Verkenning naar de AWBZ-begeleiding in het onderwijs Schets van de doelgroep die gebruik maakt van AWBZ-begeleiding in het onderwijs
Opgesteld in opdracht van het Ministerie van VWS en de VNG Den Haag, November 2011
1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding ............................................................................................................................... 6 1.1 Aanleiding ..................................................................................................................................... 6 1.2 Doelstelling van het onderzoek ..................................................................................................... 6 1.3 Leeswijzer van dit rapport ............................................................................................................. 6 Hoofdstuk 2 Onderzoeksaanpak ............................................................................................................. 7 2.1 Onderzoeksopzet .......................................................................................................................... 7 2.2 Representativiteit .......................................................................................................................... 7 Hoofdstuk 3 De context van AWBZ begeleiding in het onderwijs ........................................................... 9 3.1 Wet- en regelgeving ...................................................................................................................... 9 3.2 Actoren en rollen ......................................................................................................................... 10 3.3 Toekomstige ontwikkelingen ....................................................................................................... 12 Hoofdstuk 4 AWBZ-begeleiding in de praktijk....................................................................................... 14 4.1 Kenmerken van de doelgroep in de praktijk................................................................................ 14 4.2 Kenmerken van de AWBZ-begeleiding in het onderwijs in de praktijk ....................................... 14 4.3 Verschil AWBZ-begeleiding en begeleiding die de school in de praktijk biedt ........................... 15 4.4 Aantal kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs ........................................................... 16 4.5 Aantallen kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs uit de interviews. .......................... 18 Hoofdstuk 5 Praktijkvoorbeelden van kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs .................... 20 Hoofdstuk 6 Conclusies & aanbeveling ................................................................................................ 23 6.1 Conclusies ................................................................................................................................... 23 6.2 Aanbeveling voor mogelijk vervolgonderzoek ............................................................................ 25 Bijlage 1: Proces beschrijving ............................................................................................................... 26 Bijlage 2: Achtergrond Onderwijs en AWBZ ......................................................................................... 27 Bijlage 3: Overzicht informatie uit digitale vragenlijst ............................................................................ 29 Bijlage 4; casussen ............................................................................................................................... 30 Bijlage 5: Verklarende begrippenlijst ..................................................................................................... 36 Bijlage 6: Overzicht van geïnterviewde organisaties en geraadpleegde literatuur ............................... 37 Contact .................................................................................................................................................. 38
2
Samenvatting Dit rapport schetst een beeld hoe de AWBZ-begeleiding in het onderwijs er in de praktijk uit ziet. De praktijk laat verschillen per regio, en per organisatie zien. De wijze waarop onderwijsinstellingen georganiseerd zijn binnen samenwerkingsverbanden en hoe onderwijsinstellingen en aanbieders samenwerken, verschilt per regio. In onderstaande tabel zijn de onderzoeksvragen kort samengevat.
Hoeveel kinderen maken gebruik van AWBZbegeleiding in het onderwijs? Hoeveel kinderen hebben een pgb en hoeveel zorg in natura?
Sinds 1 januari 2011 wordt in de toelichting bij het indicatiebesluit CIZ aangegeven welk deel van de totale omvang begeleiding bedoeld is voor begeleiding tijdens onderwijsuren en welk deel daarbuiten. Het aantal uur geïndiceerde begeleiding in het onderwijs kan helaas niet geautomatiseerd uit de registratiesystemen opgevraagd worden. Daarnaast is de daadwerkelijke uitvoering van AWBZ-begeleiding in het onderwijs afhankelijk van de keus van de ouders voor een persoonsgebonden budget (pgb) of zorg in natura (zin). Bij zorg in natura wordt in overleg tussen ouder, school en aanbieder bepaal hoeveel uur begeleiding in het onderwijs wordt geleverd. Ouders met een pgb kunnen zelf bepalen hoeveel van de geïndiceerde AWBZbegeleiding daadwerkelijk ingezet wordt in het onderwijs of thuis. Het onderzoeksrapport laat een verkenning zien naar de AWBZbegeleiding in het onderwijs. Het onderzoeksrapport geeft geen exact inzicht in het aantal kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs en in de verdeling tussen een pgb of zorg in natura. Dit rapport geeft bij benadering inzicht welke doelgroep begeleiding in het onderwijs krijgt. De praktijkvoorbeelden van scholen en zorgaanbieders die zijn beschreven in dit rapport, geven zicht op aantallen kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs binnen hun blikveld. Deze aantallen schetsen echter geen compleet beeld van een regio of gebied. -
Wie zijn de gebruikers van deze begeleiding? Wat zijn kenmerken? -
De grootste groep kinderen die AWBZ-begeleiding in het onderwijs ontvangt, lijkt een groep te zijn met een cluster 3 indicatie die naar het cluster 3 onderwijs gaan. Uit de interviews komt naar voren dat het hier gaat om kinderen met een ernstige meervoudige handicap of kinderen met beperkingen en een bijkomende ernstige gedragsstoornis. In mindere mate lijkt een groep kinderen met een cluster 4 indicatie die naar het cluster 4 onderwijs gaan AWBZbegeleiding in het onderwijs te krijgen. Uit de interviews komt naar voren dat het hier gaat om kinderen met een ernstige psychische stoornis en/of een ernstige gedragsstoornis. Er zijn ook kinderen met een cluster indicatie die naar het regulier (voorgezet) onderwijs gaan en AWBZ-begeleiding in het onderwijs ontvangen. Ook dit lijkt in mindere mate voor te komen dan de groep kinderen met een cluster 3 indicatie binnen het cluster 3 onderwijs. Uit de interviews komt naar voren dat het hier gaat om kinderen met bijvoorbeeld het
3
Downsyndroom die naar het regulier onderwijs gaan of kinderen met psychische en/of gedragsstoornissen die naar het voorgezet onderwijs gaan.
Welke aanbieders bieden AWBZ-begeleiding in het onderwijs aan?
In sommige regio’s zijn scholen voor (voorgezet) speciaal onderwijs een samenwerking met een zorgaanbieder aangegaan. In die gevallen wordt de AWBZ-begeleiding in het onderwijs vooral aangeboden door deze zorgaanbieder. De zorgaanbieders die we voor dit onderzoek gesproken hebben, zijn gehandicapten zorginstellingen. Wanneer er géén sprake is van een samenwerking tussen scholen en zorgaanbieders regelen ouders vaak zelf de AWBZ-begeleiding in het onderwijs door het inhuren van zelfstandigen, studenten, buren, ouders, zorgaanbieders of begeleiders die in dienst zijn van de onderwijsinstelling. Ook zijn we een voorbeeld tegengekomen waarbij een zorgcoördinator binnen de school aanwezig is die de AWBZ-begeleiding binnen het onderwijs organiseert voor alle kinderen met deze indicatie. De begeleiding wordt dan geleverd door zelfstandigen, studenten, buren, ouders of een zorgaanbieder. Deze coördinator wordt ingehuurd vanuit de pgb’s van de ouders.
Op welke type scholen wordt deze begeleiding geboden?
Uit de gesprekken met aanbieders en scholen blijkt dat de grootste 1 groep kinderen met AWBZ-begeleiding binnen cluster 3 scholen onderwijs krijgen. Daarnaast lijken in mindere mate kinderen gebruik te maken van AWBZ-begeleiding binnen cluster 4- en reguliere scholen.
Hoeveel uur per week per type school wordt deze begeleiding gemiddeld gegeven?
Het gemiddeld aantal uren AWBZ-begeleiding dat een kind tijdens het onderwijs ontvangt verschilt per regio en per (type) school. Het aantal uur wordt niet in alle gevallen geregistreerd. Ouders met een pgb maken per periode de keuze hoeveel uur AWBZ-begeleiding ingezet wordt op school en thuis. Het aantal uur begeleiding op een cluster 3 school varieert van gemiddeld 3 uur begeleiding per kind per week, tot gemiddeld 8 uur per kind. De praktijk laat verschillen zien tussen kinderen met een cluster 3 of 4 indicatie en de soort AWBZ-begeleiding in het onderwijs die zij ontvangen.
Wat houdt de AWBZbegeleiding in het onderwijs in de praktijk in?
Voorbeelden uit de praktijk van begeleiding van kinderen met een cluster 3 indicatie binnen een cluster 3 school met ernstige gedragsproblemen zijn; structuur aanbrengen, sociale vaardigheden aanleren, kind even uit de klas halen om escalaties te voorkomen en helpen bij de communicatie. Bij kinderen met een cluster 3 indicatie die naar een cluster 3 school gaan (met een ernstige meervoudige handicap) zijn de zorgfuncties in de praktijk veelal met elkaar verweven. De aard en complexiteit van de beperking van deze kinderen is dusdanig dat vaak ook persoonlijke verzorging en verpleging uit de AWBZ nodig is. Scholen en zorgaanbieders geven aan dat verschillende handelingen veelal door dezelfde zorgverlener worden uitgevoerd.
1
In het speciaal onderwijs worden 4 clusters onderscheiden. De uitleg van deze clusters staat beschreven in bijlage 2.
4
De kinderen met een cluster 3 indicatie die naar een reguliere school gaan krijgen in de praktijk vooral AWBZ-begeleiding in de vorm van tegengaan van weglopen, aanleren sociale vaardigheden, structuur aanbrengen en helpen wanneer door motorische beperking een kind handelingen niet zelf kan. De kinderen met een cluster 4 indicatie ontvangen in de dagelijkse praktijk vooral begeleiding in de vorm van toezicht om het kind onder controle te houden. Daarnaast het bieden van structuur en het tegengaan van weglopen / vluchten.
Hoe komt de begeleiding tot stand?
Zijn er inhoudelijke verbindingen tussen de AWBZ-begeleiding en de begeleiding die vanuit het onderwijs wordt geboden? Waarin verschilt de AWBZbegeleiding met de begeleiding die de school zelf biedt?
Vaak ontvangen de ouders van de scholen een signaal wanneer de begeleiding vanuit de school niet toereikend is, en dat voor hun kind extra AWBZ-begeleiding nodig is. De ouders vragen vervolgens een indicatie aan bij het CIZ en geven samen met de school aan wat er nodig is aan begeleiding in het onderwijs. Het CIZ toetst het dossier op landelijk vastgestelde criteria en bepaalt voor hoeveel AWBZ-begeleiding geïndiceerd wordt en geeft een advies voor het aantal uur thuis én op school. De ouders hebben de keuze tussen een voorziening in natura of een pgb. Ouders die hebben gekozen voor een pgb kunnen zelf bepalen welke zorg ingekocht wordt, voor hoeveel uur en bij wie. Bij zorg in natura levert een zorgaanbieder de benodigde zorg. De AWBZ-begeleiding op school is een aanvulling op de begeleiding die door de school wordt geboden om onderwijs te kunnen volgen. De ouders en scholen geven in de interviews aan dat, naast begeleiding vanuit het onderwijs, intensievere en individuele begeleiding voor deze kinderen nodig is. Deze kinderen hebben intensieve begeleiding nodig omdat het anders tot overlast is voor de andere kinderen, een gevaar is voor zichzelf of anderen, of juist in zichzelf gekeerd kan raken. Het onderwijs kan deze intensieve begeleiding op dit moment niet bieden omdat zij meer kinderen in de klas hebben die onderwijsbegeleiding nodig hebben. In hoofdstuk 5.3 is een overzicht opgenomen met de verschillen tussen AWBZ-begeleiding en begeleiding vanuit het onderwijs.
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Het Kabinet kiest ervoor de extramurale begeleiding, die nu nog onderdeel uitmaakt van de AWBZ, dichter bij de burger te organiseren. Daarom wordt de extramurale begeleiding gedecentraliseerd naar gemeenten en ondergebracht in de Wmo. De decentralisatie betekent dat gemeenten vanaf 2013 verantwoordelijk worden voor personen die voor het eerst een beroep doen op extramurale begeleiding, voor personen van wie de indicatie afloopt in 2013 en voor personen waarbij de situatie verandert en daarom een nieuwe indicatie nodig hebben. Vanaf 2014 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle personen die in aanmerking komen voor extramurale begeleiding. Het ministerie van VWS en de VNG hebben vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om de decentralisatie van de functie begeleiding goed te laten verlopen het TransitieBureau begeleiding opgericht. In het kader van de ‘factfinding’ is het voor het ministerie van VWS en de VNG van belang om inzicht te krijgen in de AWBZ-begeleiding die in het onderwijs wordt geleverd. Daarbij spelen vragen als ‘om welke doelgroepen gaat het?’ ‘Wat voor type begeleiding ontvangen zij op dit moment in de praktijk?’ Daarom hebben het ministerie van VWS en de VNG aan Deloitte gevraagd om een verkennend onderzoek uit te voeren naar de AWBZ-begeleiding in het onderwijs.
