Veilig Thuis Actieprogramma aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling centrumgemeente Rotterdam 2011-2014
Inhoudsopgave
Inleiding
5
1.
Veilig Thuis
7 7 8 9 10 11 12 13
2.
Opsporen: eerder en beter signaleren
14 14 16 17 18 18 19
3.
Oppakken: steviger en effectiever ingrijpen
21 21 22 23 24 25
4.
Oplossen: werken aan een veilige toekomst
27 27 28 29
1.1. Probleemschets huiselijk geweld en kindermishandeling 1.2. Definities 1.3. Wat we tot nu toe hebben bereikt 1.4. Visie programma Veilig Thuis 1.5. De uitgangspunten 1.6. De actielijnen 1.7. Samenwerking, sturing en regie: het resultaat telt
2.1. Stimuleren meldingsbereidheid en gebruik van de meldcode 2.2. Professionalisering en deskundigheidsbevordering 2.3. Meldrecht, medisch beroepsgeheim en tuchtrecht 2.4. Van melding via triage en weging naar een passend (zorg)aanbod 2.5. Een passend zorgaanbod 2.6. Integreren en verbinden: één aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling
3.1. Eén gezamenlijke gereedschapskist 3.2. Strafrechtelijke aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 3.3. Protocol voor meldingen kindermishandeling BJZ/AMK bij politie en OM 3.4. Het tijdelijk huisverbod en kindermishandeling 3.5. Het Veiligheidshuis Rotterdam
4.1. Hulp en steun dicht bij huis 4.2. Ouderschap, huiselijk geweld en kindermishandeling 4.3. Herstel van zelfredzaamheid door empowerment
Veilig Thuis
3
4
5.
Programmaorganisatie
6.
Programmafinanciën
36 36 36 36 37 37
Bijlagen
38 38 39 40 43
31 5.1. Programmaorganisatie 31 5.2. Verhouding Centrumgemeente Rotterdam en de schilgemeenten 31 5.3. Bestuurlijke en beleidsmatige afstemming en coördinatie aanpak huiselijk geweld 32 5.4. Sturing op programma en afstemming met overige programma’s 32 5.5. Belangrijkste organisatieonderdelen 33 5.6. Decentralisatie jeugdzorg 34 5.7. Samenwerking in G4-verband 34 5.8. Communicatie 34
6.1. Financiering aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 6.2. Kosten tijdelijk huisverbod 6.3. Passend zorgaanbod in de backoffice 6.4. Gevolgen financiële situatie voor aanpak 2011-2014 6.5. Afsluitende opmerkingen
Veilig Thuis
Bijlage 1 Lijst met afkortingen Bijlage 2 Definities Bijlage 3 Programmamonitor Veilig Thuis Bijlage 4 Overzicht uitkomsten recente onderzoeken
Inleiding Voor u ligt het actieprogramma Veilig Thuis, aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling centrumgemeente Rotterdam 2011-2014. Het actieprogramma geeft aan hoe wij de komende jaren in blijven zetten op het stoppen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Kinderen en volwassenen hebben recht op een veilig thuis. Een omgeving waarin zij veilig en gezond opgroeien tot zelfstandige mensen die hun talenten optimaal kunnen ontwikkelen. In veel gevallen gaat dat goed, maar in een willekeurige schoolklas is minstens één kind slachtoffer van kindermishandeling. In Rotterdam komt in circa 17.500 gezinnen huiselijk geweld voor. Geweld in gezinnen is onaanvaardbaar. Dit actieprogramma borgt bereikte resultaten en gaat stevig door met het aanpakken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarbij richten we ons nadrukkelijk op het kind. Niet alleen bij kindermishandeling (waar nog meer aandacht voor komt), maar ook bij huiselijk geweld. Het kind is in beide gevallen slachtoffer. Met het uitvoeringsprogramma 2007-2010 ´De Rotterdamse aanpak van huiselijk geweld´ is onder regie van de GGD Rotterdam-Rijnmond en een groot aantal partners een hele goede basis gelegd voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het onderwerp is uit de taboesfeer gehaald en op de bestuurlijke agenda geplaatst, er staat een stevige aanpak en succes is geboekt met de inmiddels regionale invoering van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de invoering Tijdelijk Huisverbod. Hoewel we voorop lopen in Nederland, zijn we er nog niet.
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vereist een lange adem. De afgelopen maanden is gesproken met onze belangrijke partners in de aanpak, zoals het Advies en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg, de politie, het Openbaar Ministerie en deskundigen werkzaam in de zorg. Over zaken die anders moeten en beter kunnen. Belangrijkste conclusie is dat we stevig moeten doorpakken op wat we al doen. Dit betekent bijvoorbeeld bestaande interventies beter met elkaar verbinden. Maar vooral het bieden van een veilig thuis voor kinderen. Zij zijn immers altijd slachtoffer. Als direct slachtoffer van mishandeling of verwaarlozing of als getuige van huiselijk geweld. We moeten steviger en effectiever ingrijpen om dit te stoppen. Daarom zet dit programma in op drie actielijnen: Opsporen, Oppakken en Oplossen. De eerste actielijn is Opsporen, het eerder, vaker en beter signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hoe eerder in beeld, hoe groter de kans is dat we het geweld op eenvoudige wijze kunnen stoppen. Eerder signaleren dus, dit kan op scholen, op kinderdagverblijven maar ook bij de huisarts. We zetten in op het verhogen van de meldingsbereidheid bij medische beroepsgroepen. Met de medische sector en de GGZ werken we aan het slechten van de drempels bij het oppakken van huiselijk geweld. Ook zetten we in op het beter prioriteren en screenen van de meldingen waardoor sneller en effectiever ingrijpen mogelijk wordt. Oppakken is de tweede actielijn en betekent steviger en effectiever ingrijpen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De komende vier jaar gaan we alle middelen die ons ter beschikking staan bundelen
Veilig Thuis
5
en slimmer inzetten. Instrumenten uit het strafrecht (detentie, taak- en leerstraffen), het beperken van het ouderlijk gezag (als voorbeeld van civielrecht) en het tijdelijk huisverbod (bestuursrecht) worden als een gezamenlijke gereedschapskist gebruikt. De aanpak van kindermishandeling en die van huiselijk geweld gaan we meer met elkaar verbinden. En er komt een intensievere samenwerking tussen de meldpunten AMK en ASHG. De Centra voor Jeugd en Gezin krijgen een duidelijke signalerende rol in de lokale aanpak. De derde actielijn Oplossen betekent werken aan een veilige toekomst. Zelf verantwoordelijkheid nemen en zorgen voor een veilig thuis. Het is onze taak slachtoffers, kinderen en gezinnen hiertoe in staat te stellen. Dit betekent het bieden van handvatten, zoals empowerment hulptrajecten, opvoedcursussen en kortdurende ondersteuning thuis. We organiseren hulp en steun dichtbij huis en spreken plegers en slachtoffers stevig aan op hun rol als ouder. Een veilig thuis moet het uitgangspunt zijn voor iedereen in de regio Rotterdam. We stellen kinderen centraal, zij zijn immers altijd slachtoffer en het meest kwetsbaar. Dat betekent dat we met kracht huiselijk geweld en kindermishandeling moeten blijven aanpakken. En dat gaan we met dit actieprogramma de komende vier jaar ook doen. Zodat nog meer kinderen en volwassenen een toekomst hebben zonder geweld!
6
Veilig Thuis
1. Veilig Thuis Doel Het versterken van een thuis waar kinderen veilig opgroeien en zich kunnen ontwikkelen en volwassenen geweldloos kunnen samenleven.
1.1. Probleemschets huiselijk geweld en kindermishandeling Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld in Nederland, maar het is een tamelijk verborgen probleem. De incidenten die bekend zijn bij politie en andere professionele partners vormen in de regel slechts het topje van de ijsberg. Huiselijk geweld veroorzaakt ernstig leed en heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid en ontwikkeling van direct betrokkenen. Het schaadt ook de omgeving en de samenleving als geheel. Huiselijk geweld komt voor in alle lagen van de bevolking. Bij huiselijk geweld spelen maatschappelijke en cultureel bepaalde scheve machtsverhoudingen een belangrijke rol. Bovendien zijn deze machtsverschillen vaak gendergebonden.1 Huiselijk geweld speelt zich af binnen (intieme) afhankelijkheidsrelaties. Ook kindermishandeling komt veel voor. Er bestaan verschillende (landelijke) onderzoeken naar het vóórkomen van (vormen van) kindermishandeling. Daaruit blijkt - op z’n minst - dat zeker één op de dertig kinderen slachtoffer is van een vorm van kindermishandeling, ofwel 1
“Het begrip ‘gender’ zit, anders dan sekse, niet op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen, maar op de ideeën en (voor)oordelen over mannelijkheid en vrouwelijkheid en de daaraan gekoppelde ideeën over de taken en kwaliteiten van mannen en vrouwen. Gender ligt ten grondslag aan belangrijke machtsverschillen in de maatschappij waaronder machtsverschillen binnen intieme partnerrelaties. De aanvaardbaarheid van mannelijke dominantie en vrouwelijke ondergeschiktheid ligt aan de basis van veel geweld tegen vrouwen in de privésfeer. “Ministerie van Veiligheid en Justitie; “De volgende fase. Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011”, Den Haag 2008.”
ten minste één kind per schoolklas. In de regio Rotterdam gaat het om duizenden kinderen. De afhankelijkheidsrelatie tussen ouder en kind speelt bij kindermishandeling natuurlijk een grote rol. Helaas lopen te veel kinderen thuis grote risico’s om slachtoffer te worden van directe vormen van geweld. Bovendien zijn zij thuis ook vaak getuige van huiselijk geweld. Dat kan ook zeer ernstige gevolgen hebben voor hun gezondheid en ontwikkeling in brede zin. Huiselijk geweld wordt bovendien niet zelden van generatie op generatie ‘overgedragen’. Waarbij blijkt dat jongens die in hun jeugd blootgesteld worden aan huiselijk geweld een vergroot risico hebben om later zelf pleger te worden. Terwijl voor meisjes die getuige zijn geweest het risico op later slachtofferschap aanzienlijk toeneemt. Wij willen deze intergenerationele overdracht doorbreken en huiselijk geweld voor de toekomst een halt toeroepen. Wij beginnen daar nu mee, door in te grijpen in en hulp te bieden aan gezinnen waar het mis gaat. Een slecht maatschappelijk perspectief, werkloosheid en sociaal isolement vergroten de kans op huiselijk geweld en kindermishandeling. Alcohol- en drugsmisbruik en schulden vergroten die kans nog meer. Ook lopen zwangere vrouwen een verhoogd risico om slachtoffer te worden van huiselijk geweld. De bestrijding van huiselijk geweld moet zich daarom richten op een samenhangende aanpak van al deze factoren. Daarbij moeten we rekeningen houden met het hele gezin (een zogenaamde systeemaanpak) en met de sociale omgeving. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn onzichtbaar. De problemen zijn complex. Daarom is een sluitende, integrale aanpak nodig, net zoals een duidelijke regie.
Veilig Thuis
7
Bij geweld in huis zijn kinderen altijd het slachtoffer. Kinderen hebben recht op een veilig thuis. Dat geldt ook voor volwassenen, jong en oud. Met dit programma wil Rotterdam zich inzetten om die veiligheid achter de voordeur nog beter te realiseren. Meer kinderen en volwassenen veilig thuis.
Kenmerken huiselijk geweld •• Er is sprake van een (al dan niet verbroken) relatie tussen de pleger en het slachtoffer waardoor de pleger en het slachtoffer vaak ondanks het geweld - en soms noodgedwongen - deel blijven uitmaken van elkaars leefomgeving. •• Met het voorgaande hangt samen dat huiselijk geweld vaak een stelselmatig karakter heeft en een hoog recidiverisico kent. •• Het geweld kenmerkt zich (in geval van partnergeweld) veelal door een cyclisch karakter. •• Er kan sprake zijn van een zekere mate van loyaliteit tussen slachtoffer en pleger. •• Er is veelal sprake van een verstoorde machtsverhouding tussen de bedreigde en de bedreigende partij.
Ambitie Meer kinderen en volwassenen hebben een veilig thuis waar zij geweldloos samenleven, opgroeien en zich veilig kunnen ontwikkelen.
1.2. Definities Huiselijk geweld In dit programma hanteren we de definitie van huiselijk geweld van het ministerie van Veiligheid en Justitie:2 Definitie huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met “huiselijke kring” worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord huiselijk verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van (ex-)partnergeweld, kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders.
Kindermishandeling Voor kindermishandeling hanteren we de definitie uit het Actieplan Aanpak Kindermishandeling van de Rijksoverheid:4 Definitie kindermishandeling Onder kindermishandeling wordt verstaan elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Het gaat hierbij om de volgende vormen: 1. Seksuele mishandeling 2. Fysieke mishandeling 3. Emotionele/psychische mishandeling 4. Fysieke verwaarlozing 5. Emotionele/psychische verwaarlozing 6. Getuige zijn van partnergeweld
Het ministerie van Veiligheid en Justitie onderscheidt de volgende kenmerken van huiselijk geweld:3
8
2
Privégeweld – Publieke zaak, ministerie van Justitie, april 2002.
3
Uitvoeringsadvies Wet tijdelijk huisverbod, ministerie van Justitie, Den Haag 2008.
Veilig Thuis
4
Actieplan Aanpak Kindermishandeling. Kinderen Veilig Thuis. Juli 2007, verantwoordelijk ministerie VWS.
Met kinderen die getuige zijn van partnergeweld (en overige vormen van huiselijk geweld) doelen we op de situatie waarbij kinderen als oog- of oorgetuige het huiselijk geweld meemaken. Of ze nu in dezelfde kamer zijn of elders in huis. Daaronder valt ook de situatie waarin kinderen de gevolgen van het geweld zien, in de vorm van de vernielingen, het letsel en het leed en verdriet.
Huiselijk Geweld (ASHG) is 24 uur per dag 7 dagen per week bereikbaar voor cliënten en professionals. Bemoeizorg is het uitgangspunt van dit ASHG, dat nauw samenwerkt met ketenpartners zoals de politie, de reclassering en Bureau Jeugdzorg/ Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (BJZ/AMK). Het ASHG heeft een centrumgemeentelijke functie als front office (zie over het ASHG ook paragraaf 5.5.).
Kindermishandeling kent ook verschijningsvormen buiten de relationele context. Kinderen worden soms mishandeld of misbruikt door bekenden buiten het gezin of de familie. Bijvoorbeeld op school, bij een sportvereniging of club. Soms worden ze slachtoffer van een vreemde. Ook dit onderdeel van de problematiek heeft de aandacht in de regio Rotterdam. De GGD Rotterdam-Rijnmond adviseert organisaties (bijvoorbeeld jongerenwerkers en scholen via de Gezonde School) over de preventie van seksueel overschrijdend gedrag, zowel binnen als buiten de relationele sfeer. Daarnaast komt het team Kleinschalige Incidenten en Zedenzaken (KIZ) bijeen wanneer een zedenzaak of incident maatschappelijke onrust veroorzaakt.
