VERDUISTERING.
VERDUISTERING door PATER HILARION THANS Minderbroeder
Sint-Franciscus-drukkerij Mechelen 1949
Met Kerkelijke goedkeuring.
Gelijk te verwachten was, zijn er over dezen oorlog een. aantal boeken verschenen. Officieren, aalmoezeniers, brankardiers vertelden hun lotgevallen tijdens de « Achttiendaagse veldtocht »; krijgsgevangenen schetsten het leven dat in de Stalags werd geleid of verduurd. Politieke en andere gevangenen beschreven de gruwelen van binnen- en buitenlandse kerkers, of concentratiekampen. Omdat ik rond 1920^• Ondér -de sW oll , België's Kruisweg,. en Mijn Oorlog liet :verschijnen,..ve waehteni sommigen, dat ik ook over deze oórhogsjaren, 1939-45, zoU . schrijven. Maar daar is een verschil. In Veertien was.. Oorlog, in dit land, voor iedereen, een ongehoorde, nooit geziene, ' nooit beleefde gebeurtenis. Over Oorlog las men in de i boeken .: eens oorlog veroorloofden zich alléén de Groten, of de kleinen in een half-wilden Balkanhoek. Daarom, toen dit ondenkbare ook ons overviel, voelden wij de geringste voorvalletjes met ongemene scherpte aan. Benieuwdheid, gretige belangstelling evenaarden, bijna, de gloeiende verontwaardiging - tegen den Invaller. Toevallig bevond ik mij toen goed geplaatst om de overrompeling met haar onverwachte verwikkelingen en. gevolgen gade te slaan, en mee te maken. Toen einde Veer-^ tien hier een dode tijd van afwachten begon, onder een een-tonige, vervelende bezetting, hoopte ik op een Avontuur, dat zich werkelijk, einde Zestien, voordeed. Voor wie in Veertien volwassen was, bleek Veertig het reeds geziene. Daarbij, een vijftiger kent de geestdrift niet; meer van een dertiger, vooral wanneer hij het overbodige
6 van zijn -psychologische reacties heeft ingezien. Deze donkere jaren bracht ik door in een afgelegen hoekje van Limburg, in een dorpje dat, dank aan gesprongen bruggen, geen toeen geen -uitgang bood. Toen de bezetting bleef duren, begon -k, weerom, uit te kijken naar het avontuur. Voor mij was ^het deze keer niet weggelegd. De Duitsers verboden wel het :lezen van mijn oorlogsboeken, zij verbrandden er wel exemplaren van maar de schrijver lieten zij ongemoeid. Iemand die niet vluchtte, niet streed, niet onderdook, aan geen erkende weerstand meedeed, niet officieel Wit en niet heimelijk Zwart was, geen held, geen martelaar werd, niet splonneerde en geen piloten of parachutisten herbergde = waarmee zou die een, leesbaar, boek kunnen vullen? Zoals er een onbekende soldaat is zo moet er een anoniemeciviel zijn. De doodgewone man die toch ook door de oorlog moet heenspartelen. Verdient hij geen belangstelling:? Méér dan iemand, dunkt mij, juist omdat zó weinigen zich aan hem interesseren!... De gewone man heet Jansens; en hij is mijn neef. Wat hebben Wij van den vreselijkste van alle oorlogen gezien en gehoord? Wat werd gedacht, verwacht, gevreesd, geloofd en verduurd in het midden waartoe wij behoorden? Hoe reageerden wij op verscheidene propaganda's? Welke evohtties maakten onze zienswijzen door? Op vijf jaren verandert men allicht van opvatting, minstens nopens bijkomstige zaken. « L'homme absurde est Gelui qui ne change jamais. » Daarom zou ik de « goedgunstige lezer » willen verzoeken niet zo kinderachtig te zijn, n onbegrijpend, dit relaas voorgoed terzijde te schuiven omdat sommige appreciaties, van mij of van Jansens, =daterend uit '39, '40 en volgende oorlogsjaren, niet stroken met de zijn van toen, of van nu in '49! Hoe zit het in deze bladzijden met de waarheid? De schrijver kan enkel instaan voor wat hij zelf zag en mee,
-
7_ maakte. Niet voor de juistheid van wat hij h 'ort. Voor deze dingen bestaat de waarheid hierin, dat hij ze werkelijk. hoorde vertellen. Uitgesloten is dus volstrekt niet, dat een deel van de lezers het anders hoorde, en beter weet. De: bedoeling ie niet Geschiedenis te schrijven; nopens personen en feiten gedocumenteerd en volledig te zijn. De schrijver heeft geen voet verzet om ter plaatse getuigen te gaan ondervragen. Wat hem in de schoot werd geworpen, deelt hij uit.. Voor zijn opzet is het feit, dat hij een boel dingen nooit te weten kwam, of ze verwrongen en vervalst vernam, eveni. interessant als de toevallig bereikte waarheid. Een kennis die destijds « Mijn Oorlog » las, gaf mij het, boek terug met de bemerking : « ik heb reeds veel erger dingen over den oorlog gelezen ». Dit boek zal misschien een der minst « erge » over Veertig Vijf-en-veertig zijn. De lezer weet reeds, dat de schrijver geen gruwelenverzame-laar wil zijn. En juist daardoor allicht afwisseling brengt in
-
zoveel zware oorlogsliteratuur.
VAN NEGENTIEN TOT NEGEN-EN-DERTIGW
« Laat mij nu denken hoe dat alles was... ^►
H. Gorter. Een geweldig onweer kondigt zich meestal aan. Heeft Jansens het tempeest van Veertig duidelijk zien opsteken? Hij leest de bladen wel, maar slaat hoofdartikels, en beschouwingen over de internationale politiek over. Veel berichten stappen in een processie van Echternach : twee sprongen vooruit, één achteruit. Vandaag gegist, morgen. bevestigd, overmorgen geloochend. Sir A oppert pessimistische vooruitzichten; Herr B legt een geruststellende ver klaring af; Monsieur C verlangt gerust te worden gelaten; Signor D verzekert op alle eventualiteiten bereid te zijn.. Vadertje De Beer laat naar zijn inzichten raden en werkt door aan een vijf-jarenplan. Jansens hoort juist genoeg van dat over-en-weer gekibbel om den indruk te krijgen dat er, ergens, iets, moet haperen. En dat er donderkoppen rijzen aan den uitersten horizon. Maar, zouden de Groten werkelijk zó dwaas zijn, op een nieuwe oorlog aan te sturen? Die van Veertien-Achttien. was toch de allerlaatste? Iedereen ging akkoord dat die slachting op grote schaal, de schande van het mensdom, het failliet van de beschaving, een terugkeer betekende tot de barbarij van de oertijden. Kijk eens, hoe treffend stond dat niet op het voetstuk van 't IJzerkruis, in vier talen, naar de vier windstreken : Nooit meer oorlog! Oorlog was immers een reusachtige verkwisting gebleken, een onherstelbare vernieling van het kunstpatrimonium der naties; hij liet
-- 12 -geen overwinnaars en geen overwonnenen na, doch enkel .geruineerden. Men had ook gelezen van gekonkel tussen de oorlogvoerenden, die elkander voorzagen van de onmisbare_ grondstoffen om de moordpartij te doen voortduren; en van fatale blunders vanwege de hoofdkwartieren, waar-door tienduizenden nutteloos geslachtofferd werden. Dat Labelgekletter kón dus niet ernstig gemeend zijn. Daarbij : het volk zou niet meer mee willen! Zelfs Duitsers lusten geen « vrolijke, frisse » krieg meer. En onze oudstrijders zijn niet op te warmen. Bij wijze van weerwraak doen ze de ,staat pensioenen afdoppen, voor de vijftig maanden dat ze gefopt » werden. Voor zo ver Jansens kan terugblikken, ziet hij Wilson met een veertiental artikelen. De katholieke landen komen -er kaal van af : Oostenrijk, Assyrië, Armenië... : verminkt, of verdwenen. Tcheko-Slovakije integendeel, kei-hard op.gepompt. Polen aangedikt, afgerond, krijgt een corridor, geen doorgang naar Danzig en de zee. Gedurende acht maanden weigeren de Duitsers het Diktat von Versailles » te ondertekenen. Maar ze moeten, natuurlijk. 't Schijnt dat ze beweren, niet overwonnen te zijn geweest. De overwinnaars houden conferenties in prachthotels ..aan Italiaanse en Zwitserse meren. Jansens kan zich niet herinneren waarover het ging; hij heeft enkel onthouden dat de rekening voor sigaren en champagne er een van vijf cijfers was. Ondertussen wordt er in den Balkan, denkelijk ook elders, lustig dóórgevochten. Hij heeft nooit goed begrepen, onze Jansens, waartoe het Vredespaleis van den Haag heeft gediend. Een nieuw wordt gebouwd, te Geneve, aan den oever van het meer, met uitzicht, meent hij, op de Mont-blanc. Daar vergadert de volkenbond; kosteloos, of toch ongeveer : ettelijke millioenen per jaar worden uitgegeven aan bijkomstigheden. De Paus is er niet vertegenwoordigd. Prachtige fotos van ,
,
Q
,
-- 13 — het gebouw versieren de illustré's : nopens de werkzaamheden en resultaten, weinig bijzonderheden. In Duitsland gaat het slecht. Werkloosheid, hongersnood, aanslagen. Er is kwestie van een Derde Rijk, gevolgd of voorafgegaan door een republiek. De oude Hindenburg wordt te voorschijn gehaald. Van tijd tot tijd een putsch wat is dat eigenlijk? Jansens herinnert zich hoe goedkoop hij in Aken kon dineren en potten pakken, met die lage marken. Helaas! hij óók heeft er in gespekuleerd, en na afloop zijn W. C. kunnen behangen met briefjes van tien millioen. De Bolchevieken vermoordden den Tsaar en zijn gezin; in zijn plaats regeert Lenine. Rusland moet echt een hel zijn! Daar verhongeren miljoenen kinderen, worden de adel, de bezittende boerenstand, en de intellektuelen uitgemoord : om plaats te maken voor 't proletariaat. Grootvorsten en gravinnen zijn kellners en barmeiden in Brussel en Parijs. We lezen r Moscou sans voiles » en de romans van Rachmanova. De Tcheka woedt, daarna de Gépéoe met Chinese folteraars en Mongoolse beulen. Lenine gebalsemd en heilig verklaard, volgt Staline hem op als bloedhond nummer één. Geen priesters en geen kerken meer; militante goddelozen; vrije liefde en dertig echtscheidingen per uur. Over heel de wereld communistische opstootjes, die onveranderlijk eindigen met het plunderen van winkels en warenhuizen. Campanje van conferenties tegen het rode gevaar. In de kolonies worden gelen, bruinen en zwarten tegen de respectievelijke moederlanden opgeruid. c D'on vient l'argent? » Van verkochte kunstschatten, Kroonjuwelen, en magnateneigendom. Italië luistert naar een dictator, weleer communistisch schoolmeester met een wedde van dertig frank in de maand. Hij vervolgt de roden en roeit de vrijmetselarij uit. Zijn
volgelingen heten : fascisten, en onderscheidden zich door een zwart hemd. In Duitsland roeren zich bruinhemden, Nazis, de partij van een zekeren Adolf Hitler. Och, het is maar een verver, een c fassadeklasser », en na een relletje te München wordt hij ingerekend. Wanneer zijn de Japanners ook weer tegen de Chinezen begonnen? Oorlog zonder verklaring, want zoniet had Geneve moeten ingrijpen. Mandchoerie valt, dan Jehol, dan Pekin in alle geval, de Japs dringen al dieper in het Hemels Rijk door waar tevens pest, overstromingen, hongersnood, communisten en bandieten de missionarissen werk bezorgen. En hoe, of waarom, en wanneer begon het in Spanje
te spoken? Burgeroorlog! Voor de linkse bladen zijn de rechtsen de rebellen; voor "ons zijn de roden de opstandelingen. Honderden priesters en paters en nonnen worden. afgeslacht, maar onze pers komen die gruwelen niet ter oren. Hitler en Mussolini helpen Franco die voor ons de goeie is. Die Hitler maakt carrière! Zijn partij groeit in de duizenden. Een kiezing, waarbij de Führer zoals ze hem nu heten ginder --. 99 % van de stemmen behaalt. Wat zullen er nog rare dingen met kiezingen gebeuren! Met dit alles is de ex-verver Rijkskanselier en houdt heel Duitsland onder de knie. Jansens hoort van concentratiekampen, waarin de Nazi& hun politieke tegenstrevers stoppen. Vooral communisten, en - ook Joden want de Jood is de ondergang van 't Germanendom. Ze bederven het ras, het heilig bloed van den Ariër. Jansens glimlacht : hij zelf is een Ariër, schijnt het. Het geld van de Joden is niet besmet : de Nazis slaan het aan. Ook hun eigendommen. Spontane volkswoede komt -
~15-op teken en bevel van de bruin tegen de Joden los hemden. Maar waarom is die Hitler zo hels op de geestelijken? Hij sloot wel een concordaat met Rome, maar trekt zich geen iota van de stipulaties aan. Een zekere Jozef Goebbels huilt en tiert in de Radio tegen de zedeloosheid van de priesters en tegennatuurlijke praktijken in de kloosters -die heimelijke, huichelende holen van verderf. Het duurt zeer lang voor dat Jansens enig begrip krijgt van « deviezen .. De kloosters, zie je, handelen daarin en bestelen aldus de Staat. Hitler is niet zo dom als die uitblinker Combes, die de gebouwen van de Congregaties aansloeg hij beboet de Ordes en kan aldus de verdienstelijke partijmannen enkele slordige miljoentjes gunnen. Men verzekert dat Goering, de dikkerd, derde in de Nazitriniteit, zijn badkamer belegd heeft met gouden vloerplaten. Van huilen en tieren gesproken : daarin is Goebbels maar een schoolventje, bij Hitler vergeleken : die kan anderhalfuur in de luidspreker staan blaffen. Jansens luistert niet : hij verstaat te weinig Duits, en 't zal wel altijd over hetzelfde gaan : het grote vaderland werd verongelijkt en moet terug in ere hersteld. Weg met den Diktat von Versailles. Onze kolonies terug. En wij hebben Lebensraum nodig! Parlementaire welsprekendheid beoefent de Führer niet : hij foetert en scheldt dat het klettert. Dit schijnt in de smaak van het publiek te vallen, want de radio dreigt te barsten van de geritmeerde siegheils die doen denken aan het stoomuitlaten, het leviathanse hijgen van een aanzettende zestien-wielen-locomotief. Sommigen willen dat die siegheïlsalvos van een grammofoonplaat worden afgedraaid. Jansens leest in zijn krant dat Hitler een épuratie houdt in zijn partij met ettelijke honderden kopstukken te doen neerschieten. Desverlangenden mogen zichzelf een kogel door den kop jagen : ze worden in hun cel alleen gelaten
--. 16 -met een revolver. Groot misbaar in de pers wanneer Hitler over de Rijn komt en de linkeroever bezet. Daar gaat « der Diktat! ' De vroegere Verbondenen moeten nu ingrijpen, en zouden het beslist doen indien ze gereed waren. En kort daarna beginnen de Duitsers aan een Siegfriedwal, een Westwal. Mogen ze dat? vraagt Jansens. Waarschijnlijk, want de ex-Verbondenen laten begaan. Dit « grootste verdedigingswerk der Geschiedenis » dit wordt een geijkte spreekwijze voor alles wat Hitler nog ondernemen zal is enkel een tegenhanger van de Franse Maginotmuur. En. zijn de Belgen niet bezig aan een Albertkanaal, vlak langs hun Oostgrens? Jawel, maar de minister, hand op het hart,, zweert in het Parlement dat deze commercieel onmisbare vaart volkomen vrij is van militaire smetten. De miljarden gestemd, geeft hij gaarne toe dat die gleuf door de grensheuvels toevallig als verdedigingslijn zou kunnen dienen. En het is dus gans natuurlijk dat elke brug, en de sluizen, van fortjes worden voorzien : bescheiden bunkers van slechts honderdduizend het stuk zonder de bewapening. Plotseling sluit zich Oostenrijk bij Nazi-Duitsland aan. Wie dat, mogelijk, niet beliefde werd tijdig opgeruimd. Kardinaal Innitzer te Wenen denkt : Hitler is toch de baas, gaan we hem vriendschappelijk te gemoet. Als tegenprestatie werpen de Nazis zijn ruiten in en slaan den inboedel van 't bisschoppelijk paleis kort en klein. De kloosters worden bezet, en niet-Ariërs in veiligheid gebracht in gevangenis en concentratiekamp. Voor het eerst in zijn leven hoort Jansens Sudeten vernoemen. Weldra staan de bladen er vol van. Hitler kan het met zijn geweten niet overeenbrengen dat die Duitse minderheid door de Tcheken zo onmenselijk wordt verdrukt. Zijn vrouw vraagt wat die studenten » te reklameren hebben, waarom ze herrie schoppen? Ineens is er mobilisatie. tie..
-- 17 En iedereen kan zich overtuigen van welk uitmuntend en modern materiaal het Belgisch Leger werd voorzien. Imponerend zijn vooral de lange kanonnen op splinternieuwe gummibanden rond wielen van twee meter doorsnee. Lange rijen tankjes ratelen over de plaveien. Klein zie je, licht, maar daarom snel beweeglijk. En die lichte kanonnetjes tegen vijandelijke pantserwagens; die lange smalle lopen tegen vliegtuigen! Veel kloosters krijgen inkwartiering; de schoolkinderen vrijaf. Er heerst verwarring. Babel in 't groot. Men weet niet waar met de gemobilizeerden blijven en een aantal dezer beleven ongestoorde vakantiedagen in den schoot van vriendelijke families. Anderen krijgen stijve knoken van op de blote planken te liggen. Hier overvloed en daar honger. Het moeten communisten zijn die in fabrieken, in loodsen en stapelplaatsen waarin ze werden ondergebracht van alles vernielden, en meenamen wat niet te zwaar of te heet was. Na vier dagen neemt de mobilizatieproeve een einde, en de Koning betuigt zijn dank en zijn blijdschap dat alles zó voorbeeldig ordelijk en tuchtvol verliep. Waarom bleef het enkel bij een « vierdaagse veldtocht »? De zeventigjarige Chamberlain was naar München gevlogen; daar had hij met drie andere groten gepraat : de Fuhrer, Mussolini, en Daladier. Om oorlog te voorkomen, werd het Hitler toegestaan het Sudetenland in te palmen. Het was beslist zijn laatste territoriale eis in Europa; aan Elzas-Lotharingen dacht hij niet! De Duitse vrouwen belegerden de auto van Chamberlain om hem als vredesbewerker te danken en toe te juichen. Maar de Nazis en de jonge Weermacht zouden zich later alleen nog herinneren dat Chamberlain een parapluie met zich meedroeg en hem erom uitlachen.
-- 18 -Hitler valt Tcheko-Slovakije binnen, dat nu zijn grensforten kwijt was. Jansens, die zich vaag herinnert dat de onafhankelijkheid van dit land door Frankrijk en Engeland gegarandeerd werd, meent stellig dat deze twee mogendheden nu op Hitler vallen. Het wordt dan toch een oorlog, ginder ver Goddank, op duizend kilometer afstand van onze grenzen. Weerom zijn de twee garanten niet gereed. Onzin! zei Frankrijk, zich in een oorlog gaan wikkelen om de Tcheken! In Naziland. Dit alles diept Jansens uit zijn geheugen op. Nu wil ik even mijn agendas doorbladeren om té zien welke aandacht ik aan politieke gebeurtenissen had geschonken. Veel bijzonders zal het niet zijn, vermoed ik. Vermeldenswaard
moet ik alleen geacht hebben wat Duitsers mij vertelden en wat ik over de Rijn te zien kreeg. In '31 reis ik met Pater Gardiaan van ons klooster te Aken. Geen woord over wat hij me mag verteld hebben. Dus : alles gewoon ginder. In '34 passeer ik onze Oostgrens. Weerom vallen mij de vier dubbele sporen op door de Duitsers erlangs aangelegd met een oog op hun inval van Veertien. De dorpstations van die verlaten bosstreek zijn voorzien van eindeloze aflaad- en instapperrons... Militaire tolbeambten kontroleren de lektuur die men invoert : zekere dagbladen zijn streng verboden. Geld moet gedeklareerd : in Keulen kan men het omzetten in Reichsmarken. Deze zijn goedkoper dan de officiële goudmarken; doch wij zullen ondervinden dat hotelhouders en winkeliers dat verschil zullen bijwerken! Onderweg treft ons de populariteit door Hitler verworven. Geen bad of 't is een Adolf Hitlerbad; het kleinste gat heeft een Adolf Hitlergasse,
---- 19 — of -strasse, of -plat,, of -graben. Aan alle uitstalramen zijn groot portret; of Hitler-aan-een-raam; Hitler op-een-verhoog; Hitler met bloemen gehuldigd; Hitler waarrond zich kinderen verdringen; Hitler door een klein meisje omhelsd; duizende armen gestrekt voor den Hitler-groet; vrouwen die met iets als adoratie naar Hitler opblikken. Wie een café binnenstapt moet Heil Hitler zeggen en den gehevenhandgroet brengen. Wel doen sommigen dat zonder veel overtuiging : ze gooien een lam handje op en brommen « Heiler ». Honderden aanplakbrieven met een geweldige vuist, een omklemde dolk, een kort slagwoord : « De Sarre moet van ons zijn! » Er lopen wel veel bruinhemden; opgeschoten bengels van veertien of zestien doen de gaanpaden krissen en kletteren onder hun ijzeren hielen, doch soldaten ontmoet men nergens. Ziet men er een drietal op de koer van een kazerne, ze kuieren in vuilwit werkplunje, en zonder wapen. Ergens is een vliegweek gaande en de Duitsers zijn dringend verzocht een « vliegend volk » te worden aan een spotprijs de vluchtbeurt. Aan jonge mannen wordt gevraagd of ze piloot willen worden. Op den Neroheuvel boven Wiesbaden. Van weerskanten de dalende parklaan,op kortere afstanden, geweldige kubieke blokken van donkerglimmend porfier. Met data, getallen, en namen van slagvelden geven zij de geschiedenis van een regiment uit de streek : hoe het telkens gedecimeerd werd en terug op getalsterkte gebracht. Presideert hier de Nie-wieder-krieg-gedachte van ons IJzermonument, of is de bedoeling, het nageslacht tot soortgelijke offers aan te moedigen? Langs een boelevard, beneden, stoten wij op een bruinhemdendéfilé. We blijven staan op het gaanpad langs de hekkens van den stadstuin, achter een dichte haag toeschouwers. Aan den overkant zijn de terrassen van cafés even dicht bezet met kijk- en drinklustigen. Voorop een
-20 kleurig gewapper van hooggetilde roodzijden vanen met reusachtig hakenkruis, wit, in een witten cirkel : het heidens zonnewiel. Wie zaten springen recht, de ganse menigte brengt, plechtig of het een godsdienstig zinnebeeld gold de Nazigroet. Dan defileren de partijmannen bij massieve groepen van tweehonderd : twintig rijen van tien man breed, waarna weerom een waar bos van vaandels die gegroet worden als hoger. De bruinhemden zijn van allen ouderdom en gestalte, verschrompelde kereltjes naast machtige bierbuiken. Wanneer geen muziek schettert, zingen ze. Kort en gekapt, met gemeten tussenpozen. Tien groepen, dus 2000 man, gingen al door. Tien maal reeds sprongen -de drinkers aan de overzijde recht. Tien maal hebben wij jook, omdat de voorzichtigheid gebiedt te huilen met de wolven waarmee je in 't bos loopt, den arm uitgestoken. Maar
het défilé krijgt geen einde : 4000...6000 ! Ik voel leedvermaak met de terraslieden tegenover ons : ze beginnen dat voortdurend rechtspringen vervelend te vinden, en heffen nog maar even hun zitvlak van de stoel. Ik word aangesproken door een taximan die een tochtje voorstelt door het Taunusgebergte. Dit interesseert Mij machtig. Toen ik een jaar of vijftien was en een academiewerk moest schrijven, had ik het gebeuren van mijn novelletje in deze heuvelen gesitueerd. Nu kon ik mijn verbeelding aan de werkelijkheid gaan toetsen! Doch ik ben de beursdrager niet, en betrek de rest van ons klein gezelschap in de bespreking terwijl de bruinhemden doorgaan met het asfalt in te deuken. Ineens staat daar - een oude heer v66r me, wit van de gift. Hij schreeuwt met overslaande stem : « Hoe durven jullie ! ? Den rug keeren naar de vlaggen, en niet salueren! A Natuurlijk draaien een aantal mensen zich om. Ik heb van zulke feitjes gehoord : politie snelt toe, stoppen je in een auto en recht naar den amigo, waar je een week of twee kunt brommen. En dat zou buiten. -
-- 21 -gewoon ongelegen komen. Ik antwoord den ouden zeloot kalm maar zeer beslist : « We zijn buitenlanders en hebben met deze betoging geen uitstaans. Uit beleefdheid hebben wij niettemin, alle vaandels gegroet totdat we met deze heer hier zaken te bespreken hadden. » Gelukkig ontbrandt op dit moment de zoveelste fanfare, en het air eist de Hitlergroet dien onze aanvaller zich haast te brengen. De taximan oppert misprijzend : « Es ist ein crétin! We zijn dan door weelderig beboste heuvels, vol villas en lusthuizen, tot op den Grossen Feldberg gereden, bij de duizend meter hoog. We kregen een vak te zien van een der nieuwe Oost-West autostraden. Hoogstudenten en gymnasiajongens, hoewel het Zondag was, arbeidden vrijwillig met schop en houweel en kruiwagen aan 't omvormen van een karreweg tot autobaan. « Wanderers » met den ransel op den rug trokken zingend en schalmeiend voorbij. De top van den Feldberg was een effen, stenen plateau van een driehonderd meter doorsnee. Daarop wandelden, en zaten in gezellige groepjes, vriendelijke zondagsmensen. In één van de vier hoeken puilde een geweldige, gladde steenbank omhoog, waarp een dozijn jonge lui geklommen waren om het mijlendiep landschap van verblauwende bergruggen te overzien. Toen ze merkten dat ook ik dit uitzichtpunt wenste te beklauteren, waren ze direkt gereed om te hijsen en te duwen. Verder trokken we, naar den Harz. Onderweg overrompelden drummende bruinhemden onze trein. Het gaf een schreeuwen en tieren en dringen van belang. Een ruw volkje, dat van Nurenburg kwam, doch niemand last aandeed. Te Wernigerode, in de buurt van den Broeken, vroeg ik aan de hotelmeester of dit stadje een katholieke kerk rijk was. Van op het terras konden we het in zijn geheel overschouwen, daar het aanlag tegen het eerste zwellen van dit Duitse woudgebergte. Een bescheiden dakruitertje ,
-- 22 — aan den uitersten stadszoom : dat was de katholieke kapel. Zijn Mis was uit toen ik binnentrad, en de grijze, gezette pastoor diende zelf de mijne. Na afloop hielp hij mij bij het uitkleeden, liet me nabidden, deed de deur van de sacristie op slot « om veiliger met me te kunnen praten. » Hij had me Franciskus horen vernoemen in het Confiteor, en stelde zich vóór als Dominikaan, pastoor van de niet-talrijke katholieken in dit Lutheraans stadje. « We zitten hier in Duitsland gezegend met een regiem! ! Ik leef als een kluizenaar, ontvang geen bezoek, ga enkel naar zieken en stervenden, en ben vijf-en-zestig. Niettemin kreeg ik bezoek van de Gestapo die mijn armzalige pastorie van zolder tot kelder doorzocht, het beddegoed uit de ledikanten trok, de inhoud van laden en kasten over de grond smeet. Wat ze zochten? « Daar had ik niets mee te maken. » Dit toneeltje heeft zich nu reeds drie maal herhaald. « De Nazikopstukken hebben geen manieren. Zeer hoffelijk en in alle vriendschap richtte de kardinaal zich tot Hitler om over zekere gedragingen van zijn partijhoofden uitleg te vragen. De Führer gewaardigde zich niet, hem te antwoorden. Priesters en kloosterlingen krijgen maandenlange hechtenis uit te zitten, zonder dat ze weten mogen waarom. Voor de katholieke Kerk is een nieuwe Catacombentijd aangebroken. Klagen over het regiem durft niemand, want dan verdwijnt hij spoorloos. Mannen zullen u op trein of tram aanspreken, of op de wandeling, en kritiek uitbrengen tegen de regering. Ik kan u aanraden de grootste omzichtigheid in acht te nemen, want in negen gevallen op de tien hebt ge met een agent van de geheime Staatspolitie te doen. » We waren meermalen in de gelegenheid deze goede raad te volgen : « als buitenlanders, zeien we, waren wij in 't geheel niet op de hoogte van Duitse toestanden, en konden dus geen bepaalde mening formuleren. » Hij scheen wel
--y 23- --geen geheim agent te zijn, de chauffeur die kloeg dat je v e r p l i c h t waart, feitelijk, partijlid te worden om je baantje niet te verliezen. Verdere voordelen (?) waren dat je allerhande bijdragen te storten had, en je vrije dagen opofferen moest aan saaie vergaderingen en vervelende optochten. Enkele weken later vergezelde ik een beevaart naar Kevelaar. De streek was, naar plaats- en familienamen te oordeelen, vroeger aan Nederland ontrukt. Uit een Duitse processie komt een blozend pastoortje op me toegesneld, die dag Hilarion zegt. Ik herken hem nu hij zijn naam opgeeft : Pater Silvester een Duitser die bij ons was ingetreden, en in Veertien terug naar zijn Heimat moest. Ook hij vertrouwt mij fluisterend toe dat een echte Kerkvervolging in Duitsland gaande is. Geniepig, met duivelse behendigheid vervreemdt men het volk van alle godsdienstpraktijk. Hitler verklaarde dat hij de Kerk niet van buitenaf zou bestrijden, doch van binnenuit leeg zou halen, haar Leer en Moraal een anderen inhoud geven. Nazisme en Bolchevisme is één en hetzelfde goddeloos materialisme, onder dubbel etiket. Nieuws uit Naziland. In Oktober '35 hebben we het genoegen Pater Gardiaan van ons groot klooster te Fulda voor één etmaal te her. bergen. Wat hij doen komt, krijgen gewone stervelingen niet te weten. In klein komiteit echter spreekt hij zich vrij uit over het Naziregiem. Dit oefent een echte terreur uit op godsdienstig gebied. Veel priesters zitten in de gevangenis -- met gewone misdadigers, en kloosternonnen met dieveggen en gemene vrouwen. Een oude Zuster werd zo brutaal aan- en afgesnauwd dat ze 't hoofd verloor en zich ophing : aan haar groten rozenkrans! Andere geestelijken verblijven
24 in concentratiekampen waar beulen hun sadisme op hen. botvieren. De misdaad waarvoor . ze boeten? Deviezensmokkel, sabotage van Duitslands .ekonomisch. herstel ! Hitler: is vooral bezorgd geen martelaars te maken. Zijn slachtoffers worden vooraf belasterd en hatelijk gemaakt. In de ogen van de bevolking moet de straf gewettigd. schijnen, en veel te genadig. Combes verwekte in gans Frankrijk opstootjes toen hij de kloosters aansloeg en de eigendommen publiek deed verkopen. Van het aangekondigd. milliard « le milliard des congrégations kwam één. tiende in 's land schatkist terecht, de rest bleef plakken aan de vingers van de likwidatoren. De Nazis leggen eenvoudig geldboeten op, voor een bepaald misdrijf, verzonnen in de meeste gevallen : en zo innen zij millioenen met algemene
goedkeuring. De Paters Redemptoristen werden letterlijk uitgezogen, en een aantal vrouwen-congregaties zijn van alle bestaansmiddelen beroofd. Bismarck had het tegen de Jezuïeten; Hitler tracht de Franciskanen en de Redemptoristen te kelderen : omdat deze rechtstreeks invloed uitoefenen op het volk. Overvalcommandos omsingelen de moederhuizen en leggen de handen op het algemeen archief. Daarin bevinden zich allicht stukken van een kerkelijk proces, ingespannen tegen een. Ordelid dat zich onwaardig gedragen had. Zoiets valt voor bij grote uitzondering. De Nazis nu trachten die uitzondering voor een algemene regel te doen doorgaan, leggen pikante bijzonderheden vast op grammofoonplaten, af te draaien op samenkomsten van de Hitlerjugend. Niet lang geleden werd het klooster van Fulda door gewapende Gestapos overvallen. Alle uitgangen bezet, drijven ze de kloosterlingen saam in de grote Kapittelzaal, waar ze uren en uren opgesloten blijven, terwijl op elke cel het laatste papiertje wordt onderzocht. Op de kamers
-- 25 van Overste en Econoom opereren twee afvallige monniken }door de Gestapo in dienst genomen omdat die met kloosterregisters en -dokumenten vertrouwd zijn. Ten tijde van Bismarck's Kultuurkampf hadden wij ons ,genoodzaakt gezien ons college over de Hollandse grens te verplaatsen. Finantieel werd dit vanuit Fulda gesteund. De 'huiszoekers bevinden dat we twee duizend mark naar Vlodrop hebben gestuurd. Let wel : toen er van deviezen geen spraak was en zulk een overschrijving in 't geheel niet verboden. Desalniettemin en evenwel nochtans : 20.000 mark boete ! Die zijn we niet rijk? Geen nood : ze telefoneren naar de bank, of ze de Franciskanen niet onmiddellijk dit voorschot wil doen. De bank weigert. Ook goed : maar binnen de week moeten die 20.000 gestort worden of ik moet -« zitten ' en ons « etablissement » wordt gesloten. Achteraf bevinden wij dat ze 8000 mark hadden meegenomen : honoraria voor HH. Missen over verschillende kloosters te verdelen. Eigenaardig, nogmaals, dat onze katholieke Pers van zulke feiten en toestanden niets af weet.. . Van concentratiekampen gesproken : er verscheen een .Engels Witboek over de onmenselijke wreedheden in die centra gepleegd. Het ligt nergens uit, schijnt niet vertaald. « Mein Kampf » daarentegen ziet ge overal uitgestald in het Duits, het Frans en het Nederlands. Wanneer verscheen « Gesprache mit Hitler »? De Nazis bekomen dat dit boek, vertaald of niet, in de randstaten niet mag verkocht worden. Ludendorff... Leeft die óók nog? Welk element in de in levenswijze van Generalen maakt dat al die heren Pruisen, Oostenrijk, Frankrijk ongeveer de negentig bereiken? Ludendorff dus, bijgestaan door zijn dame, sticht een nieuwe godsdienst, die een markante gelijkenis vertoont met die van de oude Germanen. Wodan moet terug op de wolken komen met Thor, Freya en Baldur; Siegfried
-
-
-
,
— 26 — en andere Kriemhieldes zijn de heiligen. Of het afslachten van krijgsgevangenen, het brengen van mensenoffers, ers, en het. eten van mensenvlees bij de. Germanen voorkomend tot aan de negende eeuw ook weerom in voege wordt gebracht? Een medebroeder laat me een passage lezen uit een lofrede op Hitler door een Nazi. Deze herr beweert : « De Fuhrer met Christus te durven vergelijken is Hitler grotelijks beledigen... Deze Arische übermensch steekt; honderd elleboogmaten boven die slappe Semiet uit. » Vergeef het hem, Vader... In '37 houdt Frankrijk een Internationale Tentoonstelling te Parijs. Dank aan dozijnen communistische proefstakingen,
werd het inrichten ervan een ware kruisweg : bij de opening kwam slechts de helft van de paviljoenen klaar, en een aantal bleven onafgewerkt tot aan de sluiting. De reis is goedkoop, maar de taxichauffeurs varen u drie kilometer om, en de hotelhouder op het laatste moment slaat op uw rekening een stempel met een « majoratie van 40 o. » En. de kamer stond reeds daarzonder aan 150 francs! Pelgrims naar Lisieux en Lourdes die door de stad defileren worden tot staan gebracht door jonge Soviëtisten : ze moeten een. bijdrage storten voor de partijkas. Waar werklieden diskuteren bij pint en pot, is het Front Populaire de messias,. en Franco de Antechrist. In een moeilijk te bereiken hoekje, achter Nederlands Indië en bij het Aquarium, staat het Paviljoen van het « katholiek leven » weggedrongen. Zulk een karig aantal. vierkante metertjes werd gegund dat de tamelijk kale stand' hoofdzakelijk bestaat uit een erg smalle, zeer hoge toren. Het onderdeel hiervan laat onbekleed balkwerk zien : on . afgewerkt! De top .Lievevrouwe tilt .het gulden_ Kind, boven.
-- 27 'haar hoofd. Dit domineert de ganse wereldfoor en trekt de ogen vanaf haar uiterste zomen. België en Italië rijzen op de Seine-oever. Dit laatste ,paviljoen heeft als muurschildering de kleurige weergave van duomi en palazzi. Bovenaan de staatsietrap prijkt een diep-godsdienstige Addolorata midden afzichtelijke ultramoderne naaktheden. Maar van weerskanten de monumentale hoofdingang van de permanente kermis rijzen, vlak tegenover elkaar, Duitsland en Rusland. Het eerste in donkerder, het tweede in lichter tint; het eerste, binnenin, -schemerdonker, het tweede vol uitbundig licht; het Nazipaleis dreigend, het Soviëtruim lachend. Duitsland verheft, boven een brede hoge trappenvlucht, een effen vierkante gevel, uitlengend in de hoogte. Op de .kroonlijst, de trotse Arend met de vleugels toegevouwen in zelfverzekerde rust. Hij herinnert aan fotos van generaals die, de cape om de schouders, van op een heuvel het slagveld overschouwen. Terzijden van het bordes : aangrijpende groepen donkerbronzen, piernaakte reuzen. Bezoekers die tussen hun voeten post vatten zijn dunner dan hun kuiten en reiken juist tot aan hun knieën. Links de Weermacht volkomen bereid, en gespannen, ten aanval. Een mooie propagandavondst, die benaming! Het zijn twee volmaakte prachtkerels die, één knie doorbuigend en 't ander been achterwaarts gestrekt, het bovenlijf duikend, de ellebogen tegen de romp .gedrukt, maar de kin en 't edel, scherp profiel vooruit, grimmig een naderende vijand beloeren. Feitelijk stuit hun blik op de Soviëtgevel. Boven en achter en tussen die twee, een soort Genie van 't Vaderland, een zwevende, strevende, -stroomgelijnde vrouwenfiguur, haren in de wind die de helden vooruitjaagt en tevens beschermt: Rechts, het Ras. De gave ariër en zijn ideaal-gevormde voorlopig zonder kind. En weerom een derde vrouw :
.._28— middenbeeld, dat de jaren uit mijn geheugen hebben weggewist Van de Soviëtf agade herinner ik me de plompe, niet hoge, vierkante toren, afgeplat en bedoeld als enorm voetstuk voor een zilvergrijs, buitengewoon dynamisch dubbelbeeld geweldiger dan de Nazireuzen. De arbeider met de geheven hamer, naast de jonge vrouw zwaaiend met de sikkel, onweerstaanbaar, in geestdriftige vreugde, en ziedende bezieling oprukkend ter wereldverovering. In het Duitse paviljoen, onafzienbare rijen glanzende. machienen; fabrieken en hoogovens en burchten en Kathe-dralen als wanddecoratie. Bij de bolchevieken : de gevarieerde produkten van landbouw en industrie, plannen en maketten en grootformaat-fotos van stuwdammen en andere openbare werken. Op alle muren heldere frescos van Stalin
die lachend opgeruimde, frisse, kerngezonde mensen toespreekt; Staline belegerd door opgewekte menigten die hem toejuichen. In Soviët-Rusland niets dan zon en klaarte, kleuren en vreugde, edele arbeid en gedegen welstand. Indien het papier al zo verduldig is, wat kan een wand niet verduren ! In '38 rijden wij langs de Sure, riviertje dat de NoordOostgrens vormt van 't Groothertogdom Luxemburg. Aan. den overkant lopen, ononderbroken, moordspellende grauwe prikdraadwebben langs het water. Tegen de heuvelen : zes meter hoge camouflage-schermen waarachter aan deï Siegfriedwal riedwal wordt gewerkt. Deze verdedigingslijn, zegt de voerder, bereikt een diepte van 30 tot 70 kilometer; honder-den dorpen werden voor haar aanleg met de grond gelijk gemaakt. Ze volgt den Rijn van Bazel tot boven Straats-burg; daarna de grenzen tot bij Nijmegen. Ik ontvang een schrijven vanwege een Duitse Dame, gehuwd met een Vlaams ingénieur uit het Kortrijkse. Eindelijk bekwam ze toelating haar familie in Keulen te gaan
,
--- 29 -bezoeken. Wat ziet zij ? Hitler altijd en overal. Zijn portret vervangt het Kruisbeeld in de scholen. In plaats van met een gebed, beginnen zelfs de héél kleintjes de klas met den Hitlergroet en een wens of dank tot de Fuhrer. In de kerk wordt angstvallig de minste alluzie op politiek vermeden. Geen mens laat een woord over dit onderwerp los. De eigen moeder van die dame, in den huiselijken kring, waagde het niet een mening over het bewind en de omstandigheden te uiten. Padvinders uit Eupen komen kamperen bij Lanaken, in de bossen van Prins de Mérode. De begeleidende priester is een bruine pater van ginder, die met een leren jas over zijn pij, per motorfiets, ons een bezoek brengt. Hij doet epen verhaal dat treffend de Nazimentaliteit tekent ten overtaan van kloosterlingen. Uit hun college hadden ze een jongen naar huis gezonden wegens onvoldoende uitslagen in de studie, ondanks genoegzame vlijt. De twaalfjarige wordt spoedig naar het politiebureel geroepen. Ondervraging gedurende een geslagen uur. Waarom hij terugkwam... Op welke voet stond hij met zijn leraars... Werd hij goed verzorgd, of mishandeld?... Riep een of ander leraar hem aleens op zijn kamer... Was die leraar dan erg vriendelijk, vertrouwelijk... De paters kwamen wel aan zijn bed staan avonds?... Gebeurde er dan niets bijzonders... En de jongens ondereen...? De lezer raadt dat de politieofficier veel precieser vragen stelde, dan hier mogen weergegeven. Alle antwoorden van den jongen waren genoteerd geworden, en de kleine Michel ondertekent. Een week later, nieuw verhoor. De rechercheur leest den ex-student diens verklaring voor en aanhoudend moet Michel onderbreken : « maar ik heb juist het tegenovergestelde gezegd D « 0 zo dan heb ik je verkeerd verstaan! » Nog eens de hele resem vragen, maar in omgekeerde volgorde. De dag daarop een derde inkwisitie. Jam-
— 30 — mer genoeg : niet het minste gegeven voor het begeerde schandaal! Begin '39. Ik reis, in pij, dwars door Frankrijk, ook daar waar onze paters enkel in soetaan durven verschijnen. Om geen moeilijkheden te krijgen, speld ik enkele décoratielintjes op : daar zijn de Fransen gevoelig aan. Vooral militairen stellen het op prijs met een oudstrijder te praten. Ze vertellen, indiskreet genoeg, van hun nieuwe tanks, en hun onfeilbare instrumenten om vliegtuigen te repereren en neer te halen. Over onze Koning zijn ze niet te spreken. « Il ne vaut pas son père... Hij voelt niets voor Frankrijk... Hij schijnt veeleer Duitsgezind. » Aan de Azurenkust kunnen enkele uitstapjes niet plaats hebben omdat zekere toppen boven de zee, en landwaarts in langs
de grens, verboden militair gebied zijn verklaard. In de magnifieke Kathedraal van Bourges zijn ze doende, de antieke brandramen terug te plaatsen die bij de jongste mobilizatiealerte waren weggenomen. « Hier, in 't hartje van het land, zijn we volkomen veilig. Zelfs geen vliegtuig dringt tot hier door! » De Derde Orde kiest voor beevaartsoorden Banneux, en Moresnet. Wij zitten aan tafel bij de Duitse medebroeders, waarvan een zijn eigenaardig wedervaren vertelt. Hij doceerde in een van onze kloosters over den Rijn. Zekeren nacht wordt hij van zijn bed gehaald door de Gestapo, en in een celgevangenis opgesloten. De ganse dag mag hij papieren zakken plakken. Gedurende zeven maanden! Hij wordt niet onderhoord, krijgt dus niet te weten wat hem ten laste wordt gelegd. Terug bij de zijnen, krijgt zijn Overste van Staatswege een rekening. Onmiddellijk te betalen : verblijfkosten aan 10 mark per dag twee duizend en vijftig mark. Hij verblijft nu te Moresnet om van het gevangenisregiem te bekomen. De Duitse kloosterprovincies zijn zonder Oversten
-- 31 -allen ofwel op de vlucht, ofwel in hechtenis. Incivieken avant la lettre. Dan horen we nog hoe West-Duitsland zijn Beauraing had gekregen : verschijning van Onze Lieve Vrouw aan enkele kinderen. Maar de Gestapo weet hoe men zulk geval moet aanpakken. Ouders en kinderen gedeporteerd men weet niet waar, en streng verbod zóveel boete de plaats van bijgeloof te bezoeken. Eind Juli zendt H. E. P. Provinciaal mij een brief door, hem toegezonden door Monseigneur van Beauvais. Mijn vriend Poteau moet, voor een keelaffectie, naar « les eaux de Cauterets ». Of ik hem vervangen kom? En een kleine beevaart van Villeselve-parochianen naar Lourdes geleiden waar ze hun pastoor zullen begroeten? Toegestaan. Vertrek naar Villeselve op 7 September vastgesteld.
;
. Wanneer, tracht zich Jansens te herinneren, begonnen binnenslands die voortdurende, vervelende regeringscrisissen, en 't moeizaam omwerken van ministeries en cabinetten? Pas is er een aaneengeflanst, of één kaart wordt weggetrokken, en het huisje stort ineen. De Koning mag dan herbeginnen. Een aantal personages raadplegen, waarvan de ene ja zegt en twee anderen neen. Men krijgt den indruk dat de hoogste autoriteit in het land voor het lapje wordt gehouden. Is het niet mogelijk een vorst, hoe c constitutioneel ' dan ook, genoeg gezag te geven om uiteindelijk een niet te ontwarren knoop door ' te hakken? Iemand vraagt aan President Roosevelt wat hij denkt over de jongste en zoveelste radiorede van Hitler? Roosevelt antwoordt dat hij belangrijker en dringerder dingen te doen heeft dan deze meneer te beluisteren. De Führer -- en de bladen, hebben het voortdurend. over de fameuze corridor van Dantzig. Hij deugt niet meer. Met welke condimenten bereid of
— 32 met welke saus overgoten : de Nazis lusten hem niet. Daarbij : de Polen mishandelen schandelijk de Duitse minderheden aldaar. Ze vermoordden 58.000 van deze nieuwe Sudeten en, natuurlijk, verwekken grensincidenten. Mag Hitler, verdediger van alle verdrukte Germanen, zich dat laten welgevallen? De twee partijen, Polen en Duitsland, in de tweede helft van Augustus, schijnen te mobilizeren, en tegen den 24e roepen Frankrijk en Engeland, Holland en België hun legers op. Pure voorzorgmaatregel... Geschiedkundige gegevens. Ter vergelijking met wat Jansens te weten kwam, laten wij hier in twee woorden volgen wat, achteraf, officiële oorkonden ons over den tussen-twee-oorlogen-tijd leerden. Hitler werd geboren in 1889, bevindt zich in 1913 te Munchen, en dient vanaf '14 in het Beiers leger. In '19 begint zijn politieke loopbaan : twee jaar later reeds staat hij aan 't hoofd van een partij de nationaalsocialistische. In '23 waagt hij zijn greep naar de macht : vijf jaren zal hij moeten brommen om die mislukte putsch, doch einde '24 staat hij op vrije voeten. In '31 behaalt hij 13.000.000 stemmen tegen de 19.000.000 door Hindenburg. In '33 wordt hij Rijkskanselier en het jaar daarop, tevens President. Hitler is nu dictator, hij centralizeert alle macht; en Duitsland treedt uit den Volkerenbond terwijl Rusland erin wordt opgenomen. Hij zuivert zijn partij : 77 slachtoffers vallen, maakt hij bekend maar het zijn er 1200 geweest. In '35 spreekt zich de Saar voor Duitsland uit. Tegen het Diktaat in, worden luchtmacht en dienstplicht hersteld. Daar houden de Mogendheden een conferentie over. In '35 valt Mussolini Abessynië aan. « Wij kunnen, zeggen Engeland én Erái rijk, toch geen oorlog voeren om die negersstat! » In '36 rukt Hitler het Rijnland binnen. Hij vreest- eeni tegen-
Foto
Albertkanaal onder de ln-ug van Vroenhoven door.
SORL,
Neer haren.
-- 33 maatregel van de Verbondenen en is bereid, in dit geval, zich te zelfmoorden, doch de Alliés zijn nog altijd niet gereed. In '36 breekt de burgeroorlog in Spanje uit : Italië en Duitsland helpen Franco tegen de Communisten. Vanaf het begin van '37 keert Italië zich naar Duitsland; mèt Japan verbinden zich die twee tegen Rusland. Begin '38 neemt Hitler het opperbevel van de Wehrmacht in handen; hij dwingt, feitelijk, Oostenrijk zich bij hem aan te sluiten; Chamberlain, met de Sudetenkwestie, zoekt driemaal HitIer op die het onmogelijke doet om... zich tot niets te verbinden. -
In Maart '39 hecht Hitler Tcheko-Slovakije aan. Mussolini verklaart zich met Duitsland solidair; Engeland en Frankrijk geven Polen garanties. Begin April valt Italië Albanië binnen; eind April voert Engeland de dienstplicht in; in Mei worden Benito en Adolf bondgenoten. Een buitengewoon drukke diplomatieke actie begint. Wie in het Duitse zog roeien verlaten den Volkenbond. Vriend en vijand zoeken Ruslands gunst te winnen. Roosevelt, Daladier, andere staatshoofden nog, doen een beroep op Hitler. De Paus bezweert de Mogendheden, vrede te bewaren. Hernieuwde, nu schriftelijke beroepen op Hitler. Koningin Wilhelmina en Koning Leopold bieden hun bemiddeling aan. Over- en weer-gehaspel tussen Duitsland en Polen. Op 30 Augustus algemene mobilisatie in Polen.
2
MOBILISATIEMAANDEN.
o KOERSEL o
HEUSOEtl o
ZOLDER
___ (_
_
RYIC~~"'A."
paO'l1l1CI.WiCi A"~l)tWli:~
LOO" VCCll\T I" VCLOWCGU...
---
Voor lezers minder vertrouwd met de topografie van onze Oostelijke achterhoek, geven wij een kijk ten beste, op de landstrook tussen Maas en Kempen, waar de gebeurtenissen zich voornamelijk zullen afspelen. Vanaf Luik richt de stroom zich Noordwaarts, om weldra de grens te vormen tussen Hollands en Belgisch, Limburg. Spoedig verlaat de grenslijn de linker Maaloever,,. om een halve cirkel, met een straal van vier Kilometer,, ite trekken rond Maastricht. Vertrekpunt van die omzwaai Klein-Ternayen; aankomstpunt : Smeermaas. Het was om dit deeltje open grens af te sluiten dat het Albertkanaai: erom heen werd geleid, langs gleuven die zestig, dertig, vijftien meter diep door de heuvels snijden. De Duitsers zullen. deze kanaallijn aanvallen vanuit Maastricht langs twee Rijkswegen : naar Tongeren en Hasselt; dus te Vroenhoven en te Veldwezelt. Op de Maasheuvel, bij Groot-Ternayen, juist daar waar de kanaalgleuf het diepst is, werd het ultramoderne fort. van Eben-Eimaal gebouwd; met vier Kilometer onderaardse gangen, voorzien van lederen tussendeuren tegen gasinfiltraties; en gewapend met vuurmonden die uren ver de brug. gen bestrijken. Zelfs Aken, zegt men, ligt in hun bereik. De Maasvallei, vanaf Maastricht allengskens verwijdend,. en voor Maaseik reeds een open laagland, wordt bezoomd door afnemende heuvels, 100 meter boven de zeespiegel, 50 boven de dalbodem. De Belgische hoogten zijn louter bos en hei, een kostbaar reservaat ongerepte natuur. In de laagte trekt eenzaam de onbevaarbare stroom, geflankeerd op variërende afstanden door een Hollandse, en een Belgische vaart. Aan deze laatste ligt de aloude heerlijkheid Rekenra,
,
— 40 10 K.M. ten Noorden van Maastricht; 10 K.M. ten Westen van Rekem, ligt Gellik op de rand van de Kempische boshoogten. Het zal geraadzaam blijken in deze bladzijden een echte persoonsnaam aleens te vervangen door een verzonnene. Zo zal een vriend van mij, die ik kennen leerde toen hij mij, zowat - twintig jaar geleden, zijn eerste letterkundige proeven ter keuring zond, voortaan Walberts heten. Die 248 Augustus kwam hij voor een - « heidag » over. Terwijl wij gemakkelijk neerlagen in de gereedstaande clubzetels 'ondiepe greppen vol dichte, droge, verende erica, hoog aan de heuvelrand kwam de allereerste, vage oorlogsontzetting over ons. Alom langs de purperblauwe horizonnen dreunde diep en daverde dof, uur aan uur, een grommend gerol en doevend gedokker van trage treinen en zware voertuigen dat mij een vers van Victor Hugo te binnen riep Le bruit des lourds canons roulant vers Austerlitz. De 25e zitten we 's avonds naar de Radio te luisteren in ons klooster te Mechelen. De stem van Daladier, ernstig, diep-bewogen. Alleman wil vrede. De volkeren wensen enkel te werken, vooruit te komen. Maar één man staat alle vredesverlangen in den weg, één man stuurt de oprechtstgemeende verzoeningspogingen in de war. Als het oorlogsgevaar bezworen schijnt, *roept hij de boze geesten weerom op door, roekeloze, onverantwoordbare provocaties. God weet hoezeer wij van nieuwe hecatomben en vernielingen gruwen, doch indien Hitler volstrekt - een nieuwe wereldramp wil, op zijn hoofd zal zij neerkomen! Gezien het chaotisch verloop van de vroegere mobilisatieroeven, geschiedt deze -« langs lijnen van geleidelijkhéid », bij - « fazen » namelijk, van A tot D. Op den 28e reeds krioelen onze Albertkanaaldorpen van soldaten die bij den' inwoner worden ondergebracht. Honderden in Gellik, duizenden in Vlijtingen, Lafelt, Vroenhoven, Veldwezelt. -
--.. 41 --In ons grensgebied krijgen 1 wij den indruk dat met onduld gewacht was geworden om sedert lang ontvangen bevelen eindelijk te mogen uitvoeren. De ruiten van stations,, ateliers en mijngebouwen staan bij toverslag zo degelijk geblauwseld, dat men in de lokalen rondtast als in onderaardse kripten. Verkeer met Holland wordt radikaal stopgezet. Geen trein rijdt verder dan Lanaken, geen tram mag door, naar Maastricht. Prachtige olmen, in allerijl geveld en tot een barricade opeengestapeld, versperren de Rijkswegen naar de grens, die daarbij nog van een slagboom voorzien wordt. Het is of men elk ogenblik een gemotorizeerde aanval verwacht. De grenswachters, voor wie destijds prettige kazernen, losse paviljoenen onder lichtgrijzer eternit gemetseld werden bij Maaseik en bij Lanaken, treden eindelijk in actie. Tot nog toe zag men ze hoofdzakelijk bezig met de grote baan op en af te fietsen; een ernstiger karwei was geweest :. ondergronds een kabel te leggen van af het Eben-Fort, langs alle kanaalbunkers, tot Maaseik. Nu mogen zij de bruggen. bewaken : twee dozijn op de Zuidwillemsvaart, een zevental op het Albertkanaal rond de enclave. Van laagliggende draaibruggen waren deze overgangen vast en verhoogd geworden. Boven aan den oprit de afrit daalde in Hollandse richting stonden, van weerskanten, twee zware hekkens, op stenen isolatierollen, want te electrificeren op het kritieke moment. Overdag eisen de grenswachters de identiteitskaart en ondervragen sekuur de jonge juffers; aan den avond schuiven ze de hekkens tegeneen, grendelen, en roepen de hulp in van hun lief om. beter te waken. Enkele bruggen worden buiten gebruik verklaard. « gecondemneerd », zoals de militairen dat heten. Gelijk in. Veertien-Achttien confer Onder de Wolk wordt nie-, mand verwittigd, zodat die arme duivels van werklieden,
._.. 42 -
voor dag en dauw of in de late avond, supplementaire Kilometers mogen afleggen. Ze komen voor bruggen te staan °waar zij in 't geheel niet of slechts in één enkel richting {over mogen. De fietsers direkt inwijden in de finessen van dat ingenieus « bruggenspel », zou het verrassingselement, voornaamste charme ervan voor de militairen groter ijks geschaad hebben. Al heviger weerlicht een diplomatisch onweer boven de Pools-Duitse grens. Het zal wel gaan liggen, meent Jan:sens; er is géén geschil dat niet met goede wil kan werden :bijgelegd. Daar ligt het hem juist : met goede wil! ... Op én September valt de donderslag : de weermacht rukt PoEen binnen! En wat nu? Gelijk voor Tcheko-Slovakije hebben Engeland en Frankrijk de onafhankelijkheid van deze Staat gewaarborgd. Zullen ze voor hem opkomen, of nog eens terugkrabbelen? In het eerste geval, wat kunnen ze beginnen? Hitler wist wat hij voor had toen hij zijn Siegfriedlijn aanlegde. Zelfs door de lucht kan geen hulp geboden de afstand- is te groot, en luchtafweer zal in Duitsland niet ontbreken. Maar dan... wordt er toch in onze onmiddellijke J uurt gevochten!! En mogen we erg blij zijn met ons versterkt Albert-kanaal, onze grensnacht, onze Ardennese jaers. en een leger dat tot 600.000 man kan worden opgedreven. Hitler zal zich eens bedenken aleer de Belgische onzijdigheid te schenden! De derde September hebben de « Verbondenen » hun beslissing getroffen : ze verklaren Duitsland den oorlog. Hoewel iedereen overtuigd is dat wij nooit in dit nieuw konflikt zullen betrokken worden, valt er een schaduw over -
ons leven. We zien de wereld als in het beangstigend wanlicht van een zonsverduistering : het moorden en bran-
den van Veertien-Achttien gaat herbeginnen! Een flink aantal jonge Medebroeders wordt opgeroepen,
43
. . ._
en anderen mogen vrijwillig dienst nemen. Ik denk aan de slotzin van het boek Mijn Oorlog « Nog even wil iemand vragen of ik, in geval van nieuwe oorlog, weerom als vrijwilliger zou meedoen? Gaarne. En indien zonder geestdrift, dan toch uit medelijden '. Onderschrijf ik deze verklaring nog? Ik legde ze af in Negentien. Twintig volle jaren verliepen, zwaar van drukke bezigheden, en van ernstige ziekteaanvallen. Een verplegerschap à la Cabour waarnemen, daar voel ik me, bijna zes-en-vijftiger, niet meer tegen opgewassen. Mij als aalmoezenier aangeven? Gaarne. Indien 't hier heus oorlog wordt, wat niemand zich verbeelden kan. Maar ik heb iets beters in 't zicht. Binnen vier dagen moet ik naar Poteau. Sluiten de Fransen hun grens achter mijn. rug, dan maak ik ginder den oorlog mee. Waarom niet als, aumonier? Of ten minste als tolk? tussen Engelsen en Fransen zullen tolken gegeerd worden. Met mijn toelating is het in orde, een pas is niet vereist. Zwijgen dus, en... op reis gaan doodgewoon. Maar onze H. E. P. Provinciaal is gezegend met een houvast geheugen. Hij zendt mij een knipsel uit de bladen : « De vreemdelingen krijgen een week tijd om Frankrijk te verlaten ». Termijnen in Gellik. De hemel slaat, en zalft. Ik wordt naar Gellik gezonden de om Zusters hulp te verlenen. En vermits niet te voorziene omstandigheden zouden meebrengen dat ik de verduisterde jaren in dat dorp zou doorbrengen, mag een woordje erover hier plaats vinden. Bij Lanaken wenden de randheuvels van de Maasvallei zich om, Westwaarts, naar Eigenbilzen, aldus het Zuidfront tekenend van de hoge hei- en bosvlakte. Boven op dat Zuidfront, een half uurtje van Lanaken
-
44--
en eveneer van Eigenbilzen, ligt rustig want langs een provincieweg, het landelijk Gellik dat een duizend inwoners telt, over schilderachtige gehuchten verspreid. Het voornaamste, Briegden, ligt in de laagte, tussen Rijksweg en Albertkanaal. Dit verlaat daar den omloop rond Maastricht en wendt naar Eigenbilzen, richting Hasselt, door een diepe gleuf langs de voet der hoogten. Achter het sierlijk kerkgebouw hoog aan de helling, blijft de grond gezapig stijgen tot op een volkomen vrije barm, waarop de Kleine Zusters van de H. Jozef, Moederhuis te Heerlen, een statig gesticht bouwden. Het is tegelijkertijd klooster, kinderkribbe, wezenhuis, dorpsschool, en vormt een vierkant, open naar het Noorden. Op tien miButen gaans sluiten daar dennebossen de brede einder dicht. De lange voorgevel kijkt met een half-honderd hoge ramen vlak op het Zuiden. Links in de diepte spitsen de torens op van Maastricht; rechts vóór u, in uiterste verte verschemeren de steenstortkegels van Luik. Een korte Westervleugel bestrijkt akkers, boomgaarden, en bosrijke streek naar Hasselt toe; een uitlengende Oosterarm biedt heerlijke vergezichten over heide- en bosgebied tot bij de Maas. Op de Hollandse heuvelen rookt en stoomt de geweldige mijn van Lutterade, en de Duitse grens is slechts vijf uren ver. « Sint Augustinus » herbergt bij de driehonderd personen. Twee geestelijken, vijf of zes knechten, dertig Zusters, en boven de 200 kinderen : wezen, halve wezen, kleinen uit talrijke gezinnen, wichten voor wie geen vader opkomt, of 'van onwaardige ouders. Dit sympathiek en aanhankelijk volkje, één grote gezellige familie, is ingedeeld in kategorieën. Zuigelingen; lopende kleuters van een en twee jaar; hummels van twee tot vier; jongentjes apart van vier tot zeven; meidekens samen van vier tot zeven, van acht tot tien jaar, van elf tot vijftien, schoolgaande met de dorpsjeugd. Kinderen die niet opgeëist worden door voogd of f a-
— 45 milie, worden op die leeftijd aan huishoudelijke bezigheden gezet, tot ze een geschikte betrekking krijgen. Ik vind het Gesticht door een bonte soldateske overrompeld. Het verleent gastvrijheid aan de ambulantie met haar half dozijn geestelijke brankardiers overal installeert het leger zijn infirmeries in scholen en kloosters. Voor zestig manschappen moeten de keukenzusters drie maal per dag een maaltijd klaar hebben, genoten in een vrijgemaakt klaslokaal. Officieren bezetten de logeerkamers, en worden opgediend in de grote spreekplaats. Het menu moet hen bevallen, want ook kommandant, majoor en ko. lonel nodigen zichzelf uit, zo dikwijls mogelijk. Over de piotjes valt niet te klagen : voor alle hulpvertoon binnenen buitenhuis zijn ze te vinden. Gebruikelijke krachttermen slikken ze tijdig af waar een Zuster verschijnt; ze hebben een teder hart voor de kleinen. Moeder Overste laat hen de radio beluisteren, en staat de grote wei af voor sportverrichtingen. Voor 't archief van het huis lever ik, nopens die in. kwartiering, een « Herinneringssonnet aan September '39 --- waarin gezinspeeld wordt op de nationaliteit van Eerwaarde Moeder, een Wessumse. :
O roerend beeld van moederlands verbroederen! Men ziet hier Wilhelmina's onderdaan over wie strijden onder Belgisch vaan met milde zorgen, en beleidvol, moederen. Piotjes voelen zich hier zéér voldaan : Moeder Medarda kan zo stevig voederen! En smakelijke kost is een dier goederen waardoor de moed der legers zich houdt staan. Verbazend blaakt hun goede wil en vlijt ze plaatsen kundig electriciteit, verplanten hagen, plukken fruit op tijd,
-
46
-
verharden wegen, beuren zware buizen en onbetaalbaar blijkt hun ijver bij 't versjouwen van wasketels en fornuizen. De 8e horen we, bij pozen, doffe ontploffingen in de verte. Oefeningen in het Kamp van Beverloo, of. . . vallen de Verbondenen de Westwal aan? In Zestien was het geschut bij Verdun hier duidelijk te horen, op stille avonden deed het de ruiten ratelen. Ook kanonader op zee kwamen over met de Westwind. De Engelsen ontschepen nu in Duinkerken en stellen zich geleidelijk op. In de V ingtième Siècle bezweert een Kolonel Requette, militair correspondent, de Verbondenen aan geen bestormen van de Siegfriedlijn te denken. Zulk een frontaanval is te kostelijk aan mensenlevens. En nutteloos want : « de tijd werkt voor jullie, daar jullie met de dag sterker worden en de Duitser zich in de uitgestrekte vlakten van Polen uitputten zal ». Jawel, indien de Nazis de Blitzkrieg niet hadden uitgevonden. Reeds wordt Warschau bedreigd. Vanaf de eerste dag werd de Poolse luchtmacht uitgeschakeld, op den grond « vernietigd ». Dit luguber woord in Veertien niet gebruikt, zal in de Duitse legerberichten blijven tampen als een doodsklok. Of het dingen of mensen geldt : de weermacht vernietigt! De spioenen leveren ginder uitmuntend werk. Waar de Generale Staf ook heenvlucht, uit de bommenregen geraakt hij niet. Zware invalieden en verminkten uit den vorigen oorlog offerden zich op om rakelings over de Poolse troepen te vliegen en ze met brandende benzine te besproeien. En een eerste voorbeeld op tijd en stond door andere gevolgd van « toevallige » uitzuivering trekt de aandacht. Een generaal van de oude garde, niet ingenomen met blitzmethodes, sneuvelt vóór Warschau door een « verdwaalde » kogel. Tot waar generaals zich ophouden dwalen geen geweerkogels. af!
- 47 Op hun Noord.Oostgrens ondertussen gaan de Fransen, geheel naar Requette's wens, zeer omzichtig te werk. Voetje voor voetje wagen zij zich vooruit in het Warndtwoud. Dit ligt waarlijk bezaaid en volgehangen met helse tuigen en verdoken mijnen. Hartversterkend nieuws : varkens worden afgericht tot verkenners en wijzen de mijnen aan door ermee in de lucht te vliegen. Een monument voor die moedige dieren ! De duiven van Veertien-Achttien kregen er wel een ! Een brave landman weet te vertellen dat de Fransen granaten gebruiken van 70 ton obus of tank is voor deze strateeg hetzelfde. La dróle de guerre, de eigenaardige, vreemdsoortige oorlog is begonnen, onder opperste leiding van Gamelin. Zijn luchtpiloten schitteren uit. Geroerd en dankbaar deelt een heer me mee dat één Fransman, in enkele minuten vlucht, twaalf Duitse tuigen neerschoot. En de Engelsen zijn meester, gelijk te verwachten was, op zee. Alleen te land gebeurt er volstrekt niets.
Het dagelijks bericht geeft eerst het « nieuws », nainelijk, dat er geen is. Vervolgens het Kommentaar op het nieuws » : zo mogelijk nog luchtlediger. Elke week plaatst de Kardinaal van Parijs, in een groot Katholiek blad, een aanmoedigend woord. De Franse censuur oordeelt dat morele opwekking, in zo verre godsdienstig, ongewenst is — en vervangt het kerkprinselijk proza door het gekende witte vlak midden in een kolom. Gelijk in Augustus-September Veertien genieten wij « Hitlerweer », zodanig begunstigen de atmosferische voorwaarden elke onderneming van de Führer. De zon en de blauwe lauwe lucht begunstigen echter ook de kleine meidekes die ganse dagen mogen spelen of bloemen plukken, dribbelen of neerzitten in de wei. Met hun bont kleedje, hagelwit schortje, een uitstaande felgekleurde strik, groter dan hun hoofdje, schijnen ze
zelve wandelende bloemen of trillende vlinders...: Ik vraag mij af of de verantwoordelijken die op oorlog aansturen,. vaders van . zulke zoete, nette, kokette wezentjes zijn. En daar ik negen sonetten moet bijdichten om in de heruitgave van Der Lieve Vrouwe de cyclus klinkerds op honderd te brengen, leveren me die dreumesjes de gewenste insp ratie : de oorlog in verband met de zeven Weeën van Maria. In witte wiegen of op moeders schoot sluimeren zuigelingskes rozerood... Als asters, met die kleurenstrik in 't haar, wemelen kleine meidekes in 't gras... Het schuilhol onder zandzakken is klaar;. elk heeft zijn masker tegen giftig gas. Van gasmaskers gesproken, bij middel van artikelen in de bladen en grote aanplakbrieven wordt iedereen verzocht zich een gasmasker aan te schaffen. Wij zouden daarvoor naar Hasselt moeten, en de prijs lijkt hoog. In heel de omtrek gaat geen mens op de oproep in omdat niemand gelooft dat de oorlog naar hier zal overslaan. Een begin wordt gemaakt met het uitdelen van evacuatiekaarten. Zusters en weesjes zullen naar Poperinge moeten, en ginder over drie inrichtingen verdeeld worden. Wij, uit Rekem, krijgen Leopoldsburg als toevlucht aan.gewezen. Zekerheid nopens schikkingen bekomt men niet; wel maken ze met het idee vertrouwd dat men verplicht zal dijn, uit te wijken. Familieleden komen kinderen weghalen uit angst dat zij de kleinen bij een persoonlijke onvoorziene evacuatie zullen moeten achterlaten; terwijl andere mensen hun kinderen doen opnemen « omdat een wezenhuis toch zeker niet gebombardeerd zal worden ». Na achttien dagen ligt Polen op de knieën. Wat een teleurstelling! De kaarten die we zo zorgvuldig uit de bla-
— 49 den knipten hebben ons geringe dienst bewezen : de Duitse wiggen drongen dóór de Poolse legers als messen in boter. Hollanders zeggen mij : « Nou! Dan hebben jullie Belgen het in Veertien toch heel wat beter afgegeven ! Hitler is naar het grondig vernielde Warschau komen kijken, weende, wies zich de handen en zei : « Neen! dat heb ik niet gewild ». Ten bewijze had hij de Poolse veldtocht verfilmd... Wij hopen dat een flink deel van het Poolse leger zal stand houden, heel den Winter door, in de Oostelijke wouden en moerassen totdat de Verbondenen zullen opdagen. Zèèr spoedig echter verschijnen daar de Russen. En niet als bevrijders : Hitler heeft, edelmoedig ! Oostelijk Polen aan de Sovjets afgestaan, die dit geschenk dankbaar in ontvangst komen nemen. Voor het eigen volk werd ooit een land gewetenlozer door zijn dirigenten bedrogen? hebben de Nazis hun
overval op Polen al lang gemotiveerd. In Warschau werden de nodige dokumenten gevonden, bewijzend hoe de Poolse wolf het Duitse lam belaagde. Een Duits Witboek is hier-over onder druk. Sedert weken of maanden? hebben de Nazibladen volgestaan met geïllustreerde reportages nopens gruwelen op de Duitse « minderheden » gepleegd. Acht-en-veertig duizend Duitsers, wist de Kölnische Zeitung te vertellen, vielen ten prooi aan de Poolse terreur. Hitler blaft een uur of w"at in de Radio, dankt de Voorzienigheid, en biedt grootmoedig vrede aan. Ik dineer aleens met onze ingekwartierde officieren en meen hen genoegen te doen met het krijgsvocabulaire uit den vorigen oorlog aan te wenden. Ze trekken grote ogen open.. Ik heb te doen, bevind ik, met civielere in kakhi gestoken zoals ik er destijds zelf een was! Ingenieurs, professoren, advokaten, die niets anders verlangen dan zo
,
- 50 spoedig mogelijk hun gewone bezigheden te mogen hernemen. Zullen deze « amateurs » opgewassen blijken tegen professionelen » : de duchtig gedrilde, tot in de ziel gemilitarizeerde en vakkundig gefanatizeerde Duitsers? In 't algemeen zien zij de situatie donker in. Een inval gelijk in Veertien behoort tot de mogelijkheden, ja, is een waarschijnlijkheid. Aan plechtige beloften en verzekeringen van Hitler kan men geen geloof hechten : zie Bohemen maar, en Polen! Een zaak staat vast : overschrijdt Hitler zijn Westwal, dan wordt het Albertkanaal, hier, een nieuwe Yzer. De dynamietladingen liggen gereed in de pijlers van alle bruggen, en in de mijnputjes onder alle grote banen. Kerken, hogere bouwen, richtingspunten voor de vijandelijke artillerie, zullen opgeblazen worden. Ons gesticht, dat uren ver de omtrek beheerst, moet met den grond gelijk gemaakt. Nu, dat begrijp ik. België heeft met de mobilisatie paspoortverplichting ingevoerd door Holland pas veel later opgelegd. Om naaste familie, een kwartier ver, een bezoek te brengen, moet de grensbewoner zich een stuk aanschaffen dat vijftig frank kost, voor een trimester. Van zulk een bewijs voorzien, gaan wildvreemden door; en worden, erzonder, welbekenden geweerd. Wij staan met Holland toch op geen oorlorsvoet! Mij valt het niet in, te betalen om een kind te, dopen of een zieke te gaan opbeuren. Ik raadpleeg onze burgemeester. « Alleen grensarbeiders krijgen een kosteloze doorgangskaart. Te verkrijgen op vertoon van : een attest van hun gemeente-overheid, een aanvraag van de Hollandse werkgever, gestempeld door de arbeidsbeurs ». Ik werp mij op als kontroleur van de arbeidsvoorwaarden van onze mensen in Holland en bemachtig de kaart van grensarbeider. De posten vragen me wel, aanvankelijk, op welke mijn of in welk fabriek ik bezig ben, maar, na gehoorde
--- 51 — opheldering, - groeten ze den « werkliedenaalmoezenier ' en vragen nooit meer naar mijn kaart. Op Zondagen biedt de baan Lanaken-Vroenhoven een gezellige aanblik. Met tram en trein, per auto en met de fiets komt . vanuit Zuid en West bezoek voor de troepen. Groepjes zitten op de rand van droge greppels, slaan een kring in weiden en boomgaarden, gearmde paartje& wandelen af en aan. Pakjes worden overhandigd, provisies aangesproken, bock en limonade uit cafés aangedragen. Gehuwde vrouwen schreien, en liefjes zijn zalig. Piotten zonder « overkomste » slenteren rond de pik. nikkers, schuiven al of niet genodigd bij. Gewoonlijk wordt. gemord over onvoldoende soldij die hoog genoeg schijnt aan wie in Zeventien vijf-en-dertig centiemen per dag trokken; en over de zeldzame congés die als talrijk worden, beschouwd door wie, weerom in Zeventien, zes maanden. lang op een week verlof moesten wachten. « Het eten is goed ». Dit kan ik vaststellen wanneer de vlugge camion met het avondeten toevallig in de buurt stil houdt. De ' « stoemp » riekt appetijtelijk en het wittebrood geurt vers. Ik wandel door, en zie een eind verder, ganse sneden van dat heerlijk brood in de goot liggen. Onveranderlijk luidt de vermaning bij het afscheid :_ « zie dadde ge rap op konzee komt! » Tot op de laatste avond van de mobilizatie zal de verlofkwestie brandend' blijven. De congés zullen gesloten en heropend worden,. besnoeid en verlengd, aanleiding geven tot norse onwil en openlijke opstand. Tucht was nooit de hoofddeugd van de gemobilizeerde, zelfs niet van de strijdende « Belgiekenaar »; en het lange, onzekere wachten maakt hem niet gedweeër. La driile de guerre, de « aardige » oorlog in Vlaamsen zin is voor-al een vervelende oorlog. In Veertien trokken onze mannen, zo gekleed en bewapend, het vuur in : helden aleer zij zich
52 --bezinnen konden. Nu zien zij het nut niet in van op- en af marsjeren, het dag-en-nacht betrekken van onbenullige stellingen, het graven van petieterige loopgraven. Met herfstregen en wintersneeuw groeit de ontevredenheid weldra aan, vuurtje dat door sommige bladen zorgvuldig wordt aangeblazen. Men hoort overal, in de kantonnementen, staaltjes van insubordinatie vertellen. Waagt een sergeant het, een karweiman tot groter vlijt dan aan te zetten en aanleiding daartoe is er wel! gooit de aangemoedigde bezem of spade neer en snauwt doe het zelf ! Een officier bezoekt zijn manschappen op de boerderij waar zij ingekwartierd liggen, en zet even zijn nieuwe fiets tegen de muur. Vier dagen later ziet hij zijn tweewiel terug
een piotje was er mee naar zijn familie gereden, veertig kilometer van daar. Elders verdwijnt de motocyclette van de overheid, uit een gehucht bij de Maaskant. De twee soldaten die ermee wegreden komen niet terug, en 't wrak van de stoomfiets wordt gesignaleerd in een greppel nabij de stad Lier. In Lanaken tref ik bij een bevriende familie een zich degelijk restaurerend militair aan. Geregeld ontfietst hij het Fort van Eben-Eimaal langs veldwegen, om maar 's anderendaags terug te keren. « Wordt er dan geen appèl gehouden bij jullie? Och, daar vinden de makkers wel iets op! » Zijn kompanie telt een c plezanten tiep » die van een grapje houdt. Zo zat hij zekeren avond schrijlings boven op z'n schilderhuisje. De kommandant, op ronde, vraagt zich met groeiende gramschap af waar de schildwacht mag uithangen. Die ploft eensklaps voor hem neer met een donderend : wie daar? Sedert Oktober ben ik terug in Rekem, van waaruit ik twee dagen per week les-uren ga geven in Tongeren. De
-- 53 avondtram daarheen is altijd eivol. Tegen dat we de nieuwe, monumentale, kazerne aan den stadszoom naderen, gebeurt het wel dat een burger zich vóór de hele galerij begint uit te kleeden en zijn spullen, waaronder een soldaat schuilt, .afgeeft aan een madammeke. Uitleg? De krijger heeft zich een verlof gegund t en pékin », en rukt terug de kazerne binnen als militair. Het mogelijke wordt gedaan om de opgeroepenen bezig te houden, wier aantal aangroeit bij vorderende t phases '. Over akkers en door bongerds ziet men stellingen uitbreiden en loopgrachten graven. Maar deze waren achter het front in Veertien-Achttien heel wat beter aangelegd! .In de krant wijst een veteraan erop dat de gleuven erg ondiep zijn, en er niet aan gedacht wordt dat regen- of grondwater moeten kunnen afdrijven. Mij valt het voortdurend op hoe geen enkel maatregel tegen luchtgevaar wordt getroffen : nergens schijnt enige dekking voorzien dan tegen een regenbui. Kunstmatige heuvels werden opgeworpen met de reusachtige massa's aarde die het uitgraven van het diep-liggend Albertkanaal opleverde. Deze « kippen zoals de mensen ze heten, naar de kip- of kantelwagentjes, beheersen de lange dellingen die uit de richting Maastricht naar de grens lopen. Aleer die hoge terrassen op te kruien, waarom geen betonnen verblijven gegoten, waarin desnoods vliegtuigen schuilen konden? De Blitz in Polen werd toch hoofdzakelijk vanuit de lucht gevoerd en gewonnen? De legerleiding, die met haar gedachten nog altijd bij de vorige oorlog verwijlt, kent enkel voorzorgen tegen een gemotorizeerden overval. ,
Het schijnt dat Pater Martial Lekeux, de held van Stuyvekenskerke, een kijkje kwam nemen langs de Kanaalverdediging en verklaarde : « Op zijn best houdt ze het een halve dag uit. »
-- 54 -Geestesvorming. In een brief naar Walterts had ik, schertsend, geschreven dat de ramp met deze nieuwe oorlog was : de vorige in de vergeethoek geduwd. Daarin vergiste ik mij tot uit West-Vlaanderen komen aanvragen om spreekbeurten te houden over « Mijn Oorlog » alsof de mannen van '39 hun leven wilden vergelijken met de toestanden in '17. Mijn huidige bezigheden nopen mij, alle verzoeken af te wijzen. Een, uit Tessenderloo, moet ik inwilligen om persoonlijke verplichtingen jegens de Davidsfondspresident aldaar. Het zou een fiasco worden. Samen met mij vallen dien avond 10.000 soldaten het dorp binnen, en alle gezinnen krijgen inkwartiering ! Slechts een dozijn toehoorders in de zaal die langs een gelagkamer ligt, waaruit gevloek van kaarters, geklik van biljardballen, geraas van twistenden overslaat. Nieuwsgierigen gooien de deur open, luisteren vijf minuten, breken luidpratend op. Dit was mijn laatste publiek relaas over Smeermaas, Auvours, en Cabour! In de kompanies stelde men intellektuelen vrij om in het opvrolijken van de makkers te voorzien. Bert Peleman -- na de bevrijding ter dood veroordeeld verschijnt in onze spreekkamer te Rekem op een koude regenavond. Hij mag een bloemlezing uitgeven van oorlogsgedichten en -proza, en verwacht van mij, zo spoedig mogelijk, tien getikte bladzijden. Die lever ik, en zal er nooit iets over horen. Een bekroond essayist moet een luimige « revue » ineensteken, bevindt echter dat studies over letterkundige beroemdheden gemakkelijker zijn. Ik stuur hem dertig bladzijden kazerne-humor waarvan geen ontvangst wordt gemeld. Een zéér jong college-student geraakt begeesterd door « das militar ». Hij wenst mijn oordeel te vernemen over volgend poëma :
55 De soldaat, vriend van alleman. Een soldaat — is de kameraad — van iedereen en gaarne gezien tot op zijn been. (! ? ) De S er j ant een eerste flauwe kalant die doet hem altijd gaan (marsjeren) maar kijkt hem ook eens vriendelijk aan. De Luitenant, en de Commandant houden hem altijd in den band (arrest). De Generaal gaat hand in hand met rond zijn pet een gouden band lacht óók gaarne tegen den Vriend van Allemaal. De tusschenhaakjes-uitleg is van de dichter die zich hoort aanmoedigen in zijn Parnassus-alpinisme. De dankbaarheid is nog altijd niet uit de wereld. Een « vrijgestelde » zou gaarne weldoeners bedanken die pakjesvan-de-soldaat stuurden. Hij wilde de soldaten zelf doen schrijven, maar na een lijn of drie verlaat hen de inspiratie. « Of ik niet iets kan ineensteken dat de bestemmelingen een onvervalste soldatenbrief zal schijnen? » Ik doe mijn best, doch mag weerom niet weten of mijn epistel zijn adres bereikte. Geachte weldoeners. We koome weerom koekskes en appelen en Pakjes van den soldaat te ontvangen en hebben gepijsd alzoo dat het tijd werd om de pen ter hand te nemen om u allen hatelik te danken alsdat ge zoo jenereus voor de soldaten die vrouw en kinderen en hun werk of hun affaires hebben vaarwel moeten zeggen voor koning God en vaderland en den vijand tegen te houden vanwaar asdat hem ook mag koome om dood en vernieling te zaje in onze beminde haardsteden en 't onnooze bloed wreedaardig te vergieten wat onze geliefde vorst heet gezeit in de radio die wij allen goed konden
--56. verstaan niet hier op de hei waar we nu . ieverans zitten en zeer blij zijn dat meneer de beukelaar ons koekskes zent en die meneer van sintruide voor zijn dikke appels er waren maar drie rotte bij en de boeke zijn ook zeer schoon en ze wille ze allemaal te gelijk leze wij zijn moette ge wete de mannen van het... die het niet aan hun hert late kome alhoewel ze hoope dat den duits niet zal overkoome niet dat -ze schrik hemme hij mag afkomen en we zullen hem op zijn (smoel) zijn (bakkes) zijn gezicht geve maar wij zijn vreetzame manree die naar huis wille gaan en werreke zoodus wijlie zijn zeer kontent en danken alie hartelijk en hope nog dikkels van 't zelfste te krijge zoodus veel kompelementen aan madam en hoe stellen het de pagadders ,zeer wel zekers en nu moeten wij uitscheien met de pen de rabatkol is geblaze maar niet met het hart tot den naasten keer zoodus nog eens veel komplementen en dank van de mannen van het... die allemaal willen ondertekene maar het papier is vol en zoo late wij den dikke zijn naam zette voor ons allemaal. In de Radio horen wij juffers en heren uit de grootstad die op staatskosten tournees ondernemen met luimige voordrachten en lustige liedjes om de gemobilizeerden op te monteren. Ik vrees dat de Duitse lichtingen met krachtiger, vaderlandser stof worden overvoed. De voorlichting, door de Pers, achter de Westwal, zal ook wel doelmatiger en eensgezinder zijn. Göbbels let erop dat in onze bladen de neutraliteit onderhouden worde. Niet één kleinerend woord tegen het nazidom laat hij zonder protest, en dreigementen, dóór. Hevig reklameert hij omdat, tegen alle begrippen van neutraliteit in! de Duitse legerberichten in sommige kranten met kleiner letter worden gezet dan die van Engelsen en Fransen (niet half zoo lang als de zijne ! ) In Gellik kon ik aleens Le pays réel lezen, door de ;
_.. 57 Communisten, geestig ! L e p o u r r i r é e 1 genoemd. Als ik het goed voor heb, duidde de naam Rex aanvankelijk op Kristus-Koning ? Mettertijd wierp 1 e b e a u L é o n zich op als aanklager van schandalen, vooral financiële, waaraan politieke voormannen zich plichtig maakten. Bedelde zijn blad vroeger om steun, nu kan hij die bijdragen missen, ondanks groter formaat en beter papier... « D'ou vient l'argent wie zijn z'n geldschieters? Alhoewel de toenmalige rustende priester het allang niet meer eens was met Léon, blijft hij geabonneerd om de kostelijke karikaturen van Spaak en Van Zeeland door Sam. De eerste is teleurgesteld wanneer hij, bij zijn morgenkoffie, ie, zijn konterfeitsel moet missen. Léon, merk ik met verwondering, laat Seghers en andere ex-ministers gerust om zich tegen de Engelsen te keren. Wat mogen die hem misdaan hebben? Men verwijt Léon dat hij naar Berlijn reist. Welja, hij is daar eens Mis gaan horen, lacht hij. In ons klooster te Rekem vind ik Volk en Staat op de leestafel. Spontaan heeft een hevig Vlaams voorvechter ons dat blad bezorgd : « hij beschikt over kosteloze abonnementen. Bij de laatste verkiezing, toen de Vlaamse Nationalisten met een eigen lijst optraden, verscheen een brief vanwege het Bisdom met verbod op die lijst te stemmen. Door een overlevende van de oude Franskiljonse garde werd ons klooster aangeklaagd te Luik, als zijnde het Vlaams Nationalisme genegen. « In onze kerk was , de brief van Monseigneur niet afgelezen geworden ». Van hogerhand om uitleg verzocht, was die gemakkelijk te geven : het stuk had ons niet tijdig bereikt. Ja, ten tijde van die kieskampanje schenen de zenuwen van vermelde oude garde -strak gespannen! Voor hen was -
— 58 Vlaams en « boche ' gelijkluidend. Misschien kan het zijn. nut hebben enkele karakteristieke feitjes aan te halen? Ze kunnen, hoe onbeduidend ook, helpen latere gebeurtenissen te begrijpen... Een herbergbaas ziet in ons rustig dorp de kleine « chiro ».jongens aanstappen. Of ze Vlaamse kleuren droegen. herinner ik mij niet, wèl zongen ze een Vlaams studentenlied. Dat was genoeg om onze patriot vuisten te doen ballen,, te doen vloeken en sakkeren op aktivisten, verraders en sm...lappen. Dit, tien jaren voor deze oorlog. Te Hasselt zijn Kajotters uit de Kempen aangekomen. en vormen hun rangen op het stationpleintje. Een kleinekapelaan met baskische pots geeft een teken, en de argloze,. blozende boerenjongens heffen een Vlaamse Leeuw aan. Een lijvige burger die met de rechter hand op een stok. steunt en een tienjarig ventje aan de linker houdt, spitst de oren als een waakhond die onraad hoorde, en rukt tot voor de kapelaan. Eigenlijk zou ik Conscience moeten ter hulp roepen om de rollende ogen, de van woede vertrokken mond,: de dreigend geheven stok te beschrijven! In het kort : hij is oud-strijder, groot invalied, heeft voor zijn Land z'n. bloed vergoten, en zal niet toelaten dat dit Land in 't openbaar wordt gehoond! Een heer in hemdsmouwen rent-aan. pit een café. Goed zo : hij komt de heetgebakerde vuurkruiser afkoelen? Integendeel « hij zal naar de Bisschop schrijven, opdat zijn Eminentie zulke schandalen voor-. kome, en onwaardige priesters afzette die zich aan politiek_ bezondigen.. » De bolwangige Kajotters begrijpen er niets. van; hun Leeuw die juist op zijn achterste poten rees om het traditionele klauwen te performeren, valt terug op zijn vier. Het jongske, doodgeschrokken, kijkt op naar zijn let.terli jk schuimbekkende papa, en huilt harder dan deze. loeit. Maar we hadden het over een gratis aangeboden Volk.
59 en Staat. Na een week vond dit blad bij ons geen lezer meer. Men had er zo gauw en zo helemaal genoeg van, systematisch, geniepig, kleingeestig te horen vitten en kankeren op en over honderd onbenulligheden. Waarom enkel ophalen wat verbitteren en verdelen kan, nu eensgezindheid voor alles bekomen moet worden en behouden? Wij zijn, misschien, en binnen kort, bedreigd in ons Geloof, onze taal en ons vrij volksbestaan door een kompakt saamgeschouderd, gefanatiseerd, tot de tanden gewapend millioenenleger, opgejaagd en aangedreven door een bende heidense, gewetenloze onverlaten en dag-in dag-uit kweken binnenlandse verraders ontevredenheid en oproer bij de mannen die den -springvloed zullen moeten afdammen ! Want het springt de minst-bevooroordeelde in de ogen, dat én Volk en Staat, Fén Pays réel verkochte bladen zijn. Bij wijze van feuilleton loopt in Volk en Staat een relaas over de Boerenkrijg in Transvaal. Toen die gaande was ik kon destijds zestien zijn hebben wij allen de Engelsen uitgescholden als lafaards en onmensen. We zongen het Transvaalse Volkslied; en daarbij : « 0 wat een scha-hande, trouwen met een Engelsman ! ! » Die veldtocht in Zuid-Afrika is voorzeker de blin'kendste bladzijde niet in de Britse Geschiedenis; maar is die van .id-e Fransen, zowat overal; die van Portugezen en `Spanjaarden en Hollanders in hun overzese bezittingen; die van Amerika in hun Zuidstaten en in de Philippijnen; die van de Russen in Polen en in Finland; en die van de Duit,sers bij ons hier en in Noord-Frankrijk niet even weinig hartverheffend? En om niemand te vergeten : heeft België 'zich nooit iets te verwijten gehad in Congo en jegens het gezondste deel van zijn volk : de Vlamingen?... Moet nu alleen de neutraliteit jegens de Oosterbuur in . acht worden genomen? Wat- denkt de Censuur van bewuste :feuilleton? -
-
60—
op het landfront gebeurt minder dan ooit. Mijn vriend Poteau schrijft mij uit Noord-Frankrijk dat een regiment, bij hem op rust is gekomen. Het lag een maand of wat op de vuurlijn en had enkele gewonden, niet één dode. « Prachtig, hé! • roept hij uit. Als het zo blijven mag, denk.. ik erbij. Op zee heerst drukker bedrijvigheid : van U-boten tegen geallieerde konvooien. Het aanwenden van dit geniepig. wapen scheen me in Veertien reeds een bijzonder licht te. werpen op het « ruiterlijk • Duits karakter. Kommandant. Priem drong de Scapaflow-basis binnen en kelderde daar niets minder dan een slagschip. Daar zat een Duits spioen achter, natuurlijk zoals een bericht, in Juli 1946 door de Engelse Navy vrijgegeven bevestigt. Churchill geeft dit. verlies eenvoudig toe en erkent dat de Vloot haar methodes. heeft te herzien. Nopens een ander feit krijgen wij de weerga van 't wekenlang dispuut, in Veertien of Vijftien, nopens, den Hartmannweilerskopf in de Vogezen. De ene oorlogskorrespondent zag die bergtop in 't bezit van de Fransen; een ander zwoer dat de Duitsers hem bezetten. Het gaat nu om een dreadnought : Duitsers zagen hem in de golven zinken. Engelsen wonen een godsdienstoefening bij op het. dek nà de keldering wel te verstaan. En dan is er nog. een geschiedenis van magnetische mijnen die op ondiepen bodem liggen . en vanzelf naar de stalen kiel van het over varend schip rijzen. We hoeven ons echter niet ongerust . te maken : afweer is reeds gevonden! Wat ervan zij, van de magnetische mijn wordt, een weinig later, niet meer gerept. De Britse pers houdt de lijst van eigen verliezen bij volgens de berichten van Góbbèls; Slotsom : de ganse En-gelse vloot is al twee maal_ gekelderd. Hij zal een weinig moeten remmen! Al geven . zijn bladen geen communiqués. van de Geallieerden. Simpele duiven toch, de Duitsers van -
-S
- 61 Veertien-Achttien! die achtten zich verplicht de berichten van de tegenstander, na hun eigen Wolff-opstelletjes, af te drukken! Walberts is weer eens bij me. Met den dag gaat die jonge man er sjofeler uitzien. Toen hij trouwde had hij een solied baantje op een Bank. Dat gaf hij op om zich vrijer aan letterkundige bedrijvigheid te kunnen wijden. Direkt werd hem, aan een Limburgs blad, de plaats van redakteur aangeboden. Een jaar of wat geleden dankte de Direkteur hem af. Misschien was Walberts hem te Vlaamsgezind? Hemel en aarde bewoog de jonge huisvader, die nu een vrouw, vijf kleinen, en een gebrekkige schoonmama te onderhouden had, om ergens op een bureel onder te komen. Als intellektueel kon hij toch geen mijnwerker of kasseilegger worden ! Nergens geraakte hij binnen; overal kunnen ze gediplomeerden krijgen, en hij is een selfmade man. Voor 't ogenblik betaalt hem een bescheiden drankfirma een kleine achthonderd in de maand voor niet onmisbaar komptabiliteitswerk. Bijverdiensten leveren informaties voor de Radio, en bijdragen in tijdschriften. Vaak werkt hij tot drie ure in den morgen. Een roman door hem gepubliceerd is wel een litterair, maar geen financieel succes. Hij werkt nu aan een boekje over Londen waarheen hij destijds, als reporter, een studiereis mocht doen. De beperkte oplage blijft vrienden en kennissen voorbehouden, die inschrijven aan een prijs door henzelf te bepalen. Walberts is zich ervan bewust dat dit een gekamoefleerd beroep op liefdadigheid is; maar hij ziet geen andere uitweg om zijn gezin voor honger te vrijwaren. Op trein en tram gaan de gesprekken onveranderlijk over de oorlog. Mensen met een kijk op den toestand stellen zich voornamelijk drie. vragen • Wat voert Hitler uit achter zijn hermetisch gesloten Westwal? Hij zal daar niet in een clubzetel liggen te soezen
— 62 terwijl de Verbondenen alles in het werk stellen om zich te wapenen. En hij heeft niet af te rekenen met stakingen zoals Engeland, en vooral Frankrijk : de Führer was zo slim het communisme direkt uit te schakelen. Wat zal Rusland doen, dat vriendschap met de Nazis schijnt te wensen, maar zich duchtig blijft wapenen tegen wie ? En aan welke zijde schaart zich Italië? Führer en Duce houden palabers op den Brennerpas. Op den buurttram verzekert me een gewoon handelsreiziger dat de « aardige oorlog » plotseling zal eindigen in het voorjaar. Niet alleen zal Hitler Frankrijk aanvallen, weerom over België heen, maar ook Holland onder de voet lopen. En onze 600.000 modern bewapende soldaten? Het ver-
sterkt Albertkanaal? De geëlektrificeerde stalen muur van Antwerpen tot Namen? Ook de Hollanders hebben zich degelijk op afweer voorbereid. Bezwijken hun landlijnen, dan blijven zij, achter hun befaamde waterlinie, voor Hitler een gevaar in de rug. Of denkt ge hem z6 sterk dat hij op een millioen vijanden niet hoeft te kijken? Een derde meent dat de Führer zijn woord zal houden geen territoriale aanwinsten in het Westen. --- Dat had hij ook plechtig beloofd voor wat het Oosten betreft! Een' vinnige jonge boerin roept uit : Wat is dat toch met deen Hitteleir? Boeveur sjeete ze dee kerel neet kapot! Over deze solutie blijf ik nadenken. Indien deze oorlog waarlijk het verloop neemt dat wij vrezen, verliezen m' 'oenen het leven, zijn de verwoestingen en algemene ellende niet te overzien. De Nazikopstukken zijn vulgaire misdadigers, waarom ze niet opgeruimd aleer zij toeslaan? Vijftig vastberaden mannen met de nodige ,
—. 63 — papieren, op de hoogte van de taal, van plaats en personen en gebruiken, konden Duitsland worden binnengesmokkeld en doordringen tot in de hogere kringen. Op gestelden dag en uur, kogelen ze een dozijn of wat partijhoofden neer, Hitler, Göbbels en Goering inbegrepen... Vijftig geofferde levens redden er twintig millioen. Dit mooie plan vertrouw ik mijn zegsman toe. « Had het kans op slagen, meent hij, dan hadden de Nazie het reeds uitgevoerd in Londen en Parijs. Inkwartieringsweeën.
elt te gaan. Het is weer eens mijn dag om naar Lafelt Sedert lange jaren houd ik daar maandelijks een geestelijke conferentie voor de Visitandinen. Ze bewonen, dertig in getal, een bescheiden, landelijk klooster langs de provinciale weg naar Vlijtingen, recht tegenover het dorpskerkje, het rectoraat, en de school bediend door drie Zusters-vanMaria uit Landen. De Dochters van Franciscus van Sales leiden een beschouwend leven, zien nooit de straat, blijven achter slot en tralies totaal vreemd aan alle wereldgebeuren. Ze volgen een minutieuzen Regel die het gebruik van elk half uur bepaalt, en op wiens eeuwenoude voorschriften geen uitzonderingen worden geduld. Het verwondert me niet, brankardiers te zien op de speelplaats bij de schoolzusters. Het verbaast me wèl, dat slotzusters inkwartiering kregen. De twee oude, schuchtere tourières weten niet waar me plaatsen. Uit haar knussig keukentje waar ze sinds eeuw en dag zaten te naaien en te breien, of door een ouderwets brilletje in een dik kerkboek te turen, werden zij naar de aanpalende sacristie verdrongen. Gewoonlijk wordt de preek gehouden in het groot parloir, de spreker aan een licht tafeltje vóór de hoge zwarte tralies, waarachter de gesluierde
-- 64 — nonnen plaats namen op driepikkels ' door haarzelve aangedragen. De traliewand, tot boven manshoogte, vind ik . dicht behangen met helmen en ransels, veldflessen en patronengordels, kapotjassen en geweren. In de kamer hangt de bekende kazernereuk, met créoline als voornaamste bestanddeel, en de muffe lucht van oud stro dat de vloer een voet dik toedekt. Ik waad daardoor heen tot aan de kleiner spreekplaats, die dezelfde aanblik vertoont. De oude Jacqueline haakt ettelijke knapzakken en helmen af, zodat een vierkante el van de tralie vrijkomt. Ze haalt een stoel bij en wringt de poten tot op vasten grond. Terwijl ik wacht op het gebruikelijk au nom de Dieul dat het openslaan van de ondoorzichtige beschotten achter het rasterwerk voorafgaat, hoor ik onder en achter me een furtief ritselen en kriepen en knagen, het piepen van een geschrokken muis die wegvlucht voor een aanbuitelende rat. Ja, weeklaagt de bejaarde Overste, zoals altijd vergezeld van haar vóórgangster, la révérende mère déposée, met vrede en stilte is het binnen en buiten ons arm monastère voor goed gedaan. Zwaar gerij doet de muren schudden en de ramen rinkelen. Soldaten roepen en tieren om van vloeken niet te spreken! en voortdurend bellen ze aan om dingen die wij niet hebben. De werkzusters durven zich niet meer in tuin of wei begeven, omdat daar mannen rondlopen die ooft en groenten komen weghalen. Ze tillen en hijsen elkaar over hagen en muren. Wij deden ons beklag bij hun luitenant, maar die raadde ons aan zo spoedig mogelijk te verhuizen : vroeg of laat worden jullie toch buitengezet. Wat ik daarvan denk? Zouden wij vrijwillig dit huis verlaten waar sommigen onder ons meer dan vijftig jaren in vrede leefden? Waar zullen wij heengaan? De kloostergemeente zou moeten -uit. -
Foto
SOHL,
Ncernarcn.