1.2 Doelstelling van het onderzoek Het onderzoek is erop gericht om de huidige AWBZ-begeleiding, die in het onderwijs wordt geboden, in kaart te brengen. Het betreft een verkenning naar de huidige praktijk naar de feiten en cijfers wat AWBZ-begeleiding in het onderwijs inhoudt in de praktijk, wie deze begeleiding ontvangt en hoe deze begeleiding in de praktijk verschilt met begeleiding die door onderwijs wordt aangeboden. Uitgangspunten bij het onderzoek Het onderzoeksrapport beschrijft de situatie en achtergronden in de vooraf geselecteerde regio’s. De uitkomsten zijn door gesprekken met veldpartijen uit andere regio’s vergeleken om te zien of het verkregen beeld herkend wordt. Dit geeft een globaal beeld en geen landelijk dekkend inzicht. Het onderzoek richt zich op de huidige situatie in de AWBZ. In de Wmo geldt een gemeentelijke compensatieplicht in plaats van individuele rechten en verzekerde zorgplicht die in de AWBZ van toepassing zijn. Dit betekent dat de gemeente ondersteuning moet bieden om de beperkingen die burgers ervaren in de deelname aan de samenleving te compenseren. Hoe gemeenten de ondersteuning gaan vormgeven is aan de gemeente en is niet betrokken in het onderzoek.
1.3 Leeswijzer van dit rapport Dit rapport schetst een beeld van de huidige situatie. Er is gezocht naar aantallen kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs en gekeken wat die begeleiding inhoudt. In hoofdstuk 3 zijn de context en toekomstige ontwikkelingen op het gebied van AWBZ en onderwijs beschreven. Ook staan de actoren op een rij waar ouders/kinderen en het onderwijs mee te maken hebben bij het organiseren van onderwijs en aanvullende AWBZ-begeleiding in het onderwijs. In hoofdstuk 4 staat de praktijk beschreven van de AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Om welke kinderen het gaat en wat de begeleiding inhoudt. Vervolgens zijn er in hoofdstuk 5 praktijkvoorbeelden beschreven van kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs. In hoofdstuk 6 staan de conclusies en aanbevelingen beschreven. In de praktijk zijn vele uitzonderingen in de wijze waarop zorg en onderwijs of de combinatie ervan georganiseerd is. In dit rapport is de algemene lijn beschreven.
6
Hoofdstuk 2 Onderzoeksaanpak 2.1 Onderzoeksopzet In samenspraak met het ministerie van VWS en OCW en de VNG is de onderzoeksaanpak vastgesteld. Om het onderzoek kwalitatief te begeleiden is een Klankbordgroep aangesteld, met daarin vertegenwoordigers uit het onderwijs, de zorg en het CIZ. De Klankbordgroep (zie voor de deelnemers bijlage 6) heeft een terugkoppeling gegeven op de inhoudelijke resultaten van het onderzoek. Sinds 1 januari 2011 wordt in de toelichting bij het indicatiebesluit CIZ aangegeven welk deel van de totale omvang begeleiding bedoeld is voor begeleiding tijdens onderwijsuren en welk deel daarbuiten. Deze informatie kan helaas niet geautomatiseerd uit de registratiesystemen opgevraagd worden. Daarom zijn aanvullende onderzoeksmethoden, zoals de digitale vragenlijst ingezet. Het onderzoek is volgens vier lijnen vormgegeven: 1. Uitvoeren van desk-research; Het desk-research is gericht op het in beeld brengen van de landelijke ontwikkelingen en de veldpartijen in de AWBZ en het onderwijs. 2. Digitale vragenlijst naar scholen binnen de samenwerkingsverbanden regio Eindhoven en regio Zwolle. De digitale vragenlijst is verstuurd naar scholen van het primair en voortgezet onderwijs, zowel regulier als speciaal, op niveau Samenwerkingsverband Eindhoven en Samenwerkingsverband Zwolle. 3. Interviews met diverse organisaties in het veld; Met vele partijen en experts uit het veld is een interview gehouden zoals met het ministerie van OCW, ministerie VWS, de VNG, het CIZ, CIZ Eindhoven, Zorgkantoor Eindhoven, Bureau Jeugdzorg Nederland en Bureau Jeugdzorg Eindhoven, belangenverenigingen ouders, Samenwerkingsverbanden in Eindhoven en Zwolle, MEE-Eindhoven, coordinatiecentrum Autisme, scholen en zorgaanbieders. 4. Interviews met ouders van kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Via Per Saldo (belangen organisatie pgb-houders) is een oproep gedaan voor ouders over hun zoon of dochter die gebruik maakt van AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Ook hebben de onderzoekers een bijeenkomst van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) over ‘onderwijs en zorg’ bijgewoond. Bij deze bijeenkomst was een belangrijke groep experts voor dit onderzoek aanwezig, namelijk de professionals werkzaam voor de cluster 3 scholen en afgevaardigden van zorgaanbieders. Via de VGN zijn contacten gelegd met een aantal scholen en zorgaanbieders om nadere kwantitatieve informatie te verzamelen.
2.2 Representativiteit Zoals aangegeven bij de uitgangspunten is het onderzoek gericht op een verkenning van de AWBZ begeleiding in het onderwijs. Deze beschrijft de achtergronden en situatie in de geselecteerde regio’s. De uitkomsten geven een globaal beeld en geen landelijk dekkend beeld. Onderwijsinstellingen in het samenwerkingsverband Eindhoven en Zwolle zijn door middel van een digitale vragenlijst benaderd voor het onderzoek. Na het versturen van meerdere herinneringen hebben 34 scholen de vragenlijst ingevuld. Vanwege de lage deelname van de scholen zijn verschillende scholen en organisaties in de regio’s Eindhoven en Zwolle telefonisch benaderd om inzicht te geven in de AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Daarnaast zijn een aantal aanvullende interviews met scholen uit andere regio’s gehouden. In overleg met de klankbordgroep zijn deze opgenomen als praktijkvoorbeelden. De 34 scholen geven geen representatief beeld voor deze regio’s. In overleg met de opdrachtgever is besloten dat er naast bovengenoemde acties, geen
7
verdere acties in de regio uitgezet werden. Reden hiervoor was de duur van het onderzoek en omdat de uitkomsten wel een kwalitatief inzicht geven. Gedurende het traject bleek dat een aantal zorgaanbieders, die een samenwerking hebben met cluster 3 scholen, in hun registratiesysteem bijhouden aan hoeveel kinderen zij AWBZ-begeleiding in het onderwijs bieden. Met deze zorgaanbieders is een interview gehouden. Deze praktijkvoorbeelden zijn uitgewerkt als casus en geven inzichten in de huidige situatie. Op basis van deze cijfers kunnen echter geen harde conclusies getrokken worden over aantallen kinderen met begeleiding in het onderwijs.
8
Hoofdstuk 3 De context van AWBZ begeleiding in het onderwijs In dit hoofdstuk staat de omschreven hoe begeleiding in het onderwijs georganiseerd is en welke actoren daarbij betrokken zijn. Tenslotte worden kort enkele toekomstige ontwikkelingen genoemd die van invloed kunnen zijn op de doelgroep.
3.1 Wet- en regelgeving In de CIZ-indicatiewijzer staat beschreven wat AWBZ-begeleiding in het onderwijs inhoudt. In de 2 indicatiewijzer van het CIZ zijn de volgende passages opgenomen : AWBZ-begeleiding in het onderwijs: bovengebruikelijk toezicht In de beleidsregels Indicatiestelling AWBZ staat beschreven dat als het gedrag de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt, begeleiding individueel in de vorm van toezicht is aangewezen. Te denken valt hierbij aan begeleiding bij ‘vrije’ of praktijklessen als schoolzwemmen of schoolgym. Bij dit type lessen/activiteiten is er sprake van een minder strakke structuur en een ander type (leer)omgeving. Dit is vaak van invloed op het gedrag van het kind met een zorgvraag. Essentieel is dat het leren voor iedereen doorgang kan vinden. Ook bij de omgang met andere kinderen en/of bij spel kan het gedrag om toezicht en/of interventie vragen. Dit bovengebruikelijke toezicht en eventuele interventies komen in beide hiervoor genoemde situaties ten goede aan het kind zelf en aan zijn omgeving. Een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs voorziet in begeleiding van leerlingen tijdens het 3 onderwijs . Het betreft de activiteiten (1) ondersteunen en aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en (2) ondersteuning bij praktische vaardigheden en handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid en (3) oefenen met het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die zelfredzaamheid tot doel hebben. Deze activiteiten zijn in het speciaal onderwijs onderdeel van de clusterindicatie en daarmee een voorliggende voorziening op AWBZzorg. Kinderen kunnen dus alleen een indicatie voor AWBZ-begeleiding in het onderwijs krijgen indien er al een indicatie voor het speciaal onderwijs is. Wanneer de ouders van kinderen met een zorgvraag kiezen voor regulier onderwijs krijgt het kind een clusterindicatie in de vorm van een Rugzak. De AWBZ-begeleiding op school is een aanvulling op de begeleiding die door de school wordt geboden om onderwijs te kunnen volgen. Deze kinderen ontvangen deze begeleiding omdat het anders tot overlast is voor de andere kinderen, een gevaar is voor zichzelf of anderen, of juist in zichzelf gekeerd kan raken. Welke begeleiding behoort tot het onderwijs? Als een kind, vanwege een aandoening, stoornis of beperkingen, gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om begeleiding die te maken heeft met de lessen, het leren, de vakinhoud, de pedagogische en didactische omgang en om alle activiteiten onder schooltijd die bij het aanleren van vaardigheden of gedrag horen. Een concentratieprobleem van een kind leidt op zich dus niet tot een indicatie voor begeleiding tijdens onderwijs. Als het leveren van meer toezicht dan gebruikelijk noodzakelijk is, zoals in de voorgaande paragraaf beschreven is, kan dit wel tot een AWBZ-aanspraak leiden. 2 3
Bron: CIZ indicatiewijzer april 2011, hoofdstuk 13.4 Bijlage 2 beschrijft een aantal achtergronden van de AWBZ en het onderwijs.
9
3.2 Actoren en rollen Bij het organiseren van AWBZ-begeleiding in het onderwijs zijn een aantal actoren betrokken. In onderstaand figuur staan de verschillende partijen inclusief hun rol weergegeven.
