Hogeschool West-Vlaanderen Departement HIEPSO Studiegebied Gezondheidszorg OPLEIDING ERGOTHERAPIE R. De Rudderlaan 6 8500 Kortrijk
Verkennen van de mogelijkheden van percussie bij ernstig tot diep mentaal gehandicapten
Scriptie aangeboden tot het
behalen van de titel van Bachelor in de ergotherapie
Onder begeleiding van
Els Detailleur
Bram Neyrinck JUNI 2006
1
Woord vooraf Bij het verwezenlijken van mijn eindwerk ‘Verkennen van de mogelijkheden van percussie bij ernstig tot diep mentaal gehandicapten’ zijn er een aantal personen die mij heel behulpzaam zijn geweest. Ik wil hen hier dan ook graag bedanken. In de eerste plaats zou ik graag een speciaal woordje van dank willen richten naar mijn interne begeleidster, Els Detailleur. Zonder haar hulp, goede raad, enthousiasme en interesse in mijn scriptie-onderwerp had ik dit eindwerk nooit tot een goed einde kunnen brengen. Ik zou ook Magda Van Soom, mijn begeleidster uit de opleiding, willen bedanken voor de praktische tips die ik van haar kreeg bij het uitwerken van mijn scriptie. Ik wil beide bedanken voor de tijd die ze voor mij vrijgemaakt hebben om mij daadwerkelijk te ‘begeleiden’. In het bijzonder wil ik de bewoners van Maria Ter Engelen bedanken. Zonder hun spontaniteit, echtheid en wekelijkse aanwezigheid had ik niet kunnen slagen in de verwezenlijking van dit eindwerk. Ook de teamleden van het nursingtehuis afdeling ‘Zuidkant’ en de leefgroepbegeleiding wil ik graag bedanken voor hun interesse in dit eindwerk en voor hun bereidwillige medewerking. Tevens richt ik een woordje van dank tot de directieleden en docenten ergotherapie van de Hogeschool West-Vlaanderen departement HIEPSO die mij gedurende mijn opleiding begeleid hebben. Door alles wat ik van hen heb kunnen leren en ervaren ben ik geworden wie ik nu ben. Verder wil ik iedereen die op de een of andere manier een bijdrage leverde aan de verwezenlijking mijn scriptie, bedanken voor de hulp, tips en steun die ze mij geboden hebben. Hierbij wil ik ook mijn klasgenoten niet vergeten te noemen. Tenslotte wil ik graag mijn ouders bedanken. Zij maakten het mogelijk mijn studies tot een goed einde te brengen en waren een grote steun voor mij. Dank u wel, Bram Neyrinck
2
Inhoudsopgave Woord vooraf............................................................................................................ 1 Inhoudsopgave .......................................................................................................... 3 Inleiding ................................................................................................................. 5 HOOFDSTUK 1 : Ernstig - diep mentale handicap ........................................................................ 7 1.1 Inleiding .......................................................................................................... 7 1.2 Ernstig tot diep mentale handicap ................................................................................. 7 1.2.1 Personen met een ernstig mentale handicap .................................................................. 7 1.2.2 Personen met een diep mentale handicap..................................................................... 8 1.3 Omgang met MG volgens verschillende visies ..................................................................... 8 1.3.1 De ervaringsfasen volgens D. Timmers-Huigens .............................................................. 8 1.3.2 Contact en communicatie met deze doelgroep .............................................................. 11 A. Belangrijke factoren binnen contactopbouw ................................................................. 11 B. Communicatie .............................................................................................. 12 1.3.3 Het emancipatieprincipe .................................................................................... 12 1.3.4 Basale stimulatie volgens A. Fröhlich ....................................................................... 13 1.3.5 Eigen mening .............................................................................................. 16 HOOFDSTUK 2 : Muziek als therapeutisch middel ..................................................................... 17 2.1 De geschiedenis van muziek als therapeutisch middel ........................................................... 17 2.2 Invloed van muziek op mensen .................................................................................. 17 2.3 Geestelijk gehandicapten en muziek............................................................................. 18 2.4 Orthoagogische muziekbeoefening .............................................................................. 19 2.4.1 Inleiding.................................................................................................... 19 2.4.2 Wat is OMB? ............................................................................................... 19 2.4.3 Rol en houding van de ergotherapeut ....................................................................... 20 2.4.4 Individuele behandeling vs. groepsgewijze behandeling ..................................................... 22 A. Individuele orthoagogische muziekactiviteit.................................................................. 22 B. Orthoagogische muziekactiviteit in groep .................................................................... 22 HOOFDSTUK 3 : Percussie............................................................................................ 24 3.1 De verschillende aspecten van percussie ........................................................................ 24 3.2 Indeling van de soorten percussie ............................................................................... 25 3.2.1 Membranofonen............................................................................................ 25 3.2.2 Idiofonen ................................................................................................... 25 3.2.2 Idiofonen ................................................................................................... 26 3.3 Ontwikkeling van percussie door de jaren heen .................................................................. 26 3.4 Eigenschappen van de instrumenten (zintuiglijke aspecten) ...................................................... 27 3.4.1 Tactiel aspect .............................................................................................. 27 3.4.2 Vibratorisch aspect ......................................................................................... 27 3.4.3 Auditief aspect ............................................................................................. 27 3.4.4 Visueel aspect.............................................................................................. 27 3.4.5 Besluit ..................................................................................................... 28 3.5 Percussie als functioneel gegeven............................................................................... 28 HOOFDSTUK 4 : Voorbeschouwing.................................................................................... 29 4.1 Met welke factoren dien ik rekening te houden?.................................................................. 29 4.1.1 Mogelijkheden en beperkingen van mezelf als begeleider.................................................... 29 A. Mogelijkheden.............................................................................................. 29 B. Beperkingen................................................................................................ 29 4.1.2 Mogelijkheden en beperkingen van medebegeleiders........................................................ 29 A. Mogelijkheden.............................................................................................. 29 B. Beperkingen................................................................................................ 29 3
4.1.3 Mogelijkheden en beperkingen van de bewoners ............................................................ 30 A. Mogelijkheden van ernstig verstandelijk gehandicapten ...................................................... 30 B. Beperkingen van ernstig verstandelijk gehandicapten........................................................ 30 C. Mogelijkheden van diep verstandelijk gehandicapten ........................................................ 30 D. Beperkingen van diep verstandelijk gehandicapten .......................................................... 31 4.1.4 Externe factoren............................................................................................ 31 4.2 Hoe ga ik te werk en waarom? .................................................................................. 32 HOOFDSTUK 5 : Voorstelling Maria Ter Engelen....................................................................... 34 5.1 Korte schets .................................................................................................... 34 5.2 Doelstellingen van ‘Maria Ter Engelen’ .......................................................................... 34 5.3 Voorstelling afdeling ‘Zuidkant’ .................................................................................. 34 HOOFDSTUK 6 : Praktijksessies....................................................................................... 36 6.1 Praktijksessies met Martine (ZK 8)............................................................................... 36 6.1.1 Groepssessie 1............................................................................................. 38 6.1.2 Groepssessie 2............................................................................................. 40 6.1.3 Groepssessie 3............................................................................................. 42 6.1.4 Groepssessie 4............................................................................................. 44 6.1.5 Groepssessie 5............................................................................................. 46 6.1.6 Eindconclusie bij Zuidkant 8 ................................................................................ 47 6.2 Praktijksessies met Heidi (ZK 7) ................................................................................. 48 6.2.1 Groepssessie 1............................................................................................. 50 6.2.2 Groepssessie 2............................................................................................. 53 6.2.3 Groepssessie 3............................................................................................. 55 6.2.4 Groepssessie 4............................................................................................. 57 6.2.5 Groepssessie 5............................................................................................. 59 6.2.6 Eindconclusie bij Zuidkant 7 ................................................................................ 61 6.3 Praktijksessies met Christa (ZK 1) ............................................................................... 62 6.3.1 Groepssessie 1............................................................................................. 64 6.3.2 Groepssessie 2............................................................................................. 66 6.3.3 Groepssessie 3............................................................................................. 68 6.3.4 Groepssessie 4............................................................................................. 70 6.3.5 Groepssessie 5............................................................................................. 72 6.3.6 Eindconclusie bij Zuidkant 1 ................................................................................ 74 Eindbesluit ............................................................................................................ 75 Bijlagen ............................................................................................................... 79 Overige muzieksessies ............................................................................................. 79 Groepssessie 6: Zuidkant 8 ...................................................................................... 79 Groepssessie 7: Zuidkant 8 ...................................................................................... 80 Groepssessie 8: Zuidkant 8 ...................................................................................... 81 Groepssessie 6: Zuidkant 7 ...................................................................................... 82 Groepssessie 7: Zuidkant 7 ...................................................................................... 83 Groepssessie 8: Zuidkant 7 ...................................................................................... 84 Groepssessie 6: Zuidkant 1 ...................................................................................... 85 Groepssessie 7: Zuidkant 1 ...................................................................................... 86 Groepssessie 8: Zuidkant 1 ...................................................................................... 87 Overzicht van de instrumenten ...................................................................................... 88 Toegepaste liedjes.................................................................................................. 94 Literatuurlijst .......................................................................................................... 97
4
Inleiding Als laatstejaars student ergotherapie heb ik een heel eind nagedacht welk scriptieonderwerp ik wou uitwerken en bij welke doelgroep. Percussie speelt in mijn leven al jaar en dag een belangrijke rol, steeds heb ik de behoefte om te tokkelen of gewoon mijn polsen los te slaan. Zo stelde ik me op een gegeven moment de vraag hoe bepalend dit item kon zijn of welke rol dit eventueel kon spelen in het leven van mensen met een mentale handicap. Uiteindelijk koos ik dan ook voor volgend onderwerp: Verkennen van de mogelijkheden van percussie bij volwassenen met een mentale handicap. Na een aantal plaatsen te contacteren en na te vragen of zij al een muzikaal aanbod hadden, kreeg ik reactie van Els Detailleur uit VZW Gehandicaptenzorg Maria Ter Engelen. Zij was geïnteresseerd in het onderwerp en wou eens luisteren hoe ik dit concreet zag. Na uitgebreid overleg ging zij dan ook akkoord om dit scriptieonderwerp te begeleiden. Wat wil ik in deze scriptie aantonen of onderzoeken? - Wat is het effect van percussie bij de verschillende niveaus van ernstig tot diep mentaal gehandicapten? - Wat is daarbij een goede houding als ortho-agogische muziekbegeleider? - Hoe situeert zich het verschil tussen de instrumenten onderling qua effect? - In welke mate is percussie een middel tot contactname of verruiming van het contact met deze doelgroep? Ik beoog dit te onderzoeken in een achttal percussiesessies waarvan ik er vijf uitgebreid zal beschrijven in mijn praktisch gedeelte. Deze zijn opgebouwd volgens een zelfde stramien en proberen een zo ruim mogelijk beeld te schetsen.
5
Deel I: Theorie
6
HOOFDSTUK 1: Ernstig - diep mentale handicap Dit eerste hoofdstuk wil ik wijden aan wat leven met een ernstig tot diep mentale handicap betekent en de verschillende omgangsvormen met deze doelgroep. Ook wil ik daarbij m’n eigen kijk op deze omgangsvormen weergeven.
1.1 Inleiding [1] Via intelligentietests is men gekomen tot indelingen naar graad/ernst van de mentale handicap. Volgens de Adaptive behavior scale of AAMD (Wechsler) geldt: Grensgeval Licht mentale handicap Matig mentale handicap Ernstig mentale handicap Diep mentale handicap
IQ IQ IQ IQ IQ
70-84 55-69 40-54 20-39 < 20
Het valt bij het nalezen van andere indelingen op dat er zowel naar de cijfers als wat betreft de vertaling in ‘gradaties’ een interpretatie mogelijk blijft.
1.2 Ernstig tot diep mentale handicap [2] 1.2.1 Personen met een ernstig mentale handicap
Het aandeel van deze groep binnen de groep van verstandelijk gehandicapten is 3-4%. De mensen uit deze groep worden in de classificaties gesitueerd op een IQ-niveau tussen 20 en 35 à 40. Het is opvallend dat ze dikwijls niet gedifferentieerd worden van andere subgroepen. Van Gennep bespreekt ze samen met de ‘matig zwakzinnigen’, anderen beschrijven enkel de ‘ernstig geestelijk gehandicapten’ waarbij verondersteld wordt dat ernstig en diep mentale handicap in één groep worden samengebracht. Bij personen met een ernstig mentale handicap is er een veel voorkomende combinatie van een mentale handicap met bijkomende stoornissen zoals fysieke handicap, epilepsie, visuele handicap,… Ook psychiatrische en/of gedragsproblemen kunnen daar deel van uit maken. Op motorisch vlak vertonen deze personen heel wat beperkingen: weinig uitgewerkte fijnmotorische vaardigheden en beperkte oog-handcoördinatie. Ze hebben een beperkt inzicht in de tijdsstructurering en een verminderde ruimtelijke oriëntatie. Slechts een deel van deze mensen kan zijn wensen verbaal kenbaar maken. Hun woordenschat blijft echter meestal beperkt tot enkele situaties, objecten en gebeurtenissen uit hun dagelijkse omgeving. De overigen proberen zich uit te drukken aan de hand van gebaren, gelaatsexpressies en andere lichaamstaal. Het passieve taalgebruik is dan ook beter ontwikkeld dan het actieve. Tot slot varieert hun persoonlijke zelfredzaamheid van een nagenoeg volledige zelfstandigheid mits toezicht, tot een totale afhankelijkheid.
1
2
Handboek bijzondere orthopedagogiek Uitgeverij Garant (2000) Handboek bijzondere orthopedagogiek Uitgeverij Garant (2000)
p 34 p 37 - 40
E. Boekaert (Red.) Leuven-Apeldoorn E. Boekaert (Red.) Leuven-Apeldoorn
7
1.2.2 Personen met een diep mentale handicap
Het gaat hier slechts over 1 - 2% van de totale groep van verstandelijk gehandicapten. Al vrij vroeg blijken kinderen van deze groep een grote achterstand tot zelfs bijna stilstand te vertonen op alle ontwikkelingsvlakken: motoriek, zintuiglijke waarneming en contact. Indien er IQ-tests zouden worden afgenomen (wat meestal onmogelijk is), dan zouden deze mensen niet boven de score van 20 uitkomen. Op ontwikkelingspsychologisch niveau legt Fröhlich de bovengrens op vier maanden. Dit is de periode waarbij gezonde baby’s steeds actiever worden en niet meer voortdurend afhankelijk zijn van de moeder. Van Gennep legt de nadruk op de overlapping die bestaat tussen deze groep mensen en mensen met een meervoudige handicap. Velen hebben dan ook bijkomende fysische en/of zintuiglijke stoornissen. Zij worstelen met een zeer onstabiele gezondheid (bijvoorbeeld aandoening van de luchtwegen) waarbij een goede verzorging en nauwgezette medische begeleiding zullen nodig zijn. Ze zijn weinig of niet zelfredzaam, dit wordt dikwijls bepaald door hun beperkte motorische vaardigheden en/of door de ineffectiviteit van hun bewegingen (spasticiteit). Ze reageren zwak of niet op stimuli uit de omgeving: ze ondervinden problemen met het bewustzijn, met het zich richten naar, met de expressieve vaardigheden, enz. Al deze factoren bemoeilijken in grote mate de interactie met de omgeving. Ook dient rekening gehouden worden met het voorkomen van een aantal gedrags- en psychische problemen: automutilatie, agressie, dwangmatig gedrag,… Deze groep mensen confronteert ons met uitzonderlijke uitdagingen waardoor het gevaar ontstaat dat men deze groep als ‘groep met weinig/zonder mogelijkheden’ dreigt te aanzien. Dit leidt dan tot begrippen zoals ‘onopvoedbaar’ waardoor men eigenlijk ook de menselijkheid van deze mensen gaat afwijzen.
1.3 Omgang met MG volgens verschillende visies 1.3.1 De ervaringsfasen volgens D. Timmers-Huigens [3]
Timmers-Huigens bouwt een schema uit met betrekking tot de ontwikkeling van menselijke mogelijkheden. De ontwikkelingsfasen zijn gebaseerd op de manier waarop de mens zijn ervaringen ordent om kennis te verkrijgen over zichzelf, de anderen en de wereld om zich heen. Ervaring kan daarom herkend worden als ‘het leren kennen’, ‘het leren waarderen’ en ‘het leren gebruiken’ van mogelijkheden. Deze drie fasen van ontwikkeling volgen elkaar echter niet altijd in deze volgorde op. Weliswaar gaat ‘leren kennen’ vooraf aan de overige fasen, maar er blijft voortdurend sprake van een toenemend ‘leren kennen’ terwijl de andere fasen functioneren.
3
Mogelijkheden voor verstandelijk gehandicapten Uitgeverij Lemma BV (1995)
Timmers-Huigens Utrecht 8
Schematisch: [4]
Een normale ontwikkeling van mogelijkheden kenmerkt zich door vooruitgang en continuïteit. Terwijl de oude fase haar functie blijft vervullen, komen er steeds aspecten bij. Zo onderscheidt Timmers-Huigens: de lichaamsgebonden, de associatieve, de structurerende en de vormgevende fase. Afhankelijk van de levenssituatie spelen deze afwisselend een belangrijke of minder belangrijke rol. Mensen met een mentale handicap zijn met hun vertraagd en/of gestagneerd functioneren in één van de bovenstaande stadia te situeren. In het kort beschrijf ik hieronder deze vier fasen: Lichaamsgebonden ervaringsfase Ieder mens begint zijn ervaringen te ordenen vanuit de eigen lichamelijkheid. Op alle prikkels, alle ervaringen, alle gebeurtenissen en situaties zal ieder mens eerst lichaamsgebonden reageren, aangezien dit de basis is van elke andere ordening. Het biedt ook een gevoel van veiligheid, bijvoorbeeld duimzuigen, in de handen wrijven, even op bed gaan liggen,… Deze fase kenmerkt zich door een enorme evolutie: van het bijna niet hebben/maken van contact tot de eerste gerichte wilsduiding en de eerste ordening. Hierbij valt onder meer de enorme evolutie in ‘waarnemen’ op. Binnen deze fase groeit de persoon ook stilaan weg van de eigen lichamelijkheid naar o.a. het manipuleren van voorwerpen, het ondervinden van de instrumentfunctie van het eigen lichaam, het bewegen, het nabootsen,… Associatieve ervaringsfase Binnen een ‘normale’ ontwikkeling legt men in deze fase de eerste relaties en verbanden tussen twee delen. Men hanteert enkelvoudig causale ordeningsprincipes zoals ‘als…dan’ en ‘dit hoort bij’. Zo’n verbanden vertrekken vanuit ervaringen zoals ze vooral opgedaan worden in verzorgingssituaties (baby’s gaan erop reageren door mee te helpen bij het aankleden en voeden). Binnen dit stadium ontwikkelen mensen van eenvoudige naar zeer ingewikkelde associatiereeksen. Dergelijke reeksen vormen de basis voor ‘gewoontevorming’ (= conditionering). Men bouwt in dit stadium ook verder aan contact. Lichamelijk contact krijgt een communicatieve waarde, maar ook het taalgebruik begint te ontwikkelen. Eén-woordzinnen, twee-woorden-zinnen en korte concrete zinnen die direct op de situatie slaan, nemen hun intrede. Ook de eerste zelfredzaamheid en zindelijkheid wordt geoefend en zo verinnerlijkt.
4
Cursus ontwikkelingsstoornissen Hogeschool West-Vlaanderen Dep. HIEPSO
Magda Van Soom Kortrijk 9
Structurerende ervaringsfase In deze fase wordt een ordeningsmogelijkheid toegevoegd, zodanig dat men er meer dan causale verbanden ordent. Mensen in deze fase zien beter samenhang in ingewikkelde verbanden (het geheel is meer dan de som der delen), hierdoor doorziet hij situaties sneller. De belevingswereld van iemand die structurerend ordent is groter dan van iemand die associatief ordent. De context van situaties is ruimer en hoeft niet zo voorspelbaar te zijn. Kortom, er is meer dan het vaste schema van twee elementen die elkaar opvolgen. Dit stadium gaat samen met het ‘maken van eenvoudige keuzes’ die een vast patroon doorbreken. Men kiest zijn of haar kleren zelf, er kan gekozen worden uit datgene dat op tafel staat, etc. Iemand in de structurerende ervaringsfase kan zich ook verplaatsen in een ander en communiceren over wat geweest is of wat nog moet komen. Er ontstaat meer emotionele en relationele diepgang die te herkennen is aan persoonlijkheidskenmerken, zelfvertrouwen en vooral het communicatiepatroon. Vormgevende ervaringsfase Direct aan de structurerende fase verbonden is de vormgevende ervaringsfase. Hier treedt men buiten alle verbanden om ‘zelf iets toe te voegen’. Na het verdiepen van de structurerende fase is de persoon klaar voor creatieve inbreng. Deze fase wordt pas mogelijk wanneer de persoon in kwestie vrijheid krijgt om de eigen mogelijkheden en beperkingen te ontdekken. Iemand die vormgevend ordent, is niet afhankelijk van conditionering en vaste gewoonten. Deze worden niet gebruikt om grip op de dagelijkse werkelijkheid te houden. ‘Complex’ is hierbij het sleutelwoord, de gesprekken zijn diepgaander, er worden meerdere contacten tegelijk gelegd, de gemaakte keuzes zijn verregaander,… De meeste personen met een mentale handicap komen nooit tot deze ervaringsfase. Onder meer omdat ze steeds worden geconfronteerd met de eigen grenzen, de mentale ontoegankelijkheid van de maatschappij en de grenzen van opvoeding en begeleiding. Verder zijn er nog een aantal belangrijke factoren die deze faseontwikkeling kunnen beïnvloeden: -
Temperament (karakter) en grondstemming Niet iedere mens reageert op dezelfde manier op gelijke prikkels, integendeel elk mens is uniek en in elke reactie anders. Toch kan men verschillende typen onderscheiden: grote groepen mensen die iets gezamenlijk hebben in hun reactie naast het blijvend unieke. Dit is echter niet altijd duidelijk te herkennen door de omgeving (ouders, opvoeders,…). Wel duidelijk te herkennen is de aangeboren grondstemming van een persoon. Grofweg valt dit in te delen in twee groepen: mensen die optimistisch tegen het leven aankijken en mensen die eerder pessimistisch zijn, een afwachtende houding aannemen en alles minder enthousiast op zich laten afkomen. Voor verstandelijk gehandicapten gelden deze factoren eveneens. Maar juist het herkennen ervan, kan begrip opleveren voor deze mens met zijn of haar ‘gebruiksaanwijzing’.
-
Basisveiligheid Ieder mens heeft in zekere mate veiligheid (basis) nodig om voldoende zelfvertrouwen op te bouwen en op die manier ‘iemand’ te durven zijn. Erikson onderscheidt twee fundamentele manieren van in het leven staan, namelijk: * Fundamenteel vertrouwen, gebaseerd op positieve levenservaringen * Fundamenteel wantrouwen, gebaseerd op veel onlustervaringen Elkeen leeft tussen deze twee uiterste polen. Voor een goeie grondhouding is het echter van belang dat hij het meest met vertrouwen wordt geconfronteerd.
10
-
Hechting Elke mens heeft anderen nodig om mens te worden, zich mens te voelen. Daartoe hecht een kind zich aan opvoeders en verzorgers. Die hechting moet een veilig karakter hebben. Daarbij zijn dezelfde factoren voor het ontstaan van fundamenteel vertrouwen van belang. Veilig gehechte kinderen blijken meer hun omgeving te durven exploreren, diepgaander contact te maken en een beter probleemoplossend vermogen te hebben dan niet-veilig gehechte kinderen.
1.3.2 Contact en communicatie met deze doelgroep
Uit de voorgaande toelichting merk je al gauw dat het als begeleider heel moeilijk is om in contact te treden met mensen met een ernstig tot diep mentale handicap. Contact leggen met hen is hen laten merken dat ze bestaan (medemenselijkheid). Waardevol contact dat leidt tot het leren kennen en leren waarderen van een persoon en zijn mogelijkheden, speelt zich immers af in een emotionele, diepere laag. [5]
A. Belangrijke factoren binnen contactopbouw [6]
Oogcontact Goed oogcontact is één van de vereisten voor medemenselijk contact. Oogcontact maakt dat het medemenselijke wordt uitgebreid: Ogen zeggen bijvoorbeeld veel over de emoties van iemand. Op die manier kan een relatie versterkt worden juist omdat ze over een bepaalde afstand kan worden vastgehouden. Een ‘normaal’ kind maakt meestal spontaan oogcontact, bij mensen met een verstandelijke beperking is dit echter veelal niet het geval. Toch kunnen we proberen om deze manier van contact leggen tot ontwikkeling te laten komen door zelf als begeleider steeds dit oogcontact te zoeken. Aanraking (tactiel contact) Binnen de verzorgingssituatie kunnen we het contact uitbreiden door het bewust aanbieden van tactiele ervaringen. Dit door zowel hard als zacht te wassen, kietelen of zelfs kiekeboe te spelen met een handdoek. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe we door middel van aanraking het contact met de bewoner kunnen opbouwen. Stem en muziek * Reageren op de naam als vorm van contact past niet bij de lichaamsgebonden ervaringsordening. Pas vanaf de associatieve fase zal de identiteit werkelijk met de naam verbonden zijn. Bij je naam genoemd worden, betekent een herkenningspunt in de contactsfeer (telkens terugkerend gegeven wanneer de begeleider de verstandelijk gehandicapte toespreekt). Deze signaalfunctie heeft als neveneffect dat ook hierbij de afstand tussen beide personen groter kan worden. * In de tweede plaats kunnen alle tactiele momenten (vb knuffelen, verzorgen,…) begeleid worden met de menselijke stem. Daarbij is niet zozeer ‘wat’ je zegt van belang, maar ‘hoe’ je het zegt. Zo speelt het item ‘intonatie’ een zeer belangrijk rol. Ook de muzikale elementen zoals toonhoogte en tempo hebben daarop hun invloed. Toch is het soms niet altijd zo dat de menselijke stem tot de persoon doordringt, dit kan eventueel opgevangen worden d.m.v. zang. Op die manier kan een steeds terugkerend liedje/deuntje voor bijvoorbeeld de etenssituatie na verloop van tijd herkenning met zich meebrengen.
5
6
Mogelijkheden voor verstandelijk gehandicapten p143 Uitgeverij Lemma BV (1995) Mogelijkheden voor verstandelijk gehandicapten p154-168 Uitgeverij Lemma BV (1995)
Timmers-Huigens Utrecht Timmers-Huigens Utrecht 11
* Een muziekinstrument kan ook een zeer geschikt medium zijn om in contact te treden met de bewoner. Soms zien we dat een persoon die haast nooit reageert, plots het hoofd draait in de richting van het aangeboden instrument. Ook hier kunnen we een zelfde deuntje bij herhaling aanbieden om zo te komen tot herkenning (vb d.m.v. een blokfluit). Om tot verder contact te komen is het echter van belang de mens achter deze beleving aan te bieden. Dit door de persoon bijvoorbeeld na het deuntje te knuffelen en zo ook tactiel contact met hem/haar te hebben.