G-ellik, links kerk en rechts gesticht, van aan de spoorhrug over het Albertkanaal gezicn,
65 eengerukt worden, want géén van onze huizen kan dertig zusters te gelijk overnemen... Ik meen dat ze best officiële bevelen afwachten en een geordende evacuatie. Het najaar wordt al natter en killer, houten barakken worden ineengezet, tussen de dorpshuizen, als winterkwartier. Manschappen die in schuren of op hooizolders moeten slapen, zakken af naar de warme, gezellige keukens en huiskamers. Ze trachten zich daar, zoniet onmisbaar, dan toch nuttig te maken, en de gratie van de huisvrouw te winnen. Ze malen koffie, schillen aardappelen, helpen groenten schoonmaken, knutselen aan speelgoed voor de kinderen. Liefst houën ze den zuigeling of zitten met een klein zusje op de knie. De rozenkrans bidden ze 's avonds mee. Bij Vroenhovense vrienden van me, klaagt een dikke Waal, de sergeant, over rhumatiek : kwestie een verwarmde slaapkamer te bekomen. Het binnenste van een kerk heeft hij, waarschijnlijk, sedert zijn eerste Communie niet meer gezien; denkelijk kan hij geen kruisteken meer maken. Toch prijken, goed zichtbaar, een paternoster en twee kerkboeken op zijn nachttafeltje. Hij is die vroomheden in de buurt -- bij een broer van de gastvrouw, maar dat weet hij niet -- gaan lenen. Andere logés vallen in een tegenovergesteld uiterste zij ergeren zich aan de talrijke gezinnen van onze kriste. lijke kanaalstreek. Aan jonggehuwden die fier zijn op een half dozijn kinderen vragen ze : « waarom ze zo verdoemelijk stoem zaain elk jaar een kind te kuupe? A Eén is genoeg, en twee te veel. Aan overtollige kinderen zijn alle kwalen te wijten : duur leven, werkeloosheid, oorlog! ` En wat brengt dat in aave zak, godganse dage naar de kàrk te luupe? » Het leger gaat gezapig voort, de grensstrook in staat van verdediging te brengen. Zonder veel overtuiging, wor3
-
66-
den de grote banen ondermijnd op plaatsen, waar uitwijken onmogelijk is. Manshoge weringen van betonblokken of boomstammen, dwingen de autos vaart te verminderen en een Z door de versperring te beschrijven. Maas- en kanaaldijken worden afgesloten. Poogt de vijand al zwemmend onzen oever te bereiken, dan komt hij in prikdraadnetten terecht. Gelijk de « jassen » van '14-'18 de « vaderlanderkes » of lege zandzakken met pakken in den IJzer wierpen om het vullen ervan te doen opschieten, zo lieten de nakomelingen van die vernuftige helden grote rollen puntdraad in de vaart buitelen. Van af de Kievith, het kasteel aan den Oostvoet van de Gelliker berg, tot bij Eigenbilzen, drie Kilometer van daar, loopt een gesloten reeks landmijnen. Een eind vóór en een eind achter deze driemeter-brede strook, door prikhagen afgezet, lopen nog veiligheidsafrasteringen waaraan bordjes met « Doodsgevaar ». Zo zullen de Duitsers weten waar niet te stappen. De twee heiwegen naar Zoetendaal blijven voorlopig vrij. In het bos achter het klooster kan men een bescheiden proeve van tank-val bewonderen. Nabij kruispunten en wegkrommingen leggen de mannen dwarse loopgraafjes aan, en één-mans-kuilen altijd zonder bovendekking. Langs het kanaal, tussen Eigenbilzen en Wit Paard kan men, met speurzin en volharding, ettelijke overstromingsgebieden opsporen. Tenzij wegwijzers er een arm naar uitsteken, zullen de Duitsers ze niet ontdekken. En reeds zijn wij in November. • De Bate is een bewogen dag. In vliegende haast trekken en komen troepen. Gevulde groepen grenswachters fietsen af en aan tussen Maaseik en Lanaken. Alle schepen moeten uit de Zuid-Willemsvaart weg. Trammen verschijnen uren te laat, of blijven helemaal uit. Een vloedgolf van pessimisme overspoelt de gemoederen. -
- 67 « Alerten! » Ik ben weer eens in Tongeren. Het stadje staat overhoop wegens de grote alerte. Van achter Brussel rukken troepen aai Onze kloostertuin is ontoegankelijk : ontelbare fietsen tegen muren en bomen en deuren neergegooid door gendarmen die gans de nacht te been môeten blijven. Vrachtwagens razen in lange slierten door de enge straten « om de grensdorpen te ledigen ». Belgen en Hollanders treffen gèzamentlijke maatregelen aan de grens. : Pater Gardiaan laat aan tafel het spreken toe, en met opgewonden luidruchtigheid wordt kommentaar geleverd bij de aanslag op Hitler in den Buergerbraukeller te München. Ik ' vind het kinderachtig vanwege de medebroeders dat zij dit Goebbeisbericht ernstig opnemen. Het ligt er, volgens mijn gevoel, een vingerdik op dat gans de scène zorgvuldig ineengestoken werd! Niemand zou iets gemerkt hebben van de toebereidselen? Wij moeten voor een bloot toeval nemen - de gelovige Duitsers zal het als een mirakel worden voorgeschoteld - dat Hitler zich verlâât en pas aankomt na de ontploffing. De dader trekt de grens over waar hij de beste kans loopt gevat te worden, en heeft niet vergeten papieren hij zich te steken, die zijn eigen schuld, en de félonie van Engeland bewijzen. Zoals de Engelse Radio het zeggen zal « Een verhaaltje voor kinderen, en slecht verteld ». Tien jaar later echter schijnt men nog niet te weten wat men nopens die aanslag moet geloven. De Voorzienigheid scheen er inderdaad aan te houden dat Hitler bleef leven, en ook aan moordpogingen ontsnappen. In Holland begon het eveneens te broeden. Een Vrij geheimzinnig incident deed zich voor nabij Venlo : Duitsers renden over de grens om zich meester te maken van Nederlandse en Engelse officieren die daar per auto kwamen aangereden. Er werd geschoten en er bleef een dode.
Eensklaps slaat de paniek naar de Maastrichtkreits over, en wint Noordwaarts veld. Verlofgangers terugge roepen; bunkers en stellingen voltallig bezet. ' Nooit was het gevaar zo groot! De Duitsers op het punt, Holland binnen te vallen! ' Echt of loos alarm? Niets gebeurt... Een laten avond fiets ik van Vroenhoven naar Maastricht. Naarmate ik de grens nader ligt de baan verlaten, lijken de duistere huizen uitgestorven. Aan de brug haken de schildwachten een armdikke stalen sperkabel voor me los. Daarachter gaapt helledonker een doodstil niemansland. Op vijf plaatsen vind ik de Rijksweg opgebroken. Vaal blokken bunkers op langs de baan. Voorbij de Hollandse doeane, kenbaar aan een omgekeerde lichtkegel uit een lamp met trechterkap, geraakt men opnieuw in de bewoonde wereld. Met belangstelling kan ik nagaan hoe onze geburen hun Zuid-Limburg versterken. De toegang tot de oude en de nieuwe Maasbrug staat op halve breedte versperd door een dubbele rij cementen put-ringen volgegoten met beton. De twede reeks wordt bijgekenterd wanneer nodig. Aan het uiteinde van de bruggen kijkt een antitankkanonneke met een rond vogeloog naar Wijk, het Oosten. « Niet lachen met dit spuitje, vermaant de lange Hollander die het bewaakt : zijn projektiel doorboort de dikste pantserplaten. » Op de banen geen tronken- of blokkenschermen die het verkeer voorbarig belemmeren : zware betonpalen lig. gen vlak in het wegdek, maar wippen recht wanneer in de bunker een hefboom wordt overgehaald. Bedienaars van machiengeweren liggen niet in gemakkelijk te repereren kuilen, maar onder een laagwelvende pantserplaat.
De politieke horizont versombert met den dag. Leopold en Wilhelmina, samen met de drie Skandinaafse vorsten boden zich aan om als vredebemiddelaars op te treden tus-.
-- 69 sen de oorlogvoerenden. De kleine neutralen weten genoeg wat hen te wachten staat indien de strijd wordt doorgezet. Ik zie de Nazitriniteit smakelijk grinniken : geen dwergen. zullen verandering brengen in een opzet van reuzen, vooral wanneer ze hun plannen zo geriefelijk in kannen en kruiken hebben. Het Lafelts Huis kent de « abominatie van de deso. latie ». Een kommandant, Gentenaar, oudstrijder, wilde volstrekt drie honderd manschappen bij de Zusters, binnen het Pauselijk Slot, onderbrengen. Met bidden en smeken bekwamen de Monialen dat hij zich zou tevreden stellen met de ruime en kraaknette zolder, met geklonken planken ge-, vloerd en afgedekt. Daar deze verheven spijkers slechts te bereiken zijn door trappen binnen het slot, had de Overste de dorpstimmerman ontboden om op een gastenkamer het plafond te openen en ladders te plaatsen. Maar de piotten,, toen hij met zijn gereedschap aankwam, hadden zelf reeds, de halve zoldering omlaag gehaald en de plankenvloer er-
boven met hun geweerkolven opgestoten. Boven de cellen van de Zusters, waar spoedig grotevochtplekken het plafond kwamen ontsieren de zolders werd het zeer rumoerig. Piek-up hadden geen W.C.... en Radio lawaaiden een gat in de nacht. In den vroegen morgen van die gevaarlijke dag voor Holland, half November, werden de twee Mëres uit de Con-ventuele Mis geroepen. De commandant was daar, met een andere hoge, en ze keken somber. « De toestand, verklaarden;: ze, was eensklaps kritiek geworden. Ieder ogenblik konden . de Duitsers aanrukken op het kanaal. Wij hier moeten den aanval opvangen. De stellingen tussen klooster en Rijksweg waren waardeloos : een vreemde juffer, die hen door de vingers was geglipt, had er fotos van genomen. U moet: ons de weide en de tuin ontsluiten om nieuwe stellingen achter de muren aan te leggen. Mijn P.C. (poste de com,
,
- 7d mandement } : vestig ik : - in; . uw : kelders; " waarvan u ons de sleutels - : geeft. -.Géén - tegenstribbelen :of f wij '- zetten :.0 aan de deur J moest de = plaats sedèrt . lang ontruimd . hebben ! » Wij kregen amper tijd, Vertellen de ontredderde Nog nen, dé kéldèrs' - te ledigen. Toen wij 'aan de 'kolein - begon-zien, zei de Commandant : « Halte-là ! die kunnen wij - ook gebruiken. » Terstond begonnen de mannen - onzen hof om te woelen en Leidden de loopgraven,: hoezeer wij ook smeek ten-, over-=en-weer door de groentënbéddën. Dunkt -u niet, -
,
won Père, ' dat die heren hun rechten ` zijn. _- te -=' buiten .gegaan ? -- Ongetwijfeld, vermits alleen de vóórb ouw pan ,
;
-
kloosters dient beschikbaar gesteld. --
We kennen naam en adres , van de kolonél. - Wil u
onze zaak niet bij hem bepleiten? » Ik betwijfel sterk of mijn . civiel proza een, mes is dat _. bij das militâr - hout zal snijden. Maar wat betekent, voor mij, een nutteloze brief min of meer.? « Wil u er ook in-zetten hoe„ de soldaten, onder de geestelijke lezing in het ref ektorium, vlak _ véór . de vensters slechte , liedjes zingen, en naakt tot aan den gordel vóóir de open ramen van -de keuken komen staan? » Dat . slotzuaters dit vreselijk vinden, . kan ,ik begrijpen, maar de kolonel zal er - niet wan achterover vallen! « -Het . ware - misschien - nuttig, zegt de Overste n<-g,- - als uitleg van het voorgaande erbij . te voegen, dat de: commandar t- zijn .mannen de- raad - èn de -toelating .-gegeven heeft de -nonnen zoveel mogelijk. de duivel aan te -doen, om . ze net bekwame spoed de plaat te doen . poetsen. -» Ten slotte wordt :mij nogmaals gevraagd of :het mieschiep, toch maar best zou -zijn -de " frontstreek te verlaten. ---^ Maar IU weet immers niet waar Daartoe? En het ia nog altijd 1 niet bewezen dat . wezenlijk ::gevaar dreigt? .. Wal; .
;
71u kunt d oen, voorlopig,. is uitzien naar- een toevluchtsoord,. ginder akkoord maken, en gereed staan daarheen. te reizen wanneer : een uittocht onvermijdelijk wordt. » Daarna word, ik weerom aangeduid om een week in Gel-, lik door te brengen, waar de inkwartiering heel wat aange namep uitvalt. Onze mannen zouden vechten om in het gei sticht -te mogen blijven, en de officieren bezetten alle vrije.. kamers waarin zij telefoon en radio doen plaatsen. De wees jes beleven haar plezierigste dagen. Brankardiers kennen allerhande prettige kamerspelletjes, aalmoezeniers draaien. Charley-Chaplin- en tekenfilmpjes af. Er zijn avonden aan_ zang > en declamatie gewijd ; soldaten en luitenanten volgenk elkaar op met komieke tonelen en liedjes waarbij de kleinen.. kraaien en de grotere tranen lachen. Zusters om toezicht. te houden bieden zich vrijwillig aan... Van het strijdtoneel hoort men weinig nieuws. Lea nouvelles, en de commentaire des nouvelles zijn wij al lang moe. In het algemeen hebben de Communisten een kwade pers, en in Frankrijk werd de partij opgeheven. Hitler ontdekte dat over West-Rusland oude Duitse volksgroepen verspreid - lagen : die « mogen » nu terug naar het moederland, ook als ze daar weinig voor voelen na twee eeuwen. ginder -ingeburgerd te zijn geweest, en - met het vooruitzicht van de Weermacht te moeten deelmaken. De Rus stemt toe, en wenkt de Baltische republiekjes. Plotseling horen wij van grensincidenten - tussen Russen en Finnen : vier dagen later rukken. de Roden Fin-land binnen. Die Finnen, ziet u, hadden het aangedurfd,. de .rode. eisen . af te wijzen door voorzeide republiekjes. zo beleefd beantwoord. Rusland • verlangde enkel een aantal vlootbases, vliegvelden, . verschuiving- van Oost- en Zuidgrenzen ten gunste van;, de grote gebuur. Polen heeft wel goedgevonden dat Rusland een paar honderd Kilometertjes kor ter bij zijn hoofdstad kwam liggen.
,
-- 72 — Heel de wereld volgt met spanning het gevecht van
David tegen Goliath. Brown, Durand, Jansens en andere rechtschapen mensen heffen supportersgehuil aan bij de darde klappen door de reus in ontvangst genomen. Foto& stellen ons gerust nopens de waarde van dat berucht soviëtleger en zijn modern materiaal. Dit laatste is van blik en oud ijzer; het eerste bestaat uit ongeoefende, half-suffe, afgestompte steppe-boeren met dierlijke tronies. Dat kanonneevlees vecht maar met de revolver van de Bolchevistische Commissarissen in de lenden. Hou je taai, Finland ! wij komen je helpen. Zweden laat 500 vrijwilligers de grens 4 ver ; Engeland, Frankrijk sturen munitie ; wij stemmen een hulpf ouds van twee millioen. Alleen het ridderlijke Duits. land kikt niet, roert niet. Met die vriendschappelijke trak. ;zaten, begrijpt U... Wèl zal het, na Finlands val, Engeland verwijten onvoldoende hulp te hebben geboden! Wij hopen dat de Finnen een goed geheugen zullen hebben. Om zijn slecht gedrag wordt Rusland uit de Volkenbond gesloten. Op het grote water geeft het eindelijk eens iets dat op een zeeslag gelijkt. De Duitsers beweren wel om de drie dagen dat zij zoveel duizend ton van Engelsen en neutralen kelderen, dat het getal nu reeds het millioen benadert, doch zulk een berichten laten ons koud, want de leugens zijn te tastbaar. Aan de Oostkust van Zuid-America, halen lichte Britse kruisers zwaardere oorlogsbodems van de Nazis in, openen het vuur, worden geducht afgetakeld, maar dwingen de Duitsers de haven van Montevideo binnen te lopen. Volgens het -.00rlogsrecht mogen ze daar maar één etmaal verblijven. Welke regering zal Urugay ontzien : de Engelse of de Duitse? De Nazischepen worden verzocht, uit te varen of zich te laten interneren. Ze kiezen zee, en krijgen de genadeslag. Het merkwaardige van dat gevecht was vooreerst de doodsverachting van de Britse bemanning, die alle reden had om. r
--^ 73 --het gevecht te ontwijken, en toch aanviel. En daarna, de théatrale zelfmoord van de verslagen admiraal, duidend op een nieuwe Duitse mentaliteit. Hij spreidde de grote haken-kruisvlag over zijn bed uit, lei zich erop neer, en schoot: zich voor den kop. En reeds ontbloeide de « Nacht, vèèl schoner daar' de dagen », ' waarin Engelen Vrede beloofden aan mensen « van goeden wil », en de Enige Heerser naar het mensdom reikt met kinderarmpjes. In het gesticht te Gellik naderden, onder de plechtige middernachtmis, al de militairen die een plaatsje hadden kunnen bemachtigen in de. eivolle kapel, tot de heilige Tafel. In Lafelt waren briefjes aangeplakt geworden op wiens bevel? verwittigend` dat « de kippenjacht open was ». Al de hennen van de:. Zusters verdwenen. Wat niet belette dat, in de Kerstnachtmis, de commandant zich een bidstoel deed plaatsen vlak bij het altaar, en een flink aantal van zijn mannen de Heilige Communie ontvingen. De zéér gestichte Zusters boden hem de koffie aan, en onze Gentenaar kwam er voor uit dat hij een overtuigd katholiek was. Maar al de andere officieren, verwittigde hij, waren vrijmetselaars van de ergste soort! Januari brengt eigenaardig nieuws uit Mechelen-aars de Maas. Bij vollen dag streek daar een Duits toeristenvliegtuig in de oeverbeemden neer. Ons bunkermaunen draafden erheen op hun klompen, tenue die een misprijzend lachje bij de inzittenden wekte : twee hogere nazi-officieren.., Ze beweerden zich vergist te hebben en de Maas voor de Rijn te hebben aanzien. Op het gemeentehuis van het dorp verschijnen ze voor' de Belgische Staf. Op tafel ligt uitgespreid het gedétailleerd plan van Maas- en Kanaalverdediging, in hun bezit gevonden. Verzocht om naderbij te treden en uitleg te verstrekken over geheimzinnige aanduidingen op die kaart aangebracht, ,
,
- 74 --ist één van de heren het dokument -weg, verfrommelt het tot een prop en steekt het handig in de kachel. Maar evenhandig- haalde een Belgisch ` officier , het stuk er weer uit, geschroeid, doch niet onleesbaar. Geen verder nieuws - over dit incident. Veel later echter vernemen wij dat - de hele Maaslinie, en de verdedigingswerken langs de Zuid-Willems-vaart, en alle bunkers en versperringen' van af het Kempisch Albertkanaal tot aan de Noordgrens, worden opgegeven. Na stormen, regens en overstromingen daalt de tem. peratuur tot vijftien onder nul Weldra liggen kantonneinenten en stellingen ondergesneeuwd. De stemming onder Troepen betert er niet op. « De - oorlog avanceert toch niet », en ze willen naar huis, vaker, geregeld, en voor langer tijd. Onze gemobilizeerde fraters mogen drie maal in de week de lessen van hun cursus komen bijwonen. Nog altijd vordert het oproepen van réservisten. De Phase D » is aan de beurt, mannen van de klassen '20 en '21. Het schijnt dat mensen van de Oostgrens naar Vlaanderen worden overgebracht : omdat, meent iemand, men ze niet genoeg vertrouwt om ze dicht bij Duitsland te laten. Frankrijk trof dus maatregelen tegen de Communisten die, vermits Rusland het met de Pruis houdt, oproer en •déf aitisme aanpreken. Te Charleroi, en elders, huiszoekingen bij de Rexisten, wier vaderlandsliefde ook al niet zuiver op de graat schijnt. In Duitsland zitten Communisten, en al wie het Naziregiem niet genegen zijn, allang in concentratiekampen, waar de priesters evenmin zeldzaam zijn. In die kampen lijdt men honger en koude, wordt uitputtende dwangarbeid verricht ,
ander toezicht van echte beulen.
In Polen vermoordden de Nazis meer dan 600 geeste'lijken, omdat ze de stelselmatige uitroeiing van hun land-
genoten aanklaagden.
---. -75 ^--En tevens aktiveert -Hitler de. vervolging tegen de J óderrt het volk * immers moet :worden bezig gehouden. lii. de ster e i 'wordt op de - Joodse . winkels gepeu. el losgelaten, dat .pluui derf, vernielt, brand sticht,. kinderen -- en oude vrouwen neerslaat en afslacht. Alle Joden .vanaf 14 . tot .60 jaar moeten handarbeid , verrichten. Wie ontsnappen kunnen, komen onze grens over, met of zonder . hun fortuintje,. De bladen vertellen van een voortvluchtige die niets dan zijn fiets mee had. Maar onder zwart lak bleken stangen ` en velgen , van .zuiver en zwaar goud te zijn. Men vraagt aan een Jood wat hij met Hitler doen zou indien hij hem te pakken kreeg. Na even te hebben nagedacht : « Hem villen, de huid looien, -en ze over een trommel spannen. Zo konden we- hem een jaar of vijftien. -
-
,
op zijn donder blijven geven! » - Op diplomatiek- terrein oogsten de Nazis successen. Omdat Hitler vrijgevig is met het goed van anderen; terwijl Frankrijk en Engeland, wil. len ze even royaal -zijn, van het -hunne zouden moeten afstaan.
De bladen verhalen van de gapende verbazing der Bolchevisten wanneer die in de Baltische steden de winkels, vol eetwaren, vol stoffen en meubelen zien; de werklieden degelijk gekleed en geschoeid; en dat het geld zijn waarde heeft behouden; dat er geen massa's papieren , en handtekens nodig zijn om zich de eerste levensbehoeften , te mogen aanschaffen. Zij waren er heilig van overtuigd dat buiten het Soviët-Paradijs de uiterste mizerie heerste... Van de Kerk zei iemand, dat ze enkel de waarheid behoefde. De totalitaire Staten schijnen het niet te kunnen stellen zonder leugens .schaamteloze, - wel-overwogene, zorgvuldig-onderhoudene. Ik vier mijn zes- en vijftigste verjaardag : 12 Januari '40. Door mist en duisternis fiets ik dien avond over Mechelen, Asch, en Niel, naar .Dorne. Uit de richting Banklaar
--y 76 ---komt een eindeloze rij logge, bonkige, onherkenbare ooriogsgevaarten aangegromd, met meer dan driekwart -gedempte lichten. Ik krijg den indruk dat er iets gaande is. Inderdaad wordt er midden in de nacht grote alerte ,geblazen — die mij niet heeft kunnen wekken. Maar daar ik mijn terugweg neem langs de Zuid-Willemsvaart, raap -ik nieuws op nopens de nachtelijke gebeurtenissen. In de nabijheid van de bruggen werden de mensen opgeklopt en ontvingen het bevel : ` Uw huis ontruimen! Elk ogenblik kan de brug worden opgeblazen, wat betekent -dat in een straal van minstens drie honderd meter daken wegvliegen en muren invallen. » Geen tijd werd gegund Som het hoogst nodige in te pakken, het onmisbare mee te nemen. Geen pardon voor hoogbejaarden, zieken, kraamvrouwen. Buiten ! De straat op, in het pikdonker, in den jzigen wind. Maar waar naartoe? Dat moesten de uitgedrevenen zelf maar weten. In al de kanaaldorpen was het een gevloek en een gelamenteer en een gehuil van belang geweest. Nu zag ik mannen, vrouwen en kinderen, goor en bleek en rillend van een slapeloze nacht, terug naar hun woning sukkelen. En niets was er gebeurd. De grauwe wintermorgen stond doodstil en rustig... De mensen geloven niet meer aan alarm. Zij kwamen tot de conclusie dat het slechts om proefnemingen gaat, om -de soldaten bezig en op de qui-vive te houden. Het heeft er allen schijn van, en Volk en Staat durft deze veronderstelling opperen. Maar daarmee trapt het de legerleiding ,op de teen, en het blad wordt eindelijk! geschorst... Voor enkele dagen maar, want uit zekeren hoek is een geweldig protestlawaai opgestegen. Opgewekt vertelt men elkaar dat Goering bevel gaf c kriegsmetallen » in te zamelen. Wel een bewijs, menen de optimisten, dat Duitsland een tekort aan grondstoffen ,
-
--
_77_ heeft. Och, de Duitser ziet vooruit. In den vorigen oorlog werden reeds rond Kerstmis '14 — dus in de vierde maand! -- granaathulzen en -koppen opgevorderd. Rust- en Leeskuur. Half Februari is in Gellik de rustende priester overleden. Van in December lijd ik aan een soort intermittente griep die aan haar zesde offensieve terugkeer is : in het Gesticht zal ik misschien voor goed opknappen. Daar vind ik de Pays réel terug, anti-Engelser en proDuitser dan ooit. Het nieuws uit Finland klinkt minder gunstig. De Russen verhevigen hun aanvallen op de Mannerheim-linie, waartegen ze optrekken in grote sleden achter pantserwagens. Het bolwerk bezwijkt... Gebruikten de Bolchewisten betere troepen, of beginnen de Finnen, die niet tijdig worden afgelost, de moed te verliezen? 't Zal ons later herhaaldelijk opvallen, hoe géén wonderen van techniek stand houden wanneer de bezetting het betrouwen verloor en de aanvaller verbeten doorzet. Is op voorhand verslagen wie vreest te verliezen. Ik beschik hier over een radio en beluister verklaringen die het eigen volk willen aanmoedigen en de tegenstrever doen weifelen. Hitler zal doorvechten tot aan de eindoverwinning. Churchill geeft in overweging dat het Duitsland van '14-'18 sterker was dan het huidige, en toch verslagen werd. Schepen die de richtlijnen van de Engelse Admiraliteit volgen, hebben 500 kansen tegen 1, niet gekelderd te worden. Goering verzekert : Economisch zijn we onoverwinbaar, en op militair gebied staan we zo mogelijk nog sterker. Chamberlain, naarmate de oorlogsmaanden aanlopen, is hoe langer hoe dieper overtuigd dat Engeland winnen zal. Nogmaals Goering. De Luftwaffe is bij machte over alle vijandelijke aanvallen een vernietigende wraak te nemen.
.... 78 Göbbels .kondigt een Witboek aan betreffende .de oorlog met Polen . ' Ontdekte dokumepten_ bewijzen. zonne laar dat Polen de aanvaller was ». Sans comnzentaire, koala - dat luidt in de Franse pers! De achtste dag van mijn rustkuur te Gellik overvalt mij een zevende -griep. Men waakt bij mijn bed- en : de H. Olie staat gereed... Ook deze keer r spartel ik ' erdoor, - maar zal een tijdlang bedlegerig moeten 'blijven. Een brankar dier leent mij : -« Gesprache mit Hitler -». Deze: onthullingen, door een voormalig} vriend en meehelper van de Führer, moeten. de Nazis erg dwars zitten; want op Duitse - eis werd het boek verboden lektuur verklaard in een aantal . neutrale Westerse Staten. Rauschning verhaalt wat Hitler hem toevertrouwde - nopens zijn opvattingen en plannen.- Geen geschikte : lezing voor een herstellende, want men ergert zich- groen.. Meermalen gooi ik het boek terzij, walgend. Wat een zootje, . die Nazikliek ek ! Maar ik herbegin, omdat ik me gaarne een juist idee over Hitler wou vormen. Spotten en .schelden is .ge-i makkelijk en werkt opluchtend, maar legt niet uit hoe een katholiek Oostenrijker, zoon van een doeanier, feitelijk ongeschoold, kaporaal in de vorige -Oorlog millioenen Duit»sers meesleept, ongeacht hun religie en gezindheid. Daar zijn de omstandigheden .: het grosse. Vaderland vernederd en verarmd, een militaristich volk dat niet aanvaarden kan verslagen te zijn geweest door de wapenen, 'en bereid is de eerste de beste te volgen die brood en arbeid,, bloei van -handel en nijverheid belooft. Daar is een Geheime Staatspolitie, weerga van de Russische Gépéoe, die als wachtwoord van Hitler ontving Onderwerpen of totaal uitroeien. Tussen '33 en 39, zullen wij later vernemen, werden 700.000 Duitsers opgeruimd die bezwaren hadden tegen Naziprinciepen . -en methoden. Er schijnt ook wel een conspiratie onder de vrienden `
,
,
,
_..79_. te zijn om de Führer voor een übermensch te doen doorgaan, voor. een énig genie op staatkundig, economisch en strategisch gebied. Zij willen er volstrekt een held van maken, een halfgod, een mythe. Eigenlijk, meent Göbbels, moest Hitler, om zijn prestige te verhogen, tijdelijk verdwijnen, om onverwachts weerom op te duiken. Zoiets als ,een dood en een verrijzenis? Toch moet er nog iets anders zijn. Een illuminisme, een -soort hysterie, hoogmoeds-waanzin, bezetenheid. Eén doel hebben, één dwangidee doorzetten met wegdenken van alle remmende en beperkende bekommernissen, met gewetenloos ,voorbijgaan van rechtvaardigheid, liefde, meelijden. Gelijk wij zouden zeggen, indien we een reparatie aan ons huis doen uitvoeren : met 500 franken ben ik er van af, zó spreekt Hitler, tot zijn vriend Rauschning : « die actie zal me hoogstens 500.000 man kosten... Op tien uren marcheer ik dwars door Holland... De Belgen houden het amper twee weken uit... De Engelse vloot vernietig ik, ik veeg dat .eiland kaal of het een tafel was... D En de mensenlevens, het bloed, de tranen, de puinen? Wat maalt daarom, wie naast Alexander, Cesar, en Napoleon wil komen staan? Tot zijn helpers en getrouwen van de eerste uren :spreekt Hitler vaderlijk : zorgt nu maar dat ge rijk wordt, kindertjes. Wij vernemen nog wel hoe Goering, zoon van een houtvester, groot-grondbezitter wordt in Oost-Pruisen en 300 authentieke schilderijen van mindere oude meesters zal afstaan voor één, ondergeschoven, Vermeer. Hitler verheugt zich katholiek te zijn geweest : aldus weet hij beter hoe men de Kerk onschadelijk zal maken. Geen brutale vervolging in Romeinse, Franse, Mexikaanse of Russische stijl : martelaars lopen maar in de weg! .Neen : de rekrutering van de clerus geleidelijk stop zetten; uit vaderlandse motieven de kloosters alle bestaansmogelijkheden ontnemen; de geloofsdogmas van hun inhoud le-
80 digen, en de wepele schalen met Naziwaarheid vullen. Ik moest nu de hand kunnen leggen op Mein I(ampf,, om voor mijzelf finaal uit te maken of Hitler waarlijk een groot man, ofwel een gevaarlijke gek is. Men hoort vertellen hoe hij, gelijk Saül, Koning van Israël, aanvallen krijgt van neerslachtigheid, of van woede. Dan kan hij, _dagen aaneen, krijsen en tieren en in zijn kamer rondlopen als een leeuw in zijn kooi. Laat me hier al vermelden dat iemand mij Mein Kampf leende in '45. In een gesprek liet ik mij ontvallen dat ik met veel moeite tot aan bladzijde 120 was geraakt. « Nu overdrijft u, zei een priester, geen mens brengt het verder dan vijftig bladzijden! » Waarop ik dat boek van bij de 500 paginas heb teruggezonden naar den eigenaar. Einde '45 had ik alle belangstelling in Hitler verloren. Aan de Radio heb ik den Voerder-naar-het-ongeluk nooit langer dan vijf minuten kunnen aanhoren. Hij was me te grof, te gemeen. Spreken Franse of Engelse Staatslieden, die uiten gedachten, op beschaafde wijze. Hitlers talent schijnt hoofdzakelijk in schelden te bestaan. De geneesheer blijft komen, en rust gebieden. Ik moet een beroep doen op goede kennissen om aan boeken te geraken. Ik lees de Geschiedenis van de Russische Revolutie. Een omwenteling breekt eerst af, om daarna op te bouwen. Tyrannen en wantoestanden moeten verdwijnen; die onder lagen, zullen boven komen; de minderen, het volk », moeten vrijheid en welstand genieten. Het eerste deel van het program werd door de Bolchevisten grootscheeps aangevat en glansrijk uitgevoerd. De Tsaar en zijn gezin vermoord; de adel op de vlucht of vermoord; intellektuelen gebannen of vermoord; een negen millioen bezitters uit de boerenstand vermoord. Terreur met. behulp van chinese of mongoolse beulen. Branden, plunderen, folteren, onteigenen. Kerken gesloten, in museum en
--81— pakhuizen veranderd, of gesloopt. Geestelijken tot dodende dwangarbeid verbannen in het hoge Noorden, midden sneeuw en ijs. Militante atheisten trachten den Godsdienst uit te roeien, die opium is voor het volk. Onmiddellijk resultaat : geen handel, geen nijverheid, geen landbouw meer, geen brandstoffen en geen verkeersmiddelen. Geen huisvesting, geen kleren, geen voedsel. Millioenen kindern op den dool. En nu het opbouwen. Wijsbegeerte en Geschiedenis gezuiverd en omgewerkt naar Bolchevistische beginselen : puur materialisme, behalve dat de Staat god is en de Revolutie een mystiek. Deze alleen beziele Letteren en Kunst. De Franse Revolutie trok strijdend door Europa. Geen omwenteling is veilig die niet in breden kring de naburige Staten onderwerpt. Het Bolchevisme wendt de gestolen schatten van het Tsarenrijk aan, om tot in Azië en Afrika Bolchevistische cellen te ontwikkelen bij middel van Communistische opstootjes en gewelddaden. Lenin bestudeert en annoteert studies over de strategie van Bonaparte. Een vijfjarenplan voorziet vooral oorlogsindustrie, massieve bewapening, millioenenlegers. De vrijheid en het groter geluk voor het volk zal voorlopig bestaan in een hongerloon, en in absoluut gemis aan persoonlijke vrijheid. Ik verdiep me in L'Homme soviétique. Die werd een infiem onderdeel van een reusachtige machine, zonder individueel bestaan of persoonlijke rechten. Hij mag weten, denken, willen, doen : wat de dictator toelaat of gebiedt. Hij is het weerloos slachtoffer van Moloch Staat. De hemel na dit leven is een fabel, de toekomstige hemel op aarde eist aller inspanning en offers op. Dan krijg ik het lijvig leven van de « Grote Fritz in handen. Niet bijzonder verkwikkend. Zijn boezemvriend Voltaire verschijnt erin als een kleinformaat oplichter, en
82
.^....
een nog geringer mens. Fritz .aagt zorgvuldig de Fransen na, spreekt en schrijft in hun taal, en spuwt op zijn eigen volk domkoppen en barbaren. Zijn c grootheid » bestaat hierin dat hij het kleine Pruisen uitbreidt en afrondt ten koste van zwakker naburen. Hij zet alles erop om over een sterk leger- te beschikken. Razzia's worden over de grenzen gehouden om aan rekruten te geraken. Drilling en tucht laten niets te wensen over, dank aan onverbiddelijk afranselen. Hitler., ik weet -niet meer bij welke gelegenheid, is een gouden palmtak op het graf van de Grote Fritz gaan neerleggen. Misschien, mede, uit dankbaarheid voor het volgende- lesje. Fritz moet Silezië hebben. Hij verwittigt zijn eerste minister : Ik sta met zoveeldivisies aan de grens -
van die provincie. Ze vermoeden ginder niets. Overmorgen val ik hen op het lijf. Voor jou de zorg , een aanneembare motivering te - leveren '. Ik krijg zin in historie en lees achtereenvolgens de beste en laatste auteurs over Engeland, Frankrijk, en Spanje. Heb ik dat vroeger nooit opgemerkt? De Geschiedenis van die landen is één aaneenschakeling . van oorlogen! Godsdienst-, - sucessie- en • alliantieoorlogen. Veroverings- -en verdedigingsoorlogen. Burger- en koloniale oor logen, deze laatste met straf- en pacificatie-expedities. Bezettings- en ontzettingskampanjes. Oorlog om steunpunten tegen invallen, en oorlogen - om succesvoller uit te vallen. Ideologische, revolutie» en opstandoorlogen. Prestige- en handelsoorlogen - : om slaven; goudmijnen, petroleumbron nen. Zeven-, dertig-, tachtig- en honderdjarige oorlogen. Uitroeiings- en . vernielingsoorlogen. Continenten- en -Wereldoorlogen. Dit alles ondanks het Voorbeeld en de Leer van Kristus. Ondanks de bemoeiing- -van Heiligen en de bemiddeling 'van de ..Kerk die ook wel . eens gedwongen werd gewapende hulp_ in te roepen. Eigenlijk zijn politiek en diplomatie -
.
-
heidens-- gebleven : die zweren bij Maehiavelli; en de ; strategen beroepen zich ook niet op. het Evangelie... Zou het dan ' toch waar zijn dat het pacifisme een hersenschim is, en dat wereldenconflagraties .zo onvermijdelijk zijn als ruzie tussen gebroers, veten onder families, ijverzucht tussen dor. pen : en . steden, jaloezie . tussen standen, volkeren en staten? Is de geweldigste uiterlijke strijd een gevolg. van de intieme tweespalt in elk mensenhart? Erop doordenken hoe de Geschiedenis zou verlopen zijn, en de wereld, de beschaving, er nu zouden, uitzien .indien tenminste overeenkomst en samenwerking hadden bestaan, in plaats van tegenwerking en vervolging, tussen Staat en Kerk, wereldse en geestelijke macht, het stoffelijk rijk en -dat . der zielen is louter tijdverlies. De oude vloek, de oerramp werken door. Bepalingen worden uitgevaardigd en akkoorden getroffen, waarbij men zich beroept op be. schaving. Maar de beschaving verleent hulp en middelen om het antieke moorden - en branden, plunderen en folteren, gevangennemen en gevangen houden, vernielen en uitroeien grondiger en op ruimer schaal door te voeren. Zover geraakten wij ondertussen, dat wie aan het oorlogen, gaan, zweren dat ze dat niet hebben gwild, noodgedwongen strijden, en met het vooruitzicht op honderd, op duizend jaar vrede. Dit is al iets. Uit Lafelt komt bericht dat troepenverplaatsing een bataljon Walen in het gehucht bracht. Meestal fabriekslui en mijnwerkers uit Borinage of Centrum. De officieren tonen zich zeer beleefd, en de soldaten hebben ook manieren. Hun aalmoezenier vertelt de Zusters dat maar één op de tien iets afweet van Godsdienst. Het klooster moet een gebedsactie inzetten om de verhouding te doen omkeren : voor deze troepen Lafelt. verlaten moeten negen op tien hun Godsdienstplichten vervullen ». Vorst en sneeuw keren regelmatig weer en zullen dit
— 84 -blijven doen tot in Maart. Van verre kondigt zich soms de lente aan, als het aanhuiveren van iets teders en schoons, met stille, bijna zoele, bleek-gouden uren van namiddagszon. Voor de zoveelste keer mag ik de weemoedige ontroering van de herstellende kennen, die bleek en vermagerd, de ogen duister, frileus in zijn mantel gewikkeld, langs de luwzi j de van de bouw, traag en met onzekere stappen op- en afwandelt. De dokter raadt mij aan, minstens nog een maand in Gellik te blijven; en Moeder Overste had liefst dat ik mijn verblijf tot het eind van de oorlog zou rekken — al moest het een vol jaar worden. Een Duits vliegenier schiet, bij vergissing beweert hij, een Belgisch vliegtuig neer boven Saint-Hubert in de Ardennen. Zouden de Nazis beginnen ruzie te zoeken? Een lonschuldig-uitziend alinea in de bladen signaleert dat België de Sureté militaire invoert, de Veiligheidsdienst, door de fronters in Achttien de Vuiligheidsdienst gedoopt. Nu, einde '48 wachten we nog altijd op drie lijntjes in de krant, vermeldend dat die instelling wordt opgedoekt. Met de diplomaat Von Ribbentrop, graaf en voormalig wijnhandelaar, is op het Vatikaan iets geheimzinnigs gebeurd. Het doet denken aan wat Heliodorus overkwam toen deze heiden in de binnenste kameren van de Tempel te Jeruzalem was doorgedrongen : mysterieuze wezens hadden de veldheer bewusteloos geschrokken en geslagen. Toen de Naziagent de studeerkamer van de Paus verliet, scheen hij totaal buiten Westen en was bewusteloos op een rustbank neergezakt. Wat had hij gezien? Of simpelweg gehoord? Op een bekering zou het toch niet uitlopen : later zal Von Ribbentrop de kwade geest van Hitler worden genoemd, die den Fürher in het oorlogen blijft aanmoedigen. Op 12 Maart is het onvermijdelijke gebeurd. Finland, enkel gesteund door de algemene buitenlandse sympathie, ,en niet voldoende met wapens en mannen, bezweek in zijn
- 85 ^--titanenstrijd tegen Rusland. Het ziet zich verplicht een verdrag met zijn verdrukker te tekenen waarbij, onder meer, een tiende van zijn grondgebied verloren gaat. Dertig tduizend doden, zwaar gewonden en vermisten kostte een heldhaftige, maar nutteloze weerstand. Al of niet in verband met de Russische zege, confereren Hitler en Mussolini weer eens samen op de Brennerpas. De troepenverplaatsing, waarover hoger, heeft ook in Gellik Walen ingekwartierd. Het gesticht wordt weerom mild bedacht, maar heeft over de inrukkende bezetting al evenmin te klagen als over de aftrekkende. De mannen loeren op de kans , dienst te kunnen bewijzen. Ze zijn bedaard, beleefd, trekken hun schoenen uit wanneer ze over lopers of geboende vloeren moeten. Drie zusters-onderwijzeressen bedienen hen aan tafel, en krijgen nooit een oneven woord te horen. Ten hoogste laten ze verstaan dat ze gaarne biefstukken, karbonaden, coteletten in natuurvorm zouden zien, niet altijd gereduceerd tot bolletjes gehakt. Van tijd tot tijd komt een officier op mijn kamer met me
dineren of avondmalen, en natuurlijk wordt dan de toe,stand besproken. Het is nog altijd de kalmte vóór het onweer. Vroeg of laat moet het ervan komen, dat de Fransen uit hun Maginotlijn, of de Duitsers uit de Siegfriedlijn oprukken. De Engelsen, die geregeld blijven debarkeren in Frankrijk, zingen, schijnt het, een liedje waarin ze beloven
hun was op de Siegfriedlijn te komen hangen. Hoe gauwer hoe liever hoor! Maar een inval in Holland of België, is dit een te vrezen mogelijkheid? Aan de Hollands-Duitse grens gebeuren weerom vreemde dingen. Hollandse uniformen worden Duitsland binnengesmokkeld. Aanhangers van de N. S. B., Nationaal Socialistische Beweging, Nieuw Soort Bandieten, En-es-beërs, zijn aangeduid om zich, op gestelde dag, meester te maken van de sluizen die de waterstand kunnen verhogen of
86 -verlagen -van de overstroming die de =« vesting Holland beschermt. Gezellghéclen. Soms spreken wij,- of - liever spreek ik, want.. de luite= nantèn zijn jonge mensen die de vorige oorlog niet , hebben meegemaakt, over den ouden tijd. Hoe dichterlijk het was, en weemoedig, achter- den IJzer op late -zomeravonden, of in de Winter bij Egyptische- duisternis, alover de blakke velden,- alover bossen - en ` duinen, de kunstig uitgehaalde klaroentonen van dentaptoe te horen heengalmen.- -De - luitenant bereidt: me een verrassing. 's Avonds laat, =wanneer ik reeds te - bed lig, blaast de trompetter van de kompagnie het. geliefde deuntje om den hoek van het--gebouw. Maar niet zo gevoelvol, niet zo zuiver en heimweezwaar als ginder... Luitenant Rasduin- doet zijn broer, pater van Scheut, oud-strijder en missionaris, -overkomen om de kinderen - te onderhouden over Noord- China. Een flinke, figuur, sprankelend van vitaliteit. Naast hem voel ik me vaal, en traag, en tam en uitgedoofd. Hij praat niet alleen over de Chinezen, maar . kleedt zich in Chinees, kleedt als Chinese vrouw een van de grote meisjes, hij zingt in 't -Chinees, en we krijgen prentjes mets onze naam erop in Chinese lettertekens. Mij werd het dankwoord toevertrouwd, en ik. deed de - pater . beloven, terug te komen. Helaas, nooit zouden -we' hem weerzien : als - spioen zou hij in . Duitsland de kogel krijgen. Tegenover de mijne ligt een grotere logeerkamer. Daar herbergen we een half . dozijn Waalse brankardiers, Seminaristen, professors, onderpastoors. Overdag worden de zes bedden naar een hoek toe aaneengeschoven, zodat de slaapin een eet- en zitkamer verandert. Geen slag hoeven de heren te doen : een zuster zorgt voor het beddemaken, het
._._. 87 gezet : soep, eerste vleesportie met groenten en aardappe-, poetsen, het op- en afdienen, voor was en strijk. Voor 't nageslacht blijve geboekt wat hun 's middags wordt voor.len; tweede met gestoofd en opgelegd fruit; pudding met koekjes of pannekoeken met suiker; een kop Moka om te eindigen. Niet zonder moeite overwin ik de bekoring, hun ons verplegersmenu te Cabour, in '17-'18, te beschrijven. Onnodig ook, vermits allen de expiërende geneugten van het krijgsgevangenschap in een of ander Stalag zullen kennen. Een vriend heeft een villa gehuurd aan het strand bij de Panne. Hij nodigt me hartelijk uit aldaar mijn convalescentie te komen voltooien. De kwestie van toelating daargelaten de offers door de gehoorzaamheid gevergd, liggen niet zo zeer in wat je bevolen, dan wel in wat je verboden wordt Gellik schijnt mij als herstellingsoord goed genoeg. Vooral op dagen van zon en open lucht! De brankardiers vergezellen zusters en weesjes naar de nabije bossen, waar hardnekkig schermutselingen en . geordende veldslagen geleverd worden met lederen ballons en gummi kaatsballen. Die Walen kenden allerhande openluchtspelen en reidansen voor op de speelplaats, ronderefereinen en herhalingslied j es. Houdt slecht weer de kinderen binnen, dan gaan lustige avonden hun gang in de eetzaal raadsels opgeven, blindemannetje, spookgeschiedenissen, het onvindbaar fluitje en wat weet ik al. De kleinen en de Zusters die erbij horen, hebben het nog nooit zo gezellig gehad. Dank aan de verbroedering van groot en klein geraak ik ook beter met die lieve bende vertrouwd. Tot nog toe voelde ik mij slechts geheel op mijn gemak bij de zuigelingen. Vanaf het ogenblik dat de kleuters een jaar of drie oud zijn, begin ik ze, ik weet niet hoe of waarom, als mijn meerderen te ervaren, zodat ik me het klein kind voel en hen als grote mensen aanspreek en behandel. Het maakt :
: -
_ 88 — me ook wel een beetje radeloos als ik merk hoe zij er klaarblijkelijk niet genoeg aan hebben, aan een handje te worden gehouden, erg liefdevol bekeken, bij de kin genomen of ' in de wang geknepen. Van die platonische liefde hebben zij spoedig hun bekomste en lopen over naar wie ze plagen, dreigend achternazitten, dooreenschudden, knuf f elen, of wegjagen. Een stille, bedeesde, eerbiedige, gevoelvolle vereerder houden ze niet voor « vol », schijnt het. De Visitandinen zijn in de derde hemel. De Borains werden haar trouwe vrienden. Zij hadden, bekennen die koolputters, over paters en pastoors en begijnen nooit dan kwaad gehoord en welk een kwaad ! Nu bevonden ze, vooreerst dat het mensen zijn als andere, en tweedens dat het goede mensen zijn. De gebedenstormloop had onverhoopte resultaten opgeleverd. Op Zaterdag voor Pasen, hadden 37 mannen het doopsel ontvangen, 700 hun eerste Communie gedaan. Een aantal was nog bezig met het aanleren van de Katechismus. Een jongen uit Charleroi wacht op zijn verlof om ginder die dubbele plechtigheid te vieren : hij wil familie en kennissen een goed voorbeeld geven. Best mogelijk dat zijn vader, kommunist en strijdend Godhater, hem doodschiet. Maar tegen die eventualiteit is beginnelings-ijver opgewassen. De zusters glimlachen om wat ze bij de vorige inkwartiering haar « beproevingen » heetten. Hadden ze kunnen vermoeden dat haar zulk een onverhoopte zielenoogst werd gegund, tien maal méér plagerijen waren welkom geweest. Wie kan gissen dat de naïeve vrouwen nog maar handgeld hebben gegeven, en dat de eigenlijke rekening pas later zal worden gepresenteerd? Waarbij dan duidelijk wordt, dat zielen niet aan een spotprijs gekocht worden...
- 89 Ver onweer... Gaat dan toch iets de ontzenuwende eentonigheid van de « eigenaardige oorlog » breken? Het ware te wensen, want het moreel van de gemobilizeerden zakt met de dag. Men hoort van opstootjes, van formele insubordinatie op .grote schaal, zelfs tegen de Koning en ook van zelfmoorden. Midden op de brug van Veldwezelt heeft een Com-mandant zich dood geschoten! Een soldaat hing zich op in een bos achter de Kievith. De verbondenen leggen mijnen in de Noorse territoriale wateren, en op 8 April, onmiddellijk na die maatregel vaart, eindelijk! de Duitse vloot uit : « honderd schepen noordwaarts stevenend, kozen de open zee ». De brankardiers belegeren de radio op mijn kamer : iets beslissends gaat gebeuren, want Berlijn kondigt Deutscher Schutz voor Noorwegen af. En daar heb je 't, het ongelooflijke, ondenkbare, de donderslag bij heldere lucht : op 9 April landen de Duitsers, ginder hoog in Noorwegen, op zeven plaatsen te gelijk ! Met de gekende nauwkeurigheid waren alle maatregelen getroffen, bedrog, omkoperij, verraad en verrassing niet uitgesloten. Een kleine tegenvaller niettemin -- met welk grim genoegen beluisteren we deze episode! in de inham die naar Oslo leidt. Al de forten bezijden die 80 Kilometer lange zeearm hadden met valse telegrammen verbod gekregen op de naderende vloot te schieten. Een enkel fort was vergeten geworden of de verwittiging had - vertraging ondervonden, en schiet mij de kommandant niet verschillende transportschepen stuk, en keldert hij niet de twee kruisers Blücher en Karlsruhe! Het Nazibericht geeft de verliezen toe, maar met de vermelding : « Op mijnen gestoten ». Von Ribbentrop onthult dat de Duitsers tot die inval ,.gedwongen werden, helaas! daar de Verbondenen Noorwe-
-
-
gen wilden bezetten : een Engels eskader was reeds onderweg ! Londen - noemt de -aanval « een strategische blunder . van - Hitler ». Het- duurt zes volle dagen voor dat Engelse oorlogsbodems, als geleide - voor transportschepen, de Noor8e kust benaderen, en nog drie dagen eer •. ze kunnen landen te Andalsness, Namsos en Narvik. Hoog boven deze laatste haven hebben de Duitsers zich in het gebergte- :genesteld, aan de kop van de spoorlijn -waarlangs -het beroemde Zweedse ijzererts wordt aangevoerd. Wij twijfelen - er geen ogenblik aan of - de Engelsen gaan de landingstroepen van Hitler in de zee gooien; maar de . radio- laat doorschemeren dat dit niet zo gemakkelijk zal uitvallen. Het Noorse leger is : onbeduidend... slecht geoefend... het - biedt bijna geen '-. -weerstand. De Noren verzuimen banen en bruggen op te blazen. Ondertussen ontscheept de' vijand , met man en macht. Op alle strategische punten vallen Duitse- : parachutisten, en elk valschermspringer lijkt wel • een fortje op zichzelf. Tot een gevouwen fiets, ja, een n otorette, hebben zij mee! Omdat er in . de bergen moet gevochten Worden, sturen de - Fransen Alpijnse jagers. Maar de Duitse voorsprong is te groot, geen vliegveld . kan bemachtigd of aangelegd -worden, zodat de bombardementen moeten uitgevoerd door vliegtuigen die .uit Engeland- `opstijgen en naar Engeland terug moeten. Ons vertrouwen wordt er een bang en een wankelend. Nog even flakkert optimisme háág op als een ateekvlam. In de Radio jubelen: God save the - king, en . de Marseillaise; : in. hét fjord voor Narvik rusten vijf Duitse destroyers op . de bodem van 'de' zee! I J dele hoop. De - -Duitse bezetting blijft vastgeklampt' aan de berghelling. - De = tweede Mei vluchten de Britten uit Namsos. Chamberlain poogt te troosten met de verklaring K de terugtocht verloopt gunstig » en vlak bij Namsos loopt het slagschip Warspite ,
-
,
-- 91 -zware averij: op.. Op 4 Mei kapituleert Midden-Noorwegen. De troepen, wordt nu toegegeven, hadden stand te houden in .onmogelijke voorwaarden : tot aan de knieën in slijk en gesmolten sneeuw, zonder steun van eigen aviatie en meedogenloos « met bommen belegd » door die van den vijand. Wat wij, uit Duitse bron vernomen, voor leugens en bluf hadden. bespot, . is bittere : waarheid reeds de 11 April lag de zware - kruiser York bij Narvik gekelderd. Deze haven zal ontruimd worden in de tweede helft van Mei wanneer onze. belangstelling niet meer zo ver als Noorwegen hoeft uit te kijken.... Slechts een maand heeft de kampanje in het Noorden .geduurd. Enkele brankardiers klagen erover dat de Engel.sen nooit gereed zijn en altijd te laat komen. Ik verdedig ze hevig, en wijs, .erop hoe ze met Duitse woordbreuk, valsheid en verraad te doen hadden, en voor een onmogelijke ,opgave waren geplaatst. Hoogst waarschijnlijk erkenden zij die zelf als hopeloos, maar met ze af te wijzen zouden de Duitse spot ontketend hebben en de verontwaardiging van bevriende neutralen. Dat Hitler een onloochenbaar succes heeft geboekt is zeker. Dat hij zijn volk een genie moet ,
-
schijnen, liefst een man van de Voorzienigheid, is onvermijdelijk. Wat het meest ergert is dat jubelen over en opsom-
men van behaalde- buit--- in de Duitse radio. Ik zal nog dikwijls, later, den indruk krijgen dat de Krieg voor de Germanen niet zozeer een kwestie van eer en roem is, maar vooral, ja uitsluitend, van « krijgen », van inpikken. De Verbondenen hebben heel hun uitrusting, wapens, tanks, geschut, équipementen, mondvoorraad, moeten achterlaten --. en dat meevallertje gun ik de Nazis niet! Te Oslo flansen de Duitsers direkt een Nazigezind Kabinet ineen, met aan het hoofd een zekere Quisling. We gis. :een niet dat hij menig navolger zal krijgen... Ik ben nu meer dan twee maanden in Gellik, voel me
.ter
92
r
weerom op krachten, en keer dezen 19den April terug naar Rekem waar ik met frisse moed mijn werkzaamheden hervat. Bij de Zusters blijven de priesters-brankardiers den overleden Rector vervangen. Met het vicinaal stoomtrammetje rijd ik weerom naar de Schoolzusters op de buiten om bij haar de maandelijkse conferentie te houden. Vandaag is Lanklaar aan de beurt, maar in Eisden-Mijn wordt de vaart stopgezet. Sensationeel nieuws! Vierhonderd Rijkswachters hebben de Cité onverhoeds omsingeld : onder de vreemde elementen moeten er zijn die wapens en Duitse uniformen verbergen. Vooral een Pruisisch schoolmeester wordt verdacht... Men weet dat op de Limburgse Mijnen de verschillende patio n.aliteiten er eigen priesters en eigen onderwijs op na mogen houden wat voor de Vlamingen in het Walenland nooit werd nodig geacht... Na twee volle uren blijft alle: verkeer gestremd zodat menigeen, ik ook, de terugtocht. aanvaardt. Wij kunnen vaststellen dat baanversperringen bij middel van muurpanden uit betonblokken, ernstig worden doorgezet. Na Noorwegen, konden wij ook wel eens aan de beurt. komen, meent een medereiziger. Waarop een ander antwoordt : Noorwegen had nog nooit een oorlog meegemaakt,, was niet gereed, kon moeilijk geholpen worden. Wij weten hoe wij de Duits moeten kloppen, en met een stap en een. sprong zijn Engelsen en Fransen hier! 's Anderendaags herneem ik mijn Lanklaarse reize.. Alles is rustig nu. Van het resultaat der huiszoeking van gisteren lekt niets uit. Walberts is weerom eens komen aanlopen : magerder,... sjofeler dan ooit. Het is geen kleinigheid, met toevallige karweitjes, bijdragen in tijdschriften, berichten voor radio, zeven personen den mond open te houden! Hij had ge-hoopt op de Vlaamse voormannen van zijn stad om hem_
-93— aan een fatsoenlijk baantje te helpen. Hoe had hij zich bij de laatste kiezing niet uitgesloofd met schrijven, ronddragen en plakken om de Vlaams-gezinden aan een zetel mèèr te helpen. Voor het ogenblik, moet Walberts horen, kan er niets voor hem gedaan worden, maar vergeten wordt hij niet. Blijft geleidelijke mobilisatie doorgaan, dan wordt hij ook opgeroepen. Feitelijk zal het een uitkomst voor hem zijn, want dan heeft hij een voorlopig bestaan, en zijn vrouw krijgt steun. Ik heb het druk met plezierig vredestijd-werk : proeven verbeteren, Imprimaturs aanvragen, presentexemplaren sturen, en op bestellingen ingaan. Verder ben ik veel op de baan. In Vroenhoven wemelt het dorp van soldaten die terugkeren van een voetbalmatch. De tijd van de « alertes schijnt voorgoed voorbij. De Zusters van het bescheiden kloostertje, op den rand van de diepe kanaalgleuf, leiden haar rustig, teruggetrokken leven. Ik word binnengeroepen bij een bevriende familie langs de Rijksweg. De oude moert der, twee volwassen dochters, de zoon met de vrouw en drie kleinen, ontvangen mij met de gewone hartelijke gulheid, en wij brengen enkele ingekwartierde soldaten komen ook eens kijken samen een gezellig, ja tamelijk luidruchtig uurtje door. Allen komen tot aan de deur om mij na te wuiven en dat zal mijn laatste blik op die goede mensen zijn geweest... Ik geraak ook in Miskom, in het Hageland meen ik, waar ik op een Communiefeest werd uitgenodigd. We vechten voor ons leven aan een waar Gargantuamaal. Wat een degelijkheid van gerechten, en wat een overvloed! Omdat een even stevig en gevariëerd soeper ons wacht, doen wij een wandeling door het zonnig, wazig, ideaal vreedzaam landschap. Lange korenakkers liggen als - lopers ontrold tegen hellingen. Achter die groene ruggen steekt, hier, en ginder, en verder nog, een blauwe torenspits uit. In de laagte kron
-a
— 94 -kelt de volle Velp door vele beemden . bewemeld 'met duim zenden pinkater- ' en botèrbloemen. Canadas in eindeloze rijen- laten hun -kruinen ruisen -- of door - de • klaterblaren regenvlaag- slaat. - Honderd mijlen ver voelt men zich van oorlog en: , kanonnendonder. Achter Leuven echter lopen, onafzienbaar, de zware -rolhekkens van de « stalen muur .» over barmen en vlakten. Nabij Brasschaat zag • ik voor de eerste maal -van mijn leven antitankgrachten, gebetonneerd, met een zachte helling langs de Noordkant, om -in af te zakken, een steile. langs Antwerpse zijde om het uitklimmen onmogelijk te maken. Wat wél mogelijk moet zijn met behulp van kraan of tractor, indien geen vastberaden troepen aanwezig zijn om de gracht onder vuur te houden. Op Donderdag, negende van Mei, hou ik mijn maandelijkse rede in het kloostertje van. Stokkem, waar een - jong zusje aan het beklemmend voorgevoel lijdt, dat iets heel ergs gaat gebeuren. Wat zou -er - nu -voorvallen? stel ik haar. gerust, -het- is de laatste tijd bijzonder kalm geweest. Een andere Zuster weet dat er in Gellik loopgraven werden aangelegd, achter de weide van het klooster, van weerskanten de zandweg naar de bossen. Zou het - niet als nuttig tijdverdrijf bedoeld zijn geweest voor de soldaten? Vreesde men onraad, dan waren, precies vandaag, de verloven niet opengesteld! En dan komt Eerwaarde Moeder binnen die haar retraite is gaan doen in het moederhuis te Heerlen: De - zeven Belgische Oversten zijn een . dag te vroeg moeten terugkeren -: =morgen, zeiden de Hollandse autoriteiten, geraakt u misschien niet meer weg! Wanneer ik te Rekem, in de late avond- naar mijn cel ..klim, hoor ik van een . medebroeder dat op de hoogten naar
verfrissend een
,
. _
-
-
95 Asch een zwaar Frans kanon werd opgesteld, dat de overgangen van de Maas strijkt. Hij verzekert mij dat de Duitsers deze nacht nog België zullen binnenvallen. Van wie weet hij dat? Van niemand, zo maar een idee van hem. Ik ben er heel gerust in, en lees nog een uurtje in een Engelse uitgave van Sherlock Holmes. Waarna ik de diepste stilte heerst in het klooster, het dorp, en uren ver mij neerleg en direkt in slaap val. Geschiedkundige gegevens voor de acht mobilisatiemaanden zijn de volgende. 1 September '39 : inval in Polen; algemene mobilisatie in het Westen; en oorlogsverklaringen van Frankrijk en. Engeland aan Duitsland op 3 September. De 17 verschijnen de Russen in Polen; op de 27 8 k valt Warschau; en op 1 Oktober biedt Hitler vrede aan. De aanslag op Hitler te Munchen greep plaats op 8 November. Op de 30ste vielen de Russen Finland binnen. De zeeslag bij Monte-Video werd geleverd op 13 December. Op 12 Januari 1940 : de grote alerte in Oost-België en vredesbemiddeling vanwege Zijn Heiligheid Pius XI. Op 13 Maart legt de Rus Finland Vredesvoorwaarden_ op. Op 8 April : Duitse inval in Denemarken en Noorwegen. Engelsen en Fransen pogen hulp te verlenen maar moeten terug inschepen op tweede Mei. Op 3 Mei geeft Noorwegen. zich over.
« De Maas lang'S Limbur-g »,
Foto
SOHL.
~ eerharen.
DE INVAL.
4
IN REKEM.
Uit bodemloze verzonkenheden rijs ik op tot een gedeeltelijk bewust-zijn. Ik ben op lang na niet uitgeslapen... dus, hoewel de dag in de lucht zit, moet het nog vroeg zijn. Met de ogen weerom dichtgevallen luister ik naar een vreemd muziek, het eentonig gonzen van een bromtol, van een noot die stijf bleef staan op het orgelpedaal. Eindelijk herken ik het hoog geronk van vliegtuigen. Plots een kort horten van doffe knallen : het vuren van een machiengeweer! Klaar wakker, haak ik mijn horloge van de wand en lees : kwart over vier. Weerom een vinnig knetteren en knappen, korter bij nu. Duitse verkenners moeten zijn
overgekomen, waarop door de onzen geschoten wordt. Ik trek de deken terug over mijn schouder het is vinnig koud en tracht de voortvluchtige slaap terug op te vangen. Maar het ronken nadert, wordt voller en klaarder. En de schoten zijn niet van afweergeschut : het moeten morsesignalen zijn van vlieg- naar vliegtuig. Leven ontwaakt in de hovingen achter onze tuinmuur : vragende vrouwenstemmen, mannen die elkander iets toeroepen, opgewonden gekakel van kinderen. Nu pas ben ik helemaal wakker, stap in nachttuniek op de brede, niet zo hoge vensterbank, leun met de armen over het dwarshout dat het beneden- van het bovenraam scheidt. Mijn geburen op de gang hebben hetzelfde gedaan : allen hangen uit hun venster, met verwrongen hals naar de lucht te kijken. Deze is volkomen wolkeloos, lichtgrijs en éven blozend. Boven de heuvelkam van Geulle, vlak tegenover, in het
-- 100 -Oosten, brandt wit de dageraad. De negentien vliegtuigen die ik, een weinig Zuidwaarts, tellen kan, vangen het licht op langs den onderkant van hun vleugels. Geroep in een tuintje : « Ik zie er dertig! » Een andere stem : « Ik zag er al zeventig. Kijk! je kunt de hakenkruisen onderscheiden! » Een sterke formatie, die ook ik eindelijk ontdek, verglijdt langzaam op duizelige hoogte, blanke stippen in het rozig blauw. Aan een veel lager plafond schieten, sneller, dozijnen andere tuigen naar het Westen, vlak over ons hoofd. Er wordt reeds flink geschoten, ronde shrapnellwolkjes puffen open in hun baan. De ganse omtrek schiet wakker, van alle kanten grommen ontploffingen en rikke-
tikke-takken mitrailleuzen. In de verte ontbrandt, bij regelmatige tussenpozen, zwaar geschut. Zou dit het Frans kanon op den weg naar Asch zijn? De koude is vinnig en rillend leg ik me terug te bed. Het is slechts een verkenning op grote schaal en al dat rumoer zal wel spoedig stil vallen. Ik zou ingedommeld zijn, indien niet onverhoeds een echte dondervlaag boven het klooster was losgebarsten. Met één sprong ben ik terug aan het venster. Vliegtuigen scheren rakelings over het dak. Dezen keer van West naar Oost. Ze duiken zo laag dat ik de mannen in de open cockpit zie zitten aan stuur en machiengeweer. Ze zijn in het feldgrau, en grauw is hun eendekker, lelijk en dreigend; hij doet me denken aan gore doorwinterde keldermuggen. Met z'n. vieren strijken zij over de lage dorpsdaken, geven aan wie? Morse-signalen met korte schoten : een-twee-drie; een-twee. Reeds donderen zij boven de vaart, schijnen tot op het watervlak te dalen, vliegen af-en-aan tussen de oeverfortjes die op vijftig meter afstand de verhoogde brug kunnen schoon vegen. Waarom schieten die niet? En doen zij
-- 101 het, hoe is het godsmogelijk dat zij die ploerten niet in het kanaal doen ploffen! « Wat is er nu eigenlijk gaande? » vraagt mijn gebuur. En tegelijkertijd schijnen overal in den omtrek bommen te vallen, en zware artillerie in aktie te komen. Geweldige slagen, uit de richting Maastricht, doen het klooster schokken en blazen ons bijna weg van het raamkozijn. Ook in het Noorden, richting Mechelen, breekt een daver los of een. reusachtige ijzeren poort keer op keer met een gierenden zwaai wordt dichtgeslagen. Van tijd tot tijd stikt ergens in zijn woede een geweldig kanon dat zich poogt te verlichten met braakpogingen : bladdere-bleddere-radder-radàfradánk doet het. Nog altijd zweven de hoogste vliegtuigen sereen_ en ma j estatisch over. Het werd kwart na vijf; ik hoef pas present te zijn om half zeven. Koude jaagt me terug onder de dekens. Van slapen echter zal niets meer terecht komen : het hels rumoer ,
r.
houdt aan, en soms hupt mijn bed omhoog. In de bouw van..
de fraters studenten, het klerikaat, hoor ik ondanks het. « eeuwig zwijgen » op dit uur verplichtend, gejaagd geroep en klepperend op- en afdraven. Menen de jongens misschien dat de wereld vergaat? Och ja! nu valt het me te binnen :. voor dezen tienden Mei hadden ze een uitstap te goed, een_ « dagwandeling », zodat ze nu hun cel opruimen en pro-viand inpakken... Buiten- en binnenrumoer kunnen niet. verhinderen dat ik, eindelijk, weer inslaap en me erg moet haasten om tijdig de zevenuremie te beginnen. Nog altijd heb ik niet het minste vermoeden dat iets. kapitaals zich afspeelt. Zowat overal ten andere, naar ik later zal horen, menen de mensen dat er enkel iets in de. lucht gebeurt waarmee zijzelve weinig te maken hebben.. Maar pas leg ik, terug in de sacristie, de gewaden af of een. eigenaardig uitziend medebroeder, geheel buiten adem,., deelt me het ongelofelijk nieuws mee :
— 102 Wij zijn in oorlog! Ik beluisterde een Duits memorandum aan de Radio. België schond de onzijdigheid. Alle onze verdedigingswerken maakten front naar het Oosten, tegen Duitsland ; niet één maatregel betrof West of Zuid. De Hollandse en Belgische grens werd overschreden. -Reeds staan de Duitsers op den Wijker Maasoever te Maastricht. De reusachtige ontploffingen omstreeks zes ure, dat waren de bruggen over de Maas, die ginder de lucht in vlogen... — Maar dat kan immers niet! — Ik ben met de fiets tot voorbij het station van Lanaken geweest, zien of de baan naar Tongeren vrij is. De fraters zijn allen dienstplichtig en moeten onmiddellijk weg, om niet in de handen van de Duitsers te vallen. Het .station kreeg luchtbommen, het patersklooster ertegenover ook; de kazerne De Caritat, van de grenswachters, ligt plat : de kommandant is dood en de dokter zwaar gewond. Lijken van soldaten liggen midden op den weg. Gelukkig dat het -gros van de grenswacht in het holle van de nacht gealerteerd werd en naar de Maaskant fietste om de Zuidwillemsvaart te verdedigen, anders waren 'allen omgekomen. De wachten =aan de betonnen baanbrug van Briegden staan met den vinger op de knop om ze op te blazen. De elektrische centrale van de mijn te Eijsden werd om drie ure reeds gebom.hardeerd. Een dame werd dodelijk getroffen te Mechelen :a/de Maas. Gaat ge mee? Dan direkt de fiets op. Pater -,magister trekt te voet met zijn dertig fraters naar Hasselt pof Sint Truiden. Wij lectoren rijden voorop, of volgen, met de fiets. Ik sta letterlijk verpletterd, stom van verbazing, en verontwaardiging. Klassieke horror, en stupor, maakt me :koud, en stijf, en verlamt me. Hoe grondig was ik dus overtuigd dat deze oorlog nooit zou doorgaan, moest stikken in de kiem, of zou op een -
-
-
-
,
-
-103
—
andere manier stil vallen. Het drong dan geen oogenblik: tot mij door dat Nazi-Duitsland er niet voor zou terugdeinzen het tragisch experiment van 1914 te herbeginnen inval, verwoestingen, bezetting, hongersnood, knevelarijen,,. délaties en deportaties ! Herhalen wou de jarenlange moordpartij ! De « schande van het mensdom » stond op Hitlers, program, werd door deze waanzinnige misdadiger aanvaard,. gewild! Bij de oorlogsverklaring in Veertien had ik àl de graden van de gevoelensschaal doorklommen. Neerslachtigheid slechts één ogenblik. Terstond daarop verontwaardiging,., toorn, afschuw, geestdrift, onstuimige moed. Waarin zich. mengden : opgewekte benieuwdheid, lust naar avontuur.. Nu : geen spontane krachtige réaktie te vergelijken met het. klinkend opspringen van den hamer na den slag op hetaambeeld. Ik voel me loom, voel me van lood, word inge^deukt door den dof neerkomenden moker. Wij zullen een ,
droeve, lelijke, eentonige geschiedenis meemaken.
Mijn medebroeder heb ik geantwoord dat ik sedert lang afspraak heb met Pater Gardiaan : wat er ook moge gebeuren, wij verlaten het klooster niet. Al moesten we. met ons tweeën in de kelders huizen zolang het Albert kanaalfront blijft. Aan de koffietafel zit eenzaam onze donkerkijkende Vader Overste die van krachttermen houdt. « We hebben. het zitten » zegt hij, die sm...lappen zijn alweer eens daar._ En die schoft van een Hitler verzekerde verleden week nog. bij hoog en laag, dat België zich in geen geval hoefde on-gerust te maken! Het is doodsstil in het klooster behalve dan de geruchten van buiten die binnendringen : geraas in de lucht en woelig dommelen en rommelen, geponktueerd met doffe bonken, uit alle windstreken.
--- 104 -De meeste broeders, zegt Pater Gardiaan nog, zijn jong 'en dus opgeroepen. Slechts enkele Paters zijn boven de militie j aren, en de oudste liet ik vrij naar een klooster te gaan verder van de vuurlijn gelegen. Pater Gilbert, of het een dag als een andere was, is naar Maaseik gefietst om .zijn wekelijkse biechtdag bij de Zusters waar te nemen. Ik geloof dat we nog met zeven overblijven, van de zeventig. Met mijn boterhammetje ben ik eens zo vlug klaar als anders. We lopen den tuin in om naar . de lucht te kijken. Nog altijd trekken de Duitsers over in kroenekranenf ormaties. Rekem wordt ongemoeid gelaten maar als een eiland in een zeer woelige zee. En nu aan het werk! Geburen hadden, bij de eerste alerten, gevraagd of ze, in geval van wezenlijk gevaar, in onze kelders zouden mogen schuilen, daar de hunne te laag, te eng, of gebrekkig gewelfd zijn. Ons stevigste gewelf is dat van de huidige bierkelder, de voormalige begraafplaats onder het koor. In de vochtige kilte, bij weifelend kaarslicht, rollen we ledige tonnen weg, dragen we tafel, stoelen en banken bij, en kandelaars met zeven takken. Men moet ook aan brandgevaar denken. Op mijn cel staan stapels Solodozen met exemplaren van al mijn uitgaven, afgedankte en begonnen handschriften, potas- en dokumentatie : de jonge broeder koster, alvorens af te reizen, draagt me dat alles vliegens naar een van de droge kelders onder het klerikaat. Zo werd het tien ure, en de poortbel gaat over. Juist steek ik mijn sleutel in het slot, wanneer een aardbeving grond en muren doet schudden. Vlak achter me een angstwekkende slag : het groot Franciskusbeeld is van zijn console gesprongen en tegen den vloer aan stukken gesmakt. Ik raad wel wat er gebeurd is : de kanaalbrug, slechts een minuut of zeven.. ver, is in de lucht gevlogen. Bleek en ontzet staan onze naaste geburen vóór de 1(
-
105 binnendeur. « Juist op tijd! », zuchten ze. Gelijk in de eerste. dagen van Veertien, heft heirkracht het Pauselijk Slot op..Broeder Martinus, onze bejaarde portier, zal oud Mieke en. twee andere. juffers op kanonieke leeftijd, naar de kelder vóórgaan.
het
Ik benuttig de gelegenheid om een kleine verkenning dorp te ondernemen.
in
De mensen die ik tegenkom schijnen hevig geschrokken. Bij het berucht alarm in Januari werden in 't holle van de vriesnacht vrouwen met haar kleintjes de straat op gejaagd : « omdat. ze binnenshuis in levensgevaar verkeerden, de brug werd immers opgeblazen! » Nu was niemand. gewaarschuwd, zelfs de gidsen niet die vlak bij tegen de buitenkant van den, dijk lagen! De gemeentesecretaris loopt met rammelende bel door de dorpstraat, en niet voor de eerste keer! « Alle mansvolk vanaf 18 jaar is opgevorderd voor het leger en moet op staande voet vertrekken! Laatste verwittiging!
Waar naartoe? wordt hem gevraagd. — Informeer u op de gendarmerie! De kommandant is vertrokken met al zijn mannen,registers en papieren. De burgervader is niet aan huis. In hun onbeslistheid blijven een aantal opgeroepenen thuis. In groten angst later misschien als deserteurs voor het krijgsgerecht te worden gedaagd. Na den oorlog zullen nieuwe doodzonden ontdekt worden, en desertie zal de krijgsauditeurs een peulschilletje schijnen. Aan de vaart staat een jong huisvader te schreien als, een Magdaleen. « Zijn vrouw en zijn kleinen zijn in Maastricht, dat reeds half in puin ligt! Och!, troost ik hem, Maastricht is groot, en de mensen overdrijven schromelijk. ». Wat mij interesseert, is de toestand van de brug. ' De betonnen hoofden zijn vormeloze rotsblokken; en de ijzeren
,
— 106 -__ gebinten, midden dóórgeknapt, dalen van weerskanten als 9teilstaande reuzeladders in het water. Mensen uit Uikhoven willen per bootje oversteken om -te zien of hun huis, niet ver van de Maas, nog rechtstaat. Uikhoven werd immers gebombardeerd! » Helemaal hetzelfde refrein als in Veertien te Mechelen aan de Dijle, of ,te Tielt in West-Vlaanderen. Toen kon men naar geen plaats -vragen of ze lag plat, ze was gebombardeerd, ze stond in Lrand. Bij deze lieden zijn er die toevallig in lageraf gelegen dorpen bij familie logeren en nu ijlings terug ,kwamen; anderen waren in alle vroegte op de vlucht geslagen naar Rekem. Ze vertellen : 14
Toen de Duitsers op den Hollandsen Maasoever ver,schenen, zwommen er twee piernaakt over, drongen een huis binnen en eisten kleren. Daarna gaven ze signalen met ,kun armen en andere Duitsers . kwamen over in gummibootjes. Dat zijn grote bolgeblazen ringen waarop ze schrijlings in een rondeke achter elkaar zitten, als op paardenruggen, wel zestien te gelijk. » De Duitsers zijn reeds in Stokkem, Vucht, Rotem en .$oorsem. Ze liggen al vóór de vaart te Eisden. » Ik vraag me af of Pater Gilbert hen te vlug is geweest, of in hun han-den is gevallen. « Ze zijn, valt de bijtredende secretaris aan, van den dijk in Uikhoven op weg naar hier, voortsluipend van huis tot huis. En dat ze elk moment verschijnen kun. ven, gelooft dat maar! Jozef, jij op wacht hier, en niemand doorlaten die je niet persoonlijk kent. Jullie allemaal, het dorp in, en weg van de straat. De kogels gaan hier fluiten! In de buurt van de brug hebben de huizen ruiten en pannen erbij ingeboet. Maar geen muur heeft begeven, niet én is ingevallen, gelijk bij dat fameus alarm beweerd werd dat gebeuren zou. Ik drentel terug de dorpstraat in langs het lange. hekken
-- 107 — van het Staatsgesticht (voor landlopers en ontoerekenbaren), wanneer eensklaps aangiert het mij van in Veertien bekendegefluit, gevolgd van daverende ontploffingen, en rookkolommen in vaalzwarte wrongen. « De dépót brandt » hoor ik schreeuwen. Het lijkt erop dat een heus bombardement. begonnen is, en ik stap een huis binnen om te schuilen. Nog zoals in Veertien, vragen de geschrokken mensen of ze vluchten moeten. Ik denk, gelijk toen, en mijn mening was de juiste gebleken destijds dat het veiliger is binnen te blijven, desnoods in de kelder, en afwachten. Een echt bombardement wordt niet bedoeld : daarvoor vallen de slagen te mager. Radeloos van schrik, willen de brave lieden toch maar weg : de bossen in van de Kolonie. Hiermee wordt de heide-ontginning en landbouwexploitatie van het Staatsgesticht bedoeld, een half uur Westwaarts. Wel, neemt dan proviand mee. En ziet ge Duitsers, niet weglopen, want dan schieten zij! Een binnenvallende gebuur de ontploffingen hielden op beweert dat de granaten afgevuurd werden van op de. berg boven Geulle, op het Hollands. Niet de « Dép^ot > werd geraakt, maar een erbij behorende villa aan het kanaal gelegen. Op straat is de uittocht al volop begonnen. Hele-maal gelijk ik hem zag in Mechelen alleen maar opa bescheidener schaal. Vrouwen die met tweeën grote wasmanden slepen, mannen met de stootkar, kinderen met geknoopte bundels, kleintjes in de kinderwagens, jonge moeders met een wicht op eiken arm, een gebrekkige oude man op een hondekar, gearmde oude vrouwtjes. Twee bejaarde vrouwliê zie ik het klooster binnen gaan. Ze hebben geen huis meer, zullen ze mij vertellen. Een granaat barstte aan den voet van den gevel, sloeg ramen en deuren weg, en klapte de voorkant van het pannen dak terug op den achterkant « zoals meneer Pastoor zijn misboek toeslaat ». Aan de vaart rakketakken de bunkers de Duitsers
-- 108 -slopen langs de tuin het Hotel du Pont binnen, en beschieten onze dijk waarachter de gidsen liggen. Twee ervan werden in het hoofd getroffen daar ze 't even ophieven om uit te kijken. De makkers trokken de gewonden bij de voeten naar omlaag. Pater kapelaan is er al naartoe met de Heilige Olie. Hoeveel verdedigers telt Rekem eigenlijk? Een dertigtal. Gisteren avond is de luitenant op verlof gegaan. In het klooster vind ik de medebroeders in de studiezaal van de fraters, bij hun Radio. De onze is stom bij gebrek aan stroom, maar deze gaat op een accu. Een echte ramp : de batterij zieltoogt! Men hoort nog enkel een vaag gefluister : « Opgepast voor sabotage... Vliegtuigen trekken naar -het Westen ». Dit wordt een drietal keren herhaald, dan blaast het toestel de laatste adem uit. Nu zijn we volkomen afgezonderd van de wereld, kunnen zelfs niet weten wat in de naaste omtrek voorvalt. Bladen komen natuurlijk niet 'meer door. En deze toestand kan dagen lang aanhouden, want een electrische centrale wordt in geen handomdraai -hersteld. Precies op het middaguur valt er een vreemde, benauwende stilte. Dit is ook een verschijnsel uit Veertien : de troepen gunnen zich de tijd, bij de veldkeuken aan te schuiven. Voor ons heeft de gedienstige Max een klein dineetje klaar gekregen op een afgedankte cuisinière in de onderkeuken. De grote, in de bovenkeuken, is buiten gebruik omdat er geen stroom is : de Sihipomp ligt daardoor stil, en zonder water zouden de spiraalbuizen rond den vuurpot springen en smelten. In heel het klooster loopt geen kraantje meer. De enige toevlucht is de oude pomp op de put, maar de verdroogde zuiger weigert meestal. De korte nacht, het over-en-weer en op-en-af gedraaf, de ondergane emoties, hebben me uitgeput. Ik leg me boven op bed, en val aanstonds in slaap. Niet voor lang. Mijn cel ligt dus op de Oostkant, naar -
,
-
-- 109 — het dorp en de vaart, waar de gevechten hernemen. De fortjes hoor ik niet meer, maar mitrailleuzen schijnen vlak onder mijn venster te worden afgevuurd. Onze mannen trokken dus een klein eindje achteruit, maar geven het niet op. Ik doe de bevinding op hoe ver ik de laatste vijf-en-twintig jaar heb afgetakeld. In de vorige oorlog kon ik naast een snelvurend kanon staan zonder dat de nijdige slagen me hinderden in het minst, terwijl elk schot me nu een pijnlijk krimpen van het hart bezorgt. Poeierreuk drijft het open raam binnen. Onverhoeds donderen lage vliegtuigen over. Ik blijf rustig liggen en lees in Sherlock Holmes. De Engelsen zullen hier komen liggen, dus moeten wij ons taalvaardig maken. Zij zijn er. Het snelvuurduël valt als bij toverslag stil om vijf ure. Wie van de twee partijen gaf het op ? Ik loop naar de straatdeur, steek voorzichtig mijn hoofd buiten, stap tot op den boord van het gaanpad. Het dorp ligt verlaten, uitgestorven. Uit een huis aan de overkant werden brokken weggeschoten uit het arduin van deuren- en vensteromlijsting : de straat werd dus van af de oostelijke kanaaloever in geheel haar lengte doorschoten. Ik daal tot midden in de straat, en zie de eerste Duitser van dezen oorlog op driehonderd meter afstand. Hij ook staat midden in de straat, en praat met iemand die zich niet laat zien. En reeds klopt een regelmatig geplof van stappen. De kop van een Duitse kolonne zwenkt, aan het uiterste straateind, van den vaartdijk het dorp in. Plaats maken zal geraden zijn. De eerste binnenruk.kende troepen zijn gewoonlijk gespannen, bang, zenuwachtig. Verdekt stel ik mij op achter de gordijnen van de spreekkamer. Het ijzeren krissen van beslagen hielen nadert. De Pruisen zullen nog wel hun fameuze laarzen aanhebben,
.b~
110
die hen bij de Mechelaars, in Veertien, de naam van kasseistampers » verwierven. Ik zie mannen die een gloednieuwe telefoonkabel ontrollen op het troittoir, tegen de voet van de gevels. Terstond volgen de manschappen op rijen van vier. Géén eerste keuze mensenmateriaal! Rekem zal wel een tweederangssektor wezen. De mannen zijn ongelijk van gestalte, hebben hangende schouders of een holle borstkas, eigenlijk zijn ze lelijk, zien er volstrekt niet krijgshaftig uit. Wel erg moe, en verschillende hinken. Achteraan ratelen tweewielige huifkarretjes, waarop geweren en ransels rommelig dooreengegooid. Ook dit soort wagentjes, en die lichte paardjes herken ik : ze komen van het Poolse platteland. Ik liep de medebroeders verwittigen, die zo min verwonderd zijn als ik : dertig man zonder bevelvoerder, dat lijkt wat min om een Duitsen inval tegen te houden! Reeds heeft zich het straatbeeld gewijzigd : op hun drempels staan de mensen, benieuwd, naar de voorbijtrekkenden te kijken. Juist wordt er halt gehouden, en de mannen, van de jongste niet meer, dringen bij slachter en bakker binnen, bij kruidenier en herbergier. Ze verbergen niet hoe aangenaam de verrassing is, goede en overvloedige waar te vinden aan zeer genadige prijzen. Lachend verlaten ze de winkels, elkaar jam en boter tonend, suikergoed en chocolade, ham, worst, en wittebrood. En een moment later zullen de winkeliers met genoegen, en een zeker ontzag verklaren Ze betalen ! ! D Op muren en poorten werden royaal proclamaties aangeplakt. Onder de gespreide vleugels van de Duitse adelaar, en omlijst met de Belgische kleuren, staat in drie talen te lezen — Duits voorop en Vlaams achteraan, o Grammen t -- dat « de Duitsers België helpen komen als vrienden en beschermers... De bevolking zal in niets geschaad of gehinderd worden, opvorderingen worden kontant betaald... Zware straffen voor uitingen van vijandige gezindheid.
-- 111 — Het trekken gaat weerom door. Westwaarts, dieper het land in. Vliegtuigen zullen wel gesignaleerd hebben dat de wegen veilig zijn. Een gedrongen donkere Rood-Kruisman, een onderwijzer dunkt me, zit op de boord van het gaanpad, trekt schoenen en sokken uit en betast met pijnlijk gezicht zijn zere voeten. In een beweging van meelijen vraag ik hem : « ver gemarsjeerd.9 » Nors blijft hij naar zijn geschaafde tenen kijken en acht me geen antwoord waard.
.
Het geeft een algemene opluchting dat de verovering van het dorp zo vlot van stapel liep. Het Duitse geld stemt sommigen mild : een dame spreekt al van de Moffen als van « die arme jongens ! » Een pessimist vraagt zich af of dat geld uithalen van de Duitsers lang zal duren, en hoeveel uren ze het zullen volhouden niet te snauwen. Om nieuws te vernemen moet men op straat blijven. Iemand die van achter Lanaken opkomt meent te weten dat het de Duitsers, met hun aanval op het Albertkanaal, niet voor de wind gaat. Maar een Jobsbode zaait consternatie met de berichten, dat de twee voornaamste bruggen niet gesprongen zijn : die van Vroenhoven op de baan MaastrichtTongeren, en die van Veldwezelt op de Rijksweg MaastrichtI3asselt. Verraad, meent de ene. Toeval, denkt de andere. Welhoe, val ik uit, van Smeermaas tot Lozen liggen in de twintig bruggen die alle de lucht-in vlogen; op het Al'bertkanaal sprongen de bruggen van Neerharen, TourneBride, Lanaken en Canne. Indien juist de twee voornaamste, die volstrekt moesten opgeblazen worden, intakt bleven, zodat de vijand met kanonnen en tanks de fameuze kanaalstelling kan binnen rijden dan is dat een verkochte boel! » Maar die bruggen hebben nog hun hekkens en sperka. Iels, hun kop- en flankèerbunkers, èn ze liggen onder de kanonnen van het groot Eben-Eymaalfort. De Duitsers rijden daar zó maar niet over! Het fort is zeker in aktie, want
— 112 — in de verte branden zware stukken regelmatig los. Op het Gesticht gebeurden, op een hààr na, ongelukken. De beambten dragen een uniform dat er nogal militairuitziet, en werden door de Duitsers voor soldaten aanzien. Denkelijk sloeg de Weermacht de schrik om het hart ze schreeuwen en leggen-aan. De vrachtwagen die eiken avond op dit uur uitrijdt om de tewerkgestelden op de kolonie te gaan terughalen, wordt met kogels doorzeefd. Een bediende die , langs de gevels van de dorpstraat naar huis spoedde kreeg een kogel die hem de slagader achter de knie oversneed. Misschien ligt hij nu . al doodgebloed... Het tragisch misverstand opgehelderd, laden de Duitsers vlug en vakkundig de ganse voorraad benzine en levensmiddelen op. Talrijke camions reden over een vlug geslagen vlotbrug aan. « Staatsgoed is oorlogsbuit. Na het avondeten komen de vluchtelingen, opgelucht, teruggewandeld. Ze zaten bij gezellige groepen in de bossen toen de Duitsers door de laan kwamen aangestapt. « Wat ze daar deden? — Bang geworden. Veiligheid gezocht... Totaal onnodig! De burgerbevolking heeft van ons niets te vrezen. Trekt gerust terug naar huis : voor Rekem is de oorlog afgelopen. » Colleges en pensionnaten hebben hun volkje dezen morgen of naar veiliger oorden gebracht, of naar huis gestuurd. Een jong student heeft de 45 Kilometers van Neusden naar hier te voet afgelegd, over de hei, waar nog geen Duitsers te zien waren. Zijn voltallige familie vond hij hier bij de kolonie gelegerd. Grof geschut blijft ononderbroken in de verte bonken. Naar vliegtuigen kijken en luisteren wij niet meer. Wij hadden op luchtgevechten gehoopt, maar niet één Belgisch, Frans of Engels vliegtuig is tot nu toe verschenen. Hun aanwezigheid zal elders onontbeerlijk zijn?
1~
113 —
En zo geraken wij aan den avond van onze eerste oorlogsdag. We zoeken de recreatiekamer op, want niemand heeft zin om slapen te gaan. Pas zitten we, of Pater Kapelaan duwt de deur open en laat een bedremmelde jonge kerel binnen. Een vluchteling ? Neen, een verkleed soldaat, een van de gidsen die aan de kanaaldijk lagen. Tot vijf ure hadden ze dus weerstand geboden. « Veel te lang, want de ganse kanaalpositie was voor het middaguur opgegeven ». Terwijl zij al vurend door het dorp naar de Rijksbaan af. trokken, werd zijn kameraad door een kogel, op de hoogte van de long, bezijden den ruggegraat getroffen. « Het deed vies om zien : als hij ademde floot dat gaatje, en dan weer spoot bloed eruit ». Hij had hem een huis binnen geholpen, op een bed doen leggen en door het venster de Duitsers zien aankomen. Vlug jas en broek van de oude pa over zijn tenue aangetrokken, en onder een schuin afdakje boven het gemak gekropen. « Drie uren heb ik daar gezeten, mijn kop tussen de knieën en mijn hielen tegen mijn gat A. Nu wou hij graag broederkleren aantrekken en wachten tot de Duitsers door zijn. « De Engelsen komen toch seff ens. De arme drommel voelt dat we hem voor geen held verslijten. « Ik ben van Aalst, djust één jaar getrouwd, en ik heb 'nen kleine ». Pater Kapelaan was het geval gaan voorleggen aan de burgemeester.. Deze wil helpen, maar een toevallig aanwezig Gestichtbeambte bezweert hem zich met de zaak niet in te laten. De Engelsen zullen misschien langs hier niet komen. Mettertijd richten dan de Pruisen, gelijk in Vijftien, een Meldeamt in, en dan lekt het bedrog onvermijdelijk uit... Na over en weer palaberen vinden wij de volgende oplossing : de burgemeester zal een civiele intentiteitskaart leveren, en morgen trekt onze gast naar de mijn van Eisden waar werkvolk altijd welkom is.
-- 114 -Ik ga nog even kijken op straat. Alles donker. Bevelen tot verduistering werden onder zware bedreiging rondge.
geven. Troepen en wagens trekken op volle straatbreedte door. Waar mag onze Pater Gilbert blijven? Houdt hij zich bij vrienden schuil, of werd hij gevangen genomen? Terwijl ik inslaap blijft wagengeratel en laarzengeplof als een rommelende onweersbui boven het dorp hangen. Hoe het langs de rijksweg, uitzag. Niemand is me komen wekken, en ik heb de hinderlijke, ook wel aangename indruk, een gat in den dag geslapen te hebben. En dan valt het als een steenblok op mijn hart : Duitsers ! ... Oorlog ! ... Doden en gewonden... Vuur en vernieling... Dit plotseling bewust worden zal me nog vele dagen, bij het ontwaken, ontzetten. Mijn tweede idee is : wat mag er gedurende de nachturen gebeurd zijn? Hoever zou de vijand reeds zijn doorgedrongen? Ik ben helemaal wakker wanneer in de cel naast de mijne het kloppen en kletteren van een schrijfmachien begint. Pater Gilbert is terug en typt het artikel voort, dat hij gisteren had laten steken... Zijn avonturen? r Niets bijzonders ',vindt hij. ` Donderdag avond was ik teruggekomen van een gouden bruiloft te Genk, waarop géén gedrukte stemming heerste en niemand duistere voorgevoelens scheen te hebben. In het rulle heizand echter was mijn ketting onklaar geraakt; daarom moest ik gisteren morgen de tram nemen naar Maaseik, en zette ik in het voorbijgaan mijn fiets bij de vélomaker. Langs de halte op de Rijksweg drentelden, verveeld, doelloos, zenuwachtig ook, een paar militairen. Zij wach-
115 — ten op bevelen die uitblijven. Een artilleriemajoor die op het naburige landgoed « de Schaapstal » logeert, was opgestaan bij het nachtalarm, had zijn neus buiten het venster gestoken, de oren gespitst en was terug onder de dekens gekropen : « omdat geen orders werden gegeven ». Waarschijnlijk lag hij nu nog te slapen. De luitenant-dokter die mij dit vertelde sprak, al wandelend, zijn biecht : hij was ervan overtuigd dat 1914 voor hem ging herbeginnen, nog deze voormiddag. Nieuwe reizigers zijn bijgekomen, maar de tram blijft uit. Eindelijk komt hij al stomend en fluitend aangeschoven. De machinist gaat ergens telefoneren, en bericht ons dat hij niet verder rijdt. « Lager af is het niet veilig, en -daaiom zal hij terugdeinzen naar Tourne-Bride. 'De reactie bij de mensen is, dat ze verduisterd kijken, géén woorden vinden... In uren van gevaar komt • byer sommigen een geest van onthechting, en opoffering. « Wacht even » zei mij een brave man, en hij loopt een
en
splinternieuwe damesfiets halen bij hem thuis. « Als ge
levend hier weerkomt, en ze hebben u de fiets niet af genomen, dan krijg ik hem terug. » Overal staan de mensen aan hun deur, sommigen met bundel of valies. De brug van Eisden staat op het springen. Men mag er nog over, maar terugkomen zal niet meer gaan. Lager af, dacht ik, zijn er nog bruggen, en dan kom ik langs deze zijde van de vaart weerom. Naarmate ik voorttrapte, door Lanklaar, Dilsen, Rotem, werd de stemming gedrukter en leken mij de mensen angstiger. Ze bezwoeren mij niet dóór te rijden : « de Pruisen waren op tien plaatsen al over de Maas, en deden in Maaseik of zij er thuis waren ». Ik ben tot vlak bij Maaseik geweest, maar zag ineens in de greppels en achter hagen, Duitsers liggen. Om gevat te worden, en God weet hoe lang misschien in Maaseik weerhouden, daar had ik geen zin in.