Indicatie Indicering voor het onderwijs: REC en CVI 4 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs werken per cluster samen in een Regionaal Expertise Centrum (REC). Ouders melden hun kind voor een indicatie aan bij het (REC) in de regio waar het kind woont. Het REC ondersteunt de ouders bij de aanvraag van een indicatie bij de Commissie voor de Indicatiestelling (CVI). CVI beslist of een kind in aanmerking komt voor speciaal onderwijs. De ouders van het kind kiezen vervolgens voor plaatsing in het regulier onderwijs met een rugzak of voor een plaatsing in het speciaal onderwijs. Het CVI indiceert aan de hand van landelijk vastgestelde 5 objectieve criteria. Het REC ondersteunt bij de schoolkeus en bij de plaatsing in het onderwijs . Indicering voor AWBZ-zorg: CIZ en Bureau Jeugdzorg (BJZ) Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op AWBZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, zodat de beoordeling overal in het land hetzelfde is. Kinderen kunnen alleen een indicatie voor AWBZ-begeleiding krijgen indien er al een indicatie voor het speciaal onderwijs is, deze onderwijsindicatie is voorliggend. Er wordt vervolgens gekeken of het kind naar het reguliere onderwijs gaat of naar het (voortgezet) speciaal onderwijs om te kunnen bepalen hoeveel AWBZbegeleiding geindiceerd wordt. De omvang van de functie Begeleiding wordt vastgesteld in klassen met daarin een bandbreedte in uren. Klasse 1 is van 0-1,9 uur per week en klasse 8 is het maximale met 20-24,9 uur per week) Volgens de richtlijnen van het CIZ (zoals omschreven in hoofdstuk 3 ) wordt AWBZ-begeleiding in het onderwijs alleen geïndiceerd voor bovengebruikelijk toezicht. Jongeren onder de 18 jaar met een psychiatrische aandoening (bijvoorbeeld autisme of ADHD) worden door Bureau Jeugdzorg 6 geïndiceerd . Bureau Jeugdzorg maakt daarvoor gebruik van de indicatiewijzer van het CIZ. 4
In het speciaal onderwijs worden 4 clusters onderscheiden. De uitleg van deze clusters staat beschreven in bijlage 2. 5 Bron: www.onderwijsmaakjesamen.nl 6 Bron: CIZ en CIZ-indicatiewijzer
10
Financiering zorg en onderwijs Zorgkantoor In de AWBZ hebben ouders op dit moment in de AWBZ-begeleiding twee mogelijkheden om invulling aan de AWBZ-begeleiding te geven, namelijk via zorg in natura of een persoonsgebonden budget (pgb). Bij zorg in natura wordt de AWBZ-zorg geregeld en betaald door het zorgkantoor. Het zorgkantoor bemiddelt tussen de aanbieder van zorg en de cliënt. Het zorgkantoor sluit voor zorgtoewijzing contracten af met zorgaanbieders. Hierin staan afspraken over de aard, omvang, prijs en kwaliteit van de te leveren zorg. Bij een pgb maken de ouders afspraken met de zorgleverancier. Het zorgkantoor voert de regeling pgb uit en geeft informatie over het beheer van een pgb. 7
Duo Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van de Rijksoverheid voor het onderwijs. DUO financiert en informeert onderwijsdeelnemers en onderwijsinstellingen. DUO voert ook de regeling uit voor Leerlinggebonden financiering. 8
REC, compensatie regeling De compensatie regeling ‘regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009’, is ter verdeling toegekend aan de regionale expertisecentra (REC’s) voor cluster 3 en 4. Voor deze manier van toedeling is door het ministerie van OCW gekozen om versnippering te voorkomen en omdat in die clusters de meeste leerlingen zitten die extra ondersteuning tijdens onderwijsuren nodig hebben. Voor het aanvragen van de extra ondersteuning uit deze regeling maakt het niet uit of de leerling een indicatie heeft voor cluster 3 of 4 of voor cluster 1 of 2. Het doet er ook niet toe of de leerling op een reguliere school zit of in het speciaal onderwijs. Extra ondersteuning Ondersteuning door het onderwijs Indien de ouders van kinderen met een cluster indicatie ervoor kiezen om hun kind naar het regulier onderwijs of het speciaal basisonderwijs te laten gaan krijgt de onderwijsinstelling een Leerling Gebonden Financiering (LFG) ofwel rugzak. Met deze middelen kan extra ondersteuning of lesmateriaal aangeschaft worden. De extra ondersteuning vanuit het onderwijs wordt ingezet door een ambulant begeleider. De ambulant begeleider ondersteunt het kind, de docent en het schoolteam door: Het geven van informatie over de aard van de beperking en/of ziekte en de consequenties daarvan voor het onderwijs; het geven van voorlichting over en het adviseren bij de keuze van programma’s, leer- en hulpmiddelen; het adviseren bij het maken van het handelingsplan het uitvoeren van observaties en de bespreking daarvan; het adviseren en begeleiden van aanvragen voor aanpassingen (meubilair, computers e.d.); het helpen bij het ontwikkelen van speciale programma’s; het coördineren van de specifieke zorg rondom de leerling; 9 het meedenken en adviseren over de toekomstmogelijkheden van de leerling . Bij het (Voortgezet) speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner dan in het reguliere onderwijs. Naast een docent is een klasse assistent in de klas aanwezig die ook helpt bij de lesstof en het leren.
7
Bron: www.cif.nl o.a. ‘bijsluiter basisgegevens bekostiging onderwijs’ Bron: REC site, www.recdirect.nl 9 Bron: www.ambulante-begeleiding.nl 8
11
3.3 Toekomstige ontwikkelingen Het kabinet heeft voor de periode tot 2014 verschillende maatregelen aangekondigd die betrekking kunnen hebben op jeugdigen. De ontwikkelingen die de doelgroep die AWBZ-begeleiding in het onderwijs ontvangen kunnen raken, worden hieronder nader toegelicht.
Een aantal maatregelen welke in bovenstaand overzicht zijn opgenomen, zijn hieronder nader toegelicht. Passend onderwijs De invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs start vanaf 2012. Streefdatum is 1 augustus 2012. Scholen worden ervoor verantwoordelijk dat elk kind op de goede plek wordt geplaatst en gaan 10 daarvoor in regionaal verband samenwerken . Op 1 november 2012 moeten de samenwerkingsverbanden een rechtspersoon hebben ingericht. Elk samenwerkingsverband maakt een zorgplan dat op 1 mei 2013 bij de Inspectie van het Onderwijs moet zijn ingediend. Vanaf 1 augustus 2013 wordt passend onderwijs, inclusief zorgplicht, ingevoerd. De zorgplicht houdt in dat scholen verplicht worden een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die zich aanmelden. Dit gebeurt in nauw overleg met ouders. Met de komst van het nieuwe systeem van passend onderwijs wordt de landelijke indicatiestelling in het (voortgezet) speciaal onderwijs afgeschaft. Daarmee verdwijnt ook de leerlinggebonden financiering. Dit geld gaat naar de samenwerkingsverbanden van de scholen voor primair en voortgezet onderwijs (het zorgbudget). Hierdoor kan het geld naar verwachting efficiënter en effectiever “in de speciale of gewone klas” worden ingezet. Het speciaal onderwijs blijft bestaan. De scholen voor het speciaal onderwijs participeren in de nieuwe Samenwerkingsverbanden passend onderwijs (met uitzondering van cluster 1 en 2 scholen). Naast de basisbekostiging ontvangen de scholen voor speciaal onderwijs op basis van het aantal ingeschreven leerlingen extra bekostiging voor de extra onderwijsondersteuning met betrekking tot de beperking van de leerling. Dit geld komt uit het zorgbudget van het samenwerkingsverband waaronder de leerling valt. 10
Bron: www.passendonderwijs.nl
12
Cluster 1 en 2 scholen krijgen een eigen wettelijke basis en financieringssystematiek. Zij krijgen een basisbekostiging per leerling en een gebudgetteerd zorgbudget. (Dit is een budget voor het speciaal 11 onderwijs en heeft geen relatie met AWBZ middelen) Extramurale begeleiding uit de AWBZ naar gemeenten Het Kabinet kiest ervoor de extramurale begeleiding, die nu nog onderdeel uitmaakt van de AWBZ, dichter bij de burger te organiseren. Daarom wordt de extramurale begeleiding gedecentraliseerd naar gemeenten en ondergebracht in de Wmo. De decentralisatie betekent dat gemeenten vanaf 2013 verantwoordelijk worden voor personen die voor het eerst een beroep doen op extramurale begeleiding, voor personen van wie de indicatie afloopt in 2013 en voor personen waarbij de situatie verandert en daarom een nieuwe indicatie nodig hebben. Vanaf 2014 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle personen die in aanmerking komen voor extramurale begeleiding. AWBZ-compensatieregeling Een deel van de leerlingen die extra AWBZ-zorg op school nodig hebben en door de wijzigingen in de AWBZ (Pakketmaatregel AWBZ 2009) minder of geen AWBZ-begeleiding geïndiceerd krijgen (wat weer effect heeft voor de omvang van bijvoorbeeld het pgb binnen het onderwijs) zijn afhankelijk van het beroep dat de school doet op de AWBZ-compensatieregeling. Deze compensatieregeling wordt verdeeld door de Regionale expertise centra (REC) (zie ook hoofdstuk 4.4) Door deze beperking van de AWBZ is de extra ondersteuning voor een aantal leerlingen niet (meer) beschikbaar of minder geworden. Als een leerling zonder die steun niet meer aan het onderwijs kan deelnemen, kan de school extra onderwijsmiddelen voor ondersteuning aanvragen. Daarvoor stelt het Kabinet in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2013 jaarlijks subsidie beschikbaar via de Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009. Het kabinet verlengt deze subsidieregeling niet. In de nieuwe situatie van passend onderwijs kunnen Samenwerkingsverbanden vanuit hun zorgbudget bezien welke ondersteuning op scholen nodig is en dit financieren uit het zorgbudget.
11
Bron: www.passendonderwijs.nl en www.poraad.nl
13
Hoofdstuk 4 AWBZ-begeleiding in de praktijk 4.1 Kenmerken van de doelgroep in de praktijk Over de indicatiestelling is gesproken met het CIZ, CIZ-Eindhoven, Bureau Jeugdzorg Eindhoven en Jeugdzorg Nederland. Het CIZ indiceert voor de AWBZ, en dus ook kinderen voor AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Hierbij wordt de begeleiding (individueel) in het kader van toezicht tijdens de schooluren, naast de uren Begeleiding thuis, apart bepaald. Sinds 1 januari 2011 wordt in de toelichting bij het indicatiebesluit CIZ aangegeven welk deel van de totale omvang begeleiding bedoeld is voor begeleiding tijdens onderwijsuren en welk deel daarbuiten. Deze informatie kan helaas niet geautomatiseerd uit de registratiesystemen opgevraagd worden. Daarnaast bleek uit de gesprekken dat de indicatiestelling voor AWBZ-begeleiding in het onderwijs vanuit Bureau Jeugdzorg slechts incidenteel voorkomt. Uit de gesprekken met scholen, aanbieders, belangenverenigingen en deskundigen uit het veld blijkt dat in de dagelijkse praktijk: •
De toepassing van de AWBZ begeleiding in het onderwijs het meest voor lijkt te komen bij kinderen met een cluster 3 indicatie die ook naar een cluster 3 school gaan: Zeer moeilijk lerende kinderen, scholen voor leerlingen met lichamelijke (lg) én/of verstandelijke beperkingen, langdurig zieke (lz) kinderen. Het gaat vooral om de groepen; 1. Ernstig meervoudig gehandicapten kinderen. Veelal kinderen die 24 uurs zorg nodig hebben, en waar de ouders ervoor kiezen om de kinderen in de thuissituatie te houden en onderwijs te laten volgen. 2. kinderen met vrij forse gedragsproblematiek. Daarnaast komt AWBZ-begeleiding bij deze cluster 3 doelgroep ook voor bij kinderen met de volgende kenmerken: 3. Kinderen met een verstandelijke handicap en/of complexe problematieken (zie bijvoorbeeld casus 7, bijlage 4) en/of sociaal lastig functioneren binnen een groep. Deze kinderen hebben op verschillende momenten van de dag individuele begeleiding nodig om hen door de dag heen te helpen en escalaties te voorkomen. Deze kinderen hebben moeite met een nieuwe situatie, zijn gespannen, hebben veel moeite met structuur of hebben gedragsproblemen.
•
Ook komt de toepassing van de AWBZ-begeleiding in het onderwijs voor bij kinderen met een cluster 3 indicatie die met een rugzakje naar het reguliere onderwijs gaan.
•
Cluster 4 kinderen worden sporadisch geindiceerd voor AWBZ-begeleiding in het onderwijs. In de praktijk zijn we echter voorbeelden tegengekomen van ouders die met het pgb voor andere AWBZ-functies weldegelijk individuele begeleiding in het regulier of speciaal onderwijs organiseren. Deze kinderen hebben dan vaak een indicatie voor andere AWBZ-functies zoals begeleiding voor in de thuissituatie, begeleiding groep of eventueel kortdurend verblijf. De ouders kiezen ervoor om dit voor individuele begeleiding tijdens het onderwijs in te zetten.
•
Bij de kinderen met een cluster 2 indicatie komt het ook voor dat ze AWBZ-begeleiding in het onderwijs ontvangen. Uit de interviews komt naar voren dat dit weinig voorkomt.
4.2 Kenmerken van de AWBZ-begeleiding in het onderwijs in de praktijk De AWBZ-begeleiding op school is een aanvulling op de begeleiding die door de school wordt geboden om onderwijs te kunnen volgen. De ouders en scholen geven in de interviews aan dat, naast begeleiding vanuit het onderwijs, intensievere en individuele begeleiding voor deze kinderen nodig is om aan onderwijs te kunnen deelnemen. Voor de verschillende doelgroepen zoals hierboven beschreven worden in de praktijk vaak verschillende typen van begeleiding gegeven.
14
•
Kinderen met een cluster 3 indicatie die naar een cluster 3 school gaan met een ernstige meervoudige handicap ontvangen in de praktijk AWBZ-begeleiding in de vorm van het helpen bij de communicatie, helpen bij school werkjes, zorgen dat ze zich niet verslikken en verplaatsen binnen de klas. Veelal zijn deze kinderen ook geïndiceerd voor andere AWBZfuncties, zoals persoonlijke verzorging en verpleging. In de praktijk worden deze functies met elkaar verweven. De functies worden vaak door dezelfde begeleider uitgevoerd.
•
De kinderen met een cluster 3 indicatie en een forse gedragsproblematiek krijgen AWBZbegeleiding in het onderwijs in de vorm van het bij de les houden, aanleren sociale vaardigheden, helpen bij de communicatie, rustig houden of uit de klas halen om escalaties te voorkomen en structuur aanbrengen.
•
De kinderen met een cluster 3 indicatie die naar een reguliere school gaan, ontvangen begeleiding in de vorm van tegenhouden bij weglopen, aanleren sociale vaardigheden, structuur aanbrengen, helpen wanneer door motorische beperking het kind het niet zelf kan.
•
De kinderen met een cluster 4 indicatie krijgen begeleiding in de vorm van toezicht om het kind onder controle te houden. Daarnaast voor het bieden van structuur en het tegengaan van weglopen / vluchten.