Verder heeft de gemeente Rotterdam nu een dekkend systeem van Lokale Teams Huiselijk Geweld (LTHG’s), dat op lokaal niveau gericht is op een systeemgerichte zorgbenadering van huiselijk geweld en kindermishandeling. De teams vormen onder meer de backoffice van het ASHG Rotterdam. Ook de andere gemeenten binnen het centrumgemeentelijke gebied hebben een coördinerend punt voor de eigen backoffice opgericht. Er is veel geïnvesteerd in de strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld samen met politie, OM, reclassering en plegerhulpinstanties. In die aanpak is de strafrechtelijke inzet gekoppeld aan plegerhulpverlening onder drang of dwang. En het Veiligheidshuis Rotterdam7 is met het eind 2009 opgerichte casusoverleg huisverbod en huiselijk geweld een belangrijke schakel in de aanpak van huiselijk geweld. (zie over het Veiligheidshuis ook paragraaf 5.5.). Daarnaast is de meldingsbereidheid duidelijk toegenomen. Ook zien we dat gezinnen waar huiselijk geweld speelt nu eerder bekend zijn bij het ASHG en de politie dan bij de start van de aanpak in Rotterdam het geval was. Vanaf 2008 volgden meer dan zesduizend professionals een training in het signaleren van- en handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Met als gevolg dat het aantal adviezen en consultaties bij het AMK en het ASHG is toegenomen en dat meer casuïstiek door organisaties zelf is opgepakt. Ook is er in de afgelopen jaren bijzondere aandacht geweest voor speciale verschijningsvormen van huiselijk geweld zoals eergerelateerd geweld, huwelijksdwang en ouderenmishandeling. De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is op onderdelen
De hier besproken definities zijn heel algemeen en breed. Voor een overzicht van definities van bijzondere verschijningsvormen van huiselijk geweld en kindermishandeling zie bijlage 7.2.
1.3. Wat we tot nu toe hebben bereikt In de afgelopen jaren is er in centrumgemeente Rotterdam5 een goede basis gelegd voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Rotterdam neemt zonder meer een koploperspositie in bij onderwerpen als de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de aanpak van AWARE6, bij belaging en de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod. Het deskundige en goed functionerende Advies- en Steunpunt 5
Zie hoofdstuk 5 paragraaf 5.2. voor uitleg over het centrumgemeentelijke gebied.
6
AWARE: Abused Women’s Active Response Emergency. Zie meer over AWARE in hoofdstuk 3 van dit programma.
7
In een Veiligheidshuis werken instanties op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit.
Veilig Thuis
9
geëvalueerd en onderzocht. Een overzicht van die onderzoeken en de belangrijkste conclusies en aanbevelingen vindt u in bijlage 7.4. Ze zijn verwerkt in dit programma. We zijn kortom goed op weg. Maar we zijn zeker nog niet klaar. In de komende vier jaar gaan wij door met de hiervoor geschetste lopende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De opgedane ervaringen en de conclusies en aanbevelingen uit verschillende (evaluatie)onderzoeken brengen wij in de praktijk om tot een nog betere en effectievere aanpak te komen. Dit programma richt zich vooral op die aspecten van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling die de komende vier jaar bijzondere aandacht krijgen. Dit betekent dat we de aanpak van kindermishandeling veel steviger verankeren in de brede aanpak van huiselijk geweld. We leggen de nadruk de komende jaren ook op vergroten van de meldingsbereidheid van beroepsgroepen zoals huisartsen en op het eerder, steviger en effectiever inzetten van interventies in situaties waarbij het mis gaat binnen een gezin vanwege huiselijk geweld en kindermishandeling. We benutten de eigen kracht en mogelijkheden van slachtoffers van huiselijk geweld beter, zodat het gezin en het eigen netwerk (na een interventie) zelf verder kunnen in een toekomst zonder geweld. Preventie blijft een aandachtspunt. Landelijke campagnes door de Rijksoverheid op het gebied van huiselijk geweld, kindermishandeling en bijvoorbeeld ouderenmishandeling zetten breed in op het zichtbaar maken van de problematiek, het stellen van de norm dat dit geweld niet toelaatbaar is, dat geweld gemeld kan worden en dat er hulp beschikbaar is voor alle betrokkenen. De programma’s Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst (IKW), Samen Werken aan een Goede Gezondheid (SWGG) en het Aanvalsplan Drugs & Alcohol op ROC’s voorzien in de primaire preventie. Maar ook de stevige aanpak in dit programma huiselijk geweld en kindermishandeling heeft naar verwachting een preventief effect.
10
Veilig Thuis
1.4. Visie programma Veilig Thuis
Visie Samen verantwoordelijk voor een veilig thuis. Huiselijk geweld en kindermishandeling zorgen voor een uiterst onveilig leef- en opvoedklimaat. Om daar verandering in te brengen moeten betrokkenen, omstanders, professionals en bestuurders de krachten bundelen en zich gezamenlijk verantwoordelijk tonen voor het herstel van de veiligheid thuis. Betrokkenen (slachtoffers, plegers, kinderen) en omstanders moeten toegang hebben tot laagdrempelige voorzieningen voor advies, hulp en ondersteuning. Deskundigheid moet dicht bij huis aanwezig zijn. Denk daarbij aan scholen, huisartsen en de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG), plaatsen waar men toch al komt of die men op een natuurlijke wijze al vanzelfsprekend bezoekt. Slechts een beperkt deel van de slachtoffers en een nog beperkter deel van de plegers zet zelf (op tijd) de stap en vraagt om advies en hulp. Gevoelens van angst, schaamte, machteloosheid en weinig vertrouwen in politie en hulpverlening spelen hierbij een rol. Het geweld komt daardoor vaak niet of pas na lange tijd aan het licht. Daarom verwachten wij van omstanders en professionals een actieve houding bij signalen van geweld. Slachtoffers en plegers zijn vaak niet (meer) (van)zelf in staat de geweldspatronen te doorbreken. De eigen omgeving en de overheid nemen dan die verantwoordelijkheid. Samen met de professionele partners. Zo benut je het moment van crisis. Dat is het moment waarop het geweld ook voor de buitenwereld zichtbaar is en betrokkenen het meest open staan voor hulp. Na dat moment sluit het gezinssysteem zich meestal weer tot de volgende escalatie, zo leert de ervaring. Interventies bij huiselijk geweld en kindermishandeling vormen een wisselende mix van strafrechtelijke inzet,
de bestuursrechtelijke veiligheidsmaatregel tijdelijk huisverbod en civielrechtelijke kinderbeschermingsmaatregelen. En worden bovendien waar mogelijk ingezet in combinatie met een hulpaanbod voor alle betrokkenen. Die hulp vindt plaats op vrijwillige basis of, indien nodig en mogelijk, onder drang of dwang. Dit vereist een vergaande samenwerking tussen de verschillende disciplines. Gezamenlijk verantwoordelijk betekent gezamenlijk optrekken en optreden. Vanuit een gedeelde visie. We werken daarin met en voor de betrokken cliënten. Het doel van elke interventie en elk hulpaanbod is om betrokkenen zo snel mogelijk in staat te stellen zelf weer de verantwoordelijkheid voor een veilig thuis te dragen. Zodat de betrokkenen niet langer ‘overleven’, maar er weer ruimte ontstaat voor toekomst(perspectieven).
1.5. De uitgangspunten Het programma heeft vijf uitgangspunten: Uitgangspunten Veilig Thuis 1. Bij geweld in huis is een kind altijd slachtoffer 2. Niets doen is geen optie (melden wel) 3. Geweld stopt niet zonder hulp 4. Slachtoffers en plegers zijn aanspreekbaar op hun rol als ouder/ verzorger 5. Alle (juridische) interventies passen in één gezamenlijke gereedschapskist 1. Bij geweld in huis is een kind altijd slachtoffer Geweld in huis, in welke vorm dan ook, kan kinderen zowel sociaal emotioneel, psychisch als lichamelijk ernstig beschadigen. Waar de ‘klappen’ ook vallen, zij zijn altijd slachtoffer. 2. Niets doen is geen optie (melden wel) Huiselijk geweld en kindermishandeling vormen een ernstige aantasting van de persoonlijke integriteit van volwassenen en kinderen en van
de basisveiligheid die elk mens nodig heeft om zich te ontwikkelen. Het gaat bovendien meestal om strafbare feiten. Voor de burger of professional die geconfronteerd wordt met deze problematiek is niets doen dus geen optie. Dan bestaat er een verantwoordelijkheid om te handelen. Dat kan door zelf te handelen of via een melding hulp in gang te zetten. Passief blijven is meewerken aan het onzichtbaar houden van de problematiek en deze daarmee in stand houden. 3. Geweld stopt niet zonder hulp Huiselijk geweld en kindermishandeling stoppen meestal niet zonder enige vorm van hulp. Mensen zitten vaak vast in geweldspatronen en hebben hulp nodig om die te doorbreken. Hulpverlening biedt geen garantie dat geweld definitief stopt, maar het maakt de kans daarop wel aanzienlijk groter. 4. Slachtoffers en plegers zijn aanspreekbaar op hun rol als ouder/verzorger Ouders willen over het algemeen het beste voor hun kind. Maar soms zien ze niet dat hun gedrag het tegenovergestelde veroorzaakt. Of zijn ze niet (meer) in staat het tij te keren. Het is belangrijk om voor ogen te houden dat goede ouders soms slechte dingen doen. En dat zelf ook naar vinden. Het is de kunst het goede ouderschap in mensen aan te spreken om zo het slechte (ouder)gedrag te veranderen. Dit in het belang van de kinderen, maar ook van de ouders zelf. 5. Alle (juridische) interventies passen in één gezamenlijke gereedschapskist Bij huiselijk geweld en kindermishandeling is sprake van meervoudige problemen. En het strafrecht, het bestuursrecht en het kinder- en jeugdbeschermingsrecht vormen verschillende sporen en disciplines. De professionals moeten hun eigen mogelijkheden echter beschouwen als één gezamenlijke gereedschapskist gevuld met instrumenten om huiselijk geweld en kindermishandeling te stoppen en te voorkomen. Door uit te gaan van één gezamenlijke gereedschapskist kunnen die interventies worden ingezet die nodig zijn in het gezin. Alleen zo komen we tot
Veilig Thuis
11
een sluitende aanpak met voldoende ruimte voor noodzakelijk maatwerk.
1.6. De actielijnen Wij gaan de komende jaren door met de tot nu toe ontwikkelde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit programma beschrijft vooral waar de komende vier jaar de accenten en aandachtspunten in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling liggen. Wat we in de komende vier jaar doen om nog meer kinderen en volwassenen een veilig thuis te bieden. Wij namen de eerdergenoemde uitgangspunten als basis voor de drie actielijnen van ons programma: Actielijnen Veilig Thuis 1. Opsporen: eerder en beter signaleren 2. Oppakken: steviger en effectiever ingrijpen 3. Oplossen: werken aan een veilige toekomst 1. Opsporen: eerder en beter signaleren Wij richten ons vooral op activiteiten die huiselijk geweld zo vroeg mogelijk zichtbaar maken. Maar ook op mogelijkheden om dat wat zichtbaar is beter te kunnen beoordelen om zo tot een passend (zorg)aanbod of een passende interventie te komen. Daarbij is het belangrijk dat er in Rotterdam sprake is van één brede, geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Zowel operationeel als inhoudelijk. De nadruk ligt op de volgende activiteiten: •• De meldingsbereidheid en het gebruik van de regionale meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling stimuleren. De professionalisering en deskundigheid daarbij bevorderen. •• Handvatten zoeken om de meldingsbereidheid bij (para)medische beroepsgroepen te bevorderen, ook in het licht van het medisch beroepsgeheim en het tuchtrecht.
12
Veilig Thuis
••
Triage8 gebruiken bij meldingen huiselijk geweld bij het ASHG, om in een zo vroeg mogelijk stadium tot een goede beoordeling van de veiligheid, de zorgvraag en het (zorg) aanbod te komen. •• De verschillende manieren van aanpak van bijzondere vormen van huiselijk geweld integreren in één aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en het verbinden van netwerken, organisaties en programma’s binnen die brede aanpak. We werken de eerste actielijn ‘Opsporen: eerder en beter signaleren’ verder uit in hoofdstuk 2. 2. Oppakken: steviger en effectiever ingrijpen Uitgangspunt voor de tweede actielijn is een harde, duidelijke aanpak gekoppeld aan hulpverlening voor alle betrokkenen. Het gaat daarbij om alle maatregelen en interventies die vooral van buitenaf naar binnen ingezet worden om huiselijk geweld en kindermishandeling zo vroeg mogelijk een stevig halt toe te roepen. De activiteiten zijn: •• Werken vanuit één gezamenlijke gereedschapskist met interventies voor huiselijk geweld en kindermishandeling; •• De gezamenlijke strafrechtelijk aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onder regie van het OM voortzetten en verbeteren; •• Het protocol meldingen kindermishandeling door AMK/BJZ bij politie/OM invoeren; •• Aanvullend beleid voor de inzet van het huisverbod bij kindermishandeling via een geplande screening ontwikkelen, invoeren en uitvoeren; •• De samenwerking in het Veiligheidshuis Rotterdam verder ontwikkelen. We werken de tweede actielijn ‘Oppakken: steviger en effectiever ingrijpen’ verder uit in hoofdstuk 3. 3. Oplossen: werken aan een veilige toekomst Deze derde actielijn richt zich op hoe slachtoffers, kinderen en gezinnen
8
Triage is het wegen en beoordelen van de ernst en de aard van een incidentmelding gevolgd door wel of geen prioritering. Dit gebeurt aan de hand van een nieuw, in opdracht van de GGD Rotterdam-Rijnmond door Verwey Jonker en BMO ontwikkeld triage instrument.
in staat gesteld worden om zelf weer verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor een veilig thuis. Op basis van hun eigen kracht en mogelijkheden. Het gaat om het hulpaanbod en de interventies die beschikbaar moeten zijn zodra betrokkenen of omstanders zelf om hulp vragen. En om het aanbod nadat er van buitenaf is ingegrepen vanwege signalen van (ernstige dreiging van) huiselijk geweld en kindermishandeling of vanwege een escalatie. Het accent van deze actielijn ligt de komende vier jaar vooral op de volgende activiteiten: •• Bevorderen van advies en ondersteuning dicht bij huis en aandacht voor laagdrempelige ondersteuning; •• Aandacht voor de rol van ouders die als plegers of slachtoffers bij huiselijk geweld en kindermishandeling betrokken zijn; •• Zelfredzaamheid herstellen door hulp en ondersteuning gericht op empowerment. We werken de derde actielijn ‘Oplossen: werken aan een veilige toekomst’ verder uit in hoofdstuk 4.
bezuinigingsopdracht die voorligt in Rotterdam en het wegvallen van de decentralisatieuitkering Leefbaarheid en Veiligheid.
1.7. Samenwerking, sturing en regie: het resultaat telt
De komende vier jaar vormen dus zowel een uitdaging als een kans om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling tot een verder succes te maken. Met als resultaat: meer kinderen en volwassenen veilig thuis.
We verbeteren de komende vier jaar samen met bestuurders en professionals aan de hand van deze actielijnen de lopende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. In het bijzonder waar het gaat om aandacht voor het kind en de eigen kracht van betrokkenen. Daarbij horen duidelijke kaders en verantwoordelijkheden, realistische doelstellingen, een verantwoorde inzet van geld en waar mogelijk duidelijke resultaatsafspraken. Om de uitvoering van het programma goed te kunnen volgen, sturen en meten maken we gebruik van een programmamonitor met indicatoren per actielijn. (Zie bijlage 7.3. voor een voorlopige versie).
Bij de veranderingen in de organisatiestructuren binnen de aanpak gaat het vooral over de samenvoeging van de zorgcoördinatie in de woongebieden en over de komende decentralisatie van de jeugdzorg. Waarbij de gemeente verantwoordelijk wordt voor alle vormen van zorg voor de jeugd. Deze zorg valt nu nog onder het rijk, de stadsregio, de (deel)gemeente, de zorgkantoren en de zorgverzekeraars. Deze stelselwijziging is nog volop in ontwikkeling. Hiervoor komt ook een nieuw wettelijk kader. (zie voor programmaorganisatie hoofdstuk 5 en voor financiering hoofdstuk 6). Wij zijn er van overtuigd dat de decentralisatie van de jeugdzorg een positief effect zal hebben op de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onder regie van de gemeente Rotterdam.