- 116 — Terwijl, op de hoogte van de boomtoppen, een Belgisch vliegmachien het station en de Maasbrug kwam verkennen en de Duitsers zich dekten keerde ik mijn stuur om, op Rekem aan. Het ging toen reeds tegen elf ure. Wie mij straks in Rotem wilden tegenhouden, grinniken als ze mij terug zien jagen. In Lanklaar verwittigen ze mij : de Pruisen liggen in de ringoven bij Meeswijk. Nog een eind verder zie ik hen, over de Rijksweg heen, naar de vaart opdringen. Rond de brug van Vucht wordt hevig geschoten. Een handelsreiziger heeft, een half uur geleden, op bevel van de Duitsers, in een diepte moeten duiken ... en ligt er nog. Ik sla de zijweg naar Leut in, maar moet een huis binnen omdat een gevecht ontbrandt. Op korten afstand slaan de mitrailleurskogels met een zwart stofwolkje in de grond. De mensen riepen mij vanuit hun kelder,
maar ik bleef liever achter een laag muurtje liggen om het verloop van het gevecht te zien. Rond vijf ure scheen de overtocht van de vaart verzekerd voor de vijand en kon ik dóór naar de pastorij van Leut. Even werd ik gekontroleerd door een Pruis, een soort scholastiek of seminarist. Hij beweerde dat dank aan deze oorlog, heel de wereld het beter ging hebben. Ik antwoordde dat wij Hitler bedankten voor zijn moeite, maar dat hij zijn ongevraagd bezoek gerust had mogen achterlaten : niemand kon ons, Belgen, een beter levéntje bezorgen dan wij reeds hadden. Na meneer Pastoor, die het erg nodig had, opgemonterd te hebben, reed ik langs de Maas naar Kotem. Op de Hollandse oever, beneden Elsloo, lagen massas munitie en oorlogstuig opgestapeld : om de beurt renden troepen en vrachtwagens over de pasgelegde botenbrug. In Kotem begon meneer Pastoor juist zijn testament te schrijven. Daar « zien doet gedenken », beloofde hij de helft van zijn bezit aan de Paters te vermaken.
— 117 — Die uitmuntende Heer bood mij het nachtverblijf aan. Toevallig zag ik over de straat voorbijstappen : een veldwachter met vier Hollandse soldaten, elk met een witte zakdoek aan 't geweer, ten teken dat zij zich over hadden gegeven. Dezen morgen belandde ik al vroeg op de vaartdijk bij Boorsem. Daar lag reeds een hulpbrug, waar ik over mocht. Naar Rekem reed ik langs het kanaal, langzaam, scherp oplettend, want overal lagen Duitsers schietensgereed, en niet afstappen op het eerste teken zou uiterst gevaarlijk zijn geweest. Aan het Hotel Dupont zetten, op een soort vlot, de Duitsers autos over. Graag was ik blijven toezien, maar vond doorrijden geraadzamer. Nu moet ik naar mijn fiets gaan kijken, en de geleende terug bezorgen ». Volgens hun oorlogsreglementen hadden, bij de vélomaker, de Duitsers tot het laatste schroefje opgeladen en weggevaren. Wat zij ook, ten andere, gedaan hadden met meubelen en beddegoed van leegstaande huizen. Pater Gilbert liet dat zo niet en zocht de -Duitse Kommandant op, in het Staatsgesticht. Hij vond het gemakkelijker te doen of hij geen Duits kende, en een tolk werd bijgeroepen. « Van verloren fietsen kunnen wij ons niets aantrekken, smaalde de Kommandant. Zo haast uw landje bezet is, zal het u uitbetalen. Indien dat lukt! Zoniet mag
uw land weerom ver-
goeden! Wat? Welhoe? Meent gij dat wij hier nog ooit ausrücken? Maak u weg, en gauw! Die fiets kwam toch terecht. De Duitsers hadden hem defect bevonden en ergens tegen een muur gezet. Bij mensen die hem naar de vélomaker brachten, waar de eigenaar hem eindelijk terugvond.
— 118 Inkwartiering. Vier volle dagen en nachten zullen troepen en tros door Rekem Westwaarts blijven trekken, en langs alle wegen die uit Hollands Limburg, over de Maas, naar de Kempen klimmen. Veel later zou ik lezen hoe, tussen de Friese Noordzee en 't Zuidelijkst punt van het Groothertogdom, meer dan tachtig Oost-West-banen voor den inval werden benuttigd! Sommige troepen mogen een etmaal in ons dorp blijven uitrusten. In het Staatsgesticht, dat zijn landlopers en onverantwoordelijken wandelen zond, en in de ruime schoolgebouwen. Officieren eisen kamers bij ingezetenen. Wij hopen reeds aan inkwartiering te ontsnappen, wanneer ik, rond tien uur dien morgen, een hoge zware kerel te woord sta aan de kloosterpoort. Het is een grimmige luitenant
van de Feldpolizei, kwartiermeester. We moeten een Generale Staf met ordonnansen, en postbedienden herbergen. « Laat mij uw inrichting zien ». Ze voldoet hem matig. Terwijl ik hem rondlei, zie ik ineens onze logeer- en spreekkamers, cellen en andere lokalen met zijn ogen. Ontstellend armtierig en naakt, volstrekt niet glanzend van overdreven zindelijkheid. Kamers die op straat uitgeven, zij het dan met muur en beek ertussen, bevallen hem niet. Een ziekenzaal? Nein! zegt hij met een vieze grimas. De studiezaal kan voor veldpost en telefoon dienen. Maar al die banken eruit; een drietal tafels en twee dozijn stoelen aanbrengen, en de helft van de vloer dik met vers stro beleggen. -- Dat zullen uw mannen dan moeten doen. Wij zijn maar met een handvol ». Hij bekijkt mij scherp. De middenklas met ramen op
den tuin is de geschikte eetplaats voor de Staf. « Banken eruit. Met rein linnen gedekte tafels. Geen keuken- maar salonstoelen.
-- 119 — Door u te bezorgen, heer Luitenant ' Weer bekijkt hij me of ik een schooljongen was die tweemaal dezelfde fout maakt. Met drie treden te gelijk loopt hij de trap op. Al die deuren? vijftig.
Cellen. Hoeveel van die?
Aan de
Met moeilijk bedwongen verbazing monstert hij het smalle bed van plaatijzer met twee versleten katoenen dekens over de strozak; de ene houten stoel en het ene tafeltje met een tiental klasboeken. « Op dertig van die bedden nieuwe lakens! Hebben we niet! --- Dan halen. En op klokslag twaalf gekookt eten voor dertig man. Vlees. Groenten. Aardappelen. Dessert. En wijn als drank. -- Geen elektrische stroom, dus geen vuur en geen water! --• Op klokslag twaalf. Begrepen? Wij betalen! Toen ik, in Veertien, in een nonnenkloostertje bij
Tielt in West-Vlaanderen, de speelplaats opstapte om mijn eerste Pruis te ontmoeten, beleefde ik een moment van hoge spanning. De vijand was toen al tien weken in het land en onze pers had zulke « gruwelen, wreedheden, monsterachtigheden » over zijn optreden verteld, dat ik er geen ogenblik aan twijfelde of ik ging de dood tegemoet. Zonder vorm van proces zou me die pinhelm zijn bajonet in den buik ploffen... Deze grote kerel, luitenant en gendarm, imponeert me geen zier. De Duitser is voor mij een oude kennis. Ik heb hem als « stolz Sieger » en als kruiperige krijgsgevangene meegemaakt, zag de rechte en de keerzijde van de medalie. Daarbij voel ik duidelijk aan, hoe hij een ordewoord van beleefdheid heeft na te komen. Dierf hij bars zijn, dan bond ik in waarschijnlijk. Maar hij moet zich vriendelijk
— 120 -tonen, dus mag ik onwillig zijn, en : « me payer quelque peu sa fiole » hem zoetjes voor den aap houden. « Die vent heeft goed kommanderen, bromt Pater Gardiaan; kook maar voor dertig man op dat kreupel en gebarsten fornuisje van de onderkeuken! » We zullen niettemin gaan kijken, en vinden ... een Pruis, reporter of lid van een bevoorradingsdienst, die met levendige belangstelling onze bescheiden voorraad ham en spek op zijn agenda noteert om hem bij de eerste gelegenheid aan te slaan, of om een dokumentatie aan te leggen nopens paapse smulpartijen? In het pand weerom de kwartiermeester : « Op elke cel een kandelaar met lange kaars; ook licht voor de overige gerekwireerde lokalen. En, op klokslag twaalf... Hevig rammelde de poortbel. Twee jonge Weermach-
ters naast een hupse Hollandse auto. « Direkt vijftien kandelaars met kaarsen voor het schoollokaal. Binnen tien minuten komen wij ze halen. » Ik deel de bestelling aan Vader Overste mee. « Wie heeft de Electrische centrale kapot gegooid, zij of wij? » En daar staat Max, onze knecht, die verklaart geen mogelijkheid te zien om gekookt eten klaar te krijgen. Behalve koperen of tinnen kandelaars die wij niet wensen af te geven, bezitten wij drie luchters in gefoelied glas. Een kaars op een fles zal voor de cellen ook goed zijn. Voor alle zekerheid toch maar even de straat op, bij de buren kijken. Geen verkeer meer midden door het dorp. Autos en camions razen langs de weg die van de hoge brug komt. Deze werd dus hersteld, voor zover, en over de Maas is een vlotbrug klaar gekomen.
Ik kom tot de bevinding dat de mensen er geen kandelaars meer op na houden! Een vijftal is gans mijn oogst. En daar heb je die twee guiten weer. « Vijftien heb ik ge-.
-- 121 2egd. Binnen drie minuten breng jij ze, of je beleeft wat! » Ik zend een kleine jongen met een paar pakken bougies en de vijf gevonden kandelaars. Dit broertje zal duidelijk zeggen : « lege flessen nemen! Het loopt naar de middag. Een medebroeder, buiten adem, trekt mij terug het klooster binnen : « kom gauw :naar de keuken! » Ik vind er de kwartiermeester; met een rond en kaal en glimmend zeehondhoofd want zonder képi, tegenover P. Gardiaan, even hoog en zwaar als hij. De luitenant sist : « Gekookt eten voor dertig man! » En hij :stampvoet. Maar onze Eerwaarde Vader heeft ook het kookpunt bereikt : hij rukt op den Duitser aan, duwt hem de twee vuisten onder de kin, en buldert : « Als het potver,domme nu niet kan! ? De gendarm verschrompelt als een geprikt kermisballonneke. « Ik geef maar bevelen van mijn hogeren door. _Mij wordt het geweten indien ze niet uitgevoerd worden. Hier treedt onze goede broeder Martinus naar voren. .Zonder een woord wijst - hij op een grote ketel waaronder vuur kan worden aangelegd. « Lust ge fritten met spiegeleieren? vraagt onze opgeluchte vader aan den kwartier. meester. Gesnitte kartoffelen elen in vet gebraden? Nou en of! gebaart de Pruis. Een zekere Mayer, buikige Beier, zal het fertich ma-chen van deze lekkernij kontroleren. Voortdurend gaat de poortbel. In het Klerikaat reklameren de ordonnansen die, banken uit studiezaal en klas gekaatst, roepen om tafels, stoelen, borden, glazen, messen, lepels en vorken. Ik roep tegen --- Behelpt jullie jezelve! » -- Nee! jij moet bijhalen! -- Onmogelijk! Ik ben groot oorlogsinvalied. Maar één long, de ander weggeschoten, en hartaandoening. Eén ogenblik maakt dat indruk. -
-
1
122
Een nieuwe plager : « Waar blijven die dertig lakens voor op de bedden? D De eerste nog eens : « We wachten op tafellakens! -- Hebben jullie dan volstrekt niets meegebracht? --• We vorderen zo snel dat de tros ons niet kon bijhouden. Pater Cassianus bericht dat een Duitser de biervoorraad ontdekt heeft, terwijl een tweede naar flessen wijn speurt. « Een beetje inschikkelijk zijn, vermaant hij, of ze worden balorig! Beredder jij dan de zaken hier terwijl ik naar den stoffenwinkel om lakens ga. Daar wil de juffer natuurlijk weten of de Duitsers betalen. die « Ze betalen, beweer ik, of geven de lakens terug waarschijnlijk maar één nacht zullen dienen. — En, worden ze nog niet teruggeslagen? Op dat goede nieuws wachten we met ongeduld. » Was ik een profeet, dan had ik kunnen verklaren Jawel!.., binnen vijf jaar! « Iemand vertelde hier dat drie priesters, onbekende, bleek en ontdaan, door de Pruisen werden opgeleid om aan het kanaal doodgeschoten te worden. Verklede Engelse spioenen, zeggen ze... » De kloostergang hangt vol vaalblauwe stikrook. Het frittenvet solfert! Naast den ketel staat de gemoedelijke Mayer te schreien van het hoesten en kuchen. Pater Cassianus en broeder Martinus, zeer gedienstig, geven hem met de vlakke hand flinke klappen tussen de schouderbladen. Reeds schaatsen enige jonge kerels weg met gevulde kommen en schotels. Wanneer Mayer wat bekomen is, schept hij zichzelf een hoopje op dat een maquette lijkt van de grote pyramiede, en waarover hij een potlepel ziedend vet uitgiet.
--- 123 -Het gaat naar één uur wanneer ik met Pater Gardiaan — waar hangen de anderen uit? aan de onderste tafel van de refter, bij de deur, op een bord eten wacht. Daar verrassen ons twee juffers, onderwijzeressen van Gellik. « Heel het gesticht, zusters en kinderen, knechten en een dozijn dorpsmensen, zijn sinds gisteren morgen op de vlucht en kunnen elk ogenblik binnenvallen ». Een moment zitten we sprakeloos. Heel Gellik op de vlucht? Wat mag zich dààr hebben afgespeeld?... Doodjammer dat ze zich niet een uur of twee vroeger hebben aangemeld, dan was er geen plaats voor de wehrmacht geweest. De dubbele deur wordt opengestoten, en in dat indrukwekkend gat komt een imposant Duits officier te staan. De rangtekens van Hitlers nieuw leger ken ik niet, maar dit is een hoge! Monumentale képi, lange zilvergrijze gloednieuwe kapotjas, soepele gele laarzen, zilveren sporen. Hij is van Slavisch type : breed, plat, olijfkleurig gezicht, smalle
spleetogen. Ook deze zaal, zegt hij ze is dertig meter diep moet ons voorbehouden blijven. We verwachten elk ogenblik drie honderd vluchtelingen... -- Elders sturen. Unsere Belange gehen vor. Gellik hier! Ineens is de gang vol kindergeschrei; voeten schuifelen en voetjes trappelen of een kudde schapen het pand had Overrompeld.. De officier verdwijnt uit het deurgat, waar-door een lamentabele stoet binnenstroomt. Zusters met een zuigeling op den arm, Duitse soldaten met op eiken arm -een kleuter, zuigelingen in minuskule sportwagentjes, in poppenvoituurtjes. En geburen met kleine hummels op den arm. De dichte troep gore, bezwete, doodmoede vijf- en
0.~
124 —
zeven en negenjarige meisjes, die sloffen en struikelen omdat ze hun voetjes niet meer kunnen oplichten. Ik ben beschaamd omdat ik schreien moet, maar een zuster zegt me : « Och, geen man zag die mizeriestoet van ons of hij weende. » En ziehier reeds de grotere meisjes, en de rest van de zusters, hinkend op zere voeten. Haar anders hagelblanke, zorgvuldig gestijfde en gestreken hoofd- en borstdoeken zijn besmeurd en gesmeerd, verkreukt en verslapt. De knechten stappen aan, een weinig verdwaasd, in fatalistische bérusting, stom, loom alsof ze van achter de ploeg kwamen. Ten slotte een dozijn inwoners van Gellik, moede, schamele geburen, of familie van de zusters. Daar zijn mannen en vrouwen bij van boven de tachtig. En heel die volksverhuizing is al van gisteren morgen op weg : « door de bossen. In hun losgeknoopte vuile doeken liggen de zuigelingen in lange rij voor den grond, op de raphialopers. Ze moeten gezuiverd en gevoed worden. Het overige kleine grut schoofin achter de lange tafels, en direkt lag het verstreuveld hoofdje op den geplooiden arm : ze slapen. Andere kinderen zijn druk bezig zich te ontkleden. Bij het vertrek uit het gesticht behingen ze zich met driedubbel stel : gewone, zondagse, en hoogdagtenue. De, Zusters vragen om emmers en kommen, kannen en kruiken. Water moet bij geburen gehaald. Dames dragen doeken en luiers aan, meisjes verschijnen met melkstopen en koffiepotten. De slaapstertjes worden wakker geschud, waartoe het vegen en uitnijpen van natte neusjes bijdraagt. Andere dames en kleine nufjes uit de buurt brengen wiegen, korven, poppenmandjes om de platte kindjes in te leggen. Een angstgeschrei omdat ijzeren hielen hameren op de blauwe stenen in den gang.. Drie van de voorbijgaande militairen spreken mij aan. Uiterst hoffelijk. Die voorname heren, zal ik later ver-
-- 125 nemen, hebben den rang van generaal. « Wij zijn artsen en apotheker, zeggen ze, en bieden onze diensten aan om zieke zusters of kinderen te verzorgen ». We danken voor de bereidwilligheid : zere voeten verplegen de zusters zelve wel. Er is grote navraag naar handdoeken. Boven vind ik linnen- en andere vooraadkamertjes op slot; en de betrokken broeders hebben in hun haast en alteratie de sleutels meegenomen! Op de cel van mijn gebuur klopt onverstoorbaar het schrijfmachien... Beneden galmt de poortbel alweer. Zou dat Eerwaarde Moeder zijn? Met een tiental zusters, een groepje kleintjes, één lam en één onnozele zware juffer, is ze achter gebleven,. ergens. Maar neen : het zijn Duitsers met nieuwe eisen... Het geeft een begankenis van vrouwen en meisjes uit het dorp die benodigdheden aandragen voor de kleintjes, en schoolkinderen die ook de « kinnekes » willen zien. Maar de kinnekes moeten zo haast mogelijk weg uit de herrie en het gedrang. Ik laat de zusters de door de Duitsers afgekeurde plaatsen zien; met vlijt en vernuft beginnen ze afdelingen in te richten zoals in Gellik. Eindelijk hebben verbondene vliegers den Maaskant gevonden en werpen brandbommen uit dicht bij de scholen. Duitsers rennen en bedelven het spuitend vuur met zand en zoden. Donderend en knetterend treedt afweergeschut in actie, alles rinkelt en davert bij het venijnig knallen. Algemeen noodgehuil in de refter. Een eendekker vliegt in brand, schiet eerst schuin omlaag, stort dan vertikaal. Een Engelsman, grinniken de Duitsers vergenoegd. Op logeer- en ziekenkamers, boven, brengen we de bedden in gereedheid voor vrouwen en Zusters. Wij, nodigen ze uit haar keuze te doen, wanneer dat vreselijk geschut weerom losbrandt. Niemand wil naar boven : liever allen samen
- 126 vergaan. Dan maar strozakken in den refter leggen, dicht bij de deur. Het schijnt dat Moeder, met een Zuster, zich even in den gang heeft vertoond. Zwart waren ze als schoorsteenvegers. Haastig dronken ze een glas water en trokken het dorp in, om twee karren te bedingen die de achterblijvers moesten gaan halen. « Lies » de ouwe merrie van het gesticht was te zeer uitgeput om nog ingespannen te worden. De bewogen dag wendt naar den avond, en nog treedt geen rust in. Een dozijn jongens vielen bij ons binnen. « Leerlingen van de Paters te Lanaken. Kunnen het College, en de Paters en de Broeders, een onderkomen bij u vinden? » Wat zien de knapen er verwezen en verwilderd uit! Opgejaagd en uitgeput, bezweet en rillerig, of ze een doodsangst hebben uitgestaan. Ik leg hen uit hoe « wij met Duitsers en vluchtelingen zitten. Als ze eens bij Meneer Pastoor en de Schoolzusters gingen kijken? » Zelfs het glas water waarnaar ze vragen moet ik hen weigeren : bij momenten brengt ons énig pompje bedorven water naar omhoog. Achter het bedremmelde groepje duw ik de tussendeur wanneer in het buiten-portaal Pater Frederik en de kwartiermeester op elkaar stoten. De luitenant heeft een kop als een stier, dreigend steekt zijn onderkaak vooruit en zijn ogen gloeien kwaadaardig. Hij trekt eensklaps zijn pistool, zet Frits de loop op de borst en bijt hem toe « Sie haben geschossen!
aan,
Het gapend gezicht van onze medebroeder is « 'ne frang weerd » bij die historische beschuldiging. Na even geslikt hebben antwoordt hij kalm : « dat is niet waar ».
te
-- Gij verbergt wapens hier! -- Niets van aan » houdt Frits vol. Door de kier ziet me de luitenant genoegelijk grinniken. Het glimmend pistool steekt hij terug op zijn heup.
-- 127 — « Zijn er wapens in het klooster? vraagt hij mij, op gewone conversatietoon. — Neen. -- Dragen de zusters en die andere mensen wapens? Die hebben nooit enig geschut van nabij gezien. Is zijn geweldige woede maar comedie geweest? Met ontspannen gezicht merkt hij aan, terwijl hij doorstapt « Wij moeten voorzichtig zijn, zie-je. Mettertijd zouden we - te weten komen wat dit alles te beduiden had -- en den samenhang vatten van : de drie gevangen priesters, de ontdane jongens, en het getrokken pistool van de kwartiermeester. De geschiedenis die volgt had hij denkelijk zo juist vernomen naar Duitse versie.. Een dagje uit. In de vroegte van de tiende Mei dacht men ook te Lanaken dat het schieten en het vliegtuigengeronk te wijten was aan maneuvers langs het Albertkanaal. Tot het eensklaps vlak nabij bommen begon te regenen op de Grens. wachtkazerne en een vliegtuig brandend naar beneden kwam. Toen waren Paters en leerlingen in de kelders gevlucht. Om tien ure : voltreffer op het klooster, dwars door het betonnen dak. Gescheurde binnenmuren, verwrongen ijzeren ledikanten, verpulverde ruiten. Om twee ure in de namiddag dringen de Duitsers binnen en nemen Belgische soldaten gevangen die de Paters in de kelders gezelschap hielden. Verder gebeurde er dien Vrijdag niets bijzonders, en de. nacht in de kelders doorgebracht, verliep zonder incidenten. Om vier ure 's morgens moeten de Belgen een tegenaanval hebben beproefd. Hun geschut spuwde granaten en snelvuur in de richting van Lanaken. Zestig zwaargewonde Duitsers werden in het veld op een bierwagen geladen en weggevoerd.
-- 128 Het geweld luwt stilaan en een jongen gaat buiten een kijkje nemen. Hij stoot op erg zenuwachtige Duitsers die hem toebrullen : Hiinde au f , schweinhund! Ze huilen boven aan den keldertrap : « rauskommen! Beneden zitten allen stom en lam van schrik. Een tweede maal wordt gebulderd : « rauskommen, schafte! Sie haben geschossen! Met knikkende knieën en de ogen knipperend tegen het licht duiken jongens en priesters op uit de duisternis. Van alle kanten rennen de Duitsers op hen aan; die uit de keuken komen : met gestolen worsten onder hun koppelriem. Ze vloeken en tieren en dreigen. Uit een andere kelder diepen zij burgers op 'die ook met de handen omhoog tegen de muur moeten staan. Wanneer alle papieren onderzocht zijn, bedaren de Pruisen wat : « Wij zullen jullie naar Maastricht brengen waar het veiliger is ». Rond half zeven zet zich een lange stoet in beweging Paters, broeders, studenten; tien mannen, ook ettelijke vrouwen en kinderen. Geen kat in de lange verlaten dorpstraat. De gevangenen, die weinig geslapen en niet gegeten hebben, bekomen wat in de frisse morgenlucht. Aan het fortje van Tournebride zou men nu moeten rechts afslaan naar Maastricht, maar de Duitsers houden de richting Neerharen. Halte aan een villa langs de Rijksweg, waar overheid zetelt. Als resultaat van lange besprekingen : een enorme feldwebel neemt het commando over en gebiedt een màrsj op Rekem aan. Hij schimpt op de paters, schijnt een verband te zoeken tussen hen, de -jongens en de vrouwen, roept minachtend tegen voorbijtrekkende Duitsers : « bezie ze me, die keusche mánner! Het is bewezen dat ze geschoten hebben, en nu is het de wil van de Voorzienigheid (zo gaarne door Hitler overal bijgesleurd) dat al die verraders worden kaput geschossen. » Hij drijft zijn kudde naar het kanaal, waar het wemelt,
Foto
SOHL,
)
DtJ rI~P~,;lf~U t~ Rekem vanaf de_oexer ya:n d~ Z~~}"t! ..,r:llem5va"rt,
Neerharcn.
— 129 langs de dijken, van feldgrauen. Een fluitsignaal, en met gevelde bajonet stormen zij op de gevangenen in. Hoe gingen die arme vrouwen en kinderen te keer ! Vooral toen een mitrailleuze achter den groep werd opgesteld, en knetterde! Maar ze moeten verder. Vorwarts, schweinhunde! Een waarlijk bezeten officier uitmuntend acteur? het pistool in de vuist, draaft bassend langs de rijen, en... schiet een van zijn mannen door de punt van den schoen. Nu is de hel losgebroken. Gehuil en getier. Schieten in het wilde. Gevelde bajonetten. Eensklaps giert een vlaag kogels over. « Plat liggen! Gezicht tegen den grond! Welkom bevel voor die geterrorizeerde mensen die gillen, kermen, huilen, bidden. Een forse stem spreekt een generale absolutie uit. Het geschutsdoel schijnt verlegd. Dat eerste salvo gold een huisje, een brikkebakkerskeet, geen honderd stappen ver. Daar woonde een Italiaan die duiven hield. De Duitsers schoten op de diertjes, en hij schijnt tegen geschoten te hebben. Het regent nu handgranaten op de keet. Twee mannen storten neer, drie kinderen lopen weg maar slaan tegen den grond, op een uitgeslagen deur wordt een getroffen meisje weggedragen. Een nieuw commando : « Aufstehen, stehen, und ausziehen. Ontzetting... Maar géén talmen! Schoenen, kousen, jas en ondervest uit... Jawel! ook de broek! De vrouwen vielen niet onder dit bevel en werden een eind verder geparkeerd. Een van de Paters draagt een kakhi-broek. Was? Soldatenhosen? Du bist ein spion! Nu zijn allen verf luchte spionen, die zich in geen Vlaams of geen Duits mogen verdedigen, of worden afgesnauwd met « 's Maul halten. Schone Leute, die Diener Christi! Aber sie werden kaput geschossen ». Aan een menselijk uitziend Duitser vraagt de station5
-- 130 --chef van Lanaken zachtjes : « Worden wij werkelijk geëxecuteerd? . Och neen, fluistert de man, wij mogen geen civielen
kaput schiessen. Nu de ganse kolonne, ook een eerbiedwaardig, zwaarlijvig missionaris, in de zestig jaar oud, en met lange grijze baard, nog enkel het hemd aan heeft, begint het schelden en schimpen en het vloeken pas voor goed. Gemene allusies en walgelijke schunnigheden gaan hun gang, terwijl pistoollopen op de borst en bajonetpunten op de neus van de slachtoffers drukken. « Ook de hemden uit! ' schreeuwt eensklaps de dolle officier. « 11 dein, Hemde anholten! » dondert, gelukkig, een --r
ander stem.
Over het kanaal scheert een kille bries. Langs de dijk liggen vuistdikke keien en scherp grint, groeien bramen en stekende distels. De armen kaarsrecht geheven, moeten de « franc-tireurs » daarover en daardoor op en afstappen. Terwijl in de afgelegde kleren naar het « wapen der misdaad » wordt gezocht en bruikbare dingen gevonden worden... Foto's nemen de geamuseerde Duitsers bij het dozijn. De armen mogen niet zakken, en de marsj moet altijd maar vlugger gaan. « Schneller! Schneller! Potferhierendaar ! » De slachtoffers, die eerst rilden van de kou, druipen nu van het zweet. Ze hijgen en snakken naar adem. Meer dan een uur moeten zij aldus blijven over-en-weer rennen. Dan wordt het de jongsten en oudsten toegestaan, zich terug aan te kleden. De middensoort moet nog gedurende drie kwartier in een kring ronddraven, terwijl een soldaat, knie op de grond, met zijn geweer op hen mikken blijft. Wanneer finaal ook de laatste piste-lopers uitgeput neerliggen, mogen zij zich aankleden. -
— 131 — De menselijke Duitser mompelt : Maakt u maar vlug uit de voeten ! Jullie zijn er nog goed van af gekomen : in Polen ging dat anders ! » Dit ongelooflijk toneel had zich, een halve dag lang, afgespeeld op geen vijf minuten gaans van de dorpstraat, en geen mens die er iets van vermoedde ! De laatste Paters kwamen maar vrij rond zeven 's avonds, en van zeven 's morgens was hun kruisweg begonnen. Allen vonden een onderkomen in de Zustersschool, waar de bevolking proviand aanbracht. Na twee dagen ging de communiteit terug naar haar klooster, dat vakkundig geledigd was geworden ook wel door al te gedienstige gemeentenaren. Achterblijvers. Deze Zaterdagavond, tweede invalsdag, doen bonte geruchten de ronde. Een Duitser vertelt aan Pater Cassiaan dat Holland zich heeft overgegeven. Een burger komt met het belachelijk nieuws aandragen dat onze Koning de strijd opgaf en kapituleerde. Ik vraag bevestiging hiervan aan een Pruis die het klerikaat binnenstapt. Deze kijkt sceptisch. « Niks van gehoord », zegt hij. Doch hééft ie 't gedaan, dan bewijst hij daardoor een flink staatsman te zijn ». Enkele minuten later vertrouwt een opgewekte dame mij toe, dat de Duitsers hem reeds hartgrondig betreuren, hun inval. Onmiddellijk rijst de moed met tien streepjes te gelijk! Vooral nu een schoolkind verklaart thuis vernomen te hebben, dat Turkije de zijde van de Verbondenen heeft gekozen. Wat zullen we morgen met de Zondag doen? In geen geval de klok luien : we weten uit Veertien dat invallende legers daar niet van houden! Wij hangen een goed zichtbaar plakkaatje uit, vermeldend dat de missen op de gewone uren gelezen of gezongen zullen worden, en vragen of gewilligen op de gehuchten willen bekend maken dat met klokgelul voorlopig gestaakt wordt,
— 132 — Vreemd schijnt het mij dat geen eigenlijke veldslag in den omtrek plaats heeft. Nergens bereikt het geschutsrumoer de daartoe vereiste vol- en hevigheid. Ook kondigt zich geen concentratie van Verbonden vliegtuigen aan. Nu reeds kunnen wij een Engels van een Duits vliegtuig onderscheiden : de motor van het eerste ronkt met een regelmatig sterkere duw, iets als een doffe slag op een omfloerste dikke trom, terwijl een Pruisisch tuig regelmatig en effen doorgonst. Wij vinden dat verschil erg jammer, want nu is zo'n Engels machien direkt opgespoord, en geen driekwart minuut snerpt snijdend het afweergeschut, of de ééndekker schiet met een langen vonkenstaart omlaag. Iemand zag het « Flak »-geschut plaatsen : geen honderd meter van hier, en in een gesloten kring. Met de Duitse Staf in huis krijgen wij geen bommen op ons dak verzekeren wij de vreesachtige Zusters : die afweer is er om het Hoofdkwartier te beschermen. Ik voel me doodop en heb toch geen zin om slapen te gaan. Ik wandel in het pand en ga van tijd tot tijd eens tipvoets in de refter kijken; achter de tafels zitten de meegevluchte inwoners van Gellik; in dekens en spreien gewikkeld liggen wel 200 kinderen naasteen op de lange lopers; bij de deur, op aaneengeschoven strozakken, liggen de Zusters. Alleman gekleed en geschoeid, gereed om weg te rennen. Ik bekom van twee soldaten die een wacht binnenhuis schijnen te betrekken, dat ze niet alle tien minuten de dubbele refterdeur opengooien om met hun sterke zaklampen de Zusters in het gezicht te lichten. Precies om twintig na middernacht weerklinkt, hol, de poortbel. Wie mag dat nog zijn? De achtergebleven groep van Moeder Medarda? Neen, slechts twee Zusters eruit die over Lanaken kwamen. Ze waadden stroom-op tegen voetvolk en ruiterij, wagens en autos, tot hier. Gevaarlijk werk in den donkere, met al het gerij zonder licht!
— 133 Ik trek, door de duistere gangen die haar totaal vreemd zijn, de twee Zusters mee aan het reisgoed dat ze niet willen afstaan : een witverlakte emmer, en een oud valies. In de keuken ontsteek ik een eindje kaars, plaats het in een muurkast, en hang een blauwen voorschoot voor de smalle kier. Doodmoe laten de Zusters zich op een stoel vallen, terwijl_ ik voor een souper zal zorgen. Onmogelijk iets anders te ontdekken dan kouwe koffie en brokken droog brood. Hier brengt de emmer redding : hij bevat een plat bord met restjes vis, en een zakje suiker. Gaarne had ik de vlucht uit. Gellik vernomen, maar de Zusters geeuwen van slaap en. vermoeienis. Wat zijn ze blij wanneer ik haar op onze ziekenkamer een goed bed kan aanwijzen! Van uit de gang langs de ziekenzaal kijkt men recht op het Klerikaat. De Duitsers zelf nemen het niet zo nauw met de verduistering : in de studiezaal, bij de telefoon, en op verschillende cellen glimt licht door de schuifgordijnen. Ik glij zonder geruis door onze cellengang, tot aan de glazen deur van het fraterskwartier. Daar hoor ik een gedempte, gemeten stem, als van een dikterende, twee maal elk zinnetje herhalen. De radio!! Waarschijnlijk luisteren de officieren met de deur van hun cel open. Ik wil mijn oor tegen het sleutelgat leggen, maar krijg een lichtstraal vlak in het gezicht. Snel keer ik mij om en wip mijn cel in. Daar kijk ik uit het open raam. Een afgrond van duisternis,. behalve twee lichten, als van matte lantarens, op de Hollandse heuvelkam. Doemelen van geschut in de verte. Vliegtuigengezoem hoog in de lucht. De rollende donder van het. snelverkeer langs het dorp. Hier moet ik ook snel wegduiken : plots verzilverde, aangezwaaid van beneden, een witte lichtbundel de punt van mijn neus. De Staf mag, gerust slapen, hij wordt goed bewaakt.
134 Is het Pinksteren? Om kwart na vier word ik wakker, en weerom voel ik mijn hart in een koude greep gekneld : oorlog!... Duitsers in' huis!... Maar ook Zusters en kinderen in huis, voor wie meer zeep, veel meer handdoeken, dozijnen emmers en kommen moeten worden opgespoord... Wat ik ontdekken kan is ]bedroevend weinig ! ! De kwartiermeester is al vroeg uit de veren en komimandeert : goeie hete koffie voor veertig man, geboterd -brood, lichtgekookte eieren, marmelade. -- Marmelade hebben we niet. -- Ze moet ' er zijn. -- Dan zend uw bursche naar de winkel, twee minuten van hier, aan den overkant van de straat - ». . Bij wijze van weerwraak bericht hij me dat drie Engelsen boven het klooster werden afgeschoten. En nog, dat er deze - middag eten, gekookt, voor vijftig man moet gereed staan. Op mijn .antwoord wacht hij niet. Zusters zijn wel erg onder zich uit! Tegen acht ure zit het koor volgepropt met fris-gewassen, net-gekamde kindertjes. Twee studenten uit ons College van Heusden zingen, voor, _de zusters en grotere meisjes na. Het is haar niet aan te zien dat ze drie . slapeloze nachten hebben doorgemaakt, en dat ze bij haar aankomst hier : twintig uren zonder nat of droog gedraafd, gewerkt en gedragen hadden. ,
.
:
We vieren Pinksterdag, en ik mag pontificeren. Pater de Gardiaan houdt een korte toespraak. « Tot nu toe eerste dagen zijn gewoonlijk de kwaadste zijn wij er zonder stukken van af gekomen. Wat ons nog boven het hoofd hangt weten wij niet. Gebed en vertrouwen zullen. de ergste rampen wel afwenden ». Is het vermoeienis? Zijn het de kinderstemmen? Ik zie.
--- 135 de letters van het boek in regenboogjes verwaasd. Een Pinksterfeest als dit hebben wij nog nooit meegemaakt. De Introïtus doet bijna ironisch aan : « De Geest des Heren heeft het wereldrond vervuld... » Het Veni Sancte Spiritus ontzegelt nieuwe fonteinen ; bovenmenselijke moeite kost het mij, bij het zingen van Prefatie en Pater Noster, niet in snikken uit te breken. Wie knielen, om te communiceren, op de trede van het. Sanctuarium? Moeder Medarda met haar groepje achterblijfsters. Indien het gros van de Zusters reeds ellendig uitzag bij haar aankomst, wat gezegd van deze die twee volle dagen onderweg bleven? Hinkend en wankelend zoeken zij een zitplaatsje op in het koor. Na de Mis brengen wij de Zusters naar onze ziekenzaal, boven, waar ze haar stukgelopen voeten verzorgen kunnen en zich verder presentabel maken.. Zij bevestigen het onstellend nieuws : de twee voornaamste bruggen over het Albertkanaal zijn niet gesprongen! Als hier geen verraad mee gemoeid is! ... Maar een bezoeker weet te vertellen dat Eben-Eymaal reeds in de nacht van Donderdag op Vrijdag buiten werking werd gesteld, voor dat het één schot had kunnen lossen. En ik die met religieus ontzag, een tijdje terug, boven op den Ebenberg, naar een soort betonnen kathedraal-portiek omkeek, waarin een kanon verdoken zat « dat Aken kon platschieten »! Ik neem me vóór, zo spoedig mogelijk het fijne te achterhalen nopens dat zwijgende fort en die niet-gespron-gen bruggen, waardoor geheel de kanaalpositie waardeloos; wordt. In het pand, beneden, houdt de begankenis aan. Nooit. nog zullen de kleinen zoveel koekjes en suikergoed hebben gekregen; melk en levensmiddelen worden in -overvloed aangedragen, ook uit de buurtdorpen. Wie niet in natura kun-
136 flen geven, laten een geldelijke aalmoes bij de kleinen. achter. Dank aan het Pauselijk slot heeft nooit meisje of vrouw een voet binnen het klooster gezet, of een pad in den tuin betreden. De kleinen bepoteld, gestreeld, gezoend, bedeeld en befooid, wagen zich jonge en bejaarde dames op een ontdekkingsreis door hof en binnenplaatsen, waarbij leegstaande cellen niet vergeten worden... Van dagbladen en radio verstoken, schijnen sommige ]bezoekers toch enigermate ingelicht. « In de bruggenkwestie speelde verraad héél zeker een rol. Te Vroenhoven werd een korporaal door een kogel getroffen, toen hij Donderdag, in de late avond, de dynamietlading van de brug wou verificeren. Daar, en aan de brug van Veldwezelt, was de springstof door zand vervangen geworden ! Op Donderdagavond reeds waren Duitsers tussen deze twee bruggen in, met vlotjes over het kanaal gekomen, en in den Belgische sector verdwenen zonder verontrust te worden... Nu met Moeder Medarda nog enkele kinderen zijn meegekomen, wil de Duitse Generaal zich nogmaals vergewissen of zijn diensten van enig nut kunnen zijn. Mij vordert een Stafmajoor op om hem de uitgangspoort van de tuin te wijzen. Samen stappen we langs bloeiende fruitbomen en bont-bebloemde struiken. Door bressen in deze groene muur zien wij de laantjes en paden, de perken en bedden van de kloosterhof verwazen onder de mistige lichte lentedag. De indruk is er een innige van vrede, stilte, orde en netheid. Een ogenblik blijft de Duitser staan en zegt « Hoe rustig en ingetogen de natuur, maar de mensen willen volstrekt vechten! Gaarne had ik hem toegevoegd « Niemand wil hier rechten, maar jullie komen telkens opzetten met een versgesmeerde oorlogsmachine ». De . majoor is echter reeds doorgestapt. ,
1 3•
-
Terug in het pand zie ik de kwartiermeester P. Gardiaan aanklampen. Vader Overste verstaat hem niet er: roept op mij. « Neen ! die niet ! » weert de luitenant haastig af. Ik voel me ten zeerste gevleid! Enkele minuten later vindt hij mij aan de voorpoort,, in geanimeerd gesprek met onzen student uit Heusden, die. vijftien is, maar er twintig schijnt. « Wat komt die hier doen? » valt hij uit; en tegen den jongen : « buiten! spioenen kunnen wij hier missen ! » Ik verstrek hem uitleg, die de argwanende Pruis maar half bevredigt. Van den aspirant-franciscaan verneem ik het katastrofale nieuws, dat de Duitsers al tot bij Leuven doordrongen ! En dat hier nieuwe eenheden doortrekken, weerom met paarden en karren. Het zijn de mannen die Polen veroverden. Tegen vier ure breekt de t Generale Staf van de 4^` Duitse legerdivisie » eensklaps op. P. Cassiaan had een rekening moeten opstellen van eetwaren en drank door ons geleverd. Een post van zoveel liter bier schrappen ze door; alleen wat de kwartiermeester bestelde wordt vergoed; « wat ,
„
manschappen op hun eigen houtje rekwireerden gaat de
Staf niet aan ». Betaald wordt in klinkend Duits zilvergeld —. het enige wat wij ooit zullen zien. Dan loop ik een kijkje nemen op den weg die van de brug komt. Het lijkt wel of deze troepen al de paarden van Polen hebben opgeëist! Een Engels vliegtuig, dat veel te laag een kijkje op deze cavalcade kwam nemen, wordt precies in 30 sekonden neergehaald. Dat Duits afweergeschut, zo moorddadig zeker, moet de Verbondenen onaangenaam verrast hebben! Vijandelijke luchtmacht vrezen de inval Iers niet meer : veldtelefoon en andere kabels hangen, ge. lijk de onze in Augustus Veertien, laagdoorzakkend aan palen en bomen. De dikke Mayer is de laatste om het klooster te verlaten. Hij belooft P. Cassiaan bij de eerste gelegenheid nog
.~ 138 eens goeien dag te komen zeggen. Ik hoop echter hartgron-dig, en twijfel er niet aan, dat de ganse Staf met bekwame spoed de heldendood voor het Vaderland te gemoet gaat. (Helaas! twee maanden later is Mayer teruggekomen, eh het viel ons geweldig tegen te moeten horen « dat de voltallige Staf het opperbest stelde »!) Nu het fratersgebouw vrij is, bewegen wij de Zusters het aanstonds te bezetten, mèt de kinderen : ze zullen er -een gerieflijker onderkomen vinden en wij ontkomen aan nieuwe inkwartiering. De derde oorlogsnacht blijft rumoerig. Door het wagengeraas breekt en braakt van tijd tot tijd het knallend en krakend afweergeschut. Bange zusters die daar niet aan kunnen wennen en gaan uitkijken, zagen brandende vlieg-
,
tuigen neerkomen; in de gloed konden ze onderscheiden
.hoe de piloten de sprong in het ijle waagden. Moeder verneemt 's morgens dat haar Gesticht ginder vol Duitsers zit die er aardig huishouden. Volgeladen vrachtwagens verlieten het binnenplein! Zij is niet te houden, 'doet de ouwe Lies inspannen, neemt een paar Zusters en de. twee oudere knechten mee, en vertrekt met de kar. Zij hoopt nog wat te kunnen redden in zake beddegoed en levensmiddelen. Voor luchtgevechten en bommen is zij geweldig bang, maar niet voor de Duitsers. Wij hebben de handen vol met de wanorde door de Staf gesticht, en het amenageren van de vrijgekomen lokalen voor de Zusters. In de klas die voor eetzaal diende vinden we zes ijzeren kistjes met patronenbanden voor Belgische mitrailleuzen. Die oorlogsbuit zijn de Pruisen gauw moe geworden! Ik zoek op straat officieren op, om ons van dat goedje af te helpen : ze verwijzen me van Pilatus naar Herodes. Dan slepen wij zelf de kistjes tot op het trottoir, en overtuigen een zéér onwillige chauffeur de vracht in zijn auto te la-
--- 139 den. Ik legde hem bondig uit - dat we niet wensen « gesnapt te worden met munitie ». Een vertrokken Lektor had heel zijn hebben en houen; boeken en handschriften en nota's op een cel - van het kle-ricaat weggeborgen. Een Duitser heeft zich de moeite getroost blad na blad van deze nalatingschap te onderzoeken waarna hij druk en schrift op een hoop gooide. Was die man op zoek naar dokumentatie, bewijzend hoe nood= zakelijk het was België binnen te vallen of, hoe bedorven, hoe onbetrouwbaar de Franciscaanse monniken zijn? Verwachtte hij bankbriefjes in de boeken verborgen, als loon voor zijn speurzin te vinden? Ik zag kort daarna sta'tionsburelen en studiekabinetten van partikulieren, die er precies zo uitzagen als die doorzochte cel van ons klerikaat. wij in den namiddag - wachten op Moeders terugkeer doe ik Zusters vertellen hoe haar uittocht had plaats gegrepen, en welke avonturen ze tussen Roelen en Rekem hadden beleefd. Het is een tamelijk verwarde geschiedenis, een echte legpuzzle die ik met veel geduld tot een samenhangend tafereel poog saam te voegen. ,
HOE GELLIK VLUCHTTE.
Op Donderdag 9 Mei was een dame, die zich inspectrice noemde, het Gesticht komen bezoeken. Niets ongewoons hieraan. Maar er was iets vreemds aan de persoon, iets dat deed denken, vonden de Zusters, aan een man in vrouwenkleren. Ze bezocht alle de afdelingen en spaarde geen lof. Hét ontging haar niet dat een logeerkamer van een legertelef oon was voorzien, en een P. C., of Poste de Commande= ment, met uitkijk, op het bovenste verdiep was geïnstalleerd geworden. Dit bood haar de gelegenheid om te vragen of
-- 140 er permanent soldaten in het Gesticht verbleven, met hoeveel ze waren, en of ze de lokalen mocht bezichtigen waar de mannen hun maaltijden namen. De Zusters vonden zoveel belangstelling verdacht. Om half negen 's avonds kwam de E. Moeder binnen vallen. Een volle dag te vroeg ! We herinneren ons dat ze op retraite was gegaan te Heerlen, waar men de Belgische Oversten aangeraden had : terstond te vertrekken « omdat morgen alle verkeer kan stopgezet zijn. » Moeder wist interessant oorlogsnieuws te vertellen, en de avondrecreatie werd merkelijk verlengd. Ze stemde erin toe dat 's anderen
Rond tien ure werden de kleinen ginder verwacht... ( Maar vóór vijf ure 's morgens zou het kloostertje, op den oever -van het Albertkanaal, reeds tegen de grond liggen. In de nacht vermoedden verschillende zusters onraad er zoemde en ronkte ongewone bedrijvigheid in de lucht. In de vroegste morgen echter sloeg velen de schrik om het hart, toen met de vuist op de deur van de slaapzaal der zusters werd gebonkt en een schorre mannenstem bulderde : « Gevaar ! ! ! Alerte! De oorlog is uitgebroken! Sommigen bleven kalm, omdat het niet de eerste maal was dat zij door een loos gebleken alarm werden opgejaagd. Van uit de vensters echter zagen ze talloze zwarte stippen in de lucht, geen kraaien, maar vliegtuigen; traag bewogen die zich voort over de grensstreek... En eensklaps begonnen slagen bij vlagen te daveren, ontploffingen zetten zich golvend voort in den grond, glas van gesprongen ruiten rinkelde neer op de cimentvloer van de speelptaals. Waarlijk, deze keer scheen het ernstig te willen worden. Het zekerste was : onmiddellijk in veiligheid te brengen wie zichzelf niet behelpen kon : de allerkleinsten. Met ,
-- 141 — bedje en àl werden ze in den broodkelder, onder de keuken, gedragen : het sterkst overwelfd, en de warmste, Naast elk wicht lag een vers-gevuld melkflesje. Maar ook de overige kinderen moeten opstaan, gewassen, gekleed en van haar « vluchtbundeltje » voorzien. Op de zalen krioelt en wemelt de brandende bedrijvigheid van een dooreengeschopt mierennest. Dan komt buiten adem de pater-brankardier aanlopen die gewoonlijk de Communiteitsmis leest. Daar kan nu geen spraak van zijn : hij wordt op de « stelling » verwacht. Men luide de kapelklok voor de H. Communie ; voor alle zekerheid moeten de cibories geledigd. Terwijl groot en klein aanknielen, komt de bezetting van Kompveld, het gehucht aan de overzij van het kanaal, tot de ontdekking dat zij over kanonnen beschikken. Ze beginnen te vuren dat het een aard heeft; de nijdige losbarstingen doen vergruizelde ruiten over de Communiebank vliegen. Zeer kort is de dankzegging. Er doken van alle kanten soldaten op die kleuters in hun armen snappen en ermee naar beneden hollen. De kelders zijn veel te klein, en men kan zich geen weg meer banen tussen de bedjes. Liefst drumt het jong volkje samen nabij trappen en valluiken om het eerst buiten te zijn indien het huis invalt. Ieder Zuster houdt de wacht bij haar groep. De portieres poogt te telefoneren, en zal dat blijven doen tot op het middaguur : de evacuatiebevelen luiden immers dat heel het Gesticht naar Poperinge moet in een zuidelijk hoekje van West-Vlaanderen. Tussen haakjes : de algemene volksverhuizing die nu overal gaat plaats grijpen, indien ze niet uitsluitend aan schrik, en misschien aan de alarmkreten van betaalde agenten te wijten is, mag gerust de evacuatiebevelen worden ten laste gelegd. Antwoord wordt uit geen enkele richting bekomen.
--- 142 -Personeel op de loop, draden doorgesneden, of militair verbod? Voor de rest, gelijk op een zinkend schip waarop paniek werd bezworen, blijft ieder op zijn plaats en bij zijn zaak. De keuken zet extra-goede, koffie, de stalzuster verzorgt haar vee, de zuster van de poets dweilt de gang; wasen strijk- en naaikamer leveren wat gevraagd wordt; de knecht tuigt het paard op en rijdt de kar buiten. Kannen dampende koffie en een grote kist gesmeerde boterhammen slaan de richting in naar de loopgraven. Terwijl lage Duitse vliegtuigen donderend over daken en boomtoppen scheren; twee Engelsen, aangeschoten, achter de kerk in het kanaal neerstorten; de kanonnen blaffen; soldaten elkaar toeschreeuwen; kinderen huilen, en alleman luidkeels moet tieren om verstaan te worden.
Twee zusters - liepen de cementweg op tot bij de burgemeester - : « Wat gedaan? Onze kelders zijn ontoereikend, en niet tegen zwaar geschut bestand! -- Zestig kinderen kunnen ondergebracht onder de scène van de parochiezaal ». In een uitgedunde rij laat men de meisjes ernaar toe hollen; zusters laten ze af door het luik achter de schermen en daar zitten de weesjes beschut door de planken van de toneelvloer! Rond negen ure komen de eerste vluchtelingen uit Lanaken aan. Ze vertellen van de platgelegde grenswachxkazerne, de lijken op den weg, de gesprongen bruggen te Maastricht, en hoe. daar de oeverhuizen bij de geweldige ontploffing invielen. Zusters die ginder naaste familie hebben zouden op de fiets willen springen om hulp te gaan aanbieden aan zwaargewonde of stervende verwanten maar begrijpen dat haar plaats bij de kinderen is.
De loopgraven tussen gesticht en bos, van weerskanten de zandweg, worden bezet. De geschrokken jongens, op enkele uitzonderingen na, spreken allen hun biecht. Nie-
- i43 mand heeft een duidelijk begrip van wat zich in de omgeving afspeelt. Ook de luitenant niet, die zuchtend en sakkerend over en weer loopt. Sedert de vroege morgen wacht hij op bevelen die uitblijven. Zonder bericht of inlichting kan en mag hij geen initiatieven nemen, en ondertussen worden zijn mannen al zenuwachtiger. De burgemeester in de lucht is momenteel een betrekkelijke kamte ingetreden — komt verwittigen dat ' het dorp begint leeg te lopen. Bij een aanval van de Duitsers wordt het platgeschoten. Ook de zusters zullen goed doen af te trekken : de bos in, naar Roelen . De kinderen verlaten met uitbundig genoegen de donkere, vochtige toneelkelder en krijgen, met de grote hoop ook uit catacomben opgedoken, eindelijk een ontbijt. Op het middaguur geraakt men klaar voor de grote uittocht. De Duitsers zijn volkomen meester in de lucht en blijven verkennen van op dertig en twintig meter hoogte. Daarom zal men in uitgelengde formaties marsjeren. Voorop waren drie of vier fietsende zusters vertrokken, met een bundel of twee aan het stuur en een kleintje achter het zadel. Toen zij terugkwamen voor een tweede vracht konden ze de droeve stoet gadeslaan, een gezicht dat bezetters van de loopgraven, waarschijnlijk huisvaders, tranen had doen wenen. Zuigelingen werden gedragen door zusters en grotere meisjes. Soms zag men een dezer langs den weg geknield liggen om de luiers van het losgesparteld wicht terug toe te spelden. Een bejaarde, of een zwaarlijvige zuster die maar moeilijk gaan kon, zat puffend uit te blazen, de voeten in een greb en de rug tegen een den, met een huilend kind over de knieën. Daar komt het dempig paard met de over-en-weer schokkende kar : boven op kisten en pakken troont een oude zuster, naast een zwakzinnig meisje, tweehonderd pond zwaar, die gilt van angst en kraait van ple-
— 144 — zier. Een lange rij trippende kleinen in een wolk van stof; voortdurend moet de begeleidende non vermanen : voetjes oplichten want de kleuters schoppen moedwillig het rulle zand op om de wolken voller te maken. Een Duitser giert laag over de dennen : klein en groot duikt hals over kop in het hoog heidekruid. Er zijn zusjes die elkander dragen om de beurt. Karren van dorpelingen die een plaatsje vrijmaakten voor een zuster en een hummel of drie. Een niet jonge, gewichtige zuster stoot vier kleuters voort op -een kruiwagen. Gillen en overhaastig wegwippen over de: greppels : de auto van een familie die haar kind op het laatste nippertje kwam terughalen ontvoert, met vervaarlijke hobbelsprongen, de Eerwaarde Moeder. Terug in het gesticht speuren de fietsters zorgvuldig klassen en kelders af : een vreesachtig kleintje kon zich onder bank of tafel verborgen hebben, of in een hoekje zijn. in slaap gevallen. Nu de kinderen veilig weg zijn, bekruipt de zusters een hevige bekoring : haar mooi en gerieflijk en geliefd klooster, waaraan zoveel gezellige herinneringen verbonden zijn, niet aan zichzelf over te laten; er te blijven, om het tegen schennis en plundering te vrijwaren. Maar wat vermogen ze tegen bommen en granaten? De oudere zuster, die van het poetswezen, verklaart heldhaftig dat ze onder de puinen van het huis wil bedolven worden. Maar daar komt de kar nog eens het erf opgereden,. om een tweede vracht goederen te laden. Wat achtergelaten wordt zal immers vergaan of gestolen worden! De knecht brengt een bevel van Moeder mee : niemand mag achterblijven; mensenlevens gaan boven gebouwen. Met een bekneld hart begeven zich de zu ters op weg. Hoe vreemd verlaten liggen dorp en akkers!' Bij elke ontplof f ing keren ze zich om met een ruk : trof een bom het. huis? Alvorens in het bos te treden nemen zij, een laatste maal, het vertrouwde profiel van liet gebouwencomplex
— 145 — in zich op. God weet wat droeve puinhoop ze zullen weervinden! Uit een zijweg daagt een zielig drietal op. Vader en moeder, samen trekkend aan een kindervoituurke. Daarin ligt doodsbleek, kreunend, de ogen gesloten en de beentjes slungelig over den voorrand bengelend, een tienjarig Lieske. Ze komen uit Eigenbilzen. Bij 't morgenkrieken werd het. kind door een granaatscherf gewond. Ze deden, ondanks bommen en geschut, de grote omweg over Veldwezelt en Lanaken, in de ijdele hoop een dokter thuis te vinden... En ondertussen bloedt de arme kleine dood. Het bakje, voorzien voor de voetjes, is volgezijpeld. In Roeten. Rond een knooppunt van hei- en boswegen liggen een dozijn lage hoevekens verspreid : dat is Roeien. Gans Gellik kampeert op die open plek; meneer pastoor en de allerkleinsten betrokken de woonkamers van twee families met de zusters bevriend. Stro wordt dik op de vloer gespreid, de wichtjes liggen daarop neer en zijn weldra opmerkelijk stil : ze zuigen op stropijltjes een ongekende lekkernij. Lopertjes hebben ontdekt dat de brede, gepotlode plinten « afgeven », en wrijven gewetensvol hun pollekes en snoetjes roetzwart. Tot aan den avond kunnen de overige weesjes buiten legeren, in een brede droge greppel langs den boskant. De zonnige lentedag is koel en warm te gelijk. Boterhammen met ham belegd worden doorgegeven; de kinderen zouden het een prettige uitgangsdag vinden en aan spel en reidans doen, gromden de vliegtuigen niet zo laag over, beukte het kanon niet zo dof achter de bossen, en braken geen vlagen mitrailleurvuur los in de blauwe lucht. Het stemt ook weemoedig, karren vol beddegoed en kinderen te zien voorbijtrekken; en het spelt onheil : groepjes soldaten te zien
— 146 _,.._ langs de bossen sluipen, haastig, gebogen, schuwe angst in de loerende blikken. Onze mannen zijn in aftocht. Eerwaarde Moeder verpleegt het gewonde Lieske. Ze stel de luidklagende vrouw gerust : een kleine kerf kan overvloedig bloeden. Maar als de kleverige, zwartbeklonterde kleertjes zijn losgeweekt en weggesneden, en het tere hobovenlijfje voorzichtig gewassen is, verschijnt een purperen sikkelmaantje onder het hart : ` juist de 'lanssteek van Onze Lieve Heer D. Bij elk polsslag welt een frisrood gulpje... De mensen leggen Lieske in hun eigen groot bed, en het ligt zo stil dat men het oor aan het mondje moet leggen om te horen of het nog ademt. De jongere zusters kunnen het niet harden, zo doelloos zitten te wachten, en bekomen van Moeder nog éénmaal naar het klooster te mogen terugfietsen
Q
om het een en an-
der bij te halen ». Als duiven uit de til vliegen ze weg. Doch dicht bij den uitgang van de bossen dook een Duitser op die haar niet al te bars, maar zeer beslist, deed rechtsomkeert maken. Roeien werd overrompeld door de Duitsers die door Rekem waren getrokken. Ze deden die twee urenlange wandeling in de normale tijd, vermits ze rond zeven ure op het gehucht verschenen. De lange smalle ravijnen die van de lage naar de hoge hei klimmen waren destijds versperd geworden, doch er lag nu niet één man achter die dammen. Tien resolute kerels, in hinderlaag, hadden voltallige Duitse kolonnen kunnen neerleggen maar Maaskant en Noorder Kempen waren immers « vrijgegeven »? Een aantal zusters en kinderen zijn erg bevreesd voor de grauwe, grimmige mannen die overal inbreken om achtergebleven soldaten te snappen. Bij hun onderzoek vergeten ze de oven, waarin een Belg zich geschoven had, snel als een brood door de bakker erin geschoten. De Duitsers lopen ook de hoeven af om eieren en brood te kopen,
-- 147 -en vermits 'voortdurend soldaten bijkomen, zal het gehucht spoedig .leeggekocht zijn. Zuster Winandine bezoekt Lieske in het opkamertje. Het verband is weerom rood doorweekt en glimt vochtig. Om het kermend lijderesje niet uit te putten, legt ze een droge, absorberende omslag rond de natte doeken. Ze had eraan gedacht, een fles of twee oude Boergogne, uit een nalatenschap mee op de vlucht te nemen, en doet het kind een- eierdopje daarvan innemen : de verdovende dronk van Jezus, voor de Kruisdood. Na één teugje wendt Lieske haar hoofdje af. De zuster spreekt haar fluisterend van de Hemel; de grote donkere ogen van het kind glanzen eventjes op : « Ik denk wel dat ik naar de Hemel ga zuster, ik heb straks nog mijn biecht gesproken. » En het hete, klamme handje zoekt de vingers van de zuster te drukken. Deze gaat buiten, in het groeiend duister, op een gevelde boom zitten. Wanneer ze reeds driemaal door de verblindende zaklamp van een speurende Duitser is belicht geweest, vindt zij in de naaste hoeve een kruiwagen in de. gang staan : die kan voor ligstoel dienen. Achter haar zit het zware kindse meisje in een zetel, en dit is zo blij gezelschap te hebben, dat het zich telkens vooroverbuigt om, behoedzaam, na voorzichtig tasten, de zuster in het gezicht te strelen. Juist na een poos volstrekte stilte vaart een donderend doodsgevaar rakelings over het dak. De zuster denkt aan Lieske, hoe dat kind moet geschrokken zijn, loopt erheen, maar moet een schildwacht overreden die haar den weg verspert. Ze vindt het grote bed in het opkamertje ledig! De angstige ouders zijn met hun zieltogend kind verder gevlucht,. dwars door de nachtelijke bossen, om niet door de trekkende Duitsers te worden aangehouden. In de buurt van Wiemismeer kwamen ze tot de ontdekking : dat ze een lijkje vervoerden. ,
--- 148 -De koude, vochtige nevel die uit nabije dellingen opkruipt dwingt de zuster haar toevlucht te zoeken in de schuur. In de bescheiden straal van haar zaklampje ziet ze, vooraan, de lange rij zusters in het stro liggen, en daarachter de reeksen kinderen, elk in een deken gewikkeld. Glundere oogjes blinken : het geraas van zoëven heeft allen gewekt, en nu bidt de ganse groep, dringend en gemeend. De zuster zal de slaap niet vatten. Flitsen blauw of geel licht schieten weg tussen de pannen; vliegtuigen huilen en loeien; en alweer de stap van een Duitser die de poort open duwt en roept « zit hier geen soldaat verborgen? » De voorhoede.
De zuster is dankbaar wanneer Moeder, bij het vroegste grauwen van de dageraad, haar komt meevragen om een Duitser te verzorgen. Hij ligt, op twee bussels stro, op de stenen vloer van de rustieke herberg. Gewond is de man niet : zijn hart begaf van vermoeienis. Een glas Bourgogne zal wel het beste geneesmiddel zijn. Terwijl de zuster het lege glas op de schenkbank zet, ziet ze in een duisteren hoek twee van onze mannen zitten, ook vermoeid en erg neerslachtig. Ze schenkt hen een flinke portie wijn in, en de Duitse officier laat begaan. Door een witte, kille mist, slechts één meter boven den grond, waden zusters en kinderen als ze buiten komen. Deze laatste vinden het niks erg zich niet te kunnen wassen : ze rillen nu al van de kou. Gedurende gans de nacht bleven troepen trekken, en de zeldzame schrale putten worden door halfnaakte Duitsers belegerd. Men gelukt erin, mettertijd, warme koffie gereed te krijgen, maar wat is er met de hammen en het brood gebeurd? Zijn de honden ermee weg? Of de Duitsers? Of heeft een Roelenaar ze hij dezen te gelde gemaakt? Deze tweede oorlogsdag krijgen
-- 149 -de kinderen, en vooral de zusters, een eerste begrip van ranstsoenering. Welke zijn de plannen voor vandaag? De jongere zusters willen gaan verkennen hoe het met het klooster is gesteld. Och, werpt • men op, dit zit nu wel vol Duitsers en toegang zal geweigerd worden. In Roelen blijven? Waar hier eten gevonden voor driehonderd personen, en terwijl het krioelt van soldaten ! Ten andere, juist nadert een of f icier : « alle vluchtelingen moeten verder. » Het zwaarste geschut werd opgesteld en kan in actie treden. Slechts buiten een straal van twee kilometer zal men veilig zijn. Welke kant uitgaan? « Weg van het kanaal, die n kant uit ! » Dat is de richting van « de Bessemer », het gehucht Besmeer aan de asfaltbaan Lanaken-Zoetendaal. Moeder ordent de tocht. De kleinsten, en wie slecht te been is, op de kar; al wat lopen kan, erachter. Wie rijden mogen krijgen twee wichtjes op de schoot; er is er één bij dat deze morgen zijn tweede levensdag in gaat. Andere zuigelingen worden netjes naast elkaar in het stro gelegd waarmee de karbodem gestoffeerd werd, en met een dekentje toegedekt. Zeventien kleinen vinden plaats, de rest zal moeten gedragen worden door de voetgangers. Het is de jonge paardeknecht die de leiding neemt, en de oude merrie een flinke stap doet inzetten. De kolonne geraakt in beweging en werkt zich stroomop tussen de Duitsers door die, naargelang hun gehalte nazisme, schelden en smalen, of meewarig toekijken. Het ongeluk wilde dat moeder op dit ogenblik weerom naar een zieke werd geroepen, en aan enkele zusters vroeg op haar te wachten : lang zou ze niet weg blijven. Lang genoeg echter om het gros van de volksverhuizing een merkelijke voorsprong te geven. Wij volgen eerst deze groep, dapper Oostwaarts marsjerend door bos en hei.
--- 150 -Wegen hierdoor doen schilderachtig aan op de waziggekleurde doeken van artisten. In 't gebruik, vooral bij groepen, vallen ze tegen. De voetganger vindt op de breedste bos- of heiweg slechts één gebaand zijpaadje. De rest bestaat uit diepe karsporen, met een middenslag door paardenhoeven omgewoeld, en daartussen; oppuilende smalle stroken hoog met heidekruid en brem begroeid. Langs dat één begaanbaar wegeltje snorden zware stoomfietsen; voor Poolse huifkarren moest Lies uitwijken, een baren op of het bos in. Zusters en kinderen trapten tobbend door het taaie houtachtige kruid. Tot een of andere feldwebel brulde, de baan helemaal vrij te laten en zijwegen te nemen. Een groepje sloeg 'direkt een verkeerde richting in de betonweg naar Zoetendaal. Met donderend geraas schoot eensklaps een vliegtuig aan, geen vijftien meter hoog. Ver-
steend bleven die vijf zusters, elk met een hummel op den arm, staan waar ze stonden; behalve een, die het kleintje op de grond lei, erbij knielde, met saamgevouwen handen erover heenboog en aldus treffend Maria met het Kerstkindje verbeeldde. De afgedwaalden werden teruggeroepen. Eén zag naast een hoeveken een kindervoituur staan, dat er afgedankt uitzag. Men propte er drie zware kleuters in, en vooruit er mee. Maar zelfs varen viel zwaar in het mulle zand of door brembezems, vooral toen het houten handvatsel losgeraakte. De vindingrijke zuster spoedde zich met haar vracht achter de kar en bond het wagentje eraan vast. Dit echter begon met de kar zo gevaarlijk weg en weer te slaan dat de geschrokken kleinen schreeuwden als gekeelde biggen. Tot overmaat van ramp begon ' het wagentje uiteen te vallen. Terwijl men het, tevergeefs, tracht aaneen te knopen, is de hoofdgroep om een boshoek verdwenen. Zo geraken vijf zusters, waarbij twee gebrekkige en op .jaren op de dool met vijf kleinen te zwaar om te dragen, en te min om neer-
151 gezet te worden. Ze geraken bij twee meisjes van de plechtige Communie die, rug tegen rug, op de broodkist zitten, en schreien. Opgelucht heffen deze levietjes haar ark weerom op en vergezellen dit troepje zodat de hoofdgroep zijn provisies kwijt is. Zoals Joseph bij Sichem een man in de eenzaamheid ,ontmoette die, als een afgezant des hemels zoals Vondel meent, hem de weg naar zijn broeders wees, zo haalt een Gellikenaar de verlorenen in, torst de broodkist óp de schouder, en gaat de zusters voor. Na eindeloze wegen en paden benaderen ze Rekem langs het gehucht Bovenwezeth, en zien Paters en jongens van Lanaken, zéér bedrukt, als runderen en schapen ter slachtbank bestemd, wachtend staan bij Duits afweergeschut. Meelijende vrouwen nemen de afgetobde nonnen de kleintjes af, en dragen deze naar het klooster terwijl uit Daalwezeth déboucheert :
,
De iioofdgroe'p. Vangen wij deze terug op bij Besmeer. Het wreekte zich op de zusters en juffers onderwijzeressen en dorpelingen, dat ze de grote hei naar de Maaskant, de mooiste van gans de Provincie, zo totaal verwaarloosd hadden, wat belangstelling en bewondering en verkenning betreft. In hun onkunde van banen en richting zouden ze driemaal den weg afleggen. Wat ook wel te wijten was aan . de trekkende Duitsers, die de stoet, bevond hij zich toevallig op het rechte spoor, er van af dreef. Vanaf Besmeer tot Rekem strekt zich een prachtige wildernis uit, zeven kilometer zonder huis noch hut noch teken van leven. De trekkende zijn nu al erg moe, en bestoven, en verhit. En de zon zal hoger stijgen, vinniger steken. Akelig was de aanblik van het anders zo stille, nette gehucht langs den asfaltweg. Het mooiste herenhuis stond -
152 rood te laaien in de witte dag. Een wild gedrang van Duitsers met paarden en autos en strijdwagens en geschut. Geen mogelijkheid zich hier op te houden. Maar waarheen dan? Naar Rekem, oppert een juffer. Gisteren zag men de fraters wegtrekken, zodat er plaats in het klooster moet zijn. Maar de weg erheen? « Die daar, zegt een oude vrouw, waarlangs de Pruisen opkomen. » Zoals voorzien, wordt de karavaan weggedrongen, en zakt af van dat smalle spoor naar verloren dellingen. Aan de monding, beneden, strekken zich mulle zanddriften uit, en oude vijvers vol riet en biezen, en weiden met geelgroene plekken, dat kenners op verraderlijke moerasgrond wijst. Proviand blijkt afwezig, en wie durft drinken van stilstaand water met olievette glanzen en rioolgeuren van verrotte gewassen? Op de dokkerende kar verliezen de zusters het evenwicht; schuiven de huilende zuigelingen onder hun dekentjes en dreigen te stikken; de lopende kinderen leggen zich in 't kruid om te slapen; andere verliezen haar schoentjes in kleverig slijk. Geen wonder dat groot en klein er zo mizerabel uitzag toen « het transport » om half een de kloosterpoort bereikte! Van af de Rijksbaan te Daalwezeth had menig Pruis een kiekje van de expeditie genomen. Bij het afladen van de kar stonden wel tien fototoestellen te mikken. De hulpbiedende Duitsers werden niet vergeten, natuurlijk! Indien de fotos hun weg naar de Propagandabladen van Göbbels vonden, zal de toelichtende tekst wel iets in deze aard zijn geweest : « Onze soldaten helpen Zusters en Wezen door de Engelsen verjaagd. » In Roelen wachten nog altijd Zusters op de verplegende Moeder. Uit hoeken en kanten komen andere achterblijfsters te voorschijn, die nog aan het opruimen waren. Ergens in een achterkamer zat die arme Jeanne, de zwakzin-
153 nige juf, zachtjes te grienen. Uit een schuur werkt zich een half lam en geheel scheefgegroeid schoolmeisje naar buiten. Een afdeling twee- tot driejarige jongskens en meidekes komen, als een troepje ganzen onder de hoede van de betrokken zuster, kakelend aangewaggeld. Al deze verrassingen zijn te wijten aan Moeders afwezigheid, en de onstuimige ijver van de jonge paardeknecht, te vroeg weggereden; te zeer bezorgd om uit de ogen van de Duitsers te geraken. Goddank ! Daar is Moeder eindelijk ! Zij had nog het triestig verhaal moeten aanhoren van een vluchtelinge wier kleinste, in haar armen, door een kogel getroffen werd en bezweek. « Nu vlug naar Besmeer waar de andere ondertussen wel een onderkomen zullen gevonden hebben. De Duitsers komen nu aanzetten met gummibootjes, en munitiewagens die er uitzien als grauwe planken hutten met een lessenaarsdak. De zusters, een tiental, dragen wat ze kunnen, bengels en bundels. Twee helpen de strompelende Jeanne die, een arm rond haar hals, haar gewicht laat doorleunen. Achteraan duwt een erg dikke Waldrada de kruiwagen vooruit, waarop een zwaar handkoffer en twee kleuters; de zeer dunne Winandine loopt eveneens in een « kroekaar », waarop het lamme schoolmeisje en drie hummels. Ze moeten langs een partij voetvolk. Sommige kijken spottend; anderen doen geaffronteerd : « waarom op de vlucht slaan? Wir Bind keine Barbaren! » Een deel heeft medelijden; ze schudden meewarig het hoofd, en geven bekreten pagadders in 't voorbijgaan een aaike. Een eind verder leidt een Pruis twee Belgische krijgsgevangenen aan. Instinktief willen zij de kruiwagen van de Zuster overnemen, maar de Duitser gebiedt : vorwarts ! Niet lang daarna knallen twee geweerschoten. « Ach God! roepen de ge-schrokken zusters, daar kogelt dat onmens die arme jon-
154 gens neer ! » En zij vergieten een traan, bidden voor alle zekerheid een De Profundis. De dikke zuster begint het kwaad. te krijgen; ze hijgt erbarmelijk en zit alle vijf voet op de. berrie van haar kruiwagen uit te blazen. « Door los zand. wroeten, of door kniehoog kruid! Mijn hart springt stuk ervan ! » De magere vindt geen ander dan deze heroïsche. oplossing : haar eigen gerij dertig passen vooruit stoten, en dan terugkomen om met dat van haar gezellin hetzelfde tedoen. Natuurlijk verliezen ze daarbij de rest van het groepje uit het oog -- en geraken de richting kwijt. Maar de smalle zuster deed in haar jongen tijd aan detectievelektuur. Haar blikken verlaten de grond niet, waarin het gros wielen- en hielensporen moet nagelaten hebben.. Doch de lens van Sherlock Holmes zelf zou hier geen indruk kunnen identificeren : op het pad stapten en reden.
Pruisen, en de kinderen liepen door het kruid! Toch wordt. haar volhardende aandacht beloond. Ze raapt een knoop op die beslist van het Zondaguniform van een weesje loskwam. Ze missen niettemin het eigenlijk Besmeergehucht, steken den asfaltweg elders over en gaan dolen door een brousse, waarin ze geheel onverwacht Moeder en de anderen weervinden, halverwege een dalende helling. Bij Besmeer had Moeder een oude vrouw gevraagd « of de grote troep daar was voorbij gekomen? -- Jawel. -- Hoelang dit mocht geleden zijn? De toon waarop Moeder spreekt is zo hoopvol en angstig dat, met de specifiek Limburgse bekommernis, iedereen naar de mond te spreken, ons grootje haar niet naar waarheid verklaart, dat de groep reeds een uur geleden langs-. kwam en de richting naar Rekem insloeg, maar geruststellend verzekert : « Zoe hiêl lang geleie is. dat neit : e klei kerteerke, tèl iech. »
,
-
155 Dit goede nieuws had moeder met een waren D r a n g n a c h O o s t e n bezield, doch haar offensief was in deze delling doodgelopen, daar zusters zowel als kinderen ten einde krachten geraakten en de hoofdgroep onzichtbaar bleef. Voor het diepe wazige landschap dat tot aan de Hollandse heuvellijn reikt, hebben de « dolaards » voorlopig geen oog. De kleinen huilden van honger en dorst, en men komt tot de bevinding dat slechts één handkoffer provisies bevat. Moeder beveelt : « Blijft allen hier kamperen, terwijl ik met een zuster op zoek ga naar kar en paard, desnoods tot in Rekem. Zo spoedig mogelijk komen we terug. » Twee mannen drentelen van achter struikeiken te voorschijn, boeren of werklieden? Ze worden door de zusters herkend als soldaten, die gisteren morgen nog in het gesticht rondliepen. « Wij werden gevangen genomen, beweren ze, maar omdat wij huisvaders zijn lieten de Pruisen ons los, nadat we wapen en tenue hadden afgegeven.
Op verzoek van Moeder zullen ze in de buurt blijven, wat een geruststelling voor haarzelve en voor de vreesachtigen is. Woord houden ze, zolang geen Duitsers opdagen, want dan vergaan ze voor een poos in rook. De kleuters liggen gerieflijk in kleine clubzetels : kuilen en greppeltjes vol - dichte verende erica. Ze laten zich paaien met een boterham, en een - slok uit de buikige Bourgognefles, die een dozijn keren aan een lauw vlietje, in de laagte, gevuld wordt. Daarna slapen ze in; en ook de zusters, leunend tegen boom of barm, luiken de ogen voor een middaguiltje. Wakker schrikken ze wanneer ruiters, die om den heuvelvoet aangalopperen, hun- steigerende paarden tot staan brengen en met barse stem iets onverstaanbaars roepen. Een zuster snelt hen tegen, tracht te verduitsen hoe de za-
156 ken gelegen zijn, en vraagt of ze geen rodekruiswagen kunnen zenden om de kinderen naar Rekem te voeren. Zonder antwoord te geven draven ze door. Een achterblijver echter belooft in het eerste kantonnement naar een wagen. te zullen omzien. Het wordt drie ure. De zusters, wat uitgerust, werken al wandelend haar gebeden bij. Twee klimmen terug tot. op de rand van de hoogte, « zien of het gesticht nog recht•staat D. In de vermoedelijke richting breekt niets de effen. lijn van verblauwende boswanden. Zij overschouwen de vlakte, naar een kar met het wit van twee kappen, maar in de grauwbruine heiwoestijn geen teken van leven. De rechte weg Rekem-Besmeer ligt niet ver af, vermits achter het nabije dennengordijn wagens en moto's voorbijrazen. Schokken en schudden doen Zuid en West van geschut en
ontploffingen. Eensklaps komt er beweging in de lucht. Formaties Duitse toestellen zoemen aan. De eerste van over de Hollandse heuvelen; Engelse escadrilles schieten toe uit het binnenland. Dat gaat een treffen geven! De twee zusters, vlieden de helling af : « Luchtgevechten! Met reisgoed en kinderen onder de bomen! A Minstens uit drie richtingen wordt de R. A. F. van op de grond beschoten. Ze vliegt door een zwerm zwarte granaatwolkjes die haar blijven vergezellen. Maar wat valt daar met doffe plofjes in het zand,. en knakt dorre takken van de dennen? De tonnen ijzer, duizenden meter hoog in de lucht geschoten, regenen in. brokken neer over de delling. Rond de schuilenden slaan kilozware obusbodems in, en flarden van granaatwanden," een duim dik, verreten, gescheurd langs vlijmscherpe zilverwitte randen. Vooral het snerpend gillen en gieren van de kartetsen, gevolgd door een nijdige knal, doet de zusters. ineenkrimpen van schrik. Het moet wel zijn dat de Verbondenen een krachtaanval'. ,
157 op het Albertkanaal uitvoeren. Alom knetteren, en donderen soms, de mitrailleuzen in de lucht. Wanneer de bui schijnt uitgewoed, blaft het afweergeschut opnieuw als een dolle bandhond. De zusters hebben de kleintjes in een greppel gestopt, en gaan er over heen liggen als de staalregen het bos nadert. De kleuters zijn spoedig aan het oordeelgeraas gewend, zij lachen en kraaien en werken zich weg als kuikens van onder de klokhen. Telkens moet zo'n bengel achterna gelopen en bij de lurven gevat. Op de gevaarlijkste momenten overstemt het gebed van de Zusters het rumoer van de luchtslag. Drie volle uren volgen aanval en verweer elkander op, en menig vliegtuig schiet, met een vlammen- en vonkenstaart, schuin naar de bodem. Een rode en zwarte rookkolom bleef opgulpen waar het te pletter sloeg. Tegen zes ure 's avonds hingen wel een dozijn rosse rookwolken boven de bossen : vriend of vijand had rijkelijk brandbommen uitgeworpen. Rond zeven ure steeg er een gejuich op : Twee zusters in het zicht! De ene die met Moeder was gegaan, en een uit Rekem meegekomen. De eerste vertelt hoe zij onvermijverloren waren gelopen, door moerassen hadden delijk ! geploeterd, en eindelijk op de Rijksweg waren uitgekomen te Neerharen. Daar ontmoetten ze de stoet der Paters van Lanaken, en wilden met hen meestappen, toen deze met blikken en gebaren beduidden dat ze als gevangenen werden opgeleid. -
« Wat een moeder lijden kan ». Toen Moeder te Rekem bevond dat de hoofdgoep veilig was aangekomen, wou ze zich geen ogenblik ophouden maar trok op zoek naar kar en paard. Zoals gezegd : de ouwe Lies lag op de flank en kon geen poot meer verzetten. Met veel moeite en kostbare beloften konden twee boeren, een van bij Rekem, en een van bij Grimbie bewo+
— 158 gen worden, Moeder met een kar te vergezellen. Hun groot bezwaar luidde *: « Es de Pruusje miech miers gerij mer neit aafnumme, dat dege ze in de veurigen oorlog auch ! A Die van Grimbie bepaalt een plaats; bij de heuvels, waar hij de Zusters, met kinderen, zal opwachten; die van Rekem rijdt Moeder met haar gezellin de baan naar de Bessemer op. Vol angst kijkt de man terzij naar Duitse ruiterij die stapvoets voorbij trappelt. Van weerskanten begeleiden jonge bossen de brede zand- en kiezelweg. Spottend zien de ruiters op de eigen= aardige equipage neer. Maar daar ronken de vliegtuigen aan. De Duitsers verlaten bliksemsnel de baan om hun paar. den in het dichte hout te dringen. Alleen een wagen met afweergeschut blijft bloot op den ronden wegrug staan, ge--
reed tot vuren. Haastig helpt de voerman de Zusters' afstap=
pen : « oonder de kaar in » beveelt hij, en kruipt zelf on-. der de as. De afweerbazuin, rondom van afkoelgaatjes voorzien, zwenkt eensklaps omhoog en toetert : brandend stort een vliegtuig neer, geen vijftig stappen vandaar. De ruiters' springen terug op de weg en heffen een krachtig Sieg-Heil aan. Zusters, zegt de voerman, luistert * : iech bin enne minsj met vrouw en kinger; geer dabt wat ger wèlt, mè iech gaón niet wiejer! » En hij keert met zijn paard van waar hij gekomen was. Waarschijnlijk deden de Zusters gaarne genoeg als' hij,: maar die wachtende achterblijfsters, en de kleintjes, onder die akelige luchtgevechten! Moedig stappen ze voort langs de dravende ruiters. Hun rijzige paarden zijn zilverwit, sierlijk golven de dichte manen, en de lange staarten wui -. ven op den wind. Dikwijls echter wordt alarm geblazen gevaar in de lucht. De zusters duiken ' weg in de greppel, de ruiters duwden hun paard tegen de bosmuur. Weerom wacht de afweerwagen het gunstig moment af. * De zusters zouden -,
159 de Engelsen willen toeschreeuwen : in 's hemelsnaam hoger! Hoger! Reeds is het te laat. De noodlottige spuit rees vertikaal. Korte kwaadaardige knallen en een vliegtuig Scheert brandend over de dennen. Voor dat de zusters de voet van de heuvelen bereikten, hebben de ruiters driemaal int koor gezongen, want driemaal stortte een Engelsman neer. Weldra rennen ze met losse teugels de zandige keel in en verdwijnen in een grauwe stofwolk. Terwijl de zusters voorttobben door rul drijfzand, waait vaag kindergeschrei over. Moeder neemt een heldhaf f ig besluit. Haar gezellin zal de wachtende gaan gerust stellen, terwijl zijzelve doorstapt en boven op de berg, aan de eerste winning de beste, kar en paard tracht los te krijgen. Gejubel gaat op wanneer de Zuster in de delling van de kampeersters verschijnt. De vreugde ebt wanneer zij in het kort haar verhaal doet. Zij ook wil niet rusten, maar gaat zich vergewissen of de voerman van Grimbie zijn woord heeft gehouden en met zijn kar de afgesproken plaats bereikte. Van hieruit kan dat maar een kwartier gaans zijn. De hei verdedigt zich hardnekkig tegen onvertrouwde indringers! De zuster, met Winandine die volstrekt meewil, hadden door water te waden, waarna de natte pij zich overvloedig aan zand en stof verzaadde. Ze hadden de bewuste plaats gevonden, en ook de kar, in een diepte achter kreupelhout verscholen. Voerman en paard verschenen op geen roepen : weggehold voorzeker van het doodsgevaar onder de luchtgevechten. De teleurgestelden hadden zich neergelaten in het kruid, en van mismoed geweend. En nu wil diezelfde zuster Winandine, ondanks goede raad en bezwering, Moeder tegemoet. Voorovergebogen, de pij opgenomen, klimt ze de delling uit. Boven geraakt ze uit de bosgordel en komt voor de afrastering van een wei te staan. Daarin staat afweergeschut, en Duitsers laten er paarden grazen voor zover gras tussen overwoekerende
160 biezen en bremmen kon stand houden. De zuster roept Zult ge mij niets doen? -- We zullen u niets doen ! » roepen de Duitsers terug. Dan legt de zuster zich plat op den grond en rolt zich onder den prikdraad door aleer de mannen kunnen toeschieten om te helpen. In een eenzaam boerderijtje, toch ontdekt door de ruiterij, heeft de diplomatie van Moeder een groot succes behaald : ze wist de schrale oude moeder, een vernepen afgetakeld wijfke, doodbang voor Duitsers, bommen en bosbrand, te bewegen om mee naar Rekem te komen. Alleen op die voorwaarde had ze haar enig paard, een licht jong beestje laten inspannen. Niets nam ze mede haar zoon en een oudste dochter bleven op het huis passen dan een dikke geldbuidel, met gesloten vuist tegen haar holle borst gedrukt... Weerom stijgt gejuich op in de delling van de verlatenen, wanneer de kar als een dronken gedoe omlaag komt gehoddeld. Het aangezicht van de jonge voerman wordt een handpalm langer wanneer hij overziet wat hij te laden krijgt. Zwijgend kijkt hij uit over de vijandige verlatenheid van de grauwer heide, waarover rookslierten hangen, van onderen rood begloed. De levende vracht getast en gepakt, verklaart hij : « Langs onder kunnen we de keel niet uit; daó sjteit water, veer mote de weeg nao Rekem bij de kop pakke. » Hij heeft zijn plan, de jonge strateeg! Een meter of tien trekt het paardje de kar tegen de helling op, dan staat het. « Geef hem vaan de smik » raadt een jonge zuster aan, die zelf ooit met de kar de vaderlijke akkers opreed. Mi peerd sloon, dat noêts » zegt de jongen. Dan maar duwen! » beslist een andere, en een half dozijn nonnen stoot aan spaken en achterstel, zo krachtig dat het paardje wel vooruit moet. Q
Foto
SOHL,
Delling in de hoiheuvela, maanden .na de bosbranden.
Neerha rrn.
161 Natuurlijk houden de zusters die sedert een vroeg ontbijt op lauw water hebben geteerd, deze krachtverspilling niet lang vol. Telkens staan ze te hijgen; een braakt àl het beekwater uit dat ze heeft ingegulpt. De avond gaat in nacht over wanneer men goed en wel op de hoogvlakte geraakt. Daar wordt een lange rustpoos gehouden. Nu kan men zien hoe een barrier van gloeiende brandwolken over de Rekemer heide hangt; men hoort het verre vuur loeien als een kokende zee. « Daar kan niemand door, verzekert de jonge boer rustig, wij moeten terug naar huis. » Het paardje, erg slim voor zijn jaren, laat ook nu zijn last door de zusters voortduwen tot bij de stal. Het uitzicht van de doodvermoeide vrouwen en verwezen hummels vermurwt de ruiters die de kar komen afladen. Kleintjes steken de armen naar hen uit en roepen blij : Papa ! Papa ! Nauwelijks op den grond gezet, lopen ze onder de paarden door. Bussels stro worden van de schuurzolder afgeworpen, en over de stenen vloer van keuken en kamers gespreid.. Het was op dit moment dat de twee zusters die om half een 's nachts aan het klooster zouden aanbellen, ziende hoe eng de beschikbare slaapruimte was, toelating vroegen en bekwamen om Rekem te bereiken langs de grote baan, over Lanaken. Het oude vrouwtje gunt de kleinen verse melk en de zusters een boterham. Moeder komt tot de bevinding dat ze sedert gisteren voortleeft op een slok water te Rekem. Het gros van de ruiters - trok af, enkele blijven overnachten in schuur en stal. Daarmee durven de zusters, en kunnen de kleintjes, niet buiten komen... En kille bosnevel laat niet toe venster of deur open te houden... In het donker maakt Moeder aan de zuster die naast haar ligt, en ook geen slaap kan vatten, haar plannen voor morgen bekend. « Met dat jong beestje van hier is niets aan 6
162 te vangen. We moeten een kar in Roeien halen. Voor dag en dauw stappen wij daarheen, en rukken vroeg genoeg op om de ' Hoogmis of toch de H. Communie in Rekem te hebben. Want het is Pinksteren, en ik wens je een zalige Hoogdag! » « Vlammen! Vlammen! » Een barse Duitse stem kwam, om half vier 's morgens, de soldaten wekken. Na een tijdje rijden die weg, en Moeder met zuster Winandine treden buiten. In het Oosten gloeien brandwolken roder dan ooit. Soms weerkaatsen ze heller het laaien en zwaaien van feller vlammen : de vurige tongen van - Pinksteren » meent de zuster. Moeder hoopt die niet boven haar hoofd te krijgen! Ondertussen kunnen ze aan die gloed de goede richting kennen : met hem .recht de rug toe te keren geraken ze in Roeten. In de eerste hoeve waar zij aankloppen doet een doodbedroef de vrouw open. Ze leidt de zusters naar de slaapkamer waar een zeer bleek man, de hare, roerloos ligt op het hoge bed. Gisteren schiet gestorven van schrik... En komt nu kijken achter het bed. » Daar ligt een jonge man bewusteloos tegen de muur, met een diep-opengereten arm. Naast hem zit zijn vrouwtje stil te wenen. ` 't Is alles nog niet », zegt de vrouw en neemt de zusters mee naar een opkamertje. Daar zit een meisje van vooraan in de twintig, met hoofd en handen en knieën te schudden en te beven, terwijl hevige gelaatskrampen haar demonisch doen grijnzen. Ze lijdt sedert jaren aan een zenuwkwaal, maar de losbrandingen van het zwaar geschut hebben haar in deze nooit geziene crisis geworpen. Koffie staat gereed, maar wordt door de zusters geweigerd. De knecht buiten, oppert bezwaren tegen de reis naar Rekem; over een brandende hei! Duitsers luisteren toe en bevelen : inspannen! meegaan! Schoorvoetend haalt
163 de man het paard uit de stal... dat eensklaps, door wat, of wie gestoken, met wilde sprongen wegrent. De knecht verroert geen vin maar de Duitsers draven het na en kunnen het opvangen. Snel was de hemel lichter . geworden. De zuster ziet hoe een kilometerlange witte band boven de kanaalstreek hangt, hoog, en duidelijk afgelijnd. « Das ist ein Geheim » weert af de soldaat wie ze om uitleg vroeg. Weerom wordt Moeder met kar en paard, bij de hoeve van het nachtverblijf toegejuicht. De zusters vertellen hoe alweer een Engelsman werd afgeschoten, met de valscherm uit zijn brandend toestel sprong en verdween in de rook van een smeulend bos. Ze hadden ook gezien hoe ginder ver de Duitsers zelf het vuur in de bossen staken. Kruid en brem legden zij over den weg, begoten die lont met benzine, zodat de vlammen van de ene partij dennen naar de andere konden overlopen. Wilden ze daarmee achter. gebleven Belgen opjagen? « Wij vertellen later » zegt Moeder die vooruit wil. Met tillen en torsen laden ze de dikke honderd kilo van de gillende Jeanne, de kleuters, en zusters voor zover er nog plaats is. Een hartelijk dankje aan het oud moedertje, en moedig zet men zich op weg. Men ontmoet den afgeschoten piloot door de Duitsers gezocht, en gevonden; hij ligt buiten kennis in een sidecar, één kant van zijn gezicht deerlijk weggebrand. De jongen schijnt niet ouder dan achttien jaar. « Jawel! zegt de motorrijder ongeduldig tegen de bezorgde Moeder, wij zullen hem degelijk verbinden! Voor wie houdt gij ons? j> Een kleermaker met zijn vrouw en drie kinderen hebben zich bij de zusters aangesloten. De man is bleek van schrik en, met een oog op de rookwrongen over de bossen haalt hij plechtstatig zijn rozenkrans uit. « Och! zegt zijn
164 Catho, diech hubs miech al den hielen nach doen beie, laot us noe get met de zusters kalle ! Wanneer men de heuvelrand nadert is er geen doorkomen aan van de vlammen en de hitte. Een eind terug rijden, en een andere weg proberen. Na een poos bevindt men die ook door een rookgordijn afgesloten. Een Duits motorist snort nader; Moeder houdt hem staan, en verzoekt hem een andere dalende weg in te slaan, en dan te komen rapporteren of die vrij van vuur is. « Kom ik niet terug, zegt de Duitser, dan heb ik hem zelf genomen en is hij veilig. » Met deze derde weg is het zo gelegen : de hellingen branden knetterend en loeiend, aan één zijde slechts, maar de wind jaagt gloeiende rook en vonken over de naakte zandbaan. De voerman zegt : « Zusters, daar kan niemand door. Mijn paard zal op hol slaan. Gij kunt uw plan trekken, maar ik vaar terug ! » Moeder geeft het niet op : « Zo spreekt een brave man niet! zegt ze. Een ogenblik geduld we zullen de wind doen keren! Moeder zet zich op haar knieën, vouwt de handen, en begint luidop te smeken. De voerman neemt eerbiedig zijn pet af. Terwijl Moeder roerend blijft improviseren, riskeert hij een oogje naar de helse vallei, en roept eensklaps in hevige verbazing uit « Eerweird.ige Moder, sjei mèr oet : 'et mirakel is al gebeurd! » Inderdaad! ' De wind jaagt nu smook en vlammen tegen de brandende helling op, zodat de baan vrij en open ligt in de morgenzon. Dankbaar ontzag en vreugde vervult de harten. Het schijnt een zegekar die de lange dalende zandweg afdokkert.Uit erkentelijkheid zal men, of het een beevaart gold, tot aan de verre Rijksbaan Maastricht-Maaseik luidop blijven bidden. In de vlakte staan de dennekes-skwadronnen gisteren zo groen en fris geschroeid of gans verkoold, en open heide strekt zwart-geblakerd. Hier en daar spiraalt ijl een
165
-
grijze rookzuil op, denkelijk waar de laatste olie en ben= zine uit een luchtwrak nabrandt. Met hartzeer denken de zusters aan de verongelukte piloten. Werd ernaar omgezien, of ligt er misschien een, gruwelijk geschroeid, eenzaam te zieltogen? Daarboven begint het weerom te zoemen en te ronken.. Een regelmatig weerkerende duw in de motorzang wordt hoorbaar. Plots begint het kraken en knappen, de korte donder, en 't gevaarlijk ratelen. Op geen tijd is de kar leeg; en liggen groot en klein in de greppels. Wanneer ze uit de. assen verrijzen, ziet men nog enkel negertjes en negerinnen. -- waaraan wrijven en wissen en vegen maar weinig helpt.
Allen herleven wanneer men teruggeraakt in de bewoonde wereld, en de inwoners van Daalwezeth de vluchtelingen hartelijk meelij betonen. Lang moet er gewacht. worden aleer de Rijksweg kan overgestoken : een ganse: divisie voetvolk jaagt in snelle vrachtwagens naar het Al-
,
bertkanaal. Reeds is het torentje van de Paterskerk zicht-
baar. Binnen een kwartiertje kunnen de Zusters communi-^ ceren; bij gebrek aan water en vuur, koud bier bij de morgenboterham drinken; en de kleintjes zullen gezuiverd worden, gelaafd met verse volle melk.
HOE IK GELUK BEZET. Die maandagmorgen 13 Mei was Moeder dus naar Gellik gaan kijken of er nog iets te redden viel. Ze hack plaats genomen op de kar getrokken door de oude Lies, samen met twee oudere knechten en twee zusters. Mannen waren bij de Duitsers niet welkom, daarom zouden de knechten hun intrek nemen in het huisje aan de zandweg naar het bos, waarvan de bewoners gevlucht waren. Het huis lag inderdaad vol soldaten. Op de speelplaats,
16 6 -
3M ide boomgaard, overal waar lover dekking kon bieden tegen ' speurende vliegtuigen, stonden autos en vrach^twagen$ opeen gépakt. Bezig liepen feldgrauen over en weer. .Béscheiden slopen de twee zusters achterom naar haar gewoon werkterrein; Moeder vroeg tweemaal, aan een voorbijstappend soldaat, waar ze de kommandant kon vinden : :tee gingen door zonder haar te bezien. Een derde wou wemen wat ze bij de kommandant verloren had. Moeder antwoordde flink dat zij de Oberin was van dit haar Gesticht. De bursche ging kijken, en berichtte dat Moeder nog Zeen poosje te wachten had : der Herr was nog aan zijn _ norgentoilet bezig terwijl reeds voor het middageten getoeterd werd. liet was buitengewoon druk in en rond de keuken, waaruit stomende ketels soep werden weggesleept. Eindelijk werd Moeder, die op en neer had gewandeld omver den bovengang en overal eens binnenkeek, op de Rectorskamer toegelaten door mij betrokken tot op 19 April. De Heer Commandant, fris geschoren en gewassen, zat aan -tafel, en tegenover hem stond voor Moeder gedekt, zoals hijhaar zeer hoffelijk beduidde. « Voor de twee andere Schwesters zal - men beneden opdienen. Het diner was smakelijk genoeg. Geurig-dampende kippensoep, gebraden haantje, kroketten, witloof, carbonaden, kompote, pudding, wijn en likeuren. Moeder beweerde geen eetlust te hebben. « Waarom? » vroeg de kale dikkerd in opperste verazxng. « Omdat en de tranen sprongen uit haar ogen ap drie dagen - het werk van vijf jaren ongedaan werd gemnaakt. Uw Huis staat er toch nog! --^ Jawel, een. ledig huis, waaruit kleren en stoffen en alle voorraad werden weggevaren. Ja, ziet u, Schwester Oberin, das ist Krieg! Waarom ging u ook vluchten? -
..
167
-
Moeder nutte nat noch droog, bekwam dat ze mocht opladen wat in Rekem dienen kon, en beneden, in de eetzaal van de Zusters, wegbergen wat vandaag niet op de kar kon. En nu zou ik u willen vragen, pater Ililarion, naar Gelijk te fietsen om een oog te houden op de grote valiezen waarin we pakten wat nog niet gerobberd was. Laten, ze u niet binnen, dan kunt u met de knechten in het wo-ninkje langs den zandweg overnachten, waar ge ook water zult vinden. Als er maar iemand in de buurt is, ziet u e . . Ik vrees dat ik, een ogenblik maar, en eventjes maar,, sip moet gekeken hebben. Negen kansen tegen één dat de Duitsers mij onderweg mijn fiets afnemen, en negen-en-negentig tegen één dat de Nazimannen me ginder zonder enir_ ge formaliteiten buiten zetten. Toch laat ik mij aan zo'n-, kleintje niet kennen, en beloof dat ik aanstonds zal opruk. ken. Er is dit plezierige aan het tochtje vast, dat ik iets van de buitenwereld te zien krijg. Op haar beurt belooft -
Moeder dat ze morgen reeds in Gelli.k terug zal zijn om te zien hoe ik het stel en om de valiezen af te halen. Het is vijf ure wanneer ik mijn fiets de kloosterstoep af^ draag. Cassiaan wandelt even naast mij op. Aan den eersten draai staat een cafébaas, flink aangeschoten, naar de trek-
,
kende Duitsers te schreeuwen. Gaat maar! huilt hij, naar 't Albertkanaal, daar zult ge 't op uw kl ... eren krijgen! -- Wat balkt die kerel? » vraagt een Duitser, de peper al in de neus. « Och, antwoordt mijn medebroeder, die brave -man. wenst u veel succes op het Albertkanaal. » Ja, wat gebeurt daar eigenlijk? Waarschijnlijk reed& een dode sektor, vermits de . Duitse overrompeling tot bij; Leuven vorderde.
