Verdieping: DNA alleen onvoldoende bewijs Korte omschrijving werkvorm: De leerlingen luisteren naar een radiofragment van Goedemorgen Nederland en lezen een tekst uit dagblad Trouw over de bewijsvoering in de zaak Marianne Vaatstra. Aan de hand van deze twee bronnen beantwoorden de leerlingen de vragen op het werkblad. Leerdoel: De leerlingen leren waarom DNA alleen onvoldoende bewijs is om iemand te veroordelen in een rechtszaak. Bronnen: Geluidsfragment: http://goedemorgennederland.kro.nl/seizoenen/2012-06/afleveringen/19-112012/fragmenten/knoops_alleen_dna-match_is_niet_voldoende Leestekst: http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/3350413/2012/11/19/DNAalleen-niet-genoeg-Justitie-moet-op-zoek-naar-tweede-bewijsmiddel.dhtml Duur: ca. 20 minuten Benodigdheden: Voor iedere leerling een werkblad en het artikel uit Trouw: DNA alleen niet genoeg, ‘Justitie moet op zoek naar tweede bewijsmiddel’. Handleiding: 1. U luistert met uw leerlingen naar het geluidsfragment van Goedemorgen Nederland (4.52 minuten). Strafrechtadvocaat Geert Jan Knoops legt uit waarom de gevonden DNA-match alleen niet voldoende bewijs is in de zaak Marianne Vaatstra. 2. Deel de werkbladen en de leesteksten uit. De leerlingen moeten aan de hand van het geluidsfragment en de tekst de vragen op het werkblad beantwoorden. Geef de leerlingen hier 10 tot 15 minuten de tijd voor. 3. U kunt de antwoorden klassikaal bespreken, aan de hand van het antwoordmodel. Korte toelichting: DNA zit in iedere cel in het lichaam, in ieder mens, dier en plant. DNA is de belangrijkste drager van erfelijk materiaal. Zo ligt hierin bijvoorbeeld vast welke kleur haar je hebt en welke kleur ogen. De kans dat twee mensen hetzelfde DNA hebben is heel erg klein, maar niet uitgesloten. De politie maakt bij de opsporing van daders steeds vaker gebruik van DNA-sporen. Het gaat dan bijvoorbeeld om bloed, speeksel op een sigarettenpeuk of haren die gevonden worden bij het slachtoffer of op de plaats delict. Wanneer de politie een DNA-spoor kan matchen met het DNA van een persoon, wil de politie natuurlijk graag van die persoon weten hoe dat DNA daar terechtgekomen is. Soms is hiervoor een logische verklaring, bijvoorbeeld wanneer deze persoon het slachtoffer eerder heeft ontmoet. Wanneer een logische verklaring ontbreekt, kan dit een bewijs zijn dat iemand de dader is. Om iemand te kunnen beschuldigen is dan wel altijd minimaal één ander bewijs nodig. Het is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of er voldoende en overtuigend bewijs is om iemand te veroordelen. Beeldfragment: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20080701_dna Onderwijskrant Actueel: De zaak Marianne Vaatstra
Werkblad: DNA onvoldoende bewijs Beantwoord deze vragen na het beluisteren van het radiofragment van Goedemorgen Nederland en na het lezen van het artikel uit Trouw: DNA alleen niet genoeg, ‘Justitie moet op zoek naar tweede bewijsmiddel’. 1. Geert Jan Knoops heeft het in dit fragment over een 100% DNA-match. Wat is een 100% DNA-match? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 2. In het interview wordt gezegd dat het DNA ondersteunend, maar geen sluitend bewijs is. Waarom niet? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. In het artikel in Trouw zegt onderzoeker Toom ‘dat de verdachte van goeden huize moet komen om zijn verdachtmaking ongedaan te maken’. Waarom zegt hij dit? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Waarom zal er niet altijd gebruik worden gemaakt van DNA-verwantschapsonderzoek? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… Meningsvraag 5. Waarom denk jij dat de verdachte zijn DNA liet onderzoeken? ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………
