Gemeente Veendam Elektronisch
Gemeenteblad Deze berichten staan op www.veendam.nl/gemeenteblad
Week 52 22 december
nummer 22
Officiële bekendmakingen In voorliggend document vindt u de Gemeenteberichten van de gemeente Veendam. Dit zijn bekendmakingen van (ontwerp-) besluiten die de gemeente verplicht is te publiceren. Het gaat bijvoorbeeld om aanvragen van vergunningen, vergaderingen van de gemeenteraad, verordeningen en meldingen. Het Elektronisch Gemeenteblad verschijnt wekelijks op dinsdag op www.veendam.nl. Bekendmakingen per e-mail Naast het gemeenteblad kunt u zich ook abonneren op de wettelijke bekendmakingen via overheid.nl. U vindt dan de wettelijke bekendmakingen over uw directe woonomgeving in uw e-mail.
De volgende uitgave is op 29 december 2015
Pagina 2
Pagina 3
Pagina 4
Omgevingsvergunning
Evenementen en activiteiten
Wet milieubeheer
Verkeersbesluit Bareveldstraat
Gewijzigde openingstijden gemeentehuis rond kerst en oud & nieuw Bekendmaking belastingverordeningen
Pagina 46
Pagina 137
Leidraad invordering gemeente Veendam
Adressen en overige gegevens
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
1
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Gemeenteberichten Voor : het bouwen van een woning Locatie : Sadelijnstraat 4, 9648 MG Wildervank Datum ontvangst : 15 december 2015 (V2015.228)
Omgevingsvergunning Wilt u in of om uw woning of bedrijf gaan bouwen, verbouwen, slopen, installeren? Of iets anders in uw woonomgeving veranderen, zoals een boom kappen of een inrit aanleggen? Dan heeft u in veel gevallen een vergunning nodig.
Verleende omgevingsvergunningen (reguliere procedure) Burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat zij in de afgelopen periode de volgende omgevingsvergunning hebben verleend:
Wanneer heeft u een vergunning nodig? Op www.omgevingsloket.nl kunt u een vergunningcheck doen. U ziet dan of u een omgevingsvergunning moet aanvragen óf een melding moet doen.
Verzonden op 16 december 2015 Voor : het kappen van twaalf bomen en het kandelaberen van vijf bomen Locatie : Prins Hendrikplein 20, 9641 GK Veendam Datum besluit : 5 december 2015 (V2015.222)
Vergunning aanvragen? U kunt op www.omgevingsloket.nl ook meteen uw vergunning aanvragen. U kunt het aanvraagformulier printen en met pen invullen of meteen digitaal invullen en versturen. Of u kunt de gemeente vragen u een aanvraagformulier toe te sturen. Beslissing of u een vergunning krijgt De omgevingsvergunning heeft twee procedures waarin de gemeente beslist of u een vergunning krijgt: de reguliere procedure en de uitgebreide procedure. Voor de reguliere procedure geldt dat de gemeente binnen acht weken na ontvangst van uw aanvraag moet beslissen of u een vergunning krijgt of niet. De gemeente kan dit eenmalig met zes weken verlengen. Beslist de gemeente dan nog niet, dan wordt de vergunning automatisch (van rechtswege) verleend. Voor ingewikkelde aanvragen geldt de uitgebreide procedure. Hierbij moet de gemeente binnen 26 weken beslissen. Ook dit kan de gemeente met zes weken verlengen. Bij deze procedure kan de vergunning daarna echter niet automatisch (van rechtswege) worden verleend. Bezwaar en beroep reguliere procedure Belanghebbenden die het niet eens zijn met de beslissing op uw vergunningaanvraag, kunnen bezwaar maken bij de gemeente. Het bezwaarschrift moet binnen zes weken na de verzenddatum van de brief waarin het besluit staat, ingediend zijn bij de gemeente. Tegen de beslissing op dit bezwaarschrift, kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. In sommige gevallen kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter. Aanvragen omgevingsvergunningen Burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat zij in de afgelopen periode de volgende aanvraag voor een omgevingsvergunning hebben ontvangen:
Buiten behandeling stellen omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat in de afgelopen periode de volgende aanvragen om omgevingsvergunning buiten behandeling is gesteld: Verzonden op 14 december 2015 Voor : het bouwen van een werktuigenberging Locatie : Landbouwstraat 23, 9648 GA Wildervank Datum besluit : 14 december 2015 (V2015.192) Verzonden op 15 december 2015 Voor : het realiseren van een zonnepark Locatie : Tripscompagnie te Borgercompagnie Datum besluit : 14 december 2015 (V2015.162) Ingetrokken aanvraag omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat in de afgelopen periode de volgende aanvraag om omgevingsvergunning door de aanvrager is ingetrokken: Voor
: het wijzigen van de kleurstelling van het houtwerk Locatie : Boven Oosterdiep 120, 9641 JV Veendam Datum intrekking : 14 december 2015 (V2015.173) Verlengen termijn aanvraag omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat zij in de afgelopen periode de termijn van de beslissing op een aanvraag voor een omgevingsvergunning hebben verlengd:
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
2
Elektronisch
Gemeenteblad Voor
: het plaatsen van een compressorruimte en een afleverzuil Locatie : Drieborghweg 3, 9641 KM Veendam Datum verlenging : 9 december 2015 (V2015.189)
geslotenverklaring voor vrachtauto’s op de Bareveldstraat, gedeelte tussen de K.J. de Vriezestraat en de weg Bareveld, van 04:00 uur tot 08:00 uur. Hiermee wordt beoogd de (geluids)overlast die bewoners van het betreffende gedeelte van de Bareveldstraat ondervinden van hier in de vroege ochtenduren langsrijdende vrachtauto’s te voorkomen.
Voor : het verbouwen van de moskee Locatie : Dr. Bosstraat 62, 9645 JJ Veendam Datum verlenging : 10 december 2015 (V2015.210)
Evenementen en Activiteiten Aanvraag Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening dient voor het houden van een evenement schriftelijk een vergunning te worden aangevraagd bij de gemeente. Het verzoek dient minimaal acht weken voor het tijdstip waarop de vergunning benodigd is bij de gemeente te worden ingediend. Voor kleinschalige activiteiten kan worden volstaan met een melding. Deze melding ‘klein evenement‘ dient minimaal drie weken van tevoren bij de gemeente te worden ingediend. Zienswijzen en bezwaren Binnen twee weken na bekendmaking van de aanvraag kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze naar voren brengen. Gedurende die termijn kunnen op het gemeentehuis de aanvragen worden ingezien. Binnen zes weken na de dag van bekendmaking van de beslissing kan schriftelijk bezwaar worden gemaakt bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Informatie Voor meer informatie en/of schriftelijke reacties (zienswijzen) kunt u zich wenden tot de gemeente Veendam. Op www.veendam.nl/digitaalloket kunt u de aanvraagen meldingsformulieren downloaden. Aanvragen • 9 en 10 juli 2016, Briefnr. 201525832, voor het houden van de Parkstad Concours Hippique in Borgerswold Meldingen • 16 januari 2016, briefnr. 2015230632, voor het houden van een nieuwjaarsfeest aan de Jan Kokweg 5 te Veendam.
Verkeersbesluit Bareveldstraat Burgemeester en wethouders maken bekend, dat zij een verkeersbesluit hebben genomen voor het instellen van een
Week 52 22 december 2015
Het aan dit besluit ten grondslag liggende ontwerp besluit heeft van donderdag 4 juni tot donderdag 16 juli 2015 voor een ieder ter inzage gelegen in het gemeentehuis. Belanghebbenden zijn daarbij in de gelegenheid gesteld om op het ontwerp verkeersbesluit te reageren. Dit heeft geleid tot een aantal schriftelijke reacties met zienswijzen. Alle ontvankelijke reacties zijn in de Nota Inspraak samengevat, genummerd en van commentaar voorzien. De nota ligt bij de stukken ter inzage. Mede op basis van de ontvangen inspraakreacties is het nu voorliggende verkeersbesluit genomen. In dit verkeersbesluit is expliciet de mogelijkheid van het verkrijgen van ontheffing van de geslotenverklaring opgenomen. Het betreffende verkeersbesluit en de bijbehorende stukken kunt u vanaf 24 december 2015 tot 4 februari 2016 inzien in het gemeentehuis van Veendam op werkdagen tijdens kantooruren alsmede buiten kantooruren volgens telefonische afspraak. De criteria waaronder belanghebbenden eventueel voor een ontheffing in aanmerking kunnen komen zijn vastgelegd in de door het college vastgestelde “Beleidsregels ontheffingen Verkeersbesluit Bareveldstraat”. De vastgestelde beleidsregels liggen eveneens bij de stukken ter inzage en treden in werking zodra het verkeersbesluit inwerking is getreden. Beroep Tegen het verkeersbesluit kan binnen zes weken na de eerste dag van ter inzage legging beroep worden ingesteld door degenen die in een eerdere fase zienswijzen naar voren hebben gebracht en belanghebbenden die aantonen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest zienswijzen in te brengen. Het besluit treedt in werking nadat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken. Het beroepschrift moet in tweevoud worden ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen, (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U kunt het beroepschrift ook digitaal indienen bij de rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD of eHerkening). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Tegen de beslissing van de rechter kan eventueel nog beroep worden ingesteld bij de Raad van State. Ieder die beroep instelt kan vragen haar/zijn persoonlijke gegevens niet bekend te maken.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
3
Elektronisch
Gemeenteblad Voorlopige voorziening Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Als u vindt dat u hierdoor in uw belangen wordt geschaad, kunt u een voorlopige voorziening vragen bij de President van de Rechtbank Noord-Nederland locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). Als u zo’n verzoek indient moet u tegelijkertijd een beroepschrift indienen. Wanneer een voorlopige voorziening wordt aangevraagd, treedt het besluit pas in werking nadat hierover een beslissing is genomen.
Wet Milieubeheer Burgemeester en wethouders van Veendam maken bekend dat in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) de onderstaande melding is ontvangen van: VOF Cigo de Weijs voor de verkoop van vuurwerk bij de Electro Veendam aan de Kerkstraat 39 te Veendam. De melding ligt van donderdag 24 december 2015 tot donderdag 4 februari 2016 ter inzage in het gemeentehuis op werkdagen tijdens kantooruren alsmede buiten kantooruren volgens telefonische afspraak.
Gewijzigde openingstijden gemeentehuis rond kerst en oud & nieuw
Week 52 22 december 2015
Bekendmaking belastingverordeningen Burgmeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat de raad bij besluit van 14 december 2015 de volgende belastingverordeningen heeft vastgesteld: • Nummer 2015R0115a / EDV Verordening Afvalstoffenheffing 2016 • Nummer 2015R0115b / EDV Verordening Rioolheffing 2016 • Nummer 2015R0115c / EDV Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2016 • Nummer 2015R0115d / EDV Verordening Leges 2016 • Nummer 2015R0115e / EDV Verordening Lijkbezorgingsrechten 2016 • Nummer 2015R0115f / EDV Verordening Reinigingsrechten 2016 • Nummer 2015R0115g / EDV Verordening Marktgelden 2016 • Nummer 2015R0115h / EDV Verordening Precariobelasting 2016 • Nummer 2015R0115i / EDV Verordening Reclamebelasting 2016 De verordeningen treden in werking met ingang van 1 januari 2016. De tekst van de verordeningen luidt:
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016
Gemeentehuis (met afspraak) Maandag 21 t/m 24 december 2015 9.00 – 13.00 uur Maandag 28 t/m 31 december 2015 9.00 – 13.00 uur
Nummer 2015R0115a / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
Receptie (alleen afhalen mogelijk) Maandag 21 t/m 24 december 2015 9.00 – 16.00 uur Maandag 28 t/m 31 december 2015 9.00 – 16.00 uur
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Telefonische bereikbaarheid Maandag 21 t/m 24 december 2015 8.30 – 14.00 uur Maandag 28 t/m 31 december 2015 8.30 – 14.00 uur Gesloten Vrijdag 25 december 2015 Vrijdag 1 januari 2016
Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2016 (Verordening afvalstoffenheffing 2016) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
4
Elektronisch
Gemeenteblad 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 3 Belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt: a. gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruikmaken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden; b. gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstande dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; c. het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruikmaken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. Artikel 5 Belastingjaar Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Wijze van heffing 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag. 2. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending
Week 52 22 december 2015
of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt. 5. De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingbedragen, of als het aanslagbiljet maar één aanslagregel bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, doch minder is dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden betaald op het moment van het doen, dan wel op het moment van uitreiking, van de in artikel 6, lid 2 bedoelde kennisgeving en ingeval van toezending van die kennisgeving, binnen 30 dagen na dagtekening daarvan.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
5
Elektronisch
Gemeenteblad 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9 Kwijtschelding Voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 1 onder nummer 1.2 en voor de belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing. Artikel 11 Overgangsrecht De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2015’ van 15 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 12 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 13 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2016. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter, De griffier, S.B. Swierstra R. Brekveld
Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening afvalstoffenheffing 2016’. Hoofdstuk 1 Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing 1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: 1.1.1 indien het perceel wordt gebruikt door één persoon € 244,10 1.1.2 indien het perceel wordt gebruikt door twee of meer personen € 303,90 1.2 Voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de
Week 52 22 december 2015
belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht in bruikleen hebben van extra (= boven hetgeen aan het perceel is verstrekt) containers, bedraagt het tarief voor het hebben van een: 1.2.1 extra container, bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval, per extra container € 45,00 1.2.2 extra container, bestemd voor de overige huishoudelijke afvalstoffen, per extra container € 118,00 Hoofdstuk 2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing 2.1 Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het achterlaten van grof huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats van een 2.1.1 hoeveelheid tot 0,5 m3 (dit is veelal een auto zonder aanhangwagen) € 5,00 2.1.2 hoeveelheid van 0,5 m3 tot 1,5 m3 (dit is veelal een auto met een kleine aanhangwagen c.q. een zwaarbeladen auto zonder aanhangwagen) € 10,00 2.1.3 hoeveelheid vanaf 1,5 m3 tot 2,5 m3 (dit is veelal een auto met een grote (meerassige) aanhangwagen of een kleine aanhangwagen met een “kop” erop) € 20,00 2.1.4 hoeveelheid vanaf 2,5 m3 tot 3,5 m3 € 30,00 2.1.5 voor iedere hoeveelheid van 1 m3 extra per m3 € 10,00 2.2 De belasting bedraagt voor het achterlaten van bouwen sloopafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats van een 2.2.1 hoeveelheid tot 1,5 m3 (dit is veelal een auto met een kleine aanhangwagen c.q. een zwaarbeladen auto zonder aanhangwagen) € 15,00 2.2.2 hoeveelheid vanaf 1,5 m3 tot 2,5 m3 (dit is veelal een auto met een grote (meerassige) aanhangwagen of een kleine aanhangwagen met een “kop” erop) € 30,00 2.3 De belasting bedraagt voor het achterlaten van grof groenafval op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats van een 2.3.1 hoeveelheid tot 0,5 m3 € 5,00 2.3.2 hoeveelheid vanaf 0,5 m3 tot 2,5 m3 € 7,50 2.3.3 hoeveelheid vanaf 2,5 m3 € 10,00 Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2015 De griffier van Veendam, R. Brekveld
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
6
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Artikel 4 Vrijstellingen Leges worden niet geheven voor: a. diensten waarvan de kosten krachtens afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (grondexploitatie) zijn of worden verhaald; b. diensten met betrekking tot een aanvraag of verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; c. het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het een activiteit betreft bedoeld in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).
Verordening op de heffing en de invordering van leges 2016 Nummer 2015R0115d / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015 2015; gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet en de artikelen 2, tweede lid en 7 van de Paspoortwet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van leges 2016 (Legesverordening 2016) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt; b. week: een aaneengesloten periode van zeven dagen; c. maand: het tijdvak dat loopt van n e dag in een kalendermaand tot en met de (n-1) e dag in de volgende kalendermaand; d. jaar: het tijdvak dat loopt van de n e dag in een kalenderjaar tot en met de (n-1) e dag in het volgende kalenderjaar; e. kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor: a. het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument; een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 Belastingplicht Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven 1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in dit artikel bepaalde. 2. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet. 3. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 6 Wijze van heffing De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de leges worden betaald ingeval de
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
7
Elektronisch
Gemeenteblad kennisgeving bedoeld in artikel 6: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen acht dagen na dagtekening van de kennisgeving. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. Artikel 8 Kwijtschelding Bij de invordering van de leges wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 9 Vermindering of teruggaaf 1. Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling. 2. Voor de toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de teruggaaf van leges, bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een vermindering van de belastingaanslag. Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen: a. van zuiver redactionele aard zijn; b. een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant en het de volgende hoofdstukken of onderdelen van titel 1 van de tarieventabel betreft: 1. onderdeel 1.1.6 (akten burgerlijke stand); 2. hoofdstuk 2 (reisdocumenten); 3. hoofdstuk 3 (rijbewijzen); 4. onderdeel 1.4.4 (papieren verstrekking uit de BRP); 5. onderdeel 1.9.1.1 (verklaring omtrent het gedrag); 6. hoofdstuk 16 (kansspelen); een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van leges.
Week 52 22 december 2015
Artikel 12 Overgangsrecht De ‘Legesverordening 2015’ van 15 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 13 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 14 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Legesverordening 2016. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter, S.B. Swierstra
De griffier, R. Brekveld
Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2016 Indeling tarieventabel Titel 1 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 13 Hoofdstuk 14 Hoofdstuk 15 Hoofdstuk 16 Hoofdstuk 17 Hoofdstuk 18 Hoofdstuk 19 Hoofdstuk 20
Algemene dienstverlening Burgerlijke stand Reisdocumenten Rijbewijzen Verstrekkingen uit de Basisregistratie Personen Verstrekkingen uit het kiezersregister Verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens Bestuursstukken Vastgoedinformatie Overige publiekszaken Gemeentearchief Huisvestingswet Leegstandswet Gemeentegarantie Marktstandplaatsen Winkeltijdenwet Kansspelen Kinderopvang Telecommunicatie Verkeer en vervoer Diversen
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
8
Elektronisch
Gemeenteblad Titel 2 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Titel 3 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Hoofdstuk 9
Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning Begripsomschrijving Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag Omgevingsvergunning Vermindering Teruggaaf Intrekking omgevingsvergunning Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten Sloopmelding In deze titel niet genoemde beschikking Overig Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn Horeca Organiseren van evenementen of markten Prostitutiebedrijven Splitsingsvergunning woonruimte Leefmilieuverordening Brandbeveiligingsverordening In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking Kinderopvang Toeslag bij te laat aanvragen vergunning
Titel 1 Algemene dienstverlening Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand 1.1.1 Het tarief bedraagt ter zake van de voltrekking van een huwelijk, registratie van een partnerschap of het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk indien daarbij gebruik gemaakt wordt van de raadszaal van het gemeentehuis op: 1.1.1.1 maandag tot en met vrijdag € 348,50 1.1.1.2 zaterdag, zondag, algemeen erkende of daarmee gelijkgestelde feestdagen in de zin van artikel 3 van de Algemene termijnenwet € 791,95 1.1.2 Het tarief bedraagt ter zake van de registratie van een partnerschap of het omzetten van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk in een spreekkamer € 63,35 1.1.2.1 De huwelijksvoltrekking, partnerschapsregistratie of omzetting, in de commissiekamer van het gemeentehuis, op maandagmorgen om 8.30 uur en 9.00 uur, geschiedt kosteloos 1.1.3 Huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap op een andere locatie dan bedoeld in 1.1.2:
Week 52 22 december 2015
1.1.3.1 Het tarief genoemd in 1.1.2.1 wordt voor de voltrekking van een huwelijk of registratie van een partnerschap op werkdagen tijdens kantooruren (08.00 tot 17.00 uur) verhoogd met een toeslag van€ 126,65 1.1.3.2 Het tarief genoemd in 1.1.2.1 wordt voor de voltrekking van een huwelijk of de registratie van een partnerschap op maandag tot en met vrijdag na 17.00 uur en op zaterdag, zondag, algemeen erkende of daarmee gelijkgestelde feestdagen in de zin van artikel 3 van de Algemene termijnenwet verhoogd met een toeslag van € 240,80 1.1.4 Het tarief bedraagt voor het gebruik maken tijdens een huwelijksvoltrekking of registratie van een partnerschap: 1.1.4.1 op een andere locatie dan bedoeld in 1.1.1, van een door de gemeente ter beschikking gesteld spreekgestoelte € 63,35 1.1.5 Het tarief bedraagt voor het verstrekken van een trouw- of registratieboekje: 1.1.5.1 voor een standaard uitvoering € 44,40 1.1.5.2 voor een luxe uitvoering € 63,35 1.1.6 Het tarief bedraagt voor: 1.1.6.1 het doen van naspeuringen in de registers van de Burgerlijke stand voor ieder daaraan besteed kwartier (met een minimum van € 40,00) € 25,30 1.1.6.2 een fotokopie of een daarmee gelijk te stellen afdruk van stukken uit de registers van de Burgerlijke stand per akte € 15,25 1.1.6.3 een kopie uit het microfilmarchief uit de registers van de Burgerlijke stand per pagina € 0,60 1.1.6.4 bemiddeling bij het verkrijgen van een uittreksel uit de registers van de Burgerlijke stand uit een andere gemeente, inclusief portokosten € 12,65 1.1.6.5 voor een gewaarmerkt afschrift of uittreksel uit de registers van de Burgerlijke stand (wettelijk tarief) € 12,80 1.1.6.6 de afgifte van een verklaring voor huwelijksbevoegdheid (wettelijk tarief) € 22,80 1.1.6.7 het verkrijgen van een bewijs van in leven zijn (wettelijk tarief) € 12,80 1.1.6.8 het verstrekken van een document genoemd onder 1.1.6.5 indien toegestuurd verhoogd met administratiekosten € 12,65 1.1.7 Het tarief voor een incidentele benoeming tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand bedraagt € 120,35
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
9
Elektronisch
Gemeenteblad Hoofdstuk 2 Reisdocumenten 1.2.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: 1.2.1.1 het verstrekken van - een nationaal paspoort; - een zakenpaspoort; en - een faciliteitenpaspoort; voor personen tot en met 17 jaar; en - een reisdocument voor vluchtelingen; en - een reisdocument voor vreemdelingen, alle met een geldigheidsduur van 5 jaar, inclusief de rijkskostencomponent zoals vastgesteld in het besluit Paspoortgelden (wettelijk maximum. Maximum tarief 1.2.1.2 het verstrekken van - een nationaal paspoort; - een zakenpaspoort; en - een faciliteitenpaspoort; voor personen van 18 jaar en ouder, alle met een geldigheidsduur van 10 jaar, inclusief de rijkskosten component zoals vastgesteld in het besluit Paspoortgelden (wettelijk maximum) Maximum tarief 1.2.1.3 1.2.1.4 1.2.1.5 1.2.1.6 1.2.1.7
vervallen vervallen vervallen vervallen het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen tot en met 17 jaar, met een geldigheidsduur van 5 jaar (wettelijk maximum) Maximum tarief
1.2.1.8 het verstrekken van een Nederlandse identiteitskaart (NIK) aan personen van 18 jaar en ouder, met een geldigheidsduur van 10 jaar, inclusief de rijkskostencomponent zoals vastgesteld in het besluit Paspoortgelden (wettelijk maximum) Maximum tarief 1.2.1.9 de teruggave van een ongeldig gemaakt reisdocument € 3,10 1.2.2 De tarieven als genoemd in 1.2.1 worden bij een spoedprocedure verhoogd voor: 1.2.2.1 een aanvraag als genoemd in 1.2.1.1, 1.2.1.2, 1.2.1.7 of 1.2.1.8, met (wettelijk maximum) Maximum tarief
Week 52 22 december 2015
1.2.2.2 Vervallen 1.2.3 Vervallen (vermissingsleges) 1.3.4 De tarieven in de onderdelen 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.8 en 1.2.2.1 worden naar beneden afgerond met inachtneming een afronding op een veelvoud van € 0,05. Hoofdstuk 3 Rijbewijzen 1.3.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: 1.3.1.1 het afgeven, vernieuwen of omwisselen van een rijbewijs Maximum tarief 1.3.1.2 het verkrijgen van een eigen verklaring € 38,40 1.3.2 Indien de aanvraag zoals genoemd in 1.3.1 in behandeling moet worden genomen naar aanleiding van vermissing van een overeenkomstig 1.3.1.1 afgegeven document, wordt het in 1.3.1.1 genoemde bedrag verhoogd met € 44,40 1.3.3 Het tarief als genoemd in 1.3.1.1 wordt bij een spoedprocedure verhoogd met € 40,60 1.4 De tarieven in het onderdeel 1.3.1.1 wordt naar beneden afgerond met inachtneming een afronding op een veelvoud van € 0,05. Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de BRP 1.4.1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van 1.4.3, wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon waarvoor de BRP moet worden geraadpleegd. 1.4.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: 1.4.2.1 het verstrekken van gegevens per verstrekking, mits afgehaald € 15,85 1.4.2.2 het verstrekken van gegevens per verstrekking, onder 1.4.2.1 indien toegestuurd verhoogd met de administratiekosten zijnde € 12,65 1.4.2.3 het afsluiten van een abonnement op het verstrekken van gegevens gedurende de periode van één jaar: 1.4.2.3.1 voor 100 verstrekkingen € 138,00 1.4.2.3.2 voor 500 verstrekkingen € 506,75 1.4.2.3.3 voor 1.000 verstrekkingen € 950,45 1.4.2.3.4 voor 5.000 verstrekkingen € 3.321,95 1.4.2.3.5 voor 10.000 verstrekkingen € 3.547,15 1.4.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: 1.4.3.1 het verstrekken van gegevens per verstrekking, mits afgehaald € 15,85
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
10
Elektronisch
Gemeenteblad 1.4.3.2 1.4.3.3
1.4.3.4
1.4.4 1.4.4.1 1.4.4.2 1.4.4.3 1.4.5
1.4.5.1
1.4.5.2 1.4.5.3
1.4.6
1.4.7
het verstrekken van gegevens per verstrekking, toegestuurd € 25,30 het verstrekken van gegevens per verstrekking op een andere gegevensdrager dan papier Tenzij de werkelijke kosten minder bedragen, dan worden de werkelijke kosten in rekening gebracht € 126,65 Voor de toepassing van 1.4.3.1, 1.4.3.2 en 1.4.3.3 wordt onder één verstrekking verstaan één of meer gegevens omtrent één persoon die niet is opgenomen in de BRP. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: een uittreksel uit de BRP € 15,85 een internationaal uittreksel uit de BRP € 24,05 een gezinsuittreksel uit de BRP € 24,05 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een afschrift van een persoonslijst, (wettelijke tarieven): indien het afschrift ten hoogste bestaat uit 100 pagina’s, per pagina € 0,26 met een maximum van:€ 5,40 indien het afschrift bestaat uit meer dan 100 pagina’s € 27,00 indien het afschrift bestaat uit een, vanwege de aard van de verwerking, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking € 27,00 In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van gegevens met behulp van alternatieve media bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen € 27,25 In afwijking van de voorgaande onderdelen bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het schriftelijk verstrekken van gegevens bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit basisregistratie personen € 7,50
Hoofdstuk 5 N.v.t.
