Vergeving en verzoening door H. Hoet Voor Kairos-conferentie bisdom Roermond Vrijdag 24 oktober 2008 – 20u00
Wat is vergeving? Vergeven is iemand die je kwaad heeft gedaan, toch niet definitief afschrijven en uit dood wensen. Iemand vergiffenis schenken is niet: vergeten dat hij je pijn gedaan heeft, maar wel: ondanks dat opnieuw geloven dat de vriendschap mogelijk is tussen jou en wie je pijn deed. En wat is verzoening? Vrede herstellen of vrede brengen waar er geen was. Het tegendeel van verzoening is: onvrede (met zichzelf, anderen; God): vervreemding (van onszelf; van anderen, van de Levensbron) vijandschap, ruzie, … Verzoenen met wie of wat? met “het leven”, God, anderen, zichzelf individueel, collectief (volkeren, culturen, godsdiensten) Is verzoening nodig en wenselijk? Zo ja, hoe? Hoe moet die eruit zien en hoe moet ze bereikt worden? Is verzoening wel mogelijk? Moeten wij ons verzoenen met het kwaad om gelukkig te kunnen zijn? Verzoening is dus breder dan vergeving. Om ons met mensen te verzoenen moeten we tot zeventig maal zeventig keer vergeving schenken. Om ons met het leven of met God te verzoenen, moeten we niet God vergeving schenken (zoals sommigen wel denken)! In de Joodse traditie is wordt het herstel van vrede tussen mensen als één van de belangrijkste dingen beschouwd die een mens kan doen. «Er zijn drie dingen» – zo staat in de Misjna – «waarvan de vruchten de mens in deze wereld winst opleveren, en waarvan het kapitaal verworven blijft in de komende wereld: zijn vader en moeder eren, de werken van de barmhartigheid doen en vrede terugbrengen tussen een mens en zijn naaste» (Pea 1,1). Ik ben niet in staat een systematisch betoog te houden over al deze vragen, maar ik wil met u enkele Bijbelteksten met u bekijken, eerst uit het Oude Testament dan uit het Nieuwe en in dit Paulusjaar in het bijzonder uit Paulus’ brieven en daarna of tussendoor ook wat vertellen uit mijn ervaringen met de Sant’Egidiogemeenschap:
1
1- Oude Testament Bedaren van Gods woede: zoenoffer: Lv 4-5: «4,2bWanneer iemand door onoplettendheid zondigt tegen de voorschriften van JHWH en iets doet dat verboden is 3en het is een gezalfde priester die zondigt zodat hij schuld brengt over het volk, dan moet hij voor zijn zonde JHWH een gave stier als zondeoffer aanbieden. [ ] 13 Als de gemeenschap van Israël door onoplettendheid zondigt, zonder dat de gemeente weet dat zij iets doet wat JHWH heeft verboden, en daardoor schuld op zich laadt, 14dan moet heel de gemeente zodra de zonde aan het licht komt, een stier als zondeoffer aanbieden en die voor de tent van samenkomst brengen [ ]». *Jôm Kippoer*: Lv 16. 2Mak 7,33: kwaad als straf (naast: ‘zinloos’ en ‘beproeving’) «maar al toont de levende God een ogenblik zijn woede door ons te tuchtigen en terecht te wijzen, toch zal Hij zich weer met zijn dienaars laten verzoenen.» Hos 11,9: God “heilig” = “anders” «Nee, Ik zal mijn vlammende woede toch niet koelen Efraïm niet opnieuw te gronde richten want Ik ben God, Ik ben geen mens, Ik ben de Heilige in uw midden. Ik laat Mij niet gaan in mijn toorn.» Ex 34,6-7: “definitie” van God «JHWH ging hem (= Mozes) voorbij en riep: “JHWH! JHWH is een barmhartige en genadige God, geduldig, groot in liefde en trouw, die goedheid bewijst tot in de duizendste generatie, die misdaden, overtredingen en zonden vergeeft, maar een schuldige niet ongestraft laat, en de misdaden van de vaders straft in hun kinderen en kleinkinderen, in de derde en vierde generatie”.» Ez 18,31-32: onderscheid zonde en zondaar «Breek met al de wandaden die u bedreven hebt; vernieuw uw hart en uw geest, want waarom zou u sterven, volk van Israël? Ik schep geen behagen in de dood van de gestorvene – godsspraak van de Heer JHWH. Bekeert u dus en blijf in leven!»