We staan de komende vier jaar voor een groot aantal veranderingen. Zowel in het beschikbare budget als waar het gaat om belangrijke wijzigingen van aspecten van organisatiestructuren binnen de aanpak. Het beschikbare budget verandert door de grote
Veilig Thuis
13
2. Opsporen: eerder en beter signaleren Doel in 2014: 1. Het gebruik van de meldcode en de meldingsbereidheid is toegenomen. 2. De deskundigheid van professionals en organisaties aangesloten op de meldcode is verder ontwikkeld en geborgd. 3. Samen met de medische beroepsgroepen is een antwoord gevonden op de noodzaak van melden enerzijds en het medisch tuchtrecht en beroepsgeheim anderzijds. 4. Meldingen bij het ASHG worden door middel van triage snel maar zorgvuldig gewogen voor een passend (zorg) aanbod. 5. De aanpak van de complexe en veelzijdige problematiek van huiselijk geweld en kindermishandeling is geïntegreerd in één brede basisaanpak met behoud van de opgebouwde specialistische deskundigheid voor bijzondere vormen.
Wat doen we om dat te bereiken? 2.1. Stimuleren meldingsbereidheid en gebruik van de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling komen heel veel voor. Toch blijft de problematiek vaak (lang) onzichtbaar. Dat komt aan de ene kant doordat het geweld zich voornamelijk afspeelt achter de voordeur en slachtoffers, kinderen en plegers om allerlei redenen vaak niet zelf naar buiten treden. Aan de andere kant blijft de problematiek vaak onzichtbaar omdat professionals die wel kennis nemen van signalen van huiselijk geweld en
14
Veilig Thuis
kindermishandeling soms niet goed weten hoe daarmee om te gaan. Door die onduidelijkheid en onzekerheid komen zij niet tot handelen, zoals het inwinnen van advies, het zelf bespreekbaar maken van het geweld met betrokkenen en/of het geweld melden bij de daarvoor ingestelde instanties zoals het AMK en het ASHG. Daarom ontwikkelde Rotterdam de Rotterdamse meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Sinds 2008 wordt deze meldcode actief aangeboden aan en ingevoerd bij veel organisaties. Inmiddels zijn bijna 280 organisaties aangesloten. De meldcode wordt in 2011, in opdracht van het Regionaal College, in de gehele regio Rotterdam-Rijnmond ingevoerd. In deze vernieuwde regionale meldcode is het Stadsregionaal Instrument Sluitende Aanpak (SISA)9 nadrukkelijk opgenomen. De meldcode is een actief handelingsinstrument en draagt bij aan een effectieve (vroeg) signalering van huiselijk geweld en kindermishandeling. De problematiek komt hiermee eerder en beter in beeld. Want de professionals die de meldcode hanteren, zoals de onderwijzer, de huisarts of de peuterleidster, staan ‘dicht bij’ de betrokkenen en herkennen signalen (in een vroeg stadium). Daarmee wordt (eerder) ingrijpen mogelijk en kunnen betrokkenen sneller en beter worden gemotiveerd tot het aanvaarden van hulp. De meldcode helpt de professional om – met hulp van een stappenplan – tot afwegingen en keuzes te komen. Melden (met of zonder de instemming van de betrokkenen) kan daarbij een uitkomst zijn. Gebruik van de meldcode stimuleert de professional ook om 9
www.sisa.rotterdam.nl
zelf, al dan niet na advies van het ASHG of het AMK, samen met betrokkenen de problemen bespreekbaar te maken en aan te pakken. Om zo het geweld te stoppen. Melden is immers geen doel op zich, het doel is om geweld te stoppen en te voorkomen. De Rotterdamse meldcode is inmiddels door het Rijk als voorbeeld gebruikt voor het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze wet zal naar verwachting medio 2012 in werking treden. Het Rotterdamse initiatief krijgt daarmee landelijke navolging en een dwingender, wettelijk karakter. In de komende periode zet de GGD in op verdere invoering van de meldcode. Zodat nog meer instellingen (waaronder zorg-, welzijn- en onderwijsinstellingen) bekend zijn met de meldcode en zich aansluiten. Daarbij besteden we bijzondere aandacht aan instellingen voor (intramurale) ouderenzorg. Ouderenmishandeling is een bijzondere, ernstige vorm van huiselijk geweld waar wij ook de komende vier jaar stevig op inzetten (zie voor een definitie van ouderenmishandeling bijlage 7.2.). Bij de invoering van de meldcode wordt het Stedelijk Team Ouderenmishandeling (STO) nauw betrokken. Naar schatting is 5.5% van de ouderen slachtoffer van vormen van ouderenmishandeling. Ook schadelijke traditionele praktijken zoals eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, gedwongen achterlating en Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) vallen onder huiselijk geweld en kindermishandeling. Zij krijgen bij de verdere implementatie en verankering van de meldcode de komende tijd de nodige aandacht.
Ook recente jurisprudentie zal dit beleid verder verbeteren. Verder maken we gebruik van beroepsorganisaties en brancheorganisaties om de meldcode onder de aandacht te brengen en aansluiting te realiseren. Organisaties die zich aansluiten bij de meldcode maken daarmee zichtbaar werk te willen maken van het terugdringen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De meldcode vormt daarmee een plicht tot handelen. Organisaties moeten dan ook inzichtelijk kunnen maken of zij de meldcode daadwerkelijk hanteren op de werkvloer. De GGD zal dit monitoren en spreekt organisaties aan bij nalaten. In ieder geval tot de inwerkingtreding van de nieuwe wet meldcode en het daarbij dan vastgelegde controle- en mogelijk handhavingkader. Als de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking treedt is het hanteren van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland verplicht. Voor een eenduidige aanpak is het voor de regio Rotterdam wel van belang dat organisaties en professionals zich, in het kader van die wettelijke verplichting, aansluiten bij de bestaande Regionale meldcode. We benutten de komende vier jaar om dit te realiseren. Wel zal daarbij de inzet vanuit Rotterdam wat betreft regie en sturing langzaam afnemen. In 2012 zetten we nog vol in op aansluiting, implementatie en verankering van de regionale meldcode. In 2013 bouwen we die inzet af, gezien het dan bestaande wettelijke kader. In 2014 laat Rotterdam de huidige sturing op de meldcode los. Tegen die tijd moet de meldcode immers ook zonder bijzondere aandacht van de gemeente een regulier onderdeel zijn van de werkcultuur en van de interne organisatie van instellingen, organisaties en professionals.
Wanneer de nieuwe Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling medio 2012 in werking treedt, zal dat een extra stimulerend effect hebben op organisaties en professionals om zich aan te sluiten bij de Regionale meldcode. Dat is de verwachting. Het Rotterdamse subsidiebeleid stimuleert organisaties tot aansluiting bij de meldcode.
Veilig Thuis
15
Opsporen. Eerder en beter signaleren: stimuleren meldingsbereidheid en gebruik meldcode • In 2011 vindt een nulmeting plaats naar het gebruik van de meldcode en de meldingsbereidheid bij aangesloten organisaties. In 2014 is het gebruik van de meldcode en de meldingsbereidheid van professionals toegenomen. •• In 2013 is 50% van de instellingen voor intramurale ouderenzorg in centrumgemeente Rotterdam aangesloten op de meldcode en is het totaal aantal op de meldcode aangesloten organisaties in centrumgemeente Rotterdam toegenomen met minimaal 25%. •• In 2011 wordt de regionale meldcode gelanceerd. •• In 2012 is er een betere en expliciete verbinding gerealiseerd tussen SISA en de meldcode.
2.2. Professionalisering en deskundigheidsbevordering Het is belangrijk dat aangesloten organisaties de meldcode vervolgens ook actief invoeren. Anders blijft het tekenen van de meldcode slechts een momentopname op managementniveau en is er geen sprake van het eigen maken van de werkwijze in de organisatie en op de werkvloer. Organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor goede invoer en verankering van de meldcode. Dit vraagt om een stevige investering. Maar het vraagt ook om inzet van de GGD. Want een faciliterende, sturende en regisserende rol van de gemeente is en blijft belangrijk.10 Vanaf 2011 worden binnen alle aangesloten organisaties aandachtsfunctionarissen huiselijk geweld en kindermishandeling aangewezen. Dit is ook in lijn met de Regionale Aanpak Kindermishandeling (RAAK)11 10 Meldcode in praktijk: onderzoek Verwey-Jonker Instituut 2009 11
16
RAAK: Regionale Aanpak Kindermishandeling, nota overdrachtsdocument RAAK december 2010
Veilig Thuis
adviezen. Inmiddels zijn er al meer dan 400 aandachtsfunctionarissen. Dit aantal is echter niet dekkend. De taak van een aandachtsfunctionaris, wat hij/zij naast zijn normale werk uitvoert, is onder meer het organiseren van een passend scholingsaanbod voor medewerkers in de eigen organisatie. De GGD ondersteunt en adviseert en treedt waar nodig als makelaar op. Daarbij wordt toegezien op de kwaliteit van het trainings- en onderwijsaanbod en op een goede aansluiting daarvan op de scholingsbehoefte van organisaties en professionals. Met middelen als Landelijke certificering en monitoren op resultaten is de noodzakelijke kwaliteit en continuïteit gewaarborgd. De deskundigheidsbevordering wordt in samenhang met het onderdeel professionalisering in het programma IKW uitgevoerd. Dat geldt ook voor het maken van betere samenwerkingsafspraken tussen organisaties en de lokale zorgcoördinatiestructuren. In 2011 ontwikkelt de GGD een toolkit meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarin worden instrumenten en informatiemateriaal opgenomen om aangesloten organisaties en professionals te ondersteunen bij de invoering en verankering van de meldcode. In de toolkit besteden we expliciet aandacht aan ouderenmishandeling en aan eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, gedwongen achterlating en VGV. Het is belangrijk dat organisaties en professionals voldoende kennis hebben van deze bijzondere verschijningsvormen en van het advies- en hulpaanbod dat daarvoor is ontwikkeld in Rotterdam. Verder rusten we alle organisaties die werken met de meldcode en/of SISA toe met een nieuw (in opdracht van de GGD ontwikkeld) risicotaxatie-instrument voor huiselijk geweld en kindermishandeling.12 Casuïstiek wordt hiermee beter gewogen en vervolgens verwerkt in een passend zorgaanbod of een passende interventie. 12 Uiteraard komt dit risicotaxatie instrument als hulpmiddel voor professionals niet in de plaats van reeds bestaande instrumenten waaraan organisaties gebonden zijn. Zo werken AMK/BJZ natuurlijk al lange tijd met eigen risicotaxatie instrumenten.
Opsporen. Eerder en beter signaleren: professionalisering en deskundigheidsbevordering •• In 2014 is er een dekkend netwerk van aandachtsfunctionarissen HG/KM binnen de meldcode aangesloten organisaties. •• In 2011 is de toolkit meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling gereed. Deze wordt In 2012 geïmplementeerd via de aandachtsfunctionarissen HG/KM. •• In 2011 is het risicotaxatieinstrument huiselijk geweld en kindermishandeling gereed. Dit wordt In 2012 geïmplementeerd binnen de bij de meldcode en/of SISA aangesloten organisaties.
2.3. Meldrecht, medisch beroepsgeheim en tuchtrecht Professionals vinden het niet altijd eenvoudig om de stap te zetten om (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling te melden. Zeker niet als de betrokkene(n) daar nadrukkelijk op tegen zou (kunnen) zijn. De meldcode kan de professional helpen bij zijn of haar afwegingen, maar treedt niet in de plaats van de eigen en/of wettelijke regels waaraan professionals gebonden zijn ter bescherming van de privacy van de cliënt(en). Wet- en regelgeving bieden bij zorgen over de veiligheid van de cliënt of diens omgeving echter wel ruimte om een melding te doen, ook als dat een schending van de privacy van de cliënt(en) betekent.
individueel gezinslid. Dit maakt huisartsen bij uitstek tot professionals die huiselijk geweld en kindermishandeling (kunnen) signaleren. Maar het verklaart ook de soms moeizame houding van artsen wanneer het gaat om melden of het vrijgeven van gegevens die bewijs kunnen vormen voor gepleegd geweld. Het recht op bescherming van het privéleven en bescherming van medische persoonsgegevens is echter nadrukkelijk niet bedoeld om strafbare feiten en ernstig menselijk lijden af te dekken. Bij geweld in huis moet de veiligheid van de betrokkenen zwaarder wegen dan de bescherming van de privacy. In de komende periode onderzoekt de GGD samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het OM hoe de drempels die de medische beroepsgroepen (en de GGZ) ervaren beter weggenomen kunnen worden. We maken duidelijk wat de rechten en plichten zijn en communiceren daarover actief met de medische beroepsgroepen (en de GGZ). Zodat we hen handvatten geven. Ook bekijken we op welke manier het tuchtrecht mogelijk juist kan gaan bijdragen aan een toename van meldingsbereidheid bij medici. Professionals mogen het niet melden van huiselijk geweld en kindermishandeling niet minder zwaar voelen dan het wel melden van die problematiek. Zij moeten aanspreekbaar zijn op beide punten en niet slechts op één punt.
De frictie tussen aan de ene kant het beschermen van de, in vertrouwen (bewust of onbewust) door de cliënt gegeven informatie, en aan de andere kant melding doen om gevaar voor de cliënt of diens directe omgeving te voorkomen, is extra voelbaar binnen de medische beroepsgroepen. Dit geldt zeker voor huisartsen. Zij zijn gebonden aan het medisch beroepsgeheim en kunnen via het medisch tuchtrecht worden aangesproken. Bovendien kent een huisarts vaak het hele gezin en is er sprake van een cliëntrelatie met elk
Veilig Thuis
17
Opsporen. Eerder en beter signaleren: meldrecht, tuchtrecht en het medisch beroepsgeheim •• In 2012 werkt de GGD, in samenspel, aan het verlagen van de drempels voor melden bij medische beroepsgroepen met name voor de eerste lijnszorg die onder het medisch tuchtrecht valt. •• In 2012 wordt onderzocht of het medisch tuchtrecht effectief kan worden ingezet om meldingsbereidheid te stimuleren. •• In 2014 wordt geëvalueerd of de inspanningen rondom meldingsbereidheid binnen de (para) medische beroepsgroepen tot positieve resultaten hebben geleid.
2.4. Van melding via triage en weging naar een passend (zorg)aanbod Onder andere dankzij de meldcode komen er steeds meer meldingen huiselijk geweld en kindermishandeling binnen bij het ASHG en het AMK. Bovendien zijn er afspraken gemaakt tussen politie, ASHG en BJZ/AMK. De politie zet meldingen huiselijk geweld automatisch door naar het ASHG. Wanneer er kinderen betrokken zijn als getuige of als direct slachtoffer, stelt de politie een zorgformulier op voor het meldpunt zorgformulieren bij AMK/BJZ. Op basis van deze melding vindt er door AMK/BJZ een beoordeling van de situatie plaats gericht op ondernemen van actie. Als een zorgformulier in eerste instantie moet worden opgepakt buiten het AMK/BJZ dan handelt het ASHG Rotterdam dit verder af. Meldingen zorgen ervoor dat geweld (eerder) bekend is. Het doel is om bij al deze meldingen huiselijk geweld en kindermishandeling een passend (hulp)aanbod te hebben voor zowel slachtoffer, kinderen als pleger. In een combinatie van zorg en, waar nodig, harde aanpak. Nog dit jaar ontwikkelt de GGD een triageinstrument huiselijk geweld voor het ASHG. Dit instrument moet het ASHG helpen bij het
18
Veilig Thuis
wegen van de veiligheidsrisico’s, de ernst van de melding en de zorgvuldige afweging rondom vervolgstappen in het hulpaanbod. Daarin wordt de mate van zelfredzaamheid van betrokkenen en de verhouding tussen draagkracht aan de ene kant en draaglast aan de andere kant bekeken. Met triage en weging komen meldingen beter in beeld. Met de voorgenomen decentralisatie van de jeugdzorg is het CJG op lokaal niveau de ‘derde toegang’. Meldingen en (zorg)signalen huiselijk geweld komen al steeds vaker direct binnen bij het CJG en ook bij de LTHG’s. Ook al heeft geen van beide een formele meldpuntfunctie. Dit zijn positieve ontwikkelingen die laten zien dat de LTHG’s en CJG’s steeds meer ingebed zijn in de lokale zorgstructuren. Meldingen en zorgsignalen komen op verschillende plaatsen binnen. Daarom is het belangrijk om stevige verbindingen te leggen tussen die meldpunten en toegangspunten onderling. Wanneer het ASHG werkt met triage moet dit bij andere organisaties bekend zijn. Ook moet triage aansluiten op de werkwijze van deze organisaties. Dat geldt ook andersom. Het CJG ontwikkelt in 2011 bijvoorbeeld een risicotaxatiemodel ‘Aandachtskinderen en risicokinderen’ en stemt dit af met BJZ/AMK. Het is belangrijk dat het ASHG en LTHG hierover goed geïnformeerd zijn. Dat kan door goede en geprotocolleerde samenwerkingsafspraken. En door beleidsmatige afstemmingsoverleggen. Maar vooral ook door goed te volgen of er aansluiting is en of de gezamenlijke verantwoordelijkheid ook echt op de werkvloer wordt gevoeld en plaatsvindt.