4.3 Verschil AWBZ-begeleiding en begeleiding die de school in de praktijk biedt Onderwijs Regulier onderwijs (inclusief Speciaal onderwijs)
Begeleiding door het onderwijs Kinderen met een cluster indicatie krijgen een rugzak mee voor het onderwijs. De onderwijsinstelling kan met deze middelen extra ondersteuning of lesmateriaal regelen. De extra ondersteuning wordt meestal ingezet door een ambulant 12 begeleider . Deze begeleiding is niet alleen gericht op het individuele kind maar ook op het onderwijsteam en de docent.
Cluster 3 onderwijs
Het speciaal onderwijs heeft minder kinderen per klas en naast een docent een klasse assistent. De docent kijkt naar de mogelijke ontwikkeling van het kind en stelt doelen op. Samen met de klasse assistent helpen ze het kind om deze doelen te bereiken. Ze ontwikkelen lesstof en helpen de kinderen met de lessen en het leren. Welke begeleiding wordt geboden is afhankelijk van de behoeften van het kind en afhankelijk hoe het onderwijs de begeleiding heeft georganiseerd. Ook in het cluster 4 onderwijs geldt dat er kleinere klassen zijn dan op het regulier onderwijs en is er een klasse assistent
(leerlingen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking en langdurig zieke kinderen)
Cluster 4 onderwijs (leerlingen 12
AWBZ-begeleiding in het onderwijs Ouders en zorgaanbieder (via pgb of Zorg in natura) maken afspraken over het aantal uren begeleiding die in het onderwijs wordt ingezet. De kinderen met een clusterindicatie die naar het reguliere onderwijs gaan met extra AWBZ-begeleiding krijgen veelal ondersteuning bij: • Structuur • Extra individuele lessen • Laten wennen aan de situatie De begeleiding is alleen gericht op het individuele kind. De kinderen in het cluster 3 onderwijs met AWBZ-begeleiding hebben veelal behoefte aan intensieve individuele begeleiding. Het zijn kinderen die zelf niet veel kunnen omdat ze meervoudig gehandicapt zijn of het zijn kinderen met een ernstige gedragsstoornis. Ook het helpen bij de communicatie tussen het kind en de onderwijzer is ondersteuning die in de praktijk wordt gegeven. De kinderen in het cluster 4 onderwijs met extra begeleiding vanuit het AWBZ-pgb hebben vooral behoefte aan
Op pagina 11 staan de werkzaamheden van een ambulant begeleider beschreven.
15
met een psychische en/of gedragsstoornis)
naast de docent.
iemand die hen structuur biedt of het kind rustig houdt. De begeleiding is er veelal op gericht om escalaties te voorkomen.
4.4 Aantal kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs Zoals eerder beschreven kan niet aangegeven worden hoeveel kinderen op dit moment AWBZbegeleiding in het onderwijs ontvangen. In de voorgaande paragraven is inzicht in de doelgroepen die AWBZ-begeleiding in het onderwijs ontvangen. Op een hoger abstractie niveau zijn er wel gegevens beschikbaar van kinderen in het (speciaal) onderwijs en van jeugdigen met een AWBZ indicatie voor begeleiding. Via deze twee invalshoeken wordt hieronder aangeven binnen welke groep AWBZbegeleiding voorkomt. Invalshoek onderwijs In onderstaande schema staan de aantallen leerlingen in het onderwijs en specifiek aangegeven hoeveel leerlingen een rugzak hadden (schooljaar 2009-2010). Binnen het regulier onderwijs kunnen kinderen alleen aanspraak maken op AWBZ-begeleiding in het onderwijs wanneer zij een indicatie hebben voor het speciaal onderwijs. Wanneer de ouders van kinderen met een zorgvraag kiezen voor regulier onderwijs krijgt deze clusterindicatie de vorm van een Rugzak. De aantallen kinderen met een rugzak is bekend en staan in onderstaande schema. Binnen deze groep zullen er kinderen zijn met AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Soort onderwijs Regulier basisonderwijs (1.548.400 leerlingen) Speciaal basisonderwijs (43.300 leerlingen) Regulier voortgezet onderwijs (VMBO, praktijkonderwijs, HAVO-VWO, 935.400 leerlingen) MBO HBO en WO
Aantal leerlingen 13 met een rugzak 18.000
4.000 17.500 (waarvan 12.500 cluster 4 geïndiceerde leerlingen) 5.000 Het HBO en WO kent geen rugzak
Uitkomsten uit de interviews
Binnen het regulier onderwijs, zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs, krijgen kinderen alleen AWBZ-begeleiding geindiceerd wanneer ze een cluster indicatie hebben. Dus binnen de groep kinderen met een rugzak (voornamelijk kinderen met een cluster 3 of 4 indicatie) zullen kinderen zitten die ook nog AWBZbegeleiding in het onderwijs krijgen. Uit de digitale vragenlijst en de interviews met scholen komt naar voren dat het vooral gaat om kinderen met het syndroom van Down die naar het reguliere onderwijs gaan. Daarnaast blijkt dat in de praktijk dat ook op het MBO, HBO en WO individuele begeleiding wordt ingezet voor kinderen via het pgb. Het gaat hier in die situaties vooral om kinderen met autisme of een psychische stoornis.
In het (voortgezet) speciaal onderwijs zijn er kinderen die gebruik maken van AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Uit de interviews is naar voren gekomen dat er voornamelijk kinderen binnen het cluster 3 onderwijs aanvullende AWBZ-begeleiding in het onderwijs krijgen. In het overzicht op de volgende pagina is aangegeven hoeveel kinderen er op de verschillende cluster scholen zitten en wat er uit de interviews naar voren is gekomen over de kinderen binnen deze onderwijsinstellingen en de AWBZ-begeleiding in het onderwijs.
13
bron: Onderwijsverslag 2009/2010 – Inspectie van het Onderwijs.
16
Soort Onderwijs (V)SO Cluster 1
Aantal leerlingen 769
(V)SO Cluster 2
9.065
(V)SO Cluster 3
27.008
(V)SO Cluster 4
30.811
Uitkomsten uit de interviews Geen kinderen met AWBZ-begeleiding in het cluster 1 onderwijs. Er zijn enkele kinderen met AWBZ-begeleiding in het cluster 2 onderwijs. Dit komt weinig voor. Uit de interviews met experts uit het veld en de zorgaanbieders is naar voren gekomen dat kinderen die AWBZ-begeleiding krijgen die niet op het regulier onderwijs zitten, vooral onderwijs ontvangen op een cluster 3 school. Het gaat dan vaak om kinderen met ernstige, meervoudige handicaps of forse en/of complexe (gedrags) problematiek. Binnen het cluster 4 onderwijs zijn er ook kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Hierbij gaat het om kinderen met ernstige leerproblemen, impulsief gedrag, stoornis in autistisch spectrum, sociaal emotionele problemen en hyperactief gedrag. Uit de interviews is naar voren gekomen dat Bureau Jeugdzorg niet vaak AWBZ-begeleiding in het onderwijs indiceert maar dat ouders er wel degelijk voor kiezen om vanuit het AWBZpgb extra individuele begeleiding in het onderwijs in te zetten.
Invalshoek jeugdigen met begeleiding individueel Op 1 juli 2011 hadden in de AWBZ volgens het CIZ 206.020 mensen een uitstaand recht op extramurale begeleiding. Hiervan zijn er in de leeftijd van 0 tot 17 19.200 kinderen die op grond van de grondslag ‘verstandelijk gehandicapt’ een indicatie voor extramurale begeleiding individueel hebben. Binnen deze groep zijn er kinderen die AWBZ- begeleiding tijdens het onderwijs ontvangen. 14 Hoeveel kinderen dat zijn, blijkt niet uit het rapport van het CIZ. Binnen de groep van 3.990 zintuigelijk gehandicapten (geen uitsplitsing naar leeftijd) zijn er kinderen die AWBZ-begeleiding in het onderwijs ontvangen. Binnen de groep van 12.375 lichamelijk gehandicapten (geen uitsplitsing naar leeftijd) zijn er kinderen met AWBZ-begeleiding. Jongeren onder de 18 jaar met een psychiatrische aandoening (bijvoorbeeld autisme of ADHD) worden door Bureau Jeugdzorg geïndiceerd. Uit de gesprekken kwam naar voren dat de indicatiestelling voor AWBZ-begeleiding in het onderwijs vanuit Bureau Jeugdzorg slechts incidenteel voorkomt.
14
Bron: Begeleiding in beeld.
17
4.5 Aantallen kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs uit de interviews. Met verschillende scholen en zorgaanbieders is een telefonisch interview gehouden. In de volgende twee schema’s staat de informatie van de individuele aanbieders en scholen over kinderen in het onderwijs mét of zonder AWBZ-begeleidng. In bijlage 3 staan een aantal van de praktijkvoorbeelden van de zorgaanbieders en scholen uitgeschreven.
Zorgaanbieder
Aantal kinderen met AWBZbegeleiding in het onderwijs
V&V-zorgaanbieder in Amsterdam
-
(samenwerking met alle cluster 3 scholen in Amsterdam) Zie casus 14 in bijlage 4
-
VG-zorgaanbieder in Gelderland
-
50 kinderen met voornamelijk een cluster 3 indicatie in het regulier onderwijs 120 kinderen Cluster 3 scholen (van de 1013 kinderen)
-
108 kinderen cluster 3 scholen (van de 509 kinderen) -
(samenwerking met alle cluster 3 scholen in Gelderland) Zie casus 13 in bijlage 4 VG-zorgaanbieder omgeving Ede/Tiel (samenwerking met 3 cluster 3 scholen en 1 cluster 4 school Zie casus 12 in bijlage 4
Waar geen zicht op in de regio’s van deze zorgaanbieders?
-
215 kinderen met voornamelijk cluster 3 indicatie (van de 600 leerlingen) 5 kinderen met een cluster 4 indicatie
Ouders van kinderen in Amsterdam die met het pgb zelf zorg inkopen bij andere zorgaanbieder of zelfstandigen. Kinderen in Amsterdam met AWBZ-begeleiding op het (voorgezet) speciaal onderwijs cluster 1, 2 of 4.
School
Aantal kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs
Reguliere school Eindhoven
8 kinderen met een cluster 3 indicatie en AWBZ-begeleiding
Koepel Cluster 4 scholen in Brabant met 2100 leerlingen
450-500 leerlingen met een cluster 4 indicatie krijgen AWBZbegeleiding in het onderwijs.
Koepel Cluster 4 scholen Rotterdam en omstreken
Géén leerlingen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs
Speciale basisschool Zwolle
Géén leerlingen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs
School in Zwolle De VMBO afdeling – momenteel totaal 490 leerlingen (met c.a. 120 LWOO leerlingen) en een MBO-afdeling (1.380 leerlingen)
Géén leerlingen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs Aantal leerlingen met LGF (rugzak): VMBO: * cluster 1: 0 leerlingen * cluster 2: 3 leerlingen * cluster 3: 1 leerling * cluster 4: 34 leerlingen MBO c.a. 30 met LGF geïndiceerde leerlingen. De meeste leerlingen zijn cluster 4 geïndiceerd (ADHD/PDNOS).
18
Thylthylschool 350 leerlingen
15
in Utrecht
15 leerlingen met een cluster 3 indicatie en AWBZ-begeleiding
ZML school (cluster 3) in Eindhoven met 245 kinderen
Enkelen kinderen met AWBZ-begeleiding om het gedrag te reguleren.
ZML school (cluster 3) in Eindhoven met 133 kinderen
19 kinderen met AWBZ-begeleiding waarvan 5 kinderen in een speciale zorg klas zitten.
16
De aantallen die hierboven staan beschreven zijn erg verschillend en geven geen compleet beeld van een regio of gebied. Ze geven wel een globaal inzicht.
De scholen en zorgaanbieders uit de bovenstaande schema’s zijn hieronder geografisch weergegeven.
15
Een tyltylschool is een school die onderwijs biedt aan kinderen met een meervoudige handicap, dus aan kinderen die zowel lichamelijk als verstandelijk beperkt zijn. Op een tyltylschool wordt vooral veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van de zelfstandigheid van de leerling. 16 Een ZML-school is een school voor zeer moeilijk lerende kinderen, met een IQ lager dan 60.