2- Nieuwe Testament Toch één tekst uit het evangelie: Mt 5,23-24: 1 zelf initiatief nemen; 2 vergeving belangrijker dan offerritus. «23Dus als je je offergave naar het altaar brengt en je herinnert je daar dat je broer iets tegen je heeft, 24laat dan je offergave daar voor het altaar achter, en ga je eerst verzoenen met je broer, en kom dan terug om je offergave te brengen.» 2
Wenden we ons nu tot Paulus: Rm 5,10-11: «10Toen wij nog vijanden waren, zijn wij met God verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder is het dat wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven. 11En dat niet alleen: nu reeds roemen wij op God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen.» Rm 11,15: «Want als hun verwerping de wereld verzoening heeft gebracht, wat kan dan hun aanneming anders betekenen dan leven uit de doden?» 2Kor 5,18-20: «18b ons door Christus met zich heeft verzoend c en ons de dienst van de verzoening heeft toevertrouwd. 19a Dit wil zeggen dat God bezig was in Christus de wereld te verzoenen met zich, b zonder hen hun overtredingen aan te rekenen c en in ons heeft Hij het woord van verzoening geplaatst. 20a vanwege Christus dus zijn wij gezonden b alsof God oproept door ons: c wij smeken vanwege Christus: d verzoen jullie met God.» Ef 2,(14-)16: «14Want Hij is onze vrede, Hij die de twee werelden één gemaakt heeft en de scheidsmuur heeft neergehaald door in zijn vlees de vijandschap, 15de Wet met haar geboden en verordeningen, te vernietigen. Hij heeft vrede gesticht door in zijn persoon uit die twee één nieuwe mens te scheppen, 16en beide in één lichaam met God te verzoenen door het kruis waaraan Hij de vijandschap heeft gedood.» Kol 1,20-22: «20om door Hem alles met zich te verzoenen en vrede te stichten door zijn bloed, aan het kruis vergoten, om alle wezens in de hemel en op aarde door Hem te verzoenen. 21Ook jullie waren vroeger van God vervreemd en Hem vijandig gezind door jullie slechte daden. 22Maar nu heeft God jullie met zich verzoend in Christus’ sterfelijk lichaam, door de dood, want Hij wil dat jullie als heilige mensen voor Hem zullen verschijnen, smetteloos en onberispelijk.» Het is God die ons verzoent: met zich, met elkaar en met onszelf. Verzoening als genade: geschenk ons gegeven, alleen nog aan te nemen: het initiatief komt van God: 2Kor 5,18; Rm 5,10.8; door Christus’ kruis: Ef 2,16.4. Aannemen: 2Kor 5,20 Resultaten: 2Kor 5,19: persoonlijk: herschepping (2Kor 5,17) “rechtvaardiging” (Rm 5,9v); “heiliging” (Kol 2,21v) missionarissen in dienst van de verzoening (2Kor 5,18-20) alle volkeren: Joden en *goyîm*: Ef 2,11-22 3
kosmisch (heel de schepping: Kol 1,20; Rm 8,19-22)
Uit de ervaring met de gemeenschap van S. Egidio: - Scholen van vrede: verzoening van autochtone en allochone kinderen - Intergenerationeel project: autochtone bejaarden leren lezen aan allochtone kinderen - bezoek van bejaarden en huis van Simeon en Hanna: verzoening met levenseinde - inzet voor oecumene en interreligieuze dialoog: omwille van de vrede. Jaarlijks gebed voor de vrede “in de geest van Assisi” sinds het initiatief van Paus Johannes-Paulus II in 1986. Dit jaar: 16-18 november 2008 op Cyprus.
4
«Verzoenen» en «verzoening» in het Nieuwe Testament De Griekse woorden voor «verzoenen» (*katallassein* en *apokatallassein*) en «verzoening» (*katallagè*) komen in het Nieuwe Testament dertien maal voor, en telkens in de brieven van Paulus: Rm 5,10(bis).11; 11,15; 1Kor 7,11; 2Kor 5,18(bis).19(bis)20; Ef 2,16; Kol 1,20.22. Het is een woord dat in het gewone Grieks gebruikt werd voor de intermenselijke relaties. Zo vinden we het ook in 1Kor 7,11 waar een vrouw aangeraden wordt zich met haar man te verzoenen. Een ander werkwoord, van dezelfde stam afgeleid, nl. *di-allassein*, (dat alleen hier voorkomt in heel het NT), vinden we in Mt 5,24, waar Jezus de raad geeft je eerst met je broer te verzoenen, als die iets tegen je heeft, vooraleer je offer te brengen. Paulus is waarschijnlijk de eerste –en in het Nieuwe Testament in elk geval de enige– die deze woordenschat van «verzoenen» en «verzoening» toepast op de verhouding tussen God en de mensen. Hij drukt ermee de betekenis van Christus’ kruisdood uit. Aangezien van de vier brieven waarin buiten 1Kor de verzoeningstermen nog voorkomen (Rm, 2Kor, Ef en Kol), de tweede brief aan de Korintiërs de oudste lijkt (waarschijnlijk geschreven kort vóór Rm), willen we deze brief eerst bekijken. In de tweede brief «aan de Kerk Gods in Korinte» die het Nieuwe Testament ons op naam van Paulus overlevert, staat te lezen (in een wat letterlijkere vertaling dan de Willibrordvertaling) dat God «18b ons door Christus met zich heeft verzoend c en ons de dienst van de verzoening heeft toevertrouwd. 19a Dit wil zeggen dat God bezig was in Christus de wereld te verzoenen met zich, b zonder hen hun overtredingen aan te rekenen c en in ons heeft Hij het woord van verzoening geplaatst. 20a vanwege Christus dus zijn wij gezonden b alsof God oproept door ons: c wij smeken vanwege Christus: d verzoen jullie [of laat jullie verzoenen]1 met God.» (2Kor 5,18-20)
In deze enkele zinnen drukt Paulus minstens drie gedachten betreffende «verzoening» uit: - ten eerste, dat God door Christus de wereld met zich verzoende; - vervolgens, dat Paulus en zijn medewerkers van God de «dienst der verzoening» toevertrouwd kregen; - en tenslotte roept hij de christenen van Korinte op zich met God te (laten) verzoenen. Door Christus met God verzoend Eerst lezen we dat God «ons» met zich heeft verzoend door Christus, waarbij we onder «ons» 1
Over de juiste vertaling van 2Kor 5,20d wordt getwist, maar beide vertalingen zijn zinvol!