Verstrekkingen uit het Kiezersregister
Hoofdstuk 6 Verstrekkingen op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens N.v.t. Hoofdstuk 7 Bestuursstukken 1.7.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.7.1.1 een afschrift van de gemeentebegroting met toelichting € 74,80
Week 52 22 december 2015
1.7.1.2 1.7.2
een afschrift van de gemeenterekening € 103,25 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het afsluiten van een abonnement voor een kalenderjaar: 1.7.2.1 op de raadsagenda € 11,35 1.7.2.2 op de raadsagenda met de daarbij behorende raadsstukken en raadsnotulen per jaargang, mits afgehaald € 153,55 1.7.2.3 op de raadsagenda met de daarbij behorende raadsstukken en raadsnotulen per jaargang, toegestuurd € 187,25 1.7.2.4 op een raadscommissieagenda, mits afgehaald € 7,80 1.7.2.5 op een raadscommissieagenda, toegestuurd € 22,25 1.7.2.6 op een raadscommissievergadering met de daarbij behorende voorstellen van het college van burgemeester en wethouders en de verslagen, mits afgehaald € 43,15 1.7.2.7 op een raadscommissievergadering met de daarbij behorende voorstellen van het college van burgemeester en wethouders en de verslagen, toegestuurd € 71,60 1.7.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.7.3.1 een exemplaar van een raadscommissieagenda met de daarbij behorende voorstellen van het college van burgemeester en wethouders € 4,25 1.7.3.2 voor een exemplaar van het verslag van een raadscommissievergadering € 4,25 1.7.4.1 vervallen 1.7.4.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.7.4.2.1 inlichtingen in de vorm van een zwart-wit kopie levering per afdruk A4 formaat € 0,50 A3 formaat € 2,05 A2 formaat € 6,70 A1/A0 formaat € 10,15 1.7.4.2.2 inlichtingen in de vorm van een kleurenkopie levering per afdruk: A3/A4 formaat € 4,10 A0/A1/A2 formaat € 23,75 Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie 1.8.1 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van inlichtingen omtrent de administratieve kadastrale aanduiding, dan wel de geometrische kadastrale aanduiding, per inlichting € 11,00
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
11
Elektronisch
Gemeenteblad 1.8.2
1.8.2.1 1.8.2.2
1.8.3
1.8.3.1 1.8.3.2
1.8.4
1.8.5
1.8.5.1
1.8.5.2
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor ieder daaraan besteed kwartier of gedeelte daarvan voor: het verkrijgen en het verstrekken van inlichtingen omtrent vastgoedinformatie € 11,00 het extra verstrekken van inlichtingen omtrent vastgoedinformatie in de vorm van een zwart-wit kopie levering per afdruk A3/A4-formaat voor de 1e kopie € 6,40 voor iedere daaropvolgende kopie € 0,30 levering per afdruk in groot formaat voor de 1e kopie € 11,00 voor iedere daaropvolgende kopie € 6,40 Het tarief bedraagt ter zake het in behandeling nemen van een aanvraag voor ieder daaraan besteed kwartier of gedeelte daarvan voor: het verkrijgen en het verstrekken van inlichtingen omtrent vastgoed-geoinformatie € 11,00 het extra verstrekken van inlichtingen omtrent vastgoed-geoinformatie in de vorm van een grafische situatie in kleur: levering per afdruk A3/A4-formaat voor de 1e kopie € 8,95 voor iedere daaropvolgende kopie € 1,85 levering per afdruk in grootformaat voor de 1e kopie € 25,70 voor iedere daaropvolgende kopie € 16,00 Het tarief bedraagt ter zake het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van digitale inlichtingen omtrent vastgoedinformatie in de vorm van een geografische situatie: levering digitaal (100x100m) 1 hectare € 122,15 bebouwd gebied: per extra hectare € 16,00 landelijk gebied: per extra hectare € 6,40 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken, per kadastraal perceel of gemeentelijk adres, van: een afschrift of uittreksel van een in het gemeentelijke beperkingenregister ingeschreven beperkingenbesluit, beslissing in administratief beroep of rechterlijke uitspraak, dan wel vervallenverklaring van een publiekrechtelijke beperking, mits afgehaald € 11,75 een afschrift of uittreksel van een in het gemeentelijke beperkingenregister ingeschreven beperkingenbesluit, beslissing in administratief beroep of rechterlijke uitspraak, dan wel vervallenverklaring van een publiekrechtelijke beperking, toegestuurd € 14,40
1.8.5.3
1.8.5.4
1.8.5.5
1.8.5.6
1.8.6
Week 52 22 december 2015
een afschrift of uittreksel van een in de gemeentelijke beperkingenadministratie opgenomen gegeven, mits afgehaald € 11,75 een afschrift of uittreksel van een in de gemeentelijke beperkingenadministratie opgenomen gegeven, toegestuurd € 14,40 een schriftelijke verklaring dat er blijkens de in de gemeentelijke beperkingenadministratie opgenomen gegevens geen publiekrechtelijke beperking van kracht is ten aanzien van de daarbij aangegeven onroerende zaak of zaken, mits afgehaald € 11,75 een schriftelijke verklaring dat er blijkens de in de gemeentelijke beperkingenadministratie opgenomen gegevens geen publiekrechtelijke beperking van kracht is ten aanzien van de daarbij aangegeven onroerende zaak of zaken, toegestuurd € 14,40 Het tarief bedraagt voor het waarmerken van afschriften of uittreksels uit de gemeentelijke beperkingenadministratie, per kadastraal perceel of gemeentelijk adres € 3,80
Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken 1.9.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot 1.9.1.1 het verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag de door of namens de minister vastgestelde rijksleges 1.9.1.2 het verkrijgen van een andere, niet in deze tarieventabel genoemde verklaring die in het bijzonder belang van de aanvrager wordt opgemaakt € 24,05 1.9.1.3 het verkrijgen van een legalisatie van een handtekening € 31,60 1.9.1.4 Vervallen 1.9.1.5 het ter legalisatie opsturen van een stuk inclusief portokosten € 31,60 1.9.1.6 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een adresverklaring met vermelding van het waardegegeven (WOZ-waarde) € 15,85 Hoofdstuk 10 Gemeentearchief 1.10.1 Het tarief bedraagt voor het op verzoek doen van naspeuringen in de in het gemeentearchief berustende stukken, voor ieder daaraan besteed half uur € 25,10 1.10.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een afschrift of fotokopie van een in het gemeentearchief berustend stuk, per
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
12
Elektronisch
Gemeenteblad 1.10.2.1 1.10.2.2 1.10.2.3 1.10.2.4
A4 pagina € 0,60 A3 pagina € 1,10 een kopie van een A0 tekening € 10,60 bestelling foto (digitaal, analoog)€ 5,05
Week 52 22 december 2015
1.16.2
Hoofdstuk 11 Huisvestingswet N.v.t. Hoofdstuk 12 Leegstandswet 1.12.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandswet € 170,05 1.12.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlengen van een vergunning als bedoeld in artikel 15 van de Leegstandswet met één jaar € 42,00 Hoofdstuk 13 Gemeentegarantie N.v.t. Hoofdstuk 14 Marktstandplaatsen N.v.t. Hoofdstuk 15 Winkeltijdenwet 1.15.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: 1.15.1.1 voor een ontheffing/vrijstelling in het kader van de Winkeltijdenwet, Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening Veendam 2013 € 170,05 1.15.1.2 tot het verlenen van toestemming om een in onderdeel 1.15.1.1 bedoelde ontheffing/vrijstelling over te dragen aan een ander € 170,05 1.15.1.3 tot het wijzigen van een in onderdeel 1.15.1.1 bedoelde ontheffing/vrijstelling € 170,05 Hoofdstuk 16 Kansspelen 1.16.1 Bij de indiening van een aanvraag van een aanwezigheidsvergunning die geldt voor een tijdvak van 12 maanden, is de aanvrager een vergoeding als bedoeld in artikel 30d, derde lid, van de Wet op de Kansspelen verschuldigd ten bedrage van 1.16.1.1 indien de vergunning voor één speelautomaat geldt € 56,50 1.16.1.2 indien de vergunning voor twee of meer speelautomaten geldt: vermeerderd met het product van het aantal speelautomaten waarvoor de vergunning geldt € 22,50 en een bedrag van € 34,00
De bepalingen van 1.16.1, 1.16.1.1 en 1.16.1.2 zijn van overeenkomstige toepassing indien de vergunning geldt voor een tijdvak korter dan 12 maanden of langer dan 12 maanden doch ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat de in 1.16.1, 1.16.1.1 en 1.16.1.2 bedoelde bedragen naar evenredigheid van het verschil in looptijd van de vergunning verlaagd, onderscheidenlijk verhoogd worden. 1.16.2.1 De bepalingen van 1.16.1, 1.16.1.1 en 1.16.1.2 zijn van overeenkomstige toepassing indien de vergunning geldt voor een tijdvak van meer dan vier jaar of voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat voor de toepassing van 1.16.1.1 in plaats van een bedrag van € 56,50 een bedrag van € 226,00 en voor de toepassing 1.16.1.2 in plaats van € 22,50 een bedrag van € 90,00 en in plaats van € 34,00 een bedrag van € 136,00 geldt. 1.16.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning genoemd in artikel 3 van de Wet op de Kansspelen (loterijvergunning) € 52,00 Hoofdstuk 17 Kinderopvang N.v.t. Hoofdstuk 18 Telecommunicatie N.v.t. Hoofdstuk 19 Verkeer en vervoer 1.19.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: 1.19.1.1 een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) € 62,70 1.19.1.2 een ontheffing als bedoeld in Hoofdstuk 5, afdeling 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening € 42,00 Hoofdstuk 20 Diversen 1.20.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van: 1.20.1.1 afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina € 1,75 1.20.1.2 gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina € 4,15
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
13
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
1.20.1.3 geoptimaliseerde en niet gecomprimeerde grafische bestanden in digitale vorm per megabyte € 5,40
Hoofdstuk 2
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
2.2.1 2.2.2
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen 2.1.1 Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder: 2.1.1.1 aanlegkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de aanlegkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen. Indien de werken of werkzaamheden geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden, wordt in deze titel onder aanlegkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor de werken of werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft; 2.1.1.2 bouwkosten: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt, wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft; 2.1.1.3 vervallen 2.1.1.4 Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2.1.2 In deze titel voorkomende begrippen die in de Wabo zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als bij of krachtens de Wabo bedoeld. 2.1.3 In deze titel voorkomende begrippen die niet nader in de Wabo zijn omschreven en die betrekking hebben op activiteiten waarvoor het toetsingskader in een ander wettelijk voorschrift is uitgewerkt, hebben dezelfde betekenis als in dat wettelijk voorschrift bedoeld.
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning 2.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd. 2.3.1 Bouwactiviteiten 2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo (inclusief reclameobjecten m.u.v. die genoemd zijn in art. 3.2.5.1) bedraagt het tarief: 2.3.1.1.1 indien de bouwkosten minder dan € 200.000,bedragen: van de bouwkosten, vermeerderd met: 3,15 % € 130,00 2.3.1.1.2 indien de bouwkosten € 200.000,- of meer bedragen: van de bouwkosten boven de € 200.000,-: vermeerderd met: 2,53 % € 6.430,00 2.3.1.1.3 De leges voor artistieke kunstwerken (zonder functioneel nut) worden gebaseerd op de hoogte van de bouwsom voor de benodigde bouwkundige constructies (bijvoorbeeld fundering). De kosten van het kunstwerk vallen daarmee buiten de legesberekening. 2.3.1.2 Welstandstoets: Indien het advies van de Stichting Provinciale Groningse Welstandszorg wordt ingewonnen, worden de op grond van 2.3.1.1 verschuldigde leges verhoogd met de kosten die gelijk zijn aan het tarief van Libau te Groningen voor het uitbrengen van een welstandsadvies voor het specifieke bouwwerk door de welstandscommissie van Libau.
2.2
Vooroverleg/beoordeling conceptaanvraag Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag: gereserveerd Tot het beoordelen van een conceptaanvraag om een omgevingsvergunning € 168,00
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
14
Elektronisch
Gemeenteblad 2.3.1.2.1 Voor woningen van hetzelfde type welke in één complex worden uitgevoerd, is de berekeningswijze zoals deze door Libau te Groningen wordt toegepast van toepassing. 2.3.1.3 Verplicht advies agrarische commissie Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.1.1 bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een advies van de agrarische commissie nodig is en wordt beoordeeld: € 168,00 2.3.1.4 Achteraf ingediende aanvraag Indien een aanvraag wordt ingediend na aanvraag of gereedkomen van de bouwactiviteit wordt het tarief zoals bepaald in onderdeel 2.3.1.1 verhoogd (tenzij de extra kosten van de legalisering redelijkerwijs niet ten laste van de aanvrager kunnen worden gebracht) met: 50 % 2.3.1.5 Bouwveiligheidsplan Het tarief voor het beoordelen van een bouwveiligheidsplan bedraagt € 84,00 2.3.2 Aanlegactiviteiten Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een aanlegactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo, bedraagt het tarief: € 505,00 2.3.3 vervallen 2.3.4 Planologisch strijdig gebruik Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, bedraagt het tarief: 2.3.4.1 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1, van de Wabo wordt toegepast (binnenplanse afwijking): € 267,00 2.3.4.2 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): € 411,00 2.3.4.3 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse afwijking): € 1.697,00 2.3.4.4 indien artikel 2.12, tweede lid, van de Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking) € 411,00 2.3.4.5 indien artikel 2.12, eerste lid, onder b, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van exploitatieplan): € 411,00 2.3.4.6 indien de aanvraag een project van provinciaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale regelgeving): € 1.697,00
2.3.4.7
2.3.4.8
2.3.4.9
2.3.5 2.3.5.1
2.3.5.2
2.3.5.3
2.3.5.4
2.3.5.5
Week 52 22 december 2015
indien de aanvraag een project van nationaal belang betreft, de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.12, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving): € 1.697,00 indien artikel 2.12, eerste lid, onder d, van de Wabo wordt toegepast (afwijking van een voorbereidingsbesluit): € 411,00 Voor het voeren van een ontheffings- of wijzigingsprocedure kan het noodzakelijk zijn om onderzoeken, plannen of adviezen te laten verrichten/opstellen door externen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld: beeldkwaliteitplan; flora & fauna onderzoek, bodemonderzoek, geluidsonderzoek (meting/berekening), planologisch kader/bestemmingsplan/wijzigingsplan of een stedenbouwkundige onderbouwing. De gemeente is in de praktijk (in overleg met de aanvrager) veelal opdrachtgever voor deze activiteiten, waarvoor de aanvrager primair verantwoordelijk is. De kosten worden dan ook verhaald op de aanvrager, naast de andere leges. Over de werkzaamheden en de hiermee samenhangende kosten zal vooraf een begroting worden opgesteld door de betrokken partijen. Variabel In gebruik nemen of gebruiken bouwwerken in relatie tot brandveiligheid Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief voor: een aanvraag tot het verstrekken van een gebruiksvergunning met betrekking tot het brandveilig gebruik maken van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.11 van het besluit brandveiliggebruik bouwwerken € 422,00 het wijzigen, aanvullen of intrekken van de voorwaarden, waaronder de vergunning als bedoeld in artikel 2.11 van het besluit brandveiliggebruik bouwwerken zijn verleend € 168,00 De overeenkomstig het in 2.3.5.2 genoemde tarief geheven leges worden vermeerderd met de bedragen genoemd in 2.3.5.5 indien en voor zover deze op het bouwwerk waarop de verleende vergunning betrekking heeft, van toepassing zijn. De opslag als bedoeld in 2.3.5.4 bedraagt voor: a. bouwwerken waarin aan meer dan tien personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
15
Elektronisch
Gemeenteblad b.
2.3.6
bouwwerken waarin aan meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar of aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft; met een oppervlakte van: minder dan 100 m2 ..................€ 188,00 100 tot 200 m2 ..........................€ 284,00 200 tot 300 m2 ..........................€ 472,00 300 tot 500 m2 ..........................€ 758,00 500 tot 1.000 m2 ......................€ 1.156,00 1.000 tot 2.000 m2 ..................€ 1.632,00 2.000 tot 3.000 m2 ..................€ 2.235,00 3.000 tot 4.000 m2 ..................€ 2471,00 4.000 tot 5.000 m2 ..................€ 2.708,00 5.000 tot 6.000 m2 ..................€ 3.097,00 6.000 tot 7.000 m2 ..................€ 3.350,00 7.000 tot 8.000 m2 ..................€ 3.515,00 8.000 tot 9.000 m2 ..................€ 3.574,00 9.000 tot 10.000 m2 ................€ 3.882,00 10.000 tot 15.000 m2 .............€ 4.528,00 15.000 tot 20.000 m2 .............€ 4.765,00 20.000 tot 30.000 m2 .............€ 5.957,00 30.000 tot 40.000 m2 .............€ 6.356,00 40.000 tot 50.000 m2 ............. € 6.757,00 50.000 m2 of meer...............€ 7.150,00
Activiteiten met betrekking tot monumenten of beschermde stads- of dorpsgezichten 2.3.6.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een beschermd monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo, of op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wabo met betrekking tot een krachtens provinciale verordening of de Monumentenverordening Veendam 2010 aangewezen monument, waarvoor op grond van die provinciale verordening of artikel 10, tweede lid, van die gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: 2.3.6.1.1 voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een monument: € 294,75 2.3.6.1.2 voor het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht: € 676,25 2.3.6.2 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder h, van de Wabo, op
Week 52 22 december 2015
het slopen van een bouwwerk in een krachtens provinciale verordening of het op grond van de Monumentenverordening 1994 aangewezen stads- of dorpsgezicht, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder c, van de Wabo, waarvoor op grond van die provinciale verordening of van die gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief: € 168,00 2.3.7 Sloopactiviteiten anders dan bij monumenten of in beschermd stads- of dorpsgezicht 2.3.7.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het slopen van een bouwwerk bedraagt het tarief 2.3.7.1.1 in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder g, van de Wabo, of waarvoor op grond van een provinciale verordening een vergunning of ontheffing is vereist, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo: € 378,40 2.3.7.2 Asbesthoudende materialen Onverminderd het bepaalde in onderdeel 2.3.7.1.1 bedraagt het tarief, indien de in die onderdelen bedoelde aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk waarin asbest of een asbesthoudend product aanwezig is € 82,00 2.3.7.3 Sloopveiligheidsplan Het tarief voor het beoordelen van een sloopveiligheidsplan bedraagt € 208,00 2.3.8 Aanleggen of veranderen weg Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het aanleggen van een weg of verandering brengen in de wijze van aanleg van een weg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of artikel 2.11 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 een vergunning of ontheffing is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, aanhef en eerste lid, onder d, van de Wabo, bedraagt het tarief € 168,00 2.3.9 Uitweg/inrit Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning of melding betrekking heeft op het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 een vergunning of ontheffing of melding is vereist, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, bedraagt het tarief voor die vergunning/ontheffing/melding € 168,00
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
16
Elektronisch
Gemeenteblad 2.3.10
2.3.11
2.3.11.1
2.3.11.2
2.3.12 2.3.12.1
2.3.12.2
2.3.13
2.3.14 2.3.15
Kappen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het vellen of doen vellen van een houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo, bedraagt het tarief € 116,00 Opslag van roerende zaken Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op de opslag van roerende zaken in een bepaald gedeelte van de provincie of de gemeente, waarvoor op grond van een bepaling in een provinciale verordening of van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 een vergunning of ontheffing is vereist, bedraagt het tarief Indien de activiteit bestaat uit het daar opslaan van roerende zaken, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j, van de Wabo € 464,00 Indien de activiteit bestaat uit het als eigenaar, beperkt gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat daar roerende zaken worden opgeslagen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder k, van de Wabo € 464,00 Projecten of handelingen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op handelingen in een beschermd natuurgebied die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, de natuurwetenschappelijke betekenis of voor de dieren of planten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998, bedraagt het tarief € 252,00 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op het realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangewezen gebied als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 € 252,00 Handelingen in het kader van de Flora- en Faunawet Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een handeling waarvoor op grond van artikel 75, derde lid, van de Flora- en Faunawet ontheffing nodig is, bedraagt het tarief € 421,00 vervallen Omgevingsvergunning in twee fasen Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning
2.3.15.1
2.3.15.2
2.3.15.3 2.3.16
2.3.16.1
2.3.16.1.1 2.3.16.1.2 2.3.16.2
2.3.16.3
2.3.16.3.1 2.3.16.3.2
Week 52 22 december 2015
op verzoek in twee fasen plaatsvindt, als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Wabo, bedraagt het tarief: voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de eerste fase betrekking heeft; voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een beschikking met betrekking tot de tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in dit hoofdstuk voor de activiteiten waarop de aanvraag voor de tweede fase betrekking heeft. voor het wijzigen van de tenaamstelling van de omgevingsvergunning € 53,00 Beoordeling bodemrapport inzake milieuhygiënische bodemkwaliteit Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien krachtens wettelijk voorschrift voor de in dat onderdeel bedoelde aanvraag een bodemrapport wordt beoordeeld: voor de beoordeling bodemrapport inzake milieuhygiënische bodemkwaliteit alsmede het opstellen van een beoordeling tot bodemgeschiktheid: bij aanlevering digitaal (in SIKB protocol 0101, versie 5.0 of hoger) € 102,00 bij aanlevering analoog € 172,00 Het tarief bedraagt voor het leveren van digitale bestanden met bodeminformatie per informatiedrager CD/DVD: € 1,35 vermeerderd met: voor ieder besteed kwartier aan het vervaardigen van de bestanden € 19,80 Historisch bodemonderzoek Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het leveren van informatie ten behoeve van historisch bodemonderzoek voor: particuliere terreinen € 139,00 bedrijventerreinen met een oppervlakte: tot 500 m2 € 139,00 van 500 m2 tot 1.000 m2 € 271,00 van 1000 m2 of meer € 271,00 waarbij voor elke m2 vanaf 1.000 m2 het bedrag wordt verhoogd met € 0,55 tot een maximum bedrag van € 676,00
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
17
Elektronisch
Gemeenteblad 2.3.16.4
Het tarief bedraagt voor het opzoeken en klaarleggen van dossiers met relevante bodeminformatie € 99,00 2.3.16.5 Het tarief bedraagt voor de beoordeling van een archeologisch bodemrapport € 139,00 2.3.17 Advies 2.3.17.1 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wettelijk voorschrift aangewezen bestuursorgaan of andere instantie advies moet uitbrengen over de aanvraag of het ontwerp van de beschikking op de aanvraag om een omgevingsvergunning € 663,00 2.3.18 Verklaring van geen bedenkingen 2.3.18.1 Onverminderd het bepaalde in de voorgaande onderdelen van dit hoofdstuk bedraagt het tarief, indien een daartoe bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voordat de omgevingsvergunning kan worden verleend, als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo: 2.3.18.1.1 indien de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven € 1.250,00 2.3.18.1.2 indien een ander bestuursorgaan een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven: het bedrag van de voorafgaand aan het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan de aanvrager meegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door het college van burgemeester en wethouders is opgesteld. 2.3.18.2 Indien een begroting als bedoeld in 2.3.18.1.2 is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken. 2.3.19 Beoordeling BIBOB 2.3.19.1 Indien er door de aard van de aanvraag en aangeleverde gegevens voldoende reden is tot het inwinnen van een BIBOB-advies ter beoordeling van de integriteit van de aanvraag, bedraagt het tarief:€ 1.087,00 Hoofdstuk 4 Vermindering 2.4.1 Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning maximaal een jaar daarvoor is voorafgegaan door een aanvraag om vooroverleg of beoordeling van een conceptaanvraag als bedoeld in hoofdstuk 2, waarop de eerstgenoemde
Week 52 22 december 2015
aanvraag betrekking heeft, worden de ter zake van het vooroverleg of de beoordeling van de conceptaanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning bedoeld in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 5 Teruggaaf 2.5.1 Teruggaaf als gevolg van intrekking aanvraag omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Als een aanvrager zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten, als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.1, 2.3.6 en 2.3.7 intrekt, terwijl deze reeds in behandeling is genomen door de gemeente, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De hierbij toegepaste tariefberekening wordt als volgt uitgevoerd: 2.5.1.1 Indien de aanvraag wordt ingetrokken, worden de leges verminderd naar het overeenkomstig artikel 2.2.2 geldende tarief, met dien verstande dat reeds gemaakte kosten voor bijvoorbeeld externe adviezen blijven verschuldigd. 2.5.2 Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten Indien de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.1, 2.3.6 en 2.3.7, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges. De hierbij toegepaste tariefberekening wordt als volgt uitgevoerd: 2.5.2.1 Indien binnen één jaar na verlening van de vergunning deze door de houder schriftelijk wordt ingetrokken onder indiening van de originele vergunning, wordt: a. regulier teruggaaf van 50% van de geheven leges verleend, met dien verstande dat minimaal € 126,00 verschuldigd blijft; b. bij intrekken van de niet uitgevoerde meerwerkopties bij de seriematige bouw teruggaaf verleend van 100% van de geheven leges m.u.v. de op basis van 2.3.1.2 geheven leges en met dien verstande dat:
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
18
Elektronisch
Gemeenteblad a. het verzoek tot intrekking binnen 26 weken na oplevering wordt ingediend; b. een minimum van € 126,00 verschuldigd blijft. 2.5.2.2 Indien na één jaar, maar binnen drie jaar na verlening van de vergunning deze door de houder schriftelijk wordt ingetrokken onder indiening van de originele vergunning, wordt teruggaaf van 25% van de geheven leges verleend, met dien verstande dat minimaal € 126,00 verschuldigd blijft. 2.5.2.3 In afwijking van hetgeen is bepaald in 2.5.2.2 kan de gemeente op verzoek restitutie geven tot 50% van de bouwleges voor bouwvergunningen die zijn verleend voor de peildatum van 1 januari 2004. 2.5.2.4 In afwijking van hetgeen is bepaald in 2.5.2.2 kan de gemeente op verzoek restitutie geven tot 50% van de bouwleges voor projecten die afhankelijk zijn van de SDE+ regeling, wanneer het project geen SDE+ subsidie heeft gekregen en het project zonder deze subsidie niet te realiseren is, onder voorwaarde dat de vergunning binnen twee jaar na het verlenen van de vergunning door de houder schriftelijk wordt ingetrokken. 2.5.3 Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een omgevingsvergunning voor bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten en/of het vellen of doen vellen van een houtopstand 2.5.3.1 Als de gemeente een omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: 2.5.3.1.1 bouw-, aanleg- of sloopactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.6 of 2.3.7 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt 50% van de op grond van die onderdelen voor de betreffende activiteit verschuldigde leges, waarbij minimaal € 117,00 verschuldigd blijft. 2.5.3.1.2 het vellen of doen vellen van een houtopstand, als bedoeld in onderdeel 2.3.10 weigert, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges. De teruggaaf bedraagt 50% van de op grond van onderdeel 2.3.10 verschuldigde leges. 2.5.3.2 Onder een weigering bedoeld in onderdeel 2.5.3.1.1 wordt mede verstaan een vernietiging van de beschikking waarbij de vergunning is verleend bij rechterlijke uitspraak 2.5.4 Minimumbedrag voor teruggaaf Een bedrag minder dan € 25,00 wordt niet teruggegeven. 2.5.5 Geen teruggaaf legesdeel advies of verklaring van geen bedenkingen
Week 52 22 december 2015
Van de leges verschuldigd op grond van de onderdelen 2.3.17 en 2.3.18 wordt geen teruggaaf verleend. Hoofdstuk 6 N.v.t.