Onderwijskrant Actueel: De zaak Marianne Vaatstra
Artikel: DNA alleen niet genoeg, ‘Justitie moet op zoek naar tweede bewijsmiddel’. Door: Just Fontein
© anp. De vrijwillige DNA-afname in de zaak-Vaatstra leverde een match op Met de gevonden DNA-match in de zaak-Vaatstra lijkt de oplossing van de moordzaak dichtbij. Maar alléén de DNA-match vormt geen sluitend bewijs. Dus om tot een veroordeling van de aangehouden verdachte in de zaak-Vaatstra te komen moet justitie met een tweede bewijsmiddel komen. 'Alleen DNA-bewijs is geen bewijs', vertelt onderzoeker Victor Toom. Hij promoveerde op forensisch DNA-onderzoek en schreef in zijn boek Dragers van Waarheid - twintig jaar forensisch DNA-onderzoek in Nederland onder andere over de zaak-Vaatstra. 'Degene die is opgepakt is op dit moment alleen verdachte. De officier van justitie moet nog met een tweede bewijsmiddel komen.' Hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen (Universiteit van Maastricht en VU Amsterdam) verwacht niet dat het vinden van een tweede bewijsmiddel een probleem wordt. 'Dat bewijsmiddel kan een getuigeverklaring zijn die de verdachtmaking bevestigt. Of wellicht wordt bewezen dat de gevonden aansteker bezit was van de verdachte.' Lange tijd werd het tweede bewijsmiddel relatief gemakkelijk toegekend door de rechter, legt Van Koppen uit. 'Maar sinds enkele jaren is de beoordeling strenger. Toch denk ik dat de kans groot is dat dat tweede bewijsmiddel er komt.' Begeleidingscommissie Van Koppen zat in de begeleidingscommissie die de recherche adviseerde in de zaak-Vaatstra. 'We hebben veel overlegd met de autoriteiten in Leeuwarden. De commissie is in het leven geroepen om mee te denken en mee te discussiëren met de politie. In deze zaak is het eigenlijk heel simpel: het DNA dat gevonden is bij Marianne Vaatstra moet haast wel het DNA van de dader zijn. Dat is ook de reden geweest dat er uiteindelijk over is gegaan op dit grootschalige DNA-onderzoek.'
Onderwijskrant Actueel: De zaak Marianne Vaatstra
Ter vergelijking noemt Van Koppen de Puttense moordzaak, waarin twee broers onterecht werden veroordeeld. 'Daar was een grootschalig onderzoek zoals in Friesland totaal onzinnig geweest. Op het lichaam van Christel Ambrosius waren DNA-sporen van wel veertig verschillende personen gevonden.' Foutmarges Het is de eerste keer dat zo'n vrijwillige DNA-afgifte is uitgevoerd in Nederland. 'Er is natuurlijk zeer goed nagedacht over de uitvoering', zegt Van Koppen. Hij noemt het niettemin een 'zeer verstandige' stap van justitie om het DNA nogmaals te laten onderzoeken bij het Nederlands Forensisch Instituut. 'Je moet bij dit soort grootschalige onderzoeken altijd rekening houden met foutmarges.' Onderzoeker Toom acht de kans groot dat het in de zaak-Vaatstra uiteindelijk tot een veroordeling zal leiden. 'Het is een zaak waarvan al veel bewijs is gevonden op het plaats delict. Ze is verkracht en vermoord in een weiland gevonden. De verdachte zal van goeden huize moeten komen om de verdachtmaking te weerspreken.' 'Mijlpaalzaak' Toom noemt de zaak-Vaatstra een 'mijlpaalzaak'. Het onderzoek naar de moord op Marianne Vaatstra leidde in 2003 al tot de wet DNA-onderzoek waarneembare persoonskenmerken. Toom: 'Daarmee kan worden vastgesteld waar de dader 'waarschijnlijk' vandaan komt, gelet op populatie, geslacht en oogkleur. Dat er nu een verdachte is gepakt door een nieuwe manier van DNA-onderzoek, maakt de zaak alleen nog maar interessanter.' Dit artikel is integraal overgenomen uit Trouw, 19 november 2012.
