilzucht. Zij neigen ernaar de uitvoering van wetten tot in de kleinste details vast te leggen, uit vrees dat lidstaten en bedrijven anders een loopje nemen met hun verplichtingen. Maar juist deze detailvoorschriften stellen bedrijven of lagere overheden vaak voor onoverkomelijke problemen. De ontwerp-Grondwet geeft de Commissie meer armslag om wetten van uitvoeringsbepalingen te voorzien. Deze bepalingen kunnen makkelijker worden aangepast aan de lessen van de praktijk. Het EP krijgt het recht om de Commissie terug te fluiten wanneer de uitvoeringsbepalingen de wet ontkrachten. Daarmee vervalt de laatste reden voor europarlementariërs om zich in details te verliezen. Wetgeving op hoofdlijnen maakt het makkelijker om onuitvoerbare voorschriften te corrigeren. Ook het democratisch debat is ermee gediend, wanneer politieke tegenstellin-
gen niet langer verborgen gaan achter technische details. Voor de burgers wordt het dan inzichtelijker waar de strijd nu eigenlijk over gaat. Levende democratie Nu de ontwerp-Grondwet uitzicht biedt op een Europese democratie, is het zaak deze democratie tot leven te brengen. Dat vergt burgerinitiatieven, oplettende nationale parlementen, invloedrijke Europese NGO’s, internationale protestacties, grensoverschrijdende media en de verbeeldingskracht van kunstenaars. Politieke partijen kunnen het goede voorbeeld geven, door de samenwerking met hun Europese geestverwanten te intensiveren en hun leden een stem te geven in de Europese partijen. De ontwerp-Grondwet geeft het Europees Parlement voldoende macht om de oprichting van Europese kieslijsten af te dwingen. Die kans moet worden benut. GroenLinks kan dan in 2009 met Die Grünen, Les Verts en andere bondgenoten één internationale lijst opstellen, op basis van het gemeenschappelijke programma van de Europese Groene Partij. Europese kieslijsten scheppen echte Europese politici, die het debat over landsgrenzen heen transporteren. Maar de beste stimulans voor een Europees publiek debat is de goedkeuring van de Grondwet door de burgers, door middel van referenda in zoveel mogelijk lidstaten. Europa was vijftig jaar lang in handen van de regeringen, de burgers hadden weinig in de melk te brokken. De ontwerp-Grondwet biedt een unieke kans om Europa met haar burgers te verzoenen. Niet door hen voor voldongen feiten te stellen, zoals Schuman en Monnet deden, maar door hen tot Europese soeverein te maken. Aan de burgers komt het recht toe de Grondwet te aanvaarden of te verwerpen.
PROGRAMMAPUNTEN U. Europees burgerschap 1. Jongeren krijgen een rol bij het agenderen van wetsvoorstellen: de minimum-leeftijdsgrens voor deelname aan Europese burgerinitiatieven wordt op 14 jaar gesteld. 211
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
2. Het EP grijpt de evaluatie van de Europese wet openbaarheid van bestuur aan om een ingrijpende verruiming en vergemakkelijking van de toegang tot informatie tot stand te brengen. 3. De EU-instellingen bevorderen de oprichting van een Europees virtueel forum, een website die laagdrempelige toegang biedt tot Europese wetsvoorstellen, de posities van Europese partijen, nationale regeringen en maatschappelijke organisaties alsmede andere relevante documenten, en een geïnformeerd, grensoverschrijdend debat tussen burgers faciliteert. 4. De Europese Commissie consulteert, voorafgaande aan nieuwe beleidsinitiatieven, alle relevante NGO’s die op Europese schaal georganiseerd zijn. Zij maakt openbaar welke organisaties zijn benaderd. Indien nodig subsidieert de Commissie haar critici. 5. De beweging van anders-globalisten wordt voorgedragen voor de Karlspreis wegens haar verdiensten voor de (politisering van de) Europese eenwording. 6. De wetgeving tegen discriminatie op grond van sekse, handicap, seksuele oriëntatie, leeftijd en godsdienst wordt verbreed, teneinde gelijke behandeling niet alleen op de arbeidsmarkt af te dwingen, maar ook in gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, sociale zekerheid en bij het aanbieden van goederen en (overheids)diensten. 7. Een collectief actierecht maakt het mogelijk dat structurele discriminatie door derden aan de rechter wordt voorgelegd. 8. De EU zet zich actief in voor een VN-verdrag over de rechten van mensen met een handicap. Grotere werkgevers in de EU worden verplicht om een minimumpercentage mensen met een handicap in dienst te nemen. 9. Onderdanen van derde landen en statenlozen kunnen na drie jaar legaal verblijf in de EU het Europees burgerschap verkrijgen, inclusief het recht op vrij verkeer en kiesrecht op lokaal en Europees niveau. 10. Voor zowel oude als nieuwe EU-landen wordt gestreefd naar evenredige deelname 212
van vrouwen aan EU-organen. Lidstaten met weinig of geen vrouwelijke vertegenwoordigers worden gemaand snel aan een meer evenredige vertegenwoordiging te werken. Dit geldt - indien nodig - in het bijzonder voor partijen die deelnemen aan de Europese Groene Partij. 11. De EU bevordert de legalisatie van illegale immigranten die aantoonbaar vijf jaar in hun eigen onderhoud hebben voorzien en nooit zijn veroordeeld voor een ernstig misdrijf. 12. De EU bevordert de dubbele nationaliteit, als erkenning van het feit dat steeds meer mensen een transnationale identiteit hebben. 13. Met politieke druk en financiële steun bestrijdt de EU de achterstelling van minderheden zoals van Roma en Sinti in MiddenEuropa en Russisch-taligen in Estland en Letland. Er komt een aparte Eurocommissaris voor de bewaking van mensenrechten en minderheidsrechten binnen de EU. 14. De EU verzekert dat lidstaten de burgerlijke staat van elkaars onderdanen erkennen, inclusief geregistreerde partnerschappen en huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. 15. De Europese Commissie vereenvoudigt de papierwinkel voor het aanvragen van Europese subsidies en versnelt de uitbetaling. V. Democratie en rechtsstaat 1. Als de Europese Grondwet in één of meer nationale referenda wordt verworpen, terwijl de referendumuitslagen opgeteld wel een meerderheid vóór opleveren, onderzoekt de Europese Conventie of aan de bezwaren van tegenstanders kan worden tegemoetgekomen door hetzij nationale opt-outs, hetzij verdergaande democratisering, vollediger rechtsbescherming en striktere toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Een verbeterde Grondwet wordt opnieuw aan referenda onderworpen. 2. Als het constitutionele proces stilvalt, komen geïnteresseerde regeringen, nationale parlementen en het EP bijeen om de mo-
GroenLinks
gelijkheid te bespreken van een federale kopgroep van lidstaten binnen de EU. 3. De EU treedt zo snel mogelijk na inwerkingtreding van de Europese Grondwet toe tot het Europees Verdrag over de Rechten van de Mens. Zij draagt ruim bij aan de financiering van het Mensenrechtenhof teneinde de rechtsgang te versnellen. 4. De EU-Grondwet geeft de EU allerminst haar finale vorm, maar is opmaat voor een permanente constitutionele revolutie. Het EP rekt de grondwettelijke kaders op door: 1. na de Europese verkiezingen de kandidaat van de grootste Europese partij of partijencoalitie voor te dragen als Commissievoorzitter én toekomstig voorzitter van de Europese Raad, en tevens een kandidaatminister van Buitenlandse Zaken voor te dragen; 2. jurisprudentie uit te lokken die niet alleen de EU, maar ook de lidstaten bindt aan de sociale grondrechten uit het Grondrechtenhandvest; 3. openbaarheid af te dwingen van de conciliatie-vergaderingen waarin Raad van Ministers en EP onderhandelen over wetgeving; 4. het instrument van de individuele motie van afkeuring tegen een Eurocommissaris op te nemen in zijn Reglement; 5. een verantwoordingsrelatie met de EUminister van Buitenlandse Zaken af te dwingen; zonder vertrouwen van het EP kan hij/ zij niet functioneren; 6. zijn enquête- en begrotingsrecht in te zetten om meer controle te krijgen op het buitenlands- en veiligheidsbeleid; 7. ruim voor de Europese verkiezingen van 2009 een eenvormige verkiezingsprocedure voor te stellen, waarbij Europese politieke partijen met grensoverschrijdende kieslijsten gaan strijden om een deel van de zetels in het EP, te beginnen bij minimaal tien procent; 8. zelf het initiatief te nemen voor een nieuwe Conventie; 9. daaraan voorafgaand een verdrag voor te stellen waardoor de herziene Grondwet
in werking kan treden na goedkeuring door vijfzesde van de lidstaten en een meerderheid van de stemmers in een EU-wijd referendum. 5. De eerstvolgende herziening van de EUGrondwet voorziet onder meer in: 1. rechtsmacht van het Hof van Justitie over het buitenlands- en veiligheidsbeleid; 2. beter toegang tot de Europese rechter voor NGO’s; 3. opname van het recht op een schoon en gezond milieu in het Grondrechtenhandvest; 4. referenda over EU-wetgeving en verdragen; 5. verkiezing van de voorzitter van de Europese Commissie door het EP; 6. volledige inbedding van de minister van Buitenlandse Zaken in de Commissie; 7. omvorming van de Raad van Ministers tot een Statenkamer; 8. instemmingsrecht van het EP bij alle internationale verdragen die de EU sluit; 9. initiatiefrecht van het EP in het Europese wetgevingsproces; 10. de afschaffing van de unanimiteitsregel voor het heffen van milieubelasting. 6. Door middel van ceremoniële ondertekening maakt de EU zichtbaarder wanneer belangrijke wetten definitief zijn goedgekeurd en welke instellingen daarvoor verantwoordelijk zijn. 7. Wanneer nationale parlementen bezwaar aantekenen tegen EU-wetsvoorstellen, nodigt het EP hen uit voor een subsidiariteitsen proportionaliteitsdebat. 8. Voor actief en passief kiesrecht bij verkiezingen en referenda in EU-verband geldt een leeftijdsgrens van 16 jaar. 9. De Tweede Kamer bepaalt welke kandidaatEurocommissarissen door Nederland worden voorgedragen bij de Commissievoorzitter. 10. Omwille van de herkenbaarheid van Europese politieke partijen worden de aangesloten nationale partijen opgeroepen een gezamenlijk symbool te voeren. Voor de Europese Groene Partij is dit de zonnebloem. 213
Eigenwijs Europees: Laat Europa niet rechts liggen
11. Europese politieke partijen worden gestimuleerd om zich te ontwikkelen van partijenfederaties tot ledenpartijen. 12. Het Europese mensenrechtenagentschap in Wenen en het door het EP ingestelde onafhankelijke deskundigennetwerk inzake mensenrechten toetsen of de lidstaten alle inwoners de klassieke én sociaal-economische mensenrechten garanderen. NGO’s kunnen daartoe zaken aanhangig maken. Het EP baseert zijn jaarlijkse mensenrechtenresolutie op de toetsingsrapporten. Bij ernstige en aanhoudende schendingen van mensenrechten door een lidstaat zet het EP de verdragsbepaling in werking die kan leiden tot een formele waarschuwing en schorsing van lidmaatschapsrechten van de betreffende lidstaat. 13. Het Europees anti-fraudebureau krijgt ruimere armslag voor het uitvoeren van controles in de lidstaten. Verdenkingen van fraude binnen de Europese instellingen worden meteen aan justitie gemeld. 14. De werving en selectie van alle EU-ambtenaren wordt transparanter. 15. Engels wordt de werktaal voor ambtenaren binnen de EU-instellingen. Burgers hebben het recht op informatie, wetgeving in de ruimste zin, rechtspraak en eventueel andere beslissingen en op correspondentie met de EU-instellingen in hun eigen taal. W. Hervorming Europees Parlement 1. Een EP met grotere bevoegdheden moet werken aan grotere geloofwaardigheid en zichtbaarheid. 2. Het EP stelt de Europese Raad voor dat deze voortaan vergadert in Straatsburg en dat Brussel de enige zetel wordt van het EP. 3. Er komt een eenvormige salarisregeling voor europarlementariërs. 4. Los daarvan controleert het EP strikt of zijn leden hun onkostenvergoedingen gebruiken voor de beoogde doelen. Reiskostenvergoedingen worden gebaseerd op werkelijk gemaakte kosten. Presentiegelden worden nadrukkelijker gekoppeld aan de deelname aan vergaderingen en hoofdelijke stemmin214
gen. 5. Het EP publiceert statistieken die inzicht geven in de aanwezigheid en stemmingsdeelname van elk lid. 6. Bij plenaire debatten in het EP wordt het aantal woordvoerders per fractie beperkt en worden interrupties toegestaan, opdat de debatten levendiger worden. 7. Europarlementariërs houden het recht om hun eigen taal te spreken bij officiële vergaderingen. Het gebruik van Engels als spiltaal bij vertolkingen bevordert dat zij van dit recht afzien en rechtstreeks met elkaar in debat gaan. Burgers houden het recht om de debatten in hun eigen taal te volgen. X. Cultuur, media en sport 1. Europese cultuur bestaat in de eerste plaats uit het leren omgaan met en op waarde schatten van culturele verschillen, en uit het ontdekken van de vele overeenkomsten. Daartoe vult de EU het cultuurbeleid van de lidstaten aan met een beleid gericht op uitwisseling en kruisbestuiving. Zij ondersteunt grensoverschrijdende culturele initiatieven en netwerken. 2. De EU investeert in het behoud van de Europese talenrijkdom en bevordert onderwijs in vreemde talen en aandacht voor de Europese dimensie bij vakken als aardrijkskunde, economie, geschiedenis, maatschappijleer en recht. 3. De EU bevordert Europese film-, TV- en theaterproducties en literaire vertalingen. Hierbij bevordert de EU ook de minderhedenmedia. Er wordt gestreefd naar de vorming van een Europees televisiekanaal. 4. Cultuurbeleid wordt niet ondergeschikt gemaakt aan de wetten van de markt. De vaste boekenprijs blijft toegestaan, ook voor grensoverschrijdende taalgebieden. 5. De EU sluit zich aan bij het UNESCOverdrag ter voorkoming van illegale in-, uiten doorvoer van cultuurgoederen en bij het Unidroit-verdrag inzake de internationale terugkeer van gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen.
GroenLinks
6. Ter behoud en versterking van onafhankelijke en vrije media gaat bij de herziening van de richtlijn ‘Televisie zonder grenzen’ een maximum marktaandeel van 33 procent per commercieel mediabedrijf gelden. Tevens voert de EU een ‘lex Berlusconi’ in, die beperkingen stelt aan cross-mediaownership, een wettelijke basis legt voor de onafhankelijkheid van redacties en maatregelen bevat tegen de verstrengeling van politiek en media. 7. Bij de herziening van de richtlijn ‘Televisie zonder grenzen’ worden reclame-onderbrekingen tijdens bioscoop- en televisiefilms, documentaires en uitzendingen voor kinderen verboden. 8. De Europese Commissie stelt paal en perk aan overheidssubsidies die professionele sportclubs op de been houden. De EUkartelwetgeving mag geen obstakel zijn voor sportbonden om solidariteit tussen rijke en arme clubs te organiseren, bijvoorbeeld door gezamenlijke verkoop van TV-rechten en invoering van een salarisplafond. 9. Analoog aan de Kaderovereenkomst voor de Bescherming van Nationale Minderheden van de Raad van Europa erkent de EU ook de culturele rijkdom van allochtone minderheden en hun recht op taalonderwijs. 10. De rol van de media en de persvrijheid krijgen een prominentere plaats in het algemene ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Y. Digitaal Europa 1. Teneinde monopolistische praktijken van softwareleveranciers tegen te gaan en de betrouwbaarheid van software te vergroten, gaan de EU-instellingen over op open standaarden en open source software. Zij be-
vorderen het gebruik daarvan door en in de lidstaten. Er komt een Europees keurmerk voor open source software. Software die wordt ontwikkeld met EU-geld dient in beginsel te voldoen aan de voorwaarden van open standaarden en open source. 2. Bij voorrang worden de broncodes openbaar van software die gebruikt wordt voor aftappen en voor stemcomputers en stemmen op afstand. 3. In het belang van ideeënvrijheid, interoperabiliteit en innovatie wordt op software geen octrooi verleend. 4. Het verbod op spam wordt aangescherpt: generieke opt-ins worden niet langer toegestaan. De EU zet zich in voor een spamverbod in de VS en andere landen. De verkoop van e-mail-adressen, zonder toestemming van de eigenaar, wordt strafbaar. 5. De richtlijn auteursrecht wordt aangepast teneinde het doorbreken van digitale sloten op informatiedragers zoals CDs en op computerbestanden uitdrukkelijk toe te staan voor legale doeleinden zoals citeren en thuiskopieën, en voor onderzoek naar computer(beveiligings)systemen en de publicatie daarvan. 6. Resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat door de EU is medegefinancierd worden gratis toegankelijk. 7. De EU verwerft voldoende controle over de internationale digitale hoofdnetwerken (backbones) in Europa om de dienstverlening te kunnen garanderen. 8. De EU ontwikkelt een stappenplan voor de invoering van voor iedereen toegankelijke dienstverlening op het gebied van breedbandverbindingen.
215
Groep voor een Europa van Democratieën in Diversiteit
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
ChristenUnie Staatkundig Gereformeerde Partij GELOOFWAARDIGE KEUZES:MANIFEST VOOR CHRISTELIJKE POLITIEK IN EUROPA HOOFDSTUK 1 BESTUUR MET EEN BASIS Al een halve eeuw werken steeds meer Europese staten samen om vrede te bewaren en welvaart te bereiken. Maar ook om grensoverschrijdende problemen op te lossen op het gebied van bijvoorbeeld milieu en migratie. Op sommige terreinen hebben de lidstaten in vergaande mate hun bevoegdheden aan de EU overgedragen. De globalisering heeft dit proces versterkt. Opvallend genoeg ging de Europese integratie al die jaren door zonder dat het staatkundige bouwwerk van de Unie werd aangepast. En dat terwijl Europese vraagstukken veranderden en het aantal lidstaten toenam van zes tot vijfentwintig. Hoe moeten we de Europese integratie beoordelen? En hoe moet het verder met de EU? ChristenUnie en SGP erkennen de voordelen en kansen van Europese integratie. Maar benoemen tegelijk eerlijk de schaduwzijden ervan. De EU is er om vrede, gerechtigheid en welvaart te bevorderen en gezamenlijke problemen op te lossen. Samenwerking en integratie zijn geen doel op zichzelf, maar middel
ten dienste van de aangesloten Europese staten en hun gedeelde belangen. Het gaat ons daarbij niet om Europese staatsvorming, maar om een Unie waarvan de lidstaten de politieke kernen blijven. We dienen centralisatie van besluitvorming te beperken tot het hoogst noodzakelijke. Ook in Europa dient macht gespreid te zijn. Bevoegdheden worden alleen dán aan de EU gegeven als lidstaten kampen met problemen die ze zèlf niet op kunnen lossen. Een Europese aanpak moet aantoonbaar nodig zijn. Denk bijvoorbeeld aan waterbeleid, migratiebeleid of terrorismebestrijding. Daar kan Nederland niet in zijn eentje voor zorgen. De toets op de noodzaak van Europees beleid noemen we subsidiariteit. Nationale parlementen dienen een stevige vinger in de pap te hebben bij het bewaken van subsidiariteit. Een gezamenlijke aanpak betekent niet altijd direct een volwaardig Europees beleid. Soms is het maken van onderlinge afspraken of het coördineren van inspanningen voldoende. Wij zien een volwaardig Europees beleid vooral weggelegd voor 219
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
de interne markt; grote delen van het asielbeleid, transport, het landbouw- en milieubeleid en sterk daarmee samenhangende onderdelen van andere beleidsterreinen. Daar waar Europees beleid nodig blijkt, is een positieve taak voor de EU weggelegd om bijbelse gerechtigheid na te streven. Aan het vervullen van die taak willen wij in het Europees Parlement onze constructieve bijdrage blijven leveren. Diversiteit is een wezenskenmerk van Europa. Elke lidstaat heeft zijn eigen identiteit. Een Unie die bij de burgers draagvlak zoekt voor haar beleid, houdt daar rekening mee. Om deze reden moeten de lidstaten ruime beleidsvrijheid houden op terreinen als buitenlands beleid, defensie, justitie, binnenlandse zaken, onderwijs, cultuur en taal. Zeker nu opnieuw landen tot de EU toetreden, waardoor de diversiteit sterk toeneemt, kan het belang hiervan niet voldoende onderstreept worden. Besluitvorming bij meerderheid op zulke beleidsterreinen leidt slechts tot een kunstmatige eenheid die weinig raakvlakken heeft met de politieke realiteit. Het vergroot ook de afstand van de burgers tot de politiek. Wij vinden dat die afstand juist klein gehouden moet worden. De Europese Conventie en de daarop volgende Intergouvernementele Conferentie hebben het bouwwerk van de EU in de steigers gezet. Een ingrijpende verbouwing wordt voorgesteld. De Unie moet een heuse Grondwet krijgen. De term ‘grondwet’ is ongepast. Wij vinden het juister om gewoon van het ‘Verdrag’ te spreken. De EU is immers geen staat en moet het ook niet worden. Een belangrijk thema is de preambule op de ‘grondwet’. Als ervoor gekozen wordt daarin iets te zeggen over Europa’s geestelijk erfgoed, mag een duidelijke verwijzing naar het christendom niet ontbreken. Ondanks de diversiteit tussen de lidstaten hebben ze immers ook een gemeenschappelijk erfgoed. Het joodschristelijke denken heeft een stempel gezet op de beschavingen van alle lidstaten. De Unie wordt met een verwijzing daarnaar erop aangesproken de juiste keuzes te maken bij het 220
vormgeven van beleid. Het beleid van de Unie behoort niet op gespannen voet te staan met die gemeenschappelijke erfenis. Positief is dat de voorgestelde ‘Europese grondwet’ de huidige ingewikkelde Verdragen vervangt en vereenvoudigt. Dat schept helderheid. De versterkte betrokkenheid van nationale parlementen bij het toetsen van subsidiariteit juichen wij toe, maar zou verder moeten gaan. Ook is duidelijk vastgelegd waar bevoegdheden op de beleidsterreinen liggen: bij de Unie, de lidstaten of beide. Wij constateren wel dat er nog sluiproutes zijn om ‘achterom’ de greep van Europa op diverse terreinen te versterken. Op dit punt moet deze ‘grondwet’ gerepareerd worden. Wie heeft de macht in de EU? Een belangrijke vraag, waarop ook de ‘Europese grondwet’ een antwoord geeft. Naar onze mening niet het juiste. De ‘grondwet’ stelt een Europese president in met een mandaat van 2,5 jaar. Dat kan de grote lidstaten bevoordelen, terwijl machtsevenwicht tussen grote en kleine lidstaten cruciaal is voor de samenwerking binnen de EU. Wij pleiten voor handhaving van het roulerend voorzitterschap. Een goed alternatief is duovoorzitterschap. In de Europese Commissie moeten alle lidstaten met een volwaardig lid vertegenwoordigd blijven. De Commissie behoudt als taak de politieke lijnen, uitgestippeld door de Europese Raad en de ministerraden, om te zetten in initiatiefvoorstellen. De Commissie moet geen sterkere verantwoordingsrelatie krijgen ten opzichte van het Parlement. Ze mag geen ‘Europese regering’ worden die concurreert met de Raad en zo de besluitvaardigheid van de Unie ondermijnt. Het Europees Parlement moet op volwaardige Europese beleidsterreinen een volwaardige controlerende taak uitoefenen. Daar waar de lidstaten hun vetorecht opgeven, moet het Parlement medebeslissende bevoegdheid krijgen met de Raad van Ministers. Ook in Europa zijn checks & balances van groot belang. Ten slotte de beleidsterreinen waarover de ‘Europese grondwet’ zich uitspreekt. Op zeer veel onderdelen van die beleidsterreinen wordt aan de lidstaten hun vetorecht ontnomen en wordt meerderheidsbesluitvorming ingevoerd. Denk
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
aan belastingen, sociaal beleid, grensbewaking, het volledige asiel- en migratiebeleid en onderdelen van het buitenlands beleid. Een vergaande centralisatie vindt plaats zónder dat nut en noodzaak duidelijk aangetoond zijn. Wij vinden dat geen goede zaak. ChristenUnie en SGP achten het noodzakelijk dat vijf jaar na invoering van het nieuwe beleid een kritische doorlichting plaats vindt van die beleidsonderdelen die in de ‘grondwet’ nieuw aan de Unie toegewezen worden. Aanvullende aandachtspunten • De Europese Commissie is geen regering en mag niet concurreren met de Raad van Ministers. Een gekozen Commissievoorzitter wijzen wij af. Evenals een recht van het Europees Parlement om individuele Eurocommissarissen te ontslaan. De eindverantwoordelijkheid voor het ontslaan van Commissarissen blijft bij de Raad liggen. • De flexibiliteitsclausule in de ‘Europese grondwet’, die het mogelijk maakt zonder verdragswijziging de Uniebevoegdheden uit te breiden, wordt gewijzigd. Alle nationale parlementen moeten groen licht geven alvorens de Raad een besluit kan nemen op basis van deze clausule. • Raad en Commissie behouden hun onderscheiden posities. Mede om die reden wordt de Europese minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. • Europese regelgeving mag de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van onderwijs in Nederland niet in gevaar brengen. Waakzaamheid blijft geboden om het unieke Nederlandse onderwijsstelsel te behouden. • Wij staan afwijzend tegenover een Europa van verschillende snelheden, waarin een aantal lidstaten tot nauwere samenwerking kan besluiten. Nauwere samenwerking kan leiden tot een eerste en tweede rang voor lidstaten en daarmee de eenheid van de Unie in gevaar brengen.
HOOFDSTUK 2 VOOR WAARDEN EN WELZIJN OP DE MARKT
De Europese interne markt heeft in belang-
rijke mate bijgedragen aan de huidige welvaart in Nederland. ChristenUnie en SGP streven ernaar deze welvaart te behouden èn anderen daarin te laten delen. Daarvoor is nodig dat een goed functionerend Europees beleid de interne markt ondersteunt en begrenst. Belangrijke elementen van dat beleid zijn rechtvaardige concurrentieverhoudingen, minder en duidelijker regelgeving voor ondernemingen, een betrouwbaar stabiliteitspact, een solide energiemarkt, een duurzaam transportbeleid en een veilig internet. Interne markt en het financieel beleid Een interne markt met een gemeenschappelijke munt heeft behoefte aan zekerheid. Zonder zekerheid en vertrouwen functioneert de economie niet goed en worden geen stabiele prijzen bereikt. Met het oog hierop hebben de eurolanden het Stabiliteits- en Groeipact gesloten. Daarin is afgesproken dat de eurolanden hun overheidsuitgaven en staatsschuld beperken, vooral in tijden van welvaartsgroei. Zo wordt een stabiele economische situatie en duurzame economische groei nagestreefd. Wij vinden het van groot belang dat de regels van dit pact strikt worden nageleefd. Het pact is te belangrijk om als politieke speelbal te worden gebruikt. De betaalbaarheid van de pensioenlasten vormt een ernstig probleem voor veel eurolanden. Niet overal is een pensioenvoorziening opgebouwd, zoals in Nederland. Wij vinden dat deze landen dit financieringsvraagstuk tijdig intern moeten oplossen. Europa kan hierbij het pensioenbeleid coördineren en hervormingen daarvan stimuleren, zodat nationale problemen niet worden afgewenteld op andere eurolanden. De interne markt leidt ertoe dat zowel werkenden als gepensioneerden zich steeds vaker vestigen in een andere lidstaat. Dat heeft niet alleen praktische, maar ook fiscale gevolgen. Vaak blijkt het voor ‘landverhuizers’ niet eenvoudig te zijn om een beroep te doen op de sociale zekerheids- en pensioenrechten die in een ander land dan het ‘woonland’ zijn opgebouwd. De EU en de lidstaten moeten de ern221
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
stigste obstakels wegnemen. Een goed voorbeeld in dit verband is de in te voeren Europese gezondheidskaart, waardoor elke burger van een lidstaat zonder administratieve rompslomp terecht kan bij een arts of ziekenhuis in de gehele EU. Liberalisering is een veelbesproken ontwikkeling in de interne markt. Minder regels en meer ruimte voor ondernemerschap. Dat lijkt aantrekkelijk, maar liberalisering leidt niet in alle economische sectoren tot gewenste resultaten. Een merkbaar gevolg is de schaalvergroting van ondernemingen, die beslist haar schaduwzijden heeft. De commercialisering in de zorgsector en de media verdient eveneens kritische waakzaamheid. Bij de liberalisering van de energiemarkt menen wij dat deze alleen doorgang kan vinden wanneer de leveringszekerheid is gewaarborgd. Energieleveranciers komen onder druk te staan om minder te investeren in de fysieke infrastructuur en milieukwaliteit. Wij willen daarom dat er Europese minimumeisen worden gesteld aan de kwaliteit van infrastructuur voor energielevering. Het waarborgen hiervan moet volgens ons een directe verantwoordelijkheid blijven van de lidstaatregeringen. Ook moet de EU de productie en het gebruik van duurzame energie bevorderen. Al sinds de totstandkoming van de interne markt geldt de voorwaarde dat ondernemingen op voet van gelijkheid met elkaar kunnen concurreren. De Europese Commissie moet daartoe een uniforme interpretatie en toepassing van de concurrentieregels in alle lidstaten afdwingen. De nationale mededingingsautoriteiten bieden daarbij ondersteuning. Niet alleen nationaal overheidsbeleid of staatssteun kan concurrentievervalsing in de hand werken. In de praktijk blijkt dat ook Europese subsidieregelingen concurrentieverstoring tot gevolg hebben in bepaalde economische sectoren. ChristenUnie en SGP vinden dat ontoelaatbaar en pleiten voor een kritische toetsing van EU-subsidieregels op dit aspect. Een voorbeeld: wat ons betreft krijgen scheepswerven geen subsidie meer waarmee zij op verkapte wijze hun capaciteit kunnen uitbrei222
den. Scheepswerven in Zuidoost-Azië bederven de markt door prijsdumping, wat de EU noopt tot tijdelijke steun aan de noodlijdende Europese scheepsbouwsector. Wij vinden deze steun alleen geoorloofd in de vorm van ordersteun met een gelijk percentage voor alle Europese scheepswerven, zodat binnen de EU geen extra marktverstoring optreedt. In een groot aantal lidstaten bestaat de mogelijkheid om beursgenoteerde bedrijven tegen een vijandige overname te beschermen. Bedrijfsovernames beïnvloeden de interne markt, dus stellen we regels op dit vlak ook op Europees niveau vast. Hierbij mag niet uitsluitend het belang van de aandeelhouders bepalend zijn. Wij vinden dat in de regelgeving voor bedrijfsovername het belang van werkgelegenheid en de continuïteit van het bedrijf hoort mee te wegen. Transport Voor een soepel functioneren van de interne markt is een goed beheer van de fysieke stromen van personen en goederen belangrijk. Daarbij is verschillend beleid per vervoersvorm noodzakelijk om dubbel werk door overheden te vermijden. Personenvervoer over land is veel minder vaak grensoverschrijdend en zal daarom door de lidstaten zelf worden geregeld. Het ligt voor de hand dat beleid voor luchten zeetransport wordt behartigd op mondiaal vlak, door internationale organisaties zoals de International Civil Aviation Organisation en de International Maritime Organisation. Regelgeving met betrekking tot het goederenvervoer binnen Europa valt toe aan de EU. In de transportsector is sprake van overcapaciteit en bikkelharde concurrentie. Vervoerders hebben hierdoor weinig invloed op de vrachtprijs. Om toch winst te maken, besparen zij voortdurend op de kosten. Dat kan op den duur ten koste gaan van materieel en personeel, dus veiligheid en welzijn. Wij pleiten daarom voor duidelijke en strakke Europese regels ter verbetering van de (verkeers)veiligheid en de bescherming van personeel. De EU kan hieraan bijdragen door het instellen van een rijverbod voor vrachtwagens op zondag,
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
degelijke normen voor de veiligheid van auto’s en hun inzittenden, het vaststellen van leefbare rij- en rusttijden voor vrachtwagenchauffeurs en het tegengaan van illegaal gebruik van goedkoop personeel uit Oost-Europa door vervoerbedrijven. De verwachting is dat de vraag naar transport van goederen de komende jaren fors zal stijgen. Wij vinden dat de leefbaarheid en kwaliteit van het milieu hierdoor niet mogen afnemen. De toename van de vervoersomvang kan afgeremd worden door het nemen van logistieke maatregelen door vervoerders en door het regionaliseren van de productie. Verder is het rechtvaardig wanneer alle kosten die het vervoer veroorzaakt door de vervoerder worden betaald. Het doorberekenen van alle kosten vereist een systeem waarin het feitelijke gebruik van de infrastructuur wordt belast. Om concurrentievervalsing te voorkomen moeten de grondslagen daarvoor op Europees niveau worden vastgelegd. Wij menen dat in het tarief voor de kilometerheffing begrepen moeten zijn: de kosten van wegonderhoud, het tijdstip van gebruik, het gewicht van het voertuig en de aantasting van het milieu. Deze Europese regels voor een kilometerheffing zullen op termijn ook voor het personenvervoer over de weg moeten gaan gelden. De schade die het vervoer aan het milieu toebrengt, is ook te reduceren door het minimaliseren van milieueffecten. Europa kan daaraan een steentje bijdragen door technische eisen te stellen aan verbrandingsmotoren en subsidies te geven voor het gebruikmaken van ‘milieuvriendelijk’ vervoer. Bovendien vinden wij het gewenst dat de EU het gebruik van vervoerswijzen stimuleert waarvoor - zonder nieuwe investeringen - capaciteit beschikbaar is. De weg is erg vol, terwijl kustvaart, binnenvaart en spoor nog capaciteit over hebben. Het is daarom wenselijk de alternatieven voor wegvervoer optimaal te benutten. Veilig en verantwoord internet Het wereldwijde medium internet raakt steeds meer in gebruik als informatie- en communicatienetwerk. Internationale voorschriften voor
netwerkveiligheid en interoperabiliteit zijn nodig om de betrouwbaarheid ervan te waarborgen. Deze hebben ook betrekking op de vertrouwelijkheid van de informatie. We denken dan aan de beveiliging van infrastructuur, aan de elektronische handtekening die in ontwikkeling is en aan een effectieve bestrijding van de zogenoemde spam. Wij vinden dat de EU schadelijke inhoud op het internet, zoals pornografie, racisme, geweld en gokwebsites, actief moet tegengaan, zéker om kinderen hiertegen te beschermen. Europese politiële en strafrechtelijke samenwerking is dringend nodig om deze grensoverschrijdende, strafbare handelingen te bestrijden. Daarnaast is het cruciaal dat mensen die het internet gebruiken, in staat worden gesteld om dat op verantwoorde wijze te kunnen doen. Keurmerken voor websites zijn noodzakelijke middelen voor het streven naar verantwoord gebruik en een betere bescherming en begeleiding van kinderen. Wij vinden het positief dat de EU met behulp van minimumnormen de toegang tot internet voor gehandicapte personen verbetert en aandringt op een betere naleving van deze regels door de lidstaten. Aanvullende aandachtspunten • Het personen- en goederenvervoer per vliegtuig over een kortere afstand dan 500 kilometer wordt actief teruggedrongen, zeker wanneer goede alternatieven per spoor of over de weg beschikbaar zijn. • Het is hoog tijd voor een Europese milieuheffing op vliegverkeer, in de vorm van een kerosine-tax of een heffing op het recht van overvliegen binnen de EU. • Milieurampen met olietankers moet de EU tegengaan door olietankers in slechte conditie de toegang tot alle Europese havens te verbieden. Wij pleiten voor betere inspecties en strikte handhaving van de huidige regels. • De EU stimuleert de ontwikkeling en het gebruik van elektronische filters, zodat internetgebruikers in staat zijn om ongewenste confrontatie met schadelijke en 223
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
schandelijke inhoud tegen te gaan. Daarnaast moet er een kaderrichtlijn komen voor de wettelijke aansprakelijkheid van internetproviders.