19
Hoofdstuk 5 Praktijkvoorbeelden van kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs Om inzicht in de dagelijkse praktijk te verkrijgen zijn de ervaringen van een aantal ouders en kinderen betrokken bij het onderzoek. Op de oproep van Per Saldo hebben 16 ouders gereageerd. Het zijn allemaal ouders die de zorg voor de kinderen inkopen met een pgb. Met tien ouders is een interview gehouden, en daarvan zijn zeven geschikt gebleken als casus en opgenomen in dit rapport. De overige casussen bleken niet geschikt omdat AWBZ-begeleiding door de ouders verward was, met de rugzak en/of de AWBZ-compensatieregeling. Ouders vertelden over de begeleiding in het onderwijs; terwijl het daarbij niet ging om AWBZ-begeleiding maar om begeleiding vanuit de rugzak door de scholen zelf (zie bijlage 3 casus 15). De ouders hadden gereageerd op de oproep vanwege de begeleiding in het onderwijs. Over dit onderwerp wilden ze graag wat vertellen. Bij het doorvragen werd dan duidelijk dat het kind geen AWBZ-begeleiding in het onderwijs kreeg. Van de zeven casussen hebben vijf kinderen een cluster 3 indicatie en twee kinderen een cluster 4 indicatie. Drie kinderen volgen onderwijs in een regulier onderwijsinstelling en één zal binnenkort instromen op het reguliere onderwijs. Vanuit deze praktijkvoorbeelden komt naar voren dat de AWBZ-indicatie niet 1-op-1 over genomen wordt. Ouders bepalen vanuit hun totale pgb wat er nodig is en regelen dat veelal door het inhuren van zzp’ers of studenten. Hieronder staan 4 voorbeelden uit de praktijk beschreven, in bijlage 3 staan nog 3 casussen van kinderen. Casus 1 – Twee meisjes, een tweeling, van 16 jaar met het Syndroom van Down (Cluster 3) De tweeling is 16 jaar oud en zijn geboren met het Syndroom van Down. Samen volgen zij onderwijs bij een ZML (Zeer Moeilijke Lerende Kinderen) School. Indicatie Zij hebben beiden de volgende indicatie: individuele ondersteunende begeleiding klasse 4 (7 - 9,9 u p.w.) groep begeleiding klasse 2 (2 dagdelen in totaal 6 u p.w.). Daarnaast hebben zij een indicatie voor persoonlijke verzorging en tijdelijk verblijf. AWBZ-Begeleiding Van het totale pgb budget wordt ongeveer 30 a 35% ingezet voor begeleiding op school, dit komt neer op 14 uur p.w. voor beide kinderen. De begeleider is een buurvrouw van het gezin, met een achtergrond in de gehandicaptenzorg. Zij heeft een arbeidsverband met de dochters/ouders. De begeleider gaat 2 dagen per week mee naar school en zit achter de kinderen, als ‘schaduwbegeleiding’. Haar voornaamste taak is ervoor zorgen dat de kinderen op de lerares/leraar gefocust blijven en doen wat de lerares zegt. Dit gaat d.m.v. kleine aansturingen. De begeleider ondersteunt niet in het overbrengen van kennis. Praktijkervaring van de ouders Op dit moment zijn de ouders van de tweeling tevreden over de aansluiting tussen de begeleiding vanuit de school en het pgb. Dit heeft echter veel inspanning van de ouders gevergd, omdat de school in eerste instantie niet open stond voor inhuur van externen door de ouders. Communicatie en afstemming met de school en zorgen indicatie instanties is vooral verbeterd na inschakeling van een orthopedagoge. Zij stuurt nu voor de familie zeven medewerkers aan, zoals de buurvrouw maar ook de ingehuurde krachten die thuis zorg ondersteuning leveren. De hulp is gericht op de ontwikkeling van de meiden. De orthopedagoog wordt betaald vanuit het pgb.
20
Casus 2 - Een jonge vrouw van 19 jaar met een ernstig lichamelijke en een communicatieve handicap (Cluster 3) Ze is 19 jaar oud en door zuurstofgebrek bij de geboorte is zij ernstig lichamelijke gehandicapt en communicatief gehandicapt. Zij heeft nauwelijks controle over haar ledematen en kan niet praten. Ook heeft ze problemen bij het verwerken van visuele en auditieve informatie. De ouders hebben zelf een communicatiesysteem ontwikkeld. Doormiddel van kleine seintjes via de handen is communicatie mogelijk. Indicatie Vanwege haar handicaps werd haar verstandelijke vermogen lange tijd onderschat, maar zij is niet verstandelijk gehandicapt. Na een moeizame peuter- en basisschoolperiode (Mytylschool voor lichamelijk gehandicapten) zit zij op dit moment in 6 VWO op een speciale afdeling binnen een reguliere onderwijsinstelling. Vanwege de aard en ernst van haar handicaps heeft het meisje een langdurige indicatie gekregen van het CIZ voor de komende 15 jaar. Het gaat sinds dit jaar om een indicatie voor de functie verblijf. Voorheen kreeg ze een indicatie met daarin ook individuele begeleiding (geen splitsing voor zorg op school en thuis). AWBZ-Begeleiding Het gezin heeft gekozen voor een pgb. Met het pgb organiseren de ouders alles zelf. Zij hebben een pool van ongeveer 8 zorgverleners (waaronder studenten) die ondersteunen bij alle zorghandelingen (verzorging, verpleging, begeleiding) voor het meisje zowel thuis als in het onderwijs. De ouders leren het communicatiesysteem aan de begeleiders. De ouders hebben de zorgverleners geworven via internet en door briefjes op te hangen op verschillende HBO+ scholen. Het is nodig dat de begeleiders een bepaald denkniveau hebben omdat ze in staat moeten zijn onder andere de lesstof te vertalen in multiple choice vragen. De ouders hebben ook een contract de thuiszorg om op oproepbasis zorg te leveren. Praktijkervaring van de ouders Door de aard en complexiteit van de zorgvraag maakt het meisje gebruik van alle zorgfuncties/handelingen. Elke begeleider doet over het algemeen alle handelingen. Een groot gedeelte van het zorgbudget wordt ingezet voor de functie begeleiding. Het meisje heeft continu een begeleider nodig voor de communicatie. Door haar beperkingen is zij niet in staat om te praten of gebarentaal te gebruiken. Zij kan geen computer of communicatieapparaat bedienen. Ook kan zij zichzelf niet verplaatsen, zij heeft hier te allen tijde hulp bij nodig. Ook is er doorlopend toezicht en hulp nodig om te voorkomen dat ze zichzelf pijn doet door dwangstanden. Door haar goede verstandelijke vermogens is er een grote behoefte om zich te kunnen ontwikkelen.
Casus 3 – Een jongen van 14 jaar met ADHD, ODD, PDD-NOS, vrijstelling van leerplicht (Cluster 4) Deze jongen van 14 jaar heeft psychische problemen en het lukte tijdens de basisschoolperiode niet om een goede school te vinden. Zowel op cluster 4 scholen als in de psychiatrie werkte het niet. Daarom kwam hij thuis te zitten. Met het pgb is individuele begeleiding georganiseerd die in de thuissituatie ook onderwijs gaf. Bij de start van de middelbare school periode is opnieuw gezocht naar mogelijkheden. De jongen zit nu in het e 3 leerjaar van het regulier VMBO waar hij een deel van de lessen volgt. Indicatie De indicatie wordt jaarlijks afgegeven door Bureau Jeugdzorg. Dit bevat de klasse 3 begeleiding individueel, klasse 9 begeleiding groep en tijdelijk verblijf voor één etmaal. Het volledige pgb wordt ingezet voor de begeleiding op school met uitzondering van één etmaal tijdelijk verblijf. AWBZ-Begeleiding Deze jongen heeft vrijstelling van de leerplicht en met het pgb regelen de ouders begeleiding voor op school. Er zijn twee studenten gevonden die ingehuurd worden en tijdens de schooltijden is er altijd één student in de buurt. Ofwel om de jongen individueel les te geven ofwel om paraat te staan wanneer er een incident is tijdens de les. De begeleiding beslaat de volgende aspecten: structuur aanbrengen (vragen zoals waar ben je gebleven, wat moet je nog doen), inhoudelijke les, huiswerk maken en begeleiding na en ter voorkoming van incidenten en conflicten. Praktijkervaring van de ouders De ouders vinden de indicatiestelling niet erg objectief. Het hangt af van de indicatiesteller en de wijze waarop het aanvraagformulier is ingevuld en of de juiste termen zijn gebruikt. Ze zien voorbeelden dat er per regio verschillen zijn van wat kinderen geïndiceerd krijgen. Mensen die het goed kunnen organiseren krijgen zaken voor elkaar en mensen die dat niet kunnen niet. Terwijl dit niets met de behoefte van het kind te maken heeft.
21
Casus 4 – Een jongen van 12 jaar met autisme, PDD-NOS, ASS, vormen van Asperger, grote cognitieve voorsprong, maar met significante spraakproblemen (Cluster 4) Deze jongen van 12 jaar zit op een reguliere middelbare school en heeft daarvoor op een regulier basisschool gezeten. Indicatie De indicatie wordt nu 2-jaarlijks gedaan door Bureau Jeugdzorg. Voorheen was er een jaarlijkse indicatie en dat gaf elk jaar problemen en discussies met de indicatiesteller en zorgkantoor. AWBZ-Begeleiding Gemiddeld krijgt de jongen 3,9 uur per week AWBZ-begeleiding. Deze worden volledig in het onderwijs ingezet. De ouders maken gebruik van een PGB en huren een ZZP’er in. Aan het begin van het schooljaar worden de uren ingepland voor interne en externe activiteiten. De begeleiding wordt ingezet voor schooluitjes, activiteiten in groepsverband als handvaardigheid, gym of techniek. De begeleider helpt dan voornamelijk met de communicatie. De begeleider maakt wekelijks een urenverslag met daarin de activiteiten en de impact op de jongen. Onderwijs ondersteuning De school heeft 56 uur per jaar beschikbaar voor een ambulant begeleider. Deze begeleider komt in de praktijk nauwelijks in contact met de jongen zelf. Hij/zij schrijft voornamelijk behandelplannen en adviseert de docenten. Uit het rugzakje worden ook aangepaste schoolspullen/ hulpmiddelen gekocht (maximale waarde € 950, -). Ook heeft de school een zorgleraar in dienst en deze is 4 uur per week met de jongen bezig. Deze zorgleraar maakt de vertaalslag van het behandelplan naar de jongen. Regelmatig is er een overleg tussen de interne begeleider (coördineert de zorg voor de zorgkinderen op school), Ambulant begeleider, zorgleerkracht, ZZP’ers (vanuit de verschillende pgb’s), leerkrachten en ouders. Dan vindt er, per kind, afstemming plaats wat er de komende maand nodig is. Praktijkervaring ouders De indicatie was elk jaar anders en hierdoor kreeg de jongen volgens de ouders onvoldoende zorg toegewezen. Meerdere hoorzittingen hebben plaatsgevonden. Na de hoorzittingen is de indicatie van de jongen van ‘klasse 4’ naar ‘klasse 6’ gegaan. In de praktijk wordt deze verhoging door het zorgkantoor echter niet toegekend.
22
Hoofdstuk 6 Conclusies & aanbeveling 6.1 Conclusies Aantallen kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs zijn lastig te achterhalen Doordat de geïndiceerde en geleverde AWBZ-begeleiding in het onderwijs niet in geautomatiseerde systemen wordt bijgehouden zijn aantallen kinderen met deze indicatie, ofwel uren levering van AWBZ-begeleiding in het onderwijs niet te achterhalen. Gedurende het onderzoek is gesproken met een aantal zorgaanbieders die, voor een deel van de doelgroep in die bepaalde regio, wel aantallen konden noemen. Het gaat om Gelderland, Amsterdam en een gebied rond Ede. Deze zorgaanbieders werken nauw samen met (voornamelijk) cluster 3 scholen en leveren de AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Het gaat om een range van 19 tot 35 kinderen per 100 leerlingen. Deze specifieke inzichten bij de zorgaanbieders geven echter geen compleet beeld. Daarnaast geven de aantallen geen zicht op cluster 4 kinderen en op ouders die met een persoonsgebonden budget andere zorgaanbieders inschakelen. Verschillen per regio en per individu Per regio zijn duidelijke verschillen te zien in de manier in de samenwerking tussen scholen en zorgaanbieders. In sommige regio’s hebben Speciale scholen en Zorgaanbieders een nauwe samenwerking opgezet voor zorg en onderwijs. In andere regio’s is dit niet het geval en stemt de school de benodigde zorg af met de ouder. Ook zijn er verschillende te zien per individu. Elk kind is anders en heeft zijn specifieke zorg en begeleiding nodig. Elke ouder is anders en de ene ouder kan het beter verwoorden wat zijn kind heeft en kan het wel of niet zelf organiseren. Ouders, scholen en zorgaanbieders geven aan dat er verschillen in de indicatiestelling zijn. Begeleiding wordt in de praktijk breed geïnterpreteerd AWBZ-begeleiding wordt door ouders en scholen regelmatig door elkaar gehaald met het rugzakje, maar ook met andere AWBZ-functies. Ouders en scholen hebben het over extra begeleiding die kinderen nodig hebben. Pas na doorvragen wordt duidelijk dat het veelal niet om AWBZ-begeleiding in het onderwijs gaat, maar om bijvoorbeeld begeleiding vanuit de rugzak door een ambulant begeleider. De term ‘begeleiding’ wordt breed geïnterpreteerd en in de praktijk wordt dan ook vaak de vertaling gemaakt naar wat er voor het kind geregeld wordt. Voorbeelden van activiteiten die in de praktijk als ‘begeleiding’ gezien worden; helpen met de communicatie, helpen met onderwijs activiteiten, het uit de tas halen van boeken, het bieden van structuur, het rustig laten wennen aan een nieuwe situatie. AWBZ-begeleiding maakt ontwikkelingen van het kind mogelijk De AWBZ-begeleiding op school is een aanvulling op de begeleiding die door de school wordt geboden om onderwijs te kunnen volgen. Als resultaat van het inzetten van AWBZ-begeleiding in het onderwijs geven ouders, onderwijsinstellingen en zorgaanbieders aan dat ontwikkeling van het kind mogelijk gemaakt wordt. Hierdoor is de verwachting dat de zorgvraag op langere termijn minder groot is en dat kinderen meer zelfredzaam kunnen zijn. Hierbij gaat het soms om kleine ontwikkelingen zoals zelf de jas aantrekken. Soms om grotere stappen die gezet worden, namelijk het kunnen volgen van regulier voortgezet onderwijs. Ook gaat het om het voorkomen dat kinderen vastgebonden moeten worden omdat ze een gevaar voor zichzelf en anderen zijn. Respondenten geven aan dat kinderen geholpen zijn met een doelgerichte aanpak in het onderwijs.