B. Communicatie [7]
Voor veel mensen bestaat communicatie vooral uit het gebruik van woorden. Gesproken en geschreven taal hebben in onze maatschappij zo’n belangrijke rol dat je bijna zou vergeten dat er veel meer vormen van communicatie zijn. Hieronder wil ik dan ook een overzicht van de belangrijkste communicatievormen weergeven. -
Taal van het lichaam Iedere mens communiceert met zijn lichaam. Voorbeelden hiervan zijn: gezichtsexpressie, houding, bewegen met de handen,… Hieruit valt vaak af te leiden hoe iemand zich voelt of wat iemand wil. Ook indien de zender deze signalen niet bewust uitstuurt. Dit kan het geval zijn bij mensen met een ernstig tot diep mentale handicap. De lichaamstaal is bij hen dan ook een heel sterke communicatievorm die van groot belang is voor het scheppen van veiligheid en vertrouwen en voor het leggen van contact.
-
Taal van de dingen Dingen omvat alles buiten ons lichaam waarmee we kunnen communiceren. Dit kan zijn door het voorwerp zelf te laten zien of door gebruik te maken van foto’s, prenten, pictogrammen, etc. die naar voorwerpen of betekenissen kunnen verwijzen. Bijvoorbeeld om ‘ga je mee voetballen?’ uit te drukken kan je een voetbal laten zien en je lichaamstaal benutten. Dingen hebben ook eigenschappen: hard/zacht, kleur, geur, geluid,… Zo kan je bijvoorbeeld een fietsbel laten rinkelen om de activiteit fietsen aan te kondigen.
-
Taal van woorden De taal van woorden hoort bij mensen. Deze taal is niet aangeboren, maar wordt aangeleerd. Met woorden en zinnen is heel veel mogelijk. Het laat ons toe om zowel heel eenvoudig te communiceren (vb. over het eten) als op een zeer hoog abstractieniveau te communiceren (vb. over de wereldeconomie).
Mensen met een ernstig tot diep verstandelijke beperking communiceren hoofdzakelijk d.m.v. lichaamstaal (lichaamsgebonden ervaringsfase) en verwijzende objecten (associatieve ervaringsfase). In veel mindere mate d.m.v. actief taalgebruik, zijnde losse woorden. Dit komt hoofdzakelijk vanwege het feit dat een woordelijke taal dient aangeleerd te worden en niet echt de kans kreeg om tot ontwikkeling te komen.
1.3.3 Het emancipatieprincipe [8]
Volgens Erik Bosch is “emancipatie: vrijgemaakt zijn van drukkend gezag. Emancipatie draagt bij aan een gevoel van zelfstandigheid. Een leven met anderen (integratie) en zoals anderen (normalisatie) zijn wezenlijke voorwaarden hiervoor. Een geëmancipeerd mens is een mondig mens. Mondig zijn houdt in dat je zelfstandig kan beslissen, handelen en oordelen, dat je keuzes kunt en mag maken en dat je keuzevrijheid hebt. Je hebt gelijke rechten, je mening doet er toe. Het is een eigen 7
8
Communiceren met mensen met een verstandelijke handicap Uitgeverij Nelissen (2005) Emancipatie: “De rechte weg van A naar B?” Verantwoordelijke uitgever: Ronny Dierendonck
Monica Boschman Soest W.I.V. Sint-Amandsberg 12
mening, de jouwe en er wordt naar geluisterd op een serieuze manier. Wanneer je op een dergelijke manier ‘bejegend’ wordt, voel je je erkend.” Hij legt in zijn werk de link met ‘respectvolle bejegening’. Op die manier kadert hij het begrip emancipatie in in het kader: “visie, attitude en kritische zelfreflectie”. Met je visie geef je je kijk op mensen weer, verwoord je de manier waarop je met ze om wilt gaan. Met je attitude geef je die visie praktisch gestalte. Je kritische zelfreflectie dient dan om je attitude te evalueren en na te gaan of je je visie wel degelijk toepast. Luc Vanherck kadert emancipatie daarentegen binnen de driehoek acceptatie-houvastruimte die als basis wordt gebruikt voor de pedagogische zorg. Acceptatie (geborgenheid) verwijst naar het recht van bewoners op een grote hoeveelheid affectie en een plezierig programma. Bewoners moeten concreet ervaren dat ze er mogen zijn zoals ze zijn, ook met hun minder prettige kanten. Een respectvolle omgang en empathische houding van de opvoeders is hierbij van groot belang. Houvast (veiligheid) verwijst naar voorspelbaarheid, herkenbaarheid, duidelijke afspraken, heldere communicatie, een handje helpen, ‘samen’ activiteiten doen, structureren en sturen,… Dit alles zorgt voor de noodzakelijke veiligheid van de bewoner. Ruimte (emancipatie) verwijst naar de coachende begeleidingsstijl, naar nieuwe ervaringen, loslaten, alleen laten, keuzevrijheid, berekende risico’s nemen, toelaten dat bewoners leren uit fouten, een omgeving die beïnvloedbaar is en al eens verrast,… Emancipatie sluit aan bij het aspect ruimte, en vormt daarmee slechts één van de drie peilers voor een goede kwalitatieve zorg. Verlies je de andere twee uit het oog, dan ga je gegarandeerd de mist in. Emancipatie bij mensen met een (ernstig) mentale handicap is een bijzonder actueel onderwerp. Echter wordt dit begrip begrensd door twee factoren: - Enerzijds door hun beperkt zicht op de wereld en hun plaats daarin. Waardoor ze heel wat keuzes aan anderen moeten overlaten. - Anderzijds door ons beperkt inzicht in hun leefwereld, en onze subjectiviteit, waardoor onze interpretaties van hun wensen niet altijd overeenstemmen met hun verwachtingen. Dit neemt echter niet weg dat het een primaire uitdaging is om hun eigenheid te ontdekken en te ontplooien. Hierdoor is het soms dansen op een dunne koord, een evenwichtsoefening tussen ‘bezorgdheid’ en ‘emancipatie’. Bezorgdheid kan immers leiden tot een reflex van betutteling. Stimuleren tot emancipatie kan mensen te veel aan hun lot overlaten.
1.3.4 Basale stimulatie volgens A. Fröhlich [9][10]
Basale stimulatie richt zich op mensen met beperkingen die de eigen activiteit zeer aanzienlijk belemmeren. Deze methode wil het gebrek aan zelf ervaren, zelf bewegen en de reactie op de omgeving compenseren. "Basaal" betekent dat het volstaat dat de bewoner fysiek lijfelijk aanwezig is om met de omgeving contact te ervaren en te nemen. Het lichamelijk in de wereld zijn is een gemeenschappelijke basis en toegangspoort voor contact. Buiten die fysieke aanwezigheid worden er aan de bewoner geen voorwaarden of eisen gesteld. In het begin werd basale stimulatie louter beschouwd als een stimuleringsmethode. Dit is echter verder uitgegroeid naar wat men nu ‘basishouding van zorg’ noemt. Hiermee wordt bedoeld dat de opvoeders en begeleiders trachten aan te sluiten en in te gaan op de gevoels- en belevingswereld van de mentaal gehandicapte binnen de dagdagelijkse activiteiten. Dit houdt in dat we deze personen niet gaan zien als mensen die niets kunnen, maar pogen ‘samen’ te werken met de ernstig tot diep mentaal gehandicapte. 9
Basale Stimulatie Uitgeverij Garant (1995) 10 Vormingscursus: Basale grondhouding Onuitgegeven werk (2005)
A. Fröhlich Leuven Afd. Ergotherapie MTE Klerken 13
Dit door de persoon te laten deelnemen aan de activiteit, hoe gering zijn bijdrage ook moge zijn. Het uitgangspunt van basale stimulatie is dan ook te zorgen voor een optimale bevrediging van de basisbehoeften van de mentaal gehandicapte persoon. Daarvoor dient vooreerst goed waargenomen te worden welke deze behoeften zijn en tevens geaccepteerd dat deze mensen ook onbehagen kunnen uiten. Basisbehoeften Voor kinderen, jongeren en oudere mensen zijn een aantal onontbeerlijke behoeften te noemen die in het dagelijks leven hun vaste plaats hebben. Een groot deel van onze dagelijkse sociale en individuele activiteiten is er bijvoorbeeld op gericht geen honger, dorst of pijn te ondervinden. Voor mensen met een ernstig of diep mentale handicap is het bijzonder moeilijk in deze basisbehoeften voldoende te voorzien en vermijdingsgedrag ertegen te ontwikkelen. - Slikproblemen, kauwproblemen, gevaar dat voedsel in de luchtpijp terecht komt,… maken de opname van voedsel zeer moeilijk. Zo moeten we vaststellen dat veel ernstig gehandicapten chronisch ondervoed zijn, dat het zodoende tot groeibelemmeringen komt en daarmee ook de dagelijkse belemmeringen van het welbehagen. - Het chronisch dorstgevoel verwijst niet zelden naar een problematische medicatie, onevenwichten in de bloedspiegel wijzen erop dat de vochttoediening niet voldoet. - Ernstig gehandicapte mensen moeten vaak en langdurig pijn verdragen. De abnormale spierspanning is een hoofdoorzaak van die pijn. Ook eenvoudige tandpijn, hoofdpijn en menstruatiepijn kan van tel zijn. Deze factoren worden soms te gauw over het hoofd gezien waardoor de gehandicapte persoon onnodig pijn lijdt, zowel fysiek als psychisch. Ook andere behoeften als tederheid, waardering en zelfrespect, beweging, zelfstandigheid,… zijn basisbehoeften die bij ‘elke’ mens belangrijk zijn. Ieder mens heeft dan ook recht op bevrediging van zijn basisbehoeften. Wanneer we een begeleiding willen geven die aangepast is aan de behoeften van de personen met een ernstig mentale handicap, moet volgens Fröhlich eerst de basis gelegd worden van de actieve waarnemingsmogelijkheden. Hij vertrekt hierbij vanuit de gedragswijzen die duiden op een waarnemingsactiviteit. Volgens deze gedragswijzen heeft het ongeboren kind reeds vaardigheden ontwikkeld om waar te nemen, om te reageren op het waargenomene en zelfs waarnemingen in gang te zetten. Het gaat hierbij in het bijzonder om somatische, vestibulaire en vibratorische prikkels. Deze drie waarnemingsgebieden liggen aan de basis van basale stimulatie. Waarnemingsorganisatie Het aanwezig zijn van deze mogelijkheden tot informatieopname betekent echter niet dat elk aanbod in deze domeinen positief geaccepteerd wordt. Maar ook een afweer is een teken dat deze prikkel waargenomen is, zelfs dat ze een betekenis gekregen heeft voor de persoon (in dit geval een bedreiging). -
Vestibulaire prikkeling Hierbij sluiten we aan bij de bewegingservaring waartoe houdingsveranderingen in de ruimte, ritmische schommelingen, op en af draaien, behoren. Na verloop van tijd kan er bij schommelbewegingen van een liggende naar een meer zittende positie overgegaan worden (naar gelang het ontwikkelingsverloop). Aanvankelijk zal de verzorger daarbij een functie als ‘ruggesteun’ hebben die de persoon stabiliteit en veiligheid geeft. Op deze manier heeft de verzorger ook de mogelijkheid de houding van de persoon zo te corrigeren, dat het niet tot een ongunstige belasting van de wervelkolom komt. Draaibewegingen zijn misschien wel het meest kritische op het gebied van vestibulaire prikkeling. Het blijkt dat de personen over een zekere romp- en hoofdstabiliteit moeten beschikken om hen een dergelijk aanbod te brengen.
14
-
Somatische prikkeling Het lichaam is dat wat voor de gehandicapte persoon werkelijk voorhanden is. Daarmee verzamelt hij ervaringen in alle ontwikkelingsgebieden, daarmee drukt hij zich uit, daarmee bestaat hij. Het ervaren van het eigen lichaam is het ervaren van zichzelf en daarmee het begin van een actieve waarneming. Aan dit lichaam manifesteert zich echter ook zijn handicap en zijn ontwikkelingsbeperkingen. Op die manier staat het werken aan, met en voor het lichaam in het middelpunt van de belangstelling. Prikkelingen moeten echter niet te lang en te intensief worden aangeboden, vooral wanneer ze voor de gehandicapte persoon nog nieuw en onbekend zijn. Ook is het belangrijk dergelijke ervaringen eerst op het eigen lichaam uit te proberen, om zich zo bepaalde grondtechnieken eigen te maken.
-
Vibratorische prikkeling Het ervaren van trillingen sluit aan bij de allereerste ervaring van geluiden: het horen via luchtgeleiding (of auditieve perceptie). Voor veel ernstig gehandicapten is het horen van geluidsgolven/trillingen niet bijzonder attractief. Vibraties worden daarentegen ook door deze personen lichamelijk waargenomen en met interesse opgenomen. Vibratie is echter ook verbonden met de ademhaling. De ademhaling kan door vibratie-impulsen van buiten uit versterkt en geritmiseerd worden. In de volgende stap tonen zich dan uitwerkingen op de eigen stemproductie, die door vibratie van het lichaam kan geprikkeld worden. (vb kleine kinderen in een kinderwagen laten zich graag horen wanneer ze over een ruwe ondergrond rijden). Naast de twee voorgaande is er ook een nauwe verbondenheid met vestibulaire prikkeling. Het gaat hier om een grensgebied van de kleinste vestibulaire prikkels die bijna identiek zijn met de trillingsbevindingen (vb de kleinste trilling op een trampoline). De vibratorische prikkeling kan ook zeer interessant zijn wanneer het erom gaat iemand zijn skelet, draagsysteem van zijn lichaam, te laten ervaren. Gezonde kinderen beleven dit steeds wanneer ze heftig bewegen (=bewegingservaring). Springen, plots stoppen, huppelen gepaard gaande met het oplopen van blauwe plekken en builen,… Voor veel zwaar gehandicapten bestaan die ervaringsmogelijkheden niet en missen ze daardoor belangrijke informatie over zichzelf. Op die manier kan een vibratieaanbod helpen om de gehandicapte persoon zijn skelet in een specifieke vorm ervaarbaar te maken.
Naast deze drie nabijheidszintuigen die een directe en totale lichamelijke ervaring op de voorgrond plaatsen, kunnen in tweede instantie ook zintuigen van een hogere orde aan bod komen: - Orale stimulatie: verkenning van de mondzone via reuk en smaak - Akoestische stimulatie: verkennen van het gehoor d.m.v. bijvoorbeeld muziek - Tactiel-haptische stimulatie: het actief betasten en bevoelen van het eigen lichaam, dat van een ander persoon of allerhande materialen - Visuele stimulatie: verkennen van het zicht door het aanbieden van allerhande visuele prikkels
15
1.3.5 Eigen mening Wat neem ik mee uit de voorgaande omgangsvormen?
Zelf situeer ik de doelgroep van mensen met een ernstig tot diep mentale handicap hoofdzakelijk in de lichaamsgebonden fase van Timmers-Huigens. Deze mensen hebben enorm veel aandacht nodig bij hun dagelijkse verzorging. Via lichaamsverzorging kan ‘basisveiligheid’ opgebouwd worden en legt men de eerste echte contacten. Het is dan ook van belang dat men het aantal opvoeders bij één persoon zo laag mogelijk houdt en vele personeelswissels gaat vermijden, aangezien zij zich maximum aan een drietal personen kunnen hechten. Naast de tijd die besteed wordt aan verzorgende aspecten, moet alle aandacht gaan naar het uitbreiden van de leefwereld van cliënten. Hierbij zal men gedifferentieerd moeten zoeken naar middelen om het contact met deze personen te vergemakkelijken. Sommige personen met een ernstig mentale beperking kan ik reeds in de associatieve ervaringsfase situeren. Zij zijn in staat kleine relaties te leggen voornamelijk gebaseerd op conditionering. Bijvoorbeeld na een aantal maal dezelfde korte route af te leggen naar een lokaal, kunnen zij na een bepaalde tijd zelf de weg vinden. Ook bij de verzorging kennen zij na een tijdje de volgorde van handelen en werken zij dan ook actief mee. Hun woordenschat is zeer beperkt maar toch voldoende om sommige voorwerpen of situaties aan te duiden (vb. ‘soep drinken’) Mensen met een ernstig tot diep mentale handicap emancipatorisch benaderen, wat betekent dit nu echt? Zij bezitten namelijk niet de mogelijkheid om hun keuzes kenbaar te maken of om hun wensen en gevoelens ‘direct’ te uiten. Op die manier dienen keuzes voor hen gemaakt te worden en ingeschat te worden wat zij al of niet graag hebben, wat niet steeds evident is. Een goede observatie van de non-verbale communicatie is dan ook uiterst belangrijk. Op die manier wordt initiatief van de bewoners vlug opgemerkt en kan dit positief benadert worden. Het is weliswaar de kunst om die signalen juist te vertalen en ‘kwalitatief’ toe te passen (subjectief). Dit kan eventueel door ook anderen hun mening/interpretatie te vragen. Vertrekken vanuit een basale grondhouding in de benadering van mensen met een ernstig tot diep mentale handicap, betekent voor mij: de bewoner vanuit een respectvolle houding een zo groot mogelijk aanbod bieden van de rijkdom van het dagelijks leven. Dit leunt sterk aan bij het emancipatorisch handelen, daar de therapeut hierbij dient te vertrekken vanuit het concept van ‘bewust handelen’. Dit behelst een goede observatie, het tempo aanpassen aan de bewoners en rekening houden met de zintuiglijke waarneming op ieder moment.
16
HOOFDSTUK 2: Muziek als therapeutisch middel In dit hoofdstuk wil ik het hebben over muziek als therapeutisch middel bij ernstig tot diep mentaal gehandicapten. Dit voornamelijk bekeken vanuit ortho-agogisch standpunt.
2.1 De geschiedenis van muziek als therapeutisch middel [11] Al sinds de klassieke oudheid is muziek een therapeutisch item binnen culturele genezingsrituelen. Hoeveel mythes en verhalen behandelen niet de genezende kracht van muziek (vb. Het verhaal van Saul en David). Toch staat de medische literatuur al sinds de tijd van Hippocrates hier tamelijk sceptisch tegenover aangezien muziek geen rechtstreeks geneesmiddel kon zijn. Wel gingen velen akkoord met de onrechtstreekse invloed die muziek kan hebben. Bijvoorbeeld humeur is een belangrijke factor die kan meespelen in het genezingsproces van een persoon. Gordon formuleert dit dan ook als “Muziek was toen ‘a fringe discipline’ (een fractie) van de geneeskunde”. Door de ontwikkeling van de natuurwetenschap en de geneeskundige experimenten, verdween het gebruik van muziek in de Renaissance naar de achtergrond. Toch bleven een aantal wetenschappers verder experimenteren met muziek maar zonder echt uitgesproken resultaten te boeken. Het was wachten tot halfweg/einde de Nieuwste tijd (1700 –1900), met de ontwikkeling van de quantumfysica (Einstein), op een heropleving van muziek binnen de medische wereld. De klassieke doctrines werden gecombineerd met nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen. Deze werden gegronder onderzocht en waren minder gebaseerd op speculaties en veronderstellingen. Begin de 20e eeuw werd het dan ook populair om bijvoorbeeld het menselijk lichaam en geest te aanzien als “an instrument that could be tuned”. Begin de jaren ’60 werd muziek pas echt als therapeutische mogelijkheid (h)erkend. Muziek werd als een mogelijke vorm van hulpverlening en oefenen van vaardigheden aanzien. Langzaam maar zeker verschoof het accent binnen die hulpverlening naar het ontwikkelen van mogelijkheden waarbij er meer aandacht werd geschonken aan de eigenheid van de persoon. Op die manier ontstonden de verschillende vormen van muzikale hulpverlening zoals we die nu kennen.
2.2 Invloed van muziek op mensen [12] Wanneer we naar muziek luisteren, merken we dat muziek iets in ons teweeg kan brengen. Muziek kan ons activeren of juist tot rust brengen, het kan beelden bij ons oproepen (vb. dromen, herinneringen,…) of zelfs gevoelens van blijdschap, angst of verdriet teweeg brengen. Het is wonderlijk dat wij als mensen hier betekenis aan kunnen geven. Het is wonderlijk omdat het onverklaarbaar is. Medici, psychologen of wetenschappers kunnen ons veel vertellen over interne processen m.b.t. het waarnemen en verwerken van muziek, maar de werking van muziek verklaren kunnen zij niet omdat de invloed van muziek niet met zekerheid voorspelbaar is. De mate waarin we gevoelig zijn en ontvankelijk voor muziek is, behalve van een goed gehoor, afhankelijk van een groot aantal andere factoren: leeftijd, opvoeding, culturele achtergrond, ontwikkeling, de ruimte,… Maar bovenal is het gevoelig zijn voor muziek afhankelijk van het kunnen luisteren. Dit is de fundamentele voorwaarde en kan geleerd en ontwikkeld worden. 11
12
A comprehensive guide to music therapy Jessica Kingsley Publishers LTD (2002) Meer met muziek p25 - 26 Uitgeverij Intro (1985)
Tony W., Inge NP, Lars OB Londen Wim ter Burg Nijkerk 17
Wim ter Burg stelt dat: “Muziek is een georganiseerd geluid tussen twee stiltepunten”. Voor ons doelgericht werken met muziek, is aandacht voor stilte een belangrijke voorwaarde. Toch zijn we geneigd om hier slordig over te gaan. We staan als het ware te weinig stil bij stilte, het spel is nauwelijks beëindigd en we praten alweer. Wanneer we dit wel doen, telkens de muziek eindigt, klinkt in de stilte de muziek nog na. We kijken als het ware verwondert met onze oren terug.
2.3 Geestelijk gehandicapten en muziek Mentaal gehandicapte personen en ‘normale’ mensen kunnen van muziek in bepaalde omstandigheden in gelijke mate genieten. De beperkingen die de geestelijk gehandicapte persoon ervaart, werken minder kwalitatief bepalend in het beleven van muziek. Hiermee wordt bedoeld dat zijn of haar beperkingen niet noodzakelijk een sterke invloed hebben op de beleving van muziek, in tegenstelling tot misschien andere activiteiten. Men dient er echter wel rekening mee te houden, dat wanneer de zintuiglijke waarneming gestoord is, ook de muziekwaarneming kan gestoord zijn. De mentaal gehandicapte persoon schijnt dan bepaalde muziekstukken als negatief te ervaren, of wil niet luisteren en houdt de oren dicht. Het is dan een kwestie van nauwkeurig observeren en te bepalen welke muziek wel bruikbaar is. Over het algemeen echter valt het op dat de meeste mensen met een verstandelijke handicap zeer positief reageren op muziek. Zij genieten er zichtbaar van en hun stemming wordt er in positieve zin door beïnvloed. Het is dan ook een ideaal medium om met deze mensen in contact te treden. Al naar gelang de doelgroep kan muziek op twee verschillende manieren aangeboden worden: [13]
13
-
Actieve muziekactiviteit Door middel van het aanbieden van (ritme)instrumenten zoals de tamboerijn, de trommel, de maracas,… wordt er gestreefd naar een actief betrekken van de bewoners in de muzieksessie. Door het gebruik van ritme-instrumenten wordt er ook aangesloten op de basale betekenis van ritme op het gevoelsleven. Bovendien is het bespelen niet moeilijk en lokt het bespelen ook beweging uit. De begeleider probeert hierbij door een goede observatie (bijvoorbeeld qua speelstijl) na te gaan welke emoties in de persoon aanwezig zijn. Naast het gebruik van eenvoudige instrumenten kan de begeleider ook gebruik maken van zang en dans en de bewoners uitnodigen hier in mee te gaan.
-
Receptieve muziekactiviteit Naast het actief gebruik van muziek zijn ook muziekactiviteiten mogelijk waarin meer de receptieve techniek wordt gebruikt. Deze sessies zijn voornamelijk gericht op het beleven van de muziek. Dit door te luisteren naar het live zingen of bespelen van een instrument of door gebruik te maken van opgenomen muziek. Het live bespelen van een instrument biedt vele voordelen ten opzichte van opgenomen muziek. Dit is zeker en vast het geval in het werken met mensen met een diep mentale handicap. Het contact is directer en de muziek kan veel flexibeler aangepast worden aan de persoon of omstandigheden. Nuttige instrumenten hiervoor kunnen zijn: synthesizer, xylofoon, gitaar,…
Contact in nabijheid p130 - 133 Uitgeverij ACCO (1997)
Rien Verdult Leuven/Amersfoort 18
Een voorbeeld van een receptieve muziekactiviteit is het muzikaal bad: [14] De begeleider van deze activiteit bespeelt een instrument en probeert de deelnemers op die manier ‘onder te dompelen’ in muziek. Voorwaarde voor deze activiteit is echter dat ze niet onderbroken wordt, dit door het bruusk onderbreken van de muziek, storende omgevingsgeluiden, mensen die binnen en buiten wandelen,etc. Een stiltemoment inlassen kan daarentegen altijd, dit is een moment van ontspanning waarbij iedereen tot rust komt.
2.4 Orthoagogische muziekbeoefening 2.4.1 Inleiding
De term muziektherapie wordt gehanteerd voor verschillende vormen van hulpverlening waarbij muziek centraal staat. Hierbij wil ik dan ook verduidelijken dat ik muziektherapie benader vanuit de orthoagogische muziekbeoefening. Dit om verwarring te voorkomen met muziekpsychotherapie of andere muzikale activiteiten.