HOOFDSTUK 3 OP GOEDE GRONDEN Voedselzekerheid, een redelijke prijs voor de consument en een goed inkomen voor de boer: dat zijn de drie doelen waarmee het Europees landbouwbeleid bijna 50 jaar geleden van start ging. De doelen zijn deels bereikt. De EU heeft geen voedseltekort meer meegemaakt en de prijs van ons voedsel is de afgelopen decennia alleen maar gedaald. Ondertussen hebben veel Europese boeren moeite een redelijk inkomen van hun bedrijf te halen; de eisen zijn hoog, de prijzen laag. In Nederland leeft bijna eenderde van de boeren onder de bijstandsnorm. Steeds meer boeren stoppen om die reden met hun bedrijf. Ondanks die ontwikkeling is de Nederlandse landbouwsector nog steeds goed voor zo’n tien procent van het Bruto Nationaal Product. Boeren leveren daarnaast een essentiële bijdrage aan het behoud van het landschap. Wij vinden daarom dat de EU waar mogelijk het voortbestaan van land- en tuinbouw - met name het gezinsbedrijf - moet waarborgen. Beheerste marktwerking De landbouw en veeteelt zijn lange tijd afgeschermd van de vrije marktwerking. Met behulp van hoge importtarieven werd de invoer van goedkope landbouwproducten geblokkeerd en de productie van voedsel in de EU veiliggesteld. Onder druk van de WTO wordt deze bescherming langzaam afgebroken. Sectoren als de tuinbouw en de varkens- en pluimveehouderij opereren meer en meer op een vrije markt. Wij vinden dat importen aan dezelfde Europese producteisen qua veiligheid en productiewijze moeten voldoen als producten uit de EU om gelijkwaardige concurrentievoorwaarden te garanderen. De grondgebonden landbouw met basisproducten als graan, suiker en zuivel geniet nog altijd bescherming. Tariefmuren, garantieprijzen en inkomenssteun bieden deze sector 224
een bepaalde inkomenszekerheid. Verdergaande liberalisering leidt tot een daling van het inkomen van de boer in deze sector. Het gevolg is schaalvergroting en teloorgang van het gezinsbedrijf in een sector die juist van vitaal belang is voor instandhouding van platteland en landschap. Wij pleiten daarom voor het behoud van bescherming van deze sector. Tegelijk moet die bescherming zo min mogelijk handelsverstorend werken. De huidige productiebeheersing moet voor een aantal producten worden gehandhaafd: melk, suiker, graan en rundvlees. Afstemming op de Europese behoefte is daarbij essentieel. Productiebeheersing voorkomt het onbeperkt dumpen van overschotten van deze producten op de wereldmarkt en bevordert een hogere productprijs op de interne markt. Bij de jongste hervorming van het landbouwbeleid is besloten de steun voor onder meer graan te ontkoppelen van de productie. Dit geeft boeren de kans om beter in te spelen op de marktvraag. Het ontvangen van de ontkoppelde steun wordt afhankelijk van het voldoen aan allerlei regels op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Heldere indicatoren zijn een ‘must’. Een vermindering van de administratieve lastendruk moet worden bevorderd. Landbouw en ontwikkelingslanden Exportsubsidies waarmee overschotten op de wereldmarkt worden gedumpt, schaden de handelsbelangen van ontwikkelingslanden en moeten daarom verdwijnen. Wij pleiten voor een selectieve markttoegang voor de armste ontwikkelingslanden. Dit recht bestaat al voor 48 voormalige koloniën van EU-lidstaten, maar dient uitgebreid te worden naar overige arme landen. Een goede controle op de invoer moet voorkomen dat deze arme landen door derden worden misbruikt als doorvoerkanaal naar de Europese markt. Ontwikkelingshulp in de vorm van technische ondersteuning kan dienen om producten uit de Derde Wereld aan EU-eisen te laten voldoen. Plattelandsbeleid Landbouw draagt in belangrijke mate bij aan
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
onderhoud van het platteland. Zolang de boer daar geen financiële vergoeding voor krijgt, kan hij ook geen goede keuzes maken. Verbreding van de landbouw kan worden gestimuleerd met projecten die de EU cofinanciert. Naast landschapsonderhoud moet hierbij aandacht zijn voor ecologische landbouw, agrotoerisme, waterberging en het behoud van voorzieningen in kleine dorpen. De EU-gelden moeten voornamelijk ten goede komen aan de agrarische gemeenschap. Dierenwelzijn Te lang heeft het economisch belang van dierlijke productie de overhand gehad. Daarin werden dieren meer gezien als productie-eenheden dan als Gods schepselen. Wij vinden dat Europees beleid de boer in staat moet stellen de schepping te beheren als een rentmeester van God. Het Europees non-vaccinatiebeleid leidde na de uitbraak van MKZ en varkenspest tot ruiming en vernietiging van miljoenen gezonde dieren. Het non-vaccinatiebeleid is inmiddels aangepast. Bij uitbraak van MKZ en varkenspest is noodvaccinatie onder voorwaarden toegestaan. Versoepeling van de regels is nodig zodat noodvaccinatie bij een uitbraak van elke besmettelijke dierziekte kan worden toegepast. Ontwikkeling van nieuwe vaccins en detectietechnieken, die onderscheid maken tussen geïnfecteerde en geënte dieren, verdient financieel ondersteuning. Er moet ruimte blijven voor boeren met gewetensbezwaren tegen vaccinatie van dieren. Het voeren van koeien met vermalen soortgenoten heeft geleid tot de gekkekoeienziekte BSE. Wij pleiten daarom voor handhaving van het verbod op het gebruik van diermeel in mengvoeders. Het gebruik van hormonen en antibiotica in de veehouderij moet verboden worden, behalve bij behandeling van zieke dieren. Slachtvee dient in beginsel in de regio van productie geslacht te worden. De subsidie op de export van levend slachtvee naar landen buiten de EU wordt zo snel mogelijk afgeschaft.
Gewasbescherming Het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vraagt om een Europese aanpak. Een Nederlands verbod op bepaalde middelen leidt tot het uit de markt prijzen van de Nederlandse boer en tuinder. Vanuit andere Europese lidstaten en van buiten de EU vinden de producten, bespoten en wel, hun weg naar de Nederlandse supermarkten. Harmonisatie van beleid is daarom van belang. De EU dient zich in te spannen om de afhankelijkheid van chemische gewasbeschermingsmiddelen te verminderen door ontwikkeling van nieuwe rassen en teeltmethoden te stimuleren. Helaas is het tijdelijk verbod op de invoer en teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (ggo) opgeheven. Toch zal de EU het recht moeten houden om de invoer en teelt van dergelijke gewassen te verbieden als dat een ggovrije keten in gevaar brengt. Wij pleiten voor een Europees kader dat het naast elkaar bestaan van de ggo en ggo-vrije keten garandeert. Binnen dat kader moet ruimte zijn voor striktere nationale maatregelen die het lidstaten en regio’s mogelijk maakt zich uit te roepen tot ggo-vrij gebied. Visserij Ieder jaar in december wordt er in Brussel hevig onderhandeld over de hoeveelheid vis die in het volgend jaar gevangen mag worden. Dit getouwtrek moet plaatsmaken voor meerjarige afspraken over vangsthoeveelheden en beheersplannen die gebaseerd zijn op gedegen onderzoek naar de visstand. Deze meerjarenquota bieden de vissers en de visverwerkende industrie een grotere bedrijfszekerheid. Biologen dienen bij het opstellen van quota-adviezen de praktijkinformatie van de vissers beter te benutten. Het quota-instrument beperkt alleen de hoeveelheid vis die aan land wordt gebracht. De Nederlandse zeedagenregeling beheert totale vangstcapaciteit (vangst en bijvangst) en verdient Europese toepassing. Er bestaat onduidelijkheid over de omvang van de visbestanden omdat onduidelijk is hoeveel bijvangst er is. 225
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
226
De bijvangst van onder meer ondermaatse vis wordt namelijk op zee meer dood dan levend overboord gezet. Beperking van de bijvangst heeft daarom een hoge prioriteit. Onderzoek naar selectieve vangstmethoden moet geïntensiveerd worden, evenals onderzoek naar vistuigen die het bodemmilieu minder fysieke schade aanbrengen.
• Visserijakkoorden met derde, meest Afrikaanse landen moeten gebaseerd zijn op wetenschappelijke analyses van de aanwezige hoeveelheid vis. De akkoorden mogen alleen betrekking hebben op visserij buiten de twaalfmijlszone en benadelen lokale vissers niet in hun vangstmogelijkheden.
Aanvullende aandachtspunten • Het Europees beleid moet zich toeleggen op doelvoorschriften in plaats van middelvoorschriften. Bij de nitraatrichtlijn is het doel om het nitraat in het grondwater te beperken tot maximaal 50 milligram per liter. In plaats van op een nitraataanvoernorm moet een boer afgerekend worden op zijn afvoernorm. Een algemene aanvoernorm houdt te weinig rekening met de klimaat- en bodemverschillen in de EU. • Dierenwelzijn is niet gediend met het transport van dieren over lange afstanden, om nog maar niet te spreken over het risico van de verspreiding van dierziekten. Diertransport moet beperkt worden tot een maximum van 500 km of acht uur. • De vergoeding van de kosten van destructie van besmette dieren, zoals BSE-koeien, varieert per lidstaat. Een uniforme wijze van vergoeden voorkomt oneerlijke concurrentie tussen boeren uit de verschillende lidstaten. • Premies voor het fokken van stieren voor stierengevechten moeten worden afgeschaft. • De handhaving van het Europees visserijbeleid verschilt per lidstaat. Wij pleiten voor een uniform controle- en sanctiebeleid en een strenge Europese controle van de nationale inspectiediensten. Nederlandse vissers zijn verplicht hun vangst te veilen. De instelling van een Europese veilplicht is een eerste vereiste in de strijd tegen sjoemelen met vangstgegevens zoals in sommige lidstaten nog veelvuldig voorkomt. • Het per direct sluiten van visgronden als er een hoge concentratie jonge vis wordt aangetroffen, draagt bij aan een duurzame visserij.
Aandacht voor milieu lijkt een modeverschijnsel. De ene keer is het ‘trendy’, een volgende keer buiten beeld. Voor ChristenUnie en SGP is aandacht voor milieu niet trendgevoelig. De zorg voor de schepping, een verantwoorde omgang met de aarde en het leven is een bijbelse opdracht. De mens is rentmeester over de natuur en heeft een verantwoordelijkheid om het leven op aarde in al zijn diversiteit te beschermen. Milieubeleid mag geen hobby van specialisten zijn. Zorg voor de schepping hoort mee te wegen op alle beleidsterreinen.
HOOFDSTUK 4 ZORG VOOR DE SCHEPPING
Milieubeleid Een betere zorg voor het milieu is één van de doelen die ChristenUnie en SGP in Europa willen bereiken. Dit is een onderwerp dat zich bij uitstek leent voor Europees beleid, omdat de gevolgen van milieuvervuiling en klimaatverandering niet beperkt blijven tot Nederland maar grensoverschrijdend zijn. Als gevolg van de uitbreiding van de EU met tien nieuwe lidstaten zal de komende jaren vooral het accent gelegd moeten worden op uitvoering en handhaving van huidige milieuwetgeving, in plaats van het maken van nieuwe regels. Onze longen vullen zich dagelijks met liters lucht. Schone lucht is van levensbelang. Luchtvervuiling trekt zich niets van grenzen aan. We willen daarom strengere normen voor de uitstoot van verbrandingsgassen. Met het vaststellen en handhaven van strikte emissiegrenswaarden voor de industrie kunnen we luchtvervuiling verder terugdringen. Vooral in de nieuwe lidstaten is er op dit gebied veel te bereiken. Wegvoertuigen zijn al veel minder vervuilend geworden, maar dit positieve effect gaat verloren doordat het aantal afgelegde kilometers en het aantal auto’s toeneemt. Waar
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
mogelijk moet vervoer over de weg dus worden teruggedrongen. Ook het scheepvaartverkeer kan schoner worden door invoering van zwavelarme brandstoffen, net zoals dit bij het wegverkeer al gebeurd is. De wereldwijde klimaatverandering wordt getemperd door de uitstoot van kooldioxide te verminderen. De EU heeft terecht gevochten voor een klimaatverdrag. Kyoto is echter slechts een eerste begin. Europa moet de mooie woorden waarmaken en tenminste voldoen aan de Kyotonorm van acht procent reductie in 2010 ten opzichte van 1990. De EU moet inzetten op technologische ontwikkeling, verduurzaming van energie en transport en betere bewustwording van consumenten. Door duurzame vormen van energieopwekking, zoals energie uit zonlicht, wind en water, wordt opwekking door verbranding van fossiele brandstoffen beperkt. Het bijbouwen van kerncentrales om zo minder kooldioxide uit te stoten is niet de goede weg zolang radioactief afval niet naar behoren kan worden verwerkt. Naast lucht trekt ook water zich weinig van landsgrenzen aan. Schoon of vuil, het stroomt op diverse plaatsen ons land binnen. De grote rivieren zijn inmiddels wel veel schoner dan twintig jaar geleden. Een gevolg van effectieve Europese maatregelen en controle. Schoner water vraagt om een blijvende inzet en om een hechtere samenwerking tussen de lidstaten. Daarbij moet er per stroomgebied van elke grote rivier een apart beleid worden ontwikkeld dat aansluit bij de specifieke problemen in dat gebied. Bodemvervuiling wordt vaak veroorzaakt door (chemisch) afval. Door het gesleep van afval over de grenzen heen, ligt ook hier een taak voor de EU. Wij vinden het belangrijk dat er een verbod komt op de uitvoer van gevaarlijk afval naar landen buiten de EU. Europa moet zijn rommel zelf opruimen. Dat levert hier weliswaar hogere verwerkingskosten op, maar voorkomt grote milieu- en gezondheidsproblemen elders. Voorkomen is beter dan genezen, dat geldt ook op afvalgebied. Terugdringen van nutteloze
verpakkingen en gebruik van afbreekbare of herbruikbare materialen willen wij sterk stimuleren. In alle EU-lidstaten dienen dezelfde regels te gelden voor afvalverwerking zodat het niet meer loont afval van het ene naar het andere land te verslepen om zo strengere verwerkingseisen te ontlopen. Bij alle beleid ten aanzien van afval moet hergebruik het uitgangspunt zijn. Een aangescherpt milieubeleid op Europees niveau ondersteunt het Nederlandse beleid en verbetert ook de concurrentiepositie van ondernemingen die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nakomen. Naast specifiek milieubeleid is het belangrijk dat het belang van het milieu meeweegt op andere beleidsterreinen. Dit ‘vergroenen’ van het beleid houdt onder meer in dat door Europa verstrekte subsidies geen schadelijke bijwerkingen op milieugebied hebben. Op deze manier doen we meer recht aan de natuur die we van God gekregen hebben om te gebruiken, maar ook om die op een duurzame manier te beheren en te bewaren. Volksgezondheid en consumentenbescherming Beleid op het gebied van volksgezondheid wordt grotendeels vormgegeven op nationaal niveau. Preventieve gezondheidszorg vormt echter een integraal onderdeel van Europees beleid voor consumentenbescherming. Zowel bij voedsel als bij non-food producten spelen veiligheids- en gezondheidsaspecten een belangrijke rol. Deze thema’s worden door de toetreding van tien nieuwe landen nog belangrijker. Denk bijvoorbeeld aan de bestrijding van dierziekten als BSE. Of aan het opstellen van de maximaal toegestane hoeveelheid pesticide-residuen op groente en fruit. Ook de etikettering van levensmiddelen en het antirookbeleid zijn goede voorbeelden van Europese regelgeving waarin volksgezondheidsaspecten en consumentenbescherming een belangrijke rol spelen. Regelgeving die is gericht op de veiligheid en gezondheid van consumenten steunen wij van harte. De handhaving van deze regels - die ook moeten gelden voor import - moet echter wel sterk worden 227
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
verbeterd. De interne markt heeft vergaande consequenties voor de consument. Europese regelgeving op onder andere het gebied van elektronische handel, financiële diensten en het recht op bedenktijd bij grote aankopen zijn van groot belang om de positie van consumenten op de Europese markt te versterken. De EU moet de consumenten-organisaties en vertegenwoordigers van detailhandel en midden- en kleinbedrijf actief betrekken bij het opstellen van Europese wetgeving. Onderzoek Jaarlijks besteedt de EU 3,5 miljard euro aan onderzoek. Geld voor medisch onderzoek moet vooral besteed worden aan de uitwisseling van kennis over bestrijding van zeldzame ziekten, wetenschappelijk onderzoek naar bestrijding en preventie van kanker en onderzoek op het gebied van grote bedreigingen van de wereldgezondheid zoals HIV/aids en SARS. Ook onderzoek naar (palliatieve) zorgmethoden en uitwisseling van kennis op dit terrein vinden wij van groot belang, evenals de uitwisseling van kennis bij de bestrijding van alcohol- en drugsverslaving. We waken bij dit laatste ervoor dat politieke motieven de onderzoeken en uitwisseling van informatie vertroebelen. Europees onderzoeksgeld wordt ook gebruikt voor biotechnologisch onderzoek met menselijke cellen. Iedere lidstaat heeft zijn eigen ethische kader dat bepaalde typen onderzoek toestaat of verbiedt. Deze kaders verschillen nogal: in Engeland is het therapeutisch klonen van embryo’s toegestaan terwijl dit in Duitsland onder het strafrecht valt. Ons uitgangspunt luidt dat het menselijk leven beschermwaardig is in álle stadia van ontwikkeling. De EU dient dus af te zien van de financiering van onderzoek dat vernietiging van menselijke embryo’s met zich meebrengt, zoals embryonaal stamcelonderzoek. Biotechnologisch onderzoek is controversieel. De ontwikkeling van transgene gewassen stuit op veel weerstand in Europa. Jarenlang heeft de Unie de introductie van ggo-gewassen daarom tegengehouden. Onderzoeken tonen 228
aan dat de risico’s op lange termijn grotendeels onbekend zijn. De ethische dilemma’s zijn groot. Genetische verandering van dieren en planten raakt de identiteit van Gods schepselen. Dit type onderzoek moet daarom uiterst zorgvuldig gebeuren. Het mag pas plaatsvinden als het voldoet aan de normen die zijn vastgelegd in een integraal ethisch toetsingskader. Wij dringen erop aan dat de EU zo’n toetsingskader opstelt. In de beoordeling moet naast het doel van het onderzoek ook rekening worden gehouden met de identiteit van het organisme, de risico’s en alternatieve technieken. Aanvullende aandachtspunten • Verdere stimulering van de productie van duurzame energie moet plaatsvinden. Programma’s die energie-efficiëntie bevorderen en duurzame energie ondersteunen moeten daarom meer middelen krijgen. • De EU moet vasthouden aan de emissie-eisen die afgesproken zijn in het Kyoto-protocol en derde landen stimuleren om dit protocol te ratificeren en uit te voeren. • Gevaarlijke stoffen waarvoor bruikbare alternatieven bestaan dienen verboden te zijn. Hieruit volgt een verbod op draagbare batterijen die cadmium bevatten. • Lawaai- en milieuoverlast van vliegtuigen moet worden teruggedrongen. Luchthavens in de EU moeten de toekenning van landingsrechten verbinden aan milieueisen. • De EU importeert jaarlijks voor 2,5 miljard euro aan tropisch hardhout, waarvan naar schatting de helft illegaal wordt gekapt. Dit gaat ten koste van de leefomgeving van de inheemse bevolking, dieren en planten. Wij pleiten voor een Europees invoerverbod voor illegaal gekapt hout.
HOOFDSTUK 5 VRIJHEID BINNEN RECHTVAARDIGE GRENZEN
De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid volgens het EU-verdrag. Idealistische woorden voor de open ‘Europese ruimte’ zonder binnengrenzen. De internationaal georganiseerde criminaliteit en het terro-
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
risme maken dankbaar gebruik van de ontstane vrijheid. Zij kunnen zich gemakkelijk verplaatsen binnen de EU. Vele asielzoekers, illegale immigranten en slachtoffers van mensenhandel bereiken via nietsontziende criminelen de EU. Louter nationaal beleid is niet langer toereikend. Bij de EU ligt de verantwoordelijkheid om samen met de lidstaten een soms grenzenloze vrijheid op evenwichtige wijze te begrenzen. Terrorismebestrijding Aanslagen als op 11 september 2001 in de Verenigde Staten en op 11 maart 2004 in Madrid maken duidelijk dat terrorisme ook de westerse wereld bedreigt. Onschuldige burgers worden het slachtoffer van nietsontziende terroristen. Na 11 september 2001 is allerlei beleid ontwikkeld om binnen de Europese Unie samen te werken om daarmee het gevaar van terroristische aanslagen tegen te gaan. Deze afspraken moeten met spoed omgezet worden in nationale wetgeving. ChristenUnie-SGP zijn geen voorstander van één Europese inlichtingen- en veiligheidsdienst. Wel is het noodzakelijk dat de coördinatie tussen de lidstaten verbeterd wordt op het gebied van de informatie-uitwisseling tussen de verschillende nationale veiligheidsdiensten. De bestaande mogelijkheden binnen Europol en Eurojust moeten beter benut worden om Europa krachtdadiger te laten optreden tegen de gevaren van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit. Asiel- en immigratiebeleid Ons streven is de totstandkoming van een evenwichtig, rechtvaardig Europees asielbeleid. Tot nu toe komt Europese regelgeving slechts moeizaam tot stand. De verschillende interpretaties van het Verdrag van Genève in de lidstaten en de open binnengrenzen nodigen asielzoekers uit tot ‘asielshoppen’. De lidstaten hebben in antwoord daarop beurtelings hun wetgeving verder verscherpt. Zo is een situatie ontstaan die verder uitstel van Europese regelgeving niet toelaat. De lidstaten
moeten nu hun gezamenlijke verantwoordelijkheid nemen om te komen tot zorgvuldige regelgeving, zodat mensen die in eigen land vervolgd worden ruimhartig kunnen worden opgevangen. Mededogen met mensen vereist voor allen die asiel aanvragen duidelijke regelgeving, rechtvaardige procedures, goede opvang zolang ze hier verblijven en goede begeleiding als ze uitgewezen worden. Wij vinden dat mensensmokkel actief bestreden moet worden. Economische vluchtelingen kunnen geen toegang krijgen via de asielprocedures maar vallen onder het immigratiebeleid van de lidstaten. Het immigratiebeleid blijft de verantwoordelijkheid van de lidstaten, omdat de demografische en arbeidssituatie per lidstaat immers verschillen. De EU kan hierbij wel een ondersteunende rol vervullen. Beleid voor de buitengrenzen De illegale overschrijding van de Europese buitengrenzen is een probleem dat ons allemaal raakt. Een gezamenlijke aanpak is daarom logisch. De EU is al vrij ver in de samenwerking waar het illegale immigratie betreft. Goede informatiesystemen, koppeling van bestaande systemen en eenvormige visa-verstrekking moeten deel uitmaken van deze samenwerking. Respect voor de grondrechten moet hierin gewaarborgd blijven. Effectieve en strenge controle van de Europese buitengrenzen is noodzakelijk. De douanediensten van de nieuwe lidstaten zijn door problemen als corruptie, gebrekkige opleiding en onderbezetting qua personeel onvoldoende toegerust voor hun belangrijke taak. Ook de huidige lidstaten met lange buitengrenzen kampen met problemen. Wij denken dat verbeterde operationele samenwerking van douanediensten uit de lidstaten en een nauwe afstemming van werkmethoden van groot belang zijn. Ook zal financiële steun voor opleiding van douaniers en de aanschaf van technische uitrusting tot betere resultaten leiden. De oprichting van een Europese grenspolitie is op voorhand niet nodig om deze problemen op te lossen.
229
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
Misdaadbestrijding Een veilig Europa vraagt om een constructieve aanpak van de grensoverschrijdende criminaliteit. Deze aanpak begint op nationaal niveau. De lidstaten zèlf moeten investeren in daadkrachtige en betrouwbare nationale politie- en justitiestructuren. De bilaterale en Europese samenwerking van justitiële en politiële diensten dient krachtig gestimuleerd en verbeterd te worden. Een goed hulpmiddel hierbij is de versterking van samenwerkingsverbanden als het justitiële netwerk Eurojust en Europol. Juist deze verbanden dragen bij aan de totstandkoming van onderling vertrouwen tussen lidstaten bij de criminaliteitsbestrijding. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van het beginsel van wederzijdse erkenning van wetgeving, waarbij voorzichtigheid vereist is gezien de nationale gevoeligheden. Zo kan een lidstaat vinden dat de opsporingsmethoden van een ander veel te ver gaan. In dergelijke gevallen is de ‘open coördinatiemethode’ een beter instrument. Gezien de grote verschillen in strafrechtelijke systemen zou harmonisatie van wetgeving op dit terrein niet het gewenste effect hebben, maar eerder leiden tot chaos en vertraging. Politiecapaciteit is in de meeste lidstaten een schaars goed. Wij vinden dat de lidstaten daarom eerst hun politiecapaciteit dienen te versterken en de onderlinge samenwerking moeten verbeteren. Daarna kan worden bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn voor een effectieve gezamenlijke aanpak van grensoverschrijdende misdaad, zoals de oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Gelet op de verschillende nationale tradities in strafwetgevingen en de gehechtheid daaraan, vinden wij een effectief functionerend Europees OM voorlopig niet realistisch. Drugsbeleid Het is al erg genoeg dat Nederland softdrugs gedoogt en daarmee bewust de eigen jongeren blootstelt aan het risico van drugsverslaving met alle gevolgen van dien. Maar het Nederlandse gedoogbeleid ondermijnt door de open grenzen ook het strengere beleid van andere 230
lidstaten, zoals Frankrijk en Duitsland. Bovendien vragen de aangegane VN-verplichtingen een streng beleid van de EU-lidstaten in de strijd tegen drugs. Dat vergt met name van Nederland een radicale beleidswijziging. Aanvullende aandachtspunten • Iedere lidstaat heeft te maken met de uitdagingen en problemen van de multiculturele samenleving. Een uniform Europees beleid is niet zinvol, wel bepleiten wij dat overheidsinstanties gestimuleerd worden om integratievraagstukken met elkaar te bespreken en oplossingen uit te wisselen. Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat (EUMC) te Wenen, dat onder meer de taak heeft goede werkwijzen inzake de integratie van migranten uit te lichten en te verspreiden, dient dit breder te faciliteren. Verder willen we ons ook in Europees verband inzetten voor het tegengaan van racisme, discriminatie en antisemitisme. • De Europese samenwerking vereist een eerlijke verdeling van de kosten en opvang van tijdelijk ontheemden, maar ook van asielzoekers, over de lidstaten. De richtlijn die nu ter invoering bij de lidstaten ligt, moet op dit punt worden aangescherpt. • Bij voorkeur vindt de opvang van asielzoekers en de toetsing van asielaanvragen plaats in de regio waar asielzoekers vandaan komen. De EU moet financiële middelen aanwenden voor opvang en hervestiging van asielzoekers in de regio. Bovendien is aandacht van de lidstaten nodig voor het fenomeen dat in de regio zelf grote verschillen ontstaan tussen de situatie in en buiten de opvangkampen. • Handelsakkoorden dienen zo nodig gebruikt te worden om druk uit te oefenen op landen over de terugkeer van eigen onderdanen. • Er moet een systeem worden opgezet om te komen tot een evenwichtige verdeling van de kosten die de lidstaten maken voor de buitengrensbewaking. • Veel slachtoffers van mensenhandel, vooral
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
vrouwen en kinderen, komen terecht in gedwongen prostitutie. De Unie heeft de plicht zich hun lot aan te trekken. Wij pleiten voor betere samenwerking tussen de justitiële en politiële diensten bij de opsporing en vervolging van personen die zich aan mensenhandel schuldig maken.
HOOFDSTUK 6 MET OPEN VIZIER Regeringen zijn zeer terughoudend met het uit handen geven van hun buitenlands beleid. Dat is niet verwonderlijk. Diplomatie en defensie behoren van oudsher tot de belangrijkste symbolen van statelijke zelfstandigheid. Door dit over te dragen aan de Unie, komen we veel dichter bij een Europese Staat. Wij willen die richting niet inslaan. In de praktijk blijkt dat het moeilijk is één Europese lijn te trekken bij conflicten als in Joegoslavië, Kosovo en Irak. Bij dit laatste conflict stonden lidstaten van de Unie recht tegenover elkaar, vóór of tegen het AmerikaansBritse beleid. Voor een succesvol Europees beleid is een gezamenlijke politieke visie noodzakelijk. Tot nu toe blijken de tegenstellingen te groot en blijft het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) vooral steken in retoriek. Daarom moeten we nuchter zijn als het gaat om een Europees buitenlands beleid. Regeringen kunnen niet gedwongen worden het met elkaar eens te zijn in zulke gevoelige zaken als de keuze voor of tegen militair ingrijpen. Transatlantische betrekkingen ChristenUnie en SGP hechten grote waarde aan versterking van de transatlantische banden. Het streven naar een concurrerende Europese defensiemacht buiten de NAVO om lijkt volledig ingegeven door machtspolitieke overwegingen. Wij kunnen en willen daaraan geen steun verlenen. De praktijk wijst uit dat de NAVO nog steeds het meest geschikte forum is om oplossingen te vinden voor acute en toekomstige dreigingen en conflicten. Een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) heeft dan ook alleen nut als het coördinerend werkt binnen de transatlantische
verdragsorganisatie, niet als het rivaliserend is ten opzichte van de NAVO. De EU moet wat ons betreft op een ander niveau haar externe verantwoordelijkheid nemen. Onderwerpen als respect voor mensenrechten (waaronder christenvervolging), democratie, eerlijke handel en armoedebestrijding dient de EU op de internationale agenda te zetten. Wij zullen er alert op zijn dat de EU zich hiervoor daadwerkelijk inzet, bijvoorbeeld wanneer zij een associatieverdrag sluit met een ander land. De EU kan zo een waardevolle bijdrage leveren aan wat Europese landen al doen in het kader van de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de OVSE en de WTO. In de praktijk betekent dit dat de EU in overleg met de lidstaten steun verleent aan zich ontwikkelende democratieën die onder druk staan, in de directe regio en elders. Maar ook ondersteunt de EU staten die zwaar onder het gewicht van terrorisme gebukt gaan, en waarbij de internationale orde sterk wordt verstoord. Een bekend voorbeeld daarvan is Israël, ten aanzien waarvan vooral het Europees Parlement de laatste jaren een laakbare houding aanneemt. Joodse staat ChristenUnie en SGP weten zich op bijbelse gronden sterk verbonden met het joodse volk. Daarom zetten wij ons in voor goede betrekkingen met de staat Israël. Het bereiken van een bestendige vredesregeling tussen Israël en de Palestijnen blijft het grote doel. De EU dient zich zorgvuldig en realistisch op te stellen om daaraan een bijdrage te kunnen leveren. Het moet gaan om zowel veilige en erkende grenzen van de staat Israël als om het recht van de Palestijnen op een vorm van zelfbestuur. Het bevorderen van vrede en veiligheid voor burgers als universele norm door de EU kan niet samengaan met het betuigen van morele en financiële steun aan organisaties en overheden die het tegenovergestelde willen bereiken. Daarom moet volkomen helder zijn dat hulpgelden aan de Palestijnse Autoriteit en andere organisaties goed besteed worden. Niet correct uitgegeven bedragen moet de 231
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
Europese Commissie terugvorderen. Blijvend toezicht daarop is noodzakelijk. Helpende handel Normen voor milieuzorg, basale arbeidsomstandigheden en dierenwelzijn verdienen een volwaardige plaats in het handelsverkeer. Hulp bij capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden moet voorkomen dat de westerse normen een obstakel vormen voor de exportproducten van de arme landen. Ook hogere prijzen voor grondstoffen en landbouwproducten zijn cruciaal voor de ontplooing van veel ontwikkelingslanden. Een instrument om een hogere prijs te realiseren, is het stimuleren van eerlijke handel. Consumenten betalen dan een prijs die een redelijke compensatie vormt voor de kosten, investeringen en het levensonderhoud van de producent en zijn gezin. Daar bovenop is grotere product- of sectorgerichte marktopening voor arme landen gewenst. Voor deze punten moet de EU haar invloed in de Wereldhandelsorganisatie aanwenden. De zorg voor zwakkeren komt niet alleen tot uiting in de handel. Ontwikkelingssamenwerking van de lidstaten kan Europees worden gecoördineerd en aangevuld. De levensbeschouwelijke uitgangspunten van waaruit armoedebestrijding plaatsvindt, verdienen hierbij erkenning. De levensbeschouwelijke identiteit van maatschappelijke organisaties, ook die in de ontwikkelingslanden zelf, is immers bepalend voor de normatieve invulling van armoedebestrijding. Dit is duidelijk het geval bij de HIV/ aids-problematiek. In haar programma’s ter bestrijding van HIV/aids beperkt de Europese Commissie zich eenzijdig tot de verstrekking van voorbehoedsmiddelen en voorlichting daarover. Wij pleiten ervoor dat programma’s ter bestrijding van aids zich primair richten op seksuele onthouding buiten en trouw binnen het huwelijk. In dit kader verdient ook het tegengaan van vrouwenhandel en prostitutie meer aandacht. Verder komt abortus-provocatus niet in aanmerking voor Europese steun, ook wanneer nationale wetgeving in het steunontvangende land dit niet verbiedt.
232
Kandidaat-lidstaten van de Europese Unie Bulgarije en Roemenië ‘zitten in de wachtkamer’ om zich aan te sluiten bij de Europese Unie. Zij streven naar toetreding in 2007, maar daarvoor moeten ze stevige hobbels nemen. Roemenië moet nog veel doen aan bestrijding van corruptie en verbetering van het overheidsapparaat, politie en justitie. Ook zijn ingrijpende economische hervormingen nodig en behoeft de maatschappelijke positie van minderheden meer aandacht. De dominante positie van de Roemeens-Orthodoxe Kerk, waardoor andere kerken in het gedrang komen, is hier een voorbeeld van. In Bulgarije zijn er problemen met betrekking tot de handel in landbouwproducten. Terecht verleent de EU financiële en technische ondersteuning aan deze landen zodat zij in staat zijn deze problemen op te lossen. Wat ons betreft maakt de EU aan Turkije duidelijk dat het geen lid van de Unie kan worden. Het is hoofdzakelijk een Aziatisch land, de rol van het Turkse leger in politiek en samenleving is veel te groot en rechten van etnische en religieuze minderheden worden niet gerespecteerd. Bovendien vormt de cultuurhistorische en islamitische identiteit van dit land met z’n 67 miljoen inwoners een groot struikelblok. Intussen doet dit niets af aan het feit dat Turkije een betrouwbare partner in NAVO-verband is. Ook de vriendschappelijke relaties met de staat Israël verdienen waardering. In plaats van een Turks EU-lidmaatschap bepleiten wij intensievere economische samenwerking, bij voorkeur in het kader van de huidige douane-unie. De Turkse regering moet onverwijld de problemen op het Turkse deel van Cyprus aanpakken en werken aan een goede politieke oplossing. Bovendien hebben we zorg over de moeilijke positie van christelijke gemeenten. De EU dient aan te dringen op het respecteren van de vrijheid van godsdienst, ook door de regionale en lokale Turkse autoriteiten. Kroatië heeft in het voorjaar van 2003 een aanvraag voor het EU-lidmaatschap ingediend. Andere Balkanstaten geven aan dit te overwegen. Een stabiele politieke situatie in de Bal-
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
kanregio is belangrijk alvorens toetredingsonderhandelingen kunnen worden overwogen. Het voldoen aan de politieke criteria van Kopenhagen is zonder meer een voorwaarde voordat een land zicht krijgt op EU-lidmaatschap. De positie en rechten van minderheden vormen hierbij belangrijke indicatoren. Aanvullende aandachtspunten • De plannen van de Europese Conventie voor een Europees agentschap voor militair materieel, waarin de lidstaten militaire middelen samenbrengen, wijzen we af. Juist binnen de NAVO moet deze samenwerking worden verbeterd. • Wij bepleiten een strikt toezicht op de koppeling tussen mensenrechten en handel die in veel associatieakkoorden wordt vastgelegd. Bij de lopende onderhandelingen met Iran en Syrië, over een handelsakkoord respectievelijk associatieakkoord met de EU, moet de houding ten aanzien van Israël, terrorismebestrijding en wapenprogramma’s een hard punt zijn. • De EU moet in haar beleid de lidstaten voldoende ruimte geven om de milleniumdoelstellingen van de VN, zoals halvering van extreme armoede in 2015, na te streven. • Bij besluitvorming over GBVB en EVDB moet in de Raad van Ministers de unanimiteitsregel blijven gelden. Dat betreft ook het eventueel bijdragen aan vredesmissies door de EU. • Roemenië en Bulgarije worden financieel en technisch ondersteund om toetreding van deze landen tot de EU mogelijk te maken.