23
In de praktijk wordt AWBZ-begeleiding in het onderwijs voor meer dan toezicht ingezet. De AWBZ-indicatie in het onderwijs wordt afgegeven in het geval er voor het kind bovengebruikelijk toezicht nodig is. In de praktijk blijkt dat begeleiding op vele gebieden ingezet wordt. Scholen, ouders en zorgaanbieders geven aan dat extra begeleiding een voorwaarde is om aan onderwijs deel te kunnen nemen. Voor een deel van de doelgroep betekent dit dat er inderdaad handelingen worden gedaan om ervoor te zorgen dat er geen escalaties plaatsvinden of dat er ingegrepen kan worden zodra er een crisis situatie is. Echter is er ook nog een doelgroep (ernstig meervoudig gehandicapt) die intensieve begeleiding nodig heeft omdat ze zelf niet veel kan en vaak rolstoel gebonden is. In onderstaand schema is dit nader uitgelegd, daarbij is een splitsing gemaakt voor het CIZ en Bureau Jeugdzorg vanwege de verschillende doelgroepen die zij indiceren.
Overlap functie begeleiding met functie persoonlijke verzorging maar ook met verpleging De ouders (met een pgb) die we gesproken hebben, geven aan dat ze de functies begeleiding en persoonlijke verzorging en of verpleging niet los van elkaar zien. Voor het onderdeel verpleging is voor bepaalde handelingen een diploma nodig dus daar wordt dan iemand met de juiste opleiding voor ingezet. In de praktijk worden naast de verplegende taken, ook persoonlijke verzorging en begeleiding geleverd. Ouders weten op basis van de indicatie wat het totale budget is voor het kind. Vervolgens bepalen ze in samenwerking met de aanbieder op welke wijze dit het beste ingezet kan worden. Daarbij wordt ook de keuze gemaakt hoeveel uur in de thuissituatie nodig is en hoeveel in het onderwijs. Door de ouders wordt voornamelijk gekeken welke zorg het kind nodig heeft en hoe dit financieel past. Ouders kijken daarbij niet naar de verschillende onderdelen van de indicatie. De zorgbehoefte kan per periode verschillen, bijvoorbeeld wanneer een kind ziek is en vooral begeleiding thuis nodig heeft. Ook vanuit zorgaanbieders wordt niet strikt gehandeld naar de indicatiestelling. Aanbieders geven aan vooral te kijken naar de behoefte van de kinderen en hoeveel
24
er financieel beschikbaar is. Wanneer er meerdere kinderen binnen een onderwijsinstelling met AWBZ-begeleiding (of persoonlijke verzorging) zijn, en allemaal de zorg inkopen bij dezelfde zorgaanbieder, kan deze het veelal efficiënter organiseren. Een begeleider kan continu aanwezig zijn op een groep of in de school. Dit kan ook praktisch zijn omdat in het geval van toezicht meestal niet duidelijk is wanneer dit voor welk kind nodig is. Een relatie tussen persoonlijke indicatie en de geleverde zorg aan een kind is in die gevallen niet aanwezig. Verschillen in aantal kinderen met AWBZ-begeleiding tussen ZML-scholen Bij de verschillende ZML-scholen zijn verschillen in percentages kinderen met AWBZ-begeleiding waar te nemen. Dit is veelal te verklaren doordat scholen vaak een eigen specialisme hebben. Er zijn bijvoorbeeld ZML-scholen die zich gespecialiseerd hebben in kinderen met zware meervoudige beperkingen. Ouders van kinderen met dergelijke beperkingen kiezen eerder voor een dergelijke school. Doordat sommige ZML-scholen een grotere groep kinderen met ernstig meervoudige handicaps les geeft, zal dat dus betekenen dat er procentueel meer kinderen met AWBZ-begeleiding op deze school zitten.
6.2 Aanbeveling voor mogelijk vervolgonderzoek Dit rapport geeft een verkenning van de AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Het geeft een beeld van de doelgroep en beschrijft wat begeleiding in de praktijk inhoudt. Zoals eerder beschreven in de conclusies is gedurende het onderzoek naar voren gekomen dat een aantal zorgaanbieders inzicht konden geven in de aantallen kinderen die begeleiding in het onderwijs ontvangen. In een mogelijk vervolgonderzoek kan aan de top 25 van grootste aanbieders in Nederland gevraagd worden inzicht te geven in het aantal kinderen dat begeleiding in het onderwijs ontvangen en het aantal uur dat zij ontvangen. Hierdoor wordt een meer landelijk beeld verkregen. Daarbij dient opgemerkt te worden dat ook via deze weg geen landelijk dekkend beeld wordt verkregen. De praktijk laat namelijk grote verschillen per regio, en per organisatie zien. Hierdoor kan nader inzicht geboden worden in: Aantal kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs en een cluster 3 indicatie in het cluster 3 onderwijs Kinderen met AWBZ-begeleiding in het onderwijs in het regulier onderwijs (splitsing basis en voortgezet) Aantal kinderen met AWBZ-begeleiding en een Cluster 4 indicatie in cluster 4 onderwijs. Daarnaast kunnen alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in het gebied van deze zorgaanbieder (telefonisch) benaderd worden om daarnaast ook het persoonsgebonden budget in kaart te brengen. Ook kunnen organisaties als het coördinatiecentrum Autisten en Stichting Downsyndroom helpen met informatie over kinderen in het regulier onderwijs. Dit kan een meer kwantitatief beeld opleveren voor een bepaald gebied. De resultaten van het onderzoek kunnen gemeenten inzicht geven in de AWBZ-begeleiding in het onderwijs. In overleg met het TransitieBureau kan worden bezien of de resultaten van het onderzoek verwerkt moeten worden in een handzame factsheet voor gemeenten.
25
Bijlage 1: Proces beschrijving Het proces van indicatiestelling, zorginkoop en zorglevering voor kinderen die AWBZbegeleiding in het onderwijs ontvangen.
26
Bijlage 2: Achtergrond Onderwijs en AWBZ Onderwijs
Basisonderwijs en speciaal basisonderwijs De taak van de basisschool is het lesgeven in verschillende vakken. Wat de leerlingen per vak moeten meekrijgen aan kennis, vaardigheden en inzichten staat beschreven in de kerndoelen. Dat zijn doelen die de overheid vooropstelt en die de school met zijn leerlingen moet bereiken. Behalve aan de verstandelijke ontwikkeling van kinderen besteedt de school aandacht aan hun sociale, emotionele, creatieve en lichamelijke ontwikkeling. Scholen voor speciaal basisonderwijs (SBO) zijn basisscholen waar onderwijs wordt gegeven aan kinderen voor wie vaststaat dat overwegend een zodanige orthopedagogische of orthodidactische benadering nodig is. Zij moeten daarom (althans gedurende enige tijd) op een speciale school voor basisonderwijs worden opgevangen. Deze scholen vallen onder het reguliere onderwijs. Voortgezet onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs (leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs) Na de basisschool gaan leerlingen naar een school voor voortgezet onderwijs, minstens tot ze zestien jaar zijn. Er zijn drie soorten voortgezet onderwijs: het Vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs), het Havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) en het Vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs). Het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) is bedoeld voor leerlingen die alleen met extra ondersteuning in staat zijn een VMBO-diploma te behalen. Soms zitten de leerlingen met leerwegondersteuning in aparte klassen, maar dat hoeft niet. In ieder geval volgen zij hetzelfde programma als in de reguliere leerwegen, maar dan met ondersteuning. Praktijkonderwijs (PRO) is bedoeld voor leerlingen van wie verwacht wordt dat zij niet in staat zijn om een regulier VMBO-diploma te behalen, ook niet met extra ondersteuning (LWOO). Het PRO leidt op tot arbeid. Het LWOO en PRO vallen onder het regulier onderwijs (Voortgezet) speciaal onderwijs De scholen (voortgezet) speciaal onderwijs (SO en VSO) zijn bedoeld voor leerlingen die zwaardere onderwijszorg nodig hebben. Voor de toelating is een indicatie nodig. Wanneer ouders van een leerling die toelaatbaar is tot het (voortgezet) speciaal onderwijs, kiezen voor regulier onderwijs krijgt
27
de leerling een zogenaamd rugzakje. Met de middelen uit het rugzakje kan de reguliere school het onderwijs aanpassen aan de hulpvraag van de leerling met een beperking. In het speciaal onderwijs worden 4 clusters onderscheiden:
AWBZ De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vergoedt kosten voor onverzekerbare, chronische zorg. Om in aanmerking te komen voor AWBZ-zorg moet er een medische reden (grondslag) aanwezig zijn waardoor iemand bepaalde activiteiten niet zelfstandig kan verrichten maar hierbij hulp nodig heeft. Om AWBZ-zorg aan te vragen is een indicatie nodig van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) en in een aantal gevallen van het Bureau Jeugdzorg. Vanuit de AWBZ worden verschillende soorten zorg gefinancierd. Dit zijn: persoonlijke verzorging (PV); verpleging (VP); begeleiding (BG individueel en BG groep); verblijf in een instelling (VB); kortdurend verblijf (KVB); behandeling (BH individueel en BH groep). Voortgezet verblijf op psychiatrische grondslag. Het kind komt in aanmerking voor de functie begeleiding indien er sprake is van matige of zware beperkingen op het terrein van: de sociale redzaamheid het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren het geheugen of de oriëntatie, of die matig of zwaar probleemgedrag vertoont.
28
Bijlage 3: Overzicht informatie uit digitale vragenlijst
29
Bijlage 4; casussen Praktijkervaringen kinderen Met 10 ouders is een interview gehouden. Bij 7 gezinnen kreeg het kind AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Hiervan hebben 5 kinderen een cluster 3 indicatie en 2 kinderen een cluster 4 indicatie. In de rapportage zijn reeds een aantal casussen beschreven. Hieronder treft u de overige casussen aan. Casus 5 – Een jongen van 15 jaar met een verstandelijke beperking en autisme (MG status) (Cluster 3) De jongen (15 jaar) heeft een MG (meervoudig gehandicapt) status. Hij heeft een verstandelijke beperking, autisme en epilepsie. Hij heeft het lastig wanneer hij in een nieuwe omgeving komt. Het wennen aan de situatie duurt erg lang. Toen de jongen 7 jaar oud was bleek het reguliere aanbod binnen de zorg en het onderwijs niet passend. De ene groep was te kwetsbaar voor hem en de andere groep had een te laag aanspreekniveau. Het alternatief was thuis zitten of opname in een 24-uursinstelling voor ernstig problematische kinderen. Door de inzet van het pgb is één op één begeleiding georganiseerd. Een passend onderwijs-begeleidingsprogramma en keuze voor begeleiders waar hij goed op reageerde. Ondanks een sombere toekomstverwachting heeft deze jongen zich door de aangepaste begeleiding in de loop der jaren goed kunnen ontwikkelen. Het resultaat is dat hij nu aan het instromen is in regulier voortgezet onderwijs. Indicatie Hij heeft een indicatie voor 5 jaar voor persoonlijke verzorging, begeleiding individueel (klasse 5), begeleiding groep en vervoer. Vanuit het pgb wordt ongeveer 50% ingezet in het onderwijs. AWBZ-Begeleiding Deze jongen gaat 3 dagen per week naar een cluster 3 school waar hij continu individuele begeleiding krijgt. Daarnaast gaat hij 2 dagen naar een zorgboerderij waar hij ook continu begeleiding krijgt. Voor de jongen worden uit het pgb meerdere begeleiders ingehuurd en ingezet op school en thuis. De begeleiders zijn niet van een zorginstelling maar zelfstandigen. De begeleider zorgt ervoor dat er telkens in een nieuwe situatie op een goede manier gestart kan worden, zorgt ervoor dat de situatie onder controle blijft en leert de jongen omgaan met veranderingen. Een begeleider zorgt er tijdens het onderwijs voor dat hij niet wegloopt, zijn jas ophangt en tijdig naar de WC gaat. Voor deze jongen is het van belang dat hij zich veilig voelt dus de begeleider stuurt hem continu en haalt hem uit de situatie voordat het kan escaleren. Onderwijs ondersteuning In de klas van de jongen zitten 9 kinderen. Naast de docent is er een klasse assistent voor extra begeleiding. Echter is het een intensieve groep dus er is continu sturing nodig. Voorbeelden voor taken van de klasse assistent zijn voorbereiding van knutselactiviteiten, taken voorbereiden en zorgen voor de rust in de klas. Praktijkervaring van de ouders Zijn moeder geeft aan dat het van belang is om te investeren om hem goed voor te bereiden op de toekomst. Door nu in te zetten op intensieve begeleiding boekt de jongen vooruitgang waardoor de verwachting is hij op latere leeftijd minder zorg nodig heeft. Wanneer de begeleiding niet ingezet wordt moet de jongen thuis blijven.