Opsporen. Eerder en beter signaleren: van melding via triage en weging naar een passend (zorg)aanbod •• In 2011 is het triage-instrument huiselijk geweld voor het ASHG ontwikkeld en start een pilot triage in het ASHG. Na evaluatie zal de werkwijze op basis van bevindingen regulier worden ingevoerd. •• In 2012 wordt onderzocht of het triage instrument ook bruikbaar is voor de LTHG’s. •• In 2011 vindt een nulmeting plaats om vast te stellen in welk percentage meldingen ASHG passende zorg wordt aangeboden gericht op alle betrokkenen (slachtoffer, pleger, kinderen). In 2014 gebeurt dit in elk geval in minimaal 80% van de meldingen bij het ASHG.
2.5. Een passend zorgaanbod Het is voor slachtoffers, kinderen en plegers erg belangrijk dat een melding bij het ASHG gevolgd wordt door een passend zorgaanbod. In sommige gevallen volstaat een advies. In andere gevallen is begeleiding naar hulp noodzakelijk. Soms is kortlopende en lichte hulpverlening voldoende. Soms is een zwaarder en steviger aanbod nodig. Inclusief coördinatie op het verloop van de hulp. Het ASHG en de coördinatiepunten in de backoffice (voor Rotterdam vooral de LTHG/LZN structuur in de deelgemeenten) zijn daarbij afhankelijk van een dekkende en snelle beschikbaarheid van hulp bij de lokale en regionale zorgaanbieders. Wanneer er een subsidierelatie bestaat met een zorgaanbieder kunnen we voor huiselijk geweld en kindermishandeling bindende prestatieafspraken maken. In andere gevallen kunnen de gemeenten slechts een indringend verzoek doen om snel en effectief hulp te bieden. Of de inzet op een passend zorgaanbod succes heeft, is dus ook afhankelijk van de financiële ruimte. Die wordt de komende periode sterk
beïnvloed door de forse bezuinigingsopdracht voor onder andere de gemeente Rotterdam. Veel komt dus aan op de bereidheid van zorgaanbieders zelf om ook zonder een extra financiële impuls huiselijk geweld te stoppen en te voorkomen. Rotterdam treedt daarin actief stimulerend op. Zodat een passend zorgaanbod van het ASHG/LTHG/LZN zoveel mogelijk leidt tot een snelle en passende uitvoering daarvan.
2.6. Integreren en verbinden: één aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling In de afgelopen jaren is in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling veel ontwikkeld en georganiseerd in centrumgemeente Rotterdam. Bijzondere verschijningsvormen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling kregen afzonderlijk aandacht. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aanpak van ouderenmishandeling en voor de aanpak van schadelijke traditionele praktijken zoals eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, gedwongen achterlating en VGV. Er was echter geen sprake van een volledige integratie van die bijzondere onderdelen in de brede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dat is voor een ontwikkelfase ook begrijpelijk. We moesten investeren in bijzondere samenwerkingsstructuren, deskundigheid en expertise. Daar zijn we goed in geslaagd. Nu moeten we die verschillende onderdelen volledig inbedden en verankeren, zodat één brede, geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling ontstaat. Behoud van de opgebouwde expertise en deskundigheid in elk opzicht blijft noodzakelijk. Het ASHG zal daarbij een belangrijke rol spelen als adviesen expertisecentrum. De deels inhoudelijke en deels operationele integratie en verbinding betekent een opdracht voor de komende vier jaar. We investeren ook extra in het organisatorisch en inhoudelijk verbinden van het ASHG, het AMK, het LTHG/LZN en het CJG. Daarbij krijgt de samenwerking van het ASHG en het AMK en de samenhang tussen hen bijzondere aandacht.
Veilig Thuis
19
In het wetsvoorstel verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt de meldpuntfunctie van het ASHG namelijk wettelijk verankerd, inclusief de bindende eisen aan de samenwerking tussen het ASHG en het AMK. Naar verwachting zal deze nieuwe wet, samen met de voorgenomen decentralisatie van de jeugdzorg, ertoe leiden dat het ASHG en het AMK steeds verder naar elkaar toe groeien. Of het ASHG en het AMK in de toekomst volledig zullen samengaan, moet worden bezien. Dat is onder meer afhankelijk van landelijke ontwikkelingen, die wij nauw zullen volgen. Integreren en verbinden dragen bij aan efficiëntie. We voegen de zorgcoördinatie- en overlegstructuren zoveel mogelijk samen. Met een duidelijk opschalingmodel. Binnen de OGOR opdracht Jeugd wordt gewerkt aan een vereenvoudiging van de zorgcoördinatie. Hierin is ook aandacht voor de positie van de Lokale Teams Huiselijk Geweld en de Lokale Zorgnetwerken. Dit betekent ook dat we de Rotterdamse LTHG’s en de LZN’en samenvoegen en terugbrengen naar een deelgemeentelijk dekkende netwerkstructuur. Wij geven daarbij aandacht aan de draaglast van de verschillende deelgemeentelijke gebieden. We maken ook een steviger onderscheid tussen dat wat centrale organisatie vereist, en dat wat op we op lokaal niveau kunnen en moeten organiseren. Zo ontstaat een goede balans tussen gebiedsgericht, fenomeengericht en persoonsgericht werken. Op die manier signaleren we huiselijk geweld en kindermishandeling niet alleen eerder en beter, maar pakken we het ook beter en efficiënter aan.
20
Veilig Thuis
Opsporen. Eerder en beter signaleren: Integreren en verbinden, één aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling •• In 2011 en 2012 worden de bijzondere aanpakken ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang (en aanpalende onderwerpen als gedwongen achterlating en VGV) volledig geïntegreerd binnen de brede aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. •• In 2012 worden aandachtspunten in de samenwerking tussen ASHG, CJG, LTHG/LZN en BJZ/AMK geïnventariseerd en omgezet in een verbeterplan. •• In 2012 start de implementatie van de nieuwe Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de daaraan gekoppelde samenwerkingsverbetering ASHG en AMK. In 2012 worden het LTHG en het LZN samengevoegd tot één netwerk per deelgemeente.
3. Oppakken: steviger en effectiever ingrijpen Doel in 2014: 1. Werken ketenpartners zoveel mogelijk samen vanuit het principe één gereedschapskist voor huiselijk geweld en kindermishandeling. 2. Is er sprake van een stevige en duidelijke inzet van het strafrecht bij huiselijk geweld en kindermishandeling met aandacht voor bijzondere vormen. 3. Is de samenwerking tussen AMK/BJZ en de strafrechtketen nog sterker geborgd. 4. Wordt de Wet tijdelijk huisverbod vaker ingezet bij kindermishandeling door middel van de geplande screening huisverbod. 5. Zijn huiselijk geweld en kindermishandeling volledig geborgd in het regionale Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond.
Wat doen we om dat te bereiken? 3.1. Eén gezamenlijke gereedschapskist De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling vraagt om een intensieve en multidisciplinaire inzet. Dat geldt niet alleen voor het noodzakelijke zorgaanbod maar ook voor de verschillende interventies en maatregelen en de rechtsgebieden die daarmee samenhangen. De aanpak kan alleen effectief zijn als veel professionele partners samenwerken in één sluitende keten. Zeker omdat we ons bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling niet slechts op één cliënt richten, maar steeds rekening (moeten) houden met het gezinssysteem, de
veiligheid, de belangen en de zorgbehoeften van de individuele gezinsleden in onderlinge samenhang. Niet elke discipline is daar van nature op gericht. Zo is het strafrecht naar aard vooral plegergericht. De hulpverlener voor volwassenen gaat een behandelrelatie aan met de individuele cliënt die zich meldt voor hulp. Het hulpaanbod is niet zonder meer gericht op (de overige leden van) het gezin. En binnen het kinder- en jeugdbeschermingskader ligt de nadruk vanzelfsprekend op het kind, dat in sommige gevallen buiten zijn of haar gezinssysteem geplaatst kan worden. Dit wanneer gebrek aan veiligheid geen andere opties meer toestaat. Er zit een grote meerwaarde in het bij elkaar brengen en verbinden van deze op het eerste oog wat gefragmenteerde benadering van de problemen in een gezin. Een op het gezinssysteem gericht hulpaanbod en de samenhangende inzet van interventies en maatregelen door professionals maken het aanbod effectiever en efficiënter. Hierin is de afgelopen jaren al fors geïnvesteerd. Er is een stevige ketenaanpak opgezet met aandacht voor een systeemgerichte benadering. Deze ketenaanpak vormt een stabiele basis voor verbeteringen in de komende vier jaar. Deze aanpak moet onder meer resulteren in een nieuw gedeeld principe: ‘Eén gezamenlijke gereedschapskist voor huiselijk geweld en kindermishandeling’. We hebben nu allemaal zo onze eigen gereedschapskisten. De strafrechtelijke partners, de kinder- en jeugdbeschermingspartners en sinds 2009 ook de gemeente met het bestuursrechtelijke tijdelijk huisverbod. Wanneer we al deze eigen maatregelen en interventies als één gezamenlijk pakket zien, zal de aanpak
Veilig Thuis
21
van huiselijk geweld en kindermishandeling in kracht toenemen. We moeten onze gereedschapskisten dus bij elkaar leggen en er één gezamenlijke gereedschapskist van maken. Zo versterken en ondersteunen de verschillende interventies elkaar. En ontstaat de mogelijkheid om in een individueel geval het meest passende pakket samen te stellen om het geweld te stoppen, veiligheid te creëren en recht te doen aan alle betrokkenen. Waarbij het belang van het kind de meest zwaarwegende en bepalende factor is. Oppakken. Steviger en effectiever ingrijpen: Eén gezamenlijke gereedschapskist •• In 2012 zijn alle (juridische) interventies en maatregelen die inzetbaar zijn bij huiselijk geweld en kindermishandeling geïnventariseerd en beschreven. •• In 2012 wordt de intentieverklaring ‘Eén gezamenlijke gereedschapskist voor huiselijk geweld en kindermishandeling’ gelanceerd. •• In 2014 worden de effecten van de intentieverklaring ‘Eén gezamenlijke gereedschapskist voor huiselijk geweld en kindermishandeling’ onderzocht.
3.2. Strafrechtelijke aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn in veel gevallen strafbare gedragingen waartegen de overheid kan en moet optreden. Tegelijkertijd hebben plegers, slachtoffers en kinderen een zorgaanbod nodig. Om het geweld echt te stoppen, om de veiligheid te herstellen en om fysiek en mentaal te helen. Strafrechtelijke maatregelen en het hulpverleningsaanbod moeten hand in hand gaan. We combineren daarom een harde en duidelijke aanpak met een passend zorgaanbod. Verbinden van de inzet van het strafrecht met de inzet van hulpverlening stond in de aanpak van huiselijk geweld de afgelopen jaren centraal. Plegers zijn vaak weinig gemotiveerd om uit
22
Veilig Thuis
eigen beweging hulp te aanvaarden voor hun agressieve gedrag. Het strafrecht is een goed middel om hulp aanvaarden te stimuleren. Hulpverlening kan namelijk aan plegers worden opgelegd naast of in plaats van een sanctie of maatregel. Zo wordt aanvaarden van het hulpaanbod in feite beloond. Want als de pleger zich aantoonbaar aan de gemaakte afspraken houdt, vindt in sommige gevallen geen verdere of in elk geval geen zwaardere straf(vervolging) plaats. Strafrechtelijk gezien kunnen lichtere huiselijk geweldzaken onder bepaalde voorwaarden worden afgedaan via een Taakstrafzitting Openbaar Ministerie (TOM). Dit is een snel en effectief afdoeningproces en is een belangrijke schakel bij de koppeling van strafrecht en hulp. De Rotterdamse pilot strafrechtelijke aanpak huiselijk geweld is in 2009 geëvalueerd, succesvol bevonden en in 2010 in een aangepaste versie ingevoerd in de gehele regio Rotterdam-Rijnmond. De operationele organisatie vindt vanaf najaar 2011 primair plaats in het Veiligheidshuis Rotterdam. In de strafrechtelijke aanpak is ook aandacht voor ouderenmishandeling. Bij deze vorm van huiselijk geweld gaat het in een aanzienlijk deel van de gevallen (ook) om vormen van financiële uitbuiting. Ook deze mishandeling vraagt om strafrechtelijk ingrijpen. In de aanpak van eergerelateerd geweld ligt de nadruk ook de komende jaren vooral op voorkomen. Zodra een eergerelateerde dreiging overgaat in strafbare gedragingen van betrokkenen, biedt de bestaande strafrechtelijke aanpak van (huiselijk) geweld voldoende ruimte voor stevige en effectieve interventies. Voor (een verbetering van) de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang en VGV volgen we nauwlettend de behandeling van het wetsvoorstel tot “Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking”.
Oppakken. steviger en effectiever ingrijpen: Strafrechtelijke aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling •• De strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt vanaf 2011 jaarlijks geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. •• Vanaf najaar 2011 vindt de operationele organisatie van de strafrechtelijke aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling primair plaats in het Veiligheidshuis. •• In 2012 zal een quick-scan worden uitgevoerd bij politie en OM naar de (mogelijkheden van de) inzet van het strafrecht bij financiële uitbuiting (bij ouderenmishandeling). Op basis van de uitkomsten worden in 2012 waar mogelijk afspraken gemaakt voor een stevige en effectieve aanpak van financiële uitbuiting.