HOOFDSTUK 7 INTEGRITEIT OP ALLE FRONTEN
‘Brussel’ heeft een bedenkelijk imago. Regelmatig raakt de EU in opspraak door fraude en andere misstanden. Burgers weten dit maar al te goed en hebben de neiging weg te blijven bij de stembus. In de media wordt gegooid met modder. Daarmee lossen we de serieuze problemen niet op. ChristenUnie en SGP gaan voor een solide financieel beleid. In het oerwoud aan subsidies willen we fors kappen, zodat aan onterecht gebruik een einde komt.
Er is een dringende noodzaak voor een degelijk toezicht op de uitvoering van Europees beleid, zeker nu tien nieuwe lidstaten tot de EU zijn toegetreden. De belastingbetaler hoort waar te krijgen voor zijn geld. Vergoedingen voor leden Europees Parlement De parlementariërs van ChristenUnie en SGP declareren alleen de werkelijk gemaakte reiskosten. Door middel van een openbaar gemaakte, onafhankelijke accountantsrapportage zal ieder jaar verantwoording worden afgelegd over de manier waarop de aan onze leden verstrekte vergoedingen zijn besteed, conform de in 1999 afgesproken gedragscode voor Nederlandse leden van het Europees Parlement. De salariëring van parlementsleden loopt momenteel per EU-lidstaat sterk uiteen, omdat zij is gekoppeld aan het salaris van een lid van het nationale parlement. Sinds 1979 probeert het Europees Parlement tot een goede regeling te komen, maar helaas kunnen de nationale regeringen hierover in de Raad van Ministers nog steeds geen overeenstemming bereiken. Desondanks blijven wij consequent pleiten voor een redelijk salarisniveau rond het gemiddelde van de huidige vergoedingen. Tegelijk dringen we al vanaf 1984 vasthoudend aan op een verlaging van de overmatige vergoedingen voor reizen, zodat deze niet meer dan de werkelijk gemaakte kosten compenseren. Fraudebestrijding: ‘zero tolerance’ In 1999 trad de Commissie-Prodi aan met de belofte dat zij schoon schip zou maken. Maar van een voortvarende aanpak is geen sprake geweest. De Commissie kwam pas schoorvoetend in beweging ná onthullingen over de fraudegevoeligheid van het gehanteerde boekhoudsysteem en ná het Eurostat-schandaal. Daarbij vertoonde ze voortdurend de neiging problemen achter gesloten deuren op te gaan lossen en de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Wij dringen daarom aan op strikte functiescheiding van management en controle binnen het Commissie-apparaat. Daarnaast moet de Commissie zich duidelijker verantwoorden 233
Geloofwaardige keuzes: Manifest voor Christelijke politiek in Europa
over beleid en bestuur richting het Parlement en andere betrokken instellingen. Hierbij horen ook de lidstaten betrokken te worden, want zij besteden uiteindelijk zo’n 80 procent van de totale EU-begroting. Wij vinden dat alle lidstaten elk jaar moeten rapporteren wat per EU-geldstroom is uitgegeven en welke doelen daarmee zijn bereikt. De Commissie geeft dit vervolgens door aan het Europees Parlement, uitgesplitst per lidstaat. Voor een beter beheer is ook dringend nodig dat de EU-subsidieregelingen in aantal fors omlaag gaan (door bundeling) en veel eenvoudiger zullen zijn, zodat de aanvraagprocedures vlotter verlopen en de controles minder werk met zich meebrengen. De Europese Rekenkamer gaat nauwer samenwerken met de nationale rekenkamers, om zo een goed zicht te krijgen op de beheers- en controlesystemen die de lidstaten hanteren voor de Europese geldstromen. De Commissie moet een plan van aanpak opstellen waaruit blijkt binnen welke termijn een positieve betrouwbaarheidsverklaring door de Europese Rekenkamer zal worden afgegeven over het gevoerde begrotingsbeheer. Het fraudebestrijdingsbureau OLAF is in de afgelopen jaren van de grond gekomen. Volgens ons zal dit bureau onafhankelijk moeten zijn, zodat het zelf zijn prioriteiten kan vaststellen. Daarnaast dient OLAF over voldoende middelen en personeel te beschikken om zich behoorlijk van zijn taak te kunnen kwijten. OLAF rapporteert elk kwartaal aan de begrotingscontrolecommissie van het Europees Parlement over de voortgang van zijn werk. Er bestaan problemen om een effectieve en snellere rechterlijke behandeling van fraudezaken te realiseren. Daarom zijn wij voor het instellen van een Europese Openbaar Aanklager die in samenwerking met OLAF (uitsluitend) bevoegd is voor fraude gepleegd binnen de EU-instellingen en fraude met EU-fondsen. Begroting: verantwoorde en doelgerichte besteding De Europese Begroting bedraagt in totaal per 234
jaar zo’n 100 miljard euro. De middelen worden door de lidstaten bijeengebracht, naar rato van hun BTW-ontvangsten en het welvaartsniveau. Daarnaast verwerft de EU inkomsten uit importheffingen aan de buitengrenzen. Wat ChristenUnie en SGP betreft, verkrijgt de EU niet het recht zelfstandig belasting te heffen. Wie betaalt, die bepaalt. Daarom willen wij dat elke lidstaat het recht houdt om het eigen-middelenbesluit over de financiering van de EU te blokkeren. De jaarbegroting van de EU dient binnen het meerjaarlijkse financiële kader te passen. Het Europees Parlement en de Raad van Ministers beslissen hier gezamenlijk over, conform de huidige procedures. Net als Duitsland en Zweden, is Nederland al enige jaren een relatief forse nettobetaler. Het gaat om ruim 0,5 procent van het BBP. Dit percentage zal bij ongewijzigd beleid in de komende jaren verder oplopen. Daarom stellen wij voor dat er een bovengrens komt voor de hoogte van de nettobijdrage of de nettoontvangsten van een EU-lidstaat. Deze norm wordt gerelateerd aan het welvaartsniveau van een lidstaat (het BBP), zodat de armere lidstaten uit Midden- en Oost-Europa voorlopig geen nettobetalers zullen zijn. Verder vinden wij het beter om primair in te zetten op reductie van de Nederlandse afdracht aan de EU. Daarnaast zal er ook aandacht zijn voor het vergroten van inkomsten uit EU-fondsen. In de praktijk moet Nederland meer middelen vrijmaken voor cofinanciering van projecten. Wij pleiten voor een kritische herziening van het EU-structuurfondsenbeleid, zodat de steun alleen gaat naar ècht armere regio’s (de zogenoemde doelstelling 1-regio’s). Deze reductie komt ten goede aan de ‘nettobetalers’ en verder aan de EU zelf doordat haar ambtelijke staf zich kan inzetten voor maatregelen die wèl zinvol en effectief zijn. Wij willen het fenomeen van subsidieverslaving in Europa terugdringen door prestatieprikkels in te bouwen. Het ontbreken hiervan is een belangrijke reden waarom de jarenlange EU-structuursteun aan zuidelijke lidstaten, vooral Italië en Griekenland, niet tot de gewenste resultaten leidt. Geld uit de Europese begroting mag niet gaan
ChristenUnie - Staatkundig Gereformeerde Partij
naar talloze organisaties die de ‘Europese gedachte’ promoten, zoals bijvoorbeeld de Unie der Europese Federalisten en de Internationale Europese Beweging. Dergelijke particuliere initiatieven behoren door privépersonen te worden bekostigd. Subsidiëring van Europese politieke partijen wijzen wij af. Verder moet het voorlichtingsmateriaal van de EU, danwel van het Parlement, beter afgestemd zijn op de vraag van het publiek en ook de variatie aan standpunten in het Parlement op objectieve wijze weergeven. Na de toetreding… Per 1 mei 2004 zijn tien nieuwe landen toegetreden tot de EU. Een historisch gebeuren waardoor een kunstmatige scheiding tussen West- en Oost-Europa ongedaan kan worden gemaakt. ChristenUnie en SGP zijn hier consequent voorstander van geweest. De toetreders hebben de afgelopen jaren veel werk verzet om te voldoen aan alle voorwaarden van het EU-lidmaatschap. Er is veel bereikt, ook al zijn er grote verschillen tussen de tien landen omdat ze niet allemaal hun zaken even goed op orde hebben. Veel EU-regelgeving is wel omgezet in wetgeving, maar de regels zullen nog in praktijk moeten worden gebracht. Dan zal blijken of de kwaliteit van de wetgeving ook voldoende is. Daarnaast lijkt de handhaving een fors probleem. Bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad blijft daarom een van de prioriteiten. Verder vinden wij het nodig dat een adequate monitoring van de ontwikkelingen in deze lidstaten ook ná mei 2004 blijft. Wanneer de ‘nieuwe’ lidstaten, na herhaalde aandrang, in gebreke blijven bij uitvoering van de Europese regelgeving, mogen desnoods ook na toetreding aanvullende vrijwaringsmaatregelen worden getroffen. Daarbij is van belang dat de vijftien ‘oude’ EUlidstaten een gezamenlijk overeengekomen beleid voeren ten aanzien van de nieuwkomers. Deze vrijwaringsmaatregelen moeten proportioneel zijn en hoeven wat ons betreft geen langdurige werking te hebben.
De problematiek van minderheden vervult ons met bijzondere zorg. We denken hierbij aan de positie van de Roma (zigeuners), de rechten van de Hongaren in diverse landen rondom Hongarije en de Benèsjdecreten van de Tsjechoslowaakse overheid (uit 1948). Waar aan mensen uit minderheidsgroeperingen geen recht wordt gedaan, verwachten wij een stringente aanpak door Raad en Parlement, op voorstel van de Europese Commissie. Andere zaken waarvoor alertheid is geboden zijn de voedsel- en productveiligheid, risicovolle kerncentrales en de moeizame, inefficiënte werking van douanediensten bij grensovergangen. Aanvullende aandachtspunten • De gebrekkige boekhouding en ondeugdelijke kascontrole van de Europese Commissie zijn uiterlijk per 1 januari 2005 op orde gebracht. Elke Commissaris neemt expliciet de verantwoordelijkheid ervoor dat de directoraten-generaal die onder hem of haar vallen hieraan volledig meewerken. • Bij een gedeeld begrotingsbeheer moet de verantwoordelijkheid van de lidstaten beter worden gedefinieerd. • De Commissie zorgt voor een betere bescherming van klokkenluiders en draagt actief bij aan hun eerherstel en compensatie wanneer zij in hun beroepsuitoefening onterecht zijn beschadigd. • Het Europees Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking wordt niet opgenomen in de EU-begroting. Dit Fonds is ingesteld door de lidstaten en het beheer ervan valt derhalve niet (deels) toe aan het Europees Parlement. • De nieuwe EU-lidstaten worden geen nettobetaler zolang hun welvaartsniveau beneden 85 procent van het EU-gemiddelde ligt. • Wij dringen aan op een goede en duurzame bescherming van etnische en religieuze minderheden in de huidige en nieuwe lidstaten van de Europese Unie.
235
Partijen die (nog) niet aangesloten zijn bij een Europese fractie
Democratisch Europa
Democratisch Europa
Veel Nederlanders voelen zich onbehaaglijk bij Europa. Europa is afstandelijk, ongrijpbaar, en bureaucratisch. Democratisch Europa wil dat veranderen. De grote lidstaten hebben het in Europa voor het zeggen. Dat was al zo; dat wordt na de uitbreiding nog sterker. De ontwerp-grondwet verandert daar niets aan. Maar het kan ook anders. Het moet anders. Europa besluit over veel in ons dagelijks leven. En de burgers moeten kunnen meebeslissen, weten wie verantwoordelijk is. Dat is democratie! Europa kan alleen democratisch en controleerbaar worden als het Europees Parlement uiteindelijk verkozen wordt op basis van Europese lijsten. Zodat het Parlement herkenbaar wordt en gaat leven. Alleen dan kun je het Europees Parlement ook echt de macht over de wetgeving geven. Dan kun je ook zorgen voor een krachtige Europese Commissie, samengesteld op basis van de politieke verhoudingen in het Europees Parlement. Alleen dan hebben de burgers van de kleinere lidstaten nog invloed.
Maar als we doorgaan op de ingeslagen weg, leidt dat tot meer macht voor de grote lidstaten, grotere afstand en meer vervreemding. Als deze grondwet wordt aangenomen, zitten wij er voor de komende tijd aan vast. Democratisch Europa zegt ja tegen Europa, maar nee tegen deze grondwet. Democratisch Europa wil dat de Europese Unie open en democratisch wordt. Zodat duidelijk is wie voor het beleid verantwoordelijk is. Democratisch Europa wil een Europa van de burgers en voor de burgers.
EUROPA VAN DE BURGERS 1. Democratisch Europa wil alleen instemmen met de grondwet voor Europa als deze echt democratisch wordt. De besluitvormingstructuur is nu te veel gericht op de regeringen van de lidstaten, vertegenwoordigd in de Raad, waardoor de invloed van de burgers, met name in de kleinere lidstaten, verloren gaat. 2. Het grootste deel van de wetgeving moet de uitsluitende bevoegdheid van het Par239
lement worden, met een marginale toets voor de Raad 3. Dit vereist een Europees Parlement waarin de partijpolitieke invloed veel duidelijker is. Belangrijker dan de nationale of regionale invalshoek. Een Europees Parlement dat herkenbaar is, dat aanspreekt. Hiertoe moet (een deel van) het Europees Parlement via Europese lijsten verkozen worden. 4. De Europese Commissie moet voortkomen uit politieke verhoudingen - Europese verhoudingen en niet de nationale.
EUROPA VOOR DE BURGERS Europa moet er voor de burgers zijn. Europa moet die taken goed en efficiënt uitvoeren waar de burgers belang bij hebben. Ook in hun dagelijks leven. Niet meer bevoegdheden naar Europa De Europese Unie bemoeit zich met veel beleidsterreinen. Soms met te veel. Europa moet alleen die taken uitvoeren die het welzijn van de burgers in de lidstaten verhogen. In wezen heeft de Europese Unie drie taken: gezamenlijke problemen oplossen (bijvoorbeeld milieuverontreiniging); barrières voor het economisch verkeer slechten (de interne markt vervolmaken) en gebruik maken van schaalvoordelen (één buitenlandse politiek tot stand brengen). Daar moet het bij blijven. Een veilig Europa De veiligheid van burgers is essentieel. Voor de bestrijding van terrorisme en internationale criminaliteit is een effectief justitieel en politieel beleid nodig. Dat vraagt om een Europa dat effectief kan optreden. Maar dat vraagt ook om een Europa dat democratisch gecontroleerd wordt. Een gezond Europa Wij willen dat ons voedsel veilig is. Dat vraagt om duidelijke en adequate normen voor de productie van voedsel en een strenge naleving en controle. Europa moet adequaat kunnen inspelen op epidemieën als SARS en MKZ. 240
Er moet oog zijn voor dierenwelzijn. Een vrije markt voor gezondheidszorg zal bijdragen aan een goedkopere en efficiëntere gezondheidszorg. Economie De Interne markt moet vervolmaakt worden. Dit zal het concurrentievermogen van onze economie versterken en is goed voor de werkgelegenheid en voor onze welvaart. Voor het werken in andere lidstaten moeten geen overbodige belemmeringen bestaan. Dit vergt onder meer een regeling inzake de opbouw van pensioenrechten. Voor een sterke economie is goed onderwijs nodig. Europa kan daaraan bijdragen door de erkenning van diploma's en de mogelijkheid de opleiding elders te vervolgen. Het landbouwbeleid moet hervormd worden, zodat de marktwerking versterkt wordt. Een vrije toegang tot onze markt is ook goed voor ontwikkelingslanden. Regels moeten niet belemmerend zijn, maar wel effectief voor het goed functioneren van de samenleving. Overbodige regels moeten geschrapt worden. Een betaalbaar Europa Nederland geeft per inwoner de grootste netto bijdrage aan de Europese Unie. Het is van belang om ook in de Europese Unie een strak uitgavenbeleid te voeren. Het gaat om publiek geld, dat met zorg beteed moet worden. Europa moet geen overbodige uitgaven doen; zorgen dat iedere euro goed besteed is, zowel rechtmatig als doelmatig. Grote aandacht voor fraudebestrijding. Milieu Veel milieuproblemen zijn grensoverschrijdend. Dit vergt een effectieve Europese aanpak. Democratisch Europa is voor een marktconform milieubeleid: de vervuiler betaalt, ook op Europees niveau. Dat is goed voor het milieu, goed voor Europa en ook goed voor Nederland, want Nederland loopt daarin voorop. Buitenlands beleid Zolang Europa verdeeld is, zal de invloed
Democratisch Europa
steeds geringer worden. Landen als China en India zullen hun groeiende economische kracht ook in politieke invloed weten te vertalen. Democratisch Europa vindt dat een einde moet worden gemaakt aan de Europese verdeeldheid. Er moet een EU-minister van Buitenlandse Zaken komen met ruime bevoegdheden op het terrein van het buitenlands beleid. Bij een gezamenlijk asielbeleid kunnen asiel-
zoekers eerlijk verdeeld worden over de landen van de Unie. Democratisch Europa wil, kortom, een Europa dat zijn kerntaken goed en efficiënt uitvoert, waarin de burgers de macht in handen hebben en waarin duidelijk is wie zij kunnen aanspreken en afrekenen als het voedsel niet veilig is, het milieu vervuilt, de criminaliteit toeneemt en de economie stagneert.
241
Europa Transparant
Europa Transparant
A-Politiek Europa Transparant is a-politiek, in die zin dat geen enkele partijpolitieke stroming er domineert. Onze morele bagage bestaat in de strijd voor openheid en tegen fraude, corruptie en vriendjespolitiek. Dat zijn waarden die gemeengoed in elke rechtsstaat zijn en voorwaarden voor goed bestuur. Voor Europa is het een uitdaging om - omringd door bureaucratie, religieus fundamentalisme en stalinistische naschokken - een democratische weg te gaan, die bestaande spanningen wegneemt en dialogen op gang brengt. Is dat links, is dat rechts? Laten we liever spreken in termen van eerlijkheid versus bedrog. Honderd procent eensgezindheid is een utopie. Altijd zullen belangen en meningen met elkaar botsen, maar laten we onze besluiten ten minste nemen op basis van complete en betrouwbare informatie. Alleen dan is zo'n besluit ook iets waard. De wereld wil bedrogen worden, zeggen cynici. Wij trekken dat ernstig in twijfel. Het a-politieke karakter van Europa Transparant is een bewuste keuze. De aanpak van
misstanden en desinformatie en de bevordering van doorzichtigheid en verantwoording vergen al onze tijd. Wij willen geen traditionele politici zijn die over alles een mening hebben. Want dan worden wij ingepakt door het veeleisende systeem van vragen, debatten, rapporten, vergaderen, onderhandelen en reizen. Europa Transparant richt zich op de misstanden en de oplossingen daarvan en wil de kiezer over onze schouders laten meekijken. Verdeel de Macht, herenig Europa Eigenlijk zijn er maar twee politieke systemen in de wereld: het systeem van de machtsconcentratie bij linkse of rechtse dictators, religieuze fanatici of industriële "adel" én het systeem van machtsdeling, waarin iedereen gelijk voor de wet is en zijn/haar stem kan uitbrengen. Dat laatste systeem is het mooiste en moeilijkste tegelijk: volksvertegenwoordigers controleren de uitvoerders van richtlijnen en wetten die namens het volk zijn ontwikkeld. Deze "democratie" die we gewoon zijn gaan vinden is echter alleen maar mogelijk bij 243
volledige transparantie en een sterk verantwoordelijkheidsgevoel bij politici. Ten slotte is het niet niks namens miljoenen te mogen handelen. Wie zo veel vertrouwen krijgt, moet niet naast zijn schoenen, maar naast zijn kiezers gaan lopen. Het contact met hen koesteren en het eenmaal gekregen vertrouwen onafgebroken waarmaken. Scheiding van machten Naast deling van macht vraagt democratie ook een spreiding en scheiding van machten: wetgevende en controlerende macht, uitvoerende macht en rechtspraak. Ooit was de Europese Commissie een onafhankelijke instantie, nu is het een bastion waar Europarlementariërs niet of nauwelijks doorheen breken. Hoe moet je de Commissie controleren als die leugenachtig antwoordt op je vragen? De controlerende macht van het Europees Parlement is tot een show verworden. Ook binnen de Commissie is de scheiding van machten zoek: de Commissaris met de portefeuille "budget" doet de controle erbij. En haar portefeuille zit vol. Er gaat jaarlijks 100 miljard Euro om in Brussel. Ons geld, uw geld, belastinggeld. Fraude is diefstal, die de daders verrijkt en Europa verarmt. De extra kosten als gevolg van de toetreding van nieuwe lidstaten kunnen met het bestaande budget goed opgevangen worden. Maar als gevolg van corruptie, geldverkwisting en wanbestuur lossen we niet de problemen, maar de middelen op. De Commissie wast haar handen in onschuld en legt de verantwoordelijkheid voor fraude bij haar lidstaten. Zelfs bij haar toekomstige lidstaten, waar alle eindbeslissingen over besteding van Europees geld door de Commissie zelf worden genomen! Dat het zover kon komen heeft alleszins te maken met de arrogantie van de macht, een gebrek aan verantwoordelijkheidszin en een afkeer van controleren. De Europese top wil niet gecontroleerd worden, maar ook niet zelf controleren: wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Het klinkt bijna sympathiek, 244
ware het niet dat openheid en controle een twee-eenheid zijn. E 30 miljard verspild? De totale begroting van de Europese Commissie bedraagt nu E 100 miljard per jaar. Met de toetreding van de nieuwe lidstaten wil men dit bedrag nog eens verhogen tot E 140 miljard. Enkele aanwijzingen voor onregelmatigheden, fraude en geldverspilling: • Bij Eurostat is meer dan 30% van de financiële transacties niet in orde. • Bij subsidies voor beroepsopleidingen is systematisch geknoeid met de toewijzingscriteria. • Bij Landbouw kan 44% van de betaalorganen geen goedkeurende accountantsverklaring krijgen vanwege de vele onregelmatigheden. • Bij de structuurfondsen blijven de geldstromen doorlopen ondanks bezwaren van de eigen controlediensten. • Bij de miljardensubsidies naar Oost-Europa komt een groot gedeelte van het geld niet bij de bevolkingsgroepen waarvoor het geld was bedoeld. Toch gaat de Commissie door met betalingen. Europa Transparant schat dat op dit moment bijna 1/3 van het totale budget verkeerd wordt uitgegeven. Standpunt van Europa Transparant is daarom: Geen extra geld naar Brussel voordat de verspillingen aan het licht zijn gebracht en het bestaande budget op een verantwoorde wijze wordt uitgegeven. Controle Een illustratie van de afkeer van controle is OLAF: de interne antifraudedienst van de instellingen van de Europese Unie. Hoe stoer de naam ook klinkt, OLAF is volledig afhankelijk van de Europese Commissie aan wie hij rapporteert. Daarmee is het een rechercheteam in dienst van de overtreders. Geen document is er veilig. OLAF is lek en welke burger/parlementariër gaat explosieve bewijzen trouwhartig overdragen aan een lekke organisatie? De kans dat er iets mee gebeurt is aanzienlijk kleiner dan de kans dat jou iets gebeurt. Alleen in
Europa Transparant
kleine zaken boekt OLAF successen. Meer dan een consument Een andere bedreiging voor de scheiding van machten zijn de privatisering en de groeiende verstrengeling tussen overheid en bedrijfsleven. Niet alleen Commissarissen en hun topambtenaren, ook parlementariërs staan bloot aan verleidingen. Het is een glijdend proces. Een bedrijf sponsort een voetbalclub, het weerbericht, een film, een deel van de ontwikkelingshulp, een politieke campagne, tot het politieke bedrijf en de bedrijvige politiek steeds minder goed zijn te scheiden. Er is een trend de burger allereerst als consument te zien. Maar we zijn nog wel meer dan verbruikers van aardappelen en rijst; een rechtsstaat sprokkel je niet bij elkaar in een winkelwagen. We hebben veel behoeften die niet in de (super)markt liggen: betaalbaar onderwijs, zorg, een onafhankelijke rechtspraak en pers, vrijheid van meningsuiting en godsdienst en een gezond milieu. Een ambtenaar of politicus die algemene belangen aanlengt met zijn privé-belangen kan niet meer functioneren. Deling van macht vraagt scheiding van macht en beide vragen controle. Vragen transparantie! Best belangrijk? De bedenker van de leuze "Europa best belangrijk" moest zichzelf kennelijk nog overtuigen. Europa Transparant zegt onomwonden: "Europa ís belangrijk!" Van een democratische rechtsorde is echter geen sprake. De bevolking in heel Europa, zowel in Oost als in West heeft te maken met een kleine elite, waarbij belangen gaan boven mensen, ongeacht het politieke systeem. Europa Transparant eist democratie. Die komt er alleen als alle vooren nadelen van een te nemen besluit zichtbaar op tafel liggen. En dan blijkt Europa ineens best wel rijk! Plan van aanpak In het Europees Parlement zullen leden van Europa Transparant alles in het werk zetten om toegang te krijgen tot "vertrouwelijke informatie". Medeparlementariërs zijn niet onze
concurrenten, maar medecontroleurs die van onze inzet profiteren. Er moet een Europees meldpunt voor misstanden en wanbeheer van Europese gelden komen, in eerste instantie onder toezicht van Europa Transparant. Een interactieve website zal het contact met de kiezer over zulke zaken versterken. Ook het inrichten van een database met onregelmatigheden en lopende onderzoeken versterkt het contact met de kiezer. En het blijft niet bij eenmalige meldingen; alles wat misging wordt in een vervolgsysteem bijgehouden, zodat er permanent zicht is op onderzoek door de overheid. De kiezer zal kunnen volgen wat de stand van zaken is, zodat niets in de doofpot verdwijnt. De al te lang gekoesterde ambtelijke zwijgplicht moet worden vervangen door een spreekrecht van ambtenaren. Belangrijk is ook de oprichting van een Europees expertisebureau dat advies en bijstand aan klokkenluiders uit alle lidstaten moet geven. Ingeslapen instanties als OLAF of de budgetcontrolecommissie moeten wakker worden geschud en hun taken hervatten. Een Europees Openbaar ministerie moet zorgen voor controle op de besteding van Europees geld en onafhankelijkheid in de strijd tegen misstanden. Benoemingen op dit terrein mogen niet meer door de politiek beïnvloed worden, maar dienen te geschieden op basis van kwalificaties en in alle transparantie en onafhankelijkheid. Hierdoor zal het goede controlewerk aan de basis van OLAF en de Europese Rekenkamer voortaan niet meer door de politiek worden gefilterd. Buitenparlementair zullen we acties steunen die dezelfde doelen nastreven: reanimatie van de democratie en herstel van inspraak en vertrouwen van kiezers. We zullen zelf in actie komen waar officiële instellingen falen. Zonodig worden schokkende dossiers door Europa Transparant van de doofpot gered en na uitwerking openbaargemaakt om voor een doorbraak te zorgen in de wil tot echte fundamentele hervormingen van de Europese instellingen en haar controlerende instanties. Een hechte samenwerking met de pers is on245
ontbeerlijk. De pers moet informatie krijgen om doorbraken te forceren. De pers is de brug naar de kiezer. Als we het goed doen, worden we overbodig Europa Transparant heeft een hoog klokkenluidersgehalte en een ruim percentage mensen met dezelfde vermoeiende eigenschap: een goed ontwikkeld geweten. Ze stellen zich in dienst van het Europees Parlement en de Europese kiezer. Dat hun werk zich niet be-
246
perkt tot het aan de kaak stellen van fraude en andere misstanden, wordt duidelijk uit de definitie van een Europese burger die veel meer dan een consument is. Transparantie is nodig om het vertrouwen van die teleurgestelde kiezer terug te winnen en om het Europees Parlement zijn controlerende taak weer naar behoren te laten vervullen. Het uiteindelijke doel van de lijst is onszelf op te heffen. Als we het goed doen immers en de doelstellingen zijn gehaald, worden we overbodig.
Leefbaar Europa
Leefbaar Europa EERST MENSELIJKHEID, DÀN POLITIEK
De nieuwe loot aan het Nederlandse partijwezen, de sinds kort landelijk werkzame partij Leefbaar Europa, laat meteen door de naam duidelijk zien dat wij sterk gericht zijn én op Europa én op Nederland binnen Europa. Wij presenteren ons als een partij die uitgaat van een duidelijke beginselverklaring en bestemd is voor de gewone man en vrouw, een partij die vooral wil streven naar een meer menselijk leefklimaat in Nederland en in heel Europa, in eerste instantie in de landen die aangesloten zijn bij de Europese Unie (verder te noemen: EU). Daar waar “de politiek” een doel op zichzelf is geworden en politici en regeringen veel met zichzelf bezig zijn en het feitelijke en het gevoelscontact met de gewone burger onderdrukt is geraakt, is het hoog tijd voor verbetering. Ons motto is daarom: eerst menselijkheid, daarna politiek. Politiek die steeds teruggrijpt op wat de menselijkheid vraagt. De term “een meer menselijk leefklimaat” is kenmerkend zowel voor L.E. als geheel als voor de concrete L.E.-programmapunten.
Het woord “leefbaar” is als het ware op onze huid geschreven, maar wijst niet op een of ander verband met andere partijen die ook het woord “leefbaar” in hun naam hebben opgenomen.
CONCRETE PROGRAMMAPUNTEN: VOORAF Wij hebben gekozen voor een niet al te omvangrijk aantal punten, waarbij het tot stand brengen van een meer menselijk leefklimaat in de ruimste zin van het woord voorop staat. Waar ons programma in totaal een 25 pagina’s beslaat hebben we een keuze gemaakt voor een aantal punten “in de eerste lijn”, de meer aansprekende zaken. Deze vindt u ook onder de button van het programma op de website. Vanuit die samenvatting kunt u doorschakelen naar de gewone tekst van ieder punt zoals hij in het programma is opgenomen. In een later stadium zal de snel wassende stroom A- en B-leden op democratische wijze hun mening kunnen uiten over deze en andere programmapunten. Bij de presentatie van ons programma spelen 247
Eerst menselijkheid, dàn politiek
enkele andere factoren een rol. a.Omdat L.E. nog niet in enig Nederlands bestuurlijk lichaam is vertegenwoordigd en met name nog geen zetels heeft in de Tweede Kamer, hebben wij nog geen mogelijkheid gehad ons gezicht te laten zien en ons geluid te laten horen wat betreft ons eigenland. Vanzelfsprekend zullen wij dus in dit programma ook typisch ‘eigenlandse’ punten naar voren brengen. Alhoewel gevestigde partijen als bij koor roepen: praat alleen maar over Europa-zaken, zal niemand ons weerhouden ons eigen (misschien soms eigenwijze) standpunt naar voren te brengen. Sterker nog: het gaat juist eerst over wat Nederland belangrijk vindt, leg die standpunten waar mogelijk niet 100% vast, en ga dan in “debat” maar liever nog in dialoog met “Europa”. b.Het heeft ons inziens geen zin een nieuwe politieke partij op te starten, als deze nieuwe partij - in casu: L.E. - niet een nieuw, uniek karakter heeft en geen partijprogrammapunten heeft die afwijken van wat oudere broers en zussen in de politieke arena in hun partijprogramma’s uitdragen. Wat structuur betreft wijkt L.E. af van alle andere partijen doordat wij een niet aan religie, kerkgemeenschap, geloofsovertuiging, maatschappelijke stroming e.d. gebonden partij zijn, maar wel een concreet en duidelijk uitgangspunt hebben in de beginselverklaring van L.E. c.Vanzelfsprekend maken wij hiermee een zekere keuze wat betreft achterban, die op de L.E. zal stemmen. Maar het is natuurlijk een illusie om te denken dat je zo goed als heel de Nederlandse burgerij achter je zou kunnen krijgen. Juist door heel concreet een bepaald publiek aan te spreken, heb je de meeste kans om in korte tijd tot een grote aanhang te komen. Onze aandacht en activiteit zullen bijzonder gaan naar allen die op een of andere manier achtergesteld worden, extra zorg nodig hebben e.d.. Degenen die in de maatschappij van vandaag de dag (nog) niet mondig genoeg zijn om voor 248
hun eigen belangen op te komen. Wat dat betreft spreken we van win-win-win. Daar waar onderhandeld wordt zitten degenen over wie het gaat (dat kunnen ook de dieren zijn bijvoorbeeld) vaak bepaald niet zelf aan de onderhandelingstafel en zijn afhankelijk van wat anderen voor hen binnen halen. d.L.E. heeft medewerkers met goede politieke ervaring en inzichten, maar beschikt nog niet over een wetenschappelijk bureau om alle actiepunten, plannen, wensen e.d. wetenschappelijk goed te onderzoeken. Alle programmapunten - vooral met een sterk innoverend karakter - kunnen daarom later nog onderzocht en eventueel bijgesteld worden. Wel willen we vast uitspreken dat we een grote plaats zullen toekennen aan “gezond verstand”. Wat staat ons concreet voor ogen? Daarvoor gaat nu naar het programma. Uw suggesties blijven ten allen tijde welkom.