Intrekking omgevingsvergunning
Hoofdstuk 7 2.7
Wijziging omgevingsvergunning als gevolg van wijziging project Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een, naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging in het project, wordt het tarief bepaald als bedoeld in 2.2.2.
Hoofdstuk 8 2.8.1
2.8.2
Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening € 1.698,00 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het wijzigen van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening € 676,00
Hoofdstuk 9 N.v.t.
Sloopmelding
Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking 2.10 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde beschikking € 168,00 Hoofdstuk 11 Overig 2.11 Overige Reproductiekosten 2.11.1 De reproductiekosten voor een aanvraag omgevingsvergunning bedragen per 2.11.1.1 A4 of A3 formaat € 2,00 2.11.1.2 A2 formaat € 6,65 2.11.1.3 A1 formaat of groter € 10,00 2.11.2 Ligplaats Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning zoals bedoeld in artikel 6 van de Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2009, per half uur € 35,70
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
19
Elektronisch
Gemeenteblad met een maximum van € 145,85 2.11.3 Informatie ten behoeve van vastgoedtaxaties (makelaars) Het tarief voor het verstrekken van informatie voor vastgoedtaxaties indien de gevraagde informatie wordt verzonden € 72,50 2.11.4 Ontheffing geluidhinder Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een ontheffing hogere grenswaarde geluid bedraagt: 2.11.4.1 voor gevallen van enkelvoudige aard (één woning, één soort geluidhinder) € 311,00 2.11.4.2 voor overige gevallen € 595,00
3.2.1.3
Titel 3
3.2.3.2
Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
3.2.1.4
3.2.2 3.2.3
3.2.3.1
Hoofdstuk 1 Drank- en Horecawet 3.1.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van: 3.1.1.1 een vergunning genoemd in artikel 3 van de Drank- en Horecawet € 852,00 3.1.1.2 een geringe wijziging van een geldende vergunning € 213,00 3.1.1.3 een ontheffing genoemd in artikel 35 van de Drank- en Horecawet € 106,50 3.1.2 Indien een vergunning als bedoeld in 3.1.1.1 niet wordt verleend, wordt op aanvraag teruggaaf van 50% van de leges verleend. 3.1.3 Beoordeling BIBOB 3.1.3.2 Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 3.1.1 tot en met 3.1.1.3 bedraag het tarief, indien het landelijk bureau BIBOB advies moet uitbrengen over de aanvraag en de uitkomst van het advies luidt: “mindere mate van gevaar” of “ernstige mate van gevaar”, tevens het bedrag dat daartoe door het betreffende bestuursorgaan is vastgesteld, te weten: € 700,00
3.2.4
Hoofdstuk 2 Organiseren evenementen of markten 3.2.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het organiseren van een evenement als bedoeld in artikel 2:25, lid 1, van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 (evenementenvergunning), indien het betreft: 3.2.1.1 een grootschalig evenement of een evenement met een verhoogd risicoprofiel € 735,00 3.2.1.2 een kleinschalig evenement of een evenement met een laag risico € 360,00
3.2.6
3.2.4.1
3.2.5
3.2.5.1
3.2.5.2
3.2.5.3
3.2.6.1
Week 52 22 december 2015
een ontheffing genoemd in artikel 4.6.2, lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het produceren van geluid € 213,00 een klein evenement dat niet voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 2:25, lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 € 82,50 Vervallen. Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een: vergunning genoemd in artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het plaatsen van driehoeksreclameborden € 82,50 vergunning genoemd in artikel 5:23 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het organiseren van beurzen € 231,00 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een: vergunning genoemd in artikel 5:13 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het houden van een collecte of kledinginzameling € 106,50 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een: vergunning genoemd in artikel 2:10 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het plaatsen van voorwerpen ten behoeve van reclame € 231,00 vergunning genoemd in artikel 5:15 en 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het venten of innemen van een standplaats € 213,00 vergunning genoemd in artikel 2:10 en 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 voor het plaatsen van terrassen en uitstallingen op of aan de openbare weg € 213,00 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een: exploitatievergunning genoemd in artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014 € 319,50
Hoofdstuk 3 Prostitutiebedrijven 3.3 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om: 3.3.1 een exploitatievergunning of wijziging van een ex-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
20
Elektronisch
Gemeenteblad
3.3.1.1 3.3.1.2 3.3.2
3.3.2.1 3.3.2.2 3.3.3 3.3.3.2
ploitatievergunning als bedoeld in artikel 3:4, lid 1, van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014, anders dan een wijziging bedoeld in onderdeel 3.3.2: voor een seksinrichting € 1.065,00 voor een escortbedrijf € 922,50 Wijziging van een exploitatievergunning in verband met uitsluitend een wijziging van het beheer in een seksinrichting of escortbedrijf, als bedoeld in artikel 3:15, lid 2, van de Algemene plaatselijke verordening Veendam 2014: voor een seksinrichting € 319,50 voor een escortbedrijf € 319,50 Beoordeling BIBOB Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 3.3.1 tot en met 3.3.3.2 bedraag het tarief, indien het landelijk bureau BIBOB advies moet uitbrengen over de aanvraag en de uitkomst van het advies luidt: “mindere mate van gevaar” of “ernstige mate van gevaar”, tevens het bedrag dat daartoe door het betreffende bestuursorgaan is vastgesteld, te weten: € 700,00
Hoofdstuk 4 N.v.t.
Splitsingsvergunning woonruimte
Hoofdstuk 5 N.v.t.
Leefmilieuverordening
Hoofdstuk 6 Brandbeveiligingsverordening Gebruiksvergunning in verband met brandveiligheid 3.6.11 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van: 3.6.11.1 een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning met betrekking tot het in gebruik hebben of houden van een inrichting, als bedoeld in artikel 2, lid 1 van de Brandbeveiligingsverordening 2012, niet zijnde een vergunning als bedoeld onder 3.6.11.2 € 306,00 3.6.11.2 een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning met betrekking tot het in gebruik hebben of houden van een tijdelijke inrichting, als bedoeld in artikel 2.1 van de brandbeveiligingsverordening voor een periode van: maximaal 3 dagen € 364,50 4 t/m 7 dagen € 600,00 meer dan 7 dagen € 600,00 vermeerderd met per week of een gedeelte daarvan € 115,50
3.6.11.3
3.6.11.4
Week 52 22 december 2015
De overeenkomstig het in 3.6.11.1 genoemde tarief geheven leges worden vermeerderd met de bedragen genoemd in 3.6.11.4 indien en voor zover deze op de inrichting waarop de verleende vergunning betrekking heeft, van toepassing zijn De opslag als bedoeld in 3.6.11.3 bedraagt voor: a. inrichtingen waarvan aan meer dan tien personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft; en/of b. inrichtingen waarin aan meer dan tien kinderen jonger dan twaalf jaar of aan meer dan tien lichamelijk en/of geestelijk gehandicapten dagverblijf zal worden verschaft; met een oppervlakte van: minder dan 100 m2 € 234,00 100 tot 200 m2 € 352,50 200 tot 300 m2 € 586,50
Hoofdstuk 7 3.7
In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een andere, in deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking € 79,50
Hoofdstuk 8 Kinderopvang 3.8.1 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot: 3.8.1.1 het in exploitatie nemen van een kindercentrum (dagopvang en/of buitenschoolse opvang) of gastouderbureau als bedoeld in artikel 1.45, lid 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen € 1.014,00 3.8.1.2 het bieden van gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.45, lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen € 468,00 3.8.1.3 het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal als bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen € 1.014,00 Hoofdstuk 9 Toeslag bij laat aanvragen vergunning 3.9.1 Voor de in deze titel opgenomen aanvragen geldt een verhoging bij te late indiening. Deze verhoging bedraagt: 25% indien er nog minimaal 75% rest van de wettelijke indieningstermijn; 50% indien er nog minimaal 50% rest van de wettelijke indieningstermijn;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
21
Elektronisch
Gemeenteblad 75% indien er nog minimaal 25% rest van de wettelijke indieningstermijn; 100% indien er minder rest dan 25% van de wettelijke indieningstermijn. Behorende bij het raadsbesluit van 14 december 2015 De griffier, R. Brekveld
Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2016 Nummer 2015R0115e / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten 2016 (Verordening lijkbezorgingsrechten 2016) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. begraafplaats(en): de begraafplaatsen, genoemd in artikel 1 van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Veendam 2012; b. graf: een zandgraf of keldergraf; c. grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; d. asbus of aszak: een voorwerp ter berging van as van een overledene; e. urn: een voorwerp ter berging van één of meerdere asbussen; f. particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot: - het doen begraven en begraven houden van lijken; - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; - het doen verstrooien van as;
Week 52 22 december 2015
g. algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken; h. particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot: - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; - het doen verstrooien van as; i. urnennis: een ruimte in het columbarium waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen bevattende as van overledenen; j. verstrooiingsplaats: een plaats, die bestemd is om as te verstrooien; k. gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het recht is verleend om overledenen te gedenken; l. grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf. Artikel 2 Belastbaar feit Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats. Artikel 3 Belastingplicht De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Artikel 4 Vrijstellingen De rechten worden niet geheven voor: a. het lichten van een lijk of asbus op rechterlijk gezag; b. het begraven van doodgeboren kinderen of van overleden zuigelingen die met de overleden moeder in één kist worden begraven. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
22
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 6 Belastingjaar 1. Met betrekking tot de rechten, genoemd in hoofdstuk 8 van de tarieventabel, is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar. 2. Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 7 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht. Artikel 7 Wijze van heffing 1. De rechten, genoemd in hoofdstuk 8 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd. 2. Andere rechten dan die welke zijn genoemd in hoofdstuk 8 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving van het gevorderde bedrag, welke schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige wordt toegezonden of uitgereikt. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten 1. De rechten, genoemd in hoofdstuk 8 van de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 8 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten als bedoeld in hoofdstuk 8 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten Andere rechten dan die welke zijn genoemd in hoofdstuk 8 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Artikel 10 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet of de schriftelijke kennisgeving.
Week 52 22 december 2015
2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn. Artikel 11 Kwijtschelding Bij de invordering van de lijkbezorgingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten. Artikel 13 Overgangsrecht De ‘Verordening lijkbezorgingsrechten 2015’ van 15 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 14 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 15 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening lijkbezorgingsrechten 2016. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter,
De griffier,
S.B. Swierstra
R. Brekveld
Tarieventabel behorende bij de "Verordening lijkbezorgingsrechten 2016" Veendam Hoofdstuk 1 Verlenen van rechten Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier graf wordt per grafruimte geheven: 1.1 Voor een periode van 20 jaar € 560,1.2 Voor een periode van 40 jaar € 1.120,1.3 Voor onbepaalde tijd € 1.120,1.4 Voor een kindergraf voor een periode van 20 jaar € 280,1.5 Voor een kindergraf voor een periode van 40 jaar € 560,1.6 Voor een kindergraf voor onbepaalde tijd € 560,-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
23
Elektronisch
Gemeenteblad 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13
1.14
1.15
1.16
1.17
1.18
1.19
Voor een urnengraf/urnentuin voor een periode van 20 jaar € 560,Voor een urnennis/columbarium voor een periode van 5 jaar € 547,Voor een urnennis/columbarium voor een periode van 10 jaar € 1.093,Voor een urnennis/columbarium voor een periode van 15 jaar € 1.640,Voor een urnennis/columbarium voor een periode van 20 jaar € 2.186,Voor een particulier familiegraf (maximaal 6 personen) voor onbepaalde tijd € 1.120,Voor het verlenen van het recht tot het plaatsen van een grafkelder wordt boven het recht bedoeld in 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.12 geheven: € 108,Voor het huren van urngrafkelder voor een periode van 20 jaar wordt boven het recht bedoeld in 1.7 geheven: € 106,Voor het verlengen van de huur van een urngrafkelder met een periode van 5 jaar wordt geheven: € 27,Voor het verlengen van de huur van een urngrafkelder met een periode van 10 jaar wordt geheven: € 53,Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1, 1.2, 1.4, 1.5 en 1.7 met 5 jaar wordt geheven: € 140,Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1, 1.2, 1.4, 1.5 en 1.7 met 10 jaar wordt geheven: € 280,Voor het verlengen van de huur als bedoeld in 1.8, 1.9, 1.10 en 1.11 met 5 jaar wordt geheven: € 280,-
Hoofdstuk 2 Begraven 2.1 Voor het begraven/bijzetten van een lijk wordt geheven: € 496,2.2 Voor het begraven/bijzetten van een lijk van een kind tot 1 jaar wordt geheven: € 124,2.3 Voor het begraven/bijzetten van een lijk van een kind tot 12 wordt geheven: € 248,2.4 Voor het begraven op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in 2.1, verhoogd met: € 240,(onder buitengewone uren wordt verstaan: zaterdag, zon- en feestdagen) € 240,Hoofdstuk 3 Bijzetten van asbussen en urnen Voor het bijzetten van een asbus of urn wordt geheven: 3.1 In een urnengraf/urnentuin als bedoeld in 1.7 of particulier graf als bedoeld in 1.1, 1.2, 1.3 en 1.12 € 240,-
3.2 3.3
Week 52 22 december 2015
In een urnennis/columbarium als bedoeld in 1.8, 1.9, 1.10 en 1.11 € 240,Voor het bijzetten van asbussen of urnen op buiten gewone uren wordt het recht, bedoeld in 3.1 en 3.2, verhoogd met: € 180,(onder buitengewone uren wordt verstaan: zaterdag,
Hoofdstuk 4 Inschrijven en overboeken van graven 4.1 Voor het inschrijven, bijhouden en overboeken van graven in een daartoe bestemd beheerssysteem (zgn. administratiekosten) wordt geheven: € 157,Hoofdstuk 5 Opgraven, ruimen en verstrooien 5.1 Voor het opgraven van een lijk wordt het op dat moment geldende tarief, die door het ruimingsbedrijf in rekening wordt gebracht, geheven. 5.2 Voor het na opgraven weer begraven in hetzelfde of in een ander graf wordt het op dat moment geldende tarief, die door het ruimingsbedrijf in rekening wordt gebracht, geheven. 5.3 Voor het opgraven of verwijderen van een asbus wordt geheven: € 157,5.4V Voor het ruimen van een graf op verzoek van de belanghebbende wordt het op dat moment geldende tarief, die door het ruimingsbedrijf in rekening wordt gebracht, geheven. 5.5 Voor het plaatsen van een herinneringsplaatje wordt geheven: € 54,5.6 Voor het verstrooien van as op een verstrooiingsplaats wordt geheven: € 193,5.7 Voor het verstrooien van as op buitengewone uren wordt het recht, bedoeld in 5.6, verhoogd met: € 144,(onder buitengewone uren wordt verstaan: zaterdag, zon- en feestdagen) Hoofdstuk 6 Vergunning plaatsen monument 6.1 Voor het afgeven van een vergunning ter zake van het plaatsen of vernieuwen van gedenktekens en/of voorwerpen, als bedoeld in artikel 19 van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2012 in de gemeente Veendam wordt per grafruimte geheven: € 113,Hoofdstuk 7 Onderhoud omgevingsgroen Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de omgevingsruimte behorende bij een grafruimte wordt een afkoopsom geheven gebaseerd op de volgende bedragen: 7.1 Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier graf voor 20 jaar € 1.120,-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
24
Elektronisch
Gemeenteblad 7.2 7.3 7.4
7.5
7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13 7.14 7.15
7.16
7.17
7.18
7.19
7.20
7.21
Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier graf voor 40 jaar € 2.240,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier graf voor onbepaalde tijd € 5.600,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier graf voor onbepaalde tijd op veld 7 (minimale afname van 4 m2) € 8.960,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier graf voor onbepaalde tijd op veld 7 voor elke m2 meer boven de minimale afname van 4m2 € 2.240,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier familiegraf voor onbepaalde tijd € 12.500,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier kindergraf voor 20 jaar € 560,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier kindergraf voor 40 jaar € 1.120,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier kindergraf voor onbepaalde tijd € 2.800,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een urnennis/columbarium voor 5 jaar € 54,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een urnennis/columbarium voor 10 jaar € 108,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een urnennis/columbarium voor 15 jaar € 161,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een urnennis/columbarium voor 20 jaar € 215,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij een particulier urnengraf/urnentuin voor 20 jaar € 560,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een particulier graf voor 5 jaar € 280,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een particulier graf voor 10 jaar € 560,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een particulier kindergraf voor 5 jaar € 140,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een particulier kindergraf voor 10 jaar € 280,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een particulier urnengraf voor 5 jaar € 140,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een particulier urnengraf voor 10 jaar € 280,Voor het onderhoud van het omgevingsgroen bij het verlengen van het recht op een urnennis/columbarium voor 5 jaar € 54,-
Week 52 22 december 2015
Hoofdstuk 8 Jaarlijkse heffing Van hen, die van de tot 1 januari 1975 geboden mogelijkheid tot afkoop van het jaarlijks onderhoudsrecht voor de begraafplaats Buitenwoelhof geen gebruik hebben gemaakt, wordt een jaarlijks recht geheven voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van een grafruimte, daaronder begrepen het onderhoud van voorwerpen en beplanting, naar de volgende bedragen: 8.1 Voor het onderhoud van een liggend monument inclusief graftuin bij een particulier graf € 49,8.2 Voor het onderhoud van een staand monument inclusief graftuin bij een particulier graf € 99,8.3 Voor het onderhoud van monumenten inclusief graftuin bij een particulier familiegraf € 99,8.4 Voor het onderhoud van monumenten inclusief graftuin bij een particulier kindergraf € 49,8.5 Voor het onderhoud van monumenten inclusief graftuin bij een particulier urnengraf/urnentuin € 49,8.6 Voor het onderhoud van monumenten inclusief graftuin bij een particulier urnennis/columbarium € 49,Behorende bij het raadsbesluit van 14 december 2015 De griffier, R. Brekveld
Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2016 Nummer 2015R0115g / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van17 november 2015; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van marktgelden 2016 (Verordening marktgelden 2016) Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Deze verordening verstaat onder: a. markt: de door het college ingestelde warenmarkt; b. marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toe-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
25
Elektronisch
Gemeenteblad
c.
d. e. f. 2. a. b.
gankelijke oppervlakte grond die door het college is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel, waarop overeenkomstig de Marktverordening gemeente Veendam 2004, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 13 december 2004, 1006/SB, markt wordt gehouden; standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel; wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste plaats; kwartaal: een kalenderkwartaal; dag: een etmaal. In aanvulling op het bovenstaande geldt: een gedeelte van een dag of een kwartaal wordt gelijkgesteld met een dag of een kwartaal; bij de berekening wordt een gedeelte van een vierkante meter voor een volle vierkante meter gerekend.
Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam marktgeld wordt geheven: 1. rechten wegens het innemen van een standplaats op een marktterrein; 2. rechten voor het in behandeling nemen van een verzoek tot plaatsing op de wachtlijst of tot jaarlijkse verlenging van opname op deze wachtlijst. Artikel 3 Belastingplicht Het marktgeld wordt geheven van degene die een standplaats inneemt of van wie een verzoek in behandeling genomen wordt tot plaatsing op de wachtlijst of tot verlenging van opname op deze wachtlijst. Artikel 4 Vrijstellingen Voor inrichtingen geplaatst op gemeentegrond, welke daartoe van gemeentewege is verpacht of verhuurd of waarvoor op grond van andere gemeentelijke regelingen belasting is verschuldigd, wordt geen marktgeld krachtens deze verordening geheven. Artikel 5 Maatstaf van heffing 1. De rechten worden geheven voor het aantal vierkante meters van de standplaats; 2. Het aantal vierkante meters wordt gesteld op het aantal vierkante meters dat wordt ingenomen door de in lid 1 bedoelde standplaats. Artikel 6 Tarief Het recht bedraagt voor: 1. het innemen van een standplaats per dag per m2 € 1,25, met een minimum per standplaats per dag van € 7,40; 2. het in behandeling nemen van een verzoek tot plaatsing
Week 52 22 december 2015
op de wachtlijst marktplaatsen per markt € 30,55; 3. het in behandeling nemen van een verzoek tot jaarlijkse verlenging van opname op de wachtlijst per markt € 30,55. Artikel 7 Wijze van heffing De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur, waarvoor het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving, nota of andere schriftuur aan belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld 1. De rechten zijn verschuldigd: a. voor de per dag berekende rechten bij het begin van de dag waarvoor de standplaats is uitgegeven; b. voor het in behandeling nemen van een verzoek tot plaatsing op de wachtlijst bij het indienen van het verzoek. 2. De in het eerste lid genoemde rechten zijn verschuldigd bij aanvang van de belastingplicht. Artikel 9 Termijn van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de marktgelden worden betaald in geval van de kennisgeving, de nota of andere schriftuur bedoeld in artikel 7 schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, de nota of andere schriftuur, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na dagtekening van de kennisgeving, de nota of andere schriftuur. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen. Artikel 10 Kwijtschelding Bij de invordering van de marktgelden wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de marktgelden. Artikel 12 Overgangsrecht De ‘Verordening marktgelden 2015’ van 15 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
26
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 13 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 14 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening marktgelden 2016”. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter, S.B. Swierstra
De griffier, R. Brekveld
Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 Nummer 2015R0115c / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016) Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.
Week 52 22 december 2015
2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven (verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel 1. 2. Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond,
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
27
Elektronisch
Gemeenteblad
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k.
alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 , met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals
Week 52 22 december 2015
lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. Artikel 5 Belastingtarieven Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,2471 %; b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,2076 %; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,3496 %. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen een maand later; 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingbedragen, of als het aanslagbiljet maar één aanslagregel bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, doch minder is dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
28
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 9 Overgangsrecht De 'Verordening onroerende-zaakbelastingen 2015 van 15 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 10 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 11 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016”. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter, S.B. Swierstra
De griffier, R. Brekveld
Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2016 Nummer 2015R0115h / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het collega van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op artikel 228 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2016 (Verordening precariobelasting 2016) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel verstaat onder: a. dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan; b. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen; c. maand: een kalendermaand; d. jaar: een kalenderjaar; e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en
Week 52 22 december 2015
in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben. f. centrum winkelgebied: het winkelgebied zoals dat op de bij deze verordening behorende overzichtskaart (bijlage 1) is aangeduid. Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Artikel 3 Belastingplicht 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft. Artikel 4 Vrijstellingen De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van: a. voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen; b. voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
29
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 6 Berekening van de precariobelasting 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengteof oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als volle eenheid aangemerkt. 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald. 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek. 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is. 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze. 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting: a. indien in de tarieventabel een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week; b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand. 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak. Artikel 7 Belastingtijdvak 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
Week 52 22 december 2015
2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan. Artikel 8 Wijze van heffing 1. Precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven. 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,50. Artikel 10 Termijnen van betaling 1. De aanslagen moeten worden betaald binnen 2 maanden na dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid: a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
30
Elektronisch
Gemeenteblad 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 11 Kwijtschelding Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting. Artikel 13 Overgangsrecht De Verordening precariobelasting 2015 van 15 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Week 52 22 december 2015
Artikel 14 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 15 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening precariobelasting 2016. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter S.B. Swierstra
De griffier R. Brekveld
Bijlage 1 overzichtskaart centrum winkelgebied Overzichtskaart (reg.nr. GBS-1389) van het centrum winkelgebied. Als aangewezen gebied gelden de binnen de rode markerende streep gelegen objecten.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
31
Elektronisch
Gemeenteblad Bijlage 2 Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening precariobelasting 2016’ 1. Het tarief bedraagt voor (driehoeks)reclameborden over het gehele grondgebied van de gemeente Veendam, per locatie per tien dagen: € 11,50 2. Het tarief bedraagt voor het gebruik van een terras over het gehele grondgebied van de gemeente Veendam per jaar per vierkante meter: € 10,35 3. Voor het innemen van een standplaats in het centrum winkelgebied, per dag: € 9,25 4. Voor het innemen van een standplaats buiten het centrum winkelgebied, per dag: € 6,40 Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2015 De griffier van Veendam, R. Brekveld
Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2016 Nummer 2015R0115i / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op artikel 227 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2016 (Verordening reclamebelasting 2016) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel verstaan onder: a. Tussenpersoon: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in een vaste betrekking staat; b. Jaar: een kalenderjaar; c. centrum winkelgebied: het winkelgebied zoals dat op de bij deze verordening behorende overzichtskaart (bijlage 1) is aangeduid
Week 52 22 december 2015
Artikel 2. Belastbaar feit Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het centrum winkelgebied een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. Artikel 3 Belastingplicht 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de openbare aankondiging wordt aangetroffen. 2. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon is gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van roerende en onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon. 3. In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting voor een openbare aankondiging die is aangebracht door tussenkomst van een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van openbare aankondigingen op daartoe beschikbaar gestelde oppervlakken, geheven van die natuurlijk persoon of rechtspersoon. Artikel 4 Vrijstellingen De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg: a. die zijn aangebracht of geplaatst ten behoeve van een vlotte doorstroming van het verkeer; b. die minder dan 1 maand in de gemeente aanwezig zijn; c. die zijn aangebracht op voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, waarvoor precariobelasting verschuldigd is op de voet van de “Verordening precariobelasting 2015”; d. openbare aankondigingen door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak. Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaf en het tarief zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening en bijbehorende tarieventabel bepaalde. Artikel 6 Belastingtijdvak Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
32
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Termijn van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de reclamebelasting worden betaald in drie termijnen waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, doch minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Week 52 22 december 2015
2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 13 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 14 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reclamebelasting 2016. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter S.B. Swierstra
De griffier R. Brekveld
Bijlage 1 overzichtskaart centrum winkelgebied Overzichtskaart (reg.nr. GBS-1389) van het centrum winkelgebied. Als aangewezen gebied gelden de binnen de rode markerende streep gelegen objecten (zie volgende pagina) Bijlage 2 Tarieventabel 2016 behorende bij de “Verordening reclamebelasting 2016” Het tarief bedraagt voor een vanaf de openbare weg zichtbare aankondiging, per jaar € 592,40. Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2015. De griffier van Veendam, R. Brekveld
Artikel 10 Kwijtschelding Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting. Artikel 12 Overgangsrecht De Verordening reclamebelasting 2015 van 15 december
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
33
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Bijlage 1 overzichtskaart centrum winkelgebied Overzichtskaart (reg.nr. GBS-1389) van het centrum winkelgebied. Als aangewezen gebied gelden de binnen de rode markerende streep gelegen objecten.
Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsrechten 2016
Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsrechten 2016 (Verordening reinigingsrechten 2016)
Nummer 2015R0115f / EDV De raad van de gemeente Veendam;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening:
Artikel 2 Belastbaar feit Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
34
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 3 Belastingplicht De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2. Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 5 Belastingjaar Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Wijze van heffing De rechten bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, of door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving, aan de belastingschuldige bekendgemaakt. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld De rechten zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. De reinigingsrechten moeten worden betaald ingeval de kennisgeving, de nota of andere schriftuur bedoeld in artikel 6 a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving; b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, nota of andere schriftuur, dan wel ingeval van toezending daarvan binnen 14 dagen na dagtekening van de kennisgeving, de nota of andere schriftuur. 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.