30
Casus 6 – Een meisje van 17 met een meervoudige handicap en CVI waardoor beelden vertraagd binnen komen (Cluster 3) Dit meisje is 17 jaar en heeft een meervoudige handicap. Ze kampt met CVI waardoor beelden vertraagd binnen komen. Ze zit op dit moment in een leef- en leer-klas. Dit is een klas tussen zorg en leren in op een cluster 3 school. Het meisje is te goed voor dagbesteding en te slecht voor het Speciaal onderwijs. Daarom wordt AWBZbegeleiding ingezet om onderwijs te kunnen volgen. Door haar beperking komen beelden vertraagd binnen en gaat alles om haar heen te snel. Ze kan niet veel zelf, is vluchtgevaarlijk en heeft 24 uur per dag zorg nodig. AWBZ-Begeleiding Het meisje krijgt extra AWBZ-begeleiding voor het uitleggen van de lesstof, meegaan naar de wc en wanneer ze te druk wordt neemt de begeleider haar mee naar buiten om rustig te worden. Ook zorgt de begeleider ervoor dat ze niet wegloopt. Praktijkervaring van de ouders Het is mogelijk om onderwijs te volgen tot 19 jaar en daarna zal het meisje volledig moeten overstappen naar dagbesteding. Haar ouders vinden het van belang dat nu een groot deel van het pgb ingezet wordt in het onderwijs omdat nu de ontwikkeling nog mogelijk is. Zonder de extra AWBZ-begeleiding in het onderwijs kan ze niet naar school en moet ze volledig naar de dagbesteding. De ouders van het meisje zullen volgende keer bij de indicatie een Zorg Zwaarte Pakket aanvragen met verblijf, voor 15 jaar.
Casus 7 – Een jongen van 13 jaar met autisme, een verstandelijke beperking en het vermoeden van één of twee taal- en spraakstoornissen (Cluster 3) Deze jongen van 13 jaar zit al 4 jaar op een ZML-school (cluster 3) voor primair onderwijs. Het is een school buiten de regio waar de jongen woont omdat het op eerdere scholen niet goed ging. Indicatie De jongen heeft een indicatie voor 5 jaar voor persoonlijke verzorging, begeleiding individueel (klasse 2), begeleiding groep en tijdelijk verblijf. Financieel gezien wordt ongeveer 6,5% van het pgb ingezet voor individuele begeleiding in het onderwijs. Daarnaast vraagt de school aan de ouders een vrijwillige bijdrage vanuit het pgb. Dit was op de vorige school een voorwaarde om geplaatst te kunnen worden in de zogenaamde ‘autigroepen’. Na een korte periode in de zorginstelling hebben de ouders besloten om de jongen thuis te houden en daar samen met een logopediste onderwijs te geven. De moeder is gestopt met werken om ervoor te zorgen dat er geen externe hulp nodig zou zijn. Er zijn nog 3 kinderen in het gezin en een extra hulpverlener in huis was geen optie voor het gezin, mede omdat professionals het advies geven het aantal begeleiders te beperken voor autisten. AWBZ-Begeleiding Na een jaar thuis is de jongen naar de ZML-school gegaan waar hij nu zit. Daar krijgt hij naast onderwijs nog extra individuele begeleiding. Een hulpverlener die in dienst is van school, wordt door de ouders, vanuit het AWBZ-pgb als begeleiding in het onderwijs, 2x1 uur ingehuurd voor extra training op school. Het gaat dan om het aanleren van praktische vaardigheden. Het gedrag van de jongen is te typeren als gespannen. Wanneer onverwachte dingen gebeuren, houdt hij zijn handen op zijn oren en kan hij hard gaan gillen. Soms wordt hij agressief, schopt en spuugt hij. Praktijkervaring van de ouders Vanwege zijn gedrag had de vorige ZML school geadviseerd om naar een zorggroep voor verstandelijk gehandicapten te gaan. Daar ging het echter niet goed. De ontwikkeling die hij op school had doorgemaakt raakte hij weer kwijt in de tijd dat hij in de zorggroep zat. Het onderwijs kon hem communicatie materiaal bieden dat gericht is op autisme en daar reageerde hij goed op. Daarnaast vinden de ouders het kennisniveau van de docenten over autisme op school beter dan in de zorg.
31
Praktijkvoorbeelden scholen Casus 8 – Een reguliere basisschool in de regio Eindhoven met onderwijs voor 8 leerlingen met het Syndroom van Down Deze school voor regulier basisonderwijs biedt naast het reguliere onderwijs ook begeleiding voor kinderen met het Syndroom van Down. Het gaat in totaal om acht kinderen met het Syndroom van Down die begeleiding krijgen. De financiering voor de begeleiding die voor deze groep aanwezig is, gebeurt via de pgb. De acht leerlingen krijgen begeleiding om goed te kunnen functioneren in de klas. Er zijn ook momenten waarop er onderwijs aan alleen deze groep van acht leerlingen wordt geboden. In totaal gaat het om 60 uur begeleiding, waarvan 19 uur gefinancierd vanuit de AWBZ-begeleiding. De overige uren worden gefinancierd vanuit de rugzak. De basisschool is goed bekend met de zorgvraag van kinderen met het Syndroom van Down. De school geeft aan dat de combinatie van regulier onderwijs en onderwijs aan een achttal leerlingen met het Syndroom van Down alleen mogelijk is door de unieke combinatie van onderwijs en (intensieve) begeleiding. De school werkt al twaalf jaar met deze constructie.
Casus 9 – Een tyltylschool voor speciaal onderwijs in regio Utrecht (Cluster 3) Op deze Tyltylschool in Utrecht ontvangen 350 leerlingen onderwijs, waarvan 15 leerlingen onderwijs met AWBZbegeleiding ontvangen. Deze 15 leerlingen zijn te typeren als ‘de zwaardere gevallen’. Ze hebben veel zorg nodig en vertonen wegloopgedrag. Voor deze relatief grote school is het lastig om de extra zorg te coördineren van de kinderen met een pgb. Dit is een tijd door een zorgaanbieder geregeld, maar de specifieke zorg voor alle kinderen was niet te organiseren door de zorgaanbieder. Daarop is een coördinator aangesteld die deze zaken op de school regelt. Deze coördinator organiseert de zorg zo effectief mogelijk. Zij wordt betaald uit de verschillende pgb’s. Op basis van de indicaties stemt ze met de docenten en de ouders af op welke wijze de zorg het beste geboden kan worden. Vervolgens werft de coördinator zelf de zorgverleners/begeleiders die deze specifieke zorg kunnen leveren. Dit gebeurt bijvoorbeeld via het PZN-netwerk of via www.zoekpgbzorg.nl. Deze manier van zorg inkopen is goedkoper dan via een zorginstelling. De ingehuurde Zzp’er wordt zo effectief mogelijk ingezet en levert vaak begeleiding aan verschillende kinderen. In de klas zijn zowel een docent en klasse-assistent aanwezig. Dit is niet altijd genoeg waardoor kinderen lang moeten wachten op hulp. De school zorgt ervoor dat kinderen met extra begeleiders sneller op weg geholpen worden, waardoor escalaties worden voorkomen. De school heeft ook een ‘instap-klasje’ opgezet met REC-begeleiding én extra AWBZ-begeleiding. De maatschappelijk werkster van de school geeft bij de ouders aan dat ze extra zorg kunnen aanvragen.
Casus 10 – Een koepel met meerdere scholen (voornamelijk Cluster 4) De scholen van Saltho Onderwijs, Het Driespan en De Vlinder zijn cluster 4-scholen in Oost en West-Brabant. In totaal zitten er ongeveer 2100 leerlingen op de scholen. Het is een instelling voor speciaal onderwijs voor cluster 1 tot en met cluster 4 leerlingen. In de praktijk zijn het echter vooral cluster 4 kinderen en een aantal cluster 3 kinderen. Er is samenwerking met een orthopedagogisch behandelinstituut waardoor kleinschalig onderwijs wordt geboden aan cluster 3 leerlingen. Zo krijgen de kinderen met een verstandelijke beperking en complexe gedragsstoornissen ook de ruimte zich te ontwikkelen. In de praktijk betekent dit dat er zowel zorg, begeleiding én onderwijs op één locatie worden aangeboden. Van de 700 leerlingen met begeleiding in het onderwijs wonen er ongeveer 450-500 thuis. 95% van deze kinderen met AWBZ-begeleiding ontvangen Zorg in natura. De leerlingen ontvangen begeleiding vanwege de vraag voor extra begeleiding op het sociale en emotionele vlak zoals sociale vaardigheden. Sinds een aantal jaren zijn er ook een aantal kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum waar ook begeleiding voor wordt geboden. AWBZ-begeleiding De AWBZ-begeleiding richt zich in de praktijk op het oefenen van sociale vaardigheden, sociale redzaamheid en de werkhouding. De personen die begeleiding geven brengen verschillende disciplines met zich mee; het zijn bijvoorbeeld creatief therapeuten, logopedisten, speltherapeuten of het gaat om deskundigen die psychomotore therapie vanuit onderwijskundig perspectief leveren. De scholen zijn veelal gekoppeld aan een internaat of een zorginstelling waardoor het bieden van de combinatie32 onderwijs met zorg gemakkelijker is. De scholen zijn in staat om onderwijs te bieden aan een complexe doelgroep met complexe problematieken. Er zijn afspraken gemaakt met zorgaanbieders om de zorg en begeleiding te leveren.
Casus 11 – Een speciale basisschool (voorheen LOM) Het gaat hier om een Speciale Basisschool in de regio Zwolle, voor moeilijk lerende kinderen en kinderen met leer- en opvoedingsproblemen. De school heeft sinds 1986 ook een afdeling voor Jonge Risico Kinderen (JRK). De school kenschetst zich zelf als een beleidsrijke school. Er is veel extra inzet van Orthopedagogen, onderwijsassistenten, remedial teachers, logopedisten en fysiotherapeuten. Er zijn in totaal 234 leerlingen daarvan hebben 36 leerlingen een LGF-financiering (de ‘rugzak’): 3 cluster 2 leerlingen, 3 cluster 3 leerlingen en 30 cluster 4 leerlingen. De instroom van leerlingen gebeurt op twee manieren. Dit gebeurt (1) rechtstreeks in groep één vanuit MKD (Medisch Kleuter Dagverblijf en KDV (Kinderdagverblijf) of (2) tussentijdse instroom leerlingen vanuit de reguliere basisschool. In dit laatste geval gebeurt dit veelal vanuit groep vier of vijf vanwege leerproblemen en/of leesproblemen. ABWZ-begeleiding Het is onbekend hoeveel leerlingen AWBZ-begeleiding geïndiceerd hebben gekregen. In het nabije verleden heeft één leerling extra begeleiding in de klas gekregen. Deze begeleider was door de ouder zelf aangesteld en betaald. Extra toezicht bij de huidige leerlingen op zijn school is noodzakelijk dus de directeur schat in dat er meerdere indicatie voor AWBZ-begeleiding zouden moeten zijn. Er wordt echter geen AWBZ-begeleiding op de school georganiseerd vanuit pgb’s.