HET
PROGRAMMA VAN
LEEFBAAR EUROPA
VOOR DE EUROPESE VERKIEZINGEN OP 10 JUNI
2004 Het programma kent op 6 thema’s, die ieder bestaan uit een aantal onderdelen. De thema’s zijn de volgende: 1. Nederland en de Europese Unie 2. Democratie, waarden, innovatie 3. Economie en duurzaamheid 4. Evenwaardigheid, de samenleving, bevolkingsgroepen 5. Defensie, buitenlands beleid, bestrijding van terrorisme en van “errorisme” 6. Immigratie, integratie, ontwikkelingshulp Uit het programma zijn een aantal speerpunten gekozen. De volgorde is afgeleid vanuit het programma maar geeft niet een prioriteit aan: 1. Geen Verenigde Staten van Europa en geen Europese president. Eerst zou er minstens een werkelijke en levende democratie moeten zijn. We zijn tegen een aantal principes in de Grondwet (beter te noemen: verdrag ter voorbereiding van een grondwet). (1.2). 2. Goed samenwerken met de nieuw in de EU
Leefbaar Europa
toegetreden landen, niet alleen naar geld kijken. (1.3) 3. Verbetering van de democratie, in Nederland en Europees. (2.1) 4. Verbeteren van bureaucratie. Innovatie in overheid en bedrijfsleven. (2.3) 5. Krachtig bevorderen van een goed doorstromen van zo schoon mogelijk verkeer als voorwaarde voor economische groei en meer werkverschaffing. (3.4) 6. Verscheidenheid zowel als eenheid in de samenleving. Niet van bovenaf, vanaf de (EU) politiek, eenheid in de samenleving voorop stellen en alleen daarbinnen verscheidenheid. (4.3) 7. Geen “islamisering” van de westerse samenleving, eerst dialoog en als dat niet helpt handhaving van normen. (4.5) 8. Verbeteren van de situatie van ouderen. (4.6) 9. Voorwaarden voorafgaand aan een gemeenschappelijk EU-defensiebeleid. (5.1) 10. Vredesvoorstel voor Israël en de Palestijnen. De essentie van dit doorbraakvoorstel is dat beide landen “opdracht krijgen” dat zij Vergeving en Verzoening moeten gaan beoefenen mits zij de (financiële) steun van het buitenland, oost en west, willen blijven behouden.(5.2) 11. Strijd tegen terrorisme en tegen “errorisme”, de nalatigheid door de welvarende landen t.o.v. de Derde Wereld. (5.3) 12. Een basis uitgangspunt voorafgaand aan immigratie, ontwikkelingshulp en integratie. De essentie is om bij immigratie te stellen dat je eerste taak als mens ligt in het opbouwen van het land waar je vandaan komt, ook als dat moeilijk is. Dit standpunt ondersteunen wij vervolgens door meer effectieve en creatieve hulp aan de landen. (6.1) 1. Nederland en de Europese Unie 1.1.Maak duidelijk wat het Nederlandse belang is. Maar denk ook Europees. Ga daarmee naar Brussel. Kom op voor de Nederlandse belangen, en vecht ervoor om tot nog betere standpunten en besluiten te komen door als landen samen je economische en
menselijke capaciteiten in te zetten. 1.2.Een Verenigde Staten van Europa met een President of iets vergelijkbaars willen we niet, zeker voorlopig niet: eerst meer en betere democratie. De huidige Grondwet/het verdrag wijzen we af. Er zou eerst een werkelijke en waarden-volle democratie voorgeleefd moeten worden. Het is niet voldoende als daarbij aangeboden wordt om geleidelijk aan ook te gaan zorgen voor een goede Europese democratie. We zijn vóór samenwerkende evenwaardige landen, een levendige relatie in wederzijdse afhankelijkheid, geleid door een (ver)bindende ambitie: een economisch, sociaal en ecologisch gezonde toekomst, voor burgers, voor landen, voor regio’s, en voor Europa. Dat is een dynamische uitdaging. Een samenwerking op maat is de eerste behoefte. Een democratie met “meeste stemmen gelden” is niet genoeg. De EU is op zich oké, maar kan en moet beter. Een statische structuur met een president past niet bij de huidige tijd. Een eventuele Europese grondwet moet openlijk rusten op (overeenkomsten in) waarden: joodse, christelijke, islamitische en humanistische. Laat verlangen naar eenheid niet overheersen, maar laat de essenties van alle vier afzonderlijk zien. Neem ook de waarden op van hen die vinden dat er juist geen waarden in moeten staan. Uitgangspunt voor waarden is “leven en werken in evenwaardigheid en respect”. Het gaat om waarden die voor en door burgers van Europa als belangrijk, acceptabel en zinvol worden ervaren. Europese waarden, die ons wellicht onderscheiden van Amerikaanse, of Arabische, of Oosterse, of Afrikaanse. Als voorbeeld op mondiaal niveau kan de “Earth Charter” dienen, zie daarvoor www.earthcharter.org, op die website kunt u de Nederlandse versie kiezen. Duurzaamheid staat daarin centraal, met ook respect voor de economie. 1.3.Goed samen-werken met de nieuw toege249
Eerst menselijkheid, dàn politiek
treden EU-landen. Een belangrijk thema: wat kunnen we van elkaar leren? Het beginnen van nieuwe bedrijven is zeer belangrijk voor de groei van nieuwe werkgelegenheid. Op Europees niveau wordt dat gestimuleerd met opleiding, vereenvoudiging van regels en makkelijker financieren. De Minister van Economische Zaken van Slovenië, Mevrouw Tea Petrin, vulde dit op de Ondernemersdag van de EU in Brussel op 2 maart 2004 aan met het onderwerp Gezinswaarden, Family Values. Zolang er in het gezin gewaarschuwd wordt om niet te veel risico te nemen, wat hoort bij het voor jezelf beginnen, is er een diepe en onzichtbare barrière naar ondernemerschap en bedrijvigheid. Onbewust denk je een andere kant uit. Wat daarom helpt is moed om nieuwe dingen te starten en vol te houden. Ook het herwaarderen van je behoeften aan zekerheid en geld helpt. Als je achter iets staat dan lukt het je beter. Het kan trendy worden om mee te bouwen aan de economie en genoegen te nemen met een bescheidener inkomen. Interessant is om te zien dat zo’n niet-materieel/waarden voorbeeld wordt aangedragen uit één van de nieuw toetredende landen. Leefbaar Europa vraagt de toetreders, die materiële waarden (geld) zullen gaan krijgen in de EU, hun immateriële waarden te gaan delen met de oude EU-landen. We zijn er zeker van dat de gewone mensen in de toetreders tijdens de koude oorlog en het bewind van het communisme allerlei kwaliteiten hebben ontwikkeld om de samenleving, de cultuur, de omgang onder elkaar, in tijden van financiële schaarste toch menselijk te laten zijn. Het klinkt misschien paradoxaal, maar deze mensen hebben risico’s leren lopen juist zónder markt mechanisme. In deze landen, waar onderlinge competitie en het vergaren van rijkdom vaak was uitgesloten zijn mensen “naar binnen gegroeid”: poëzie en kunst, vriendschap en liefde, introspectie, ondergronds verzet, dát werden hun 250
expansiemogelijkheden. Wij kunnen over en weer van elkaarleren. Wij vragen hun deze kwaliteiten ook in te brengen in de Europese overlegstructuren. Ook kunnen er uitwisselingsseminars komen. Op dit moment hebben wij niet zomaar concrete voorbeelden bij de hand. Die komen eraan. Op zich is Leefbaar Europa het ermee eens dat er geleidelijkheid is aangebracht wat betreft het in Nederland komen werken door mensen uit de nieuwe EU-landen. Te snel veel mensen die voor lagere lonen willen werken kan de arbeidsmarkt hier ontregelen. L.E. werkt aan het helder maken van ons standpunt, op korte termijn. Aan de andere kant zien we wél opeens Nederlandse bedrijven (en uit de andere oude EU-landen) die alle kansen proberen te pakken in de nieuwe toetreders. Is er wel nagedacht wat dat voor de mensen aldáár betekent? Kunnen hun bedrijven daar tegenop concurreren als Europese bedrijven in hun land goedkoop komen produceren? L.E. heeft hierop nog niet een pasklaar antwoord. We werken eraan. 1.4.Toetreding van Turkije, en daarna de verdere toekomst. Leefbaar Europa is voor toetreding van Turkije als aan alle eisen voldaan is en ook aan de eisen van Mensenrechtenorganisaties. Wij zijn niet bang voor een te grote toestroom van mensen uit Turkije. Als de welvaart in landen verbetert trekken mensen minder snel weg, en gaan mensen die al in het buitenland zijn vaak weer terug. Wel zal er aan het begin van de toetredingsperiode een soort dosering gewenst zijn als ook beschreven is bij de toetreding van de 10 nieuwe EU-landen op 1 mei 2004. Tegelijk is duidelijk dat Turkije voor een klein deel op Europees grondgebied ligt. We denken aan een soort verhouding waarin Turkije gaat meedoen. Je kunt denken aan de verhouding van het Europese en het Aziatische deel voor wat betreft bevolkingsaantal, nationaal inkomen, vierkante kilometers. We kunnen proberen of hieruit een
Leefbaar Europa
soort verhoudingsgetal en groeitraject is af te leiden waarin Turkije meer en meer gaat meedoen in de financiële ondersteuning vanuit de EU. Dit is niet bedoeld om Turkije op afstand te houden. Het is met het oog op de geografische realiteit in Europa. L.E. is ervan op de hoogte dat er ook in de Arabische wereld een verlangen is om tot een groepering zoals de EU te komen. We beseffen dat dit niet van vandaag op morgen gerealiseerd zal zijn. Door nu met Turkije genuanceerde afspraken te maken kan ook gekeken worden naar de plannen aldaar voor een Arabische Unie, in hoeverre Turkije daar wellicht ook een verbindende rol zou kunnen vervullen. Met dit programmapunt loopt L.E. wellicht (ver) vooruit op waar andere politieke leiders op dit moment mee bezig zijn. Wij beseffen dat er nog grote verschillen zijn tussen Westerse en Islamitische/Arabische landen, meent L.E. toch dat we een visie moeten ontwikkelen op de toekomst. Samen met haar beginselverklaring gericht op meer menselijkheid in de politiek en andere programmapunten (waarin L.E. schrijft over errorisme en terrorisme, het niet forceren tot een EU-eenheid, de waarschuwingen tegen een ongewenste Islamisering van de wereld, de punten over immigratie, ontwikkelingshulp en integratie), doen we met als aanleiding de toetreding van Turkije hier bovendien een aanzet tot samenwerking met de aangrenzende Aziatische en Afrikaanse landen. 1.5.Vóór transparantie en tegen (stille) fraude. L.E. presenteert in mei gedetailleerde duidelijkheid over hoe de beslisprocedures van de EU nu zijn en waar verbetering, denkend vanuit de bevolking, noodzakelijk is. Daarin onderscheiden we ons van alle andere partijen. 1.6.Lokaal en regionaal bestuur. Aandacht juist voor de gewóne mensen. Ook van onderop organiseren. In een groter en onoverzichtelijker wordend Europa, wint het zogenaamde Europa van de regio’s
en het Europa van gemeentes aan belang. Hier leven mensen, werken en studeren zij, worden sociale en milieuregels toegepast, voelen we de effecten van open grenzen. Het beginsel van subsidiariteit moet niet bij de nationale staat beginnen, maar bij de gemeente en de provincie. We brengen de activiteiten van een stad en het stadsbestuur in kaart en geven aan op welkniveau al deze zaken in het dagelijks leven plaatsvinden, op welk niveau ze geregeld worden en op welk niveau de beslissingen genomen worden (deelgemeente, stad, provincie, nationaal, “Brussel”). En hoe die beslissingen dan weer doorwerken naar beneden tot in het dagelijks leven van de burgers. Eén van de aspecten is bijvoorbeeld hoe we omgaan met evenwaardigheid (zie het hoofdpunt in dit programma) van alle mensen: opdat iedereen tot een menswaardig bestaan kan komen. De toon van het beleid zal daarbij niet “straffend” zijn maar opbouwend en stimulerend. Dat vraagt zeker een duidelijke participatie en zelfwerkzaamheid van mensen maar nu eens zonder meteen met straffen en sancties te gaan dreigen. 1.7.Vitale dorpen in Europa. Onder dit programmapunt plaatsen we de “Verantwoording” uit het boek over de kring van Vitale Dorpen in Europa. Vanuit dorpen kan veel inspiratie komen, die wij hard nodig hebben in het groter groeiende Europa. Twaalf Europese dorpen zijn lid. In Nederland is dat Wijk aan Zee. Ieder jaar is een dorp het Culturele dorp van het Jaar. Hun website heet www.culturalvillages.com, Vaclav Havel zei hierover: “Het idee van mensen van het platteland, waar zij in Europa ook mogen wonen om samen te werken is een inspiratie voor velen”. De President van Griekenland is Patroon van de Cultural villages of Europe. Hier komt de tekst uit het boek: “Het idee ontstond op twee plaatsen in Europa. Het was als iets eenmaligs bedoeld. Maar het ontwikkelde zich verder. Er ontstond een kring van dorpen die zich Cultu251
Eerst menselijkheid, dàn politiek
rele Dorpen van Europa noemde. Niet omdat daar zoveel beroemde kunstenaars wonen maar omdat zij beseften dat de actieve cultuurbeoefening voor hen toch wel heel belangrijk was. De wereld van de dorpen is immers een mensenwereld waar mensen met elkaar omgaan, soms tegen wil en dank. En de wereld van de cultuur levert bruikbare vormen aan voor die omgang. Sinds 1999 zijn er twaalf Europese dorpen direct bij het initiatief betrokken. Zij hebben er behoefte aan om hun ideeën te ventileren. Anderen kunnen er zo hun voordeel mee doen en mogelijk kan het bijdragen aan wat meer bewegingsruimte voor dorpen om de dingen te doen op een manier die daar past. Een interessante ontdekking was de Europese gezindheid onder de dorpen. Tijdens de vele bezoeken die heel verschillende dorpen ondertussen aan elkaar hebben afgelegd bleek een buitengewoon grote interesse voor elkaar. En ondanks de barrière van elf verschillende talen, ontwikkelde zich een grote mate van begrip. De grote maatschappij bestaat uit een heel groot aantal kleine elementen. De kwaliteit van die kleine elementen is van cruciaal belang voor de kwaliteit van het geheel en dat kan niet in alles van buiten worden aangestuurd. Leefbaar Europa hoorde dat in het Culturele dorp van het jaar 2004, het eiland Paxos in Griekenland, er een wezenlijk zoet water probleem is. Zoet water maken uit zeewater is complex en duur was de mening. Onmiddellijk kon Leefbaar Europa contact leggen met onze man uit Curaçao: daar is al veel ervaring hiermee opgedaan en het blijkt betaalbaar! 1.8.Engels. L.E. is er voor om op termijn Engels als voertaal te gebruiken. We denken aan omstreeks 2012, eerder als het kan. Tegen die tijd verwachten we dat het Engels voldoende in de wereld is geaccepteerd. L.E. is de mening toegedaan: laat iedereen, in heel de wereld, naast zijn eigen moedertaal 252
ook het Engels leren. Misschien is dat al zo in de hele wereld, dat is ons op dit moment niet bekend. Daarnaast zijn we ervoor dat binnen landen gewoon de nationale politiek wordt gevolgd van het ruimte maken voor dialecten en talen waar men dat wenst. Het is ook nog eens heel leuk en inspirerend om in een ander land te komen waar je de taal níet kent. Er moet vroegtijdig gestart worden met het opvangen van werkgelegenheidsproblemen voor hen die in de vertalingsbranche werken. Daarnaast zijn we er ook van op de hoogte dat vertalen per computer meer en meer in opkomst is. Er zullen vertaalchips komen, wie weet gaat men die nog wel eens in telefoons of videofoons inbouwen, met tekst ter controle onderaan in beeld. Zodra daarover meer duidelijkheid is wordt dit verwerkt in ons beleid. We gaan ervan uit dat het toch practisch zal blijven om voor een algemene voertaal te kiezen voor de menselijke communicatie, in te voeren op een realistische termijn. 1.9.Straatsburg. Leefbaar Europa is er voor om op termijn de vergaderingen van het Europees Parlement te concentreren in Brussel. Voor Straatsburg zal compensatie gecreëerd worden. Wellicht kan er in Straatsburg een Europees Cultuurpark gevestigd worden. We gaan even door op deze gedachte. Zoals Nederland het Openluchtmuseum in Arnhem heeft kan Straatsburg een Europese versie krijgen. Een eigen soort van cultuur-pretpark, waar volwassen en kinderen ervaringen kunnen opdoen alsof ze in al de EU-landen zijn, in het verleden spelend, zowel als in de actualiteit. Dit park “Eurostras” wordt uiteraard gecreëerd door middel van sponsoring door de Europese Unie. Zo kan er vervangende werkgelegenheid gecreëerd worden voor de mensen van Straatsburg. Misschien kan er iets verbindends gemaakt aan beide oevers van de ri-
Leefbaar Europa
vier de Rijn: in Frankrijk en in Duitsland. 1.10.Houdt nationale culturen levend. Zonder door te schieten in nationalisme. 2. Democratie, waarden, innovatie 2.1.Verbeteren van de democratie. In Nederland en elders raken democratieën uitgehold, ze raken leeg, ze raken moe, ze raken aan het eind van hun Latijn, ze hebben nieuwe inspiratie nodig. Het is niet zo dat alle burgers werkelijk meebeslissen. Leiders zetten met onder andere effectieve communicatiestrategieën op zijn minst voor een deel de democratie naar de hand. Ook al doordat Kabinetten in veel landen alleen een beperkt aantal partijen, de regeringspartijen, bevatten. Als je daar nuchter naar kijkt, los van hoe een en ander historisch gegroeid is, is dat in feite een ongelofelijk vreemde situatie. L.E. pakt een van de laatste politiek taboe’s aan: we durven met kritiek te komen op de democratie. Niet omdat we naar een dictatuur willen maar omdat we vooruit willen. Op 10 mei 2004 heeft Leefbaar Europa de discussie ter verbetering van de Democratie gestart, in Nederland, in Europa en mondiaal. Al in 1995 is L.E.-oprichter Abraham de Kruijf daarover wereldwijd in gesprek gegaan. In Wenen, met de leider van de International Atomic Energy Agency, Mr. El Baradei. In de Verenigde Staten, bij toonaangevende leiders, onder andere met een “rechterhand” van toenmalig Vice-president Al Gore in de gebouwen van het Witte Huis. In een korte ontmoeting aan het eind van een conferentie met World Bank President James Wolfensohn is het internationale manuscript van het boek aan hem overhandigd. Er was een uitgebreid gesprek met een Assistant to the Board in de Federal Reserve Board, en een korte ontmoeting met Mr. Alan Greenspan zelf. Er waren diverse ontmoetingen met maatschappijsocioloog Amitai Etzioni, eerst in Washington tijdens zijn driedaagse White House Conference on Character Education met
onder andere als spreker Vice-president Al Gore, en later in zijn conferentie over Diversity Within Unity in Brussel. (Daar heeft De Kruijf benadrukt dat Diversity within Unity niet een juist begrip is. Op zijn persoonlijke website spreekt Etzioni nu van Diversity/Unity. Dit wordt elders in een programmapunt van Leefbaar Europa genoemd). Nu start Leefbaar Europa de discussie in Nederland ook in de media door middel van een Persconferentie. Deze oprichter van L.E. publiceerde in juni 1994 een boek wat nieuwe mogelijkheden voor de democratie geeft. Er hebben 42 beroemde en gewone mensen aan meegeschreven. Vele (top)leiders in Nederland en ook daarbuiten weten hier vanaf. Ook gewone mensen, studenten, directies van bedrijven en ministeries, en wetenschappers, hebben kennis genomen van dit werk en een aantal van hen hebben de bijbehorende workshop gedaan. Ook elders in de wereld is dit concept gepresenteerd. Het omvat verbeteringen aan de democratie, stelt waarden centraal, maakt ze toepasbaar, en bepleit het mede van onderaf organiseren. Over normen ging het toen nog niet. Dat is een onderwerp dat vanaf de tweede helft van de negentiger jaren ook steeds meer in de belangstelling is gekomen. Ook dit boek biedt natuurlijk niet alle antwoorden waar onze tijd om vraagt, maar het zet wel een stap. Het noemt in de titel het woord ecocratie: economie, ecologie, sociale duurzaamheid, waarden, en het omgaan met “cratie”, autoriteit. Het gaat er niet om het woord democratie te vervangen door ecocratie. Er was iemand die dacht dat het woord ecocratie alleen over ecologie gaat, maar het woord economie begint ook met eco. In de huidige tijd leven we meer in een egocratie dan in een democratie. Waar we ook veel van kunnen leren is de sociocratie waar Gerard Endenburg aan werkt. In de huidige tijd accepteert bij wijze van spreken “niemand” meer autoriteit van bui253
Eerst menselijkheid, dàn politiek
tenaf, en toch heb je “iets”nodig in de samenleving wat helpt bij het aanbrengen van ordening. Waarden, op een open en goede manier gebruikt, in combinatie met normen en de handhaving daarvan, kunnen de relatie tussen mensen en groepen inspireren en geleiden. Waarden, die als levenskunsten gepresenteerd worden. Niet waarden die opgelegd worden. De discussie over waarden in Nederland komt tot nu toe nog niet verder dan praten over, en we zien helaas nog geen signalen dat dat aan het veranderen is. Vooral de Overheid (en dat zijn we ook zelf ) pakt niet door. Er is voorbeeldgedrag nodig: menselijkheid, de gewone mensen centraal, ook van onderaf de samenleving besturen, dichtbij de harten van de gewone mensen staan. Zij die niet voldoende voor zichzelf kunnen opkomen zijn nog steeds het kind van de rekening. Jongeren die tijdelijk in gevangenissen worden opgesloten omdat er voor hen geen ruimte is. Iedereen zal toegeven dat dat een uitwas was. Het heeft ook ons echt geraakt. Op dit moment zien we van de overheid ingewikkelde voorstellen om structuren te wijzigen, anders te stemmen, de burgemeester zelf te kiezen, een burgermeester die een soort leider van een stad moet worden. Volgens ons zijn dat niet de zaken waar werkelijk behoefte aan is. Het gaat om een andere invulling van leiderschap. Het onderwerp democratie is een onderwerp wat elders verder zal worden besproken. We hebben ervaren dat er tot nu toe weinig gretigheid is bij deskundigen in Nederland en internationaal om werkelijk over verbeteringen in democratie te praten: altijd hoor je dat de democratie toch maar het beste is wat er is. En dat is maar tot op zekere hoogte waar. 2.2.Bureaucratie en innovatie in overheid en bedrijfsleven. Ook de bureaucratie is een fenomeen dat de samenleving zorgen baart. L.E. heeft uitgebreide expertise op het terrein van inno254
vatie, werkprocesverbetering, het practisch inrichten van organisaties, het verwijderen van onnodige regels en ICT. De innovatie is niet alleen ICT-technisch maar ook op de samenleving gericht. De werkwijze die L.E. gebruikt om op creatieve wijze tot oplossingen te komen voor uiteenlopende vraagstukken is voor iedereen vrij beschikbaar. We hebben rechtstreeks contact met het Innovatieplatform dat door Premier Balkenende is opgericht. Leefbaar Europa wil daar meer aan bijdragen. Door tijdgebrek is dat op dit moment niet mogelijk. 3. Economie en duurzaamheid 3.1.”Betere economie”, in plaats van nieuwe economie. Opdracht aan de Nederlandse en Europese economen: ontwikkel een economie waar het betrekken van alle mensen centraal staat en niet het optimaliseren van winst en kosten. De economie mag niet als wezenlijk doel hebben het bezuinigen op menselijke arbeid. Een uitdaging. Vandaag lijkt dat futuristisch, maar veel dingen die vandaag gewoon zijn, zijn begonnen als creatieve ideeën. 3.2.Structuurfondsen, en de nettobijdrage van Nederland aan de EU. L.E. is, even kort door de bocht gezegd, voor beperken en opnieuw richten van de Structuurfondsen. Op dit moment gaan wij daar niet verder op in. Wel is van het grootste belang om eventuele afschaffingen van financiële steun op een respectvolle wijze te doen. Zeer veel mensen in Europa verdienen hun brood in bedrijfstakken die door de Fondsen jarenlang gesteund zijn. Dat kun je niet maar zo maar omgooien. L.E. denkt aan tien- of twaalfjarenplannen om de mensen de gelegenheid te geven om een andere en eventueel nieuw richting in hun leven te kiezen. Een opmerking nog: het is een goed idee om ons niet door hebzucht te laten leiden. Er zijn discussies dat Nederland een veel te grote nettobetaler aan de EU is. Dat gaat
Leefbaar Europa
in totaal om 3 miljard euro. Dat lijkt heel veel en dat is het ook. Maar ook is het maar E180 per Nederlandse inwoner per jaar, 50 eurocent per dag om zo te zeggen. Dat is niet het bedrag wat we zouden willen verminderen, maar dat is de hele 3 miljard euro die we netto betalen. Minstens zo belangrijk, belangrijker eigenlijk, is om dat geld goed te besteden, dat de projecten effectief geleid worden, dat het geld niet in de verkeerde zakken komt. Tegen déze problemen belijden de huidige Nederlandse politieke leiders eigenlijk niet meer dan lippendienst. 3.3.Duurzaamheid. Men zegt dat de burger het milieu en duurzaamheid niet meer zo belangrijk vindt. Dat geloven wij niet. Als je de burger een lijstje laat zien met onderwerpen als veiligheid en zorg erop dan zal hij die wellicht voorrang geven. Maar hij wil ook duurzaamheid (en zelfs: al zou de burger het niet willen: het is toch noodzakelijk). Wij willen dat de politiek ernst maakt met duurzaamheid: ecologisch, sociaal en economisch. Daarbij gaan we er bepaald niet van uit dat duurzaamheid altijd veel geld moet kosten - het kan zichzelf terugverdienen, het gaat om creativiteit en wil. Onder het onderwerp Verkeer noemen we daarvan een enkel voorbeeldje. Milieuvriendelijke technologie is al winstgevend. België heeft besloten zelf en voorlopig maar alleen aan Kyoto te gaan voldoen en niet op Europa te wachten. Zo’n besluit wil L.E. ook voor Nederland. 3.4.Goede doorstroming van schoon verkeer is in het belang van de Nederlandse werkgelegenheid in Europees verband. De Nederlandse samenleving heeft werk nodig. Om aantrekkelijk te zijn als vestigingsland moet je goed doorstromend verkeer hebben. L.E. wil naar gratis openbaar vervoer voor woon-werkverkeer (België weet hoe je dat moet financieren) en maximaal gebruik van zuinige en schone (hybride: heeft een benzinemotor en een electromotor, hij laadt zijn accu’s zelf op en hoeft niet aan het stop-
contact) auto’s. Die auto’s zijn er al een paar jaar: meteen verplicht stellen voor ALLE overheden, behalve daar waar puur snelle auto’s nodig zijn. Niet altijd maar eenzijdig de traditionele economische markten blijven beschermen. L.E. zelf beschikt over een Toyota Prius. Zo’n auto is in zijn klasse veel comfortabeler en stiller dan een gewone auto, en heeft prestaties die maar een klein beetje minder zijn dan al die auto’s die tegenwoordig 180 en meer zouden kunnen rijden. Ook is zo’n auto nog goedkoper in aanschaf, omdat de fabrikant de nieuwe technolgie wil stimuleren en de Nederlandse overheid minder belasting heft (voor zolang dat duurt, we hebben ervaring hoe de huidige overheden met dat soort dingen omgaan). Waterstof auto’s laten veel langer op zich wachten en problemen zijn de prijs en het inrichten van de speciale tankstations. Maak dubbeldekssnelwegen waar noodzakelijk, zorg voor betere benutting van het bestaande wegennet (daarvoor zijn bij deskundigen veel ideeën in omloop) en zorg voor parkeermogelijkheden aan de rand van steden en goed openbaar vervoer. Niet helemaal alles hoeft in één keer: kies een gedegen maar toch ook creatieve wijze van financieren. Het punt van de hybride auto’s levert juist geld op. Daarnaast presenteerden we al vele jaren geleden het voorstel voor banenruil en huizenruil: mensen die vergelijkbaar werk doen in ver gelegen steden kunnen via tweeen driehoeksruil baan of huis ruilen. De overheid kan dat stimuleren met specifiek verlagen van de overdrachtsbelasting op de aankoop van een huis en met een fiscale premie voor de werkgever voor de kosten van het inwerken van een nieuwe medewerker. 3.5.Rem de klimaatverandering. De gevolgen komen vooral neer op de armeren en de gewone mensen in alle landen. Dat is fout. Laten zij geen aanleiding hebben om in rijke landen en streken verhaal te komen halen. We vragen een aansprekend bedrijf een 255
Eerst menselijkheid, dàn politiek
kantoor van hen maximaal/optimaal op duurzame energie te laten draaien als een voor iedereen zichtbaar proefproject van het realiseren van winst én principe’s. 3.6.Europese aanbestedingen. Bedrijven en overheden kiezen soms voor grote (en dure) leveranciers, waarbij Europese aanbestedingen nodig zijn, terwijl er kleine bedrijven zijn die betere kwaliteit leveren, praktischer zijn en soms veel goedkoper. Die kleine bedrijven worden echter gepasseerd, men doet zaken met bepaalde “cirkels” van mensen, om onduidelijke redenen. Als het om de kwetsbaarheid gaat, wat te doen als de persoon van het kleinere bedrijf “onder de tram komt”, dan is daarvoor op maat een oplossing te creëren, door versneld te werken aan kennisoverdracht. Het lijkt erop dat hier geld verspild wordt, of dat er althans er een niet voldoende open concurrentie plaats vindt. Hier is geld te besparen en Leefbaar Europa maakt dit punt tot een politiek punt. 3.7.Regionalisering naast mondialisering. Laat niet te veel werkgelegenheid wegvloeien naar andere landen. 3.8.Commercie Wees bewust van de gejaagdheid van de samenleving en hoe de economie onze zintuigen beïnvloedt en programmeert. Kies meer voor menselijkheid en respect. 3.9.Niet-westerse economieën kunnen snel gaan groeien. Kies voor samen-werken, met diezelfde (verbindende) ambitie als hiervoor aangeduid. Kies voor een Nederlandse (soms kun je niet maar gewoon op Europa wachten) en een Europese bijdrage aan zo’n toekomst op globale schaal. 3.10.Minimaliseer schulden van ontwikkelingslanden. Daar waar dit voor de mensen in de rijke landen eigenlijk geen persoonlijk effect heeft, anders dan het boekhoudkundig doorhalen van schulden.
256
4. Evenwaardigheid, de samenleving, bevolkingsgroepen. 4.1.Evenwaardigheid: ieder mens is evenveel waard. We gebruiken het woord “evenwaardig” liever dan het woord “gelijkwaardig”. Gelijkwaardig suggereert een beetje dat mensen gelijk zouden zijn. 4.2.Polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Momenteel zien we polarisatie tussen bevolkingsgroepen, niet alleen in Nederland. De manier waarop landelijke overheden over mensen praten veroorzaakt juist dat men de hakken in het zand zet. Mensen gaan zich daardoor op zichzelf terug trekken en vanuit de verdediging werken. De overheid moet voorbeeldgedrag zien en laten wat vrede en samenwerking voor heb betekent, Ga naar de mensen toe, doe samen dingen, ga samen naar de Dictator in Soedan, ga samen de straat op tegen de misstanden in Irak, Israël en Palestina. Politici zitten echter vast in hun manier van denken en doen en het niet kiezen voor menselijke wil. Men blijft vastzitten in politieke wil en ziet niet dat het juist hun eigen menselijke wil tot verbetering is die ontbreekt, waardoor zij blijven hangen in debatteren. 4.3.Verscheidenheid (diversiteit) zowel als Eenheid, in Nederland en in Europa. Diversiteit, verscheidenheid, verschillen in culturen binnen staten, waar het kan. Eenheid waar noodzakelijk. Dit punt is al even aangeroerd onder het onderwerp verbetering van de Democratie. Ga creatief en actief met dat beginsel om. “Ook de minister-president gaat er eens een taal bijleren”. In Nederland spraken we tot voor kort over Eenheid in Verscheidenheid. De huidige Nederlandse en Europese leiders willen dat omdraaien: zij willen naar Verscheidenheid binnen Eenheid. Dus eenheid eerst. Dit is een gevoelig thema dat elders verder zal worden uitgewerkt. De leiders refereren aan het werk van de Amerikaanse maatschappijsocioloog Etzioni. Volgens Leefbaar Europa wordt zijn werk door de Europese leiders
Leefbaar Europa
niet voldoende goed geïnterpreteerd. L.E, wijst de de Europese grondwet af. Daarin staat onder andere dat: “de Europese burgers vastbesloten zijn ….. steeds hechter verenigd, vorm te geven aan hun gemeenschappelijke lotsbestemming”. Dat gaat ons veel te ver. Dit is een doelstelling die veel verder gaat dan alleen politiek: dit is gewoon religieus van aard. Welk paradijs op aarde staat de opstellers voor ogen? Juist in religies zijn er verlangens naar eenheid. Het woord religie komt van het Latijnse “religare” dat verbinden betekent. De kunst is omdat nou juist NIET op te leggen, daar kwamen (godsdienst) oorlogen van. Van religie naar relatie is de noodzakelijke stap: niet geforceerd verbinden maar de kwaliteit van relatie zichtbaar maken. En dan kan er verbinding komen, soms meer naar elkaar, soms minder naar elkaar. Relatie tussen mensen binnen staten, tussen staten, tussen mensen in verschillende staten, en voor wie daar in gelooft ook tussen mens en Schepper. Natuurlijk willen we als L.E. samenwerken en goed ook, maar door de bestuurders wordt de burgers iets in de mond gelegd wat we niet willen. In het voormalige Joegoslavië, in de voormalige Sovjet-Unie en in het voormalige Tsjecho-Slowakije hebben we gezien dat je volkeren juist níet te veel op elkaar moet duwen. Ook al zou een bepaalde huidige generatie bestuurders dat wél willen. We leven niet meer in de 19e of de 20e eeuw. Nogmaals: samenwerken, Ja, maar dan wel goed. Een Europese Federatie zou L.E. alleen willen als eerst werkelijke Europese democratie gerealiseerd is. 4.4.De hoofddoekjesdiscussie. Het dragen van een hoofddoekje is voortgekomen uit het verlangen vanuit het Islamitische geloof om als vrouw aan mannen geen aanstoot te geven. Waar je dit kunt zien als een soort tegenwicht tegen de maatschappij waar het bloot je van de “bil”boards op elke straathoek toejuicht, vinden wij eigenlijk ook wel dat de overmaat aan sexattracties in de maat-
schappij en op de tv wat minder zou mogen. Daarom stellen wij het volgende voor. Met als aanleiding de discussie over het dragen van hoofddoekjes en andere religieuze symbolen in openbare functies gaan wij een respectvolle maatschappelijke discussie stimuleren over publieke sexuitingen. Wij gaan peilen hoe dat is. Over twee jaar zetten we het onderwerp opnieuw op de agenda. Misschien is er dan iets ten goede veranderd en heeft deze groep islamitische vrouwen dan minder behoefte om zich op deze wijze te onderscheiden. 4.5.Tegen Islamisering van de samenleving. In de eerste plaats willen wij uitspreken dat Kerk en Staat gescheiden zijn. In de huidige tijd is er echter veel (zelfs dramatische) wisselwerking van bepaalde stromingen in de Islam, misschien moet je zeggen: van mensen en groepen die zich Islam noemen, met de wereldsamenleving. Daarom werken we dit punt ook enigszins uit in het programma van L.E. We roepen in herinnering dat Christenen eeuwen geleden ook de wereld zijn overgetrokken om mensen het evangelie te brengen. Ook nu gebeurt dat nog, het is ook een opdracht vanuit het geloof. Bij de Islam is dat in principe iets vergelijkbaars. Er waren destijds “Christenen” die wilden dat mensen zich koste wat koste bekeerden: niet goedschiks dan kwaadschiks. “Christenen” hebben zelfs christenen uitgemoord. Het militante in het Christendom is gelukkig grotendeels voorbij. We schrijven “grotendeels”, omdat in bepaalde streken in de wereld er toch nog afschuwelijke gewelddadigheden tussen Christenen en andere bevolkingsgroepen plaats vinden. We gaan op dit moment niet in op de vraag wie daaraan de schuldigen zijn. Daar waar Islam betekent “overgave” begrijpen we heel goed wat het geloof voor iemand betekent, maar ook is daar een risico. Overgave aan God, je laten leiden door je geloof, en/of door leiders. Moslims bidden en knielen vijf maal per dag voor God. 257
Eerst menselijkheid, dàn politiek
Welke andere gelovigen doen dat? Niet velen. Toch wordt op die manier je relatie met God, hoe jij persoonlijk God ziet, steeds intenser. Het doordringt je hele wezen. Mensen hebben soms in de diepten van hun karakters destructieve verlangens en sommigen nemen het geloof daarvoor als voertuig. Ook spelen tradities uit landen en culturen een rol. Tradities en religie kunnen vermengd zijn geraakt. De problemen met de militante Islam hoeven niet alleen uit religie voort te komen. Wij zijn van mening dat er achter de conflicten tussen “het westen” met stromingen uit de Islam ook nog diepere problemen schuil kunnen gaan. Een deel kan wellicht voortkomen uit de geschiedenis, ver voor Christus. De tijd van Abraham en Ismaël en Izaäk, misschien nog meer zaken. Het voert te ver om dit in het kader van het programma van Leefbaar Europa uit te werken. Wij geloven dat, hopelijk bij velen, via de weg van inzicht het militante kan veranderen. Wij beseffen dat er in de Koran een passage is die je als je wilt vrij militant kunt uitleggen: als je aangevallen wordt in je geloofsbeoefening heb je het recht je te verdedigen en verdedigen zou je proactief kunnen willen doen (aanvallend dus). Ook staat er in de Koran de plicht tot “het beoorlogen van ongelovigen”. Maar er is ook een tekst die zegt: “Zeg aan hen die geloven, dat zij vergevend zijn jegens hen die niet in verwachting zijn van de dagen van God”. Hoe is dit bedoeld: vergeven, maar wel doorgaan om de macht te willen overnemen? Of evenwaardig in vrede naast elkaar leven? “God is vergevend en barmhartig” staat er vele malen in de Koran. Geldt deze vergeving alleen voor hen die zich bekeren tot God, tot Allah? De Bijbel bevat ook oorlogszuchtige teksten maar die staan in het Oude Testament. Het Nieuwe Testament gaat over Jezus, Liefde, Vergeving, Verzoening, en Dienen. En ook over hoe het met de wereld zal gaan 258
wanneer de mensheid niet tot inzicht en verandering komt. Ook zonder als partij “gelovig” te zijn vindt L.E. dat de integriteit van een individu nooit in de knel mag komen. En dat dit een sterker principe is dan wat wie dan ook met (de interpretatie van) een religie in de hand mag beweren en praktizeren. Waar het inzicht dat het militante in de Islam onacceptabel is bij mensen niet, komt zullen we als overheid alle noodzakelijke andere maatregelen treffen om dat militante tegen te houden. We zullen deze mensen de wacht aanzeggen, zijn alert op signalen, zijn waakzaam in de nationale en Europese veiligheidsstrategie. Vanzelfsprekend zijn wij voor het evenwaardig samenleven van mensen van alle religies. Een waarschuwing nog: er zijn signalen dat bepaalde Islamitische stromen toch stapje voor stapje naar een Islamitisch wereldrijk willen, ook al voeren zij dialoog. L.E. zal de dialoog met hen in alle openheid voeren, maar we zullen daarmee uiteraard niet akkoord gaan. Deze dialoog doen we niet vanuit een verdedigende positie maar proactief: wij zullen laten zien waar wij “beschaafde landen” voor staan. Des te belangrijker is het om als Westen onze eigen waarden van verdraagzaamheid, rentmeesterschap, zorg voor de armen en zwakkeren, het gemeenschappelijk gebruik van de aarde, werkelijke democratie (en niet alleen maar dat een meerderheid mag beslissen) nu eindelijk eens waar gaan te maken. Van verbaal naar voelbaar. Meer dóen, minder praten (over politiek). Dingen doen die de “gewone mensen” aanspreken. 4.6.Het, of een, perspectief van ouderen in Nederland. Het aantal personen in Nederland van 55 jaar en ouder (dus: 55-plussers) is circa 4 miljoen. Dus één op de vier: dat is een uitermate belangrijke groep, van wie een aanzienlijk deel het moeilijk tot zelfs zeer moeilijk heeft. L.E. gaat niet zo maar zeggen dat de Overheid dat anno 2005 gewoon maar even
Leefbaar Europa
moet oplossen. Wel beschrijven we de gevoelde situatie, we noemen meteen een aantal punten van acties en vervolgens zal een en ander samen met ouderen en jongeren opgepakt worden. L.E. laat zoals u weet meteen al in de persoon van haar lijsttrekker zien dat de ouderen erbij horen. En in Leefbaar Europa staan de ouderen niet alleen, maar werken samen met een interculturele groep kandidaten, net zoals onze samenleving ook intercultureel is. De algemene situatie Velen in deze groep hebben ernstige zorgen; hebben onvoldoende inkomen; voelen zich achtergesteld, in bepaalde situaties bedreigd, ondervinden te weinig respect, zien de toekomst somber en zorgelijk in. Een van oudsher natuurlijke toestand is (in Nederland eerder: was): de ouders zorgen voor de kinderen, zolang die nog niet volwassen zijn en nog niet op eigen benen kunnen staan. In een later stadium, als ouders op hogere leeftijd komen en in een of ander opzicht hulpbehoevend beginnen te worden, is het een natuurlijk gegeven dat de kinderen zich het lot van hun ouders aantrekken. De Staat, wijzelf, heeft echter in vele opzichten (financieel, medische voorzieningen, thuiszorg e.d.) nagenoeg alles naar zich toegehaald en heeft via het ingevoerde stelsel van belastingen en sociale premies allen - dus ook de eigen kinderen - gedwongen daaraan mee te betalen. Het zag ernaar uit dat dit in zijn algemeenheid wel werkte: hadden oudere mensen iets dringend nodig en konden zij dat niet zelf betalen, dan was daar over het algemeen wel een of andere oplossing voor te vinden. Nu echter de economische toestand in ons land aanmerkelijk verslechterd is en de kosten van de sociale voorzieningen in hun totaliteit een haast onbetaalbare post dreigen te worden - mede gelet op de noodzakelijk geachte bezuinigingen - is juist de groep ouderen het “kind van de rekening”.