2.4.2 Wat is OMB? [15]
Orthoagogische muziekbeoefening is een samengestelde term, waarvan beide delen een nadere toelichting vragen. De term orthoagogisch is samengesteld uit ‘ortho’ en ‘agogisch’. Letterlijk betekent ortho: opgericht, recht. Hier echter slaat het op ‘specifieke methodieken aanbieden om personen van wie de ontwikkeling in lichamelijk of geestelijk opzicht verstoord is te stimuleren’ (zie ook orthopedagogiek en orthodidactiek). Concreet verwijst ortho in orthoagogische muziekbeoefening dus naar het maken van muziek met verstandelijk gehandicapten. Ook het deel ‘agogisch’ behoeft een nadere toelichting. Met agogisch handelen, wordt de hulpverlening aan de mens met sociaal-emotionele problemen en zijn verdere ontwikkeling bedoeld. Dergelijke vormen van hulpverlening zijn gewenst als blijkt dat de natuurlijke leefsituatie en omgeving in bepaalde omstandigheden tekort schieten. In de zorg voor mentaal gehandicapten is hiervan vaak sprake. Agogisch handelen heeft een drietal kenmerken: - Er wordt methodisch gewerkt: er is vooraf een planning opgesteld, die wordt doorgevoerd en nadien geëvalueerd. - Er wordt een beroepsmatige samenwerkingsrelatie aangegaan met de cliënt. - Gericht op het bewerkstelligen van veranderingen van de psychische en sociale structuren waarin de cliënt leeft, als het verbeteren van zijn functioneren. Nu beide delen van het begrip ‘orthoagogisch’ zijn omschreven, wordt duidelijk wat orthoagogische muziekbeoefening inhoudt. Binnen OMB wordt muziek gehanteerd als een middel tot het helpen ontwikkelen of ontplooien van latente vaardigheden die te weinig of nooit ontwikkeld zijn, om zo de gehandicapte persoon toe te laten beter te functioneren in zijn omgeving. Hierbij tekenen duidelijk te onderscheiden doelstellingen zich af: - Scheppen van mogelijkheden tot persoonlijke groei - Ontwikkelen en stimuleren van sociale vaardigheden - Ontwikkelen en stimuleren van cognitieve vaardigheden - Ontwikkelen en stimuleren van motorische vaardigheden - Ontwikkelen en stimuleren van de belevingswereld - Spraakvaardigheden ontwikkelen
14 15
Muzikaal bad, in: Pasklaar (12), april 1998 Muziek in de hulpverlening aan GH p29 - 36 Uitgeverij Intro (1988)
Frans Schalkwijk Nijkerk 19
Waarin verschilt OMB met muziektherapie?
Het verschil met muziektherapie is dat de ‘therapeutische relatie’ niet of nauwelijks methodisch wordt gehanteerd. De idee achter OMB is immers vooral dat de voorgaande doelstellingen via de omgang met het muzikaal materiaal worden bereikt. Het teweeg brengen van verandering via methodische hantering van de cliënt-therapeutrelatie en de relatie met muziek is hier dus van weinig belang. Binnen muziektherapie ligt het accent ook veel meer op het doormaken van een proces om tot opheffing van bepaalde psychische problemen te komen. Bij OMB geldt dat de omgang met het materiaal de cliënt plezier moet geven, waardoor hij geactiveerd kan worden.
2.4.3 Rol en houding van de ergotherapeut
Om de rol van de ergotherapeut te schetsen maak ik gebruik van het CMOP [16]. Ik gebruik het Canadees model als basis om van daaruit de belangrijkste beroepsattitudes en –competenties binnen OMB, af te leiden. Het Canadian Model of Occupational Performance is gebaseerd op het cliënt-centred practice. De basisfilosofie die hierachter steekt, is dat er actief manieren of middelen gezocht (en aangereikt) worden om de cliënt zo goed mogelijk te ondersteunen zodat zijn/haar wensen vervuld worden. De uitgangspunten hierbij zijn: - De cliënt staat centraal - De cliënt wordt empathisch benaderd - Er wordt uitgegaan van zijn of haar huidige mogelijkheden (i.p.v. beperkingen) - Er wordt gestreefd naar gelijkwaardigheid Wat heeft dit voor gevolgen voor de therapeut? - De cliënt wordt holistisch benaderd - De behandeling is persoonsgebonden waarbij de wensen en behoeften van de cliënt het uitgangspunt vormen - De cliënt wordt ondersteund en begeleid in zijn/haar beslissingen (ook bij risicovolle beslissingen en eventuele mislukkingen) - De therapeut stelt zich empathisch op (+ luisterend oor) Schematisch [17] wordt dit model driedimentioneel voorgesteld, waarbij de persoon in het midden staat:
16
17
Cursus modellen in de ergotherapie Karine Vandekerckhove Hogeschool West-Vlaanderen Dep. HIEPSO Kortrijk Scriptie: Studie naar de bruikbaarheid van de COPM in een woon - en zorgcentrum WZC Ten Hove (2004) Fierens Marijke 20
Als basis voor het ontwikkelen van dit model werd gebruik gemaakt van het werk van Reed en Sanderson. Het model van R&S vertoont vele gelijkenissen met het CMOP. Het verdeelt het handelen eveneens in drie deelgebieden nl. zelfredzaamheid, productiviteit en ontspanning en het houdt rekening met de omgevingsaspecten. Bij het CMOP wordt de omgeving echter wel nog opgesplitst in fysieke, cognitieve en affectieve componenten. Het grote verschil met het model van Reed en Sanderson zit in de kern van het model. Het CMOP stelt de spiritualiteit als centrale factor. Met spiritualiteit bedoelt men hier de beweegredenen, de motivatie van cliënten. Deze ontstaan vanuit zichzelf (intrinsiek) of worden door de omgeving gevormd (extrinsiek) en geven betekenis aan het handelen. Spiritualiteit is m.a.w. de kern van alle interacties tussen het individu, het handelen en de omgeving. Het is de spiritualiteit die iedere mens uniek maakt. Uit dit model en het boek ‘paramedisch handelen’ [18] neem ik de belangrijkste beroepsattitudes en – competenties mee die van belang zijn binnen de ortho-agogische muziekbeoefening bij mensen met een ernstig tot diep mentale handicap:
Cliëntgerichtheid
Cliëntgerichtheid omvat het aanbieden van vraaggerichte zorg (zorg op maat) waarbij zowel cliënt als hulpverlener een gezamenlijke inspanning doen die er in resulteert dat de cliënt zorg ontvangt die tegemoet komt aan zijn wensen en verwachtingen.
Observatie
Cliëntgerichtheid brengt, zeker bij deze doelgroep, ook een uiterst intensieve observatie met zich mee aangezien mensen met een ernstig tot diep mentale handicap hun wensen niet of weinig verbaal kenbaar kunnen maken. Het is dan ook van groot belang om hun signalen d.m.v lichaamstaal of verwijzende voorwerpen goed te observeren en er een juiste interpretatie aan te geven.
Omgang
Vooreerst is het van belang dat de therapeut door zijn handelen een veilig klimaat en een goede werkrelatie met de cliënt opbouwt (vb. herkenbaar en voorspelbaar zijn). Net zoals in de muziekpsychotherapie, werkt de therapeut deels vanuit de rogeriaanse therapie. Concreet houdt dit in dat hij tracht de cliënt zoveel mogelijk te accepteren in wie hij/zij is, dat hij zich empathisch opstelt en zoveel mogelijk tracht zichzelf te zijn (identiteit). Dit laatste is in de zorg voor verstandelijk gehandicapten uitermate belangrijk, omdat het verschil in ontwikkelingsniveau een valkuil kan zijn (vb. te kinderlijk benaderen van de persoon). Door aan deze therapeutische voorwaarden te voldoen kan een klimaat ontstaan waarin de cliënt zich veilig voelt om te leren, te ontwikkelen of te veranderen.
Kritische zelfreflectie
Het belangrijkste instrument waarover een ergotherapeut beschikt in het begeleiden van mensen is zichzelf. Zichzelf zo goed mogelijk ‘gebruiken’ in het contact met de cliënt betekent ook zichzelf zo goed mogelijk leren kennen. Bewustwording en zelfinzicht door middel van reflectie is hierin een onmisbaar ingrediënt. Zelfreflectie geeft ons de mogelijkheid richtlijnen uit te zetten voor ons eigen gedrag. Dit vormt op die manier een fundament (houvast) waarnaar we kunnen teruggrijpen.
Overige competenties
Inzet, gedrevenheid (enthousiasme) en creativiteit zijn slechts enkele voorbeelden van competenties die belangrijk zijn als ergotherapeut binnen de OMB. Dit zijn aspecten die volgens Bergenhenegouwer e.a. nauwelijks te identificeren, te ontwikkelen en aan te leren zijn, maar onderscheiden wel succesvolle beroepsbeoefenaars van minder succesvolle. 18
Paramedisch handelen Uitgeverij Lemma BV (2001)
Chris Kuiper en Marcel Balm Utrecht 21
2.4.4 Individuele behandeling vs. groepsgewijze behandeling [19] A. Individuele orthoagogische muziekactiviteit
De keuze voor individuele behandeling is niet altijd eenvoudig te verantwoorden en hangt af van persoon tot persoon. Soms lijkt het vooral de intuïtie van de teamleden die bepalend is of een individuele aanpak geschikt lijkt. Toch zijn er een aantal concrete zaken die de keuze voor een individuele aanpak verantwoorden. Algemeen kan gesteld worden dat naarmate de problematiek van de cliënt zwaarder is, deze keuze ook meer voor de hand ligt. Ook wanneer er sprake is van emotionele problemen en geringe beschikbaarheid van het vermogen om deze de baas te kunnen, is de keuze voor een individuele behandeling gauw gemaakt (vertrouwensrelatie). Als laatste zijn ook communicatieve problemen (beperkt sociaal vermogen) een indicatie voor individuele orthoagogische muziekbeoefening.
Welke doelstellingen worden binnen individuele OMB nagestreefd?
De doelstellingen die vooropgesteld worden binnen individuele OMB zijn heel persoonsgebonden aangezien er veel cliëntgerichter kan gewerkt worden dan bij groepsgerichte muziekactiviteiten. Toch kunnen we een aantal algemene doelstellingen voorop stellen: -
Ik-versterking behandelen Ik-versterking verwijst naar het ik als functionele eenheid. Bij ik-versterking gaat het er dus om de cliënt aan te spreken op die facetten waarin hij wel goed functioneert of zou kunnen functioneren. Bijvoorbeeld het voldane gevoel een in meer of mindere mate moeilijke taak onder de knie te krijgen, werkt ikversterkend.
-
Expressie en groei beogen Als een zelfgevoel ontstaat, kan ook de mogelijkheid tot expressie worden vergroot (vb. Uitging geven aan gevoelens, identiteit, wensen en behoeften,…)
-
De cliënt bewust maken van het lichaam Dit kan op verschillende wijzen: door bijvoorbeeld een klinkend instrument op verschillende lichaamsdelen van de cliënt aan te brengen of door de cliënt op een klankkast (trillingen) te laten plaatsnemen.
B. Orthoagogische muziekactiviteit in groep
De vraag wanneer er gekozen wordt voor een groepsgewijze behandeling, is even moeilijk te beantwoorden als waarom er voor een individuele behandeling wordt gekozen. Ook hier speelt intuïtie van de teamleden een grote rol. Wel vormt meer dan bij individuele muziekactiviteiten de interesse van de cliënt voor muziek een overweging bij de indicatiestelling. Een zeer positieve houding t.o.v. muziek kan voor het team een reden zijn om groepsgewijs muziek maken aan te bieden. Dit is echter niet meteen een methodisch logische indicatiestelling. Een zelfde probleem ontstaat wanneer de afweging van deze behandelvorm sterk bepaald wordt omwille van praktische overwegingen. Toch kan een gegronde reden ook meespelen in de keuze voor groepsgerichte OMB, bijvoorbeeld bij een tekort aan assertiviteit.
19
Muziek in de hulpverlening aan GH p42 - 94 Uitgeverij Intro (1988)
Frans Schalkwijk Nijkerk 22
Welke doelstellingen worden binnen groepsgerichte OMB nagestreefd?
Aangezien de activiteit minder cliëntgericht is, zijn de vooropgestelde doelstellingen ook een stuk algemener en groepsgebonden: -
Sociale vaardigheden oefenen/ de cliënt motiveren tot contactname Door een groepsgerichte benadering aan te bieden kan de cliënt niet langer zijn/haar vermijdingsgedrag de bovenhand laten nemen. Door middel van een rustige aanpak wordt getracht de cliënt te laten ervaren dat het leggen van contact niet bedreigend hoeft te zijn.
-
Bewustwording van zichzelf en anderen, beogen Als er voldoende ik-sterkte voorhanden is, wordt een groepsgewijze benadering soms gebruikt om het zelfgevoel verder uit te bouwen. De cliënt wordt bewust van de eigen aanwezigheid in de groep en leert zichzelf te uiten. Hij/zij wordt bewust van de aanwezigheid van anderen en ervaart een gemeenschappelijkheid.
-
Stimuleren van de motoriek d.m.v. bewegingsgerichte technieken Werken met muziek en bewegen gaan heel vaak samen. Ook bij het werken aan sociale vaardigheden kan dit aan bod komen d.m.v bijvoorbeeld kringdansen. Een specifiek voorbeeld van het stimuleren van de motoriek is bijvoorbeeld de ooghandcoördinatie die aan bod komt bij het hanteren van bepaalde instrumenten.
23
HOOFDSTUK 3: Percussie Dit derde hoofdstuk wil ik wijden aan wat percussie inhoudt, de verschillende soorten en aspecten van percussie en wat dit als invloed kan hebben op mensen al dan niet met een mentale handicap.
3.1 De verschillende aspecten van percussie Percussie en eigenlijk muziek in het algemeen, bestaat uit een aantal elementen die men de ‘bouwstenen’ noemt: Ritme = Onderverdeling in tijd Melodie = Opeenvolging van noten binnen bepaalde toonhoogte en duur Harmonie = Klankcombinatie Dynamiek = Volume en Accenten Maat = Cadans (ordening in de tijd) Tempo = Snelheid Pentatoniek Dit begrip wil ik vooraf verduidelijken daar het een gegeven is dat in mijn melodische percussiesessies terugkomt en van groot belang is. Pentatoniek laat ons toe om verschillende instrumenten op elkaar af te stemmen (harmonie) zonder dat het samenspel ooit vals klinkt. Dit is vooral bruikbaar wanneer bijvoorbeeld de begeleider niet of weinig muzikaal aangelegd is. Pentatoniek is dus een toonsysteem, waarbij slechts vijf toontrappen van de toonladder worden gebruikt (penta = 5). De meest bekende is de anhemitonische (halftoonloze) toonladder (o.a. Chinees en Schots). Ook bestaat er een hemitonische pentatoniek die uit halve toonschreden bestaat (Japans) en een gelijktonige, waarbij het akkoord in vijf gelijke toonschreden wordt verdeeld (Javaans). Concrete voorbeelden hiervan zijn: - Toonladder van do waarbij de fa en de si weggelaten worden - Toonladder van re waarbij de fa en de do weggelaten worden
24
3.2 Indeling van de soorten percussie [20] Er zijn heel veel soorten slaginstrumenten, deze kunnen we onderverdelen in twee grote groepen:
3.2.1 Membranofonen
Dit zijn slaginstrumenten met een membraan of vel dat in trilling wordt gebracht. Deze kan je echter nog eens onderverdelen in de gewone trommen en de minder bekende mirlitons. Trommen Bij deze instrumenten wordt er op een vel geslagen dat op verschillende manieren kan gestemd worden door de spanning op het vel te veranderen. Dit door de spankoorden bij te stellen of blokjes onder het koord aan te brengen, of door het draaien aan spanschroeven Trommen kunnen op verschillende manieren worden bespeeld: met de handen, met stokken die al dan niet omwikkeld zijn, of met brushes.
Brushes Trommel Djembe Mirlitons Mirlitons zijn verwant aan de trommen, bij de trommen wordt er op een vel geslagen, mirlitons hebben een membraan waartegen geblazen wordt. Een voorbeeld van een mirliton is de kazoo. Aan het ene uiteinde van de buis wordt gezongen. Het membraan halverwege gaat dan trillen en er ontstaat geluid. Een ander voorbeeld is de Zobo. Zobo's lijken erg op gewone blaasinstrumenten zoals een trombone. Ze hebben echter binnenin een membraan, en worden als een kazoo bespeeld.
3.2.2
Kazoo Zobo’s 20
Slagwerkcursus AMC Onuitgegeven werk (1994)
Bert Huysentruyt Izegem 25
Idiofonen
Dit zijn slaginstrumenten die geen vel hebben en gemaakt zijn van materiaal dat van nature uit klankrijk is. Deze kunnen we ook in twee groepen onderverdelen: Vooreerst zijn er de idiofonen geschikt voor melodiespel vanwege hun duidelijk benoembare toonhoogte. Dit wordt verkregen door verschillende materialen van verschillende lengte te gebruiken. Dit is onder andere het principe van een xylofoon, buisklokken en de steeldrum. Anderzijds zijn er de idiofonen die slechts één klank voortbrengen waarvan de toonhoogte niet duidelijk benoembaar is. Dit is de grootste groep waartoe onder andere de gong, de maracas en de triangel behoren.
Klokkenspel
Triangel Gong
3.3 Ontwikkeling van percussie door de jaren heen Percussie bestaat al heel lang en begon met de idiofonen. De ontwikkeling ervan begon toen de primitieve mens stokken, stenen en beenderen op elkaar sloeg, om het ritme van zijn klappende handen en stampende voeten te versterken. De belangstelling voor de verschillende geluiden en toonhoogten leidde onder andere tot de ontwikkeling van instrumenten als de xylofoon en de gong zoals we die nu kennen. In de kunst zijn bewijzen gevonden dat ook membranofonen minstens 4000 jaar geleden al bestonden in Mesopotamië en Egypte. Later werden ze belangrijk voor het geven van signalen bij veldslagen. Sedert de 18e eeuw zijn trommen ook in de Westerse orkesten opgenomen en zijn ze tevens populair voor het begeleiden van zang en dans.
26
3.4 Eigenschappen van de instrumenten (zintuiglijke aspecten) 3.4.1 Tactiel aspect
Hieronder vallen enkel de instrumenten waarvan we d.m.v. de tastzin iets meer kunnen vertellen over hoe het instrument aanvoelt. Dit zijn dus enkel de instrumenten die met de hand dienen bespeeld te worden (vb. de djembe)
Hard – zacht
D.m.v. onze tastzin ondervinden we of een instrument hard of zacht aanvoelt. Het vel van een djembe (geitenvel) voelt bijvoorbeeld veel zachter (soepeler) aan dan een kleine handcimbaal.
Warm - koud
Ook over de temperatuur kunnen we d.m.v. tactiele waarneming (exteroceptieve perceptie) te weten komen of een instrument warm of koud aanvoelt. Opnieuw voelt bijvoorbeeld het vel van een djembe veel warmer aan dan een handcimbaal (metaal).
3.4.2 Vibratorisch aspect
Dit betreft de instrumenten waarvan de trilling, die ontstaat door het instrument te bespelen, een extra dimensie geeft aan de activiteit. (vb. de big bom)
Trilling
Een mechanische trilling (of oscillatie) is een periodiek herhaalde omkering van de bewegingsrichting. Een trilling wordt veroorzaakt door de verstoring van het stabiel evenwicht (vb. bij het bespelen van een slaginstrument). Deze trilling blijft een tijdlang aanhouden maar neemt onder invloed van demping langzaam af. Het menselijk lichaam is het meest gevoelig voor trillingen tussen de 20 en de 120 Hz. Alle hogere frequenties zullen meer ‘gehoord’ dan ‘gevoeld’ worden. Vandaar ook dat instrumenten met een diepe, holle klank (vb. gong) meer voelbare trillingen met zich meebrengen dan instrumenten met een hoge, fijne klank (vb. koebel)
3.4.3 Auditief aspect
Het auditief aspect omvat logischer wijze alle instrumenten, daar ieder instrument geluid met zich meebrengt.
Klank
De klank van een instrument is afhankelijk van verschillende factoren: het soort materiaal, de grootte van het instrument, de vorm van het instrument,… Ieder instrument klinkt dan ook anders. Hoe we deze klanken ervaren echter, is zeer persoonsgebonden. Wat voor de één top is, kan voor een ander zeer ergerlijk zijn. Het is dan ook onmogelijk hierin een duidelijke lijn te trekken.
3.4.4 Visueel aspect
Dit betreft de al dan niet visuele aantrekkelijkheid van een instrument. Hiervoor komen bij gevolg ook alle instrumenten in aanmerking.
Groot – klein
Bij volwassen mensen hangt de keuze voor een groot of klein voorwerp af van verschillende zaken: kwaliteit, kostprijs,… Wanneer we echter kinderen of mensen met een ernstig mentale handicap voor deze keuze plaatsen, merken we dat hun voorkeur meestal naar het grootste voorwerp gaat. Dit aangezien zij met andere factoren weinig of geen rekening dienen te houden. Toch kan persoonlijke voorkeur hier soms nog een rol van betekenis spelen.
27
Kleur
Onder het motto ‘het oog wil ook wat’ gaat de voorkeur van een mens over het algemeen uit naar kleurrijke (fleurig ogende) voorwerpen. Zo ook is dit het geval in de keuze van muziekinstrumenten.
3.4.5 Besluit
Het was voor mij moeilijk om hierover bruikbare (wetenschappelijke) informatie te verzamelen. Toch wou ik dit onderdeel in mijn scriptie opnemen daar ik er van overtuigd ben dat bij mensen met een ernstig tot diep mentale handicap hun zintuigen, meerbepaald wat deze hen vertellen over het instrument, in grote mate hun interesse of desinteresse voor een instrument bepalen. Hiermee wil ik zeggen dat wat één zintuig hen vertelt, heel bepalend kan zijn in hun voorkeur voor een instrument (bijvoorbeeld ‘visuele aantrekkelijkheid’).
3.5 Percussie als functioneel gegeven In het praktisch werken met het medium percussie bij mensen met een ernstig tot diep mentale handicap, merken we dat percussie heel bruikbaar is. Het kan zowel stimulerend en activerend werken, als uiterst relaxerend aangewend worden. Hier houdt het echter niet bij op. Percussie vindt ook zijn toepassing in enkele concrete dagdagelijkse zaken waarbij het medium uiterst functioneel bruikbaar is. Ik schets hierbij enkele voorbeelden:
Percussie als indicatie of waarschuwing
Een voorbeeld hiervan kan zijn: de triangel laten ‘rinkelen’ als signaal dat het eten wordt opgediend.
Percussie als communicatie en verbondenheid
Denken we hierbij bijvoorbeeld aan het verbonden eenzelfde instrument bespelen of eenzelfde soort muziek/thema brengen (vb. Afrikaanse dans).
Percussie als concentratiebevordering
Door middel van percussie is het mogelijk dat iemand langere tijd aandachtig is gedurende de activiteit. Door bijvoorbeeld instrumenten afwisselend op een verschillende plaats te laten klinken, kan zo ook de aandacht getrokken worden.
Percussie als structureel gegeven
Percussie kan dienst doen als onderdeel van duidelijke afspraken. Bijvoorbeeld, wanneer er op de trom geslagen wordt, moet iedereen stil zijn.
Percussie als stimulans en energie-uitlaat
Voor velen is dit ‘de’ activiteit waarbij zij al hun opgestapelde energie kwijt kunnen, waardoor zij aan andere rustige activiteiten terug ‘normaal’ kunnen deelnemen.
…
28
HOOFDSTUK 4: Voorbeschouwing In dit vierde hoofdstuk wil ik een voorbeschouwing maken van mijn praktische uitwerking. Met welke factoren dien ik rekening te houden en hoe ga ik daarbij te werk?
4.1 Met welke factoren dien ik rekening te houden? 4.1.1 Mogelijkheden en beperkingen van mezelf als begeleider A. Mogelijkheden Muzikale voorkennis Daar ik een zestal jaar drumles heb gevolgd en nu nog steeds regelmatig een ritmeinstrument bespeel (bongo’s en djembe), heb ik de geschikte voorkennis om dit onderwerp creatief uit te werken. Theoretische achtergrond Door mijn opgedane voorkennis gedurende mijn opleiding en de verzamelde informatie waaruit dit gedeelte van mijn scriptie resulteert, beschik ik over de nodige bagage om mijn scriptie degelijk in praktijk te brengen.
B. Beperkingen Ik ken de bewoners en de omgeving niet Aangezien ik de bewoners en het lokaal niet vooraf heb leren kennen, wordt het in het begin van mijn scriptie even aftasten. Ook voor de bewoners zal het even wennen worden aan de nieuwe begeleider. Dit proberen we op te vangen door de gebruikelijke muziekactiviteiten nog de eerste weken te laten doorlopen.
4.1.2 Mogelijkheden en beperkingen van medebegeleiders A. Mogelijkheden Vertrouwensrelatie met de bewoners Daar de begeleiders in normale omstandigheden al geruime tijd met de bewoners werken, is het vanzelfsprekend dat zij dichter bij de bewoners staan. Dit heeft als voordeel dat zij in onvoorziene situaties beter de ernst kunnen inschatten en gepaster kunnen reageren. Ook zullen de bewoners mij als nieuwe begeleider vlugger accepteren wanneer er nog iemand aanwezig is die zij kennen. Ervaring Zij beschikken over de nodige voorkennis omtrent de bewoners en hun mogelijkheden. Daardoor weten zij als geen ander waarop zij moeten letten en hoe zij bepaalde signalen dienen te interpreteren. Op die manier is hun observatie ook uitgebreider en zijn de activiteiten aangepast in functie van de doelgroep.
B. Beperkingen Geen muzikale aanleg Soms is het zo dat er bijvoorbeeld iemand van de opvoeders uit de leefgroep mee komt om de activiteit te begeleiden. Ik dien er dan ook rekening mee te houden dat niet iedereen even muzikaal aangelegd is waardoor ik in die situaties sturend dien te werk te gaan d.m.v. duidelijke instructies.
29
4.1.3 Mogelijkheden en beperkingen van de bewoners [21]
In dit onderdeel maak ik een onderscheid tussen beide doelgroepen. Dit aangezien de meeste mensen met een ernstig mentale handicap nog kunnen en wensen actief betrokken te worden in de muzieksessies, terwijl diep mentaal gehandicapten nog weinig of niet actief kunnen deelnemen. Bijgevolg dienen de muzieksessies bij hen hoofdzakelijk belevend aangebracht te worden.
A. Mogelijkheden van ernstig verstandelijk gehandicapten Actieve ingesteldheid Deze mensen wensen actief betrokken te worden in de muziekactiviteit. Zij beschikken meestal nog over de mogelijkheid om zelf een instrument (zij het op een eentonige wijze) al of niet begeleid te bespelen. Het is dan ook van belang om als begeleider voor de nodige variatie en ‘sfeer’ te zorgen.
B. Beperkingen van ernstig verstandelijk gehandicapten Onvermogen tot ordening Het spel van deze doelgroep kent weinig structuur. Zowel tempo, geluidssterkte of toonhoogte kunnen sterk variëren. Dit kan te maken hebben met een beperkt concentratievermogen, motorische belemmeringen en innerlijke disharmonie. Ook een gebrekkig aanpassingsvermogen kan hiertoe bijdragen. Zij zullen bijvoorbeeld steeds van een opgelegd tempo afwijken en in een eigen (al dan niet constant) tempo verder spelen. Op die manier is het heel moeilijk om tot ‘samenspel’ te komen. Niet kunnen eindigen Het komt regelmatig voor dat de bewoners niet in staat zijn om uit zichzelf het spel te beëindigen. Zij gaan door totdat van buitenaf het teken wordt gegeven tot stoppen. Dit gebeurt dan ook abrupt, zonder dat er bewust naar afsluiting wordt gezocht. Dit onvermogen om te eindigen komt voort uit een gebrekkige vormgeving. Dit kan ook gezegd worden van het beginnen, echter het appèl om te beginnen lijkt meestal veel groter dan het appèl om te eindigen. Bovendien is de afsluiting veel sterker bepalend voor de vorm die eraan vooraf ging dan het begin. Beperkt materiaalgebruik Mensen met een mentale handicap gebruiken slechts enkele tonen die ook nog opéénvolgend zijn. Zij komen dus niet tot grote intervallen. Fluctuaties in hard en zacht of vlug en langzaam zijn meestal zeer beperkt. Bepaalde oorzaken hiervoor kunnen zijn: onzekerheid t.o.v. van het materiaal of niet durven experimenteren. Het komt ook voor dat zij per toeval bepaalde klanken ontdekken die hen enorm aanspreken, zodoende zij niet meer de behoefte hebben tot exploratie en dit steeds opnieuw herhalen (persevereren).