,
168 --In onberispelijke V-formatie komen weer eens zeven Duitse vliegtuigen over, altijd dezelfde misschien, en vanaf Teen startplein dat even over de Duitse grens moet liggen. Verkenners of bommendragers? Ik rijd langs karren en camions, overvloedig toegedekt met groene takken, zo fris dat ze zeker in Hollands Limburg werden afgesneden. De Rijksbaan, zovèr ik ze stroomop kan overkijken, is een grijze rivier die boordevol naar Lanaken golft. Bij de « stelpiaats » van de Buurtspoorwegen treedt een {ongure kerel op mij toe. Grauwwitte broek verengd aan de knieën en breed over de zware schoenen; zwart jasje, bijgeknoopt tot aan de kin; kaal rond hoofd waaraf bloed -over zijn gezicht neerzijpelt. Hij is hoog en schonkig en rond geschoft : een der vrijgelaten bandietjes van ons Staatsgesticht. « Ik ben lelijk gevallen, verklaart hij met een jen.everasem; in welke richting ligt Maastricht? Zeer nieuwsgierig ben ik om het fortje te zien vóór de verhoogde kanaalbrug. Achter voorhangen van zakkengoed had men maandenlang eraan gewerkt, vóór dat de betonwanden rezen tot aan de begane grond. Gelijk voor Vroenhoven, had men gesproken van onderaardse verbindingen met de zijbunkers, een eind verder; van dichtbij was het niet te benaderen wegens de bronzen schietketel, omgekeerd op den betonkubus gezet. Wel, aan dat kostbaar werk was niets anders te bespeuren dan dat het ijzeren deurtje ervan openstond; en dat een groot portret van Leopold III, binnenversiering, nu in gehavende conditie buiten hing. Er scheen geen schot op het fortje gelost, en of het zelf geschoten had?... De voorbijrijdende Duitsers grinnikten welgemoed. Toen ik te Pietersheim aankwam hield een deel van de trekkenden halt. Groepjes trokken de De Carità- en andere. villa's, . de scholen, het gemeentehuis, en de gendarmerie binnen, terwijl achterblijvers in haast die kwartieren -
-
169 verlieten. *Veldkeukens stelden zich op langs de straat. Burgers ziet men niet : gevlucht, of zich voorzichtig binnen houdend. « Wat voor uniform draagt diè daar? » vraagt een ruiter aan zijn gezel. « Het Franciskaans uniform ! » roep ik terug. De schade aan Station en Patersklooster valt niet zG erg op, maar de grenswachterskazerne, met haar splinternieuwe paviljoentjes en centrale bloementuin, werd een tragische puinhoop. « S c h 1 a c h t h i e r ? » vraagt roepend een ruiter. « Nein, schreeuw ik terug, aus die Luf t kaput ges e h m i s s e n. » Het Duits spreken vlot nog niet. Van de monumentale betonnen baanbrug te Briegden staan, een twintig meter boven het water, nog enkel de hoofden recht als stompe torens van een burgruïne. Een sliert vrachtwagens jaagt achter mij aan en dringt me zijdelings tussen do paarden. Gauw afwijken, over de spoorlijn, naar de Kiewithlaan. Even kon ik zien hoe een brok van de reusachtige stalen draagboog der spoorbrug schuin uit het water opstak, en de ranke spanning der betonnen Kompveldbrug uit het vergezicht was weggevallen. Halverwege de smalle eikenlaan, dàár waar ze door het mijnenveld breekt, is een ongeluk gebeurd. Twee bomen staan tot in den top uitgebrand; tussen hen in, naast den weg, een kratermond, waarachter een geblakerde, gedeukte, uiteengerukte auto. Toedracht werd me later verteld. Een boer met kar en paard reed gezapig door de laan. Een haasstige Duitser wil niet wachten tot de boer tussen de bomen uitwijkt, en doet het zelf. Hij raakt een mijn. Men vond geroosterde brokken van zijn lijf terug in de boomkruin, en de auto uitgebrand. De boer was er heelhuids van afgekomen. Op den zandweg die traag, langs den heuvelvoet, naar
--- 170 de kerk stijgt, hoor ik duidelijker het druk en gevulde boe. men en doemelen van een verre kanonnade. 't Is nu zes, ,en deze veldslag zal duren tot negen ure. Ik verbeeld me =dat Duitsers, in de streek van Thienen, de grote Velpinon. datie willen forceren. Gellik schijnt volkomen uitgestorven. Slechts enkele huizen hebben geleden : van 't luchtbombardement. Ik neem mijn draai, om langs het eindje cimentbaan naar het gesticht te klimmen. Vreemd dat ik zo weinig soldaten zag!? Slechts twee motoristen snorren de helling af en zwenken weg langs- de kerk. Dan verschijnt me de lange gevel van et gesticht. Hologig, want tal van ruiten zijn stuk. Doods en zwijgend, onmiskenbaar verlaten. Een licht gaat aan in -mijn hoofd, dank ontwiekt mijn hart : de troepen die in et klooster huisden zijn opgeroepen! Naar den veldslag die diep in het Westen maalt en karnt? « Het verlaten huis. » Geen spoor meer, rond het Huis, van autos en vrachtwagens, tenzij de geschonden kruinen van de speelplaatslinyden, waaruit zware kamoefleertakken werden geb.!roken ! Een vleugel van het draaihekken ligt met de omvergereden pijler tegen de vlakte. Alle deuren zal ik open vinden, en de sleutels zoek. De aanblik van de keuken nagelt me, letterlijk, aan de grond. Er heeft daar een eruptie plaats gehad, van melk, pudding, chocolade, bierklutsel en diverse soepen. Het grote witverlakte en vernikkeld fornuis is één reusachtige stalagmietblok geworden met afgeronde en uitvloeiende druipvormen. De tegels van de vloer verdwijnen onder uitgegoten pap, chocolade, koffie, waarin honderden eierschalen, rijst, erwten, bonen, tapioca en meel : eilanden vormen. Alle mogelijke laden en deurtjes van de doorlopende kasten, buffetten, aanrechten zijn ingetrapt, en de ,
171 inhoud uitgehaald. Over dit alles hangt een scherpzure reuk, voortkomend van half of gans uitgegoten azijnflessen.' Op het etiket staat telezen : wijnazijn. Het eerste deel 'van deze samenstelling verstonden de Moffen; het tweede `be vonden ze. Aan den uitgang van de keuken, onder het houten bal= kon waarop kleinen een luchtje komen scheppen, liggen de lege flessen gezaaid. Het' is de Miswijn die eraan moest geloven! • Daarbij werd nog drank uit de winkels bijgebracht, jenever en likeuren. Drie niet-ontkurkte flessen staan bui. ten op de vensterbank, gereed om meegenomen te worden. Een verheugende hoop : de ` kelder met de nalatenschap van den . overleden rektor, Bordeaux en Bourgogne, waarmee zieken en kraamvrouwen in het dorp, binnenshuis tiran. kardiers en officieren werden getrakteerd, schijnt aan de speurzin van de dorstigen ontsnapt. Men weet niet uit welke verholenheid duiken, lugu.. ber, de 'twee oudere knechten Bèr en Tinus op : Jeremias en een verwant klaagprofeet die de verwoesting van Jérusalem inspecteerden. « Slechts één plaats in het Huis werd: ongemoeid gelaten : de Kapel. Overal elders werden sloten geforceerd of deuren ingetrapt. Alleen Moeder, en de Zusters van elke afdeling zullen kunnen schatten wat gemist wordt. Ik wandel, trap -op trap-af, zaal-in zaal-uit, met hen mee: door desolate verlatenheden. Op de kinderslaapzalen ' hebben ze de ledekantjes tegen de wanden geschoven en de matrasjes in lange rijen dwars tegen de grond gelegd. In de opengebleven . gangskes, op afstanden van manslengte, staan half- of gans lege drankflessen, geopende bokalen ingemaakt fruit en aangesproken geleipotten. Ze hebben op de bedden van de zusters gelegen, en haar kastjes geinventarizeerd. In de broodkelder, waar nog de wiegen staan van de kleinsten, hadden ze daarin ganse zakken erwten en bonen, én wat -
..
,
F
172 weet ik, uitgegoten misschien wel in de hoop dat ook geld eruit zou rollen. In de bakkerij staan schappen en dekken bloot : wat moet het verse baksel, warm nog en geurig, de Pruisen gesmaakt hebben na hun keihard, grauwbruin, gebarsten, mufriekend Kriegsbrot, waarvan ze grote hompen achterlieten. Boter viel moeilijker om mee te nemen; wij vonden ze met klonters weggegooid in de wei en achter de koeien in de stal. « Soldaten, he ! zegt Tinus. Maar het zal hen opbreken, wacht maar ! » Een profetie die in vervulling zal gaan. Eigenaardig hoe ik mij ineens iets herinner wat ik, veertig jaar terug, gelezen heb, en even lang vergeten. Toen de soldaten van Napoleon door Maagdenburg trokken, op weg naar Rusland, hadden ze met volle vuist de kruim uit verse wittebroden gehaald, en de holle korsten als klompen -
,
-
aan hun voeten gestoken. Op de terugtocht, later, bedelden ze om één korst.
Het donkert al wanneer we de gang van de logeerkamers bereiken. Op de deuren : namen en rang van officieren. Op het kantoor, geen schri j f machien meer, maar bureel en vloer dik bedekt met ' weggeslingerde papieren. Op de rectorskamer werden een ingelegd antiek buffet en een gesneden eiken kast onherstelbaar beschadigd. Een rijke rookvoorraad verdween. Tot mijn genoegen werd een doosje van twaalf Karel I, gereedgezet om meegenomen te worden, vergeten. We zullen hier precies zitten gelijk in Rekem : geen licht, geen water. Dit moet in het ontruimd burenhuisje gehaald. Wat niet verholpen kan worden, voor 't moment : de toestanden van de retirades, gedurende drie dagen door honderden stijf gegeten schrokkers gebruikt zonder dat gespoeld kou worden... Ons avondmaal zal uit Bijbelse gerechten : droog brood en wijn, bestaan, het enige waarover wij beschikken. Ik
173 zit tegenover het vredig uitzicht op het westen : korenakkers, 'boomgaarden, rechts een statige eikenrei, en de lage dakén van het Heikant-gehucht achter vlieren en elzen. Daar zijn de Duitsers nog volop aan het aftrekken —of aan het binnenrukken? Terzi j den van de dis, tegenover elkaar, zitten de twee knechten met een droef-ernstige trek op hun verweerd gezicht. Met de ellebogen op tafel gesteund nijgen ze het grijzend hoofd naar de kneukelige gevouwen vingeren. Wij bidden. En door de open ramen zet een laatste, horizontale zonnestraal, van op den einder aangegleden, ons zwijgend groepje in roodgouden gloed. Een schilderij ! De D is c i. pelen van Emmaus. Mijn gezellen heen naar hun eigen kwartier, of naar het buurhuisje onderzoek ik, bij het grauwer scheerlicht, mijn buit aan druksels en schriften tijdens de vluchtige verkenning door het gebouw veroverd. Veel is het niet : het was ons te Rekem reeds opgevallen hoe de Duitsers géén documenten achterlieten.
Daar is een boekje met de « Letzte Tage », in verzen, van een zekere Ulrich von Hutten, door C. F. Meyer, 25ste duizendtal. Het moet een voorman van Lutheranisme zijn geweest en tijdgenoot van de grote Hervormer. Géén vriend van de monniken, wie hij bij gelegenheid, voor het grapje, een oor afsneed. De dichter veronderstelt dat een gehavende pelgrim Ulrich vraagt om onderdak. Hij weigert goede spijzen, wil water in plaats van wijn. Zijn naam? Ignatius van Loyola! Dank aan het vreselijk bliksemen van een rijzend onweer. kan Hutten zijn gast uitkijken en, wat later, de donder over, ook beluisteren. De blote schouders doorreten van een bloedige geseling, bidt Ignatius in bewoordingen die ons leren hoe een Duits Lutheraan zich de Katholieke Mariaverering voorstelt.
174. ( De Maagd kent zelve het einde niet van haar macht... In de schrift spreekt de Zoon op minderwaardige wijze van zijn verheven moeder... De Ketters hebben de Bijbel tot vesting gekozen, maar Maria zegeviert glimlachend over de Bijbel... De wereld schrikt terug voor Christus de Rechtter, liever volgt ze de liefelijkheid van de vrouw. Terwijl de Zoon het met Maarten Luther ééns is, kronen de mensen Haar, die geen wonne (?) weerde... Wij dekken U toe met geurende rozen, gij die ongekruisigd ten hemel zweeft... Vorstin, ik werf U een kompagnie aan, een onbarmhartig leger dat de ketters doodt, maar mild is voor de zondaars. Zij vormen de wereld om naar uw gelijkenis. Waar wij U, opnieuw, verwoeste tempels wijden, bestijgt gij alléén Godin, het altaar. Al wie U verlaagt tot mensenkind weze veroordeeld en vermaledijd! » Treffend gebed van een Heilige! En niets zo mooi als juiste begrippen, eerlijk weergegeven, om mensen van verschillende mening met elkaar te verzoenen... Tussendoor wordt uitgevaren tegen de leugens van Paus en paap; wordt geschermd met het geliefde en hooggeachte Schwert; worden blekers geledigd door ridderlijke ruiters. Ja, de wouden van het oude Germanje verdwenen, maar de voormalige bewoners ervan,. rovers en vechtersbazen, ontaardden niet in hun nakomelingen. Daar zijn nog enige papiertjes met aanduidingen van personen, uren, plaatsen, om de wacht te betrekken en andere karweien uit te voeren. Orde voor alles! Verschillen-.. de kranten, gans of gescheurd, in het Duits, het Frans, het Nederlands. Dat zal voor later zijn, want binnenshuis is het nu volslagen donker. Naar beneden, en buiten. Geruchten beluisteren uit de vier windstreken is de enige manier om iets te kunnen gissen nopens het verloop der gebeurtenissen. Op de Heikant blijft bonte drukte lawaaien. De grote veldslag in het uiterste Westen viel stil... Dreigend grommen van onzicht-
175 bare vliegtuigen. Een verloren geweerschot nabij, een vaag kanonschot in de verte. Uit de blauwer duisternis, vlak over het veld, stappen drie mannen op mij toe. Zwart jasje, witte broek : ik heb staatspensionnairs van Rekem vóór me staan. Een oude dikkerd, die betere dagen kende, want hij Spreekt korrekt Frans op beschaafde toon, doet het woord, terwijl de twee anderen, verwezen, op de punt van hun schoenen kijken. Ze willen naar Brussel, maar werden voortdurend door de Duitsers aangehouden en moesten hun weg door veld en bos nemen. Daarmee werd het maar erger, want nu schoten de soldaten. Wij hebben voor die kerels op ons knieën moeten liggen, met de handen omhoog! U hebt wel een hoekje waar wij schuilen kunnen? » Bèr en Tinus kwamen nader en mompelen : « Door. zenden! Maar de dikkerd herneemt : « We vragen natuurlijk geen kamer, geen bed. We zijn al uiterst tevreden indien wij ergens in een hoek mogen hurken. -- Hebben jullie gegeten? Dezen morgen nog. Maar daar vragen we niet naar. Van de straat af zijn, uit voortdurend doodsgevaar : dàár gaat het om. » --- Laat ze in de schuur, zeg ik tegen Bèr. -- En als ze sigaretten roken en de boel in brand steken? mompelt Tinus. Dat doen jullie niet, niet waar, mannen. Tast ons af, zegt de woordvoerder, wij hebben geen lucifers! Bèr gaat tot die operatie over, waartoe het drietal zich met opgestoken armen leent. Dan klimt hij op de spijker en werpt strobussels af. Tinus spreidt een leger. Ik ontdek een half brood, en
176-een geopende bokaal gestoofde peren. « Geschenk van de Duitsers » zeg ik schertsend. De mannen, opgetogen, danken en zegenen ons terwijl wij ze wel-te-rusten wensen. Hoe zou O. L. Heer niet met zo'n sukkelaars zijn! Wij hebben ze aan de morgen niet teruggezien. Vóór dag en dauw waren ze verder getrokken. Aan 't « geschenk » van de Duitsers hadden ze niet geraakt. Slaags met de vijand. Deze vijfde oorlogsdag zou een bewogen begin hebben. Alle uren van de voornacht had ik horen slaan tot en met één uur. De Heikant kwam maar niet tot rust. Het bleef er rumoeren, en bij pozen klonken stemmen en stappen als onder mijn raam voorbij. Daar niet één van de buitendeuren op slot was, lag ik gespannen te luisteren of ik
geen indringers beneden in de gang hoorde. Het moest tegen den morgen geweest zijn, dat mijn hazesluimer overging in een echte, diepe slaap. Er wordt op mijn deur geklopt. Het is helder dag. Tinus steekt zijn hoofd door de kier, zegt lakoniek : « Ze zijn beneden », en trekt het terug... Ik heb een volle minuut nodig om tot bezinning te komen. Och ja! Gellik.... Oorlog... De Duitsers... En ook : als ze maar niet aan de provisies raken door Moeder mijn waakzaamheid toevertrouwd. Ik voel mij verre van uitgerust, en in een humeur om Hitler, Goering en Göbbels klappen om hun oren te geven. Vliegens gooi ik pij en kap over mijn hoofd, denk niet aan wassen en kammen waartoe alles ontbreekt ten andere -- en ben met vier sprongen onder. De deur van de refter is dicht, maar ik hoor er opgewekte stemmen : « Potstausend, chocolade! Koekjes! Hand- en zakdoeken! » Ik gooi. de deur wagewijd open, stap in, en blaf als een rasechte Duitser : « Was machen Sie hier?! » Twee jonge kerels staan bij een valies waarvan ze den inhoud op de vloer hebben omgekanteld. In elke hand hou-
177 den ze een pak Kwatta. Ze hebben zich werkelijk een aap geschrokken, en gapen mij rondogig aan. Denkelijk ben ik de eerste Franciscaan die zij te zien krijgen en hoe beminnelijk ziet die er uit! Ik voel mij overmachtig : de politieagent die twee kwajongens in een plantsoen van het stadpark betrapt. Welsprekend poets ik hen uit. « Ze zijn hier in geen verlaten huis! Plunderen is op zware straf verboden! Overal staat aangeplakt dat de Duitsers als vrienden komen, en betalen wat ze nodig hebben. Dat valies terug inpakken, en oprukken! We wouën maar wat chocolade meenemen voor onderweg, zegt de ene. En de andere die 't mooier wil maken : We willen onze officieren een pak chocolade cadeau doen... » Ik bekijk hem vernietigend. « Ik ben ook soldaat geweest, en wéét hoe gaarne simpele soldaten hun officieren met geschenkjes bedenken! Terugleggen! Maar één pakje voor ons tweeën. Begrijpt de situatie. Het is hier een kinderheien. De zusters moesten vluchten. Niet ver van hier liggen de kleintjes voor de grond en hebben geen eten en geen drinken. En jullie, grote lummels willen die stumpertjes beroven? Jullie moesten zich schamen. Eruit! » Ze druipen af. Natuurlijk hebben zij elk een pak in hun zak weggemoffeld en doe ik alsof ik niets merkte, want ik ben veel te blij dat ik hen kwijt ben. Om Mis te lezen ontbreekt het nodige, en ook communiceren is uitgesloten, vermits het Tabernakel ledig staat. Dan maar een ontbijt gezocht dat uit een brok droog brood en een glas likeurwijn, uit den Welvaartwinkel afkomstig, zal bestaan. Nu me gauw vergewist of de echte wijnvoorraad ontdekt werd. Zo ja, vind ik het jammer, want ik gun de Pruisen geen buitenkansje; zo niet, opgepast dat de vijand hem
— 178 — nu niet opspoort, en wij met bezopen woestelingen te doen krijgen! Aan den overkant van het pleintje ligt de trap naar den ondergrond open. In een duisteren hoek vind ik de deur van de wijnkelder zwakjes gekamoefleerd. Uit de schrijnwerkerskelder sjouw ik afgedankte deuren, beschotten en ramen aan, waarachter geen Pruis een kelder vermoeden zal tenzij hij aan den achterkant van het gebouw de venstertjes ging tellen. Terug in het daglicht geklommen, zie ik twee andere jonge kriegers met belangstelling naar de ledige flessen aan de keukendeur kijken. Ik stap resoluut op hen toe, volgens het princiep : offensief optreden! « Wat hebben de Engelsen hier huisgehouën » ! opperren ze bij wijze van goeien morgen. --• Geen Engelsen tot nog toe te zien geweest!
-- Dan hebben de Belgen het gedaan. Die waren weg voor dat er hier iets gebeurde. Maar wat komen jullie eigenlijk doen? — Er schijnt hier een kasteel in de buurt te liggen, geschikt voor inkwartiering. » Dat moet de Kiewit zijn. « Een kwartier van hier, die richting uit. » Ik weet dat ze daar met een juffer te doen krijgen die haar woord kan doen. Hun moto schiet weg met een losbranding van zevenslagers. Na een kwartier zijn ze reeds terug. Het Schloss werd door de Engelsen leeggehaald, dus zal de inkwartiering hier gebeuren. — Dit huis is ook leeg gehaald, en grondig. — Als de kamers maar bewoonbaar zijn. » Ze rukken binnen, en ik achter hen aan. « Niet nodig, zeggen ze, we vinden de weg wel. ». Ik betoog echter dat zij zich nutteloze moeite geven. « Elk ogenblik kunnen de Overste, de Zusters, de kinderen terugkomen, in autos en camions van de legerstaf.
179 Ze moesten eigenlijk al hier zijn. En de generaal-geneesheer komt mee, heeft hij beloofd. -- Bestaat er telefonische verbinding met uw klooster ginder? —. Neen, maar per fiets is het geen half uur rijdeus. Ze staan een moment besluiteloos. Dan : « Wij hebben ons opdracht. Tien kamers moeten beschikbaar gesteld ! En nu stap ik achter hen aan terwijl zij deuren open stoten en er kwansuis, met een stuk krijt in een kas opgepikt, cijfers op aanbrengen. Terwijl de een mij aanspreekt is de andere er vandoor. Zolang we boven blijven, ontdekken zij de voorraad in de refter niet, en ik doe mijn best hen al verder van dat nevralgiek punt weg te leiden. Door een venster zie ik hoe een derde Pruis, God weet van waar aangewaaid, de trap naar de wijnkelder afdaalt. Maar door een volgend raam zie ik hem, tot mijn uitgelezen leedvermaak, met hetzelfde nors gezicht weerom opduiken. Ik had een auto horen brommen. Om een hoek komt
Bèr te vorschijn die mij in 't hoor fluistert : « Dezelfde -
twee van deze morgen zitten in den refter. » De « kwartiermeesters » profiteren van de afleiding om snel iets in hun zak te steken. Ik laat ze gaan, ren naar de trap, en haal de twee gauwdieven in die elk met een valies naar de buitendeur spoeden. « Halt! » roep ik hen na. Ze zwaaien met de reiskoffers en roepen over hun schouders : « Ledig! In de refter vind ik inderdaad de inhoud haastig over de vloer gestrooid. Buiten zet de moto donderend aan. Ik begrijp het geval : Ze hebben elders wat gevonden waarvoor ze valiezen nodig hebben. Ik ben dood-op van 't op- en afdraven, en voel een stekende hoofdpijn. De twee kerels komen afgedrenteld tot waar ik zit op een raamkoznijn. Ze kijken donker : hun zak-
,
180 ken puilen niet uit. Ze willen dan weten « waarom België zich aan den Engelsman heeft verkocht. De bruggen overal gesprongen, tal van wegen opgeblazen. Dat eist de neutraliteit, zeg ik. Had de Engelsman ons aangevallen, dan hadden wij tegen hem, hetzelfde gedaan. — En nu moeten wij van zo ver komen om jullie tegen die ploerten te beschermen ! Ik heb niet de minste lust om een boom op te zetten over internationale politiek en zeg enkel : « Spaart u die moeite. Van onzentwege moogt ge direkt terug naar huis. Wij hebben niemand geroepen. Zolang men ons gerust laat zijn wij het voorspoedigste volk van de wereld. En nu ga ik kijken of de Generaal nog niet aankomt met Moeder Overste. » Met Bèr en Tinus wandelen wij op de betonweg langs het klooster. Wij verlangen hartgrondig naar de komst van Moeder of we drie onmondige wezen waren. Het weer is stralend, en het dorp doodstil. Vliegtuigen waarvan het koper- en nikkelwerk bliksemt, drijven statig over. Duitsers. In de verte boemt af en toe een kanon. Maar geen veldslag is gaande. Wordt er gevochten, dan moet dit reeds diep in het land zijn. Wat een ramp, van alle nieuws verstoken blijven terwijl kapitale gebeurtenissen zich afspelen! Wie komt daar, de neus op het stuur van zijn fiets, moeizaam de helling opgeduwd? Heer dokter Lejeune. Of er niets gebeurd was, wil hij het wekelijks bezoek bij de zuigelingen doen. Uiterst verbaasd is hij, te vernemen dat het gesticht leeg staat. Hij ook heeft geen idee van den toestand. Dat de Duitsers heel anders te werk gaan dan bij hun inval in Veertien, staat vast. « Ze hebben een consigne van beleefdheid gekregen... » Maar, voegt de grijze dokter hieraan toe, « ze valt hun lastig. Onder het dun laagje vernis komt de aangeboren onbeschoftheid al bloot ».
181 Op het middaguur is Moeder eindelijk gekomen, met
Moeder zal voor enkele dagen een paar zusters doen overkomen uit Lanaken, die tevens proviand meebrengen. Wil ik haar nakomen met de fiets, om ook een pak te laden? De twee zusters vragen angstig of zij intussen alléén moeten blijven, en wat begonnen indien Duitsers binnenvallen? Och Bèr en Tinus blijven immers hier! » Ik geef de goeie raad : « Laat nieuwsgierigen eerst en vooral de keuken zien, daarna de stapel lege flessen, en wijst hen de W. C. ». Moeder vindt ook goed dat de keuken laatst van al in orde worde gebracht. En samen jagen wij de helling af. Met het mooie weer is alleman op de baan. Niemand heeft genoeg geestesrust om regelmatig bezig te blijven, en de vluchtelingen trekken bij groepjes door. Alle honderd meter word ik opgehouden voor een praatje. Een vriend -
182 dokter vertelt welk een kapitale kwestie het werd, die morgen van de Inval, een brug te vinden die nog niet gesprongen was, en waar men over mocht. Van hier tot Hasselt kondt ge over de koppen lopen, en met de auto niet vooruit wegens de beladen fietsen, de honden- en ezeltjeskarren, de kinderwagens vooral. « In Leuven lachte mijn oom mij uit omdat ik vrouw en kindertjes bij hem kwam brengen. Nooit, zei hij, komen de Moffen de Maas over. Een voet dik drijft de mazoet op het water, en die olie wordt aangestoken zo haast de eerste Pruis een voet in het water steekt. Ze verbranden tot den laatste! In het Gesticht van Lanaken wordt ik begroet door mijn nicht-non uit Smeermaas. In alle vroegte op tiende Mei was ze, met een achttal medezusters en heel de bevolking, naar hier afgezakt. Maar waarom toch in godsnaam? Moeder Medarda is nog lang niet klaar met de pakken, kom aan de grot en ik vertel u allee ». Zuster Lucienne vertelt. Tot aan de avond van de negende Mei vermoedde geen mens wat ons boven het hoofd hing. Met Moeder die uit Heerlen terugkwam waren wij een uurtje blijven opzitten, en sliepen des te vaster. De deur van mijn celletje kraakt open. Mijn naaste gebuur, in nachtjapon, grijpt me bij de schouders en schudt « Word toch wakker! roept zij in hoogste opwinding, gans Holland is ingevallen! » Ik keer mijn ogen af van de reeds sterke dag, voel de koude, hoor gepraat op straat, en eindig met te begrijpen dat de Duitsers over de grens zijn gekomen bij Heerlen en naar Maastricht oprukken geen drie kwartier van hier. Onmiddellijk stijgt de agitatie in huis op het peil van
183 de koortsige drukte buiten. Vliegmachienen scheren onstellend laag over de daken, met motorengeloei en sirenengehuil. Liefst in drie groepen . van zes, negen, of twaalf eenheden. Ik geloof dat het die fameuze stokas waren waar men nu zoveel over praten hoort. Bij flarden bereiken ons opgewonden conversaties, onderbroken door losbrandingen, geratel, geknetter, en het donderen van een kanonschot. Hoe graag waren we even op de stoep gaan staan om precies te vernemen wat er gaande was, maar de dagorde droeg : morgengebed en meditatie. Deze laatste wordt vervangen door een rozenhoedje, want geroep drong al duidelijk tot ons door van « Ze komen, we moeten vluchten ! » Jongens toch, wat waren we verstrooid ! Tot springens toe stonden de zenuwen gespannen. Goddank, daar belt het! Moeder naar beneden, en wij achter haar aan. « Het is oorlog ! Alleman vlucht! » Dit nieuws schijnt ons ongelooflijk, doch gepakt en gezakt trekken de mensen voorbij. Roerend is vooral het blije en angstige, droeve en benieuwde gezichtje van de schoolkinderen. Ze pogen ernstig te kijken, maar kunnen hun prettige opwinding om de onverwachte morgenwandeling niet verbergen. Wij Zusters, weten niet goed wat beginnen. Wij pakken wel benodigdheden in, doch zonder veel overtuiging. Waar moeten wij naartoe? Een boodschap naar Meneer Pastoor gezonden, alhoewel beweerd wordt dat niemand over de brug mag. Hij komt terstond en reikt ons de H. Communie uit; alle Hosties moeten genut en de Heilige Vaten ingepakt. « Niet blijven! zegt hij. Naar uw Zusters in Lanaken gaan, daar kunt ge nog altijd zien wat u verder te doen staat. Ik blijf tot mijn laatste parochiaan vertrokken is. De Dankzegging was kort, en het ontbijt vlug gedaan. De stemmingen zijn nogal geschakeerd : ontroering, angst,
184 — droefnis. Ik voel me zowat gelijk mijn leerlingen van daar straks : eerder opgewekt. En al inpakkend denk ik : misschien zijn we vanavond al terug. Wanneer wij, aftrekkend, nog eens omkijken naar 't gezellig kloosterke, onze mooie klassen, die we jaar na jaar met zuinig beheer en gespaarde centjes hebben bijgewerkt. en uitgestoffeerd, eerd, en waar wij misschien de beste jaren van ons jong leven gesleten hebben, wil het er bij mij niet in datwij nooit meer zullen terukomen; of, zo ja, slechts een puinhoop zullen vinden... Als in een droom stappen we-
door. Met onze pakken en zakken geraken we volop in de volksverhuizing. De mannen gebogen onder zware zakken en reiskof f ers ; moeders duwend aan kinderwagens ; kleinen dribbelen met een deken om de schouders, grotere sjouwen. met een slordig geknoopte bundel. Algemene verbroedering. Fietsers die terugkeren om thuis nog wat weg te halen, roepen in het voorbijrijden : « Er liggen al lijken op den weg! En haast u, want de wachten op de brug staan met de lont in de hand! Van ontzetting verouderen eensklaps de gezichten, de vrouwen zijn radeloos en willen vooruitstormen. Sommige zien om : of de hel haar op de hielen zat... Hóór, zwijgt het geschut een ogenblik, en zijn de vliegers voorbij, dan ruisen de bomen, dan kwettert een vogeltje. En onder een zilveren mist ligt het land zo nieuw en zuiver en vredig... Aan de brug laten zenuwachtig soldaten alweer eens de armdikke stalen sperkabel neer. Zij dansen ter plaatse van gejaagdheid. « Lopen! roepen ze; harder! sakkeren ze, of ge vliegt met heel uw boeltje in de lucht! » Waarop de gillende moeders in wilde paniek aan het rennen gaan en de kinderen een keel opzetten. « Verdomde ambrasmekers, vloeken de huisvaders, es geer bang zeet, moot ger daorum de vroului nog get op hun liêf j aoge ? !
185 Het Sint-Annagesticht vinden we in rep en roer. Hier vernamen ze dat het oorlog is door de luitenant van de brug die, geweldig ontdaan, de H. Communie was komen vragen. Oude mannen, versukkelde vrouwtjes, half lamme en onnozele meisjes komen met hun pover hebben en houën aangesleept. « De kelders in! » luidde het parool sedert de vliegtuigen al lager overdonderen en geschut ratelt en knettert langs alle kanten. De Zusters sjouwen met beddegoed, zetels en stoelen. Ons Heer wordt uit de kapel gehaald. Och arm! Die zal zich nu wel de vlucht naar Egypte herinneren. Een zeer opgewonden legeraalmoezenier, hoogrood in 't gezicht en enkel een kleine stola over zijn krijgstenue, draagt in twee keren de Cibories naar beneden. Daarna loopt hij terug naar een of ander stelling. Gans achteraan in de blinde keldergang staat Ons Heer uitgesteld op een kleine tafel met karig licht. Links knielstoelen voor de zusters en recht ligstoelen voor de verpleegden. En nu wordt er gebeden zoals er nooit gebeden werd. Honderden mensen, want ook geburen zochten veiligheid, die in doodsgevaar menen te zijn, roepen en schreien om redding. En wanneer ontzettender slagen de grond doen beven, en de muren wankelen nu de ene brug springt na de andere stijgen luider de stemmen en deint het gebed als een stormbereden zee. Gezichten worden asgrauw, gestalten krimpen ineen als voor de genadeslag. Niemand denkt aan eten. Valt in een hoek het gebed stil, het herneemt in een zijkelder. Veel oudjes kijken wezenloos voor zich uit, waarlijk in schrik verstard. Tegen vier ure, groot alarm. Van boven heeft iemand geroepen : « Ze komen! Vluchten!! » Ze, dat zijn de Duitsers met getrokken revolver en gevelde bajonet. Zelfs de lammen spartelen op hun ligstoelen. De Moeder valt geknield voor de Cibories neer en smeekt luid : « Jezus! zeg gons toch waar we naartoe moeten?
186 Inderdaad. Vlucht maar met honderd oude, gebrekkige en suffe mensjes, zonder bepaald doel en zonder vervoermiddelen. We sporen tot kalmte aan; verschillende kostdames vinden vluchten een dwaasheid. Toch wil de meerderheid weg. De knecht spanne de kar in. En ondertussen bereiken weer anderen een hoogtepunt in haar leven. De Cibories moeten geledigd, en een oude rustende priester gaat over en weer, altijd maar door, met de Lieve Heer die ons deze morgen reeds zo kwistig werd uitgedeeld., Eerwaarde Moeder is ondertussen verhoord. Een Heer Kapelaan verschijnt die kalm en beslist beveelt : « Blijven! En terug de kelder in. » Nu wij even in de frisse buitenlucht zijn geweest, grijpt de bedorven lucht, in de potdichte kelder, ons bij de keel. Daar ligt een man met een koud vuur in zijn been, dat een
niet in te ademen « geur » afgeeft. En al die oudjes... nu -dat raadt u wel. « Voor ons, zeg ik met een andere jonge zuster, van die kelderportie, héél weinig hoor! » Terwijl wij niettemin meehelpen om ons volkje vermeerderd met achterblijvers uit Smeermaas en Lanaken zelf zo komfortabel mogelijk te installeren met het oog op de nacht, laat de Portieres zeggen dat Moeder aan de deur moet komen : een Duits officier wil haar spreken. Het gevreesde moment is daar! In de gang staat een reusachtige kerel, glimmend opgepoetst. Twee meter hoog, en een fris jongensgezicht. Met gevouwen handen treedt Moeder op hem toe : « Meneer, U doet ons toch niets?! » Met een gevleid grijnslachje antwoordt de lange : « Wij Duitsers doen n i em a n d kwaad. ' Dan geeft hij zijn wensen te kennen. Onmiddellijk een degelijke koffie voor een dozijntje officieren,, avondeten en bedden voor veertig man. U beschikt over zalen? Dit is de mannenzaal? Best, verluchten en in orde brengen. En wijs me een net vertrek waar wij, officieren, ons kunnen ophouden ».
-- 187 De kandidaten voor de veertig bedden zijn allang achterom binnengedrongen, pistool in de vuist. Tot aan de gordel naakt beginnen ze te wassen en • te plassen. Een tweetal houden Zuster Portierster aan die daar voorbij moet. « Herkent U ons, zuster? » Die twee waren gisteren in Belgische tenue binnengekomen, hadden een plaatsje gevraagd in de schuur en staan nu, in Duitse tenue bij hun .spitsbroeders. . De officieren zitten-aan in de beste spreekkamer en .slaan met welbehagen de bedrijvige Zusters gade die zuiver linnen over de tafel spreiden, terwijl de Portieren reeds binnenkomt met een hooggeladen presenteerblad. De lange ,springt recht, houdt de Zuster staan : « Een ogenblik! Wil u naar dat doosje op het buffet kijken. En lachen bitte! » Het zwarte kastje zoemt een poos en zegt dan : klik! Een foto is genomen , die in de Heimat en de reeds bezette streken bewijzen zal hoe hartelijk de Belgische bevolking ,
haar bevrijders onthaalt.
Eerwaarde Heer Kapelaan heeft die nacht met ons in de kelder doorgebracht. Voor het Allerheiligste had men een :scherm geplaatst. De grootste schrik was geleden, zodat de rozenhoedjes afwisselden met gezellig gepraat. Maar hoe al -die mensen het in die dikke lucht konden uithouden, blijft -een raadsel. Ik ken twee zusters die heel gerust sliepen in een cel op het hoogste verdiep. De Pinksterplechtigheden grepen nog plaats onder de grond. Toen het allen duidelijk werd dat het oorlogsgeraas niet zou ophouden, en het echt gevaar naar elders was ge;dreven, verlangde men naar het daglicht. Maar of het zo -zijn moest brak juist een luchtgevecht los toen de oudjes boven en buiten geraakten. De paniek, gelukkig, was gauw voorbij. Een brandend gevaarte, iets als een gloeiende tros, schiet pijlsnel omlaag, en een inktzwarte rookwolk kronkelt ,omhoog. Afgelopen. Maar wat een pijn rond het hart om
188 den arme piloot! Op wie vrouw en kinderkens, ergens in 't verre Engeland, te vergeefs zullen wachten. » Zuster Portieres komt ons halen. Weet zij soms wat nieuws ? Jawel! weerDe Hollanders zijzelve is van over de Maas staan manhaftig. Zoals zij vakkundig de bruggen van Maastricht lieten springen, dat doet niemand hen na. Het ijzeren hefdeel precies midden door, en geen schilfer die loskwam uit de stenen bogen. Tongeren, dat weet u, ligt geheel plat,. Heel Vroenhoven stortte ineen vóór dat de mensen konden vluchten. Te Veldwezelt hingen flarden van vrouwenlijken in de bomen. Maar het grote nieuws is eigenlijk dat we een Kerst-
of beter een Pinksterkinneke rijk zijn. In den morgen van
de Hoogdag waren pas de Pruisen vertrokken en een van die deugnieten had een handgranaat tussen de dekens. laten liggen toen een van alteratie stotterende man om de verpleegster kwam vragen. « Bevallen in de kelder, zonder hulp van dokter of vroedvrouw, mijn arme vrouw, ziek. en koortsig, en maar bang dat het kind zonder doopsel omkomt! » Door wei en hovingen lopen twee Zusters erheen. Luchtgevecht recht boven haar hoofd. Brandende en mi-traillerend een Engelsman naar omlaag. Een hoop Belgische soldatenkleren verspert den weg... In de hoek van een kelder, met nog drie andere kleinen tegen haar aangedrukt,. ligt de kraamvrouw. Gauw de eerste hulp aan de moeder; vlug het borelingske verzorgd. Met de begeleiding van hels., vliegtuigenlawaai en blaffend afweergeschut wordt Jefke gedoopt met water uit de moor. Uw nicht mag hem verzorgen; maar wordt geholpen, natuurlijk ». ,
Kultuur.. Belast en beladen zijn mij naar Gellik vóórgegaan :mijn eerwaarde nicht, en Zuster Gonzaga, de oudste van,_
189 Smeermaas die ettelijke dagen daarboven als Overste zal optreden. Terwijl ik naast mijn zwaarbevrachte fiets opwandel, word ik door groepjes vluchtelingen ingehaald die me vragen hoever ik in het Land ben geraakt! Zij komen uit Rummen, Zonhoven bij Hasselt, Nieuwkerke bij Sint Truiden waar de Duitsers hen . achterhaalden. Te voet hebben ze de ganse weg afgelegd; met kleine kinderen en bagages, dat is niet alles ! En nu is de kwestie of ons huis nog recht staat, en of het niet leeggeplunderd werd. Een eind voor mij zag ik een vluchtelinge naar Gelijk afzwenken. Een rijzige, stevige jonge vrouw, met een zware bundel aan ieder hand. Ik poog haar in te halen : aan het stuur van mijn fiets kon nog wel een bundel hangen; maar ze is al hoog in de zandstraat wanneer ik haar nader. En. nu duwt ze een hekkentje open, stapt een voortuintje door, treedt in haar open huisje. Ik zet mijn fiets tegen de haag en ga ook binnen, benieuwd om te zien hoe de Pruisen bij haar hebben huisgehouden. Stokstil staat ze in het deurgat van de goede kamer. Over haar schouder zie ik de kas ingetrapt, de laden leeg, aardewerk op de grond aan stukken. Een vieze stank walmt u tegen... Want zo min als in Veertien, zeggen het de Duitsers met bloemen, wanneer zij hun dank willen betuigen. In de spiegel zie ik hoe tranen van woede de felle deerne in de ogen springen. En zij trekt, de spraak weergevonden, onverhoeds zulk een manhaftige miljaar de nonde dj... af, dat ik bescheiden de wijk neem. Later zal ik vernemen hoe de Duitsers ook elders wangeurige soeveniers nalieten, soms netjes met laken en deken toegedekt. Wat zou de Führer van die kultuurbewijzen denken?... Och, soldaten van alle nationaliteiten tonen aleens een zwak voor die « grapjes », maar een Herrenvolk zou aan zulke primitieve drangen niet mogen toegeven. Aan den avond krijgen wij nog enige bezoekjes, niet van Pruisen, die voorgoed verdwenen zijn. Daar is mijnheer
190 -ede burgemester, die niet één kledingstuk thuis weervond. Hij verwittigde tijdig meneer Pastoor dat Duitsers rondstrooiden, hoe de pfarrer van Gellik drie mannen van de Weermacht had doodgeschoten! En daar is de koster, even .overgekomen, die vraagt of ik de Mis niet kan doen, morgen, in de parochiekerk; meneer pastoor die niet verder dan Grimbie ging, verzoekt me daar vriendelijk om. Ik raad de -koster aan, meneer pastoor uit te gaan nodigen morgen terug te komen. Ik breng met de jonge man een bezoek aan -de kerk. Uit de zware eiken voordeur werd het slot met .bijlslagen weggekapt. Door het springen van spoor- en baaribrug hangen aan de kanaalzijde boven- en benedenramen uitgeslagen. De Duitsers schijnen op hun eigen houtje, zo voor de grap, een lofje te hebben gehouden. Het orgel werd bespeeld, aan hoofd- en zijaltaren brandden kaarsen, die men 1 i e t branden. De damasten gordijn achter de kerkpatroon had vuur gevat, en de rug van het eiken beeld stond diep verkoold. Gans de kerk had met dit spelletje in vlammen kunnen opgaan. Ook de deur van de sacristij werd met bijlslagen geopend; het slot van de brandkast met een beitel bewerkt en onklaar gemaakt; en al wat voor hemd of handdoek dienen kon uit de kasten geroofd. Het had er :nog baldadiger kunnen toegaan, vermits aan de Misgewaden ,niet werd geraakt. De koster zal de teruggekeerde vluchtelingen verwittigen dat ze morgen de H. Mis kunnen horen op het Ge£ticht. Dààr word ik opgewacht door de kasteeljuffer. Een mannelijke verschijning! De twee knullen aan wie ik verraden had in welke richting het Schloss lag, waren die werkelijk bij haar geweest? — 0 ja, en op de koffie gekomen! Ik heb ze voor dieven en moordenaars uitgemaakt, en hen verweten hoe hun volk -die oude Engelse dame, onze naaste gebuur, gebrutalizeerd -
191 -hebben en opgejaagd. Zij is gestorven voor ze bij vrienden. onderdak kon vragen ». Maar de freule zou gaarne weten. wat ze met honderden gele pakjes dynamiet, voor landmijnen bestemd, moet aanvangen, door de Belgen in de hall:. van 't kasteel achtergelaten? Ergens in een kuil storten met een schildje erbij Opgepast ! Springstoffen A. De vier zusters betrekken de grote logeerkamer op de gang van het rektorskwartier. Het hoge holle klooster, met. zijn geweldige ramen, vrij en eenzaam boven op de naakte heuvel, is een uitmuntende luisterklok : de verste geluiden. worden erin opgevangen. Deze nacht zal er een rustige zijn soms een doffe ontploffing; regelmatig gezoem van vliegtuigen; stilte, en slaap. De H. Mis had plaats in de kloosterkapel om kwart na: zes; een dozijn dorpsmensen waren opgekomen. Na afloop werd ik naar beneden geroepen om een Duits soldaat te woord te staan. Minstens een vijftiger, genre landstorm, smal en schraal, ongeschoren, hees. Hij en zijn makkers lopen al twee dagen zonder eten, geen proviand kwam toe omdat de Engelsen de hulpbruggen hadden stuk gegooid. Zéér verbolgen op de Pruisen in 't algemeen, voel ik niets. dan meelijen met deze sukkelaar, die er zo krijgshaftig uitziet als een afgejakkerde knol op weg naar de paardenslachter. Kan ik hem plezier doen met een oudbakken half brood, twee drie desnoods, en geopende blikken confituur?' Of ie in z'n schik is! In zake oorlogsnieuws weet hij alleen maar : « wij liggen voor Brussel ». Later in den morgen horen wij dat meneer Pastoor met Fien, zijn nicht en huishoudster, is aangekomen. Spoeden wij ons hem te gaan groeten, en desnoods gerust te stellen., Ik ben in 't zicht van de pastorij, wanneer een snelle huif-kamion uit de Neerstraat opgezwenkt, zich van een zestal Pruisen ontlast die recht bij meneer Pastoor binnenstappen.. :
,
192 En ik die de grijze h e r d e r verzekeren deed dat in de ganse streek geen Duitser meer te zien was ! Alleen op die voorwaarden had Fien erin toegestemd mee te komen. Ik vind de brave man, doodsbleek, in zijn totaal geledigde zitkamer, tegenover een overdreven lange knaap staan, woordvoerder voor de vijf andere al even jonge snuiters. Zo pas door de Hitlerjugend afgeleverd, zou men zeggen. Meneer Pastoor heeft een dikke wang : zo juist de eerste hap uit een wittebroodse-boterham gebeten, de leste van die soort voor jaren! maar kauwen kan hij niet. Vlug neem ik de zaak in handen. « Inkwartiering ? Gaat hier niet : het huis is totaal geledigd, ook van drank en etenswaren. — We hebben nochtans dorst! — Misschien is water... -- Water?? wijn moeten we hebben! Flessen ! ! Volle, of ledige? Volle ! ! ! » zegt hij grim. Met een vriendelijk lachje klop ik hem op de schouder. « Te laat, heerschap, uw spitsbroeders hebben reeds alles ausgesoffen! En inkwartiering kunt ge hiernaast krijgen ». Ik ga ze voor naar de jongensschool naast de pastorij. De banken staan op de speelplaats, en stro dekt de vloer. Minachtend steekt de aanvoerder de onderlip vooruit, draait op zijn hiel, en gevolgd door zijn makkers hijst hij zich in de wagen. Die schiet de helling op, langs de kerk, verdwijnt links om den hoek, recht naar het gesticht. Wat nu? Die kerel moet goed ingelicht zijn! Ik loop wat ik lopen kan; zie de camion voor de poort, en het zestal voor twee hevig geschrokken Zusters. Welkom ben ik niet, doch neem het woord. « Hier ook slechts lege flessen, en komt even in de keu-
ken kijken. --- Wat een zwijnenboel! Dat hebben die varkens van Belgen gedaan.
Foto
SOUL,
Neerharen.
De « stop» van Ternaaien naast de grote kanaalgleuf. - lVIijnheer Jean en mejuffer Maria Nelissen, die schrijver en fotograaf ter plaatse voerden voor 't nemen van fotoe.
193 - Pardon, dit meesterstuk werd geleverd na hun aftocht. — De Engelsen dan! -- Die moeten nog komen. » Hij insisteert niet, maar vraagt naar w s c h e • « Krijgen jullie geen wit- en ondergoed van het leger? We vorderen zo snel dat geen van de hulpdiensten ons kan bijhouden. Hoe snel dan wel? De Maginotlijn is gevallen, en we lieten ze al 70 Km. achter ons. De Fransozen rennen als hazen. » Ik glimlach minachtend. Speciale verzinsels voor de Weermacht, natuurlijk. Ondertussen geeft dit nieuws mij toch een schok. De zuster van de was had een hoop bezoedelde luiers .gevonden en die in koud water, zonder zeep, doorgeslagen. Ik had haar aangeraden dit linnen goed zichbaar op de haag te hangen, als bewijs dat het huis bewoond was. Ik fluisterde haar toe : « ze willen handdoeken, breng luiers. Maar ze zijn vol vlekken! Des te beter ». Terwijl we wachten heft de jonge man het onvermij. lelijke koeplet aan over de D e u t s c h e K u 1 t u r die de volkeren brood-nodig hebben, en die de wereld van aanschijn zal doen veranderen. Daar is de Zuster al met de natte, erg-onfrisse luiers. Verontwaardigd wijst hij ze af. Een van de makkers grinnikt. Nog even moet de aanvoerder over Polen vertellen. Dat was me pas een B 1 i t z ! En de franctireurs die hij daar heeft neergekogeld! Van achter bomen en struiken schoten ook vrouwen op ons; meer dan .één van die hellevegen lei ik met dit pistool te koelen! En ineens richt hij een kanjerd van een Colt op de waszuster. Deze gilt, en ik grijp met een beminnelijk lachje naar het wapen. « Laat even zien! » zeg ik. Voorbeeldig snel heeft hij zijn vuurspuit weerom in het holster gestoken. 7 -
194 « Kom, zegt de grinniker van straks, hier is niets te verdienen ' . De terugkerende vluchtelingen klagen dat leegstaande huizen geplunderd werden. Tot hun magere troost vinden ze H e i l H i t l e r op de wand geschreven, ofwel de belofte : God zal betalen. Dat hopen we stellig... In het gesticht hier staat geen kast of kist die niet werd opengebroken. Bij elke stap stellen Zusters nieuwe diefstallen vast. En een wanorde! Wat beneden thuis hoort ligt boven, klasartikelen verhuisden naar stal en wagenschop. In een zolderkamer, de zogenaamde winkel, waar de Zusters van de verschillende afdelingen zich bevoorraden kunnen voor alles wat haar dienst aangaat, betaalden de Duitsers alweer ! met mooi uitgestalde onwelvoeglijkheden. En Bèr komt waarschuwen : Geen water drinken uit de bornput : « de Pruusje hiubbè get ter'in laote valle ! » Wanneer een Zuster mij, bij 't verlaten van de kapel, het sponsje aanbiedt uit het koperen hangemmertje met wijwater, riekt zij er eensklaps aan, en werpt het met een vies gezicht terug. Het ruikt sterk naar ammoniak... En met dat onheilig vocht maakten wij kruisjes!! r Het avondt zacht aan dofbegoude kimmen » wanneer een mooi uurtje van verinniging weerkeert. De schemering zwelt als de zee bij vloed : al dieper schuiven de landen af onder blauwe, purperwendige misten. Ver weg steken daar nog enkel boven uit, vaag verguld, de steilste torenspitsen van Maastricht, en het bleke voorhoofd van het hoogland achter Visé. Met lage, doordrongen stem zeggen de Zusters gezamenlijk het avondgebed. Gods Zegen smeken zij af over de H. Kerk, het overweldigde Land, haar Congregatie, haar eigen bescheiden gemeenschap. Dringend bevelen zij zichzelf, en de teruggekeerden in het dorp, aan in de Vaderlijke Hoede, nu de nacht kan komen met ongekende gevaren.
195 — Veel dieper van zin dan in de veilige tijden blijken nu de gewone aanbevelingen. Er worden er bijgevoegd en later zal moeder Medarda dit gebruik blijven onderhouden (en gans den duur van den oorlog zal ik 's avonds laat, als heel het huis slaapt, dit gebed aan den voet van het altaar komen herhalen) voor die doodbloeden op het slagveld, voor die kreunen in de hospitalen, voor de voortgejaagden op de wegen, voor die weggevoerd worden in ballingschap, voor de gevangenen in kampen. 0 mochten vrede en veiligheid, vreze Gods en broederliefde op aarde weerkeren! TERUG AAN DE MAASKANT. Onmisbaar? Zo dikwijls als ik deze nacht, van 1.5 op 16 Mei, wakker word, hoor ik in de verte het verdoezelde doemelen van een veldslag. De twee juffers onderwijzeressen die met de zusters naar Rekem zijn gevlucht, brengen tegen de middag een onverwachte boodschap : « Pater Gardiaan heeft mij nodig, of ik vandaag nog wil terugkomen? Als u gaat, verklaren de zusters, gaan wij mee. Alleen kunnen wij hier niet blijven! Wat beginnen wij wanneer nieuwe Duitsers het gesticht willen bezetten? » De juffers stel ik voor, zullen gaan aanbellen bij de Paters van Lanaken-Station; en aan P. Gardiaan berichten dat ik van hier vertrek zohaast van daaruit een plaatsvervanger opdaagt. In de namiddag komt een bejaarde en behaarde oud-zendeling aangewandeld. Hij was de senior van hen die langs den vaartdijk bij Rekem, in hun hemd, tot neervallens toe, onder de bedreiging van een geweerloop, in een rondeke moesten draven. De brave man is boven de zestig,
196 en van die emotie nog lang niet hersteld. Terstond krijgt hij, bij den keukenuitgang, het hoekje onder het houten kleutersbalkon in het oog. Daar acht hij zich veilig tegen aanvallen uit de lucht. « Schuif die lege flessen wat opzij, zet hier een zetel en een tafeltje. Een sigaar roken is voor het ogenblik alles waartoe ik in staat ben ». Langs de baan zijn er geen Duitsers te zien, wel terugkerende vluchtelingen. Wat gaan die doen aan het kanaal, nu de Duitsers de hulpbruggen door hun pioniers gelegd afbreken, om ze dieper het land-in te gebruiken? Ik word aan de praat gehouden door mensen van Veldwezelt die ik poog uit te vragen. Want twee oorlogsfeiten blijven mij intrigeren : het plotseling zwijgen van 't Eben-Eymaalfort, en de niet gesprongen bruggen. Veel weten me die brave mensen niet te vertellen. « Sommigen beweren dat de avond voor den inval reeds Duitsers aan deze zijde van het kanaal te zien waren, maar wij hebben daar niets van gemerkt. Wel had het ons verwonderd dat, terwijl over de grens de staat van beleg was afgekondigd, bij ons juist de soldaten op verlof mochten gaan. Om middernacht werd er alarm bevolen, maar wie gaf nog wat om « alertes »? Om 4 uur schoot alleman wakker van een buitengewoon geraas van vliegtuigen in de lucht, én van de eerste bommen die vielen. Waarop de ene naar de kelder liep, anderen vliegens het hoogst nodige bijeenraapten om te gaan vluchten, en de moedigsten op de « kip » klommen, het terras bij 't graven van het kanaal opgeworpen, om te zien wat er gaande was. Toen die zweefvliegtuigen zagen neerstrijken waaruit geschoten werd, renden ze naar huis om met vrouw .en kinderen de weg naar Bilzen op te gaan. Rond zes uur in de vroegte, moet reeds Duits voetvolk over de brug zijn gekomen. Haar bunkers konden niet lang weerstand bieden : de jongens die erin zaten waren gestikt.
197 — Maar hoe heeft ons voetvolk zich gehouden? Het beschikte maar ' over handgranaten en geweren. De kanonnen stonden bij Vlijtingen en begonnen pas in de. namiddag te schieten. Sommigen van ons mannen waren al'. omsingeld toen ze nog meenden met een gewone alerte te.. doen te hebben. Zijn alle burgers weggeweest? De meeste. Meneer Pastoor is gegaan na een laatste rondgang, zoekend waar hij hulp kon verlenen. Wie op zaterdag 11 Mei nog in de kelder zat, werd door de Pruis naar Maastricht gewezen. » Ik hoor herhaaldelijk gewag maken van het groot aan talkrijgsgevangenen dat de Duitsers maken. Pessimisten be-weren dat onze mannen hun wapens weggooien zohaast zij een Pruis zien, om zich over te geven. Honderd man slaan op de vlucht voor één parachutist. Die vallen uit de lucht achter bos en kant en verschijnen, mikkend met de mitraljet, waar gij ze het minst verwacht. Een jongen weet dat ook vrou-wen met de valscherm dalen. « Een kleine Pruis was opa een dak neergekomen en zat daar met z'n voeten in de goot, en het pistool in de vuist. Toen een van de onzen hem ging vangen, begon die Pruis te « janken » : het was een meisje., van zestien jaar! » Bij Lanaken trakteert mij een goede kennis in een wel-verlucht café want zonder achtergevel! Hij betaalt met gloednieuwe briefjes van 50 pfenningen. « Die komen uit. Maaseik waar de Duitsers, pas binnengevallen, ze met dui-. zenden drukten op een camion. Wat een mark waard is? Tien franken, maar binnen kort twaalf en een half. En hebt ge 't gehoord van die van Maastricht? Ze komen uit de lege huizen van Veldwezelt en Kesselt alles wegslepen wat de Duitsers niet meenamen. In Lanaken hier zijn het de mannen van bos- en heikant die op rooftocht ,
-
198 uitgaan. Maar wacht maar, men kent de namen van dat tuig! Juist zoals in Veertien, hebben de Invallers het mooiste weer van de wereld. De heldere, koele, stille dagen houden aan. In de lucht schijnt de bedrijvigheid eerder toe dan af te nemen. In de weide naast de brouwerij van Pietersheim, een vijftig meter van de grote baan, ligt het platte wrak van een uitgebrand vliegtuig. « Hij lag onder de vlammende romp en toch bleef die Engelsman op de Duitsers schieten. Onder die onnozele takkenkruisjes daar, werden piloot en bemanning drie voet diep in den grond gestopt, zonder naam of herkomst vermeld. Geen Duitser komt door Lanaken of hij neemt een foto, zodat dit één vliegtuig wel vijftig maal als .afgeschoten zal vermeld worden. Maar ik heb met mijn !eigen ogen gezien wat de Fransen kunnen. Boven Caberg was het. Een Frans vliegtuig viel er zeven Duitse aan. En het steeg en daalde, het buitelde en het duikelde, voorover. =en zijlings. Op vijf minuten tijd vielen vier Duitse machienen te pletter. Die wrakken bleven geen week lang liggen, één uur later waren ze al opgeruimd. Aan het fortje van Tourne-Bride arriveert een glanzende zilvergrijze auto bij de vernielde brug. Aan het stuur -een dikke Hollandse heer, achter hem twee hoge Duitse officieren. De jongste is een van die slanke, lenige prachtkerels met edel-besneden gezicht, waardevol specimen van het zuiverste Germaanse ras, waarmee Hitler uitpakt tot reklaamdoeleinden. Hij vraagt in voorzichtig Frans, hoe men in Maastricht kan geraken. Dat vergt een moment nadenken, zo ingewikkeld is die kwestie, met alle bruggen op-geblazen van. Briegden tot Hasselt. « Ze. zullen .best Westwaarts langs het Albertkanaal oprijden, mogelijk bleef één hulpbru liggen. » Die destruktie van spoor- en baanbruggen houdt ,
199
-
de Duitse wedloop beter tegen dan bunkers en loopgraven.... Doch ik vermeld dit incidentje hierom : het zal de enigekeer blijven dat de Duitsers mij, een monnik, den weg vragen ! Alle volgende malen spreken zij liever, vlak naast .mij . een vrouw of een kind aan, die niet snappen wat bedoeld!
,
?
wordt en niet kunnen antwoorden. Het is onze Pater Kapelaan die mij te Rekem uitlegt waarom het klooster mij niet missen kan. Er moet alle vijf voet met de Duitsers gepalaberd worden, en Pater Gil-bert heeft zulk een stoute mond tegenover hen, dat hij ons: in ongelegenheid zal brengen. -- Waarom Pater Cassiaan niet voorgeroepen? Die doet dienst in den omtrek en, ja, die is nogal`' vriendelijk met de Moffen : dat kan bij de burgers misvallen ». Moeder Medarda ziet mij in het koor staan, en trekt..: hoog de wenkbrauwen op. Wat nu? moet ze denken, laat P..
Hilarion Gellik in de steek? Wanneer ik haar achteraf het. geval uitleg, neemt ze zich voor een woordje bij P. Gar diaan te doen « Ik had juist besloten u hulp van zusters en kinderen te zenden »! Van een massa-terugkeer naar het Gesticht kan nog geen sprake zijn. Vooral bij gebrek aan. drink- en waswater ginder, en om de gestolen voorraden. Hier gaat de processie van kijklustigen en sympathizerenden ononderbroken haar gang. Die brave lieden komen = niet met lege handen, en de Boerinnen-Jeugd van de nábu-^ rige dorpen brengen om de beurt stopen volle melk; in zulke= hoeveelheid dat er overschiet voor de volwassenen.
En dit is maar goed ook, want ineens heeft zich de ravitailleringskwestie gesteld. Zelfs in vredestijd aten we nooit. wittebrood, maar het grauw, kleverig goedje dat de bakker& nu leveren riekt muf, bedorven bijna, en is niet te verteren. En daar staat meneer de burgemeester in de spreekkamer.
200- — « De Duitsers hebben al het goede meel meegenomen en hun eigen overjaarse ' snertboel hier gelaten. Voor de vluchtelingen uit Gellik kan Rekem niet instaan; die moeten. hun Brood uit hun eigen gemeente betrekken. Morgen zal er .maar één klein grauw broodje per volwassene beschikbaar zijn. » Ik deel dit nieuws liever niet aan Moeder Medarda mee, het zou haar de slaap benemen. Wat de Duitsers nu doen, « zich bevoorraden bij den inwoner, se ravitailler sur l'habitant » is een uitvinding van Napoléon, die vlug vooruit wou. Vóór zijn tijd sleepten de legers een eindeloze tros proviandwagens mee, waarvoor, aan 'S vijands grenzen, door den aanvaller, inkomrechten werden betaald!! Men hoort reeds plannen maken nopens wat, na den oorlog, met Hitler moet gebeuren. Ongeveer hetzelfde wat -men destijds voor Keizer Willem uitdacht. Den overwonnene _in een wildedierenkooi, op een platte wagen door steden en dorpen rondrijden, om de « hulde- » te ontvangen van de mensen wier huizen hij vernield en wier vaders en zonen hij vermoord had. Van dit en vreselijker wraakplannen kwam ,dit toen terecht : de Keizer op een voornaam Hollands bui-tengoed, en hertrouwd met een niet onaardige nog jonge dame. « Gij zult het beleven, zegt iemand, Hitler slijt ook nog zijn ouwen dag als welgesteld rentenier, op een prachtige villa. Ons oud convent heeft een in het oog vallende gedaanteverandering ondergaan. Sacristie, keuken, wasserij, naaikamer en aanverwante diensten werden door de Zusters overgenomen; en een poetsbrigade met jeugdige krachten en geest - van - offensief ziet men op gangen, trappen, zalen en ncéllen losgelaten. Wij missen de gezellige stoflagen en de célibataire wanorde; de oude planken vloeren die zich zorgvuldig droog - hielen zullen• last krijgen van rhumatiek. Bij de Zusters liggen enkele versukkelde oudjes te bed, -
-
-
201 -en één is blijkbaar overspannen : gevolgen van emoties en vermoeienissen. Ik bevind dat P. Gardiaan de zielzorg bij de zusters van mij heeft overgenomen, en dat P. Frederik een oog houdt op haar regiem, en dat van de kinderen. Hij had ontdekt hoe die brave zielen, om God tot barmhartigheid te bewegen en haar gastheren niet te bezwaren terwijl ze reeds de boete deden op de grond te slapen en hard te werken, zich ook nog op het vasten toelegden! P. Gardiaan, verwittigd, trof drastische maatregelen! Ook bij - de kleintjes deinsde ik op den achtergrond : ze hebben maar ogen en oren voor Nonk Frederik; hangen aan zijn koord, spelen met zijn rozenkrans... Ik voel me hier volstrekt, niet onmisbaar. De kinderen menen dat ze op vacantie zijn. « We moeten nog niet terug, hé Zuster? » vleien ze. Nu, ze werden nog nooit zo aangetrokken, gestreeld en bepoteld en vol-gestopt met suikergoed. De kloostertuin schijnt de driejarigen een paradijs; ze doen er altijd nieuwe ontdekkingen, zien en horen vogeltjes, en doen aan het dichterlijk « blocmekes plukken » . Binnen- en buitenlands nieuws. Al een hele week oorlog. Maar het mij bewust-worden daarvan, grijpt mij bij het ontwaken, eiken morgen onveranderlijk, even pijnlijk aan. En wanneer komt men klaar met het herstellen van de electrische centrale te Eisden? Zonder water en vuur zitten is erg, doch van radio en dagbladen verstoken te blijven wordt ondragelijk. Als een godsgezant wordt begroet wie nieuws weet. Een leraar aan de Normaalschool te Mechelen a/d . Maas verhaalt wat op Invalsdag bij Stokkem voorviel. Daartegenover, op den Oostoever van de Maas, ligt Berg op . zijn heuvel, met een hoge brug over het Juliana-kanaal. Tijdens de mobilisatie was ik er een kijkje gaan nemen, en had de
-- 202 -?vernuftige maatregelen bewonderd, verschillend van de Belgische natuurlijk! door de Hollanders genomen tegen een gebeurlijk oversteken of overzwemmen van die waterweg. De Duitsers echter waren volstrekt niet van plan te zwemen! In de nanacht van Donderdag 9 Mei waren Hollandse =militairen aan de brug verschenen, om een laatste inspectie te houden van de getroffen disposities betreffende het in-de-lucht-blazen van het kunstwerk. « Verklede Duitsers wa-ren het, die de wacht gevangen namen en de electrische dra-den naar de dynamietleiding doorknipten. » Maar daarvoor reeds waren, in het donker, zweefvliegtuigen in de Belgische Maasbeemden neergestreken. Men. sen die in de vroegte naar de Mis gingen zagen soldaten in het grijs over akkers en door weiden mars j eren ; Hollan-ders, meenden zij, en wuifden hen vriendelijk toe. in het pachthof van Vilain Quatorze waren ze warme koffie ko..men vragen, die hun gulhartig, mèt ham en eieren weerHollanders geschonken werd. o Geniet ons leger, over het algemeen, een ongunstige pers, des te gretiger worden helden-feiten vernomen. Was het bij Rotem dat, aan de vaart, een luitenant met een handvol dapperen stand hield tot Zaterdagmorgen? Hun laatste riem kogels verschoten, trokken zij af naar de bossen. Aan -de heuvelvoet vinden zij achtergelaten kisten ammunitie, verdelen de buit, rennen naar hun stelling. Als ook deze voorraad het einde nadert, zendt de luitenant zijn mannen weg maar blijft zelf nog een tijdje voortvaren om hun aftocht te dekken. De jonge paardenknecht van de Zusters zal tegenover ,
m
-
dit Belgisch Heroisme een voorbeeld van Nederlandse on-
versaagdheid stellen. Hij keert weer van een fietstocht naar Wessum bij Roermond, het geboortedorp van Moeder. Haar familie had niet geleden; die woonde ver genoeg af van het
203 — krijgstoneel : de Maasoevers. Op een eiland, in een bunker, moederziel alleen, onderhield een sergeant snelvuur. Geen; Pruis mocht zich tonen, of hij legde hem neer. Toen ze, plat in een ijzeren motorbootje, op hem aantuften, hees hij de witte redditievlag, en... roeide dat troepje uit toen het zich blootgaf. Driemaal lukte die krijslist, tot een zwaar kanon den bunker tot gruizelementen schoot. De sergeant sneuvel. de, maar dat overwinningske hadden 150 Duitsers met hun leven betaald. Diezelfde jonge man verzekert dat Mussert en andere aanhangers van de Nationaal Socialistische Beweging in Nederland, werden doodgeschoten. Het landleger heeft zich moeten overgeven, de Duitsers waren te sterk, maar de Hollandse lucht- en zeemacht zetten de strijd voort. En de Engelsen vechten op de Zeeuwse eilanden. In die capitulatie, op de vijfden dag al na den Inval. zijn de Noorderburen, naar ons gevoelen, wel erg nuchterverstandelijk te werk gegaan. « Wij, in Veertien... » Buitenlands nieuws brengt Cassiaan die van Maaseik terugkomt. Daar aanvaarden de Duitsers geen hulp van onze dokters en verpleegsters; hun gewonden, en zelfs hun lijken worden naar Duitsland getransporteerd. Hun verliezen moeten enorm zijn, want zij mogen voor geen hindernis, geen afweer blijven staan. Vernam hij niets bepaalds nopens het getal Belgische krijgsgevangen? Het overtreft reeds 50.000. Maar de stalen muur krijgen ze niet doorgebroken! De forten van Luik ontvingen bevel tot het uiterste stand te houden, en zij doen het! Zoals in Veertien dus : les forts de Liège tiennent toujours! De forten bezwijken niet, drukten de bladen, toen het laatste zich al lang had overgegeven. 's Anderendaags is het onze Max die van een uitstapje terugkomt : naar zijn geboortedorp Mopertingen. Het huis
204 -van zijn broer « ligt plat », het vee -kwam om in de vlammen en het paard namen de Pruisen mee. Door de luchtbommen - werden daar 17 mensen gedood; in Veidwezelt 40, waarbij twee schoolzusters. In Vroenhoven deed het lelijk! 'Daar liggen ganse huishoudens onder de puinen bedolven. De zusters werden gewond en liggen in de kliniek te Genk. Over dit alles moet ik trachten méér te vernemen. In Hasselt deed onze militaire overheid de stad ontruimen : ze vormde een versterkt bruggenhoofd; en de kanonmnen die in de straten stonden deden voorzien dat de Pruisen de stad gingen platleggen ». Iemand had 5 maal 33 vliegtuigen in de lucht geteld! Slechts twee kloosterlingen bieven, waarbij de stokoude Pater Berard : de enigste priester, -schijnt het, die in Hasselt Mis las op 12 Mei, morgen van -
Pinksteren.
In Tongeren vielen bommen langs een rechte lijn gaande van het station tot voorbij het stadscentrum : ons kloosIer bleef ongedeerd. In Heusden haalden de Duitsers klooster en college ledig : 300.000 fr. schade. In Sint Truiden wou de ramp vreselijk zijn. Wel geen doden, maar klooster en kerk totaal uitgebrand. Het wondermooi lenteweer houdt aan. De hemel is nooit zonder vliegtuigen en de Duitsers zeggen elkaar, daar:oven, goeden dag met Morse-signalen. Moeder gaat op stap met enkele Zusters en tien snuggere meisjes van even over de negen jaar. Ze verlaten Rekem getroost, omdat zij in Gellik als « stichtertjes » zullen mogen optreden! Mensen bren;gen kleintjes aan omdat zij die hij de Zusters en in Rekem veiliger achten; anderen komen een kleuter terugnemen, uit vrees dat ze hun kind, bij een Duitsen aftocht en nieuwe ,
vlucht, kwijt geraken. Dit is het grote leed van sommigen :
het gezin werd uiteengerukt en de een weet niet van de anderen of ze nog in leven zijn, waar ze belandden. P. Gardiaan heeft zware zorgen met de broodkwestie.
205 Hoe is het mogelijk dat na acht dagen oorlog de bevolking ontzet, het hongerspook ziet grijnzen? Men put hoop en vertrouwen uit een bedenking, die mij niet gerust stelt omdat ik ze in Veertien al hoorde : « Lang kan een moderne oorlog, met de vernietigingsmiddelen van weerskanten aangewend, niet duren ». Naar Lanklaar. In gewone tijden was dit mijn namiddag om een geestelijke rede te houden bij de Zusters van Lanklaar. Haar hoofd zal nu wel op geen preken staan? Maar des te meer op een bezoek misschien. En ik mag mij wel een uitstapje gunnen nu menig medebroeder, niet uit vrees of uit noodzaak alléén, dunkt mij, de wijde wereld-in fietste. . . Ik legde ondertussen, hoop en al, tweemaal de negen Kilometer tot Gellik af! In plaats dat ons Albertkanaal een tweede IJzer werd, en wij fronters, versuffen en wij in een verlaten hoek waar niets te horen en te zien is. Ma chance! zou de Fransman zeggen. En dan dat goddelijk weer ! Een lente die niet
vlucht, zich niet overgeeft, niet kan opgeblazen worden! Reeds op de stoep van ons klooster hoor ik opbeurend nieuws : de Amerikaanse vloot is onderweg om de verbondenen te helpen! Aan de tramhalt echter verzekert de dochter dat de Verenigde Staten den oorlog aan Japan hebben verklaard. Aan het kruispunt van Grimbie houdt me een Hollander staan die, gelukkig man, de Radio beluisterde. In Noord-Italië hebben opstootjes plaats en in oproerige stoeten betoogt het volk tegen Mussolini ». Een fietser haalt mij in die langs het kanaal de lijken uit de bunkers moet halen. « We hebben er al 62 geborgen, paarsblauw, gezwollen, van verbranden en verstikten. Reeds trad ontbinding in. Onder dit akelig werk roken we straffen toeb ak, drinken wij jenever met bierglazen, en 's avonds spelen we thuis op de koer alles uit en trekken verse kleren aan, om de reuk
— 206 — niet mee aan tafel te brengen. Duitse lijken ziet men nergens. Het is gezellig langs de baan. In de lucht trekken Duitse formaties in onberispelijke pijlpunt over. Links de door de valleikens ingekeepte kam van de donkerblauwe heiheuvels; rechts, de gestrekte lijn van het strakke Hollandse hoogland. Fietsers die van ginder komen uiten hun verwonde. ring, hun teleurstelling bijna ! omdat er zo weinig verwoest is. Kostgangers van het Rekems staatsgesticht, ontoerekenbare moordenaars en oplichters, zalig om de herwonnen vrijheid, pedalen lustig daarheen op rammelende oude of glanzend nieuwe fietsen. Ze groeten mij als een oude kennis. Maar daar trappen ook vreemden voorbij die niet groeten, schouw volk, kompels en kolendelvers uit Cités, of schuimers uit de Walen. Die speuren, grimmig en gesloten, naar
verlaten huizen. Liefst slaan zij veldwegen in naar eenzame hoeven of een alleenstaand café. Aan de betonbaan naar de cité heft een bekend figuur de hand op. Maar een naam kan ik er niet op plakken : hij moet zich noemen. Wat is die jonge huisvader veranderd, met dat doorgroefde, verouderde gezicht, waarop een lusteloze vermoeienis! Zo zal ik menig kennis door één week oorlog getekend vinden. Van op zijn slaapkamer zag hij de Duitsers uit Leuth komen aangestapt, langs een baan door een Belgische veldbatterij onder vuur gehouden. « Ik telde 200 schoten en niet één was raak. Of die Pruisen pret hadden ! Later vond ik een zeldzame plek waar een granaat op het beton viel : het was of iemand daar een slag met de bik had gegeven, niet méér. Ik kijk uit naar de puinen van de centrale, maar kat, het rijzig toelopende front met de roomwitte stucafboording
niet weervinden. De mijn is nochtans bedrijvig, want de schouwpijp gulpt gevulde wrongen uit, en ergens blijft met oorverdovend gesis en hees gefluit steil-spuitende stoom ont-
207 -snappen. Aan doorgebroken bruggen die schuin onder water duiken gun ik geen blik meer. In het bassin werden een stoomboot en een drietal lichters gekelderd, pijp en verhoogde kajuit alleen nog zichtbaar. Slachtoffers van Duitse vliegtuigen, of door de Belgen tot zinken gebracht om de vijand van transportmiddelen te beroven? Laag tegen den waterspiegel loopt een smal houten hulpbrugje. Het hoekcafé aan den overkant houdt alle ramen open, waaruit dans- en jazzmuziek naar buiten slaat. De gelagzaal zit met rokende en drinkende mannen opgepropt. Juist verschijnt een dronken boer, een zware vijftiger, in het deurgat. Hij schreeuwt tot de voorbijgangers : « Ich bin Vlaams nationalis! (vijfmaal) . Ich bin ene leider! (viermaal) . Ich bin de leider vaan de Vlaamse Nationaliste vaan Kote (driemaal) . Ich trèk mich vaan de gaansen oorlog niks aan! — Dao bis tich laf genóg veur! » schreeuwt hem een voorbijganster tegen. Reeds van voor Lanaken is het mij opgevallen hoe op ,
de precieze grens, die geen gewoon sterveling weet, de naam
van elke gemeente op een laag geplaatst schild vermeld staat; zwart op geel : de Vlaamse kleuren. Ik glimlach genoeglijk. Ik bedacht toen niet dat die schilden noodwendig voor de 10e Mei hadden gereed gelegen, en... dat voor die Vlaamse kleuren, aan den Invaller, een prijs was betaald. Even vóór Lanklaar liggen puinen die in de gave omgeving indruk maken. Van op de drempel van haar onbezoch. te kroeg verstrekt een jonge herbergprinses uitleg. « Een Engelsman was 's nachts de dubbele noodbrug komen bombarderen door de Duitsers over de vaart geslagen. Zijn twaalf bommen vielen 200 meter van het doel, op die pannenfabriek. Aan het grote kruispunt versperren dichte rijen toeschouwers en opgehouden reizigers de weg. Somber en angstwekkend rolt daar een donder, ontvouwt zich een vervaar-
208 -lijk oorlogsgezicht. Uit de richting Maaseik, èn uit de richting Berg, waar dus een brug over de Maas moet liggen g, verdringen zich hobbelend, grommend en daverend, walmend en stof opjagend honderden grauwe gevaarten. Drie naast elkaar, de ganse breedte van de rijksbanen vullend, bolderen reusachtige voertuigen voorbij. Van op een laag muurtje regelt een Pruis het verkeer. Om de beurt mogen Noord en Oost vier minuten doorjagen naar Asch en Hasselt in 't Westen. Een ganse legergroep schijnt op weg naar het front, want ik hoor verzekeren dat deze stormrit om 4ure deze morgen een aanvang nam. Er zijn camions vol staande soldaten; pantserwagens; munitiefourgons als loodsen op wielen, zo zwaar dat ze grond en huizen doen beven; rollende kasten met het nors gezicht van een slaperige Pruisaan een tralieraamp je ; en alle vijftig meter een platte wagen met de bijna vertikale spuit van een afweergeschut, de
lange smalle loop in een scheebuis met schuimspaangaatjes, en bovenaan verwijdend als het uiteind van een klarinet. In elke stuurkabien zitten ze met drieman naast elkaar, goor en versuft de van slaap gezwollen gezichten. Eén kontroleert de weg op een 30 X 40 cm. stafkaart onder mica.. Ik moet linksaf naar de Zusters; aan rijden geen denken,. want op die tweehonderd meter moet ik telkens met de fiets op een huisdrempel springen of een gang in vluchten.. De wagens vullen de baan van gevel tot gevel en zouden plat varen wat in hun weg staat. Bij de Zusters. In vredestijd frisse jonkheden in hagelblank hoofd- en borstlinnen, zien de Zusters nu getrokken en verlept van gezicht, gesmeerd en verfomfaaid in haar stoffige kleren uit. In de kelders is het zo akelig : men zou er levend begraven zitten zonder het te weten; dus belegden ze de stenen vloer van de keuken met matrasjes waarop zijzelve en een
209 half dozijn goede geburen slapen. Geen ' woord rep - ik van een preek te houden : de donder op straat zou mijn stem bedelven! En dan, onder de vensters van de kapel staan dichte rijen kinderen te bidden voor het behoud van het dorp. De Duitsers gaven bevel de klassen te herbeginnen : zij moeten kunnen uitzenden en drukken dat « in de bezette gebieden het leven zijn normale gang gaat ». Ik wil weten hoe het op de Invalsdag is toegegaan. « Wel, iedereen sliep gerust tot half vier, toen wij gewekt werden door een ongewoon geraas van vliegtuigen van uit mijn raam telde ik er honderd. Ineens scheen het huis uit de grond te springen, gebroken ruiten rinkelden neer : vlak nabij was de brug in de lucht gevlogen. Het is oorlog ! hadden wij de geburen elkaar horen toeroepen, maar daarom dachten wij nog aan geen oorlog hier! Gerust hoorden wij de H. Mis, en dronken koffie, toen weerom een baldadige knal het huis dooreenschudde : de brug van het nabije Dilzen was gesprongen. Men hoorde schreeuwen : de Pruisen komen uit Stokkem! De straat stond vol Belgische proviand- en minutiewagens, die niet meer weg konden. Ons mannen renden naar de vaart, probeerden over de ijzeren gebinten van de brug te ontkomen maar gleden in het water, en één verdronk. Mensen kwamen aanlopen met tobben, tonnen, en zinken badkuipjes : zich daaraan vasthoudend werkten zich soldaten naar de overkant. Om acht ure was een gevecht om het oversteken van de vaart te forceren volop aan de gang. Het schijnt dat van op de hoogten der Hollandse Mauritsmijn de Duitse artillerie geheel de Belgische boskant beschoot, vanaf Eisden tot Dilsen. Kleinere kanonnen vuurden op korten afstand, en kregen druk antwoord. Alles daverde, horen en zien verging; ik begon te begrijpen hoe men sterven kan van schrik. Onze goede hoogbejaarde Overste, een klein vernepen
210 vrouwtje met Bretoens geloof, zat rustig voor het altaar in de kapel, biddend te wachten op dood of leven, dat was haar gelijk. Gewonden werden bij ons binnen gebracht; een Yoegoslaafs mijnwerker langs de baan verrast, en een gave jonge reus uit Leeuwarden. Hij kwam bedaard binnen gestapt met de vingeren van de linkerhand tussen de knopen van zijn soldatenvest. « Ik heb erg pijn in de arm » zei hij. De dokter kon aan zijn arm geen letsel vinden, maar ont dekte een gaatje in de rug van zijn jas, links bovenaan. Daaronder was het vlees doorreten van de ene schouderplaat tot de andere, zo diep dat de dokter mij de blootliggende long kon tonen. Toen de wonde met bijtend vocht werd uitgewassen, verzocht de Fries om een sigaret, stak op, haalde in, en verloor het bewustzijn. En reeds had men een derde gekwetste op de grond neergelegd, een jongen uit Tienen. Hij bloedde zo hevig en zag er zo vreemd uit dat de dokter verbood hem op een taf el te tillen. Naast hem geknield, kleedden wij hem uit. Schoten in het been, een rib over, een nier en de lever geraakt. Terwijl de dokter hem onderzocht keek « Jefke mij strak in de ogen : « Erg? » vroeg hij. « De pastoor komt er bij te pas » zei de dokter lakoniek. Jefke had sedert zijn twaalfde jaar geen voet meer in de kerk gezet, maar was heel blij een priester te zien, en berecht te worden. Ondertussen hadden wij bedden naar beneden gebracht en de gewonden ondergestopt. Ik moet bekennen dat ik er enkele malen, voor één minuut, ben van weggevlucht wanneer het scheen dat het klooster ging invallen... Voor het ogenblik slapen ze. Alle drie komen zij erdoor, zegt de dokter. Tot half elf 's avonds is het over-en-weer-schieten blijven duren. Toen viel er een diepe, vreemde stilte. Tijdens de nacht moeten onze mannen zijn afgetrokken, want toen
— 211 — de Duitsers aan de morgen hun bombardement herbegonnen kwam van de boskant geen antwoord meer. Aldra staakten zij het vuren en begonnen de vaart over te steken. Vlug kwamen zij klaar met een dubbele houten brug, en dat jagen van wagens heeft sedert dien slechts voor korte uurtjes opgehouden. « De weg terug. » Weerom worstel ik met doodsgevaar door de grauwe donderhoos heen. Welk een formidabele organisatie moet er achter een overrompeling als deze zitten ! Want langs hoeveel wegen stormen aldus, op dit ogenblik, millioenenlegers aan, met mitrailleuzen en kanonnen, pantser- en vrachtwagens, keukens en karren, afweergeschut en luchtvloot, ravitaillering- en hospitaaldienst, pionniers en pontonbruggen, rubbervlotten, telefoonkabelleggers, stafautos, plun-dervervoer en gevangenenév acuatie ? En dat alles, deze reusachtige moord- en vernielmachine, heimelijk ontworpen, zorgvuldig ineengezet, en plots losgelaten op vredelievende, welvarende landen op één teken, van één man : met hoogmoedswaanzin geslagen! Dat dit een helse machine is, dat geen moderne oorlog zonder hulp van de duivel kan loskomen, en duren vooral, wordt hierdoor bewezen : dat hij de leugen behoeft. De wereldopinie, en vooral het eigen volk, moeten listig en laag en altijd opnieuw bedrogen worden. De aanvaller is de aangerande, het slachtoffer de valse belager. Ieder keer dat de wolf een lam verscheurt, vindt hij in de maag een geheim dokument, onomstootbaar bewijzend dat dit lam op het punt stond hem, vredelievende wolf, naar de keel te vliegen... Op de baan dezelfde beweging van nieuwsgierigen, terugkomenden, en van geniepige aasgieren. Een fietser wou naar Genk over Asch, maar zal het om het troepenvervoer-
--.212 over Mechelen moeten proberen. Zijn vrouw ligt in de kliniek. Rond 10 Mei verwachtte ze haar elfde kind, maar de doorstane schrik houdt de verlossing tegen. Een zwaar geval, vreest de dokter. Gesprek met een bewoner van de Cité. Hier ook geraakten de Duitsers al vroeg rond zeven uur bij de vaart. Onze mannen weerden zich flink; van op de toren werd het vuur geregeld. Een wonder dat de Pruisen toren en kerk niet hebben platgeschoten, wat jammer zou geweest zijn, want dit monument moet wel acht millioen hebben gekost. Tot tien in de morgen bleven de waarnemers op het platform. Het regende granaten en mitraille over onze stellingen, toch ging onze pastoor bedaard onder de vuurvlaag door, om gewonden te helpen waar ze gesignaleerd werden. De Prui-
sen hebben nog al volk verloren; voor Lanklaar hoorde ik een cijfer noemen : driehonderd doden. -- Hoelang duurde hier het gevecht? ... Na vijf ure was het ergste voorbij. Toch hebben de Duitsers tot aan de morgen gewacht om over te komen. Ze moeten gebrek aan materialen hebben gehad, want houten schuurpoorten uit de hengsels gelicht, in Vucht en elders, moesten voor vlot dienen. Vanaf dit dorp rijd ik langs de vaart. Hoog op het water ballont de balg van een verdronken paard. Een graatmagere man met verwilderde blik komt naast me trappen, hij vertelt onderhoudend nopens wat hij venam in de Kanaalstreek. « Een fort van Luik blijft schieten op het wegenkruispunt van Riempst; waarbij vooral de huizen het moeten ontgelden. Een dokter vroeg mij hoe hij de Duitsers van zijn wijn zou afhouden? « Begraaf uw schat, zei ik, in een kuil langs de weg, hoog netjes de grond op, plant een kruis, en hang daar een helm aan. Of ik van het malheur, heb gehoord dat de familie Nelissen van Vroenhoven heeft getroffen? Wel, toen de
-- 213 'mensen nog niet vermoedden dat het oorlog was, vielen bommen op het huis. Dit stortte in op het keldergewelf, dat ook bezweek, en elf mensen verpletterde. De lijken liggen nu nog onder het puin. In Sint Truiden hoorde Maria, de derde dochter, hoe Vroenhoven geteisterd werd. Vol angst begaf zij zich op weg. Van af Herderen en Riempst vroeg ze aan allen wie haar kenden, of bij haar thuis nog alles goed was : niemand had de moed haar de waarheid te zeggen. Tot zij voor een gruwelijke puinhoop kwam te staan waarop spottende Pruisen zich als overwinnaars lieten aftrekken. Een van zijn broers, veearts, is er ook kaal van af gekomen. « Ik ben naar zijn villa gaan kijken : uit huisraad, instrumenten, schilderijen en snuisterijen, porcelein, registers, boeken en papieren, kleren en ondergoed, binnen en buiten tegen de grond gegooid heb ik juist twee stukken kunnen redden die iet of wat vorm hebben : één ivoren en één ebbenhouten krokodilleke, zonder poot of staart, geschenk van een broer missionaris. » Hij wordt werkelijk woest als hij op het kapittel van de kontroleurs komt. Kontroleurs vraag ik, wat zijn dat voor mannen? Van die vieze papa's die u aanvallen als Paulus in de krenten, en direkt naar de zolder klimmen om na te gaan hoeveel koren ze kunnen aanslaan ». Na een philologische overpeinzing dringt het tot mij door dat « fils à papa » werden bedoeld, en de Brieven van St. Paulus tot die van Corinthe. In Rekem richtte het springen van de brug niet zoveel schade aan als tijdens de beruchte winternacht-alerte voorspeld werd. Een diep-liggend en moeilijk te bereiken schuitje zet de mensen over, vlak vóór de dorpstraat. Aleer ik het klooster bereik verneem ik reeds, het grote nieuws « De Fraters zijn terug! »
-- 214 Zij zijn juist één week en één dag weg geweest. Ons schijnt het wel een maand. In het pand praat ik met hun drie aanvoerders, en word weerom getroffen door wat ik zou noemen hun « oorlogsmasker », dat vermagerd, verscherpt, getrokken gezicht, die ogen van opgejaagden. Niemand echter schijnt zo ontredderd als P. Frederik. Hij had de binnenrukkende Fraters bekeken of ze een bende Pruisen waren die het klooster kwamen bezetten. En tegen P. Albert was hij verontwaardigd uitgevaren : « Wat komen jullie hier doen? Dat trekt nu waarlijk op niets!! Waarop deze, pijnlijk onthutst en zachtzinnig gebelgd, had geantwoord : « Maar Fritsje lief toch, mogen wij heus niet thuiskomen? » Och, zo is het niet bedoeld, natuurlijk. Maar de wezenvader vreest zijn kinderkes kwijt te geraken. De Zusters behouden al haar posities. De fraters heb-
ben enkel hun cellen nodig; de refter zullen ze gebruiken na de weesjes; een klaslokaal is ook wel beschikbaar, en recreatie kunnen ze houden in de oude brouwerij. 's Anderendaags beschrijven mij enkele teruggekeerden hun bewogen bannelingsdagen. DE RAMP VAN SINT TRUIDEN.
Dagwandeling. De lange wandeling naar Sint-Truiden werd me door ,een frater verteld. Op Donderdag 9 Mei stond op het aankondigingsbordje onderaan de trap in het Klerikaat te lezen : « Dagwandeling, morgen. » Al wie daar voorbij kwam en even stil hield wreef zich vergenoegd de handen dat een belofte van Hoger Overheid eindelijk in vervulling ging. Het weer was mooi en beloofde vast te blijven. Bitsingen, over en weer, was de verste wandeling te voet : in de veertig Kilometer.
— 215 's Avonds laat lagen de pakken mondbehoeften al gereed. Sommigen onder ons hebben reeds om twee ure 's morgens ongewoon rumoer vernomen; maar dat het oorlog was, werd slechts duidelijk tegen acht, toen bericht werd : De Duitsers zijn in Maastricht en rukken op het Albertkanaal aan. Die mogelijkheid was voorzien. Het zij dat wij allen werden opgeroepen, of dat het kanaal een vast front werd : wij moesten dieper het land in. Bij de proviandpakken voegden wij dus mantel en ondergoed, studie- en schrijfboeken. In plaats van naar Bitsingen zou men naar Sint Truiden gaan, een klein 60 Kilometer. H. E. P. Provinciaal zou daar beslissen wat er verder met ons gebeuren moest. Om half negen trok onze stoet, een dikke vijftig man sterk, het klooster uit. In Rekem werd geen slag gedaan. Alleman stond op de stoepen, druk aan het praten, elkaar over- en weer toeroepend over de straat. Op de Rijksbaan Maastricht- Maaseik was geen hond of kat te zien. Wij verlieten ze bij Neerharen om door de bossen op Gellik aan te stappen. We voelden ons minstens zo opgewekt als bij de prettigste vakantieuitgang. Wat doen jonge mannen liever dan op avontuur uittrekken? En de gesprekken gingen hun gang; onmogelijke veronderstellingen werden gemaakt, strategische plannen ontworpen waarbij de spreker onveranderlijk een heldhaftige rol speelde, blijken gaf van overmoed en onverschrokken vaderlandslief de. Stilaan begint het reisgoed te wegen; men speurt naar knuppels om de bundel over de schouder te dragen, zoals oudtijds de boer deed op weg naar de stad. Sommigen geven de voorkeur aan het systeem van de verkenners uit Chan'an kerend : een dennenpaal op de schouder, en de bundel tussen hen in bijwijze van reuzentros.