Men probeert in bepaalde gevallen weer een beroep te doen om zorg en bijstand van de kant van de familie, dus primair de eigen kinderen, die dan zeggen: “Ja maar, daar betalen we toch belastingen en sociale premies voor”. Bovendien zijn in veel families de onderlinge banden veel losser geworden dan vroeger doorgaans het geval was. Ook zijn er ouderen die weinig of geen familie meer hebben. Terwijl het juist de ouderen zijn die in hun vroegere jaren zich hebben ingezet om een grotere welvaart tot stand te brengen en de na hen gekomen generaties daar ook van profiteren, ervaart de groep 55-plussers nu een behandeling van achterstelling, discriminatie en bedreiging. In feite zijn velen van hen bereid en in staat om voor de samenleving allerlei zinvolle werkzaamheden te doen. Vooral als je hen daarom extra waardeert, heus: dat gaat echt niet altijd maar over geld, zoals veel leiders vermoeden. In maart 2004 is er een onderzoeksrapport gepubliceerd waarin staat dat ouderen wat betreft gezondheid en productiviteit nog heel veel aankunnen. Tevens moet je als Overheid voorbeeldgedrag laten zien, in plaats van het makkelijk maken te vertrekken. Mensen die dat willen kunnen variabel in deeltijd en/of deelpensioen werken en met behulp van ICT-webapplicaties is dat administratief goed te regelen. Dat geldt ook mensen in de WAO. Al werk je maar een dag in de week. Het is zo belangrijk om juist op oudere leeftijd je hersens flexibel te houden en onder de mensen te zijn. Wij zien niet zo maar een vaste leeftijdsgrens voor mensen die kunnen en willen meedoen in de samenleving. Leeftijdsdiscriminatie, tot 65 jaar, en vanaf 65 jaar Onderscheid moet worden gemaakt tussen personen in de leeftijd van 55 tot 65 jaar (die dus eigenlijk nog in het arbeidsproces thuis behoren) en degenen die het “magi259
Eerst menselijkheid, dàn politiek
sche” getal van 65 jaar hebben bereikt. Werknemers tussen de 55 en 65 gaan vaak gebukt onder de zorg: zal ik mijn werk wel tot pensioendatum kunnen behouden? In bedrijven, waarin om bepaalde redenen bezuinigd moet worden, zijn het vaak de 55-plussers die het eerst ontslag krijgen, terwijl juist deze groep over veel ervaring beschikt, een doorgaans goede werkmentaliteit heeft en bereid is zich als voorheen in te zetten voor hun taak. In sommige bedrijven wordt dan de voorkeur gegeven aan jongere krachten, die lager gesalarieerd zijn. Er zullen maatregelen getroffen dienen te worden om deze leeftijdsdiscriminatie te voorkomen en te bestrijden. De antidiscriminatiewet is hierop intussen aangepast. Het is inmiddels gebleken dat VUT en prepensioen te duur en vaak onbetaalbaar zijn geworden. Enerzijds zal op het bedrijfsleven een beroep gedaan moeten worden om juist deze oudere werknemers te ontzien, zo nodig met sancties voor de wrkgevers. Groep van 65 jaar en ouder Alleen al het inventariseren van alle problemen, waarmee deze groep geconfronteerd wordt, zou bijna een boekwerk opleren. We zien ons dan ook genoodzaakt tot een selectie. Pensioenen Van overheidswege zal er meer en beter toezicht gehouden dienen te worden op de pensioenfondsen, met name wat betreft de zorg dat de pensioenfondsen bij de belegging van de hun toevertrouwde gelden geen al te grote risico’s nemen (waardoor de noodzakelijke reserves zijn en worden aangetast) en anderzijds, als het dekkingspercentage om bepaalde redenen gedaald is, dient niet aanstonds gegrepen te worden naar het wapen van de verlaging, c.q. het op adequate wijze verhogen van de pensioenuitkeringen (Campina). 260
Schulden Er zijn 55-plussers die uit hun jaren daarvoor schulden hebben overgehouden, waarvan rente en aflossing voor hen een haast ondragelijke last vormen. Juist in een tijd van noodzakelijke bezuinigingen is het in zijn algemeenheid moeilijk voor alle gevallen een adequate oplossing te vinden. Toch zal alles gedaan moeten worden wat mogelijk is om ouderen die onder een zware schuldenlast gebukt gaan, voldoende bestaanszekerheid te verschaffen. Zorgstelsel Het zorgstelsel, zoals zich dat in de afgelopen decennia in Nederland ontwikkeld heeft, is de pan uit gerezen, is vastgelopen, zowel wat betreft betaalbaarheid, doelmatigheid en kwaliteit. Dit treft vooral de ouderen, van wie steeds hogere premiebetalingen worden gevraagd, terwijl zij ervaren dat de kwaliteit van de gegeven zorg minder wordt. Scheve verhoudingen Een van de allergrootste zorgen is wel dat het vroegere bloeiende huwelijks- en gezinsleven ontwricht en grotendeels verloren is gegaan. De verhoudingen tussen de werkenden en niet-werkenden dreigt daarmee zodanig scheef te groeien dat hieromtrent een ernstiger, nadere, dieper gaande bestudering noodzakelijk is. Bedreiging Veel ouderen voelen zich op straat bedreigd; zeer velen durven ‘s avonds niet naar buiten te gaan: punt van zeer grote zorg. Een andere bedreiging is de discriminatie op medisch gebied (duidelijke gevallen bekend van niet meer willen opereren op bepaalde leeftijd). Veiligheid, oorlog, vrede De terreuraanslagen die niet alleen in de V.S., maar ook in Europa plaats vinden, die in Spanje gebeurden, maar ook in Nederland dreigen te komen, is ook een punt van
Leefbaar Europa
grote zorg. Is Europa voldoende voorbereid om een onverhoedse aanval te kunnen weerstaan? Zelf geboren enkele jaren na de Eerste Wereldoorlog, de volledige ellende kennende van de Tweede Wereldoorlog, kan schrijver dezes de zorgen van de ouderen op dit punt volledig plaatsen. 4.7.Je eigen grenzen verschuiven. Eigen verantwoordelijkheid. Een houding van “Het kan wél”. Als mens je eigen grenzen verschuiven is moeilijk en uitdagend. Nederlands gaan lezen en schrijven door iemand die vijftig jaar analfabeet is geweest of voor iemand die (op latere leeftijd) uit een ander land en cultuur komt, of het weer aan het werk gaan na een lange ziekteperiode, kan moeilijker zijn en meer doorzettingsvermogen vereisen dan wat het voor een politiek leider betekent om voor je eigen standpunten op te komen in de Raad van Europese ministers. We hebben respect voor iedereen die de eigen grenzen aan het verschuiven is. Het is niet van belang of dat er voor anderen al dan niet spectaculair uitziet. Eigen verantwoordelijkheid nemen en je willen ontwikkelen zijn noodzakelijk Maar moet je (soms schoksgewijs) leren. Mensen “onderaan” zijn dat soms minder gewend dan mensen “bovenaan”. Daarmee rekening houden. Maar besef ook de grens: geen mens kan alles, je kunt niet als overheid blijven herhalen dat mensen zelf verantwoordelijk zijn. Ook als overheid heb je een verantwoordelijkheid. Laat aan de mensen zien hoe je dat tot leven brengt, laat de mensen dat kunnen voelen. Dat stimuleert de gewone mensen. We citeren Loesje: “Het kan wél”. Als je als mens iets echt wilt kun je ver komen. Maar het is ook niet zo dat als ik maar genoeg wil ik de 100 meter in 11 seconden kan lopen. 4.8.Financiële problemen in de maatschappij niet afwentelen op de “onderkant”. Veranderingen in de maatschappij moeten niet alleen (lastige) gevolgen hebben voor
de mensen “onderaan” (kwetsbaarheid, financiële onzekerheid). “Bovenaan” mag je er ook wat van merken. Politici hebben hier een voorbeeldfunctie bij uitstek: vraag niet aan de burger wat je zelf niet kunt of wilt opbrengen, óf geef de burgers het juiste voorbeeld als je offers van hen vraagt. Als je alleen doet alsof wordt daar heel snel doorheen gekeken. 4.9.Fatsoen, oproep aan de opa’s en oma’s in Nederland en Europa. We vragen de opa’s en oma’s van Nederland en Europa (en aan hun die dat graag zouden willen zijn) hun verantwoordelijkheid te nemen en met hun levenservaring in hun families de jongere generaties weer te vertellen en te leren wat bijvoorbeeld een woord als “beleefdheid” inhoudt, hoe belangrijk het is om niet in een dictatuur te leven, hoe fijn het is dat er geen oorlog is, bij ons in Europa dan. (“Als je oud bent weet je wat het betekent om jong te zijn, als je jong bent weet je nog niet wat het betekent om oud te zijn”). 4.10.Onderwijs. Een mogelijke formulering van het doel van onderwijs is de volgende: kinderen en volwassenen, • in een opleidingsysteem waar gelijke kansen, variëteit en kwaliteit gewaarborgd zijn, • op coachende wijze - de zelfstandigheid bevorderend maar ook zorgzaam • opleiden en stimuleren zich te ontplooien tot mondige en waardige burgers, • in een samenleving waarin wij er naar streven dat evenzeer de materiële kant (geld, snelheid, economie voortbrenging, de beurs) telt, als de menselijke kant (zorg, onderwijs, evenwaardigheid, ont-haasten en zelfrespect), • dit alles aansluitend op hun persoonlijke kwaliteiten, talenten en behoeften én op behoeften die de maatschappij heeft. (Zou het om zo’n definitie/omschrijving tot leven te brengen nou echt nodig zijn om de Grondwet (de Nederlandse dit keer) aan te passen op het punt vrijheid van onderwijs, artikel 23?). 261
Eerst menselijkheid, dàn politiek
Bij onderwijs is aandacht nodig, niet verwennende aandacht, maar aandacht van het soort dat je helpt om jezelf te ontwikkelen. Op dit moment zien we ontwikkelingen waarin scholen steeds meer aandacht aan computerondersteund onderwijs willen geven. De leraar wordt alleen de coach die de leerling ondersteunt in het kiezen en bewandelen van het eigen leertraject. De leerling wordt gezien als een soort machine die kennis produceert en daarvoor moet je “de optimale randvoorwaarden creëren”, zoals dat in het jargon heet. De volgende generatie van problemen met de jeugd kun je al weer zien aankomen als de huidige plannen worden doorgezet. Om vier redenen is het belangrijk om zorgvuldig en terughoudend om te gaan met de computer in het onderwijs: • Fysieke redenen: de belasting van armen en hoofd, niet meer buiten rennen maar “in je hoofd zitten” in zelf gecreëerde denkwerelden. De concentratie op denkprocessen is in zekere mate verslavend. In de VS is er onderzoek naar de fysieke gevolgen voor de hersenen van kinderen wanneer je je in een te grote mate in je hoofd concentreert. Of dit een soort angst is als de angst dat de melk in de uiers van koeien zuur zou worden toen in 1836 de eerste treinen “langs raasden” kunnen wij op dit moment niet beoordelen. • De overmatige nadruk op mentale processen. Op denksnelheid wordt er gewerkt, klik klik. Kennis afgrazen, maar niet integreren in je hart, in je zijn, in je persoonlijke ervaring. Snel snel, geen tijd om samen te werken met kinderen die niet zo snel kunnen “klikken”, dat niet kunnen of niet zo ingesteld zijn. Oppervlakkigheid ligt voor de deur. Samenwerken? Ja, als jij ook snel bent. Hoe gaat dat met de sociale vaardigheden: we creëren kleine volwassen die denken dat ze alles weten. Dat gevoel wordt versterkt omdat zij alles zelf kunnen. Omdat zij alles zelf kunnen vinden in de computer, maar dat is iets heel anders. Leefbaar Europa hecht vooral ook aan “het oog 262
van de meester”, ontmoeting, rust, samen de straat op. • Het idee dat kennis op internet te vergaren is, stuit op een ander bezwaar. Het bijzondere van internet is dat objectieve en subjectieve informatie niet meer te onderscheiden is. Wie heeft de informatie daar geplaatst? Waarom? Is de persoon of instantie gekwalificeerd om die informatie te plaatsen? Kun je bijvoorbeeld op de website van de PvdA informatie over de PvdA vinden, of “propaganda”. Dat geldt ook met de websites van de Nederlandse overheid, van wetenschappelijke instellingen e.d. Internet maakt een mengelmoes van objectief en subjectief, van infomatie, desinformatie en propaganda en dat middel heeft dus zijn beperkingen die erkend moeten worden. • Tenslotte kan internet van scholieren introverte en beschermde mensen maken. Het is karaktervormend door een leraar te worden aangepakt en gestimuleerd, iets dat een computer niet doet. Deze punten overziende stellen we voor een combinatie van nieuwe ontwikkelingen in het computerondersteund onderwijs op de gewone scholen met kwaliteiten van Montessori- en Vrije School onderwijs. Beide partijen kunnen vinden dat deze werelden te ver uit elkaar liggen, maar wij denken dat dat toch een goede combinatie zal zijn. Laat men nu al gaan samenwerken. Men ziet dat de EU Lissabon-strategie onderwijs langzaam ook onder een Europese parasol brengt waarin het computerdenken al flink geworteld is. Het is zinvol “de mens als maat” ook op scholen weer terug te brengen en dat in het Europese circuit te verdedigen. Ook karakterontwikkeling al vanaf de school zou belangrijk kunnen gaan worden. We nemen ter inspiratie een verwijzing op naar Amerikaanse initiatieven op dit gebied (www.charactereducation.com). Deze website is helaas onlangs veranderd. Tot voor kort was hij algemeen van aard, er ston-
Leefbaar Europa
den onder andere 11 regels op voor karakterontwikkeling. Deze regels heeft L.E. voor geïnteresseerden beschikbaar. Nu is de website gericht op een bepaalde deskundige. We zullen niet zo maar zeggen dat dit gewoon past op de Nederlandse situatie, maar toch is een en ander het onderzoeken zeker waard. 4.11.Belastingen zelf een bestemming geven. Een deel van de belastingen die opgebracht worden gaan terug naar de plaatselijke bevolking om zelf bestemmingen te kiezen voor veiligheid en zekerheid, die vallen binnen een landelijke/europese coördinatie. Hiermee in Nederland beginnen en het idee aan de EU aanbieden. 4.12.De “Overheid”… Zie “de overheid” niet als een instituut, maar als bewaker en hoeder van ieders algemeen belang. Organiseer de overheid op die kernwaarde en geef die niet prijs aan het marktmechanisme. Wat is “overheid” eigenlijk? Hier komt een dualiteit naar voren die eigenlijk zijn weerga niet kent. De overheid bestaat bij gratie van de bevolking en wordt bemensd door de bevolking. Ook ambtenaren zijn mensen die tot de bevolking behoren. Alleen: mensen die op posities van invloed, van macht, komen, gaan vaak anders denken en praten en doen. De overheid kan niet bestaan zonder de samenleving, zij hoort dienend aan deze samenleving op te treden als bewaker en hoeder tegen onrecht, zij dient voorwaarde scheppend op te treden voor een rechtvaardige samenleving. Zij dient de natuurlijke opbouw van de samenleving te herkennen en te erkennen: het gezin als hoeksteen van de samenleving waarin de jonge kinderen hun eerste beschermde omgeving beleven om later groot geworden die nieuwe samenleving te vormen. Het gezin, de familie en de directe kring van familie-relaties en de beperkte omgeving vormen de basis voor de ontwikkeling van de nieuwe generatie.
5. Defensie, buitenlands beleid, bestrijding van terrorisme en van “errorisme” 5.1.Defensiebeleid. Voordat je kunt praten over een Europese defensie, waar we op zich niet tegen zijn, eerst afspreken dat we TEGEN de preventieve oorlog zijn. De preventieve oorlog, zoals de huidige President van de Verenigde Staten en zijn bondgenoten dat deden tegen Irak, zelfs zonder toestemming van de Verenigde Naties. Het schijnt dat de NAVO en de EU dat zelfde principe geruisloos ook proberen in te voeren. Eerst als westen voorbeeldgedrag laten zien, en respect, ondanks dat je TEGEN het beleid van een land bent. Laat zelf zien dat WIJ de maatschappij en de menselijkheid verbeteren. Een punt van zeer ernstige waarschuwing (daarom besteden we er juist weinig woorden aan): het fenomeen Defensie is in de afgelopen tijd in Nederland, in Europa en in de hele wereld te zeer beïnvloed geraakt door politieke en economische belangen en ego’s. En door ouderwets politiek en ouderwets economisch ingestelde mensen. Vooral in westerse landen. Leefbaar Europa wil een “duale defensiestrategie”. Zeker niet alles aan de Amerikanen overlaten, en we gaan ook pro-actief als westen voorbeeldgedrag tonen: naast defensie ook inspiratie. Naast vrede te eisen van de tegenpartij, tevens voorbeeldgedrag doen. Maar vanuit eigen kracht en niet op een manier waarop je toegeeft aan geweld. Een Europees punt is dat er door gezamelijke inkoop van materieel geld te besparen is. Voor “onze jongens”, onze militairen die namens ons, de burgers, voor vredesbevordering naar oorlogsgebieden gaan hebben we veel respect. 5.2.Vredesvoorstel voor Israël en de Palestijnen. Leefbaar Europa is sinds 2002 bezig met een voorstel voor vrede tussen Israël en de Palestijnen. Het gaat erom om Israël en “de Palestijnen”, naast alle andere politieke ini263
Eerst menselijkheid, dàn politiek
tiatieven die er zijn, voortdurend concreet openlijk “opdracht te geven” Vergeving en Verzoening te gaan beoefenen, mits zij de steun van het buitenland willen behouden. We kunnen een “steunafbouw”plan maken en dat zeer duidelijk koppelen aan zichtbare vergeving en verzoening. De steun kan ook juist voor een aantal jaren meer worden, naarmate Vrede en Verzoening succesvol zijn. Het is zeer vreemd en verwerpelijk hoe men met geweld omgaat, laten we dat toch gewoon zeggen als mensen in de politiek: op een geven moment komt er tóch vrede: waarom dan niet “vandaag”. Je kunt niet op de ander wachten. Bepaalde mensen willen bepaalde zaken laten uitwoeden, en dat noemt men dan: “de politieke wil ontbrak”. Het gaat om de menselijke wil die ontbreekt, tot nu toe althans. Als beide landen hierop in gaan zal dit betekenen dat er een soort “angel” uit de internationale samenleving verdwijnt. Veel mensen, uit uiteenlopende culturen, en vooral de mensen zelf, zouden hier zeer bij gebaat zijn. Er moet een uitweg gezocht worden voor de agressie die er momenteel nog “in de lucht zweeft”, “in de mensen zit”. Je kunt wel vergeving willen maar voor mensen die zoveel jaren in de haat zitten moet je iets extra’s doen. Zonder enig bewijs voor de nu volgende stelling willen we toch een opmerking maken: toen Zuid-Afrika de apartheid afschafte, ontstond er een volkerenmoord in Ruanda, toen Duitsland herenigde en OostEuropa vreedzaam vrij werd, brak Joegoslavië met een vreselijke oorlog in stukken. Nogmaals: er is geen enkel oorzakelijk bewijs, maar we vragen om extra alertheid en extra zorgvuldigheid wanneer er ergens op de wereld versneld naar eenheid wordt gewerkt. 5.3.Strijd tegen terrorisme en ook tegen errorisme. Tegen de ellende in de wereld waar de welvarende landen zich niet voldoende vasthoudend en creatief verzetten. Dat noemen 264
wij het “errorisme”, de nalatigheid. Weet u dat 35.000 kinderen per dag sterven aan armoede en ziekte gerelateerde oorzaken. Als wereldsamenleving laten we dat op zijn beloop. Leefbaar Europa bindt de kat de bel aan. 5.4.Mogelijkheid van uitstappen uit het terrorisme. Wij gaan door met het terrorisme hard te bestrijden, maar maken ruimte voor berouw - we moeten (aspirant) terroristen die “uit het circuit” willen gaan helpen en inspireren. Actief werken aan een betere verdeling van de welvaart, wellicht met toonaangevende “uittreders” uit het radicale moslimkamp. Verbeteren van de welvaart in de wereld niet alleen in woorden. Niet alleen onder het motto “liberalisering”. Liberalisering en liberalisme worden vooral nagestreefd door mensen die zoveel mogelijk vrijheid willen hebben om hún eigen doelen na te streven. 5.5.Coördinatie van Europese terrorisme- en criminaliteitsbestrijding. De Europese terrorismecoördinator kan veel slagvaardiger werken dan hoe de EU dat nu aanpakt (eerlijkheidshalve: wat hij gaat doen weten wij alleen vanuit de pers). L.E. heeft expertise op dit terrein. Ten behoeve van een Europees terrorismebestrijding met daadkracht moeten alle nationale strategieën en werkwijzen op elkaar gaan aansluiten. Daarbij merk je dat het ene land meer aan autonomie en privacy hecht, het andere wat minder, en zo zijn er vast meer verschillen. In het ene land zijn bepaalde opsporings- en bewijstechnieken wel toegestaan, in het andere land niet. Dat is allemaal maatwerk, aansluitend bij cultuur, tradities en politiek in een land. Waarom denkt Leefbaar Europa dan toch dat het werk van de “veiligheidstsaar” versneld kan worden. Door middel van praktijkervaring is vastgesteld dat een bepaalde manier van het inventariseren van werkprocessen, in samenhang met andere landen, waarbij je naar de ketens van processen kijkt en doet alsof
Leefbaar Europa
nationale grenzen even niet belangrijk zijn, tot snel resultaat leidt. Dit vraagt een hoge mate van deskundigheid maar wij weten uit ervaring dat dit kan! Bij een dergelijke aanpak kijk je even niet alleen naar het beleid maar concentreer je je al snel op de uitvoering, zoals je die idealiter zou willen hebben, want daarvan bestaan onuitgesproken toch wel ideeën. Als die duidelijkheid over de samen-werkprocessen er is word je weer realistisch en dan geef je aan wat in bepaalde landen wel of niet kan. Op deze wijze kun je de Conventie van Europol (www.europol.eu.int) “vertalen” naar werkprocessen en kun je ook met communicatie- en samenwerkpatronen die voor terrorismebestrijding nodig zijn omgaan. Europol heeft een terrorismebestrijdingsunit (zie de website). Andere internationale politieorganen ook. Waar Europol gaat om het uitwisselen van informatie (de discipline van landen om daarvan werkelijk gebruik te maken moet omhoog) is er ook de fysieke opsporing en aanhouding. Dat valt niet onder Europol maar op dit moment zijn er ook in Europees verband ontwikkelingen op dat gebied. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU, de tweede helft van 2004, zullen er stappen gezet en noten gekraakt worden ten aanzien van het “europese arrestatiebevel”. Ook de werkprocessen van deze werkzaamheden kunnen in kaart gebracht worden met dezelfde procesaanpak en we kunnen zorgen dat de informatieve en de fysieke opsporing een eenheid vormen. Er zijn al samenwerkingsrelaties van de nationale politieorganisaties met Europol en samen met deze mensen plus Interpol mensen plus anderen die nodig zijn, kun je in een beperkt aantal weken deze inventarisatie voor elkaar hebben: nog niet in alle juridische details, maar de gewenste werkwijze staat, en de juridische vragen zijn geïnventariseerd. Wat ook heel lastig is, is om uit de (enorme) hoeveelheid informatie de werkelijke sig-
nalen van (aanstaande) criminele en terroristische acties af te leiden: waar zitten de potentiële dadergroepen, hun netwerken en hun infrastructuren. De opsporings- en analysemensen die in dit werk gespecialiseerd zijn, zijn voortduren bezig om hun expertise te vergroten. Daar waar de werkwijzen zoals hiervoor besproken optimaal op elkaar afgestemd zijn, kunnen ook de analisten tot de beste prestaties komen. De EU-Veiligheidstsaar zorgt voor afstemming. De nationale regeringen werken mee, ook de Verenigde Staten en alle andere benodigde partijen. 6.Immigratie, integratie, ontwikkelingshulp 6.1.Onderliggend uitgangspunt. Bij immigranten en vluchtelingen willen wij een onderliggend uitgangspunt afspreken. En dat is: je eerste taak in het leven ligt in je eigen land, om te helpen je eigen land te ontwikkelen, ook als dat heel moeilijk is. Met dit uitgangspunt kun je het gesprek aan met migranten en vluchtelingen. Ook met mensen uit de Nederlandse Koninkrijksrelaties in het Caraïbisch gebied kun je hierover spreken. Met extra hulp aan de eilanden kan het voor hen aantrekkelijker blijven om niet naar Nederland te komen. Voor vluchtelingen, mensen die met hun gezinnen in extreem ellendige situaties zitten (oorlog, natuurramp, politiek, economie, milieu, of iets anders) maar voor wie terugkeer naar hun eigen land, niet gevaarlijker is dan bepaalde criteria (in Nederland vastgesteld, we stellen voor de VN vluchtelingenorganisatie UNHCR hier duidelijk bij in te schakelen), wordt deze nieuwe toets: “je eerste plicht ligt in je eigen land”, de eerste stap in de aanvraagprocedure. Op grond van deze aanpak kan op een waarden-volle en verdedigbare wijze verblijf in Europa geweigerd worden. Ook met mensen die voor huwelijksmigratie komen, en met mensen die hun (aanstaande) partner willen laten overko265
Eerst menselijkheid, dàn politiek
men, gaan we op respectvolle wijze dit gesprek aan. Ook al is in deze situatie weigering op grond van wetten misschien niet mogelijk. We moeten ook realistisch kijken naar de werkelijke aantallen waarover het bij importhuwelijken gaat: in 2002 ging het om 20.000 personen, een kwart van alle immigranten. Intussen, zie een artikel in Trouw op 30 april 2004, wordt duidelijker dat een migratiehuwelijk voor de betrokkenen zeker niet altijd een succesvolle manier van bij elkaar komen is. 6.2.Ontvangstpakket voor migranten. Mensen die voldoen aan de regels en binnenkomen in Nederland krijgen een minimumpakket aan voorzieningen (dit punt wordt nog uitgewerkt - voor EU-onderdanen is er een andere regeling). We helpen hen mee om zo snel mogelijk een volwaardig deelnemer in de maatschappij te zijn. Er wordt een grote zelfwerkzaamheid van hen verwacht. De toon van de samenwerking met hen gaat opbouwend zijn. Zodat mensen voldoening zullen voelen van hun successen. Belangrijk is dat Nederland als het mensen accepteert ook alles doet om werk voor hen te creëren. Dat zal niet altijd het werk zijn wat de mensen zelf voor ogen hadden. Het is zo belangrijk voor het individu en voor de samenleving dat mensen niet komen te zitten in een gevoel van “ik krijg nooit meer werk”. Ledigheid is des duivels oorkussen, zegt een Nederlands spreekwoord. En voor een mens is verveling heel frustrerend. Bepaald niet iedereen kan zich daar op eigen kracht uitwerken. 6.3.Ontwikkelingshulp, maar anders. Daarboven is er de ontwikkelingshulp die we toepassen om de thuislanden te helpen ontwikkelen. Niet meer gericht om hen westerse producten te laten kopen, maar om de basale leefomstandigheden te verbeteren. We kunnen denken aan het meehelpen om grond vruchtbaar te maken, aan microkredieten, aan het concept van wijlen Pieter Kooistra voor een VN basisinkomen voor wereldburgers, aan huizenbouwprojecten, 266
aan schootjes, opvang van straatkinderen, opvang van ex-gedetineerden door middel van een systeem van reclassering. Aanpakken die door Nederlandse en Europese ontwikkelingshulporganisaties worden toegepast, worden kritisch tegen het licht gehouden: zijn ze wel voldoende basaal en afgestemd op de echte noden van de mensen. Hoe gaat men om met apparaatskosten en salariëring. 6.4.We gaan wat dieper in op Afrika. Afrika is meer, dan alleen arm: er zijn veel bodemschatten. Er is veel geld, maar dat geld is nogal eens in handen van de verkeerden. Openbaar bestuur ontbreekt in een aantal gebieden. Voor het gewone volk is er geen aandacht. Als een leider ziek is laat hij zich in een rijk land verzorgen. Voor de gewone mensen is er gebrek aan gezondheidszorg. Deze landen komen heel moeilijk verder. De mensen kunnen een hoop maar het is voor hen moeilijk om structuur aan te brengen. Daar kunnen wij bij helpen. Wij kunnen meehelpen om praktische structuren in te richten om taken uit te voeren, structuren die het werk werkelijk ondersteunen. Als mensen dingen voor elkaar krijgen dan helpt dat om eigenwaarde te herstellen. Leefbaar Europa beschikt over een aanpak om werk te structureren en die aanpak is goed aan te leren. Enige jaren geleden hoorden we dat er een soort Coalition for Africa waar voormalig President Clinton bij betrokken zou zijn. We gaan contact zoeken met deze Coalition. L.E. heeft zelf contacten in Marokko, Kameroen, Oeganda en Nigeria. NB.: Wie herinnert zich nog dat er honderden jaren lang de sterkste mensen uit Afrika zijn geroofd, onder andere door Nederland. Wie weet wat dat voor de genetische opbouw van het menselijke ras op dat continent tot op vandaag betekent. Het is mogelijk dat daar al wetenschappelijke rapporten over zijn: de meningen van de wetenschappers zullen waarschijnlijk verdeeld zijn. Wie weet waren de fysiek sterken ook
Leefbaar Europa
dragers van de eigen cultuur en mensen met een instelling die vooruit wilden. Voor hen in de plaats hebben wij wanhoop en pijn en angst naar Afrika geëxporteerd. Het zijn gelukkig voor een deel vergevingsgezinde mensen in Afrika, zij hebben al veel ellende meegemaakt en schijnen het westen te vergeven, ook kan dat tot een stuk fatalisme in de volksaard geleid hebben. 6.5.Terug naar de thuislanden. Als de omstandigheden in thuislanden verbeteren zal een deel van de mensen graag terug gaan. Hoe sneller de thuislanden ontwikkelen hoe minder snel men naar Europa zal willen komen. Vluchten zal ook steeds meer naar gebieden in de eigen regio plaatsvinden, omdat de landen daar zich ook ontwikkelen met een betere levensstandaard. 6.6.Arbeidsmigranten. Daar waar Nederland behoefte heeft aan arbeidsmigranten, of denkt dat dat zo is, spreek je bij voorkeur af dat de mensen tijdelijk hier komen. Zij volgen Nederlandse les, want wie weet blijven ze langer dan je
eerst dacht en zij verrijken zich voor wat betreft kennis. De arbeidsmigrant brengt en vergaart kennis en ervaring en kan de opgedane kennis bij terugkeer weer in eigen land gebruiken. 6.7.Terughoudend met arbeidsmigranten. Leefbaar Europa wil terughoudend zijn in het uitnodigen van arbeidsmigranten, wanneer het er alleen maar om gaat om onze Nederlandse belangen. Beter is scholing en omscholing van in Nederland wonende mensen. Dit zal dan ook onze prioriteit zijn. Dat zal een realistischer salariëring vragen: arbeidskracht schaars? Dan verhoog je de lonen wat, verlaag je zo nodig andere (hogere), en richt je de economie beter in. Dat is het toch het marktmechanisme? We moeten voor onze Nederlandse werkkrachten zorgen. Natuurlijk kan het noodzakelijk zijn om mensen met bepaalde schaarse kennis en vaardigheden hier naar toe te halen. Maar ook hier geldt het principe: jouw eigen land eerst, dat geldt voor beide partijen. Zijn zij niet harder nodig in eigen land?
267
Lijst Pim Fortuyn
Lijst Pim Fortuyn ... IS U IETS GEVRAAGD? De Europese integratie wordt alleen gesteund door de Brusselse Euro-elite en de opeenvolgende regeringen, maar is onvoldoende geworteld bij het grote publiek. Europa is voor het kabinet, terwijl het parlement zich bezighoudt met Nederland, zo ziet de officieuze taakverdeling er ruwweg uit. Europa zorgde weliswaar voor meer welvaart, meer werk, voor reizen zonder grenzen en een grensoverschrijdende munt. De politici hebben ervoor gezorgd dat Europa heel ver van de burger is komen te staan. Het is grotendeels ons omgegaan. Is u iets gevraagd? Geen wonder dat bijna niemand weet wat er in Europa gebeurt. En áls er eens iets belangrijks gebeurt, zoals de uitbreiding met 10 nieuwe landen, dan mogen we er niet over meepraten. Sterker nog, het lijkt wel alsof niemand hier invloed op kan uitoefenen. De kiezers interesseren zich dan ook niet of nauwelijks voor Europa. Bij Europese verkiezingen is de opkomst altijd heel laag en bij referenda is dikwijls een meerderheid tegen. "Europa. Best belangrijk". Met deze suffe slogan probeert onze eigen regering Europa aan
de man te brengen. Het is niet alleen suf, maar ook defensief. De Lijst Pim Fortuyn denkt dat de Nederlandse burger zich hier totaal niet in herkent. De Nederlandse regering heeft de afgelopen jaren juist laten zien dat de burger zich helemaal geen zorgen hoeft te maken over Europa. Als Europa dan zo belangrijk is, waarom mag de Deense, Ierse en ja, zelfs de Poolse burger dan wel stemmen in een referendum over de toetreding tot de Europese Unie en de Nederlandse burger niet? Beter zou zijn: "Europa, best duur - Europa, best groot Europa, best bureaucratisch - Europa, best ondemocratisch - Europa, best onveilig". Wat vindt u zelf? Vindt u Europa belangrijk?