C. Mogelijkheden van diep verstandelijk gehandicapten Muziek beleven Gezien de verscheidenheid en ernst van de problematieken waarmee deze mensen geconfronteerd worden, is het moeilijk om eenduidig te kunnen stellen van “dat” zijn nog hun mogelijkheden. Toch proberen we ondanks hun beperkingen die zij ondervinden, hen een muzikaal aanbod te bieden dat aansluit bij wat zij ‘wel’ nog kunnen, namelijk luisteren naar en genieten van de muziek.
21
Muziek en therapie p85 - 93 Van Loghum Slaterus (1977)
Liesbeth Fockema Andrea en Kunno Steenhuis Deventer
30
D. Beperkingen van diep verstandelijk gehandicapten Passief gedrag Binnen muzieksessies komt volledige passiviteit weinig voor. Wel komt het voor dat diep mentaal gehandicapten nauwelijks lichamelijk op de situatie kunnen reageren, of door een beperkte taakspanning gauw de aandacht verliezen. Dit vindt zijn oorsprong hoofdzakelijk in hun beperkte belevingswereld. Op die manier zal een muzieksessie gemiddeld drie kwartier duren, afhankelijk van de concentratiemogelijkheden van de deelnemers. Trage verwerkingssnelheid Bij mensen met een diep verstandelijke handicap is het van groot belang hen de tijd te geven om de muziek te laten doordringen. Daarom is het ook goed om na een reeks van snel opeenvolgende klanken even een pauze te laten. Een algemeen stiltemoment in de muziekactiviteit zelf inlassen, is in dat opzicht ook niet onbelangrijk.
4.1.4 Externe factoren Omgeving: Indeling van de ruimte Om de muziekactiviteit op een aangename manier te kunnen doorbrengen, is het noodzakelijk om de omgeving (het muzieklokaal) aan een aantal voorwaarden te onderwerpen: * Apart lokaal, enkel ten dienste van muziekgerelateerde activiteiten * Akoestisch geïsoleerd lokaal = afleidende geluiden van buitenaf weren * Groot genoeg (rolstoelen, dans,…) maar toch ‘intiem’ * Vaste zitplaatsen (verschuifbare stoelen kunnen storend zijn) * Inrichting: gezellig maar prikkelarm * Voldoende instrumenten en bergruimte Toch zijn deze voorwaarden niet altijd even haalbaar. In veel gevallen zal er geschipperd moeten worden. Ruimtetekort, personeelsgebrek, beperkte financiële mogelijkheden zijn maar enkele factoren die ons vaak dwingen tot concessies. Vb. van een geschikt muzieklokaal:
31
4.2 Hoe ga ik te werk en waarom? Voorstelling van de volgcliënt
In mijn praktisch gedeelte start ik bij iedere groep met een voorstelling van de volgcliënt. Op die manier probeer ik een uitgebreid beeld te schetsen van één cliënt met zijn/haar specifieke karakteristieken en hoe hij/zij functioneert binnen de groep. Hiermee wil ik voornamelijk een voorbeeld stellen voor het volledige muziekgroepje. Het is echter niet mijn bedoeling om deze persoon als representatief voor te stellen. Wel wil ik op die manier het belang aantonen van de invloed van hun karakter en hun problematieken op de muziekactiviteit (vb. persoon met autisme).
Opbouw van de activiteiten
Bij elke groep bracht ik gedurende mijn scriptieperiode een achttal activiteiten aan, waarvan ik er in mijn praktisch gedeelte vijf uitwerk. Dit zijn de activiteiten waarbij ik voornamelijk verkennend te werk ben gegaan. Ik maak daarbij een onderverdeling in melodische en niet-melodische sessies. In de uitwerking van deze sessies hanteer ik steeds eenzelfde opbouw: * Voorstelling van de gebruikte instrumenten * Activiteitenplanning met de daaraan gerelateerde doelstellingen
Observaties
De observaties bouw ik systematisch op a.h.v. de vooropgestelde doelstellingen in mijn activiteitenplanning. Ik vertrek hierbij vanuit het groepsgebeuren al richt ik mij in het bijzonder op mijn volgcliënt.
Besluitvorming
Na iedere activiteit evalueer ik de muzieksessie en mezelf om van daaruit te vertrekken in de opbouw van mijn volgende sessie. Ik hou dan ook steeds rekening met initiatiefname van de bewoners en pas eventueel de activiteit hieraan aan.
Bijlagen
In bijlage maak ik een overzicht van de overige drie sessies. Dit zijn de activiteiten waarbij ik zowel melodische als niet-melodische percussie hanteerde en daarbij een stuk opbouwender te werk ging. Deze wil ik in bijlage meegeven en kunnen een bron van inspiratie vormen voor mensen die met dit medium aan het werk gaan.
32
Deel II: Praktijk
33
HOOFDSTUK 5: Voorstelling Maria Ter Engelen In het volgende hoofdstuk wil ik een voorstelling geven van VZW Gehandicaptenzorg Maria Ter Engelen, waar ik mijn praktisch gedeelte van mijn scriptie heb uitgewerkt.
5.1 Korte schets VZW Gehandicaptenzorg Maria Ter Engelen (vroeger MPI Maria Ter Engelen) in Klerken is een dienstencentrum voor personen met een matig, ernstig of diep mentale handicap. Het biedt onderkomen en verzorging aan een 285-tal bewoners. Deze zijn verdeeld over het internaat en semi-internaat voor minderjarig mentaal gehandicapten (60), het tehuis voor meerderjarig mentaal gehandicapten (210), het dagcentrum (10) en het beschermd wonen (5). Het tehuis voor meerderjarig mentaal gehandicapten is onderverdeeld in 3 afdelingen: Zuidkant (waar ik m’n scriptie uitwerk), Schakel en Wilgenerf die telkens nog eens onderverdeeld zijn in leefgroepen. Elke leefgroep heeft zijn eigen identiteit naar gelang de ontwikkeling en de zorgbehoevendheid van zijn bewoners.
5.2 Doelstellingen van ‘Maria Ter Engelen’ VZW Gehandicaptenzorg Maria Ter Engelen wil vanuit een christelijke visie en gedreven door de emancipatiegedachte, instaan voor de opvang, de begeleiding, de verzorging en de behandeling van personen met een matig, ernstig of diep mentale handicap. De instelling wil bekomen dat elke persoon zich in de voorziening goed voelt en dat de kwaliteit van hun leven verhoogd wordt. Ze vertrekken daarvoor vanuit respect en waardering voor hun eigenheid, voor hun ‘mens-zijn’, voor hun individuele mogelijkheden en beperkingen en voor hun persoonlijke gevoelens. Zelf keuzes maken en inspraak hebben t.a.v. hun levensomstandigheden, hun persoonlijke toekomst, wonen, werken, ontspanning en relaties met anderen, maken wezenlijk deel uit van de zorg- en dienstverlening van Maria Ter Engelen. Het opzet is te komen tot een optimale graad van zelfstandigheid in harmonie met zichzelf en de omgeving. Tevens dat zij als volwaardige burgers kunnen deelnemen aan de samenleving. Daarom wordt er ook nadruk gelegd op de woonvorm en het wooncomfort.
5.3 Voorstelling afdeling ‘Zuidkant’ [22] Zuidkant is één van de drie afdelingen voor meerderjarig mentaal gehandicapten. Het vormt één geheel waarin 80 personen met een ernstig tot diep verstandelijke, meervoudige beperking wonen. De afdeling is onderverdeeld in acht leefgroepen van elk negen à tien personen. De meest mobiele bewoners verblijven op de bovenverdieping, de meer zorgbehoevenden verblijven op het gelijkvloers.
22
Visie op wonen en leven op Zuidkant Onuitgegeven werk: Visietekst “Zuidkant”
MTE Klerken
34
Op Zuidkant staat ‘emancipatie’ centraal Hieronder wordt verstaan dat de cliënt geen passieve ontvanger is van het pedagogisch handelen maar zelf het proces meebepaalt, ongeacht de beperking. Hierbij wordt uitgegaan van de totaalbenadering van de cliënt waarbij er rekening wordt gehouden met de eigenheid, de wensen en de keuzes van de persoon. Binnen een totaalbenadering zijn alle aspecten van de persoon belangrijk, je kijkt naar het volledige individu. De ondersteuning die zuidkant geeft, sluit zoveel mogelijk aan bij het gewone leven en is enkel ‘therapeutisch’ waar nodig. Het emancipatorisch denken brengt er ons toe te besluiten dat kwaliteit van leven vertrekt vanuit een vraaggerichte organisatie van activiteiten en dagbesteding. Het betekent dan ook dat er niet meer groepsgericht wordt georganiseerd maar wel dat er getracht wordt de individuele vragen van de cliënt in te willigen. Activiteitenoverzicht De meeste activiteiten op Zuidkant zijn niet productief gericht. Dit wil zeggen dat er op deze afdeling vooral gewerkt wordt naar beweging, zintuiglijke beleving en communicatie/contact met de bewoners. Naast de belevende activiteiten zoals basale stimulatie, massage en snoezelen zijn er ook veel activerende en ontspannende mogelijkheden. Veel bewoners gaan bijvoorbeeld wekelijks zwemmen, fietsen, naar de muziekactiviteit of de sherborne. Anderen genieten dan weer met volle teugen van het gezelschap van de dieren in de tuin, of gaan graag naar de rustgevende veranda die gezellig en aangenaam is ingericht. Mijn volgcliënten komen uit Zuidkant 1, 7 en 8. Hiermee wou ik vooral een verscheidenheid qua mogelijkheden en handelen integreren in mijn scriptie. Wanneer ik deze groepen schets binnen de ervaringsfasen van Timmers-Huygens dan plaats ik de bewoners van Zuidkant 1 vooral in de lichaamsgebonden fase. De belevingswereld van deze mensen is zo gering dat veel omgevingsfactoren vervagen en het eigen lichaam hen het grootste houvast biedt. De bewoners van Zuidkant 8 daarentegen plaats ik eerder binnen de associatieve fase. Zij slagen er al een stuk meer in om naar buiten te treden met zichzelf. Zij helpen bijvoorbeeld mee bij verzorgingssituaties en kunnen al kleine relaties leggen tussen sommige situaties als gevolg van conditionering. De bewoners op Zuidkant 7 ten slotte, situeer ik tussen deze voorgaande groepen in. Hun communicatieve mogelijkheden zijn beperkter als bij bewoners van ZK 8, al is hun belevingswereld een stuk ruimer dan bij bewoners van ZK 1.
35
HOOFDSTUK 6: Praktijksessies In dit volgende hoofdstuk werk ik mijn praktijksessies uit in drie verschillende niveaugroepen. Binnen elke percussiesessie observeer ik telkens één volgcliënt en schrijf ik mijn bevindingen neer omtrent het groepsgebeuren. Hierbij baseer ik mij op het opvoedingsschema van Carla Vlaskamp omdat dit mij een duidelijke structuur biedt om mijn praktijk op te bouwen.
6.1 Praktijksessies met Martine (ZK 8) Beeldvorming van de cliënt Medische gegevens: Martine (47j) is een ernstig mentaal gehandicapte vrouw met het syndroom van Down. In 1979 werd haar linker long weggenomen. Zij is sindsdien nog steeds gevoelig voor bronchiale infecties. Zij heeft een verzwakt hart maar haar toestand is stabiel. Niveaubepaling: Martine begrijpt eenvoudig verbaal gegeven en kleine opdrachtjes. Zij heeft daarbij echter nood aan een concreet voorbeeld of ondersteuning d.m.v. verwijzingen en gebaren. Zij kan zich een tijdlang concentreren en haar aandacht op een opdracht richten (taakspanning ±30min). Haar oriënteringsvermogen in tijd en ruimte is beperkt en vloeit voort uit conditionering. Ook herkent zij eenvoudige voorwerpen uit haar omgeving en begrijpt zij wat ze er mee kan doen. Motorische vaardigheden: Gezien haar verzwakt hart, vermindert haar fysieke capaciteit de laatste jaren geleidelijk. Toch zijn korte wandelingen haalbaar, zij het op eigen tempo. Martine heeft echter weinig spontane bewegingsdrang en loopt ietwat voorover gebogen. Haar coördinatie en gebruik van bovenste ledematen is goed. Zij houdt iets vast zonder hulp en grijpt met de volle hand. Ook het bimanueel manipuleren van voorwerpen verloopt vlot. Haar fijne motoriek is echter beperkt. Martine kan zelfstandig eten met een klein lepeltje, kauwt daarbij niet maar slikt alles gewoon door. Om zich te wassen en kleden heeft ze de hulp van de begeleiding nodig, al kan ze kleine zaken toch zelfstandig. Persoonsbeschrijving: Martine is een stille, rustige en verdraagzame vrouw. Zij maakt echter een passieve, gelaten indruk en zit meestal voor zich uit te staren. Zij vraagt niet om aandacht en zoekt weinig contact met medebewoners of begeleiders. Wel is zij op haar hoede voor bepaalde meisjes binnen haar leefgroep. Zij gedraagt zich bij hen meestal onderdanig (schuchter) en weinig assertief. Wanneer ze zich niet op haar gemak voelt bij bepaalde personen of situaties zal ze dit wel duidelijk te kennen geven. Verbaal kan Martine dit niet gauw duidelijk maken, maar via gezichtsexpressie en stemgeving laat zij toch haar genoegen en ongenoegen blijken (vb wanneer iemand op haar plaats zit). Bijkomend heeft zij enkele zeer bepaalde stereotype gedragingen zoals het uiten van een grommend geluid en het wrijven met haar vingers over elkaar. Achtergrond: Martine werd opgenomen in de instelling toen ze 7 jaar was. Het contact met haar ouders wordt nog steeds onderhouden.
36
Huidig activiteitenaanbod: Maandag Dinsdag VM Muziek NM
Veranda (1/2w) Massage (1/m)
Snoezelen
Woensdag Aromabad
Donderdag Fietsen (beurtrol)
Fietsen/ luchtmatras
Vrijdag Muziek
Uitstap Sherborne/ (beurtrol) zwemmen - Zelfstandig fietsen met driewieler Mijn percussiesessie bij ZK 8 ging door op maandagvoormiddag
Zat/zon Act. Leefgroep Act. leefgroep
Beeldvorming van het muziekgroepje:
Het muziekgroepje op maandagvoormiddag bestaat uit vijf bewoners uit Zuidkant 8. Daarbij sluiten sinds kort nog twee bewoners (Wendy en Sabine) aan uit andere leefgroepen aangezien zij muzikaal het niveau van deze groep benaderen. Vooral voor Wendy is de muziekactiviteit een uitlaatklep om haar energie kwijt te kunnen. Zij houdt enorm van allerlei muziek en komt ook regelmatig een kijkje nemen in het muzieklokaal of er niets te beleven valt. Mobiliteit: Deze bewoners zijn allen nog mobiel en komen onder begeleiding zelfstandig naar het muzieklokaal. Voor Myriam is dit echter niet zo vanzelfsprekend. Tijdens de muziekactiviteit blijft zij dan ook meestal op haar stoel neerzitten. Niveau: De meeste bewoners uit deze groep maken zich duidelijk d.m.v. concrete handelingen en mimiek. Enkel Myriam slaagt er in om kleine boodschappen te uiten. Op die manier is het van belang steeds alert te zijn en goed te observeren. Ook begrijpen zij korte opdrachten, ondersteund door gebaren. Deze zijn vaak door regelmatige herhaling duidelijk door de context. Binnen de muziek wensen zij actief betrokken te worden, hun inbreng is dan ook van groot belang. Wanneer het te traag vooruit gaat, te belevend wordt of eenvoudigweg niet naar hun zin is, zullen zij dit duidelijk laten merken. Dit doen ze door zich af te wenden, nukkig gedrag te vertonen of zelfs recht te staan om zelf het instrument te komen bespelen.
Martine binnen een ortho-agogische muziekactiviteit:
Zij is zeer gemotiveerd voor deze activiteit en erg actief in de muziek wanneer er gewerkt wordt met slaginstrumenten en dans. Uit haar instrumentenkeuze valt niet meteen een voorkeur op te maken daar zij regelmatig voor verschillende items kiest. Ze weet echter heel goed naar welke activiteit de voorwerpen verwijzen (vb. flessen = dansen en spelen tezamen met het keyboard). Martine is niet erg sociaal, maar eerder op zichzelf gericht binnen de muziekactiviteit. Soms is zij erg achterdochtig en schuchter naar andere bewoners toe, bijvoorbeeld bij Wendy. Deze bewoner is nieuw voor haar en bespeelt steeds heel uitbundig de instrumenten. Toch zou zij durven haar ongenoegen te uiten over het gedrag van anderen of het verloop van de activiteit. Wanneer iets niet op zijn plaats staat zal ze dit ook steevast juist zetten.
37
6.1.1 Groepssessie 1 Hoofddoelstelling
Verkennen wat niet-melodische percussie voor deze groep en specifiek voor Martine kan betekenen.
Werkdoelen om dit te bereiken -
Aanbrengen van verschillende vormen van niet-melodische percussie Martine zoveel mogelijk in de activiteiten betrekken en haar gedrag observeren De interactie van de groep gedurende de activiteiten observeren.
Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met een klein trommeltje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners - De bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Contact nemen met de bewoners - Observeren van hun humeur -
Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners De bewoners individuele aandacht geven Observeren van hun humeur
* Tapijt al roffelend met 2 sabelhulzen open rollen: stil beginnen en luid eindigen
-
De aandacht van de bewoners naar het gebeuren richten
* Groot vat op het tapijt rollen - Stokken laten liggen en afwachten - Eén ronde iedereen aan de beurt laten
-
Initiatiefname en eigen inbreng van de bewoners stimuleren Observeren van hun persoonlijke speelstijl
* Begeleider op de djembe laten beginnen - Maïs op het vat gieten - Iedereen aan de beurt laten komen - Inspelen op hun ritmes
-
* De bongo’s er bijbrengen terwijl de djembe verder speelt - Het vat aan de kant plaatsen - Daarna met de bongo’s bij iedere bewoner langs gaan
-
-
-
Komen tot ‘samenspel’ en interactie met de bewoners Observeren welk effect de maïs op het vat heeft bij de bewoners Observeren wat het effect is van het samenspel tussen djembe en bongo’s bij de bewoners
38
* Dansen met doeken op Safriduo + enkelbandjes aanbinden bij de bewoners - Opzwepende percussiemuziek afgewisseld met rustige stukken
-
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Observatie van doelstellingen -
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
De doeken gebruiken als stimulans en onrechtstreeks sturend contact met de bewoners Observeren hoe de bewoners de enkelbandjes ervaren Observeren wat deze soort muziek teweeg brengt bij de bewoners Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners Rust brengen als einde v/d activiteit
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Zowel Martine als de andere bewoners gingen spontaan naar hun vaste zitplaats. Dit is voor hen een vaste waarde die zij steeds respecteren. Aangezien ik zelf nog wat onzeker was, verliep de intro en de begroeting nogal onwennig en het contact wat stroef. Toch had ik de indruk dat hun structuur nog voldoende behouden bleef en de bewoners mij accepteerden als begeleider. Het kleurrijk tapijt trok enorm de aandacht van de bewoners. Toch was Martine steeds onzeker om dit te betreden, dit vanwege de wat opkrullende randen. Ook de holle klank die de sabelhulzen voortbrachten, spraken hen echt aan. Sabine nam prompt het initiatief om op het vat te slaan, de andere bewoners keken meer de kat uit de boom en hadden een extra zetje nodig. Ik kon nog niet van iedereen hun persoonlijke stijl bepalen maar merkte toch bij Martine dat zij steeds heel voorzichtig en zachtjes speelde. Ze liet zich ook in eerste instantie telkens weg drummen van het vat. Naar mijn indruk hebben weinig bewoners de maïs echt opgemerkt. Individueel klonk het spelen op het groot vat goed samen met de djembe. Wanneer we in groep speelden was dit een stuk minder het geval. Sommigen bewogen enthousiast mee op het samenspel van de bongo’s en de djembe. Ook op de ritmes van Safri Duo bleef het niet bij eentonig schommelen. Een deel van de bewoners, en zeker Martine, toonden weinig interesse in de enkelbandjes. Zij lieten deze niet bewust klinken en probeerden deze ook zodra ze konden terug af te doen. Sommige bewoners glimlachten meteen bij het zien van de doeken, alsof zij meteen de relatie legden met een dansactiviteit. Martine en de meeste anderen dansten daarbij met veel enthousiasme mee. Na de dansactiviteit namen de bewoners terug plaats waarna ik de activiteit in alle rust kon afsluiten.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
-
Mijn begeleidster vroeg me om zelf eerst de enkelbandjes om te binden om hen kennis te laten maken met het nieuwe materiaal. Dit heeft tot doelstelling om hen een vertrekpunt/voorbeeld te geven (imitatie). Het tapijt is een aanlokkend gegeven, het trekt de aandacht (iets nieuws, onverwachts). Daarbij dien ik echter wel te letten op de opkrullende randen. Aangezien die sabelhulzen hen echt aantrokken, kan ik dit onderdeel uitlichten in een volgende sessie. Eventueel d.m.v. een alternatief instrument dat een gelijkaardige klank geeft? Het aanbrengen van het instrument op de vloer maakt het moeilijker bespeelbaar voor de bewoners, het dwingt hen wel houdingen aan te nemen die ze spontaan niet zouden aannemen (vb. kniezit op de grond). Doelgericht kleinere instrumenten bespelen lukt moeilijk, meestal moet ik de beweging mee begeleiden om een mooie klank uit het instrument te krijgen. Ik was te veel gericht op het ‘uitwerken’ van een muziekactiviteit waardoor ik de hoofddoelstelling om verkennend te werk te gaan wat uit het oog ben verloren.
39
6.1.2 Groepssessie 2 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met een klein trommeltje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Plastic buizen (alternatief voor de sabelhulzen) - Aantonen van de verschillende speelwijzen - Elk om beurt laten spelen - Samen spelen
-
* Groot vat naar het midden rollen - Stokken laten liggen en afwachten - Eén ronde iedereen aan de beurt laten
-
* Begeleider op de djembe laten beginnen - Maïs op het vat gieten - Iedereen aan de beurt laten komen - Inspelen op hun ritmes
-
* Na een tijdje komen tot moment van rust
-
Wat brengt de stilte bij hen teweeg?
* Inleiden van de enkelbandjes - Zelf voortonen en wat gek doen - In groepjes van vier ronddansen op ‘country roads’ (zingen)
-
De bewoners kennis laten maken met de enkelbandjes en voortonen wat de mogelijkheden er van zijn
* Gezamenlijk dansen op ‘kodo – song 10’ met de plastic buizen tussenin, + enkelbandjes ombinden bij de bewoners - Kodo = opzwepende percussiemuziek met stevige basstonen
-
De buizen aanbieden als een ongewoon dansgegeven en onrechtstreeks sturend contact Observeren hoe de bewoners de enkelbandjes ervaren Observeren wat deze soort muziek teweeg brengt bij de bewoners
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
-
-
Aandacht van de bewoners trekken Observeren wat deze holle klanken bij de bewoners teweeg brengen Inspelen op een interessepunt uit een vorige sessie Initiatiefname en eigen inbreng van de bewoners stimuleren Observeren van hun persoonlijke speelstijl Komen tot ‘samenspel’ en interactie met de bewoners Observeren welk effect de maïs op het vat heeft bij de bewoners
Zie sessie 1
40
Observatie van doelstellingen -
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Iedereen zag er goedgezind uit en hun structuur bleef behouden. Dit gaf me een goed gevoel over het verdere verloop van de activiteit. Ik kon hun aandacht naar het midden richten waar ik het ritme speelde met de kleurrijke plastic buizen. De buizen spraken de bewoners enorm aan. Dit leidde ik af uit het feit dat o.a. Martine er heel gedreven en enthousiast mee speelde. Ook nu weer duurde het een tijdje voor de anderen na Sabine op het vat kwamen spelen. Toch merkte ik dat dit louter een kwestie van durf is. Bij Martine zag ik bv. duidelijk in haar ogen dat ze wou recht staan om te spelen, maar zich inhield. Na deze twee sessies met het groot vat kan ik stellen dat ik in hun manier van spelen, een groot deel van hun karakter kan terug vinden. (vb Martine speelt steeds zachtjes, wat samen gaat met haar eerder brave, schuchtere karakter) Sabine was de enige die de maïs echt opgemerkt had of er interesse voor toonde. Het valt moeilijk om met de djembe te komen tot een (h)echt samenspel met de bewoners, al blijkt dit hen niet te storen. Tijdens de stilte begonnen velen naar buiten te kijken door de meer openstaande gordijnen. Toch bleven ze daarbij merkwaardig stil. De enkelbandjes blijken de anderen wel degelijk niet echt aan te spreken. Enkel Laura toonde duidelijke interesse en was zeer goed te vinden voor imitatie. Tijdens het gezamenlijk dansen in een kring met de buizen tussen de bewoners in, deden de meesten enthousiast mee. Al had ik toch de indruk dat Martine in de vorige sessie enthousiaster was. De bewoners namen na het dansen terug plaats waarna de activiteit in alle rust werd afgesloten.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
Ik stap zelf al meer naar de bewoners toe, doch profileer me nog veel te weinig. Ik ben nog te onzeker en dit komt ook zo over bij de groep die echter duidelijkheid vraagt. Om dit te vergemakkelijken kan ik me al op gedragingen van bewoners voorzien, zodat ik beter kan anticiperen hierop. Naar m’n volgende activiteit toe kan ik de beide onderdelen met de buizen misschien aan elkaar koppelen. Ook de maïs kan ik meer zichtbaar introduceren voordat we samen op het vat slaan. Sabine wou ook achteraf de maïs deels zelf opruimen. Kan ik hier voor haar een deeltaak van maken? Meer ruimte creëren om te dansen. Ik probeer de djembe te laten invallen nadat we op het vat slaan, zodanig dat die zich kan baseren op een bepaald ritme van één van de bewoners om zo de anderen mee te krijgen. Toch blijkt uit mijn theorie dat dit moeilijk zal worden.