5
de christenen zouden kunnen verstaan: alle christenen, maar in het bijzonder deze van Korinte, aan wie Paulus zijn brief richt. In v. 19 wordt duidelijk dat voor Paulus heel «de wereld» door Christus met God is verzoend. «De wereld (*kosmos*) betekent bij Paulus meestal de «wereld» die door de zonden der mensen met God gebroken heeft (zie 2 Kor 5,19b.21). Door «hun overtredingen» (v. 19) verbreken de mensen voortdurend het liefdesverbond dat God met de mensen aanging. Zonde betekent zich afkeren van God, het leven niet van Hem willen aanvaarden, maar van andere goden. Men acht zijn leven en zijn geluk afhankelijk van andere “scheppers” dan van de God van Abraham, Mozes en Jezus. Maar daarmee is de levengevende liefdesrelatie met God verbroken. God kan zijn genade niet meer aan ons kwijt. En wij dreigen te verzinken in schijngeluk en glijden af op een doodlopende weg. Slechts de terugkeer naar God, de hernieuwde toewending naar de Bron van het leven, kan ons redden. Dit heet «verzoening»: de verbroken relatie met de Schepper herstellen. In de eerste hoofdstukken van zijn brief aan de Romeinen gaat Paulus nader in op het feit dat wij allen zondaars zijn, Joden zowel als niet-Joodse volkeren. En voor allen, Joden en nietJoden, is er maar één uitweg naar het leven: «gerechtvaardigd door het geloof leven wij in vrede met God door Jezus Christus...» (Rm 5,1).
«10 Toen wij vijanden waren, zijn wij met God verzoend door de dood van zijn Zoon; des te zekerder is het dat wij, eenmaal verzoend, gered worden door zijn leven. 11 En dat niet alleen: nu reeds roemen wij op God door Jezus Christus onze Heer, door wie wij de verzoening hebben ontvangen.» (Rm 5,10-11; WV).
Door de breuk met God hebben wij, schepselen, alle rechten op Gods liefde verspeeld. Maar gelukkig houdt God te veel van ons om «op zijn rechten te staan». God wil niets liever dan dat wij, mensen, «het terug goed maken» met Hem. Als de vader uit de parabel van Lc 15,1132 staat God altijd klaar om ons terug in zijn huis op te nemen. Het enige dat moet gebeuren opdat de liefde doorgang zou vinden, is dat wij ons terug tot Hem keren: terug naar huis gaan zoals de «verloren zoon». God heeft echter een initiatief genomen om ons duidelijk te maken hoe groot zijn liefde is. Terwijl wij nog vijanden waren van God (Rm 5,10), heeft Hij de eerste stap gezet om de breuk te herstellen, die wij, mensen, hebben veroorzaakt door ons van God af te keren en ons geluk van schijngoden te verwachten. Hij heeft ons met zich verzoend door Christus (2Kor 5,18). Uit de Romeinenbrief mogen we verstaan: «door de dood van zijn Zoon» (Rm 5,10). Deze uitspraak is vaak heel verkeerd verstaan. Alsof God slechts vergeving zou kunnen schenken als Hij eerst “genoegdoening heeft gekregen” voor het onrecht dat Hem door de zonden is aangedaan. God is niet uit op wraak, noch op zijn eigen eer. Als God van liefde is het enige wat de Schepper interesseert, dat zijn kinderen zouden leven en gelukkig zijn. Daarom heeft Hij zijn profeten gestuurd, die ons zijn Woorden van leven openbaarden, en tenslotte zijn Zoon zelf die ons in woord en daad, en in leven en sterven, liet zien wat Gods liefde is. In Jezus zien we een mens met God verzoend: een mens zonder zonde (vgl. 2Kor 5,21), een mens die nooit brak met de Bron van alle Leven, iemand die altijd in verbondenheid met de Vader heeft geleefd en nooit anders dan Zijn Wil deed, Gods Tora in vlees en bloed, Gods Zoon, als twee druppels water gelijkend op zijn en onze Vader. Hem heeft God «voor ons tot zonde gemaakt» (2Kor 5,21; vgl. Rm 8,3). Hij stierf op het kruis als een vervloekte (Gal 6