3.3. Protocol voor meldingen kindermishandeling BJZ/AMK bij politie en OM De hiervoor beschreven strafrechtelijke aanpak van huiselijk geweld is ook gericht op kindermishandeling. Terugkijkend moeten we echter vaststellen dat kindermishandeling in de strafrechtelijke aanpak in praktijk nog onvoldoende zichtbaar is. Kindermishandeling is in sommige opzichten een nog meer verborgen probleem dan huiselijk geweld. In veel gevallen zijn signalen en meldingen kindermishandeling helemaal niet bekend bij de politie.13 Terwijl deze meldingen wel in aanmerking komen voor strafrechtelijke vervolging. Hierdoor is de plaats van kindermishandeling binnen de strafrechtelijke aanpak in Rotterdam feitelijk beperkt gebleven. Maar dat verandert in de komende vier jaar ingrijpend.
invoeringstraject in gang. De GGD had hierbij de regie. Er is nadrukkelijk gelet op bestaande en goed lopende Rotterdamse afspraken over samenwerking. Ook is contact gezocht met de uitvoerders van het tijdelijk huisverbod bij kindermishandeling. Dankzij het protocol meldingen kindermishandeling overleggen BJZ/AMK nog vaker met politie en OM over signalen en melding van kindermishandeling. Dat kan weer leiden tot meer meldingen kindermishandeling van AMK/BJZ bij politie/OM. Het protocol bepaalt verder dat politie en OM een actief opsporingsbeleid voeren. Het protocol bevat een duidelijk stappenplan gericht op continue afstemming tussen politie, OM en BJZ/AMK, bij meldingen kindermishandeling en de afhandeling daarvan. Vaste contactfunctionarissen zijn verantwoordelijk voor de voortgang van de casus op procesniveau, vanaf de melding tot aan de uiteindelijke afdoening. In Rotterdam zetten we bovendien het Veiligheidshuis in voor de operationele samenwerking en afstemming bij dit protocol. Ook bij kindermishandeling is een harde en duidelijke aanpak in combinatie met een hulpaanbod noodzakelijk. Kinderen moeten optimale bescherming krijgen en veiligheid ervaren. Maar zij zijn daarvoor sterk afhankelijk van hun ouders. De overheid moet met alle passende middelen ingrijpen wanneer ouders geen bescherming en veiligheid kunnen bieden. Het protocol zal, zo verwachten wij, een belangrijke rol spelen bij steviger en effectiever ingrijpen bij kindermishandeling.
In april 2011 is het ‘Landelijk protocol meldingen kindermishandeling vanuit BJZ/AMK bij politie en OM’ ondertekend. In Rotterdam zetten politie, OM en BJZ/AMK direct daarna een 13
Onderzoek Strafrechtelijke aanpak van Kindermishandeling, Van Montfoort 2010 in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Veilig Thuis
23
Oppakken. Steviger en effectiever ingrijpen: Samenwerkingsprotocol kindermishandeling •• In 2011 is het protocol meldingen kindermishandeling geïmplementeerd in Rotterdam. In 2012 en 2014 wordt het samenwerkingsprotocol geëvalueerd. •• Vanaf 2011 vindt de operationele samenwerking en afstemming rond het protocol meldingen kindermishandeling primair plaats in het Veiligheidshuis Rotterdam.
3.4. Het tijdelijk huisverbod en kindermishandeling Het tijdelijk huisverbod is een bestuursrechtelijke veiligheidsmaatregel gekoppeld aan hulpverlening. Bij een (vermoeden van een) dreiging van ernstig en onmiddellijk gevaar in de zin van huiselijk geweld of kindermishandeling kan aan de meerderjarige persoon van wie die dreiging van gevaar uitgaat een tijdelijk huis- en contactverbod worden opgelegd voor tien dagen. Dreigt na die tien dagen nog steeds gevaar dan kan de burgemeester het huisverbod verlengen tot een maximum van 28 dagen. Hoewel het huisverbod een bevoegdheid is van de burgemeester is de uitvoering van het screenen voor een huisverbod (en het besluit tot wel of niet opleggen) gemandateerd aan de politie.14 De politie heeft daardoor een poortwachtersfunctie bij de inzet van het huisverbod. Rotterdam nam bij de komst van de Wet tijdelijk huisverbod de uitvoering daarvan in politieregiobrede afstemming voortvarend ter hand. Het eerste huisverbod in Nederland werd op 1 januari 2009 opgelegd in Rotterdam. We waren vanaf dat moment koploper. In 2009 en 2010 werd ongeveer één vijfde van het landelijk aantal huisverboden in Rotterdam opgelegd.15
24
De manier waarop we de uitvoering van het huisverbod vorm geven speelt hierin een belangrijke rol. Het zogenaamde “Rotterdamse model”, waarbij de risicotaxatie door politie getrapt plaatsvindt, met inzet van hulpverlening, is door het College van Korpschefs uitgeroepen tot ‘best practice’. Het huisverbod kan zowel ‘preventief’ worden opgelegd als naast een strafrechtelijk traject. Hoewel Rotterdam in het kader van een ‘beheerste invoering’ van het huisverbod in eerste instantie koos voor inzet naast een strafrechtelijk traject, is al in 2009 geëxperimenteerd met een meer ‘preventieve’ werkwijze, de zogenaamde ‘geplande screening huisverbod’. Daarbij voeren we op basis van andere (zorg)signalen dan een actuele politiemelding, een screening huisverbod uit. Een van de aanbevelingen in de kwalitatieve procesevaluatie tijdelijk huisverbod centrumgemeente Rotterdam, is om de geplande screening verder te ontwikkelen en in te voeren.16 De Wet tijdelijk huisverbod is nadrukkelijk ook bedoeld voor kindermishandeling. Maar in de Rotterdamse praktijk wordt het huisverbod nog relatief weinig ingezet bij kindermishandeling.17 De oorzaak is duidelijk. De start van een huisverbodscreening is door de (wettelijk georganiseerde) poortwachtersfunctie van de politie in praktijk meestal een actuele politiemelding. Maar signalen en meldingen van kindermishandeling komen heel vaak niet bij de politie terecht. Om het huisverbod ook geschikt te maken om in te zetten bij kindermishandeling is daarom een aanvullende werkwijze nodig. In de komende periode ontwikkelt Rotterdam aanvullend beleid voor kindermishandeling. Dit vraagt aan de ene kant om organisatorische aanpassingen en aan de andere kant om een goede uitwerking van inhoudelijke en juridische vraagstukken. Bovendien willen we vanuit het principe ‘een gezamenopgelegd. Politieregio Rijnmond breed waren het er bijna 500 in totaal. Hoewel dit forse aantallen zijn blijkt uit de procesevaluatie Wet tijdelijk huisverbod centrumgemeente Rotterdam (Ans Oudejans, BMO 2010) dat in slechts 5% van de in potentie huisverbodwaardige incidentmeldingen huiselijk geweld bij politie een huisverbodscreening wordt gestart.
14 Bij volledig mandaat wordt zowel de screening als de bevoegdheid tot het nemen van een besluit wel/niet opleggen door de burgemeester gemandateerd aan de politie (de hulpofficier van justitie). In gemeente Rotterdam is sprake van volledig mandaat. Sommige burgemeesters in de regio hebben gekozen voor gedeeltelijk mandaat. Daarbij wordt de uiteindelijke beslissing wel/niet opleggen door de burgemeester zelf genomen na overleg met de politie.
16 Verwijzen naar titel, publicatiedatum en vindplaats procesevaluatie huisverbod Rotterdam.
15 In 2010 werden er in het gebied centrumgemeente Rotterdam 417 huisverboden
17 De beperkte inzet bij kindermishandeling is ook landelijk een punt van aandacht.
Veilig Thuis
lijke gereedschapskist’ het huisverbod en het kinderbeschermingsinstrumentarium dichter bij elkaar brengen en combineren. De GGD Rotterdam-Rijnmond maakt zich ook in de komende jaren hard voor verbeteringen in de Wet tijdelijk huisverbod. Het ministerie van Veiligheid en Justitie evalueert deze wet in 2014. Rotterdam zet zich in voor verbetering van de wet en richt zich onder andere op de maatregel bij ex-partnergeweld en belaging, de rechtspositie van slachtoffers als achterblijvers bij een huisverbod, de te korte termijn van de eerste tien dagen en verbetering en vereenvoudiging van het Risicotaxatieinstrument Huiselijk Geweld (RiHG).
Oppakken. Steviger en effectiever ingrijpen: Het tijdelijk huisverbod en kindermishandeling •• In de periode 2011-2014 wordt de aanpak tijdelijk huisverbod voortgezet. •• In 2011 wordt een uitvoeringsprocedure geplande screening huisverbod bij kindermishandeling ontwikkeld. Hiertoe is een implementatiewerkgroep opgericht. •• In 2011 vindt een expertmeeting huisverbod bij kindermishandeling plaats. De bevindingen worden meegenomen in het nieuwe aanvullende beleid. •• In 2011 start de pilot geplande screening huisverbod bij kindermishandeling in Rotterdam. Deze wordt in 2012 geëvalueerd en daarna op basis van bevindingen uitgerold in centrumgemeente Rotterdam. •• In 2014 wordt de volledige aanpak huisverbod geëvalueerd. •• In de periode 2011-2014 voert Rotterdam actief lobby bij het Rijk voor verbetering van de Wet tijdelijk huisverbod.
3.5. Het Veiligheidshuis Rotterdam Medio 2009 is het Veiligheidshuis Rotterdam opgericht. Het is een netwerkomgeving en een
informatieknooppunt. In het Veiligheidshuis werken instanties op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Het Veiligheidshuis is gericht op veelplegers, jeugdige plegers en huiselijk geweld inclusief kindermishandeling. Het doel van de samenwerking: huiselijk geweld, overlast en overige criminaliteit terugdringen, door een persoonsgerichte aanpak. Met waar nodig systeemgerichte elementen. In het najaar van 2009 startte, onder voorzitterschap van de GGD een pilot casuïstiekoverleg huisverbod Veiligheidshuis. Deze pilot kreeg in 2010 een positieve evaluatie en is omgezet in een regulier overleg.18 Deelnemers zijn het OM, politie, Reclassering, ASHG, BJZ, ArosA en de crisisdienst van CVD. Sinds begin 2010 worden ook AWARE zaken besproken. Het plan is om dit overleg te verbreden naar de hele aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, waaronder dus ook de aanpak van ouderenmishandeling en eergerelateerd geweld. Voor de inbreng van casuïstiek huiselijk geweld en kindermishandeling breed stellen we nog dit jaar selectiecriteria vast. Medio 2011 verhuisde het Veiligheidshuis naar een grotere locatie. Daar is ook een huiselijk geweldkamer ingericht waar partners vanuit verschillende organisaties en disciplines een gezamenlijke werkplek delen. Het ‘Persoons Gerichte Aanpak (PGA) informatie- en registratiesysteem’ van het Veiligheidshuis wordt aangepast aan de systeemgerichte werkwijze bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Vanaf september 2011 is het ASHG Rotterdam vertegenwoordigd in de huiselijk geweldkamer van het Veiligheidshuis. In de komende periode krijgt het werkgebied van het Veiligheidshuis steeds meer een regionaal karakter. De GGD is nauw betrokken bij deze ontwikkelingen.
18
Procesevaluatie Wet tijdelijk huisverbod Centrumgemeente Rotterdam, Ans Oudejans, BMO 2010.
Veilig Thuis
25
Oppakken. Steviger en effectiever ingrijpen: Het Veiligheidshuis Rotterdam •• In september 2011 is het ASHG vertegenwoordigd in de huiselijk geweldkamer van het Veiligheidshuis Rotterdam. •• In 2011 worden heldere selectiecriteria vastgesteld voor de bespreking van casuïstiek huiselijk geweld breed in het Veiligheidshuis. •• In 2012 is het PGA registratie en informatiesysteem van het Veiligheidshuis aangepast aan de systeemgerichte aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook is er een koppeling tussen dit systeem en de registratiesystemen van de GGD. In 2012 is het casuïstiekoverleg huisverboden in het Veiligheidshuis omgezet in een casuïstiekoverleg ‘brede aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling’. •• In 2013 wordt de positionering van de brede aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in het Veiligheidshuis geëvalueerd.
26
Veilig Thuis
4. Oplossen: werken aan een veilige toekomst Doel in 2014: 1. Er is een laagdrempelig aanbod van informatie, hulp en steun dicht bij huis. 2. Er is in het brede hulpaanbod in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling meer aandacht voor de ouderrol van slachtoffers en plegers. 3. Richt hulpverlening aan slachtoffers zich primair op herstel van zelfredzaamheid door empowerment. Het ASHG heeft een juridisch netwerk gerealiseerd voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Wat doen we om dat te bereiken? 4.1. Hulp en steun dicht bij huis Als slachtoffers, kinderen en plegers in een vroeg stadium ondersteuning krijgen bij huiselijk geweld en kindermishandeling blijft de schade beperkt. Dan kunnen we vaak met lichte en kortlopende interventies de veiligheid in huis herstellen. Wanneer het geweld langer speelt en ernstiger vormen aanneemt is de weg terug naar een geweldloze thuissituatie moeilijker. Onderzoek wijst uit dat veel slachtoffers van huiselijk geweld, ook door gebrek aan informatie, veel later dan wenselijk is hulp zoeken en vinden.19 Dat komt voor een deel door het isolement waarin zij verkeren. Wil je deze groep toch zo vroeg mogelijk bereiken dan is het belangrijk dat informatie, advies en ondersteuning heel dicht bij huis beschikbaar is. Op plaatsen waar slachtoffers toch al komen, zoals het CJG, de school, de sportclub, de 19
Opvoeden na huiselijk geweld. Verwey-Jonker in opdracht van de G4, 2011.
fysiotherapeut of de huisarts. Zo bereiken we slachtoffers toch, op een vanzelfsprekende en natuurlijke manier. En zo stoppen we geweld in een eerder stadium. Daarom benaderen we deze instellingen en professionals actief. Op die manier voeren we de meldcode steeds verder in en krijgt deze een vaste plaats in de dagelijkse praktijk. Daarnaast sluiten we aan op programma’s als IKW, SWGG en het Aanvalsplan Drugs & Alcohol op ROC’s, om aandacht te vragen voor de problematiek van huiselijk geweld en kindermishandeling en voor het belang van een laagdrempelig aanbod heel dicht bij huis. We breiden bovendien de inzet van Mentor Moeders voor Steun en Advies (MEMOSA)20 en de Vertrouwenscoaching21 van het Leeren Ontmoetingproject voor Vrouwen (LOV) uit. Mentormoeders en vertrouwenscoaches zijn getrainde vrijwilligers die slachtoffers van huiselijk geweld laagdrempelige ondersteuning bieden en hen waar nodig motiveren om hulp te aanvaarden. Zij bezoeken de cliënt wekelijks, bouwen een vertrouwensrelatie op en maken de cliënt wegwijs in het hulpaanbod en de relevante instanties. Doel van deze aanpak: zelfredzaamheid en autonomie herstellen en veilig ouderschap bevorderen. We maken in 2012 een flyer met een goed overzicht van het hulp- en interventieaanbod, zodat slachtoffers, wanneer zij zich melden, meer inzicht krijgen in de mogelijkheden. Deze flyer stellen we laagdrempelig beschikbaar aan instanties dicht bij huis. Hij is ook via internet eenvoudig te downloaden. Beschikbaarheid van laagdrempelige hulp 20 Memosa: http://www.umcn.nl/Research/Departments/medischevrouwenstudies/ Pages/Memosa.aspx 21 LOV Vertrouwenscoaching: http://www.stichtinglov.nl/projecten/vertrouwenscoaching
Veilig Thuis
27
dicht bij huis betekent dat betrokkenen zelf werken aan een veilige toekomst. Het CJG speelt daarbij in veel gevallen een belangrijke rol met een aanbod van lichte en kortlopende hulptrajecten voor enkelvoudige en lichte problematiek. Oplossen. Werken aan een veilige toekomst: hulp en steun dicht bij huis •• In 2014 is er, door de verdere en gerichte implementatie van de meldcode en door aansluiting op de programma’s IKW, SWGG en het Aanvalsplan Drugs & Alcohol op ROC’s, voldoende kennis en deskundigheid bij lokale voorzieningen voor onder meer onderwijs, zorg en welzijn. •• In de periode 2012-2014 wordt de inzet van MEMOSA en de vertrouwenscoaching van het LOV opnieuw onder de aandacht gebracht. Ook wordt het aanbod uitgerold binnen centrumgemeente Rotterdam. •• In 2012 brengt de GGD een flyer uit voor slachtoffers, met een goed overzicht van hulpaanbod en interventies bij huiselijk geweld.