- 216 Aan de baan naar Zoetendaal verwittigen soldaten dit. wij best onze weg over dat dorp nemen : wèg van de gevaarlijke kanaalbuurt, en liefst door de bossen om niet de aandacht van Duitse vliegers te trekken. We klimmen dus naar de hoger Kempen langs uitgedreven zandwegen. Boven keren wij ons even om op het weidse vergezicht dat reikt tot achter Visé en de mijnstorten achter Ans bij Luik. De loop van het Albertkanaal is kenbaar aan zwermen vliegtuigen in de lucht, en aan rookkolommen boven de oeverdorpen. Af en toe moeten wij vliegens dekking zoeken tegen laagvliegende tuigen, uitsluitend Duitse. Onder de dennen vinden we dan groepjes vluchtelingen. De ene angstig en neerslachtig als, bij plasregen, natte hennen onder een haag;
,
anderen die lustig in een boterham bijten en de thermosfles,
rondgeven. Aan het gehucht Besmeer vulgo « de Bessemer », waar onze zandweg schuin op de asfaltbaan Lanaken-Asch aanloopt, zien we deze zwart van vluchtelingen. Karrebakken schijnen op dien stroom te vlotten. Een haastig fietser deelt ons mee dat het Staatsgesticht te Rekem « omver ligt » en. dat ook ons klooster getroffen werd. Allengskes gaat de koele morgen in een warme middag over, en Zoetendaal voorbij, beginnen de pakken al zwaarder te wegen. De grote zorg is of de kanaalbrug aan de afspanning Het Wit Peerd niet in het water ligt. Goddank neen. Dicht aaneengesloten kruit de donkere mensenmassa tegen de korte, steile oprij en schuift over het hoog gevaarte. Soldaten manen tot haast. « Straks deed het hier vies, zulle! Ziet dat gáliê rap weg komt! » Grandioos is de uitkijk van op de bruggerug. Van waar wij komen, zinkt van weerskanten het Kempische hoogland met bossen en witte zanddriften naar de blikkerende vaartgeul. Voor ons de diepe, bruine vlakte met hier en daar de
— 217 blanke vlek van een gekalkt geveltje. Boven vale hittewazen :strekt, aan de einder, de heuvellijn van Spouwen en Waltwilder. Aan onze voeten, langs de lange afrij, onder een geel,grauwe stofwolk, de zwijgende stoet van de lome vluchtelin-. gen. Een vrouw stoot een kinderwagentje voort waarin een geit zit te knikkebollen. Achter een hooggeladen boerenkar aangehaakt, hoddelt door kuilen en over bulten, een nietig sportvoituurtje. De over-en-weer rollende zuigeling ziet zwart van stof en gruis. Plotseling verdwijnen, zijlings weggesprongen; de honderden. Alleen de karren staan nog als wrakken op de vrije baan. Wij ook hollen de barm af. Of een reusachtig stuk zijde werd doorgescheurd, of met gillende stoomfluit een sneltrein op ons aandonderde, gieren vliegtuigen neer uit de lucht. Ze scheren al knetterend over de vlakte, lossen bommen, steigeren alweer omhoog. De gevreesde stukas, de stortkampers ! In de ademloze stilte die volgt horen we geschut schor hoesten in de verte. Dan, als het beenderenveld van Ezechiël, geeft de vlakte haar begravenen weer. De zwarte slang herbegint voort te kronkelen tussen heidestroken en schrale zandakkers. Uit een loopgraafje langs de baan duikt een medebroeder op, legeraalmoezenier. Reeds in de vroege morgen lag hij plat onder een vuurspuitende stuks.. « Het is geen lachniarkt, zegt hij; ik zie niet in hoe wij hier levend uitgeraken. » Met pessimisme vertelt hij van verraad en sabotage in de eigen gelederen, en : « De komplimenten te SintTruiden, dat ik wel voor de laatste keer zal gezien hebben! » Om het stukagevaar slaan . we veldwegen in, naar Beverst. We kennen ze nog, van vroegere dagwandelingen. Maar mogen al eens niet door omdat we te kort langs een artilleriestelling komen. « Lang zullen we niet schieten, hoorden we een soldaat vertellen : het munitiedépót van Munsterbil-
-- 218 zen is in de lucht gevlogen. » Bij een volgende stelling verstouten wij ons aan drie officieren, die hun sigaret roken, te vragen welk hun kijk op de toestand is. Ze antwoorden sibyllijns en waardig : « Onze kanonnen staan gepointeerd. » Een flink aantal vluchtelingen schijnt onze groep voor gids te hebben verkozen en stappen, eerst achter ons aan, allengskens tussen ons in. Onze rij valt in brokken uiteen. Voortdurend worden we tot staan gebracht door vertwijfelde mensjes die, uit hun krotwoningskes, langs een zuinig smal wegeltje komen aandraven en vragen : « Doen de Duitsers lelijk? Moeten wij ook vluchten? Waar blijven wij met ons koeike, met ons vet varken? » Voorbij Beverst geraakten wij op onverkend terrein. We hadden al vijf uren in de benen, lieten ons neer langs een haag om wat lommer, en openden de knapzakken. Hier weten de soldaten nog niet dat de mobilizatie in oorlog is overgegaan ! Ze dachten dat de Pruis het op Holland had gemunt en « per abuus » bommen op het Belgiekske had geworpen. « Nu, over het Albertkanaal zullen zij zo gauw niet geraken. Kom, wij spelen ons partijtje schaak ten einde. De vluchtelingen waren doorgetrokken en we zouden hen in alle geval niet meer inhalen. Stijf hesen wij ons recht, met een zucht gooiden wij onze altijd zwaarder pakken over de schouder. Weinig bleef er over van de blije opgewondenheid van deze morgen. Zo moet een verslagen leger aftrekken, zwijgend, gebogen, zonder oog voor het landschap. Pater Magister die de kaart raadpleegt heeft geroepen Naar Vliermaalroot! Een wegwijzer vermeldt Borgloon. Sommigen klagen over zere voeten : die gebruiken om de beurt de enkele fietsen waarover wij beschikken. Behalve een niet al te nijpend luchtgevaar nu en dan, gebeurt er niets, en zien wij niets. Weinig volk op de baan. Sloeg de schrikgolf nog niet tot hier over? Aan de kop van de stoet, horen we, werd een viertal gelukkigen in een auto opgeno-
219 men : die zullen ons in Sint Truiden kunnen aanmelden. Tegen hoe laat? We rusten met korter tussenpozen. Wie voorgaan en wie volgen zien we niet meer. Waar de wipboom van een put schuin de lucht in steekt, vullen wij onze veldflessen. Bij Wimmertingen geraken we op de grote baan Tongeren-Hasselt, waar wij angstige vluchtelingen terugvinden, maar ook marsjerende troepen, jagende legercamions en gejaagde officierenautos. Moesten die niet, normaal, op Tongeren aanrukken? Hun Westwaartse koers,, duidt die niet op een aftocht? Dan zouden de Duitsers met hun gemotorizeerde troepen al vlug tot Sint Truiden kunnen doordringen... P. Magister vraagt zich af of het niet geraadzaam is, tot Leuven door te reizen, van avond nog. Natuurlijk : per autocar of camion. P. Albert verklaart zich bereid, terstond door te fietsen om naar transportmiddelen uit te zien. Ja, over dit plan moet eerst Pater Reverende, ter plaatse, geraadpleegd worden. Een veldweg in naar Alken. De bemanning van een batterij wèèt dat de Duitsers het kanaal aanvallen, maar niet hoe de veldslag ginder verloopt : alle telefonische verbindingen met de vóórlinies liggen sinds uren verbroken. Hoeveel Duitsers ze al hebben afgeschoten? Eén vliegtuig deden ze omlaag komen en hopen dat het een Duitser was... Ineens wordt er geroepen. De mannen springen naar hun stukken en vuren uit alle macht. Naar vliegtuigen die zich echter ook onderling met mitraille bespuiten... Als opgeschrikte konijnen in hun pijp, zo waren wij een huis binnengesprongen. Terwijl wij van dat oponthoud gebruik maakten om een stukje te eten, hernam het geraas nog een keer of drie. Even luisteren wij naar de radio zonder iets bepaalds te mogen vernemen. En reeds was het vijf uur in de namiddag geworden. Het scheen ons een eeuwigheid voor we Alken bereikten,
-- 220 waar wij ettelijke groepjes van de onzen in een zijstraat. vergaderd vonden. Een frater was komen teruggelopen om te verwittigen : dat op de grote baan Hasselt Sint-Truiden, een militaire post alle fietsen aansloeg. Nu de hinkers weg waren, gebruikten wij ze als vrachtkarretjes, want het waren de-. pakken die ons klein kregen. Pater Magister zou proberen de opeisers te vermurwen. Juist kreeg een jonge juffer haar rijwiel terug, omdat zij het verlies ervan zo hartverscheurend beschreide. Maar in militaire ogen bestaat een verschil. tussen jonge schonen en bruine paters : onze karretjes werden tegen de reeds veroverde trofeën gegooid. Wel, onze tocht, die van een uitstapje een mars j, van een :mars j een corveé, van een corveé een kruisweg was geworden,., ging nu in het stadium nachtmerrie over. « Wij gingen en gingen » zoals de negers zeggen, en de weg scheen niet te korten. Gelukkig dat autos en camions kleine groepjes oppikten. Onze achterhoede werd opgeladen te Kortenbos, op één uur gaans van het einddoel. Doch het laatste loodje: weegt altijd zwaarst. Om tien ure 's avonds konden wij in het klooster het blije nieuws meedelen « dat Fransen en En-gelsen nabij Kortenbos waren doorgekomen. » Dit had ons de chauffeur van de vrachtwagen verzekerd. Men was te moe om te eten, en zéér verlangend zo spoedig mogelijk een stroozak te vinden. Om zeker te weten dat niemand onderweg was blijven liggen riep P. Magister van Rekem de namen van zijn onderhorigen af. Een drietal wer-den niet beantwoord. Oververmoeid waren zij lij de Paters Jezuïten te Alken aangegaan, puik onthaald geworden,. en in een zacht bed gestoken zoals ze tot lof van hun gastheren en tot eigen verontschuldiging later getuigden. Van een nachtelijk doorreizen wou Pater Reverende niet horen; feitelijk viel er niet aan te denken. In geval van alarm moesten de fraters van Rekem hun Truidense confraters maar volgen naar eenschuilkelder tegenover de ingang -
-
— 221 van 't klooster gelegen, juist maar de straat over. In een kort krijgsraadje van de stamhoofden werd beslist, dat 's anderdaags de clerici van Rekem naar Tielt, die van St. Truiden naar Ronse zouden gaan. Om ineens ver genoeg buiten alle krijgsrumoer te blijven, en geen tweede maal te moeten verhuizen. Liange 1lessetn. De nacht was buiten verwachting rustig geweest, maar toch hadden allen niet even goed geslapen. De fraters van Rekem waren oververmoeid, leden aan krampen in dijen en kuiten; en die van St. Truiden vreesden voor een bombardement. In de namiddag hadden de Duitsers het vliegplein van Brustem aangevallen, even buiten de stad, en vlak naast het klooster lag een militaire bergplaats ; het voormalig verblijf van Franse Visitandinen, door het leger aangekocht toen de Zusters, na de oorlog Veertien-achttien naar hun land waren teruggekeerd. Zou de vijandige aviatie dit dépót geen geschikt doel achten voor een dozijn of wat bommen? Deze elfde Mei is het Vigilie van Pinksteren, en weerom wondermooi lenteweer. Na de lange dienst in de kerk gaat de kloostergemeente ontbijten, en de fraters ontdekken makkers die ze gisteren avond niet te zien kregen. Pater Magister van St Truiden bemerkt de wederzijdse drang tot verbroedering, en daar hij weet dat in sommige uitzonderlijke omstandigheden het verplichte zwijgen enkel kan gered worden door veroorloofd praten, kondigt die wijze man onbeperkte recreatie af. Dus trekken een aantal clerici naar hun eigen zaal, te bereiken langs een smalle gang tussen kerkkoor en sacristie. Enkelen gaan zien hoe de invalieden het stellen, want enige Rekemenaars zijn niet opgestaan. Anderen nog laten hun voeten verplegen, of pogen helemaal wakker te worden onder een stortbad. De paters klommen naar hun cel; P. Albert zit in het koor te brevieren.
-»~ 222 --Precies om half tien, vóór dat één sireen geloeid had, -ronken vliegtuigen aan, en barsten afweerbatterijen los met daverende knallen. Een gevaar dat men ziet schijnt nooit zo erg dan een blindelings gevreesd, denkt P. Albert : daarom verlaat hij het koor om op de drempel van de tuindeur te gaan kijken. In hun speelzaal hebben schrikachtige jongelui direkt dekking gezocht onder tafels en biljart, of rennen weg _in de richting van de straatdeur om in de schuilkelder te geraken. Een groepje koelbloedigen drumt lachend en stoeiend saam en men hoort vragen : « Waar zijn die vliegtuigen? » Oh, niet zo heel hoog. Zij groeien zienderogen, donde.ren aan, maar nemen eensklaps een draai ... en nu schieten zwarte stippen, die lange flessen worden, schuin omlaag. « Past op! roept iemand, dat zijn bommen! » De lachende gezichten verbleken, verstarren. In panische schrik hollen de jongens de smalle gang in en voeren P. Albert mee op hun golf. Een ratelend geraas of een zware kar kolen haar vracht tegen de straatstenen sloeg... Brand- en brisantbommen zijn ingeslagen : in het torentje boven het koordak; op het eer.ste verdiep van de sacristie, de studiezaal, ineens weggeblazen; in de lange achtergevel van het hoofdgebouw, waar een akelige wig werdt gedreven tussen refter en keuken! De muur scheurde open, het innerlijke van cellen met bed -en boekentafel kwam bloot, en gleed door de bres omlaag. Ook het krijgsdépót staat duchtig gehavend. Overal witte kalkstof wolken en zwarte rookwrongen. Lichtere, verraderlijke wolkjes wielen uit de ruitloze ramen van de sacristie. .In de hof ploften bommen in de groentebedden. Stof en rook sloten de gangen af. Fraters sloegen neer onder vallend puin, maar sprongen weer op en renden ver'verder. Met hun habijt op de arm en de broek in de hand komen sommigen de trappen afgesprongen : uit de stortbaden. Een werd door een ontploffing uit zijn cel geslagen; door
— 223 een nieuwe knal er terug ingesmakt; hij zakt weg met de. vloer, maar kan beneden wegspringen, zonder wonden. Daar komt een frater aangerend van kop tot teen witgepoeierd,. schouder en benen bloot; op de binnenplaats snapt hij de koersfiets van de kloosterknecht, pedaleert de wagenpoort uit, wordt opgevangen en teruggebracht. Een deel van de communiteit vluchtte naar de keuken— kelders, maar zullen ook belanden in de officiële schuilkelder, onder de spacieuse woning van Mevrouw Germeys... Op dat hoogst kritiek moment is de deur gesloten, en de fraters terwijl de vliegtuigen blijven gieren en grom-men, de bommen bonken, de afweerkanonnen bulderen verdringen zich ervoor als bijen vóór het holleke van haarkorf. Eindelijk wordt geopend en kloosterlingen met bur-, gers waarbij dames storten naar beneden als water door de bres van een begevende dijk. Dit alles is op een paar minuten gebeurd. In de kelder worden ettelijke tientjes gebeden waaronder men terug op adem komt, en de zenuwen enigszins bedaren. Eén vrouw blijft hysterisch gillen en wilde gebaren maken : een bezadigd frater gelukt erin ze te kalmeren tot ze een nieuwe crisis krijgt. Nu denkt men eraan een appèl te houden, en. enkele namen blijven onbeantwoord. Vrijwilligers gaan onmiddellijk op verkenning uit, brengen het geruststellend nieuws dat géén menseleven te betreuren is, zelfs geen kwetsuur of schram werd opgelopen door degenen die onder neerstortend puin een heenkomen moesten zoeken. Maar zij berichten ook dat brand is uitgebroken op de kerkzolderboven het koor, èn in de sakristie. Onblusbare brand.. Daarop is P. Gardiaan Winandus niet te houden en wil gaan blussen. Flinke jonge mannen volgen hem. Het is maar al te waar `Helaas : reeds breken overal vlammen uit. Pistolen met vuurdovend poeder worden afgeschoten, emmers-
--- 224 in vliegende haastvolgepompt en water tegen kasten en laden uitgezwierd : het vuur wijkt één schrede, om met feller woede terug aan te vallen. Pompiers en brandspuiten zijn hier nodig ! Iemand verzekert dat ze verwittigd werden. Ondertussen redt men de kelken; maar de grote kasten . met gewaden en koorkappen, met alben en altaarlinnen zijn niet meer te genaken. Het Allerheiligste wordt voor alle zeker. heid in de krypte geborgen, alhoewel de kerk zelf, dank aan het sterke stenen gewelf, geen gevaar loopt. In de krypte belandt ook wat op de kleermakerij aan de vlammen kan ontrukt worden : stoffen en lijnwaad. Goddank, daar rijdt de brandweer aan, dwars door de tuin tot bij de vuurhaard. Het personeel is ver van voltallig, drie of vier man, en door schrik gedemoraliseerd. Zonder veel overtuiging richten ze hun spuit door een ven-
stergat waaruit rook en vlammen slaan. De slang naar de kerkzolder richten, twintig meter hoog ? Geen denken aan : er staat bijna geen drukking op het stadswater. Nee, die zolder is verloren! Eeuwenoude planken, een oerwoud van balken, alles poeierdroog! Wat is dat? De sireen ! ! De pompiers laten hun spuit in de steek en rennen naar de schuilkelder. Niet zonder reden, want een tweede golf bombardementsvliegtuigen overspoelt de stad. Waarop mikken zij nu? Dat weet geen mens. Misschien op ons leger in aftocht; op de militaire voertuigen die voorbij denderen en donderen? Deze tweede alerte luwt, en weerom springen vrijwilligers op om te gaan blussen. Maar daar zijn mannen van de génie die beweren het klooster te hebben afgezocht, en dat er niet-ontplofte bommen liggen die door de hitte kunnen losbarsten. Pater Reverende wil niet dat de fraters en jonge priesters hun dood gaan zoeken, nadat ze bijna mirakuleus het leven hebben behouden. Ze moeten bijeen blijven, want reeds is P. Octaviaan de stad in om voertuigen te bespreken.
Foto
SOUL,
Uitkijk Op Jekerdal van op achterzi] Eben-Rimaalberg.
Noot-hnr en.
---
225
Twee soldaten die de schuilkelder binnensprongen bevestigen dat de Duitsers in aantocht zijn, en straatgevechten zullen plaats grijpen. De meeste aanwezigen hebben nooit ,een bombardement meegemaakt en menen dat de ganse stad eraan moet : wat door de bommen gespaard bleef zal door de binnenrukkende vijand worden omvergehaald, of opgeblazen. Een die kijken ging vertelt hijgend hoe het kerkdak één vuurzee is, één loeiend en wapperend vlammenbos. De sireen huilt : vliegtuigen mitrailleren de radeloze aftochtkolonnen. Geen wonder dat in de kelder de stemming gedrukt is. Pater Reverende denkt aan het werk van eeuwen dat verwoest wordt, aan een kostbaar erfgoed dat hij moet laten teloorgaan. De fraters van Rekem, uitgeput, suffen of slapen. Ze zijn vreemd hier, zij begrijpen maar half wat met hen gebeurde, wat er hen nog te wachten staat. Kwamen de autos maar aan, dat ze uit dees hel weggeraken ! Doch P. Octaviaan keert terug met het ontmoedigend nieuws, dat geen voertuigen beschikbaar zijn. Velen zitten hun kroontje te bidden. De moedigsten stellen voor een sigaret te roken, proberen een kwinkslag om de gemoederen op te beuren : met verontwaardiging worden zij terecht gewezen. Dan springt er weer een jonge kerel op en vraagt om te mogen gaan redden wat te redden valt maar juist jammert de sireen. Toch ontsnappen enigen naar de koer, of de straat op; ze kunen het énerverend niets doen niet langer dragen. Zonder leiding echter, zonder coördinatie van goede wil en krachten, wat kunnen zij verwezenlijken? Enkelen springen op de fiets om de wegen en mogelijkheden voor de aftocht te verkennen. Ze zullen al peddelend tot aan de monding van de Somme, in Frankrijk, geraken. Voltooien wij eerst het droevig relaas van de ondergang van het klooster, het oudste van de provincie, het moe8
— 226 derhuis, met menig schat van schilder- en beeldhouwkunst, van handschriften en wiegedrukken en geënlumineerde koorboeken. Zeven eeuwen was het geleden dat de Minderbroeders Franciscus leefde nog zich in Sint-Truiden waren komen vestigen... Van de kroonlijsten van de kerk viel gesmolten lood in schitterende zilveren scheuten op de aanpalende kloosterdaken. Het houten deksel van de grote putmond in het gewelf verbrandde, de sterren die de kleine gaten toedekken schijverden neer en omlaag stortte, over de lengte van de kerk, over haar breedte, zware druppelen gesmolten metaal, laaiende toortsen en brandhouten. Het monumentale hoof daltaar, met gesneden levensgrote beelden, met enorm schilderstuk, en dat reikte tot aan 't gewelf, sloeg brandend voorover, op het koorgestoelte. Dit was drie rijen diep, van de hardste inlandse eik maar het vuur maakte er een hoopje houtskool van. De marmeren treden van het altaar verzengden en spleten en sprongen tot korrelig anthraciet. De afsluitaltaren van het koor : stof en as. Preekstoel met ingebouwde biechtstoel eronder : zwarte spaanders. Het groot orgel stroomde naar beneden in ziedende beken lood en tin; de arduinen zuilen die het okzaal ondersteunden vergloeiden tot brosse steenslag. En, natuurlijk, geen ruit meer heel in de 14 meter hoge ramen. Het was, voor die binnenkwamen, een aanblik om erbij te schreien. Maar nog iets anders deed tranen in de ogen komen. In de ronding van de muur die het brede schip met het smaller koor verbindt, staan twee hoge altaren, ook van als marmer geschilderd hout, - met rechts de Lieve Vrouw en links St. Antonius. Beeld en retabel en treden en kroonstuk : volkomen ongeschonden. Zelfs de bloemen tussen de
kandelaars waren niet geschroeid. Het leek wel een droom. Tegen drie ure in de namiddag stond de kerk uitgebrand, de naakte rondingen van het dakloos gewelf grauw
-- 227
-
als olifantenruggen. Naast het brandend gevaarte was de winkel van een fietsenmaker aan 't laaien gegaan. Vlug werden inboedel en warenvoorraad buiten gedragen. Met rij wielen en banden en lampen was de man vrijgevig : ik heb liever dat jullie ze meeneemt, dan de Pruisen. Na het middaguur was de wind van 't Noord-Oosten naar het Noord-Westen gesprongen, zodat de vlammen uit de kerk nu over het klooster joegen. Daarmee kwam de. bibliotheek aan de beurt, de rijkste en merkwaardigste van de provincie. Weerom rennen goedwilligen aan; nog eens de brandspuit aangezet. Géén drukking ! Men redt enige kostbare stukken, doch spoedig stikken de paters in de rook. Tegen de avond poogt men nogmaals tegen het voortgrijpend vuur te vechten. Te vergeefs! Gans de nacht slaan zich de vlammen als stormtroepen door hoofd- en zij vleugels heen. In de morgen hebben ze het Provincialaat bereikt, waar alle waardevolle papieren berusten. Sommige bundels kunnen in veiligheid gebracht. De kostbare dokumenten en stukken liggen in brandkasten, gegarandeerd vuurvrij. Men kon ze openen toen het puin werd opge-
ruimd : de inhoud lag perfect... verkoold. Diezelfde avond brak men de machienen van de wasserij uit en werd de kolenvoorraad in veiligheid gebracht. Op 13 Mei, tweede Pinksterdag, smeulde de brand uit. Gedurende vijftig uren had hij om zich heen gegrepen, en slechts twee plaatsen onverlet gelaten : de afgezonderd staande recreatiezaal van de studenten, en de wasserij, waar het vuur was doodgelopen tegen de blinde straatgevel. Schuilen! Wijken! Keren we nu terug naar de schuilkelder, op die Za^erdag-namiddag. Aan middageten heeft niemand gedacht; slechts een zeldzame lukte erin, een boterham door zijn keel te wrin-
..~ 228 gen. Rond half vijf kwam een uitnodiging van Z. E. H. Kanunnik Boes, direkteur van het klein Seminarie : Vriendelijk bood hij de gesinistreerden een onderdak aan. Met hun hebben en houën velen waren volstrekt alles kwijt trekt de geslagen troep over de markt, terwijl uit de lucht alweer mitraille spuit. Door E. H. Provisor Schoofs worden !ze geleid naar het voor hen bestemde kwartier, als nieuwe bommen neerslaan : een vlak voor de stallingen die niet ontploft. Maar daarmee zat men alweer in de kelder. De schrik was zo diep ingeslagen dat een frater daar onder een bankje ging liggen ! Anderen keken ongerust naar een dikke pijp van de waterleiding. Indien deze sprong, was het de dood door verdrinking. De goede Dochters van het Kruis brachten de schuim lenden het avondeten in de kelder. Nog altijd hoopte men de stad te kunnen verlaten en dieper het land in te trekken. P. Magister van St. Truiden ging op zijn beurt naar voertuigen informeren : wie autos bezaten waren ermee weg. Indien enkele fraters eens naar Alken tippelden, zien of op de brouwerij Boes, geen camions beschikbaar waren? Onmogelijk, over de baan scheren de Stukas. Te voet, deze nacht nog, naar Tienen marsjeren, een dikke twintig kilometer ver? Pater Reverende, geraadpleegd, beveelt dat men blijve. Zijn Hoog-Eerwaarde gaat, om de verpletterende ramp, een morele inzinking te gemoet die zijn leven in gevaar zal brengen — doch deze beslissing was een wijze veel meer mensen verongelukten op de wegen dan thuis. Een soldaat komt binnenvallen, die in gebroken Vlaams verslag uitbrengt over de toestand. Hij wordt aanhoord als een Godsgezant, maar achteraf zal blijken dat hij duchtig fantazeert. « Onze afdeling werd weggedrongen van het Albertkanaal. De Duitsers zitten ons op de hielen en liggen voor Alken. Onze posities aldaar werden overgenomen door Fransen en Engelsen. Wij betrekken hier stellingen om,
229 — morgen vroeg, de Duitsers terug te slaan, gelijk ze bij Al• ken zullen worden teruggeslagen. Wij brengen onze eerste keldernacht door in ongemakkelijke houding en huiverend van de kou. En wat een pover Pinksterfeestje 's anderendaags ! Een haastige Heilige Communie, en een gejaagd Misje waaronder wij vreesachtig luisteren of de sireen niet aan 't loeien slaat. Geen stroom op de onderbroken electrische leiding, dus geen koffie. De gedachten en gesprekken rond één punt : wat gedaan indien de Duitsers de stad overrompelen, en hier binnenval-len? Zij zien niet graag veel jonge mannen bijeen... Verhalen uit de vorige oorlog worden opgehaald niet van. die aard dat ze ons aangenaam stemmen. Vooral binr.eii blijven, en kalm blijven!... Het is een teleurstelling, en tegelijkertijd geen kleine opluchting, wanneer we vernemen dat de stad, tijdig door onze troepen ontruimd, zich aan de Duitsers heeft overgegeven. Al spoedig krijgen wij onze eerste Hitlersoldaat Ie ,
zien : een brankardier die in de kelder daalt om een ge-
kwetst Belgisch vluchteling te verzorgen. Dagen en nachten zullen de Duitsers, zingend, niet zwaar rollend materiaal en onder hoede van gevechtsvliegtuigen, over de markt van St. Truiden trekken. Ze slaan één„; twee vleugels van het Seminarie aan. Aan ons hechten ze niet het minste belang, ze stappen langs ons heen door de gangen zonder ons een blik waardig te keuren. Des te beter. Maar vroeg in de morgen dringen zij in de puinen van ons verbrand klooster, ontdekken de crypte en stelen er stoffen en linnen. Waarop wij, diezelfde morgen, met man en macht erheen trekken en àl wat nog dienen kan bij geburen onderbrengen, of naar het klein Seminarie dragen. Wel, we hielpen poetsen, snuffelden in de lessenaars van de studenten en op de kamers van afwezige professoren naar mogelijke antiduitse papieren, begonnen al wat te
— 230 wennen toen bevolen werd dat de fraters van St. Truiden, naar Hasselt moesten, en wij terug naar Rekem. Men had uit betrouwbare bron vernomen dat Klooster en Klerikaat niet « plat lagen ». Op de baan naar Hasselt was niet veel te zien : een dood paard, een omgekantelde tank, een huis zonder dak, en een gat in de weg. Van Zoetendaal tot hier troffen ons de uitgebreide bosbranden; verder kregen wij nergens de :indruk dat er weerstand was geboden, gevochten werd. Slechts één week en één dag waren wij weg geweest maar wat wij op die tijd beleefden vergeten wij niet licht. TERUG OP DE HEUVEL. Het is Zondag, deze I9de Mei, en goddelijk weer. De
toeloop om klooster en kinderen te zien groeit aan. Ik beweeg mij tussen die brave mensen om nieuws te vernemen, en . vang géén bot! « Mussolini werd door Umberto neergekogeld, en Italië kiest onze zijde. Daarom bombarderen de Duitsers het Vatikaan ». Iemand die zo gelukkig was een radio te kunnen beluisteren, hoorde Berlijn uitzenden « dat de vijand :stand houdt tussen Wavre en Namen. » Maar een andere burger die gisteren op de baan was, en een lange rij caamions met troepen zag passeren, hoorde de soldaten roepen van wagen tot wagen : Antwerpen is gevallen! Antwerpen is gevallen. « De Hollanders doodden, in één gevecht, 4000 Duitsers » en Berlijn geeft hoog op over de moedige weerstand van de Bataven. Doch generaal Winkelman kreeg de kogel, « omdat hij de overgave van Holland door de Radio had bekend gemaakt. De Zusters van Smeermaas zijn sinds gisteren terug m haar kloosterke, dat geen ander schade had opgelopen -dan acht gebroken ruiten. De oude heer die bij haar inwoont
-- 231 -en voor de tuin zorgt, had het huis bewaakt en plunderaars ontmoedigd. Meneer Pastoor die van plan was geweest in de buurt te blijven, had zich door pessimisten laten overhalen om dieper het land in te trekken een beslfssi^ng, die hij grondig betreuren zou ! Morgen komt een pater var, het klooster bij het station om hem te vervangen. De diensten zullen in de school gebeuren, want de parochiekerk,aan de overkant van de vaart, is wegens de gesprongen brug niet te bereiken. « De Duitsers hebben sedert hun inval in België 70G° vliegtuigen verloren-, waarvan 100 de eerste dag. » Na de middag wordt een raad van drie gehouden : E. Moeder, P. Gardiaan, en P. Magister regelen het samenleven. van zusters en paters, fraters en kinderen. Ieder groep krijgt zijn eigen lokaal toegewezen. De weesjes slapen paillasse. par-terre in de studiezaal; het groot refectorium wordt be nut op verschillende uren, zo ook het koor, en de tuinen. De zusters blijven den scepter zwaaien in de keuken niet zonder de kok en de knecht bij ongeval een buil te bezorgen, figuurlijk gesproken; zij behouden ook commandoposten in de wasserij, de kleermakerij, de sacristie. En de poetsbrigade wordt versterkt in plaats van ontbonden. Op het einde van die conferentie hoort men ergens gejuich opgaan : een kind heeft ontdekt dat de electrische stroom is: teruggekomen. Van het algemeen optimisme maak ik gebruik op een wenk van Moeder Medarda om P. Gardiaan uit te leggen dat de zusters zonder mij in Gellik niet voortkunnen. De. grijze missionaris die mij ginder opvolgde voelt zich niet. gerust in het zo hoog en eenzaam gelegen huis, en wil terug. naar de zijnen. Dus moet ik terug naar Gellik. Hier zijn er geen Duitsers meer met wie onderhandeld moet worden; en nieuwe komen er niet, vermits de gelegde hulpbruggen op. Maas en kanaal werden opgebroken, en weggevoerd om elders dienst te doen. -
— 232 Mijn verblijf te -Gelijk zou wel een week of wat kunnen -duren,: dus belaad ik in de gang mijn fiets met boeken, ge schriften en andere benodigdheden. Verhalen, in het Duits, door het Rood Kruis na de vorige oorlog in Rekem achter.. gelaten, en die de weg hadden gevonden naar onze bibliotheek, zullen ertoe bijdragen mijn verdoezeld Duits, duidelijker omtrekken te geven. Een klein meideke, iets van een jaar of vijf, stapt parmantig langs mij heen naar de straatdeur, maar wordt opgevangen door broeder Marten. « Wat ben jij hier komen doen? . Naar de kinnekes kijken. -- Hewel, ben je er . content van? En het nufje, kopje scheef en een laatdunkend onderlipje vooruit : « Nogal... D'r zijn er een paar schone bij. » . --
Onder de hoogstammige bomen van de -bossen hangt 't jonge lover van het onderhout als een goudgroen waas. Geen kanonnade, geen legergerij te horen. Vliegtuigen, altijd de-. zelfde patroelje, cirkelen traag en laag; denkelijk moeten ze achtergebleven eenheden van ons leger opsporen die zich in de bossen kunnen ophouden. In het gesticht blijkt de ,oude missionaris opgelucht als hij mij ziet. Op mijn kamer had hij niet willen logeren, maar een vertrekje uitgekozen -met een heel smal venster : « daar vliegen niet zo gemakkelijk bommen- en granaatscherven door. » Onder het houten balkon bij de achteruitdeur van de keuken vond hij zich veiligst. Daar was hij dan ook heel de tijd blijven zitten, al rokend talrijke sigaren. Tweemaal was een auto met Duitsers om de hoek komen kijken, zeer waarschijnlijk plunderaars. De- schrikogen van de gebaarde grijzaard hadden zij aanzien voor doorborende blikken : zonder uit te stappen. hadden die toeristen de steven gewend. Alvorens de wandeling aan te vatten vertrouwt de pater
-- 233 — mij toe, dat Mussolini zich heeft gezelf moord : bij een volksraadpleging had hij maar enkele stemmen bekomen! Een zuster toont mij enkele van haar vondsten, uit stal en schuur. Een zware zilveren ring met doodskop, zo eng echter dat ik hem niet over de eerste gelid van mijn pink krijg. Van een Hitlerjongen dus? Daar is de gummi portefeuille van een Otho, waarin een papier met dienstaanduidingen, en een niet geheel te ontcijferen bericht over zekere brug. Een kleine bajonet, zonder het puntige eind, waarop gegrift staat : « Ma Jeannette. Souvenir '14-'19. » Dit aandenken moet wel door een Duits oud-strijder zijn achtergelaten. Eindelijk, een metalen vouwbeen in dolkvorm, eveneens zonder punt. Deze twee laatste voorwerpen zullen gediend hebben om sloten te forceren. Van de kostbaarste vondsten. maak ik mij meester : één Duits, één Vlaams, vier Franse en vier Hollandse dagbladen, gans of geschonden. In de late avond bij een eindje boegie, schrijf ik eruit over wat mij van belang schijnt, en hier laat volgen naar datum van verschijnen. Oude kranten.
Zaterdag, 11 Mei, 1940, Gazet van Antwerpen. Of hij (Hitler) alhier eenzelfde succes zal behalen als_ in Noorwegen is klaarblijkelijk uitgesloten. Nederland en België zijn gereed, en reeds zijn de eerste vliegtuigen der Verbondenen ter hulp gesneld. Er staan hier op dit ogenblik meer dan één miljoen soldaten tot de tanden gewapend, en beschut in moderne versterkingen, gereed om de vijand te ontvangen. En lang zal het niet duren of ongeveer eenzelfde aantal soldaten zal daarenboven in 't gelid kunnen gesteld worden ............... Wanneer Duitsland tot deze stap is overgegaan, dan moet het wel zijn dat het de wanhoop nabij is. » Verder lees ik dat Staf De Clerq en Degrelle zijn aangehouden. Luite-
-- 234 -sant-generaal Denis, minister van landsverdediging, erkent dat de Duitsers de Belgische vliegvelden hebben gebombardeerd « maar omzeggens alle vliegtuigen waren naar onbekende vliegvelden overgebracht... De hulp van onze geallieerden is zo degelijk, dat ik ze mij niet sneller of degelijker kan voorstellen. Kortom, deze eerste halve dag (van 10 Mei) sluit voor ons met een actief saldo. Uit Nederland wordt vernomen dat « de eerste Duitse vliegtuigen om 2 ure 25 boven Hollandse grond verschenen, het leger overschreed de grens om 3 uur... Nederlandse 'krijgsgevangenen worden als dekking voor de opmarsjerende Duitsers gebruikt. » Nopens het binnenland : « Telegraaf en telefoon bevinden zich uitsluitend in militaire handen. De scholen zijn gesloten.
België heeft een officiële verklaring aan Engeland en Frankrijk gedaan, behelzende onder méér : « Op 13 Oktober '37 en op 26 Augustus'39, verzekerde Duitsland spontaan adat het de Belgische neutraliteit zal eerbiedigen,indien Bel:gië de zijne handhaaft... De Koning van België en de Koningin van Nederland hadden hun bemiddeling aangeboden èn begin September '39, èn op 7 November. Engelsen enn Fransen hadden hulp beloofd, in geval de Belgische neutraliteit geschonden werd, op 24 April '37. Radio Keulen zond gisteren morgen om 7.30 een proclamatie uit, met de 7 redenen waarom Duitsland zich gedwongen zag (och arme!) België binnen te rukken. De Belgische verdedigingswerken waren alleen tegen Duitsland gericht. Ondanks herhaald aandringen van Duitsland had België geweigerd zijn Franse grens te versterken, en Holland zijn kust. In Januari '39 had een Frans generaal de Belgische opleidingsschool voor reserve-officieren bezocht (! ). -
-- 235 Honderd-zeven-en-twintig maal hadden Engelsen Holland overvlogen (!). Belgische bladen hitsten de bevolking tegen Duitsland op, waren aldus de Geheime Dienst behulpzaam die de Re volutie in Duitsland wilde ontketenen. En die bladen werden niet tot de orde teruggeroepen.
-e
Terwijl Duitsland geen troepen aan de eigen grenzen liggen had, plaatsten België en Nederland eenheden aan hun Oostgrens als een vóórhoede voor de Alliés. Geheime akkoorden waren met Engeland en Frankrijk gesloten, wier troepen zich reeds voor 10 Mei in België bevonden. Een Neerlands-Belgisch-Luxemburgse aanval was tegen het Ruhrgebied beraamd : men had dokumenten daarover gevonden. ( Natuurlijk !) Dus : de Duitsers nemen Nederland, België en 't Groot Hertogdom onder hun bescherming. Weerstand zal gebroken worden. De Gazet doet opmerken dat Mussolini, die in '14 zo hoog de moed van België roemde, de redenen van Duitsland. goedkeurt. Verder : dat de eigenlijke bedoeling van Hitlers blitzaanval duister blijft. (Daar zal wel licht in komen!) Hitler laat zijn leger weten dat « deze veldslag een der doordrijvendste is van de Geschiedenis. ( Deze laatste uit-. drukking zullen wij nog ettelijke malen te lezen krijgen! ) Voor een verloop van 1000 jaren wordt het lot van de, Duitse natie in deze dagen beslist. » -
,
De lezing boeit mij buitengewoon. Het zijn de eerste officiële berichten die ik na 9 dagen oorlog te zien krijg Wat weet de Libre van 11 Mei te vertellen? Pierlot is hoofd van het goevernement; Spaak, minister van Buitenlandse zaken. De Duitse gezant von Bulow-Schwante had zich om. met de motieven voor een 8.25 u. bij Spaak aangeboden
236 — Duitse inval, die reeds zes volle uren gaande was. (Hitler zal er in 't vervolg dikwijls op wijzen dat « zijn troepen het voordeel van de verrassing genoten ») . Sedert September, .stipt de Libre aan, was het getal attachés aan de Duitse Embassade tot 100 opgedreven. (Denkelijk om uitstapjes te ondernemen naar de « onbekende » vliegvelden van Denis ? ) Deze Denis verklaart dat het Belgische verdedigingssysteem functionneert « in de perfectie ». Ook te Brussel had men, om half vijf 's morgens, gemeend dat de Duitse vliegtuigen boven de stad slechts een , gewone, wat sterkere, verkenning ondernamen. Uitgeworpen bommen doodden 41 burgers en kwetsten er 82. Pierlot deelt mede dat de hulproep tot de Alliés om half zes werd uitgezonden, ook uit Holland. De socialisten zeggen volledige hulp toe aan de regering in haar weerstand aan de vijand. De Libre herhaalt een
koepletje uit Augustus Veertien « Vandaag kent België geen Walen of Vlamingen meer; het partijbegrip wordt ons vreemd, alleen de naam van het land is van belang. » Om 14 uur vergadert de kamer. Niet één communistisch volksvertegenwoordiger is aanwezig. Voorzitter Van Cauwelaert zegt : « De beproeving dreigt zwaarder te worden dan die van '14. En mogelijk zal ze langer duren. Uit het Buitenland : « Het Amerikaans Goevernement bezweert Duitsland geen open steden te bombarderen. Chamberlain geeft zijn ontslag als hoofd van de regering en wordt door Churchill opgevolgd. In Zwitserland algemene mobilizatie. Uit den Haag wordt vernomen : Op 10 Mei wierpen de Duitsers proclamatiebrieven uit : « Weerstand is nutteloos. Wij vechten tegen Engeland, niet tegen u. Gedwongen -ertoe dringen wij uw land binnen. Wij beschermen het leven -en het bezit van elk vreedzaam burger. Daden van geweld straffen we met de dood. » Deze papieren droegen een oranje omlijsting!
— 237 -Uit de Libre van Zondag 12 Mei : Pinksteren. De Koning sprak : « De strijd zal hard zijn. De offers en Ontberingen groot. Maar aan de eindzege kan niemand twijf elen. » De Hollandse minister van Buitenlandse zaken, per radio : « Mijn landgenoten zijn bekend om hun taai stand houden, en men mag er zeker van zijn dat die vasthoudendheid zich in al haar omvang zal manifesteren. » Minister Theunis was bij Roosevelt, die tot dagbladschrijvers zei Alleen een gek durft het aan een België te overvallen gelijk dat nu versterkt is. » Reynaud sprak Vrijdagavond in de radio : « Tussen 7 en 8 dezen morgen trokken onze soldaten de grens over om België en Holland te helpen... De vijand hoopte dat het communistisch verraad Frankrijk inwendig zou uiteenrukken. Legerberichten (die opvallend terughoudend zijn) .
Vrijdagmiddag om 3 uur bombardeerden de Engelsen
het burgerlijk vliegveld van Waalhaven bij Rotterdam. Ze vielen tien luchttransporten aan, neergelaten op het strand .acht mijlen ten noorden van Den Haag. Het avondcommuniqué van den llde vermeldt : « Machtige aanvallen met vliegtuigen en strijdwagens in de buurt van Maastricht. De vijand lukte erin, voet te vatten in ons verdedigingsdispositief. » (Wat wil zeggen dat de vijand reeds voorbij Hasselt en Tongeren was, en Sint Truiden bedreigde.)
Uit de Libre van 13 Mei '40. Als titel boven het legerbericht lezen wij, weerom : De vijand drong binnen in zekere dispositieven van de -verdediging. Doch rond Luik blijven onze stellingen onaangeroerd. De R.A.F. doet massieve aanvallen boven gië en Holland. » Een later communiqué verzekert dat « de
--- 238 -vijand geen gewichtige vorderingen maakt in de Albertkanaalsector. Onze aviatie doet massieve aanvallen. » (Feitelijk was op 13 Mei de situatie deze : Belgen op de lijn Antwerpen-Leuven; Engelsen van Leuven tot Waver; Fransen op de Maaslinie) . Spaak in de radio : « De bevolking toont weinig moed, en ik vraag mij af waarom... Het goevernement is niet van plan Brussel te verlaten, deze kwestie wordt zelfs niet gesteld ! ... Het gedrag van het leger is magnifiek, het geeft bewijzen van een onvergetelijke heldenmoed. » (Niet slecht. In ieder staatsman duikt op tijd en stond een Göbbels op.) Frankrijk, lees ik verder (en men begrijpt dat Spaak van pessimisme gewaagt bij het volk !) bereidt zich erop voor 800.000 Belgische vluchtelingen op te nemen; 35.000 trokken reeds door Parijs naar Moulins. In Holland stoot de vijand op afdoende tegenstand Wel rukt hij den IJsel over. » Duitsers in Hollandse uniformen randen Wilhelmina's soldaten aan in de rug. De vijand valt aan achter een scherm van Hollandse krijgsgevangenen. In Nederlands Indië worden Duitse onderdanen geïnterneerd. Engeland meldt het verlies van een achtsten duikboot. Herhaaldelijk wordt het publiek vermaand geen geloof te hechten aan alarmerende geruchten en belachelijke kwakkels. Nog de Libre, laatste exemplaar in mijn bezit, van
14 Mei '40. Belgisch legerbericht « Wij behouden onze stellingen. Fransen en Engelsen bezetten de hun aangewezen lijnen. Daladier bracht een bezoek aan Koning Léopold op het noordelijk Belgisch front. De Duitse luchtmacht bombardeert treinen met vluchtelingen en mokert op open steden.
--239— Bemoedigende sprokkelingen uit de Engelse pers : De oorlog nadert een beslissend keerpunt. Hitler heeft alles op één kaart gezet. De Duitse aanvalslijn, gerekt van Groningen tot Mülhausen, staat bloot aan tegenoffensieven van de Verbondenen. Reeds loopt de snelle Duitse opmaraj dood... Duitsland heeft gebrek aan koper, en slechts petroleumvoorraad voor korte maanden... Hitler heeft de vóórbereidselen van de Alliés onderschat. Dat wij weinig nieuws dóórlaten is een noodwendige taktiek. Lopende geruchten moeten we verachten, gezien hun zeer verdachte bron. Anderzijds, rekenen wij niet op een plotse ineenstorting van Duitsland! Drie exemplaren van De Limburger Koerier, patent duitsgezind in '14-'18, toen Nederland neutraal was, en nu, natuurlijk, geheel verduitst, moeten door onze paarde. knecht zijn meegebracht van zijn tripje naar Wessum in Hollands midden-Limburg. 16 Mei. De aanhef van de leader is tekenend : « Het gordijn der Geschiedenis is gevallen over de oude wereld. De toekomst vinde ons tot de opbouw van een Nieuwe Orde bereid. De Duitsers geven bevelen, genummerd tot Veertien. Vier ervan wil ik aanhalen. Nummer 4 : Men mag alléén luisteren naar de Duitse radio. Nr. 5 In alle geval géén berichten uit een andere bron voortvertellen. Nr. 7. Engelse en Franse nationale hymnen mogen niet worden uitgevoerd. Nr. 13. Niemand mag in het bezit gevonden worden van wapens of munitie. Uit het Berlijns legerbericht van 15 Mei, 17 uur « Gisteren verloren de Verbondenen 200 vliegtuigen, wij 18. » (Proportie netjes in acht genomen!) Vermits de oorlog nu al een week duurt. legt het blad een kroniekje aan van de voorbije invalsdagen. Het geeft een kijk op het gebeuren in en rond de St. Servatiusstad, poort op het Albertkanaal.
— 240-Donderdag-avond (9 Mei) liep een redacteur binnen op het bureel van De Limburger, die per fiets van Houthem: kwam. « Ten Oosten van de stad was alles volkomen normaal. 's Nachts om 2.41 (10 Mei) klonken schoten uit Oostelijke richting. 2.45. Vrachtautos met troepen hollen naar de Maas. 2.56. Tientallen grote grauwe bommenwerpers donderen laag over de huizen weg. Een massa-aanval op Engeland, menen de mensen. 3.10. Foontje uit Heerlen : « Duitse troepen te Kerkrade. » 3.50. De radio zendt uit : « Overal dalen Duitse parachutisten. 4 uur. Uit Heerlen : « Duitsers staan hier op de gro-
te markt. 5 uur. Men hoort volop schieten. 5.30. De Maasbruggen vliegen in de lucht. De Duitsers verschijnen in Wijk. Ze kwamen lang& alle banen, ook over de geringste veldwegen. « We hebben uren en uren gemarsjeerd » zeggen zij. 6 uur. Veertig vliegtuigen boven Maastricht. Niemand liep erge wonden op bij het springen van de bruggen. 10 uur. De stad heeft zich overgegeven. (De Limburger zegt niet waarom! De kanonnen stonden gericht, de bommenwerpers wachten op bevelen : om de stad plat te leggen.) Op 50 minuten was een noodbrug klaar en motorrijders doorkruisten de straten. 12 uur. Even vóór dit uur schiet het fort van EbenEijmael niet meer. Zaterdag 11 Mei. Het geweldig doortrekken begint, dat dagen zal duren. Eben-Eijmael heeft gekapituleerd tegen het middaguur. De Duitsers stromen naar Hasselt en Tongeren. Engelse vliegers verschijnen boven de noodbrug
— 241 -en werpen bommen. Een huis aan 't Lieve Vrouweplein krijgt een voltreffer. Zondag 12. Pinksteren. Nieuwe luchtaanval met voltreffers op huizen, waarbij 7 Belgische krijgsgevangen bedolven worden en het leven verliezen. Het Belgisch geschut deinst al verder. In Holland breken de Duitsers door aan de IJssel, in de Peel, in de Grebbelinie. Ze bereikten de Zuiderzee te Harlingen. Gans het Groot-Hertogdom is veroverd. Maandag 13. De opmarsj vordert overal. Dinsdag 14. Duits bombardement op Rotterdam. De « vesting Holland » geeft zich over wanneer Utrecht met hetzelfde lot bedreigd wordt. Luik is gevallen. De Maas te Givet overschreden. 150 vliegtuigen van de Alliés afgeschoten, 27 Duitse vermist. 22.15 uur. Opperbevelhebber te land en op zee H. G. Winkelman legt het waarom van de overgave uit : overmacht van de vijand, en zijn superieure bewapening. In ditzelfde 17 Mei nummer luidt het dat America een vlootvermeerdering stemt van 11 %, en géén oorlog met Japan wil. « Nu er geen kranten verschijnen, doen de belachelijkste geruchten de ronde : dat Maastricht en Wijk geheel plat liggen. Dat in Heerlen 500 gewonden in het ziekenhuis liggen, en 't zijn er slechts enkele. » Maar de klachten van de luchtbescherming te Maastricht zijn niet uit de lucht gegrepen (zoals ik later horen zal) . De schuilenden in de kelder van een drankverkoper in 't groot slaan een bewaker neer, dragen flessen naar buiten, openen tonnen, en nemen ook de schoppen en pikhouwelen mee, die dienen moeten in geval van instorting. 18 Mei. De « Limburger » gaat door met zijn voorzichtige' pogingen om de Maastrichtenaren goed te stemmen jegens
--- 242 -de bezoekers van over de Oostgrens. Hij legt de nadruk op de buitengewone hoffelijkheid van de Duitsers. « Het spreekt vanzelf dat wij ( op de beurt) de hoffelijke bezetter te gemoet treden met hetzelfde goed vertrouwen en de hartelijke wellevendheid welke hij tegenover ons betoont. » Nederlandse officieren mogen hun sabel, hun persoonlijke vuurwapens bij hen houden, en ook hun paard. Woensdagmorgen om 5.30 deden de Duitsers hun intrede in den Haag; later in de dag te Haarlem en te Amsterdam. « Een gereserveerd en waardig publiek toonde een geweldige belangstelling. De Duitse « einmarsch » vroeg weinig of geen slachtoffers. ers. Op één punt van de grens werd gevuurd uit een bunker en een houten keet : dit kostte de Hollanders twee gesneuvelden. Maastricht heeft slechts 15 doden te betreu-
ren : « waarbij meer slachtoffers door schrik dan door granaten. Op invalsdag waren 's avonds vijf heren uit Maastricht en vijf uit Wijk als gijzelaars vastgezet. Zaterdag werden ze reeds losgelaten. Maastricht bezit een overvloed van levensmiddelen, die vlot van de hand gaan. » Nogal wiedes. Met die duizenden uitgevaste hei- en bergboeren die zich in alle winkels verdringen, en opvolgen, (en desnoods zichzelf gerieven!). De prijzen moeten blijven wat ze waren : 5 cent een -ei, 33 cent de margarine, 1fl. 80 de boter. Het bon-systeem wordt ingevoerd, en de bezetter beveelt « hoffelijk » : spaarzaam te zijn met koffie, thee, cacao, zeep, kaarsen, oliën -en vetten. (Alles wat hijzelf wenst aan te slaan) . « Niet vergeten, vermaant De Limburger, dat wat op dit ogenblik geschiedt, het groeiproces is van een nieuwe wereldorde... Grenspalen hebben voortaan geen betekenis meer. » (Wat ik binnenkort ondervinden zal, wanneer ik ,over de afgeschafte grens wil om te zien hoe de familie het
—. 243 — stelt, Maastricht er uitziet, en een niet-N.S.B.-relaas over de iOde Mei aldaar te vernemen.) Mijn eindjes boegie zijn opgebrand. Kinderen en Zustertjes slapen allang, en gerust. Buiten is géén gerucht op te vangen dat vermoeden laat hoe volop woedt : de grootste oorlog van de Geschiedenis. Ging de radio maar! Doch de electrische stroom van Gellik schijnt een ander leiding te volgen dan die Rekem bedient. Ook een Duitse. Maandag 20 Mei. Ik draag,veredelend gevoel! de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en tijdelijk welzijn van zes zusters, en een dozijn kinderen in de vlugge speelse jaren. Ze moeten matrasjes luchten « brr! Pruisen hebben erop gelegen! A — en dansen ermee de trappen af, vracht op het hoofd. Gedurende de nacht was ook op onze berg de stroom teruggekomen. Nu gauw de radio aangezet. Deze post; een andere; een derde, en een vierde... Neen, geen Duitse!... Een teleurstelling wordt het van belang. Veel nieuws over vluchtelingen, zeer weinig nopens de krijgsverrichtingen. Er moet iets niet in de haak zijn, met de Verbondenen, of met ons leger. Het is een algemene vreugde wanneer weerom een uitgeweken familie haar huis betrekt. Het voornaamste nieuws: door de terugkerende aangebracht is, dat men talrijke Belgische en Engelse krijgsgevangenen langs de grote banen ziet voorbij trekken. Hoe vrezen wij dat de Engelsen zo zéér door de Duitsers gehaat! mishandeld worden! Meneer Pastoor komt mijn advies inwinnen nopens een eerste oorlogsgeval. Kort bij de gesprongen Kompveldbrug lag een Engelse piloot, naast zijn valscherm, op de oever van het kanaal. Het lijk was half in 't water gegleden. Een: Duitse dienst had het opgehaald, gekist, een graf gegraven.
--y 244 -op het kerkhof, en aan de Herr Pfarrer gevraagd of hij een zegen en een gebed voor den Englander over had. « Ja maar, was de gesneuvelde katholiek? -- Hij had geen papieren, al zijn zakken leeggestolen! En dan, eenmaal kaput, zijn wij allemaal gelijk. — Wanneer begraaft ge de man? Wij verwittigen u wel. Niemand mag komen kijken. Wel, quid ad casum? Wat dunkt u dat ik moet doen? Mijn geleerde sententie is dat een kruis met wijwater en een gebed zelfs aan geen Turk zouden verspild zijn. Om drie uur in de namiddag weerklonken geweerschoten voor de, hier onbekende, bij hem thuis weldra vermiste held. Eigenlijk zijn de eerste gesneuvelden, in een moderne oorlog, gewoon slachtoffers : ze hadden geen idee van wat de vijand voor hen achter de mouw hield, en renden, reden of vlogen de dood in de muil. Onze naaste geburen, West-Vlamingen die het huisje links langs de weg naar het bos bewonen, wandelen voorbij; ze zijn niet verder dan Maastricht geweest. « Daar is waarlijk alles te krijgen, en het rantsoen brood bedraagt er 450 grammen tegen 300 hier. Hoe gezellig was ons onderonsje, die avond, onder het houten balkon bij de keuken-achterdeur! Er klinken wel schoten, een Luiker fort, beweert men, houdt het kruispunt bij Riempst onder vuur maar de avond is zo mooi, de vrede zo weids dat zelfs die vage knallen pacifiek verschallen. Om de beurt vertellen wij, uit een verre of nog nabije jeugd, de komische vergissingen die ieder novice al eens begaat, de geleden angsten en uitgevoerde penitenties. « Het is de eerste maal dat we eens hartelijk lachen sedert de oorlog », zegt Gonzaga, uit Smeermaas, die voorlopig moeder Medarda vervangt. Na mijn ramen zo goed mogelijk met schermen en gordijnen verduisterd te hebben, zet ik mij aan de schrijftafel
-- 245 om mijn enig Duits dagblad te ontcijferen, en er nota's uit te nemen. Het is een zondagnummer van Westront, 12 Mei 1940. Over gans de breedte van de bladzijden lopen titels in letters van 2 centimeter, zelfs de ondertitels in kapitalen meten 6 millimeter. Ze luiden : Het sterkste fort van Luik, het modernst ingerichte van de wereld, is gevallen... 1200 Belgen ingesloten en gevangen. Vaststelling van een vooraf bestaande gewapende solidariteit tussen Holland en België met de aanvallers... De nieuwe Duitse actie tegen de Anglo-Franse plannen : over Holland en België den oorlog op Duitsen grond te brengen, en het Ruhrgebied te bezetten. Een aanval door Hauptman Koch doet twee bruggen intakt in onze handen vallen. De berichten zijn van 11 Mei : 72 vliegpleinen werden aangevallen; 400 machines op de grond, vernietigd; startbanen en loodsen door brand en ontploffing vernield. Vertwijfeld wordt nu gekampt om iedere voet bodem. In Frankrijk wordt « vleesgeworden haat tegen Duitsland » aan het roer gesteld. In Freiburg doodde een Engelse luchtbom dertien kinderen. (verzonnen praatje!) Er wordt een eitje gepeld met Holland! « Brussel vermeldt dat in Holland antiduitse berichten werden uitgezonden, de ramen van Duitse boekwinkels ingeslagen. De Hollandse politie sloot Duitse reisburelen en andere agenturen. Wordt dit alles bevestigd, dan moge het de Hollandse Regering duidelijk wezen dat, gezien de talrijke Hollandse staatsburgers in het Duitse rijksgebied vertoevend, wij over ruime mogelijkheden beschikken om snel en drastisch weerwraak te nemen over deze enormiteiten! » (Bij zijn gebuur binnenvallen en de boel kort en klein slaan, dat is een peul. schilletje) .
— 246— Heel West-Europa houdt het met Duitsland. Luister maar : Rome : « de Duitse dokumenten sluiten alle twijfel uit... Zonneklaar blijkt het misdadig plan, slechts uitgesteld wegens de innerlijke politieke crisissen in Engeland en Frankrijk. In Madrid « worden de avondbladen uit de handen van de verkopers gerukt. Ze dragen in reuzeletters het woord van de Führer : « beslist wordt over het lot van de naaste 1000 jaar. » Praag vooral is welsprekend : « Een nieuwe aanslag van Londen door bliksemsnel ingrijpen verhinderd ...Eind gemaakt aan het misbruiken, door de ploetokratie, van neutrale staten... Genezing van Engelands grootheidswaanzin... Het ingrijpen in Holland en België is een akt van zelfverdediging. Nopens Eben-Eymaal vernemen wij, jammer! weinig nieuws, en dat weinige leert ons niets bepaalds. « Deze namiddag, 11 Mei, heeft het fort zich overgegeven. Gisteren reeds werd het buiten gevecht gesteld door een uitgelezen afdeling onder bevel van Oberleutnant Witzig, met aanwenden van nieuwsoortige strijdmiddelen. (Welke? Dat wisten we graag) . Toen het een uit het Noorden aanvallende groep gelukt was in verbinding te komen met de afdeling Witzig, legde de bezetting de wapens neer. De fameuse « einmarsch » te zien beschrijven door Duitse reporters, die reële bijzonderheden met een propagandasausje overgieten, is beslist de moeite waard. « Geduld en vermaningen hadden niet geholpen, de ploetokraten wilden beslist nieuwe volken in de oorlog betrekken. Goed, wij zouden hen weerom een blitzje te zien geven. (De correspondenten hebben het voortdurend over blitz. Later, toen de blitz in Rusland aan 't bevriezen was, daagde Hitler vriend of vijand uit, te bewijzen dat hijzelf
-- 247 ooit het woord had gebruikt.) En dat, slechts één maand na de aanval op de ploetokraten van Denemarken en Noorwegen. Toen op 9 Mei het bevel werd doorgegeven : Gereed staan ! waren de troepen hooggestemd! Ze lagen in de bossen, op de grond, slechts onder één deken, ondanks de vinnige koude. Om 3 ure begeef ik mij naar de eenheden die éérst over de grens moeten. Om 4.30 worden slapenden gewekt... Om 5.30 zijn wij er. We staan op het punt Holland te betreden, dat zich al dieper tot vassaal van England liet verlagen. De grenssoldaten leggen spontaan de wapens neer. « Neen ! zij willen niet schieten en zijn blij dat voor hen de krieg gedaan is. Ik kan bij de bevolking drie typen onderscheiden. De meesten roepen blij en luid : « Heil Hitler; » anderen zijn gereserveerd; zeer weinigen vijandelijk of verbeten. Een mijnwerker drukt zijn verwondering uit dat de Duitsers niet moorden, plunderen en branden, en direkt voor een kleinigheid betalen. De primitieve versperringen : een omgehakte boom, een betonbuis met kiezel gevuld, worden in een handomdraai opzij geschoven... Eensklaps wordt doorgegeven : Maastricht in Duitse handen! En niet langer daarna bevinden wij ons zelf in die schone, zuidelijke stad. Jammer, de straten liggen vol glas, geen ruit bleef heel langs de Maas. De Hollanders lieten de bruggen springen zonder vooraf te verwittigen! Een niet te beramen schade werd toegebracht aan gebouwen, en talrijke burgers liepen verwondingen op. Dit door een niet te verantwoorden nalatigheid van de Hollandse militairen, bij wie het belang van het eigen volk achteraan schijnt te komen. En de verwoesting is volkomen nutteloos, want zelf een Hollands generaal weet dat voor de Duitse Wehrmacht (o mooi-gevonden naam voor een overal aanvallend en invallend leger!) een gesprongen brug geen hinderpaal is. De bevolking, schrijft een ander correspondent, was te-
248 -rughoudend, niet vijandig. Geen weerstand werd geboden; de jongeren groeten ons blij, aldoor de bloeiende dorpen. Eerst bij het Julianakanaal meenden dwaze Hollanders zich te moeten verdedigen. Alras komen zij met geheven handen uit bunkers en loopgraaf te voorschijn. De gevangen officier verklaarde : Geheel Kamp f los wilde ik mij niet overgeven; maar ook geen nutteloos verweer doorzetten; en ten slotte, waarom zou ik voor Engeland vechten? » Hij is sedert twee dagen getrouwd; op erewoord mag hij in de buurt zijn vrouwtje gaan gerust stellen. Zo 'n behandeling valt iemand enkel te beurt vanwege Barbaren als wij. We bevinden dat overal de stemming tegen Engeland is; in de sterke Duitse Wehrmacht heeft men vertrouwen. « Waarom zijt ge niet vroeger gekomen? horen wij voortdurend vragen. (Heus waar?) Aan de Maas, bij Ophorsen (zal wel Ophoven zijn) geen Belgen te zien. Het was middag geworden. Een derde reporter bereikte de Maas tegenover Stokkem. Hij verhaalt van daaruit : « Op alle voertuigen die om 5.35 de Duits-Hollandse grens passeren waren de volgende plakkaten aangebracht Niet schieten! Wij hebben niet. het doel met uw (sic) te vechten, maar alleen door uw land. te marsjeren. Aan de grensbareel getuigen geweerschoten dat men niet wil verstaan. Wij antwoorden met het machiengeweer, en de slagboom gaat omhoog. Na twintig minutenworden de eerste gevangenen aangebracht. Om 6 ure bereiken wij Sittard, waar de straten vol mensen zijn. We stappen. langs « bergen » (hopen was te min) wapens door de Hollanders op de vlucht weggeworpen... (Klopt niet met de taaie vasthoudendheid door Winkelman beloofd...) Alweer gevan-. genen, waarbij officieren. Wij praten met inwoners. « Wij meenden, zeggen zij, dat die vliegtuigen in de vroege morgen Engelsen waren : wat zijn wij blij te horen dat het Duitse zijn geweest! » Waarna die van Sittard, (altijd volgens ,
-- 249 <de Duitse krant!) lucht geven aan hun idealisme : « . Wij zijn werklieden, winkeliers. Als de Engelsen komen, betekent dat schade; aan de Duitsers hebben we profijt. Wij verdienen graag geld. Om 7.20 kwamen wij aan de stad (?) Berg. De brugposten boden maar een schijn van tegenstand. (Waren dat niet die in Hollanders verklede Duitsers?) De Belgen schieten van de overkant van de Maas, uit veerhuis en bunker, -op de kanaalbrug : 100 meter mis in elke richting. Het kanon legt huis en bunker netjes plat. Met het pont, en Sturmbote, varen ons mannen in dertig sekonden de Maas over, en... brengen gevangenen mee terug. Dit alles ging snel, ,ordelijk, rustig. Op een Duits vliegveld bij de grens zag een verslaggever « de jonge gezichten stralen. Ze zullen nogal ogen opzetten ginder, lachen ze. (En hoeveel zullen hun ogen voor goed toedoen?) « Ze zullen twee, driemaal achter elkaar opstijgen en uit bombarderen gaan, ondanks aanvankelijk sterke afweer. » Deze nacht klinken schoten ver en nabij, die mij niet wakker maken. Iuuisteren. Vragen. Dinsdag 21 Mei. Het droge, koele weer houdt aan. In de namiddag pas laat de zon haar warmte voelen. De electrische stroom is nog niet bestendig, zodat de radio van weinig nut is. En daar we hier, tussen kanaalvertakking en gesprongen bruggen op een moeilijk te bereiken schiereiland zitten, blijft bezoek schaars en mondeling nieuws karig. Hoe gaarne zou ik nu rondfietsen, langs Veldwezelt, Maastricht, Vroenhoven, Lafelt, of Dorne in het Noorden en naar Genk in het Westen, om de verse sporen van de inval na te gaan, en verhalen van nietgevluchte ooggetuigen
- 250 te horen. Maar Zusters en kinderen zitten nog altijd vol schrik voor de Duitsers, en laten mij niet gaan. Onze brandende nieuwsgierigheid moet blijven teren op aangewaaide. stroospiertjes. Uit Lanaken vernemen we dat gisteren geen vers vlees te krijgen was, en per gezin een belachelijk klein zwart broodje werd uitgedeeld. Laadde de vijand werkelijk alle voorraden op? De mensen vinden het ongehoord. Om elf uur stijgt in het Noorden een geweldige zwarte: rookkolom omhoog. Allerhande gissingen doen de ronde. Liefst nemen wij aan, dat Engelsen het vliegveld van As in brand wierpen. Stilaan zal het ons duidelijker worden, want elke dag rijzen rookkolommen uit de bosstreek op, dat Duitse verkenners brandbommen neerlaten op alle partijen jonge dennen, waarin zich soldaten of munitie kunnen bevinden.
Een afdoende, maar kostelijke veiligheidsmaatregel. Wij bemerken ook dat ons huis, zoo eenzaam en hoog gelegen, en met zijn wituitgeslagen eternitdak, als richtpunt voor de Duitse vliegtuigen werd gekozen. Geen escadrielje die van de Duitse grens komt of er weerkeert, die niet hoog of laag over het klooster scheert. Dringend ried men ons aan, een reusachtig rood kruis, op wit veld over de dakvakken te doen schilderen. Maar de Duitse piloten bleken zodanig goed ingelicht bij de inval, dat zij het kinderheim van Gellik ook wel op hun bombardementsplannetje zullen genoteerd hebben als te ontzien, hopelijk. Even fietst een student aan van ons college te Heusden. Op lOde Mei, met autostop j es, was hij om 3 ure in de na-middag reeds in Eigenbilzen beland juist op tijd om de familie op de vlucht te vergezellen. Want « wie in de buurt. van het kanaal woonde, moest weg. » Toen zij 's namiddagai terug kwamen, vonden zij overal de H. Hartbeelden aan stukken op de grond liggen. Eetwaren en kippen waren ver-
-- 251 dwenen. Toch hadden zich sommige ingekwartierden netjes ,gedragen. In keuken en eetkamer hadden zij het beste gerief gebruikt, maar na afloop borden en tassen, messen en vorken proper gewassen en elk ding terug op de plaats gezet. Hij vertelt dat E. H. Hamers, pastoor van Veldwezelt, terwijl hij het H. Sakrament naar 't naburige Hees in veiligheid wilde brengen, in het veld door een bomscherf werd gedood. Dit is gelukkig niet waar, maar een ander bericht is het wèl, helaas ! Op IO de Mei, te Lokeren, vergezelt een jongere medebroeder van ons, zijn oudere broer, ook pater naar het station. Stukas grommen nader. Onwillig gaat P. Narcissus dringend uitgenodigd, een huis binnen. « Het zou wel toevallig zijn, lacht hij, dat de eerste bom die voor Lokeren bestemd is, op mij moest vallen ». Dodelijk getroffen stort hij neer in de tuin, naast zijn broer die zonder letsel blijft. Onze student verkende zeven gevallen vliegtuigen. Vier op de boorden van het kanaal, allen Engelse; en drie Duitse -
in het veld bij Hoelbeek. Dat alles is interessant genoeg, als daar niet de onbeantwoorde vragen bleven : Hoe staan de _zaken in Noorwegen? Waar loopt het front door België ren Frankrijk? In het holle van de nacht wordt ik in mijn bed over en weer gerold door een soort van aardbeving. De schilderijen klappen tegen de wand; het huis schijnt te willen steigeren, terwijl een vervaarlijke slag langgerekt blijft uithuilen. Gejaagd wordt op mijn deur geklopt; ik onderscheid in het maanlicht, een blanke gedaante, en een van schrik ,schorre stem vraagt : « moeten we niet met de kinderen naar de kelder? » Ik antwoord, zonder het hoofd van 't kussen te heffen, en niet klaar wakker : « Ontploffing 5 Kilometer van hier. Gevaar voorbij. Alleman blijft te bed. » Te Rekem, horen wij later, waren de voltallige fraters, met al de kinderen, naar de kelders gehold. De zuigelingen -
-- 252 hadden zij uit de wieg genomen. Een reclameerde bij de zusters, dat zijn baby geen hoofd had. Toch wel, maar de redder droeg het wicht met de voetjes omhoog. Het eigenaardige is, dat wij nooit met zekerheid geweten hebben wat er was voorgevallen, en wààr. Men sprak van het station te Ieerlen, de spoorlijn bij Simpelveld, een gevecht van honderd vliegtuigen boven Aken dat voor de kleine helft in de lucht was gevlogen. Onze Bèr beweerde boven die stad dertig Kilometer in vogelvlucht vlammen te hebben gezien « zo hoog en breed als het ganse huis. »
Woensdag 22 Mei. Daar is een man uit Tongeren die bericht, naar waarheid, dat de zuster, jonge moeder, van één onzer zusters, het bombardement op 10 Mei een hand verloor; tevens werd haar man weggevoerd als krijgsgevangene. Datzelfde gezin zou later nog bij nieuwe bombardementen bedacht worden. En een bediende van de mijn van Eisden verschijnt,. die « bons » moet bestellen, later door de mijn te verzilveren. Verleden Woensdag reeds werd de arbeid hervat; nu werken er 700 boven en 500 onder de grond. Deze jonge man is niet te spreken over zijn zenuwachtig bureeloverste. Werk dat in gewone tijd drie en meer maanden kan wachten, en nu in 't geheel niet presseert, moet op stap en sprong geleverd. « Waarom vlucht zo'n heerschap niet? Hij begaf zich wel op weg, maar keerde aan de vijfde Kilometer reeds terug! » Dan meldt zich nog een zwager van een zuster aan. « De Duitsers drongen in Frankrijk door tot aan een stad met een
in
mooi kerk. » Wordt hiermee Reims bedoeld, dan zijn de
Fransen reeds een aardig eindje teruggetrokken! Geen onrust echter : « De Duitse lijken liggen niet met hopen maar met bergen! Hitler verloor tot nog toe 60.000 man, alleen aan gesneuvelden.
— 253 Om halfeen wordt er geroepen « stroom! » en tegen één uur lukken wij erin een Franse stem op te vangen. Generaal Weygand bezocht het front en verklaart : « Arras is nog altijd in onze handen. » (Daar hebt je 't! Arras ligt 100 K.M. ten Westen van Reims, en geen 110 K.M. van de kust ! ! ) Binnen een maand zijn wij voor driekwart zeker dat de zege de onze is ! (Hoe aardig is deze voorspelling gedraaid?) Maar dan moet ook iedereen met onbuigzame wilskracht zijn plicht doen! Aan het werk blijven, en niet op de vlucht slaan wanneer een kleine gemotorizeerde afdeling opdaagt. (Het gaat ginder dus zoals het hier ging ?) De Hollanders voegden zich bij het Belgisch leger en strijden broederlijk met hen mee! (Holland kapituleerde, op 15 Mei, dus acht volle dagen geleden!) De Hollandse zeemacht stoomde naar Engeland, en betoont zich vol edel ongeduld om haar ouden roem hoog te houden. In ons land bevindt zich de vijand in een gevaarlijke positie : hij schoof zijn front te ver vooruit, gezien zijn gebrekkige verbindingslijnen. Daarna volgen de gewone berichten van en aan vluch-
telingen. Geen woord over een Belgisch front... « Is er wel een? » lees ik in mijn dagboek. Om 5 ure belegeren wij weerom de Radio. Met langdurig en geduldig morrelen aan de knoppen vinden wij Engeland, waar een dominee preekt, en een andere post muziek uitzendt. Een Duitser dikteert... « mit bomben belegt... mit bomben belegt... » Een Franse stem voor Duitsland. Een Hollandse voor Duitsland. Op vier zenders schijnen er drie in Duitse handen, en hun hevig geluid breekt zelfs dóór fanfaremuziek van andere posten heen. Willen wij toch maar even naar de Nazis luisteren? Slagschepen en kruisers vernietigd. (Deze nieuwe uitdrukking zal onveranderlijk, of het schepen of legers, vliegtuigen of steden geldt, in de Duitse berichten terugkeren) . Vliegtuigen : 120 vernietigd; wij verloren er 10.In Zeeland
-- 254 — 1500 Engelsen en 13.000 Hollanders gevangen. In Frankrijk : de loop naar de havens is niet te stuiten. In Vlaanderen : wanhopige weerstand van de Belgen. (Zodat wij ons toch konden herpakken! ?) In het Oosten van België veroverden wij Neufchateau, het sterkste werk van de vesting Luik(? ! ? ). In de door ons veroverde gebieden gaat het leven zijn normale gang : de arbeiders naar de fabriek, de kinderen naar school, de huisvrouwen naar de winkels... In Leuven lieten de Engelsen geen fles alcohol gekurkt; smoordronken trokken zij door de stad; zij vernielden bruggen en wegen, zonder zich te bekommeren om hun Belgische bondgenoten -die, voor Leuven, nog stand hielden. De lucht betrekt, het licht vergrauwt, killetjes traant een schrale regen. Ook binnen ons is het duister, en droever geworden. Niet dat wij wanhopen! Geen ogenblik twijfelen wij eraan dat de Pruis zal verslagen worden; doch een onbestemd vermoeden schemert aan, dat de weg naar de overwinning, een kruisweg kan worden. Heel laat vertelt een Fransman in de Radio : « Op het front in Lotharingen beschoot de vijand drie steden; wij, uit weerwraak, beschoten drie steden van hem. » Inslapend denk ik aan het gezegde van een oude vriend, in de eerste dagen van de mobilizatie : « Loopt dit op een oorlog uit, dan geef ik mij als vrijwilliger aan. Naar het front hoef ik niet, wel ben ik nog bekwaam achter een lessenaar te zitten, in de administratie. Want wie hem in een komende oorlog lusten dat zijn de civielen. De gemilitarizeerde wordt gekleed, gevoed, betaald, en heeft de beste schuilkelders te zijner beschikking.
Donderdag 23 Mei. We vieren vandaag de feestdag van het H. Sacrament door een gezongen Mis, waarin acht zusters, tien kinderen en twee knechten aanwezig zijn.
-- 255 Zeer Eerwaarde Heer Coenen, Rector van Wiemismeer, bij Zoetendaal, brengt ons een bezoek. Hij was niet gevlucht; kende immers de Duitsers van uit de vorige oorlog, toen hij aalmoezenier was van de St. Léonardgevangenis te Luik en zelf, om enig meningsverschil met de bezetter, ettelijke maanden mocht brommen. In zijn salon te Wiemismeer was 't kleine Lieske opgebaard geworden, tijdens de vlucht aan haar wonden bezweken. Het lag er als een engeltje tussen de bloemen, en de lijkdienst, zo plechtig als het kon, werd bijgewoond door al wie niet op dool was. Heer Coenen, geschiedkundige, is niet op de hoogte. van huidig oorlogsnieuws : gewoonlijk leeft hij in het verleden. Toen hij de ouderdomsgrens had bereikt en te Luik moest aftreden, voelde hij zich nog veel te kwiek en te levenslustig om op rust te gaan : hij begiftigde Wiemismeer met een slanke, blanke gotische mergelkerk, urenver boven de vlakke hei zichtbaar. Het plan ervan werd ontworpen volgens de nog bestaande puinen en grondslagen van een abbatiale kerk te Hocht bij Lanaken. Het lange schip zal later voltooid worden, indien de aanwas van de bevolking dit vereist. Waar méér haast mee gemoeid is, is het aanbouwen van een ruime sacristie. Wanneer deze klaar komt, zal Zijn Eerwaarde misschien « rustend » worden, als Rector van ons kinderheim hier. Wat het vliegwezen betreft, geeft het een drukke dag. Aan de avond zal een klein meisje weten te zeggen dat aan de vijftig tuigen boven ons dak heenvlogen liefst met landingswielen rakeling over de nok. In de radio zijn het, hoe langer hoe meer, de Duitsers die domineren. Eén zinnetje schijnt ons, jammer genoeg, waarheid te bevatten : « De Fransozen doen het onmogelijke om onze doorbraak naar Abbeville en de Somme-monding te bagatellizieren, maar het is een oorlogsfeit van gewicht. »
— 256 De dag ware tamelijk ledig geweest, had ons niet, aan de avond uit de beste bron, een relaas bereikt nopens het tragisch avontuur van GAUDENTIA EN GEZELLINNEN.
Treffers. Niet zo lang geleden waren door het moederhuis van Ronse, aan de parochie Veldwezelt, zusters afgestaan voor het onderwijs der kleinen. Mettertijd waren een solied modern schoolgebouw, en een geriefelijk kloosterke tot stand gekomen. Dit herbergde zes Zusters. Twee hiervan zouden gespaard blijven : Moeder Filomena en Zuster Calasanctia. In dalende orde van ouderdom kwamen dan Bertulfa en Teresina; Gaudentia vier-en-twintig en Denise twee-en-twin-
tig. Op de logeerkamer bevond zich een oud vrouwtje, onlangs opgenomen. Zoals overal had men de soldaten in de school ; nieuwe, want enkele dagen geleden waren de sedert maanden ingeburgerde verplaatst. Hun vervangers kenden geen mensen, en geen wegen. Aan de avond van 9 Mei had zich het aangename nieuws verspreid dat de congé's weerom open waren. Zingend waren een aantal gelukkigen vertrokken. De Zusters schrokken dan ook niet toen in 't holle_ van den nacht alarm werd geblazen, stemmen opgingen, koffers en kisten werden versjouwd. Zo vaak reeds had er een alerte plaats gegrepen! die op niets was uitgelopen. Wat haar een tweede keer wekte, was een zware ontploffing. Zuster Calasans stond op, opende het raam, vroeg aan iemand die beneden in het duister voorbij ging, wat er gaande was. Het scheen dat op een huis aan de grens, Het: Pavieljoen geheten, een bom was . gevallen. Het is even over drie ure, en langs de hemel waast een
Herstelde school, en klooster, te
,reldwezelt,
Foto
~OHL,
Kerktoren,
Neerharen.
--- 257
-
zweem van klaarte. De Zuster ziet de lucht vol zwarte stippen. Zouden dat vliegtuigen zijn? Zelfs geen zoemen is waar te nemen. Zwakjes hoort ze daarboven, kort afgeknapt, schoten tokken... Zuster Calasans sluit het raam en zegt naar de duistere kamer : « Ik geloof dat het oorlog is ». Eerwaarde Moeder vindt het geraadzaam, op te staan, toilet te maken, en naar de kelder te gaan. Duidelijk hoort men nu het grommen van talrijke vliegmachienen, en verspreide ontploffingen. In de kelder wil met het morgengebed beginnen, wanneer iemand doet opmerken dat het oude vrouwtje nog boven is. « Ik haal het ! » zegt Gaudentia. Doch het moedertje weet van geen schrik : « Laat mij maar liggen, zuster, ik voel me nergens zo goed als in bed. » Eindelijk toch raakt het oudje gekleed. Ze zijn nog op den trap, wanneer eensklaps, met akelig breken en kraken, het huis davert, en een stofwolk uit de logeerkamer slaat. Daar moet een bom zijn ingeslagen, die gelukkig niet ontploft. Nu staan die twee in het keukentje, bij de glazen deur boven de keldertrap. Ons moedertje stelt zich voor, hier te blijven : « Wat gaan we in dien killen kelder doen? Neen, weert de zuster af, Moeder wil u bij zich hebben. » En ze duwt het wijveke voor zich uit. Geen drie treden zijn ze gedaald of weerom schudt het huis, ruiten rinkelen en stenen vallen, kasten slaan voorover, alles verdwijnt in een witte wolk, water spuit en plast en zoekt de keldertrap. « Een gasbom! roept zuster Gaudentia naar beneden, en ge zult verdrinken daaronder! » Dodelijk geschrokken komen de Zusters naar boven gestormd; een struikelt over een langwerpige verhoging in de tegelvloer, naast de cuisinière., Op minder dan geen tijd bevinden zich allen in den kelder onder de school. Hier moet het veilig zijn, met drie gebetonneerde vloeren boven het hoofd! 9
— 258 -Geburen wier huis gehavend werd, of wier kelder te klein is, komen ook bij de Zusters schuilen. Gesmoord dringt door tot de bedrukte groep, het brommen van bommenwerpers en een roffel van ontplof f ingen. De keldervloer schijnt te springen wanneer een torpedo neervalt in de buurt. Dien morgen sloegen er veertien in rond het kloostertje ! Zonder dat iemand moest vragen of bevelen, wordt er luidop en diep-ernstig gebeden. Vermanend verheffen zich de stemmen wanneer de ijver verflauwt, of sommigen pogen te praten. Een nader en kwader knal brengt één ogenblik stilte waarna de Weesgegroeten hernemen. Twee soldaten bidden voorbeeldig mee. Tijdens zulk stil moment werd een klagelijk geroep vernomen. Boven aan de keldertrap lag een gewond militair op de knieën, het lijf achterover verzakt tegen den muur. Terwijl hij binnen gedragen wordt, en op een deken gelegd, heeft hij zijn korte geschiedenis verteld. Stond aan de brug die hij moest doen springen. Onverhoeds kogels door de benen, bajonetsteek in de rug. Werd denkelijk voor dood achtergelaten. De Duitsers weg, had hij zich tot hier gesleept op de handen één Kilometer minstens. Mijnheer Pastoor gaf hem de H. Olie; de Zusters zuiverden en verbonden zijn wonden. Daar waren ze pas mee klaar, toen de school een voltreffer kreeg om negen in den morgen. Een bom van groot kaliber duwde muren om, deed gewelven instorten, boorde zich door alles heen tot bij den schuilkelder waarvan ze, ontploffend, een brede hoek vulde met verwrongen ijzeren balken en zware brokken beton. Toen Gaudentia en Denise tot bezinning kwamen, lagen ze naasteen onder een uitgeslagen deur.Eerst dierven ze niet roeren; bewogen toen behoedzaam hand en voet; wentelden zich weg; stonden recht; bevonden dat ze geen buil, geen schrammetje hadden opgelopen. De een zei tegen de andere : waar is je
-- 259 kap? Die hoofdtooi was verdwenen, bleek onvindbaar. In de stofwolk die aan 't bezinken was, niemand te zien, niets te horen. Terwijl de Zusters, wankelend nog en verdwaasd, naar boven strompelen, horen ze kreunen. « Och God ! » zegt Gaudentia, die gewonde soldaat ! » Ze keren terug, luisteren bij den ingevallen hoek, pogen te vergeefs te heffen of te verschuiven. « We zullen hulp halen ! » roepen ze bemoedigend, doch krijgen geen antwoord. Buiten, bij het keldergat, knielt de gewonde, en kermt daar hij poogt vooruit te komen. « Hem hebben we gehoord ! » zegt Denise. Dan komt een gebuur aangelopen die het drietal haastig meetrekt naar zijn kelder, waar de medezusters zich reeds bevinden. Niet voltallig : Teresina ontbreekt. Die is mee met de eerst-ontsnapten, een bevriend gezin dat, in paniek, -een heel eind verder is dóórgerend. Zo beweert een vrouw, maar Moeder Overste kan zich niet herinneren, Teresina bij die mensen gezien te hebben. Tijd tot nadenken is er niet : allen willen weg, direkt
uit dit dorp dat doods en verlaten ligt, en waarin de ene steen niet op de andere zal blijven. De bommenwerpers komen over met golven, en werpen telkens opnieuw hun dodelijke lasten af. Zonder kap echter gaat géén zuster gaarne op stap. Gaudentia zal zich wel in het klooster wagen. Wat is het er vreemd en benauwend! Een verwoesting alsof een wervelwind, een tornado alles dooreen had geworpen. Op de logeerkamer ziet men de bres waardoor de bom insloeg, maar geen opening waarlangs ze uitbrak. Die verhoging in den keukenvloer verbergt een niet-ontplofte torpedo : schuin steekt uit haar van vleugeltjes voorzien uiteind. Lustig blijft de overgeknapte waterleiding spuiten, maar de Zuster weet waar ze de hoofdkraan sluiten kan. Jammer dat men zoveel goede dingen moet achterlaten... 't Is waar ook : niemand nog kreeg nat of droog
-260 over de lippen. Dus proviand meenemen. Sluiers zijn niet te bereiken, daarvoor moeten dan maar zwarte schorten dienen. Er is een lief kind van zestien jaren, een toekomstige postulante, dat zich nu al uren bij de Zusters houdt ondanks goede, en daarna bijna strenge woorden van Moeder Filomena, die zegt dat een kind bij zijn ouders moet blijven. Het meisje is gans opgelucht wanneer ze het ouderlijk huis verlaten zal vinden : « nu moet ik u wel vergezellen, niet waar? » vleit het. Voor allen is de enige veilige uitkomst : Bilzen, in rechte lijn weg van het kanaal. En de Zusters hebben er een hospitaal. Het wordt een bewogen reisje, want aanvankelijk gaat het van kelder tot kelder. In één ervan zit Zuster Gaudentia, op een laag bankje, met de rug tegen een schapraai. Een bom in de buurt, een kleine aardbeving, en het meubel valt met heel zijn inhoud van potten en pannen over haar heen. Over onbeschut terrein kruipt men op handen en voeten; soms ligt men languit in een, greppel; dan weer zoekt men dekking onder struik of haag. De plaats is aleens bezet door een soldaat die met beide handen het staande geweer omklemt, terwijl niettemin zijn vingers den rozenkrans doen voortschuiven. « Ja, Zusters, onderbreekt hij zijn aandachtig gebed, als ge uw makkers van de kip (verhoogd terras langs het kanaal) hebt zien afrollen als dode konijnen van een zandberg... Wie daar één ogenblik buiten dekking kwam, werd weggemaaid. Lang vorderde het groepje door een hollen weg, het strooien dorp genaamd. Aan de kapel mag men niet verder, daar staat een batterij. En op de Rijksbaan Bilzen-HasseltBrussel mag ook niemand meer door. Wachten dwingen de vluchtelingen de villa van Meester Bergers te betreden. De kelders zitten reeds proppensvol soldaten. Daarom gaan de nieuwgekomenen door de gang naar een achterkeukentje,
--- 261 verlopend in een stalleke. In die enge plaats staan ze, voorlopig op een rij. Van af de gang : eerst Gaudentia, waarneven Zuster Denise; dan het postulantje, Maria Geurts,. waarnaast Zuster Bertulfa. Eindelijk, reeds in het stalleke Eerwaarde Moeder en Zuster Calasans. Ze staan er als om gekeurd te worden... Moeder is niet gerust nopens Zuster Teresina. « Och s: sust Calasanctia, die is misschien al in Bilzen! » Toch niet. Veel verder. Ze lag bedolven onder de ingestorte hoek van de schoolkelder. Zij was het, die Gaudentia en Denise hadden horen kermen. Rond elf uur vernam een soldaat een gekreun als van een kind. « Iemand daar? » riep hij. « De Zuster » klaagde een zwakke stem. Die soldaat mocht zich niet ophouden., Om twee ure hoorde een voorbijganger het zielig stenen langzaam uitsterven... Och, die tiende Mei lagen overal niet-te-redden slachtoffers, uren lang, onder balken en puin te zieltogen. Terwijl radiozenders het over de wereld uitjubelden, hoe sekuur de einmarsch geregeld _ was, en hoe planmiissig hij vorderde. Teresina, 32 jaar oud, was een geschikt zoenoffer bevonden. Christus ging er hier ook nog enkele uitkiezen, om ter sterven, of om te lijden. Vliegtuigen gierden nader. Losbarstingen daverden. Angstig drukte Denise zich tegen Gaudentia aan. Ze fluisterde : de volgende is voor ons. Een razende knal bij de voordeur. Denise slaat voor= over, het hoofd van oor tot oor gekloven. De voorste helft klapte neer over mond en kin. Neven haar stortte het meisje Maria ten gronde, haar hoofd opengebarsten, als een te rijpe vrucht, vanaf de nek tot tussen de ogen.
— 262 -3ertuif a zakt ineen in den hoek. Onder het schouderblad -gaapt een wonde waar ge de vuist. kunt inleggen. Gaudentia heeft géén ontploffing gehoord; alleen maar een verblindende klaarte gezien. « Dat is de hemel ! » denkt me. Wijd wil ze de ogen opensperren, doch alle licht is gedoofd. Hoe kwam heel haar rechterzij zo nat? En haar eren tuiten van een vreemd geraas. Pijn voelt ze niet. Ze .moet maar enkele stappen doen om in den hemel te zijn. Van uit het stalleke zien Moeder en Calasanctia de zuster, tastend en wankelend, opstaan. Daar ligt iets in haar weg, maar ze stapt erover. Met de handen saam als -wie ter Communie gaat, treedt ze op het stalleke toe. Ineens stuikt ze voorover. Maar ze wéét het. Bezwijmen zal ze niet. Iemand rent naar den Ambulantiedienst van het leger : -twee zwawrgewonde zusters moeten geëvacueerd worden. De mannen voelen er niets voor, een bombardement te trotseren en weigeren. « Die villa ligt in onze sektor niet ». Ze lag er wel in. Daarop springt Meester Bergers op zijn fiets en jaagt naar Mopertingen, een half uur ver. Ook daar weigeren de militairen, uit te rijden. Meester Bergers is verontwaardigd. < Altijd waart ge present om uw soldij op te strijken, weest nu eerlijk om dat geld te verdienen! » Na veel verloren tijd komt de wagen, met draagbaren, in beweging. Zuster Bertulfa stapt nog naar de ambulantiekar. Gaudentia wordt gedragen. Ergens in een kelder geeft een legeraalmoezenier haar de H. Olie. Verder, in een schuur, dient men haar de eerste zorgen toe. Het gezicht van de zuster is gezwollen, zo dat de ogen hermetisch dicht zijn gedrukt. De linkerhelft is rood, de rechter zwart. Over het voorhoofd ligt een zenuw bloot. Fén arm vertoont 24 wonden, waarbij één brede en diepe. Een stuk hout drong, bij de pols, schuin in de hand : al de beentjes van die hand steken recht-op, dwars door de
-- 263 -huid. Van schouder tot voet loopt een lange resem wonden.. Een ervan schijnt diep doorgedrongen. Men zal bevinden dat een scherf ijzer in de lever zit en het niet durven uithalen. De, zuster hoort alles wat men zegt, maar kan niet bewegen. Zo laat zij zich een tweede maal berechten aan den avond. Ze geraakt tot bij haar medezusters- in het: hospitaal te Bilzen : niemand herkent haar. Een Duits, geneesheer doet haar naar de ogenkliniek in Maastricht vervoeren. Bijna bezwijkt ze aan een longvliesontstekiig. Na acht maanden gaat de grote armwonde toe; na zeven jaren zal de leverwonde nog etteren. Maar én Zuster Ber-tulfa, én Moeder Gaudentia zijn allang aan de slag.
,
De Maandag na 10 Mei kwamen Zusters uit Bilzen naar het verwoeste kloostertje kijken. Een aantal Maastrichtenaars legden een levendige belangstelling voor leegstaande huizen aan den dag, en hadden in hun eigen voordeel een, recuperatiedienst ingericht. Wat in het klooster achter-. gelaten werd, konden de Zusters goed gebruiken. In eens: kast op de logeerkamer, op de bovenste plank, lag een: stapeltje dekens. Ze konden juist tot aan de onderste reiken, maar hoe lastig viel het, die van onder de andere uit te trekken! Er lag een gewicht op den stapel, iets als een beeld... Hoe gauw waren ze uit die kamer weg, toen dat. beeld zich verduidelijkte tot een luchttorpedo van 1 m. 3fl
,
Op straat reed een open camion voorbij. De lading?' Lijken, in dekens of stukken doek gewikkeld. Aan de kleren: herkenden de Zusters : Denise. Acht dagen later werd het kloostertje weerom in ge-bruik genomen. Geniemannen braken de bom uit in de`keuken. Met man en macht werd twee volle dagen gewroet: in den schoolkelder om bij het lijk van Teresina te geraken.. De zuster was goed herkenbaar, maar zwart-blauw. Gestikt.,
-
-
- - 264 --
BIJ HUISARREST.
Vrijdag 24 Mei. Radio- en ander nieuws. . We genieten een goddelijk Meiweer, dat met de dag milder en lauwer wordt. Het moet bijna dichterlijk zijn, voor verloren of vergeten verminkten en gewonden, langs veld en bos liggen dood te bloeden... Met de afnemende spanning doet zich de vermoeienis gevoelen : ik ben zeer ziek opgestaan vanmorgen, en moet terug het bed in. De zuster zet de Radio aan, waarin Duitt. ers roerende of indrukwekkende meerstemmige liederen zingen. Mij schijnt het tegennatuurlijk, dat mensen zingen kunnen wanneer reeds tienduizenden van de hunnen gesneuveld zijn, die toch vader en moeder, of vrouw en kin-
deren hebben. Echter, nopens de wonderen van de onheilige Propaganda zullen wij, tot aan het einde van tdeze model-oorlog, bijleren. Van tijd tot tijd komt iemand aan de knoppen van het toestel frutselen. Dringt bij uitzondering, een niet-Duitse ,stem dóór, dan spreekt die over vluchtelingen, of zij is, van een vluchteling. Vriend en vijand slepen onthutste mensjes vóór de micro, die in bijzonder onbeschaafd, liever dan in algemeen beschaafd Nederlands, hun wedervaren moeten vertellen. Soms eindigt hun relaas abrupt : de geimproviseerde sprekers snapten niet welke Propaganda ze moeten steunen, en werden haastig verwijderd. Over binnenlandse oorlogsfeiten zwijgt de nationale zender in de twee landstalen. Wordt een beduidende slag bereid? Of werden harde klappen ontvangen? -
Duitse vliegtuigen razen rakelings over de daken... En in het holle van de nacht naderen bonkende slagen, driemaal twee vèr, viermaal twee nabij. Mijn deur kraakt en een angstige stem oppert : « Ik geloof dat het klooster
265 — in brand staat. » Inderdaad, een vreemd, vaal licht valtdoor het open raam. Ik wip er naartoe en groet een kennis uit het jaar zeventien : een traagdalende, zijwaarts afdrijvende lichtkogel. Langzaam schuift de zwarte schaduw van het huis over de bleke velden. Er is ook iets, nieuws te zien : gulden droppen en streepjes die horizontaal door de lucht worden gespoten. Lichtende Mórsesignalen?... Later zouden wij pas van « tracérende; kogels horen. En begrijpen dat een Engelsman daarboven vervolgd werd, die bommen had uitgegooid. In de namiddag rijdt eensklaps vóór : de camion van 't Rekems Staatsgesticht de « dépót » of « dippo ». Hik laadt Moeder Medarda af, zusters, en kinderen. « Komt uterug? » vragen wij allen hoopvol. Nog niet. Van wat zouden. bij de driehonderd personen hier leven! « En de Paters zul= len ons erg ongaarne zien gaan! » Moeder staat ons wat. personeel af, en komt benodigdheden halen onder meer een kostbaar tonnetje bruin zeep dat aan de speurzin van d c Duitsers ontsnapte. Onze fraters zijn nog niet hersteld van de verschrik. kingen te Sint Truiden. Om een knal, de zwaai van een zoeklicht, de schijn van een lichtbal stormen zij in 't holle van de nacht de kelders in. Natuurlijk op de voet gevolgd door een aantal Zusters en een bende kinderen, ' die allen gekleed slapen. Maar P. Gardiaan is ertussen gekomen « niemand mag naar beneden, dan nadat hijzelf aan de grote communiteitsbel getrokken heeft wat niet gauw zal gebeuren. « De ergste hazenharten, staat Vader Overste toe, mogen hun bed in de kelder opslaan ». Een jonggetrouwd man uit Neerharen is meegekomen. Sedert 10 Mei is zijn vrouwtje niet meer uit haar kleren. geweest. « Bij het onschuldigste nachtelijk gerucht snapt ze ons kleintje en springt de keldertrappen af. Mij krijgt ze niet mee! » Waarop een Zuster me toefluistert : « Mis-.
—. 266 ichien is dat moed, maar of het ook liefde kan heten? » In de andere oorlog was het mij reeds opgevallen hoeveel degelijke, verstandige, en op moreel gebied moedige mensen belachelijk vreesachtig worden bij lichameIijk gevaar, of enkel de schijn ervan. Een kwestie van zenuwen, waarschijnlijk, en een kwaal die moeilijk te genezen valt. Wie niet bang is, kijkt vanuit een aanzienlijke hoogte op de schrikachtigen neer. Ten onrechte, feitelijk. Want zijn niet-bangzijn is ook een lichamelijk iets, geen noodzakelijk verband houdend met wilskracht of zedelijke deugd. -Iet is alleen maar komiek, vrouwen, jonge meisjes, onverschrokken te zien, en mannen, soldaten, vreesachtig als 'wezels. Deze jonge man behoudt een conforterend optimisme. -
Volgen a hem hoeven wij niet ongerust te zijn : de Duitser
=krijgt ervan langs, op alle fronten. Zoveel vliegtuigen boven -zijn stellingen verschijnen, evenveel haalt er de Engelsman neer. Geen wonder ook : de Duitse piloten zijn jongens -die geen tien uren in 't vliegen geoefend werden! Onze knecht Martinus heeft een proclamatie gelezen. Volgens mij ik hoor het aan de toon berust zij op geen waar gebeuren, en moet dienst doen als waarschuwing voor wat gebeuren kan. « In een bos bij Genk werd een Duits soldaat gedood. Verdient het Belgisch leger gelukwvensen om zijn moedig verweer, dit is een laffe sluipmoord die de zwaarste straf verdient. Huizen werden doorzocht; zeven verdachten aangehouden; de schuldige krijgt de ko. -gel ». Moeder neemt mee, maar laat ook achter : een zuster of twee, enkele grote werkmeisjes, en proviand. De nieuwgekomenen betreuren Rekem; maar om de kinderen die al een week of wat hier zijn tot de orde terug te roepen, hoor ik de Zuster dreigen : « Braaf zijn, of terug naar Rekem ! » Tot mijn genoegen ik ben immers Rector! --werkt het! -
-
- 267 -Zaterdag 25 Mei. Mijn radio is van een verouderd model : men bekomt andere golflengten door de knoppen een eind uit te trek. ken : na afloop vergeet gij ze terug in te duwen, wat bij een nieuwe auditie eigenaardige verwarringen veroorzaakt. Een Franssprekende Duitser : « We schoten 87 vliegtuigen af, verloren er 9. » Een authentieke Fransman « Wij houden de Duitsers staan, herwonnen zelfs terrein in de Argonnestreek... Dat de vijand de kust kon bereiken, was te wijten aan een gaping van 25 Km. breedte in ons Bapaume-Sommef ront. Vanuit de zee en vanuit de lucht bestoken wij de kolonne die Boulogne binnenrukte; zij moest van de haven naar de voorsteden wijken. Kales wordt nog niet aangevallen. Aan dit koeltjes doorgegeven bericht voeg ik onwillekeurig toe : « à bon entendeur, salut! Die doorbraak is een ware ramp! En toch, zolang de vijand niet naar Kales kan oprukken, of in het Noorden wordt teruggedrongen... Over ons front één aanduiding : « De Duitsers oefenen druk uit op Gent, Oudenaarde, en naar het Zuiden. » (Eigenlijk hadden de Duitsers gisteren reeds de Leie bereikt, en zelfs die rivier bezijden Kortrijk overschreden). Verder legt de speaker uit hoe fantastisch Goebbels onze verliezen overdrijft en de Duitse minimalizeert. Het had mij dikwijls verwonderd, dat zoveel bladen in de vreemde berichten en beschouwingen afdrukten, onveranderlijk proDuits. Een gemakkelijk kunstje, zegt de Fransman. Goebbels lanceert een tendentieus bericht per radio. Neutrale kranten nemen het op, met commentaar. Waarna zulk artikel door Goebbels vakkundig bewerkt, door Duitse bladen, ook in de bezette gebieden, wordt opgedist als de eigen opinie van de Zweedse, Spaanse of Portugese pers.