Week 52 22 december 2015
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsrechten. Artikel 11 Overgangsrecht De ‘Verordening reinigingsrechten 2015’ van 15 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 12 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 13 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reinigingsrechten 2016. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015. De voorzitter, S.B. Swierstra
De griffier, R. Brekveld
Tarieventabel behorende bij de ‘Verordening reinigingsrechten 2016’ Algemeen De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is. Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten Het recht bedraagt voor het ledigen van beer- of zinkputten, septictanks en het verwijderen van de daaruit komende stoffen per keer € 130,00 met dien verstande, dat voor het verrichten van deze diensten in afwijking van het vastgestelde schema, het recht per keer bedraagt € 180,00 Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2015.
Artikel 9 Kwijtschelding Bij de invordering van de reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990.
De griffier van Veendam, R. Brekveld
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
35
Elektronisch
Gemeenteblad Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016 Nummer 2015R0115b / EDV De raad van de gemeente Veendam; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2015; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2016 (Verordening rioolheffing 2016) Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente, waaronder tevens begrepen individuele behandelingssystemen van afvalwater (IBA’s) die in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente zijn; c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft; d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater; e. bijzonder object: een perceel met een grondoppervlak kleiner dan 100 m2, zonder voorziening voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater of met uitsluitend een voorziening voor de afvoer van hemelwater. Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Week 52 22 december 2015
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven: a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat is aangesloten op de gemeentelijke riolering dan wel dat belang heeft bij nakoming van de gemeentelijke zorgplichten, verder te noemen: eigenarendeel, en b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd dan wel dat belang heeft bij nakoming van de gemeentelijke zorgplichten, verder te noemen: gebruikersdeel. 2. Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. 3. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Artikel 5 Maatstaf van heffing 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel. 2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel, dat wordt verhoogd afhankelijk van het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. 3. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
36
Elektronisch
Gemeenteblad die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. 4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie, moet die pompinstallatie zijn voorzien van een: a. watermeter, vanwaar de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 5. De hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd. Artikel 6 Belastingtarieven 1. De rioolheffing voor het eigenarendeel bedraagt € 35,70 2. Voor een bijzonder object bedraagt de rioolheffing voor het eigenarendeel € 11,90 3. De rioolheffing voor het gebruikersdeel bedraagt € 49,50 4. Indien vanuit het eigendom meer dan 300 m3 is afgevoerd, wordt het bedrag als bedoeld in het derde lid verhoogd met € 53,25 voor elke 300 m3 boven de eerste 300 m3 dat vanuit het perceel wordt afgevoerd, met een maximum van € 7.500,-. 5. Voor de berekening van het aantal eenheden als bedoeld in het vierde lid, wordt een gedeelte van een eenheid van 300 m3 als een volle eenheid aangemerkt. Artikel 7 Vrijstellingen 1. Voor bijzondere objecten wordt geen gebruikersbelasting geheven. 2. Er wordt geen rioolheffing geheven voor percelen met een grondoppervlak kleiner dan 15 m2. Artikel 8 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 9 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht; 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel
Week 52 22 december 2015
twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven; 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven; 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing als de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en daar een ander perceel in gebruik neemt. Artikel 11 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen een maand later; 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingbedragen, of als het aanslagbiljet maar één aanslagregel bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 doch minder is dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later. 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen. Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 13 Overgangsrecht De ‘Verordening rioolheffing 2015’ van 15 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 14 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
37
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Artikel 15 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2016.
Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2015
Nummer 201523736-3 / EDV Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; gelet op het bepaalde in: - artikel 1 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen; - artikel 3 van de Verordening rioolheffing; - artikel 4 van de Verordening reinigingsheffingen; - artikel 3 van de Verordening afvalstoffenheffing;
De voorzitter, S.B. Swierstra
De griffier, R. Brekveld
besluit vast te stellen de navolgende beleidsregels:
Bekendmaking beleidsregels Burgmeester en wethouders van de gemeente Veendam maken bekend dat zij bij besluit van 15 december 2015 de volgende beleidsregels op het gebied van belastingen heeft vastgesteld: Nummer 201523736-1 / EDV Beleidsregel Proceskostenvergoeding bezwaarfase WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde heffingen; Nummer 201523736-2 / EDV Beleidsregel Ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen; Nummer 201523736-3 / EDV Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie; Nummer 201523736-4 / EDV Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie; Nummer 201523736-5 / EDV Beleidsregel Automatische incasso; Nummer 201523736-6 / EDV Leidraad Invordering gemeente Veendam. De beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016. De tekst van de beleidsregels luidt:
Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie Artikel 1 Algemeen In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject (onroerende of roerende zaak, roerende woonof bedrijfsruimte, perceel). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de gemeente Veendam een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen. Artikel 2 Voorkeursvolgorde 1. Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, indien er met betrekking tot één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van: 1.1. de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde geldt: 1.1.1. de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning; 1.1.2. de opstaller, met uitzondering van degene die een af-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
38
Elektronisch
Gemeenteblad
1.2.
2.
2.1.
2.1.1. 2.1.2. 2.1.3. 2.1.4. 2.1.5. 2.1.6. 2.2.
2.2.1. 2.2.2. 2.3.
2.3.1. 2.3.2. 3.
3.1. 3.2. 4.
4.1. 4.2.
hankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft; de eigenaar of de appartementsgerechtigde.
Met betrekking tot de gemeentelijke belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van: indien er binnen één categorie genothebbenden personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Veendam wonen of gevestigd zijn: de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden; degene die ook als gebruiker wordt aangemerkt; degene die het langst staat ingeschreven op het betreffende adres; degene die de oudste in leeftijd is; degene die de oudste man is; degene die de oudste vrouw is. indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in de gemeente Veendam wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn: de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden; degene die als gebruiker bekend is. indien er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn: de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden; degene die als gebruiker bekend is. Met betrekking tot de onroerende-zaakbelastingen en de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van: degene die volgens het kadaster het object in eigendom heeft; degene die als gebruiker van het object bekend is. Met betrekking tot de afvalstoffenheffing wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van: degene die het object in gebruik heeft; degene die het langst op het adres staat ingeschreven;
4.3. 4.4. 4.5. 5.
5.1. 5.2. 5.3. 6. 6.1.
6.2.
7.
8.
9.
10.
Week 52 22 december 2015
degene die de oudste in leeftijd is; degene die de oudste man is; degene die de oudste vrouw is. Indien en voor zover aanslagen van verschillende gemeentelijke belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die: ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen; ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen; ingevolge onderdeel 4 kan worden aangewezen; De onderdelen 1 tot en met 5 vinden geen toepassing indien: de aanslag kan worden opgelegd aan degene die met betrekking tot het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtige is; bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd. Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen. Wijzigingen kunnen – indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingtijdvak. Indien een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3 Inwerkingtreding 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 2. De beleidsregels “aanwijzing belastingplichtige” van 2 maart 1995 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
39
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Artikel 4 Citeertitel 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige.
de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerende-zaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015.
Artikel 2 Voorkeursvolgorde In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken , zijn de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige, voor zover zij betrekking hebben op de onroerendezaakbelastingen van overeenkomstige toepassing.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, De burgemeester S. Swierstra
De secretaris A. Castelein
Artikel 3 Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.
Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Nummer 201523736-4 / EDV Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; gelet op het bepaalde in: - hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken; - de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige.
Artikel 4 Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels aanwijzen WOZ-belanghebbende Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, De burgemeester S. Swierstra
De secretaris A. Castelein
besluit vast te stellen de navolgende beleidsregels: Beleidsregels voor het aanwijzen van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie Artikel 1 Algemeen In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de gemeente op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking aan een van de belanghebbenden verzenden. De gemeente Veendam hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van
Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen Nummer 201523736-2 / EDV Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 231 en 244 van de Gemeentewet juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; besluit vast te stellen de navolgende beleidsregels: Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen van gemeentelijke belastingen
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
40
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 1 Reikwijdte en definities 1. Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven. 2. Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is. 3. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet; b. de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald; c. de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt; d. het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag; e. de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels mede wordt verstaan onder: i. de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag; ii. het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel i. bedoelde bedrag. f. de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.
Week 52 22 december 2015
Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,- per belastingaanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien: a. een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of b. uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden. Artikel 3 Uitzonderingen Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien: a. ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken; b. aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken. Artikel 4 Jurisprudentie en beleidsbesluiten 1. Een uitspraak van de Hoge Raad waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad is gewezen, onderscheidenlijk voor de dagtekening van het beleidsbesluit of andere schriftelijke aanwijzing, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen. 2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges. 3. Een uitspraak van een rechtbank of gerechtshof is doorgaans geen aanleiding voor het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting. Dit lijdt evenwel uitzondering indien het college van burgemeester en wethouders ken-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
41
Elektronisch
Gemeenteblad baar heeft gemaakt dat de uitspraak tot richtsnoer moet worden genomen. Het eerste lid is in dat geval van overeenkomstige toepassing. Artikel 5 Mededeling van afwijzing Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2 onder a. Artikel 6 Inwerkingtreding 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 2. De Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen gemeente Veendam van 26 maart 2009 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 7 Citeertitel 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen gemeente Veendam. Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, De burgemeester S. Swierstra
De secretaris A. Castelein
Beleidsregels voor het automatisch incasseren van gemeentelijke belastingaanslagen Nummer 201523736-5 / EDV Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; gelet op het bepaalde in: - artikel 231 van de Gemeentewet; - artikel 9, tiende lid van de Invorderingswet; - artikel 11 van de Verordening rioolheffing;
Week 52 22 december 2015
- artikel 7 van de Verordening onroerende-zaakbelastingen; - artikel 8 van de Verordening afvalstoffenheffing; - artikel 11 van de Verordening reinigingsrechten. besluit vast te stellen de navolgende beleidsregels: Beleidsregels voor het automatisch incasseren van gemeentelijke belastingaanslagen Artikel 1 Algemeen Indien een belastingplichtige de gemeente machtigt om voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd van zijn/haar bankrekening in het kader van automatische betaling van gemeentelijke belastingaanslagen termijnbedragen af te schrijven, zijn de hiernavolgende regels van toepassing. 1. Bij het verstrekken van een opdracht tot automatische betaling van een belastingaanslag verbindt de belastingschuldige zich zorg te dragen voor voldoende saldo op zijn of haar rekening. 2. Ingeval de automatische incasso niet plaats kan vinden, wordt tweemaal aan de belastingschuldige een herinnering met een nieuw termijnbedrag toegezonden. 3. Indien voor de tweede maal blijkt dat de verschuldigde bedragen niet door middel van automatische incasso van de betaalrekening kunnen worden afgeschreven, vervallen met onmiddellijke ingang de op basis van automatische incasso van toepassing zijnde tien betaaltermijnen. 4. Met ingang van het vervallen van de tien betaaltermijnen zijn de algemene betaaltermijnen van toepassing. 5. Indien de algemene betaaltermijnen reeds zijn vervallen, dient het openstaande bedrag binnen tien dagen na aanschrijven te worden voldaan. 6. Wanneer de belastingschuldige schriftelijk verklaart de automatische incasso te willen beëindigen, vervallen eveneens de tien betaaltermijnen en wordt de belasting invorderbaar in de algemene drie betaaltermijnen. Het bepaalde onder punt 5 is hierbij van overeenkomstige toepassing. 7. Indien ten tijde van de intrekking van de machtiging dan wel de ontoereikendheid van het saldo de algemene betaaltermijnen reeds zijn verstreken én indien niet binnen 10 dagen na aanschrijving is betaald, kan dwanginvordering plaatsvinden. Artikel 2 Inwerkingtreding 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 2. De beleidsregels “automatische incasso” worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
42
Elektronisch
Gemeenteblad op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 3 Citeertitel 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels automatische incasso. Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, De burgemeester S. Swierstra
De secretaris A. Castelein
Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde heffingen Nummer 201523736-1 / EDV Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; gelet op de artikelen 1:3 lid 4 en 7:15 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 lid 1 aanhef en onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat besluit behorende bijlage; besluit vast te stellen de navolgende beleidsregels: Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde heffingen Artikel 1 Toepassing Deze beleidsregels zijn van toepassing bij verzoeken om kostenvergoeding in de bezwaarprocedures op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht aangaande besluiten genomen in de vorm van WOZ-beschikkingen (in de zin van de Wet Waardering Onroerende Zaken) en aanslagen gemeentelijke heffingen die de bij de WOZ-beschikking vastgestelde waarden als grondslag hanteren. De navolgende artikelen beschrijven de wijze waarop de gemeente in het kader van de WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde heffingen, invulling geeft aan de beleidsruimte die het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna Bpb) biedt.
Week 52 22 december 2015
Artikel 2 Begripsbepalingen In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. Bpb: Besluit proceskosten bestuursrecht; b. Awb: Algemene wet bestuursrecht; c. Wet WOZ: Wet waardering onroerende zaken; d. “de beroepsmatige derde”: de derde die beroepsmatig rechtsbijstand heeft verleend als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, Bpb en hiervoor kosten bij de belanghebbende in rekening heeft gebracht. Artikel 3 Kosten derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand Het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals vermeld in artikel 1 onderdeel a, Bpb wordt vastgesteld door de in de bijlage van het Bpb genoemde punten per proceshandeling als uitgangspunt te nemen, waarbij een correctie wordt toegepast als genoemd in artikel 4 voor zover belanghebbende de kosten voor deze handelingen redelijkerwijs niet, of niet volledig, heeft hoeven maken. Deze punten worden vermenigvuldigd met de waarde per punt, vermeld in artikel 5 van deze beleidsregels. Het aldus berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor, als berekend ingevolge artikel 6 van deze beleidsregels. Indien er sprake is van samenhangende zaken, wordt ingevolge artikel 7 van deze beleidsregels de aldaar genoemde wegingsfactor gehanteerd. Artikel 4 Punten proceshandelingen 1. Aan de hierna genoemde proceshandelingen worden de volgende punten toegekend: a. indienen van een bezwaarschrift: 1 punt; b. verschijnen op een hoorzitting: 1 punt; c. verschijnen op een nadere hoorzitting: 0,5 punt. 2. Indien de onder b en c genoemde proceshandelingen plaatsvinden op verzoek van de belanghebbende partij waarbij deze het horen geheel of gedeeltelijk gebruikt als alternatief voor het schriftelijk bezwaar, wordt het indienen van het bezwaar en de hoorzitting redelijkerwijs tezamen beschouwd als één proceshandeling waarvoor tezamen 1 procespunt wordt toegekend die vervolgens wordt gewogen conform artikel 6 van deze beleidsregels. Artikel 5 Waarde per punt De waarde per punt bedraagt het bedrag zoals genoemd onder B.2. lid 1 van de bijlage bij het Bpb. Artikel 6 Wegingsfactoren 1. De vergoedingen in het forfaitair stelsel van het Bpb zijn gerelateerd aan de gemiddelde werkbelasting in diverse zaaktypen. Bij een zaak van gemiddeld gewicht als be-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
43
Elektronisch
Gemeenteblad doeld in onderdeel C1 van het Bpb wordt de wegingsfactor gesteld op 1. Een WOZ-zaak is van gemiddeld gewicht als er sprake is van een volledig onderbouwd waardebezwaar, ongeacht of de informatie in één of meerdere onderdelen wordt aangeleverd en ongeacht of de onderdelen door verschillende personen zijn ondertekend. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de wegingsfactor vastgesteld op: a. factor 0,25, indien er sprake is van een zeer lichte zaak. Er is sprake van een zeer lichte zaak indien: i. het bezwaarschrift kennelijk gegrond is; ii. er sprake is van een onjuiste registratie van een bijgebouw; iii. een kenbare schrijffout in de beschikking/belastingaanslag is gemaakt; iv. het bezwaarschrift uitsluitend verwijst naar een bezwaar uit een eerder belastingjaar; v. het bezwaarschrift marginaal is onderbouwd; vi. het bezwaarschrift slechts een verwijzing naar een eigen beroepsprocedure bevat; vii. in het bezwaarschrift expliciet wordt aangegeven dat een onderbouwing later volgt; viii. het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit; ix. het bezwaarschrift is gericht tegen het eigendom- en of gebruik; b. factor 0,50, indien er sprake is van een lichte zaak. Er is sprake van een lichte zaak indien: i. er sprake is van een onjuiste objectafbakening; ii. de inhoud enig onderzoek vergt, maat het niet om een (juridisch) vraagpunt gaat waarvoor een grotere (juridische) deskundigheid is vereist; iii. een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw is gehanteerd; iv. de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een buiten het bezwaarschrift gelegen grond; v. het bezwaarschrift zich uitsluitend richt op de volledigheid van het taxatieverslag of op het ontbreken van een deugdelijke motivering zonder nadere visie en onderbouwing van de waarde; vi. in het al gemotiveerde bezwaarschrift wordt aangegeven dat relevante informatie op een later moment in een apart document zal worden toegezonden; vii. het bezwaar tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere zaken van de betreffende gemachtigde; viii. de inhoud van het bezwaarschrift volledig of nagenoeg uitsluitend is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport. ix. de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een eigen transactiecijfer vlak voor of na de waardepeildatum.
Week 52 22 december 2015
c. factor 1,5, indien er sprake is van een zware zaak handelend over de waarde van een woning of niet-woning. Er is sprake van een zware zaak indien: i. deze inhoudelijk of juridisch als bijzonder ingewikkeld c.q. complex of omvangrijk moeten worden aangemerkt; ii. meerdere rechtsgebieden/regelgevingen een relevante rol spelen; d. factor 2, indien er sprake is van een zeer zware zaak ten aanzien van een object niet zijnde een woning. Er is sprake van een zeer zware zaak indien: i. deze inhoudelijk als zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt; ii. het een zaak betreft met zeer complexe aspecten waarbij het bezwaarschrift blijk geeft van relevante specialistische kennis die op de juiste wijze is toegepast. 3. per individuele zaak wordt beoordeeld, welke wegingsfactor van toepassing is. 4. bij het bepalen van een lagere wegingsfactor heeft artikel 5 lid 2 sub b voorrang op artikel 6, lid 2 sub a. 5. bij het bepalen van een hogere wegingsfactor heeft artikel 5 lid 2 sub d voorrang op artikel 6, lid 2 sub c. Artikel 7 Samenhangende zaken Samenhangende zaken worden als één zaak aangemerkt als er sprake is van door één of meer belanghebbenden gemaakte bezwaren of ingestelde beroepen, die gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, waarbij de rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1, onder a van het Bpb is verleend door dezelfde persoon dan wel door een of meer personen die deel uitmaken van hetzelfde samenwerkingsverband en van wie dezelfde werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Als het gaat om twee of drie samenhangende zaken, wordt de uitkomst van de eerdere berekening vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 1. Gaat het om vier of meer samenhangende zaken, dan is de wegingsfactor 1,5. Artikel 8 Kostenvergoeding belanghebbende en/of gemachtigde (niet zijnde rechtsbijstandverlener) op hoorzitting Indien belanghebbende en/of diens gemachtigde (niet zijnde een rechtsbijstandverlener) in persoon verschijnt op een (nadere) hoorzitting en deze hoorzitting draagt ertoe bij dat het besluit wordt herroepen, dan kan belanghebbende in aanmerking komen voor verletkosten indien belanghebbende en/of diens gemachtigde vrij heeft moeten nemen van zijn werkzaamheden. De verletkosten waarvoor belanghebbende in aanmerking komt, worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijke tijd die belanghebbende en/of diens gemachtigde heeft doorgebracht bij de hoorzitting.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
44
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 9 Kostenvergoeding deskundige (taxateur) op hoorzitting Indien een deskundige (taxateur) verschijnt op een (nadere) hoorzitting, hieraan een wezenlijke bijdrage levert en het besluit wordt herroepen, dan kan belanghebbende in aanmerking komen voor kostenvergoeding van deze deskundige op uurbasis van de daadwerkelijke tijd die de deskundige heeft doorgebracht bij de hoorzitting, met een minimum van een half uur per zaak. Artikel 10 Deskundige 1. Als deskundige wordt aangemerkt een gecertificeerd taxateur die ingeschreven staat in de landelijke registers. 2. Deskundigenkosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien er geen sprake is van vermenging van functies van gemachtigde en deskundige. Artikel 11 Kostenvergoeding telefonische (nadere) hoorzitting Een telefonische (nadere) hoorzitting is uitsluitend mogelijk indien partijen hiermee uitdrukkelijk instemmen en wordt op één lijn gesteld met het fysiek verschijnen ter (nadere) hoorzitting. Een telefonische (nadere) hoorzitting komt slechts voor kostenvergoeding in aanmerking indien de telefonische (nadere) hoorzitting zodanig wordt ingericht dat deze gelijk te stellen is aan het horen in de zin van art. 7:2 van de Awb. Artikel 12 Kostenvergoeding taxatierapport 1. De kosten voor het laten opmaken van een taxatierapport komen op grond van het bepaalde in artikel 1, onderdeel b, van het Bpb voor vergoeding in aanmerking als het taxatierapport is opgesteld ten behoeve van de bezwaarfase, de kosten redelijk zijn en naar redelijkheid zijn gemaakt. De toe te kennen vergoeding is afhankelijk van de mate waarin de uitgevoerde werkzaamheden van bijzondere aard zijn, wat wordt bepaald door de aard van de te taxeren onroerende zaak en de complexiteit van de taxatie. 2. Het bedrag dat voor vergoeding in aanmerking komt, wordt verhoogd met 21% BTW ingeval de omzetbelasting op de belanghebbende drukt. 3. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende uurtarieven: a. voor een woning € 50,- (excl. BTW); b. voor een courante niet-woning € 65,- (excl. BTW); c. voor een incourant object: de gefactureerde taxatiekosten tot het in het Bpb vermelde maximum. 4. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt
Week 52 22 december 2015
uitgegaan van de volgende tijdsbesteding: a. twee uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een woning die niet inpandig is opgenomen; b. vier uren indien het taxatierapport betrekking heeft op en woning die inpandig is opgenomen; c. maximaal drie uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een courante niet-woning die niet inpandig is opgenomen; d. maximaal vijf uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een courante niet-woning die inpandig is opgenomen; e. een in redelijkheid te bepalen aantal uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een incourante onroerende zaak. Artikel 13 Uitbetaling van de proceskostenvergoeding Kostenvergoedingen worden uitbetaald aan degene aan wie de beschikking is gericht of aan degene die gemachtigd is de betaling in ontvangst te nemen. Artikel 14 Gemotiveerd afwijken 1. De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om in bijzondere omstandigheden van de vaststelling van de wegingsfactoren, zoals in artikel 6 van deze beleidsregels is vastgelegd, af te wijken. Afwijking van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald, wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd. 2. De heffingsambtenaar wijst vergoeding van de proceskosten af voor zover belanghebbende niet kan aantonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding 3. De “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde heffingen” van 5 februari 2013 worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2016. 4. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2016. 5. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels kostenvergoeding Wet WOZ 2016” Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, De burgemeester S. Swierstra
De secretaris A. Castelein
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
45
Elektronisch
Gemeenteblad
1.1.13. 1.1.14. 1.2.
Voor de invordering minder geschikte dagen Binnenkomst van bescheiden Positie belastingdeurwaarder Bewaren invorderingsbescheiden Verklaring inzake nakoming fiscale verplichtingen Informatieplicht Diplomatieke status Toepassingsgebied
Artikel 2 2.1.
Begrippen Woonplaats
Artikel 3 3.1. 3.2. 3.2.1.
3.3. 3.3.1 3.3.2 3.4. 3.5.
Bevoegdheden ontvanger Fiscale en civiele bevoegdheden Conservatoir beslag Geen conservatoir beslag dan ook geen versnelde invordering Ontbreken belastingaanslag en conservatoir beslag Gerechtelijke procedures - toestemming Juridische bijstand Toestemming Rijksadvocaat Faillissementsaanvraag
Artikel 3a
Bevoegdheid strafbeschikkingen
Artikel 4 4.1. 4.2. 4.3.
Bevoegdheid belastingdeurwaarder Reikwijdte bevoegdheid belastingdeurwaarder Bescherming Legitimatie
De secretaris A. Castelein
Artikel 5
Bevoegdheid ressort
Leidraad Invordering Gemeente Veendam
Artikel 6 6.1.
Reikwijdte van de wet Rente en kosten in het kader van de reikwijdte van de wet
Artikel 1 1.1. 1.1.1. 1.1.2. 1.1.3. 1.1.4. 1.1.5.
Artikel 7 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5.
Betaling en afboeking Tijdstip betaling De afboeking van de betaling Teveelbetaling 24 Rente en kosten bij afboeking betalingen Het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen Afboeking betaling bestuurlijke boete waarvoor uitstel van betaling is verleend Afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden Betaling bij vergissing
Leidraad invordering gemeente Veendam Nummer 201523736-6 / EDV Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; gelet op het bepaalde in: - - artikel 231 van de Gemeentewet; - artikel 26 van de Invorderingswet 1990; - artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; besluit vast te stellen de Leidraad invordering gemeente Veendam Artikel 1 De als bijlage toegevoegde Leidraad Invordering gemeente Veendam 2016 treedt in de plaats van de Leidraad Invordering zoals vastgesteld door het college van burgmeester en wethouders van 14 december 2010. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. Artikel 3 Dit besluit wordt aangehaald als: Leidraad invordering 2016. Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2015. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam, De burgemeester S. Swierstra
1.1.6. 1.1.7.
Inleiding en toepassingsgebied Inleiding Lijst met gebruikte afkortingen Definities Reikwijdte beleidsvoorschriften Aansprakelijkgestelden en andere derden Awb en algemene beginselen van behoorlijk bestuur Keuze uit verschillende invorderingsmaatregelen Invorderingsmaatregelen tegen grote bedrijven
1.1.8. 1.1.9. 1.1.10. 1.1.11. 1.1.12.
Week 52 22 december 2015
3.2.2.
7.6. 7.7. 7.8.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
46
Elektronisch
Gemeenteblad 7.9. 7.10. 7.11.
Mededeling afboeking betaling Betaling van kleine bedragen Ontvangen bedragen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling en faillissement
Artikel 11 11.1. 11.2. 11.3.
Artikel 7a 7a.1. 7a.2.
Uitbetaling van belastingteruggaven Aanwijzen rekeningnummer voor uitbetaling Controle van een aangewezen bankrekening op de tenaamstelling Uitbetalingfouten Cessie- en verpandingsverbod uitbetalingen inkomstenbelasting
11.4. 11.5. 11.6.
7a.3. Artikel 7b
Artikel 8 8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
Bekendmaking aanslag Verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties Verzending aanslagbiljetten via TNT-Post Gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet Vooraf uitnodigen erfgenamen tot betalen belastingaanslag
9.2. 9.3. 9.4. 9.5. 9.6. 9.7. 9.8. Artikel 10 10.1. 10.2. 10.3. 10.4. 10.5. 10.6. 10.7.
Betalingstermijnen Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige aanslagen Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige teruggaven Uitbetaling voorlopige teruggave in één termijn Dagtekening aanslagbiljet Begrippen bij betalingstermijnen Verzuim ontvanger bij uitbetaling Regeling betalingstermijnen Automatische incasso Versnelde invordering Reikwijdte versnelde invordering Vrees voor verduistering en versnelde invordering Metterwoon verlaten van Nederland en versnelde invordering Geen vaste woonplaats in Nederland en versnelde invordering Beslag en versnelde invordering Verkoop namens derden en versnelde invordering Vordering ex artikel 19 en versnelde invordering
Aanmaning De geadresseerde van de aanmaning Aanmaning ten onrechte verzonden Achterwege laten van tussentijdse vervolging en aanmaning Gedeeltelijke voldoening aan de aanmaning Betalingsherinnering Aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg
Artikel 12 12.1. 12.2.