4.2. Ouderschap, huiselijk geweld en kindermishandeling
problemen te erkennen en hulp te aanvaarden wanneer zij worden geconfronteerd met de schadelijke gevolgen van het geweld voor hun kinderen en hun rol daarin als ouder22. Het brede hulpverleningsaanbod in de aanpak van huiselijk geweld richt zich echter nog onvoldoende op die ouderrol. Daarom investeren wij daar de komende jaren in. In het belang van de kinderen, maar ook van hun ouders. We zetten ook vaker in op opvoedingsondersteuning en gezinscoaching. We doen dit in samenhang met het aanbod aan plegers en slachtoffers van huiselijk geweld. Dat vereist wel aantoonbare deskundigheid op de onderwerpen huiselijk geweld en kindermishandeling bij deze gezins- en opvoedondersteuners. Net zoals kennis van systeemgericht werken. De GGD faciliteert bij het bevorderen van deze kennis en deskundigheid. Er is een hulpaanbod voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld zoals de projecten “Let op de kleintjes” en “Vlinders in onweer”. We ontwikkelen daarvoor nu een betere indicering. Wanneer er meer aandacht is voor de ouderrol van plegers en slachtoffers van huiselijk geweld ontstaat er meer ruimte voor een veilige toekomst.
Huiselijk geweld vindt in veel gevallen plaats in de leeftijdsfase waarin mensen kinderen krijgen of opvoeden. Zwangerschap is voor vrouwen zelfs een risicoverhogende factor om slachtoffer te worden van huiselijk geweld. De gevolgen van huiselijk geweld voor kinderen zijn ernstig. De meeste ouders willen het beste voor hun kind. Maar soms zien ze niet goed dat ze met hun gedrag eigenlijk het tegenovergestelde bereiken. Dit geldt ook in situaties van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het is belangrijk om plegers en slachtoffers te wijzen op hun rol en verantwoordelijkheid als ouder. Plegers maar ook slachtoffers van huiselijk geweld zijn bovendien vaak eerder bereid om hun
28
Veilig Thuis
22
“Kinderen in de Keten”, Edith Geurtz en Hilde Bakker, Nederlands Jeugdinstituuut, Utrecht 2007
Oplossen. Werken aan een veilige toekomst: Ouderschap, huiselijk geweld en kindermishandeling •• In 2012 wordt een inventarisatie uitgevoerd van hulpverlening bij huiselijk geweld en kindermishandeling en aandacht voor de ouderrol van plegers en slachtoffers. Op basis van de uitkomsten wordt een handreiking gemaakt voor zorgverleners. De GGD stuurt in de periode 20122014 op meer aandacht voor de ouderrol in het hulpaanbod bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De resultaten worden in 2014 geëvalueerd. •• Vanaf 2012 worden gezinscoaches en opvoedingsondersteuning vaker ingezet bij huiselijk geweld en kindermishandeling. •• In 2012 wordt de indicering voor het hulpaanbod voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld verbeterd. •• In 2012 is er een goede verbinding gelegd tussen de aanpak van huiselijk geweld en het programma “Klaar voor een kind”.
4.3. Herstel van zelfredzaamheid door empowerment Huiselijk geweld vormt een grote aanslag op het zelfredzaam vermogen van slachtoffers. Zij verliezen zichzelf, en hun eigen kracht en mogelijkheden uit het oog. Vaak raken ze geïsoleerd van hun eigen netwerk zoals van familie en vrienden. De standaard van leven beperkt zich na verloop van tijd ongemerkt tot ‘overleven’. Daarom moet het (zorg)aanbod gericht zijn op herstel van zelfredzaamheid door empowerment. Slachtoffers moeten de handvatten krijgen om zich te herpakken en zelf weer regie te nemen over hun eigen leven. Dat geldt ook voor hun kinderen. Dat kan in sommige gevallen samen met de pleger, mits die meewerkt, hulp aanvaardt en het geweld stopt. In andere gevallen kan dit niet en moeten partijen soms alleen verder. Op weg naar een veilige toekomst. Slachtoffers en plegers van huiselijk geweld
hebben vaak naast het geweld of vanwege het geweld ook andere problemen. Zoals bijvoorbeeld schulden, werkloosheid of excessief middelengebruik. Problemen op meerdere leefgebieden ondermijnen de zelfredzaamheid. In 2011 startte in twee deelgemeenten in Rotterdam een pilot met de zelfredzaamheidmatrix (ZRM). De resultaten evalueren we eind 2011. Op basis van de bevindingen voeren we het instrument in Rotterdam verder in. Met de zelfredzaamheidmatrix toetsen we of het hulpaanbod aan de cliënt daadwerkelijk effect heeft op de zelfredzaamheid binnen een of meer leefgebieden. Daarmee is de effectiviteit van de hulpverlening toetsbaar. En kunnen we het aanbod op basis daarvan tussentijds bijstellen. Soms is het noodzakelijk om slachtoffers en hun kinderen tijdelijk op te vangen in een (anonieme) opvangvoorziening voor slachtoffers van huiselijk geweld. In de afgelopen jaren is de (crisis) opvang van stichting ArosA - de grootste opvangvoorziening voor slachtoffers - uitgebreid, en zijn meer slachtoffers opgenomen. Er is bij ArosA ook een aanbod voor opvang van mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld, eergerelateerd geweld en mensenhandel. De opvanginstelling biedt het slachtoffer hulp en begeleiding om zo snel mogelijk zelfstandig een veilig thuis te creëren. We werken samen met ketenpartners in Rotterdam, voor die slachtoffers die meer dan crisisopvang nodig hebben. Waar mogelijk spreken we de AWBZ aan. Vanaf medio 2011 heeft het ASHG Rotterdam de aanmeldfunctie voor opvang van slachtoffers van huiselijk geweld voor centrumgemeente Rotterdam. Met als doel: voor elk individueel geval alternatieven voor een ingrijpend verblijf in de opvang afwegen. De ambulante hulpverlening voorkomt opvang waar mogelijk. Bij eventuele uitbreiding van opvangmiddelen door het Rijk gaat onze voorkeur uit naar de uitbreiding van ambulante trajecten. AWARE mobiel is een voorbeeld van een succesvol ambulant traject23. Dit is een intensief op empowerment gericht hulptraject dat slachtoffers 23
Bronvermelding onderzoek Romkens naar AWARE.
Veilig Thuis
29
van belaging ondersteunt. De slachtoffers hebben een mobiel alarmkastje. AWARE mobiel werkt nauw samen met de politie, die direct optreedt als het slachtoffer een melding maakt. De aanpak is onderzocht en effectief bevonden.24
jeugdrecht, strafrecht, vreemdelingenrecht en de Wet tijdelijk huisverbod. Ook intensiveren wij de samenwerking met Slachtofferhulp Nederland waar het gaat om ondersteuning van slachtoffers/achterblijvers bij beroepsprocedures huisverbod.
Een slachtoffer kan ook om een huisverbodscreening verzoeken. De Wet tijdelijk huisverbod biedt de ruimte aan slachtoffers om de burgemeester zelf schriftelijk te verzoeken om een tijdelijk huisverbod op te leggen. Van deze mogelijkheid wordt nog zelden gebruik gemaakt. Slachtoffers zijn hierover nog niet goed geïnformeerd. Rotterdam zet daarom in op een betere voorlichting van slachtoffers van huiselijk geweld over de mogelijkheden van de Wet tijdelijk huisverbod en het bestaande AWARE-beleid.
Empowerment kan het gebrek aan zelfredzaamheid van slachtoffers herstellen. Wanneer het hulpaanbod zich primair daarop richt kunnen slachtoffers in staat gesteld worden hun toekomst zelf op een veilige manier vorm te geven.
We willen ook een goede koppeling maken tussen het tijdelijk huisverbod en AWARE mobiel. Als slachtoffers gedurende het huisverbod besluiten om de relatie te beëindigen is het in sommige gevallen van belang dat we de veiligheid van het slachtoffer ook na afloop van het huisverbod bewaken. Dit om te voorkomen dat een slachtoffer na afloop van het huisverbod alsnog moet vluchten. Dat is uiteraard niet gewenst. De GGD ontwikkelt daarom samen met politie en ArosA een nog beter sluitende aanpak huisverbod en AWARE. In het verlengde hiervan zetten wij de Rotterdamse lobby voor aanpassing van de Wet tijdelijk huisverbod voort. Op dit moment biedt die wet namelijk vrijwel geen ruimte voor de inzet van het huisverbod bij ex-partnergeweld en belaging. Daarmee kunnen we de veiligheidsmaatregel nu niet of onvoldoende inzetten voor een hele grote groep slachtoffers. Als de wet verruimd wordt krijgt het verder verbeteren van een sluitende aanpak huisverbod en AWARE een stevige extra impuls. Het ASHG creëert een netwerk van juristen om slachtoffers beter te kunnen ondersteunen bij juridische vraagstukken. Deze juristen zijn deskundig op onder meer familie- en 24
30
“Tot hier en niet verder”, Renée Romkens, IVA 2008
Veilig Thuis
Oplossen. Werken aan een veilige toekomst: Herstel van zelfredzaamheid door empowerment •• In 2014 is het hulpaanbod aan slachtoffers van huiselijk geweld primair gericht op herstel van zelfredzaamheid en empowerment. •• In 2012 wordt een informatiefolder ontwikkeld voor slachtoffers van huiselijk geweld over de mogelijkheden van een huisverbod op verzoek. •• In 2014 is er een nog sluitender aanpak tussen het tijdelijk huisverbod en AWARE ontwikkeld. •• In 2014 is er vanuit het ASHG een juridisch netwerk gerealiseerd voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling. •• In 2011 wordt vanuit het ASHG een samenwerking ontwikkeld met Slachtofferhulp Nederland rondom de ondersteuning van slachtoffers bij beroepsprocedures huisverbod. •• In 2012 wordt de nieuwe methodiek van ArosA gericht op eigen kracht en oplossend vermogen geïmplementeerd in het bredere hulpaanbod bij huiselijk geweld. •• In 2011 vinden twee pilots plaats in Rotterdam met de zelfredzaamheidmatrix. Deze worden in 2011 geëvalueerd en op basis van bevindingen daarna uitgerold in Rotterdam.
5. Programmaorganisatie 5.1. Programmaorganisatie De wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin (OJG) stuurt namens het College van Burgemeester & Wethouders (B&W) op de uitvoering van dit programma. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de burgemeesters binnen het gebied centrumgemeente Rotterdam primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Het huisverbod is immers een exclusief aan de burgemeester toegekende bevoegdheid. De gemeente Rotterdam heeft - mede vanuit haar rol als centrumgemeente - de GGD de bestuurlijke opdracht gegeven de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling beleidsmatig en organisatorisch uit te voeren. De regie op de aanpak van huiselijk geweld ligt dus bij de GGD. Jaarlijks wordt aan het college gerapporteerd over de voortgang van het uitvoeringsprogramma en de noodzaak voor eventuele bijsturing. Ook wordt de voortgang tussentijds besproken in reguliere overleggen, zoals in de Stuurgroep Veilig. Belangrijke ketenpartners bij de uitvoering van dit programma zijn in elk geval politie, OM, Reclassering, BJZ/AMK, ArosA, CIT CVD, de Waag, het Dok, AMW en alle (overige) zorg- en welzijnsorganisaties die een rol spelen in de aanpak. Zonder deze partners zou er geen aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen bestaan in (centrum) gemeente Rotterdam. Eind 2011 zal een ketenbreed samenwerkingsconvenant worden ondertekend, waardoor de samenwerking nog verder verankert.
5.2. Verhouding Centrumgemeente Rotterdam en de schilgemeenten De Rijksoverheid heeft de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling gedecentraliseerd via de gemeenten en de centrumgemeenten en voor de vrouwenopvang in het bijzonder. Het gebied centrumgemeente Rotterdam beslaat formeel zes, maar feitelijk zeven verschillende gemeenten. 25 Gemeenten binnen het gebied centrumgemeente Rotterdam: 1. Albrandswaard 2. Barendrecht 3. Capelle aan den IJssel 4. Krimpen aan den IJssel 5. Lansingerland26 6. Ridderkerk 7. Rotterdam Als centrumgemeente ontvangt Rotterdam middelen van het Rijk voor de aanpak van huiselijk geweld. Die middelen moeten ingezet worden voor een dekkend (centraal georganiseerd) aanbod voor de aanpak huiselijk geweld in het centrumgemeentelijk gebied. Onderdelen waar in ieder geval in moet worden voorzien zijn de Vrouwenopvang, het ASHG en de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod. De middelen vanuit het Rijk zijn hiervoor niet dekkend. Gemeenten binnen de centrumgemeentelijke gebiedsindeling worden geacht bij te dragen in de (gezamenlijke) kosten voor een sluitende aanpak. Daarvan is nog onvoldoende sprake binnen centrumgemeente 25
Gemeente Lansingerland valt wel binnen de politie/GGD regio RotterdamRijnmond, maar valt formeel buiten de centrumgemeente Rotterdam. In de aanpak wordt Lansingerland op basis van afspraken echter feitelijk gezien als onderdeel van centrumgemeente Rotterdam. Formeel maakt Lansingerland (nu nog) onderdeel uit van centrumgemeente Delft.
26
Zie noot 25
Veilig Thuis
31
Rotterdam. De centrumgemeente voert de regie op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en is onder meer verantwoordelijk voor het organiseren van een gebiedsbrede, 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbare front office. Alle gemeenten in het centrumgemeentelijk gebied hebben ook een eigen verantwoordelijkheid in de aanpak. Ze zijn in elk geval zelf verantwoordelijk voor het organiseren van de lokale backoffice. De centrumgemeente is daarbij wel adviserend en ondersteunend. Voor de aanpak van kindermishandeling was RAAK (Regionale Aanpak Kindermishandeling) in 2008 één van de actiepunten uit het landelijke actieplan ‘Kinderen veilig thuis’ van het voormalig programmaministerie Jeugd en Gezin. Ook voor de uitvoering van de RAAK-aanpak heeft Rotterdam als centrumgemeente gefungeerd. De RAAK-aanpak eindigde in december 2010 waarna door de betrokken wethouders van de stadsregio is besloten om de resterende middelen in 2011 in te zetten vanuit de drie centrumgemeenten (Rotterdam, Vlaardingen en Spijkenisse). Voor Rotterdam en bijbehorende schilgemeenten worden deze middelen vooral ingezet voor het trainen van aandachtsfunctionarissen kindermishandeling bij instellingen van zorg, welzijn en onderwijs en het opstarten van multidisciplinaire netwerken van deze aandachtsfuntionarissen. De RAAKaanpak wordt onderdeel van de agenda van het Portefeuillehoudersoverleg Jeugd. Daarnaast wordt RAAK door iedere gemeente van de stadsregio meegenomen bij de uitwerking van de regionale beleidsagenda Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. In 2011 wordt vanuit het Ministerie van VWS een nieuw actieplan aanpak kindermishandeling 2012-2016 verwacht.
32
Veilig Thuis
5.3. Bestuurlijke en beleidsmatige afstemming en coördinatie aanpak huiselijk geweld Er is zowel op bestuurlijk als op ambtelijk niveau afstemming tussen centrumgemeente Rotterdam en de schilgemeenten. De Rotterdamse wethouder OJG heeft structureel overleg met zijn collegabestuurders, waarin zij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling bespreken. Op ambtelijk niveau vindt in de komende periode minimaal driemaal per jaar een voortgangsoverleg huiselijk geweld en kindermishandeling plaats tussen de verantwoordelijke ambtenaren van de verschillende gemeenten binnen het gebied centrumgemeente Rotterdam. Centrumgemeentelijk overstijgende vraagstukken en onderwerpen rondom huiselijk geweld en kindermishandeling worden bovendien besproken in het Regionaal College en andere regionale gremia. Het Veiligheidshuis Rotterdam is hierin, gezien de regionale ontwikkelingen, een nieuwe schakel.