-- 268 -=Zondag 26 Mei. Meneer Pastoor maakt gebruik van een reeds talrijke opkomst om over restitutie te preken. Ook in de naburige dorpen wordt dit zeer actueel onderwerp behandeld, maar nergens met tastbare uitslag. Wat een verschil met October Veertien, toen de vluchtelingen uit Holland terugkwamen, woning en stal en schuur geledigd vonden, en hun beklag deden bij hun priester! Nadat deze gesproken had, kregen wij, Paters dat was rond Brabants Mechelen het erg druk met mensen die op de gekende bescheiden wijze, onrechtmatig bezit terug bij de eigenaars wilden besteld zien... Heden schijnt het belast geweten niet meer tot de klasse der knaagdieren te behoren. Piet, onze huisschilder, is als gedemobilizeerde uit
Holland terug. Veel, verontschuldigt hij zich, heeft hij niet meegemaakt, maar kan toch het een en 't ander meedelen. Een. heer aannemer uit Maastricht daagt op, vriend van den huize hier, en die wil ook zijn duit in het zakje doen. En daar komt onze geneesheer om de hoek gereden. In een kring staan wij te praten over het oorlogsgebeuren. Wat ik toen vernam, zal ik nu aanvullen met feitjes later vernomen, want hoe vaak kwam men op dezelfde onderwerpen terug! Vooreerst hadden wij het over het spoedig, rampspoedig, en onverklaarbaar zwijgen, op 10 Mei, van Eben-Eimaal. Dit was dus, volgens Goebbels, « het modernste en -sterkste Fort van de hele wereld. » Vier kilometer gebetonneerde gangen eronder, met hermetisch-sluitende deuren tegen gassen. De bovenwerken liggen op een echte kaap, 70 meter boven het omliggende Maas- en Jekerdal, ongenaakbaar ook door de verwijding van het Albert-kanaal, en de kloof waardoor het zich Westwaarts wendt. Op de heuvelrug ligt de toegang versperd door prikdraadvelden; en, van
--y 269 de Siegfriedlijn afgekeken, lopen daar eindeloze rijen driepikkels uit gewapend beton : bij de koppen gebundelde palen als dukdalven vóór de doorvaart van een brug waardoor geen tanks kunnen heenbreken. De bezetting was 1600 man sterk. « De vuurmonden beheersen Maastricht, Hasselt, Tongeren, Luik, en Aken, dus ook al de bruggen en sluizen van het Albertkanaal. » Welnu, dit verdedigingswerk, dat millioenen opslokte, schijnt zonder slag of stoot door de vijand ingenomen te zijn. De Duitsers spraken dus enkel van : « dank aan onze nieuwe strijdwijze.. De volksmond mort over verraders en omgekochten. Een beter ingelichte vertelt hoe de helft van de bemanning elke avond de cinémas van Canne bezocht. Toen die troep, laat, op 9 Mei, terug naar het fort klom, werden in 't gedrang 20 Duitse vaklieden binnengesmokkeld, die op hun dooie gemak de ganse machinerie van koepels en kanonnen onklaar maakte. Zulk een gebrek aan kontrool en waakzaamheid vindt een ander onaanneembaar! « Het fort was in Duitsland op natuurlijke grootte nagemaakt. Speciale troepen hadden zich zo degelijk geoefend dat ze ieder vuurmond, ieder koepel, elk lucht- of loosgat blindelings konden weervinden. Met een zweefvliegtuig geruchteloos gedaald, blokkeerden die specialisten de koepels, en spoten giftgassen door alle openingen »... De zweefvliegtuigen, weet er een die intiem met Duitse officieren praatte, dat is het geheim wapen van Hitler, waarover zoveel fantastische veronderstellingen de ronde deden. Een advocaat die één week voor Invalsdag zich nog in Duitsland bevond, had zulk een « zwever » gezien. Twintig ton kon hij dragen; dus 250 man; of minder volk, maar dan een tank erbij. Het tuig was lichtelijk gepantserd -eenmaal geland, deed het dienst als fortje...
— 270-De kleine grijze dokter neemt afscheid hij staat altijd onder stoom en Piet vertelt nog wat over
Den Iaag en Rotterdam. Tijdens de mobilizatie hadden enkele incidenten plaats gegrepen, die duidelijk op verraderlijke plannen van de naburen wezen : Hollandse legeruniformen naar Duitsland gesmokkeld; de Gestapo die de grens schendt om Nederlandse burgers te ontvoeren; N-S-Beërs gesnapt, die zich van de sluizen moesten meester maken waarmee het peil van de Waterlinie kon verlaagd worden... Op 10 Mei werd, in meer dan een stad, op eigen soldaten geschoten. In Den Haag regende het in alle vroegte mensgrote poppen, daarna daalden pastoors, nonnen en oude juffers uit de hemel. De begane grond bereikt, verdween dat volkje achter deuren die vanzelf opengingen. Een prachtige autocar vol verpleegsters kwam diezelfde morgen de intakte Moerdijkbrug opgereden. Een sterke post doet de bus halten, en wil papieren zien. De matroon van het groepje stijgt uit; alle stukken in orde bevonden, mag de car door. Maar op twintig meter afstand zwenkt ze dwars, uit de raampjes beginnen mitrailletten vuur te spuwen. De Hollanders sneuvelen, of geven zich aan de vermomde Pruisen over. Onze Piet had iets gepresteerd, die vroege morgen van 10 Mei! Toen hij met zijn makkers op het vliegveld kwam, stonden daar 17 Duitse machines! « Drie willen starten, maar wij schoten in de motor. Van de overige veertien gave maakten wij ons meester. Parachutisten daalden, doch niet één stond op toen zij als zakken op de grond smakten wij hadden ze met lood gevuld! Nieuwe formaties kwamen over waarvan wij 120 tuigen neerhaalden. De piloten waren jonge snuiters beneden de twintig ». Daartegen staat dat, ergens, 400 Hollandse vliegtuigen niet in beweging waren
-~271— te krijgen : de vergaarbakken bevatten water in plaats van benzine. Wat aanleiding had gegeven tot Hollands overgave, nu al twaalf dagen geleden, was een massaal bombardement van Rotterdam. Geruchten daarover waren reeds tot ons doorgedrongen; maanden later zou men er nog over spreken. De Duitsers hadden 300 slachtoffers opgegeven; een weinig later, toen de Engelse Radio het cijfer 30.000 lanceerde, stelde de Duitse het getal 619 vast. Waarop de Engelse het volgend geschiedenisje vertelt. Rotterdam zal een lijkdienst houden voor zijn verongelukten. Een geestelijke kondigt de plechtigheid aan aldus : « dienst voor de 600 slachtoffers van onze stad, waarin begrepen de 7000 van onze parochie. » Onze paardenknecht wéét dat in het bombardement 10.000 soldaten omkwamen. Op de trein zal ik een dame van 80.000 burgers horen spreken. Begin Augustus van dit jaar '40 krijgt een Zuster hier, een doorgesmokkelde brief uit een dorp bij Rotterdam, waarheen haar familie uitweek. Wij zullen daarin lezen : Half verbrande lijken lagen op alle verdiepen uit de ramen, en hingen over de balcons. Bij ons werden vader en moeder, broer en zus, en de dienstbode bedolven. Wat men, na weken, van hen heeft weergevonden, vulde een kist van één meter lengte. Nu nog verblijven 800 burgers, krankzinnig geworden, in gestichten. Negentig Hektaren stad werden verwoest; 18.000 man met 1200 vrachtwagens ruimen puin op, maar na twee maanden is van hun werk nog maar weinig of niets te bespeuren. De eerste nachten na de ramp dierf niemand slapen gaan : vluchtensgereed zat men, gekleed, met pak en zak, op de trappen ». 't Was een echte teleurstelling, toen we, na de vrede, Holland zelf hoorden verklaren dat het Duitse cijfer 619,
--272-
-
of een weinig méér, het ware was. Wij hadden de ganse oarlog gezworen bij die 30.000 van de Engelse Radio en per .soonlijk had ik er een niet ondoelmatige propaganda mee gevoerd. Over Maastricht. Daar was een duister voorvalletje geweest de avond vóór de inval. Men kon de Pruis geen groter dienst bewijzen dan hem staande, geen springende bruggen, in handen te spelen. Onze aannemer heeft een vriend, en met die zijn zoon is heit ge beurd de jongen ligt nu nog in doodsgevaar op het hospitaal. Om elf uur's avonds hield dit piotje de wacht op de spoorbrug. Sluipende gestalten door het donker, een dubbel schot : in de rug van de schildwacht; maar uit datzelfde duister springt een Hollandse kolonel te voorschijn! Die kogelt de aanrander neer, en wipt zijn lijk van boven af de brug, de Maas in. Hetzelfde feit echter zal ik een dag of wat later aldus horen vertellen. De schildwacht staat boven aan de oprij van de nieuwe verkeersbrug, Wijkzijde. De schoten vallen uit de bovenste verdieping van een hoekhuis.. En géén kolonel om de N.S.Beër te straffen, en zijn lijk op te ruimen... Het zal gewoonlijk zo gaan : drie tot vijf geheel verschillende lezingen voor één geval. De aannemer meent dat de democratieën voor goed hebben afgedaan, en dat wij vakkundig tot model-Pruisen zullen worden omgevormd. Hij woont in Wijk, bij de Duitse poort. Welnu, onlifzienbaar verdrongen zich daar, op 10 Mei 'smorgens, in en buiten de stad, geschut, tanks, munitiewagens, voetvolk, motorrijders en ruiterij. Bedaard, en eerder opgewekt wachtte deze macht op het in orde brengen van de vernielde Maasbruggen, tijdig opgeblazen. De metalen vervangstukken, ge~
-
— 273 meten tot op één centimeter en klaar tot de laatste riveernagel, hadden de « pionieren » meegebracht. Na 50 minuten reeds rolden er de zwaarste vrachtwagens over ! Wel te verstaan had de Duitse bevelhebber, om tien uur, de overgave van de stad geëist, en verwittigd dat, moest tijdens het herstel van de eerste brug één schot vanaf de overkant vallen, van het antieke Maastricht maar weinig zou overblijven. Geschut en aviatie kennen hun werk! Terloops laat de heer zich ontvallen dat ik bij aangehuwde familie van mij, in Rekem, een nicht kan ontmoeten. Waarop ik, het binnen blijven al lang moe, mijn fiets bestijg, door Gellik, Briegden, Lanaken, Pietersheim, Neerharen en Rekem trap, zonder één Pruis te ontdekken. Vernederend, vexerend, hoe gerust die mannen zijn in onze onderwerping. Een officier zou het later aan zijn gastheer zeggen « In Polen kan achter elke boom een moordenaar staan; in Holland voelt ge dat ze koken; de Fransen zouën je omver steken met hun ogen; maar hier in België voelen we ons Zo lang als dat duurt » dacht de gastheer. helemaal thuis. Nichtje, die inwoont bij mijn ongehuwde zuster te Maastricht, vertelt over haar eerste oorlogsdagen. Het huis ligt in het antieke stadscentrum, en de kelder is kil en vochtig als een rotskrocht. Toch daalden zij erin, die tiende Meinacht, niet zozeer om het geroezemoes in de lucht, maar om de blijde verwachting waarin zij zich sedert negen maanden bevond. Om kwart na vijf : aardbeving, rinkelen van ruiten en ratelen van dakpannen. Zonder « pas op! » te roepen is een deel van de oude brug gaan vliegen. Nadat de nieuwe en ook de spoorbrug van hun pijlers wegsprongen, zoeken we toch maar de officiële schuilkelder op, de ondergrondse bewaarplaatsen van een groothandelaar in wijn en likeuren. Tante vulde een valies met kostbaarheden, zette het op ta-
--274— fel, en vergat het mee te nemen. Niet lang hielden wij het in de schuilkelder uit : het publiek was er te zeer gemengd. Gerefugieerden hadden zich bij de geburen gevoegd, en die toonden hun dankbaarheid jegens de eigenaar van de ondergrondse lokalen, door te stelen als raven en flessen met de bak weg te slepen. Bij de ene brengt de oorlog het mooiste en edelste naar boven, bij de andere het tegen-overgestelde. ,
Niets hebben wij gezien van het formidabele leger dat België ging overrompelen. Wij zaten nog in de kelder toen op Pinkstermorgen de Engelsen de herstelde brug kwamen stuk gooien. Het vreselijk sekuur Duits afweergeschut dwong hen zo hoog te blijven, dat enkele bommen honderden meter van het doel vielen, en vijftien burgers het leven benamen. Toch waren die projectielen niet totaal nutteloos geweest : ze verwoestten de achterbouw van een krant die in veertien-achttien reeds akelig Duits deed. Mijn gehuwde zuster woont in Wijk, tussen de twee bruggen in, zodat op 10 Mei ramen- en dakschade enorm was. Het bombardementje op Hoogdagmorgen werd door -ons mansvolk geacht, het eerste van een reeks te zijn. Dus moesten vrouwen en kinderen in veiligheid gebracht, best naar Bemelen, een dorpje verscholen in een groene heuvelplooi, en slechts vijf K.M. van de stad verwijderd. Onze Nes is niet vreesachtig, en had niet de minste zin haar have in de steek te laten. Zij haalde al haar geld, waarden en kostbaarheden uit, legde ze op tafel met de bedoeling dat het mansvolk de schat in de auto zouden stoppen en haarzelve achterlaten om op het huis te passen. Dat ging ze hun aan de taxi zeggen, maar zij grepen haar -onverhoeds vast, duwden haar de wager: in, en reden vliegens 'weg... 's Anderdaags wist zij ginder, na de Mis, langs een 'veldwegel te ontsnappen, wandelde naar de stad en... vond -
-
-- 275 alles gelijk zij het verlaten had. In de algemene verwarring had niemand bemerkt dat het huis verlaten stond. Die eerste dagen waren bewogen geweest. Gestald of op straat, autos werden aangeslagen. De Pruisen hielden. ze staan, deden uitstappen, duwden de eigenaar een aantal briefjes in de hand, en joegen naar Hasselt en Tongeren.. Zo gauw het donker was mocht geen reepje licht zichtbaar zijn. Enkele Duitsers verwittigden, de meesten vonden. het vlugger en doelmatiger in de verlichte vensters te schieten : die verduisterden dan wondersnel! Een afdoende manier was ook, met geldboeten te werken. 't Scheelde maar een haar of mijn nicht had honderd gulden neer te tellen : ze liet iemand uit, zodat gedurende twee seconden. licht in de straat had geschenen! De N. S. Beërs helpen een handje : zij bellen de politie op om te verbalizeren tegen slordige verduisteraars. De Duitser is bereid te sneuvelen, doch niet voorbarig. Later zal ik een klein lijstje aanleggen van betaalde boeten uit die invalsdagen. Om zogezegd « uitstralend » licht in zijn kerk : 1000 fr. amende voor Meneer de Deken van Hasselt. Voor de Ursulinnen van Diepenbeek : 3000. Voorde Conventuëlen van Leuven : 1250. Voor de Broeders van Liefde te Gent : 175000! Een Franse Zuster vertelt dat depastoor van haar dorp, toen de Duitsers paarden in zijn. kerk stalden, gemompeld had : « Boches! » Kosten van deze verzuchting : 200.000! Men voert geen oorlog voor het genoegen alleen : er moet wat op verdiend worden. Een aanzienlijk aantal Maastrichtse en gerefugiëerde « dames » zorgen dat de invallers zich niet eenzaam voelen : ze hossen met de « beschermers » over straat en laten zich door hen tracteren in de cafés. De bezetter moet haar offer-vaardigheid bekoelen. Ik liep even in ons klooster aan voor een haastig soeen het doet mij terugdenken: peetje in de keuken. Ik zie
276 aan mijn verplegersleven hoe onze Max, onder vrouwelijk commando, heel aardig leert draaien en draven. Deze experiëntie bevestigt hem, verzekert hij, in de ouwejonkmansvocatie. Terwijl ik, op de terugweg, tegen een onweer moet schuilen aan de Kiewithmaalderij, praat ik met een man die ook onder de poort-luifel, op het einde van de bui wacht. Hij was niet gevlucht, en zat thuis met zijn jongen van vijftien jaar toen de Duitsers bij hem binnenstapten. De kleine schrok, sprong door de achterdeur weg en rolde als een rat de hei in. « Waarop zij mij, eerwaarde pater, buiten tegen de muur hebben gezet. Mijn armen moest ik wijd openhouden, en zij stonden met vieren tegenover mij, schietensgereed. En ze schoten ook, ieder éénmaal, langs mijn oren, onder mijn armen. Ze degen 't veur te lache, begreep iech later, mè iech heit zoeget gein lachpartij! In het gesticht is geen stroom, maar rond de middag berichtte de radio dat de Franse en Engelse piloten wonderen verrichten door hun moed en behendigheid. « De Duitser is piloot na 52 uren vliegen; de Verbondene na 5 jaren oefenen. « Op het Vlaamse front vechten Engelsen, Fransen en Belgen als leeuwen. » (Bedenkelijk blijft het, dat nooit een juiste frontlijn wordt aangeduid...) Iedere nacht zullen er in de verre omgeving ontploffingen en afweergeschut hoorbaar zijn die niemand meer verontrusten. REDDITIE ! r Ik moet eventjes, deze 28 ste Mei, terug naar Reken ons het discretoriurn, de maandelijkse raadsvergadering bij Pater Gardiaan, bij te wonen. Om elf uur ben ik er, en juist slaan wij een kruis om
277 te bidden, wanneer een daverende triornfmarsj beneden, in de Radio, losbarst. We luisteren, een weinig ontzet : zeker weer een overwinning van (le Pruis... P. Gardiaan begint de rekeningen af te lezen, maar haastige stappen naderen in de gang, een harde klop op de deur, bleek en ontdaan staat P. Cassiaan in liet deurgat en zegt : « De Koning heeft zich overgegeven! » Die heren swegen stille, si en gaven geen geluyd. We zitten daar verpletterd, letterlijk. Onze eerste idee is Fransen en Engelsen hebben hem niet geholpen! Dan : er WilS een slechte geest in liet leger, misschien weigerden de soldaten te vechten? Of handelde de Koning, die sedert de inval geen rustig uur heeft gekend, altijd maar moest terugtrekken, waarschijnlijk geen oog kon dichtdoen in een vlaag van neurasthenie? Want de ministers, vervolgt P. Cassiaan, zijn liet met de Koning niet eens. Gisterenavond hielden zij een buitengewone raad in Parijs. Om 4 uur deze morgen nam de Koning liet besluit. Om 8 ure verklaren de ministers, te Parijs, dat zij met de alliés willen voortvechten tot het einde. Om fl ure blies en siste Renaud zijn invektieven uit de Radiokast : ... « hij geeft liet op zonder ons te verwittigen... de linkervleugel van de Engelsen ligt bloot » ... Zijn vader Albert zou zus en zijn vader Albert zou z6 hebben gedaan... Daarna draaien ze ons oude platen af over Kardinaal Meicier, en hoe die weerstond aan Von Bissing. - Wat zegt Londen? Londen blijft opvallend kalm. Moeder Medarde is het hart in. Verschillende Zusters wenen. Alleman is droef, terneergeslagen; het klooster is stil of er een dode in huis lag. Bij iedereen domineert elk ander eoekn hartgrondig niet liet zielelee 1 van de Koning. T reveIig sluit men de zeg e fanfaren van de Duitser-,
-- 278 af. Vals klinkt de triomftoon van Hitler wanneer wij hem horen uitroepen : « Op achttien dagen hebben wij het Belgisch volk, onze moedigste tegenstander, gedwongen tot gave. » Beter dan iemand kan hij weten welke middelen hij heeft gebruikt om dit resultaat te bereiken : Overmacht van buiten uit, verraad en verdeeldheid van binnenin. Een zwaar onweer steekt op, dat gevolgd zal worden door grauwe, kille dagen, geheel in overeenkomst niet onze gedrukte, wrokkige stemming. Bij stromen valt de regen wanneer ik, rond drie ure reeds, op de terugweg naar Gellik, het station van Lanaken nader. Het Hotel Astrid is nog op de vlucht, dus schuil ik in een ander café, bij onbekenden. Ik zet mij op een bank tussen twee zwijgzame, neerslachtig uitziende mannen. In weinig woorden zullen zij mij de reden meedelen van hun verdriet. De ene is van Gellik, en de vader van Lieske, dat kleine meisje 's nachts in de bossen gestorven toen hij met zijn vrouw uit Roeien naar Zoetendaal vluchtte. De andere is van Lanaken zelf. Met zijn tweeling, meisjes van 21 jaar, sloeg hij de weg naar Hasselt in, geraakte zijn dochters kwijt in het gedrang, en weet na achs ttien dagen nog altijd niet wat van die twee geworden is. Een eind verder, aan een tafeltje, zitten een reusachtige kerel, een herder, schijnt het; een monumentaal wijf dat nog niet lang in Veldwezelt woont, en een jongere vrouw. Terwijl het buiten blijft gieten, praten zij. De l7de, zegt de jongere vrouw, waren de Duitsers al te Brussel, de 18de in Antwerpen. Zij was tot in Gent geraakt, dat zich een dag of vijf geleden overgaf. Op haar terugreis tot hier had ze geweldige verwoestingen gezien. Volgens haar had de Koning het van 't begin-af moeten opgeven : « Tegen de Pruus kin niemand op ». De dikke zit niet een aantal kinde•er, en met niets dan haar handen om ze in 't leven te houden. Haar huis te Veldwezelt, in de buurt van de brug, ligt plat, en wat zij
279 in de kelder had geborgen, werd gestolen. Van haar vader weet niemand waar hij naartoe is of wat van hem gewerd. In het dorp zijn ze nog altijd lijken aan 't opgraven van onder de puinen : 40 burgers tot nog toe, en 82 soldaten. Die in de abris zaten waren gestikt, doordat de Pruisen giftbommen door de openingen hadden gegooid. Zij ook meent dat de soldaten het direkt hadden moeten « teneer gooie. W at geef iech t'rum of iech Belsj of Pruus bin, es iech mer te ete hub! » Het idealisme van de herder staat nóg ettelijke streepjes lager. « Het kon niet anders dan uitdraaien gelijk het is uitgedraaid. Die belachelijke grenswachters! Niemand telde in Lanaken dan de grenswachters. En wat konden ze? Zuipen en vrijen en met hun pots paraderen. En spreek miech neet vaan de offecere! Kwamen ze een café binnen, dan moest de werkman eruit : « gaank tiech mèr op 'n aander ». Wie zou voor zo'n hovaardige stinkerts willen vechten, en aan één frank per dag! Het Vaderland! zeggen ze. Het Vaderland heeft nooit belet dat ik moet werke. De Pruus zal miech auch m'n ete neet veur niks geve, mèr es 'r beter betaolt, dan liever Pruus es Belsj! » Tot mijn groot genoegen laten ze mij buiten deze hartverheffende conversatie. Wat ga je met mensen als deze redeneren? In 't Gesticht weet de goede Martinus mij te vertellen dat in de Radio, de eerste minister van Frankrijk onze koning uitscheldt voor landverrader. « Mag dat zo maar? » Zusters, die uit zijn geweest zagen in Briegden de eerste Belgische soldaat terug van de capitulatie. Die had geen tijd verloren! Hij wandelde, ransel op de rug, naast zijn vader. Verleden nacht viel een bom te Lanaken, in de Bessemerstraat. Een half uurtje van daar, bij de Zusters van
280 Smeermaas, gilde de inwonende geestelijke alarm, liep op zijn sokken naar de kapel, greep de Ciborie, en belandde roet het « geredde » H. Sakrament in de kelder. Vandaag 29 Mei opent de school haar deuren. Genoeg kinderen dagen op om twee Zusters en één juffer werk te geven. De meisjes vertellen dat een trein vol Belgische soldaten te Bilzen is aangekomen. En ze weten nieuws uit de Radio : De Koning had geklaagd dat 20.000 dienstplichtige Limburgers niet waren opgekomen. En dat 450.000 man de wapens hadden neergelegd, simpelweg weigerend te vechten. De redditie is het onderwerp van alle gesprekken. De meesten voelen spijt en schaamte. Waar blijft onze goede naam van Veertien-Achttien? Weerom worden staaltjes opgehaald van liet onwaardig gedrag van sommigen. « In Eygenbilzen gaven zich 260 man van liet Elfde, wapens weggeworpen en handen omhoog, aan 3 Duitsers over. Op het front in Vlaanderen liepen ze met ganse companies, een handdoek aan de bajonet, over naar de Duitse linies » ... Ieder weet een voorbeeld aan te halen van anarchie en déf aitisme, en ieder keer volgt de conclusie : wat kon de Koning met zulk leger beginnen? En dan wordt opgehaald wat hij reeds had doorgemaakt. Het nog altijd geheimzinnig en tragisch overlijden van zijn vader; Astrid verongelukt terwijl hijzelf aan het stuur zat. Hoe hielden hèm, de laatste tijd, onze politiekers niet voor de gek, met hun vallende ministeries, waarna de Koning altijd naaar nieuwe conversaties moest aanknopen met de partijhoofden; die zich lieten pramen, toezegden, en hun woord weerom introkken. En nu : verlaten door zijn soldaten, gedésavoeëerd door zijn ministers, geschandvlekt door zijn Verbondenen ondanks zijn beste wil en bovenmenselijke inspanning. Wat zaal. de toekomst hem brengen, na de neerlaag, na de overgave laan een kerel van niks gelijk Hitler?
--- 281 --De Radio raast als dol. De Duitse vangt het geschreeuw van de krantenverkopers op te Brussel : La reddition de ]'Armee Beige! Ze verhaalt hoe goed de Duitse soldaten voor de Belgische vluchtelingen zorgen. De Fransen worden bezworen, hun goevernement te verjagen, en 66k te capituleren. De Verbonden Radio verzekert dat de Engelsen in Vlaanderen verwoed blijven vechten, en dat er nog Franse troepen in Kales stand houden, en Duinkerken nog niet gevallen is. Aan de avond, in het dorp, komen weerom soldaten aan. Ze waren op camions en in autos gesprongen, van Duitsers zowel als van Belgen. Ze vochten te St. Amandsberg, te Ruysselede. « Vóór Tielt lagen de Duitse lijken een meter hoog. Een luitenant van de grenswacht stond opgericht in een kogelstorm, en hij maaide met de mitraillette, hij maaide, in een halven kring, tot hij achter een borstwering van gesneuvelden stond en gewonden. Rond Tielt at, vocht, sliep de Koning met hen mee, in gewone soldatentenue. Maar toen leger en vluchtelingen al dichter werden samengedrongen, en de Duitsers maar ge zaagt dat ze niet wilden hen allen van uit de lucht hadden kunnen uitmoorden, toen zei Leopold tegen zijn generaals « De ministers hebben goed praten achter hun groene tafel, wij mogen geen nutteloos bloed laten vergieten. -,
Eeuwig, zeggen onze Gellikenaars, zullen de 450.000 soldaten en de 500.000 vluchtelingen de Koning dankbaar zijn om hun redding. Een terugkerend vluchteling oppert nuchter, nopens de opinie van het volk : Die enig inzicht verwierven in de reële toestand, en dat is één derde, keuren de koning goed; die enkel voelen en niet nadenken keuren de redditie af, en de Koning erbij.
— 282 HOREN, EN ZIEN.
Hoe is het in Luik? Een dooie dag, of de oorlog gedaan is. 's Nachts geen bommen en overdag geen vliegtuigen. Trekt de Duitser al zijn vliegtuigen boven Duinkerken samen? De Radio zegt enkel, uit Londen, dat de Engelsen daar inschepen. Aan de avond van deze 30ste Mei, belast als landver-huizers en kreupel gelopen, komen mijn zuster Lucie enschoonbroer Winand uit Luik aan. Deze laatste met zijn uitrusting als Maasvisser. Ze konden de tram nemen tot onder in Herstal; te voet moesten ze de bergrug op die weer neerglooit naar Bitsingen. Dààr was geen levende ziel te. zien. In Briegden was er eindelijk een auto te krijgen, maar de voerder vroeg 50 fr. voor twee kilometertjes, en dat vonden ze wat te bar. Zij aanvaardden de lastige reis, omdat de gekste gerucL.ten gelopen hadden over de verwoesting van Gellik, Smeer. maas, Maastricht juist de plaatsen waar hun gehuwde , dochters, en hun twee kloosterzusters wonen. En moge de. lieve Heer de enige zoon beschermen, novice bij ons te Tielt, die met magister en medeleerlingen op weg is naerPau, aan de voet van de Pyreneën ! Of de Luikerforten stand houden weet Winand niet vermits de Duitsers een dóórgang hadden, deze keer, door. Hollands Zuid-Limburg en Luxemburg, lieten ze de forten ten oosten van Luik ongemoeid? Volstrekt alle Maasb ruggen zijn gesprongen, geen oeverhuis waar nog één ruit heel is. Op Post en Universiteit vielen bommen : Engelse waarschijnlijk. Hoewel de Luikenaars gewoonlijk hoog met cie Fransen oplopen, zijn ze deze keer niet over hun vrienden van ginder te spreken! « Ze waren zo gemeen, schelden zij, de vluchtelingen voor hen op te doen marsjeren. De Duitsers, die waren goed voor de mensen! Die deelden wijn,.
— 283 -sigaretten en chocolade uit, en lieten de vrouwen op hun camions meerijden ». De commandantur, gelijk in Veertien, werd gevestigd in het Paleis op de Place St. Lambert. Eindeloze rijen, 66k gelijk vroeger, schuiven-aan voor een « schein ». Een voormalig garçon-de-café, nu een uiterst chiek personage, brengt u binnen; de officieren, achter de tafels, zijn buitengewoon hoffelijk : en doen twintig minuten over één schein. Ook =een manier om reislustigen hun zin te doen overgaan. Winand vroeg me of ik van de Duitse nederlaag te Kamerijk hoorde : 400.000 gesneuvelden as j eblief ! Lucie gelooft géén nieuws meer, ook niet van de alliés : ze liegen tegeneen op. Waar de Fransen door het Walenland aan- en _afmarsjeerden, sloegen ze tot gruizelementen wat ze niet meedragen konden. « De Pruisen mochten van niets profiteren ». En de eigenaars? ,
Een mirakel? In heel Gellik is geen ander gerij te vinden dan een belachelijk laag ezelskarretje, op twee losse wielen die van elkaar wegschijveren. Een stoel erop, zou omvallen. Mevrouw zit dus plat op de bodem, pakken en valiezen over de benen. Winand stapt achteraan met het vistuig over de schouder, als een lictor met zijn fasces. Spreek je met oudstrijders van Veertien-achttien, dan betreuren die hartgrondig dat de Koning niet heeft kunnen stand houden achter de IJzer. Ik eerbiedig hun leed, doch. zou hen kunnen vragen : aan welke kant van de rivier bevond men zich nu « achter » de IJzer? Om drie ure draai ik aan de Radioknoppen en laat uit een plechtigheid in Montmartre. Leden van het gouvernement en vertegenwoordigers van het leger doen eerherstel aan het H. Hart en zullen plechtig een gelofte doen. » Is het mirakel werkelijk gebeurd? Werpen zich eindelijk de
- 284 vrijmetselaars en goddelozen op hun knieën voor Christus? Ik luister naar de namen van aanwezigen. Geen Renaud. Geen Gamelin, niemand van de voornaamste kopstukken. Die de vau public uitspreekt is de oude Castelnau; er is geen woord van te snappen. Maar het driemaal, telkens ho-
ger, telkens luider herhaald Cor Jesu sacratissimuni, miserere nobis! door een smekende menigte, doet tranen in de ogen branden. De Duitse radio verwijt de Fransen hun lage wreedheden tegen piloten en valschermspringers. De Franse zender bestempelt de Engelse aftocht te Duinkerken als een grote overwinning. De Duitse bekent van z6 'n uitlating geen sikkepit te begrijpen, en men voelt een onderdrukte woede in de toon waarop hij zegt : « Alles aan die afgematte, gehavende, gedeinoralizeerde troepen schreeuwt dat het overwonnelingen zijn. » Naar Bilzen.Deze eerste Juni-morgen breekt een forse zon door het mistroostig grauw van de laatste dagen. Dubbel welkom is haar schijn, en het verwijdend blauw aan de hemel, want we staan voor een uitstapje naar onverkend gebied. Er hingen in Lanaken papieren uit, met inlichtingen hoe en waar uien geleden oorlogsschade kon opgeven. Geen mens had enig vermoeden dat het laatste op dit gebied niet geleden was. Voor België was de oorlog gedaan de Pruis zou elders worden verslagen. Moeder laat geen gras over de uitnodiging groeien 7.ij heeft een lijst klaar van ruitenschade, maar vooral van wat er gestolen werd. Met dat documentje, en een medezuster, is ze van Rekemn opgekomen; Bèr en ik moeten mee naar Bilzen om als getuigen op te treden. Bèr is gangmaker en wij fietsen achter hem aan, niet te vlug want er valt Ie kijken.
285 Op de baan, weerkerende vluchtelingen : processie die nog langen tijd zal trekken ! De mensen zijn moe, maar gelukkig de eigen streek weer te zien. Ze leiden zwaar bepakte fietsen en duwen aan kinderwagentjes. Kennissen van Bèr roepen hem toe : « Wij komen van Diksmude. Staat ons huis nog recht? Aan 't Albertkanaal ligt het wrak van een vliegtuig tegen de oever. Op het gunstige punt van de neervaart naar de vernielde brug, links een dalende en rechts een stijgende helling, gaapt een krater van twaalf meter doorsnee. De Duitsers vermeden de hindernis met bovenover te nemen, wat wij nadoen maar wat een halsbrekend neerstorten van deze piste naar de laagste dijk! Werd Noorwegen verweten dat het geen bruggen en banen opblies, onze geniemannen hebben in deze uitmuntend werk geleverd. Een ondernemend Eigenbilzenaar heeft een vlotje geimprovizeerd op vier tonnen. Een halve frank per persoon, en evenveel voor een fiets. Aan simpele nieuwsgierigen durft de veerman 5 frank vragen : dat zal hen leren thuisblijven, lacht hij. De lange, statige Zangerheilaan kwam ongehavend uit de strijd. Op het kasteel hebben Duitsers een Belgische staf vervangen. De tijd dat een belegeraar, naast de stenen stad er een even grote houten timmerde voor zijn troepen is lang voorbij : Hitler vindt bij ons in overvloed schuren, scholen, gestichten en kastelen. Munsterbilzen lijkt nog al gehavend. Op de puinhoop van een huis, bij de overweg, zijn een zestal mannen ijverig bezig met spade en houweel en schoppen : « daaronder ligt een zestienjarig dochtertje bedolven. » Kinderen verdringen zich, nieuwsgierig, rond de delvers... Het krankzinnigengesticht voor vrouwen, dat tevens de •dorpsklassen voor meisjes bevat, kreeg ook zijn aandeel bommen. Het was een ongelukkige ingeving van 't Legerbeheer,,
286 overal de militaire infirmerie in een school te vestigen, ook wanneer die deel uitmaakte van klooster of gesticht : dit werd voor het maar al te goed ingelichte Duitse vliegwezen een te bombarderen krijgsdoel. Met resultaten waarvan we nog zullen horen. Een lange stoet vrachtwagens rijdt naar het station, waar een locomotief, de kop Oostwaarts, te roken staat, voor -een eindeloze rij gesloten goederenwagens. In Duitsland zullen de burgers dankbaar herhalen : De Führer houdt ,woord! Hij had beloofd dat op pijnlijke beperkingen, overvloed zou volgen. -
Het keurig stadje Bilzen heeft geweldig geleden. De Broeders, en de Zusters Sepulchrienen werden rijkelijk met springstof bedacht. Deze laatste zullen een rekening krijgen van 40.000 Fr., alleen voor ingezette ruiten. Op de markt stationeren troepen. Jonge, gave, weldoorvoede kerels. Sedert 11 Mei jagen nog altijd autocars en camions met hulptroepen naar het Westen. Het zijn Belgische heren die op het stadhuis, de oorlogsschade noteren. Voor de eerste maal van mijn leven moet ik, met twee geheven vingers en de geijkte fomule, een eed afleggen. Bèr en ik zweren dat Moeders lijst echt is. 'Eigenlijk is de Overste veel te bescheiden geweest in haar schatting : een massa kleinigheden heeft ze niet in rekening gebracht. -
Er heerst geen drukte op het bureel; waarschijnlijk zijn de meeste geteisterden nog afwezig. Een jonge moeder heeft twee uren te voet afgelegd om te zweren dat ze een ijzeren ketel is kwijtgeraakt. « Hoeveel die waard was? Toch zeker 35 fr. » Nota wordt genomen, en een volgende klager treedt voor. « Kan ik het geld nu niet krijgen? vraagt de teleurgestelde huismoeder, ik heb dirèkt een nieuwe nodig!
-- 287 -Na afloop gaan wij uiteen : ieder van ons heeft eigen boodschappen. Ik rijd op mijn eentje terug naar
Munsterbilzen. Met weemoed, en bijna gegeneerd, kijk ik om naar on-. ze poppenstellinkjes, achter magere prikkeldraad. Wat moe•, ten de voorbijtrekkende Pruisen ginnegappen! Op het gesticht bevraag ik mij naar de oudste onderwijzeres. Zij is er, vermits de klassen herbegonnen. Nog maar weinig kinderen keerden weer, maar vèr zijn die niet gevlucht. Die juffer komt aangehuppeld, een tikje vervallen, maar voorbeeldig opgeruimd voor iemand die « op drie plaatsen haar domiciel heeft, en op drie plaatsen bestolen werd. » Hier werden haar zit- en slaapkamer vakkundig gewied. Haar eigen huis in Waltwilder stortte in; en bij haar twee zusters in Bilzen deelden de Duitsers uit wat zijzelf uit winkel en woning niet konden meenemen. De Duitsers schijnen het als een persoonlijke belediging aan te voelen dat burgers voor hen op de loop gingen. Is het daarom dat verlaten goederen gelden als oorlogsbuit? Op Invalsdag ontploften in Waltwilder, om zeven ure 's morgens, een ronde honderd bommen. De kerk werd zwaar toegetakeld, en van de juf haar huis bleef niets bruikbaars over. Gelukkig was zij met zuster en schoonbroer en nichtje de weien in gevlucht. Daar baden ze, geknield, drie rozenhoedjes, uit dankbaarheid : hun leven had aan een draadje gehangen. Zaterdag-avond gebeurde in een huis langs de Rijksweg een eigenaardig ongeval. Een jongen, even op de vlucht geweest, hoort van kennissen dat in Waltwilder alles rustig is en komt thuis, terwijl het gezin de rozenkrans bidt. Hij doet mee : straks is er genoeg tijd om te vertellen. Stapt een . Duitser binnen die zegt : Jullie hebben geschoten. Hij
— 288 -zelf schiet dwars dóór de jongen, die schier onmiddellijk bezwijkt, en zwaar kwetst hij een dochter. Men kan. niet anders denken dan dat de man dronken was. Hier in 't Gesticht vielen de bommen op een tijdig ontruimde vleugel. De Zusters beleefden hachelijke momenten met haar 800 krank- en zwakzinnigen, wild van schrik, en geen dokter bij de hand. Tien van onze mannen waren al vechtend tot op de binnenplaats teruggedrongen geworden, en wouën er niet van horen, zich over te geven. « Nooit beten zij van zich af. Later hadden Duitse officieren de Overste verzocht hen te willen rondleiden. Toen zij zoveel erbarmelijke mensenwrakken zagen, schudden ze afkerig het hoofd : « In Duitsland houden wij zulke ongelukkigen niet! Wij houden ze, antwoordde de Moeder, en kunnen een hoog percent ervan, genezen, naar hun familie terug laten gaan ». Het Gesticht herbergt twee bedlegerige gewonde Duitsers, en één gekwetste Belg die wij, verbonden en geplaasterd, op een bank in het zonnetje vinden zitten. Ik vraag hoe het met hem is, maar nu merken we dat hij stil zit te wenen. Geschokte zenuwen, waarschijnlijk. Vannacht zal er een eerste heus luchtgevecht boven Gellik plaats grijpen, maar ik word er niet wakker door. Naar Vroenkoven. In Gellik is er beslist op 2 Juni geen Duitser meer te 'zien, en ik doe de goede Zusters begrijpen hoe ik er niet. langs kan, de familie te Maastricht te gaan bezoeken. Na 'het lof zet ik stuur en steven op Veldwezelt, de meestnabije grenspost. De weg op Lanaken en Smeermaas heb ik nu reeds voldoende verkend! De dubbele boog, in gewapend beton, van - de monumentale Briegdenbrug werd als met een cirkelzaag. af gesne-
Foto
SOUL,
De bergflank wuar-In Iiet (onzichtbaar) fort van Eben-Eimaal.
Neerha ren.
— 289 den van haar steunpunten en ligt, twintig meter lager, bij brokken en blokken in het water. Op de oevers van het kanaal rijzen de massieve pijlers als burgtorens. Druk is het verkeer langs deze hoofdweg, en het schijnt een mirakel hoe geen ongelukken gebeuren bij het overzetten van de menigte die gans de dag, op boven- en benedendijken, haar beurt afwacht. Vooreerst is het dalen langs smalle, steile wegeltjes reeds halsbrekend; dan zet ge uw hielen in holten uitgespit in de bijna vertikale dijkhelling, om het schuittje te bereiken; dit kan, veerman inbegrepen, vijf personen vervoeren; één minder voor elke fiets die meemoet. Het veel te lichte en ondiepe bootje wordt in zeer wankel evenwicht gehouden door een eromheen gebouwd vlot, dat vier decimeter onder water zinkt. In het schuitje zelf staat ge in klotsend nat tot over de enkels. Aan de overzij zie ik geen kans mijn fiets, tegen een steilen barm, twintig meter omhoog te duwen. Ik wacht dus tot iemand zich over mij ontferme. Natuurlijk doet dit een brave moeder die haar man kortweg beveelt : « Jeang, die pater zijn fiets naar boven! » Wat Jeang, die reeds een gezwollen pak op de schouders torst, met beheerste geestdrift volbrengt. Rechts van de weg, waar een aantal nieuwe huizen door het springen van de brug dooreen werden geschud, loopt op hoge palen, ettelijke honderden meters ver, een brede strook geelgrauw weefsel die het uitzicht over het wegwendend Albertkanaal, en de spoorbrug, moet benemen voor wie van de grens komt. Tot Veldwezelt liggen de greppels vol Belgische helmen en rugzakken, losse patronen en geweren, granaten en hulzen. Van verre zie ik de van boven tot beneden opengerukte gevel van de Zustersschool, en van nabij de vele dakloze huizen. Aan de grens kom ik te laat : geen vrije doorgang meer; er staat een Duitse post, en een van Hollandse doeaniers. De eerste laten me passe10 -
Q~
290 --
ren, de tweede zijn onverbiddelijk op bevel van de eerste ! Men moet in het bezit van een schein zijn, aangevraagd te Bilzen, op vertoon van een gestempeld stuk van de eigen burgemeester. Ik zou nu wel door het veld naar de heimat kunnen rijden, maar de dag is al te ver gevorderd. Liever profiteer ik van deze gelegenheid om een ritje te doen, dieper de kanaalsector in. Ik zie een eerste soldatengraf : twee scheve latten verbeelden een kruis, waarop, ook scheef, een Duitse helm. In de verte, aan het kruispunt van de rijksbanen MaastrichtHasselt en Maaseik-Tongeren verdringen zich drommen nieuwsgierigen : daar trekken de eerste Belgische krijgsgevangenen voorbij over Maastricht naar Duitsland. Ze marsjeren, schijnt het, ordeloos, lusteloos, zoeken niet iemand te erkennen. Ze zullen wel niet van de streek zijn. Men denkt aan die jongens met meelijen, maar ook met een zucht van verlichting : Ze hebben het er levend van afgebracht! En de gevangenschap zal niet lang duren. Te Hees staat, bevreemdend want onbeschadigd, een motrice van de mazoettram op het zijspoor, daar waar zij, de tiende Mei, wachtte om die van Maaseik door te laten. Een goed teken : twee mannen onderzoeken motor en remmen. Maar hoe zullen ze de dienst herstellen, met al die gesprongen bruggen? Ik word aangeklampt door een bejaard dorpsmens met van Vroenhoven, een dravend jongsken aan de hand. Hij een overbuur van de familie Nelissen aldaar. Hij kent mij, en is zelfs familie van mij, vermits zijn moederzaliger een Thans was. ' Hij wil zijn weervaren op 10 Mei vertellen, en ik : weten waarom hun brug niet gesprongen is. Och! dat was de schuld van de Duitse valschermspringers die in de duistere uren voor en achter de brug neerkwamen. Een korporaal, met het toezicht over de lont van de lading dynamiet belast, stak er het vuur aan. Ze brandde
is
-- 291 en brandde, maar geen ontploffing volgde. Om de goeie reden dat de springstof door zand was vervangen!! Dat wist die jonge man natuurlijk niet, en hij wou gaan kijken wat er haperde. Zijn makkers bezwoeren hem, voorzichtig te zijn : nog pas was er bericht gekomen dat zijn eerste kind geboren was. Hij echter zei : « Ik sta hier in dienst van mijn vaderland », ging, en werd neergekogeld. Zouden wij nu terstond maar eens afrekenen met het gebeurde te Vroenhoven? Vooreerst met dat beruchte BRUGGENMYSTERIE.
Toen de oorlog geeindigd was, zonden hogere militairen stukken naar de voornaamste kranten, nopens krijgsverrichtingen waaraan ze deel namen. De Duitsers zelf, vermeldden wij vroeger, zeiden enkel betreffende het niet-springen van de bruggen te Veidwezelt en Vroenhoven, dat dit te wijten was aan « een nieuwe strijdwijze ». In de brochure « De Veldtocht van 18 dagen », door Saint-Yves, in het begin van de oorlog uitgekomen, luidt het dat de bruggen niet in de lucht vlogen « pour des raisons encore inexpliquées om nog onverklaarde redenen ». In de Libre Belgique schreef een officier de tegenvaller aan een misverstand toe. De manschappen die zich ter plaatse bevonden en met het opblazen belast waren, werden hierin verhinderd; wie zich achter de sektor bevonden meenden dat de opdracht volvoerd was. Maar een ontploffing van zulk een omvang is uren ver hoorbaar, en met geen vliegersbommen, geen zwaarste granaten te verwarren. In een officiële publicatie onlangs verschenen, heet het dat de vijand de bruggen kon behouden, « dank aan een nieuw tactisch ingrijpen ». Bij de aanvang van dit jaar 1947 konden de Zusters
-- 292 van Vroenhoven mij een getypt document ter hand stellen, haar door een derde geleend, waarin de Commandant van de sector Vroenhoven-brug vakkundig relateert, uur na uur, wat er voorviel tussen middernacht van negen op tien Mei, en de avond van de volgende dag. Dit stuk gaan wij ontleden; en onmiddellijk daarna geven wij het woord weer aan onze zegsman van deze namiddag; en later eens aan de Zusters wier burgerlijk verhaal het militair rapport zal verluchten. -
Vroenhoven-brug. Pogen wij, vooraf, de lezers onbekend met de streek een idee van de ligging te geven. Vanuit Tongeren loopt de oude Romeinse weg, nu de Staatsbaan, 18 KM. Noord-Oost naar Maastricht. Nagenoeg lijnrecht, en over zwakgolvend hooggelegen terrein. Op 6 K.M. van Maastricht vertrekt links de verbindingsbaan naar Lanaken-Toernebride. Op 5 KM., een kruispunt : van uit Kesselt komt een veldweg die, rechts, als een dorpstraat naar de nieuwe kerk van Vroenhoven klimt, en dan afdaalt naar de oude dorpskom. Vijf minuten verder overschrijdt een lange betonnen brug het Albertkanaal, zeven-en-twintig meter boven de waterspiegel. Men groef immers voor deze vaart een diepe gleuf met steile oevers, aanzwenkend vanuit Canne en ombuigend naar Veldwezelt -- evenwijdig met de nabije grens. • Een deel van de ontgraven gronden werd, voorbij de oude kerk en het zusterskloostertje, opgekruid tot een kunstmatige heuvel een der « kippen aanleunend tegen de hoger rug die Canne van Vroenhoven scheidt. Drie bunkers beschermen de brug. Een vlak er naast, links : de kop- of middenbunker; twee van weerskanten, op een halve Kilometer -of zo, in de diepte. Hun schietfront
.~ 293 -kijkt over de vaart heen, naar Holland; hun ijzeren deuren openen in de achterkant. Verondersteld wordt dat de vijand opdaagt uit de richting Maastricht, waartegen ook andere. verdedigingswerken, voor zover aanwezig, front maken. Hàt dokument. De titel van ons krijgskundig rapport loopt als volgt :, Enkele bladzijden Geschiedenis van het eerste Bataillon. van het achttiende Linieregiment gedurende de veldtocht negentien honderd veertig. Door Kapitein-Commandant W.
Geen datum. Franse taal. Zestig bladzijden van gemid-deld 28 regels, brede witte marge. Technisch, zakelijk. Geen. beschrijvingen. Of de verslaggever aan een verholen bekommernis toegeeft, zijn eigen verantwoordelijkheid lichter te. maken, daar laten wij de lezer over oordelen. Aleer aan dit relaas te beginnen, na verblijf als gewonde in een hospitaal, en als krijgsgevangene in Duitsland gedurende een jaar of wat, schreef W. naar zijn vroegere strijdgenoten, voor zo ver bereikbaar, om een verslagje te bekomen van hun belevenissen op 10 Mei '40. Met kennelijk sarcasme noteert hij dat de meesten niet antwoordden, en dat sommigen slechts vage en onbeduidende bescheiden inzonden. Eén officier exuseerde zich « dat hij zich niet zo ver verplaatsen kon namelijk van Aalst tot Brussel! Wij zullen dus voornamelijk horen wat W. zelf waarnani. en presteerde : een eng-omschreven gebeuren op een nauwbeperkt terrein.
,
De sector. « Vanaf 1 Oktober '39 tot 31 Maart '40 lagen wij gekan. tonneerd op het Albertkanaal, tussen de bruggen van Kwaad-Mechelen en Meerhout. Duchtig was er al die tijd gewerkt geworden. Over de ganse sektor liep een dubbele prikdraad-.
--- 294 webbe door het veld, en een enkele tegen het water, op den Oostelijken oever. We hadden verbindingsloopgraven gereed, observatie- en commandoposten. Het schootsveld lag vrij en gezuiverd. Toen het bevel tot opbreken kwam, waren wij bezig met het bouwen van schuilplaatsen tegen bombardementen, waarvan enkele klaar waren ». (Hoeveel wel? En had men niet best hiermee begonnen? Nota's van H. Th.) « Het bataillon kreeg rust en parade gedurende de maand April, zodat het op de eerste Mei '40 in Vroenhoven toekwam ». (Dus : negen dagen voor den inval.) « Onmiddellijk viel het mij op dat de verdedigingswerken niet ver genoeg gevorderd waren. « De loopgraven zijn hier en daar te diep, soms 2 m. 50 en dan staan de bovenste boorden 3 meter van elkaar. De wanden zijn niet gestut, of enkel met zakjes aarde, zo-dat ze op menig plaats instortten. Nergens vind ik een geschutstand overdekt. Prikdraadversperringen ontbreken geheel. Alleen bij de kopbunker aan de brug, en bij de laag°gelegen zijfortjes, waren enkele meters draad aangebracht. « Wat schuilplaatsen betreft : tegen weer en wind, enkele. Tegen bombardementen : geen. Commandoposten : niet afgewerkt. Geen dekking voor telefonisten, boodschappers, munitieaanvoer. « Niet één verkeersgracht; zelfs niet tussen de peletons in eerste linie, en de steunpelotons die een eind achteruit liggen. Uitgenomen de brug, zijn de stellingen beschut door het diepliggend kanaal. « De soldaten kloegen algauw dat zij een dóór-en-dóórgekende sektor, stevig in staat van verweer gebracht, hadden moeten verlaten voor een vreemde, waar hetzelfde werk nog grotendeels te doen ' viel » . Nu krijgen we gegevens over de sektor, over troepenverdeling en bewapening. In het kort De sektor beslaat 1800 meter in de breedte, met de ;
— 295 — staatsbaan als middellijn, en de brug als centraal frontpunt. De stellingen lopen langs het kanaal, de voorste dicht bij; de bovenrand van de gleuf, de steunposities een eind achteruit. Als overal is de infirmerie bij de Zusters ondergebracht; officieren, en soldaten met kleine groepjes, liggen bij de. dorpsmensen ingekwartierd. Vooral langs de Rijksweg waar zich sedert de kanaalwerken een « lintbouw » heeft ontwikkeld : één rij, nog niet gesloten, huizen van weerskanten,. met tuin of boomgaard, en daarachter het vrije veld. W.„ de kapitein-kommandant, heeft zijn bevelpost bij de ruimegebouwen van de brouwerij Mertens, rechts van de Staatsli• baan, een kleine Kilometer voor de brug. Hij beschikt over één bataljon, dat in getalsterkte beneden de duizend man blijft. Het bestaat uit 4 kompanies bevattend vier peletons van circa 50 man. Het bataljon be-schikt over zware en lichte mitraljeuzen, kanonnen van 4.7' centimeter, en zwaardere artillerie die achteruit ligt. De be-wapening voorziet geweren en handgranaten; voor de officieren : pistolen en handgranaten. De drie bunkers hebben elk een bezetting van acht tot tien man; schildwachten zijn uitgezet bij en onder de brug. Vier pelotons liggen in de voorste loopgraven; vier steunpelotons bezetten de sektor in de diepte, tot aan de brouwerij Mertens, eindgrens. Alle eenheden moeten telefonisch verbonden zijn onder elkaar; het bataljon tevens met het fort van Eben-Eymaai Zuidwaarts, en de grenswachterskazerne bij Lanaken, Noord-. waarts. Proviand en munitie liggen opgestapeld in boerderijen, achteraan in de sektor. De kompanies hebben aan-. voerders uit het actief leger, de pelotons uit de réserve. W. doet opmerken dat 20 jo van de manschappen op verlof zijn,.. zodat een kompanie maar -160 man telt, en het peloton 40. Op 7 Mei wordt meegedeeld dat 's avonds algemene alarmoefeningen zullen plaats hebben. De nodige voorbereidselen worden getroffen, maar géén sein gegeven. ,
- 96In de namiddag " van 9 Mei hoort . men zeggen dat dec alerte » voor vanavond zal zijn. De mannen denken : « de uitgestelde oefening van eergisteren en nemen geen nieuwe voorzorgen. Zo juist zijn de verloven van vijf dagen heropend, dus kan er van dreigend gevaar geen sprake zijn. De officieren zaten te wachten, in hun Mess, tot halftwaalf . Alles bleef rustig, en ze trokken af naar hun verspreide logementen. Nachturen. Wat volgt noteerde W. in nauwkeurige tijdorde. 12.10. Alarmbevel. 12.35. Algemeen Alarmbevel. Maar niet doorgegeven op reglementaire wijze, zodat gedraald en geaarzeld wordt. Tussen 1 en 3 geraken alle stellingen bezet; munitie- en proviandkarren volgen de manschappen. De munitie wordt aan de pelotonshoofden afgegeven, in plaats van aan ieder soldaat. Een reserveluitenant die het baanvak vóór de brug -moet verdedigen, laadt de hem geleverde granaten niet zodat die onontplofbaar naar de vijand zullen geslingerd worden. Om half drie doet W. een inspectieronde, en stelt vast dat camions die overtollige bagage de « blauwe zakken ' van de manschappen moeten komen opladen, niet verschenen. Opgehoopt voor de cantonnementen, zullen die zakken dekking bieden aan Duitse parachutisten; dat niet één « rollende keuken » klaar was voor 3 ure, hoewel de troep koffie had moeten krijgen aleer naar de stellingen te trekken; • dat de camion die bagage van officieren moet ophalen, -en nog twee andere vrachtwagens, motordefekt hebben. Wagens en goederen zullen de vijand in handen vallen. De verantwoordelijke officier gelukt er wel in, zijn eigen bezittingen te redden;
_
297
dat een massa benodigdheden door de companies sedert het begin van de mobilisatie aangekocht, bij gebrek aan tijd en voertuigen, niet in veiligheid kan worden gebracht; dat het aanbrengen van telefonische verbindingen niet vordert, omdat geen doorgang voorzien was door de vele hagen en - schuttingen. Toch werken de verbindingen om 3 ure, en op kontroolvragen antwoorden de eenheden. « niets te sinjaleren aleren » . .
« De duisternis begint al enigszins op te klaren. Het gemeentebestuur liet zo juist papiertjes aanplakken - : « de verlofgangers terug naar hun eenheid ! « 3.05. Wij staan aan het kruispunt en horen een dof rumoer in de lucht. Zelfs met de kijker valt niets te onderscheiden. Liefst hoorden we nu de vier keukens aandokkeren. Maar 't is waar ook : de laatste weken vielen paarden uit, en vervangnummers hebben wij niet. « 3.10. Alles in orde. Overal rust en vertrouwen. EbenEymaal lost een schot. Zeker een reglementair alarmsinjaaL Het rumoer in de lucht verduidelijkt. Er zijn beslist vliegtuigen in aantocht. « Eensklaps zijn ze daar. Uit de richting Maastricht.o Talrijke vliegtuigen die er een tweede op sleeptouw hebben: het zweeftoestel! Boven de brug en het kanaal splitst zich de groep, en sommige tuigen dalen geleidelijk. De nacht schijnt minder duister. « De afstand tussen vlieg- en zweeftuigen groeit aan; boven de stellingen zakken ze tot op 200 meter. Onze mitraljeuzen knallen, de vliegtuigen stijgen. Maar de zwevers zinken zo laag dat ik ze niet meer kan zien. De mitraljeuzen blijven vuren, en geweervuur verhevigt. Daaruit besluit ik dat de zwevers geraakt werden en neergehaald. (Een viel tegen de oever, met de vleugel langs de helling van. 't kanaal.) Geen twijfel meer mogelijk : de oorlog is begonnen! « 3.30. Ik spoed mij naar de commandopost en doe door-
-
-- 298 -°seinen : « Verscheidene vijandelijke vliegtuigen neergehaald in eerste linie. » Van post tot post bereikte dit bericht de legerstaf . ( 3.40. De dag klimt snel. Over de rijksweg krijg ik duidelijk uitzicht tot op 500 meter. Vliegtuigen zichtbaar op 1000 m. hoogte. Met enkele officieren keer ik terug naar het kruispunt. Een lichtgewond burger, en soldaten, melden dat valschermspringers van op 20 m. hoogte in de lijnen neerstreken. Meer dan één werd gedood aleer de grond te raken. Eensklaps hoor ik Duits praten! Drie Duitsers, die ons niet 'bemerkten, sluipen langs een heg. Vuur wordt bevolen, en één vijand valt; de overige twee blijven onvindbaar. Ik doe de gewonde, schot in de buik, wegdragen. Zijn uniform bestaat in een soort van groen-blauw overall, zijn bewapening uit een nieuw mitraljeurpistool met voorraad patronen, en een provisie dynamiettabletten. Ik ondervraag 'de man. Hij is parachutist, 32 jaar oud. Gisterenavond om 'half negen kreeg hij zijn opdracht : zo haast gedaald, zich naar de brug te begeven. Op welslagen staat een premie. Beslist weigert hij te zeggen, of hij in een zweefvliegtuig of met een valscherm neerkwam, en met hoevelen. Hij uit zijn verbazing, geen Engelsen voor zich te zien : daarvan kwam hij immers België bevrijden! Hij vraagt om te drinken, weent overvloedig, spreekt herhaaldelijk dezelfde namen uit, van vrouw en kinderen waarschijnlijk... Ik doe hem naar de hulppost voeren. -
-
De brug springt niet! 4 ure. In de Commandopost worden wij ongerust omdat de brug niet springt. De kopbunker was toevertrouwd aan grenswachters-cyclisten, die van binnen-in de vonk in de lading konden brengen. Hun aanvoerder mag, in noodgeval, zonder bevel af te wachten, de brug opblazen. Ook de -
299 commandpost van de nabijliggende compagnie mag dit initiatief nemen. Voor alle zekerheid doe ik naar die commandopost het bevel « vonk in de lading » door een boodschapper dragen. « Onze mitraljeuzen rakketakken voortdurend; gelukkig dat zich op elke stelling een vol rantsoen munitie be vindt. Maar uit verschillende richtingen hoort men Duitse mitraljetten razen. « Een boodschapper bericht dat, géén 50 m. van mijn commandopost, een zweeftoestel probeert te landen achter een paardenstal. Wij rennen erheen. Reeds opent zich een deur in de romp van het tuig, en een gestalte wordt zichtbaar : ze valt daar ik schoot. Een mitraljeurspistool blaft door de kier, toch leggen wij een tweede, een derde, een vierde man neer. Het zweeftuig vat vuur, brandt zeer snel uit, waarna wij vinden : enkele ernstig-geschroeide lichamen; op 15 m., tegen een haag, een Duits lijk met een kogel in het voorhoofd; drie van onze mannen, waarschijnlijk gedood door de Duitsers langs hun kant uit het toestel gesprongen. « Een inmiddels uitgezonden patroelje, die drie kwartier onder weg bleef, ontdekte één Duits lijk en raapte drie Duitse snelvuurpistolen lv op. Brankardiers dragen één ge-wond Belg aan. Kogels, berichten zij, vliegen in alle richtingen; van achter de eerste lijnen nemen verdekt-opgestelde Duitsers deze onder vuur. De talrijke gewonden, vriend. en vijand, kunnen niet bereikt worden wegens het hevig en verward schieten. « 4.30. Berichten naar de brug blijven onbeantwoord. De beveldrager waarover hoger, is niet teruggekomen. Een der onzen vindt, een poos later, halverwege de brug, zijn lijk, met een schriftelijk bevel op zak. Terstond belast ik een tweede boodschapper met het stuk.
--• 300( In de hoogste opwinding keert deze terug : « Onmogelijk verder te geraken dan tot op 300 meter! ^► « Ik geef hem een kalm, vastberaden man mee, doch na een kwartier staan ze daar met hun beiden : Langs de zuidkant van de Staatsbaan géén doorkomen! « Nog twee andere boden heb ik langs de Noordzijde gestuurd. Ze werden niet weergezien. « Telefonisch bevel naar een andere companiepost Order door-geven aan de brugpost dat deze direkt springen moet. Bevindt de brug zich in de handen van de vijand, -dan moet ze hem ontrukt worden. « Even vóór 5. Een lichtgewonde uit de eerste linie rapporteert : Het peleton belast met de verdediging van de Rijksweg, vóóraan, is gevangen genomen. De Duitsers geraakten achter de kopbunker, deden de ijzeren deur sprin-
gen, wierpen granaten naarbinnen en doodden, denkelijk, de ganse bemanning. De brug viel onbeschadigd in de handen van de valschermspringers. « 5 ure. Talrijke bombardementstuigen vliegen boven de sektor, op geringe hoogte. Een deel zoekt klaarblijkelijk -naar doelpunten, de rest stevent door en kiest diverse richtingen. Eensklaps begint het bommen te regenen. 5.20. De bedienaars van een 4.7 centimeterkanon dat tussen mijn post en het kruispunt staat, komen verklaren : Wij vuurden op de vliegtuigen toen een bommenwerper neerdook naar ons stuk. Hij wierp bommen af die dc ganse breedte van 't wegdek openreten. Rollende keukens in aantocht verloren mannen en paarden. Resems bommen raakten huizen die op hun bewoners en ingekwartierde soldaten instortten. We maakten ons kanon onklaar en slopen tot hier door de greppels. Meestal duiken drie stukas te gaar, die elk vijf bommen loslaten, opstijgen, en plaats maken voor nieuwe triteen. Dit zal twee volle uren doorgaan. Kleine witte vuurpijl. ,
-
-
301 -tjes schieten omhoog waar zich een doelpunt bevindt : de parachutisten zijn ervan voorzien. Het bombardement treft alle huizen die soldaten herbergen, de commandoposten, de icierenmess, de oude en de nieuwe kerk, de jongens. en officierenmess, de meisjesschool. Zelfs één mitraljeus op haar • driepikkel, één moto, één man die roert trekt bommen aan. « Bomen versplinteren, de grond schudt en davert, het dorp vergaat in een vuur- en staalorkaan waarbij sper- en trommelvuur uit de vorige oorlog kinderspel lijken. Ook de brouwerij Mertens zal geraakt worden, en nabije huizen. Een bom slaat in, dicht bij onze schuilplaats, dooft het licht uit, gooit de inzittenden door en over elkaar. Waarna wij liever naar een loopgraaf verhuizen. Keren wij terug tot het uur 5.45. Dorpsmensen, waarbij gewonden, verlaten het dorp. Ze zeggen dat uit alle hoeken geschoten wordt, en dat Duitsers zich verzamelen bij de oude kerk. Telefonische verbindingen zijn verbroken, en zullen dat blijven. Een reparatieploeg legde, op een uur tijds, slechts enkele honderde meters af, en kwam terug met een gewonde en twee lijken. « 6 ure. Een auto van de infanteriedivisie schiet top met een hoger officier van het vliegwezen. Hij inspecteert het verkoolde zweeftoestel, maar moet algauw dekking zoeken. Slechts na twee uren kan hij zijn Staf terug opzoeken. « We weten nog altijd niet of de brug gesprongen is. (In September '44, toen de Duitsers ze deden springen, rond 11 ure 's avonds, bevond ik mij te Gellik, een afstand van 7 Kilometer. Een verblindende vuurzuil schoot de lucht in, de aarde beefde, en de slag geleek op een rollende donder...) « De observatieploeg, voortdurend ondervraagd, kan geen bescheid geven omdat het bombardement haar belet op de uitkijk te staan. Een bode van de Regimentstaf vraagt wat er eigenlijk gaande is, en of de brug vernield werd?
.~ 302 Hij vertrekt met een beslist neen, en een bondig rapport nopens wat wij te weten kwamen. Nakaarten .. . Hier last W. een twaalftal bladzijden in, met de antwoorden op zijn enkwest bij officieren en soldaten van de eenheden, met wie hij die bewuste morgen geen verbinding kon krijgen. De verslagen en rapportjes betreffen de tijdspanne vanaf 3 ure tot 7 1/2 in de morgen. Een tekening zou de verdeling van de eenheden over de sektor heel duidelijk hebben gemaakt, terwijl de leek het nu tamelijk kwaad krijgt met sibyllijnse aanduidingen bij middel van nummers en hoofdletters. Het algemeen verloop kan niettemin geschetst worden. réserve- luitenanten W. noemt namen van officieren draagt hij niet in zijn hart! die zich op verdachte wijze gedroegen. Wij verzwijgen die liever, om de krijgsraden het werk niet uit de handen te nemen indien zij zich ooit met vergrijpen van militairen willen bemoeien. Want de buitenstaander krijgt er het zijne niet van hoe uitsluitend burgers die faalden, voor geringe feiten soms, en maar zwakjes bewezen, buitengemeen zwaar gestraft werden terwijl weg- en overlopers gedurende de strijd, lagere en hogere officieren die, v&ér de vijand, hun troepen in de steek lieten en de boel in het honderd deden lopen, om niet te achterhalen motieven ongemoeid worden gelaten... Misschien konden wij, met een beetje goede wil, die redenen wél achterhalen? Maar wie durft zich dermate onvaderlands aanstellen, verdenkingen te opperen nopens het plichtbesef en de heldenmoed van ons of f icierencorps ? Een kapitein-commandant, geen obskuur « civilist, » mag zich daaraan wagen. Na zorgvuldig uitpluizen van alle gegevens, door W. en de door hem onderhoorden verstrekt, kan ik slechts vermelding vinden van 7 zweefvliegtuigen in de brugsektor van
- 303 -Vroenhoven neergekomen. Een op de kanaalrand; drie tussen de brug en de oude kerk; twee nog verder van het ka. naal af, achter de steunposities, en eveneens aan de dorps. kant; een enkel aan het einde van de sektor, in de buurt van de brouwerij Mertens. Hoeveel manschappen die 7 tuigen vervoerden blijft duister. De gewonde Duitser wou dus geen woord daarover loslaten; en W. die een zwever van nabij kon bekijken, eerst onbeschadigd en dan verkoold, oppert, vreemd genoeg, geen schatting. Daar, straks, de getalsterkte van de verzamelde parachutisten in de buurt van de oude kerk op het effectief van een kompanie wordt geraamd, zou elk tuig minstens 30 koppen hebben geteld. De taktiek van de Duitsers is duidelijk : de brug in handen krijgen. Daarvoor moeten de bunkers tot zwijgen gebracht, en de eerste lijnen bezet. De Duitsers weten naar welk punt zich terug te trekken, om aan hun eigen massief bombardement te ontkomen dat de ganse sektor weldra murw zal kloppen. Klaarblijkelijk volvoeren zij ook de opa
dracht alle verbindingen verbreken, verwarring zaaien, doelpunten aan de Stukas sinjaleren, de hoofdcommandopost overrompelen. Tegen half vier zijn de zwevers dus gedaald en treden onmiddellijk in actie. Om kwart voor vier, hoorden wij, verrassen parachutisten, bijna, W. met enkele van zijn officieren nabij het kruispunt. Om 4 ure seint W., ongerust, dat de brug moet springen. Hij vernielt een zwever die bij zijn commandopost neerkwam. Op dat moment zijn de telefonische verbindingen, reeds voor goed, verbroken. De commandant van het bruggesteunpunt had een kogel in de nek gekregen toen hij, even voor vier, zijn abri verliet. Zijn mannen droegen hem terug binnen, en allen werden gedood door een der eerste bommen van 't vijf-ure-bombardement. Om half vijf geeft de luitenant die de brug moet ver-
--^- 304 dedigen zich over met zijn peloton. Hij was het die zijn mannen ongeladen handgranaten had uitgedeeld. Zijn
geschiedenis? Voor alle anderen terug uit krijgsgevangenschap, kwam hij bij W. achterstallige soldij reklameren. Over zijn prestaties, die morgen, aan de brug, vertelde hij verward, en weinig. Aan hoeveel Duitsers hij zich had overgegeven? Hij wist het niet. Na de oorlog kreeg hij van Staatswege een goede betrekking... Het uitvallen van zijn manschappen veroorzaakte het begeven van twee andere, naburige pelotons -- zodat de bunkers onbeschut kwamen te staan. Van de bezetting van de kopbunker bleef er één, hoewel zwaar gewond, in leven. Hij vertelt : « We sloten ons op in ons fortje rond kwart na drie, toen de vliegtuigen naderden. Of de oorlog was uitgebroken, wisten wij niet met zekerheid. Daarom dacht onze voorman er niet aan, onmiddellijk de brug op te blazen. Toen het rumoer van het schieten tot ons begon dóór te dringen, en plotseling hard op de ijzeren deur werd gebonkt, belde onze chef Lanaken op. Iemand antwoordde... in het Duits! Toch nog aan een vergissing gelovend, drong hij aan; maar reeds werden wij dooreen geworpen door een zware ontploffing. De deur bezweek, handgranaten doodden allen, behalve mij. Van de twee mannen die onder de brug op wacht stonden werd er één door een parachutist neergeschoten; de andere blijft nog altijd onvindbaar. Heer Mertens kon, in de eerste dagen na de aanval, onder de brug een kijk gaan nemen, en vaststellen dat draden die van de bunker naar de dynamietlading, meent hij stellig waren doorgesneden. Nopens de benedenbunker naar Canne opaan, schrijft de commandant ervan : « Mijn fortje was volkomen in orde, bezetting, wapens,
-- 305 verbindingen, vanaf kwart na twee. De deur lieten wij voorlopig open om beter uitzicht te hebben. We zagen de zweeftoestellen dalen, doch ter oorzake van onze lage ligging, dicht bij de waterspiegel van het kanaal, konden wij niet nagaan waar. Meer dan een uur lang hoorden wij schieten, zonder deel te kunnen nemen aan het gevecht, vermits boven en tegenover ons geen vijand opdook. Maar om half vijf verschenen vier of zes Duitsers op de bovenste rand van de gleuf, achter ons. Wij werden in de rug. aangevallen! Zij schieten, ik schiet terug; we springen vlug de bunker in en sluiten de deur. Te laat echter ! Een granaat ontploft die me naar onderen smakt met een gebroken voet, en mijn rechterhand vermorzeld. « De Duitsers holden langs de helling naar beneden, schoten of trachtten granaten te werpen in onze schietgaten en uitkijkraampjes; ze beukten op alle sloten en grendels. Reeds hebben wij gewonden, wanneer door een gebrekkigsluitend venster herhaaldelijk een forse steekvlam - naarbinnen schiet, die mij en andere manschappen kwaadaardig
schroeit. De bunker geraakt vol stikrook, zodat wij de gasmaskers moeten opzetten. Vuurwapens gebruiken kunnen wij niet, daarvoor is de vijand te kort bij. Onze handgranaten wil ik nog sparen, maar merk dat de aanstekers er niet in passen! Om 5 ure valt een eerste bom op de bunker, die weerstaat, maar zodanig geschokt wordt dat we tegeneen en tegen de bodem worden gesmeten. Nog andere treffers volgen, die de bunker, dunkt ons, in het kanaal zullen doen kantelen. Ik telefoneer. De post van W. antwoordt niet. Ik bel Eben-Eymaal op, dat ze van op het fort mijn bunker, zoals overeengekomen, onder vuur nemen. Van daaruit vragen ze in het Duits Tier da? Toen het bombardement even luwde hebben wij de. bunker verlaten, om een onderkomen te vinden bij het :
--- 306 'naaste mitraljeurpeloton. Geen schot hadden wij gelost. Onze gasmaskers, en brandwonden, en andere kwetsuren demoraliseerden zijn mannen : de commandant zond ons door naar een hulppost, waarheen ik, bewusteloos, moest gedragen worden. Over de benedenbunker richting Veldwezelt, zwijgt ons document. Inlichtingen konden dus niet bekomen worden.
De brug moet heroverd. De Duitsers zijn in het bezit van de brug, maar kunnen ze niet benuttigen omdat ze nog onder ons mitraljeurvuur ligt. Voorlopig ontwijken zij deze moeilijkheid door Bel. gische krijgsgevangenen er op te doen stationeren, waarvan ! er enkele gewond worden. Ze pogen het terrein al dieper en op groter breedte te zuiveren, wat hun geleidelijk lukt. Groepjes Belgen geven zich over omdat ze zich omsingeld zien, wijken omdat hun munitie verschoten is, of geven het eenvoudig-weg op. Een peloton-chef met twintig man trok zich strategisch terug tot in Brussel! Een ongemoeid gelaten peloton wil zich verdienstelijk maken met op vliegtuigen te schieten. Niet één halen ze neer, en vragen daarom meewerking aan de naaste mitraljeurstelling. Deze antwoordt Wij kunnen niet schieten. » Kort voor 5 ure had W. een tegenaanval bevolen om de brug, zo nodig, te heroveren. Dit bericht werd ontvangen door de chef van één post, toen de commandant van de naburige groep daar aanwezig was. Ze besloten samen op te marsjeren, bij een sinjaal door deze laatste van uit zijn stelling te geven. Te vergeefs werd op dit sinjaal gewacht... tot eensklaps het bombardement begon. De groep « Luchtafweer » had zich buitengewoon bedrijvig getoond tegen de zweeftuigen; maar zonder loopgraaf of schuilplaats, met zijn betonnen platformen bloot,
--- 307 -bood hij een prachtig mikpunt voor de stukas die hein. spoedig en volledig uitroeiden. De groep « mortieren ^ ► loste geen schot, omdat hem van uit de eerste lijn geen. doelpunten werden doorgegeven. Een sectie « Flankeer— artillerie » zat al vroeg zonder verbinding. Om half acht bevond zij zich nog ter plaatse, maar had ook zij -geen schot gelost. Na dit overzichtje nopens hetwelke W. de lezer zelf zijn conclusies laat trekken, gaat hij voort met te noteren wat voorviel na het eerste bombardement, dat dus ten einde liep tegen half acht. « 7.30. Vermits de hoger overheid bericht kreeg dat de brug niet werd opgeblazen, verwachten wij elk ogenblik het inzetten van zwaar geschut tegen de brug. « 8 u. Daar deze voorziene beschieting uitblijft, laten we zes rode vuurpijlen op. Waarop de parachutisten antwoorden met hun witte raketjes -- alsof de Duitse vliegers onze post nog niet wisten liggen! « Nogmaals worden twee renboden uitgestuurd met allerdringendst bevel, de brug te doen springen. De mannen komen gauw genoeg terug : verder dan 300 meter geraakt men niet. Met dunne groepjes trekken Duitsers over de brug. « 8.10. Een ploeg geniemannen komt voorzichtig, door de greppels, van uit de richting Tongeren, aangekropen.
Ze kregen opdracht de staatsbaan op te blazen. Explosieven brengen ze niet mee, en wij bezitten geen voorraad. Na ons, gedurende een uur in de weg te hebben gezeten, keren de geniemannen, onverrichterzake, terug vanwaar ze gekomen zijn. « 8.15. Brankardiers willen vooruit om gewonden binnen te brengen. Doch ook op hen werd geschoten. « 8.30. Zelf wil ik me vergewissen wat in de richting van de brug gebeurt, en neem vier resolute mannen mee.
— 308 --Na 250 meter kruipen door de greppels, knettert reeds een mitraljette. Toch geraken wij een honderd meter verder, tot bij het 4.7-kanon waar me een toneel wacht uit de vorige oorlog. Het verlaten en vernield geschut; de baan over heel haar breedte een meter diep opengereten; de rollende keuken met haar dood paard, de gesneuvelde voerman, en de slachter in een bloedplas. Ook hem hielden wij voor dood, omdat hij op ons roepen geen antwoord gaf. -Later zag ik hem weer in het « J esuïetenkriegsgef aasgenlazaret » te Maastricht : ongeveer genezen. Nog 150 m. vooruit. Weerom een rollende keuken met dood paard, twee gesneuvelden en één zwaar-gewonde. De huizen langs de baan liggen in puin. Zonder hinder geraken wij aan het kruispunt. Uit het huis ' waar de burelen van de vierde companie gevestigd waren, horen wij angstige kreten om hulp. De pachter, zijn vrouw, zijn moeder en twee kinderen bevinden zich in de kelder, waarvan de uitgang versperd ligt door puin. Tevergeefs pogen wij deur of trappen te vinden : heel het achterhuis stortte ineen. Slechts acht-en-veertig uren later zal men de vader en de moeder kunnen redden; grootmoeder en de kleinen verstikten. « Toen wij de puinen verlieten werden we zo vinnig beschoten dat verder vorderen inderdaad onmogelijk bleek. Al kruipend bereiken wij onze commandopost, of liever de kleine loopgraaf waarin wij intrek namen. Het hachelijke van onze positie is, dat wij van hieruit de staatsbaan niet zien, en langs die zijde kunnen overrompeld worden. « 9.15 11. Nieuw bombardement, niet zo hevig als het eerste, maar speciaal op mijn commandopost gemunt. Officieren die vanuit Vlijtingen het bombardement gadeslaan, zijn overtuigd dat alle leven in en om de post vernietigd is. Wij blijven ons afvragen wanneer onze artillerie, eindelijk, zal ingrijpen... :
--- 309 -« 11--12.30. De parachutisten kregen hulp, schijnt het, van gewoon Duits voetvolk. Ze zetten hun verovering van de sektor voort. Van onze zijde wordt naar de oude kerk opgerukt om een tegenaanval te doen. Na 100 meter verschijnt een aanzienlijke troep Duitse parachutisten ter sterkte van een companie, en voorafgegaan door verschillende rijen Belgische krijgsgevangenen. Deze roepen : « Niet schieten » ! Waarop van de tegenaanval wordt afgezien... « 12.30 13.30. Wij hebben geen idee van wat er omgaat, noch vo r ons, noch achteruit. Een derde bombardement, kort maar hevig, randt onze loopgraaf aan, en er blijven doden. Sedert gisteren avond zijn wij zonder voedsel of drank, en vooral dorst kwelt ons. Vanaf 1 September beschikte de troep over réserverantsoenen; wie die dierf verbruiken kreeg zware straf. Gisteren werd die noodproviand opgehaald en niet vervangen! De strijd om de Commandopost. De elf volgende bladzijden van ons document beschrijven hoe de Duitsers volstrekt willen afrekenen met de post van W. waarschijnlijk een van de laatste weerstandpunten. Schijnt de strijdwijze van W. uit Veertien-Achttien te dateren, en vereiste de situatie waaraan hij het hoofd moest bieden meer initiatief dan routine, en rasser, drastischer beslissingen toch moet men bekennen dat hij zich naar omstandigheden, kranig gehouden heeft. Hij verhaalt : « 14.30. Kalmte is ingetreden, doch niet voor lang. De vijand heeft zich achter een haag genesteld en vuurt met automatische wapens. De Belgische geweren en pistolen geraken spoedig onklaar, doch berokkenen de Duitsers genoeg verliezen om het gevecht een poos te doen luwen. « Ik doe uitzien naar een motorijder om een bericht bij hoger overheid te bestellen. De man, diep in een schuilplaats gedoken, laat zeggen dat hij het niet waagt, te starten.
--- 310 Onder de zwaarste bedreigingen doe ik hem voorkomen, en beveel hem onmiddellijk op te rukken. Hij wendt voor dat zijn motor, defect, in de brouwerij staat, waar de Duitsers binnendrongen. Ik doe hem meekomen, samen doorlopen wij de brouwerij. Een gedaante duikt op; bijna schiet ik, wanneer ik hoor : Ik ben de zoon Mertens; wij zitten allen bijeen in de kelder ! Om één uur reeds, beweert de jongen, waren de Duitsers de brouwerij en het woonhuis binnen geslopen, stegen naar de zolders, maar vergaten de kelder. Rond half drie had de vijand bevel gekregen, de gebouwen te ontruimen. De motor is volkomen in orde. Ondanks zijn hevig tegensputteren, moet de koerier de baan op. De boodschap kwam aan, maar de man liet zich niet meer zien. « Gerustgesteld door de verzekering van de jonge Mertens, plaats ik enige mannen nabij de voorkant van het woonhuis om de baan te bewaken. Hij brengt flessen bier, die welkom zijn! « 15.30. Tot groter veiligheid stuur ik verkenners uit naar de haag waarachter straks de vijand lag. Niemand meer hier, roept weldra de voorman. Ik ga zelf kijken en vind één zwaargewonde Duitser, één Duits en één Belgisch. lijk. De gewonde brengen wij mee terug. Ik sterf, zegt hij, maar ben u niettemin dankbaar. 16. Terug in onze loopgraaf, krijgen wij drie maal mitraljeurvuur eurvuur over het hoofd. De schoten komen nu van de overkant van de staatsbaan. Weldra waag ik mij buiten de loopgraaf om te zien wat er van de mannen werd die ik op de uitkijk had gesteld nabij de voorgevel. Kogels doorboren mijn mantelslippen. Ik bereik de greppel, op 20 meter slechts van het punt waar mijn mannen zich moeten bevinden. Ik rijs en zit op mijn knieën om ze te ontdekken woeste kreten weerklinken, en vier kogels uit een mitraljeurpistool slaan mij neer in de gracht. Op hetzelfde mo:
— 311 ment barst de donder los : 25 granaatscherven branden in mijn lichaam. Later vernam ik dat de loopgraaf, beschoten en met handgranaten bewerkt, een witte zakdoek opstak. Toen was het half vier. De vijand neemt de overlevenden gevangen en poogt niet verder vooruit de komen. « Om 18.15 ontwaak ik, badend in bloed, uit mijn bewusteloosheid. Het is ongelooflijk stil. Ik doe wanhopige pogingen om uit de greb te geraken; op mijn rechterzij sleep ik me naar het terras van een huis, enkele stappen ver. Daar val ik opnieuw in bezwijming. 20.45. Ik kom nogmaals bij. Mijn riem is los, mijn mantel en vest open. Iemand heeft mij willen helpen, meen ik. Toch niet. Men heeft mij zorgvuldig uitgeschud. Alleen een van mijn linkerzakken, waarop ik lig, werd niet geledigd. 21 ure. Een Duits stuk van 3.7 wordt vlak nabij opgesteld en lost enige schoten. Naar mij wordt niet omgezien. Ik voel mij buitengewoon zwak : de vier pistoolkogels, zal de dokter bevinden, hadden een wonde geploegd van 15 cm. diep op 20 lang. « 21.30. Zware stappen naderen. Twee Duitsers buigen zich over mij heen en vragen : Waar zijn je vrienden? Ik maak een vaag gebaar. Ze zagen dat ze met een officier te doen hadden en wenken een feldwebel die hulp doet aanrukken uit onze eigen rodekruispost, geen tien meter ver!!! Vijf uren lang had ik op een eerste noodverband moeten wachten. De Duitse dokter, in zijn post waar 200 Belgische en Duitse gewonden lagen, zal erover klagen, tegen mij, dat hun en onze gekwetsten toekwamen : oeverbonden, en leeggebloed. » Conclusies. Uit enige andere kleine rapportjes bij W. toegekomen, en waarmee het document besluit, kan men opmaken dat Op 10 Mei, reeds om 11 's morgens, Duitse camions met voetvolk bij de brug verschenen;
-- 312 -tegen het middaguur de weg naar de Commandopost van W. openlag; gans de dag door, hier en daar, door de onzen weerstand werd geboden; nadat de Post van W. gevallen was, de Duitsers zich terugtrokken tot aan het kruispunt, en daar heel de nacht bleven. Gelijk ook de Kip gedurende de nacht door de onzen bezet bleef. In de vroege morgen van de elfde bereiden de Duitsers zich voor een opmarsj Westwaarts. De bezetting van de Kip trekt af ; een deel naar Tongeren, die door motors rond 7.30 omsingeld werden; een deel, bij vergissing, naar Visé, waar ze in de nacht van Zaterdag op Zondag werden gevangen genomen. ---
Op het moment dat W. schrijft einde '41 is het
niet geweten hoeveel volk de Belgen in de brugsektor verloren hebben. Wat officieren betreft : 4 werden er gedood; 2 zwaar en 2 licht gekwetst; al de overigen werden gevangen genomen, dokter en aalmoezenier inbegrepen behalve die éne zo vlug in Brussel geraakt. Het bruggeraadsel schijnt met deze uiteenzetting opgelost. De Duitsers wilden volstrekt de twee grote heirbanenbruggen op Tongeren en Hasselt behouden, bedachten afdoende maatregelen, en voerden die uit. De Belgische legerleiding schijnt door het Duits initiatief totaal verrast te zijn geworden wat niet voor haar verbeeldingskracht pleit. Op een vitaal punt verschijnt géén eigen vliegtuig, géén tank, wordt géén artillerie geconcen; treerd. Men informeert zich wel naar de brug, maar legt zich bij de informaties neer... En wat gedacht van gepleegd verraad? Zijn er verkochten aan het werk geweest aan Belgische zijde? Raadselachtig blijven tot nog toe de volgende punten : De kanaalsektors door nieuwe troepen bezet, totaal
--- 313 --
-
vreemd aan de streek, negen dagen voor de inval. En het verlof heropend enkele uren ervoor ! ! Het onvoltooid, gebrekkig defensief systeem, dat bloot ligt voor de aviatie als een opengetrokken lade. Ongeladen of onmogelijk te laden handgranaten; vuurwapens die te vlug weigeren. De bijna onmiddellijke overgave van de officier die feitelijk het lot van de brug in handen had. Voor de brug van Veldwezelt zal de Duitse taktiek wel dezelfde zijn geweest.
,
WACHTEN EN AFWACHTEN.
Ik stapte dus, dien Zondag 2 Juni, naast mijn fiets -op de baan naar Kesselt, en luisterde verder naar wat mijn zegsman te vertellen had. « Ik geloof niet dat in heel Vroenhoven, die nacht van `9 op 10 Mei, iemand rustig in zijn bed bleef liggen, zó raar begon het te doen. Ik alleen haastte me niet, en stond maar -op toen een vliegtuig vervaarlijk huilend op het huis scheen neer te storten. Ineens een geweldige slag, witte en zwarte ,damp, gekraak, volslagen duisternis. Van alle kanten voel ik mij beklemd. Wanneer ik weer denken kan, begrijp ik dat het huis op mij is ingevallen. Preek nooit dat men zich op het laatste moment nog kan in regel stellen met O. L. Heer! Wie op reis moet, lappe zijn schoenen van te voren. Ik dacht aan niets in dat doods.gevaar tenzij dat ik stikken ging, en hoe ik dat kon verhinderen. Dicht bij me, maar zonder dat ik haar kon zien, hoorde ik mijn dochter zeggen : beid uch, vader! beid uch! maar ik kon niet bidden, ik wroette uit al mijn macht om een -balk van mijn borst te lichten. Ze hebben mij vlug - kunnen bevrijden, en onder de bommen door vluchtten wij bij geburen in de kelder. Later
314 heb ik mij bij die mensen in het achterkeukentje gewaagd, waar ik door een smal vensterke op het veld en de loopgraven kan uitkijken. Zij vielen, onze soldaten! De vliegtuigen, al mitraljerend, scheerden rakelings over hen heen. In Veertien, vertelde mij later een gewonde, floot een kogel langs je oren als je maar even boven de loopgraaf dierf piepen; maar dien morgen spoot het kogels over je hoofd. Van dat ongeluk bij de familie Nelissen hebt ge toch zeker al gehoord! Elf personen ineens onder het invallend huis verpletterd! Van één soldaat, en van de dochter Antonie is niets overgebleven, tenzij misschien een arm van het meisje. De lijken waren aan flarden gereten. Onderweg naar het kerkhof gleden losse ledematen af van de kar : een van de zoons moest ze oprapen en terug onder de deken duwen '. Naar Vlijtingen. Ik zou nu gaarne naar Vroenhoven gaan, om te vernemen wat er met de zusters gebeurd is, die ik nu al twintig jaar regelmatig bezoek. Haar kloostertje is weggeveegd, zegt de man, en de nonnen zijn voorlopig haar intrek gaan nemen in een van haar huizen achter Maastricht. Daar het uur al vordert zal ik naar Lafelt en Vlijtingen afslaan, om over Rosmeer, Mopertingen en Eigenbilzen terug in Gelijk te geraken. Lafelt, verwittigt mij de man nog, is geheel uitgebrand, en verschillende zusters werden verkoold, of doodgeschoten. c Die hen op de vlucht naar Maastricht hebben gezien, zeien me dat die arme sukkels graatmager waren. Enkele dagen voor de ramp hadden zij ertoe moeten besluiten, de twee oude buitenzusters uit bedelen te zenden,.: zodanig begon het gebrek te nijpen » . Of hij ook had horen schieten vannacht? Jawel. Een nagejaagde Engelsman had zich van zijn ---r last bommen moeten ontdoen, die in de buurt van Smeer-
-- 315 maas waren neergekomen ». Moest een Duitser zich op die wijze zien te redden, dat zouden wij laf en onverantwoordelijk vinden maar een Engelsman wordt het niet kwalijk genomen... Ik ben de zijweg ingeslagen, en mijn hart staat stil wanneer ik zie wat overbleef van 't Visitandinenklooster. Naar de puinen kan men onmogelijk raden hoe het mag hebben uitgezien. Men herkent de voorgevel aan het beeld van het H. Hart dat, wonder boven wonder, onbeschadigd bleef. Alhoewel het stuk muur waaraan het hangt doorschoten is; het schutdakje boven het beeld verreten en geplooid; en het kerkje ertegenover, pastorij en kloostertje van de schoolzusters, en de school zelf, vormeloze afbraak werden. Maar viel het niet reeds op in Veertien-Achttien hoe vaak Kruis- en Heiligenbeelden gespaard bleven? Twee afgesmolten altaarkandelaars zijn het enige wat aan de kapel herinnert. Hoog tegen een overeind staande binnenmuur hangt een reeds rosgeroeste radiator. Geen -spoor meer van deur, vloer of raam, van post of lijst, laat staan van meubels of huisraad. Het gehucht, met dakloze of grotendeels ingestorte huizen, ligt verlaten, uitgestorven. God weet dolen de inwoners nu langs de wegen in Frankrijk. Even buiten de kom, in een afzink naar Vlijtingen, werd de baan opgeblazen. Van weerskanten de krater reden de Duitsers door het veld. Een klein kanon ligt met de rupswielen omhoog, en dit is alles wat op een mogelijk gevecht wijst. Van op een afstand staat Vlijtingen schijnbaar gaaf en vredig, van nabij echter blijkt ook dit dorp zwaar gehavend. De kerk vertoont bressen en niet één ganse ruit, doch een oud boerke verzekert mij dat er Mis wordt in gelezen. Van hem hoor ik ook dat een aantal Zusters van Lafelt een onderkomen vonden in de meisjesschool, naast het kloos. tertje van de Zusters der Voorzienigheid.
-- 316 — Hier ook geen handbreed glas meer in de ramen; de ruiten werden voorlopig vervangen door karton, en lappen stof, en plankjes van suikerkisten. Het Zustershuis is vol bedrijvigheid en blij rumoer familie kwam terug van de vlucht, en moeders omhelzen hun dochter, klein zusjes worden door de grote op den arm genomen. e Ga u de spreekkamer in, wij zullen de Overstevan de Visitatie verwittigen. Een blik in de kapel : dicht bij het Altaar knielen twee gesluierde gedaanten. Door een raam kijk ik in de tuin vlak eronder drentelen biddende Visitandientjes voorbij.. Alhoewel ik ze sedert twintig jaar bepredik, zie ik ze voor de eerste maal in het gezicht. Onder de conferentie zaten: ze in de schemer, het hoofd gebogen, de zwarte sluier tot aan de mond. Wat een wrakjes van mensen! Hoe goor, en. vervallen, en armtierig zien die sukkeltjes uit! Wat mij niet verwondert wanneer ik het compleet relaas zal aanhoord. hebben van wat ze doorstonden. Na lang wachten treden binnen : de Eerwaarde Moeder„: slecht te been, met het gezwollen gezicht van een zware hartzieke, en ondersteund door de Mère Déposée, de vorige. overste, die vreselijk mager is en de koortsige, uitpuilende= ogen heeft van een gevorderde teringlijdster. Met echt Franse hoffelijkheid informeren zij zich naar mijn gezond-= heid, en willen vernemen , hoe ik de eerste oorlogsdagen. heb omgekregen. Daarna bevraag ik mij naar haar avon-turen, die zij mij in het kort vertellen, en waarvan de con-clusie is dat zij volstrekt niets meer bezitten dan de. versleten kleren aan het lijf. Geen hemd, geen zakdoek hebben zij in voorraad... Ik beloof, nu is mijn tijd om, zo spoedig mogelijk terug te komen, met steun, en om nota's. te nemen over de ramp van haar klooster. Ik zoek het huis op van de postmeester, vader van een_ onzer medebroeders, doch het is een van de vele die ledig: -
--- 317 staan; voor de deur heft een log ouderwets kanon de lange loop in de lucht. Het dorp heeft van een vliegersaanval geleden, niet van een veldslag. Ook in de weids golvende akkers naar Rosmeer schijnen de Duitse stukas al het werk gedaan te hebben : overal liggen ontredderde autos langs de baan. Dieper de velden in, onderscheid ik onze petieterige stellingen; een zeldzaam kanon, soms met glansend nieuwe rubberbanden; blauwgeverfde munitiekisten met koorden voor handvat; en een hoopje ongebruikte granaten. Aan de voet van zijn berg ligt Rosmeer mooi en vredig. Gearmde meisjes wandelen pratend en lachend langs de dorpstraat. Van op haar drempel vertelt een machtige moeder dat maar vier huizen werden vernield, en één klein kind gedood. Eigenbilzen. Lage vliegtuigen speuren zorgvuldig weiden en bosschaadjes af, terwijl ik langs een aardeweg op Mopertingen aanstuur. Dit dorp, aan de Staatsbaan op Hasselt, werd ernstig door de Stuka's toegetakeld : 40 vernielde of gehavende huizen; dak, toren en ramen van de kerk beschadigd, en een dozijn doden, geloof ik. Doch .het leven herbegint zijn gewonen gang, geen mens die nog het neerslachtig of verdwaasd oorlogsmasker uit de eerste dagen vertoont. Waar bleven de krioelende kakhimannen die, geen volle maand terug, de lange straat tussen Mopertingen en Eigenbilzen vulden met geroep en gekijf en gelach, met fluiten en zingen en over-en-weergeloop? Ook hier stortte dood en vernieling uit de lucht, en veel inwoners zijn nog niet weergekeerd. Niet zo lang geleden werd de oude vierkante toren verhoogd, en de kerk van kostbare marmeren altaren voorzien. Een bom is door de viering gevallen en vergruizelde, onder meer, de nieuwe zijaltaren. Geen raam bleef heel, en buiten ligt het kerkhof omgewoeld : bomen en kruisen en
-- 318 grafstenen sloegen neer over blootgelegd gebeente. Een stevige ouwe dame nodigt mij uit in haar verwoest café. De verdieping van het huis verdween, het gelijkvloers is nog bewoonbaar : zolang het niet regent. Met een jong moedertje dat al vier weken te bed lag sloeg ook zij op de vlucht, maar geraakte, gelukkig, niet ver. « Toen ik mij -omkeerde en de toren zag staan, was ik gerust : ons huis zou evenmin omver liggen. En 's anderendaags reeds kwamen wij terug. Een sleutel hoefden wij niet, de deuren hingen uitof ingestampt. Wij vonden nog wat verspreid beddegoed en legden het op de vloer van de enig gave plaats, de keuken. Om vijf uur 's morgens word ik wakker, ik hoor iemand in het café. Een Pruis staat boek te tappen. Ik wist nog van
-
uit Veertien hoe men een Duitser moet aanspreken voor-
al niet mals, niet bescheiden! Ongewassen en ongekamd, barrevoets en in mijn onderrok, met de armen over elkaar kwam ik in het deurgat staan. « Was machen sie hier? zei ik bars. Afblijven van dat bier! En zo vlug als ge kunt heraus! » Hij liet de half volle kan staan, en kroop op handen en knieën weg door het ingeslagen onderste paneel van de straatdeur. Ik krijg wèl een boek, en twee typische geschiedenisjes --op den hoop toe. « Toen het dorp eivol Pruisen lag miste een man hier zijn vleesmolentje een ding van niks. Hij naar de hauptman. Deze laat een sinjaal blazen, waarop tweehonderd feldgrauen aanrennen en in het gelid springen. De hoofdman brult : Deze man hier mist een vleesmolentje. Wilt ge dat de Führer zich schame als liet hij een bende dieven over een bevriend volk los? Ieder antwoorde op mijn vraag : « Heb jij het? » Langs heel de kompanie knetterde het als geweervuur : Nein! Nein! Nein! Nein!... Mijn mannen hebben jouw molentje niet, want als ze neen
- 319 -zeggen, dan is dat zo. Probeer het bij de naaste eenheid.. Die installeerde zich juist met gerief en gerij op een. ander pachthof. Daar zei de commandant : Op dit moment, kan ik mijn volk niet bijeenkrijgen. Kom terug binnen een half uur. Alles verliep als bij de eerste kompanie, behalve dat de Neins ineens onderbroken werden. Een man zei kalm ik heb dat molentje gebruikt! Onmiddellijk halen, en. den eigenaar in handen geven! bulderde de Opperste. Het grappige van 't geval was, dat geen tien stappen. van daar een stof f enf abriek, en een verlaten winkel, door Duitsers werden leeggedragen ! In Hoesselt was er ook een vrouw met haar op de tanden. Haar trouwring lag in een tas op de commode, en toevallig zag zij van op het erf een Pruis bij haar binnengaan. Hij was al weer buiten toen zij in de kamer verscheen,.. maar ook de ring was weg. In een adem loopt ze naar de: commandant. « Zult gij de man herkennen? vraagt hij. -- Zeker en vast! Mooi zo. Vinden we de ring op hem, dan krijgt hijg de kogel. Vinden wij hem niet, dan zetten wij jou tegen de muur. De vrouw haalt de grauwe uit de rij. Hij ledigt uil zijn, zakken... Maar de Hoesseltse bukt zich, gaat met de vinger rond in de omgeslagen broekspijp. « Hier is mijn ring! zegt ze. En of gij die gauwdief nu doodschiet, moet gij zelf' weten. Voor mij hoeft het niet.
-
Wat vluchtelingen zeggen. De Radio op 3 Juni, vertelt dat Parijs werd gebom--. bardeerd, en Duinkerken geheel ontruimd. Twee jonge Zusters die te Hasselt studeren waren met de Blauwzusters naar Gent gevlucht. Een ervan is terug gekomen, en verzekert dat ze, buiten Aalst, Hitler heeft gezien. Met zeven.