3,13), als door God verlaten (Mc 15,34), als iemand die God tegen had, als een godslasteraar (Mc 14,64), een opstandeling, een gevaar voor zijn volk (Joh 11,48), een valse profeet. En toch –o dwaasheid van het kruis, ironie van de geschiedenis, ondoorgrondelijkheid van Gods wegen– juist het verlies van zijn leven blijkt de weg naar het Leven, niet alleen voor Hem, niet alleen voor zijn volk, maar voor allen. Omdat Hij zo zijn leven verloor aan ons, heeft Hij niet alleen voor zichzelf gewonnen op de dood en de onzin, maar omdat Hij ons leven wil (– dat is liefde: het leven willen van wie men bemint–) zullen wij ook leven met Hem! Als wij zijn liefde niet afwijzen, wel te verstaan. Want als wij niet met Hem willen zijn, kan Hij ons er niet toe dwingen. Dat is de onmacht van de liefde. Vandaar Paulus’ dringende oproep: «verzoen u toch met God» -of: «laat u met God verzoenen». Verzoening van vijandige volkeren «Toen wij nog vijanden waren van God», schrijft Paulus aan zijn broers in Christus te Rome (5,10). Wij zijn vijanden van God door onze zonden, door te leven zonder eenstemmigheid (verbondenheid) met God. De “heidenen” doen dat door hun afgodendienst: zij zoeken hun elders dan bij de ware Heer van het Leven. Maar ook door hun vijandschap tegenover Gods volk. Als God de Schepper en Vader van alle volkeren is dan is er maar één manier waarop wij Hem plezier kunnen doen en dat is door onderling in vrede te leven, en voor mekaar zorg te dragen als broers en zusters, vermits we allen kinderen zijn van dezelfde vader. Zou de Vader immers een andere zorg hebben dan dat al zijn kinderen samen gelukkig zijn? Maar in Paulus’ tijd scheidde een muur van haat Joden en Romeinen. De Joden wilden «het herstel van het koningschap voor Israël» (Hnd 1,6). Zolang de Romeinen baas waren over Gods volk, kon God geen koning zijn en bleef Gods rijk van vrede en gerechtigheid een toekomstdroom. Hoe de komst van Gods koningschap bespoedigen? Daarover liepen de meningen sterk uiteen. Wie de macht van de Romeinse legioenen juist inschatte, achtte een gewapende opstand collectieve zelfmoord. Daarom zwoeren Sadduceeën en hogepriesters bij een status quo. De Farizeeën echter waren ervan overtuigd dat het Rijk Gods zou komen als heel Israël zich hield aan Gods Wet. Vandaar hun ijver om zelf zo nauwgezet Gods wil te doen en anderen daartoe te overhalen (vgl. Mt 23,15; Flp 3,5v). Vandaar ook hun hevige tegenstand tegen de christenen die in hun ogen de Wet wilden afschaffen (vgl. Hnd 21,21). De manier waarop de Farizeeën de Wet van God beleefden schiep een scheidingsmuur die vriendschap en solidariteit tussen Joden en niet-Joden onmogelijk maakte, tenzij de nietJoden zich bekeerden tot de Joodse manier van God te dienen door zich te laten besnijden en zich te houden aan alle voorschriften der Wet, volgens de Farizeese traditie (Hnd 15,5). Paulus was er echter vast van overtuigd dat de vredeskoning Jezus deze scheidsmuur tussen vijandige volkeren is komen neerhalen
«door in zijn vlees de vijandschap, de Wet met haar geboden en verordeningen, te vernietigen. Hij heeft vrede gesticht door in zijn persoon uit die twee één nieuwe mens te scheppen, en beide in één lichaam met God te verzoenen door het kruis waaraan Hij de vijandschap heeft gedood» (Ef 2,14-16; vgl. Kol 1,20-22).