Dwangbevel Onderwerp van het dwangbevel Tegen wie verleent de ontvanger een dwangbevel
Artikel 13 13.1. 13.1.1.
Betekening van het dwangbevel Betekening dwangbevel per post Adressering van per post betekende dwangbevelen Betekening dwangbevel door de belastingdeurwaarder Bijzondere gevallen van betekening dwangbevel
13.2. 13.3.
Artikel 9 9.1.
Week 52 22 december 2015
Artikel 14 14.1. 14.1.1. 14.1.2. 14.1.3. 14.1.4. 14.1.5. 14.1.6. 14.1.7. 14.1.8. 14.1.9. 14.1.10. 14.1.11. 14.1.12. 14.1.13. 14.2. 14.2.1.
Tenuitvoerlegging van het dwangbevel Tenuitvoerlegging algemeen Keuze van invorderingsmaatregelen Houding van de belastingdeurwaarder tijdens tenuitvoerlegging Tenuitvoerlegging dwangbevel als de belastingschuldige is overleden Volgorde van uitwinning bij beslag Verhaal op met vruchtgebruik of recht van gebruik bezwaarde zaken Beslaglegging voor vordering van derden Opheffing beslag na gedeeltelijke betaling of voldoening aan voorwaarden Opheffing beslag tegen betaling door een derde Opschorten van de executie Onderhandse verkoop Samenloop opheffing beslag en onderhandse verkoop Strafrechtelijk beslag Invordering en ontnemingswetgeving Beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn Kennisgeving vooraf en beslag roerende zaken
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
47
Elektronisch
Gemeenteblad 14.2.2. 14.2.3. 14.2.4. 14.2.5. 14.2.6. 14.2.7. 14.2.8. 14.2.9. 14.2.10.
14.2.11. 14.2.12. 14.2.13. 14.2.14. 14.2.15. 14.2.16. 14.2.17. 14.2.18. 14.2.19. 14.2.20. 14.2.21 14.3. 14.3.1. 14.3.2. 14.3.3. 14.3.4. 14.3.5. 14.4. 14.4.1. 14.4.2. 14.4.3. 14.4.4. 14.4.5. 14.4.6. 14.4.7.
Domiciliekeuze en beslag roerende zaken Aanbod van betaling en beslag roerende zaken Omvang van het beslag op roerende zaken Beslag op roerende zaken van derden Beroep of verzet door een derde tegen inbeslagneming roerende zaken Voldoening zekerheidsschuld door ontvanger en beslag roerende zaken Beslag roerende zaken bij derden Wegvoeren van beslagen zaken Belasting van personenauto’s en motorrijwielen en belasting zware motorrijtuigen en beslag roerende zaken Afsluiting en beslag roerende zaken Bewaarder en beslag roerende zaken Executoriale verkoop computerapparatuur Executoriale verkoop zilveren, gouden en platina werken Beslag op illegale zaken Bieden voor rekening van de gemeente en beslag roerende zaken Opheffing van het beslag op roerende zaken Afboeking executieopbrengst verkoop roerende zaken Proces-verbaal van verkoop roerende zaken Gegevensverstrekking omtrent beslag roerende zaken Relaas van onttrekking Beslag op onroerende zaken Bewaring van in beslag genomen roerende zaken bij beslag onroerende zaken Nieuwe belastingschuld en beslag onroerende zaken Verhuurde of verpachte onroerende zaken Voorwaarden van verkoop van onroerende zaken Opheffing van het beslag onroerende zaken Beslag onder derden Beslag op vordering van een derde Derdenbeslag of vordering ex artikel 19 Roerende zaken bij derden Plaats beslaglegging en derdenbeslag Derdenbeslag op een vordering waar geen beslagvrije voet voor geldt Bij derdenbeslag in gebreke blijven tot het doen van verklaring Bij derdenbeslag niet afdragen na het doen van verklaring
14.4.8. 14.4.9. 14.4.10. 14.4.11. 14.4.12. 14.4.13. 14.4.14. 14.5. 14.5.1. 14.5.2. 14.5.3. 14.5.4. 14.5.5.
Week 52 22 december 2015
Afdracht binnen de vierwekentermijn bij derdenbeslag Derdenbeslag op polis van levens- of spaarverzekering of lijfrente Retentierecht en derdenbeslag Opheffing van het derdenbeslag Onverschuldigde betaling en derdenbeslag Derdenbeslag onder de Staat of de ontvanger en het doen van verklaring Derdenbeslag op voorlopige teruggaaf Beslag op schepen Beletten van het vertrek van het schip De executie van schepen Afgelasting van de verkoop van een schip Deskundige hulp en beslag op schepen Opheffing van het beslag op schepen
Artikel 15
Versnelde uitvaardiging en tenuitvoerlegging
Artikel 16 16.1.
Doorlopend beslag Voor 1 januari 2011 gelegde derdenbeslagen
Artikel 17
Verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel Schorsing van de invordering bij verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel Verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering
17.1. 17.2.
Artikel 18
ANPR-acties
Artikel 19 19.1. 19.1.1. 19.1.2. 19.1.3. 19.1.4. 19.1.5.
Doen van een vordering Vordering algemeen Bekendmaking vordering Voldoen aan de vordering Niet voldoen aan de vordering Intrekken van een vordering Vermindering of vernietiging van de belastingaanslag in relatie tot vordering Doorbreken beslagverboden en vordering Notoire wanbetaler en vordering Vordering ten laste van de echtgenoot De faillissementsvordering Aan te melden schulden in faillissement Belastingschulden ontstaan gedurende een surséance zijn boedelschulden in faillissement Opkomen in faillissement
19.1.6. 19.1.7. 19.1.8. 19.2. 19.2.1. 19.2.2.
19.2.3.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
48
Elektronisch
Gemeenteblad 19.3.
19.3.8. 19.4
Vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen Overwegen van vordering op periodieke uitkeringen Vooraankondiging van vordering op periodieke uitkeringen Beslagvrije voet en vordering op periodieke uitkeringen Beslagvrije voet en vakantiegeld Informatieverstrekking voor vaststelling beslagvrije voet Belastingschuldige woont in buitenland en beslag periodieke uitkering Verrekening ex artikel 117 Ambtenarenwet Periodieke uitkeringen onder de bijstandsnorm Vordering in relatie tot voorlopige teruggaaf Beslagvrije voet en overheidsvordering
Artikel 20
Lijfsdwang
Artikel 21
Voorrecht rijksbelastingen
Artikel 22 22.1. 22.2. 22.3. 22.4.
Bodemrecht Werkingssfeer en reikwijdte bodemrecht Bodemrecht en bestuurlijke boeten Overbetekening bodembeslag Volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar Bodemrecht en voorrang Verzet en beroep Verzet artikel 435, derde lid, Rv tegen bodembeslag Taken met betrekking tot de schriftelijke mededeling ex artikel 435, derde lid, Rv inzake bodembeslag Opschorting verkoop na verzet in rechte tegen bodembeslag Beroepschrift ex artikel 22 van de wet Beroepschriftprocedure ex artikel 22 van de wet Taak van de ontvanger met betrekking tot beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet Beslissing college op het beroepschrift tegen een bodembeslag
19.3.1. 19.3.2. 19.3.3. 19.3.3a 19.3.4. 19.3.5. 19.3.6. 19.3.7.
22.5. 22.6. 22.7. 22.8. 22.8.1. 22.8.2.
22.8.3. 22.8.4. 22.8.5. 22.8.6.
22.8.7.
22.8.8. 22.8.9.
Week 52 22 december 2015
22.8.12.
Onduidelijk bezwaar tegen bodembeslag Samenloop administratief beroep en verzet tegen bodembeslag Criteria voor de beslissing op het beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet Beëindiging operationele leaseovereenkomst Executie en bodemrecht
Artikel 22bis
Mededelingen
22.8.10.
22.8.11.
Artikel 22a en artikel 23 Verhaal motorrijtuigenbelasting en inkomstenbelasting Artikel 23a
Verhaal van belastingaanslagen als gevolg van een toerekening van een afgezonderd particulier vermogen
Artikel 24 24.1. 24.1.1.
Verrekening Wanneer verrekening Verrekening voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting en beslagvrije voet Betwiste schuld en verrekening Reikwijdte van de verrekening Bekendmaking verrekening Verrekening en fiscale eenheid vennootschapsbelasting Instemmingsregeling bij cessie en verpanding Geen verrekening bij instemming cessie of verpanding Mogelijkheid van cessie of verpanding uit te betalen bedragen Instemming of weigering met een cessie of verpanding Beroepsprocedure weigeren instemming cessie of verpanding en Awb Bekendmaking beschikking college bij cessie of verpanding Houding ontvanger bij procedure tegen weigeren instemming met cessie of verpanding
24.2. 24.3. 24.4. 24.5. 24.6. 24.6.1. 24.6.2. 24.6.3. 24.6.4. 24.6.5. 24.6.6.
Artikel 25 25.1. 25.1.1.
Uitstel van betaling Algemene uitgangspunten uitstelbeleid Houding van de ontvanger tijdens behandeling verzoek om uitstel
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
49
Elektronisch
Gemeenteblad 25.1.2. 25.1.3. 25.1.4. 25.1.5 25.1.6. 25.1.7. 25.1.8. 25.1.9. 25.1.10. 25.1.11. 25.1.12. 25.1.13. 25.1.14. 25.1.15. 25.2. 25.2.1. 25.2.2. 25.2.2.A. 25.2.2.B. 25.2.3. 25.2.4. 25.2.5. 25.2.6. 25.2.7. 25.2.7A. 25.2.8. 25.2.9. 25.3. 25.3.1. 25.3.2. 25.3.3. 25.3.4.
Toewijzing van het verzoek om uitstel van betaling Redenen afwijzing verzoek om uitstel Redenen beëindigen uitstel Beëindigen van een betalingsregeling met meer dan één termijn Van rechtswege vervallen van een verleend uitstel Geen invordering tijdens verleend uitstel Na (afwijzen) uitstel tien dagen wachttijd Uitstel voor een ambtshalve belastingaanslag Uitstel voor een aanslag ter behoud van rechten Uitstel voor een bestuurlijke boete Tijdens uitstel nieuwe aanslagen voldoen Zekerheid bij uitstel Tijdstip indiening verzoek om uitstel Verzoekschriften aan andere instellingen Uitstel in verband met bezwaar tegen een belastingaanslag Bezwaar tegen hoogte belastingaanslag Bezwaar- en beroepschrift gelden niet als verzoek om uitstel Afzonderlijk verzoek om uitstel in verband met een bezwaarschrift Ontbrekende gegevens De beslissing op het verzoek om uitstel van betaling Uitstel in verband met een onderlinge overlegprocedure Zekerheid bij uitstel in verband met bezwaar Onherroepelijke invorderingsmaatregelen voor bestreden belastingschuld Verrekening tijdens uitstel in verband met bezwaar Nadere voorwaarden bij herbeoordeling verleend uitstel Geen uitstel voor het niet bestreden bedrag Ten onrechte uitstel voor het gehele bedrag van de belastingaanslag Uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag Uitstel in verband met een belastingteruggaaf en andere uit te betalen bedragen Berekening van het uit te betalen bedrag bij uitstel Beslissing op het verzoek om uitstel in verband met een uit te betalen bedrag Verrekening en uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag
25.4. 25.4.1. 25.4.2. 25.4.3. 25.4.4. 25.4.5
25.5. 25.5.1. 25.5.2. 25.5.3. 25.5.4. 25.5.5. 25.5.6. 25.5.7. 25.5.8. 25.5.9. 25.5.10. 25.5.11. 25.6. 25.6.1. 25.6.2. 25.6.2A. 25.6.2B. 25.6.2C.
25.6.2D. 25.6.3. 25.6.4. 25.7. 25.7.1. 25.7.2. 25.7.3. 25.7.4.
Week 52 22 december 2015
Uitstel in verband met betalingsproblemen Beslissing op een verzoek om uitstel in verband met betalingsproblemen Uitstel en motorrijtuigenbelasting Verrekening tijdens een betalingsregeling Uitstel in verband met faillissement, WSNP en surséance Uitstel van betaling erfbelasting bij verkrijging eigen woning door broers of zussen van de erflater Betalingsregeling voor particulieren Duur betalingsregeling particulieren Voorwaarden aan betalingsregeling particulieren Kort uitstel particulieren Behandeling verzoek betalingsregeling particulieren Vermogen en betalingsregeling particulieren Betalingscapaciteit en betalingsregeling particulieren Berekening betalingscapaciteit: bijzondere uitgaven Berekening betalingscapaciteit: aflossingsverplichtingen aan derden Berekening betalingscapaciteit: extra inkomsten Belastingschuldige stelt zelf een betalingsregeling voor Betalingsregeling langer dan drie maanden Betalingsregeling voor ondernemers Duur betalingsregeling ondernemers Voorwaarden betalingsregeling ondernemers Bijzondere omstandigheden betalingsregeling ondernemers Verklaring derde deskundige Geen uitstel voor ondernemers in verband met betalingsproblemen als al kort uitstel is verleend Kort uitstel van betaling voor ondernemers Uitstelbeleid particulieren geldt voor ex-ondernemers Uitstel voor ondernemers en overheidssteun/subsidie Administratief beroep Toetsing uitstelbeschikking door het college Beroepsfase uitstel Beslissing college op beroepschrift bij uitstel Niet tijdig beslissen op een verzoek om uitstel
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
50
Elektronisch
Gemeenteblad 25.7.5.
Beroep of herhaald verzoek om uitstel bij de ontvanger
Artikel 25a 25a.1.
Uitstel van betaling exitheffingen Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen
Artikel 26 26.1.
Kwijtschelding van belastingen Algemene uitgangspunten kwijtscheldingsbeleid Kwijtschelding van betaalde belastingschulden Het indienen van een verzoek om kwijtschelding Niet ingevuld of onjuist ingevuld verzoekformulier om kwijtschelding Gegevens en normen ten tijde van indiening verzoek om kwijtschelding Toewijzing van het verzoek om kwijtschelding onder voorwaarden Motivering afwijzing van het verzoek om kwijtschelding Na afwijzen kwijtschelding tien dagen wachttijd bij voortzetting invordering Mondeling meedelen afwijzen kwijtschelding Wanneer wordt geen kwijtschelding verleend Begrip 'ex-ondernemer' en kwijtschelding Verzoekschriften aan andere instellingen Kwijtschelding van belastingen voor particulieren Vermogen en kwijtschelding particulieren De inboedel en kwijtschelding particulieren De auto en kwijtschelding particulieren Saldo op bankrekening en kwijtschelding voor particulieren De eigen woning en kwijtschelding voor particulieren Vermogen van kinderen en kwijtschelding voor particulieren Nalatenschappen en kwijtschelding voor particulieren [vervallen] [vervallen] Betalingscapaciteit en kwijtschelding voor particulieren Vakantiegeld en kwijtschelding voor particulieren Studiefinanciering en kwijtschelding voor particulieren Bijzondere bijstand/ouderlijke bijdrage en kwijtschelding voor particulieren Persoonsgebonden budget en kwijtschelding voor particulieren
26.2.14.
26.7.
Betalingen op belastingschulden en kwijtschelding voor particulieren Woonlasten en kwijtschelding van belasting van voorhuwelijkse belastingschulden Woonlasten van meerpersoonshuishoudens Uitgaven in verband met onderhoudsverplichtingen en kwijtschelding voor particulieren Kwijtschelding tijdens WSNP [vervallen] Normpremie ziektekostenverzekering begrepen in de bijstandsuitkering Kwijtschelding van belastingen voor ondernemers Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord Aansprakelijkheid en kwijtschelding voor ondernemers Voorwaarden tot deelname aan een saneringsakkoord Toepassingsbereik saneringsakkoord Ten minste dubbele percentage en saneringsakkoord Bestuurlijke boeten en saneringsakkoord Rente en kosten en saneringsakkoord Speciale crediteuren en saneringsakkoord Administratief beroep Administratief beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding Herhaald verzoek om kwijtschelding Beroepsfase kwijtschelding Gegevens en normen eerste verzoek om kwijtschelding Beslissing college op beroep bij kwijtschelding Invordering na administratief beroep en herhaald verzoek om kwijtschelding Niet tijdig beslissen op een verzoek om kwijtschelding Voortzetting van de invordering na afwijzing verzoek om kwijtschelding Invordering na afwijzing verzoek om kwijtschelding Geen verdere invorderingsmaatregelen en afwijzing verzoek om kwijtschelding Geautomatiseerde kwijtschelding
Artikel 27 27.1. 27.2. 27.3.
Verjaring Versnelde invordering en verjaring Aansprakelijkgestelden en verjaring Stuiting van de verjaring
26.2.15.
26.1.1. 26.1.2. 26.1.3. 26.1.4. 26.1.5. 26.1.6. 26.1.7. 26.1.8. 26.1.9. 26.1.10. 26.1.11. 26.2. 26.2.1. 26.2.2. 26.2.3. 26.2.4. 26.2.5. 26.2.6. 26.2.7. 26.2.8. 26.2.9. 26.2.10. 26.2.11. 26.2.12. 26.2.13. 26.2.13a.
Week 52 22 december 2015
26.2.15.A. 26.2.16.
26.2.17. 26.2.18. 26.2.19. 26.3. 26.3.1. 26.3.2. 26.3.3. 26.3.4. 26.3.5. 26.3.6. 26.3.7. 26.3.8. 26.4. 26.4.1. 26.4.2. 26.4.3. 26.4.4. 26.4.5. 26.4.6. 26.4.7. 26.5. 26.5.1. 26.6
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
51
Elektronisch
Gemeenteblad 27.4. 27.5. 27.6. 27.7. 27.8.
Schorsing van de verjaring Afstand van verjaring Rente en kosten en verjaring Na verjaring geen civiele invordering Verjaring van belastingteruggaven
Artikel 33
Artikel 27a
Betalingskorting
33.2. 33.3.
Artikel 28 28.1. 28.2. 28.3.
28.8.
Invorderingsrente Cheque buitenland en invorderingsrente Correctie berekende invorderingsrente Vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente Verzuim van de gemeente en invorderingsrente Rente- of schadevergoeding Kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk Verminderingen en toepassing artikel 28, zesde lid, van de wet Drempelbedrag
Artikel 29
Invorderingsrente
Artikel 30
Beschikking betalingskorting en invorderingsrente Beschikking terugnemen betalingskorting Verzoek tot vermindering rente is bezwaar Betalingskorting en invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie Teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van betaling Geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting
28.4. 28.5. 28.6. 28.7.
30.1. 30.2. 30.3. 30.4. 30.5.
33.1.
33.4. 33.5. 33.6. 33.7.
Artikel 48
Artikel 49 49.1. 49.2. 49.3. 49.3.1. 49.3.2. 49.3.3. 49.4.
Artikel 31 en artikel 31a Afwijkingen betalingskorting en invorderingsrente
49.5.
Artikel 32
49.6.
32.1. 32.2.
Aansprakelijkheid van bestuurder, leider vaste inrichting, vaste vertegenwoordiger en vereffenaar voor alle belastingen Leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger bij aansprakelijkheid Feitelijke vestiging bij aansprakelijkheid Lichaam dat is ontbonden bij aansprakelijkheid Vereffenaar bij aansprakelijkheid Bestuurder bij aansprakelijkheid Gewezen bestuurder bij aansprakelijkheid Disculpatie bestuurders, leiders en vaste vertegenwoordigers
Artikel 34 tot en met 47 Specifieke aansprakelijkheidbepalingen voor Rijksbelastingen
48.1. 48.2.
Samenloop fiscale en civiele aansprakelijkheidsbepalingen Keuze aansprakelijkheid Gemeenschapsschulden en aansprakelijkheid
Week 52 22 december 2015
49.7. 49.8.
49.8.1. 49.8.2. 49.9. 49.9.1. 49.9.2.
Beperking aansprakelijkheid van erfgenamen Beneficiaire aanvaarding Invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege Formele bepalingen voor aansprakelijkstelling Aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete Aansprakelijkstelling voor invorderingsrente De aansprakelijkstelling - in gebreke zijn Wanneer in gebreke In gebreke zijn en versnelde invordering In gebreke zijn en een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ Informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten- en inlenersaansprakelijkheid Informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden Aansprakelijkheid: eerst uitwinning belastingschuldige Volgorde van aansprakelijkstellen Bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie tegen de beschikking aansprakelijkstelling Bezwaar en uitstel van betaling [vervallen] Overgangsrecht Bij civiele procedure geen invordering of verrekening Wijziging eis
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
52
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 51 51.1.
Artikel 52 52.1.
Artikel 53 53.1.
Artikel 54 54.1.
Conservatoir beslag bij aansprakelijkheid Conservatoir beslag en uitstel in verband met bezwaar
Artikel 63
Beroep op geheimhouding
Artikel 63a
Verplichtingen jegens ontvanger en medewerker invordering
Betalingstermijn beschikking aansprakelijkstelling Vermindering van de belastingaanslag en aansprakelijkstelling
Artikel 63b 63b.1. 63b.2. 63b.3.
Bestuurlijke boete bij verzuim Algemene uitgangspunten Betalingsverzuim bij aanslagbelastingen Verplichting toe te laten dat kopieën e.d. worden gemaakt
Artikel 63c
Wijziging maximale hoogte verzuimboete
Artikel 64
Niet nakomen informatieverplichting: strafmaat voor misdrijf
Artikel 65
Opzettelijk niet nakomen informatieverplichting: zwaardere strafmaat Reikwijdte opzetcriterium bij misdrijf
Aansprakelijkheid: verhaalsrechten en kwijtschelding Geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld Mededeling aan de aansprakelijkgestelde Betaling teruggaaf aanhouden bij aansprakelijkstelling
Artikel 55 tot en met 57 Keten- en bestuurdersaansprakelijkheid Artikel 58
58.1. 58.2 58.3. Artikel 59
Artikel 60 60.1. 60.2.
Artikel 61 61.1.
Artikel 62
Week 52 22 december 2015
Informatieverplichtingen van de belastingschuldige of de aansprakelijkgestelde Geen invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure Gegevens voor invordering van ‘eigen’ belastingschulden Invorderingsonderzoek tijdens faillissement Informatieverplichting: gegevensdragers bij een derde Formele bepalingen voor de informatieverplichtingen Redelijke termijn voor verstrekken van informatie Kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen Geen geheimhoudingsplicht bij de informatieverplichtingen Niet van de administratie gescheiden (beroeps-) vertrouwelijke gegevens Informatieverplichtingen van de administratieplichtige
65.1.
Artikel 65a en artikel 66 Misdrijf of overtreding Artikel 67 67.1. 67.2. 67.3.
Geheimhoudingsplicht Bekendmaking aan de belastingschuldige Bekendmaking aan derden in het belang van de invordering Informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen
Artikel 68 tot en met 72 Keuze woonplaats bij de invordering van Rijksbelastingen en bodemrecht Artikel 73 73.1. 73.1.1. 73.1.2 73.1.3. 73.1.4. 73.1.5. 73.1.6.
Insolventieprocedures Algemene uitgangspunten insolventieprocedures Aanmelden belastingschulden in WSNP of faillissement Invorderingsmaatregelen tijdens de toepassing van WSNP of faillissement Boedelschulden Proceskostengarantie Belangenbehartiging door de bewindvoerder of de curator Bodemvoorrecht in faillissement en in de WSNP
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
53
Elektronisch
Gemeenteblad 73.1.7. 73.1.8. 73.1.9. 73.1.10.
73.1.11. 73.1.12. 73.2. 73.2.1. 73.2.2. 73.2.3. 73.2.4. 73.3. 73.3.1. 73.3.2. 73.4. 73.4.1. 73.4.2. 73.4.3. 73.4.4. 73.4.5.
73.4.6. 73.4.7. 73.4.8. 73.4.9. 73.4.10. 73.4.11. 73.4.12. 73.4.13. 73.4.14. 73.4.15. 73.4.16. 73.5.
Bodemrecht en insolventie van de derdeeigenaar Uitstel in relatie tot faillissement en WSNP Kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot faillissement en WSNP Toeslagenschuld in relatie tot WSNP en faillissement Verplichtingensignaal in relatie tot WSNP en faillissement Insolventieprocedure en Wettelijke schuldsanering Kwijtschelding tijdens WSNP De WSNP is beëindigd met een schone lei De WSNP is beëindigd zonder schone lei of de schone lei is ingetrokken De WSNP is tussentijds beëindigd Insolventieprocedure en surséance Uitstel en surséance Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot surséance Insolventieprocedure en faillissement Faillissementsaanvraag: algemeen Ontbinding van rechtspersonen in plaats van faillissementsaanvraag Particulieren en faillissement Saneringsaanbod en faillissementsaanvraag Verzoek om uitstel van betaling vóór behandeling faillissementsaanvraag door rechter Toestemming voor faillissementsaanvraag Steunvordering derden voor faillissementsaanvraag Verlenen van steunvordering en faillissementsaanvraag Verzet tegen faillietverklaring Beroep op regresrecht in faillissement Verzending of uitreiking aanslagbiljet bij faillissement Opkomen in faillissement Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement Na de toepassing van het faillissement Opening nationale (secundaire) insolventieprocedure Omzetting faillissement in WSNP Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door leden van de NVVK of gemeenten
73.5.1. 73.5.2. 73.5.3. 73.5.4. 73.5.5. 73.5.6. 73.5.7 Artikel 73.5a
73.6. 73.6.1. 73.6.2. 73.6.3. 73.6.4. 73.6.5. 73.6.6. 73.6.7. 73.6.8. 73.6.9.
Week 52 22 december 2015
Algemeen Opschorten invorderingsmaatregelen na verzoek MSNP Gevolgen uitstel MSNP voor invorderingsmaatregelen Houding ontvanger tijdens uitstel MSNP Intrekken uitstel gedurende MSNP De schuldenaar voldoet aan zijn verplichtingen MSNP Na de toepassing van de MSNP Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK of gemeenten Insolventieprocedures en akkoorden Buitengerechtelijk akkoord Voorwaarden voor toetreding tot een buitengerechtelijk akkoord Gevolgen buitengerechtelijk akkoord Voorwaarden voor toetreding tot een gerechtelijk akkoord Gevolgen toetreden tot gerechtelijk akkoord Begrip belastingschuld en (buiten)gerechtelijk akkoord Schuldig nalatig en (buiten)gerechtelijk akkoord Gevolgen dwangakkoord Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord
Artikel 74
Uitstel- en kwijtscheldingsfaciliteiten
Artikel 75 75.1.
Kosten van vervolging Gevorderde som bevat geen vervolgingskosten Aan derden toekomende bedragen Rechtsmiddelen en vervolgingskosten Verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar Niet in rekening brengen van vervolgingskosten Onverschuldigdheid van vervolgingskosten Niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten Versnelde invordering en vervolgingskosten Aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten Geen kwijtschelding van vervolgingskosten Limitering betekeningskosten dwangbevel
75.2. 75.3. 75.4. 75.5. 75.6. 75.7. 75.8. 75.9. 75.10. 75.11.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
54
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 76 tot en met 79 Douane en invordering, motorrijtuigenbelasting, internationale invordering en invordering Awir Artikel 80
80.1. 80.2.