Praktijkvoorbeelden zorgaanbieders Casus 12– Zorgaanbieder in de regio Ede-Tiel (Cluster 3 en 4) Deze zorgaanbieder levert zorg op 4 scholen. Daarvan zijn het 3 cluster 3 scholen en 1 cluster 4 school. Van de 600 leerlingen in totaal krijgen 215 leerlingen AWBZ-begeleiding in het onderwijs. De meeste kinderen met AWBZbegeleiding hebben een cluster 3 indicatie. Ongeveer 5 kinderen met AWBZ-begeleiding hebben een cluster 4 indicatie. Deze 5 kinderen met een cluster 4 indicatie is een lastige groep omdat ze tussen cluster 3 en 4 inzitten. Verstandelijk gezien scoren ze hoger dan 85 waardoor ze automatisch in cluster 4 vallen. Echter gezien de verschillende problematieken zouden ze goed in cluster 3 passen. Dit betekent in de praktijk dat ze in cluster 4 veel extra individuele begeleiding nodig hebben om zich binnen deze school te handhaven. Naast de kinderen in de zorgklassen hebben een aantal kinderen in andere klassen extra begeleiding vanwege hun gedrag. Zijn een gevaar voor de omgeving en moeten regelmatig apart genomen worden. Extra toezicht is dan noodzakelijk. Deze zorgaanbieder heeft een nauwe samenwerking opgezet met de school. Er zijn zorgklassen opgericht waar kinderen vanuit het Kinderdagcentra naar toe gegaan zijn. Dus kinderen die voorheen alleen zorg kregen krijgen nu elke ochtend onderwijs. Er zijn zorgklassen voor kinderen die rolstoelafhankelijk zijn of alleen kunnen liggen en er zijn zorgklassen voor kinderen met andere problematieken (naast laag IQ) als autisme of gedragsstoornissen. Er wordt vanuit het onderwijs gerichter aan doelen gewerkt en beter gekeken naar de mogelijke ontwikkeling van de kinderen. Dit vertalen ze in activiteiten en resultaten (strakkere verantwoordingslijn). De kinderen zij uit een veelal afgezonderde zorginstelling naar een onderwijsinstelling gegaan en hierdoor veel meer in de maatschappij terecht gekomen. Bij leeractiviteiten van de zorgkinderen kun je denken aan het laten inslijten van gewoonten. Dus bijvoorbeeld door van het verschonen een activiteit te maken kan het kind leren zich op den duur minder te bewegen bij het verschonen. Daardoor wordt het op termijn makkelijker. Een ander voorbeeld is het aantrekken van een jas. Het kind kan leren om zijn arm omhoog te houden. Het zijn kleine ontwikkelingen maar wel belangrijk en voor de langere termijn kan dat zorg schelen. Wanneer een kind wordt ingeschreven bij het onderwijs vervalt de AWBZ-indicatie en moeten ouders opnieuw een indicatie gaan regelen (met gevaar van verlies hoogte van bv pgb). Het onderwijs krijgt geld voor elk kind dat ingeschreven is, echter kan het voorkomen dat een kind langere tijd ziek is en dan geen onderwijs kan volgen. De declaratie van de kosten voor de zorg is dan voor een periode lastig te regelen voor de zorgaanbieder. De kinderen in een zorgklas hebben eigenlijk begeleiding bij alles nodig. Zorgen dat een kind zich niet verslikt, opletten dat het geen toeval krijgt, verplaatsen van tafel naar computer, nieuw werkje geven bij kinderen die bijvoorbeeld in een rolstoel zitten. In de zorgklas met kinderen met diverse gedragsproblematieken is vooral toezicht 33 nodig; sturing. Elk kind heeft continu sturing, begeleiding en hulp nodig zodat het mogelijk is om onderwijs te volgen.
Casus 13 – Zorgaanbieder Gelderland Een zorgaanbieder in Gelderland biedt aan 108 kinderen AWBZ-begeleiding in het onderwijs. Deze kinderen zitten op 5 verschillende cluster 3 scholen in die regio. In totaal zitten er 509 kinderen op deze scholen.
Ongeveer 50% van de leerlingen maakt gebruik van een pgb en 50% van Zorg in natura. De kinderen die begeleiding krijgen hebben de volgende kenmerken: Ernstig meervoudig gehandicapt IQ < 35 Veelal een bijkomend gedragsprobleem. De begeleiding is vooral op de volgende onderdelen gericht: Toezicht bieden Individuele begeleiding bij gedragsproblematiek Zorgen voor communicatie Individueel werken De scholen geven voorkeur aan het inzetten van deze zorgaanbieder. Ze vragen aan de ouders om niet zelf begeleiders (als zzp’ers) te regelen vanuit hun pgb maar om afspraken met de zorgaanbieder te maken. Om alles goed te organiseren en coördineren is er een zorg coördinator aangesteld bij de zorgaanbieder. Binnen scholen zijn er zorgteams van de zorgaanbieder aanwezig die ook de benodigde AWBZ-begeleiding bieden in combinatie van andere AWBZ-functies als persoonlijke verzorging en verpleging. Vanuit deze zorgaanbieder wordt vooral aan cluster 3 kinderen binnen cluster 3 scholen ondersteuning geboden. Er zijn ook enkele kinderen in het reguliere onderwijs die wat begeleiding in het onderwijs krijgen en ook enkele kinderen met een cluster 4 indicatie voor het cluster 4 onderwijs. Dit zijn er beduidend minder dan de cluster 3 groep.
34
Casus 14 – Zorgaanbieder in Amsterdam (Cluster 3) In Amsterdam biedt deze zorgaanbieder aan 170 kinderen begeleiding in het onderwijs. Dit zijn over het algemeen cluster 3 kinderen en enkele kinderen met een cluster 2 of 4 indicatie maar dan gaat het om kinderen van 0 tot 5 jaar (voorschoolse leeftijd). Andere zorgaanbieders hebben zicht op de cluster 2 of 4 kinderen. Deze zorgaanbieder biedt onder andere ambulante begeleiding (vanuit de rugzak) en AWBZ-begeleiding. Ongeveer 50 kinderen waar deze zorgaanbieder zorg aan biedt, zitten in het regulier onderwijs. Het gaat dan om ambulante begeleiding of om AWBZ-begeleiding. Van deze 50 kinderen zijn er ongeveer 20 met de leeftijd 0-5 jaar en 30 zitten op het basisonderwijs. Deze kinderen hebben een ontwikkelingsachterstand of een verstandelijke beperking. De begeleiding in het reguliere onderwijs is gericht op dat het kind zich iets eigen kan maken. Voorwaarde om te leren, leren. • Structureren van de omgeving • Materiaal maken om lesstof begrijpelijk te maken • Kinderen goed in de klas neerzetten zodat de rust bewaard wordt • Uit de klas halen bij escalaties Ongeveer 120 kinderen die deze zorgaanbieder AWBZ-begeleiding in het onderwijs biedt, zitten op het Speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs. Er zijn 9 onderwijslocaties met 1013 leerlingen, allemaal cluster 3 scholen. Er zijn 5 groepen te onderscheiden die AWBZ-begeleiding in het onderwijs krijgen: 1. Kinderen die extra individuele benadering nodig hebben op een aantal momenten van de dag zodat het mogelijk wordt om door de dag heen te komen. Bijvoorbeeld zodra ze uit het busje komen als eerste zorgen dat ze de spanning van de reis kwijtraken 2. Kinderen uit de situatie halen vanwege hun gedrag. Storend voor anderen kinderen. Deze kinderen hebben ook vaak behoefte aan structuur 3. Kinderen met behoorlijke gedragsproblematiek. Voor deze groep is het voornamelijk handig om de benodigde begeleiding te combineren. Het is onvoorspelbaar wanneer er ingegrepen moet worden dus het is handig wanneer er altijd iemand in de buurt is. 4. Een groep oudere kinderen (voortgezet onderwijs leeftijd) met een licht verstandelijke handicap. De begeleiding is erop gericht om escalaties (in brede zin) te voorkomen. Bijvoorbeeld ‘s morgens bellen dat ze over een uur op school worden verwacht. Door deze ‘kleine’ vormen van begeleiding/structuur komt het kind naar school en gaat geen verkeerde dingen doen. 5. Kinderen met een ernstige meervoudige handicap. Deze kinderen hebben begeleiding nodig bij alles.
Casus 15 - Jongetje met PDD NOS, ADD en Autisme (cluster 4) Het jongetje (10 jaar) heeft te maken met een combinatie van verschillende gedragsstoornissen. Ondanks zijn beperkingen gaat het jongetje naar een reguliere school. Onderwijs begeleiding Begeleiding en zorg in het onderwijs worden gefinancierd uit ‘het rugzakje’ en de aanvullende AWBZ compensatie regeling. Het pgb budget dat de ouders jaarlijks toegekend krijgen wordt om die reden niet besteedt aan extra begeleiding op school. Vanuit het CIZ is hier geen richtlijn over meegegeven. Begeleiding in het onderwijs wordt vanuit het onderwijs georganiseerd. Zo krijg het jongetje op individueel niveau remedial teaching (indirect gefinancierd uit het rugzakje). Daarnaast is er ook ambulante begeleiding op groepsniveau, de ondersteuning van deze begeleider is volgens de ouders gericht op advies aan de docent. Ervaringen ouders In de beleving van de ouders zijn het advies van de ambulant begeleiders niet-persoonsgericht, maar meer adviezen gericht op algemene structuur in de klas. De ouders van dit jongetje geven aan dat ze weinig invloed hebben op de zorg en begeleiding dat wordt ingezet voor het jongetje in het onderwijs. Het REC biedt de ambulante begeleiding op de school aan, zij bepalen de begeleiders en de vorm van begeleiding. Voor de ouders is samenhang tussen begeleiding en ontwikkeling in het onderwijs en thuis erg belangrijk. Het pgb budget t.b.v. de functie begeleiding wordt in het geval van dit jongetje volledig thuis ingezet. De ouders maken hiervoor gebruik van een ZZP’er.
35
Bijlage 5: Verklarende begrippenlijst AWBZ WMO BG CIZ CVI HO LG LZ MBO pgb SO SBO VSO VO DUO ZMLK VIVIS SIAC Mytylschool Tyltylschool
ZML REC BJZ ADHD LGF
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Wet Maatschappelijke Ondersteuning Begeleiding Centrum Indicatiestelling Zorg Commissie voor Indicatiestelling Hoger onderwijs lichamelijk gehandicapt langdurig ziek Middelbaar Beroepsonderwijs persoonsgebonden budget Speciaal onderwijs Speciaal Basis Onderwijs Voortgezet speciaal onderwijs Voortgezet onderwijs Dienst Uitvoering Onderwijs Zeer moeilijk lerend kind De Vereniging van Instellingen voor mensen met een Visuele beperking) Stichting Samenwerkende Instellingen Auditief en/of Communicatief beperkten School voor kinderen met een lichamelijke beperking die samenwerkt met een revalidatiecentrum waardoor revalidatiebehandeling op de schoollocatie mogelijk is. School voor moeilijk lerende kinderen met meervoudige handicaps die samenwerkt met een revalidatiecentrum waardoor revalidatiebehandeling op de schoollocatie mogelijk is. Zeer moeilijk lerende (IQ lager dan 60) Regionaal Expertise Centrum Bureau Jeugdzorg Attention Deficit Hyperactivity Disorder Leerling gebonden Financiering
36
Bijlage 6: Overzicht van de klankbordgroep, geïnterviewde organisaties en geraadpleegde literatuur Klankbordgroep: Mevr. Hartholt-Hofstee (Ministerie van VWS) Mevr. Huiden-Timmer (Ministerie van VWS) Mevr. Postmaa (Ministerie van OCW) Mevr. Dijkstra (VNG) Dhr. Krol (Berkenschutse) Mevr. Egtberts (vertegenwoordigster clusters 1 en 2) Mevr Willems (CIZ) Dhr. Cantrijn (PO-raad, vertegenwoordiger clusters 3 en 4)
Interviews gehouden met: Ministerie van OCW Ministerie van VWS VNG CIZ /CIZ Eindhoven Bureau Jeugdzorg Nederland / Bureau Jeugdzorg Eindhoven belangenverenigingen ouders met pgb Per Saldo Samenwerkingsverbanden basisonderwijs in Eindhoven en Zwolle Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs in Eindhoven en Zwolle Zorgkantoor Eindhoven MEE-Eindhoven Gemeente Den Bosch Coordinatiecentrum Autisme Zuid-Limburg scholen zorgaanbieders Ouders Initiatiefnemers project ‘De Blauwe Zon’ Bosk REC zuid-oosrbrabant
Literatuur: De inzet van het persoonsgebonden budget op school, 2009; ITS Indicatiewijzer; CIZ Wie is de cliënt; CIZ Folder AWBZ zorg 2010 Rapportage-cumulatieve effectenbezuinigingen voor jeugdigen gemeente Amsterdam Infite, zorggelden nader beschouwd
37
Contact Heeft u nog vragen, neem dan gerust contact met ons op via één van de onderstaande auteurs die betrokken zijn geweest bij dit onderzoek. •
Karina Kuperus via
[email protected]
•
Marijke Ploegman via
[email protected]
•
Marieke Smit via
[email protected]
•
Henk van den Berg via
[email protected]
38