Tegen zijn vroegere Farizeese opvatting in, was Paulus ervan overtuigd dat het volstond te vertrouwen in Jezus om deel uit te maken van het volk van kinderen Gods. Om de ware God te dienen was het voor Grieken en Romeinen niet nodig de Joodse levenswijze en alle Joodse godsdienstige praktijken over te nemen (Gal 2,11-21). 7
Onze «dienst der verzoening» Voor Paulus was deze verzoening tussen Joden en niet-Joden een zaak van leven of dood voor zijn eigen Joodse volk. Hij besefte dat de vrede voor Israël er slechts zou komen als de Joden erin slaagden hun Romeinse onderdrukkers tot vrienden te maken. De muur van haat die de Joden van de Romeinen scheidde, zou inderdaad uitlopen op een gewapende opstand van de Joden (66-70) die uitdraaide op de verwoesting van de tempel van Jeruzalem en verdere onderdrukking van het Joodse volk door de Romeinse bezetter. Daarom reisde Paulus onvermoeibaar naar alle grote steden van het Romeinse rijk om er christelijke gemeenschappen te stichten waar Joden en niet-Joden als broers en zusters in Christus deel uitmaken van hetzelfde volk van kinderen Gods. Alleen deze verzoening in Christus was en is de waarborg voor een duurzame vrede tussen de volkeren. In Macedonië en Griekenland organiseerde hij een geldinzameling voor de armen in Jeruzalem (cf. 2Kor 8-9), die hij zelf naar Jeruzalem ging brengen (Rm 15,25-31). Hierbij stond heel zijn zendingswerk op het spel. Want als de Joden (christenen of niet) deze gift niet zouden aanvaarden van de niet-Joden, dan betekende dit dat ze de niet-Joodse christenen niet als hun broers wilden erkennen en dat de muur tussen beiden bleef bestaan. Maar zoals hij vreesde is Paulus niet «ontkomen aan de weerspannigen in Judea» (Rm 15,31), maar werd hij aangehouden op beschuldiging van inbreuk op de Joodse Wet en ontwijding van de tempel (Hnd 21,15–23,10). Zijn dienstwerk der verzoening, in dienst en navolging van zijn Meester (2Kor 4,10v), heeft hem niet alleen veel lijden (2Kor 6,4v; 11,23vv), maar ook het leven zelf gekost. Het heeft iets oneindig tragisch: Paulus die zich zo heeft ingezet voor de vrede van zijn eigen volk door de verzoening met zijn vijanden, is tot op de dag van vandaag door zijn eigen broeders (zijn Joodse volksgenoten) afgewezen als een scheurmaker die verdeeldheid is komen zaaien in de schoot van zijn eigen volk. Hem wordt verweten de oorzaak te zijn van de scheiding tussen Kerk en Synagoge. Maar daarmee staat de leerling niet boven zijn Meester. Ook Jezus heeft moeten vaststellen dat het Evangelie steeds weer verdeeldheid brengt in plaats van vrede (Lc 12,51vv). Maar Paulus stelt vast dat het «verlies» van de Joden die Jezus niet als hun Weg ten leven erkennen, echter de «verzoening van de wereld» heeft mogelijk gemaakt (Rm 11,15). Daarom besluit hij dat hun «aanneming niets anders kan zijn dan leven uit de doden» (ib.). In dienst van dit leven heeft Paulus zijn leven gegeven tot in zijn dood. Als navolger van zijn Meester is Hij voor ons een voorbeeld geworden (1Kor 11,1) opdat ook wij bewerkers van verzoening zouden zijn (cf. Mt 5,9) dank zij het geschenk van onze verzoening met God in Christus.
8
Verzoening: gave Gods en bron van nieuw leven Verzoening tussen kerken en godsdiensten Laat me beginnen met even stil te staan bij de term verzoening zelf. Want wat betekent dit woord? “Verzoenen” betekent: terug in harmonie brengen van wie ruzie maakt, een geschil bijleggen, vrede herstellen, of vrede brengen waar die nooit bestaan heeft. In de Joodse traditie is wordt het herstel van vrede tussen mensen als één van de belangrijkste dingen beschouwd die een mens kan doen. «Er zijn drie dingen» - zo staat in de Misjna - «waarvan de vruchten de mens in deze wereld winst opleveren, en waarvan het kapitaal verworven blijft in de komende wereld: zijn vader en moeder eren, de werken van de barmhartigheid doen en vrede terugbrengen tussen een mens en zijn naaste» (Pea 1,1). Je kunt verzoening brengen tussen mensen die bevriend waren, maar die om één of andere reden ruzie zijn gaan maken. Dan “herstel” je een harmonie die er ooit geweest is. Verzoenen kan echter ook betekenen: vrede scheppen, waar er nooit vrede geweest is: tussen vreemden die met elkaar in botsing kwamen van bij de eerste ontmoeting bijvoorbeeld. De oecumenische dialoog behoort tot het eerste type. Hier wil ik duidelijk onderscheid maken tussen oecumene en interreligieuze relaties. Om spraakverwarring te voorkomen, beperk ik het gebruik van de term oecumene tot het domein van de relaties tussen de verschillende christelijke Kerken. De relaties tussen de verschillende godsdiensten noem ik geen oecumenische maar interreligieuze betrekkingen. Soms spreekt men van “kleine” en “grote” oecumene, en bedoelt men met “kleine” wat ik “oecumene” noem, en met “grote” de interreligieuze dialoog. Maar omdat de dialoog tussen christenen onderling toch grondig anders is dan de dialoog met andere godsdiensten, wil ik beiden niet onder dezelfde noemen brengen. Er is echter wel een “grensgeval”, als ik deze uitdrukking mag gebruiken. De Joodse godsdienst is een andere religie dan het christendom en toch heeft men in het Vaticaan het gesprek met de Joden niet ondergebracht bij de «Pauselijke Raad voor de Dialoog