IS U OOIT IETS GEVRAAGD ? Op sommige terreinen - landbouw bijvoorbeeld - is de wetgeving bijna helemaal Europees. Weet u het nog, al die gezonde hobbydieren die en masse over de kling zijn gejaagd? En u? U mocht eens in de vijf jaar komen opdraven om een nieuw Europees Parlement (EP) te kiezen. Een in de ogen van velen geld269
... Is U iets Gevraagd?
verslindend, rondreizend circus van zakkenvullers en op nationaal niveau uitgerangeerde politici, dat weinig in de melk te brokkelen heeft. Het is niet terecht de Nederlandse burger te verwijten dat hij Europa teveel op z'n beloop heeft gelaten. De Europese politici hebben er ook nooit veel moeite voor gedaan bij de burger te rade te gaan. Veel kwalijker is dat ook ons eigen parlement het er lelijk bij heeft laten zitten. Nog erger is het dat ook onze eigen opeenvolgende regeringen dat wel best vonden. Immers, de hoogverheven politiek van Europa kon maar beter buiten het zicht van de nationale politiek blijven die toch maar een beperkte kijk op de zaak had. Dat was de redenering. De gevolgen hiervan zijn inmiddels bekend. Bij geen enkel Europees beslissingsmoment - verkiezingen, referenda wordt de burger - u dus - door de Europese politici betrokken. Om een paar voorbeelden te noemen. Heeft u als Nederlandse kiezer ooit uw goedof afkeuring kunnen geven aan de - gelukkig gesneuvelde Nederlandse voorstellen voor een federaal Europa ("zwarte maandag", 1991)? Hetzelfde geldt voor de invoering van de euro. Is u iets gevraagd? En de toetreding van Turkije? U dacht dat dit pas eind van het jaar, onder Nederlands voorzitterschap, zou worden besloten? Wel, Turkije is al EU-kandidaat sinds 1987 (herbevestigd in 1999). Als dit land op termijn voldoet aan de zogenaamde Kopenhagen-criteria - criteria die gelden voor elk aspirant-lid -, dan is er geen weg terug meer. Over tien tot vijftien jaar zou Turkije wat betreft bevolking in 2015 (85 miljoen inwoners, net zoveel als Duitsland) de grootste lidstaat van de EU zijn die zowel in de Raad van Ministers als in het Europees Parlement een sterke stempel op het beleid zou drukken. Turkije zou tegelijk één van de armste lidstaten zijn. Europa heeft in het verleden de fout begaan te veel te beloven. Wie Turkije toelaat, zal ook de Oekraïne (50 miljoen inwoners) Wit-Rusland of zelfs Rusland (150 miljoen inwoners) moeten toelaten tot de Europese familie. Zij zijn immers wat betreft hun ligging en ook cultuurhistorisch gezien een stuk "Europeser" dan Turkije. Maar Minister Bot heeft onder270
tussen al laten dat elk verzet zinloos is. Hij noemt zelfs al een jaartal van toetreding: 2015. Kosten voor Nederland: maximaal 2 miljard euro. Gelet op de enorme belangen die op het spel staan, is het belangrijker dan ooit dat deze regering duidelijk maakt waar het met Europa uiteindelijk naar toe moet. Dan weet de burger tenminste nu wel waar hij aan toe is bij de komende verkiezingen voor het EP en het aanstaande referendum over de Europese Grondwet. Moet de EU nog verder uitbreiden naar het Oosten? Wordt de EU op termijn een Verenigde Staten van Europa, waarin nagenoeg alles vanuit Brussel wordt besloten? Hoog tijd dat de regering haar kaarten op tafel legt. Is ons land in het verleden dan niet opgekomen voor zijn eigen belangen? Daarover kunnen we kort zijn. Niet voor niets heeft Nederland het onuitwisbare label "braafste jongetje van de klas" gekregen. Wie is verreweg de grootste nettobetaler aan de EU? Wie betaalt netjes zijn ESF-boetes, terwijl Duitsland en Frankrijk op kosten van de anderen - ook ons dus - hun begrotingstekorten laten oplopen? Wie had bijna 22.000 werknemers per jaar verwelkomd uit de nieuwe EU-lidstaten terwijl andere landen hun grenzen voorlopig sluiten, als de Tweede Kamer waaronder de Lijst Pim Fortuyn er geen stokje voor had gestoken? Voor deze serviele houding is een aantal redenen aan te wijzen. In de eerste plaats houden onze politici, geconditioneerd door eeuwenlange polderpolitiek, er niet van om dwars te liggen; niet op nationaal niveau, en al helemaal niet in de omgang met de "grote jongens" van Europa. In de tweede plaats is er nog steeds sprake van een schijnbaar onuitroeibaar idealisme, momenteel vooral heersend onder links georiënteerde politici, waarbij men redeneert dat wat goed is voor Europa, als vanzelf goed is voor Nederland. In de derde plaats, als keerzijde van diezelfde medaille, een fatalistische - geen realistische! - insteek, volgens welke ons land als "klein land" - hoezo, klein, we zitten dicht tegen de top tien van grootste economieën ter wereld! - en (on)benoemd "aanhangsel" van Duitsland geen andere keuze
Lijst Pim Fortuyn
heeft dan voorwaarts te gaan op het pad van Europese eenwording. Typerend in dit verband is dat minister Bot vindt dat Nederland onder alle omstandigheden moet deelnemen aan een eventuele kopgroep van (grote) EU-landen. Maar welk Nederlands belang is hiermee eigenlijk gediend? Groot-Brittannië, Denemarken en de andere Scandinavische landen houden bewust de nodige afstand tot Brussel, en je kunt toch moeilijk beweren dat zij het slechter doen dan ons land. Integendeel, op het gebied van asielbeleid wordt Denemarken door velen, het CDA voorop, als voorbeeld gezien, terwijl we ten aanzien van de kenniseconomie met bewondering kijken naar het Finse succesverhaal. Ook los van bovengenoemde zaken, is iedereen ervan overtuigd dat Europa een democratisch tekort kent. Europa moet dichter bij de burger worden gebracht. Hoe? De Lijst Pim Fortuyn is van mening dat alleen een vergroting van de invloed van de nationale parlementen op de Europese besluitvorming werkelijk effectief zal zijn. De kloof tussen de Nederlandse burger en Den Haag is al breed genoeg, laat staan de kloof tussen burger en Brussel (en Straatsburg). De praktijk heeft uitgewezen dat het toch vooral de regeringsleiders en hun vakministers zijn die de dienst uitmaken in Europa. Een verscherpte controle op de nationale regeringen door hun parlementen brengt de Europese besluitvorming, meer dan nu het geval, is naar de lidstaten zelf, en daarmee dichter bij de burger. "Ik houd van Europa, ik houd van zijn veelheid aan volkeren, culturen, landschappen, weersomstandigheden, talen en mensen. Ik haat soms de euro-elite in zijn verwaten achteloosheid. Kortom, ik wil een Europa van de mensen, van de menselijke maat. Een Europa van u en van mij!" (Pim Fortuyn - Zielloos Europa)
WAT EU?
WIL DE
LIJST PIM FORTUYN
MET DE
1. Een strenger immigratiebeleid in héél Europa! De stroom immigranten naar Europa gaat
onverminderd door. In Europa komen, anders dan in de Verenigde Staten, Canada en Australië, meestal lager opgeleide, dus kansarme migranten binnen. Er moet in Europa een restrictief migratiebeleid komen, waarbij de lasten éérlijk verdeeld worden over álle lidstaten. Een snelle herziening van de te ruimhartige EU-richtlijn inzake gezinshereniging is hard nodig. 2. Geen Europese grondwet nodig! De LIJST PIM FORTUYN is voor een unie van soevereine staten, die vooral samenwerkt op economisch terrein. De zogenaamde nieuwe grondwet is een opmaat naar een federaal Europa. Wij willen niet verdergaan op deze weg. Samenwerking is prima, verder afstaan van nationale bevoegdheden niet. Bij de Economische Unie die ons voor ogen staat past geen parlement. 3. Stel de uiteindelijke grens vast! Eerst de kraan dicht, dan pas dweilen. De Europese Unie moet niet de Bosporus en de Oeral oversteken. Turkije, Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland mogen geen lid worden van de EU. Na die 10 nieuwe leden, willen we het proces van uitbreiding 10 jaar stilleggen, zodat de gevolgen van déze toetreding goed verwerkt kunnen worden. 4. Desnoods terug naar de gulden! Aan het inmiddels opgeblazen stabiliteitspact kleven voor Nederland grote risico's. Een verzwakking van de euro brengt onze pensioenen en spaartegoeden ernstig in gevaar. Er moet een noodplan komen voor herinvoering van de gulden als de euro mislukt. 5. Drastische vermindering van de Nederlandse EU-contributie! Sinds 1992 heeft Nederland E 27.000 miljoen netto betaald aan Europa. Nu jaarlijks E 3500 miljoen! We zijn 'kampioen' nettobetaler in de EU. Nederland betaalt verhoudingsgewijs twee keer zoveel (E 180 per hoofd v/d bevolking) als de andere grote betalers Zweden (E 94) en Duitsland (E 71). Aan deze 'gekke-henkie-positie' moet een einde komen. Nederland moet 271
... Is U iets gevraagd?
opnieuw gaan onderhandelen over de hoogte van onze bijdrage. 6. Kráchtige bestrijding van bureaucratie, fraude en vriendjespolitiek! Europa geeft ongecontroleerd honderden miljoenen euro's uit en Den Haag vindt dat prima. De Europese Rekenkamer heeft nog nooit een Europees jaarverslag goedgekeurd. Waarom blijft Nederland dan toch veel geld geven aan Europa zonder verantwoording? Klokkenluiders worden monddood gemaakt. De koehandel in baantjes en achterkamertjespolitiek moet ook in Brussel harder worden bestreden! 7. Herbezinning op subsidies voor voedselproductie en op structuurfondsen! Bijna de helft van de E 100 miljard wordt aan landbouwsubsidies gegeven, ook voor producten waar de consument niet op zit te wachten. Met subsidie worden de overschotten buiten de EU gedumpt. Dit verpest de markten. De EU heeft nu geen arme lidstaten meer, dus iedereen houdt zijn eigen broek maar op. Zo wordt verspilling en fraude met subsidies voor infrastructuurprojecten onmogelijk gemaakt. Voor beide subsidies geldt: geleidelijk afschaffen! 8. Dierenwelzijn moet op Europees niveau worden aangepakt! Een beschaafde samenleving behandelt haar dieren met zorg en respect. Dit geldt niet alleen voor productie- én gezelschapsdieren. De Lijst Pim Fortuyn wil spoedig overleg tussen de lidstaten om te komen tot afspraken. Bijvoorbeeld over andere transportvormen, dierproeven, dierenmishandeling, huisvestingsnormen en bestrijding bij besmettelijke dierziektes. 9. Gemeenschappelijke grensbewaking en verplichte legitimatie! Wij willen verplichte legitimatie en scherpere controle aan de buitengrenzen van
272
Europa invoeren. Desnoods met extra middelen om zwakke plekken in de buitengrenzen beter te beveiligen. Organisaties die in de EU verboden zijn vanwege terrorisme moeten ook in ons land verboden worden. Het vrije verkeer van goederen, kapitaal en diensten zonder lokale heffingen moet blijven bestaan. 10. Méér ambitie en dúrf in Europa! Europa moet meer lef, durf en inzet laten zien op technologisch gebied. We moeten proberen landen als Amerika, Rusland of China voorbij te streven. Alleen als het rendabel is, kunnen windmolens, waterkrachtcentrales en zonnepanelen een bijdrage leveren. Kernenergie als schoonste energiebron moet uit het verdomhoekje. Het gebruik van waterstof als schone en veilig energiebron verdient met kracht te worden ingevoerd. We vatten de belangrijkste punten van ons programma samen. Is u iets gevraagd? Over die dure euro? Over de toelating van Turkije? Over die fraude en vriendjespolitiek? Over de toestroom van al die extra arbeidskrachten uit Oost-Europa of over de maatregelen die nodig zijn om het terrorisme eindelijk eens gericht aan te pakken? Nee? Nou ons ook niet. Maar we gaan er echt iets aan doen! Stem daarom op 10 juni a.s. op Lijst 19 van Lijst Pim Fortuyn. Laat uw stem klinken als een klok! "Ik ben een loyale voorstander van de EU, maar met behoud van eigen identiteit en waar dit kan met behoud van soevereiniteit. Nederlander, Europeaan en Wereldburger en wel in die volgorde!" (Pim Fortuyn - De puinhopen van 8 jaar Paars)
Nieuw Rechts
Nieuw Rechts VERKIEZINGSPROGRAMMA NIEUW RECHTS 1. POSITIONERING Analyse Nieuw Rechts vindt dat de gevestigde politiek (rechts en links, oppositie -en regeringspartijen) het Nederlandse belang met hun politiek ten opzichte van de Europese Unie verraden heeft. De invoering van de euro en uitbreiding van het aantal landen hebben grote negatieve gevolgen op het dagelijks leven van de Nederlanders, zonder dat ze de kans hebben gehad zich daartegen te verzetten. Zo worden de bouwvakkers door hun werkgevers bedreigd met het inzetten van Oost-Europeanen. De uitbreiding en verdieping van de Europese Unie tast het zelfbeschikkingsrecht van het Nederlandse volk en de levensvatbaarheid van de Nederlandse cultuur aan. Dit heeft tot gevolg dat we enerzijds een grote afname van het sociale kapitaal zien (sociale wanorde, devaluatie burgerschap) en anderzijds een toenemende bureaucratisering (regelzucht vanuit Brussel). Maatregelen Om dit tegen te gaan staat Nieuw Rechts de
volgende maatregelen voor: 1. Drastisch beperken afdracht aan de Europese Unie, geen Europese belastingen. 2. Tegen de snelle uitbreiding van de Europese Unie richting Oost-Europa. 3. Drastisch beperken macht Brusselse ambtenaren en inperken Europese regelgeving. 4. Afwijzen lidmaatschap Europese Unie Turkije op cultureel-historische gronden. 5. Voor meer Nederlandse onafhankelijkheid, behouden veto recht op alle terreinen. Ander Europa Nieuw Rechts kiest voor een ander Europa: een van eenheid in verscheidenheid. De verschillende naties moeten hun cultuur behouden en samen vorm geven aan hun gezamenlijke waarden en belangen. Daarom streeft Nieuw Rechts naar samenwerking met Europese partijen met eenzelfde visie als de Lega Nord, het Front National en het Vlaams Blok. Fundament Het fundamentele uitgangspunt van Nieuw 273
Verkiezingsprogramma Nieuw Rechts
Rechts zoals dat vastgelegd is in het beginselprogramma van de partij is het behoud van de Nederlandse cultuur. Deze cultuur bestaat uit de Nederlandse taal, de Nederlandse geschiedenis en haar neerslag in de huidige samenleving en de beginselen van de joods-christelijke en klassiek-humanistische tradities. Deze drie elementen zijn het sociale kapitaal dat de samenleving bijeen houdt en zin en invulling geeft aan het burgerschap.
2. BASISVISIE Historie Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben de Westeuropese landen de hoofden bijeen gestoken om een economische unie te vormen omwille van de vrede en de bespoediging van de wederopbouw. Daartoe zijn nauwe samenwerkingsverbanden aangegaan, resulterende in de Europese Economische Gemeenschap (Verdrag van Rome 1957), waardoor op veel beleidsterreinen het nationale beleid werd afgestemd op Europees niveau. Door de samenwerkingsverbanden krijgt Europa zijn beslag door een Europees Parlement te Straatsburg (1958) met in de slipstroom daarvan een Europees Gerechtshof in Luxemburg. Het Europese beleid krijgt handen en voeten door het ministersoverleg in de Raad van Europa en een college van Europese Commissarissen, die het beleid uitstippelen. Sinds het besluit tot een Europese Monetaire Unie in 1999 kent Europa ook een gezamenlijk monetair beleid, wat heeft geleid tot de invoering van een Europese eenheidsmunt in 2002. De Europese integratie is bij voorkeur te beschouwen als een historisch project, waarin Europese landen zich actief inzetten voor de vrede en de voorspoed van het Europese continent. De bevordering van de vreedzame internationale betrekkingen ligt reeds voor een groot deel besloten in de Verenigde Naties (1945). Daarom is Europa vooral noodzakelijk als een economisch project ter bevordering van de gezamenlijke welvaart ten opzichte van andere grote economische continentale machtsblokken, die zich aftekenen. 274
Europese cultuur Alhoewel het Europese continent wel een gemeenschappelijke beschavingsidee kent is het geen cultureel en taalkundige eenheid gelijk andere continentale staatsverbanden. De culturele en taalkundige diversiteit binnen de Europese eendracht mag dan ook niet uitmonden in een eenheidsworst. Lokale gemeenschappen en historische verbanden vormen waardevolle bouwstenen voor een Europese federatie van volkeren, waardoor ook kleinere taal- en cultuurgemeenschappen zich kunnen terugvinden in de Europese idee. Inheemse talen en culturen zijn gemeenschapsvormende elementen, die gestalte geven aan het dagdagelijkse bestaan van de Europese burgers. Deze diversiteit van volkeren dient te worden behouden en desnoods worden beschermd, in het bijzonder tegen vervreemding door massamigratie van buiten de Europese Unie. Er dient daartoe een strikte wetgeving te worden ontwikkeld met betrekking tot de toekenning van het burgerschap, en een streng toezicht te worden opgebouwd aan de poorten van Europa, met name luchthavens. Nederland in Europa Nederland is van oudsher een handelsnatie, die dus gebaat is bij vrede en voorspoed. De bevordering van de vrede en de vrijhandel in Europa is dan ook een van de hoofddoelen geweest van Nederland om de Benelux Economische Unie (1948) op te richten en in zee te gaan met de E.E.G.. De Benelux heeft dan ook een grote rol gespeeld bij de tot stand koming van de eerste stappen van de Europese integratie. Nederland kent eveneens een lange historie van internationaal recht. Internationale verdragen hebben in het Nederlandse recht dan ook vaak kracht van wet. Aangezien Nederland bereid is een groot deel van haar souvereiniteit af te dragen aan supranationale verbanden en de internationale rechtsorde is het zaak om de Nederlandse belangen daarin scherp in het oog te houden met het aangaan van dergelijke verbanden en verdragen. De huidige positie van Nederland is deze van kritiekloze souvereiniteitsoverdracht, daar waar
Nieuw Rechts
andere grotere landen de souvereiniteit vaak niet zo snel prijsgeven of zelfs weten te behouden omwille van het eigenbelang. Aangezien Nederland bereid is tot grote financiële bijdragen en souvereiniteitsafdrachten heeft ons kleine land de plicht om toe te zien op de naleving van gezamenlijk gemaakte afspraken. Kleine landen, grote staten Kleinere landen kunnen hun invloed minder laten gelden in een expanderende Europese Unie, dat gedomineerd wordt door grote staten. Daarom dient er zeer terughoudend te worden gehandeld met betrekking tot het afstaan van nationale souvereiniteit. Het is tevens zaak om -zoals gezegd- de afgestane bevoegdheden en de gemaakte afspraken goed te bewaken, met name waar het zaken betreft, die de gehele Unie aangaan, en waarbij eigenbelang van hrote staten in het spel is, zoals bijvoorbeeld de handhaving van de budgetafspraken. Met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie dienen de huidige kleine landen, waaronder Nederland, bij voorkeur met een gezamenlijk Europees standpunt naar buiten te treden om een tegenwicht te bieden aan de machtspolitiek van de grote staten. Op de langere termijn is het echter wenselijk als kleinere staten hun krachten bundelen tot supranationale regio's, zoals de Benelux, om tot een machtsevenwicht met de grote staten te komen. Europese confederatie Europese staatkunde is van eminent belang voor het behoud van lokale identiteit. Een Europese 'superstaat' zal met één pennenstreek een streep kunnen zetten door de positie van Europese volkeren, die zich niet in tientallen miljoenen laten tellen. Ook binnen de verscheidenheid van volkeren kent men vele regionale verschillen in cultuur, die de moeite waard zijn om te worden behouden voor de toekomstige generaties. Een taalkundige en culturele identiteit is gemakkelijker te handhaven door het beleid zo dicht mogelijk bij de burger uit te stippelen
en uit te voeren. Dan kan men immers beleidsmatig maatwerk leveren naar lokale behoeften en het is wel zo democratisch. Wat een lagere overheid zelf kan, hoeft een hogere overheid niet op zich te nemen. Er zijn geen ambtelijke molens in Brussel nodig om bijvoorbeeld het onderwijs en de sociale zorg te regelen. Cultuur-historische geledingen, zoals provincies en natiestaten, zijn de bouwstenen van het Europa van morgen. Herindelingen en opheffingen van dergelijke geledingen dienen dan ook te worden bestreden, met name wanneer er sprake is van een politiek van Europees centralisme. De Europese Unie dient zich louter bezig te houden met de muntunie en Europees buitenlands beleid, eventueel geruggesteund door een Europese interventiemacht. Betrekkingen buiten Europa De grenzen van Europa dienen streng te worden getrokken en gehandhaafd. Landen zonder historische en culturele binding met de Europese beschaving, zoals Turkije, kunnen geen aanspraak maken op lidmaatschap, ook niet op grond van een democratische staatsstructuur. Er dienen echter wel economische associatieverdragen te worden aangegaan met perifere landen, met name rond de Middellandse Zee, zodat de Europese welvaart ook op hen afstraalt, waardoor zij meer geneigd zijn om Europese belangen in overweging te nemen. In de internationale politiek dient Europa zich bewust te zijn van de waarde van goede betrekkingen met grote en machtige staten, met name landen, waarmee het cultureel enige verwantschap deelt. Er dient daarom uit militaire en economische redenen te worden gestreefd naar een strategisch partnerschap met landen als Rusland en de Verenigde Staten, maar ook Australië en Canada komen daarvoor in aanmerking. Voorts dient er omwille van de handel en uit humanitaire overwegingen te worden gestreefd naar vrede en veiligheid in de wereld.
275
Verkiezingsprogramma Nieuw Rechts
3. SPEERPUNTEN PROGRAMMA • Geen Europese Grondwet De Europese Grondwet is niets meer dan een ellenlange legitimatie van de Brusselse bemoeienis met het binnenlands beleid van staten, die nu politiek soeverein zijn en over het algemeen de zaken redelijk op orde hebben. Hoewel een Nederlandse stem in het Europarlement aanzienlijk minder waard is dan een Nederlandse stem voor onze landelijke volksvertegenwoordiging, is nu al 80% van onze wetten uit Brussel afkomstig. Wanneer daar ook nog eens een grondwet boven komt te staan, wordt de speelruimte van de landelijke parlementen nog eens aanzienlijk ingeperkt. Op veel punten, die in feite op landelijk niveau spelen en waar de Europese Unie zich dus niet hoeft en moet inmengen (zoals het sociale vangnet, milieu, justitieel beleid en vreemdelingenzaken), is de grondwet, zoals het ontwerp er nu ligt, te specifiek en zo is de grondwet in feite een schaamteloze inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht der volkeren. Bovendien bevat dit document de tegenstelling tussen het recht op vrije meningsuiting en het verbod op discriminatie: een onvolkomenheid die we ook in onze eigen grondwet terugzien en die veel verwarring oplevert. Nieuw Rechts zal er dan ook voor ijveren dat de Europese grondwet níet wordt ingevoerd. Zo nodig zullen wij ons er hard voor maken dat deze kwestie aan het volk wordt voorgelegd in de vorm van een bindend referendum, in de overtuiging dat de Nederlandse burgers zelf weten wat goed voor ze is en dat zij daarbij niet aan de hand gehouden hoeven te worden door politici. • Europese Unie slechts als economisch samenwerkingsverband (Europa van Volkeren) • Geen verdere soevereiniteitsafdracht. Nederlandse wettten boven Europese richtlijnen De Europese Unie heeft geen enkele democratische legitimiteit, hetgeen geïllustreerd wordt door de consistent lage opkomsten bij verkiezingen. De burger geeft niets om de E.U. en de onverschilligheid is helaas wederzijds. 276
Europa verwordt meer en meer tot een parkeerplaats voor uitgerangeerde politici die graag op vrijdagochtend de presentielijst tekenen om 's weekends lekker thuis te kunnen zitten. Veel nuttig beleid wordt er niet ontwikkeld omdat het meestal een vervanging is van wetten die in de landen zelf al reeds gemaakt zijn. Dubbel en dus duur betaald werk. Bovendien verwatert de invloed van de burger op de politiek door de schaalvergroting. Het aantal leden van het Europees Parlement groeit nooit evenredig aan de toename van de bevolking (door uitbreiding van de E.U.). Hierdoor groeit de gapende kloof tussen de burgers en de politiek nog eens zienderogen. Nieuw Rechts pleit er echter niet voor meer parlementsleden te installeren, aangezien het parlement nu al ruim 700 leden telt. Zulke aantallen kunnen de daadkracht van de E.U. per definitie niet ten goede komen. Wanneer, na een onvermijdelijk lang overleg, eindelijk besluiten kunnen worden genomen, zullen deze door compromissen zodanig verzwakt zijn dat krachtig optreden van de E.U. vrijwel uitgesloten is. Bovendien benadrukt Nieuw Rechts de waarde van de verschillende culturen in Europa. Ondanks enige overeenkomsten, zijn er immers ook duidelijke culturele verschillen tussen de Europese landen. De politieke elite lijkt erop gebrand een soort Verenigde Staten van Europa te creëren. De Amerikaanse staten hadden echter, ten tijde van hun vereniging in 1776, niet de historie die de Europese landen wél hebben. Bovendien waren er aanzienlijk minder verschillen in de geschiedenis van de Amerikaanse staten onderling dan in die van Europa. Ieder land heeft zijn eigen normen- en waardenpatroon, zijn eigen gebruiken en voert zijn eigen beleid. Dit alles in opgebouwd in een periode van honderden of zelfs duizenden jaren zelfstandigheid. Het is een illusie te denken dat landen nu ineens op één hoop gegooid kunnen worden en dat ze het meteen met elkaar eens worden, omdat dat nu eenmaal afgesproken is. In de recente geschiedenis (met name bij de onderhandelingen over de grondwet en de oorlog in Irak) is gebleken dat de neuzen zelden dezelfde kant op wijzen en dit
Nieuw Rechts
maakt Europa een bijzonder zwakke constructie. Niemand is erbij gebaat wanneer op zich sterke landen macht afdragen aan een wankele machtsstructuur, waar de besluitvorming traag gaat en slechts slappe compromissen oplevert. De Europese constructie zoals veel politici die voor ogen hebben, kán bovendien niet werken, aangezien er geen draagvlak voor is. De Europese eenheid kan niet van bovenaf opgelegd worden, maar zij moet groeien vanuit de bevolking. Charles de Gaulle zei al: "Europa wordt geboren op de dag waarop de Europese burgers fundamenteel besluiten om deel te nemen. Het is niet voldoende wanneer de leden van de parlementen het ratificeren." Zaken die landen zelfstandig kunnen regelen, dienen ook in eigen hand te blijven. De E.U. moet worden teruggebracht tot een vrijhandelszone van politiek soevereine staten. Verdere samenwerking (met name op het gebied van grensoverschrijdende misdaad) kan tot stand komen door verdragen af te sluiten. Nieuw Rechts is geschokt door de houding van de machthebbers in ons land en het gemak waarmee zij Nederlandse belangen in de uitverkoop doen ten gunste van de Europese Unie. Staatssecretaris van Europese Zaken Nicolaï (VVD) sprak op 27 april in sociëteit De Witte in Den Haag zelfs uit dat "wij de illusie Nederland moeten loslaten". Het is niet te verdedigen als dit de communis opinio is onder de mensen die door het Nederlandse volk zijn verkozen om de Nederlandse belangen te verdedigen. • Uitsluiten deelname aan EU van landen zonder historische/culturele binding (o.a. Turkije) Nieuw Rechts wil, behalve de onderlinge verschillen, ook onderstrepen dat de Europese culturen alle overkoepeld worden door de Westerse beschaving. De algemenere Europese cultuur dient, evengoed als de specifiekere landelijke culturen, beschermd te worden tegen invloeden van buitenaf. Nieuw Rechts kent drie hoofdredenen waarom Turkije niet kan en mag toetreden tot de Eu-
ropese Unie. Ten eerste heeft Turkije zowel historisch als cultureel geen banden met de andere West-Europese landen. Ten tweede moet in onze ogen bij een beslissing als deze de Nederlandse bevolking worden geraadpleegd. Tot slot zijn wij niet te spreken over de schending van de mensenrechten, en de rol van het leger in Turkije. In een Europa van volkeren, waarbinnen dus geen bemoeienis met binnenlands beleid plaatsheeft en geen vrije vestiging van personen geldt, kunnen landen als Turkije uiteraard wel een plaats innemen. Turkije is een vriend, bondgenoot en handelspartner. Met het land kunnen dus handelsverdragen gesloten worden en nauwe diplomatieke banden onderhouden worden. Turkije zal echter nooit een Europees land worden. • Europees beleid op gebied van migratie, scherpe controle buitengrenzen Zolang de vrije vestiging nog geldt in Europa, dient er een scherpe controle aan de buitengrenzen te zijn. Dit vereist internationale coördinatie, aangezien Nederland zijn lot niet met blind vertrouwen in de handen van andere staten kan leggen. Vreemdelingenbeleid is echter in hoofdzaak een binnenlandse aangelegenheid. Hierbij is Brusselse bemoeienis dus niet gewenst. Nieuw Rechts wenst zich dan ook niet aan de verplichting te houden dat burgers die al vijf jaar of langer in één van de E.U.-lidstaten wonen zich vrij in elke andere lidstaat kunnen vestigen. Nederland is vol en met name de culturele vervreemding is een groot probleem. We moeten ons dan ook het recht voorbehouden om toe te laten en te weigeren wie we willen, zonder dat we daarbij op de vingers getikt worden door andere landen. • Intensieve samenwerking met bijvoorbeeld Vlaanderen/België om tegenwicht te bieden aan grote staten Een groot manco van de Europese Unie is dat de grote landen (met name Frankrijk, Duitsland en Engeland) in feite de dienst uitmaken en onderling al vele afspraken maken; de an277
Verkiezingsprogramma Nieuw Rechts
dere landen mogen alleen meeluisteren en vooral -betalen. Ook dit is een regelrechte inbreuk op de democratie, aangezien de stem van de Nederlandse burger (die al gedevalueerd is doordat de ruim 11 miljoen kiesgerechtigden nog maar 27 raadsleden kiezen, in plaats van de landelijke 150) nóg minder waard wordt, omdat de Nederlandse Europarlementariërs maar weinig in te brengen hebben. Zolang Nederland nog te maken heeft met politieke invloed vanuit de Europese Unie is samenwerking met andere kleinere staten dus zeer gewenst. • Geen uitbreiding oostwaarts Zoals reeds beschreven is de schaalvergroting, die de Europese eenwording tot gevolg heeft een enorm obstakel voor daadkrachtig optreden en een inbreuk op de inspraak van de kiezers bovendien. Nieuw Rechts ziet er dan ook absoluut geen heil in om meer staten toe te laten treden tot de Europese Unie. Bovendien zijn de meeste Europese staten, die (nog) niet zijn toegetreden tot de E.U. economisch, politiek en militair zeer zwak. De toegevoegde waarde van deze landen voor de Europese Unie in het algemeen en voor Nederland in het bijzonder is dan ook verwaarloosbaar en weegt niet op tegen de (financiële) consequenties van hun toetreding. Voorts zullen de arbeidsmigratie, die vanuit Oost-Europa op gang zal komen en het verdwijnen van Nederlandse bedrijven (én buitenlandse investeerders) naar het buitenland zeer zwaar op de Nederlandse economie drukken. Ook de samenleving zal een nieuwe, harde klap moeten opvangen, doordat veel van de goedkope arbeidskrachten hier met "een enkele reis naar de onderklasse" (zoals Fortuyn het noemde) komen. • De euro moet worden vervangen door onze gulden Veel Nederlanders verlangen terug naar de
278
oude, vertrouwde gulden als betaalmiddel. De betrokken regering heeft het volk nooit gevraagd naar hun mening over de euro en alle campagnes om de nieuwe valuta op te hemelen ten spijt, zien de burgers nog altijd vooral hun koopkracht achteruit gaan en is het met name bij grote uitgaven moeilijk in te schatten of men geen knollen voor citroenen koopt. De vraag is echter in hoeverre het haalbaar is om de gulden te herinvoeren. Bovendien zal een dergelijke operatie Nederland voor enorme kosten stellen en misschien zelfs nieuwe prijsstijgingen ten gevolg hebben, zoals dat met de invoering van de euro ook was. Nieuw Rechts wil in ieder geval laten onderzoeken of herinvoering van de gulden een reële optie is. Afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek, zal het volk door middel van een referendum mogen bepalen of het de euro wil behouden of niet. • Nederland moet de netto afdracht aan de Europese Unie afbouwen Nederland betaalt per hoofd van de bevolking veruit het meeste aan de Europese Unie: 179 euro per jaar. Daarna volgen Zweden met 74 euro en Duitsland met 72 euro. In België ontvangt men zelfs 39 euro! Nieuw Rechts vindt dit onacceptabel omdat dit ten koste gaat van de Nederlandse burger. In ons eigen land moet bezuinigd worden om een bureaucratisch Europa te ondersteunen terwijl onze ouderen niet eens meer fatsoenlijke verzorging krijgen. Bovendien zorgt een eventuele gelijkschakeling van de pensioenen in Europa voor grote verborgen kosten waardoor de Nederlandse oudere bij ongewijzigd beleid langer door zal moeten werken. De gemiddelde pensioenreserve van een Nederlander is 32.000 euro tegenover 3.200 euro voor Duitsland, 1.600 euro voor Frankrijk, 1.600 euro voor Italië en 1.200 euro voor Spanje om nog maar te zwijgen van de net toegetreden Oost-Europese landen.