Invordering en Awb en het moment van vaststelling van de (naheffings) aanslagen Tenuitvoerlegging termijndwangbevel Moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen
Artikel 1 Inleiding en toepassingsgebied Dit artikel bevat de inleiding van de Leidraad Invordering Gemeentelijke Belastingen van de gemeente Veendam en het beleid over het toepassingsgebied zoals opgenomen in artikel 1 van de Invorderingswet 1990. 1.1. Inleiding Voor u ligt de Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen van de gemeente Veendam. Net als de Leidraad Invordering 2008 van het Rijk1 (hierna: Rijksleidraad) bevat deze leidraad enkel beleidsregels. Werkinstructies zijn niet opgenomen. Bij de opmaak van deze leidraad is aansluiting gezocht bij de Rijksleidraad. Het is echter geen kopie. Daar waar noodzakelijk zijn bepalingen toegevoegd of aangepast aan de specifieke gemeentelijke situatie. Opzet van de Leidraad Voor de indeling in artikelen en subartikelen is aangesloten bij Rijksleidraad. Sommige artikelen uit de Invorderingswet 1990 en onderdelen van de Rijksleidraad treft u echter niet aan. Reden hiervoor is dat deze onderdelen en artikelen niet van toepassing zijn voor gemeenten. Bij diverse artikelen en onderdelen treft u dan ook de opmerking aan: ‘Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente’. Dit is gedaan om de nummering van de originele Rijksleidraad niet te veranderen. De (halfjaarlijkse) wijzigingen van het Ministerie van Financiën kunnen dan sneller gevonden en veranderd worden. Vanwege de leesbaarheid is in deze leidraad het begrip ‘ontvanger’ in plaats van de wettelijke term ‘gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen’2 gebruikt. Om dezelfde reden wordt in deze leidraad het begrip ‘inspecteur’ gebruikt in plaats van de wettelijke term ‘gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen’3. In de andere gevallen is gekozen voor de directe vertaling van (Rijks)belastingfunctionarissen naar de lokale benamingen.
Week 52 22 december 2015
1 Bijlage
bij besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet 2 Artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet 2 Artikel
Wie stelt de Leidraad binnen de gemeente vast? Uit de wet blijkt niet wie binnen de gemeente de Leidraad moet vaststellen. De Rijksleidraad is vastgesteld door de staatssecretaris van Financiën. Het betreft hier een bevoegdheid die intern door de minister aan de staatssecretaris is overgedragen. Met de inwerkingtreding van de aanpassingswetgeving derde tranche Algemene wet bestuursrecht (1 januari 1998) wordt ‘de minister’ in de Gemeentewet vertaald met 'het college'. De gemeente Veendam stelt zich op het standpunt dat de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen 2010 ertoe strekt het invorderingsbeleid te formuleren en te formaliseren. De Leidraad moet als zodanig worden vastgesteld door hetzij degene aan wie de bevoegdheid is geattribueerd, dat is de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen (artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet), hetzij degene onder wiens bestuursverantwoordelijkheid de bevoegdheid wordt uitgeoefend. In de Awb is een nieuwe afdeling 10.1.3 ingevoegd betreffende attributie. Doel van deze regeling is om buiten twijfel te stellen dat bij attributie van een bevoegdheid aan een persoon of college, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een ander bestuursorgaan, het gewone staatsrechtelijke patroon niet wordt doorbroken. Hiermee is dus uitdrukkelijk geregeld dat (bijvoorbeeld) de invorderingsambtenaar ondergeschikt blijft aan het politiek verantwoordelijke bestuursorgaan waarvoor hij werkt. Het college van burgemeester en wethouders houdt dus de bevoegdheid om per geval of in het algemeen instructies te geven, ook voor de toegedeelde bevoegdheid. Gelet op het voorgaande is deze leidraad vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. 1.1.1 Lijst met gebruikte afkortingen Awb Algemene wet bestuursrecht Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen BW Burgerlijk Wetboek FW Faillissementswet MSNP minnelijke schuldsanering natuurlijke personen Pw Participatiewet Rv Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Sr Wetboek van Strafrecht Sv Wetboek van Strafvordering WSF Wet Studiefinanciering 2000 WSNP wettelijke schuldsanering natuurlijke personen
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
55
Elektronisch
Gemeenteblad 1.1.2. Definities - belasting(en): belastingen die door de gemeente worden geheven; - belastingdeurwaarder: de daartoe door het college aangewezen gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel e, van de Gemeentewet; - besluit (het): het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990; - college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente; - echtgenoot: de echtgenoot, bedoeld in artikel 3 Pw; - inspecteur: de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie ter zake mandaat is verleend door de inspecteur; - ondernemer: de belastingschuldige die een onderneming drijft of zelfstandig een beroep uitoefent; - ontvanger: de gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet, met inbegrip van de ambtenaren aan wie ter zake mandaat is verleend door de ontvanger; - particulier: de belastingschuldige die niet als ondernemer wordt aangemerkt; - regeling (de): de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990; - wet (de): de wet van 30 mei 1990 op de invordering van rijksbelastingen (Invorderingswet 1990). Onder de overige in deze leidraad gebruikte begrippen wordt hetzelfde verstaan als de wet daaronder verstaat. 1.1.3. Reikwijdte beleidsvoorschriften Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 1.1.4. Aansprakelijkgestelden en andere derden De invordering met betrekking tot aansprakelijkgestelden en andere derden vindt voor een groot deel op overeenkomstige wijze plaats als de invordering met betrekking tot belastingschuldigen. Omwille van de leesbaarheid is vermeden steeds de aansprakelijkgestelden en andere derden te noemen, zonder dat hiermee wordt beoogd de toepasselijkheid van die voorschriften te beperken. 1.1.5.
Awb en algemene beginselen van behoorlijk bestuur In de invordering wordt zoveel mogelijk gehandeld in overeenstemming met de Awb en het Besluit Fiscaal bestuursrecht, ondanks het feit dat artikel 3:40, titels 4.1 tot en met 4.3, artikel 4:125, titel 5.2., de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1 Awb niet van toepassing zijn op de wet.
Week 52 22 december 2015
Dit betekent onder meer dat de beslistermijnen uit de Awb inclusief de mogelijkheden tot verlenging van toepassing zijn, tenzij de wet , de regeling of deze leidraad anders bepaalt. Voor beschikkingen op aanvraag geldt daarom een termijn van acht weken met de mogelijkheid hiervan af te wijken door een redelijke termijn te noemen (zie artikel 4:13, 4:14 en 4:15 Awb). Voor het beslissen op bezwaarschriften geldt een verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:10 Awb). Voor het beslissen op beroepschriften bij administratief beroep geldt een verdagingstermijn van maximaal zes weken en de mogelijkheid tot verder uitstel in gezamenlijk overleg (artikel 7:24 Awb). Het uitgangspunt met betrekking tot de Awb-conforme werkwijze geldt niet voor de regeling inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen (artikel 4:17 Awb). Het laatste betekent dat bij de uitvoering van de wet de dwangsom uitsluitend van toepassing is op de volgende gevallen: - bezwaarschriften tegen beschikkingen invorderingsrente als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet; - bezwaarschriften tegen beschikkingen aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49, eerste lid, van de wet; - bezwaar- en beroepschriften als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen; - bezwaarschriften tegen beschikkingen kostenvergoeding bij een onrechtmatig opgelegde verplichting als bedoeld in artikel 62a, eerste lid, van de wet; - bezwaarschriften tegen beschikkingen bestuurlijke boete als bedoel in artikel 63b van de wet. Volledigheidshalve houdt dit in dat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen niet van toepassing is op verzoeken om uitstel van betaling en verzoeken om kwijtschelding. Een andere bepaling uit de Awb die van toepassing is bij invordering is artikel 4.84 Awb. Op grond van die bepaling is het mogelijk af te wijken van de beleidsregels zoals die zijn opgenomen in deze leidraad. Dit is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de leidraad dient. Dit laatste zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden op grond
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
56
Elektronisch
Gemeenteblad waarvan onverkorte toepassing van de leidraad onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb. Naast het zoveel mogelijk handelen in overeenstemming met de Awb moet de ontvanger bij zijn handelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen, ook als sprake is van privaatrechtelijke handelingen (beslag, executoriale verkoop en dergelijke). Dit betekent onder meer dat als de belastingschuldige in een verzoek aan de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat er gegronde twijfels zijn bij de verschuldigdheid van een onherroepelijk geworden belastingaanslag, de ontvanger de belastingaanslag marginaal toetst. Onder een onherroepelijk vaststaande belastingaanslag wordt in dit verband verstaan een belastingaanslag waartegen geen bezwaar of beroep meer open staat en waarvoor evenmin een ambtshalve beoordeling mogelijk is in verband met termijnoverschrijding. Wanneer bij de marginale toetsing blijkt dat een belastingaanslag in materiële zin niet verschuldigd kan worden geacht, neemt de ontvanger voor een dergelijke aanslag geen invorderingsmaatregelen. Onder invorderingsmaatregelen worden niet alleen dwangmaatregelen zoals de tenuitvoerlegging van een dwangbevel, maar ook de verrekening van een belastingaanslag met belastingteruggaven begrepen. Uitgangspunt hierbij is dat de marginale toetsing zich beperkt tot feiten die de ontvanger bekend zijn op het moment dat hij tot invordering overgaat. De verrekening van een belastingaanslag waarvan is gebleken dat die in materiële zin niet verschuldigd is met een belastingteruggave wordt niet ongedaan gemaakt, tenzij het verzoek daartoe heeft plaatsgevonden binnen één maand nadat de verrekening is bekendgemaakt. Keuze uit verschillende invorderingsmaatregelen Als de invordering op verschillende manieren kan plaatsvinden, heeft de eenvoudigste, snelste en minst kostbare wijze voor de gemeente de voorkeur.
Week 52 22 december 2015
De ontvanger vraagt altijd toestemming als: - met de beslaglegging op korte termijn de verkoop van (een deel van) de activa van het bedrijf wordt beoogd; - door de beslaglegging de werkvoorraad en/of geldmiddelen geheel of nagenoeg geheel worden vastgelegd; - derden niet onkundig blijven van de beslaglegging, zoals steeds het geval is bij derdenbeslag; - de ontvanger aan een schuldeiser zodanige inlichtingen omtrent openstaande belastingaanslagen verstrekt, dat deze kunnen dienen als steunvorderingen bij het aanvragen van faillissement door die schuldeiser. 1.1.8. Voor de invordering minder geschikte dagen Onverminderd het bij of krachtens artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel e, en artikel 18 van de wet doet de deurwaarder geen exploten of verricht geen executiehandelingen tussen 20.00 uur 's avonds en 07.00 uur ’s ochtends, op een zondag en op een algemeen erkende feestdag, behalve na een daartoe strekkend verlof van de voorzieningenrechter. In aanvulling hierop geldt dat de ontvanger geen invorderingsmaatregelen treft op Goede Vrijdag. De ontvanger zal geen invorderingsmaatregelen nemen tegen particulieren op dagen die daarvoor minder geschikt kunnen worden geacht, als die maatregelen zonder bezwaar naar een later tijdstip kunnen worden verschoven. Deze terughoudendheid geldt bij ondernemers slechts voor zover sprake is van invorderingsmaatregelen die betrekking hebben op bezittingen die tot de privésfeer kunnen worden gerekend. De terughoudendheid geldt niet als de ontvanger een naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 9, achtste lid van de wet terstond invordert.
1.1.6.
1.1.7. Invorderingsmaatregelen tegen grote bedrijven Als de ontvanger invorderingsmaatregelen wil treffen die het voortbestaan kunnen bedreigen van een bedrijf met meer dan vijftig werknemers, dan vraagt hij daartoe toestemming van het college. Onder een bedrijf wordt in dit verband ook verstaan een geheel van bij elkaar behorende bedrijven of een zelfstandig uitgeoefend beroep.
Voor invordering minder geschikte dagen zijn met name: - landelijk of regionaal vrij algemeen erkende feest- en gedenkdagen met inbegrip van de daaraan voorafgaande en de daarop volgende dag; - de dagen tussen Kerstmis en Nieuwjaar. 1.1.9. Binnenkomst van bescheiden Als aan het indienen van bepaalde bescheiden rechtsgevolgen zijn verbonden dan wel rechten kunnen worden ontleend dan geldt als datum van binnenkomst van die stukken de datum van binnenkomst bij de gemeente.
Beslaglegging hoeft niet het hiervoor bedoelde effect te hebben, als de ontvanger op een zodanige wijze kan handelen dat derden daarvan geheel onwetend blijven.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
57
Elektronisch
Gemeenteblad Als de ontvanger in de tussentijd heeft verrekend of dwangmaatregelen heeft genomen ter invordering van de belastingschuld, dan blijven deze gehandhaafd als hij niet van de indiening op de hoogte was en er redelijkerwijs ook niet van op de hoogte kon zijn. Onder dwangmaatregelen moeten in dit verband worden verstaan: alle maatregelen in het kader van de dwanginvordering respectievelijk invordering langs civielrechtelijke weg, en het aansprakelijk stellen van derden. 1.1.10. Positie belastingdeurwaarder Belastingdeurwaarder is een door of namens het college aangewezen ambtenaar van de gemeente, dan wel een als belastingdeurwaarder van de gemeente aangewezen deurwaarder. In de uitoefening van zijn functie is de belastingdeurwaarder bestuursorgaan in de zin van de Awb, dan wel handelt hij onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan (de ontvanger). Als zodanig vervult hij zijn taak zonder vooringenomenheid. Hij gebruikt zijn bevoegdheid niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Hij waakt ervoor dat de nadelige gevolgen van zijn handelen niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die hij met die handelingen dient. Om misverstanden te voorkomen, meldt de belastingdeurwaarder steeds in welke hoedanigheid hij optreedt en hij legitimeert zich desgevraagd. Op grond van artikel 67 van de wet is het de belastingdeurwaarder verboden om hetgeen hem over de persoon of de zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld - in enige werkzaamheid bij de uitvoering van de wet, of in verband daarmee - verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van de wet of voor de heffing van enige rijksbelasting. De leiding van de invordering berust steeds in handen van de ontvanger. Dit brengt met zich mee dat de belastingdeurwaarder de bevoegdheden die hij rechtstreeks ontleent aan de wet en aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, slechts uitoefent nadat hij daartoe een opdracht van de ontvanger heeft verkregen en zich bij de uitoefening van die bevoegdheden houdt aan diens aanwijzingen. Op grond van artikel 9:1 Awb heeft een ieder het recht om een klacht in te dienen over de wijze waarop de belastingdeurwaarder zich jegens hem of een ander heeft gedragen. Klachten in verband met zijn ambtsuitoefening kunnen worden ingediend bij de ontvanger in wiens opdracht en onder wiens verantwoordelijkheid de belastingdeurwaarder werkzaam is.
Week 52 22 december 2015
1.1.11. Bewaren invorderingsbescheiden De ontvanger bewaart de bescheiden die direct betrekking hebben op de invordering gedurende drie jaar na afdoening, of zoveel langer als het recht tot dwanginvordering van de belastingaanslag die daaraan ten grondslag ligt nog niet is verjaard. De bescheiden die op kwijtschelding betrekking hebben, worden gedurende ten minste drie jaar na de verleende kwijtschelding bewaard, of zoveel langer als redelijkerwijs nog niet kan worden aangenomen dat zij hun belang definitief hebben verloren. Bescheiden die geen betrekking hebben op één of meer bepaalde belastingaanslagen, worden eveneens gedurende ten minste drie jaar bewaard, of zoveel langer als redelijkerwijs nog niet kan worden aangenomen dat zij hun belang definitief hebben verloren. 1.1.12. Verklaring inzake nakoming fiscale verplichtingen Op verzoek van de belastingschuldige of zijn gemachtigde geeft de ontvanger een verklaring af, dat op dat moment geen belastingaanslagen of andere vorderingen openstaan waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen. Tevens verklaart de ontvanger desgevraagd dat zich in het verleden - voor wat betreft de invordering - geen moeilijkheden hebben voorgedaan. In de verklaring kan de ontvanger nadere bijzonderheden vermelden. De ontvanger zendt de verklaring aan het adres van de belastingschuldige of reikt deze aan hem uit. Toezending of uitreiking aan een ander dan de belastingschuldige blijft achterwege, tenzij de ontvanger zich ervan heeft overtuigd dat die ander tot ontvangst van de verklaring bevoegd is. 1.1.13. Informatieplicht De ontvanger maakt van de bevoegdheden van hoofdstuk VII van de wet enkel gebruik bij een betalingsachterstand, dat wil zeggen als niet is betaald binnen de betalingstermijn(en) die voor de belastingaanslag gelden. De informatieplicht vervalt zodra volledige betaling plaatsvindt. De ontvanger kan altijd gebruik maken van zijn bevoegdheid van hoofdstuk VII als de toepassing van artikel 10 van de wet aan de orde kan komen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
58
Elektronisch
Gemeenteblad 1.1.14. Diplomatieke status De invordering van belastingschulden van personen met een diplomatieke status gebeurt door tussenkomst van de minister van Buitenlandse Zaken. De ontvanger richt een verzoek om bemiddeling rechtstreeks tot: Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Kabinet en Protocol Postbus 20061 2500 EB 's-Gravenhage 1.2. Toepassingsgebied Het eerste lid van artikel 1 van de wet regelt het toepassingsgebied van de wet. Het tweede lid bepaalt dat een deel van de Awb niet van toepassing is op de wet. De ontvanger handelt zoveel mogelijk in overeenstemming met de Awb en het Besluit fiscaal bestuursrecht (zie ook artikel 1.1.5 van deze leidraad). Artikel 2 Begrippen In aansluiting op artikel 2 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over het begrip 'woonplaats'. 2.1. Woonplaats De begrippen 'woonplaats' en 'plaats van vestiging' hebben bij de uitvoering van de wet niet steeds dezelfde inhoud. Als het gaat om de betekening van stukken of om andere handelingen overeenkomstig het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, sluit de ontvanger aan bij het begrip 'woonplaats' als bedoeld in de artikelen 1:10 en volgende van het BW. Bij de aansprakelijkheidsbepalingen van Afdeling 1 van Hoofdstuk VI van de wet ligt het voor de hand om aan te sluiten bij de begrippen 'woonplaats' en 'plaats van vestiging' die gelden voor de gemeentelijke verordening op grond waarvan de belastingschuld - waarvoor de aansprakelijkheid bestaat - is ontstaan. Artikel 3 Bevoegdheden ontvanger Artikel 3 van de wet geeft een afbakening van de bevoegdheden van de ontvanger. De ontvanger treedt in alle rechtsgedingen die voortvloeien uit de uitoefening van zijn taak als zodanig in rechte op (artikel 3, tweede lid van de wet).
Week 52 22 december 2015
De bepalingen van deze leidraad zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op de invordering op civielrechtelijke wijze. Dat het bestuursorgaan ten aanzien van de invordering ook over de bevoegdheden beschikt die een schuldeiser op grond van het privaatrecht heeft is thans geregeld in artikel 4:124 Awb. In aansluiting op artikel 3 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - de fiscale en civiele bevoegdheden van de ontvanger; - het leggen van conservatoir beslag; - het vragen van toestemming bij gerechtelijke procedures; - de Rijksadvocaat; - Faillissementsaanvraag. 3.1. Fiscale en civiele bevoegdheden De ontvanger beschikt op grond van de wet over diverse specifieke bevoegdheden om een belastingschuld in te vorderen. Daarnaast heeft hij alle bevoegdheden die op grond van enigerlei wettelijke bepaling aan een schuldeiser toekomen. Dit leidt er in veel gevallen toe dat de ontvanger zowel gebruik kan maken van zijn specifieke fiscale bevoegdheden, als van zijn algemene civielrechtelijke bevoegdheden om zijn doel te bereiken. De ontvanger is vrij in de keuze van de invorderingsinstrumenten die hij het meest geschikt acht voor een juiste uitoefening van zijn taak. Als de ontvanger het wenselijk of noodzakelijk acht van fiscale bevoegdheden over te schakelen op civielrechtelijke bevoegdheden of andersom, dan doet hij dit alleen als het belang van de invordering opweegt tegen de belangen van de belastingschuldige en eventuele derden. 3.2. Conservatoir beslag Om de rechten van de gemeente veilig te stellen heeft de ontvanger naast de versnelde invordering de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen. Feiten en omstandigheden bepalen de keuze van de ontvanger. 3.2.1.
Geen conservatoir beslag dan ook geen versnelde invordering Als de voorzieningenrechter van de rechtbank geen toestemming verleent tot het leggen van conservatoir beslag omdat hij gegronde vrees voor verduistering van de goederen niet aanwezig acht, dan legt de ontvanger niet alsnog om dezelfde reden executoriaal beslag op grond van de artikelen 10 en 15 van de wet.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
59
Elektronisch
Gemeenteblad 3.2.2.
Week 52 22 december 2015
Ontbreken belastingaanslag en conservatoir beslag Als het niet mogelijk is eerst een belastingaanslag op te leggen, vraagt de ontvanger slechts verlof om conservatoir beslag te leggen aan de voorzieningenrechter als de belasting in redelijkheid materieel verschuldigd geacht mag worden. Het opleggen van de belastingaanslag wordt beschouwd als het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700, derde lid Rv.
Artikel 3a Bevoegdheid strafbeschikkingen Er zijn in deze leidraad op artikel 3a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
3.3.
In aansluiting op artikel 4 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over de reikwijdte van die bevoegdheid.
Gerechtelijke procedures - toestemming
3.3.1 Juridische bijstand Op grond van artikel 3, tweede lid, van de wet treedt de ontvanger zelfstandig in rechte op in rechtsgedingen die voortvloeien uit de uitoefening van zijn taak. Hij voorziet zich daarbij in alle gevallen van procesvertegenwoordiging, met uitzondering van: - beroepsprocedures op grond van artikel 26 AWR; - hoger beroepsprocedures op grond van artikel 27h AWR; - (hoger) beroepsprocedures op grond van artikel 7 Kostenwet invordering rijksbelastingen; - kantonzaken; - kort gedingprocedures, indien de ontvanger gedaagde is. 3.3.2 Toestemming In gerechtelijke procedures waarin de ontvanger als eiser optreedt, moet hij toestemming hebben van het college. Behalve voor in hoger beroep te voeren zaken geldt het voorgaande niet voor: - verklaringsprocedures in het kader van derdenbeslagen; - kantonzaken; - verzoekschriftprocedures; - aansprakelijkheidsprocedures. - procedures die worden ingesteld naar aanleiding van een verzet ex artikel 435, derde lid, Rv of artikel 708, tweede lid, Rv. 3.4. Rijksadvocaat Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 3.5. Faillissementsaanvraag Bij een faillissementsaanvraag wordt vooraf toestemming gevraagd aan het college. Dit geldt ook bij een eventuele steunvordering voor het aanvragen van een faillissement.
Artikel 4 Bevoegdheid belastingdeurwaarder Artikel 4 van de wet bepaalt dat voor het verrichten van deurwaarderswerkzaamheden in opdracht van een ontvanger voor de invordering van (rijks)belastingen, uitsluitend een belastingdeurwaarder bevoegd is.
4.1. Reikwijdte bevoegdheid belastingdeurwaarder De belastingdeurwaarder is bevoegd tot het uitbrengen van alle exploten en het treffen van alle invorderingsmaatregelen die rechtstreeks verband houden met de invorderingstaak en de hieruit voortvloeiende bevoegdheden van de ontvanger. Dit brengt met zich mee dat de belastingdeurwaarder ook bevoegd is tot die werkzaamheden die voortvloeien uit de invordering langs civielrechtelijke weg, waartoe de ontvanger op grond van artikel 4:124 van de Awb gerechtigd is en tot die werkzaamheden die verricht moeten worden, wanneer de ontvanger zelfstandig eisend en verwerend in rechte optreedt. 4.2. Bescherming Belastingdeurwaarders zijn ambtenaar in de zin van de artikelen 179 en 180 Sr. Daardoor genieten zij strafrechtelijke bescherming, voor zover zij hun wettelijke taken en bevoegdheden uitoefenen. 4.3. Legitimatie Voor de uitoefening van de aan hem opgedragen invorderingstaken kan de belastingdeurwaarder op verzoek zich legitimeren aan de belastingschuldige en/of zijn/haar gemachtigden. Artikel 5 Bevoegdheid ressort Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 6 Reikwijdte van de wet Artikel 6 van de wet bepaalt dat de wet ook van toepassing is op: - de rente; - de kosten. In aansluiting op artikel 6 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over rente en kosten.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
60
Elektronisch
Gemeenteblad 6.1. Rente en kosten in het kader van de reikwijdte van de wet Onder rente als bedoeld in artikel 6 van de wet wordt alleen verstaan: de invorderingsrente. Onder kosten wordt verstaan: alle kosten die op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht. Hieronder vallen ook de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden die de belastingdeurwaarder verricht bij de invordering langs civielrechtelijke weg. Artikel 7 Betaling en afboeking Artikel 7 van de wet schrijft voor hoe de toerekening van betalingen plaats moet vinden: - Lid 1 bepaalt dat toerekening van betalingen achtereenvolgens gebeurt aan de kosten, de betalingskorting, de rente en de belastingaanslag; - Lid 2 bepaalt hoe de afboeking aan de verschillende componenten van de belastingaanslag plaatsvindt. In aansluiting op artikel 7 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - het tijdstip van de betaling; - de afboeking van de betaling; - teveelbetalingen; - het rekenen van rente en kosten bij afboeking; - het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen; - de afboeking van de betaling op de bestuurlijke boete; - de afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden; - betaling bij vergissing; - het verzenden van een mededeling bij een afboeking van een betaling. - betaling van kleine bedragen; - ontvangen bedragen uit de wettelijke saneringsregeling en faillissement. 7.1. Tijdstip betaling - Als tijdstip van betaling geldt de datum van bijschrijving op de rekening van de gemeente; - Bij betaling door middel van storting van contant geld of door middel van storting met een pinpas, geldt als tijdstip van betaling de eerste werkdag volgend op de dag van de storting of pin-transactie; - Bij rechtstreekse betaling aan de gemeente door middel van een pin- of creditcardtransactie geldt de dag van de pin- of creditcard-transactie als tijdstip van betaling; - Als een cheque uit het buitenland is ontvangen, wordt de dag van ontvangst van de cheque als de dag van betaling beschouwd, tenzij de ontvanger constateert dat sprake is van misbruik;
-
-
Week 52 22 december 2015
Bij betaling aan de kas van de gemeente geldt de dag waarop het bedrag aan het loket van de gemeente is betaald als tijdstip van betaling; Bij betaling aan de belastingdeurwaarder geldt de dag waarop het bedrag aan de belastingdeurwaarder is betaald als tijdstip van betaling.