41
6.1.3 Groepssessie 3 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klein tamboerijntje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Groot vat naar het midden rollen - Eén moment zelf spelen
-
Aandacht van de bewoners trekken Toepassen van verschillende effecten (manier van spelen)
* Maïs op de ton gieten en samen met enkele bewoners op het vat spelen - Djembe laten invallen inspelend op een vast ritme van een bewoner
-
Initiatiefname en eigen inbreng van de bewoners stimuleren Komen tot ‘samenspel’ en interactie met de bewoners Observeren welk effect de maïs op het vat heeft bij de bewoners
-
* De bongo’s er bij brengen - Het vat aan de kant plaatsen - Bongo’s individueel aanbieden - Na een tijdje komen tot rust
-
* Samen dansen met de enkelbandjes en de tapschoenen - Zelf voortonen en wat gek doen - De bewoners uitnodigen om mee te doen
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Observatie van doelstellingen -
-
mijn
volgcliënt
-
en
-
de
Observeren hoe de bewoners het samenspel tussen de djembe en de bongo’s ervaren Wat brengt de stilte bij hen teweeg? Voortonen wat de mogelijkheden zijn van de enkelbandjes en de tapschoenen De bewoners kennis laten maken met de enkelbandjes Zie sessie 1
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Alle bewoners maakten een opgewekte indruk bij het zingen van de begroeting. Ik stimuleerde Martine om daarbij meer naar het midden te komen. Zij gebruikt nl. weinig ruimte en blijft steeds binnen haar persoonlijke, veilige ruimte. Ik had hun aandacht meteen nadat ik het vat in het midden rolde. Martine nam opnieuw pas initiatief om recht te staan nadat ze zich specifiek aangesproken voelde door ons (naam vernoemen, gebaar maken tot recht staan). Toch merkte ik dat sommigen al spontaner naar voor traden.
42
-
-
-
-
-
Sommige bewoners namen mijn manier om het vat zijwaarts te bespelen soms sporadisch over maar de meesten bleven in hun stereotiepe speelstijl verder doen. Dit is ook de speelstijl met het duidelijkste effect. Door het duidelijk integreren van de maïs waren de bewoners een stuk bewuster van dit item. Zo was Laura bijvoorbeeld heel gefocust op de maïs. Dit liet ze blijken door gericht er op te slaan wanneer een korrel in de buurt van haar stokken kwam. Inspelen met de djembe op het ritme van Martine individueel, verliep tamelijk goed. Wanneer we op die manier meerdere personen probeerden mee te krijgen in haar ritme, lukte dit echter niet. Ook niet door later in te vallen met de djembe. Ook nu weer bespeelden de bewoners heel graag de bongo’s, vooral Laura deed dit vol enthousiasme en op een gelijkmatig tempo. De bewoners keken gedurig rond maar het bleef heel stil tijdens het rustmoment. Vele bewoners reageerden heel positief op de speelse manier waarop de enkelbandjes en de tapschoenen werden aangebracht. Vb. door op hun schoot terecht te komen, bijna te vallen, ons te laten wegduwen door de bewoners,… De bewoners namen na het dansen terug plaats waarna ik rustig afsloot.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
Door met een instrument bij iedereen langs te gaan, is de wachtperiode voor de andere bewoners tamelijk groot. Is er een manier om dit eventueel op te vangen? Het ware interessant naar een volgende activiteit dat de bewoners kunnen kiezen tussen enkelbandjes of tapschoenen. Om praktische redenen wordt dit waarschijnlijk niet haalbaar. Nagaan of ik vertrekkende van sommige bewoners hun speelstijl, kan bijsturen. Dit bijvoorbeeld door het heel voorzichtig op het vat slaan over te nemen en na te gaan of zij volgen wanneer ik luider of sneller speel. D.m.v nu en dan eens te overdrijven, de bewoners te verrassen en dingen op een speelse manier aan te brengen, merk ik dat ik heel wat meer respons krijg. De oorspronkelijk eerder onaantrekkelijk lijkende enkelbandjes, spraken nu plots een stuk meer aan. Al stel ik me de vraag of de essentie van de bandjes (het rinkelen) niet wat verloren ging in het speelse karakter.
43
6.1.4 Groepssessie 4 Hoofddoelstelling
Verkennen wat melodische percussie voor deze groep en specifiek voor Martine kan betekenen.
Werkdoelen om dit te bereiken -
-
Aanbrengen van verschillende vormen van melodische percussie Martine zoveel mogelijk in de activiteiten betrekken en haar gedrag observeren De interactie van de groep gedurende de activiteiten, observeren.
Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Vaste melodie op de xylofoon spelen en met het klokkenspel vrij meespelen - Eerst samen spelen - Daarna rond gaan met het klokkenspel bij de bewoners
-
* Spelen van “een Nederlandse Amerikaan” op de xylofoon - Eén bewoner doet de bewegingen op de grond samen met de begeleider - Daarna gezamenlijk
-
* Samenspel tussen de big bom en de stealdrum - Daarbij telkens één bewoner op de big bom laten meespelen - De andere bewoners kunnen mee tikken met de klankstokjes
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
-
Observeren welke invloed de combinatie van beide instrumenten heeft op de bewoners Kans bieden voor de bewoners tot het exploreren van het instrument Observeren wat het effect is van het gezongen liedje op de bewoners en hoe zij omgaan met de bewegingen Bepaalde bewoners uit hun stereotiep bewegingspatroon halen Alle bewoners in het geheel betrekken Wat is het effect van de big bom op de bewoners? Observeren hoe de bewoners het samenspel ervaren Zie sessie 1
44
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Tijdens de inleiding bleef de structuur van de bewoners behouden. De meeste bewoners gaven een opgewekte indruk, toch merkte ik dat Myriam heel onrustig was. Zij stond geregeld recht en ze gaf een zeer onzekere indruk. Tijdens het samenspel tussen de xylofoon en het klokkenspel luisterden de bewoners aandachtig. Bij het exploreren van het instrument speelden sommigen telkens op dezelfde plaats waardoor ik bij hen niet echt van exploratie kon spreken. Dit past binnen hun niveau van T.H. Sommigen gaan alle toetsen één voor één bespelen en dit met een andere klank associëren, maar bepalen hierbij geen nieuwe strategie. Alle bewoners kwamen na uitnodiging spontaan op de trilvloer bij het spelen van “Een Nederlandse Amerikaan”. Door daarna de handen rond hun buik te slaan of hun handen vast te nemen, was het mogelijk de beweging te begeleiden. Toch was niet iedereen hiervoor te vinden, vooral Martine stond al gauw weer recht. Na enkele aansporingen nam Martine plaats op de big bom. Ik merkte bij haar dat zij dit instrument bespeelde zolang ik ook speelde en stopte zodra ik ook even stilhield (voorbeeldfunctie). Daarna speelde ik samen met Monique in een vast ritme en bouwde dit op. In combinatie met de stealdrum, gaf dit een leuke sfeer. Ik merkte dat de trilling bij deze doelgroep niet het item is dat hen aansprak, maar veeleer de interactie met de begeleider. Dit was zowel bij Martine als bij Monique duidelijk merkbaar. De bewoners namen hierna terug plaats waarna ik de activiteit rustig afsloot. Het is me al enkele malen opgevallen dat de bewoners na de activiteit slechts recht staan wanneer ik de deur open zet. Dit is voor hen een duidelijke “associatie” met het einde van de activiteit.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
Door de begroeting te begeleiden met het klokkenspel was ik meer geconcentreerd op het juist spelen dan dat ik effectief de mogelijkheid had om de bewoner ‘echt’ gedag te zeggen en individuele aandacht te bieden. Daar ik vooraf niet nagegaan had of de xylofoon en het klokkenspel zomaar konden samen spelen, kon het zijn dat sommige tonen botsten. Dit bleek al bij al nog mee te vallen. Toch is het raadzaam om in volgende sessies pentatoon te spelen om dit te vermijden. Ik merkte uit het samenspel met Monique dat het mogelijk is om de bewoners mee te krijgen in een opbouwend volume. Wanneer we dit later afbouwend probeerden, deed zij zoals ik uit de theorie kon verwachten, luid verder en had het samenspel een ongewoon einde. Kan ik door middel van gebaren de bewoners bijbrengen om een liedje af te bouwen?
45
6.1.5 Groepssessie 5 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Vaste melodie op de xylofoon spelen en met het klokkenspel vrij meespelen - Eerst samen spelen - Daarna rond gaan met het klokkenspel bij de bewoners
-
* “Samson & Gert – Er zit meer in een liedje” spelen op de xylofoon. Daarbij de instrumenten invullen naar gelang de geplande activiteiten: - Klankbuizen individueel aanbrengen + gezamenlijk spelen - Vibratone individueel aanbrengen - Samenspel tussen big bom en stealdrum waarbij telkens een bewoner op de big bom komt
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Observatie van doelstellingen: -
-
-
mijn
volgcliënt
en
-
-
-
de
Kans bieden voor de bewoners tot exploreren van het instrument Observeren welke invloed de combinatie van beide instrumenten heeft op de bewoners Hen herkenbaarheid bijbrengen d.m.v. verwijzing naar activiteiten met bepaalde instrumenten Kans bieden aan de bewoners tot het exploreren van de instrumenten Observeren welk effect de verschillende instrumenten op de bewoners hebben Hoe ervaren de bewoners het samenspel? Zie sessie 1
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Ondanks dat ik Wendy een andere plaats gaf, had ik een goed contact met de bewoners en leverde dit geen problemen op binnen hun structuur. Wanneer de bewoners zelf op het klokkenspel mochten spelen, slaagden zij er niet allemaal in om een zuivere klank uit het instrument te halen. Doch na dit bij te sturen door bijvoorbeeld het instrument bij Martine schuin te houden, verliep dit al beter. In dit stadium kan ik amper van enige herkenbaarheid van de melodie spreken. Toch ben ik er van overtuigd dat dit door conditionering haalbaar moet zijn. Het bespelen van de klankbuizen sprak uitgezonderd enkelen, de meeste bewoners enorm aan. Dit was o.a. duidelijk te merken aan Martine, zij zat al een tijdje te wachten en was dan ook enthousiast als ik bij haar kwam. De klank van de vibratone sprak iedereen aan, deze werd met luidop lachen of met de glimlach onthaald. Vooral de echoklank was een extra stimulans. Ook nu weer bleek vooral de onderlinge relatie tussen bewoner en therapeut van groot belang op de big bom.
46
-
-
Myriam ging opnieuw op in mijn bewegingen en speelde luider wanneer ik dit deed en stiller tot een vast (neutraal) volume als ik rustiger speelde. Door een van mijn stokken boven die van Myriam te houden en deze langzaam naar beneden te drukken kon ik er voor zorgen dat zij langzaam het liedje afsloot. De bewoners namen rustig terug plaats, waarna ik de activiteit met het gebruikelijke deuntje afsloot.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
Wanneer ik achter de xylofoon zat, kon ik minder waarnemen hoe de bewoners sommige instrumenten bespeelden. Daarom kan het van belang zijn om in volgende sessies eens de begeleider de xylofoon te laten bespelen. Dit op voorwaarde dat zij vooraf ingelicht wordt wat en hoe zij dient te spelen. Wanneer ik de volgende sessie pentatoon speel tussen xylofoon en klokkenspel, haal ik er best ‘vooraf’ de desbetreffende noten van tussen. Dit rekening houdende met het feit dat niet iedere begeleider even muzikaal is en op die manier ook nooit ‘verkeerd’ kan spelen. Doordat de klankbuizen nu eerder gebruikt werden als puur slaginstrument zonder dat de noten gericht aan bod kwamen, wil ik dit in een volgende sessie meer integreren. Dit door bijvoorbeeld met bepaalde noten te zorgen voor begeleiding van een melodie op de stealdrum.
6.1.6 Eindconclusie bij Zuidkant 8
Opbouw van de activiteit In samenspraak met mijn begeleidster nam ik de gebruikelijke structuur uit de muziekactiviteit over, met name het intro- en outronummer en het begroetingsliedje. Ik probeerde hierbij ook dezelfde benaderingswijze naar de bewoners toe, over te nemen. Op die manier bleef hun vertrouwde beeld zoveel mogelijk behouden. Dit wierp naar mijn gevoel bij ZK 8 duidelijk zijn vruchten af, zij vertrouwden mij als nieuwe begeleider en hadden geen grote moeite met de activiteitenwijzigingen. De opbouw van de verdere activiteit bepaalde ik zelf vooraf. Ik probeerde daarbij een zo ruim mogelijk aanbod aan instrumenten te introduceren, maar toch telkens rekening te houden met zaken die me opvielen in een voorgaande sessie. Aanpak en manier van begeleiding: Deze bewoners hechtten belang aan hun vaste waarden en structuur die zij al jaar en dag gewend waren. Echter had dit geen grote gevolgen wanneer ik hiervan afweek. Verder vroegen de bewoners uit dit muziekgroepje een aanpak waarbij zij actief konden deelnemen aan de activiteit. Vooral het groot vat was één van de aandachtstrekkers voor hen. Dit bleek hoofdzakelijk uit sessie acht waarbij ik een hele activiteit kon vullen rond dit item. Niveau: (associatieve ervaringsfase) Wanneer deze bewoners een niet-melodisch instrumentenaanbod kregen waarbij ze actief betrokken werden, ervoer ik dit als zeer zinvol. Dit aangezien zij bij deze instrumenten geen variatie in beweging nodig hadden. Zij hoefden hierbij niet vooruit te denken, te plannen en te organiseren (wat bij melodie wel het geval is). Conclusie: Uiteindelijk kom ik tot de conclusie dat melodische percussie, activerend aangebracht, bij deze doelgroep te hoog gegrepen is. Melodie veronderstelt meer planning en structuur. Daar komen zij niet toe waardoor het bij een repetitieve motorische handeling blijft wanneer zij een instrument bespelen. Niet-melodische percussie sluit dan ook beter aan bij hun niveau en interesse. Toch stonden zij wel open voor melodische percussie die als rustmoment werd aangebracht. Dit mocht echter nooit lang duren. Ook wanneer ik zelf hun ritme melodisch ging begeleiden, merkte ik dat dit iets extra’s bood aan de activiteit. Op die manier was iedereen op zijn niveau betrokken en ontstond er muzikaal meer variatie binnen de sessie.
47
6.2 Praktijksessies met Heidi (ZK 7) Beeldvorming van de cliënt
Medische gegevens: Heidi (35j) is een ernstig mentaal gehandicapte vrouw met het syndroom van Down, autisme en bijkomende gedragsstoornissen. Zij draagt een vest met spalken om automutilatie tegen te gaan (bonken op het hoofd waardoor ze kale plekken krijgt in het haar). Autisme [23] Autisme is een pervasieve (of alles doordringende) ontwikkelingsstoornis. Deze wordt gekenmerkt door ernstige stoornissen op verschillende vlakken van de ontwikkeling: sociale vaardigheden, communicatieve vaardigheden, aanwezigheid van stereotype gedragingen, interesses en activiteiten. Vaak vertonen deze personen ook een weerstand tegen zelfs maar de kleinste verandering (nadruk op routine en vaste rituelen). Naast deze symptomen vertonen deze mensen meestal nog andere gedragsproblemen zoals hyperactiviteit, aandachtstoornissen, impulsiviteit, agressiviteit en zelfbeschadigend gedrag. Bij 75% van de autistische personen gaat de stoornis ook gepaard met zwakzinnigheid. Niveaubepaling: Heidi’s niveau is zeer moeilijk te bepalen vanwege haar gedragsmoeilijkheden die haar dagelijks handelen kenmerken. Het valt dan ook zeer moeilijk na te gaan of ze zaken effectief niet kan, of eerder niet wil uitvoeren. Haar oriënteringsvermogen binnen gekende ruimtes is goed, soms vindt ze ook haar weg terug buiten de instelling. Om van de therapie naar de leefgroep te stappen, is dit voor haar geen probleem, omgekeerd is dit echter te moeilijk. Ze begrijpt eenvoudige opdrachten, is alert en doet meestal wat van haar verlangd wordt, maar ze reageert nogal traag en wordt niet graag eisen gesteld. Motorische vaardigheden: Heidi is zeer lenig, maar stapt zonder horizontale heupbewegingen. Zij stapt zelfstandig en kan korte wandelingen aan. Voor afstanden langer dan 3km zit ze in haar rolwagen, wat eerder met haar gedrag te maken heeft. Zij heeft een goede grove en fijne motoriek. Haar grove motoriek wordt echter beperkt door haar vestje. Fijnmotorisch is ze zowel links als rechts vaardig. Heidi kan zelfstandig eten met een vork. Haar boterhammen worden in kleine stukjes gegeven om te vermijden dat ze deze in één keer in haar mond zou proppen. Zij wordt grotendeels gekleed door de begeleiders. Wanneer zij wil, kan ze haar onderbroek, broek en kousen zelfstandig aandoen. Persoonbeschrijving: Heidi is een lieve, rustige vrouw met een eigen willetje, een lage frustratiedrempel en een duidelijke nood aan structuur. Haar stemming kan soms vlug omslaan, vooral bij wijzigingen binnen haar structuur (vb personeelswissels) of grote drukte. Ze is op die momenten dan graag met rust gelaten. Heidi weet goed wat mag en niet mag, maar zou al eens uitdagend de regels aan haar laars lappen. Haar gedrag valt echter goed mee zolang er geen moeilijke situaties worden uitgelokt. Zoals bv. andere bewoners zien vertrekken en zelf niet mee mogen. Heidi ziet enorm graag dieren en gaat graag wandelen, ze kan daarbij echt genieten van de wind door haar haren. Ook heeft ze graag dat je haar haren kamt en er staartjes in maakt. Verder behoren op kamp gaan, een uitstap doen of in haar ballenbad spelen, tot haar favoriete activiteiten. 23
Psychopathologie N.V. Wolters Plantyn (2001)
Guido Cuyvers Deurne 48
Achtergrond: Heidi heeft weinig of geen contact meer met haar ouders, wel gaat ze elke 4 weken naar haar oom en tante. Heidi is erg gehecht aan haar oom (die zelf opvoeder is), ondanks zijn strenge optreden.
Huidig activiteitenaanbod: Maandag
Dinsdag Muziek
Dieren
Fietsen (beurtrol)
VM NM
Woensdag Uitstap/ Winkelen (1/2w) Fietsen (beurtrol)
Donderdag Individuele therapie
Veranda/ snoezelen Uitstap (1/2w) Mijn percussiesessie bij ZK 7 ging door op dinsdagvoormiddag
Vrijdag
Zat/zon Act. leefgroep
Euromove Zwemmen
Act. leefgroep
Beeldvorming van het muziekgroepje:
Het muziekgroepje op dinsdagvoormiddag bestaat uit 6 bewoners uit Zuidkant 7. Elk van deze bewoners vereist een eigen specifieke maar toch kordate aanpak. Een deel van deze bewoners, waaronder Heidi, zijn zeer structuurgebonden. Zij hebben nood aan houvast, anders dreigen zij vast te lopen in storend gedrag voor zichzelf of voor de groep. Mobiliteit: Ook deze bewoners zijn allen nog mobiel en komen onder begeleiding zelfstandig naar het muzieklokaal. Toch is deze begeleiding van een veel groter belang dan bij Zuidkant 8. Onder meer door het feit dat niet iedereen van hen het oriënteringsvermogen bezit om de weg naar het muzieklokaal te vinden. Maar vooral omdat zij niet altijd even makkelijk mee komen. Bijvoorbeeld Natasha durft tijdens overgangsfases zoals verplaatsingen, onrustig worden en het haar van bewoners/begeleiders vastgrijpen. Niveau: De bewoners uit deze groep maken zich duidelijk d.m.v. lichaamstaal en in mindere mate door concrete handelingen. Christine heeft wel een beperkte stereotiepe woordenschat maar deze staat niet echt in verhouding met het gebeuren (vb meme, domme, en kzegge,…). Ook bij deze groep is het dus van groot belang steeds alert te zijn en goed te observeren. Zij begrijpen wel korte opdrachten, maar deze zijn hoofdzakelijk ondersteund door concrete gebaren, herhaling, context,… Binnen de muziek wensen zij actief betrokken te worden, al zijn zij geneigd eerder passief af te wachten. Hun inbreng dient dan ook steeds gestimuleerd te worden in tegenstelling tot bij Zuidkant 8.
Heidi binnen een ortho-agogische muziekactiviteit:
Meestal komt Heidi makkelijk mee naar de activiteit. Een aantal keren geeft ze wel problemen waarbij zij in de rolstoel naar het muzieklokaal wordt gebracht, maar eenmaal in het lokaal is ze terug rustig. Tijdens de activiteit volgt Heidi alles wat er gebeurt en reageert erop. Actief doet ze weinig, ze neemt de instrumenten vast maar doet er niet veel mee. De momenten waarop er wordt gedanst en ook wanneer er met de djembe wordt gewerkt, spreken haar duidelijk aan. Het lukt meestal wel om tijdens de activiteit een ontspannen contact met Heidi te hebben.
49
6.2.1 Groepssessie 1 Hoofddoelstelling
Verkennen wat niet-melodische percussie voor deze groep en specifiek voor Heidi kan betekenen.
Werkdoelstellingen om dit te bereiken -
Aanbrengen van verschillende vormen van niet-melodische percussie Heidi zoveel mogelijk in de activiteiten betrekken en haar gedrag observeren De interactie van de groep gedurende de activiteiten observeren.
Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met een klein trommeltje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners - De bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Contact nemen met de bewoners - Observeren van hun humeur -
-
Structuur, herkenbaarheid en individuele aandacht bieden aan de bewoners Observeren van hun humeur
* Vast ritme spelen op de djembe en inspelen d.m.v. verschillende kleine percussie-instrumenten - Blokjes, plastic buizen en bongo’s
-
* Komen tot stilte
-
Observeren wat stilte bij de bewoners teweeg brengt
* Losse geluiden uit verschillende hoeken van het lokaal laten klinken (te beginnen met de gong) en later samen spelen
-
Observeren of de bewoners zich naar het geluid toe oriënteren of hoe zij er op reageren
* Zelf de enkelbandjes om binden en afwisselend met de tapschoenen door de ruimte een ritme stappen
-
Observeren hoe de bewoners daarop reageren / in welke mate dit aantrekkelijk is voor de bewoners
* Plastic buizen inleiden + de bewoners uitnodigen er zelf mee te slaan
-
Initiatief bij de bewoners uitlokken Observeren wat dit materiaal bij de bewoners teweeg brengt
-
Inspelen op de bewoners en reactie bij hen uitlokken Observeren hoe de bewoners deze instrumentencombinatie ervaren
50
* Eén persoon uitnodigen om op de bank te liggen, daarna ook de djembe er op plaatsen zodat de trilling overgaat op de bewoner - Ritme meespelen op Kodo en “Indianendans – M-kids” - Met de andere personen met de buizen dansen
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
Observeren in welke mate de bewoners de trilling verdragen Observeren wat de muziek teweeg brengt bij de bewoners
Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners Rust brengen als einde v/d activiteit
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Ik merkte dat sommige bewoners tamelijk onrustig waren. Heidi wou niet meteen uit de leefgroep meekomen en ook Caroline nam niet onmiddellijk plaats op de ligbank. Hun structuur viel dan ook deels weg met mij als nieuwe begeleider. De meeste bewoners schommelden mee op het ritme van de djembe of luisterden aandachtig. Niet elke bewoner kwam tot het bespelen van de kleine percussie-instrumenten. Heidi legde bijvoorbeeld steevast de instrumenten naast zich neer. Els wou dan weer onder geen beding de houtblokjes lossen, het was duidelijk dat dit haar erg aansprak. Tijdens de stilte begon Christine te tateren, terwijl Els lustig verder tikte met haar stokjes. De anderen bleven stil maar keken toch rond (op zoek naar beweging?). Het geluid van de gong intrigeerde de meesten wel, Christine onthaalde dit met het imiteren van het geluid (“boing”). Anderen reikten naar de gong of luisterden aandachtig. Toch keek niet iedereen van waar het geluid kwam. Zij reageerden amper op de andere losse geluiden, ook op het samenspel kwam er weinig of geen reactie. Bij het stappen en rinkelen met de belletjes, was vooral Christine opnieuw heel enthousiast door te schaterlachen. Heidi en Els keken dan weer gelaten toe. Christine hoorde graag de buizen vallen (daveren) op de trilvloer en deed dit actief na. Verder was de interesse bij de bewoners verdeeld, sommigen speelden mee met de buizen, anderen lieten deze gewoon links liggen. Slechts enkelen verdroegen de trilling op de bank, de anderen sprongen na een tijdje terug recht of durfden zoals Heidi niet plaats nemen. Toch bleek uit hun mee schommelen dat de muziek hen aansprak. Ondanks de belevend gerichte muzieksessie, bleven de bewoners opvallend rustig. Enkel op het einde liepen sommigen vrij rond doorheen het lokaal.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
Nagaan bij een andere doelgroep (ZK 1) in welke mate zij de trillingen op de ligbank verdragen De losse instrumenten meer buiten het bereik leggen om bijvoorbeeld te vermijden dat Els de ganse activiteit met de stokjes bezig is. Op die manier kan ze meer aandacht schenken aan de totale activiteit. Emy is heel geïnteresseerd in holle klanken en probeert sommige instrumenten ook telkens kort uit. Hoe kan ik dit nog meer tot uiting laten komen? Proberen situaties te vermeiden waarbij Heidi “verloren” loopt (zoals bij het niet willen plaatsnemen op de ligbank). Dit door m’n activiteit te durven stil leggen. De bedoeling om met de bewoners samen te dansen met de buizen, ging verloren. Doordat dit voor m’n begeleidster ook niet echt duidelijk was, ontstond er op die manier een kleine chaos waar ik achteraf gezien beter had ingegrepen.
51
-
-
Achteraf gezien zijn er enkele nadelen aan het meespelen met de djembe op het ritme van een bestaand nummer: • Het is niet ‘zuiver’ als observatie, de muziek kan een invloed hebben op hoe de bewoners de trillingen ervaren. • Zonder de muziek van een bestaand nummer kan je opbouwend werken en eventueel starten vanuit het ritme van de bewoner. • Je kan een stuk moeilijker aanpassen aan de tolerantie van de bewoner. Mijn begeleidster zei me nadien dat de sessie te belevend gericht was en ik meer een middenweg moest zoeken tussen activeren en beleven. Voor mezelf vond ik het een vruchtbare sessie waaruit ik veel geleerd heb omtrent de doelgroep.