onder de Godsdiensten», maar wel bij de «Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen». Daarom is ook bij ons in België de Katholieke Nationale Commissie voor de Betrekkingen met het Jodendom een subcommissie van de Nationale Katholieke Commissie voor de Oecumene. Dit is bedoeld als teken van waardering tegenover de Joden en als erkenning van de verwantschap tussen Joden en christenen. Nochtans zijn niet alle Joden daar onverdeeld blij mee. Sommigen zien erin een teken van een nooit opgehouden christelijk streven om de Joden te bekeren tot het christelijke geloof. Het lijkt alsof de Katholieke Kerk de Joden daarmee beschouwd als afvallige christenen, die zich eigenlijk bij de Kerk van Rome zouden moeten aansluiten zoals de andere “afvallige schapen” uit Christus’ schaapstal. Soms vraag ik me af of het niet van meer eerbied voor de eigenheid van de Joodse godsdienst zou getuigen als men de dienst voor het gesprek met de Joden zou overhevelen naar het “ministerie” voor de dialoog met de andere godsdiensten. En toch zijn er ook theologische gronden aan te voeren voor het behoud van het gesprek met de Joden onder de koepel van de christelijke oecumene. Het christendom is eigenlijk ontstaan als een schisma binnen het Joodse volk. Als een scheuring tussen Joden van Farizeese strekking en Joden die Jezus als de Messias erkenden en navolgden. Wat juist historisch gezien de redenen van deze scheuring geweest zijn, en hoe en wanneer het tot een formele breuk gekomen is, is voor de geschiedschrijvers vandaag lang niet duidelijk. Christenen en Joden hebben elk hun eigen verhaal over dit schisma. En het zou al een hele stap op weg naar de verzoening betekenen 9
als christenen en Joden elkaar al zouden kunnen vinden in een gezamenlijk verhaal over de historische gang van de feiten die de breuk hebben veroorzaakt en bezegeld. Maar de vraag is of een “wetenschappelijk objectieve” reconstructie van die feiten nog mogelijk is met de bronnen waarover we vandaag beschikken. Maar zoals de verschillende christelijk Kerken gescheiden broers of zusters zijn, die om allerlei gewettigde en ongewettigde redenen uit elkaar gingen, zo zijn Joden en christenen ook “gescheiden broers”! Dit is anders met de andere godsdiensten die in oorsprong niets met elkaar te maken hebben. Zelfs met de Islam liggen de verhoudingen anders, ook al zijn de moslims kinderen van Abraham te noemen en is de Allah van de Koran in principe dezelfde God als de bijbelse God van Mozes en Jezus. Wat betekent verzoening nu als we willen spreken over de verzoening tussen de verschillende kerken en tussen de vele godsdiensten? Is die verzoening nodig en wenselijk? Zo ja, hoe? Hoe moet die eruit zien en hoe moet ze bereikt worden? Is verzoening nodig? Is verzoening nodig? Het antwoord op die vraag hangt af van wat men denkt over God. Indien men een God aanbidt die wil dat al zijn schepselen in vrede en gelukkig samen leven dan kan men niet anders dan naar verzoening streven. Maar veel hangt hier mee af van de voorstelling die men zich maakt van het leven en het geluk. Ik kan bijvoorbeeld denken dat God wil dat iedereen vegetarisch eet, of zich op een bepaalde manier kleedt, of op bepaalde tijden ik weet niet welk offer brengt. Ik kan overtuigd zijn dat het heil van de wereld en ook mijn persoonlijk geluk ervan afhangt dat iedereen zich aan deze geboden van God houdt, want dat God de wereld zal straffen met de pest of met de complete ondergang of het eeuwige hellevuur als niet ieder zich aan deze geboden houdt. Moet ik dan niet ijveren opdat kost wat kost al Gods geboden worden gerespecteerd? En moet ik dan niet de goddelozen die mijn geluk en het leven van de hele wereld bedreigen desnoods met geweld dwingen Gods geboden te onderhouden? En zo ze toch niet willen, heb ik dan niet de goddelijke plicht deze boosdoeners als een gevaar voor de schepping uit te roeien? Ik spreek van God en Gods geboden. Maar het kan hier ook gaan om ideologieën die in theorie elk bestaan van God afwijzen. Hier worden we echter onmiddellijk geconfronteerd met de vraag wat we onder het begrip “God” verstaan. Als het woord “god” betekent: datgene waarvan (of diegene, van wie) uiteindelijk mijn leven afhangt, datgene dat nodig is voor mijn bestaan, of voor mijn geluk, dan is er veel dat ook door zogenaamde godloochenaars “verabsoluteerd” wordt tot god of tot afgoden. Ik denk dat dit een eerste belangrijk inzicht is om ook te verstaan wat de Bijbel zegt over de ware God en over afgoderij. De Bijbel verbiedt elke afgoderij – elke verabsolutering van een schepsel. Dit wil zeggen dat ons leven en ons geluk uiteindelijk van geen schepsel afhangt, niet van een mens, maar zeker niet van geld of van welk ander product van mensenhanden, niet van mijn comfort, niet van mijn seksuele bevrediging, maar ook niet van een idee, niet van een product van de menselijke verbeelding of van het menselijke intellect! De Bijbel zegt wel positief over God dat hij liefde is. En wat dat betekent is volgens het Nieuwe Testament het mooist tot uitdrukking gekomen in Jezus van Nazaret. Hij leert ons verstaan in zijn woorden en heel zijn manier van leven en sterven wat liefde is en wat liefde doet: Hij laat zien wie of wat God is.