1
-~ 320-officieren zat - hij in - een grote open auto. Andere auto's reden voorop, - of volgden; zwaargewapende mannen op motors donderden ernaast, en zeven vliegtuigen ronkten erboven... Een beschrijving van de Führer kan de Zuster natuurlijk niet geven : in een flits was de stoet voorbij..: Op het kasteel van Pietersheim, waarvan de benedenzalen kaal en naakt schijnen, heb ik mijn eerste ontmoeting met een vluchteling die tot in Frankrijk geraakte. Op Invalsdag kon de oude heer met zijn bejaarde dame Brussel bereiken. Al spoedig reed men door naar Brugge. Toen het daar ook onveilig werd, trok men recht naar het Zuiden tot Frévent, bij Montreuil, waar juist de Duitsers binnenvielen. Heer Delwaide bevestigt wat wij al wisten, namelijk, dat de Fransen zich niet erg gastvrij betoonden. Later hebben wij begrepen dat het koel onthaal te wijten was aan het spoedig begeven van de Kanaal-Albertpositie, waarvan. zij zich wondera wat hadden voorgesteld; de voor de Fransen onverwachte kapitulatie; en vooral aan het dagelijks stijgend getal vluchtelingen. Wie begroet de tienduizendste gast even vriendelijk als de tiende? Frévent was een vervallen Frans dorpje dat slechts een schuur voor verblijf bood en een bussel stroo voor bed. Men kon één .liter water krijgen — nadat men er 500 gepompt had voor het vee. Van uit. de schuur, waarin het te koud was voor iemand die hevig aan jicht lijdt, zocht Mevrouw een onderkomen in de school; maar madame de onderwijzeres liet niet toe dat één bank verschoven werd om plaats te bekomen voor een stroleger. Waarop onze Rekemse ingezetene : Gedurende twee volle jaren heeft ons dorp twee honderd van uw krankzinnigen en tal van andere Franse uitwijkelingen geriefelijk geherbergd, en gij laat niet toe, uit . gemakzucht, dat één lijdend oud mens zich op een armvol stro kunne uitstrekken. Als dit de Franse hoffelijkheid en gastvrijheid is, wel dan : Merde pour la France! -
waarachter Lafelt Iigt,
Foto
SOHL,
Neei-haren.
De brug van Vr-oenhoven, met kophunker, en uitzicht rraar de Rijksweg
- 321 Of de Duitsers tijdens hun afwezigheid erg in het kasteel hebben huisgehouden? Het gaat nogal. Veel wordt gemist, natuurlijk, vooral drank en sigaren, kunststukken, linnen en ondergoed. Toen de juffrouw een Duits officier op die diefstallen wees, antwoordde deze dat « een vooruitrukkend, niet een terugtrekkend leger, alle goederen mag aanslaan waarvoor geen eigenaar opkomt. » De juffer vertelt mij nog hoe ze een grote relikwie miste, in zwaar zilver gevat. Zij troostte zich met de bedenking dat een katholiek ze had meegenomen, uit vrees dat ze in verkeerde handen zou vallen. Later bevindt ze dat een grote ornementele vaas op de schouw kwalijk begint te rieken. Ze giet de gistende urine uit waar iemand haar boordevol mee gevuld had, en de relikwie prijkt op de bodem. Protestantse protestatie tegen relikwieën-verering? Meisjes en vrouwen blijven zich aflossen aan het kruispunt van Veldwezelt, langs waar eindeloze gelederen van Belgische krijgsgevangenen over Maastricht naar Duitsland marsjeren : zo spoedig mogelijk moet ik daar eens gaan kijken. Voedsel en drank mogen overhandigd worden, géén brieven. Blije ontmoeting met drie medebroeders die op de terugweg naar Rekem zijn. Van hen verneem ik dat onze opgeroepen en uitgeweken confraters bij hun thuiskomst, ,een aantal vrije dagen krijgen om te zien hoe het met de familie verging. En ik die niet vluchtte, slechts tien kilometer van huis ben, en nog altijd niet tot bij de mijnen geraakte! Morgen moet ik beslist naar Bilzen voor een schein. En vermits daartoe een papier van den eigen burgemeester vereist is, fiets ik dat halen aleer naar Gellik te klimmen. Om 8 ure 's morgens, deze 5 Juni, rijd ik de Bilzener Klokstraat binnen, waar de Commandantur zich vestigde in het ruim en voornaam huis van een geneesheer. Juist
11
-~ 322 dragen twee Duitsers er een prachtig radiotoestel binnen. Het bureel is in de eerste kamer links, waar een rijtje van tien aanschuift naar de tafel van een zeer net uitziend officier. Wanneer ik aan de beurt kom, kijkt hij langs mij heen en spreekt een meisje aan dat achter mij plaats vatte. « Ge werkt in Maastricht? Geef uw indentiteitskaart. » Direkt krijgt ze haar schein. Ik wil spreken, maar hij heeft weerom een volgende gewenkt. Een heer Hansen trekt me bij de mouw, en kijkt het bewijs in dat ik bij onze burgemeester haalde. « Ge moogt alleen over, fluistert hij, indien naaste familie van u in stervensgevaar verkeert. Maar daar komt de commandant. Wacht even. » Hansen praat met den Oberst, die me van het hoofd tot de voeten opneemt. Ik hoor hem kortaf zeggen : « Dat soort mensen ken ik niet. »
Hansen kiepert me de gang in, « Probeer niet meer, zegt hij! Ik deed gelden dat ge een vooraanstaand Vlaming zijt, gekend schrijver. Niets kon helpen : uw pij bederft 4e zaak. Kom overmorgen terug, dan zijn deze Duitsers doorgetrokken. — Dank u wel, » antwoord ik. Ik voel me zo Deutschfreundlich dat, al duurt deze oorlog tien jaar, ik het verdom deze kaaljakkers nog eenmaal aan te spreken. Niet helemaal, maar toch nagenoeg, heb ik dit voornemen gehouden. Laat me bekennen dat het niet moeilijk zou vallen, vermits tot en met de Bevrijding juist drie Duitsers zich gewaardigd hebben mij goeien dag te knikken! Een verschil met Veertien-Achttien, toen de Franciskanen last hadden van Duitse vriendelijkheid en gedienstigheden. De propaganda van Göbbels tegen de populaire kloosterordes mag geslaagd heten! Ik maak er- een wandeling van en rij naar het Wit Peerd, de aloude afspanning in de bossen, die aan een brug ,over het Albertkanaal kwam te liggen. Het springen van
-- 323 de brug, en een luchtbombardement, hebben haar flink toegetakeld. Reeds lang had de grenswacht tot vluchten aangemaand, maar de ouderen besloten ertoe op het laatste nippertje; en wilden niet verder weg dan het naburige Papendaal, een gehucht van Genk. Toen de vader kwam kijken mocht hij zijn eigen huis niet binnen, waarvan de Duitsers de deuren hadden ingebeukt. De familie moest wachten tot die eerste bezetters Westwaarts trokken. Koeien en varkens hadden zij geslacht; een honderdtal kippen de nek omgewrongen; de paarden overal meegenomen. Uit tij dverdrijf hadden zij het mes kruiswijs door het fluweel van stoelen en zetels gehaald, en met de brandende cigaret boorden ze gaatjes in de handen en voeten van een H. Hartbeeld. Die brave mensen schikken zich in hun ongeluk, en houden er mordicus aan, mij de versnaperingen uit vredestijd voor te zetten : een pan ham-met-eieren, overschot van meegenomen voorraad. Door lange stroken zwartverkoolde bossen vind ik de Gelliker Heikant weer. Aan het venster van het enig café kan ik de radio beluisteren : Het bombardement van Parijs kostte 200 doden, waaronder 20 kinderen; en 600 gewon. den. Maandag nacht bombardeerden Fransen en Engelsen, als tegenprestatie, de streek tussen München en Francf ort. De Duitsers bestormen de « Weijgandlinie » vanaf de zee tot Soissons. Amiens, hun bruggehoofd, is het centrum van dezen aanval die met 40 divisies voetvolk en 5 motordivisies wordt doorgezet. Sinds gisteren begint het zomers heet te worden. Ja, en Frankrijk? Die aanval waarover ik gisteren hoorde heet eigenlijk : * la bataille de France Abbeville-chemin des Dames. » Deze laatste naam vulde maanden en jaren de legerberichten in
-- 324 -de vorige oorlog. Het schijnt ons verdacht, hoe weinig bijzonderheden over deze reuzeslag worden verstrekt door de Verbondenen. De Duitse Radio sist en blaast de open brief van een hunner dagbladschrijvers aan « Mijnheer Renaud ». Het gaat over de Marokkanen in het Franse leger, « die stinkende beesten, die brutes noires met een ellelang slachtersmes door de Franse Cardinalen gezegend. » Hij vindt het een onnoembare schande, ruiterlijke Duitse soldaten met zulke moordtuigen te lijf te gaan. Alsof een handgranaat, een vlammenspuiter, een edeler wapen was! Nopens de Engelse vliegeniers meldt Berlijn dat deze snodaards alleen op de wegen van Veurne Zuidwaarts, 1000 vluchtelingen doodden! Met ongeduld wachten wij op zegeberichten uit Frankrijk. De slag op de Somme, in de vorige oorlog door de Engelsen geleverd, zal nu door de Fransen worden gewonnen, die van hun opperbevelhebber Weijgand niet alleen gevleugelde, maar vlammende woorden meekrijgen. « Gedaan met terugtrekken! Ieder doe zijn plicht, sta of valle op de onwrikbare lijn. De Verbondenen vernielden 400 vechtwagens op de 2000 tegen hen ingezet. Niet zo schitterend, dunkt ons. Wat de vliegtuigen betreft : de Duitsers schieten er tien maal méér af dan de Fransen die er tien maal méér neerhalen dan de vijand. « De Duitsers zijn meesters in het liegen, » verwittigt Parijs. De kindertjes terug. Met een zo geringe bezetting begint het leven in dit groot Gesticht dat stilaan weer bewoonbaar wordt, eenzaam en eentonig te vallen. De laatste week vooral heb ik er bij Moeder Medarda op aangedrongen, een flink groepje kleinen te laten overkomen. Dit gebeurt vandaag.
325 Om half zes, alhoewel het nog snikheet is, arriveert. Moeder met 35 zeven- tot tienjarigen, én de Zusters die bidi deze catégorie behoren. Zoals ze in Rekem belandden komen de kleinen weer : in hun kleedjes van alle dagen en schort,. maar daarover hun beste garderobe. Of die poeskes het warm hebben! Ze schijnen aan wal gezwommen uit een: poel. Eigenlijk had ieder nog zijn dekentje moeten meebrengen, maar vijf fraters boden zich aan om deze ballast met de handkar te mogen varen. Andere « klerken », jaloers, op die vijf, zijn fietsen gaan lenen en rijden aan met eer . hummel achterop. Het groepje te voet begint te rennen zodra ze het nabije Huis zien. Nauwelijks van de overtollige kledij ontlast, verspreiden zij zich over klas en kwartier om haar bezittingen na te kijken : prentjes, postkaarten,, griffeldozen, vooral lappen- en celluloïdpopjes, waarvan een. aantal verminkt werden. Gejuich stijgt op waar een meideke haar kaatsbal terugvindt, want de Duitsers hebben zeken
,
een gros meegenomen, van die in Duitsland schaarse gummi.
ballen. Na een kwartier is het jong volkje hitte, zweetkuur, en vermoeienis vergeten : ze rennen en springen en dansen in de speelwei. Vroeg liggen ze in hun bedjes met de knietjes tegen de kin : in Rekem hebben zij al de tijd, in de studiezaal van de fraters, op oude vloerkleden tegen de: planken gelegen. De vrijwillige meedogenden van Gellik die met brood„ eieren, kaas en chocolade naar de viersprong te Veldwezelt waren getrokken, komen teleurgesteld met haar liefdegaven terug : geen krijgsgevangenen te zien. De doortocht is naar Lanklaar verlegd, hoorden zij, en het ravitailleren verboden.. Maar 's anderendaags is er ander nieuws : Bij Veldwezelt trekken Marokkanen door. En Engelsen, wie etennoch drinken mag worden aangeboden.. Die .niet meer voortkunnen en uitgeput neerzinken, worden met kolf stoten terug op de been gebracht. Onze meisjes gevoelen een on-' -
326 zeggel7 j'k meel j en, en steken de Tommies, achter de rug vans , hun begeleiders een versnapering toe; maar vaak weigeren de norse mannen met een kort gebaar. Er mag enkel gezorgd worden voor een ton drinkwater. « Twintig-duizend Fransen en Engelsen moeten nog ,doortrekken. » De Duitse Radio begon met namen op te geven van Belgische en Franse krijgsgevangenen. De Verbondenen =doen hem dat spoedig na, want de uitzendingen met zulk een namehlijst worden zeker beluisterd. Deze vondst zal van weerskanten benuttigd worden tot de laatste oorlogsdag. .
,
Nog ethos. Het helder, heet weer houdt aan. Dezen morgen komen
de kleine jongskes met hun Zusters aan, op een camion door ons paard getrokken. Voor de eerste maal zie ik een motorloze wagen op autobanden. Berichten waaien over nopens de uitbundige dankbaarheid van leger en burgerbevolking jegens de Koning, die beiden behoedde voor een massale slachting. Voor. het huis van . de Vorst, te Antwerpen, liggen dagelijks verse bloemtuilen en dankbare inscripties. Een teruggekeerd sol•daat verklaarde : « Die ministers van Parijs die de Koning. durven blameren, schieten wij neer indien ze durven terugkomen. Io de late namiddag moet ik in Smeermaas zijn, geraak in een groepje weerkerende vluchtelingen, en hoor nieuws over Poperinghe het West-vlaams stadje waarheen ons gesticht geëvacueerd moest worden. • « Het ligt geheel plat en 600 burgers werden gedood, -waarbij veel kloosterzusters. Dichte drommen soldaten en vluchtelingen werden door de Duitse stukas gemitraljeerd. Er waren tot 800 vliegtuigen in de. lucht, en de Duitsers ,
,
,
-- 327 hadden gemakkelijk het gehele Belgisch leger kunnen uitroeien. Wij ondervonden van hen niets dan goedheid.. Zonder dat wij erom vroegen namen zij ons op in hun wagens. Alles wat de Engelsen uit Leuven hadden meegenomen, en in Duitse handen was geraakt, zagen wij teLeuven uitgestald onder plakkaten : « Burgers, neemt het uwe terug ». In het kloostertje, klaagt iemand met mooie gelatenheid, bewaart men als een kostbaar kleinood de paniekstemming van de invalsdagen. De Zusters slapen geheel gekleed, kap op het, hoofd en schoenen aan de voeten, net: drie en vier saam, op de vloer, in de kleine spreekkamertjes. Boven wordt, voor alle zekerheid, de kapel pikdonker gehouden, dekens voor de potdichte ramen. De Godslamp gloort diep in een koperen vaas, die op haar beurt wegzinkt in een verlakte emmer, waarvan het deksel slechts één centimeter gaapt. Voor « uitstralend licht op straat » is het gevaar dus gering. Wanneer vliegtuigen overkomen, klappertandt de plaatsvervanger van Meneer Pastoor hoorbaar. Hij rent dan naar de kapel, maakt zich meester van de ciborie en springt ermee de trappen af naar de kelder. Hier worden onmiddellijk toegangen en openingen hermetisch gesloten; toch slaakt hij een alarmkreet indien een zuster even een « pitslampje » laat flitsen. Zolang het- daarboven zoemt, moet hardop gebeden worden. Bidt een zuster heJ kalm voor, en met matige stem, dan wordt bevolen : vlugs= ger! luider! Teruggekeerden hebben Meneer Pastoor gezien in Scherpenheuvel, in Roeselare... Ondertussen bezetten de. Duitsers de pastorij en halen alles overhoop. Ze hebben: de brandkast willen forceren, maar lukten er niet in : een afgeknapt boor steekt in het slot. Raad wordt gevraagd aan het Bisdom, want in die kast bevindt zich een Ciborie met; duizend H. Hosties. Luik beveelt : openbreken! ,
,
--- 328 Terug in Gellik wacht mij een blijde verrassing. Bijna geen volle maand waren we zonder post gebleven : nu ligt hier, aan mijn adres, een brief uit Verviers van de 9e Mei, en een dagblad waarop de 10e als datum.
DE ZUSTERS VAN VROENHOVEN.
Alhoewel ik geen schein heb, zal ik beproeven naar Maastricht te gaan : over Vroenhoven waar de posten mij nog niet gezien hebben. Het valt me nu pas op hoeveel Belgische helmen in de grachten liggen, en weggeworpen ransels! Voorbij Lafelt-tramhalt staat een ijzeren gevaarte langs den weg, met een schiettorentje in de vorm van een Turkse
fez, of van een omgekeerde bloempot. Ik kan niet uitmaken tot welk leger, vriend of vijand, hij behoort. Uitwendig letsel is aan die tank niet te zien. Op de Tongerse weg, naar de kanaalbrug, zijn de sporen van de luchtbombardementen talrijk, en vers. Veel huizen in puin. De ruïne van het ouderlijk huis Nelissen 1s ontzettend : waarlijk geen steen meer op de andere. De toon die aan den overkant woont, en gespaard bleef, komt mij aanstonds de hand drukken. Zijn zuster Antonie die men geheel verpulverd waande, is teruggevonden. Met opnieuw in de puinen te graven vond men haar lijk, nog goed Ie herkennen, in een klein plaatsje naast de keuken, waar nok dat van de vermiste soldaat lag. Vlug moeten wij op zij springen om aan het onzinnig snel rijden van de Duitsers te ontkomen. Autos en sidecars vliegen voorbij. Autocars en open camions staan stampvol .soldaten. Hoeveel millioenen had Hitler er gereed staan? Het duurt nu al een maand dat dag en nacht manschappen worden aangevoerd. Naar Frankrijk natuurlijk. Geen nieuws
-
-
-
-- 329 van de grote veldslag op de Somme? Geen. Goed of slecht teken? Wie zal het zeggen? Ik zie de Duitsers met bewonderende blik naar dehuizen in puin omkijken. « Zovelen, zegt de zoon, doem: hier halt houden om zich, als lachende overwinnaars, op dit graf van onze familie te laten kieken! » • De Zusters zijn nog niet terug. Waar zouden ze hier een onderkomen vinden? Indien ge iets betrouwbaars over haar wilt vernemen, moet ge de brug over, bij de familie Neven, wier dochter deel uitmaakt van haar Congregatie. Voor zover ik vrijen uitkijk bekom over de velden naar de kanaaloever, ontdek ik weinig sporen van een hard gevecht. De ijzeren deuren van kop- en zijbunkers staan open, zwaar gekwetst zien de betonnen kubussen er niet uit. Ik herinner mij hoe mijn indruk dezelfde was in September Veertien, toen ik de slagvelden rond de stad Mechelen bezocht. Alleen de grote forten hadden daar zwaar geleden van de dikke Bertha's en de Skodamortieren met hun projectielen van 42 en 30 centimeter. Moedertje Neven, die mij aanhoudt en aanhaalt, klaagt dat de akkers door loopgraven werden omgewoeld, zodat. van een oogst weinig of niets zal terecht komen. De Duitsers vindt zij « dezelfde valsaards als in Veertien ». Onnodig door te rijden tot aan de grens : naar Maastricht géén doorkomen, zelfs met een papier. Nu wil een duizendste kans dat twee Zusters binnen komen, behorende tot het kloostertje hier. De vier of vijf overige 'leden van de communiteit verblijven nog te Meersen, waar de Congregatie een neerzetting heeft. Doel van haar komst? Eén klas, de laatst bijgebouwde, bleef staan;. daartegenover een laag vleugeltje met washuis, stallekes, schuurtje. Misschien kunnen die hokjes bewoonbaar worden gemaakt, en de school heropend? En Mama Neven, én de Zusters vraag ik naar haar
-s
— 330 belevenissen op de invalsdagen. Ze bekijken elkaar, en verwittigen mij dat ze weinig te vertellen hebben, toch zeker :.niet over de gevechten : in Vroenhoven zat àl wie niet ,gevlucht was in de kelders, en liet het tempeest daarboven uitrazen. Maar wanneer de oudere en de jongere Zuster -uitverteld zijn, heb ik toch wel stof voor een kapitteltje. Voorspel en zweeftuig. Er was een klein voorspel geweest, ongemerkt voorbijgegaan daar men nog in de nasleepherrie zat van .de troepenverwisseling. In de namiddag van 9 Mei waren enkele ruiters komen ,aanrijden langs de bovenweg van de kanaalgleuf. Ze waren in het grijs, dus Hollanders. Stapvoets gingen de paarden =en de mannen bewonderden het landschap. Ze stapten af aan het tuinpoortje van de Zusters, en begaven zich rustig naar een hoek onder het afdak van de speelplaats, waar een telefoontoestel van het leger hing. Een Zuster die in de ,buurt was, kwam binnenshuis vertellen dat die grauwe ruiters eerst Frans, en daarna Duits hadden gesproken. Och kind, lachten de andere, ge hebt verkeerd verstaan! Maar laten wij de oudere Zuster liever zelf aan het -voord. Wij schrokken op uit onzen eerste slaap door een angstwekkend klaroengetoeter. Het viel ons echter in dat een laat alarm was aangekondigd. Een tweede maal zijn het kanonschoten die ons wekken. Het was toen drie uur 's morgens, en vliegtuigen zoemden hoog in de lucht. Langs alle kanten begon er leven te komen langs het kanaal, en tegen half vijf hield onze nieuwsgierigheid het niet langer uit. We trokken een venster open, en zagen toevallig een groot Duits vliegtuig dat zonder enig gerucht rakelings over de kastanjeboom van de speelplaats gleed, en zachtjes neerstreek buiten de tuinuur, in open veld.
331 De schoolmeester die tegenover ons woont riep ons toe : Zusters ! het is oorlog ! De Pruisen zitten al in Maastricht ! » Ook Meneer Pastoor kwam aangelopen en zei Het is heel erg hoor, Zusters ! Maakt u maar gereed om te vluchten ! » Ondertussen waren Duitsers uit dat vliegmachien gesprongen en die begonnen te schieten. Wij zagen onze soldaten radeloos over en weer rennen, of het op een loop zetten. Twee wipten bij ons binnen : « Is hier een goede kelder? riepen ze. Alleman de kelder in ! » En zij gaven het voorbeeld. Een wilde zich per fors in Zuster verkleden en smeekte om een kap. We hadden geen in de maat van zijn dik hoofd. Boven op de trap rinkelden al ruiten stuk, en een prikkelende zwavellucht woei binnen. Ons zusje hier dacht aan een gasaanval, doopte een handdoek in een teil botermelk en hield hem druipend tegen neus en mond. Onze keukenzuster ging nog eens naar boven om voor koffie en boterhammen te zorgen. Zij berichtte dat horen en zien verging van het schieten. Niemand had zin in eten,.. en de koffie kwam niet klaar. Het ratelen van machine. geweren, en het groeiend grommen in de lucht hielden onze zenuwen zodanig gespannen, dat iets wat ons anders een doodschrik op het lijf had gehaald, ons volkomen koud liet : een dikke muis die tussen onze voeten over en weer. liep. De bange soldaat die zuster wou worden scheen niet veel geloof te hebben. Terwijl wij allen, en ook zijn makker, stormop baden, hield hij zijn helm op en rookte een sigaret. Wel was hij stilaan zo dicht op mij aangeschoven dat hij mijn kleed kon vastgrijpen wanneer, buiten, een zwaardere slag wegknalde. De andere soldaat keek rond en deed opmerken dat ons keldertje maar zwakjes gewelfd was, en dat wij beter deden
— 332 -daarnaast te gaan, in de gebetonneerde verwarmingskelder, waar men achter het machien kan schuilen. Wij volgen -zijn raad des te gereder, daar zwermen vliegtuigen in aantocht schijnen. Reeds davert de lucht en trilt de grond. Eensklaps breekt het onweder los. Ontploffingen donderen en schokken bij reeksen. We menen dat ons laatste uur geslagen is en vragen elkander vergiffenis, om toch maar zo -goed mogelijk voor O. L. Heer te verschijnen. Ineens een geweldig gekraak, een schudden of heel het klooster in de ;grond gaat zinken, een oorvliesscheurende knal. Alles ver'dwijnt voor ons ogen, de adem is afgesneden; ik geloof wel dat alleman een tijdje bewusteloos lag in een dichte wolk van dynamietdamp, kalk- en kolenstof. Op dat moment, zouden we later vernemen, viel ook ,
,
-een bom vóór de pastorij en sloeg er een deel van weg. Daar
,gans het dorp scheen te vluchten begaf zich Meneer Pastoor 00k op de baan. Ineens merkt hij dat soldaten achter hem .aanlopen, een dertiental. ,
•^ Waar gaan jullie naartoe, jongens? vroeg hij. We weten niet wat doen en trekken er vanonder. — Maar mannen! Op die manier zullen de Pruisen gauw over het Kanaal zijn! -- Ze gaan allemààl lopen... Bedolven.
Wanneer wij bekomen en iets onderscheiden, zien wij onze oude Moeder blauw gekneusd over heel haar gezicht, en ook een ander zuster met haar hoofd vol bloed. Allen zijn zwart als negers, van het kolenstof. Moeder merkt terstond dat een van ons ontbreekt ons zusje hier, en vreest dat ze verongelukt is. We roepen op haar, maar krijgen .-geen antwoord. Dan hoort Moeder gekreun en ziet een van de soldaten voor dood neerliggen. Michel, niet de postulant-zuster!
-- 333 Zijn kermen heeft al veel weg van reutelen. De verpleegster schiet in haar wakker, ze raapt stroo en zakken bijeen en wij helpen haar de gewonde op dat legertje leggen. Hij moet inwendig gekneusd zijn, en dat is maar goed ook, want het onmisbare om wonden te verzorgen ontbreekt. Hij noch zijn makker hebben hun noodverband bij, en wij zitten opgesloten achter hopen brikken en mergelblokken. Ook aan water is niet meer te geraken. Eigenlijk heeft deze jongen ons het leven gered! Hij deed ons naar den chauffagekelder verhuizen, en de bom is gevallen in de aardappelkelder, waar wij geen kwartier geleden nog zaten. De luchtdruk heeft echter de tussen• deur, met lijstwerk en àl, uitgeslagen, die Michel met projectielkracht in buik en maagstreek heeft getroffen. Moeder denkt dat hij niet lang meer te leven heeft, doet ons voor hem bidden, en zelve fluistert zij hem schietgebeden in het oor. De uitgang van de chauffagekelder ligt van buiten af toegegooid, en ook de opening van de weggeblazen tussendeur ligt driekwart volgestort. Langs dààr komt wat lucht en licht, vallend door het gat in 't gewelf geslagen. Het was zes ure toen doffe stappen weerklonken in het enge steegje dat ons van de jongensschool scheidt. Het waren Duitsers, want ze riepen aan de keldergaten : 'rauskommen, jongens! De ongedeerde soldaat, Georges, bezwoer ons geen teken van leven te geven wat wij ook niet van plan waren. Moeder is ten zeerste bekommerd om haar gewonde, maar kan zo weinig voor hem doen! Michel is bijgekomen en vraagt om te drinken en er is werkelijk geen ander vocht voorhanden dan vuil en oud en afschuwelijk-smakend water uit de kraan van de verwarmingsketel. De doorstane angsten hebben ons de keel zodanig uitgedroogd dat wij God danken om die armzalige drank!
334 Overtuigd dat niemand van ons levend uit deel ingesloten kelder geraakt, begint Moeder het ene rozenhoedje na het andere. Wij bidden tot tong en lippen droog en hard als hout worden. Stappen klakken voorbij, vliegtuigen ronken; ' nieuwe vlagen bommen beuken en barsten boven ons huis en in de buurt. Aan 't rakketakken van de mitraljeuzen zijn we reeds gewend. Wij denken aan, en spreken over, onze dode Zuster. Maar is zij wel dood? Over het losse puin kan men in den naasten kelder kijken, en daar is geen spoor van haar te zien. Ze zat toch vlak naast ons? Hoe zou zij alleen uit het rijtje zijn weggerukt? Mogelijk moet ons zusje, terwijl wij verdoofd en blind lagen, langs dat bomgat hiernaast zijn buitengeraakt. Het is eng, en het gaapt hoog, maar langs een stortkegel van kalk en stenen erdoor neerge-
komen, is het wel te bereiken. De Zuster is slank en lenig, en in een schrik lukken dingen die men, kalm, onmogelijk klaar zou spelen. Met beschouwingen als deze, trachten wij ons gerust te stellen, en de tijd om te krijgen. Laat in de namiddag dringen, bij pozen, hittewalmen tot ons door. Onze bebloede Zuster haar hoofdwonde was maar oppervlakkig wil zien wat er gaande is, en tevens bewijzen dat onze vermiste medezuster kan ontsnapt zijn. Ze klautert over de eerste versperring, dan tegen den puinkegel op en kan zien hoe het huis van de meester, dat ingestort ligt, vlammen uitbraakt als een krater. Het bataillon had bij hem zijn voorraad kleren en andere uit= rusting ondergebracht, en die stock staat nu in lichtelaaie. Later hebben wij het een en ander vernomen nopens wat zich afspeelde in het dorp, terwijl wij in onze vermeende grafkelder op de dood wachtten. In alle vroegte hadden vier bommen onze prachtige nieuwe kerk getroffen. De luchtdruk hief het ganse gewelf omhoog, dat neerplofte en tot splinters stenigde al wat zich
-- 335 -beneden bevond : altaren en biechtstoelen, beelden en orgel. Niet ver van ons klooster bedolf een instortend huis vijf mensen in de kelder. Op hun hulpgeroep kwamen buren aangelopen, waarbij een jonge man die het keldergat begon vrij te maken. Een parachutist kwam om de hoek kijken en schoot de jongen dood. Natuurlijk sloegen de overige redders op de vlucht. Toen nieuwe hulp opdaagde, leefde nog alleen de man en een driejarig kind. In een ander woning doodt een bom een groot kind, en kwetst een meisje van twaalf en een jongske van tien jaar. Mogelijk lagen die twee maar verdoofd. De ouders vluchten, maar de oude dove grootvader blijft : om de kleinen gade te slaan. Hij gaat met een emmer naar de waterput, waar een Pruis verschijnt die hem aanspreekt. De arme opa verstaat geen woord, denkt dat men zijn identiteitskaart wil zien, steekt de hand in de binnenzak. Waarop de Pruis hem haastig en automatisch een ons lood in het lijf schiet. Na aldus alle verraad en gevaar van zich afgewend te hebben, draagt de Duitser de twee nog ademende kleinen naar de nabije loopgraaf, waar hij ze veilig denkt. Het jongentje verliest er een been, en het meisje zal maandenlang in het hospitaal moeten liggen. Elders komen vader en dochter, reeds op weg, terug binnen om hun fiets te nemen, en het huis stort op hen in. Tegen den avond van die Vrijdag kloppen de Duitsers bij jonggehuwden aan die langs de Rijksweg wonen, een heel eind van de brug. Zij durven niet opendoen. Op het dreigen van de mannen, neemt de vrouw haar kindje van zes maanden op den arm : zo kunnen ze mij niets doen. 'Voor alle zekerheid echter schiet de Pruis zohaast de deur op een kier komt; de kogel doorboort de voet van het wicht en de buik van de moeder. Zij werd te laat geëvacueerd, en stierf aan bloedverlies in het hospitaal te Maastricht.
— 336 Gans die nacht bleef het huis tegenover ons branden, zodat we soms last van de hitte kregen. En gans de Zaterdag blijven we verdoken. Geen eten; geen drinken; stil blijven als Duitsers langs komen; bidden. Bidden voor de gewonden, de gesneuvelden van vriend en vijand; en ons leven aan God opdragen voor de Vrede. Die Zaterdag avond vielen nieuwe bommen op het huis. De betonnen vloer boven onze kelder zakte, langs één kant, vijftien centimeter. 's Nachts werkte ik mij met een andere Zuster naar buiten om wat frisse lucht te kunnen inademen. Wat nog recht stond van klooster en klassen kraakte zo akelig dat wij elk moment vreesden onder een stuk muur te worden verpletterd. Onze mannen schenen stand te houden op de kip, want uit of in die richting werd geschoten. Als het grommen van een onweer rumoerde druk vervoer over de verre Staatsbaan. Wij waren geheel uitgeput, en ook de twee soldaten begrepen dat wij niet langer verborgen konden blijven. Michel was bij kennis, en Georges hoopte, klappertandend, dan « den Duits » hem niet direkt het hoofd zou inslaan. Na een vurig morgengebed Moeder stelde ons onder de bijzondere bescherming van Maria besloten wij ons aan de Duitsers over te geven. Verlost. Om 8 uur Zondag morgen zag ik een vijftal Pruisen aankomen. Door het bomgat wuifde ik met een witte zakdoek, maar het deed hen aangenaam lachen. Toen ik riep : hier zijn soldaten! schoten zij aanstonds toe. Moeder bedong dat zij de mannen geen kwaad zouden doen, en Michel voorzichtig vervoeren. Wondervlug hadden ze de gewonde buiten, en Georges kreeg een sigaret in plaats van een kogel. Ze staken ook een handje toe om een lijvige zuster door het bomgat omhoog te hijsen.
337 -Het licht verblindde ons, en toen we kijken konden herkenden wij de omgeving niet. Puinen en nog puingin, en het zwaargehavende oude kerkje daar troosteloos boven uit. Duitsers liepen door de tuinen, of lagen, grimmig kijkend, bij afweergeschut. Naar de barre verwoesting van ons eigen tehuis konden wij niet omblikken zonder tranen. We vroegen of wij naar Maastricht mochten. Zeker! Uw mannen zullen ons onderweg niet doodschieten? — Zoiets doen alleen Engelsen. Dwars over het veld ging de aftocht. In de loopgraven lagen akelig verminkte lijken, en gesneuvelden zo rustig uitgestrekt of ze sliepen. In dichtgesloten drommen marsjeerden, over de Rijksweg, de Duitsers ons land in. Wij vatten post voor een huis, totdat een gaping in de gelederen ons zou toelaten over de brug te gaan. Ieder van ons kon zich aan de andere spiegelen om te weten hoe zij er uitzag. Het zwarte gezicht geslonken, de ogen hol, het linnen grauw en 't bruine kleed wit gekalkt. Onze arme oude moeder bont en blauw gekneusd, en die ene zuster vol zwartgeronnen bloed! Geen wonder dat een Pruis ons meelijend bekeek. Wij profiteerden van zijn goeie gevoelens om hem een glas water te vragen : de dorst was het ergste. Behalve een mondvol vuil water hadden wij sedert Donderdag avond noch nat noch droog gehad. Hij draafde naar een café, bracht een fles bier en een glas. Hij liep terug en wou ons een homp brood, een pak beschuiten en een stompje worst geven, doch aan eten hadden wij nog géén behoefte. Eindelijk mochten wij de brug over en geraakten op het Hollands. In Wolder riepen brave mensen ons binnen en boden ons een tas koffie aan. Juist begonnen wij met een natten doek door ons gezicht te gaan, toen een luchtgevecht boven het huis knetterde. Op
— 338 -een oogwenk was de kelder eivol, en of daar gebeden werd! Wij strompelden te voet naar de stad. Aan de Tongerse poort werden wij opgevangen door de Paters Jezuïeten, die zich op straat aflosten om de vluchtelingen te onthalen, te verplegen desnoods, en te geleiden. Onze Moeder smeekte dat men direkt van onder de puinen van onze kapel twee gevulde H. Cibories zou gaan uithalen. Een joviale Pater verzekerde haar dat O. L. Heer wel een dag of wat voor Zichzelf zou zorgen. Bij de Zusters Reparatricen in de Kapoenstraat werden wij onder tranen omhelsd door de Overste, een Vlaamse uit S. Niklaas-Waas. Het uitmuntend mens haalde voor ons uit : het beste wat zij vinden kon. Maar het idee dat O. L. Heer daarginder eenzaam onder de afbraak lag liet onze Moeder geen rust. Dinsdag reeds -
stapte ze naar Vroenhoven en bewoog zelfs twee Pruisen
aan het zoeken mee te helpen, want een ganse vleugel van het dak moest worden opgeheven en gestut. Het H. Sakrament werd eerst in een kelder ondergebracht bij brave geburen. Daarna per auto afgehaald toen wij ons eigen huis te Meersen hadden bereikt. Het H. Sacrament werd plechtig ingehaald, en een dag eerherstellende aanbidding Jesus aangeboden. Het geweten van Moeder vond maar volkomen vrede, toen zij Michel in een hospitaal wist, en buiten gevaar. Odyssee van de jongere. Tijdens dit verhaal had ik opgemerkt dat de jongere Zuster, vooral in het begin, zich heldhaftig bedwongen had om het woord niet over te nemen. De oudere gaf het haar nu, en zij vertelde Het was zoals de Zusters eindigden met te veronderstellen : blindelings, door de ondoordringbare kruit- en -stofwolk heen, was ik in de aardappelkelder geraakt, zag daar daglicht, klom op langs losse mergelblokken, hees en
-- 339 wrong me door een enge opening. Ik boog me terug over de rand en riep op Moeder, riep op de Zusters, dat zij mij volgen zouden, maar kreeg geen antwoord. Ik bleef daar een tijdje liggen, hoorde gekreun en gekerm, en riep nogmaals. Het kermen hield op, en ik besloot eruit dat allen daar beneden dood waren. De zwavellucht die door de opening bleef opstijgen, dwong mij, alhoewel ik mijn handdoek met botermelk gebruikte, een eind verder te sluipen waar ik mij uitstrekte onder een haag. Het bombardement was nog in vollen gang, en ik trok mijn mantel over mijn gezicht, alsof ik daarmee tegen de bommen beschut was. Ik moet een heel tijdje zo gelegen hebben; want ik. ook heb de Pruisen horen roepen dat onze soldaten uit de kelders moesten komen en dat was om zes uur. Ik dacht niet beter te kunnen doen dan bij bevriende mensen te gaan aankloppen. Deuren en stijlen en ramen van dat huis waren uitgeslagen, en de bewoners weg. Ik. doolde door de vernieling en kwam een gekwetste tegen. Gaarne had ik hem geholpen, maar wat kon hem mijn. botermelk baten? Wat verder lag een dode soldaat, met kogels door het hoofd en door de benen. Ik volgde een weg die langs de kip liep, en zag ons mannen in de loopgraven liggen. « Waar moet ik naartoe? vroeg ik hen. Ja waar?? » zeien ze en keken naar mijn kap die gans ingedeukt en verfrommeld was. In het vrije veld keek ik nog eens om naar de puinera van het dorp, en naar Lafelt dat onder een zware rookwolk lag. Daar brandde het. Een eind verder zag ik een groepje mensen voor mij opmarsjeren, die ik spoedig inhaalde. Het was familie van Zusters van onze Congregatie, en ik voelde mij heel wat verlicht, gezelschap te hebben. Aan mijn kap konden zij zien wat ik reeds had meegemaakt. Terwijl wij gingen dacht ik bij mijzelve : Als ik eens-
-
-
340 recht doorreisde naar Antwerpen? Zo ver zullen de Pruisen wel nooit geraken. Twee Zusters van ons studeren daar voor verpleegster, en die zullen mij wel verse hoofdbanden en een fatsoenlijke sluier afstaan. Maar het reisgeld ! Aleer in de kelder te dalen bij ons, had ik gauw mijn beste kleed over mijn alledaags aangetrokken, en op de kapel mijn schoonste gebedenboek gesnapt. Iets anders had ik niet mee. De aanvoerder van onze groep beloofde mij de reis te betalen, indien gelegenheid zich aanbood trein of auto te nemen. Te Zichen gingen wij uitrusten in een herberg. De baas tapte voor alleman gratis : « straks zuipen de Pruisen toch alles uit ». Hij vertelde een jammerlijk voorval van deze morgen. Toen het eerste bombardement losbrak vluchtte een gezin van vijf personen, vader en moeder, beide nog jong, en vijf flinke kinderen, de kelder in. Een soldaat was hen gevolgd. Hij zei dat ze _beter deden tot beneden in de berg te dalen, vermits zij een trap hadden tot in de mergelgrotten. Toen zij daar lang genoeg gezeten hadden, zou de soldaat gaan kijken hoe het boven uitzag. « Alles rustig! berichtte hij. Hij laat de mensen vóórgaan en sluit de rij. Pas heeft het gezin een voet in de keuken gezet, of een bom doodt ze alle zeven. Alleen de soldaat bleef gespaard. Zo vertelt de waard, wanneer donderslagen losbarsten de bombardatievliegtuigen waren ons gevolgd! Wij achter hem aan de kelder in, en lager tot in de mergelberg. Daar zaten al- veel vluchtelingen bijeen; gewonden lagen op stroozakken en op kruiwagens. Provisies werden uitgehaald en aangeboden, maar 't zou nog vier-en-twintig uren duren voor ik één brok door mijn keel kon krijgen.
We zaten hier geheel van de wereld afgezonderd; van wat er op de begane grond gebeurde drong geen flauw gerucht tot ons door. Van tijd tot tijd verschenen soldaten, die ons aanraadden verderop te trekken, door het veld. Om
-- 341 -negen 's avonds werd het een bevel : alleman de baan op! Ik was blij dat het donker was, want mijn kap was waarlijk niet toonbaar. Zo ging het dan, met korte rustpozen langs een graskant, over Bolder en Falmeer, over Millen en Vreren tot in Rutten. Ik had het niet gemakkelijk in mijn dubbel stel kleren ! Voortdurend stremden en stropten de enge pijen om mijn enkels. Gelukkig was het boven en rondom ons rustiger gedurende deze lange nacht. Van op hoogten zagen wij overal de rosse gloed van branden. Kwamen wij langs een wei, dan holden koeien op ons aan, en liepen mee achter de prikdraad in de hoop, gemolken te worden. Die Zaterdag morgen rustten wij uit in een zeer grote boerderij te Rutten. Erven, schuren en woonhuis waren door vluchtelingen overrompeld, en voor al dat volk werd goede hete koffie geschonken. De mensen bekwamen ervan en vertelden elkaar hun avonturen. Ik poogde mijn kap wat model te geven, maar het was een hopeloos geval. Er kwam een hevig verlangen in mij op, weerom tussen Zusters te zijn. Ik gaf mijn gezelschap van deze nacht de pakjes terug die ik voor hen had gedragen, en stapte op naar de Zusters van het dorp. Onderweg kom ik een Zwartzuster van Tongeren tegen. Naast een ezelkarretje liep zij, waarop een paar mensen met een klein jongetje zaten. Ik vroeg haar of zij ook het enig overschotje was van een vernield klooster en een gesneuvelde communiteit? « Neen, zei ze; bij deze familie verpleegde ik het zieke zoontje, en wij trekken naar Lauw nu, waar het gezin verwanten heeft. » Daarop zei de Madam op de ezelskar : « Kom met ons mee, zuster, in Lauw is het veilig. Ik liet mij gezeggen. In dat dorp kwamen wij terecht bij zeer goede lieden op een ruim pachthof. De zwartzuster en ik haalden nog een H. Mis. Na afloop vroeg ik aan Meneer Pastoor wat mij te doen stond? Hij gaf mij een misdienerke mee om mij bij de Zusters te brengen. Deze
--. 342 waren lief genoeg, maar ineens herbegon het schieten, en ik liep terug naar de zwartzuster op de boerderij. Ze was mij behulpzaam in het vervaardigen van een nieuwe kap, waarvoor ons een servet werd afgestaan. Naaien ging nogal, maar het stijven en strijken werd een mislukking : het stond geschreven dat ik met een vuile, vormeloze kap moest blijven lopen. In de namiddag liet Meneer Pastoor zeggen dat ik toch beter in het klooster zou zijn. Vol schrik liep ik er onder een lucht vol vliegtuigen heen. Ik vond het kloostertje overrompeld door vluchtelingen die door de Zusters van Maria, met moederhuis in Landen --- vol toewijding werden verzorgd. Aan den avond reeds vielen de Pruisen in het dorp. Wij moesten allemaal buiten komen, op rijen staan en de armen omhoog houden. Met het pistool in de vuist
stapte een lange Pruis tussen ons en brulde : « Verbergt gij geen soldaten? » Daarna vroeg hij of wij Vlamingen waren. « Vlamingen zijn onze vrienden, » zei hij, en gaf het mansvolk de hand. Hij deed sigaretten en pralinen uitdelen : « Alles uit Duitsland voor ulieden meegebracht! Jawel : in Belgische pakjes en zakjes uit Tongeren. Ineens kwamen Engelse vliegtuigen over en de Duitsers speelden bliksemsnel hun jas uit. Ze verdwenen binnenshuis, veel vlugger dan wij. Voor de nacht had ik boven, op een logeerkamer, een goed bed kunnen hebben. Maar men had ons verteld dat half Tongeren plat lag, en uit schrik voor een bombardement lei ik mij, in een hoekje, op de vloer van de spreekkamer met mannen en vrouwen en kinderen van allen ouderdom. Geen oog deden wij toe, alhoewel een Pruis was komen zeggen dat hij buiten de wacht hield. Voor de Hoogmis het was de Zondag van Pinksteren -- deden mij de Zusters een van haar kappen cadeau. Wat viel ze mij vreemd en ongemakkelijk! Ik wist niet hoe mijn
— 343 hoofd houden of keren. Na de Dienst liet ik mijn haar wat knippen en kammen, en hing toen nog enkel een zwarte doek over mijn hoofd. Het was nog geen noen en de mensen zagen mij met mijn derde kapsel! Na de middag werd afweergeschut geplaatst vóór de kerk. Dit maakte de vluchtelingen ongerust, en daar de Pruisen zeiden dat voor Tongeren de Krieg gedaan was, trokken de achterneven van Ambiorix stillekens-aan af. Ik besloot mee te gaan, omdat ik vanuit Tongeren gemakkelijker met ons moederhuis te Heerlen in betrekking kon komen. Deze keer liep ik weerom op langs een ezelkarretje, waarop mensen van Vlijtingen zaten. We vorderden stroom op tegen open camions vol Pruisen die veel leedvermaak hadden, fotos namen en hun wit gebit lieten zien. Te Tongeren was ik weer thuis bij de Zusters van Maria, zag er niets anders op dan toch maar haar kap te dragen, en volgde in alles de communiteit. Ik kon een bericht zenden dat bij onze Moeder belandde, die mij met de proostdijauto kwam afhalen. In Meersen, voegt de oudere Zuster hieraan toe, stelden wij het niet uit ons Zusje een kraaknette kap, met sluier mooi in de plooien, cadeau te doen. DE VISITANDINEN VAN LAFELT. Gehucht en klooster. Deze namiddag 9 Juni kan ik een slipper maken en fiets naar Vlijtingen, over Spouwen. Hier stonden, aan het kruispunt, onbeschadigd, vier Belgische veldkeukens en drie lichte kanonnen op rupsbanden. Niets duidde op een geleverd gevecht. De portieres van de schoolzusters gaat de twee Oversten van de Lafeltse Visitatie verwittigen. De Mère-déposée ziet er een beetje beter uit, en de Mère-in-functie is tot tranen
-- 344 ontroerd wanneer ik haar een milde aalmoes vanwege de= Zusters van Smeermaas kan overhandigen. Zij hebben er zich op voorbereid, een enigszins samenhangend relaas te geven van wat haar die rampspoedige tiende Mei overkwam. In een historische atlas vindt men het nietig gehucht Lafelt vermeld, met twee gekruiste degens langs de naam. In 1881 bouwden de Visitandinen een landelijk « monastère » op de plaats zelf waar, in 1747, een tweede Juli, feest van de Visitatie, Lodewijk XV de hertog van Cumberland versloeg. De grote kapel, voor het publiek toegankelijk, zou met schilderwerk en brandramen slechts in 1931 geheel klaar komen. Bij het graven voor de fonderingen stiet men overal op gebeenten : van gesneuvelden in die felle slag. Hoe weinig vermoedden de Zusters dat hof en klooster, geen veertig jaar later, opnieuw gevechtsterrein zouden worden! Vroeger reeds hebben wij verteld hoe de Zusters geplaagd werden tijdens de mobilizatie, met de bedoeling haar het klooster te doen ontruimen. Geraadpleegd, had ik haar na anderen, aangeraden te blijven. Indien het Albertkanaal een kilometer of twee Oostwaarts ooit werd aangevallen, zou er nog tijd zat zijn om uit te wijken. Op Woensdag 8 Mei, had men van op het Bisdom de Zusters verzekerd dat er van oorlog geen sprake kon zijn. Waartegenover stond dat een bezoeker, diezelfde Woensdag, na over de terugtocht van Engelsen en Fransen in Noorwegen gesproken te hebben, voorspelde dat « twee dagen later de Duitsers door Lafelt zouden trekken ». Maar was dat geen broodetend profeet? Wij herinneren ons ook hoe de vier bataillons Vlamingen in Januari door Waalse eenheden, mannen uit de Borinage, waren vervangen geworden. Dank aan den ijver van hun aalmoezeniers en de vurige gebeden van de kloostergemeente, had menig onwetend heiden van rond Charleroi
-- 345 God weergevonden. Dertig mannen ontvingen het Doopsel, 700 deden hun eerste Communie, tal van afgedwaalden hadden zich bekeerd. Nu nog waren er vijftien vlijtig de Catechismus aan 't leren, om ook gedoopt te worden. Het begon, die allervroegste 10e Mei, te Lafelt gelijk overal in de Kanaalstreek : ongewone geruchten op straat, -omstreeks één uur; gemompel en gestommel beneden in de spreekkamers, bij de brankardiers. Ongerust, ging Mère 'Déposée bij de Overste aankloppen. « Jawel, beslist deze, de Zusters mogen zich aankleden, haar evacuatiebundel gereedleggen, en dan terug gaan neerliggen, of zich naar het koor begeven. » Twee stokoude zusjes, hardhorig en slecht te been, mag men voorlopig ongemoeid laten : mogelijk .geldt die bedrijvigheid toch maar een oefeningsalarm. In de verte had een dof kanonschot geklonken. Later hoorde men, uit de richting Maastricht, slagen als van inslaande bommen : het leek wel of een bombardement was begonnen. De vage vrees van de Zusters veranderde plotseling in hevige schrik, toen met donderend geraas een partij vliegmachienen, rakelings scheen het, over het klooster heengierden. Hoe verrassend vlug zaten de slotzusters in het koor, achter de grote tralie bezijden het altaar; en de twee bejaarde buitenzusters in de kapel, voor de communiebank ! Op dat moment dacht niemand aan de evacuatiepakjes, of aan het redden van kostbare relikwieën -en documenten : er was immers geen onmiddellijk gevaar! En wie kon de aard van dat gevaar voorzien? In VeertienAchttien was Oost-Limburg wonderbaar gespaard gebleven .,dat kon nu weerom het geval zijn. De hel breekt los. Om half vijf : nieuwe vliegtuigen. En, onverhoeds, donderslagen, bliksemvuur, dampen en aardbeving. Schrilkwekkende knallen volgen kort op elkaar. In het koor wordt
346 de grote tralie, vijf meter op vijf, weggeblazen als een horretje; in de kapel vervangt schril daglicht de kleurenschemer van de brandvensters. Buiten roept een forse mannenstem : « Alleman naar de kelders ! » Over neergeslagen deuren, knarsend glas, onder omvallende muren en neerhangende plafonds bereiken de Zusters de keldertrap. Een oud buitenzusje vlucht naar de sacristie, wipt in de openstaande hangkast, wil de deur achter zich toetrekken, voelt ze uit haar hand weggerukt, kijkt om... Geen wand meer de straat! Over puin en afbraak geraakt ze beneden bij haar medezusters die stom van schrik tegen een muur neerhurken. Het hevigst geweld geluwd, komt een brankardier, een gezet man, vragen of de Zusters geen gewonden hebben. Goddank neen!.. Maar, och God, onze twee oudjes, als op haar cel eens een bom was gevallen!.. De soldaat laat zich sekuur uitleggen waar de sukkeltjes zich bevinden, en verzekert dat die vleugel van het klooster nog intakt is. Direkt zal hij ze naar beneden doen dragen, de ambulancie in, en dan vliegens naar het hospitaal te Tongeren. Neen, niemand wil ik mee : het bombardement kan elk ogenblik herbeginnen. Later komt, geheel verwilderd, een tweede soldaat de trappen afgesprongen. « Waar is de Staf? roept hiY. Niemand te zien op de P.C. ! De boel is verraje! Ze hebben de brug niet laten springen! » En spoedig daarop komt een derde aangerend die schreeuwt : « Waar zijn ons officieren? Niemand van ons weet wat begonnen. Wat kunnen wij doen zonder bevelen? » Ja, waar is nu die commandant, oud-strijder van Veertien, die de Zusters het leven zo zuur maakte, en hof en kelders inpalmde omdat hij « de eerste schok van de Duitse aanval » moest opvangen? Buiten herbegon het bombardement. Eensklaps ver-
---- 347 schijnt voor de biddende Zusters een soldaat met een gloed van waanzin in de ogen. Plechtig heft hij iets bloedigs, iets druipends omhoog : « De schedel van uw Directeur! Zij hebben zijn lijk, dat midden op straat lag, in de spreekkamer gedragen. » Zijn het minuten, of uren die voorbijgaan? Al luider wordt gebeden om het ontzettend geraas niet te horen dat bovengronds toeneemt. De grond schudt : stort gans het klooster met muren en daken ineen? Weerom stappen. Trage, behoedzame. Een jonge, doodsbleke soldaat met een brandende waskaars. Daarachter de tragische man van daarstraks met de Ciborie in de ene, en de Custode met grote monstranshostie in de andere hand. Luguber verklaart hij : « Een Tabernakel hebt u niet meer. » Moeder neemt geknield het Allerheiligste over, en de Ciborie wordt doorgegeven tot al de Species genut .zijn. Ook de oudere soldaat communiceerde, maar de jonge .schudde angstig en hevig van neen. Gedurende dit gebeuren uit de Catecomben, stond alom een pakkende stilte. Eensklaps echter gromden weerom vliegtuigen en het klooster kreeg nogmaals de volle laag. Met akelig gekraak, met log geplof sloegen muren ten gronde. Een bom boorde door tot in de kelder naast de Zusters, met een vreselijke knal, met een hagel van brokken en puin. Voorover en achterover liggen de Zusters omvergeblazen, weggeveegd, bedolven. Wanneer zij terug tot bewustzijn komen, hijgen ze naar adem, menen ze blind te zijn. Geleidelijk zakt het stof en stijgt de rook; men probeert het gebruik van armen en benen; puin en plaaster worden weggeweerd; een hand toegestoken aan wie zwaarder beladen ligt. Men komt tot de ongelooflijke vaststelling dat, ondanks een ganse tussenmuur over het groepje neersloeg, niet één Zuster ernstig letsel bekwam. Toch betrouwen zij de kelder niet meer, waarvan de s
— 348 — trap ten andere door puin versperd ligt. Veiliger schuiloord biedt de zwaargewelfde gang naar de verwarmingsketel. De biddende of zwijgende Zusters zitten daar geruime tijd zonder gestoord te worden. Geluiden van buiten dringen hier slechts dóór : dof en gedempt; maar de grond blijft dreunen. Rond drie ure nadert druk getrappel, en opgewonden stemmen klinken al duidelijker. De zusters krimpen ineen : de Duitsers! Neen Goddank! Ze horen Frans, het zijn de eigen soldaten die op minder dan geen tijd alle beschikbare ruimte vullen. « De Duitsers zijn daar! Zij mitrailleren ons van dichtbij! Onmogelijk langer stand te houden. En waarom zouden wij ook, als ons officieren er reeds in de vroege morgen tussenuit muisden? Staande nutten de mannen hun eerste bete broods van deze dag. Stilaan bedaren ze, en een sergeant beveelt
terug naar de stelling! Een groep gewilligen breekt zwijgend op; een even sterke partij beweert dat alle weerstand nutteloos is, en hurkt neer bij de Zusters. Aan het' uiteind van de gang bevindt zich een eng trapje, enige verbinding met de buitenwereld. Het kon vier ure zijn toen daar van boven geroepen werd : « Makkers,. vlug buiten! Boven uw hoofden staat het klooster in brand! » Door paniek aangegrepen springt alleman recht, en het geeft een wringen en dringen naar het trapje. « Wat moeten wij beginnen? » vraagt Moeder Overste aan een man die haar vóór laat gaan. « U hebt de keuze, zegt deze grimmig. Hier stikken, of boven de kogel krijgen. Wanneer de Zusters eindelijk buiten worden geperst, is haar groepje uiteengerukt. Het tragisch keldertje. Vlammen loeien in de grote gang, vlammen huilen in koor en kapel en sacristie. Tot op de weg voortgeduwd, be-
-- 349 vinden de arme vrouwen, waaronder sommige sedert jaar en dag geen straat meer hebben gezien, zich in volle veldslag. Een vizioen van de hel! Snelvuur ratelde; granaten sloegen daverend in; in de lucht spatten vuurbollen uiteen. Zwarte rookmassa's wentelden over de Rijksweg naar Tongeren. Al schietend vorderen Duitsers over de akkers, van• af de baan die naar Veldwezelt voert. Uit de loopgraven naast het brandend klooster werd tegengeschoten; vluchtende Belgen keerden zich telkens om en vuurden; andere liepen met de armen omhoog de vijand tegemoet. Hier sloeg een soldaat voorover, ginder rolde er een over de grond, een aantal lijken lagen verspreid, verstard in tragische houdingen. En ondertussen gierden de Stukas al mitraljerend over; donderende bommenwerpers gooiden hun vrachten af. Aleer men de kraakknal hoorde, zag men een zwarte rookzuil opspuiten. Zonder vooropgezet plan of afspraak hadden de vluchtelingen de richting Maastricht genomen, dus recht naar de vuurlijn tussen baan en kanaal. Ze waren nog maar een honderd schreden van de tramhalt af, toen ze het opengereten « huisje van Martinus » zagen, de toegang tot het keldertje blootgelegd door een bom. Daarheen en daarin! Beneden vonden ze twee van onze soldaten, die de Zusters deden plaats nemen, dicht opeen, zo ver mogelijk van trap en keldergat. Door deze laatste opening valt plots een schot. De Belgen vuren tegen. Dan verduistert de dag boven aan de trap. Zware plofstappen. Twee laarzen worden zichtbaar, en een feldgraue broek. Weerom schieten onze mannen, en de Pruis ploft de kelder in. De forse kerel is niet dood; kermend poogt hij zich op te richten; stort weerom neer, grabbelt met klauwende handen in de grond. Onze jongens bekijken elkaar. Moeten ze heus deze man afmaken? Pas op! Hij tast naar zijn heup!... Resoluut slaan ze een kruis, en schieten de gewonde in de hersens.
-- 350 Nu verdonkert, even maar, het keldergat. Losjes ploft er iets op de mulle vloer; het rolt tot bij de voeten van de deinzende nonnen. Een metalen, gewafeld paasei, dat rookt en knettert met korte kwade vonkjes. « Een handgranaat, » huilen de soldaten. Beter geschoolden zouden ze hebben gegrepen en teruggeworpen; onze schachten, de rug tegen de muur gedrukt, blijven, gehypnotizeerd, met puilende ogen op het verraderlijk moordtuig staren... Met een zacht gesis houdt het smeulen en knetteren op. Voor^zichtig wordt de gedoofde granaat in een hoek geschoven. Kort daarop knappen door het keldergat twee schoten, die niemand raken. De geterrorizeerde Zusters dringen achteruit wat ze kunnen, maar nu begint een mitrailette te rakketakken. Van- één Zuster wordt het middenlijf doorzeefd; ze zakt neer en moet terstond de geest hebben gegeven. Vier andere voelen vuur in arm of been, en dan een
kleverige nattigheid. Plotseling valt nog een zuster voorover, en geeft geen teken van leven meer. Het schieten, gelukkig, heeft maar enkele ogenblikken geduurd. Buiten heeft een barse stem geroepen « sauskommen ! -- Gaat, zeggen onze mannen, of ze vermoorden u hier allemaal! » Gedienstig helpen zij de verdwaasde. Zusters heen over bloedpas en lijken. Zijzelf vertonen zich liever nog niet : een aarzeling die hun het leven zal kosten. Want -straks treft een nieuwe bom het boerenhuisje, dat instort met kelder en al. Dwars door de vuurlijn. De Pruis met de mitraillette heeft het erbarmelijk groepje naar de tramhalt gewezen. Hijzelf stapt snel, en gebogen, over het veld. Voortdurend gillen er kogels, die nog twee zusters kwetsen en andere de kleren scheuren. De grote baan, . en
- -
351
het veld daarachter, leken een « weide van Pruisen b, zo dicht hun gelederen en zo groen hun helmen van kamoeflerende grashalmen en heggetwijgen. De gevangenen worden op vloeken, scheldwoorden en dreigementen onthaald. « Satanswi jven ! hellevegen! jullie hebben onze kameraad vermoord ! De kogel voor jullie ! » Naar protestatie wordt niet geluisterd. Gewond of niet, de vrouwen worden op rij tegen een haag gezet, en voor ieder van haar vat een Duitser post, pistool in de vuist en mikkend op de borst. Kennen die kerels dan geen meeli j en ? Een gekwetste zuster zakt ineen en roert niet meer. Een jonge non, kleed en ondergoed aan flarden vanaf de gordel, doorzeefde dij en been ontbloot, staat men haar voet in een snel verbredende bloedplas. Vier andere hebben schotwonden in den arm, in het been, in de knie, in de rug. Reeds recht de feldwebel het hoofd en spert de mond open voor het fataal bevel... In een laatste zucht aanroepen de bange vrouwen het Hart van Jezus. Snel en beslist stapt een jonge luitenant nader. Gebeten woorden worden gewisseld. Kort. Kwaad. « Wapens neer! » gebiedt, onwillig, de webel. Grommend schieten de grauwen, van spijt, hun pistolen leeg tussen de voeten van de Zusters. « En nu vooruit, beveelt de luitenant, met de handen omhoog! » Terwijl hij naast het groepje stapt de bewustloze was weer bijgekomen en vorderde, gesteund door twee valiede medezusters onknoopt hij zijn tuniek aan de hals en haalt een kruisje boven. « Ik ben katholiek, ver-klaart hij; ik laat geen nonnen afslachten! De baan die uit Lafelt komt wordt, achter de tramhalt, een aardeweg die eerst recht op het kanaal aanloopt, daarna afwijkt naar de brug van Vroenhoven. In dit open veld geraakten de uitwijkelingen pas midden in het vuur! Mitraille of lichte granaten scheerden erover, want telkens
- 352 weer sloegen mannen met armgezwaai tegen de grond, of zakten langzaam ineen. Over doden en gewonden moesten de Zusters heenstappen. Een losgebroken varken slurpte gulzig aan gulpend bloed uit een onthoofde paardenromp. Ginder werden lijken op een vrachtwagen geworpen, elders schoven rodekruismannen berries met gewonden in de ambulancies. Rook en vlammen en een oorverdovend lawaai van geschut en losbarstingen omschiepen deze anders zo idyllische dorpzoom tot een hel. De valiede Zusters deed men flink doorstappen, maar noodwendig bleven de gewonde achter. De zwaarder gekwetste werd half gedragen en half gesleept door haar twee gezellinnen. Deze toonden een Duits brankardier hoe hevig de zuster bloedde. Hij deed ze op een berrie leggen en wegdragen. Weldra echter stiet dat stoetje op een Duitse gewonde, die ging vóór i en de Zuster werd afgeladen, naast de weg gelegd. Men volgde lijnen van Belgische loopgraven, toen Engelse vliegers al vuurspuwend àànschoten. Vlug sprongen de grauwen in de grachten, hielpen de Zusters erin, en sommige Duitsers bogen zich over haar heen om ze met hun eigen lijf te beschermen. Er ontwikkelde zich een gaand en kerend luchtgevecht dat een half uur aanhield, en waarbij drie tuigen met een rookstaart neerkwamen. Na afloop haalden de verademende Pruisen boterhammen en melkchocolade uit, de Zusters uitnodigend aan de tractatie deel te nemen. Op dat moment kwam recht en rustig aangestapt, als een verschijning, de handen voor de borst saamgevoegd, en haar groten rozenkrans rond de polsen, een der oudste Zusters van het klooster. Een gouden jubilarisse, want op haar zeventiende jaar ingetreden, en nu in haar zes-enzeventigste. Van de wereld had zij niets anders gezien dan Vlijtingen, en de weg van daaruit naar Lafelt en Maastricht. Tram, trein, auto kende ze slechts van horen zeggen. Toen
Foto
SOHL,
Neerha ren.
De baan Vroenhoven-Toumebrtde voot- het herbouwde Lafelt. Zieht op het slagveld; dat de toeschouwer ook in de rug heeft, tot aan het Kanaal,
-- 353 ze een uurtje geleden voor het eerst buitenkwam, in het rumoer en de rook en de vlammen alom, had zij uitgeroepen : « Goeie God ! is dat nu de wereld ? Kleine verdienste, ze verlaten te hebben ! Laatst van allen was zij uit Martinus' keldertje gekomen, en had zonder haast, op haar eentje, de richting naar Maastricht genomen. Met veel belangstelling had ze naar de nieuwe, mooie huizen gekeken, en kerktorens die in haar jonge tijd niet te zien waren. Nu stond ze bij die loopgraaf, zag de soldaten eten en zei : « Ik heb honger, krijg ik wat van jullie? -- Neem jij iets aan van een Duitser? vroeg daar een. Met alle genoegen » antwoordde zij en beet smakelijk in een snee wittebrood. Achteraf begrijpt men niet hoe zij 't haalden, maar de gewonde Zusters geraakten tot op de Rijksweg, in de buurt van de beruchte brug. Hier moeten Belgische krijgsgevangenen helpen bij het verdragen en opladen van talrijke gekwetsten. Eén ervan is een priester-brankardier, zelf aan den arm gewond en met stijfstaande vingers. Hij ziet de ernstig getroffen zuster, door de doodmoede draagsters op een grasstrook neergelegd, eensklaps zo akelig verbleken en verblauwen, dat hij naast haar neerknielt om haar de heilige Olie te geven. Over zijn schouder heen ziet een Zuster hoe de jonge luitenant van straks, die de fusillade belette, zijn pistool trekt, en op de brankardier aanlegt... Wat kon hem bezielen? Vlug springt de Zuster op hem toe en drukt krachtig zijn arm omlaag. « Welhoe, zegt ze, nonnen redt ge, en een priester wilt ge doden? » Verdwaasd kijkt hij haar aan, keert zich om en stapt weg. Telkens een ambulancie vertrekt neemt ze één gewonde Zuster mee : die vinden elkaar terug in het nieuwe Jezuietenklooster aan de Tongerse Poort te Maastricht. Ook 12
354 de jubilarisse mag meerijden. Later zal zij vertellen, dat ze onderweg « geheel het Duits leger » heeft gezien. Het eerste groepje, de min of meer valieden, trachtte ondertussen vooruit te komen op de Rijksweg, stroomop tegen driedubbele rijen tanks en gepantserde autos, wagens met soldaten, munitie, afweergeschut, mitrailleuzen, licht geschut en monsterkanonnen. Het werd al avond toen zij met alle liefde werden binnengehaald bij de Zusters van de Voorzienigheid in Wolder, een eindje over de Hollandse grens. Aanstonds moesten zij de kelder in, want luchtgevaar bleef dreigen en het schieten hield niet op. Hier kon het lamentabele groepje zich eindelijk bezinnen : ze waren nog maar met elf, van de twee-en-dertig religieuzen die de communiteit telde! Van slapen kwam die nacht niet veel te recht. Duitsers kwamen en gingen, vroegen om te drinken, bleven hangen « omdat de Engelsen in aantocht waren ». Deze meedeling vulde de Zusters met plotselinge hoop... tot ze begrepen dat Britse vliegers bedoeld werden. Aan de morgen liep het nieuws rond dat de Belgen kwamen opzetten, zodat inwoners en vluchtelingen bevel kregen in Maastricht een onderkomen te zoeken. Men zette zich dan, die Zaterdagmorgen elfde Mei, tegen zeven ure op weg. Zover het uitzicht over de dalende Staatsbaan strekte, golfde gans haar breedte van aaneengeschouderde grauwen. Ze schenen allen een kodak rijk te zijn, en hoe dikwijls de Overste, wier voeten stuk waren, en de Zusters die ook al hinkten, gefotografeerd werden, is niet bij benadering te zeggen. De mensen van Wolder met beddegoed beladen, met huisraad, hennen, biggen en kleine kinderen, werden eveneens onder de lens genomen. In Duitse illustrés zouden deze kiekjes verschijnen met de vermelding : een gans dorp op de loop voor de Engelsen. • Doodop bereikten de Zusters de stad. In een groot gesticht was geen plaats meer. De witte Franciskanessen in
-- 355 de Capucijnengang ontvingen de gehavende vluchtelingen als engelen uit de hemel, laafden en verpleegden haar in de ruime kelder, waar zich een talrijk gezelschap verdrong. Drie dagen zouden verlopen eer het veilig werd geacht, naar het daglicht te stijgen. Op den dool. Toen in Lafelt ijlings de keldergang ontruimd werd omdat het klooster in vlammen stond, had zich een sterke groep soldaten tussen de Zusters ingewerkt. Een tiental dezer laatste geraakten pas boven, toen de eerste groep buiten zicht was. Besluiteloos gingen zij de tuin in. « Opgepast ! vermaande een soldaat, dekking zoeken tegen vliegtuigen ! » Zéér laag schoten deze over de hof. Van onder een honderdjarige boom, konden de Zusters het teloorgaan aanschouwen van haar enig en geliefd tehuis. Lang voelden zij zich onder de linde niet veilig : bij het wenden van de wind sloegen vonkenzwermen en vlammenflarden tot bij haar neer. Kruipend bereikten zij , het verste hoekje van de hof, in het bosje bij de kleine Banneux-kapel. Een tijdje hielden twee soldaten haar daar gezelschap, maar vonden het loverdak een al te zwak gewelf. Ons tiental bleef bidden, in de spookachtige schijn van de reuzetoorts die het brandende klooster hief en luisteren naar het onophoudend bonzen van geschut en bonken van bommen. Vuur gloeide nog loerend uit de ineengestorte puinen, toen de Zusters, verdreven door bittere stikrook, besloten op te trekken. Een nam het beeld van de Maagd der Armen van het altaartje, en zou het blijven meedragen als een moeder haar kind. Door een bres in den hofmuur geraakten ze in het vrije. Nooit hadden zij zich zo zeer afhankelijk gevoeld van haar Vader daarboven... In de verte konden zij troepen zien trekken, gerij voor-
— 356 bijjagen. Het bombardement scheen te vorderen van dorp tot dorp. Haar énige bekommernis was, voorlopig, aan de Duitsers te ontsnappen. De twee soldaten hadden aangeraden : u nooit blootgeven, kruipen waar geen dekking is. Dat deden ze, over blote barmen, over een naakte akker. Huilden granaten over, dan lagen ze languit in greb of voor. Een oudje van tachtig jaar moest die rekrutenoefeningen meemaken! Konden zij een loopgraaf volgen, dan struikelden ze over helmen en ransels. Achter struik of heg kon men een tijdje uitblazen. Nergens een mens te zien. Raasde geen geschut, dan hoorde men, als zeegeruis, het vage grommen van motorwagens langs een grote baan. Gehurkt onder een haag, rond Onze Lieve Vrouwtje, bracht men rillend de vinnig koude nacht door... Nu was het Hoogdag, Pinksteren! Maar nergens luidde er een klok. De H. Geest werd begroet met het gieren en donderen van moordtuigen. De dolaards leden van de dorst, tot een verdwaalde koe kwam aangedrenteld, die zich dankbaar liet melken. En dan, weerom, over mulle aarde ploeteren, op de knieën; op vochtige grond, onder een haag, liggen uithijgen. Het oudje moest ongeveer gedragen worden. Aan den avond waagde men zich tot bij een alleenstaand huisje. Het dak was weggeslagen, maar de muren stonden. 0. L. Vrouw kreeg een plaats op het schapraai, waarin een homp brood werd gevonden. Slechts een mondvol voor ieder, doch genoeg om de ergste honger te stillen. Een Zuster was een emmer water gaan putten, toen zij op een afstandje zwakjes hoorde kermen. Nog een Zuster werd bijgeroepen, en onder in het moestuintje, achter de haag, in een loopgraafje voor vier man, vonden ze een gewonde Belg liggen. Gans een zijde van zijn gezicht was weggeschoten, kaak en gebit lagen bloot. Misschien had hij nog andere letselen, want de arme jongen scheen op het uiterste.
357 Bloed en gruis werd uit de akelige wonde gewassen;: voorzichtig goot men de lijder wat water in de keel. Wat. was hij dankbaar! Snel verzwakte het hart. Hem werd een akt van berouw voorgezegd; hij poogde de Heilige Namen. na te prevelen. Met moeite, en veel pijn, bracht hij deze=laatste woorden uit : « Ik sterf content. Ik ga naar den hemel. Hoe het groepje heeft omgezworven is niet na te gaan denkelijk in een kring over het grote veld tussen Hees enlosmeer en Vlijtingen. Bij het verlaten huisje hadden zij een kruiwagen gevonden, waarin het oudje werd , rondgevaren, en soms een andere invaliede die van zwakheid en: vermoeienis geen voet meer verzetten kon. De nacht van Maandag op Dinsdag kon men schuilen in een eng soldatenabri, waar enige etensresten als een., geschenk van de Voorzienigheid werden begroet. Het vielde Zusters op dat rust en stilte over de streek waren= gekomen. Er trokken nog wel geregeld vliegtuigen over, maar die wierpen geen bommen af. Kanonschoten hoordemen nog maar vaag, en heel ver. Zouden zij het wagen, naar die grote baan te gaan, ginder, met haar bomen en_ haar huizen? ,
Onverhoeds stieten zij op een zestal Duitsers, jongekerels die lachten met haar schrik, en dan zeien dat zij konden gaan waar ze wilden en niets te vrezen hadden.. Pruisen die een drankwinkel leeghaalden .::presenteerden aperitieven, elixir en triple-sec het laatste waaraan uitgehongerde dames behoefte hebben! -
Een gebombardeerd huisje liet door zijn open flank een onbeschadigde keuken zien. Daar noodde de dolaards brood en spek. Dankbaar genoten ze van die hemelse gaven, toen een deur openkraakte en een verbolgen oud ventje vóór haar kwam staan.
358 « Wat doen jullie in mijn huis? kefte hij. Doen de Zusters nu ook al aan plunderen? Het was de heer des huizes die, terug van de vlucht, door de voordeur . was binnengestapt. In plaats van God te danken dat zijn woning niet gans plat lag, of geheel zijn inboedel niet verhuisd was, bleef hij maar opspelen. Tot hem plechtig beloofd werd, dat aan de rekening die hij mocht inzenden, voldaan zou worden. De Zusters vernamen dat haar vierdaagse reis haar gebracht had tot bij het kruispunt van Riempst : drie kilo. meters van Lafelt, twee van Vlijtingen! Ze zetten het wiel van de kruiwagen in deze richting, en vonden een tehuis bij de schoolzusters aldaar. Het is mijn tijd om te vertrekken. Een dezer dagen moet ik naar Tongeren, en dan loop ik nog wel eens aan, bij het gaan of het keren. Ik gun mij de omweg over Riempst, om te zien hoe het kruispunt mag toegetakeld zijn, waarop dagen lang een fort van Luik heeft geschoten met de bedoeling : het Duits transport te ontredderen. Het wegdek heeft niets geleden, de beschadigde huizen zijn niet talrijker dan elders. Munitiekarretjes werden zowat overal in de brand gelaten; verongelukte auto' en vrachtwagens liggen, de bodem omhoog, in diepten langs de baan omgekanteld. Grote granaten voor de zwaarste artillerie vullen de greppels langs de Rijksweg. Een boer rijdt een eindje met mij mee. Doelend op de dunne prikdraad-versperringen die -over de akkers dwalen, smaalt de man : « De Etat-Major dacht zeker dat de Pruis met koeien op ons ging afkomen, in plaats van met tanks? -
-
TERWIJL FRANKRIJK INEENSTORT.
-
• Een maand terug vonden we het zulk een onherstelbaar verlies dat we geen kranten kregen, dat geen radio ging. Zijn we van laag tiende Juni, beter ingelicht dan toen? Al te
359 dikwijle is er geen stroom, en de speakers verzwijgen zorgvuldig 'iet enige wat wij gaarne te weten kwamen : de toestand op het front in Frankrijk. Tegen zeven ure 's avonds kuier ik, langs de heuvelvoet, de zandweg op naar de kerk. Een jonge man vraagt mij of ik het nieuws al hoorde... « Dat de Italiaan mee doet met de Pruis, en Frankrijk den oorlog heeft verklaard. 't Is of op mijn hoofd een forsgezwaaide matrak neerkomt. « Die lafaards ! ! » is àl wat ik zeggen kan. Juist als zo'n ongelukkig land niet meer weet hoe het hoofd te bieden aan een overmacht, valt een ras- en kultuurgenoot het verraderlijk aan in de rug ! ... Maar zagen wij niet reeds zulk ridderlijk optreden van een gebuur in Polen? Na een hopeloos verzet vlucht dit volk, om aan een echte vernietiging: te ontkomen, naar zijn Oostelijke wouden en moerassen.. Daar ontmoet het de Rus, waarmee het in vrede leefde, die dus hulp komt bieden in opperste nood? De Soviëts kwamen
-,
hun portie opeisen van het neergeschoten wild... Gelijk.
Italië nu op Frankrijk. valt, omdat Hitler Nizza, Corsica en Tunis beloofde aan Mussolini. 's Anderendaags duikt overal het praatje op dat, nu, Italië met de Duitsers meedoet, Rusland zich aan de zijde van de Verbondenen schaart. Te vergeefs wacht men op de: bevestiging van dit onverhoopt nieuws, door de Radio. Deze, laat wèl horen, zo terloops, dat de Engelsen Noorwegen. hebben opgegeven. Later verduidelijkt men ons dat het on-begonnen werk was, voor de R.A.F. die in Noorwegen overniet één basis beschikt, telkens, een klein duizend Kilometer te moeten afleggen en evenveel terug! om verkenningen uit te voeren en bommen af te werpen. En nopens de,Franse Alpenjagers die op de landingsplaatsen stelling waren gaan nemen, vernemen . wij nu , dat zij tot aan . de knieën in sneeuw en slijk stonden, onverdedigd en onbeschut ,
-
tegen luchtaanvallen.
-- 360 In het begin van deze campagne werden vooral ongelooflijk voor oudstrijders uit de vorige oorlog fantastische getallen opgegeven in zake neergeschoten vliegtuigen : honderden te gelijk! Ineens zakten, deze laatste dagen, de wederzijdse verliezen tot een tiental per etmaal. Voor ons staat het vast dat de Engelse speaker de waarheid zegt; het zal dus de Duitse overdrijver zijn die het voor-zichtiger acht om ook in de veroverde gebieden geloofd te worden zijn cijfers in overeenkomst te brengen met die van de tegenpartij. In Genk. Vandaag ben ik verwacht in Genk, in het Ziekenhuis. Ik wens er mijn nicht, jonge moeder, geluk, op wier verlossing het springen van de bruggen te Maastricht, en nachten doorgebracht in die kille kelder, een remmende invloed hadden uitgeoefend. Ik vind daar ook Dokter Jansen van Lanaken, op alle manieren gekwetst en geschonden; niettemin wonderbaar aan de dood ontsnapt, die vroege morgen van tiende Mei, in de grenswachterskazerne « De Carità ». Ze kregen daar wel, midden in de nacht, het alarmbevel, maar Commandant Giddelo, en hijzelf ook, dachten aan een oefening. « Toen de lucht van vliegtuigen begon te zoemen, werd over die vreemde bedrijvigheid her- en derwaarts, over- en weergetelefoneerd : nergens sprak iemand het woord oorlog uit. Volgens bevel, spoedden zich de cyclisten naar de stellingen die ze tot Vucht moesten bezetten. Gelukkig! want ineens begon de bommenhagel over Lanaken. En niet in het wilde! Op het gemeentehuis waar de Genie lag; op het Providencehótel waar de officieren logeerden; op het station en het patersklooster. In onze kazerne, die uit verspreide paviljoenen bestaat, troffen zij precies het bureel, en het knooppunt van de onder--
-- 361 grondse telefoonkabels. Giddelo schoot er het leven bij in,. ik kom zo stillekes van heel ver terug » . En hoe zou het met de Zusters Clarissen zijn vergaan, in haar armelijk kloosterke? « Driemaal hebben we gereed gestaan om te vluchten,: maar ieder keer hield het schieten op. Een avond eisten elf. Duitsers toegang binnen het slot; zij wilden hier slapen,: « en op bedden ». Met veel moeite bekwamen wij dat zij zich met de zolder boven onze cellen, en met stroo, zouden vergenoegen. Na dat voorval hebben wij aan de burgemees.. ter doen vragen, ons huis niet meer aan te duiden voor inkwartiering. Op aanraden van onze Eerwaarde Mislezer, hadden wij uren en uren in onzen hof gebikkeld, door de steenharde kiezelkoek, om de heilige Vaten anderhalve meter diep in te graven.., en weerom op te delven. - » Dan ga ik wat uitrusten bij een andere nicht. « Genk, vertelt dit mevrouwtje, heeft weinig of niets geleden. Wij hielden ons twee dagen op in de bossen. Toen wij terugkwamen, bevonden wij dat de Duitsers het huis, met een bezoek hadden vereerd. De auto was weg, het fototoestel zoek, verdwenen waren wijn en sigaren, en Jef zijn voorraad sokken. Mitsgaders zes flessen beste slaolie. Dat vertelde ik aan een hoger officier die wij te herbergen kregen. Hij keek uit het raam en zei « Die kuil daar, in jullie voortuin, kan doorgaan voor een stelling. » Waarop ik hem antwoordde, dat ik niet duidelijk het verband zag tussen een mogelijke stelling, en slaolie. Soldaten, glimlachte hij, zien dat wèl. » Doelend op het beeld van 0. L. Vrouw, versierd voor de Meimaand, en op het beeld van het H. Hart : « Katholisch, zie ik? In Duitsland geloven wij aan dat alles niet meer... » Bij de Duitsers vindt men toch nog wel gelovigen!
--- 362 -Nicht hoorde het volgende verhaaltje, van een aalmoezenier die zieken en gewonden bezocht. Een van die lijders lag .zijn rozenkrans te bidden. r Voor je gezin? » vroeg de priester. Neen, voor een Feldprediger. Ik lag getroffen door 'een granaat en kon niet bewegen. Hij laadt mij op zijn armen en draagt mij uit het vuur. Een bomaanval uit de lucht dwingt ons neer te liggen. « Ben jij huisvader? » vroeg de pfarrer. Jawel, zei ik. Toen strekte hij zich -over mij heen, en ving een kilozwaar staalscherf op. Alle dagen bid ik voor zijn zielelerust. » -
,
Geluk voltallig. Wanneer ik terug in Gellik ben is er iets heugelijks gebeurd. Het S. Augustinusgesticht is, voltallig dezen keer,
-door zijn uitgeweken bewoners bezet. Een volle maand zijn Zusters en kinderen in Rekem gebleven : van 11 Mei tot 12 Juni. Hier hadden wij alles netjes in gereedheid gebracht, opdat de 'bannelingen zich onmiddellijk thuis zouden gevoelen. Ze waarderen wat wij voor haar deden, maar opgetogen zijn ze niet. Alles saamgenomen, al lagen Zusters en grote kinderen te Rekem op ,de planken; al hebben ze zonder natuurlijke noodzakelijkheid ! te hard gewerkt en te weinig gegeten, toch had-den zij plaatsen en mensen lief gekregen. Die maand hadden ze ervaren als een villegiatuur. Daar was het ruime priester' koor, en de dagelijkse Hoogmis door vijftig jonge mannen gezongen; daar was de grote tuin met grot en beelden, met vijver en groene lanen. Voor de kinderen was er dagelijks bezoek, en een durende Sinterklaas... De teruggekeerden zullen een tijdje heimwee hebben; zelfs de zuigelingen worden een verschil gewaar, en -huilen op alle tonen. In Rekem laten Zusters en weesjes ook een vreemde leemte. Na ettelijke dagen is het in panden en gangen te
-- 363 zien dat de poetsbrigade haar . offensieven heeft . gestaakt., Washuis, sacristie en keuken « vermannelijken ». Alleen, het kleine troepje dat ondertussen Gellik bezette," is blij weerom in het gros van het leger te zijn opgenomen. Laat tracht ik nog uit het Radiokastje wat nieuws over Frankrijk te schroeven. Wat de Duitsers, en vooral de « verrader van Stuttgart », een Fransman die zijn eigen medeburgers tracht afvallig te maken, over 't verloop van het krijgsgebeuren berichten dat is waarlijk niet om aan te horen. Waarschijnlijk omdat een geheime stem fluistert : « Hoor je niet aan de toon dat dit geen _.leugens zijn? Zo rustig en zelfverzekerd spreekt alléén wie niets te ver-. bergen heeft, nu en later geen tegenspraak moet vrezen ».. Lafelt in nieuwe kwartieren. Ik weet niet hoe lang ik nog in Gellik zal blijven. De, Zusters kunnen niet voort zonder een inwonend priester. Sedert half Februari hebben ze geen « Rector » meer, titel die graag gegeven wordt aan de rustende pastoor die een welverzorgde oude dag in het Gesticht wil genieten. Z. E. H. Kanunnik Coenen, die lange jaren aalmoezenier was van de S. Léonard-gevangenis te Luik, en in plaats van te rusten,. een kerk bouwde te Wiemismeer-Zoetendaal, schijnt nu zin te hebben hier zijn intrek te nemen. Aleer ik voor goed naar Rekem terugkeer, wens ik vanuit de gunstiggelegen basis Gellik, nog enkele verkenningen te doen. Vandaag, dertiende Juni, zullen we naar Tongeren fietsen. Volgens belofte : over Vlijtingen, om een toemaatje aan het relaas der Visitandinen te bekomen. ;
Bij de Franciskanessen te Maastricht herstelden de vluchtelingen van haar emoties en vermoeienissen. De 20e Mei vaardigden de Duitsers het onherroepelijk bevel uit, dat alle ingewekenen terug naar eigen stad of dorp moesten : vrachtwagens stonden ter beschikking. Deze
-- 364 :maatregel trof ook gewonde civielen, voldoende hersteld -om vervoerd te worden. Daarbij werden de gehospitalizeerde Visitandinen gerekend, nog maar pas uit het gevaarlijk :stadium van haar wondkoorts getreden. Eén ervan zou een blijvend letsel behouden : doorgehakte armspier en drie .-lamme vingeren. Een man uit Vlijtingen was komen vertellen dat een tiental Zusters, uit Lafelt, bij de nonnen van zijn dorp een -onderkomen hadden gevonden. Daarheen begaf zich dus -de Maastrichtse Visitandinencolonie. De schoolzusters zelf waren eng gelogeerd, de klassen herbegonnen : alleen de huishoudschool ' bleef beschikbaar. Die had zoals de rest van de gebouwen weinig ruiten behouden. Bedden werden ,bijgehaald uit soldatenabris. Ze waren vervaardigd uit dikke boomtakken, verbonden door gevlochten pinnekesdraad. .Strozakken en dekens bevonden zich in een bijzonderen toestand : de soldaten die ze gebruikt hadden, waren on-derhevig geweest aan een griep met afgang en braken. Dat walgelijk goedje wassen, ging niet : wegens het springen van leidingbuizen zat het dorp zonder water. Gevolgen bleven niet uit : de Zusters erfden de soldatengriep over. 'Twee werden zo ziek dat zij naar Tongeren moesten. Ook -een van de gewonden werd bij hoogdringendheid terug naar het hospitaal gebracht. -
Een toestand als deze kon niet blijven duren. Een goedhartig Monseigneur hij en de sociale werkster die hem vergezelde weenden van meelijen zocht en vond een uitkomst. Te Gors-op-Leeuw, op een kwartiertje afstand van de kerk, was één vleugel van een oud, gesloopt kasteel blijven staan. Geheel ledig, maar nog bewoonbaar. Elk moment verwachtten de Zusters het bericht, dat ze dit noodverblijf betrekken mochten. -- Later vernam ik dat men ze, aan den avond van diezelfde dag, met kar en paard naar
— 365 een nieuwe statie van het afgelegen Gors had gehoddeld haar kruisweg... Hoe was het de twee oude Zustertjes vergaan die boven waren gebleven terwijl die paniek ontstond bij het inslaan van de eerste bom? Helaas!... Een brankardier zou ze dus onmiddellijk naar het hospitaal te Tongeren doen vervoeren, vermits zij te versukkeld waren om in de kelder te kunnen blijven. De Laf eltse Visitandinen hadden die soldaat in het hospitaal te Maastricht weergevonden, toen zij daar haar gewonde medezusters bezochten. Juist wou hij met een makker de trap opgaan, vertelde hij haar, toen er weerom een vol. treffer kwam, die zijn gezel dood en hem bewusteloos sloeg. Toen hij, hier te Maastricht, bijkwam, merkte hij dat hij een been kwijt was... Dus... die twee arme oudjes waren, moederziel alleen, levend verbrand! Het verdiep was daarna ingevallen, en niets herkenbaars had men van de verkoolde besjes kunnen terugvinden. Aan de zijde van de rector, was ook de veldwachter gedood. Hun lijken had men in de spreekkamer gelegd : men vond ze verschroeid terug, en verschrompeld tot de gestalte van tienjarige kinderen. Op verzoek had de burge. meester van Vlijtingen opgravingen gedaan in het ingestorte « huisje van Martinus ». Vijf lijken werden onder de puinen uitgehaald : twee zusters, één Duitser, en de beide Belgische soldaten. Voorlopig vonden die overblijfsels een graf in een loopgraaf van de Lafeltse tuin. Over Mopertingen. Ik rij op Mopertingen, waar verwoeste huizen, na zoveel andere, niet meer opvallen. Aan het uiteind van het dorp, naar Spouwen opaan, staat meneer Pastoor op de drempel van een bescheiden particuliere woning. De pastorij, vertelt deze oude vriend, is onbewoonbaar
366 een van de veertig huizen die dooreen werden geslagen. Om vijf ure 's morgens moest hij al een berechting gaan doen. De man, vader van vijf kinderen, bezweek eerst; zijn vrouw een kwartiertje later twee vroegste slachtoffers op de elf die Mopertingen betreurt. « Een tijdje zat ik in mijn kelder; toen scheen het gevaar voorbij en ik ging Mis lezen, voor zes gelovigen! Het bombardement kwam met vlagen, zodat mensen uit Kesselt opgekomen, ook de kerk binnen. vluchtten. De dubbele groep drumde bijeen onder de toren, en allen heb ik moeten biechten; waarna ik ze meenam naar mijn kelder. Ondertussen liep het dorp leeg, en wij ook zouden uitwijken. In de voorkamer had mijn zuster netjes proviand en kleren gereed gelegd, toen daar een bom insloeg die dat alles volatilizeerde, en waarvan de rook en smook ons zelfs uit de kelder verdreef... Ver zijn we niet gelopen, gelukkig. Niet zo ver als de bewoners van dit huis die tot in Ieper zijn geraakt, naar uit Abbeville teruggekeerde vluchtelingen verzekeren. Op de weidse, eenzame hoogvlakte achter de berg van Rosmeer, daar waar de wendende weg een uur lang gezapig zal dalen, ontmoet ik mijn eerste Belgische soldaat. Licht en kwiek komt hij aangestapt, zonder bagage, in een nette tenue. Het is een mooie jonge kerel met open, innemend gezicht. Natuurlijk spring ik af en hou hem staan. Hij noemt mij bij naam. Hij is immers van Rekem, « de zoon van Nol Weerts '. Zijn avonturen? « We hebben meer gemarsjeerd dan gevochten. Het was nabij Bertrix, op de Franse grens, dat wij werden gevangen genomen. De Duitsers dwongen ons met hen 80 Km. diep Frankrijk in te rukken. Met een groep andere gevangenen moesten wij diezelfde 80 Km. teruglopen. Toen bereikte ons het nieuws dat de Koning had gekapituleerd. Wij blij! Want tegen de Duitser, gelijk die gewapend en gedrild afkomt, en met millioenen soldaten, kan toch niemand op.
-- 367 De Vlamingen mochten naar huis. Maar daarom zal ik toch nooit van de Pruisen houën, hoor! Gisteren legde ik 50 Km. af. Wanneer ik straks te Rekem ben, heb ik er weerom 50 in de benen... Toch niets bijzonders gebeurd in onze buurt? Geen slachtoffers in Rekem? Dezer dagen zal ik nog soldaten ontmoeten die op hun eentje naar huis komen. Vlug echter gaat de Duitse reklaamtijd voorbij, en ook de Vlamingen zullen naar Duitsland moeten. Tot Spouwen herinneren een verlaten kanon, hopen ,granaten, en een verbrande autobus aan de oorlog. Dan ligt de boomrijke streek, met zacht-golvende weiden en frisgroene korenakkers, onder de milde Meizon als een lusttuin. Vredig zijn mannen en vrouwen bezig op het veld. Vlak bij Tongeren echter herbeginnen verwoesting en vernieling. Vanaf het station, waar weinig van heel bleef, trokken de bombardementen een puinenspoor, in rechte lijn, dwars door de stad. De Clarissen kregen een bom in haar tuin, die een meter diep in de grond boorde, en niet ont-
plofte. In onze tuin ontplofte er wèl een, maar veroorzaakte alleen ruitenschade. Een dove, en pas geopereerd broeder werd op de vlucht gezonden, omdat het praatje liep net als in Veertien dat de Duitsers de jonge mannen meenamen. De aloude basiliek bleef, gelukkig, gespaard. In het Hospitaal brengt men mij bij de jongste zieke, de Zuster van de bewaarschool te Lafelt. Daar ligt haar kloosterke vlak tegenover het groot Visitandinengoed, en naast het rectorshuis. Zien kan ze mij niet, doch herkent mij aan de stem. De schoolzusters van Lafelt. Wat haar, en haar twee gezellinnen, overkomen is op tiende Mei? Onze oude keukenzuster is volslagen doof en bleef dóór
368 alles heenslapen. Moeder en ik werden pas wakker toen de lucht van vliegtuigen donderde. « Ik ga kijken, zei Moeder, dan kan ik straks de kinderen vertellen hoe dat toegaat, een luchtgevecht ». Daar geen mens over straat ging, sloegen wij onzen mantel over het nachtkleed en daalden tot op de speelplaats, v66r het huis. Juist stapte de veldwachter aan met een aanplakpapiertje, en de rector kwam buiten om te vragen wat er gaande was. « De laatste klassen worden opgeroepen, » zei de hooi. En toen gebeurde het.. Een geweldig wit licht. Een donderknal. Men heeft ons later uitgelegd dat een shrapnel boven onze hoofden moet ontploft zijn. Ik zag niet meer. Een scherpe pijn brandde in mijn voorarm. De rector hoorde ik Jezus! Jezus! Jezus roepen. Moeder zei : « Och God! de hooi ligt dood en de.
rector zijn hoofd is in twee! » Ze greep mij bij de hand en trok mij, het huis door, de hof in, tot bij ons klein Antoniuskapelleke. Bommen begonnen te vallen, en we legden ons, languit, voorover op de grond. Het lawaai was oorverscheurend. Na een tijdje zei Moeder : schuif wat op, ik lig in de nattigheid. Met op te schuiven beterde het niet... Het was in haar eigen bloed dat ze lag! En toen pas begon ze pijn te voelen, in de zij en in de dijen. Daar had ze een aantal kogels d'or gekregen. Ik was het licht van mijn ogen kwijt, en één knook van mijn vooraam was over hij stak door het vlees. Ineens begonnen wij ons erg moe en flauw te voelen. Hoe lang we zo gelegen hebben weet ik niet. Aldoor vielen nieuwe bommen op de Visitatie. Wij baden wat we konden, en beloofden S. Antonius een veel groter en mooier kapelleke een ècht, waar men in kan indien we levend. uit dit laatste Oordeel geraakten. We hoorden stilaan, toen het bombardement een tijdje ophield, een bruisen en knetteren en loeien : bij de Visitandinen sloegen de vlammen uit vensters en daken.
369 Toen wij stemmen hoorden in ons huis mannen vroegen, in 't Frans, of nog iemand binnen was hebben we tegengeroepen. Het waren brankardiers. Ze legden ons op berries en droegen ons weg. Mij vlugger, want ik was lichter. Voor Moeder, heeft ze mij verteld, hielden ze dat dragen niet lang uit : in het laatste huis van Lafelt, op Vlijtingen aan, zochten zij naar een kruiwagen, en daarmee werd Moeder gevaren. Bij dit laatste dorp brak weerom een hels bombardement los. Haastig legden de brankardiers Moeder op de grond, en strekten zich dicht neven haar uit : « om u zullen wij gespaard blijven » zeien ze. Hardop bad. Moeder haar opdracht als liefdeslavin van Maria, en één van die mannen vroeg om ook als liefdeslaaf te worden ingeschreven. Verderop hebben we dan tien dagen gelegen in een stampvolle rodekruisbarak, waar alleen zware gevallen waren opgenomen, mannen met arm of been af of beide te gelijk. De vloer dreef van het bloed, de lauwe geur ervan deed u braken, men hoorde niets dan kermen en huilen, vloeken en bidden. Aan onze eigen pijn dachten wij niet, zo vreselijk was het lijden en de miserie van die arme verminkten. Wij werden door de verpleger aangesproken als « madame » : wij hadden immers niets anders dan ons slaapkleed aan, en hij nam onze professie-ring voor een trouwring. Hoe is het nu met haar ogen? Een is verloren. In het andere komt al een beetje licht terug, en de dokter hoopt het te redden. Onze Moeder had maar ondiepe vleeswonden, en zij is terug in het klooster. In de naaste kamer liggen de drie Visitandinen. Een is. onkennelijk' : heel haar gezicht gezwollen en ontstoken door een kwaadaardige roos. Haar ogen zijn al sedert een week dichtgezworen. De tweede is de gewonde, met verbonden arm en hand; beide zijn daarbij ziek van een
-- 370 — infectieuze griep. De derde is er het ergst aan toe, ziet er bleek en afgeteerd uit, want . die liep een zwaar « fleuris » op. Ze hoopt spoedig te genezen, en naar het « kasteel » te kunnen gaan. Ik voorzie dat ze naar een veel mooier en gerieflijker kasteel dan dat van Gors zal mogen verhuizen... De drie lijderessen hoeven niet getroost te worden : zij bidden gezamentlijk, offeren haar pijnen, en haar leven indien O. L. Heer het zo wil, voor liefde onder de mensen, en vrede. Overwonnenen. Ik volg nu de verwoeste strook en beland bij de markt. Hier krijgen wij een nieuwe kijk op de oorlogsellende een eindeloze stoet krijgsgevangenen, Fransen, trekt door. Gisteren, zegt mij een burger, zagen wij er 4000, gevangen genomen op 16e Mei, en die te voet naar Duitsland moeten. Zij mochten even uitrusten, en kregen een kommetje slappe soep. Deze komen, ook te voet, van Rijsel. De bedoeling is dat ze op hun trekken door dorp en stad de glorie van .het zegevierend Duitsland verhogen? Of Frankrijk bespottelijk, verachtelijk te maken? Want deze mannen zijn dat schrèèuwt ! zorgvuldig uitgekozen. Van allen ouderdom, tussen 18 en 60; van alle lengte en dikte, sommigen belachelijk zwaarlijvig; van alle provincies, Bretoenen en Marseillezen, Gaskonjers en Picardiërs; van alle tenues : één enkele horizont-blauwe; twee met een tulband; een aantal met rode fez; het merendeel in vuilgeel kakhi, met politiemuts of blootshoofds. Allen zijn goor, moe, ongewassen, strompelen al steunend op een stok uit het bos gesneden. Jonge Parijzer apachen kijken smalend, uitdagend; de meeste lijken onverschillig, versuft. Hier en daar een intellektueel met neusnijper en puntbaard, die de omgeving opneemt « en touriste ». En er zijn boerentypen bij, waarschijnlijk .