52
6.2.2 Groepssessie 2 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met een klein trommeltje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Samenspel tussen 2 djembes
-
Observeren hoe de bewoners reageren op dit samenspel
* Na een tijdje houdt 1 djembe op en gaat hij/zij met de bongo’s rond bij de bewoners
-
Observeren in welke mate dit de bewoners aanspreekt
* Komen tot stilte
-
Observeren wat stilte bij de bewoners teweeg brengt
* De bewoners uitnodigen om op de ligbank te liggen, daarna de djembe er ook op plaatsen zodat de trilling overgaat op de ligbank - Vrij ritme spelen
-
Observeren in welke mate de bewoners de trilling verdragen Observeren of dit een goede relaxerende werking heeft op de bewoners
* Plastic buizen inleiden + de bewoners uitnodigen zelf ermee te spelen
-
Initiatief bij de bewoners uitlokken Observeren wat dit materiaal met de bewoners doet
* Dansen met de buizen als begeleiding op ‘Kodo’ en de ‘M-kids – indianendans’ - Kodo = opzwepende percussiemuziek met stevige bastonen - M-kids – indianendans = gezongen dansmuziek met hoofdzakelijk percussieklanken
-
Observeren hoe de bewoners het sturen van de dansbeweging d.m.v de buizen ervaren Observeren wat die muziek bij de bewoners teweeg brengt
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
Zie sessie 1
53
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Door het ongewone begin van de activiteit (m’n stage-evaluatie was wat uitgelopen), enkele afwezige bewoners waaronder mijn volgcliënt en het feit dat het twee weken geleden was dat ik de groep zag, viel hun structuur weg en was dit vooral voor Els heel verwarrend. Els schommelde tijdens het bespelen van de djembe mee op het ritme met haar lichaam. Later bleek dat dit geen referentie was naar het zich op haar gemak voelen. De activiteit verliep voor haar heel ongewoon, waardoor ze op een bepaald moment weg wilde. Tijdens het bespelen van de bongo’s merkte ik opnieuw dat Els graag de stokken vast hield. De anderen luisterden naar hoe ik speelde, maar wilden zelf weinig of geen initiatief nemen tot spelen. Ik ben er in deze sessie niet in geslaagd om een stil en rustig moment te bekomen. Dit hoofdzakelijk vanwege de onrust bij de bewoners. Wanneer we Els probeerden op de ligbank te laten plaatsnemen, maakte ze zich steeds bozer en was ze nog moeilijk te kalmeren. Ook Emy stapte al gauw terug van de ligbank. Caroline verdroeg de trilling op de ligbank in tegenstelling tot de vorige sessie dan weer uitermate goed. Wat heeft hierop een invloed volgens mij? * Manier van aanbrengen (individueel en gericht begeleiden) * Manier van de djembe op de bank plaatsen (‘schuin’ plaatsen op de ligbank zorgt voor een betere trilling) * Manier van bespelen (zonder meespelen op een cd-nummer) Achteraf beschouwd moet ik tot de conclusie komen dat ik geen structuur kon bieden voor de bewoners waardoor dit gebrek voor enkelen heel verwarrend was. Op die manier zag ik me genoodzaakt van de activiteit vroegtijdig af te ronden.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe:
Het was een eerder ongewone sessie, maar toch vruchtbaar naar het leren kennen van de bewoners toe. Er kwamen een aantal items naar boven die ik eventueel kan gebruiken naar volgende sessies toe, of in het achterhoofd zal houden om er in de toekomst rekening mee te kunnen houden: - Kan ik Els een voorwerp geven gedurende de sessie om haar op haar gemak te stellen. Eventueel een voorwerp dat niet de gehele activiteit verstoord en toch bruikbaar is om een moment individueel te benadrukken? - Uit de vorige sessie bleek al dat Emy heel aandachtig is voor holle klanken, toch blijkt dat het soms enkel blijft bij interesse. - Caroline haar aandacht ging enorm uit naar de sjaal van m’n begeleidster. Het kan gunstig zijn om de doeken in mijn ‘gemengde’ sessies terug aan te brengen om m’n sessie te kleuren.
54
6.2.3 Groepssessie 3 Hoofddoelstelling
Verkennen wat melodische percussie bij deze groep en specifiek voor Heidi kan betekenen.
Werkdoelen om dit te bereiken -
Aanbrengen van verschillende vormen van melodische percussie Heidi zoveel mogelijk in de activiteiten betrekken en haar gedrag observeren De interactie van de groep gedurende de activiteiten, observeren.
Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Vaste melodie op de xylofoon spelen en met het klokkenspel vrij meespelen - Eerst samen spelen - Daarna rond gaan met het klokkenspel bij de bewoners
-
* Spelen van “een Nederlandse Amerikaan” op de xylofoon - Hierbij telkens één bewoner de bewegingen op de grond laten meedoen met de begeleider - Daarna gezamenlijk
-
* Samenspel tussen de big bom en de stealdrum - Daarbij telkens één bewoner op de big bom laten meespelen
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Observatie van doelstellingen: -
-
-
mijn
volgcliënt
en
-
-
-
de
Kans bieden aan de bewoners tot het exploreren van het instrument Observeren welke invloed de combinatie van beide instrumenten heeft op de bewoners Bepaalde bewoners uit hun stereotiep bewegingspatroon halen Observeren wat het effect is van het gezongen liedje op de bewoners Observeren hoe de bewoners omgaan met deze houdingen Observeren wat het effect is van de big bom op de bewoners Observeren hoe de bewoners het samenspel ervaren Zie sessie 1
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Dit was de eerste sessie na de vakantie, ik vreesde een gelijkaardig scenario zoals de vorige sessies maar dit bleek tot m’n verbazing niet het geval. Ik slaagde er dan ook in van een goed contact met de bewoners op te bouwen. Heidi kwam pas later toe in de sessie, maar dat had geen invloed op hun structuur. Ik kreeg de indruk dat de bewoners een stuk aandachtiger werden, wanneer de basismelodie op de xylofoon een tijdlang aanhield. Dit maakte ik bijvoorbeeld op uit de steeds groter wordende schommelbewegingen van Els. Weinig bewoners exploreerden echt het klokkenspel (zie theorie). Heidi nam bijvoorbeeld enkel de stokjes vast en Els speelde dan weer steeds op dezelfde plaats.
55
-
-
-
-
Christine imiteerde de bewegingen van “een Nederlandse Amerikaan” in beperkte mate wanneer de begeleiders deze voor deden. Bij het begeleiden van de beweging echter, wou zij zo vlug mogelijk terug weg. Ook de anderen kwamen niet spontaan plaatsnemen op de trilvloer. Zowel bij Heidi en Els diende de begeleidster achter hen plaats te nemen. De meeste bewoners hadden geen problemen om plaats te nemen op de big bom, mits enige begeleiding. Toch dienden we bij Heidi in verschillende stappen te werken. Wisselen van positie is voor haar een enorme verandering. Wanneer dit te bruusk gebeurt, kan dit leiden tot een stemmingsomslag. Daarom plaatste de begeleidster zich opnieuw achter haar en schoof op die manier dichterbij. Ze gaf Heidi daarna de stokken zodat ze al even kon slaan en plaatste haar dan zijwaarts op de big bom. Op die manier kon zij steeds terug weg. Bij deze groep kwam vooral het trillingsaspect van de big bom aan bod. Dit was vooral merkbaar aan Heidi die enkel op dit instrument schommelde en er niet meer wou afkomen tot de muzieksessie was afgelopen. Nadien namen de bewoners, behalve Heidi die op de big bom bleef zitten, terug plaats waarna de activiteit in alle rust werd afgesloten
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
-
-
Ik merkte vooral in deze sessie dat sommige bewoners niet spontaan naar je toe komen wanneer je hen daartoe uitnodigt. Toch bleek dat dit geen teken was van desinteresse in de activiteit maar eerder het vermijden om zich te verplaatsen. Uit deze sessie bleek dat Emy naast holle klanken, ook heel gevoelig is voor natuurlijke, zelf geproduceerde geluiden (vb. stampen met de voeten, of slaan met de handen op de vloer). Ik neem dit mee en wil daarop inspelen d.m.v. imitatie indien het moment zich daartoe leent. Mijn begeleidster vroeg zich na de activiteit af waarom ik persé gezamenlijk “De Nederlandse Amerikaan” wou zingen en dansen. Dit aangezien het heel wat vergt van de begeleiding om de bewoners hiertoe te laten komen, terwijl het sociale aspect bij deze doelgroep weinig of niet aan de orde is. Ik had hier tot nu toe nog niet echt bij stilgestaan. Christine liet regelmatig de houten stokken uit haar handen vallen op het instrument. Ik wil daarom op zoek gaan naar een alternatief, eventueel trommelstokken die geen schade kunnen aanbrengen aan de big bom. Daar Heidi op de big bom bleef zitten en we besloten om haar niet opnieuw te verplaatsen, kwam Caroline niet meer aan de beurt. Daarom is het werkbaarder om Heidi als laatste aan de beurt te laten en daarna de sessie af te sluiten.
56
6.2.4 Groepssessie 4 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Vaste melodie op de xylofoon spelen en met klokkenspel vrij meespelen - Eerst samen spelen - Daarna rond gaan met het klokkenspel bij de bewoners
-
* Spelen van “een Nederlandse Amerikaan” op de xylofoon - Hierbij telkens één bewoner de bewegingen op de grond laten meedoen met de begeleider - Gelijkaardig bewegen op de “MarieLouise”, ditmaal met een 2-tal bewoners samen met de begeleiders
-
* Samenspel tussen de big bom en de stealdrum - Daarbij telkens één bewoner op de big bom laten meespelen
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
-
-
-
de
Kans bieden aan de bewoners tot het exploreren van het instrument Observeren welke invloed de combinatie van beide instrumenten heeft op de bewoners Bepaalde bewoners uit hun stereotiep bewegingspatroon halen Observeren wat het effect is van de gezongen liedjes op de bewoners Observeren hoe de bewoners omgaan met deze houdingen
Observeren wat het effect is van de big bom op de bewoners Observeren hoe de bewoners het samenspel ervaren Zie sessie 1
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Twee bewoners waaronder m’n volgcliënt kwamen later toe uit de leefgroep. Dit had echter weinig invloed op hen of de andere bewoners, ondanks dat zij het intronummer misten in hun structuur. Enkel een deel van de bewoners kwam tot doelbewust bespelen van het klokkenspel. De anderen wreven met het stokje over de plaatjes, lieten soms het stokje vallen of speelden zoals Heidi helemaal niet. Het was opnieuw heel moeilijk om de bewoners te laten plaatsnemen op de grond. Wanneer we daar dan in slaagden, bleven de meesten ditmaal toch bij ons neerzitten al had ik de indruk dat dit niet echt naar hun zin was. Bij de bewegingen van links naar rechts die tegen hun stereotiepe bewegingen in gaan, merkte ik de meeste tegenwerking. Toch was Heidi in tegenstelling tot de anderen heel meegaand en werkte ze mee met de bewegingen.
57
-
-
-
Vooral Heidi vond het opnieuw heel aangenaam op de big bom. Ik had de indruk dat zij al wist wat er ging gebeuren daar ik ditmaal wel direct achter haar mocht plaatsnemen (associatie). Caroline nam als enige andere bewoner even plaats, speelde gedurende een korte periode waarna ze haar stokken weg smeet. Emy speelde op de big bom vanaf de trilvloer, ook enkele andere bewoners wilden de verplaatsing niet maken maar kwamen dan ook niet tot spelen toe. Ik had de indruk dat de meeste bewoners de klanken van de stealdrum als heel aangenaam ervoeren. Zowel Caroline als Christine kwamen bij m’n begeleidster een kijkje nemen. Op de uitnodiging om zelf te spelen, gingen zij echter niet in. Na deze activiteit sloot ik de muzieksessie in alle rust af.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
-
Natasha reikte bij het klokkenspel naar de xylofoon waar ik op speelde. Ik wil de volgende sessie nagaan of deze interesse eenmalig is door met de xylofoon bij de bewoners te komen. Kan ik bij personen die niet tot het bespelen van het klokkenspel komen, de beweging toch begeleid uitvoeren om eventueel verdere reactie uit te lokken? Doordat de big bom een individueel gerichte activiteit is, begon o.a. Christine zich als toeschouwer te vervelen en rond te lopen op zoek naar iets om zich mee bezig te houden. Hoe kan ik dit onderdeel wat groepsgerichter aanbieden? Ik vroeg me af in hoeverre ik de bewoners kon meetrekken en dwingen om op de big bom te gaan plaatsnemen. Toch heb ik het gevoel dat ik te braaf ben geweest omdat hun tegenstribbelen opnieuw kan gericht zijn op de te maken verplaatsing. In de volgende sessie wil ik de stealdrum laten doorspelen, terwijl we met twee begeleiders de bewoners op de big bom plaatsen. (Eén begeleider meer aanwezig)
58
6.2.5 Groepssessie 5 Activiteitenplanning
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Vaste melodie op de stealdrum spelen en met de xylofoon vrij meespelen - Eerst samen spelen - Daarna rond gaan met de xylofoon bij de bewoners
-
* “Samson & Gert – Er zit meer in een liedje” spelen op de xylofoon. Daarbij de instrumenten invullen naar gelang de geplande activiteiten: - Klankbuizen individueel aanbrengen + gezamenlijk spelen - Vibratone individueel aanbrengen - Samenspel tussen big bom en stealdrum waarbij telkens één bewoner op de big bom plaatsneemt
-
* Dansen op de muziek van “Afro-Celtic Sound System” met een blauw touw als begeleiding - Opgewekte percussiemuziek met een basismelodie die steeds terug komt
-
-
-
-
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Observatie van doelstellingen: -
-
mijn
volgcliënt
-
en
de
Kans bieden aan de bewoners tot het exploreren van het instrument Observeren welke invloed de combinatie van beide instrumenten heeft op de bewoners Hen herkenbaarheid bijbrengen d.m.v. verwijzing naar activiteiten met bepaalde instrumenten Kans bieden aan de bewoners tot het exploreren van de instrumenten Observeren welk effect de verschillende instrumenten op de bewoners hebben Observeren hoe de bewoners het samenspel ervaren Komen tot beweging (en dans) met de bewoners Observeren wat het effect van deze muziek is bij de bewoners Observeren in welke mate het touw een aanlokkend gegeven is Observeren in welke mate ik de beweging kan sturen door het lokaal Zie sessie 1
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Er kwam een opvoedster mee uit de leefgroep om de muziekactiviteit te begeleiden. Dit omdat mijn begeleidster ditmaal afwezig was. Dit had niet onmiddellijk grote consequenties maar ik merkte toch hier en daar wat onrust. De meeste bewoners hadden minder moeite om op de xylofoon te spelen in vgl. met het klokkenspel. Toch kijken niet alle bewoners daarbij naar het instrument. Zij kijken rond en weten bv. dat ze door rechts te slaan, een klank verkrijgen die voor hen aangenaam klinkt waardoor ze niet verder exploreren (zie theorie).
59
-
-
-
-
-
-
-
-
Allen hadden aandacht voor het samenspel tussen de xylofoon en de stealdrum. Caroline richtte zich wat op en ook Heidi en Els schommelden mee op de muziek. Wanneer ik “Er zit meer in een liedje” speelde op de xylofoon had ik de indruk dat de bewoners naar mij gericht waren. Al geloof ik niet dat ik bij deze doelgroep van enige herkenbaarheid kan spreken. Vanaf mijn begeleidster met de klankbuizen mee sloeg, zag ik plots toch een grote verandering bij de bewoners. Behalve Heidi waren alle bewoners laaiend enthousiast wanneer ze zelf met deze buizen mochten spelen. De vibratone sprak de meeste bewoners niet echt aan, zij kwamen moeilijk tot het bespelen van dit instrument en vertoonden weinig interesse. Caroline daarentegen was als enige heel gefocust op dit instrument. Dit afgaande op het feit dat ze de vibratone een heel eind langer bespeelde dan andere instrumenten. De items die de bewoners aanspreken bij de big bom zijn verdeeld, sommigen vinden de trillingen heel aangenaam. Emy daarentegen speelt enorm graag vanaf de trilvloer op dit instrument waardoor enkel de klank bij haar van belang is. En tot slot kan ik met Christine tot interactie komen na enige stimulans. Ik hoefde mij bij Heidi niet meer achter haar te plaatsen om haar bij de big bom te brengen. Blijkbaar wist ze al wat er ging gebeuren en was het voldoende om haar bij de hand te nemen. Tot m’n verbazing wou Heidi er ook terug afkomen om mee te dansen. Ik liet haar eerst wat de bedoeling zien met een aantal andere bewoners en nodigde haar tijdens het liedje zelf uit om recht te staan en mee te doen. Christine was erg opgezet met het touw en wou dit zelf ontrafelen. Ook bij de anderen had ik de indruk dat zij dit een aanlokkelijk gegeven vonden. Het dansen met de bewoners beperkte zich echter enkel tot voortbewegen door het lokaal. Het afsluiten van de activiteit verliep rustig maar niet echt structuurgebonden. Zowel Sabine als Christine liepen daarbij rond door het lokaal en wilden pas na een heel eind terug plaatsnemen.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
-
-
De begeleidster speelde op de stealdrum, deze is pentatoniek waardoor ik zelf de fa en si uit de xylofoon haalde zodat ik geen botsende klanken kon verkrijgen. Dit had echter wel tot gevolg dat sommige bewoners in de vrijgekomen gaten speelden met de stokjes. Ik kan dit vermijden door de toetsen samen te leggen. Christine ging echt op zoek hoe ze verschillende klanken uit de buizen kon halen. Daarbij ging ze naar het vat en sloeg er tegen, deze hoge holle klank bracht haar dan ook aan het lachen. Dit kan een idee zijn voor een volgende activiteit. Ook ditmaal merkte ik dat enkele bewoners spontaan naar de stealdrum toekwamen en dit ook op een onbewaakt moment bespeelden. Aangezien dit instrument van nature pentatoon is, kan ik dit eventueel aanbrengen bij de bewoners i.p.v. de xylofoon. Het touw sprak de bewoners algemeen goed aan, het is kleurrijk en dik genoeg om het goed te kunnen vasthouden. In tegenstelling tot met een doek kan je er makkelijk mee op een rij door het lokaal bewegen. Toch denk ik dat een doek hen nog meer aanspreekt, onder meer door het grotere oppervlak dat dit bekleedt. Eigenlijk heb ik ditmaal voor het eerst in mijn muzieksessies ervaren dat je met heel wat moet rekening houden wanneer je medebegeleider eigenlijk weinig of geen muzikale aanleg heeft: * vooraf nadenken hoe je de activiteit kan vereenvoudigen * instrumenten vooraf pentatoon leggen * activiteit onderbreken om de begeleider bij te sturen *… Ik had tot nu toe eigenlijk de luxe dat m’n begeleiders meestal konden inschatten wat ik van hen verwachtte. Ditmaal echter moest ik veel meer de activiteit onderbreken om bij te sturen, wat eigenlijk goed is voor mijn leerproces.
60
6.2.6 Eindconclusie bij Zuidkant 7
Opbouw van de activiteit Ook bij deze doelgroep nam ik de gebruikelijke structuur uit de muziekactiviteit over waarbij ik ook de benaderingswijze naar de bewoners toe, probeerde over te nemen. Na een aantal sessies bleek dit geen overbodige voorzorgsmaatregel. In tegenstelling tot bij ZK 8 had structuur een zeer grote invloed op de bewoners en zo ook de activiteit. De opbouw van de verdere activiteit bepaalde ik zelf vooraf. Ik probeerde daarbij een zo ruim mogelijk aanbod aan instrumenten te introduceren en toch telkens rekening te houden met zaken die me opvielen in een voorgaande sessie. Aanpak en manier van begeleiding: Bij deze doelgroep was het van uitermate groot belang om hen houvast te bieden, herkenningspunten aan te reiken die hen vertrouwd waren. Dit aangezien de minste verandering hen onrustig, angstig of boos kon maken. Ik denk maar aan een bewoner die later toe kwam, de vaste begeleider die niet aanwezig was,… Het was dan ook van belang om de activiteit steeds op een rustige manier aan te vatten en dit over te dragen naar de bewoners. Niveau: (lichaamsgebonden/associatieve ervaringsfase) Deze doelgroep had nog meer dan ZK 8, moeite om te komen tot melodie of exploratie van het instrument. Sommigen onder hen kwamen zelfs amper tot het bespelen van een instrument waardoor zij op gebied van muziekbeleving veeleer in de lichaamsgebonden ervaringsfase te situeren waren. Het luisteren naar muziek en dit op hun lichaam ‘actief’ laten inwerken sprak hen duidelijk beter aan. Conclusie: Globaal gezien vond ik dit geen makkelijke groep om muziekactiviteiten aan te geven. Hun persoonlijkheden liggen namelijk heel uiteen, wat het moeilijk maakte om iedereen in het gebeuren te betrekken. Het slagen van de activiteit hing ook voornamelijk af van hoe de bewoners gezind waren. Daarom was het van groot belang hen steeds goed te observeren in het begin van de muzieksessie. Ook bij deze groep was melodische percussie, actief aangebracht, te hoog gegrepen. Toch kon ik dit op een belevende manier meer aan bod laten komen dan bij Zuidkant 8. Een deel van de bewoners genoot hier echt van, terwijl het voor anderen zeker niet te lang mocht duren (vb. Christine die begon rond te lopen op zoek naar een bezigheid). Vooral met de big bom had ik het meeste succes. Deze bood zowel actieve als belevende mogelijkheden zodat dit instrument de meeste bewoners zeker kon bekoren. Maar, ook deze groep stond voornamelijk open voor de niet-melodische percussie, zoals het groot vat, de djembe en de bongo’s.
61
6.3 Praktijksessies met Christa (ZK 1) Beeldvorming van de cliënt:
Medische gegevens: Christa (37j) is een diep mentaal gehandicapte vrouw en geboren uit een dysmature tweeling (1,5 kg). Door haar spastische quadriplegie, scoliose en verkorte rugspieren ligt zij het makkelijkst in buiklig in haar park. Om echter verdere misvormingen te voorkomen dient ze dagelijks een periode door te brengen in haar rolwagen. Daarin toont ze een nogal onveilig gevoel, alsof ze bang is achterover te vallen. Niveaubepaling: Christa heeft enig besef van tijd en ruimte. Zo herkent zij bijvoorbeeld de tijdstippen van maaltijden (als de maaltijdkar binnen wordt gereden) en laat ze zich meestal horen om als eerste bediend te worden. Ook wanneer zij op de brancard gelegd wordt, weet ze dat ze naar bed mag en is ze steeds tevreden. Gedurende een geruime tijd kan Christa haar aandacht richten op een activiteit (vb. binnen de muzieksessies). Motorische vaardigheden: Christa’s grove en fijne motoriek is zeer beperkt. Vooral wanneer zij gespannen is, heeft zij weinig motorische mogelijkheden. In ontspannen toestand kan zij in ruglig gericht naar iets reiken en een voorwerp aan een touw grijpen door dit tussen haar vingers te nemen. Concreet past ze dit toe d.m.v. een muziekdoosje. Voor de ADL is zij volledig afhankelijk van de begeleiders. Christa is niet graag gewassen en protesteert daarbij meestal door klagende klanken uit te brengen. Persoonsbeschrijving: Christa is een rustige vrouw met een nogal wisselvallige stemming. Zij houdt van een rustige omgeving en is zeer geïnteresseerd in wat rond haar gebeurd. Ze heeft een voorkeur voor muziek (kinderliedjes) en verhaaltjes. Op bepaalde radioprogramma’s (vb de zoete inval op radio 2) reageert ze dan ook door te lachen en geluidjes te maken. Ook bij vreemde, ongewone geluiden kan zij enthousiast lachen. Christa kent haar vertrouwde personen en heeft graag persoonlijk contact. Achtergrond: Christa gaat nooit naar huis, haar ouders komen echter wel maandelijks op bezoek.
Huidig activiteitenaanbod: Maandag VM NM
Dinsdag Fietsen (plateaufiets) Aromabad (1/2w) Snoezelen (1/2w) Wandelen of fietsen
Woensdag Bubbelbad
Donderdag
Basale Leefgroepact. Muziek stimulatie Zwemmen EuromoveEuromove fiets (1/3w) Volksdans (1/m) Veranda (1/m) Mijn percussiesessie bij ZK 1 ging door op woensdagmiddag
Vrijdag
Zat/zon
Fietsen (plateaufiets)
62
Beeldvorming van muziekgroepje:
Het muziekgroepje op woensdagmiddag bestaat uit 5 à 7 bewoners uit Zuidkant 1. Het bewonersaantal varieert daar de sessies onderverdeeld worden in 2 groepen. De ene week voor de meer mobiele bewoners, de andere week voor meer passieve bewoners. Daarbij is Christa de enige die iedere week aanwezig is. Mobiliteit: Zuidkant 1 is een heel zorgbehoevende leefgroep waarbij slechts enkelen zelfstandig de verplaatsing kunnen maken naar het muzieklokaal. De andere bewoners worden in de rolstoel, of zoals Christa met de tillift naar het lokaal gebracht. Niveau: De bewoners uit deze groep maken zich haast uitsluitend duidelijk d.m.v. lichaamstaal (klanken, houding, alertheid, spanning/ontspanning,…). Enkel Caroline heeft de mogelijkheid om zich met kleine handelingen zoals vastnemen van voorwerpen, duidelijk te maken. De muziekactiviteiten bij deze bewoners zijn dan ook hoofdzakelijk belevend gericht, aangezien zij afhankelijk zijn van wat hen wordt aangebracht.
Christa binnen een ortho-agogische muziekactiviteit:
Christa neemt actief deel aan de muzieksessies. Ze ligt daarbij op de ligbank naast de spiegel en volgt het gebeuren goed. Als ze ontspannen op de rug ligt, is zij geneigd om te grijpen naar de instrumentjes. Zij hoort heel graag zingen, vooral kinderliedjes, en herkent makkelijk de melodietjes uit de blokfluit. Ook van de volksdans geniet ze van op afstand vanuit het park. Ze is er mee vertrouwd en ze lacht al bij de 1e klanken.
63
6.3.1 Groepssessie 1 Hoofddoelstelling
Verkennen wat niet-melodische percussie voor deze groep en specifiek voor Christa kan betekenen.
Werkdoelen om dit te bereiken -
Aanbrengen van verschillende vormen van niet-melodische percussie Christa zoveel mogelijk in de activiteiten betrekken en haar gedrag observeren De interactie van de groep gedurende de activiteiten observeren.
Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met een klein trommeltje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners - De bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Contact nemen met de bewoners - Observeren van hun humeur -
-
Structuur/herkenbaarheid en individuele aandacht bieden aan de bewoners Observeren van hun humeur
* Basisritme spelen op de djembe
-
Verkennen van de verschillende parameters bij de bewoners: ritme, volume, tempo, klank, accenten = solo + van op afstand
* Samenspel afwisselend met: - Houten blokjes - Belletjes - Bongo’s
-
Verkennen van verschillende materialen bij de bewoners, dit in samenspel met de djembe = samenspel + van dichtbij
* Langzaam uitvallen, stilte creëren
-
Observeren wat stilte bij de bewoners teweeg brengt
* Stilte verbreken met sporadisch geluid - Gong - Rinkelende staafjes - Triangel (komen tot samenspel)
-
Observeren of de bewoners zich naar het geluid toe oriënteren Observeren hoe zij reageren op de verschillende geluiden
-
64
* Muziek: Van Kampen – The Hunt - Opbouwende percussiemuziek die door het invallen en versnellen van de instrumenten een dreigende/ ‘gejaagde’ ondertoon heeft
-
Observeren wat die soort muziek teweeg brengt bij de bewoners
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur/herkenbaarheid bieden aan de bewoners Rust brengen als einde v/d activiteit
-
Observatie van doelstellingen: -
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Ook al was ik nieuw voor de bewoners, toch had ik de indruk dat dit geen grote invloed had op hen waardoor hun structuur behouden bleef. Christa nam vooral in het begin weinig oogcontact met mij. Al verscheen er toch een glimlach op haar gezicht bij de individuele aandacht tijdens de begroeting. De variatie in de verschillende parameters van op afstand brachten weinig te weeg bij de bewoners. Toch merkte ik wanneer ik een ritme een tijdje aanhield, onder andere Christa er meer aandacht aan schonk en zich wat draaide. Ook de luide bastonen zorgden bij één iemand voor een schrikeffect. Wanneer ik daarna dichter bij hen kwam met de kleinere instrumenten, was hun aandacht een stuk duidelijker en volgden zij alert mijn handelingen. Het schel geluid van de triangel als sporadisch geluid is bruikbaar. In samenspel met andere kleine percussie-instrumenten is het echter niet draaglijk. Het klonk te luid en te contrasterend. Dit was duidelijk te zien aan de afwerende houding van Alex, die een vies gezicht trok alsof hij zijn eten niet lustte. Het samenspel tussen bongo’s en djembe leverde een algemeen positief resultaat en werd met de glimlach beantwoord. De stilte lokte bij sommige bewoners een verraste, onwennige reactie uit. Christa bracht een klagend geluid uit, anderen keken dan weer rond wat er gaande was. Ik had niet de indruk dat de bewoners zich richtten naar de sporadische geluiden. De cd van “Slagerij Van Kampen” sprak de meeste bewoners wel aan, vooral wanneer het ritme op hun lichaam werd mee gespeeld, luisterden zij aandachtig. De activiteit werd in alle rust afgesloten waarna we de bewoners terug naar de leefgroep brachten.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
De activiteit was voor velen rustgevend. Gedurende de sessie klonken weinig of geen protestgeluiden en enkele bewoners sloten soms voor een tijdje de ogen. In de volgende sessie wil ik de verschillende parameters eens nagaan op een instrument dichtbij de bewoners i.p.v op afstand. Ik wil de stilte nog iets langer proberen te rekken, door eventueel een knuffelmoment in te lassen. De klanken van de bewoners versterken/imiteren; kan dit de bewoners stimuleren waarbij ze bewust worden van eigen verbale mogelijkheden? Sabine viel in slaap halfweg de activiteit. Heeft dit te zien met de vorm van de muzieksessie of eerder met haar taakspanning? Naar het einde van de activiteit toe, verslapte de aandacht ook bij sommige andere bewoners.
65
6.3.2 Groepssessie 2 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met een klein trommeltje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Basisritme spelen op de bongo’s
-
Verkennen van de verschillende parameters bij de bewoners: ritme, volume, tempo, klank, accenten = solo + van dichtbij
* Samenspel afwisselend met: - Belletjes - Plastic buizen - …
-
Verkennen van verschillende materialen bij de bewoners, dit in samenspel met de bongo’s = samenspel + van dichtbij
* Langzaam uitvallen, stilte creëren
-
Observeren wat stilte bij de bewoners teweeg brengt
* Stilte verbreken door instrumenten afwisselend te bespelen - Gong/rinkelstaafjes/buisklokjes - Tapschoenen (3x) - Enkelbandjes (3x)
-
Observeren of de bewoners zich richten naar het geluid Observeren hoe zij reageren op de verschillende geluiden
* Ik laat de bewoners verder kennis maken met de enkelbandjes door er wat gek mee te doen, vb. achter hun rug opduiken
-
Observeren of de bewoners zich naar het geluid richten en welk effect dit geluid op hen heeft
* De bewoners laten kennis maken met de plastic buizen - Hen individueel uitnodigen - Op de vloer roffelen - De buizen laten vallen op de grond
-
Observeren wat de verschillende holle klanken bij de bewoners teweeg brengen
* Dansen met de bewoners op “Cornershop – Brimful of Asha” & “De indianendans” - Opgewekte gezongen muziek met hoofdzakelijk percussieklanken
-
Samen met de bewoners bewegen op het ritme van de muziek Observeren in welke mate de muziek de bewoners aanspreekt
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
Zie sessie 1
66
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Het liedje “daggedaggedag” kwam niet vloeiend over (o.i.v m’n medebegeleidster) en dit was ook merkbaar bij de bewoners. Vooral Alex en Christa vertoonden afwerende tekenen. De meeste bewoners reageerden een stuk beter op de bongo’s wanneer ik dichter speelde, dit in vergelijking met de djembe tijdens de voorgaande sessie. Tijdens het samenspel met de andere instrumenten raakte ik bij een aantal bewoners de aandacht kwijt. Dit kwam volgens mij hoofdzakelijk doordat we nooit echt tot een samenspel konden komen. Christa vertoonde tijdens de stilte geen klaaggeluiden zoals in de vorige sessie, maar dit was waarschijnlijk omdat het nooit echt stil was. Wanneer de gong klonk, werden enkele bewoners plots een stuk aandachtiger na het minder goede samenspel met de bongo’s. Het viel mij op dat enkele bewoners, waaronder Christa, zich toch richtten naar het geluid. Dit op voorwaarde dat ik het een tijdlang op dezelfde plaats aanbracht. De meeste bewoners waren aandachtig voor de enkelbandjes en tapschoenen. Vooral Martine volgde aandachtig elk geluid van de belletjes. Ook Christa’s blik werd intenser, vooral wanneer de combinatie met de tapschoenen werd gemaakt. Wanneer ik daarna de activiteit met de plastic buizen begon, bleef dit enigszins het geval al moest ik regelmatig mijn begeleidster instructies geven. Op die manier was er niet echt een continuïteit waardoor o.a. Christa soms afhaakte. Tijdens het dansen zag ik bij de meeste bewoners spontaan een glimlach op het gezicht verschijnen, vooral op de herkenbare melodie van de indianendans. Gedurende de gehele muzieksessie was Caroline heel enthousiast en lachte zij constant. Ze verkroop zo nu en dan van haar plaats naar de plaats van actie toe. Dit had volgens mij veel te maken met een andere begeleiding waardoor de meer gebonden structuur wegviel.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
-
Christa reageerde iets beter op het gebeuren doordat ze haar armen vrij kon bewegen wat in buiklig niet mogelijk was. Dit zou waarschijnlijk nog beter tot uiting komen wanneer ze met haar hoofd naar het groepsgebeuren gericht is en dus in de andere richting op het bed ligt. Ik had niet de indruk dat de meer actieve bewonersgroep een grote invloed had op Christa. Er was wel meer lawaai en de activiteit verliep iets chaotischer, maar zij reageerde daar weinig of niet op. Hoe kan ik in de volgende sessies met de begeleidster met een matig mentale handicap meer komen tot samenspel? Al was het maar door haar een basisritme op een constant “tempo” te leren spelen. De bewoners reageerden algemeen positiever op het dicht contact met instrumenten. Ook een constant ritme drong bij hen na een tijdje ook meer door. Ik had de indruk dat het geluid ook veel meer doordrong bij het tamelijk luid spelen, ook al stond ik dicht bij de persoon. Ze volgden een stuk meer mijn bewegingen en hadden er meer aandacht voor.
NOOT: De groepssessie verliep een stuk anders dan de voorgaande, dit had twee redenen: - De vorige sessie was de begeleidster met een mentale beperking niet aanwezig. Op zich vormt zij geen groot probleem, ware het niet dat zij weinig of geen ritmegevoel heeft. Naar contactname met de bewoners doet zij dit wel uitstekend. - De vorige sessie was vooral gericht naar de belevende groep uit leefgroep 1, terwijl ditmaal de meer mobiele bewoners aanwezig waren. Dit was echter bewust gekozen om het verschil te kunnen ervaren.
67
6.3.3 Groepssessie 3 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klein tamboerijntje (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Samenspel tussen djembe en bongo’s + houten blokjes
-
Observeren van het effect van het samenspel tussen de djembe en de bongo’s op de bewoners
* Langzaam uitvallen en stilte creëren
-
Observeren wat stilte bij de bewoners teweeg brengt
* Stilte verbreken door af te wisselen met ritmes en instrumenten - Gong/rinkelstaafjes/buisklokjes - Tapschoenen (3x) - Enkelbandjes (3x)
-
Observeren of de bewoners zich richten naar het geluid Observeren hoe zij reageren op de verschillende geluiden Observeren hoe de bewoners de overschakeling tussen de instrumenten ervaren
* Ik laat de bewoners verder kennis maken met de enkelbandjes door er wat gek mee te doen, vb. achter hun rug opduiken of op hun schoot ‘vallen’
-
* Bewoners op de ligbank leggen en zorgen voor trilling d.m.v. de djembe
-
-
-
-
* Op het einde nog eens samenspelen (met de djembe nog op het ligbed) op een voor hen herkenbaar nummer ‘M-kids – Indianendans’ - Opgewekte gezongen muziek met hoofdzakelijk percussieklanken
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
Observeren of de bewoners zich naar het geluid richten en welk effect dit geluid op hen heeft Observeren of het gek doen, een meerwaarde heeft voor de bewoners Observeren in welke mate de bewoners de trilling verdragen Observeren of dit een goede relaxerende werking heeft op de bewoners Observeren of hun aandacht alerter is wanneer de muziek er bij komt Observeren in welke mate de muziek de bewoners aanspreekt
Zie sessie 1
68
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Ik slaagde er ditmaal in om de activiteit rustig te beginnen, zodat de structuur van de activiteit behouden bleef. Toch gaf Christa een eerder rusteloze indruk, ze bracht regelmatig klagende geluidjes voort, wreef in haar ogen of deed haar handen tegen haar voorhoofd alsof ze hoofdpijn had. De bewoners reageerden positief op het samenspel tussen de djembe en de bongo’s. Vooral dan opnieuw wanneer m’n begeleidster dichter bij de bewoners kwam met de bongo’s. Wanneer ik een stilte probeerde in te lassen was het nooit echt volledig stil. Dit onder andere door Christa die nu en dan klagende geluidjes uitbracht en Caroline die af en toe moest lachen. Voor enkele bewoners had de speelse manier waarop ik de enkelbandjes aanbracht echt een meerwaarde. Caroline bijvoorbeeld schaterlachte constant en ook Christa kon ik even op een glimlach betrappen. Wanneer ik echter in het midden sprong vertoonden enkele bewoners een schrikreactie. Wanneer Caroline op de ligbank lag, kwam zij volledig tot rust. Dit was vooral merkbaar doordat zij zich langzaam ontspande en gelukzalig glimlachte. Ik merkte geen verschil bij Caroline wanneer ik op de ligbank mee speelde met de djembe op de indianendans. Wel zag ik dat enkele andere bewoners aandachtiger werden en meer begonnen rond te kijken. De activiteit werd in alle rust afgesloten waarna we de bewoners terug naar de leefgroep brachten.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
We vertrokken zoals in voorgaande sessie vanuit de positie waarbij Christa het meest interactie vertoonde. Aangezien men in de leefgroep nog niets had opgemerkt aan Christa vraag ik me af of dit wel de meest comfortabele houding voor haar is? Bij deze doelgroep probeer ik zo dicht mogelijk bij hen te werken met de instrumenten, ook bij de melodische sessies dien ik hier rekening mee te houden. Nadelig bij die manier van werken is dat hoe groter de groep is, hoe groter de wachttijd ook is. In mijn melodische sessies kan ik proberen om soms gericht kinderliedjes te spelen aangezien dit de bewoners heel sterk aanspreekt. Wanneer de trillingen goed aangebracht worden bij de bewoners, komen zij er bij tot rust. Kan ik dit eventueel op een andere manier integreren? Eventueel trilling op het lichaam d.m.v. een instrument?
NOOT: De begeleidster met een mentale beperking was een veel minder storende factor in m’n sessie dan in de voorgaande muziekactiviteit. Dit had vooral volgende redenen: - Begeleiding door een persoon die haar gewend is. - Ikzelf had er voor gezorgd dat ze minder dominant aan bod kwam, voorbeeld door de micro bij het liedje ‘daggedaggedag’ aan de kant te laten. - Zelf heb ik ook meer ingegrepen door haar te zeggen hoe ik het wou wanneer ze op eigen initiatief begon met spelen.
69
6.3.4 Groepssessie 4 Hoofddoelstelling
Verkennen wat melodische percussie voor deze groep en specifiek voor Christa kan betekenen.
Werkdoelen om dit te bereiken -
Aanbrengen van verschillende vormen van melodische percussie Christa zoveel mogelijk in de activiteiten betrekken en haar gedrag observeren De interactie van de groep gedurende de activiteiten, observeren.
Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Liedjes zingen begeleid met de xylofoon - Papegaaitje leef je nog: Een plushen papegaai tastbaar aanbrengen bij de bewoners - Alle eendjes zwemmen in het water: Daarbij een plushen eend tastbaar aanbrengen naar de bewoners
-
* Muziek: Natural Elements – Sensory Elements - Een liedje met een vast ritme en een steeds terugkerende melodie, hoofdzakelijk opgebouwd uit ‘natuurklanken’
-
* Samenspel tussen big bom en stealdrum - De big bom op de zijkant leggen en er één bewoner op leggen
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
-
Iedere bewoner individueel laten knuffelen met de beertjes Observeren hoe de bewoners reageren op herkenbare melodieën Observeren of hun reactie verandert wanneer ik de liedjes mee zing Het ritme voelbaarder maken door dit op het lichaam van de bewoners mee te tappen Observeren wat het effect is van deze natuurklanken op de bewoners Observeren hoe de bewoner de trilling van de big bom ervaart Observeren hoe de bewoners reageren op het samenspel Zie sessie 1
70
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Het bleef gedurende de intro opvallend rustig, de structuur van de bewoners bleef behouden en ik kon hen dan ook makkelijk observeren. Christa lag dit maal opnieuw op haar rug met haar hoofd naar het gebeuren toe gericht. Ik had de indruk dat ze zo ook comfortabel lag. De meeste bewoners waren aandachtig tijdens het spelen van het klokkenspel op ‘daggedaggedag’, vooral de hoge tonen trokken hun aandacht. Zo richtte Christa bv. haar hoofd in mijn richting en stak ze haar arm uit naar het klokkenspel. De meeste bewoners wisten de benadering met de plushen beertjes te waarderen. Bij Greet verscheen bv. haar typische grimas wanneer ze iets weet te appreciëren. Toch waren niet alle bewoners bij de gezongen liedjes even aandachtig. Zo had Alex de neiging om zijn hoofd zijwaarts te leggen en in slaap te vallen, ook wanneer hij individueel werd benaderd. Tijdens het liedje van “natural elements” verdroegen alle bewoners goed het mee tappen van het ritme op het lichaam. Bij Christa kon ik dan weer met haar armen meebewegen op het muzieknummer daar zij heel ontspannen was. Ik had de kring bewust net groot genoeg gemaakt om de big bom en de stealdrum te kunnen bespelen. Op die manier zaten alle bewoners dicht rond het gebeuren. Ik had de indruk dat dit zijn vruchten afwierp want alle bewoners luisterden heel aandachtig en bleven daarbij heel stil. Greet, die op de big bom lag, begon te soezen tijdens het samenspel. Ze verdroeg de trillingen heel goed en gaf de indruk van er op te willen blijven liggen. Daarna werd de activiteit in alle rust afgesloten waarna de bewoners terug naar de leefgroep gebracht werden.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
-
De begeleidster vertelde dat het klokkenspel deels overstemd werd door de tamboerijn bij de begroeting. Het kan dus een idee zijn om dit met een ander instrument, of helemaal niet te begeleiden. Christa reageerde aandachtiger wanneer het geluid dichter bij haar kwam. Ik wil mij dus de volgende sessie in het midden van de kring plaatsen (i.p.v. tussen twee bewoners) want het verplaatsen van de xylofoon versterkt met de microfoon is niet zo handig. De plushen eend leverde naar mijn gevoel een grotere bijdrage in m’n sessie dan de papegaai. Dit hoofdzakelijk omdat hij een stuk groter is en voor de bewoners dus een stuk tastbaarder als ‘knuffel’. Bij het zijwaarts bespelen van de big bom in kniezit, ervoer ik dit zelf als lastig en belastend voor mijn rug. Hoe kan ik de activiteit aanpassen, zodat ik zelf vanuit een andere, draaglijkere uitgangshouding speel?
71
6.3.5 Groepssessie 5 Activiteitenplanning Middelen:
Activiteit * Intro-tune + liedje ‘daggedaggedag’ begeleid met het klokkenspel (overgenomen uit de muziekactiviteit)
Doelstelling - Zie sessie 1
* Liedjes zingen begeleid met de xylofoon - Wij kabouterventjes: Daarbij plushen kabouters tastbaar aanbrengen bij de bewoners - Alle eendjes zwemmen in het water: Daarbij een plushen eend tastbaar aanbrengen naar de bewoners
-
* Moment van stilte creëren
-
Observeren wat de stilte teweeg brengt bij de bewoners
* De stilte verbreken d.m.v. de vibratone - Deze individueel bij de bewoners aanbrengen
-
Observeren hoe de bewoners op dit ongewone instrument reageren
* Muziek: Dansen met de bewoners op Afro-Celtic Sound System - Opgewekte percussiemuziek met een basismelodie die telkens terug komt
-
Het ritme voelbaar maken voor de bewoners door dit over te brengen tijdens het dansen Observeren hoe de bewoners omgaan met deze muziek Observeren of de bewoners genieten van het bewegen op het ritme van de muziek
-
-
* Samenspel tussen de big bom en de stealdrum - De big bom op de zijkant leggen en er samen met een bewoner op plaatsnemen - Zijwaarts de big bom bespelen in samenspel met de stealdrum * Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
Iedere bewoner individueel laten knuffelen met de beertjes Observeren hoe de bewoners reageren op herkenbare melodieën
Observeren of de bewoner het nauwe contact met de begeleider verdraagt Observeren hoe de bewoner de trilling op de big bom ervaart Observeren hoe de bewoners reageren op het samenspel Zie sessie 1
72
Observatie van doelstellingen: -
-
-
-
-
-
-
mijn
volgcliënt
en
de
activiteit
i.f.v.
de
vooropgestelde
Ik had Christa dit maal net naast de spiegel gelegd om na te gaan of zij zich naar de spiegel of naar de activiteit zou richten. Ze lag daarbij op haar buik maar al gauw bleek dat ze zich wou draaien. We legden daarna een kussen achter haar waardoor ze deels tegen de spiegel rustte en toch comfortabel lag. Het bleef gedurende de intro opvallend rustig, hun structuur bleef behouden en ik kon hen dan ook makkelijk observeren. Wanneer ik met het klokkenspel langs kwam bij de bewoners, waren zij allen zeer aandachtig. Zij keken daarbij gespannen toe of wilden er eens aan voelen. Caroline wou zelfs meespelen tijdens het begroetingsliedje. De meeste bewoners reageerden goed op de herkenbare melodieën door spontaan te glimlachen. Dit werd nog versterkt wanneer de plushen beertjes bij hen langs kwamen. Al bleef de reactie bij Christa toch eerder beperkt. Tijdens het stiltemoment hoorde ik enkele bewoners geluidjes maken, maar na een tijdje bleef iedereen wonderwel stil. Ook Caroline deed haar uiterste best om stil te blijven wanneer de begeleidster haar vinger op haar mond legde. Iedere bewoner reageerde verschillend op de vibratone. Alex bewoog heftig met zijn armen en begon uiteindelijk te lachen. Ingrid straalde dan weer wanneer ik het geluid bij haar aanbracht. De anderen richtten zich enkel naar het geluid of bleven eerder neutraal het instrument volgen. Alle bewoners reageerden opgewekt op de muziek en de dansbewegingen. Dit door blije geluidjes te maken en te (glim)lachen. Het samenspel tussen de big bom en de stealdrum werd net als vorige week algemeen positief onthaald. Alex, die tegen me aan geleund lag, bleef knus liggen nadat we al een tijdje gestopt waren met spelen. De activiteit werd daarna in alle rust afgesloten waarna we de bewoners terug naar de leefgroep brachten.
Besluit, wat neem ik mee naar de volgende sessies toe: -
-
-
Voor de activiteit kreeg ik de opmerking dat ik nog meer duidelijk moest proberen zijn in mijn opdrachten naar de begeleiding toe. Ook de begeleidster bij ZK 7 kwam minder tussen in de activiteit en liet me meer het initiatief om me dit duidelijk te maken. Ik probeerde hier dan ook meteen op te letten. Dit blijft echter een werkpunt naar mijn volgende activiteiten toe. Christa richtte zich naar de activiteit en trok zich niets aan van de spiegel. Toch vind ik het nuttig om haar de volgende keer opnieuw daar te plaatsen aangezien zij daarbij een ruggesteun had en heel gericht was op de activiteit. Ondanks dat de plushen kabouters wat klein waren, werden deze algemeen positief onthaald. Dit vooral door de extra belletjes aan hun muts. Ik was me vergeten in het midden te plaatsen met de xylofoon en wil dus zeker in mijn volgende sessie dichter bij de bewoners spelen met de xylofoon. De positie op de big bom met een bewoner tegen mij aan, lag me een stuk beter om te spelen. Op die manier lag de bewoner beter gefixeerd en was de houding voor mij draaglijker.
73
6.3.6 Eindconclusie bij Zuidkant 1
Opbouw van de activiteit + instrumentenkeuze: Ook bij ZK 1 nam ik in overleg met de begeleidster de gebruikelijke structuur uit de muziekactiviteit over waarbij ik ook de benaderingswijze naar de bewoners toe probeerde over te nemen. Dit bleek in eerste instantie misschien overbodig maar ook voor hen is structuur van groot belang om voor hen een veilig gevoel te scheppen. De verdere opbouw van de activiteit bepaalde ik zelf vooraf. Ik probeerde daarbij een zo ruim mogelijk aanbod aan instrumenten te introduceren en toch telkens rekening te houden met zaken die me opvielen in een voorgaande sessie. Aanpak en manier van begeleiding: Al gauw bleek bij deze doelgroep dat de afstand tot de bewoner een belangrijke rol speelt in hun muziekbeleving. Zij vroegen een aanpak waarbij de afstand tot het instrument en de begeleider zo klein mogelijk moest zijn. Hierdoor dringt zich een meer individuele benadering op waardoor het aantal bewoners ook beperkter wordt. Niveau: (lichaamsgebonden ervaringsfase) Bij deze doelgroep sloot het beleven van de percussiemuziek het best aan bij hun niveau van lichamelijk ervaren. De trillingen die sommige instrumenten voortbrachten gaven hieraan dan ook een meerwaarde. Ik ondervond dat zowel niet-melodische als melodische percussie een positief effect had op de bewoners, al merkte ik toch dat schelle of harde geluiden (niet-melodisch) eerder afwerend werden onthaald. Conclusie: Bij deze doelgroep had ik nooit het gevoel dat mijn percussiesessie in het honderd liep. Dit hoofdzakelijk vanwege het feit dat zij zich een stuk moeilijker konden uiten wanneer iets hen niet lag. Het was dan ook van groot belang om hun totale lichaamstaal te gaan observeren en deze zo goed mogelijk te interpreteren en mijn motivatie uit heel kleine zaken te putten.
74
Eindbesluit Recapitulatie van de vooropgestelde doelstellingen
* In dit eindwerk wou ik specifiek nagaan wat het effect en de mogelijkheden van percussie als medium zijn bij mensen met een ernstig tot diep mentale handicap. Gedurende het verkennen van de mogelijkheden van percussie bij de verschillende groepen heb ik echter kunnen ervaren dat er niet zoiets is als een eenduidig effect van percussie. Iedere deelnemer beleeft muziek op een verschillende manier en heeft dan ook zijn eigen verwachtingen (voorkeur) binnen de muziekactiviteit. Toch wil ik hierbij een algemeen beeld schetsen van welk effect de verschillende parameters hadden op hen en wat me is opgevallen bij de verschillende doelgroepen onderling. De parameters: - Ritme Het was bij deze doelgroep duidelijk merkbaar dat wanneer het ritme duidelijk aanwezig (op de voorgrond) en gestructureerd was, de bewoners ook zelf actiever werden. Zij werden enthousiaster en ook hun lichaamsbewegingen werden uitbundiger. Wanneer het ritme daarentegen complexer en minder duidelijk afgelijnd was, voelde dit chaotischer aan voor hen en zeer moeilijk te volgen. -
Melodie Het duidelijkste effect van melodie merkte ik wanneer ik dezelfde melodie een tijdje aan hield. Wanneer de melodie steeds varieerde zag ik niet de minste wijziging in hun gedrag (het ging aan hen voorbij). Het is dus van groot belang om te werken met eenvoudige melodieën (niveau kinderliedjes) en deze regelmatig te herhalen om zo tot herkenning te komen.
-
Harmonie Wanneer een bepaalde melodie totaal vals werd gespeeld of constant onderbroken werd, merkte ik hier en daar afwijzend gedrag. Dit lieten ze blijken door, gezichtsexpressie, zich af te wenden, klaaggeluidjes uit te brengen, enz… Om dit te vermijden werkte ik regelmatig pentatonisch zodat de verschillende instrumenten op elkaar afgestemd waren en het samenspel dus nooit echt vals kon klinken. Ook had ik een bepaalde marge waarbinnen ik kon uitwijken. Een stuk moest al tamelijk vals gespeeld worden, eer het als dusdanig werd herkend en afgewezen werd.
-
Dynamiek Sommige bewoners reageerden heel positief op variatie in volume, tempo en accenten. Het was bijvoorbeeld ook een manier om de aandacht te trekken door plots een stuk luider te gaan spelen. Wanneer we dit vergelijken met basale stimulatie merken we dat ook daar een prikkel regelmatig opnieuw moet aangebracht worden om te vermijden dat de aandacht bij de bewoners wegebt. Het dynamisch variëren is dus een manier om hen alert te houden.
-
Maat De actievere bewoners (ZK 8) speelden meestal in een binaire maat 2/4 of 4/4: een slag met een vaste tussentijd. In een ternaire maatsoort moest ik als begeleider al heel duidelijk de zware tellen aangeven. In complexere maatsoorten konden de bewoners helemaal niet volgen. Dit was ook merkbaar bij het passief meebewegen op de muziek (voor-achterwaarts rocken). Ook daar verliep het meebewegen voornamelijk in een binaire maatsoort.
75
-
Tempo Dit had vooral in samenwerking met het ritme een duidelijk positieve invloed, vooral dan weer bij het creëren van sfeer en het opbouwen naar een hoogtepunt. In mijn percussiesessie werkte ik (voornamelijk bij de actievere groepen) met een matig tot snel tempo aangezien dit hen stimuleerde en ook alert hield.