10
Is verzoening nodig? U ziet dat we op deze vraag niet kunnen antwoorden zonder al dadelijk te stoten op de vraag naar welk beeld we ons van God maken, van wat we in de praktijk van ons leven als “absoluut” beschouwen. Vanuit mijn “zicht” op God zal ik antwoorden dat verzoening heel nodig en dringend is. Want volgens mij hangt het heil van de wereld en het geluk van mensen en volkeren af van het feit dat mensen elkaar niet doden, niet verscheuren, maar dat ze in goede verstandhouding samen leven op deze aarde. In feite betekent dit dat ik instem met het bijbelse gebod: «Gij zult niet doden». Maar dadelijk rijst dan de vraag: nooit ofte nimmer? Ook niet als iemand mijn leven bedreigt? Of het leven van degenen die ik graag zie (dat zijn: diegenen zonder wie ik niet gelukkig ben, diegenen van wie mijn geluk afhangt!)? Maar hierover gaat het in de oecumenische en in de interreligieuze dialoog: om het leven van allen op deze wereld. Is daarvoor verzoening nodig? Je kunt op die vraag niet antwoorden zonder tegelijk te antwoorden op de vraag welke god je aanbidt en wat die god van je verlangt. Het oecumenische streven naar verzoening onder de christenen en eenheid van de christelijke kerken wordt gedragen vanuit het besef dat de verdeeldheid onder de christenen een schandaal is dat de geloofwaardigheid van de Kerken aantast. De verdeeldheid onder de christenen is een ergerniswekkende tegenspraak met het evangelie dat de christenen verkondigen. Maar het gaat niet alleen om de geloofwaardigheid van de kerken. Het gaat vooral om het heil van degenen met wie wij, christenen, het geluk willen delen van de verzoening die Christus volgens het evangelie ook voor hen is. En de verzoening tussen de godsdiensten is nodig omdat elke godsdienstoorlog zou ophouden en elke religieuze motivering van een oorlog zou onmogelijk worden. En vooral opdat alle godgelovigen mensen zouden worden van verzoening in plaats van oorlogsstokers. Opdat er nooit meer oorlog zou zijn. Maar hier staan we terug voor onze cruciale vraag: eist God niet in bepaalde gevallen dat we zouden doden? In naam van de waarheid? Of van de ware eredienst? De vraag is dus: wie of wat is de ware God? Wie of wat erkennen wij als bron van ons leven en van ons geluk? Van het antwoord op deze vraag hangt af of we ons inzetten voor verzoening en voor welk soort verzoening. En daarvan hangt dus tegelijk ook de strategie af die we eventueel zullen volgen om verzoening te bekomen. Verschillende denkmodellen Er zijn in de literatuur over oecumene en interreligieuze dialoog verschillende denkmodellen omschreven waarin de relaties zowel tussen de christelijke kerken als tussen de verschillende godsdiensten beleefd worden. 1 Een eerste patroon is dat van het relativisme. Op het niveau van de oecumene betekent dit dat alle christelijke Kerken evenwaardig zouden zijn. Het heeft geen belang of je nu protestant of katholiek bent, anglicaan of orthodox: ze zouden allemaal even “christelijk” zijn. Het is een veel voorkomende houding onder de jongeren voor zover die nog heil van een kerk verwachten. Op het gebied van de interreligieuze dialoog betekent relativisme dat men alle godsdiensten als evenwaardige heilswegen beschouwt: het doet er niet toe welke godsdienst je aanhangt, als je maar een goed mens bent. De vraag is maar of elke godsdienst je evenveel helpt om “een goed mens” te zijn. De vraag is welke godsdienst tot het grootste en meest authentieke geluk (of 11
hoogste “ontplooiing”, “vervulling”) voert. 2 Een variant van het relativisme is het zogenaamde pluralisme dat de stelling verdedigt dat ieder gered wordt door zijn eigen godsdienst ernstig te beleven. Zo maken de Joden onderscheid tussen de Wet van Mozes die alleen voor het Joodse volk geldt, en de zogeheten Noachidische geboden: de geboden die God aan Noach heeft gegeven en die gelden voor alle volkeren. Die houden onder meer in: niet doden, niet stelen, geen vals getuigenis afleggen enz. Ook christenen vragen zich af of wij vandaag niet moeten aanvaarden dat God twee verschillende heilswegen heeft voorzien: een mozaïsche verbond voor de Joden en het nieuwtestamentische verbond voor de niet-Joden. Er zit een kern van waarheid in deze stelling in zoverre het waar is dat de “groten” uit elke godsdienst – de authentieke mystici en bidders, de “heiligen” – uiteindelijk vaak allemaal uitkomen bij het mysterie van de liefde als bron en doel van ons bestaan. Dit is belangrijk omdat het ten eerste aantoont dat de Geest waait waar Hij wil, ook buiten de grenzen van onze eigen kerkelijke instituten. En vervolgens bevestigt het dat Christus de voltooiing en vervulling is van de “roeping” van alle mensen en van heel de schepping, dat Hij het antwoord is op alle menselijk verlangen en op het “smachten van de schepping” (cf. Rm 8). 