Partij voor de Dieren
Partij voor de Dieren PARTIJPROGRAMMA 1 UITGANGSPUNTEN PARTIJ
VOOR DE
DIE-
REN
De invloed van 'Europa' op mens, dier, natuur en milieu is enorm. 'Europa' is verantwoordelijk voor grensoverschrijdende regelgeving van voedselveiligheid tot biomedisch onderzoek, van veevoer en dierentransport tot handelsexport en van dierenwelzijn tot milieumaatregelen. Europese regelgeving heeft onder andere geleid tot het doden van miljoenen gezonde dieren tijdens de verschillende uitbraken van dierziekten. Het is daarnaast verantwoordelijk voor de lange afstandtransporten van levend vee door een open markt te stimuleren. Ethiek is in Europa nauwelijks onderwerp van discussie en natuur, milieu en dieren delven in Europa vaak het onderspit ten gunste van economie en technologische ontwikkelingen. Daarbij hebben lobbyisten van het bedrijfsleven veel macht waardoor iedere keer weer economie, vrije markt en technologie aan het langste eind trekken. De Partij voor de Dieren pleit voor intensieve samenwerking met mensen en
organisaties uit andere Europese landen die ethische afwegingen als uitgangspunt voor hun handelen kiezen, met respect voor mens, dier, natuur, milieu en democratie. De Partij voor de Dieren plaatst dierenbelangen daarmee boven iedere politieke kleur en is daarin een unieke partij in het huidige politieke spectrum. Het doel van de Partij voor de Dieren is om de positie van dieren in onze samenleving te verbeteren. De Partij voor de Dieren komt op voor de zwaksten, de stemlozen in onze maatschappij, de dieren. De prioriteit ligt bij het behartigen van dierenbelangen. Er is veel achterstallig onderhoud op dit gebied, vooral in Europa. Bij de behandeling van niet-diergerelateerde onderwerpen zullen wij weliswaar een actieve bijdrage leveren aan het debat en de stemmingen, maar een minder initiërende rol vervullen. Het programma van de PvdD is gebaseerd op de visie dat dieren - evenals mensen - levende wezens zijn met bewustzijn en gevoel en daarom evenals mensen het morele recht hebben op een respectvolle behandeling door de 279
Partijprogramma
mens. Dit houdt in dat dieren, zowel in het wild levende als gehouden dieren, naar hun eigen aard moeten kunnen leven en niet zonder een noodzakelijk of redelijk doel door de mens in hun welzijn mogen worden aangetast. Beschaving uit zich immers in de wijze waarop mensen omgaan met andere levende wezens op deze aarde en met de natuurlijke omgeving in het algemeen. Het opkomen voor de kwetsbaren in onze samenleving - waaronder dieren - vormt een wezenlijk uitgangspunt van onze beschaving. De emancipatiebeweging die opkomt voor de belangen van dieren groeit in snel tempo en heeft recent geleid tot oprichting van dierenwelzijnspartijen in Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Spanje, Het feit dat de Franse jagerspartij met vijf vertegenwoordigers gekozen is in het Europese Parlement geeft aan hoe belangrijk het is dat ook dierenbeschermers met hun eigen afgevaardigden in het Europese parlement komen om tegenwicht te kunnen bieden aan alle dieronvriendelijke ontwikkelingen en wetgeving. Deze ontwikkeling is noodzakelijk omdat bij andere politieke partijen thema's zoals economie, veiligheid en integratie voorrang krijgen boven natuur, milieu en dierenwelzijn. Politieke kopstukken besteden weinig aandacht aan dier, natuur en milieu en ook uit de debatten van de afgelopen jaren blijkt dat de huidige parlementariërs, op een enkele positieve uitzondering na, weinig tot geen betrokkenheid hebben getoond bij onderwerpen als dierenwelzijn. Het belang van de miljarden dieren die jaarlijks door de Nederlandse samenleving worden gebruikt, rechtvaardigt de opname in de Europese Grondwet van een artikel dat een fundament vormt voor een betere bescherming van dieren. In het huidige grondwetsvoorstel is opgenomen dat er rekening gehouden dient te worden met het welzijn van dieren maar dat daarbij godsdienstige en culturele rituelen en tradities meegewogen moeten worden. In de praktijk betekent dit dat bijvoorbeeld onverdoofd slachten, stierengevechten, het rapen van kievitseieren, het schieten van trek280
vogels en circussen die dieren gebruiken niet verboden zouden kunnen worden. De PvdD vindt dit een onaanvaardbaar uitgangspunt. Voldoende reden om tegen de Europese grondwet in haar huidige vorm te stemmen. Europese regels zouden bescherming moeten bieden aan dieren. Alle landen van de Europese Unie moeten aan deze basisregels voldoen. Maar de PvdD vindt dat landen onafhankelijk van Europese wetgeving de mogelijkheid moeten krijgen én nemen om verdergaande bescherming te bieden aan dieren. Op dit punt wil de Partij voor de Dieren dat landen autonoom blijven om nationale regels verder aan te kunnen scherpen. Europese en globale handelsbelangen mogen nooit boven dierenbelangen worden gesteld. Daarom heeft de Partij voor de Dieren de volgende uitgangspunten: • Opname van een artikel voor de rechten van dieren in de Europese Grondwet • Het Europees Parlement dient zich sterk te maken voor een Universele Verklaring van de Rechten van het Dier bij de VN • Instelling van een vaste parlementaire commissie Dierenbelangen • Het opstellen van een algemeen Ethisch Beoordelingskader voor de aanvaardbaarheid van het gebruik van dieren • Het voeren van een actief Europees handhavingsbeleid ten aanzien van wetgeving met betrekking tot dieren
2 LANDBOUW Het Europese landbouwbeleid kost de belastingbetaler maar liefst 42 miljard euro en legt daarmee beslag op meer dan de helft van de totale Europese begroting. De Partij voor de Dieren wil een drastische omslag in het Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB). Het GLB is verantwoordelijk voor overproductie, schaalvergroting in de sector, kunstmatig in stand gehouden exportpositie, voedselschandalen en oneerlijkheid in de wereldhandel. Dit beleid kost de Europese burgers maar liefst 42 miljard euro per jaar en het legt daarmee beslag op meer dan de helft van de totale Europese begroting. Het dieren-
Partij voor de Dieren
leed dat hiermee gepaard gaat is nauwelijks te bevatten, niet alleen qua omvang maar ook qua intensiteit. Tientallen miljoenen biggen die jaarlijks onverdoofd gecastreerd worden, miljarden kuikens die in zes weken uitgroeien tot een onnatuurlijke superkip, meer dan honderd miljoen haantjes die elk jaar levend versnipperd worden in een hakselmachine, pasgeboren kalfjes die, nog nat achter de oren, bij hun moeder worden weggehaald en dagenlang op transport moeten: allemaal voorbeelden van afschuwelijk dierenleed in de landbouw waaraan de Partij voor de Dieren een halt wil toeroepen. Aanvaardbaarheid veehouderij Principieel is het uitgangspunt van de Partij voor de Dieren dat dieren in vrijheid moeten kunnen leven. Daar waar besloten wordt om dieren te houden voor productie zal aan een aantal basisvoorwaarden moeten worden voldaan. De PvdD gaat bij de formulering van deze voorwaarden uit van onder meer de vijf algemeen geaccepteerde vrijheden voor het dier zoals gedefinieerd door het Britse dierenwelzijnscomité Brambell in1965. Dieren zijn vrij: • van dorst, honger en onjuiste voeding; • van fysiek en fysiologisch ongerief; • van pijn, verwondingen en ziektes; • van angst en chronische stress; • om hun natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen. Een belangrijk gevolg van het respecteren van deze vrijheden is dat de veehouderij aangepast dient te worden aan het dier in plaats van het dier aan de veehouderij. Ook zijn aanpassingen aan het dier verband houdend met verkeerde huisvesting niet meer toegestaan. Het couperen van staarten en snavels is niet meer nodig als bij de huisvesting rekening wordt gehouden met het natuurlijke wroet- en pikgedrag van varkens en kippen. Een verbod op het fokken van dieren uitsluitend op productiekenmerken is voor de PvdD eveneens een gevolg van het respecteren van de vrijheden. Het fokken van bijvoorbeeld runderen die niet meer op een natuurlijke
manier ter wereld kunnen komen (dikbillen) is voor de PvdD dan ook onacceptabel. De PvdD zet zich in voor sterke vermindering van het aantal dieren dat wordt gehouden en voor de optimalisering van het welzijn van deze gehouden dieren. Daarnaast dient onverminderd de discussie door diverse overheden en organisaties voortgezet te worden over de aanvaardbaarheid van het doden van dieren voor consumptieproducten waar goede alternatieven voor bestaan. Kwaliteit en regio De bio-industrie moet zo snel mogelijk afgebouwd worden. Er dienen hoge EU normen inzake dierenwelzijn vastgesteld te worden. Voor het verbeteren van dierenwelzijn is de PvdD voorstander van kwaliteitsproductie voor eigen regio. De nadruk die momenteel in Europa gelegd wordt op kwantiteit heeft grote nadelige gevolgen voor dierenwelzijn, de ontwikkelingslanden en het milieu. Het milieu lijdt onder de grote hoeveelheden dierlijke producten die gedumpt worden op de wereldmarkt. Bovendien legt het over de hele wereld heen en weer slepen van landbouw- en voedselproducten een groot beslag op eindige grondstoffen. Het vervoeren van levende dieren en dierlijke producten over de wereld draagt grote risico's voor mens en dier met zich mee in de vorm van ernstige epidemieën. De EU moet investeren in kwaliteitsproductie en duurzaamheid in de eigen regio, in plaats van in bulkproductie voor de export. Een belangrijke manier om dierenwelzijn en -gezondheid in de landbouw te verbeteren is regionalisering. Dieren moeten geboren worden, opgroeien en geslacht worden in hetzelfde gebied. De Partij voor de Dieren is voorstander van cross compliance. Dit houdt in dat inkomenssteun aan boeren slechts zal worden toegekend als wordt voldaan aan een aantal normen op het gebied van o.a. dierenwelzijn. Het naleven van deze normen wordt een subsidievoorwaarde. Een groot deel van de normen moet op Europees niveau worden vastgesteld, maar de afzonderlijke lidstaten moeten gesti281
Partijprogramma
muleerd worden deze aan te scherpen tot een hoger niveau. Ter ondersteuning van nationale normen die verder gaan dan de Europese regelgeving, dient er een goed etiketteringsysteem te komen. In dat systeem moet duidelijk herkenbaar worden in welk land een product geproduceerd is en volgens welke (dierenwelzijns)normen. De etikettering moet uniform en goed herkenbaar worden. De consument wordt door de overheid en de marktpartijen uitgebreid voorgelicht over de inhoud van de kwaliteitssystemen. Een totale omvorming van het beleid zal voor de boeren niet pijnloos zijn en daarom zijn compensatieregelingen noodzakelijk. Agrariërs zijn medeslachtoffer van een beleid dat de bioindustriële productie jarenlang ten onrechte stimuleerde en zij moeten om die reden een positieve impuls krijgen om hun bedrijfsvoering in kwalitatieve zin te verbeteren. De overstap kan via een tijdelijke financiële steun gecompenseerd worden. Vervoer van levende dieren Zoals eerder aangegeven dienen de lange afstandstransporten van levende dieren bestemd voor de mesterij of slachterij verboden te worden. Controles dienen mede door Europese Inspecteurs te worden uitgeoefend. De PvdD vindt daarnaast dat wrakke (ongeneeslijk zieke en gewonde) dieren niet getransporteerd mogen worden, maar te allen tijde op de boerderij moeten worden geslacht. Het transport van levend vee moet tot een minimum beperkt worden. De PvdD pleit voor een maximumreistijd van twee uur. Dit levert een besparing van 100 miljoen euro aan exportrestituties op, die kan worden gebruikt om regionalisering te stimuleren. Bestrijding dierziekten De intensieve en massale veehouderij is de oorzaak van het op grote schaal uitbreken van dierziekten. Massale vleesconsumptie en bijbehorende bio-industriële methoden lijken steeds meer een gevaar voor de volksgezondheid te vormen. De Wereldgezondheidsorganisatie vreest dat wereldwijd miljoenen men282
selijke slachtoffers zullen vallen als gevolg van mutaties van het vogelgriepvirus. De Partij voor de Dieren is uiteraard tegen een massale vernietiging van dieren bij uitbraak van besmettelijke ziekten zoals MKZ of varkenspest. Momenteel worden mogelijkheden geschapen in Europese wetgeving om noodvaccinaties mogelijk te maken samen met 'ruimen'. De PvdD wil preventieve inenting en geen ruimingen. Dieren zijn geen tomaten. Maar ter voorkoming van dierziekte zullen ook drastische veranderingen doorgevoerd moeten worden. Door regionaliseren, beperking van lange afstandstransporten en het verminderen van het aantal gehouden dieren is de kans op een dierziekte-uitbraak verkleind en zullen de gevolgen beperkt zijn. De PvdD streeft naar de volgende situatie: • Het gesleep met dieren dient op te houden. Veehouders moeten hun eigen dieren fokken, zelf afmesten en aan een vaste slachterij in de regio afleveren. Gescheiden fokken en afmesten mag alleen als er sprake is van een één-op-één-relatie met een bedrijf in de regio. De mesterij neemt zijn dieren van slechts één fokkerij af en het transport van de dieren wordt beperkt tot maximaal twee keer, een keer naar de mesterij en een keer naar het slachthuis. • Producten van ingeënte dieren moeten gewoon op de markt worden gebracht. • Behalve productiedieren mogen ook dieren in dierentuinen en hobbydieren te allen tijde worden gevaccineerd. De verplichting dat ingeënte, gezonde dieren gedood en vernietigd moeten worden moet komen te vervallen. Als eenmaal aan deze voorwaarden is voldaan kan eventueel van preventieve vaccinatie afgestapt worden. Een uitbraak van een ziekte kan dan effectief worden bestreden door dieren in een straal rond de ziektehaard te vaccineren, uiteraard zonder de verplichting dat ingeënte, gezonde dieren gedood en vernietigd moeten worden. Andere maatregelen Andere maatregelen ter verbetering van dieren-
Partij voor de Dieren
welzijn in de landbouwsector waar de PvdD zich in het Europese Parlement hard voor gaat maken zijn: • De Europese Commissie dient meer middelen beschikbaar te stellen voor onderzoek naar diervriendelijke houderijsystemen, maar vooral ook naar de implementatie van diervriendelijke systemen. • Het sexen en daarna vernietigen van mannelijke kuikens uit de legsector dient uitgebannen te worden. Er moet Europees onderzoek komen naar de mogelijkheden van het vroegtijdig prenataal sexen van eieren zodat de massavernietiging van haantjes voorkomen kan worden. Daarnaast bieden dubbeldoelrassen waarbij de haantjes kunnen worden vetgemest een oplossing. • Er dient meer Europees onderzoek gedaan te worden naar plantaardige voeding en de EU moet geld beschikbaar stellen voor de promotie van dit 'voedsel van de toekomst'. • Er dient een einde te komen aan het oormerken van vee. Chipherkenning vormt bijvoorbeeld een diervriendelijk alternatief. • Het gebruik van medicijnen als groeibevorderaars en het preventief toedienen van antibiotica in de veehouderij moet worden verboden. • Er dient een einde te komen aan onnodige ingrepen zoals het (onverdoofd) castreren van biggen en het couperen van staarten bij schapen. Diervriendelijke maatregelen moeten gekoppeld worden aan het verkrijgen van een subsidie. • Het huidige productieniveau van melkkoeien moet worden verminderd en de melkkoeien moeten in de wei blijven. • Kalveren moeten na de geboorte bij hun moeder blijven en hebben recht op moedermelk. • Er moet een einde komen aan alle kooihuisvesting voor pluimvee. • In navolging van nationale verboden in Engeland, Ierland, Oostenrijk, deelstaten van Duitsland en Schotland dient er een Europees verbod te komen op het fokken van nertsen en andere pelsdieren voor hun vacht.
• Er dient een Europees verbod op de handel in en import van bont te komen. • Voor dieren die nu vogelvrij zijn, zoals konijnen, kalkoenen en ganzen, dient welzijnswetgeving te worden gemaakt. Daarbij vindt de PvdD dat het wetenschappelijk welzijnsonderzoek bij konijnen de afgelopen jaren afdoende heeft bewezen dat deze dieren niet geschikt zijn voor de vleesfokkerij. Landbouw en ontwikkelingslanden Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid heeft vergaande gevolgen voor ontwikkelingslanden. Door exportsubsidies kunnen westerse boeren hun overschotten voor bodemprijzen dumpen op de wereldmarkt. De markt wordt hierdoor telkens ernstig verstoord. De boeren uit ontwikkelingslanden krijgen geen kans een eerlijke prijs voor hun producten te krijgen. Hier moet een einde aan komen. De PvdD wil dat ontwikkelingslanden het recht moeten behouden om zich met importcontroles en tariefbescherming teweer te stellen tegen goedkope importen om zo de ontwikkeling van de eigen landbouw- en voedselsector mogelijk te maken. Tegelijkertijd is een verbeterde toegang tot onze koopkrachtige markt van groot belang voor ontwikkelingslanden. De markttoegang moet geregeld worden via voorkeursbehandeling, zodat de landen die het het hardst nodig hebben profiteren van exporten naar de Europese markt. Daarbij dienen harde eisen te worden gesteld aan de wijze van productie aangaande dierenwelzijn, milieu en arbeidsomstandigheden. Deze eisen dienen overigens ook aan dierlijke producten uit rijke landen te worden gesteld.
3 VISSERIJ Het Europese visserijbeleid is verankerd in het GVB, het Gemeenschappelijk Visserij Beleid. Het doel van het GVB is het instandhouden van de vispopulatie en de diversiteit in de zeeën te beschermen. De PvdD is van mening dat het GVB, net als het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), te veel rekening houdt met economische en handelsbelangen. 283
Partijprogramma
De Partij voor de Dieren ziet in de Europese wateren drie grote problemen, te weten de overbevissing, het gebruik van drijfnetten en de dodingsmethoden. Daarnaast is de nieuwe bio-industrie in de vorm van viskwekerijen een zorgwekkende ontwikkeling. Overbevissing Door het uitgeven van quota probeert de EU jaarlijks de hoeveelheid vis die gevangen mag worden te beperken. Overbevissing zou op die manier voorkomen kunnen worden, ware het niet dat de lobby van de visserij sterk is en de handelsbelangen voor de EU zwaar wegen. De quota worden daarom te hoog gesteld, ondanks waarschuwingen van onafhankelijke wetenschappers, waardoor mag er meer vis gevangen worden dan goed is voor de instandhouding van populaties. Bovendien is er een levendige handel in visquota tussen de lidstaten, hetgeen effectieve vangstvermindering sterk frustreert. Dit is voor de Partij voor de Dieren onacceptabel. Op langere termijn dreigen hierdoor vissoorten geheel uit te sterven. Daarbij komt dat de controle op de quota beperkt is waardoor vaak meer vis wordt gevangen dan is toegestaan. Strengere controles zijn noodzakelijk om vissoorten te beschermen tegen uitsterven. De Europese Commissie dient de beschikking te krijgen over eigen inspecteurs en satelliettechnieken om zo ook illegale visvangsten aan te pakken. Bij internationale afspraken over het beheer van zeeën en oceanen krijgt kleinschalige seizoens- en kustvisserij voorrang boven industriële visserij. Gebruik van drijfnetten Het gebruik van drijfnetten op zee veroorzaakt zeer veel schade aan de bodem. De leefomgeving van dieren in de zee wordt hierdoor vernietigd en dieren hebben geen mogelijkheid meer om voedsel te zoeken. Er moet in opdracht en op kosten van de EU meer onderzoek worden gedaan naar alternatieve vangstmethoden. Om te voorkomen dat dolfijnen en walvissen in vissersnetten verstrikt raken moet de EU aangepaste netten en sonarsystemen voorschrijven. 284
Dodingsmethoden De dodingsmethoden van vis kenmerken zich door ruwheid en langdurigheid. Anders dan veel mensen denken gaat een vis niet snel dood wanneer hij op het droge gebracht wordt. Haringen zijn bijvoorbeeld pas tot na 35 minuten gestikt, kabeljauwen en wijtingen tot na 60 minuten. Veel vissen worden 'gestript': dit houdt in dat de vis levend en wel wordt opengesneden om de organen en het bloed te verwijderen. De vis gaat hierdoor echter niet onmiddellijk dood. Schollen houden het bijvoorbeeld maximaal 50 minuten uit. De palingindustrie doodt de paling door zout op de huid te strooien die zodoende ontslijmd wordt. De paling vertoont langdurig heftige zwembewegingen om het zout te ontvluchten. Dit zoutbad heeft op de huid van de paling een effect dat is te vergelijken met brandwonden bij de mens. Bovendien beschadigt het zout de kieuwen. Een uiterst pijnlijke methode dus. Wanneer de paling tenslotte ophoudt te bewegen, is hij nog bij bewustzijn en nog lang niet dood. Maar hij wordt dan wel van zijn organen ontdaan. Alternatieve, diervriendelijkere dodingsmethoden worden op dit moment nauwelijks toegepast. De visserijsector toont helaas weinig interesse voor dit probleem. Hetzelfde geldt voor de Europese overheid. Het doden van palingen door zout en neksnede moet gestopt worden en de EU dient actief aan de ontwikkeling van alternatieve dodingsmethoden voor paling en zeevis te gaan werken. Viskwekerijen In viskwekerijen wordt op een dieronvriendelijke wijze met vissen omgegaan. De vissen worden in hoge dichtheden gehouden, krijgen hormonen toegediend en worden op verschillende manieren gemanipuleerd om voortplanting en groei te bevorderen. Er heeft zich, zonder dat daar veel ruchtbaarheid aan wordt gegeven, een nieuwe visbio-industrie ontwikkeld, die krachtig wordt gesteund door de Europese overheden. Totdat fundamenteel onderzoek heeft geleid tot meer diervriendelijke vormen van viskweek dient uitbreiding
Partij voor de Dieren
verboden te worden; de financiële steun van de EU hiervoor moet stopgezet worden.
4 JACHT De Partij voor de Dieren vindt het belangrijk dat naast de soortenbescherming ook de bescherming van individuele dieren in het wild een beter wettelijk kader krijgt. De PvdD wil een einde aan de plezierjacht, de trofeeënjacht en het bejagen van bijgevoerde dieren. Bejagen van dieren die schade veroorzaken In geval van ernstige gevaren voor de volksgezondheid, of in geval van grote landbouwschade waar diervriendelijke methoden niet werken, kan de jacht in overweging genomen worden. De PvdD hecht er in dat geval aan dat de uitoefening door professionals in overheidsdienst of onder direct overheidstoezicht plaatsvindt. Toezicht op de uitoefening van de jacht dient niet langer te worden overgelaten aan jachtopzieners in dienst van jagers en terreinbeheerders, maar aan overheidsdienaren. Het afschieten van dieren in de draag-, rui- of zoogtijd veroorzaakt zoveel buitenproportioneel dierenleed dat dit verboden moet worden. De drijfjacht dient onder alle omstandigheden verboden te worden. Een voorwaarde voor de jacht is altijd dat onderzoek heeft aangetoond dat het doden van dieren een effectieve en de enige oplossing is. De Europese Unie dient daarom geld beschikbaar te stellen voor onderzoek naar de effecten van bejaging. Onafhankelijk onderzoek naar de effectiviteit van de jacht dient gewaarborgd te worden. Het is al geruime tijd bekend dat de intensivering en verdroging van de landbouw het teruglopen van de weidevogelstand veroorzaakt. Het inzetten van het jachtmiddel is daarom totaal niet opportuun en dat dient erkend te worden. Voor de trekvogels wil de PvdD een speciaal beschermingsregime. Voor boeren moet een goede compensatieregeling komen in geval van substantiële schade. Uitgestorven diersoorten Uitzetting van in ons land uitgestorven dier-
soorten zoals zeearenden, wolven, lynxen, otters, korhoenders etcetera dient tot het uiterste beperkt te worden. De Partij voor de Dieren gaat ervan uit dat de biotoop bepalend is voor hun aanwezigheid. Slechts wanneer spontane terugkeer uitgesloten is door onnatuurlijke barrières en wanneer vaststaat dat de biotoop weer voldoende ruimte, rust en voedsel biedt, is uitzetting bespreekbaar.
5 BIOTECHNOLOGIE
EN GENETISCHE MANI-
PULATIE
De erfelijke eigenschappen van dieren en planten hebben zich ontwikkeld in een langdurig proces. Hierdoor hebben planten en dieren zich optimaal aan elkaar en aan de natuurlijke omstandigheden van hun omgeving aangepast en is een dynamisch evenwicht tussen de diverse levensvormen ontstaan. De genetische manipulatie van planten en dieren en het toepassen daarvan voor technologische doeleinden (biotechnologie) vormt een drastische breuk in het natuurlijke ecosysteem. Ze tast niet alleen de integriteit van planten en dieren aan, maar vormt grote risico's voor hun voortbestaan. Genetisch gemanipuleerde dieren en planten kunnen immers hun natuurlijke soortgenoten verdringen en in het algemeen het ecosysteem ontwrichten. De laatste jaren zijn handelingen die op genetisch niveau veranderingen aanbrengen in een levend organisme (biotechnologie) verder ontwikkeld en de toepassingen van biotechnologie bij dieren zijn uitgebreid. Voorstanders van biotechnologie menen dat bepaalde ziekten en afwijkingen het best onderzocht kunnen worden door bij dieren naar specifieke genen en interactie tussen genen te kijken en hiervoor zijn dieren nodig die sterk op elkaar lijken (hiervoor worden transgene dieren gemaakt). In Europa wordt biotechnologie steeds vaker toegepast ondanks de kritiek vanuit de maatschappij. Er bestaan zorgen over het ongelimiteerd manipuleren van de grenzen van een dier, hetzij op productieniveau hetzij op genetisch niveau. De intrinsieke waarde van dieren wordt niet genoeg erkend en het dier wordt steeds meer als ding gezien. De Partij voor de 285
Partijprogramma
Dieren vindt dat de bescherming van dieren die gebruikt worden in biotechnologische handelingen niet voldoende is en hangt een strikt 'Nee, tenzij'-principe aan, waarvan vrijwel geen dispensatie mogelijk is. De Partij voor de Dieren wil een verbod op genetische manipulatie en klonen van dieren. Daarnaast moet er op ethische gronden een verbod komen op het patenteren van leven. En naast gewervelde dieren moeten ook ongewervelde dieren beschermd worden. De PvdD wil dit in Europese wetgeving vastleggen.
6 PROEFDIEREN De Partij voor de Dieren wil een einde aan alle dierproeven, maar realiseert zich dat dat in fasen moet worden doorgevoerd. Om dit proces te versnellen zal veel meer aandacht en geld besteed moeten worden aan het ontwikkelen en toepassen van alternatieven. In Europa wordt diergebruik voor experimentele doeleinden gereguleerd door middel van een Richtlijn (86/609/EEG) en de Conventie van de Europese Raad 'betreffende de bescherming van gewervelde dieren die gebruikt worden voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden'. In alle huidige lidstaten zou de Richtlijn anno 2004 volledig geïmplementeerd moeten zijn. De Partij voor de Dieren is het eens met de inhoud van de richtlijn maar constateert dat de implementatie te wensen overlaat en dat de richtlijnen met voeten worden getreden. Alternatieven De Partij voor de Dieren hecht zeer aan het ontwikkelen en toepassen van alternatieve methoden zoals het gebruik van bijvoorbeeld cel- en weefselkweken (methoden die het aantal dieren in onderzoek verminderen), betere opzet van het onderzoek, betere statistische analyses en methoden die dierproeven verfijnen (door bijvoorbeeld anesthesie of pijnstillers toe te passen of door de omgeving, het hok of de kooi waarin de dieren verblijven aantrekkelijker en minder stressvol en te maken). De Partij voor de Dieren vindt in tegenstel286
ling tot de EU-richtlijn het gebruik van ongewervelde dieren geen goed alternatief voor een dierproef. Alternatieven zijn vaak goedkoper en leveren meestal snellere resultaten op. Er dient meer geld te worden geïnvesteerd in onderzoek naar alternatieven voor dierproeven. Vooral vervangende methoden dienen verder te worden ontwikkeld. Tevens dient er meer geld besteed te worden aan het stimuleren van het gebruik van alternatieven (de implementatie) en verspreiding van informatie over alternatieven. De ontwikkeling van alternatieven verloopt eveneens traag vanwege lange goedkeuringsprocedures die door de overheid zijn voorgeschreven. Een groot deel van het totale budget voor experimenteel onderzoek en andere wetenschappelijke doeleinden gaat naar dierenexperimenteel onderzoek. Slechts een heel klein deel van het totale budget gaat naar alternatievenonderzoek. De Partij voor de Dieren wil een vast percentage van het budget besteden aan de ontwikkeling, validatie en implementatie van alternatieve methoden. Daarnaast is een vereenvoudiging van de validatie van testen (goedkeuren) noodzakelijk om alternatieve methoden een redelijke kans te geven en daarmee het gebruik van proefdieren te verminderen. Registratie Een uniforme registratie van diergebruik in verschillende Europese lidstaten is ver te zoeken. Soms wordt onderzoek verplaatst van westerse landen naar minder ontwikkelde landen waar minder strikte wetgeving met betrekking tot dieren bestaat. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling en het is van het grootste belang dat de nieuwe lidstaten snel in de pas gaan lopen met de huidige lidstaten. Starre richtlijnen kunnen daarnaast leiden tot grote aantallen proeven met dieren die vereist zijn voor verplichte testen voor volksgezondheid en veiligheid. De richtlijn moet aangepast kunnen worden als het aantal proefdieren hierdoor vermindert. De statistische gegevens omtrent diergebruik dienen beter geregistreerd en geharmoniseerd
Partij voor de Dieren
te worden; ook dieren die voor de fok worden gebruikt en dieren die vlak voor een experiment worden gedood dienen als proefdier gerekend te worden. Het aantal dierproeven dient sterk verminderd te worden. Dit kan onder meer door de verplichting tot testen op dieren van alle nieuw ontwikkelde etenswaren met gezondheidsclaims in te trekken. Het testen op dieren van nieuwe medicijnen die nauwelijks van reeds bestaande medicijnen afwijken dient te worden verboden. Alle gegevens uit dierexperimentele onderzoeken dienen openbaar te worden om zodoende onnodige dierproeven en fok van proefdieren te voorkomen. Andere maatregelen • De maatschappelijke discussie rondom de wenselijkheid van dierproeven wordt nauwelijks gevoerd en in de praktijk wordt niet het wettelijke principe 'nee, tenzij' gehanteerd maar het 'ja, mits'. De PvdD is van mening dat wetenschappelijke belangen niet altijd mogen prevaleren boven de belangen en behoeften van dieren. Nut en noodzaak van dierproeven moeten duidelijker worden vastgesteld. De PvdD wil de maatschappelijke discussie hierover stimuleren. • Onderzoekscentra waar apen worden gehuisvest en gebruikt voor onderzoek dienen niet langer overheidssteun te ontvangen en dienen zo spoedig mogelijk gesloten te worden. De apen die als proefdier zijn gebruikt dienen ondergebracht te worden in een deugdelijke opvang. • Verfijning (de derde V) van dierproeven en experimenten moet de norm worden en niet beschouwd worden als luxe. Verrijkte kooien en het sociaal huisvesten van dieren, het gebruik van anesthesie en pijnstillers (waar nodig) en het gebruik van humane technieken en het toepassen van humane eindpunten moeten de standaard worden in Europa. Het psychisch lijden bij dieren dient te worden onderkend.
7 GEZELSCHAPSDIEREN Veel dierenleed wordt veroorzaakt door onwe-
tendheid van de eigenaar van het huisdier. Veel mensen hebben onvoldoende of verkeerde informatie over voeding, huisvesting en opvoeding van dieren. De Partij voor de Dieren vindt een (internationale) voorlichtingscampagne, gesteund door de EU, waarin het publiek gewezen wordt op het 'kleine' dierenleed in huiskamers en de manieren om dit te voorkomen, noodzakelijk. Dierenmishandeling en -verwaarlozing Overtredingen van (welzijns)regels voor dieren dienen meer prioriteit te krijgen bij opsporingsinstanties en overtredingen dienen zwaarder bestraft te worden. Een Europees samenwerkingsverband dat overeenkomsten vertoont met Interpol moet internationale dierenhandel aan banden leggen. Tegen bijvoorbeeld malafide hondenhandelaren kan dan met behulp van het samenwerkingsverband beter worden opgetreden. Ook optreden tegen overtredingen van welzijnsregels bij lange afstandstransporten blijft nu vaak bij de grens steken door gebrek aan internationale samenwerking. Opvang en (her)plaatsing dieren Lidstaten van de Europese Unie dienen beleid te formuleren dat gericht is op de opvang en (her)plaatsing van dieren. De (lokale) overheden moeten hiervoor faciliteiten beschikbaar stellen en financiële steun bieden. Vanuit de overheid zal er een controle-apparaat opgezet worden om het asielwerk te toetsen aan regelgeving en zo het welzijn van dieren te waarboren en misstanden te voorkomen. Fokkerij Door selectieve fok worden dieren geboren die geen volwaardig zelfstandig leven kunnen leiden. Selectieve fok leidt ertoe dat dieren niet op een natuurlijke wijze ter wereld kunnen komen, continu ademhalingsmoeilijkheden hebben, afwijkingen in hun skelet vertonen of om verschillende redenen vroegtijdig zullen sterven. Dit geldt onder meer voor paarden, honden en katten. Het uiterlijk van de dieren wordt boven het welzijn van dieren ge287
Partijprogramma
steld. De Partij voor de Dieren vindt dit niet acceptabel en wil een verbod op het fokken van dieren die door selectieve fok gezondheidsof welzijnsproblemen ondervinden. Dit verbod moet vergezeld gaan van verbod van het tentoonstellen en verhandelen van dergelijke soorten. Exotische diersoorten Gezelschapsdieren leven over het algemeen in en rondom het huis. Sommige dieren, zoals de hond en de huiskat, zijn hiervoor prima geschikt. Andere dieren, zoals een wasbeer of een python, zijn niet geschikt om als huisdier te houden. De Partij voor de Dieren pleit voor een Europese positieflijst waar alle diersoorten op staan die geschikt zijn als huisdier. In sommige Europese landen, zoals België, bestaat deze lijst al. De verkoop van en handel in de ongeschikte diersoorten wordt hiermee aan banden gelegd. Vermaak en amusement met dieren Dieren worden al sinds jaar en dag gebruikt ter vermaak van de mens. Het welzijn van het dier wordt daarbij in meer of mindere mate geschaad. De PvdD vindt dat dieren een eigenwaarde hebben en daarom niet ten koste van hun integriteit ter vermaak van de mens gebruikt mogen worden. Er zijn veel gevallen waarin het leed dat dieren wordt aangedaan zonneklaar is. Deze vormen van vermaak met dieren moeten direct verboden worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om stierengevechten en hanengevechten. Andere vormen van vermaak, waarbij het dier geen (direct) lichamelijk letsel wordt toegebracht moeten worden ontmoedigd. Het gebruik van dieren in circussen dient verboden te worden.
8 CITES, BEDREIGDE DIERSOORTEN CITES (Convention on the International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora) is een internationale overeenkomst tussen overheden. Het CITES-verdrag bestaat uit afspraken die 164 landen met elkaar hebben gemaakt over de bescherming van dieren plantensoorten. Hierin is onder andere 288
opgenomen welke dieren met uitsterven bedreigd worden en daarom bescherming verdienen. De regels in het verdrag zijn helder maar de handhaving hiervan laat te wensen over. Zo worden jaarlijks miljoenen dieren illegaal over de wereld getransporteerd. Het dierenleed dat met de internationale handel in beschermde diersoorten wordt veroorzaakt is zeer groot. De enorme bedragen die met de handel in bedreigde diersoorten gemoeid zijn en de lucratieve markt voor illegale dieren en dierlijke producten van exotische herkomst zorgt ervoor dat handelaren niet snel zullen stoppen. De enige effectieve manier om bedreigde diersoorten ook daadwerkelijk te beschermen is gerichte en krachtige handhaving en sanctionering. Hierin is voor de EU een belangrijke rol weggelegd. Bushmeat Handel in vlees van beschermde diersoorten zoals apen is een grote bedreiging voor deze diersoorten. Veel van deze dieren mogen worden gedood onder de valse vlag van respect voor de gebruiken van de plaatselijke bevolking. Gerookte of gestoofde gorilla en chimpansee zijn delicatessen in Afrika. Maar ook in Europa (Brussel en Parijs) vindt men mensapen op het menu. Op de bonobo wordt bovendien nog altijd gejaagd omdat mensen geloven dat ze medicinale of magische krachten hebben. Babymensapen worden gevangen en verkocht op de Europese markt als huisdier. Hun moeder wordt daarbij vrijwel altijd gedood. Voor elke aap die het eerste levensjaar in gevangenschap haalt zijn naar schatting tien tot twintig soortgenoten gedood. Sommige mensapen belanden in stropersklemmen die bedoeld zijn voor ander wild en vrijwel allemaal hebben ze te kampen met menselijke ziekten, burgeroorlogen en jacht door armoede onder de bevolking. De apen worden steeds kwetsbaarder doordat hun leefomgeving verkleint. Er blijft steeds minder bos over voor de mensapen door houtkap en bosbranden. De bloeiende handel in apenvlees zorgt er bovendien voor dat ze in vrijwel alle landen een geliefd jachtobject zijn.