5.4. Sturing op programma en afstemming met overige programma’s De GGD stuurt dit programma primair aan. De Regiegroep huiselijk geweld en kindermishandeling geeft een deel van die sturing vorm, samen met belangrijke partners in de aanpak. Om de verschillende gemeentelijke programma’s die raakvlakken hebben met huiselijk geweld en kindermishandeling beter te verbinden en af te stemmen, is er in de komende periode ook eens per twee maanden een ambtelijk gemeentelijk dienstenoverleg. Verder zijn er strategische overlegstructuren rondom het Veiligheidshuis waaraan de GGD actief deelneemt en waarin ook (voortgangs) aspecten van de aanpak zoals opgenomen in dit programma worden besproken.
5.5. Belangrijkste organisatieonderdelen De belangrijkste organisatieonderdelen in de brede uitvoering van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling zijn: •• ASHG Rotterdam (centrumgemeentelijk); •• Het tijdelijk huisverbod als onderdeel van het ASHG (centrumgemeentelijk); •• Het LTHG/LZN (gemeente Rotterdam); •• Het Veiligheidshuis (centrumgemeentelijk/ regionaal). Het ASHG Rotterdam Het ASHG Rotterdam is de front office voor huiselijk geweld in het centrumgemeentelijk gebied. Hier komen signalen en meldingen binnen van met name de politie, maar ook van overige professionals, omstanders, slachtoffers en plegers van huiselijk geweld. Het ASHG is ook het expertisecentrum voor huiselijk geweld en kindermishandeling in brede zin, waaronder dus ook ouderenmishandeling, seksueel geweld, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, gedwongen achterlating en VGV. Het ASHG is de verbindende schakel naar de backoffice in de deelgemeenten en schilgemeenten. Het tijdelijk huisverbod De GGD Rotterdam-Rijnmond coördineert en heeft de beleidsregie en de ketenregie op het huisverbod. Het ASHG Rotterdam is verantwoordelijk voor de uitvoering van de zorgcoördinatie rondom tijdelijke huisverboden. Bij het ASHG werken op het huisverbod ingevoerde, specialistische casemanagers huisverbod. Zij werken nauw samen met alle betrokken professionals en de betrokken cliënten in een specifieke casus. En ook met de juristen en casuïstiek beleidsadviseurs huisverbod van de verschillende schilgemeenten die hun eigen burgemeester moeten ondersteunen en adviseren. De casemanagers zijn bijvoorbeeld ook verantwoordelijk voor het opstellen van een deskundig zorgadvies over al dan niet verlengen/intrekken van een huisverbod (door de burgemeester). Dat advies wordt op basis van zorg- en hulpverleningsinzichten opgesteld. De ondersteuners van de burgemeesters formuleren het definitieve advies,
waarbij het zorgadvies getoetst wordt aan de juridische kaders. De casemanagers dragen het dossier na afloop van het huisverbod over aan de lokale zorgcoördinatie structuur binnen de betreffende gemeente. LTHG/LZN Rotterdam Elke gemeente in het gebied centrumgemeente Rotterdam moet zelf zorgdragen voor een backoffice in de lokale zorgstructuur. In de gemeente Rotterdam is er een LTHG in elke deelgemeente. Daarnaast is er in Rotterdam, deels op wijkniveau, een LZN-structuur. De coördinatoren LTHG/LZN zijn onderdeel van de GGD. De deelgemeenten zijn mede verantwoordelijk voor het beschikbaar hebben van passende zorg bij huiselijk geweld en kindermishandeling. De deelgemeenten stemmen met de ketenpartners op lokaal niveau af, onder andere in de stuurgroepen. Het LTHG/LZN doet de zorgcoördinatie. De coördinatoren LTHG/LZN voeren de procesregie, en zetten de casusregie uit bij de meest relevante partner in de backoffice. In de casuïstiekoverleggen LTHG/LZN zijn de belangrijkste lokale en centraal georganiseerde ketenpartners van de zorg en veiligheid vertegenwoordigd. Er is nauwe samenwerking met het CJG wanneer het gaat om gezinnen met kinderen. Casuïstiek LTHG/LZN wordt als dat nodig is ingebracht in het Veiligheidshuis Rotterdam. In 2012 gaan de LTHG’s en de LZN’en samen in één lokaal zorgnetwerk per deelgemeente. Binnen de OGOR opdracht Jeugd wordt gewerkt aan een vereenvoudiging van de zorgcoördinatie. Deze samenvoeging vereenvoudigt de lokale zorgcoördinatie en maakt die efficiënter. Veiligheidshuis Rotterdam Medio 2009 is het Veiligheidshuis Rotterdam opgericht. Het is een netwerkomgeving en een informatieknooppunt. In het Veiligheidshuis werken instanties op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening.
Veilig Thuis
33
Het Veiligheidshuis is gericht op veelplegers, jeugdige plegers en huiselijk geweld inclusief kindermishandeling. Het doel van de samenwerking: huiselijk geweld, overlast en overige criminaliteit terugdringen, door een persoonsgerichte aanpak. Met waar nodig systeemgerichte elementen. Op basis van de opgedane ervaringen is duidelijk dat alle partners enthousiast zijn over de meerwaarde van deze organisatiestructuur en werkwijze. Vanaf september 2011 is het ASHG Rotterdam vertegenwoordigd in de huiselijk geweldkamer van het Veiligheidshuis. De GGD zit bovendien het casuïstiek overleg huisverboden/huiselijk geweld voor en is de procesregisseur huiselijk geweld en kindermishandeling in het Veiligheidshuis. Zie ook paragraaf 3.5.
5.6. Decentralisatie jeugdzorg De Rijksoverheid heeft besloten tot decentralisatie van de jeugdzorg. Dit sluit goed aan bij de wens van Rotterdam om tot een vereenvoudiging van het bestaande stelsel te komen en gemeenten een steviger rol te geven. Met de voorgenomen decentralisatie worden gemeenten, zowel financieel als uitvoeringstechnisch, geheel verantwoordelijk voor de uitvoering van alle jeugdzorg. Die valt nu nog versplinterd onder het Rijk, de provincies, de gemeenten, de zorgverzekeraars en de zorgkantoren. Rotterdam wil in de aanloop naar deze stelselwijziging een voortrekkerspositie innemen en al in 2012 als proeftuin fungeren (zie hierover het programma Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst). Wij zijn ervan overtuigd dat de decentralisatie van de jeugdzorg een positief effect zal hebben op de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
5.7. Samenwerking in G4-verband Rotterdam vormt samen met de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Utrecht de G4 (de
34
Veilig Thuis
vier grote steden). Rondom de aanpak van huiselijk geweld is in de afgelopen jaren een goede samenwerking ontstaan in dit verband. Zo is bijvoorbeeld een modelaanpak huiselijk geweld ontwikkeld. En is er gezamenlijk gelobbyd voor meer en betere wetgeving voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook zijn er in G4-verband verschillende onderzoeken uitgevoerd, waaronder een onderzoek naar ouderschap en opvoeden na geweld. Dat leverde bruikkbare informatie op voor de aanpak. Er loopt tot 2014 een vierjarig effectonderzoek aanpak huiselijk geweld in opdracht van de G4. In de komende vier jaar zetten de G4 de samenwerking voort. Voor een nog betere aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
5.8. Communicatie De inzet van communicatie in de periode 2011-2014 is aan de ene kant gericht op het verankeren van dat wat bereikt is in de afgelopen periode. Hierbij verdienen vooral de naamsbekendheid en de vindbaarheid van het ASHG aandacht. In het verlengde hiervan – en bij verdere invoering van de meldcode - zal ook de nodige communicatie over de meldcode en SISA gewenst blijven. Voor een deel kunnen we daarbij aansluiten op landelijke campagnes. Aan de andere kant richt de communicatie zich vooral op de nieuwe accenten in het uitvoeringsprogramma. Er treedt een verschuiving op van brede (grootschalige) publieksgerichte uitingen naar meer op specifieke doelgroepen en professionals gerichte communicatiemiddelen. Bij de communicatie maken we onder andere gebruik van de volgende communicatiemiddelen: Website: www.ggd.rotterdam.nl Informatie over de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in brede zin is inmiddels zeer toegankelijk opgenomen op de website van de GGD Rotterdam-Rijnmond.
Met aandacht voor de bijzondere problematiek binnen die brede aanpak. Op de website houden we een duidelijke scheiding aan tussen informatie voor burgers aan de ene kant en voor professionals aan de andere kant. Ook zijn de voor professionals ontwikkelde instrumenten bij huiselijk geweld en kindermishandeling hier terug te vinden. Nieuwsbrief Huiselijk Geweld en Kindermishandeling De bestaande nieuwsbrief Huiselijk Geweld gaat over in een nieuwsbrief Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Doel van de nieuwsbrief: op de website geplaatst nieuws extra onder de aandacht brengen van professionals. Gemeentelijke media Rotterdam De gemeentelijke media zoals de Cityportal, Sjaan, websites van deelgemeenten, deelgemeentelijke pagina’s in huis-aan-huis bladen, deelgemeentegidsen, RTM, Stadskrant, TV Aanpakken en TV Veilig zullen worden benut om, al dan niet gebiedsgericht, informatie te verspreiden. Social Media De inzet van social media neemt de komende jaren een steeds prominentere plaats in. We volgen de ontwikkelingen op dit terrein en daar waar zinvol gebruiken we de social media ook in de media-mix. Met name om jongeren te bereiken kan dit een interessante en effectieve keuze zijn. Digitaal ‘drukwerk’ Bij de productie van schriftelijke middelen kiezen we zo veel mogelijk voor uitsluitend digitale varianten die we via de website aanbieden. De productiekosten en distributiekosten zijn dan aanzienlijk lager en de beschikbaarheid en toegankelijkheid nemen toe. Immers, iedereen kan downloaden vanaf de website. Er zullen echter altijd situaties blijven waar we -om gegronde redenen- toch, als aanvulling op de digitale versie kiezen voor een papieren versie. Daarbij zullen we meestal kiezen voor een beperkte oplage.
Veilig Thuis
35
6. Programmafinanciën 6.1. Financiering aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling De gemeentelijke aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling wordt deels gefinancierd door het Rijk met middelen van het programma ‘Beschermd en weerbaar’ van het ministerie van VWS en middelen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze middelen worden overwegend uitgekeerd aan de centrumgemeenten voor de vrouwenopvang, voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in het centrumgemeentelijk gebied. Een kleiner deel wordt uitgekeerd aan de individuele gemeenten. De verdeling van deze rijksmiddelen vindt plaats op basis van een verdeelsleutel naar inwoneraantal. Voor centrumgemeente Rotterdam betekent dit 5.75% van het totaal. De toegekende middelen zijn zeker niet kostendekkend. Gemeenten worden geacht ook zelf een financiële bijdrage te leveren. Zo verwacht het Rijk dat gemeenten het bedrag toegekend voor de ASHG-functie zelf aanvullen met een evenredig bedrag. De gemeente Rotterdam financierde de afgelopen jaren zelf het ongedekte deel van de kosten voor de gehele centrumgemeentelijke aanpak, zonder een bijdrage van de schilgemeenten in dat gebied. Met het oog op de huidige financiële situatie is voor de komende periode een andere oplossing vereist. De middelen voor de RAAK-aanpak vervallen per 1 januari 2012. Iedere gemeente is dan zelf, zonder compensatie, verantwoordelijk voor een verdere uitrol en implementatie van de RAAK-aanpak. Rotterdam heeft zowel met het programma ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst’ als met dit programma ‘Veilig Thuis’
36
Veilig Thuis
gezorgd voor borging van de RAAK-aanpak voor de gemeente Rotterdam.
6.2. Kosten tijdelijk huisverbod
De middelen die het Rijk uitkeert aan centrumgemeenten voor de uitvoering van de Wet tijdelijk huisverbod zijn te beperkt. Het Rijk baseert het budget op een schatting van kosten voor 2000 huisverboden landelijk op jaarbasis. Niet alleen zijn die aantallen landelijk al overschreden, voor centrumgemeente Rotterdam geldt dat bijna één vijfde van die landelijke huisverboden in centrumgemeente Rotterdam worden opgelegd. Omdat het totale rijksbudget is vastgesteld op 2000 huisverboden landelijk en Rotterdam slechts 5.75% daarvan ontvangt, is er dus eigenlijk slechts geld voor ongeveer 115 huisverboden op jaarbasis. In 2010 werden er in totaal echter 417 huisverboden opgelegd in centrumgemeente Rotterdam. Dit aantal klopt met de inschatting van Rotterdam tijdens de invoeringsfase van de wet. Maar de kosten wijken wel ernstig af van de toegekende middelen. We hebben vanaf 2008 actief gelobbyd voor meer middelen huisverbod vanuit het Rijk. En voor een andere, betere verdeelsleutel. Ondanks deze inspanningen is er aan de financiering van het huisverbod niets veranderd. Dit betekent dat Rotterdam een aanzienlijk bedrag bijlegt om de succesvolle en noodzakelijke centrumgemeentelijke uitvoering van het huisverbod mogelijk te maken. Tot nu toe dragen de overige schilgemeenten hieraan niet bij.
6.3. Passend zorgaanbod in de backoffice
Als centrumgemeente voor de vrouwenopvang organiseert Rotterdam voor de gemeenten in
dit gebied onder andere een goede front office. De backoffice, en het passende zorgaanbod dat daar lokaal geboden moet worden is de verantwoordelijkheid van elke gemeente zelf. Elke gemeente heeft daar een eigen organisatiestructuur voor die past bij de lokale situatie. De financiering van het zorgaanbod in de backoffice is een taak van elke gemeente zelf.
Geweld al een paar eerste afspraken gemaakt. Die afspraken zullen we verder uitwerken en uitvoeren. Dan gaat het onder meer om de kosten voor de politieaccounts in het systeem huisverbod online van Khonraad en de kosten voor AWARE. We moeten gezamenlijk de schouders zetten onder het stoppen en voorkomen van huiselijk geweld. Nog meer dan voorheen.
Deelgemeenten Rotterdam Binnen de gemeente Rotterdam is de backoffice gebiedsgericht georganiseerd op deelgemeentelijk niveau. Elke deelgemeente is verantwoordelijk voor (de financiering van) een passend zorgaanbod bij huiselijk geweld en kindermishandeling.
Op deze manier is het mogelijk om, ondanks de beperkingen van het budget, een kwalitatief hoogwaardige en sluitende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te realiseren binnen centrumgemeente Rotterdam.
6.4. Gevolgen financiële situatie voor aanpak 2011-2014
Rotterdam zet de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling ondanks de beperkingen in het budget voort. We richten ons de komende vier jaar meer op het voortzetten, verankeren en het verder ontwikkelen van bestaande onderdelen in de aanpak. Waarbij we inzetten op efficiënter werken en het effectiever en creatiever inzetten van hulp en interventies. Daarbij hebben we veel extra aandacht voor kinderen, die bij geweld in huis altijd het slachtoffer zijn. Door efficiënter te werken kunnen we de beschikbare middelen beter en effectiever inzetten. Dat vergt aanpassingen in de organisatiestructuur van de aanpak, zoals het samenvoegen van het LTHG en het LZN. Dat levert aan de ene kant een kostenbesparing op. En aan de andere kant een positieve impuls voor een vereenvoudiging en verhoogde effectiviteit van de zorgcoördinatie.
6.5. Afsluitende opmerkingen
Wij zijn van mening dat dit uitvoeringsprogramma, in tijden van bezuinigingen, een ambitieus karakter heeft. En de juiste ingrediënten bevat om de ingeslagen weg te vervolgen, onze aanpak te bestendigen en te verbeteren waar nodig, in het belang van onze burgers. De aanpak van huiselijk geweld is een gezamenlijke taak en verantwoordelijkheid. Zonder de bevlogen inzet en betrokkenheid van onze ketenpartners en hun medewerkers, zou dit uitvoeringsprogramma niet uitvoerbaar zijn. Wij danken hen op voorhand hartelijk voor de bijzondere en aangename samenwerking die in de komende vier jaar zal worden voortgezet en geïntensiveerd. Zodat nog meer kinderen en volwassenen een veilig thuis hebben in centrumgemeente Rotterdam.