3 Een ander model is dat van het syncretisme, waarbij men uit de verschillende christelijke belijdenissen of uit uiteenlopende godsdiensten die elementen kiest die men zelf waardevol vindt. Met die uitgekozen elementen uit verschillende godsdiensten en levensopvattingen brouwt men een persoonlijke “cocktail” die voldoet aan de eigen inzichten en het eigen aanvoelen. 4 Een radicaal tegengestelde houding is die van het exclusivisme. Tot aan het Tweede Vaticaans Concilie was dat de algemene houding binnen de Rooms-katholieke Kerk. In het Latijn heette het: extra ecclesiam nulla salus. Dit betekende dat er geen heil was buiten de Rooms-katholieke Kerk, dus niet voor wie tot een andere christelijke Kerk behoorde, en zeker niet voor mensen uit andere godsdiensten. Wie echter niet schuldig onwetend was, omdat hij of zij bijvoorbeeld nooit van de katholieke waarheid had gehoord, kon natuurlijk gered worden door Gods barmhartigheid. (Deze stelling beroept zich op schriftteksten als Hnd 4,10 en 1Tm 2,5.) Aan het katholieke exclusivisme beantwoordde meestal ook een even streng exclusivisme in de andere christelijke Kerken: ieder was er van overtuigd dat alleen de eigen Kerk de enig zaligmakende waarheid en cultus bezat. In deze optiek kan verzoening met de andere kerken alleen maar betekenen dat zij terugkeren tot de ware schaapstal van Christus: de Rooms-katholieke Kerk. En voor de niet-christenen is er geen ander heil dan zich te bekeren tot Christus door toe te treden tot de éne ware Kerk. 5 Het dekreet Unitatis Redintegratio van het Tweede Vaticaans Concilie erkent echter dat er «van de elementen of waarden, die allen samen de Kerk opbouwen en met leven vervullen, er enige of zelfs zeer vele en uiterst belangrijke ook voorkomen buiten de zichtbare omheining van de katholieke Kerk» (§3), zoals Nostra Aetate erkent dat de gedragsregels en leerstellingen van andere godsdiensten «niet zelden een straal weerspiegelen van de Waarheid, welke alle mensen verlicht». Daarom «verwerpt de katholieke Kerk niets van datgene wat in deze godsdiensten waar en heilig is». Toch blijft de opdracht van de Kerk «zonder ophouden Christus te verkondigen «in wie de mensheid de volheid van het godsdienstige leven vinden en in wie God 12
alles met Zich verzoend heeft» (§2). Verzoening: geschenk van God Het is God die ons verzoent: met zich, met elkaar en met onszelf. Verzoening als genade: geschenk ons gegeven, alleen nog aan te nemen: het initiatief komt van God: 2Kor 5,18; Rm 5,10.8; door Christus’ kruis: Ef 2,16.4. Aannemen: 2Kor 5,20 Resultaten: 2Kor 5,19: persoonlijk: herschepping (2Kor 5,17) “rechtvaardiging” (Rm 5,9v); “heiliging” (Kol 2,21v) missionarissen in dienst van de verzoening (2Kor 5,18-20) alle volkeren: Joden en *goyîm*: Ef 2,11-22 kosmisch (heel de schepping: Kol 1,20; Rm 8,19-22) Vereisten voor verzoening Bekering van onszelf in de eerste plaats De andere willen verstaan Zichzelf blijven: maar wie ben ik zelf? De dialoog helpt onszelf beter kennen: als kind van Goden helpt God meer te leren kennen. Pretentie van diegenen die denken God al te kennen. God is maar gekend als we Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht. «Niemand heeft God gezien» Verzoening is meer dan theologische dialoog: gezamenlijke inzet voor de vrede. Waarheid is meer dan theoretisch inzicht, waarheid in bijbelse zin: datgene (of diegene) waarop men kan rekenen, zijn leven kan bouwen. Waarheid betekent: wat werkelijk bestaat, wat is: leven, volheid van gelukkig leven, “eeuwig leven”: vrede (sjaloom), “harmonie”, verzoening. “Waar” is alleen God. En Jezus toont ons die waarheid als openbaring (“Zoon”) Gods. Samen bidden? Gebed van de vrede sinds Assisi 1986: grootse intuïtie van JP2: - samen met verantwoordelijken en niet alleen met geleerden en theologen - samen bidden - gezamenlijke aandacht voor de vrede in de wereld Visioen van Js 2; Geen andere naam dan die van Jezus: geen andere weg in elk geval! Opnieuw: beginnen met onszelf te bekeren.
13