-
Als laatste testte ik in welke mate het verschil maakte wanneer ik dichtbij of veraf ging spelen. Dit behoorde niet tot de vooropgestelde parameters maar is klaarblijkelijk toch van zeer groot belang. Dit hoofdzakelijk bij de meest belevende groep. Daar hun belevingswereld zich beperkt tot alles wat dicht rondom hen gebeurt (lichaamsgebonden ervaringsfase), zag ik dat ik heel wat meer respons van hen verkreeg wanneer ik dicht bij hen de instrumenten aanbood. Dit bleek hoofdzakelijk uit hun gezichtsexpressie en het reiken en tasten naar de instrumenten.
De bewoners leefden het meest op wanneer de muziek opzwepend werd en de parameters in combinatie met elkaar, opbouwden naar een hoger geheel. Concreet bedoel ik hiermee dat het ritme complexer werd, het volume de hoogte in ging, het tempo versnelde en de accenten duidelijker werden. Ik merkte dan ook al gauw dat veel van de parameters van percussie pas bij een bepaald niveauverschil een duidelijke invloed hadden op deze bewoners. Zuidkant 8: Bij sommige bewoners uit deze doelgroep was percussie een mogelijke uitlaatklep voor innerlijke spanningen en explosiviteit of een medium waarin zij hun energie kwijt konden binnen een veilige structuur. Voor anderen was de percussiesessie dan weer een moment van ontspanning waarbij ze actief betrokken werden in het geheel. Zuidkant 7: Bij deze doelgroep was het niet steeds even makkelijk om hen percussiesessies aan te bieden. Dit had naar mijn gevoel niets met het medium op zich te maken maar veeleer met hun humeur, structuurbehoud, verscheidenheid aan wensen, enz. Ook omdat ik ook een aantal heel geslaagde activiteiten met hen heb beleefd, waarbij zij zeer enthousiast en betrokken waren (bijvoorbeeld met de big bom). Zuidkant 1: Deze bewoners hechtten grote waarde aan een belevend gerichte (rustige) percussiesessie waarbij zij (vanuit de lichaamsgebonden ervaringsfase) zo dicht mogelijk of zoveel mogelijk individueel wensen benaderd te worden. Ik merkte dan ook een groot verschil wanneer ik de kring zo klein mogelijk maakte in vergelijking met de eerste sessie waar dat nog niet het geval was. Algemeen kan ik dus stellen dat ik alle groepen een antwoord kon bieden op hun wensen en hen kon boeien met wat ik hen bracht, dit zowel activerend als belevend. Iedere groep wist de activiteiten te appreciëren en benaderde deze dan ook meestal positief. * Als volgende doelstelling wou ik nagaan wat een goede houding zou zijn als orthoagogische muziekbegeleider bij deze doelgroep. Daarbij moest ik met een aantal zaken rekening houden vooraf. Vooreerst dat ik, wanneer ik doelgericht wou werken met deze mensen, ik hun beperkingen en gedragingen diende te accepteren aangezien deze bij hen horen als individu. Het uitgaan van hun mogelijkheden en deze optimaal benutten was dan ook ‘het’ uitgangspunt binnen mijn percussiesessies. Ook een empathische en ‘echte’ houding was een must in de omgang met deze mensen. Daarbij staat de cliënt centraal en krijgt hij/zij het gevoel gehoord te worden en er te mogen zijn als mens.
76
Al doende ervoer ik nog een aantal andere zaken die in de benadering van deze mensen van heel groot belang zijn: - Structuur Een veilige structuur bieden was bij deze doelgroepen een belangrijk uitgangspunt bij de aanvang van elke activiteit. Daarom probeerde ik zoveel mogelijk de gebruikelijke structuur over te nemen (zelfde opbouw en afbouw), waarbinnen ik dan mijn percussiesessie kon geven. Toch kon ik niet altijd het behoud van hun structuur garanderen, aangezien deze ook afhankelijk is van niet te voorziene omstandigheden (bijvoorbeeld het later toe komen van een bewoner). - Herhaling Dat ook herhaling van groot belang is merkte ik voornamelijk bij Heidi en de activiteit op de big bom. Daar waar zij de eerste maal heel terughoudend en afwachtend was, hoefde ik haar de volgende sessie niet meer nadrukkelijk te begeleiden. Dit item heb ik zoveel mogelijk proberen uit te spelen, al was ik in die achttal sessies toch beperkt, gezien ik een zo ruim mogelijk beeld wou proberen te schetsen. * Als volgende doelstelling wou ik nagaan hoe het verschil tussen de instrumenten onderling zich situeert. Dit qua effect op de bewoners (Overzicht van de instrumenten: zie bijlage). Het zou me te ver leiden deze allemaal afzonderlijk te bespreken daar ieder instrument zijn eigen kwaliteiten heeft. Toch wil ik hieronder de voornaamste instrumenten aanhalen en bespreken. Dit zijn de instrumenten die voor mij een uitgesproken positief of negatief effect met zich mee brachten gedurende mijn sessies: -
Het groot vat Dit was vooral voor ZK 8 een uiterst attractief instrument. Het groot vat werd voornamelijk actief gebruikt en dit op verschillende wijzen: Door dit instrument bovenaan te bespelen (op de normale manier), verkrijg je een doffe, holle klank. Dit was voor de bewoners blijkbaar een heel aangenaam geluid, aangezien zij er niet van weg te slaan waren. Je kunt het instrument ook zijwaarts bespelen waardoor je een holle metaalklank verkrijgt. Sommige bewoners namen deze speelwijze spontaan over, al vroeg dit toch meer inzicht en structuratie. Een laatste toepassing is het vat op zijn zijkant leggen en er op gaan zitten terwijl iemand anders het instrument bespeelt. Door daarbij zijwaarts te schommelen op de muziek wordt de persoon zowel vestibulair als vibratorisch geprikkeld. Ook dit ervoeren de bewoners als zeer aangenaam.
-
De big bom Ook dit instrument kent verschillende toepassingen en kan zowel in de actieve als de receptieve muzieksessies (melodisch) aangewend worden: Zowel bij ZK 8 als bij sommigen uit ZK 7 kon ik met hen in interactie treden door recht tegenover hen plaats te nemen op de bigbom en dit instrument samen te bespelen. Bij ZK 1 en sommigen uit ZK 7 was dan weer het vibratorisch element van overwegend belang. Daarbij legde ik de big bom zijwaarts en nam samen met een bewoner plaats op het instrument. Terwijl ik zijwaarts speelde met de ene hand, en de bewoner fixeerde met de andere hand, genoot de bewoner van de trillingen en de melodie die dit instrument voortbracht.
-
De djembe Dit instrument had voornamelijk als receptief muziekinstrument een grote bijdrage aan mijn percussiesessies. Veel bewoners genoten actief (vb. mee schommelen op het ritme) van de zuiderse klanken van dit instrument. Ook als ondersteuning van andere instrumenten zoals het groot vat, had dit een positief effect.
77
-
De plastic buizen Daar ik merkte dat zij zich met 2 sabelhulzen heel erg vermaakten, zocht ik naar een alternatief zodat ik iedereen in de activiteit kon betrekken. Zo kwam ik op het idee om plastic buizen met een verschillende dikte, kleurrijk te schilderen en als instrument aan te wenden, met succes!
-
De triangel Dit was zowaar het enige instrument waartegen ik echt een afwerende reactie heb waargenomen gedurende mijn scriptieperiode. De triangel produceert een hoge en schelle klank. Wanneer ik deze luid liet klinken, was dit voor sommige bewoners ondraaglijk.
Ook eigen creativiteit is van groot belang in de instrumentenkeuze. Door in te spelen op signalen van de bewoners, te zoeken naar alternatieven en zelf instrumenten te maken (vb plastic buizen), kan je heel wat meer bereiken dan je in eerste instantie had verwacht. Bij sommige instrumenten spreekt het zintuiglijk aspect ook veel meer aan dan het instrumentale (visueel aantrekkelijk, vibratorisch aspect,…). * Als laatste doelstelling vroeg ik me af in welke mate ik via percussie kon komen tot contactname of verruiming van het contact met deze doelgroep. - Contact met medebewoners: Bij deze mensen is van sociaal contact weinig of geen sprake. Dit werd ook gauw duidelijk in mijn sessies. Wanneer zij bijvoorbeeld rond het groot vat met meerderen samen speelden, gold de wet van de sterkste. Zij negeerden elkaar daarbij dus volkomen. Dit wil echter niet zeggen dat je dit als begeleider zomaar moet laten gebeuren. Zo kan het belangrijk zijn om hierin de zwakkeren te ondersteunen om op te komen voor zichzelf. Hen aanmoedigen om zich bv. niet te laten wegdringen, daarbij in acht nemende dat we hier te maken hebben met volwassen mensen. -
Contact met de begeleider: D.m.v bepaalde instrumenten slaagde ik er in een hecht contact en interactie op te bouwen met de bewoners. Het mooiste voorbeeld hiervan was het samenspel met Monique op de big bom in sessie 4. Zij ging werkelijk op in het ritme en de melodie en volgde mij daarin mee. Naar mijn gevoel leent percussie (en muziekactiviteiten in het algemeen) zich dan ook heel goed om als begeleider een persoonlijk contact met hen op te bouwen.
* Tot slot kom ik nu bij de belangrijkste vraag uit mijn thesis: “Wat is de waarde van het medium percussie bij deze doelgroep?” Percussie is een tamelijk ruim medium waarrond meerdere sessies met succes kunnen opgebouwd worden. Vooral daar er best een aantal opeenvolgende sessies rond hetzelfde thema wordt gewerkt (zie structuur en gewenning). Toch had ik naar het einde van mijn scriptie toe, het gevoel dat er iets ontbrak. Tijdens de laatste sessies ging ik over van louter verkennend werken naar een meer samenhangend geheel waarbij ik een stuk opbouwender tewerk ging. Dit door langer rond een bepaald instrument te werken, minder van de hak op de tak te springen (een instrument aanbrengen, genoeg, ander instrument,…) en naar een climax toe te werken. Dit lukte behoorlijk maar ik miste een aantal gegevens om het geheel in te kleden. Waarmee ik wil zeggen dat ik met percussie als alleenstaand muziekaanbod beperkt was en niet altijd voldoende had. De sessies, zoals ik ze in dit eindwerk beschreven heb, zijn nuttig voor tijdelijk gebruik. Ik denk dat men gedurende een tijdje deze uitgewerkte percussiesessies kan toepassen, maar dat er daarna ook vernieuwing nodig is voor de deelnemers van de muziekactiviteiten.
78
Bijlagen Overige muzieksessies Groepssessie 6: Zuidkant 8 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Gitaar - Xylofoon - Stealdrum - Houten blokjes
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Trommel Groot vat Enkelbandjes CD van K3 + Blauw touw
Doelstelling - Structuur bieden - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met de gitaar (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* “Samson & Gert – Er zit meer in een liedje” spelen op de xylofoon. Daarbij de instrumenten invullen naar gelang de activiteiten: - Stealdrum ~ Inleiden ~ Bij de bewoners langs gaan - Trommel ~ Inleiden ~ Bij de bewoners langs gaan ~ Samen spelen met het groot vat - Enkelbandjes ~ Inleiden ~ Dansen rond blauw touw op muziek van K3
-
Herkenbaarheid bijbrengen aan de bewoners d.m.v. verwijzing naar activiteiten met bep. instrumenten Hen de kans bieden tot het exploreren van de instrumenten Observeren welk effect de verschillende instrumenten op de bewoners hebben Observeren hoe zij eventueel samenspel ervaren? Wat is het effect van de muziek en het dansen rond dit touw?
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
79
Groepssessie 7: Zuidkant 8 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Gitaar - Groot vat - Stealdrum
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Klankstokjes Muziek van de ‘Championettes’ CD met o.a. ‘Zwarte Lola’ Blauw touw + Grote kleurrijke doek
Doelstelling - Structuur bieden - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met de gitaar (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Groot vat - Inleiden (met doek) - Bewoners uitnodigen tot meespelen - Spelen d.m.v. interactie met de stealdrum (afwisselend spelen)
-
De bewoners zelf hun ding laten doen en er op inspelen Observeren hoe de bewoners reageren op het interactiespel tussen stealdrum en groot vat De activiteit kleuren d.m.v. show (doek uiteindelijk over het vat spreiden)
-
-
* Het groot vat zijwaarts leggen en de bewoners uitnodigen om op het vat plaats te nemen en mee te spelen - Andere bewoners klankstokjes aanbieden
-
* Verkleden (Spaans - Mexicaanse stijl) - Dansen op ‘Championettes – Eviva Espagna’ rond het blauw touw en ‘zwarte lola’ rond een groot doek
-
De bewoners hun kledij laten kiezen Hoe reageren de bewoners op deze muziek en het samen dansen rond het touw en de doek?
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
-
Alle bewoners betrekken in het geheel door samen te spelen op het ritme van het groot vat Observeren wat de inbreng is v/d bewoners en op hun ritme inspelen
Bedenkingen: - De sessie werd wat te veel afgekapt terwijl ik net nu in dit deel van m’n scriptie moest durven loskomen van mijn vooropgestelde plan en inspelen op individuele initiatieven. - Ik wou te veel indrukken uit voorgaande sessies samenbundelen: * verkleden * dansen op ‘zwarte lola’ * Aantrekkelijkheid van het groot vat *… - Het aantal verkleedkleren beperkt houden bij het kiezen zodat hun keuze makkelijker te maken is.
80
Groepssessie 8: Zuidkant 8 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Gitaar - Groot vat
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
- Djembe - Bongo’s - Plastic buizen Doelstelling - Structuur bieden - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met de gitaar (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Groot vat - In het midden rollen van het lokaal - Met de handen op slaan - Er op gaan zitten en de bewoners uitnodigen om mee te spelen - Sfeer creëren door de djembe te laten meespelen
-
Observeren in hoeverre de bewoners m’n manier van spelen over nemen Kan ik door uitbundig spelen en enthousiasme de bewoners mee krijgen of blijven zij in hetzelfde spel? De activiteit kleuren d.m.v. show (kleine comedy-act)
-
* Het groot vat recht plaatsen en me afvragen met wat we er nog kunnen op slaan: - Met normale stokken (+ samen spelen met de bongo’s) - Met de plastic buizen
-
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
Alle bewoners betrekken in het geheel door samen te spelen op het ritme van het groot vat Observeren wat de inbreng is v/d bewoners en op hun ritme inspelen Kan ik een volledige activiteit vullen met het vat alleen als hoofditem? Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
81
Groepssessie 6: Zuidkant 7 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Gitaar - Xylofoon - Stealdrum
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Djembe Groot vat Enkelbandjes CD van K3 + Blauw touw
Doelstelling - Structuur bieden - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met de gitaar (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* “Samson & Gert – Er zit meer in een liedje” spelen op de xylofoon. Daarbij de instrumenten invullen naar gelang de activiteiten: - Stealdrum ~ Inleiden ~ Bij de bewoners langs gaan - Groot vat ~ Inleiden + bewoners uitnodigen om mee te spelen ~ Zijwaarts leggen + op gaan zitten met één bewoner. Daarbij samen spelen met de djembe. - Enkelbandjes ~ Inleiden ~ Dansen rond blauw touw op muziek van K3
-
Herkenbaarheid bijbrengen aan de bewoners d.m.v. verwijzing naar activiteiten met bep. instrumenten Hen de kans bieden tot het exploreren van de instrumenten De bewoners vestibulair stimuleren Observeren welk effect de verschillende instrumenten op de bewoners hebben Observeren hoe de bewoners eventueel samenspel ervaren Wat is het effect van de muziek en het dansen rond dit touw?
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
-
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
82
Groepssessie 7: Zuidkant 7 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Gitaar - Groot vat - Kleine djembe
Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
- 2 deksels - Springballen - CD van de ‘Championettes’ Doelstelling - Structuur bieden - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn, begeleid met de gitaar (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Groot vat - Komisch inleiden (met doek) - Bewoners uitnodigen tot meespelen
-
De activiteit kleuren d.m.v. show (doek uiteindelijk over het vat spreiden) + observeren hoe de bewoners er op reageren Observeren wat het effect is van het groot vat
* Samenspel tussen groot vat en kleine djembe - Bij de bewoners langs gaan met de kleine djembe
-
* Andere speelwijzen onderzoeken van het groot vat - Met de handen (tokkelen, slaan, roffelen,…) - Met 2 deksels - Springballen laten stuiteren
-
* Paardje rijden op het groot vat - Daarbij het liedje zingen van ‘kabouter pinnemuts’ - Op het einde van het liedje de benen in de lucht zwaaien
-
De bewoners vestibulair stimuleren Hoe reageren de bewoners op het liedje en het schommelen?
* Dansen met de doeken op ‘Championettes – eviva espagna’
-
Wat is het effect van de muziek en hoe ervaren zij het dansen daarop met de doeken?
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen van de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
-
-
Interactie uitlokken met de djembe + de bewoners uitnodigen om zelf te spelen Observeren hoe de bewoners het samenspel ervaren Exploreren van verschillende alternatieve speelwijzen samen met de bewoners en interactie uitlokken Observeren hoe de bewoners daarop reageren
83
Groepssessie 8: Zuidkant 7 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Stealdrum - Zaklamp - Grote lichtpaarse doek
- Gong - Witte doeken - Groot vat
Thema: mysterie (gedoofde lichten en weinig lichtinval, blacklights) Activiteit Doelstelling * Intro-tune - Structuur bieden (overgenomen uit de muziekactiviteit) - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners * Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Melodie spelen op de stealdrum - Een zaklamp in het midden rechtop plaatsen - De begeleiders wuiven met een grote lichtpaarse doek over de lamp en de bewoners heen
-
Hoe ervaren de bewoners de klanken van de stealdrum? Observeren hoe de bewoners reageren op het schijnsel v/d lamp Observeren of de aandacht van de bewoners sterker wordt, wanneer de doek over hen heen beweegt
* 12 slagen op de gong (als verwijzer naar het volgende liedje)
-
-
* Zingen van het liedje ‘spoken, spoken, spoken’ - Daarbij de zaklamp doven en de blacklights aansteken - Witte doeken over ons hoofd trekken
-
-
Observeren hoe de bewoners reageren op de klank van de gong Verandert dit wanneer ik dicht ga met de gong bij de bewoners? In welke mate kan ik hen zelf dit instrumenten laten bespelen? Zijn de bewoners aandachtiger wanneer de blacklights aangestoken worden? In hoeverre volgen zij ons (de witte doeken) en willen zij zelf voor spook spelen?
* Na een stil moment holle losse slagen spelen op het groot vat
-
Rustmoment inbouwen Hoe reageren zij op de klanken van het vat en in welke mate kan ik hen betrekken in het bespelen van dit instrument?
* De lichten langzaam terug aansteken + afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
84
Groepssessie 6: Zuidkant 1 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Buigzame plastic buis - Ratel - Ocean drum Activiteit * Intro-tune (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Groot vat Maïs Grote doek CD van “Afro-Celtic Sound System”
Doelstelling - Structuur bieden - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners
* Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Verschillende instrumenten aanbrengen (ongewone geluiden) - Buigzame plastic buis (wind die er door fluit bij het ronddraaien) - Ratel - Ocean drum (geruis van de zee)
-
Observeren hoe de bewoners omgaan met de ongewone klanken
* Groot vat - Gewoon bespelen - Maïs opgieten - Zijwaarts leggen + 1 bewoner op laten plaatsnemen
-
De bewoners vibratorisch en vestibulair stimuleren Kan ik de bewoners bereiken met de ritmes van op een afstand? En hoe reageren zij daar dan op? Observeren hoe de bewoner de trillingen en de schommelingen ervaart
-
-
* Wind maken met grote doek op rustige Afrikaanse muziek van “Afro-Celtic Sound System” (natuurklanken)
-
Rustmoment inbouwen Observeren hoe de bewoners reageren op de muziek en de wind
* Afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
85
Groepssessie 7: Zuidkant 1 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Stealdrum - Zaklamp - Lichtpaarse doek - Gong
-
Witte doeken Klein trommeltje Groot vat Cimbaal met nageltjes Micro
Thema: mysterie (gedoofde lichten en weinig lichtinval, blacklights) Activiteit Doelstelling * Intro-tune - Structuur bieden (overgenomen uit de muziekactiviteit) - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners * Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Melodie spelen op de stealdrum - Een zaklamp in het midden rechtop plaatsen - De begeleidsters wuiven met een grote lichtpaarse doek over de lamp en de bewoners heen
-
Hoe ervaren de bewoners de klanken van de stealdrum? Observeren hoe de bewoners reageren op het schijnsel v/d lamp Observeren van de aandacht van de bewoners
* 12 slagen op de gong (als verwijzer naar het volgende liedje)
-
-
-
Observeren hoe de bewoners reageren op de klank van de gong Verandert dit wanneer ik dichter ga met de gong bij de bewoners?
* Zingen van het liedje ‘spoken, spoken, spoken’ - Daarbij de blacklights aansteken - Witte doeken over ons hoofd trekken - Met het klein trommeltje het ritme mee kloppen
-
* Na een stil moment holle losse slagen spelen op het groot vat, dit in interactie met de cimbaal met nageltjes
-
Rustmoment inbouwen Observeren hoe de bewoners op beide instrumenten reageren
* Spookachtig door de micro spreken/zingen
-
Hoe reageren de bewoners hier op? Is er een verschil wanneer een andere stem spreekt door de micro?
* De lichten langzaam terug aansteken + afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
-
-
Zijn de bewoners aandachtiger wanneer de blacklights aangestoken worden? In hoeverre volgen zij ons in de witte gewaden? Is het trommeltje een meerwaarde of enkel een extra mysterie-item?
86
Groepssessie 8: Zuidkant 1 Activiteitenplanning
Middelen: - Tamboerijn - Plushen kersman (+geluid) - Fietsbel - Klein tamboerijntje - Plushen kabouter
-
Ratel Maracas Agogobel Cabazza Blokfluit
Thema: Kerstmis (met verschillende lichteffecten) Activiteit Doelstelling * Intro-tune - Structuur bieden (overgenomen uit de muziekactiviteit) - Bewoners laten wennen aan de situatie en de omgeving - Zelf kunnen observeren hoe de bewoners zijn die dag - Contact nemen met de bewoners * Liedje ‘daggedaggedag’ met tamboerijn (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Individuele aandacht geven Observeren
* Met de plushen kerstman rondgaan bij de bewoners, vergezeld van bijhorende diepe kerststem
-
Observeren hoe de bewoners omgaan met het melodietje van de plushen kerstman Wat is hun reactie op het kleine toneeltje met bijhorende diepe stem?
-
* Met ‘kerstgeschenken’ rondgaan bij de bewoners: (elke bewoner een eigen instrument overhandigen en een kerstliedje ermee spelen en zingen) - Kleine tamboerijn - Plushen kabouter met belletjes - Ratel - Maracas - Agogobel - Cabazza
-
* Begeleid door de blokfluit enkele kerstliedjes zingen
-
Rustige afsluitsfeer scheppen en nagaan hoe de bewoners er op reageren
* afsluitende tune (zelfde als de intro) (overgenomen uit de muziekactiviteit)
-
Structuur bieden Rust brengen als einde v/d activiteit
-
Komen tot betrokkenheid van de bewoners In welke mate zijn de liedjes voor de bewoners herkenbaar? Observeren hoe zij omgaan met de kleine instrumentjes en het geluid ervan
87
Overzicht van de instrumenten Agogobel
Belletjes
Big bom
Blauw touw
Blikken doos met maïs
Bongo’s
88
Buigzame plastic buis
Buisklokken
Cabazza
Djembe
Cimbaal met nageltjes
Deksels
89
Doeken
Enkelbandjes
Fietsbel
Gong
Groot vat
Houten blokjes
Klankbuizen
90
Klankstokjes
Klein tamboerijntje
Klein trommeltje
Kleine djembe
Klokkenspel
Ligbank
91
Maracas
Ocean drum
Plastic buizen
Plushen kabouter
Plushen kerstman
Plushen papegaai
Ratel
92
Rinkelstaafjes
Sabelhulzen
Springballen
Stealdrum
Tamboerijn
Tapijt
Tapschoenen
Triangel
93
Vibratone
Xylofoon
Toegepaste liedjes
94
95
96
Literatuurlijst BOSCHMAN, M., Communiceren met mensen met een verstandelijke handicap, Uigeverij Nelissen, Soest, 2005, 132 p. BROEKAERT E. (red.), Handboek bijzondere orthopedagogiek, Uitgeverij Garant, Leuven / Apeldoorn, 2000, 428 p. CUYVERS, G., Psychopathologie, Uitgeverij Wolters Plantyn, Deurne, 2001, 371 p. KUIPER, C., Balm, M., Paramedisch handelen, Uitgeverij Lemma, Utrecht, 2001, 336 p. FOCKEMA ANDREA, L., STEENHUIS, K., Muziek en therapie, Uitgeverij Van Loghum Slaterus, Deventer, 1977, 186 p. FRÖHLICH, A., Basale Stimulatie, Uitgeverij Garant, Leuven / Apeldoorn, 1995, 243 p. SCHALKWIJK, F., Muziek in de hulpverlening aan geestelijk gehandicapten, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1988, 110 p. TER BURG, W., Meer met muziek, Uitgeverij Intro, Nijkerk, 1985, 175 p. TIMMERS-HUIGENS, D., Mogelijkheden voor verstandelijk gehandicapten, Uitgeverij Lemma, Utrecht, 1995, 422 p. VERDULT, R., Contact in nabijheid, Uitgeverij Acco, Leuven / Amersfoort, 1997, 192 p. WIGRAM, T., NYGAARD PEDERSEN, I., OLE BONDE, L., A comprehensive guide to music therapy, Jessica Kingsley Publishers LTD, Londen, 2002, 384 p. W.I.V., Emancipatie: “De rechte weg van A naar B?”, verantwoordelijke uitgever: Ronny Dierendonck, Sint-Amandsberg, 2003, 122 p. FIERENS, M., Scriptie: Studie naar de bruikbaarheid van de COPM in een woon - en zorgcentrum, WZC Ten Hove, 2004. VANDEKERCKHOVE, K., Cursus modellen Vlaanderen Dep. HIEPSO, Kortrijk, 78 p.
in
de
ergotherapie,
Hogeschool
West-
VAN SOOM, M., Cursus ontwikkelingsstoornissen, Hogeschool West-Vlaanderen Dep. HIEPSO, Kortrijk. Muzikaal bad, in: Pasklaar (12), april 1998. DETAILLEUR, E., DEMYTENAERE, E., DEMEESTER, E., DECAESTECKER, R., GHESQIERE, L., VLAMINCK, V., Onuitgegeven werk: Vormingscursus basale grondhouding, MTE Klerken, Maart 2005. Huysentruyt, B., Onuitgegeven werk: Slagwerkcursus AMC, Lendelede, 1994. Onuitgegeven werk: Visietekst “wonen en leven op Zuidkant”, MTE Klerken.
97