Ook zullen we de komende periode samen met de schilgemeenten bekijken hoe de niet door rijksmiddelen gedekte kosten meer gezamenlijk kunnen worden gedragen. Hierover zijn in 2010, in het kader van de Nota Regionale Aanpak Huiselijk Geweld en Eergerelateerd
Veilig Thuis
37
Bijlage 1 Lijst met afkortingen AMK ASHG AWARE BJZ CIT BJZ CIT CVD CJG CVD GGD IKW KIZ LOV LTHG LZN MEMOSA OGOR OJG OM PGA RAAK RiHG ROC RvdK SISA STO SWGG TOM VGV VWS Wmo Wth ZRM
38
Veilig Thuis
Advies en Meldpunt Kindermishandeling Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Abused Women’s Active Response Emergency Bureau Jeugdzorg Crisis Interventie Team Centrum van Bureau Jeugdzorg Crisis Interventie Team Centrum voor Dienstverlening Centrum voor Jeugd en Gezin Centrum voor Dienstverlening Gemeentelijke Gezondheidsdienst Programma ‘Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst’ Kleinschalige Incidenten en Zedenzaken Leer- en Ontmoetingproject voor Vrouwen Lokaal Team Huiselijk Geweld Lokaal Zorgnetwerk Mentor Moeders voor Steun en Advies Organisatie Gemeentelijke Overheid Rotterdam Onderwijs, Jeugd en Gezin Openbaar Ministerie Persoonsgerichte Aanpak Regionale Aanpak Kindermishandeling Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld Regionaal Opleiding Centrum Raad voor de Kinderbescherming Stadsregionaal Instrument Sluitende Aanpak Stedelijk Team Ouderenmishandeling Programma ‘Samen Werken aan een Goede Gezondheid’ Taakstrafzitting Openbaar Ministerie Vrouwelijke Genitale Verminking Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet maatschappelijke ondersteuning Wet tijdelijk huisverbod Zelfredzaamheidmatrix
Bijlage 2 Definities Definitie huiselijk geweld Onder huiselijk geweld wordt verstaan elke vorm van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Met “huiselijke kring” worden (ex-)partners, familieleden en huisvrienden bedoeld. Het woord ‘huiselijk’ verwijst niet naar de plaats van het delict (het kan zowel binnenshuis als buitenshuis plaatsvinden) maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Bij huiselijk geweld kan het gaan om lichamelijk, psychisch of seksueel geweld. Het kan de vorm aannemen van (ex)partnergeweld, kindermishandeling, verwaarlozing van ouderen of geweld tegen ouders.
Definitie kindermishandeling Onder kindermishandeling wordt verstaan elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard. Die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel. Het gaat hierbij om de volgende vormen: 1. Seksuele mishandeling 2. Fysieke mishandeling 3. Emotionele/psychische mishandeling 4. Fysieke verwaarlozing 5. Emotionele/psychische verwaarlozing 6. Getuige zijn van partnergeweld.
Definitie eergerelateerd geweld Onder eergerelateerd geweld wordt verstaan iedere vorm van geestelijk of lichamelijk geweld dat wordt gepleegd als reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man, een vrouw of de familie, waarbij het motief van het geweld is gelegen in de schending van deze eer. Het geweld kan zich o.a. uiten in (dreiging met) moord, verminking, verstoting uit de familie of gemeenschap en tot gedwongen uithuwelijking of achterlating in het land van herkomst van de familie.
Definitie huwelijksdwang Onder huwelijksdwang wordt verstaan het door de ouder(s) of door familieleden uithuwelijken van een persoon, terwijl hij/zij dit huwelijk niet wenst.
Definitie Ouderenmishandeling Onder ouderenmishandeling wordt verstaan ieder handelen of nalaten van handelen ten opzichte van een oudere persoon, door een andere persoon die in een persoonlijke relatie met die oudere staat, waarbij sprake is van (gedeeltelijke) afhankelijkheid, waardoor de oudere herhaaldelijk lichamelijke, psychische en/of materiële schade lijdt. Veilig Thuis
39
Bijlage 3 Programmamonitor Veilig Thuis Eerste ontwerp programmamonitor Veilig Thuis Doel Veilig Thuis, aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling: In 2014 hebben meer kinderen en volwassenen een veilig thuis waar zij geweldloos samenleven, opgroeien en zich ontwikkelen
40
Actielijn
Doel
Deelresultaat
Indicator (proces/outcome)
1. Opsporen: eerder en beter signaleren
HG/KM in een vroeg stadium zichtbaar maken en betere aansluiting op een passend aanbod.
Stimuleren meldingsbereidheid en gebruik meldcode.
2011: Nulmeting naar het gebruik meldcode en meldingsbereidheid. 2011: Lanceren regionale Meldcode HG/KM. 2012: Betere en expliciete verbinding tussen SISA en Meldcode. 2013: 50% van instellingen in de intramurale ouderenzorg is aangesloten op de meldcode (regio centrumgemeente R’dam). 2013: Een toename van 25% van aangesloten organisaties (regio centrumgemeente R’dam). 2014: Het gebruik en het toepassen van de meldcode, en meldingsbereidheid onder professionals is t.o.v. 2011 toegenomen.
Professionalisering en deskundigheidsbevordering.
2011: Oplevering toolkit meldcode HG/KM. 2011: Oplevering risicotaxatie-instrument HG/KM. 2012: Implementatie toolkit en risicotaxatieinstrument in meldcode organisaties. 2014: Dekkend netwerk van aandachtsfunctionarissen HG/KM in de sectoren zorg, welzijn en onderwijs.
Meldrecht, medisch beroepsgeheim en tuchtrecht.
2012: Onderzoek naar de mogelijkheden om drempels in het melden bij medische beroepsgroepen te verminderen (m.n. 1e lijns gezondheidszorg die onder het medisch tuchtrecht valt). 2012: Onderzoek of en op welke wijze het medisch tuchtrecht kan worden ingezet om de meldingsbereidheid te stimuleren. 2014: Evaluatie in hoeverre de inspanningen m.b.t. de meldingsbereidheid binnen de medische beroepsgroep tot positieve resultaten hebben geleid.
Veilig Thuis
Actielijn
2. Oppakken: steviger en effectiever ingrijpen
Doel
HG/KM in een vroeg stadium stevig een halt toe roepen.
Deelresultaat
Indicator (proces/outcome)
Van melding via triage en weging naar een passend (zorg)aanbod.
2011: Opleveren triage instrument en start pilot ASHG. 2011: Nulmeting naar passend aanbod vanuit ASHG. 2012: Onderzoek of triage ook passend is binnen het LTHG. 2014: Voor 80% van alle meldingen wordt een passend zorgaanbod aangeboden.
Integreren en verbinden, een aanpak voor huiselijk geweld en kindermishandeling.
2012: Integratie van de bijzondere aanpakken eergerelateerd geweld, ouderenmishandeling, huwelijksdwang (en aanpalende onderwerpen als gedwongen achterlating en VGV) binnen de brede aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. 2012: Komen tot een verbeterplan in de samenwerking ASHG, CJG, LTHG/LZN en BJZ en AMK. 2012: Invoering landelijk verplichte wet meldcode en daaraan gekoppelde samenwerking ASHG en AMK. 2012: Samenvoegen LTHG en LZN tot een netwerk per deelgemeente.
Een gezamenlijke gereedschapskist.
2012: Opleveren complete inventarisatie van (juridische) interventies en maatregelen bij HG/KM. 2012: Lancering Intentieverklaring ‘een gezamenlijke gereedschapskist bij HG/ KM.’ 2014: Effectonderzoek naar de uitwerking van deze intentieverklaring.
Strafrechtelijke aanpak Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.
2011: Start jaarlijkse evaluatie strafrechtelijke aanpak HG/KM, waar nodig vindt bijstelling plaats. 2011: Operationele organisatie strafrechtelijke aanpak primair in het veiligheidshuis. 2012: Uitvoeren quick-scan bij politie en OM naar de (mogelijkheden van de) inzet strafrecht bij financiële uitbuiting. Op basis hiervan mogelijk komen tot afspraken voor een stevige en effectieve aanpak van financiële uitbuiting (ouderenmishandeling).
Protocol voor meldingen kindermishandeling BJZ/ AMK bij politie en OM.
2011: Implementatie protocol meldingen KM. 2012-2014: Evaluatie protocol.
Tijdelijk Huisverbod bij kindermishandeling.
2011-2014: Voortgang inzet THV. 2011: Ontwikkelen screening THV bij KM en oprichting implementatiegroep. 2011: Expertmeeting THV bij KM. 2011: Start pilot geplande screening bij THV en KM. 2011-2014: Actieve lobby richting Rijk inzake verbeteringen wet THV. 2012: Evaluatie pilot. 2014: Volledige evaluatie inzet THV.
Veilig Thuis
41
Actielijn
3. Oplossen: werken aan een veilige toekomst
42
Veilig Thuis
Doel
Versterken van eigen kracht en verantwoordelijkheid om HG/ KM duurzaam te stoppen.
Deelresultaat
Indicator (proces/outcome)
Veiligheidshuis Rotterdam (VHR).
2011: Vertegenwoordiging in ASHG in VHR. 2011: Opleveren selectiecriteria casuïstiek in het VHR. 2012: Registratie PGA en VHR aangepast aan systeemgerichte aanpak, tevens koppeling aan registratie GGD Rotterdam-Rijnmond. 2012: Casuïstiek overleg in VHR omgezet tot breder casuïstiekoverleg brede aanpak HG/KM. 2013: Evaluatie brede aanpak in VHR.
Hulp en steun dicht bij huis.
2012-2014: Uitrol inzet MEMOSA en LOV in regio centrumgemeente R’dam. 2012: Opleveren fysiek materiaal voor slachtoffers en kinderen. 2014: Voldoende kennis aanwezig bij lokale voorzieningen voor o.m. zorg, onderwijs en welzijn.
Ouderschap, huiselijk geweld en kindermishandeling.
2012: Inventarisatie naar hulpinterventies bij HG/KM en aandacht voor ouderrol. 2012: Opleveren handreiking HG/KM en ouderrol aan zorg- en hulpverleners. 2012-2014: Aansturen op meer aandacht voor de ouderrol in het hulpaanbod. 2012: Intensivering inzet gezinscoaching en opvoedondersteuning bij HG/KM. 2012: Verbetering indicering inzet hulpaanbod voor KM bij getuige van HG. 2012: Verbinding actieprogramma HG/KM en Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst. 2014: Evaluatie inzet op deze actielijn.
Herstel zelfredzaamheid.
2012: Oplevering folder voor slachtoffers over de mogelijkheden inzet THV (geplande screening). 2014: Hulpaanbod primair gericht op zelfredzaamheid en empowerment. 2014: Sluitende aanpak THV en AWARE 2014: Realisatie juridisch netwerk voor slachtoffers.
Bijlage 4 Overzicht uitkomsten recente onderzoeken Onderzoek / Evaluatie
Aanbevelingen
Uitwerking in programma
Effectonderzoek Meldcode
•• ••
Investeren in borging en continuïteit. Investeren in implementatie kennis binnen initiële opleidingen en interne opleidingstrajecten. Organisaties inrichten met triage- en risicotaxatie-instrumenten. Monitoring en registratie.
•• ••
Meer aandacht voor inzet van een geplande screening. Meer aandacht voor mogelijkheid huisverbod op aanvraag van slachtoffer/betrokkene. Opstellen van nadere richtlijnen en criteria v.w.b. verlenging huisverbod. Meer aandacht voor verhouding hulpverlening versus veiligheid bij advisering rond verlenging of intrekking. Betere samenwerking en afstemming met LTHG’s en inzet lokale hulpverlening.
••
Regie op samenwerken in ketenverband behouden. Materiedeskundigheid EG/HD behouden Aandacht voor specifieke doelgroepen: LVG.
••
•• ••
Procesevaluatie tijdelijk huisverbod
•• •• •• •• ••
Eergerelateerd geweld / Huwelijksdwang
•• •• ••
•• •• ••
•• •• •• ••
••
Inrichten aandachtsfunctionarissen. Sturen op kwaliteit en aanbod trainingen/ inzet triage. Toezien op implementatie en toepassing meldcode Inrichten registratie en monitoring. Werken aan samenwerkingsafspraken voor hoogwaardige toeleiding, afstemming en terugkoppeling. Werkprocessen HKZ certificeren en aan criteria verbinden. Aanvullend beleid ontwikkelen (organisatorisch en inhoudelijk) rondom geplande screeningen huisverbod. Ontwikkelen van beleid huisverbod op aanvraag van slachtoffer/betrokkene. Nadere criteria opstellen voor verlenging/ intrekking huisverbod. Doorontwikkeling keten: meer afstemming LTHG en backoffice in schilgemeenten met ASHG (team huisverbod). EG/HD integreren in bredere aanpak HG/KM. Materiedeskundigheid behouden.
Veilig Thuis
43
Onderzoek / Evaluatie
Aanbevelingen
Uitwerking in programma
Opvoeden na partnergeweld
••
Interventies gericht op emancipatie, maatschappelijke participatie, toeleiding naar werk en scholing voor vrouwen levert een belangrijke bijdrage aan het zich weerbaarder kunnen opstellen t.o.v. dominantie van de man en het versterken van de eigen autonomie. Interventies gericht op mannenemancipatie. Aandacht voor opvoedingsondersteuning. Investering in preventieprogramma’s gericht op de voorbereiding van gezinsvorming en opvoedondersteuning voor jonge gezinnen. En programma’s gericht op relatievorming voor jongeren en kinderen. Meer inzet vanuit informele en laagdrempelige ondersteuning zoals door vrijwilligers en lotgenoten.
••
Landelijke interactieve website voor mannelijke slachtoffers met aandacht voor vraag en aanbod van hulp aan mannen. Doorbreken van het taboe rondom mannelijk slachtofferschap. Formulering en vaststelling van eenduidige opvangcriteria en contra-indicaties. Invoeren van een vaste aanmeldingsroute via Steunpunten Huiselijk Geweld waardoor mannelijke hulpvragers sneller naar passende hulp worden toegeleid en niet uit beeld verdwijnen. Daarnaast is er dan ook aandacht voor achterblijvende kinderen.
••
•• •• ••
••
Pionieren in de mannenopvang
•• •• •• ••
44
Veilig Thuis
••
•• ••
•• ••
Stimuleren van initiatieven op het terrein van emancipatie door (lokale) maatschappelijke organisaties. Stimuleren van initiatieven door (in) formele organisaties op het terrein van empowerment, ondersteuning, lotgenotengroepen. Professionaliseren van pedagogen en gezinscoaches op het terrein van huiselijk geweld en kindermishandeling. Nadruk op programma ter voorkomen van intergenerationele overdracht door het nu te stoppen en de juiste zorg te verlenen.
Gesprekken met VWS en opvangorganisaties om een landelijke website in te richten. Aanmeldingen bij de mannenopvang verlopen via het ASHG. Het ASHG zal specifiek aandacht besteden aan passende hulp aan de mannen. Tevens is aandacht voor achterblijvende kinderen.
Colofon Tekst GGD Rotterdam-Rijnmond Vormgeving Robedrijf diensten Fotografie Jim Schalekamp Druk Robedrijf Oplage 100 exemplaren November 2011 GGD Rotterdam-Rijnmond Postbus 70032 3000 LP Rotterdam www.ggd.rotterdam.nl Telefoon (010) 433 99 66