Onderwijskrant Actueel: De zaak Marianne Vaatstra
Antwoordmodel: DNA onvoldoende bewijs 1. Geert Jan Knoops heeft het in het fragment over een 100% DNA-match. Wat is een 100% DNA-match? Op het lichaam van Marianne Vaatstra (het slachtoffer) is DNA gevonden. Het profiel van dit DNA komt overeen met het DNA van de verdachte, Jasper S. Hij heeft dit DNA afgegeven tijdens het DNA-verwantschapsonderzoek. 2. In het interview wordt gezegd dat het DNA ondersteunend, maar geen sluitend bewijs is. Waarom niet? Het is mogelijk dat het DNA niet van de dader is. Mensen laten dagelijks veel DNA achter. Er kunnen dus allerlei redenen zijn dat er DNA-sporen van jou op iemand anders worden gevonden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je die persoon eerder die dag bent tegengekomen, en dat je toen DNA hebt achtergelaten (bijvoorbeeld haren), zonder dat je iets te maken hebt met de moord. Om het DNA als ‘daderspoor’ aan te kunnen merken is meer contextinformatie nodig: wat is de aard van het materiaal (bloed, huid, haar, sperma of iets anders) en waar is het gevonden (op, in of bij het lichaam van het slachtoffer, op haar kleding of ergens anders)? Daarnaast is de kans dat twee mensen hetzelfde DNA hebben heel erg klein, maar niet uitgesloten. DNA-materiaal is dus niet uniek en daarmee als bewijsmateriaal niet volledig betrouwbaar. Naast het DNA-materiaal moet er daarom altijd minstens één ander bewijs zijn. 3. In het artikel in Trouw zegt onderzoeker Toom ‘dat de verdachte van goeden huize moet komen om zijn verdachtmaking ongedaan te maken’. Waarom zegt hij dit? In de zaak Marianne Vaatstra is al veel bewijs gevonden op de plaats delict. De 100% DNA-match maakt de aanklacht dus vooral sterker. 4. Waarom zal er niet altijd gebruik worden gemaakt van DNA-verwantschapsonderzoek? Het moet dan gaan om een ernstig misdrijf, met een goed DNA-spoor en waarbij geen mogelijke dader in beeld is. Een DNA-verwantschapsonderzoek is erg duur en kost veel tijd: het Nederlands Forensisch Instituut kan dit maximaal tien keer per jaar uitvoeren. Er moet wel een idee zijn waar de dader te vinden is. In de zaak Marianne Vaatstra vermoedde men dat de dader uit de buurt kwam. Dan kan daar gericht gezocht worden. Als de dader uit het hele land (of zelfs uit het buitenland) kan komen, ligt een DNA-verwantschapsonderzoek niet voor de hand. Het was ook gunstig dat in de omgeving waar Marianne Vaatstra woonde weinig mensen verhuizen. De kans dat de dader of familie van de dader hier na 13 jaar nog woont, was daardoor groter. In andere plaatsen, waar mensen meer verhuizen (bijvoorbeeld in de grote steden) zal dit de kans op een positieve match verkleinen. Meningsvragen 5. Waarom denk jij dat de verdachte zijn DNA liet onderzoeken? Over het antwoord op deze vraag kunt u met de leerlingen discussiëren. Mogelijke antwoorden:
Onderwijskrant Actueel: De zaak Marianne Vaatstra
- sociale druk: alle vrienden, familie en buren deden mee aan het DNA-onderzoek, de verdachte kon niet weigeren. Als hij wel had geweigerd zou de politie bovendien zeker zijn langsgekomen om te vragen waarom hij niet heeft nagedaan. - de verdachte begrijpt niet goed hoe DNA-onderzoek werkt en dacht dat hij geen gevaar liep op ontdekking. - de verdachte is onschuldig en dacht dus dat hij niets te vrezen had. Er moet dan een fout zijn gemaakt in het DNA-onderzoek. -de verdachte is schuldig, maar weet dat een DNA-match alleen geen sluitend bewijs is. Hij gaat er vanuit dat er onvoldoende ander bewijs is. - de verdachte weet niet meer dat hij de moord heeft gepleegd, hij heeft deze verdrongen. - de verdachte wilde verlost worden van zijn geheim. - de verdachte wist dat er geen ontkomen meer aan was.
Onderwijskrant Actueel: De zaak Marianne Vaatstra