7.2. De afboeking van de betaling Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen: - Betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig de opgave van de betaler, tenzij de aangegeven bestemming strijdig is met de in artikel 7 van de wet neergelegde wijze van toerekening van betalingen; - Betalingen waarvoor geen bestemming is aangegeven (de zogenoemde ongerichte betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande belastingaanslagen, met dien verstande dat de aard van die belastingaanslagen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken; - Als de ontvanger ook de invordering van gemeentelijke belastingen ten behoeve van een andere gemeente uitvoert, is het bovenstaande van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat verdeling van de gelden naar rato van de grootte van de belastingschuld plaatsvindt. 7.3. Teveelbetaling Als de aangegeven bestemming van de betaling een belastingaanslag betreft die al is betaald terwijl nog diverse andere belastingaanslagen openstaan, wordt die betaling aangemerkt als een ongerichte betaling en dienovereenkomstig behandeld. 7.4. Rente en kosten bij afboeking betalingen Onder kosten wordt verstaan: alle kosten die op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht. Hieronder vallen ook de kosten die verbonden zijn aan de werkzaamheden die de belastingdeurwaarder verricht bij de invordering langs civielrechtelijke weg. Onder rente als bedoeld in artikel 7 van de wet wordt alleen verstaan: de invorderingsrente. 7.5.
Het toerekenen van kosten bij meerdere aanslagen Kosten die niet betrekking hebben op één specifieke belastingaanslag worden toegerekend aan een van de belastingaanslagen waarvoor de kosten zijn gemaakt.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
61
Elektronisch
Gemeenteblad 7.6.
Afboeking betaling bestuurlijke boete waarvoor uitstel van betaling is verleend Als sprake is van een belastingaanslag en een in verband met die aanslag vastgestelde bestuurlijke boete, vindt toerekening uitsluitend plaats aan de belasting, als voor de betaling van de bestuurlijke boete uitstel van betaling is verleend in verband met een ingediend bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep). Als echter - ondanks dit uitstel - zoveel wordt betaald dat er na afboeking op de belasting nog een bedrag overblijft, dan wordt dit bedrag afgeboekt op de bestuurlijke boete. Als op de bestuurlijke boete is afgeboekt en de bestuurlijke boete wordt alsnog aangevochten, dan blijven de afboekingen gehandhaafd. 7.7.
Afboeking van betalingen door aansprakelijkgestelden Als een betaling wordt verricht door een aansprakelijkgestelde, worden eerst de vervolgingskosten afgeboekt die aan de aansprakelijkgestelde zelf in rekening zijn gebracht.
Week 52 22 december 2015
gezien als het voldoen aan een natuurlijke verbintenis. Terugbetaling vindt dan niet plaats. 7.9. Mededeling afboeking betaling De ontvanger stelt de belastingschuldige van de afboeking van een betaling waarbij invorderingsrente of invorderingskosten in rekening is gebracht schriftelijk op de hoogte, tenzij het een slotbetaling betreft op een belastingaanslag waarbij geen kosten en rente worden afgeboekt. Een kennisgeving blijft achterwege als betaling plaatsvindt op grond van een machtiging tot automatische afschrijving en daarbij geen vervolgingskosten worden afgeboekt. 7.10. Betaling van kleine bedragen Betalingen van belastingaanslagen in kleinere bedragen dan die van de termijnen worden niet geweigerd, tenzij dit door ontvanger aangemerkt wordt als nodeloze overlast. In dat geval treedt hij in contact met de belastingschuldige om de betalingswijze aan te passen. 7.11.
Het resterende bedrag wordt afgeboekt op de onderliggende belastingaanslag - waarbij artikel 7 van de wet wel van toepassing is - echter met dien verstande dat de invorderingsrente en kosten die op die aanslag zelf betrekking hebben alleen worden afgeboekt indien en voor zover men hiervoor aansprakelijk is gesteld. Zowel de belastingschuldige als de aansprakelijkgestelde worden schriftelijk in kennis gesteld over de wijze van afboeking van de betaling door de aansprakelijkgestelde. 7.8. Betaling bij vergissing Met de terugbetaling van een bedrag dat is voldaan ten gevolge van een evidente vergissing of misverstand aan de zijde van de betaler, wordt bijzondere voorzichtigheid betracht. Het is zeer wel mogelijk dat de betaling niet onverschuldigd heeft plaatsgehad, zodat de schuldvordering is tenietgegaan en invordering niet zonder meer opnieuw kan plaatshebben. In die gevallen wordt het betaalde bedrag niet terugbetaald, tenzij voor de ontvanger wordt verklaard dat geen beroep zal worden gedaan op het feit dat de schuld in een eerder stadium teniet is gegaan en dat de schuld te gelegener tijd op juiste wijze zal worden voldaan. Indien een bedrag wordt betaald als gewetensgeld, wordt dit
Ontvangen bedragen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling en faillissement Uit de wettelijke schuldsaneringsregeling of uit een faillissement ontvangen bedragen dienen steeds te worden afgeboekt overeenkomstig de gegevens van de uitdelingslijst, met in achtneming van artikel 7.2 van deze leidraad. Artikel 7a Uitbetaling van belastingteruggaven Artikel 7a van de wet regelt de wijze waarop de ontvanger bedragen uitbetaalt. Op grond van artikel 4:89, eerste lid, Awb dient een schuldenaar te betalen op een daartoe door de schuldeiser bestemde bankrekening. Het komt in de praktijk echter regelmatig voor dat een belastingschuldige aan wie de ontvanger een bedrag moet betalen, geen bankrekening(nummer) heeft aangewezen waarop de betaling moet plaatsvinden. Wanneer zich een dergelijke situatie voordoet, regelt artikel 7a van de wet dat de ontvanger betaalt op een bankrekening die op naam van de belastingschuldige staat. In aansluiting op artikel 4:89 van de Awb en artikel 7a van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - de aanwijzing van het rekeningnummer voor uitbetaling; - uitbetalingsfouten. 7a.1. Aanwijzen rekeningnummer voor uitbetaling De aanwijzing door de belastingschuldige vindt in beginsel plaats op het verzoek in verband waarmee het desbetreffende uit te betalen bedrag wordt vastgesteld. Als de belas-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
62
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
tingschuldige niet reageert op het schriftelijk ter verificatie aanbieden van het bij de Gemeente bekende bankrekeningnummer door de gemeente, geldt dit ook als aanwijzing.
Artikel 7b
Als de belastingschuldige bij een volgende gelegenheid met betrekking tot hetzelfde belastingmiddel en hetzelfde soort uit te betalen bedrag een ander bankrekeningnummer aanwijst, dan wordt laatstbedoeld bankrekeningnummer geacht ook te zijn aangewezen voor het doen van uitbetalingen voortvloeiend uit eerdere aangiften of verzoeken.
Artikel 8 Bekendmaking aanslag Artikel 8 van de wet regelt dat de ontvanger de belastingaanslag bekend maakt door toezending of uitreiking aan de belastingschuldige. De belastingschuldige is de belastingaanslag in zijn geheel verschuldigd.
Aanwijzing moet voor het overige per uitbetaling schriftelijk plaatsvinden en wel op een zodanig tijdstip, dat daarmee redelijkerwijze bij de uitbetaling rekening kan worden gehouden. 7a.2.
Controle van een aangewezen bankrekening op de tenaamstelling Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Cessie- en verpandingsverbod uitbetalingen inkomstenbelasting Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
In aansluiting op artikel 8 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - de verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties; - de gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet; - het verzenden van een uitnodiging tot betaling aan erfgenamen. 8.1.
7a.3. Uitbetalingfouten Als uitbetaling van een uit te betalen bedrag plaatsvindt op een andere rekening van de belastingschuldige dan die daarvoor door hem is aangewezen, dan moet de ontvanger in beginsel opnieuw uitbetalen. De ontvanger verbindt daaraan de voorwaarde dat het eerder betaalde bedrag eerst wordt gerestitueerd. Hernieuwde uitbetaling vindt direct plaats als de belastingschuldige aantoont dat: - hij tijdig voor de uitbetaling bij de ontvanger heeft aangegeven dat de uitbetaling niet meer op de desbetreffende rekening moet geschieden, en - hij niet over het uitbetaalde bedrag kan beschikken omdat de bankinstelling heeft aangegeven dat de rekening waarop de uitbetaling heeft plaatsvonden, geblokkeerd is. Indien en voor zover aan de daartoe gestelde (wettelijke) voorwaarden wordt voldaan, zal de ontvanger het aldus teveel betaalde bedrag vervolgens terugvorderen uit ongerechtvaardigde verrijking.
Verzending of uitreiking van het aanslagbiljet in bijzondere situaties De toezending of uitreiking van het aanslagbiljet gebeurt aan de belastingschuldige of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, met dien verstande dat: - aanslagbiljetten ten name van een onder curatele gestelde aan de curator worden gezonden; - ingeval van faillissement het aanslagbiljet aan de curator wordt gezonden als de belastingschuld in het faillissement valt dan wel een boedelschuld vormt; - als de belastingschuldige minderjarig is, het aanslagbiljet aan de wettelijke vertegenwoordiger wordt gezonden als bekend is dat verzending aan de belastingschuldige zelf al eerder problemen heeft opgeleverd; - aanslagbiljetten ten name van een belastingschuldige van wie bekend is dat hij is overleden, worden gezonden aan de executeur, de bewindvoerder over de nalatenschap of de erfgenamen. 8.2. Verzending aanslagbiljetten via TNT-Post Vervallen per 1 juli 2012. 8.3.
Uitbetalingfouten die het gevolg zijn van een onjuiste aanwijzing door de belastingschuldige, blijven voor diens rekening. De ontvanger beroept zich in dat geval op het bevrijdende karakter van de (uit)betaling (artikel 6:34 BW). Desgevraagd wordt de belastingschuldige op de hoogte gesteld omtrent de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de derde aan wie onverschuldigd is betaald.
Gehoudenheid tot betalen belastingaanslag en aanslagbiljet De gehoudenheid tot betalen wordt niet ongedaan gemaakt door de omstandigheid dat de schuld vermeld op de belastingaanslag afwijkt van hetgeen materieel is verschuldigd, noch door de omstandigheid dat de belastingaanslag ten name staat van een ander dan degene die de belasting materieel is verschuldigd.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
63
Elektronisch
Gemeenteblad 8.4.
Vooraf uitnodigen erfgenamen tot betalen belastingaanslag Als voor een belastingaanslag ten name van een overledene tegen de erfgenamen afzonderlijk moet worden opgetreden, worden zij zoveel mogelijk vooraf schriftelijk uitgenodigd het verschuldigde binnen een redelijk termijn te voldoen. Artikel 9 Betalingstermijnen Artikel 9 van de wet regelt binnen welke betalingstermijnen belastingaanslagen moeten worden betaald. In aansluiting op artikel 9 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - de afwijking van de betalingstermijnen bij voorlopige aanslagen; - de afwijking van de betalingstermijn bij voorlopige teruggaven; - de uitbetaling van een voorlopige teruggave in één termijn; - de dagtekening van het aanslagbiljet; - het begrip maand bij betalingstermijnen; - regeling betalingstermijnen; - automatische incasso. 9.1.
Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige aanslagen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Week 52 22 december 2015
Als de dagtekening 28 februari is, dan vervalt de betalingstermijn van een maand op 31 maart en de betalingstermijn van zes weken op 11 april, tenzij het jaartal aangeeft dat het een schrikkeljaar is, in welk geval de termijn vervalt op 28 maart dan wel 10 april. Als de dagtekening van het aanslagbiljet valt op een andere dag dan de laatste dag van de kalendermaand, vervalt de termijn een maand later (bij een betalingstermijn van een maand) op de dag die hetzelfde nummer heeft als dat van de dagtekening. Als de dagtekening bijvoorbeeld 15 maart is, vervalt de termijn dus op 15 april. Is de betalingstermijn zes weken en is de dagtekening 15 maart, vervalt de termijn op 26 april. 9.6. Verzuim ontvanger bij uitbetaling Op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van de wet wordt onder het begrip ‘invorderen van rijksbelasting’ mede verstaan het betalen van een terug te geven bedrag aan belastingen. Op grond van deze definitie is de betalingstermijn voor een belastingaanslag zoals vastgelegd in de gemeentelijke belastingverordening, of bij ontbreken daarvan in artikel 9, eerste lid, van de wet, ook van toepassing op de uitbetaling van een belastingteruggaaf. Hieruit volgt dat de ontvanger niet in verzuim is met de uitbetaling van een belastingteruggaaf zolang die binnen deze betalingstermijn plaats vindt.
9.2.
Afwijking van de betalingstermijnen in geval van voorlopige teruggaven Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
9.7. Regeling betalingstermijnen De gemeente heeft voor iedere belastingsoort de betalingstermijn(en) in de belastingverordening geregeld.
9.3. Uitbetaling voorlopige teruggave in één termijn Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Is in de belastingverordening niets geregeld, dan zijn de betalingstermijnen uit de wet van toepassing.
9.4. Dagtekening aanslagbiljet De dagtekening van het aanslagbiljet wordt normaliter zodanig bepaald dat de belastingschuldige het biljet enige dagen voor de dag van dagtekening ontvangt. Hiervan kan worden afgeweken als op grond van artikel 10 van de wet versnelde invordering wordt toegepast.
In aansluiting op artikel 9, tiende lid, van de wet wordt de Algemene Termijnenwet in beide gevallen niet van toepassing verklaard.
9.5. Begrippen bij betalingstermijnen Als de betalingstermijn van een aanslag is gesteld op een maand of is gesteld op zes weken, dan houdt dat in dat als de dagtekening van een aanslagbiljet valt op 31 oktober, de betalingstermijn van een maand vervalt op 30 november en de betalingstermijn van zes weken vervalt op 12 december.
Op elke belastingaanslag wordt (worden) de betalingstermijn(en) aangegeven. Uiterlijk op die datum moet de belastingschuldige de aanslag (of het evenredige deel ervan bij meerdere termijnen) hebben betaald. 9.8. Automatische incasso Onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde belastingaanslagen is het mogelijk de aanslag(en) te voldoen via een automatische incasso. Hiervoor heeft het college Beleidsregels automatisch incasseren vastgesteld.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
64
Elektronisch
Gemeenteblad Bij automatische incasso wordt de belastingschuldige (een) afwijkende, ruimere, betalingstermijn(en) toegestaan. Artikel 10 Versnelde invordering Artikel 10, eerste lid, van de wet geeft een limitatieve opsomming van bijzondere situaties waarin de ontvanger met doorbreking van de in artikel 9 van de wet voorgeschreven betalingstermijnen een belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag kan invorderen. Artikel 10, tweede en derde lid, van de wet bevatten uitzonderingsbepalingen met betrekking tot de toepassing van deze versnelde invordering. In aansluiting op artikel 10 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - de reikwijdte van de versnelde invordering; - de vrees voor verduistering; - het metterwoon verlaten van Nederland; - geen vaste woonplaats in Nederland; - als er al beslag ligt; - de verkoop namens derden; - de vordering ex artikel 19. 10.1. Reikwijdte versnelde invordering Als de ontvanger het in een specifiek geval noodzakelijk acht daadwerkelijk tot versnelde invordering (als bedoeld in artikel 10 van de wet) over te gaan, dan vermeldt hij op het uit te reiken of te verzenden aanslagbiljet dat de belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is. Voorts vermeldt de ontvanger op het aanslagbiljet het onderdeel van het eerste lid van artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering overgaat. Als versnelde invordering zich voordoet nadat het aanslagbiljet is uitgereikt of verzonden - maar voordat de belastingaanslag (geheel) invorderbaar is - deelt de ontvanger de belastingschuldige schriftelijk mee dat hij de belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar verklaart en dat de op het aanslagbiljet vermelde betalingstermijnen niet meer gelden. Hij doet dit eveneens onder opgave van het onderdeel van het eerste lid van artikel 10 van de wet op grond waarvan hij tot versnelde invordering overgaat. Veelal zal dan ook gebruik worden gemaakt van de versnelde dwanginvorderingsprocedure als bedoeld in artikel 15 van de wet, zodat vermelding op het dwangbevel dat de belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar is verklaard tot de mogelijkheden van mededeling behoort. In het laatste geval zal de betekening van het dwangbevel overi-
Week 52 22 december 2015
gens niet per post kunnen plaatsvinden. De belastingdeurwaarder zal voordat tot de versnelde dwanginvordering als bedoeld in artikel 15 van de wet wordt overgegaan - als sprake is van direct contact met de belastingschuldige deze eerst in de gelegenheid stellen om onmiddellijk te betalen. Als versnelde invordering zich voordoet nadat een dwangbevel is betekend - maar voordat de termijn van twee dagen van het bevel tot betaling is verstreken (bij een per post betekend dwangbevel in feite vier dagen) - vermeldt de ontvanger op het beslagexploot of op een aparte schriftelijke kennisgeving: artikel 15 in combinatie met artikel 10, eerste lid, van de wet, gevolgd door het desbetreffende onderdeel. Hetzelfde geldt als de noodzaak tot versnelde invordering zich voordoet na het betekenen van het hernieuwd bevel tot betaling en de tweedagentermijn die daarbij geldt nog niet is verstreken. Er hoeft geen nieuw dwangbevel te worden betekend. De belastingschuldige wordt - als sprake is van direct contact met laatstgenoemde - eerst in de gelegenheid gesteld om onmiddellijk te betalen. Een belastingaanslag die op grond van artikel 10, eerste lid, van de wet terecht geheel opeisbaar is geworden, blijft geheel opeisbaar ook al zouden de feiten en omstandigheden die daartoe aanleiding hebben gevormd zich niet langer voordoen. Op verzoek van de belastingschuldige verleent de ontvanger in zo'n situatie altijd uitstel van betaling, welk uitstel overeenkomt met de betalingstermijn(en) die normaal zou(den) gelden. 10.2.
Vrees voor verduistering en versnelde invordering Van gegronde vrees voor verduistering van goederen van de belastingschuldige als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet is sprake, als de ontvanger aannemelijk kan maken dat redelijkerwijs te verwachten is dat niet alleen het verhaal op een aantal goederen van de belastingschuldige metterdaad onmogelijk zal worden gemaakt, maar ook dat daardoor de verhaalbaarheid van de belastingschuld in ernstig gevaar zal komen. De vrees voor verduistering zal in de regel gelegen zijn in gedragingen van de belastingschuldige, maar kan in bepaalde situaties ook ontstaan door gedragingen van derden (bijvoorbeeld crediteuren), die aanleiding geven voor de veronderstelling dat voor onverhaalbaarheid moet worden gevreesd.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
65
Elektronisch
Gemeenteblad Als verduistering wordt gevreesd van goederen waarvan na versnelde beslaglegging blijkt dat deze uitsluitend van een derde zijn, is niet voldaan aan artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet en is het beslag niet rechtsgeldig. Het beslag hoeft dan niet formeel te worden opgeheven maar de ontvanger moet de betrokkenen wel informeren over het feit dat er geen beslag ligt. 10.3.
Metterwoon verlaten van Nederland en versnelde invordering Naast het redelijke vermoeden van de ontvanger dat de belastingschuldige van plan is Nederland metterwoon te verlaten, dan wel zijn plaats van vestiging naar een plaats buiten Nederland wil verplaatsen, moet de ontvanger - alvorens de belastingaanslag op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de wet dadelijk en tot het volle bedrag invorderbaar te verklaren - er in redelijkheid van overtuigd zijn dat de belastingaanslag na het verstrijken van de gebruikelijke betalingstermijn niet meer verhaald kan worden op goederen van de belastingschuldige die zich in Nederland bevinden. Geen vaste woonplaats in Nederland en versnelde invordering Het enkele feit dat de belastingschuldige buiten Nederland woont of is gevestigd, is op zich geen reden voor de ontvanger om de belastingaanslag dadelijk en tot het volle bedrag in te vorderen. Er moet een situatie bestaan waarin de ontvanger er redelijkerwijs vanuit kan gaan dat de belastingschuld niet binnen de termijnen zal worden voldaan en de belastingschuld niet in Nederland kan worden verhaald.
Week 52 22 december 2015
Als de ontvanger met betrekking tot een bepaalde belastingaanslag een vordering jegens een derde heeft gedaan en nadien worden andere belastingaanslagen opgelegd, dan kunnen ook die aanslagen tot het volle bedrag worden ingevorderd, ook als de betalingstermijnen van die nieuwe aanslagen nog niet zijn verstreken. Artikel 11 Aanmaning Artikel 11 van de wet regelt dat als een belastingaanslag niet binnen de daartoe gestelde termijnen wordt betaald, de ontvanger overgaat tot vervolging van de belastingschuldige door de verzending van een aanmaning. In aansluiting op artikel 11 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – de geadresseerde van de aanmaning; – als de aanmaning ten onrechte is verzonden; – het achterwege laten van tussentijdse vervolging; – de gedeeltelijke voldoening na aanmaning; – de betalingsherinnering; – de aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg.
10.4.
10.5. Beslag en versnelde invordering Nadat de ontvanger verhaalsbeslag heeft doen leggen op bepaalde goederen, zijn andere belastingschulden van de belastingschuldige - waaronder hier wordt verstaan alle schulden waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen - dadelijk en ineens invorderbaar. 10.6.
Verkoop namens derden en versnelde invordering Ingeval van dwanginvordering door derden kan de dadelijke invorderbaarheid pas ontstaan door de (aankondiging van de) executoriale verkoop, zodat de ontvanger op deze grond niet eerder maatregelen kan treffen dan op het moment dat redelijkerwijs vaststaat dat verkoop zal plaatshebben. 10.7. Vordering ex artikel 19 en versnelde invordering De ontvanger mag geen vordering als bedoeld in artikel 19 van de wet doen, enkel om te bereiken dat daardoor een belastingaanslag terstond en tot het volle bedrag invorderbaar wordt.
11.1. De geadresseerde van de aanmaning De ontvanger zendt de aanmaning aan degene aan wie het aanslagbiljet is verzonden of uitgereikt. Als naderhand blijkt dat de ontvanger de vervolging voort moet zetten voor een belastingschuldige die minderjarig is of onder curatele staat, dan zendt de ontvanger alsnog een aanmaning naar het adres van de wettelijke vertegenwoordiger. Als de belastingschuldige is overleden, dan zendt de ontvanger de aanmaning naar de gezamenlijke erfgenamen. Als de ontvanger weet dat de nalatenschap al is verdeeld, dan zendt hij een aanmaning aan iedere erfgenaam afzonderlijk. 11.2. Aanmaning ten onrechte verzonden Als een belanghebbende zich tot de ontvanger wendt met de mededeling dat hem ten onrechte een aanmaning is toegezonden, dan wordt de vervolging niet voortgezet voordat dit is opgehelderd. Als de ontvanger concrete aanwijzingen heeft dat moet worden gevreesd voor de verhaalbaarheid van de belastingaanslagen, of dat de mededeling is gedaan om de invordering te traineren, dan kan hij maatregelen nemen die de rechten van de gemeente veilig stellen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
66
Elektronisch
Gemeenteblad 11.3.
Achterwege laten van tussentijdse vervolging en aanmaning Vervolging - niet zijnde de eindvervolging - blijft in het algemeen achterwege als het achterstallige bedrag: 1. kleiner is dan een tiende deel van de (verlaagde) belastingaanslag; en 2. minder bedraagt dan € 182. De ontvanger gevallen gerechtigd achten de tussentijdse vervolging achterwege te laten, ook al valt het bedrag kan zich in bijzondere buiten de gestelde grenzen. Een tussentijdse vervolging die terecht is aangevangen, wordt ook na de verzending van de aanmaning voortgezet. 11.4. Gedeeltelijke voldoening aan de aanmaning Als na de verzending van een aanmaning een gedeelte van het achterstallige bedrag wordt voldaan, dan wordt de uitvaardiging van een dwangbevel voor het restant niet door een nieuwe aanmaning voorafgegaan. 11.5. Betalingsherinnering Als de aard of omvang van de belastingschuld dan wel het betalingsgedrag van de belastingschuldige daartoe aanleiding geven, kan de ontvanger de belastingschuldige eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering toezenden. Als er geen betalingsherinnering wordt verzonden of als deze niet of niet tijdig tot algehele voldoening van de belastingschuld leidt, verzendt de ontvanger een aanmaning. 11.6.
Aanmaning bij invordering langs civielrechtelijke weg Als de ontvanger invordert langs civielrechtelijke weg, dan gaat de ontvanger over tot het uitbrengen van een dagvaarding. De dagvaarding hoeft niet vooraf te worden gegaan door een ingebrekestelling. Wel verzendt de ontvanger eerst een aanmaning. De ontvanger verzendt echter geen aanmaning als reeds conservatoir beslag is gelegd. Artikel 12 Dwangbevel Artikel 12 van de wet bepaalt dat de invordering van de belastingaanslag kan geschieden bij een door de ontvanger uit te vaardigen dwangbevel. Op grond van dit dwangbevel kan de ontvanger overgaan tot invordering van de belastingaanslag.
Week 52 22 december 2015
In aansluiting op artikel 12 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – het onderwerp van het dwangbevel; – tegen wie een dwangbevel wordt verleend. 12.1. Onderwerp van het dwangbevel De ontvanger vaardigt een dwangbevel uit voor het per saldo verschuldigde bedrag vermeld op een aanslagbiljet van voorkomende belastingaanslagen en beschikkingen. Als een bedrag in termijnen mag worden voldaan, vaardigt de ontvanger een dwangbevel uit voor het per saldo verschuldigde bedrag van de termijnen waarvoor een aanmaning is verzonden. De ontvanger vermindert het bedrag van een dwangbevel met: – de inmiddels gedane betalingen; – verleende verminderingen; – bedragen waarvoor kwijtschelding of uitstel van betaling is verleend. 12.2.
Tegen wie verleent de ontvanger een dwangbevel De ontvanger verleent een dwangbevel tegen de belastingschuldige of diens rechtsopvolgers. Als de ontvanger het dwangbevel verleent tegen een ander dan de belastingschuldige, moet duidelijk blijken op welke gronden dit gebeurt. Als de ontvanger bekend is met de minderjarigheid of curatele van een belastingschuldige, dan brengt hij dit in het dwangbevel tot uitdrukking. Als de ontvanger hiermee niet bekend is, hoeft hij niet vooraf een daarop gericht onderzoek in te stellen. Als de ontvanger een belastingschuld van een overledene moet verhalen op diens onverdeelde nalatenschap, verleent hij één dwangbevel tegen de gezamenlijke erfgenamen. Als betekening ten aanzien van de gezamenlijke erfgenamen van een overledene op de voet van artikel 53 Rv niet mogelijk of niet wenselijk is, dan vermeldt de ontvanger alle erfgenamen met naam en adres alsmede met hun kwaliteit van erfgenaam van de overleden belastingschuldige in het dwangbevel. De ontvanger brengt daarbij evenwel niet het deel van ieders aansprakelijkheid tot uitdrukking. Artikel 13 Betekening van het dwangbevel In artikel 13 van de wet is de wijze van betekening van het dwangbevel beschreven. Het dwangbevel vermeldt expliciet
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
67
Elektronisch
Gemeenteblad dat de belastingschuldige tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet kan komen. Het dwangbevel wordt bekendgemaakt door middel van betekening. De betekening van het dwangbevel met bevel tot betaling kan plaatsvinden: - door de belastingdeurwaarder; - per post door de ontvanger. In aansluiting op artikel 13 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: - de betekening van het dwangbevel per post; - de betekening van het dwangbevel door de deurwaarder; - bijzondere gevallen van betekening van het dwangbevel. 13.1. Betekening dwangbevel per post De betekening van het dwangbevel per post met het bevel tot betaling vindt plaats door het ter post bezorgen door de ontvanger van een voor de belastingschuldige bestemd afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling. Onder ter post bezorging wordt verstaan: het door de ontvanger ter verzending aanbieden van het afschrift aan PostNL. Als betekeningsdatum geldt in het algemeen de datum van de ter post bezorging. De ontvanger maakt zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het dwangbevel per post te betekenen. 13.1.1. Adressering van per post betekende dwangbevelen Verzending van het voor de belastingschuldige bestemde afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling vindt plaats aan het in de administratie van de gemeente bekende adres van de belastingschuldige. Voor in Nederland woonachtige natuurlijke personen zal dit over het algemeen het adres van de belastingschuldige zijn, dat in de basisregistratie personen is geregistreerd. Als de belastingschuldige te kennen heeft gegeven voor hem bestemde poststukken te willen ontvangen op een ander adres dan het adres volgens de basisregistratie personen - bijvoorbeeld een postbusadres - kan verzending ook plaatsvinden aan dat adres. Als achteraf mocht blijken dat het afschrift van het dwangbevel aan een - ten tijde van de terpostbezorging - onjuist adres is verzonden en de belastingschuldige niet heeft bereikt, dan wordt aan het dwangbevel geen rechtsgevolg verbonden.