Partij voor de Dieren
Het eten van bedreigde diersoorten is strijdig met de vele afspraken die zijn gemaakt om het uitsterven van dieren te voorkomen. De PvdD vindt dan ook dat Europa kosten noch moeite moet sparen om deze trend te stoppen. Handhaving is vooral een taak van nationale, in dit geval bijvoorbeeld Afrikaanse, overheden. Het geld dat de EU beschikbaar stelt voor ontwikkelingshulp aan deze landen kan een goed drukmiddel zijn om deze overheden tot maatregelen te dwingen. Daarbij moet de invoer van dit 'bushmeat' in Europa verboden worden. Overige handel in exotische dieren en producten Sommige Chinese medicijnen worden gemaakt van botten van tijgers, de huid van tijgers wordt verkocht aan liefhebbers of verwerkt tot modeaccessoire. Olifanten worden nog steeds illegaal gedood voor het ivoor van hun slagtanden. Zeeschildpadden worden gevangen voor hun vlees en hun schild, waarvan sieraden en souvenirs worden gemaakt. Maar ook de handel in levende dieren is groot. Beschermde dieren zoals papegaaien worden in het wild gevangen, duizenden kilometers verscheept onder erbarmelijke omstandigheden en belanden uiteindelijk in een omgeving die totaal ongeschikt voor ze is. De PvdD vindt het volstrekt onacceptabel dat deze vorm van dierenleed kan blijven bestaan door gebrekkige handhaving in Europese landen. De PvdD wil dat de EU meer prioriteit geeft aan handhaving van de regels zoals vastgesteld in het CITES-verdrag. Binnen CITES zijn vrijstellingen opgenomen voor de jacht op bedreigde diersoorten. Hierdoor wordt het jagers (uit binnen én buitenland) mogelijk gemaakt om bedreigde diersoorten als olifanten, tijgers en leeuwen te schieten. Deze zogenaamde trofeejachten worden mogelijk gemaakt als bepaalde diersoorten om welke reden dan ook 'beheerd' moeten worden. Deze vrijstellingen zijn slecht controleerbaar en dienen om die reden afgeschaft te moeten worden. De reizen die worden georganiseerd om bedreigde en beschermde dier-
soorten dood te schieten moeten verboden worden. De PvdD vindt dat het justitieel apparaat van de lidstaten Europese jachttoeristen moet kunnen vervolgen wanneer deze Europese ingezetenen bedreigde diersoorten buiten Europa bejagen. Walvisjacht De commerciële jacht op walvissen is verboden. Toch weten landen als Japan, Noorwegen en IJsland de jacht op de walvis te rechtvaardigen door er het etiket van wetenschappelijk onderzoek op te plakken. De Partij voor de Dieren is van mening dat dit in strijd is met eerdere internationale afspraken en vindt dat er geen enkele wetenschappelijke noodzaak is om walvissen te doden. De PvdD wil dat de EU er bij deze landen op aandringt de internationale afspraken na te komen en dit standpunt kracht bij zet door waar mogelijk (financiële) druk uit te oefenen.
9 N ATUUR :
NATUURGEBIEDEN EN BIO -
DIVERSITEIT
In de Europese Unie gelden twee wetten voor behoud van biodiversiteit; de Vogelrichtlijn uit 1979 en de Habitatrichtlijn uit 1992. Deze richtlijnen hebben als oogmerk de bescherming van wilde flora en fauna, het treffen van compenserende maatregelen wanneer het leefgebied wel wordt aangetast en het eventueel herstellen van een oude situatie. De Franse Jagerspartij, met vijf zetels in het Europees Parlement, is de afgelopen jaren onvermoeibaar bezig geweest om deze richtlijnen vleugellam te maken. De Vogelrichtlijn heeft niet voor harmonisatie gezorgd in de regels over bejaagbare dieren. Er is in het ene land veel meer mogelijk dan in het andere land. Dat moet gelijk getrokken worden, ten nadele van landen waar veel mag wel te verstaan. Diersoorten waar "vanouds" op gejaagd werd, mochten voor een zeer groot deel na de inwerkingtreding van de Vogelrichtlijn in 1979 gewoon verder bejaagd worden. In de Annexen van de richtlijn staan voor ieder land soorten genoemd waarop de jacht geopend kan worden. In de praktijk 289
Partijprogramma
worden echter veel gebieden in Europa totaal leeggeschoten. De volstrekt onacceptabele praktijken in Frankrijk en vele andere landen - ook Denemarken en Zweden - moeten aan de kaak gesteld worden. Frankrijk schiet bijvoorbeeld twee miljoen veldleeuweriken per jaar terwijl er in ons land een achteruitgang met 90% heeft plaats gevonden, Zweden schiet beren en wolven, Italië, Griekenland, Spanje en Portugal roeien kwartels en tortelduiven uit, enz. In de landen die bij de EU komen is het nog veel erger. Malta spant de kroon en heeft meer dan zes jaar uitstel van aanpassing aan de EU-regels bedongen. Daar moét wat aan gedaan worden. De habitatrichtlijn wil ervoor zorgen dat er uiteindelijk een Europese ecologische hoofdstructuur komt: Natura 2000. Alle lidstaten dienen daarvoor 'Speciale Beschermingsgebieden' (Special Protection Areas) aan te wijzen. De Partij voor de Dieren vindt dat de invoering van deze gebieden te langzaam gaat. Veel lidstaten vertragen de totstandkoming van deze gebieden bewust om zo economische belangen voorrang te kunnen geven. De aangewezen speciale natuurgebieden worden nauwelijks beschermd. De doelstellingen die in de richtlijnen zijn gesteld krijgen nooit gewicht wanneer economische belangen een rol spelen. De zogenaamde structuurfondsen van de EU gooien vaak roet in het eten. Deze fondsen steunen vaak infrastructurele en andere projecten in strijd met de uitgangspunten van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het zou de normaalste zaak van de wereld moeten worden dat bij de toekenning van structuurfondsen dierenbelangen, natuur, milieu en biodiversiteit een centrale rol spelen. Eisen van de PvdD op het gebied van natuurbescherming: • Bedreigde diersoorten waarvan de populatie van intercommunautair belang geacht wordt, zoals bij voorbeeld het vliegend hert, dienen onder een zwaarder beschermingsregime te vallen, zodat hun belangen niet ondergeschikt gemaakt kunnen worden door lokale belangen op het gebied van bij 290
voorbeeld ruimtelijke ordening. Biotoopverbetering voor dergelijke soorten dient een Europees speerpunt te worden. • De ontwikkeling van Europese ecologische hoofdstructuur dient in de hoogste versnelling te worden gezet. • Ter bescherming van de biodiversiteit op de aarde dient de EU wereldwijde afspraken te maken inzake natuurbeheer. • Er moet een importverbod van illegaal gekapt hout komen. De EU dient ontwikkelingslanden te steunen bij duurzaam bosbeheer en het tegengaan van illegale houtkap. • Bij natuurrampen bevordert de EU natuurherstel.
10 MILIEU, VOLKSGEZONDHEID, JUSTITIE, ECONOMIE EN BUITENLAND POLITIEK De Partij voor de Dieren komt op voor de belangen van dieren, de zwaksten in onze samenleving. Er is een enorme scheefgroei ontstaan in de behartiging van mensenbelangen in verhouding tot dierenbelangen. Daarom stelt de Partij voor de Dieren zich op het standpunt dat binnen de overige aandachtspunten voor haar geen initiërende rol is weggelegd. De Partij voor de Dieren heeft er voor gekozen overige onderwerpen puntsgewijs weer te geven als proeve van onze stellingname op niet of niet direct aan dierenbelangen gerelateerde gebieden. Milieu • De PvdD streeft naar een actieve bevordering van alternatieve, dier- en milieuvriendelijke energiebronnen. • Lidstaten moeten zich houden aan de Kyotoverplichtingen. • Nationale overheden krijgen de bevoegdheid om hun binnenlandse markt te beschermen tegen de import van schadelijke en verontreinigde producten en verpakkingen. • De PvdD wil recycling van afval en andere materialen stimuleren, vooral in EU-verband. De verspilling van (drink)water dient verder teruggedrongen te worden. Dit kan door waterbesparende maatregelen in te
Partij voor de Dieren
voeren en gebruik van waterverslindende apparatuur en productiemethoden te ontmoedigen. Vervoer en mobiliteit • Strengere inspecties op vrachtvervoer, en scheepvaart, om de veiligheid en het welzijn meer te waarborgen. Stimuleren van vervoer over (binnen)wateren. Inperking vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor en over de weg. • Stimuleren van snel, betrouwbaar en energiezuinig openbaar vervoer tussen de lidstaten. Ruimtelijke Ordening • De EU dient meer prioriteit te geven aan natuurontwikkeling. Het gebruik van landbouwgronden voor biologische landbouw en/of natuurontwikkeling kan gestimuleerd worden door middel van subsidies. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zullen gerespecteerd moeten worden bij de aanleg van nieuwe wijken en dorpen en grote infrastructurele projecten. • De PvdD wil de bouw van aanleunwoningen op het eigen erf stimuleren als de verzorging van de ouderen (deels) door de kinderen overgenomen kan worden. Volksgezondheid • De PvdD streeft naar een Europese etikettering voor alle producten die ziekmakers als salmonella en campylobacter bevatten. • De PvdD wil een Europese stimuleringscampagne voor het gebruik van meer plantaardige voeding. Justitie • De PvdD wil effectievere handhaving door betere samenwerking tussen partijen. Vorming van een Europees multidisciplinair handhavingsteam moet bevorderd worden. • De Europese Unie moet zich sterk gaan maken voor een betere opvang van vluchtelingen in eigen regio. • Tegen mensenhandel en gedwongen prostitutie van vooral vrouwen en kinderen moet door de EU hard worden opgetreden.
Werkgelegenheid en arbeid in Europa • De lidstaten van de Europese Unie moeten zorgen voor een gelijkmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in hun landen. Economisch kwetsbare regio's in de Europese Unie dienen versterkt te worden door het initiëren van milieuvriendelijke projecten zoals eco-toerisme. • De Europese Unie dient te investeren in een adequate technologische infrastructuur, het gebruik van informatietechnologie in het onderwijs en kwalitatief hoogstaand onderzoek op het vlak van de informatie- en communicatietechnologie. Elektronische handel is een belangrijk instrument voor het bevorderen van nieuwe werkgelegenheid. Economie • Het midden- en kleinbedrijf speelt een cruciale rol bij het scheppen van banen. Deze sector dient kansen en mogelijkheden te krijgen. Misbruik van machtsposities van multinationals dient teruggedrongen te worden. • Er dient een groen Bruto Nationaal Produkt (BNP) ontwikkeld te worden waarin milieufactoren en energieverbruik mee worden gewogen. Dit moet gebruikt worden in samenhang met het gebruikelijke BNP om de welvaart in Europa te meten. Buitenlandse politiek • Exportsubsidies en importheffingen moeten zo spoedig mogelijk afgebouwd worden omdat ze nadelig zijn voor ontwikkelingslanden. • De Europese Unie draagt bij aan vrede in het Midden-Oosten door actieve Europese diplomatie en economische samenwerking. • De Europese Unie maakt afspraken met de armste landen over kwijtschelding van schulden, maar stelt daarbij politieke eisen met betrekking tot het democratisch gehalte van de betrokken landen en de bestrijding van corruptie. • Als economische grootmacht moet de Unie haar invloed gebruiken in de VN en WTO om de internationale rechtsorde te versterken en de strijd aan te gaan tegen armoede, onveiligheid en verdrukking. 291
Partij voor het Noorden
Partij voor het Noorden VOOR EEN EUROPA VAN DE REGIO’S DEEL 1. DE POLITIEKE FILOSOFIE Nederlandse provincies te klein voor Europa Velen hebben het idee, dat Nederland nog vele jaren zal bestaan in de vorm zoals wij het nu kennen: een soevereine centralistische staat met twaalf provincies en enkele honderden gemeenten. Maar de Europese eenwording dwingt tot een hervorming van de bestuurlijke opbouw van de Nederlandse staat. De twaalf provincies hebben een te klein schaalniveau, vergeleken met tal van grote krachtige regio’s elders in Europa. Te vrezen valt, dat de concurrentieslag die nu al woedt - en met de toetreding van een groot aantal nieuwe leden van de Europese Gemeenschap wordt die ontwikkeling verhevigd - wel eens erg nadelig voor de Nederlandse provincies zou kunnen uitpakken. Maar ook vanuit de binnenlandse situatie stuit men steeds weer op de te kleine schaal van de huidige provincies. Van veel maatschappelijke vraagstukken is de schaal toegenomen. Vaak zijn zaken niet meer binnen een provinciaal kader op te lossen. Steeds vaker hoort men daarom de laatste
jaren praten over het verbinden van provincies tot landsdelen. De Partij voor het Noorden is een warm voorstander hiervan. ‘Den Haag’ heeft lang zoveel niet meer te vertellen als enkele tientallen jaren geleden. ‘Europa’ wordt steeds belangrijker. Er gaan steeds meer bevoegdheden van Den Haag naar het Europese niveau. Van de zaken die niet in Brussel komen te liggen moet bezien worden of een deel daarvan niet beter op een lager schaalniveau dan de nationale staat gelegd kan worden, namelijk bij de regio’s/landsdelen/ deelstaten. De Partij voor het Noorden streeft daarom naar een rechtstreeks en ongedeeld gekozen Europees parlement met wetgevende bevoegdheden, waar beslist wordt over alles wat van Europees belang is. Voor alles wat niet van Europees belang is blijven of worden de nationale en/of regionale parlementen bevoegd. In tal van Europese landen bestaan al zulke regionale parlementen (Duitsland, Groot-Brittannië, België). De Partij voor het Noorden streeft ernaar dit ook in Nederland mogelijk te maken. 293
Voor een Europa van de regio’s
Noord-Nederland: voorbeeld van een Europese regio in Nederland De Partij voor het Noorden is een warm pleitbezorger van een regionaal bewustwordingsproces in Nederland. Wij willen Noord-Nederland tot een zelfbewuste Europese regio maken, een regio met een eigen landsdelig parlement met wetgevende en financiële bevoegdheden. In de meeste Europese staten is momenteel een dergelijk proces van regiovorming gaande. De Partij voor het Noorden is van mening dat de nu min of meer federale opbouw van Europa, gebaseerd op nationale staten, omgevormd moet worden tot een opbouw gebaseerd op regio’s. Verder zijn wij van mening dat naast de regio’s die nu alle nog ingebed zijn in de nationale staten, ook grensoverschrijdende regio’s met eigen politieke bevoegdheden moeten kunnen worden gevormd. Zo zoekt de Partij voor het Noorden nu al uitdrukkelijk contact met het aangrenzende, noordwestelijke deel van Nedersaksen (Oost-Friesland en Eemsland) en verkent ze de mogelijkheden van nauwere contacten.
DEEL 2. PROGRAMMAPUNTEN Algemene programmapunten 1. Bestuur dichter bij de burger Momenteel berust de Europese Unie op een samenwerking tussen nationale staten. Het is tijd dat een verenigd Europa een Europa van de regio’s wordt. Het voordeel van een regionale indeling is, dat geen van de regio’s zo groot zal zijn dat zij over andere de baas kan spelen. Onze opvatting van federalisme houdt in, dat er in Noord-Nederland een eigen democratisch gekozen vertegenwoordigend bestuur moet komen met eigen wettelijke en financiële mogelijkheden. Zij werkt in een Nederlands verband samen met andere landsdelen en in Europees verband samen met andere Europese regio’s. Hiermee krijgt een ontwikkeling naar meer democratie gestalte. 2. Een daadkrachtig Europees Parlement Het Europees parlement moet gaan bestaan uit twee democratisch gekozen Kamers: één 294
direct gekozen en één bestaande uit vertegenwoordigers van de regio’s. De “Tweede Kamer” van het Europese Parlement moet in de toekomst via rechtstreekse Europese verkiezingen worden samengesteld. De toekomstige “Eerste Kamer” moet worden samengesteld uit gekozen vertegenwoordigers vanuit de Europese regio’s. 3. Referendum bij belangrijke besluiten Aan te bevelen valt de invoering van het referendum bij zwaarwegende poltieke besluiten. Niet omdat het besluitvormingsproces van de massa’s de doorslag moet geven, maar omdat referenda de politici stimuleren om echt in debat te gaan met hun tegenstanders. Dit om het achterkamertjesgedoe te voorkomen, waarbij naar buiten slechts fractiediscipline blijkt. 4. Geen hiërarchie tussen bestuurslagen In de voorstelling van de Partij voor het Noorden behoort er geen hiërarchie te ontstaan tussen de diverse bestuurslagen in de Europese Gemeenschap. Dat wil zeggen, dat de regio niet ondergeschikt zal zijn aan de staat, evenmin als de staat ondergeschikt zal zijn aan ‘Europa’. Zij zullen elk op hun eigen beleidsterrein(en) soeverein zijn. 5. Scheiding tussen kerk en staat De Partij voor het Noorden is voor een strikte scheiding tussen religie en staat. Deze scheiding tussen ‘kerk’ en staat, op Europees, nationaal en regionaal niveau is voorwaarde voor een waarlijk parlementaire democratie. 6. Discriminatie tegengaan De Europese Gemeenschap zal discriminatie op grond van etnische afkomst, geslacht, geloof, taal, leeftijd, seksuele geaardheid of handicap te allen tijde tegengaan. 7. Solidariteit De besluiten van de Europese Gemeenschap dienen voortdurend in het teken te staan van solidariteit, gelijkwaardigheid en welzijn van de Europese burgers. 8. Sociale politiek De verdere ontplooing van Europa is vooral ook bedoeld om de wat welvaart betreft nog achterliggende regio’s bij te trekken. Het voornemen van de Europese Commissie om arme regio’s de mogelijkheid te geven aansluiting te
Partij voor het Noorden
vinden bij de algemene economische ontwikkeling van Europa verdient steun. Deze regionale insteek versterkt de sociale samenhang in Europa, maar nog in onvoldoende mate. Daarom moet de EU ook erop toezien dat er op het gehele sociale terrein minimumstandaarden worden vastgesteld, die niet onder een Europees vastgestelde ondergrens mogen zakken. 9. Een leefbaar platteland Een belangrijk deel van de budgetten van de Europese Unie gaat momenteel nog steeds naar de grootschalige agrarische productie. De Partij voor het Noorden vindt dat het geld van de EU veel meer bestemd moet worden voor de kleinschalige landbouw- en visserij, waardoor tegelijkertijd de leefbaarheid van het platteland wordt bevorderd. Daarbij moet het behoud van de landschappen een centraal subsidiecriterium zijn. 10. Europese fondsen rechtstreeks naar de regio’s De structuurfondsen van de Europese Unie moeten, binnen het raam van de tussen de nationale staten overeengekomen verdeling van de volumes, rechtstreeks met de Europese regio’s tot besteding worden gebracht. Noordelijke programmapunten 1. Hoogwaardige werkgelegenheid De Partij voor het Noorden wil in Noord-Nederland veel meer hoogwaardige werkgelegenheid in toekomstgerichte sectoren realiseren. Hiermee wil de Partij voor het Noorden Noord-Nederland veranderen in een regio die economisch beter de toekomst aankan. Een reeds in gang gezet initiatief van overheden en bedrijfsleven om het Noorden op het gebied van duurzame energie uit te laten groeien tot een cluster van internationale betekenis verdient nadrukkelijke steun. Maar er kan ook gedacht worden aan ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie. Voorzover werkloosheid blijft bestaan dient een noordelijk regionaal bestuur verantwoordelijk te worden voor het te voeren sociaal beleid, al dan niet gefinancierd met Brusselse of nationale middelen.
2. Zorgvuldig omgaan met het Wad Het beheer van en het beleid met betrekking tot het Waddengebied behoort naar de mening van de Partij voor het Noorden bij uitstek thuis bij de noordelijke regio zelf. De Partij voor het Noorden is een warm voorstander van het bewaren van het unieke karakter van dit gebied. Een instrument daartoe is het instellen van een goed functionerend handhavingsregime van de milieunormen waaraan alle te ondernemen activiteiten in het gehele Waddengebied moeten voldoen. 3. Samenwerken met Oost-Friesland De Partij voor het Noorden is er voor om de regio Noord-Nederland op termijn uit te breiden tot het aangrenzende deel van de Bondsrepubliek Duitsland. Daarbij denken we met name aan Oost-Friesland en het Eemsland. Uiteraard op voorwaarde dat de bevolking in die regio’s daarvoor geporteerd is. Los daarvan dienen er spoedig meer grensoverschrijdende initiatieven te komen van politieke, culturele en economische aard. 4. Brug over de Eems De Partij voor het Noorden is voorstander van een snelle aanleg van een brugverbinding over de Eems tussen Delfzijl en de Knock voor fiets, auto en spoorverkeer met aansluitend goede verbindingen naar Groningen en Emden. De aanleg van een dergelijke nieuwe verbinding past goed in de gedachten van de Europese Commissie, om grensoverschrijdende infrastructuur tot stand te brengen. De Europese Unie verwacht dat er door dit soort infrastructuur 400.000 extra banen zullen ontstaan en een extra economische groei van 0,6 tot één procent per jaar. 5. Een betere verkeersinfrastructuur Naast een verbetering van het railvervoer tussen de Randstad Holland en Noord-Nederland valt er in groter verband te denken aan een goede railverbinding tussen Noord-Nederland en het aangrenzende Duitse gebied als onderdeel van een infrastructurele zone vanuit de Randstad Holland naar Noord-Duitsland, Scandinavië, Polen en de Baltische Staten. Het gaat daarbij dan om goede doorgaande autoen spoorverbindingen. Om het hele Noorden 295
Voor een Europa van de regio’s
bij die ontwikkeling te betrekken verdient het aanbeveling om naast het realiseren van een Zuiderzeelijnverbinding ook de aanleg van een spoorverbinding over de Afsluitdijk in overweging te nemen. 6. Beter openbaar vervoer De Partij voor het Noorden wil een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van het openbaar vervoer binnen de regio. Speciale aandacht moet er daarbij zijn voor de toegankelijkheid voor gehandicapten. 7. Steun aan regionale talen Tot de versterking van de regionale identiteit behoort eveneens steun aan de regionale talen die vanouds in het gebied bestaan. In de dagelijkse praktijk zullen het Nederlands en Duits een grote rol blijven spelen, maar er is alles te zeggen voor veel meer ondersteuning van het Drents, het Fries, het Gronings, het Oost-Fries en het Stellingwerfs. Een en ander dient plaats te vinden in overleg met de bestuurlijke en culturele, veelal provinciale instellingen die bemoeienis hebben met die talen. 8. Nieuwe taken voor provincies De provincies Drenthe, Fryslân en Groningen zijn eeuwenoude eenheden, die duidelijk ook met identiteit hebben te maken. Dat wil niet zeggen, dat de provinciale besturen dezelfde taken moeten blijven houden als vandaag de dag. Juist de betrokkenheid van de provincies met de regionale identiteiten wijst in de richting van het bij die provincies neerleggen van verantwoordelijkheid voor beleidsontwikkeling en -uitvoering van zaken die vooral die eigen talen en culturen betreffen. 9. Aardgasbaten anders inzetten Voor de financiering van een groot deel van de hiervoor genoemde beleidsambities moeten de baten van het aardgas, dat gewonnen wordt in het noordelijk territorium, worden ingezet. Nu komen die nog ten goede aan de Nederlandse staat. Bovendien kan het aardgasgeld worden benut voor het van de grond brengen van nieuwe projecten, die een positieve invloed zullen hebben op een verdere ontwikkeling van de noordelijke economie. Eén van die projecten zou het ontwikkelen van tech296
nologie moeten zijn waarmee de toekomstige elektriciteitsvoorziening wordt veiliggesteld.
DEEL 3. ACHTERGRONDEN De uitbreiding van de Europese Unie Dit jaar wordt de Europese Unie (EU) uitgebreid met een groot aantal lidstaten. Ondanks deze groei van vijftien naar vijfentwintig leden gaat het niet zonder meer goed met de Europese eenwording. Dat komt omdat er sprake is van een diepgaande Europese verdeeldheid in samenhang met een economische stagnatie. En dat gaat weer samen met een vrij grote politieke desoriëntatie van de burgers. Dat zijn alle factoren die een geslaagde Europese eenwording niet eenvoudig maken. Toch zijn er, zoals verder wordt uiteengezet, hoopvolle mogelijkheden. Velen zijn overtuigd van de politieke noodzaak om de landen van Midden- en Oost-Europa te integreren in het Europese bouwwerk, maar deze integratie brengt wel een aantal fundamentele problemen met zich mee. De EU dreigt nu onbestuurbaar te worden en te verwateren tot een vrijhandelsgebied. Er is, mede daardoor, onder de bevolking weinig enthousiasme voor de uitbreiding van de EU. De argwaan tegen ‘Brussel’ is de afgelopen jaren in de meeste lidstaten toegenomen. Dat komt omdat de Europese eenwording vooral een economisch-technocratisch schaalvergrotingsproces is, dat de democratische kwaliteit van de Europese ontwikkeling schaadt. Met het ontbreken van een Europees gevoel zijn nationale gevoelens nu vrijwel de enige, overgebleven collectieve bindingen in de moderne Europese staten. Een Europese federatie veronderstelt evenwel een grote mate van acceptatie van het centrale gezag, ook in tijden van tegenspoed. Een centraal gezag in Europa zal, gegeven de huidige stand van het Europese bewustzijn, waarschijnlijk toch overwegend als ‘vreemd’ worden ervaren. Een toekomstperspectief voor Europa: federalisering Er wordt wel nagedacht over een nieuwe opbouw van Europa. Zo is bijvoorbeeld volgens
Partij voor het Noorden
de Duitse minister van buitenlandse zaken Joschka Fischer een cruciale periode aangebroken voor Europa. De uitbreiding met tien nieuwe leden, voornamelijk voormalige Oostbloklanden, zo zei hij in zijn rede van 12 mei 2000 aan de Humboldtuniversiteit in Berlijn, maakt “een ingrijpende herstructurering van de Europese instellingen noodzakelijk”. Hij pleitte voor een echte federalisering van Europa. Daarzonder zou volgens hem de Europese eenwording in gevaar komen. Want zo stelde hij, de keuze in Europa is die tussen erosie en integratie. Een tot West-Europa beperkte Europese Unie, aldus Fischer, zou OostEuropa tot een gebied met grote conflicten maken, door het permanente gevaar van nationalistische ideologieën en botsingen. Dit zou Europa tot een continent maken waar de onzekerheid regeert en waar de traditionele conflicten van Oost-Europa weer op de EU zouden kunnen worden overgedragen. Het probleem is dat er nu door de aanstaande uitbreiding weliswaar een grote unie ontstaat, doch dat die geen duidelijk machtscentrum heeft, geen krachtige regering kent en ook niet kan opereren vanuit een helder politiek concept. Zo stelt Fischer terecht de vraag: ,,Hoe moeten wij ons een Europese Raad met dertig staatshoofden en regeringsleiders eigenlijk voorstellen? Dertig voorzitters? Hoelang zullen de zittingen van de Raad dan niet gaan duren? Dagen? Weken? Hoe moet je binnen het huidige institutionele bestel van de EU de belangen van wel dertig deelnemers met elkaar in overeenstemming brengen, besluiten nemen en dan nog iets doen ook? Hoe valt te voorkomen dat de EU definitief ondoorzichtig wordt, dat de compromissen steeds onbegrijpelijker en eigenaardiger worden, en dat de waardering voor de EU bij de inwoners van de Unie ten slotte tot ver onder het nulpunt daalt?’’ Wantrouwen gewekt Naast de dreigende onbestuurbaarheid van de Europese Unie, vormt de ongelijke machtsverdeling tussen grote en kleine landen in de EU een probleem. Door het recente conflict
over het stabiliteitspact is nieuw wantrouwen gewekt inzake de actuele Europese verhoudingen. De landen die meedoen aan dat stabiliteitspact hebben afgesproken dat zij hun financiële huishouding op orde zouden brengen. Daartoe mag het financieringstekort van een land, tijdens een opeenvolgende reeks van jaren, niet boven de drie procent komen. Duitsland en Frankrijk, die al voor het derde opeenvolgende jaar dat maximum hebben overschreden, hebben geweigerd om hun begrotingstekorten aan te pakken. Volgens sommigen hebben ze daarmee de Europese samenwerking een zware slag toegebracht. De indruk wordt gewekt dat de grotere landen in de EU geen rekening houden met de kleinere lidstaten. Ondertussen is gebleken dat ook Nederland, een van de grootste critici van Duitsland en Frankrijk, grote moeite heeft met de handhaving van het pact. De gevoeligheid waarmee van weerskanten is gereageerd is echter onverminderd een indicatie van het problematische van de ongelijke machtsverdeling in de Europese Gemeenschap. Toekomstperspectief Actuele ontwikkelingen maken dat de federalisering van Europa weer meer in zicht komt. Met name van de nieuwe lidstaten in het oosten valt niet te verwachten dat zij alle maatregelen van ‘Brussel’ maar over zich heen zullen laten komen. De argwaan in het oosten is vooral aangewakkerd door het recente optreden van de Franse president Jacques Chirac toen hij de kandidaat-lidstaten op de vingers tikte omdat zij vlak voor de oorlog tegen Irak streefden naar een in de ogen van de Fransen bovenmatige invloed. Dat geschil kwam ook voort uit het feit dat de Oost-Europese staten sterk de neiging hadden, de kant van de VS te kiezen. De voormalige Oostblokstaten hebben ook altijd meer op de VS vertrouwd waar het ging om de handhaving van hun recht op vrijheid dan op Europa. Het Franse optreden kan in Oost-Europa daarentegen moeilijk anders dan bijzonder aanmatigend zijn opgevat. Maar er zit een positieve kant aan. Juist dat 297
Voor een Europa van de regio’s
veel assertiever optreden van die Oost-Europese leden kan ertoe leiden, dat Europa zich niet verder ontwikkelt tot een vanuit Brussel centraal geregeerde Europese staat, maar tot een waarlijk federaal Europa, waarin ook de regio’s aan hun trekken komen. Waar een klein land als Estland zich naar verwachting zelfbewust zal afzetten tegen een al te nadrukkelijk Brussels dirigisme, is het niet te verwachten dat regio’s binnen de staten in West-Europa dan werkeloos zullen blijven staan toekijken. Steeds meer zeggenschap naar de (Europese) regio’s In januari 2003 werd het rapport Napolitano in het Europese parlement gepresenteerd. Dit rapport, opgesteld door de Italiaanse Europarlementariër Giorgio Napolitano, heeft als strekking, dat regionale en lokale besturen meer mogelijkheden dienen te krijgen om een directe bijdrage te leveren aan de Europese besluitvorming. Eén van de stellingen van het rapport is dat het subsidiariteitsbeginsel uitgebreid moet worden naar lokale en regionale besturen binnen de lidstaten. Het subsidiariteitsbeginsel zegt in het kort dat de EU alleen daar ingrijpt wanneer zij daartoe beter in staat is dan de lidstaten zelf. Kortom, maak beleid en bestuur op een zo laag mogelijk overheidsniveau. Omdat er binnen Europa in de meeste lidstaten sprake is van een groeiende invloed van lokale en regionale overheden, moet het
298
principe van de subsidiariteit ook op regionale en lokale besturen van toepassing worden verklaard, meent het rapport. In het rapport wordt geconstateerd dat de ontwikkeling in de verschillende Europese landen parallel loopt, in zoverre dat steeds meer regio’s of soms zelfs lokale overheden vergaande bevoegdheden toegewezen krijgen. Per land verschillen de structuren aanzienlijk, bijvoorbeeld de Länder in Duitsland en Oostenrijk, de gewesten en gemeenschappen in België, de autonome gemeenschappen in Spanje, regio’s met een bijzonder of een gewoon statuut, of autonome provincies in Italië, stadstaten in Duitsland, regio’s en departementen in Frankrijk en Griekenland, graafschappen in het Verenigd Koninkrijk en in Zweden, county boroughs in Ierland en de provincies in België, Denemarken, Finland, Italië, Nederland en Spanje. In het Verenigd Koninkrijk en in Frankrijk hebben recent vergaande staatsrechtelijke veranderingen plaatsgevonden. In het Verenigd Koninkrijk werden na veel discussie, en uiteindelijk gebaseerd op referenda, zelfstandige regio’s gevormd in Schotland en Wales (en Noord-Ierland). Onlangs hebben ook de 21 Franse regio’s vergaande bevoegdheden gekregen na een daartoe noodzakelijke grondwetsherziening. De Partij voor het Noorden sluit zich nadrukkelijk aan bij deze ontwikkelingen naar meer zeggenschap voor de (Europese) regio’s.
RESPECT.NU
RESPECT.NU PUNTEN VOOR DE EUROPESE VERKIEZINGEN PUNTEN VOOR DE EUROPESE VERKIEZINGEN RESPECT.NU is een nieuwe politieke partij die zich grote zorgen maakt over het toenemende gebrek aan respect in de samenleving. Met deelname aan de Europese verkiezingen heeft RESPECT.NU zich ten doel gesteld op te komen voor de rechten van Nederlanders in Europa en het vertrouwen van de burger in de overheid te herstellen. Dit willen wij bereiken door middel van de volgende punten: 1. Veiligheid De overheid moet respect afdwingen door problemen te benoemen en ook daadwerkelijk desnoods met harde hand - aan te pakken. Het kan niet zo zijn dat criminelen de dans ontspringen door ambtelijke willekeur (belastingen) of stammenstrijd (politie en OM!) en de eerzame burger voor het minste of geringste fors wordt aangepakt. Veiligheid op straat, op school maar ook in huis (huiselijk geweld) moet serieus worden aangepakt. Als burgers niet in een veilige, respectvolle omgeving opgroeien wordt respect nooit een kernwaarde.
Harde bestrijding van intolerant gedrag: elke legale mening mag uiteraard maar niets kan worden opgedrongen laat staan afgedwongen. 2. Minder betutteling De overheid moet respect afdwingen door betuttelend gedrag te vermijden. De overheid bemoeit zich steeds meer met de persoonlijke levenssfeer van de burger. Buitensporige maatregelen op het gebied van alcohol, tabak en voeding leiden tot een toenemend gevoel van onmondigheid bij de burger. 3. Minder macht naar Brussel Veel van wat in Europa wordt bepaald heeft direct invloed op de Nederlandse burger. Bovendien draagt Nederland financieel fors bij aan Europa. Nu er per 1 mei ook nog eens 10 nieuwe lidstaten bijkomen is het nog meer van belang dat Nederland niet op alle punten door Europa dingen wordt opgedragen. Daarom pleiten wij o.a. voor een jaarlijkse evaluatie van het EU en EMU lidmaatschap.
299
Punten voor de Europese verkiezingen
4. Rechtvaardig asielbeleid Een rechtvaardig asielbeleid op basis van een redelijk internationaal quotum en van duidelijke, strenge maar humane criteria. Bovendien zijn we voorstander van een economisch immigratiebeleid. Dat wil zeggen evenwicht tussen aanbod en behoefte Nederlandse samenleving maar ook koppeling werk- aan verblijfsvergunning gedurende eerste vijf jaar. 5. Respect Respect moet in het onderwijs, bijscholing en via campagnes als kernwaarde in de samenleving worden verankerd. Respect voor de medemens moet iedereen, in het bijzonder de jeugd worden bijgebracht. Speciale programma's voor ontspoorde jeugd, maar ook voor hun opvoeders. Respect voor ouderen, de onderwijzer, de agent maar ook de scheidsrechter moet terug in de samenleving.
UITKLEDEN TABAKSWET De aanscherping van de tabakswet is een van de beste voorbeelden waar de overheid ten onrechte inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van mensen. Het gaat hier, net als bij vele andere zaken, om een individueel recht waar de overheid zich niet mee dient te bemoeien.Er wordt momenteel een te eenzijdige discussie gevoerd. Rokers hebben ook rechten, maar die worden op dit moment volkomen genegeerd. Wat ons betreft moet de
300
Tabakswet minder scherp worden en daarom zijn wij voorstander van een correctief referendum over dit onderwerp. Rokers kosten de maatschappij niets extra (zie onderzoek VWS uit 1999), het is dan ook niet verklaarbaar dat rokers, bijvoorbeeld op het gebied van ziekenhulp, in een uitzonderingspositie moeten worden gedrukt. Bovendien wordt er zelfs verdiend aan rokers d.m.v. de steeds hoger wordende tabaksaccijnzen. Deze inkomsten zouden moeten worden uitgegeven aan zaken die de roker ten goede komt.Overigens betekent het uikleden van de Tabakswet niet dat rokers overal ongestoord moeten kunnen roken. Het gaat erom dat wanneer niet-rokers geen last hebben van rokers een verbod helemaal niet nodig is. Ook hierin komt terug dat men met respect naar elkaar moet handelen, dat geldt voor rokers en niet rokers.
WELZIJN/GEZONDHEID Gezondheid bestaat uit een gezond lichaam én een gezonde geest. De eenzijdige nadruk die er momenteel op fysieke gezondheid wordt gelegd moet vervangen worden door een zorg voor het algemene welzijn van de burger. Overheidsdruk met als doel lifestyle-verandering op het gebied van alcohol, roken en voeding veroorzaakt stress en is daarom ongewenst en contraproductief: genieten is gezond. De rol van de overheid is beperkt tot eerlijke voorlichting en hulp indien dat gewenst wordt.