-- 371 huisvaders, die simpelweg leed hebben, en beschaamd zijn. Er lopen nogal Duitsers op straat. Ze houden stil, kijken toe met een spotlachje, zwijgend. Ik zie maar twee jonge snuiters, embusqués waarschijnlijk, die van hun jan willen maken en hinkers met zere voeten toesnauwen : « schneller! » Een meisje komt aangelopen met twee flessen bier. « Onnodig, zegt een bewaker, ze krijgen straks wat ze hebben moeten. » Maar reeds kregen twee jonge kerels elk een fles te pakken. « Aan de Engelsen, zegt mij de juffer, mogen wij in 't geheel niets geven. Daar doen de Pruisen lelijk op! » . Wie is een held? Klooster, school, en pensionaat van de Onbevlekte Ontvangenis merkten ook dat het oorlog is. De Zusters kregen reeds inkwartiering tijdens de mobilizatie, en mochten nu, met moeite, de kloostervleugel van haar gesticht behouden; in schoollokalen en pensionaatvleugel : de Duitsers. Eigenaardig dat voor de last de kloosters aangedaan door de vijand, of de bereidwilligheid waarmee eigen troepen, vluchtelingen, en later : onderduikers geherbergd werden, van officiële zijde ten minste, geen dankje, geen eervolle vermelding overschiet... Eerwaarde Moeder had op tiende Mei de parachutisten uit de lucht zien neerdwarrelen. Er werd duchtig op geschoten, en in dit vooruitzicht had de Pruis eerst poppen uitgeworpen; de echte springers daalden toen de vuurvlaag luwde. Een heer uit Luik, Waal, dus rasecht Vaderlander, is. niet te spreken over de houding van onze mannen op de eerste invalsdagen. « Ze betoonden zich gedemoralizeerd, geterrorizeerd. Een goedgewapende en resolute Pruis te zien opdagen waar men hem niet verwachtte, volstond om honderd man de wapens te doen wegwerpen, en op de vlucht te
—. 372 — jagen. Er waren er die weenden als kinderen en zich rovergaven, met tweehonderd te gelijk aan één parachutist. In een dorp lieten veertig chauffeurs hun camions in de -steek, omdat drie Duitsers uit een zijstraat kwamen aangestapt! Onze Franstalige bladen namen, de laatste maanden, .lange verslagen op van hogere militairen, waarin deze van „elk soldaat uit de kanaalzone een held maken. Het is een feit dat de Albertkanaallinie, als geheel, minstens een dag weerstand heeft geboden; en dat op verschillende punten waarlijk moedig door de onzen gevochten werd. Wat de algemene heldhaftigheid betreft : men moet zelf tot held ..gepromoveerd zijn geweest om te weten hoe rekbaar het begrip heldendom is... Alles op de keper beschouwd gaat, voor de legerleiding, als held dóór : wie het niet direkt op een lopen zet wanneer de strijd ontbrandt op zijn frontje. Mij lijkt een held te zijn wie een plicht volbrengt, een -opdracht volvoert, een ideaal hooghoudt : spijts de moeite en de offers hiervoor vereist, ook het offer van het eigen leven. En dit : welbewust, rustig, onverzettelijk. Vooral niet voor roem, eretekens, nog veel minder voor geldelijk voordeel. Het tegenovergestelde van de held is de welbewuste lafaard, zonder plicht- of eergevoel, zonder ander ideaal dan lijfsbehoud en winstbejag. Of door zijn plichtverzuim een gewichtige positie bezwijkt, en een aantal makkers sneuvelen, kan hem niet schelen. Tussen die twee uitersten staan, in dalende rangorde, ,de geboren vechtjas, overmoedig en roekeloos; de man van de fatsoenlijke middelmaat, die meedoet omdat hij moet en het opgeeft met genoegen; eindelijk een massa arme duivels met hazenhart, en dito poten, wier strijdkreet onveranderlijk luidt : in fuga salus, het heil in de vlucht! Al deze ersatz-helden ziet men, de oorlog gewonnen
-
-
-
,
-
,
--- 373 en zelfs verloren kranig achter een oudstrij dersvlag opstappen, om tegen het ondankbare Vaderland te betogen, dat op een paar honderd frankjes kijkt in zake pensioen voor mannen « die hun bloed vergoten. Op de terugtocht volg ik de Rijksweg op Maastricht; naar karrevrachten granaten en verongelukt gerij kijkt niemand meer om. Millen voorbij, houden twee broekventjes mij staan. « Meneer, zeggen ze, als ge een groot vliegmachien wilt zien, sla de eerste veldweg in, rechts. Het is een Frans ». Dat laat ik mij geen tweemaal zeggen! Geen mens vermoedde toen hoe er nog gelegenheid genoeg zou komen om wrakken van vliegtuigen te bewonderen. Voor ons was de oorlog immers gedaan : de Pruis zou in Frankrijk verslagen worden. Op een welvende blote veldbuik is het gevaarte van verre zichtbaar. Nabij gekomen, bevind ik romp en roer, kop en vleugels van stevige ijzerplaat : op deze laatste stapt men zo vast als op het dek van een boot. Alleen de staart vertoont kogelscheuren. In de kabien zoek ik vergeefs naar een losse kleinigheid die ik als soevenir, en bewijs! kan meenemen : al wat kan uitgetrokken, losgeschroefd, weggebroken worden hebben anderen al buit gemaakt. De vliegers schijnen niet verongelukt : geen terp met kruis in de buurt. Een noodlanding werd beproefd, die mislukte omdat het uitlopend gevaarte over een diepe, smalle holle weg heen moest. Zijn kin stak over de andere boord van de gleuf uit, toen de wielen erin gleden. Met gans zijn gewicht kwam de ijzeren vogel op zijn bek rusten, zodat de kop afknapte en opkeek : de propeller staat horizontaal in plaats van vertikaal. In de holle weg liep een brede, donkere plas olie uit. Thuis hoor ik noodkreten slaken : Renaud smeekt Amerika ter hulp te snellen, de Duitsers staan op 30 Km. van Parijs... Is dat zo erg? In Veertien drongen ze tot op
374
-
15 Km. door, en werden toch nog teruggeslagen! Duitsland weet met treiterende kalmte het bericht te plaatsen : « dat Hitler niemand om hulp vraagt : Italië is geheel uit eigen beweging in de strijd getreden ». Dooie dagen. Terwijl men wéét dat geweldige dingen gaande zijn, en niet één bericht dáórkomt, gevoelt men zich als in een stilstaande auto met gaande motor. Tot nog toe hadden wij als afleiding voor het zenuwslopend piekeren, de rookzuilen van bosbranden aan de Noorder horizon; maar sedert een dag of wat vertoont die nu zijn effen blauwe lijn, ongebroken. Dezen morgen schrikken wij op bij herhaalde ontploffingen, geen kilometer van hier. « De Engelsen komen opzetten ! » juicht een jonge zuster. Och neen : Belgische krijgsgevangenen moeten de twee à drieduizend landmijnen onschadelijk maken door onze legerleiding destijds in de grond gestopt. Zij ontladen deze ijzeren dozen niet formaat : de helft van een kubieke blikken koekjestrommel maar brengen ze bijeen in gracht of kuil langs de boskant, en laten ettelijke dozijnen te gelijk in de lucht vliegen. Tot hevige verontwaardiging van de naaste dorpsbewoners, wier ruiten en zelfs ramen weerom worden uitgeslagen. Brokken ijzer zullen tot bij ons op de speelplaats neerkletteren. Mist. Motregen. Kilte. Stilte. Geen stroom en geen radio. Zouden de medebroeders in Rekem geen nieuws hebben opgevangen? Ik fiets langs het kanaal dat beneden peil staat, door een aarden dam versperd ligt, en waarvan de diepe sluizen twee, met elk zeven meter verval een donderende waterval doorlaten. Bij de onzen vind ik de stemming gedrukt. « De Duitsers zijn niet tegen te houden, en overschrijden de kustrivieren die aanvankelijk als weer-
.
375 standslijnen werden opgegeven. Gemotorizeerde elementen drongen door tot Gray; weet jij waar dat stadje ligt? De eerste minister Renaud trad af en Pétain neemt het baantje over. Ook al geen goed teken! Terug bij Lanaken-Heikant zie ik hoe zich sommige boeren van de Zondagsrust ontslaan om hun hooi binnen te halen. Ik weet het wel : het kan harder gaan regenen... Maar als men terugdenkt op Veertien, toen zo dringend en dapper en volhardend gans het land door gebeden werd, wat schijnen de mensen van nu, onverschillig, fatalistisch! Zij wensen de Duitse neerlaag, en verwachten ze stellig; persoonlijke inspanning echter mag niet gevraagd worden. OP NIEUWSTERMIJN.
Stroom of niet, de Franse Radio zwijgt. .. Weerom een dooie dag? Indien wij deze 17 Juni, een tourneetje deden in het Noorden? Mist en killigheid houden aan, maar de morgennevel is op naald en blad tot myriaden pareltjes geronnen die straks, wanneer een zilveren zonnetje zal doorbreken, bos en veld met schitterend diamantgruis overpoeieren. Tot Zoetendaal is er werkelijk niets te zien dan de onvermijdelijke omgekantelde vrachtwagen. Ik zal hem nog dikwijls terugzien en dan denken aan de karkas van een olifant uit de Congomissie die door termieten wordt af gekluifd. De koplampen verdwijnen onmiddellijk. Voor 't ogenblik trappen twee mannen weg met ieder een wiel op de nek. Derden ontfermen zich over kussen, leer, zeildoek. Vakkundigen gaan lopen met voorruit en deurtjes. Een garagist zal de motor op het droge brengen. Tijd en arbeid bespaard voor de officiële recuperatiedienst, die ook wel eens zal opdagen. De kinderkolonie van Asch had, voorzichtigheidshalve -
-- 376 haar meisjes door een veel kleiner aantal jongens vervangen.. De drie Dochters van Liefde, met kappen als vleugels van wiekende meeuwen, betreuren het nu. Troepen die in het dorp inkwartiering zoeken, worden onveranderlijk door de burgemeester naar deze drie nonnen doorgestuurd. Zo zitten ze telkens met drie of vierhonderd Pruisen, ook al eens met 700 Belgische krijgsgevangenen. Schrik kennen die flinke vrouwen niet : de moeder zorgt dat ze Herr Oberst op haar hand krijgt. De soldaten vertrouwt ze toe, hoe hun onmiddellijke voorgangers modellen waren van beleefdheid en zindelijkheid. En hoe handig die zich in alles zelf uit de slag trokken! Dat wèrkt wel. Na 19 K.M. te hebben afgetrapt, geraak ik op het rectoraat te Dorne, in het klein Zwitserland van de Oetervallei. Aan tafel. In dit idyllisch gehucht is er niets bijzonders gebeurd. Vrijdag avond 10 Mei, trok een troepje Hollandse krijgsgevangenen door, en Zaterdagmorgen verschenen de eerste Pruisen. Die stellen de Rector verantwoordelijk voor de veiligheid van de manschappen. De Eerwaarde antwoordt gevat : « ik wil instaan voor mensen die ik ken, en bereiken kan. » Drie dagen lang marsjeerden de invallers, opkomend uit het Maasdal, naar Asch en Hasselt. Alleman kreeg inkwartiering en gelegenheid de verbazende eetlust van de Germanen te bewonderen. Een half, en zo mogelijk een gans dozijn eieren in de pan; zes sneden brood met een pink dik boter op; twee liter melk om de gaatjes te vullen dit volstond als « petit déjeuner » voor één krijger. De drie Eerwaarde Zusters zijn, met een aantal Dornemensen, in de dennebossen bezig. De kinderen zoeken naar blauwe bessen, de grote sprokkelen hout, want de wintervoorraad kolen is uitgeput. Dit doet mij begrijpen waar de vliegens-verdwenen wegversperringen naartoe zijn, die in
-- 377 deze omgeving uit palen en boomstammen bestonden... Op het alom als zeer gastvrij gekend rectoraat vinden wij geestelijken en leken aan tafel. Agnes en Catho dragen aan, wat voor de speurzin van de Duitsers kon verborgen worden en dat is méér dan een beetje. Maar men is vooral hongerig naar nieuws ! Een kapelaan sprak met vluchtelingen die in Duinkerken werden opgehouden toen de Engelsen inscheepten. Hun vliegtuigen bevolkten en bewolkten de lucht, géén Duits piloot kon boven het strand 'of de vloot geraken. Desnoods stortten zich de Engelse bommenwerpers op de Duitse en vielen samen met hen in zee. In Eysden-cité zoals overal trouwens, vertelt een andere wisten de Duitsers precies wààr ze hun bommen moesten plaatsen. Het voornaamste doelpunt, de villa van de Staf, misten ze : deze lag rechts van het park, en de piloot liet zijn vracht ter linkerzij vallen, op een ongeveer leeg gebouw. Dan hoort men de algemene klacht weerom : dat op 10 Mei de soldaten zonder leiding zaten, de officieren in alle vroegte per auto gevlucht. Vandaar jammerlijke défecties en zware verliezen. Op 300 man, weigeren er 150 te gehoorzamen : « wij schieten niet op de Duitsers ». De resterende 150 moeten aftrekken, een lange rij fietsers, die op enkele minuten worden weggemaaid vanuit een bosje waarin Duitse mitrailleurs verdekt stonden opgesteld. Slechts enkelen ontkwamen, waarbij de Commandant, vader van zes kinderen die strijden bleef tot het laatste. Met de Ardennese jagers gaf het een vreemd geval. 'Gelijk de cyclisten in Veertien, waren zij in deze veldtocht verweg de beste soldaten. Ze verschoten bij een eerste treffen, 2000 granaten en hielden de Duitsers flink in bedwang -- maar een bevel kwam dat zij achteruit moesten. Wanneer ze, vechtensgereed en vechtensbelust, in uitmuntende posities lagen, kwam er bevel dat ze achteruit moesten. Ze
-
-
,
-
378 moesten achteruit tot bij Exaarde, waar ze 500 granaten kregen toegewezen en zonder één schot te kunnen lossen, liggen bleven tot aan de overgave. Een ander disgenoot vertelt een feitje te Brasschaat voorgevallen. Hier lagen bataillons in réserve terwijl gevochten werd bij Arendonck. Er verschijnen twee sidecars : dat maakt vier Pruisen. Ons mannen gooien hun geweer op. de kasseien en roepen : « Wij geven ons over! » De Duitsers : « Met u kunnen wij niets aanvangen,, 't zijn inlichtingen die wij nodig hebben. » Onze mannen, koppig : « Wij geven ons over ! » De motoristen, ongeduldig : « Wij kunnen u niet meenemen, en ook niet blijven bewaken. Wij zullen wij ons zelf wel bewaken, totdat gijliêterugkomen » . Drie dagen lang bleven die helden daar lanterfanten, onder toezicht van de twee meerijers! Dat waren beslist minderwaardige individuen, weet een vierde, schorremorrie, défaitisten en communisten. Geen zier beter waren de zeventig die marsjeerden op de grote baan naar de Polygoon. Om één Duitser die opdook en halt riep, hieven zij de handen op. Ze hadden daar gezelschap van Fransen gekregen, met een echte muitersgeest bezield. Bij groepen braken ze binnen in villa's en bungalows. « Opdat de Pruisen er niet van zouden profiteren » vermorsten zij op één plaats voor 150.000 frank oude wijn. In meer dan één kelder waadden ze kniediep in dure dranken. Wat maar enigszins vernielbaar was, lichtere meubels, marmeren schouwen, de sanitaire installaties, porcelein en kristal sloegen zij tot gruizelementen. Hun gevoeg deden ze in soepterrienen en fruitschalen. De scherven van glazen en flessen stopten ze weg in opengesneden matrassen. In een welvoorziene kruidenierswinkel stond een voethoge brij van olie, wijn, azijn, meel, rijst, kaas, margarine en boter
— 379 wat de eigenaars, terug van de vlucht, prettig zal gestemd hebben! Hoorde-je wat ze uitrichten in de villa van Blanca Gijselen, de dichteres? Ze had, in 't oog vallend, een bericht tegen haar boekenkast geduimnageld : « Profiteert van alles wat u kan goed doen, maar spaart deze boeken die voor u niets, voor mij alles zijn ». De kast werd tot splinters gehakt, en over de boeken, voor zover niet verscheurd, inkt en wijn uitgegoten. De schade in de villabuurt bij Brasschaat aangericht wordt op 50 miljoen geschat. Bevestigd wordt echter dat de weerstand op de vaart, bij Dilzen, waarlijk heldhaftig was. Twee der onzen verlieten het gehavende bunkertje en klommen in een boom. « Honderden Duitsers legden zij neer, en konden toch veilig aftrekken : omdat géén vijand zich nog durfde vertonen ». Het zullen feiten als deze geweest zijn, die een Duitser de lapidair bedoelde uitspraak ingaven : « De Belgische soldaten zijn van staal, hun kanonnen van ijzer, hun off icieren van karton ». Moet ik eraan herinneren dat in de voorrede tot deze relazen verwittigd werd, hoe de schrijver ieders opinie aanhaalt, zonder ze daarom te delen? Zijn eigen mening als dusdanig, laat hij bij gelegenheid wel kennen. Een ritje van 5 KM. Noord-Oostwaarts, brengt mij ,
In Opoeteren waar de Eerwaarde herder van de parochie niet kwaad is, een praatje te kunnen slaan. Het dorp liep géén schade aan gebouwen op, tenzij dat twee huizen dooreengeschud werden bij het opblazen van het stenen Oeterbrugje. Dit bestelde, als afscheidgeschenk, per luchtpost, twee plaveien in de keuken van de pastorij.
380 Zelf Hollander, beluisterde meneer Pastoor, die bewuste Joe Meimorgen, een uitzending uit Delft. « Op verschillende plaatsen zijn parachutisten neergekomen, eenieder die weet waar zulke personen zich ophouden, is verplicht ze te gaan aangeven ». Daarmee wist ik dat het ginder oorlog was. Tegelijkertijd zoemden hier vliegtuigen over, en begonnen ontploffingen den omtrek te schokken waaruit ik besluiten kon dat wij ook een tweede wereldoorlog inzetten. Maatregelen moesten getroffen worden, waarvan de: eerste : mij zorgvuldig scheren. Burgemeester en Secretaris waren ondertussen overgekomen om te beraadslagen. Samen gingen wij naar de kerk, knielden op de Communiebank, en legden plechtig de gelofte af, een grot, of een kapelletje ter ere van O. L. V. van Banneux te bouwen, opdat het Haar gelieven zou, dorp en inwoners te beschermen. Om 10 ure trokken vluchtelingen uit Maaseik door Bij ons krioelt het van de Duitsers, zeien ze. Zéér vriendelijk zijn zij, kopen alles op, maar betalen comptant. Waarom gingen jullie dan lopen? -- Ja, ziet u, zo voor alle zekerheid. Een vriendelijke Pruis is een bedenkelijk verschijnsel... Je bent bang, dat hij 't niet lang volhoudt, en dan zijn schade inhaalt. Ook onze soldaten trokken door, op aftocht, bij groepjes van vijf en zes, bij troepjes van twintig. Ze sleepten met de voeten en zagen er mismoedig uit. Laag vloog een Duits vliegtuig over, en een van de onzen, die met vrouwen te: praten stond, schouderde vlug zijn geweer tegen het donderend tuig. Een meisje, instinktmatig, rukte de loop naar omlaag. De Duitse piloot leunde over om haar een kushandje toe te werpen. 't Was om één uur, die nacht .. van Vrijdag op Zaterdag,, dat het brugje in de lucht vloog zonder dat in gevaar verkerenden verwittigd werden.
aan-
- 381 De eerste Duitsers doemden op om zeven 's morgens; met man en macht trokken ze naar Gruitrooi, één kleine groep slechts naar Dorne en Asch. Al wat hun aanstond namen ze mee. Geen kwestie van schein of recu voor het opgeëiste : de overheden zijn overal op de loop, beweer denzij. Vijf honderd man waren al langs een bosweg gepasseerd, toen een vrouw uit een alleenstaand huisje buiten kwam, om op haar man te roepen. Twee jonge kerels die met de revolver in de hand kwamen aangestapt, schoten haar koelbloedig neer. Haar jongen die als een haas uit de achterdeur wegwipte, zonden zij ook ettelijke kogels achterna, zonder hem te treffen. Die Pruisen vuurden uit angst? -- Misschien wel. En allicht ook, omdat zij nu eenmaal zo'n mooi pistool hadden, ongeduldig waren om het te gebruiken, en iets sensationneels wensten naar huis te schrijven. In welk bericht die huismoeder en haar zestienjarige jongen, als frangtireurs » zullen gefigureerd hebben nachtmerrie, en stokpaardje, van Duitse invallers. Langs een zijpaadje geraakt het gesprek op het gebied van Profetieën, voorspellingen en verschijningen. Stonden Beauraing en Banneux in betrekking met het naderen van een tweeden wereldoorlog? Tijdens de mobilisatie moet 0. L. Vrouw verschenen zijn, aan kinderen, in Noord-Duitsland, maar de Nazis troffen drastische maatregelen om die hoogst-ongewenste tussenkomst in de doofpot te duwen. Ik vertel hoe de oudste Zuster te Gellik mij een bladzijde uit de vizioenen van Catharina Emmeich voorlegde. Haar boekje was een pas verschenen herdruk van de Lijdensgezichten van de Zienster, maar ik troostte mij de moeite, deze opgefriste lezing te vergelijken met één zeer vroege Nederlandse uitgave, van circa 1840. De zinsnede
-- 382
.
was letterlijk dezelfde, en ik citeerde uit het geheugen : « Het werd mij getoond hoe, omtrent zestig jaren vóór tweeduizend, aan Lucifer een grote macht over de wereld zou worden gegeven. » Als juiste tijdsbepaling liet deze profetie niets te wensen over, al was haar inhoud wat algemeen. Wij betreuren, voor het huidig cataclysme, een uitblijven van bovennatuurlijke tekenen. In de vorige werelc-oorlog verscheen klein Heilig Trezeke op de slagvelden! En voortdurend werden teksten van voorspellingen doorgegeven. Het pleit niet voor de duidelijkheid van deze profetische verwittigingen, dat zij weerom opduiken, om op deze wereldramp te worden toegepast. Wij wisselen onze belezenheden uit wel een weinig onvoorbereid. Ik herinner mij een voorval uit het leven van den onlangs zaligverklaarden Jezuiët Bobola, Polak of Oekraniër, uit de vorige eeuw. Die schouwde door een open venster over de vlakte, en zag die eensklaps wemelen van in 't grijs uitgedoste mannen. Klaarblijkelijk de feldgrauen van Wilhem den Grosse of mogelijk van Hitler? In het leven van de Engelse . Thérèse Higginson ontdekte ik hoe zij in een vizioen, vreemde dingen zag in de lucht, die onmiddellijk doen denken aan bommen door vliegtuigen afgeworpen. Meneer Pastoor kent een voorspelling uit 1814, waarin twee maal Hitler bij naam wordt vermeld ! ! Daarin is kwestie van een Groot-Duitsland, dat de Fransen verslaat bij Lyon; maar door diezelfde Fransen, zich herpakkend, verslagen wordt. Van op de « Bueckeberg », in de Elzas, zal men rondzien naar de laatste overlevende? Pruisen. Dan is er nog de profetie van een zekere broeder uit de
,elfde eeuw. Hij leefde in een dorp kort bij Berlijn. Eerst zou er een oorlog ontbranden waarin heel de wereld tegen Duitsland zou samenspannen, en deze mogendheid verslaan. Na een tijdspanne van onrust, stijgt een persoon van nede-
--- 383 rige afkomst tot de hoogste macht. Die man doet dan iets dat een nieuwe oorlog ontketent. De Duitse Keizer zal terugkomen, en zijn paard laten beslaan bij Munster. Finaal wordt Duitsland nogmaals verslagen; het krijgt een katholieke Koning, leeft vreedzaam, en herwint zijn aanzien in de wereld... Hoe onwaarschijnlijk deze antieke uitlatingen ook aandoen, zij maken dat wij elkaar met frissen moed de. hand drukken ten afscheid. Frankrijk valt.. Geen driemaal heb ik mijn pedaal neergedrukt, of een jonge man die naar de pastorij klimt roept mij toe in 't voorbijgaan : « Officieel nieuws zo juist doorgekomen Pétain vraagt vredesvoorwaarden aan Duitsland ». Op de slag voel ik mijn knieën van gummi worden.. Het ongelooflijke, het onherstelbare is dan toch gebeurd! Ik kan niet zeggen dat ik het in de grond voorzien had, en mij aan de oppervlakte had gedwongen het tegenovergestelde te geloven. Juist andersom. Ondanks de vege tekenen van de laatste weken : vaagheid in de berichten, totaal uitblijven ervan, erg positieve aanduidingen vanwege de vijand, alarmkreten van het militair en het burgerlijk_ beheer bleven wij rotsvast betrouwen op een heropveren van de Franse weerstand. Al deinzend zouden de legers zich groeperen, aansluiten, verdichten tot een ononderbroken wal. Al herhaalde de verrader van Stuttgart in de Radio, dat « het mirakel van de Marne » geen tweede maal zou plaats grijpen, wij geló-óf den in dat mirakel. Juist het wan-hopige van de situatie zou maken dat moed en strijdlust plotseling gingen opflakkeren, en de beruchte furia f de moe- en uitgestormde Duitse troepen honderden Kilometers zou terugwerpen.
- 384 de held van Verdun, « espoir suprême et Pétain vraagt vredesvoorwaarden... suprême pensée » ! Loom voortpeddelend op het verlaten baanvak naar het Oeterdal verbreedt hier en mondt uit Neeroeteren denk ik na over de neervaart van in de Maasvallei Frankrijk, sedert een eeuw of anderhalf. « C'est la faute à Voltaire, c'est la faute à Rousseau » herhaalden spottend de nakomelingen van de « filozofen » uit de Achttiende eeuw, de klacht van de weldenkenden die Frankrijk al goddelozer zagen worden. In de Negentiende beroemden vrijdenkers en vrijmetselaars zich erop, hoe zij van Frankrijk een proefveld maakten dat bewijzen moest, hoe men God, de Kerk, confessionneel onderwijs en kristelijke zedenleer kan missen. Beter nog : hoe algehele laïcizatie, en uitmet een hoofdsluitend aanleunen bij de Wetenschap letter de voorwaarden zijn tot wezenlijke beschaving, en non-stop vooruitgang. Een tijdlang heeft Frankrijk, onbewust, voortgeteerd op het verworvene dank aan de oude beginselen. Daarna moest geplukt en geoogst op het glorieuse proefveld. In plaats van idealistische bezieling en offergeest : égoïsme en materialisme, tuchtloosheid en wanorde, zedenbederf en misdaad, politieke en andere schandalen. Een merkwaardig resultaat is vooral, dat een nijpend gebrek ontstond aan nieuwe Fransmannetjes, zodat voor arbeid en landsverdediging, beroep moest worden gedaan ]op Italianen en Vlamingen, een rijke keus Oosterlingen, Marokkanen en Senegalezen. In '70 werd het onverwinbare Frankrijk verslagen. In '18 dankte het zijn redding aan de hulp van America. Nu, slechts 22 jaar later, geeft het de strijd op na zes weken zijn Bondgenoot, en de kleine Staten, in de steek latend... Misschien is er toch nog hoop : Hitler zal zulke zware en vernederende voorwaarden stellen dat Pétain erin lukken
— 385 --
zal het Franse leger, en volk, tot supreem verweer te galva. nizereia? Want indien de Maarschalk vrede vraagt, kan dit enkel zijn omdat hij de massa niet meekreeg. In Elen. Aldus mediterend geraak ik tot bij Elen, en voel plots behoefte de Maas terug te zien. Boven onze vroegste jeugd rijzen de torens van de geboortestad, als maatstaf voor de hoogte van alle andere torens; maar door ons opklarend bewustzijn vloeit ook de stroom van de geboortestreek, waarbij alle andere waters zullen vergeleken worden. Die vertrouwde rivier, bij haar ontspringen in een vreemde streek; haar fors en lenig zich heenwringen tussen hardstenen bergen; haar bezadigd zakken langs uitwijdende vlak. ten; haar breedgolvend zwoegen onder rijke schepenlast naar de nadere zee zij is en blijft een eigen bezit; iets als moeders foto, op verschillende leeftijden, in het familie. album. Abrupt eindigt de dorpstraat na het laatste huis, en zinkt als veldweg in blote verlaten beemden. Holland ligt op een halve Kilometer, maar niets laat een grens, een scheiding vermoeden. En eenklaps ligt de Maas daar, smaller dan hogerop, diep ingegraven, snel en zwijgend vlietend, blank-glanzend spannend een half-ronde boog. Zuidwaarts beginnen bomen, abelen, haar te begeleiden, waarboven even de spits van het Hollands Grevenbicht uitsteekt. Noordwaarts de effen, smagragden vlakte, en enkel de toren van Heppeneert zichtbaar, waarachter hoge loverschermen Maseik maskeren. Alom een vredige, wazige verlatenheid! Juist ben ik mij aan 't afvragen waarom de grens-Maas als verdedigingslijn werd prijsgegeven, wanneer een grijze, stoere boer op me toetreedt. « Komt gij eens naar onze 13
Maas kijken? Is het geen schande dat de « Pruusse » erover kwamen zonder dat een schot op hen gelost werd? Ze hadden het Julianakanaal ginder, de Maas hier, en achter ons het Kempisch kanaal om hen tegen te houden. Een miljoen van die bandieten hadden hier moeten vallen, dan had de rest geen puf meer gehad om over te komen. Nein, 't is neet gegange wi'et mos ! » Sedert 10 Mei is hij zeven Kilo afgevallen : « vaan mich versjagrinere ». Ze nemen u alles af, en indien ze betalen met geld waar niemand van weten wil. Bijzonderheden nopens 10 Mei? Aan meneer Pastoor vragen, « e'ne gelierden Hier ». Hijzelf, zegt de oude man eufemistisch, was dien morgen « ins tot Neeroetere goon wanjele » gaan vluchten dus, in plaats van een handje te lenen bij het wegw erken van dat miljoen opdringende Pruusse! Hier en daar bevind ik mijn notas moeilijk te ontcijferen. Niet wegens onduidelijk schrift, maar om de gecamoefleerde namen. Ik moest er destijds rekening mee houden dat mijn dagboekjes de Duitsers in handen konden vallen, en oorzaak worden dat anderen, mèt mij, in ongelegenheid zouden komen. Daarom zocht ik voor Duitsers, Engelsen en Fransen conventionele benamingen. Om de E. H. Pastoor van Elen aan te duiden had ik toen mijn toevlucht genomen tot het Griekse woord voor herder maar zat nu even te kijken op een raadselachtig : P. Oimen. De poimên heeft een handvol nieuws voor me. Al vroeg waren er Hollanders, een zevental, te zien geweest; de eerste Pruisen verschenen om half zes, de hoofdmacht een uur later. De Julianabrug op het Hollands was, door verraad, niet gesprongen; hier sloegen zij een brug over de Maas, zonder hinder van op het land of van uit de lucht. Op de orders stond dat in Elen een tankstelle moest geplaatst v arden « onder de grote kastanjeboom bij het huis Coc en ». Dit werd gedaan, maar de wagens konden daar
te
— 387 moeilijk draaien. De Duitsers ontdekten toen dat er nog een Coenen was, en een tweede grote kastanjeboom... De gedienstige inlichter had zich niet met de wenselijke accuratesse uitgedrukt. Boven Elen gromden zware bommenwerpers, die elk zeven lichte toestellen uit hout en doek meetrokken, zoals een vlieger zijn staart. Die zwevers vertoonden, elk, zes gaten in hun bodem, waardoor bommen vielen wanneer de eerste piloot de zeven andere per koptelefoon verwittigde. De doorbraak bij Sedan moet ons niet verwonderen. De stad werd overgegeven door een generaal, 52 jaar oud, leerling uit Saint-Cyr, geboren Elzasser, maar sedert jaren door de Duitsers omgekocht. En van de Maas tot aan Maubeuge lagen uitsluitend communistisch-gezinde eenheden, die weigerden te vechten. -- En wij, zeg ik, die zo'n groot meelijen hadden met die arme Fransen, wanhopig strijdend tegen een overmacht! Verder hebben wij het over de antigodsdienstigheid van de Nazis. In Duitsland mogen de priesters geen woord tegen het regiem loslaten. Zeggen dat de school zonder God slechter is dan een waar godsdienstonderricht wordt gegeven, is grotelijks strafbaar; voor een priester heet dat : politiek op de preekstoel brengen. Dat Zijne Eminentie hier, een brief over de Koning en de Redditie schreef, verveelde de Nazis grotelijks : een Kardinaal had zich daar niet mee te bemoeien! Toen Mgr. Micara de verantwoordelijkheid in deze op zich nam, had hij als Nuntius afgedaan. Aan de grens kreeg de wacht het bevel, vooral tegen priesters onverbiddelijk te zijn. (Daar kon ik al van meespreken!) In meer dan één kerk trokken de invallers misgewaden aan, bespeelden het orgel, ontstaken kaarsen, en deden onwelvoeglijkheden op de altaartreden. Nu pas valt mij een feitje te binnen dat ik in Rekem had horen vertellen. Toen de Duitsers Gent binnenvielen
388 — was een soldaat, een grauwe, bij de bruin Paters komen aanbellen. Hij was Dominikaan, en vroeg waar zijn medebroeders woonden. Twee van ons Paters lopen een eindje mee om de vreemdeling op de weg te zetten. Een auto stopt, de Dominikaan wordt nader gewenkt. Stram in de houding ondergaat hij een schrobbéring van belang. Stijf stapt hij van de auto weg, zonder nog naar de Paters om te zien. Deze lopen vlug rond een huizenblok, om hem terug op te vangen. Zonder ze te durven bezien doet hij een schichtig teken met de hangende hand : geen omgang mag een Hitlersoldaat hebben met monniken! Nogeens Lanklaar. Een laatste aanloopje doe ik, op de terugweg, bij de Zusters van Lanklaar. Haar gewonden zijn weg, genezen, of elders gehospitaliseerd. De jonge Belg, 24 jaar oud, die sedert twaalf jaar het binnenste van een kerk niet meer had gezien, was onderwezen geworden in Kristenleer en gebeden, had gebiecht en gecommuniceerd. Zijn vader heeft een gevoelde dankbrief gestuurd. Ook de lange Fries heeft geschreven. Protestant, was hij getroffen geworden door het volgende : Zusters die veel bidden, hard werken, armoedig leven en daarbij niet zuur zijn, niet streng kijken, maar altijd opgeruimd, lief en gedienstig blijven. Aan de doortrekkende krijgsgevangenen hadden Stokkem en Lanklaar zich geheel leeg gegeven. Leut en Dilsen werden ter hulp geroepen, en daarvandaan kwamen handkarren vol broden en hammen, worsten, wijn en sigaren. Zoveel dat men de voorraad niet uitgedeeld kreeg, en vluchtelingen konden bedacht worden. Tweespalt bedreigt de kleine communiteit omdat de Vlaamse zusters kwaad zijn op Renaud en de Fransen die onze Koning durfden lasteren, terwijl hun wijken oorzaak was dat ons leger zijn gunstigste stellingen moest prijs-
-- 389
geven. Deze bewering grieft onzegbaar de kleine oude Bretoense Overste. Ik bedaar de gemoederen door uit te leggen hoe slecht men in een oorlog als deze wordt ingelicht; en hoe de Fransen, gelijk wij, bezweken voor valsheid en verraad. Gedurende tien dagen ongeveer, hadden de Zusters 250 Duitsers in huis en in de school geherbergd. Het een gezegd gelijk het ander : het waren beleefde en gedienstige jongens. Hinderlijk was alleen, dat ze de godganse dag reusachtige eierkoeken bakten in de keuken, naast zuster kokin en op haar fornuis; en dat ze buiten toilet stonden te maken met enkel een zwembroekje aan. Ineens breekt hevig mitrailleurvuur los, en de Zusters lachen omdat ik een voet hoog opspring. « Dat zijn de novicen die geoefend worden, zeggen zij, wij zijn allang aan dat lawijt gewend. » Op straat kom ik een voltallige kompanie rekruten tegen : blootshoofds, en stappend in hoge laarzen. Een piepjong officier, te paard, geeft het teken tot een krachtig gezang, kort en gekapt. Gaarne overtuigde ik mijzelf dat die jonge kerels tegen hun zin zingen, maar hun animo is onloochenbaar. IEDEREEN WEET EEN GESCHIEDENIS.
Nijdig knallen de springende landmijnen. Deze middag 18 Juni bericht de Franse Radio dat Pétain van Hitler nog geen antwoord kreeg. « Frankrijk zal voortvechten indien men het voorwaarden wil opdringen in strijd met de krijgsmanseer. » Dat geeft een glimpje hoop. Indien de Fransen zich hielden aan wat Renaud reeds had verklaard, namelijk dat zij de strijd zouden voortzetten van uit Noord-Afrika, met lucht- en zeevloot, dat zou al zeer mooi zijn! « Duitsland kan zich, vanwege de Franse soldaat, nog altijd aan een verrassing verwachten ; morele en phy$isehe uitputting
-- 390 omslaand in grimmige onverzettelijkheid ». Juist wat ik gisteren óók hoopte... Italië bombardeert enkele items van zijn verlangenlijstje : Corsica, Malta, Tunis. Maar wat voert de Rus in het schild? Sommigen houden staan dat hij volop in oorlog is met de Baltische republieken. Een Frater. Vandaag hoef ik niet op nieuws uit te gaan : het wordt ons thuis gebracht. Wij herinneren ons hoe te Sint Truiden, tijdens de kloosterbrand op 11 Mei, aan den avond, drie fraters wegfietsten om de wegen te verkennen, en niet meer werden gezien. Een ervan is terug en komt mij goeiedag zeggen. In één adem waren ze tot Leuven gereden, waar beweerd werd dat ze niet terug konden wegens het opdringen van de Duitsers. In Veertien waren de novicen naar Engeland overgestoken : « willen wij doorjagen tot aan de kust? » Achter Leuven bleven de makkers aan hun fiets prutsen en ze hebben hem nooit meer ingehaald. « Mensen vroegen mij of ze, gezien de omstandigheden, verplicht waren naar de Mis te gaan? » Ik wist niet eens dat het Zondag was, en nog wel Pinksteren! Tussen vluchtelingen en troepen, onder mitraillerende vliegtuigen, aangehouden als parachutist, afgetast als spioen, weerom opgesloten als parachutist, geravitailleerd door brave mensen, vorderde ik niettemin flink : over Gent en Roesselare tot in de Panne. Aan Engeland viel niet te denken, dan maar naar Frankrijk. Dwars door fantastisch gedrang en babylonische verwarring naar Boulogne, naar Etaples. Daar kwamen juist drie Duitsers per sidecar aangereden. Ze groetten de mensen of zij daar alle dagen doorkwamen, en gingen bij een bakker binnen. Ik ontmoet nog drie medebroeders, een paar Limburgse studenten, en een koppel, jonggehuwden uit Zonhoven. Wij zullen bijeenblijven, be,
y-- 391 slissen wij, het bruidje zal onze huishoudster zijn. In tal. rijke verlaten huizen liggen potten en pannen, groenten en eieren, spek en ham voor het meenemen. Wij ontdekken een belachelijk slecht verborgen wijnvoorraad. Onze pijen zijn onooglijk geworden door het slapen op de grond, en in greppels waarin olie was uitgelopen : herenpakken hangen in de kast. Het krioelt nu van de Duitsers en wij kunnen slechts vooruitkomen langs omwegen, door dorpen. Wij kamperen rond de soepketel; soms komen Duitsers mee aanzitten, en delen dessert uit. Natuurlijk worden wij door andere Pruisen gecontroleerd en moeten wij papieren uithalen. Alles in orde voor wie geen Fransen, geen Walen zijn : die worden of meegenomen, of tegengehouden; Vlamingen zijn vrienden. Denkende de richting naar de grens te hebben genomen, waren wij Oostwaarts afgedwaald tot bij Arras. Daar werden wij tot bij een bejaarde, vaderlijke Commandant gebracht die ons goede raad en dito papieren gaf. Wij hadden al 20 K.M. in de richting Maubeuge afgelegd, toen een bataillon voetvolk ons dwong naar Arras weer te keren, en beslag lei op onze fietsen. Een tegenslag met goeden afloop : een Duits chauffeur kwam op ons toe, en bood ons aan, mee te rijden in zijn camion. « Niks zeggen en vlug instappen » zei hij. Dat werd een gezellige rit, al zaten wij met Pruisen : royaal deelden zij chocolade en conserven uit, regelmatig werd de wijnfles doorgegeven. Ik herkende Dinant; zeer laat werden wij te Namen afgeladen en geraakten tot aan ons klooster. Na lang bellen ging, boven, een venster open. « Wij zijn vier Franciskanen » gaven wij op. « Jawel! vier landlopers, bandieten. » Dat beloofde een heropvoering te worden van « De volmaakte Vreugde » volgens de Fioretti. Na over- en weergeroep geraakten wij natuurlijk toch binnen. » De frater komt nu van Turnhout : de stad heeft weinig
---- 392 ^-en het klooster niets geleden. Van zijn eerste twee gezellen geen nieuws, maar die zullen wel niet lang meer uitblijven. Een priester, ergens tegengekomen, vertelde dat hij in de streek van Diest, of Thienen, een klein Minderbroederke begraven had : broeder Humilis, denkelijk. Vermits de. ze nog altijd springlevend is, moet ginder een capucientje verongelukt zijn. Ik vraag mijn zegsman hoe het staat met zijn gewetens. wroeging. Zijn ronde ogen tonen dat hij mij niet verstaat. Jawel, nopens al die dingen zo maar meegenomen. ' Hij citeert uitspraken « Verlaten goed; zaken zonder eigenaar; geval van erge nood; oorlogstijd... En dan, wij hebben slechts éénmaal mensen aangetroffen die niet vriendelijk en goedgeefs waren, zodat wij bij uitzondering rekwireren moesten. In dit geval namen wij juist wat ons ontbrak, sleepten geen buit mee. Helemaal volgens de Heilige Armoede, dunkt mij. Een mijnwerker. ,Ik breng onze globetrotter een eind af, en kom terug de berg opgeklommen met een man die zijn al te zwaar beladen fiets met de hand voortduwt. Overal begint men ze langs de wegen te zien, koppels en komplotjes die op proviand uitreden, en weerkeren met pakken, dozen, kisten en zakken op voor- en achterstoel. « Als ge dertien kinderen hebt, pater, dan hoeft er nog al iets aangesleept om zo'n bende de mond open te houden! En ze durven u zes, ja tien frank vragen voor een kilo koren. Of een arme mijnwerker dat kan opbrengen, daar vragen ze niet naar! Op 10 Mei woonde hij nog bij het vliegveld van Schaffen. In de vroegste morgen stonden al twintig van onze vliegtuigen op de grond te branden. Van ons afweergeschut trokken de Duitse piloten zich niets aan : een shrapnel
-- 393 ,
dwars door hun vleugel deed hun toestel niet eens waggelen. De kinderen lagen over elkaar heen uit de vensters te kijken, terwijl de mitraille dwars door het onderhuis floot. In hun hemd deed ik ze beneden komen en dreef ze voor mij op, een tranchée van de troep in. Tussen de vlagen door rende ik het huis in om kleren en eten te halen. Een gebuur die hetzelfde deed werd naast me doodgeschoten. Mijn twee oudsten die ook al op de mijn werken groeven een kuil voor ons alleen, toegedekt met balken en planken van het vliegveld. Toen ik eens terugkwam van brood te halen bij de boeren vond ik gans onze huisjesrij weggeveegd. Wij wonen nu op Winterslag. Twee juffers. Om negen 's avonds laat Zuster portierster twee jonge .dames bij mij binnen, regentessen van de boerinnenbond die logies zijn komen vragen, mij wel eens gehoord of gezien hebben, en nog even willen praten. Ze zijn uit OudHeverlee. Het was reeds op 10 Mei dat de Leuvense bibliotheek uitbrandde. Niet ter oorzake van de bommen, die dicht genoeg vielen, maar benzine en ontvlambaar materiaal in de kelders van dat splinternieuw prachtgebouw ontdekt, bewijzen dat de brand van onderen op kwam en moedwillig werd aangestoken. -- Maar door wie dan? Door parachutisten of verraders! Mij goed. Maar het is toch eigenaardig dat het telkens de katholieke Universiteit is die klappen krijgt! In de namiddag viel een grote macht Engelsen Leuven binnen. Heel de stad juichend erheen en joelend errond. Toen later de Duitsers kwamen, hebben 1000 burgers die geestdriftige begroeting met hun leven bekocht. -
De Engelsen stelden zich hier en daar brutaal aan. Men scheen hen vooraf te hebben wijs gemaakt, dat de helft van 14
394 -de Belgen verraders en spioenen waren, die de Albertkanaal-stelling de Duitsers in handen hadden gespeeld. Op ons dorp schoten ze vijf mannen dood, omdat die niet vlug genoeg buiten kwamen op hun summatie. Een opgevorderde boer die terug naar huis liep omdat hij voeder voor zijn paard vergeten had, kreeg een kogel in de rug. Moedig waren die kerels wel. Een dag of drie hebben ze in onze streek gevochten. Naar de vliegtuigen schoten zij van op de daken, en ze konden wel huilen omdat zij er zo weinig neerhaalden. Uit wantrouwen ondermijnden zij nog eens de bruggen door de Belgen van springladingen voorzien. Wij zijn ook gaan vluchten. Uren stonden wij te wachten aleer we konden inschakelen in de saamgeperste drom karren, kinderwagens, soldaten, autos, kamions en voetgangers. En dan werd midden het gedrang een paard wild, omdat een Duitse vlieger rakelings over de menigte heenvloog. Hartbrekend was de angst van de moeders wanneer uit vliegtuigen gemitrailleerd werd. Ons deden de Engelsen, met wie wij aftrokken, midden op de steenweg blijven opdat, hoorden wij morren, de Duitsers hen, om ons, zouden sparen. Het was bij Ronse, in Zuid Oostvlaanderen, dat onze groep door de Duitsers werd ingehaald. Wij hadden al sedert twee dagen geen brood meer, zonder nochtans eigenlijk l onger te lijden. Met 120 waren wij een groot pachthof binnengevlucht, maar de Pruisen haalden ons eruit, en op een lange rij moesten we met de rug tegen een blinde muur staan. Papieren tonen. Hier en daar nemen zij iemand bij den arm, doen hem vooruit komen, houden hem staan. Dat systeem kende ik! In Veertien, had ik, klein zijnde, horen vertellen dat uit een reeks aangehoudenen de 5e, de 10e, en zo verder, gefusilleerd werd. Ik ook werd uitgekozen, en bereidde me reeds vóór op de dood...
— 395 -
Voor we de winning binnenspoedden hadden wij een partijtje Tommies een alleenstaand bos zien inglippen, achternagezet door een even sterke groep Duitsers die voortrenden met gevelde bajonet. Mijn hart stond stil toen ik -dat zag! Nu wij daar staan met een zestal uitgelichte onderijzers of studenten; nu zes werklui van een spade worden voorzien, en een Duitser lakens begint aan repen te scheuren, hem door de boerin bijgebracht, begrijp ik eensklaps het hele verband. Een slachting heeft in dat bos ginder plaats gegrepen : gewonden moeten verbonden worden, en lijken begraven. Op een afstand reeds hoorden wij hartverscheurend gejammer ammer en akelig kermen. De Duitse brankardiers drongen onder de bomen door hun gekwetsten en doden mochteen niet gezien worden. Ons brachten zij op den bosrand vijf dwarsdoorstoken, gruwelijk bloedende maar nog ademende Engelsen aan, en twaalf lijken... Bij Meenen lagen honderden vluchtelingen, dood -op, langs de baan. Door een sterke kijker hadden wij van op een hoogte de brand van Doornik kunnen onderscheiden : inktzwarte rookwolken weg golvend boven een lage dakenlijn, en opwentelend rond hoge torens... :
Van ons tehuis hebben wij niet veel teruggevonden onze woning, hoorden wij, eerst grondig leeggeplunderd, had onder artillerievuur gelegen. In Hotel Astrid. Onze mijnvegers gaan er met vuile voeten door! Ze gunnen zich de moeite niet meer dat goedje een eind de bos in te voeren : aan de rand laten ze stapels dynamietdozen de lucht invliegen. Wat het springen van de bruggen voor de gevel van ons gesticht deed bewerken de mijnen nu aan de achterkant. De Franse radio geeft weerom geen teken van leven. -
-- 396 Van elders vernemen wij dat de regering, te Bordeaux, gevolmachtigden aanduidde om de Duitse voorwaarden in Dat het werkelijk zou komen tot ontvangst te nemen. een totale afval van Frankrijk, wil er bij niemand binnen! Er zal, er moet iets gebeuren waardoor de strijd opnieuw ontbrandt ! Het is niet mogelijk dat de hardnekkige poilus van Veertien-Achttien het nu reeds opgeven! Ondertussen ben ik er niet toe gekomen een doortrekken van krijgsgevangenen mee te maken. Het kruispunt van Veldwezelt wordt weerom benuttigd, dus, daar eens gaan kijken. Te Briegden vind ik een smal loopbrugje laag tegen het water liggen, en men verzekert mij dat deze week de tram van Maaseik, die nog maar tot Eisden loopt, doorrijdt tot hier. Na meer dan vijf weken schorsing van ver-
keer, mag dat wel! Doch ik hoor ook dat vandaag aan het
kruispunt niets te zien is... Dan maar een bezoek afgelegd bij de teruggekeerde eigenaars van Hotel Astrid, bij het station van Lanaken. Gedrukte formulieren zullen uitgegeven worden om de oorlogschade op te geven. Het hotel mist : 1000 sigaren, 500 flessen wijn en likeuren, al zijn lijnwaad. Niettemin trakteert de gastvrije zoon, en ik neem deel aan de drukke gesprekken van een bont gezelschap. Deze nacht ik heb daar niets van gemerkt zijn 1000 vliegtuigen overgekomen : « voor ze hem aan zijn lijf komen, legt de Engelsman heel -Duitsland plat.. Een man van Veldwezelt vertelt hoe voortdurend camions met Duitse gesneuvelden de weg op Maastricht en Aken nemen. De lijken, gelijk geslachte beesten, hangen met de kin aan een haak. Terwijl hij toekeek viel er een af, en bleef geruimen tijd liggen voor een volgend . camion het oplaadde. Er is een juffrouw uit Maastricht die haar verontwaardiging uit over het optreden van de 'Duitsers tegen de krijgsgevangenen. De Belgen mogen alles aannemen wat
397 wij hen toestoppen, maar toen de Fransen aan de beurt. kwamen schopten de Duitsers de emmers melk omver, en sloegen ons de eieren uit de hand. De Engelsen mocht niemand naderen. Die Tommies zijn toch kerels! De Fran--sen sleepten zich voort, dood•óp en zonder courage ; zijg; echter stapten in 't gelid of het een parade gold. Het scheelde maar een haar of ik gaf een oorvijg aan de Pruis, die, zonder de minste reden een Engelsman met de kolf van zijn geweer in de lenden stootte maar ik bond in toen hij zijn bajonet naar mijn maagstreek richtte! Sommigen hebben het over de fenomenale ; appetijt van de Duitsers. Die mannen schijnen sedert maanden honger te hebben geleden! Om u maar één staaltje te geven en ik lieg er niet om : een Pruis stapt binnen bij een oude vrouw op ons gehucht. Hij is niet jong meer, ziet er moe uit, en vraagt of hij een liter melk kan krijgen. De moeder denkt dat hij ziek is, heeft meelijen met hem, en schenkt hem nog een liter in. Dat deed hem goed, zei hij. Maar als ge nu eens die grote pan op het vuur zette, en er een paar lappen spek in braadde? Zijn maag is dan toch niet van streek, denkt de vrouw. Zij kan moeilijk weigeren omdat een halve zij spek aan de balk hing! Ondertussen had de Pruis zijn ransel afgehaakt, diepte er eieren uit op, tikte} ze open op de rand van de pan. Bij het vijftiende scheidde. hij uit! Hoeveel sneden brood hij bij die portie weg. werkte, heb ik die oude vrouw mijn eigen moeder vergeten te vragen. En terwijl hij, dankbaar en devoot bijna, het vet uit zijn knevel zoog, zei de krijger sententieus « Onze Führer is een wijs man. In '39 had hij nog herhaald : Een weinig geduld! Nu zit ge wat krap met levensmiddelen, maar binnen kort zal er overvloed zijn. En hetis zo! D Ik praat met mensen die een poos in Vlaanderen werden opgehouden en pakkende voorvallen vertellen. Tijdens ,
-
-- 398 de I3éies ag zaten vijf leden van één familie in een kelder, niet ver • vaan ede rivier. Een. zware granaat sloeg in, dóór het -
-
dak en de - verdiepen, dóór het keldergewelf, dó6r de gebetonneerde vloer, god weet hoe diep in de aarde. Allen leven nog, maar gewond en bedolven onder puin. Een vrouw kan ,zich vrij wroeten en zal hulp gaan halen. Zij geraakt tot in een schuilkelder waar wel twintig personen bijeen zitten, maar valt in zwijn voor ze een woord kan uitbrengen. Wanneer ze bijkomt, bevindt zij zich alleen, en weerom bedolven! Gedurende vijftig uren is ze zo blijven liggen, bloedend •uit pijnlijke 'kneuzingen en kwetsuren, stervend ,schier van dorst. Eindelijk ontdekt haar een reddings,brigade, =die ze smeekt eerst naar haar bedolven verwanten te gaan kijken. In die kelder was het doodstil... Er stond anderhalve meter water ! Opgekomen langs het gat door de granaat geslagen... Voetje voor voetje hadden de vier ongelukkigen, zonder te kunnen verroeren, de dood voelen naderen. . Bij Vincke, in de Vlaanders, greep een slachting plaats. die aan de donkerste dagen uit Augustus Veertien herinnert, toen op de roep man hat geschossen, massa-executies `begonnen. Hier. zouden 70 burgers worden doodgeschoten. « Die lieden zijn totaal onschuldig, verklaart de Onder pastoor. Moet er iemand vallen, neemt mij in hun plaats. » .D . Duitsers schoten hem dood na die zeventig. Twee heren hebben het over het oorlogsgebeuren ginder. Te Selzaete leden 'de Duitsers een geweldige Heerlaag. Daar verdronken 6000 - van hun beste mannen in de vaart. Eens broeder die in het gesticht was achtergebleven om enkele onvervoerbare zieken te verzorgen, kan - het episch -toneel afspieden vanuit een dakvenstertje:. Zonder zich de `tijd te gunnen om mogelijke weerstand uit te schakelen, moesten de Duitsers vliegens de vaart over. Maar de . onzen l agen, met volledig geschut van alle kaliber, vlak nabij - in -
,
,
-
-
-
-
-
-
-- 399 een goed beschutte stelling. Zoveel mannen op de dijk ver schenen, zoveel werden er weggeveegd. Tank of geschut rijdt aan : en wordt tot oud ijzer geschoten. Met de revolver int de rug jagen de officieren de manschappen aan; de broeder hoort de arme duivels huilen en tieren van schrik, van-, woede, van wanhoop : zij moeten vooruit, en sneuvelen. Geraken er te water of in boten : dicht als hagel doet schroot ze zinken. Voortdurend ontruimen pionieren de dijk door lijken en zwaar gewonden in het water te wentelen : niets gekort, verminkte lichamen hopen zich weerom op.. Die dag zijn de Duitsers niet over dat kanaal geraakt. Magnifiek r zegt de andere. Als hij tijd wil winnen spaart de Duitser zijn volk niet. Hij heeft er immers genoeg! Een seminarist-brankardier vertelde mij hoe hij in de eerste dagen na 10 Mei, naast een vriend lag die een mitrailleuze bediende. In hun gezichts- en schotveld lag de halfgezonken bovenboog van een gesprongen ijzeren brug. Daarover kwam een Duitser gekropen. Rakketak, zei de mitrailleuze, en hij plonste in de vaart. Een tweede dook op en dook in het water onder. Een derde, een vierde, een. tiende en een honderdste kroop omhoog, en viel neer. De mitrailleuze liep gloeiend, en weigerde. Nu hadden dia Duitsers vrije baan. Wel, dat waren kranige kerels. Wat moeten zulke mannen een misprijzen voelen voor nietswaardigen als die troep, van de onzen ! - die in ' de buurt van Deinze aan. 'het Schipdonckkanaal lag. Een Pruis verscheen aan de overkant en riep : « Geeft u over! Ginder ligt een loopbrugje! En zij gingen, met alle genoegen, terwijl een - uurtje van, daar eerlijke Vlaandereers. zich lieten dood schieten liever dan één voet te wijken. Maar wat denken jullie. van, de .toestand ? Is in Frankrijk alle weerstand waarlijk gebroken? En de oorlog; opgedoekt? -
- 400 Daar bestaat geen twijfel over. In het Franse volk zat al lang de. worm. En met ons gaat het dezelfde kant uit. Wat betekent onze democratie nog? Zulk aftands gedoe roept om een dictator! Wil ik u gans mijn gedacht zeggen? Wij zitten met de Pruis, en we houën hem. De Duitsers hebben een ideaal, een eerzucht, ge kunt ze nog meekrijgen als één man. Wij kunnen maar vitten, en kankeren, en wreigelen », ieder partij voor haar eigen winkeltje. En dan staan wij te kijken dat een stel onverschillige knullen geen vinger willen verroeren om Vader Staat, in nulliteiten ]belichaamd, te verdedigen! EEN RONDE VAN LIMBURG.
Vannacht zijn Moeder, en nog een Zuster, opgestaan omdat het zingen en zoemen, het gonzen en grommen, het somber rollen en akelig ratelen, altijd dreigender, van een ,eindeloze luchtvloot haar zenuwen opjaagt. Het idee dat honderden bommen boven haar hoofd worden vervoerd, jaagt haar op wandel door de gangen. Ik word er niet wakker van, of kan het rumoeren rustig aanhoren als een indrukwekkend orgelconcert. Toch zal weldra mijn hij. baantje worden, de noctambulen een uurtje gezelschap te houden. Beschaamd over haar schrik hoeven die Zusters niet te wezen : overal vluchten vrouwen, en mannen! naar kuil en kelder als de nachtelijke .hemel zich ronkend begint te bevolken. Zwakke zenuwen gaan goed samen met gezond verstand, en moed op een ander gebied. -
Ik moet, deze 20 9 te Juni, naar 't hoge Noorden van -de provincie, en ben blij. Niet zo zeer omdat er veel bizonders zal te zien zijn wat geven wij nog om een half-vernield huis, een geknakte brug, - een bunkertje met geblutste plaatdeur, een gat ,in de baan! doch om mensen te ontmoeten die iets weten, of iets meemaakten.
-401— --
Naar Lille. Over Genk fiets ik naar Hasselt, en kan het ongerept bruggenhoofd op het Kempisch Albertkanaal inspecteren: Stalen muur en gebetonneerde tankvalgrachten. De oever naar de vijand daalt traag, de kant die hij opmoet staat steil . Erg breed en diep is die hindernis niet.
In ons klooster hoor ik dat, op 10 Mei, de officieren vroeg in de morgen vertrokken, en de soldaten later. De mensen hielden hun uittocht omdat stellingen voor kanonnen op pleinen en in straten waren opgebouwd. Gelijk. in '14-'18, heeft het nut van zeer kostbare verdedigingswerken uitsluitend bestaan in de gerustheid die zij schonken voor dat ze dienen moesten. Onze novicen, waarbij mijn jeugdige neef, ontvangen hun vorming te Toulouse; andere medebroeders vonden Lourdes nog veiliger. Een eind buiten de Kempische poort wacht ik op een tram die mij en mijn fiets naar Beringen zal varen. Weldra staan wij daar met een heel groepje, en ik geraak in gesprek met een voornaam heer, die zich voorstelt als stadsbeambte. Hij laadt de schuld van de oorlog, en van ons ongeluk, uit-^ sluitend op Engeland. « Geen ikzuchtiger, gewetenlozer volk. in gans de wereld. Het gunde Duitsland geen plaats onder de zon. Het verklaart de oorlog, laat anderen in de pan hakken, en trekt zich terug onder voorwendsel dat het niet. gereed is ». Voor mij is het een eerste kennismaking met deze speciale mentaliteit. Zeker een trouw lezer van Volk en Staat? Na een uur is de tram nog niet binnen. Ik zal langs de lijn oprijden tot hij mij, ergens, inhaalt. De wegwijzers dragen opschriften in het Duits, en geven geen Kilometers aan. De moeite ook niet, in zo'n klein landeke als het onze ! , Beringen : daar ligt de tram stuk, waarop ze in Hasselt. staan te wachten! Ik rijd langs een troep Franse krijgs-' -
y---. 402 ^-rgevangenen, nogal nette kerels met fleurige baarden, en beladen met pakken en kistjes. Ze stappen van af ' half zes deze morgen. Natuurlijk -hebben zij honger en dorst; maar wat zij vooral missen is tabak. Zij vragen er zelfs aan vrouwen langs de baan. Wat spijt het mij dat ik niet - het minste rookgerief heb meegenomen! Als ze horen dat het kamp niet ver meer is, zetten zij een luchtige pas gymnastique in. Een sliert open vrachtwagens. Zingende Duitsers staan erin recht. Met krijt hebben ze op de houten zijborden ,geschreven : Au f nach Londen! In Leopoldsburg voel ik me ten einde krachten en . ga uitrusten bij de Eerwaarde Broeders, die zich opperbeste `Samaritanen betonen. Van 17 schrijfmachienen lieten de ,
,
.Duitsers er 5 over. Een plundering in regel had het gesticht
niet ondergaan; in hun haast hadden de troepen alleen -meegenomen wat gemakkelijk te dragen viel. Sint Iluibrechts-Lille is mijn eindbestemming; ik ben er nog uren en uren van af, en daar de baan verder zuiver Oost trekt, heb ik een stevige wind tegen. Weldra moet ik het weerom opgeven, en trek een pastorie binnen. Na mijn
eerste Anti-Engels-, ontmoet ik hier mijn eerste Duits-ge,minde. c Een week na de l0e Mei had ik nog geen Duitser gezien; toen ben ik er met de fiets op uitgetrokken om kennis met die mannen te maken. Eigenlijk had ik mij die moeite kunnen sparen, want 's anderendaags kreeg het dorp 300 pioniers te herbergen. Fransen en Engelsen hebben overal gestolen : dit waren de beste, de deftigste soldaten die wij ooit hebben gezien. Velen kwamen geregeld naar de kerk. België, en Frankrijk dan! kunnen er maar bij winnen :onder Duits beheer te komen ». Om half twee was ik te Hasselt vertrokken, te Lille beland ik om acht uur 's avonds. De laatste helft van den ,
-
403 afstand had ik te voet afgelegd, mijn fiets opduwend tegem een ware zomerstorm. Over EkseL Wanneer ik in de voormiddag heb afgewerkt wat ik gisteren had moeten verrichten, is het tijd om af te reizen.. Het kloostertje heeft weinig meegemaakt. Op 10 Mei sprong de brug over het Kempisch kanaal om 6 uur 's morgens„ en zond de Zusters een blok beton in huis. Een potige jonge moeder rijdt naast mij op. Zij is niet goed te spreken over onze soldaten. « Die waren veel banger dan wij. Sommigen jankten als kinderen, of kregen zenuwtoevallen, hadden kalmerende drankjes van de dokter nodig.. Kwam er een vliegtuig over, dan lieten ze camion of tank staan waar hij stond en wipten de huizen binnen ». Ik doe. de vinnige vrouw opmerken dat deze voorzorg hen niet. kwalijk te nemen was. Weldra krijg ik een grijze landbouwer, uit Bocholt, als gangmaker. Toen, ook dien Vrijdag morgen, de brug ginder sprong, « gaven onze mannen allen de raad, het dorp te ontruimen. In de kerk proklameerde meneer Pastoor : « nuchter of niet, gebiecht of niet, verwekt een akt van berouw, en volgt elkaar op aan de Communiebank, tot ik de duizend H. Hosties uitgedeeld krijg die in het Tabernakel staan. Ver zijn wij niet gegaan, gelukkig. Alles bleef rustig, en Zaterdag morgen was iedereen terug thuis toen op de andere kanaaloever, de Duitsers kwamen opdagen. Ik zag hoe één zich uitkleedde, over de vaart zwom, en zich ging vergewissen of de fortjes ontruimd waren. Die kerel had hert-in-z'npens, dat moet ik zeggen! Of was er grondig van overtuigd dat de bunkers al lang leeg waren ». En reeds beland ik in Eksel. Heer kapelaan vangt mij
-- 404 top en nodigt mij uit bij hem een sigaartje re roken. Willen wij eerst naar de Radio luisteren? De Duitse post brengt verslag uit over de ontmoeting in het woud van Compiègne. Daar staat nog altijd de spoorwagen waarin Duitsland de voorwaarden ondertekende van de Wapenstilstand, op 11 November 1918. Nu zijn de rollen omgekeerd : de Franse afgevaardigden staan voor Hitler in het historisch rijtuig, om te kapituleren. Hitler heeft het, in zijn toespraak, voortdurend over de schmach, de .smaad die Duitsland hier werd aangedaan. « Toen hadden Frankrijk en Engeland, zonder geldige reden, Germanje de oorlog verklaard : 10 maanden geleden deden zij dat weerom. In '18 was Duitsland volstrekt niet verslagen; Gallië, in '40, is het wèl. Wij zijn het die vandaag eisen stellen, .geen smadelijke, maar noodzakelijke. Een nieuwe oorlog moet onmogelijk gemaakt. Voorlopig wil Duitsland in volkomen veiligheid de hem opgedrongen oorlog tegen Engeland beëindigen. » Tekst van de voorwaarden wordt ,niet gegeven. Wel vernemen wij nog dat de wagon en het gedenkteken van de geallieerde overwinning het was er dus een? naar Berlijn zullen verhuizen. Het standbeeld van Foch mag blijven staan. « Een ogenblik! » zegt de kapelaan wanneer, verontwaardigd, ik wijzen wil op het smakeloos théatrale van de mise-en-scène en het onbeschaamd leugenachtige van HitIers beweringen. Hij wurgt het triomfantelijk Deutschland, Deutschland fiber alles dat losbarstte, en laat Londen door. Dit somt op wat het als verdedigingsmaatregelen voorbereidt, en beschrijft de omvang van de hulp die de Dominions, en de Verenigde Staten, zullen leveren. « Als de Brit het maar zolang uithoudt! opper ik weifelend. Hitler gaat op hem vallen voor dat die helpers één schip konden laden, één troepentransport over de Oceaan kregen! » ,
— 405 Maar de optimistische kapelaan : « Engeland moet nu voor zijn leven vechten en zal aardig van zich afbijten... Weet ge dat Hitler, in Parijs, naar Les Invalides is gegaan om Napoléon-zaliger een bezoek te brengen? Van uit zijn graf vroeg de grote man wat hij, Führer van alle Duits. sprekenden, tot nog toe had tot stand gebracht? « Niet zo weinig! Oostenrijk aangehecht, Bohemen genaast, Denemarken genomen, Noorwegen en Holland, België en Frankri jk overwonnen! -- Mooi zo! En Engeland? Daar moet ik nog naartoe... -- Ik ook! Kom naast mij liggen, ouwe jongen, en maak je verder niet moe. Iets bijzonders is met den Inval in Eksel niet voorgevallen. De Duitsers waren goed geluimd, om een welkom meevallertje. Zij kwamen-aan op Pinksteren, onder de Mis en konden een keus doen onder honderde fietsen die tegen de kerkmuur aanleunden. Van een autootje. Meneer kaplaan heeft een geschiedenis te vertellen, en legt zich extra gemakkelijk in zijn zetel om dit met alle wenselijke zorg te doen. Hij was opgeroepen maar had, als zoveel anderen, zijn eenheid niet kunnen inhalen. Ergens in Vlaanderen wordt hijzelf acherhaald door een zeer-voorzichtig-rijdend, splinternieuw Renaultje. En daar zit een bejaarde Heer Pastoor in, die hij kent van nabij. Sedert jaren had die brave man van een autootje gedroomd, en ervoor gespaard : de afstanden op zijn landelijke parochie, in de Kempen, vielen zo vermoeiend uit. En nu waren ineens de Pruisen gekomen... Vluchten zou hij, niet om zijn leven, maar om dat kostbaar karretje te redden. Samen waren zij Zuidwaarts gereden. Het was erg als
-- 406 mitraillerende Duitsers overvlogen; erger wanneer marsjerende soldaten, nu eens Belgen, dan weer Engelsen of Fransen, àl te oplettend, soms achterdochtig, heel zeker af gun-stig, het blinkend voituurtje bekeken, en telkens op het. punt schenen, er beslag op te willen leggen. De grens werd de knagende bekommernis : Franse doeaniers kunnen zo onvermurwbaar lastig zijn! Maar zij, geraakten erover, met. een duizendste geluk ! Zouën ze nu niet best doen veldwegen te kiezen in plaats van de grote banen, waar men uren,, soms dagen lang bleef steken in het gedrang, waar • bommen vielen, en alle vijf voet mensen vroegen om een liftje?. Maar de banden, de veren, op wegen vol bulten en gaten! Modder en ander vuil zou de glanzende carrosserie onooglijk maken, en misschien voor goed bederven. ,
-
In de buurt van Boulogne begon de motor te haperen
geen benzien meer! En geen apparentie te kunnen bijpom-. pen. Ze reden de wei in van een grote winning, waar reeds, dozijnen autos stonden, en direkt sloten dozijnen andere. hen in. Meestal gehavende, bestoven, beroeste rammelkasten. — waartussen het juweeltje veilig verscholen zat. Spoedig daagden de Duitsers op, die naar dien ouden rommel niet omkeken. Hadden ze bij Duinkerken niet duizende gloed-. nieuwe wagens van de Engelsen aangeslagen? Een dag of twaalf zijn wij op dat pachthof gebleven de Duitsers eisten de wegen voor hun eigen transporten op.. Toch minderde stilaan het getal autos op de wei. Onze zorg was, dat soms iemand, bij vergissing! met ons wagentje zou_ wegglippen. Gaarne hadden wij de stad gezien, en de zee maar wij moesten op Renaultje passen. 's Nachts zaten wij er alletwee in, overdag meestal meneer Pastoor. Hij voelde zich eigenlijk maar heel gerust, wanneer hij achter het stuur zat, met de hand op het wiel. En wat deed ik on-dertussen? Op termijn gaan, gelijk die broeder van jullie! Ik trok 's morgens op met in ieder zak een lege literfles, en: -
;
- 407 — daarvan moest minstens één vol benzien zijn als ik 's avonds thuis kwam! Ik bedelde ze met de déciliter, desnoods bij Duitse vrachtwagens. In het holle van de nacht goot ik de opbrengst van mijn collecte in de vergaarbak. Want, zie je, ze waren ginder niet bevroren om tersluiks je brandstof te komen aftappen ! Elke dag mat meneer pastoor, dankbaar en bewonderend, tijdens een eenzaam moment, met een stokje waarin hij een kerf sneed, hoe hoog het kostbaar vocht opklom. Het uur kwam dat de benzine zichtbaar werd in de stophals. Toen zijn we gestard. Omzichtig tuften wij, achter muur of bosschaadje schuilend wanneer wij Duits voetvolk in het oog kregen. Even voorbij de grens konden we Renaultje nog een stoopke benzien opgieten. Toen ging het in één vaart door tot in het dorp van mijn vriend. Daar staat de lieveling nu, nog altijd nieuw, glimmend, zonder kreuk of kras, warm toegedekt met een oud vloer. kleed uit de sakristij, veilig achter hooi en stro verscholen ... te wachten op betere tijden. Van dit spannend avontuur kan ik nagenieten terwijl ik, al moeizamer, peddel over Hechtel en Houthalen, naar Waterschei. Hier stoot ik op een groep vluchtelingen wie het is aan te zien dat ze van verre terugkeren. De mannen bruingebakken in de zon, de vrouwen met een schelgekleurden katoenen doek om het hoofd. Ze duwen fietsen voort, beladen met zware pakken, en kleine kinderen. Zijn het Zigeuners? Neen, mensen van Lanaken en Smeermaas die tot in Vichy waren gevlucht. Daar komen ze nu van terug met dagmarsjen van 40 km. na ginder geleefd te hebben op vermicelli in water gekookt. Een veearts stond ook toe te zien. « Ja, zegt hij mij, de miserie van -sommige groepen vluchtelingen ginder, was waarlijk niet aan te zien. Niet alleman was een fiets rijk, -en zo kwam het dat :sukkelaars, met pakken op de nek en kleine kinderen aan de hand, 100 K.M. te voet deden ,
408 zonder voldoend voedsel, zonder fatsoenlijke slaapgelegen-=. heid. Ik ben tot Saint Gaudens en tot in Toulouse geweest,, maar mag niet klagen, men gaf mij zeer goed eten, en zelden moest ik betalen. Een boer deed mij een kruik wijn. cadeau, van dertig liter, omdat ik zijn opgelopen kalf weer dun maakte. Jammer genoeg heb ik ze niet gans uit gekregen. » Bij Zoetendaal houdt mij een vrouw staan die ook haar gemoed wil luchten. De Duitsers kraaien wel victorie, zegt ze, maar dat is voor de radio, en de bezette gebieden. Bij: mij heeft een Pruis staan wenen, omdat het in Duitsland zo ellendig gesteld is. « Mijn moeder, mijn vrouw, mijn kinderen, zij vergaan van den honger; maar daar mag geen woord van gerept worden, daar mogen ze geen zinspeling op maken in hun brieven. Ik weet het per mondelinge boodschap door een dorpsgenoot. En nadat je zo iets gehoord'. hebt, moet je siegheil roepen en zingend in de rij lopen! » Terug in Gellik, voor dat ik naar mijn kamer klim, zoek ik de Zuster op die voor mij naar de radio luistert.. Rusland, de grote Sfinx sedert de mobilizatie, heeft dan tóch de Baltische republiekjes bezet en de kusten aldaar in staat van verdediging gebracht. De soviëts concentreerden er een . millioen manschappen, hopen kanonnen en strijdwagens op. De Duitsers beweren dat dit praatjes zijn, en ontkennen dat zijzelf in Oost-Pruisen troepen verzamelen. Dan beweert Londen weer dat in Rusland zestien-, ja vijftien-jarigen worden opgeroepen om een haastige training als parachutist te ondergaan. Twee die de achttiendaagse meemaakten.. Na het souper stappen twee glimlachende Belgische soldaten bij mij binnen. De ene seminarist, de andere aspirant-broeder franciskaan, beiden te Luik. Om de beurt vertellen zij hun wedervaren sedert zij, bij , de laatste troe-
-- 409 penverwisseling voor de Inval, uit Gellik vertrokken eind April. Op 10 Mei lagen ze te Doornik, waar « 2000 » civielen dood bleven onder de bombardementen. Zij verlieten de stad pas aan den avond. De Seminarist met de trein; de companie waar de broeder bij gehoorde, te voet. De langste marsj, zonder onderbreking, bedroeg 40 K.M. Ze vatten post aan de stalen muur tegen Wespelaer-Tildonk, met de Leuvense vaart in de rug. De soldaten voelden zich onveilig omdat zij enkel beschikten over twee kleine schuitjes, met één of met geen roeispannen, om in geval van nood het water over te steken. De Duitsers vielen daar alleen aan in de nanacht, nooit over dag, en dat werkte vermoeiend. Het moreel stond al niet hoog en zonk op nul, bij sommigen, toen mannen van het Albertkanaal kwamen vertellen van de gierende Stukas die je 't geweer uit de handen deden vallen, van de honderden vliegtuigen die bommen afwierpen bij dozijnen, zodat het leven een hel werd en rennen de boodschap. Men hoorde herhalen dat de Koning « de boel moest opgeven ». Roodgetinten verklaarden « wij kennen die Duitsers niet, waarom erop schieten? » Toen een granaat in het stalen staketsel ontplofte, viel een der onzen flauw van schrik, en een hele troep trok af zonder bevel of toelating. En dat terwijl een onzer luitenanten, van in het stalen hekken op de vi jand bleef vuren! Die weglopers kwamen 's anderendaags weer aangeslenterd of niets gebeurd was. Omdat onze Engelse buren begeven hadden, moesten wij ze vervangen bij Vilvoorde. De generaal bleef op de brug staan waarover de Britten terugtrokken van angst dat zij deze in de lucht deden vliegen en ons aldus de retraite afsneden. Vandaar marsjèerden wij naar Aalst; van af Aalst bleven we, bij dag- en nachtmarsjen, rond Gent draaien, want op de wegwijzers, voor zover zichtbaar, la-, -
-- 410 =-zen wij : Gent 17 KM. Gent 18 KM. Gent 15 KM. Gent 13 K.M. Gent 18 KM. Wij geraakten totaal versuft van vei moeienis en gebrek aan slaap. Vergeet niet dat we gans die tijd bloot stonden aan bombardementen en mitraillevlagen uit Duitse vliegmachienen. Op de Leie, ik weet niet meer precies waar, mochten wij eindelijk stand houden. Daar werd goed gevochten. De Duitsers gebruikten gaarne hun 36 m.m. kanonnekes, die op twee autowielen achter vrachtwagens aansprongen. De granaatjes scheerden horizontaal over de grond en bezorgden ons veel gewonden. Wij schoten met de oude 75 van Veertien-Achttien. Wat ons razend maakte, was dat wij met onze mitrailleuzen geen enkel vliegtuig konden neerhalen, behalve één waarvan wij de piloot hadden getroffen. In een redelijk goede stelling berokkende ons het mitrailleren uit de lucht, zelfs de bommen uit vliegtuigen, weinig verliezen. Zolang wij, tijdens het trekken, zelf eten bij de boeren konden gaan halen, waren wij goed af; maar eenmaal op de eerste lijn kwam niets meer uit de veldkeukens door, en moesten wij ons vergenoegen met droge, steenharde legerbeschuit. Och, van 't begin af was de ravitailleringsdienst beneden nul geweest.. Ook de gezondheidsdienst werkte slecht. Zoals voor een aantal artilleriestukken het geval was werden ook de antieke ambulanciekarren door paarden getrokken. Het duurde een uur v66r zij opdaagden, en uren verliepen èèr zij aan een hospitaal geraakten. De meeste ernstig-gewonden stierven onderweg. Het voorbeeld van de overheid viel ongelijk uit. Een generaal, Luikenaar, werd gedegradeerd omdat hij zich tijdens de gevechten uit de voeten had gemaakt. Door een ander generaal, met haar op de tanden, werd een van onze officieren met de kogel bedreigd omdat deze, op zijn eigen houtje, aan de Leuvense vaart zijn mannen had doen aftrekken, en nu, op de Leie, weerom zijn stelling deed ont-
411 -ruimen. De soldaten hadden niets dan misprijzen voor hem over, zagen hem niet staan, weigerden hem te groeten zodat hij als een geslagen hond achter de kolom kwam aan• gesloft. Een ander luitenant deed het beter : die ging onder de kogels door warme koffie en gesmeerde boterhammen halen voor zijn peletons. Zekeren dag vertellen ons de officieren dat Bergen en Charleroi hernomen zijn, en wij ook tot een algemeen offensief overgaan. De mannen, eensklaps, hervatten moed, zijn niet te herkennen. Die straks nog spraken van hun geweer in het water te werpen, beladen zich met een dubbel rantsoen patronen; die beweerden dat ze meer aan hun vel hielden dan van het vaderland, zijn niet meer tegen te houden. Onze eenheid, de mitrailleurgeweren voorop, rukt de Leie over en werpt de Duitsers 10 K.M. achteruit. Wagens en kanonnen liet de verraste vijand in de steek. Maar toen stieten wij op sterke reservetroepen en deinsden geleidelijk terug naar ons uitgangspunt. De ontzenuwende terugtocht herbegon. De Duitse vliegers wierpen haastig-gepolycopieerde briefjes af waarop al enger concentrische lijnen aangaven hoe geheel ons veldleger tegen de kust werd samengeperst. We bevonden ons te Ruysselede in West-Vlaanderen, toen om één uur 's namiddags, ons het nieuws bereikte dat de Koning had gekapituleerd. De meeste verademden, een aantal moedige kerels huilden van spijt en machteloze woede. De commandant zei, ijzig : « het leger geeft zich over, maar niet het regiment, vooruit! » Doch de officier die het bericht had aangebracht, deed hem verstaan dat, waar de Opperbevelhebber gesproken had, er niets anders overbleef dan te gehoorzamen. Later, wanneer de krijgsgevangenen uit de kampen terugkomen zullen wij nog menig verslag over de korte kampanje horen : wezenlijk zullen hun verhalen niet verschil--
--- 412 -len van dit dezer twee gebroeders : terugtrekken, even standhouden, terugtrekken, marsjeren, de Leie, en capitulatie. Zoals ge van honderd vluchtrelazen niets anders onthoudt dan : gedrang op de wegen, bommen en mitraille uit de lucht, dagen oponthoud aan grens en bruggen, onverwacht te midden van de Duitsers. Het gesprek gaat voort over verraad en sabotage. De andere broer, seminarist is overtuigd dat er geknoeid en verklikt werd. Hoe de troepen verdeeld lagen, de inrichting van kwartieren en kantonnementen, het plan van bunkers en stellingen : dat alles wisten de Duitsers beter dan wij. Die troepenverwisseling, op het laatste nippertje, in geheel de Albertkanaalzone ; dat heropenen van de congés op het laatste moment : zouden die maatregelen werkelijk toevallig zijn geweest? Juist vóór 10 Mei moesten wij de hoogtemeters, nodig voor doelmatig mikken op vliegtuigen, afgeven « ter verificatie »; ons zwaar geschut was naar Frankrijk verstuurd waar zooiets als een intergeallieerde inspectie van de artillerie werd gehouden. De meeste mitrailleuzen weigerden na één uur gebruik : de percuteurs waren van zacht in plaats van uit gehard staal daar hadden Duitsers, of communisten, werkzaam in onze wapenfabrieken, voor gezorgd. Het gold als een meevaller wanneer één granaat op de tien ontplofte : ze bevatten een rubber-ontsteker in plaats van een metalen. « Het waren bevindingen als deze die de Belgische soldaat ontmoedigden. Hij zag zich geplaatst voor een hopeloze taak. Blijkbare overmacht van de vijand, verraad in de eigen rangen. Overal waren défaitisten, alarm- en paniekzaaiers aan het werk. En die plotselinge, algemene uittocht van de bevolking 12.000.000 mensen, uit ons land en uit Noord-Frankrijk, blokkeerden banen en bruggen,
413 maakten manoeuvreren, voor het leger, onmogelijk : zou de vijand daarin óók niet de hand hebben gehad? De gesneuvelden schat de Seminarist op 12.000. Na de capitulatie vroegen de mannen waar zij naartoe moesten, wat hen te doen stond. Trekt uw plan! antwoordde een luitenant, die zich tijdens de gevechten zeer bescheiden op de achtergrond, ver van de eerste lijn had gehouden, maar nu ineens alles te zeggen had. Wij begaven ons naar een oom in Brugge, die ons burgerkleren bezorgde. Daar komt een makker verwittigen : wie niet bij zijn eenheid is, wordt als gevangene naar Duitsland gezonden! Met hem zoeken wij ons regiment op te Beernem. Papieren moeten getekend worden, een beroep aangegeven zoniet, naar Duitsland. Wij geven het beroep van onze ouders op landbouwers. Met dit stuk bekomen wij van de Duitsers een gedrukt bewijs in drie talen, dat wij naar huis mogen, en aan 't werk. Thuis vonden we niemand, onze oudjes waren naar Engeland gevlucht... Wat ze nu zullen beginnen? De Duitsers hebben verklaard dat het Seminarie terug zijn poort mag openen, zegt ons broedertje; zolang onze ouders weg blijven, wil ik thuis werken, om met de opbrengst de verdere studies van mijn broer te bekostigen. VOORLOPIG EINDE.
Een teruggekeerde van het elfde linieregement vertelt in het dorp dat de Engelsen een « onzichtbare straal » hebben waarmee ze de motors van de Duitse vliegtuigen kunnen stilleggen. Van op de dijk in Oostende zag hij met zijn eigen ogen drie Duitse tuigen eensklaps neerstrijken in zee, en verzinken. De vroegste radioberichten melden dat Frankrijk eerst met Italië wil confereren, alvorens een akkoord te treffen
414 met Duitsland. Het Franse goevernement resideert nog altijd te Bordeaux. De Duitsers staken de Rhone en de Loire over, maar dààr boden Spahi's verwoede weerstand. Op het middaguur van deze 22 8 k Juni jubelt Berlijn om een beslissende overwinning in den Elzas denkelijk op de Maginotlijn? Ze maakten er 500.000 gevangenen! Tevens horen wij dat Frankrijk, gisterenavond, de Duitse voorwaarden heeft ondertekend. Hoe onvermijdelijk die overgave ook scheen, iedereen staat ervan verslagen ! In de vorige oorlog was Frankrijk de wal, de rots, de onoverwinnelijke voorvechter, Engeland maar een meeloper. Voortaan weegt heel het gewicht van de weerstand op Engeland alléén, reeds verslagen in Noorwegen, weggedrongen uit Holland en België, in Duinkerken terug over de zee gejaagd. En tweemaal reeds heeft het een dure, reusachtige uitrusting in de steek moeten laten. Nog altijd is het niet gereed. De Britten die uit Frankrijk wegvluchtten hadden niet alleen geen wapens meer, maar zelfs geen kleren aan het lijf. De Duitse zeevloot is intakt, haar duikboten vermeerderen met de dag inaantal en tonnemaat. De Duitse luchtvloot bedraagt 8000, volgens anderen 80.000 vliegtuigen. Als de Fransen nu maar niet hun zee- en luchtvloot afstaan! Berlijn meldt dat « de Engelse regering naar Glasgow vlucht, bevreesd voor de Franse volkswoede. In Duinkerken immers leverde Engeland de Fransen aan de Duitsers over. De Lords barrikaderen zich in alle haast in hun kastelen. » Het Duitse volk, zegt Berlijn nog, staat met ongelovige bewondering geslagen. In de steden en dorpen jubelen en dansen de mensen in de straten. Ineens laat de radio dat juichen door : mijn kamer dreunt van massagezang, klokkengelui en schallende fanfaren. Tot in de ziel geschrokken komen Zusters toegelopen : « Zijn wij verslagen? Is de Duitser nu voor goed meester? » Ik leg Moeder uit hoe
---415 onze laatste hoop - aan Engeland leunt. En zij maakt het voornemen, eiken avond, precies om 8 ure, voor het Mariabeeld in de benedengang, met alle Zusters drie Weesgegroeten te bidden voor de redding van Engeland. De volgende dagen, tot de eerste van Juli, betekenen voor ons land een snelle overgang van oorlogstoestand naar bezettingsrégiem. Vandaag nog krijgen wij het Duits zomeruur; morgen mogen de kerkklokken weerom luiden; vanaf de vier-en-twintigste hervat de Post haar dienst voor binnenen buitenland. Vanuit Londen deklameert Marcel Jaspar alsof hij de Koning in persoon was : « helden van VeertienAchttien, veteranen van den IJzer, uithouden! horen jullie : uithouën! Saboteert in de fabrieken, doet munities in de lucht vliegen; laat de vijand uw verachting voelen! Ook een nieuwe Franse regering laat zich uit Londen horen. De invaliditeitspensioenen worden uitgekeerd zonder frontstrepenrente echter. Onze Franciscaanse tijdschriften gaan weerom verschijnen en verzoeken mij om de onderbroken bijdragen. Men mag tot elf ure 's avonds op de baan zijn. In Rekem, in het Staatsgesticht, deelt een komiteit levensmiddelen uit; voorlopig : zout. Het klooster ontvangt een dagblad, Het Algemeen Nieuws, geloof ik geen tijd om het in te zien op de persen van de Standaard gedrukt en uiterlijk in niets van die voorganger verschillend. De uitgevers willen aan de slag : een vriend. priester uit Holland, die de volledige werken van Thomas a Kempis vertaalt, verzoekt mij, dringend, het poëtisch gedeelte van diens oeuvre voor mijn rekening te willen ne. men. Alle nachten ronken de vliegtuigen. De laatste drie dagen van deze maand Juni zwijgt de Radio. Goed ingelichten verzekeren De Slag om Engeland gaat beginnen. Tussen Rusland en de Nazis zal het tot geen treffen komen :
416 de preparatieven langs de Oostgrens zijn tegen Roemenië gericht, waarvan Stalin de provincies Bessarabië en Bukovina wil bezetten natuurlijk met goedvinden van Hitler. Na de Bevrijding verschenen over deze oorlog werken die het juist verloop der gebeurtenissen aangeven. Wij geven er een Kort chronologisch overzicht uit, opdat de lezer kunne nagaan hoe gebrekkig wij destijds ingelicht waren geworden.
10 Mei. « Einmarsch » op meer dan tachtig punten te gelijk vanaf de Noordzee tot het Groot-Hertogdom. Hollands Limburg en Noord-Oost Belgisch Limburg worden prijsgegeven. De Albertkanaalstelling ingedeukt. Op 11 Mei bereiken de Duitsers Helmond; de Grebbebergslag begint, die drie dagen zal aanhouden. Het fort Eben-Eymael kapituleert. 12 Mei. Fransen staan in Haspengouwen; Fransen en Engelsen in Noord-Brabant, waar ze op een Duitse overmacht stoten in de richting Breda. 13 Mei. De Belgen weken tot achter de stalen muur, van Antwerpen tot Leuven; die lijn, tot Wavre, wordt gehouden door de Engelsen. De Fransen bezetten de Maaslinie die reeds te Houx overschreden werd. In Holland wijken de Fransen en de Engelsen Westwaarts, op Zeeland aan. -- Koningin Wilhelmina steekt naar Engeland over.
14 Mei. « Mannen van 16 tot 45 jaar moeten zich op eigen middelen bij hun eenheden vervoegen ». Een deel van de Verbonden troepen stromen, in wanorde, uit Holland terug tot aan de Belgische linies. Rotterdam onder luchtbommen. 15 Mei. Het Belgisch goevernement in Oostende. De grote uittocht van onze bevolking naar Frankrijk begint. Forten rond Luik en Namen houden stand. Holland kapituleert.
417 -16 Mei. De grote ramp op het Franse front : een brede bres in de Maginotlijn. Daardoor moeten de Belgen de stalen-muur-lijn opgeven. Samen met Engelsen en Fransen vallen ze terug op de lijn Antwerpen-Brussel-Charleroi. 17 Mei. De Duitsers te Leuven en te Brussel. 18 Mei. Antwerpen verlaten. Eupen-Malmedy weerom Duits verklaard. De Belgen achteruit tot op de Dender, de Engelsen tot Ninove. De Duitsers bereiken Saint-Q;aentin. 19 Mei. Slag op de Dender. Duitsers te Péronne. Verdere terugtocht in België. 20 en 21 Mei. De Fransen verliezen Laon en Amiens; de Duitsers bereiken de kust bij Abbeville, een wig drijvend tussen de Zuidelijke en Noorder Verbonden legers. 22 Mei. De Belgen weerstaan op de lijn TerneuzenGent, en 90 KM. langs de Leie, tot Menen. De Duitsers te Arras, Saint Omer, Boulogne. Zij marsjeren langs de kust naar Kales. 23 Mei. Het Belgisch goevernement te Parijs. De Duitse bombarderende en mitraillerende aviatie meester in de lucht. Onontwarbare wanorde en versperring op alle banen. 24 Mei. De Duitsers forceren .de Leielijn van weerskanten Kortrijk. Nog wordt er hard door de Belgen gevochten. Terwijl op 25 Mei de Engelsen te Duinkerken beginnen in te schepen, richt de Koning reeds zijn derde oproep tot het leger, dat hij niet verlaten wil. Op 26 Mei veroveren de Duitsers Kales en Gravelines. Zij zijn te Doornik en te Veurne. Op 27 Mei worden de laatste réserven ingezet. De Belgen moeten wijken tussen Maldegem-Ursel en Tielt-Roese'lare. Geen munities ter plaatse. De hospitalen overvol. Waar normaal 242 mensen op één KM. 2 wonen, verdringen er zich burgers en troepen 1250. De Koning telegrafeert nu -aan Lord Gort dat het leger zeer ontmoedigd is, en een ,aantal eenheden de strijd opgeven. Om 5 u. 's avonds zendt .
418 de Koning een bode naar het Duitse kamp; om 11 u. is de redditie geregeld. Op 28 Mei om 4 ure in de morgen treedt de capitulatie in voege. De Franse eerste minister Reynaud scheld de Ko-. ning voor verrader uit; en op 31 Mei, van uit Limoges, sluit zich het Belgische Goevernement bij die zienswijze aan. De Koning zal zich zeer waardig verantwoorden op 4 Juni. Feitelijk juicht het leger en 90 % van de bevolking hem toe. Wie hem later zullen veroordelen, zijn deze die hem nu in de steek lieten. De Duitsers zetten intussen hun offensief voort; zijhebben nog af te werken : wat ten Noorden van hun doorbraakstrook-naar-de-kust ligt; het lange Franse front langs de Zuidzijde daarvan; en Elzas Latharingen met de rest van de Maginotlinie. Op 29 Mei vallen Rijsel, Ieper, Kemmel, en wordt Duinkerken aangerand. Dit valt op 4 Juni, dank aan massale luchtaanvallen, -drukke duikbotenactie, het werpen van wijnvelden en overdonderende kustartillerie » aldus de Engelse admiraliteit in Juli 1947. In dit verslag lezen wij nog : « van 26 Mei tot 4 Juni schoten wij 262 Duitse vliegtuigen neer, boven Duinkerken. Op de 176 schepen waarover wij beschikten werden er 35 gekelderd en 42 beschadigd. Vanaf 29 Mei moest men naar de schepen waden. Op 3 en 4 Juni deden - 700 lichte vaartuigjes, vrijwillig, opperbest werk. Eén motorboot van slechts 10 meter lengte vervoerde 600 man naar de transportschepen, en 420 man, ineens, recht door naar Engeland. Wij hadden voorzien, 45.000 man uit Duinkerken te ontvoeren : het werden er 330.000. Niet meegeteld : 20.00G Volgens de Kölnische Zeitung van 29 December Fransen. '40 lieten de Engelsen 88.000 'manschappen in den Duinkerkensector achter : krijgsgevangenen. Q
.
419.
-
Een onmiddellijke invasie van Engeland, waaraan iedereen zich verwacht, blijft voorlopig uit. Misschien moet eerst Frankrijk op de knieën? Terwijl in Duitsland drie volle dagen gevlagd, geluid, en gebeden moet worden, forceren de Duitsers, op 5 Juni, de Weygandlijn op de Somme. Tijdens beslissende operaties in Champagne doorgezet, verlaten, op 10 Juni, de laatste Engelsen Narvik, en Noorwegen. Italië, dat Corsica, Tunis, Gibraltar, Suez en een deel van de Azuren Kust opeist, verklaart, op 10 Juni, Frankrijk de oorlog. Waarop, de llde, Reynaud naar Amerika om hulp roept als een drenkeling. De 14de zijn de Duitsers in Parijs; de 15de vallen de Maginotlinie en Verdun; daar Metz, Dijon, Belfort begaven, verzoekt, op de 17, Pétain om een wapenstilstand. Maar op 19 Juni dringt de vijand Straatsburg, Nancy, Luneville, Toul binnen; de 20'te :staat hij in Lyon; de 21ste kapituleren de legers in Elzas.Lotharingen; en op 22 Juni kapituleert Frankrijk. Op 25 Juni vallen alle gevechten stil; Hitler roept in de Radio dat « in het Westen de roemrijkste van alle zeges besloten werd » : acht dagen vlaggen en luiden.
Op 29 Juni legt Frans Noord-Afrika de wapens neer. De Duitsers bezetten Franrijk tot aan een « démarkatielijn », lopend vanaf Geneve tot aan het Zuidelijkst punt van de Atlantische kust in Frankrijk. Dus kontroleren zij ,de Westkusten van af de Noordkaap tot Spanje. In de eerste dagen zullen de Duitsers cijfers publiceren betreffende hun verliezen :
-
In Noorwegen : 1300 doden, 1600 gewonden, 2400 met transportschepen vergaan, 46 vliegtuigen.
-
In het Westen, alle fronten samen : 27000 doden, 18000 vermisten, 111000 gewonden. Nopens de Belgische verliezen hoorde men van 10.000
420 gesneuvelden spreken. Officieus wordt meegedeeld : ongeveer 4500 soldaten vielen; en evenveel burgers verongelukten. Na de val van Frankrijk gaan wij de bezettingstijd in waarvan geen mens kan gissen hoe lang hij zal duren, en wat hij ons brengen zal. Moed en hoop blijven ongeschokt omdat Engeland nog stand houdt, en wil doorvechten.
INHOUD
Van Negentien tot Negen-en-Dertig
9
Mobilisatiemaanden
35
De Inval .
97
In Rekem Hoe ik Gelijk bezet
99 165 195
.
.
Terug aan de Maaskant De Ramp te Sint Truiden Terug op de Heuvel Gaudentia en Gezellinnen Bij Huisarrest Redditie Horen, en Zien Bruggenmysterie Wachten en afwachten De Zusters van Vroenhoven' De Visitandinen van Lafelt Terwijl Frankrijk ineenstort Op Nieuwstermijn Iedereen weet een Geschiedenis Een Ronde van Limburg Voorlopig Einde
214 230 256 264 276 282 291 313 328 343
.
.
.
! !
.
.
358 .
375 389 400
413