Week 52 22 december 2015
Als het afschrift van het dwangbevel aan het juiste adres van de belastingschuldige is verzonden, maar laatstgenoemde beweert het afschrift niet te hebben ontvangen, dan geldt het dwangbevel als betekend. Dit is niet het geval als de belastingschuldige bijzondere omstandigheden aannemelijk kan maken op grond waarvan moet worden aangenomen dat het afschrift van het dwangbevel het bestemde adres niet heeft bereikt. 13.2.
Betekening dwangbevel door de belastingdeurwaarder Als bij de betekening van een dwangbevel door de belastingdeurwaarder aanwijzingen bestaan dat de belastingschuldige bezwaar heeft tegen kennisneming van de inhoud van het dwangbevel door de huisgenoot aan wie de belastingdeurwaarder het afschrift moet achterlaten, dan betekent de belastingdeurwaarder het dwangbevel op de wijze als bepaald in artikel 47, eerste lid, Rv. Deze handelwijze volgt de belastingdeurwaarder ook als hij verwacht dat achterlating van het afschrift van het dwangbevel aan de huisgenoot er niet toe zal leiden dat het afschrift de belastingschuldige ook daadwerkelijk zal bereiken. Bij de betekening van het dwangbevel wordt domicilie gekozen op het adres van de gemeente waar de belastingdeurwaarder zijn standplaats heeft. Dit geldt ook voor de situaties waarin het dwangbevel is uitgevaardigd door de ontvanger van een andere gemeente. 13.3.
Bijzondere gevallen van betekening dwangbevel Een dwangbevel dat - hetzij door terpostbezorging, hetzij door de belastingdeurwaarder - is betekend aan een minderjarige of onder curatele gestelde, moet mede worden betekend aan de wettelijke vertegenwoordiger alvorens tot tenuitvoerlegging ervan kan worden overgegaan. Zo nodig zal aan de laatstbedoelde betekening het verzenden van een aanmaning aan de wettelijke vertegenwoordiger voorafgaan. Ten aanzien van schippers zonder vaste woonplaats aan de wal, is betekening mogelijk op het adres van het verplicht gekozen domicilie. Artikel 14 Tenuitvoerlegging van het dwangbevel Artikel 14 van de wet gaat over de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
68
Elektronisch
Gemeenteblad In aansluiting op artikel 14 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – de algemene regels over tenuitvoerlegging; – beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn; – beslag op onroerende zaken; – beslag onder derden; – beslag op schepen. 14.1. Tenuitvoerlegging algemeen Het dwangbevel levert een executoriale titel op. Na betekening aan de belastingschuldige, kan de belastingdeurwaarder het dwangbevel met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering ten uitvoer leggen (zie artikel 4:116 Awb). Als het dwangbevel per post is betekend moet de belastingdeurwaarder een hernieuwd bevel tot betaling betekenen, voordat hij tot tenuitvoerlegging van het dwangbevel overgaat (artikel 14, eerste lid van de wet). Als de betekening van het hernieuwd bevel tot betaling plaatsvindt conform artikel 47 Rv - dat wil zeggen door achterlating van het bevel in een gesloten envelop of door terpostbezorging van het bevel - gaat de belastingdeurwaarder pas na twee dagen na betekening van het hernieuwde betalingsbevel over tot tenuitvoerlegging (artikel 14, eerste lid van de wet). In de overige gevallen kan de belastingdeurwaarder onmiddellijk tot tenuitvoerlegging van het dwangbevel overgaan. Betekening van een hernieuwd bevel tot betaling hoeft overigens niet plaats te vinden als het dwangbevel met toepassing van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de wet, terstond ten uitvoer kan worden gelegd (artikel 14, tweede lid, van de wet). 14.1.1. Keuze van invorderingsmaatregelen De tenuitvoerlegging gebeurt op de voet van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat toelaat de verschillende mogelijkheden van tenuitvoerlegging tegelijkertijd te benutten. 14.1.2. Houding van de belastingdeurwaarder tijdens tenuitvoerlegging De tenuitvoerlegging van verschillende dwangbevelen tegen dezelfde belastingschuldige gebeurt zoveel mogelijk tegelijkertijd. Bij de tenuitvoerlegging wordt onnodige ruchtbaarheid vermeden. Ook wordt de nodige soepelheid betracht. Dit brengt met zich mee dat de formeel voorgeschreven handelwijze wordt onderbroken, als het uit menselijk of tactisch
Week 52 22 december 2015
oogpunt wenselijk is eerst persoonlijk contact met de belastingschuldige op te nemen. In dit verband kan het verantwoord zijn dat de belastingdeurwaarder niet dadelijk tot beslaglegging overgaat of deze onderbreekt of beëindigt, als hij vermoedt dat de ontvanger de beslagopdracht niet zou hebben gegeven als alle omstandigheden bekend waren geweest. Dit geldt ook als de belastingschuldige aantoont dat de betaling inmiddels heeft plaatsgevonden of dat een verzoek om uitstel van betaling of kwijtschelding, dan wel een verzoekschrift als genoemd in artikel 25.1.15 of 26.1.11 van deze leidraad, en de beslagopdracht elkaar hebben gekruist. Als het dwangbevel eenmaal ten uitvoer is gelegd door middel van beslag, wordt onverwijld tot uitwinning van de goederen waarop beslag is gelegd, overgegaan. Hiervan kan worden afgeweken als de belastingschuldige een voorstel doet tot minnelijke afdoening van het beslag. Voorwaarde is dan wel dat met de afdoening - gelet op de omstandigheden - naar het oordeel van de ontvanger akkoord kan worden gegaan. Hierbij geldt als uitgangspunt dat een minnelijke afdoening moet passen in het in deze leidraad geformuleerde beleid. 14.1.3. Tenuitvoerlegging dwangbevel als de belastingschuldige is overleden Als degene tegen wie het dwangbevel is uitgevaardigd, is overleden, gaat de belastingdeurwaarder pas tot tenuitvoerlegging over nadat de termijn van drie maanden als bedoeld in artikel 4:185 BW, is verstreken. Als alle erfgenamen de nalatenschap zuiver hebben aanvaard, kan de rechtbank de termijn van drie maanden verlengen. Als de nalatenschap wordt vereffend, kan de ontvanger gedurende de vereffening zijn vordering niet op de nalatenschap verhalen. 14.1.4. Volgorde van uitwinning bij beslag Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 14.1.5. Verhaal op met vruchtgebruik of recht van gebruik bezwaarde zaken Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 14.1.6. Beslaglegging voor vordering van derden Als de ontvanger voor een belastingschuld beslag heeft ge-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
69
Elektronisch
Gemeenteblad legd, gaat hij ook over tot beslaglegging voor vorderingen van derden met gelijke rangorde, waarvan de invordering aan hem is opgedragen, ongeacht de executiewaarde van de inbeslaggenomen zaken. 14.1.7. Opheffing beslag na gedeeltelijke betaling of voldoening aan voorwaarden De ontvanger kan een beschikking afgegeven, die inhoudt dat voor een openstaande belastingschuld geen invorderingsmaatregelen meer worden getroffen wanneer alsnog een bepaald bedrag wordt voldaan dan wel dat aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan. De ontvanger heft de gelegde beslagen op nadat dit bedrag is betaald of aan die voorwaarden is voldaan. 14.1.8. Opheffing beslag tegen betaling door een derde Als de ontvanger van een derde een bedrag krijgt aangeboden ter opheffing van het beslag, dan kan de ontvanger hieraan zijn medewerking verlenen als ten minste is voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. Het aangeboden geldbedrag komt niet direct of indirect uit het vermogen van de belastingschuldige; 2. Het aangeboden geldbedrag is aanzienlijk hoger dan de opbrengst die naar verwachting zou zijn verkregen bij een executie; 3. De belangen van de gemeente worden niet geschaad. De ontvanger houdt bij zijn beslissing rekening met de gerechtvaardigde belangen van andere schuldeisers die op de betreffende zaken verhaal zoeken, en hij kan aan zijn medewerking nadere voorwaarden verbinden. 14.1.9. Opschorten van de executie De belastingdeurwaarder stelt bij het opmaken van het proces-verbaal van beslag een verkoopdatum vast. Op deze datum vindt de openbare verkoop plaats, tenzij de ontvanger ervan overtuigd is dat betaling van de belastingschuld alsnog op zeer korte termijn zal plaatsvinden. In dat geval kan de ontvanger besluiten de verkoopdatum op te schorten tot (in totaal) maximaal vier maanden na de datum waarop het beslag is gelegd. Als sprake is van beslag op roerende zaken, dan deelt de belastingdeurwaarder de nieuwe verkoopdatum bij exploot aan de belastingschuldige mee, tenzij deze nieuwe datum op grond van een schriftelijke overeenkomst tussen de ontvanger en de belastingschuldige is verschoven. Het opschorten van de verkoopdatum houdt op zich geen uitstel van betaling
Week 52 22 december 2015
in, in de zin van artikel 25 van de wet. 14.1.10. Onderhandse verkoop Als een onderhandse verkoop van in beslag genomen zaken naar verwachting aanzienlijk meer oplevert dan de verwachte opbrengst bij openbare verkoop, dan kan de ontvanger kiezen voor een onderhandse verkoop. De ontvanger moet hierbij rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van eventuele derde rechthebbenden die zich bij hem bekend hebben gemaakt. De ontvanger stelt deze derden in de gelegenheid om een bedrag aan te bieden ter opheffing van het beslag. Onderhandse verkoop vindt niet plaats als hierdoor de belangen van de gemeente worden geschaad. 14.1.11.
Samenloop opheffing beslag en onderhandse verkoop De ontvanger kan de mogelijkheid hebben om te kiezen tussen: a. een aangeboden bedrag ter opheffing van het beslag als bedoeld in artikel 14.1.8 van deze leidraad; b. een onderhandse verkoop als bedoeld in artikel 14.1.10 van deze leidraad. De ontvanger geeft dan in het algemeen de voorkeur aan opheffing van het beslag; voorwaarde is dat de hierdoor verkregen opbrengst niet lager is dan die van een onderhandse verkoop. 14.1.12. Strafrechtelijk beslag Als op een inbeslaggenomen goed ook een strafrechtelijk beslag ex artikel 94 Sv rust - dat wil zeggen niet zijnde een beslag in het kader van een ontnemingsmaatregel - dan wordt het beslag dat de belastingdeurwaarder heeft gelegd pas vervolgd nadat het strafrechtelijke beslag is opgeheven. Zolang niet duidelijk is wat er met het strafrechtelijke beslag gebeurt, kan het fiscale beslag blijven liggen. 14.1.13. Invordering en ontnemingswetgeving De gemeente belemmert zo min mogelijk de strafrechtelijke sanctionering en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordelen. In geval van samenloop van de strafrechtelijke sanctionering en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordelen en het nemen van invorderingsmaatregelen tot verhaal van een belastingschuld, treedt de ontvanger terughoudend op. Dit
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
70
Elektronisch
Gemeenteblad houdt in dat de ontvanger in beginsel niet direct overgaat tot uitwinning van gelegd beslag tenzij hiermee de belangen van de gemeente worden geschaad. 14.2.
Beslag op roerende zaken die geen registergoederen zijn
14.2.1. Kennisgeving vooraf en beslag roerende zaken Als de belastingdeurwaarder op het woonadres van de belastingschuldige niemand thuis treft en beslag op roerende zaken alleen kan plaatsvinden met gebruikmaking van artikel 444 Rv, dan blijft deze wijze van tenuitvoerlegging vooralsnog achterwege. De belastingdeurwaarder laat in dat geval een schriftelijke kennisgeving achter met vermelding van dag en uur waarop hij zich weer op het woonadres zal vervoegen. Deze handeling blijft achterwege als een belastingschuldige het stelselmatig hierop laat aankomen, dan wel van deze handelwijze misbruik wordt gemaakt of op andere wijze het belang van de invordering zich tegen deze handelwijze verzet. 14.2.2. Domiciliekeuze en beslag roerende zaken Als het beslag wordt gelegd door een belastingdeurwaarder van een ander Gemeente dan het kantoor waar bij de betekening van het dwangbevel domicilie is gekozen, dan wordt in het beslagexploot tevens domicilie gekozen ten kantore van de gemeente waar de belastingdeurwaarder die het beslag legt zijn standplaats heeft. 14.2.3. Aanbod van betaling en beslag roerende zaken Als de belastingschuldige ter voorkoming van beslaglegging aan de belastingdeurwaarder aanbiedt om ter plekke te betalen, aanvaardt de deurwaarder deze betaling. Van de betaling wordt een kwitantie opgemaakt, waarvan een afschrift aan de belastingschuldige wordt gelaten. 14.2.4. Omvang van het beslag op roerende zaken Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als - naar het oordeel van de belastingdeurwaarder - ruimschoots voldoende is voor dekking van de openstaande schuld inclusief rente en kosten. 14.2.5. Beslag op roerende zaken van derden Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Week 52 22 december 2015
14.2.6. Beroep of verzet door een derde tegen inbeslagneming roerende zaken Als een derde bij de belastingdeurwaarder bezwaar maakt tegen de inbeslagname van bepaalde roerende zaken waarvan hij de eigendom claimt, wijst de belastingdeurwaarder op de mogelijkheid een beroepschrift in te dienen bij het college op grond van artikel 22, eerste lid van de wet en eventueel in verzet te gaan op grond van artikel 456 of artikel 435 Rv. Als aan de eigendom van een derde niet kan worden getwijfeld en vaststaat dat de ontvanger zijn verhaalsrecht niet kan effectueren, blijft inbeslagname achterwege. 14.2.7. Voldoening zekerheidsschuld door ontvanger en beslag roerende zaken De ontvanger kan het restant van de schuld van belastingschuldige aan een derde op grond van artikel 6:30 BW voldoen in afwachting van verrekening met de belastingschuldige, als de belastingdeurwaarder de volgende zaken aantreft: – zaken die niet onder het bodemrecht vallen; en – strekken tot zekerheid voor de voldoening van een schuld die de belastingschuldige aan de derde heeft (bijvoorbeeld huurkoop, eigendomsvoorbehoud); en – waarop de ontvanger zich na voldoening van die schuld zou kunnen verhalen. De ontvanger maakt van deze mogelijkheid slechts gebruik als de executiewaarde van de desbetreffende zaken beduidend hoger is dan het restant van de schuld. Dit geldt ook als het gaat om zaken van de belastingschuldige die bij een derde in beslag zijn genomen en waarop deze derde een retentierecht heeft. 14.2.8. Beslag roerende zaken bij derden Op zaken van de belastingschuldige die zich bij een derde bevinden, verhaalt de belastingdeurwaarder de belastingschuld zoveel mogelijk door het leggen van een beslag op roerende zaken. De deurwaarder zal in de volgende gevallen echter beslag onder derden leggen als: – de derde geen medewerking verleent aan het leggen van een beslag roerende zaken; – het voor de belastingdeurwaarder feitelijk onmogelijk is om de zaken zelf te zien, dan wel te inventariseren; – de derde een beroep doet als bedoeld in artikel 461d Rv, voordat het exploot van beslag op roerende zaken is afgesloten.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
70
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Als de derde een dergelijk beroep doet nadat het exploot van beslag op roerende zaken is afgesloten, legt de belastingdeurwaarder geen afzonderlijk derdenbeslag maar geldt het beslag roerende zaken als derdenbeslag. De belastingdeurwaarder betekent in dat geval binnen drie dagen na de beslaglegging aan de derde een formulier in tweevoud als bedoeld in artikel 475, tweede lid, Rv.
middel, aan te brengen ter zekerheid tegen verduistering.
Dit laatste geldt ook als de verwachting is gerechtvaardigd dat de derde voor de executoriale verkoop een beroep zal doen als bedoeld in artikel 461d Rv.
14.2.11. Afsluiting en beslag roerende zaken De deurwaarder dan wel de bewaarder kan tot afsluiting van de ruimte overgaan waarin ten laste van de onderneming in beslag genomen zaken zich bevinden, als: – de omstandigheden zich voordoen als genoemd in artikel 14.2.9 van deze leidraad; en – de desbetreffende zaken niet of slechts tegen naar verhouding zeer hoge kosten kunnen worden afgevoerd.
14.2.9. Wegvoeren van beslagen zaken Nadat op roerende zaken beslag is gelegd, wordt zoveel mogelijk aan de belastingschuldige het feitelijk gebruik gelaten. Onder bijzondere omstandigheden kan de belastingdeurwaarder beslagen zaken wegvoeren. Hij stelt daartoe een gerechtelijke bewaarder aan als bedoeld in Rv. Het aanstellen van een bewaarder ontheft de ontvanger niet van zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot de in beslag genomen zaken. Het wegvoeren van zaken is mogelijk, als dit voor het behoud van die zaken redelijkerwijze noodzakelijk is (artikel 446 Rv). Dit is bijvoorbeeld aan de orde als de zaken dreigen te worden verduisterd of beschadigd. Hetzelfde geldt als er gegronde vrees bestaat dat verhaal op de zaken ernstig bemoeilijkt wordt of feitelijk onmogelijk is, indien de zaken niet worden afgevoerd. Van de mogelijkheid tot het wegvoeren van de beslagen zaken wordt slechts gebruik gemaakt: – als de verwachting bestaat dat zonder het wegvoeren de schuld niet volledig kan worden ingevorderd; en – de ontvanger na marginale toetsing niet heeft kunnen constateren dat de belastingaanslagen materieel onverschuldigd moeten worden geacht. Het wegvoeren van zaken, waaronder motorrijtuigen naar aanleiding van een actie op grond van artikel 18 van de wet, gebeurt niet door de belastingdeurwaarder dan na daartoe verkregen toestemming van de ontvanger van de gemeente. De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de ontvanger of van een andere door hem daartoe aangewezen functionaris. Bij het in beslag nemen van een voertuig is het aan de belastingdeurwaarder ter keuze om een wielklem, of een ander
14.2.10.
Belasting van personenauto’s en motorrijwielen en belasting zware motorrijtuigen en beslag roerende zaken Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Na afsluiting zal zo spoedig mogelijk tot executoriale verkoop worden overgegaan. Voor de afsluiting is voorafgaande toestemming vereist van de ontvanger. De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de ontvanger of van een andere door de ontvanger daartoe aangewezen functionaris. 14.2.12. Bewaarder en beslag roerende zaken Als zaken op grond van artikel 14.2.9 van deze leidraad worden weggevoerd of op grond van artikel 14.2.11 van deze leidraad afsluiting plaatsvindt, stelt de belastingdeurwaarder daarbij een bewaarder aan die in staat moet worden geacht ook daadwerkelijk de taken verbonden aan het bewaarderschap met betrekking tot die zaken uit te oefenen. De aanstelling van de bewaarder wordt vermeld in het proces-verbaal dat in de betreffende situaties moet worden opgemaakt. Als een ambtenaar van de gemeente als bewaarder wordt aangesteld, is dit zoveel mogelijk een belastingdeurwaarder, niet zijnde de belastingdeurwaarder die het beslag heeft gelegd. Aan de ambtenaar die tot bewaarder is aangesteld, wordt hiervoor geen vergoeding gegeven. De tot bewaarder aangestelde ambtenaar draagt er zorg voor dat de beslagen zaken waarover hij tot bewaarder is aangesteld zo nodig worden vervoerd of opgeslagen op een wijze die het risico van fysiek of economisch bederf minimaliseert, meer dan voor de onderhavige zaken onder normale omstandigheden gebruikelijk is. De in dit verband te nemen maatregelen en de daaraan verbonden kosten moeten in een redelijke verhouding staan tot de aard en de waarde van de desbetreffende zaken.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
72
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
Tijdens de periode dat het beslag ligt, wordt in de navolgende gevallen aan de bewaarder het bewaarderschap ontnomen en een ander tot bewaarder aangesteld: – als de bewaarder geacht moet worden gedurende langere tijd lichamelijk of geestelijk niet in staat te zijn de aan het bewaarderschap verbonden taken uit te oefenen; – als de bewaarder is overleden; in dit geval hoeft het bewaarderschap niet uitdrukkelijk te worden ontnomen; – als een ambtenaar van de gemeente tot bewaarder is aangesteld en deze ambtenaar door oorzaken van personele of organisatorische aard redelijkerwijs moet worden geacht geen betrokkenheid meer te (kunnen) hebben bij het beslag.
Als geen strafrechtelijke maatregelen worden getroffen (de voormelde zaken worden niet verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer), dan moet de ontvanger contact opnemen met het college voordat maatregelen worden getroffen om tot executoriale verkoop van de inbeslaggenomen zaken over te gaan.
Ontslag van een bewaarder gebeurt steeds schriftelijk; in voorkomend geval kan dit bij deurwaardersexploot.
Daarnaast kan de ontvanger de belastingdeurwaarder opdracht geven om de executie plaats te laten vinden via internetveiling. De regels hiervoor dienen openbaar gemaakt te worden.
14.2.13.
Executoriale verkoop computerapparatuur Als de belastingdeurwaarder beslag legt op computerapparatuur, dan valt alleen de zogenoemde 'hardware' onder dit beslag. De belastingdeurwaarder moet - voordat tot executoriale verkoop wordt overgegaan - nagaan of deze apparatuur nog de zogenoemde 'software' bevat (bestanden, programma's en dergelijke). Als dat het geval is, dan moet de belastingschuldige de mogelijkheid worden geboden om die software te verwijderen en een back-up te maken. Executoriale verkoop zilveren, gouden en platina werken De ontvanger moet er voor zorgdragen dat geen zilveren, gouden of platina werken die niet zijn voorzien van de stempeltekenen die volgens de Waarborgwet 1986 vereist zijn, in openbare verkoop worden gebracht of met dat doel worden tentoongesteld.
14.2.16.
Bieden voor rekening van de gemeente en beslag roerende zaken Om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, kan de ontvanger een andere belastingdeurwaarder dan de deurwaarder die met de verkoop belast is, opdragen voor rekening van de gemeente te bieden.
14.2.17.
Opheffing van het beslag op roerende zaken Als de belastingschuldige er uitdrukkelijk om verzoekt of als de ontvanger dit wenselijk acht, wordt opheffing van het beslag bij deurwaardersexploot kenbaar gemaakt. Opheffing van het beslag op roerende zaken als bedoeld in artikel 445 Rv wordt altijd kenbaar gemaakt bij deurwaardersexploot.
14.2.14.
Van het houden van een openbare verkoop waarin zilveren, gouden of platina werken voorkomen - al dan niet met het vereiste stempelteken - moet de ontvanger aangifte doen zoals artikel 46 van de Waarborgwet 1986 dat voorschrijft. 14.2.15. Beslag op illegale zaken Als voor beslag vatbare zaken worden aangetroffen waarvan in beginsel de vervaardiging, het bezit of het gebruik strafbaar is (of het vermoeden van strafbaarheid bestaat), kan de beslaglegging op de normale wijze doorgang vinden. Wel wordt direct of zo snel mogelijk na de beslaglegging de politie ingeschakeld om te bezien in hoeverre aanleiding bestaat om strafrechtelijke maatregelen te nemen. Hierbij geldt het bepaalde in artikel 14.1.12 van deze leidraad.
14.2.18.
Afboeking executieopbrengst verkoop roerende zaken De ontvanger verhaalt de openstaande schuld waarvoor het beslag roerende zaken is gelegd op de executieopbrengst, inclusief de daarin begrepen omzetbelasting. Voordat de opbrengst op de openstaande schuld wordt afgeboekt, worden eerst de kosten van executie verrekend. De ontvanger boekt de opbrengst vervolgens af met inachtneming van het bepaalde bij artikel 7 van deze leidraad. Als er andere schuldeisers zijn die beslag hebben gelegd of als er beperkt gerechtigden zijn van wie het recht door de executie is vervallen, dan wordt zoveel mogelijk getracht in der minne overeenstemming te bereiken over de toedeling van de netto-executieopbrengst. Als dat niet mogelijk blijkt, dan zijn de artikelen 481 en volgende Rv van toepassing. 14.2.19.
Proces-verbaal van verkoop roerende zaken Als de belastingschuldige te kennen geeft dat hij een afschrift van het proces-verbaal van verkoop wenst, wordt hem dit zo
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
73
Elektronisch
Gemeenteblad spoedig mogelijk toegezonden, met dien verstande dat de namen en woonplaatsen van de kopers onleesbaar zijn gemaakt. 14.2.20.
Gegevensverstrekking omtrent beslag roerende zaken Als de belastingschuldige of een belanghebbende derde de ontvanger vraagt of een beslag nog ligt, dan verstrekt de ontvanger deze informatie tenzij het belang van de invordering zich daartegen verzet. 14.2.21 Relaas van onttrekking Ingeval goederen aan het beslag zijn onttrokken (artikel 198 Sr) kan van dat feit op grond van artikel 162 Sv aangifte worden gedaan. De ontvanger beslist over de inzending van een relaas van onttrekking aan de officier van justitie. 14.3.
Beslag op onroerende zaken
14.3.1. Bewaring van in beslag genomen roerende zaken bij beslag onroerende zaken Indien het beslag op een onroerende zaak mede omvat de in of op die zaak aanwezige bestanddelen of natuurlijke vruchten, geldt het volgende. De belastingdeurwaarder kan die bestanddelen of die vruchten wegvoeren om in bewaring te geven indien dit voor het behoud van die bestanddelen of vruchten noodzakelijk is. Het wegvoeren vindt niet plaats dan na daartoe verkregen toestemming van de ontvanger. Het bepaalde in artikel 14.2.9 is van overeenkomstige toepassing. 14.3.2. Nieuwe belastingschuld en beslag onroerende zaken Als de ontvanger voor een belastingschuld beslag op een onroerende zaak heeft gelegd, zal hij voor een nader opgekomen belastingschuld zoveel mogelijk opnieuw tot beslaglegging overgaan. In gevallen waarin de ontvanger zelf de eerste beslaglegger is, gaat hij altijd tot beslaglegging over voor vorderingen van derden waarvan de invordering aan hem is opgedragen. 14.3.3. Verhuurde of verpachte onroerende zaken De ontvanger die beslag op de onroerende zaak heeft laten leggen en tevens de huur of pacht wil incasseren, doet hiervoor zoveel mogelijk een vordering ex artikel 19 van de wet onder de huurder of pachter. Er wordt in zo’n geval dus niet gehandeld als bedoeld in artikel 507, derde lid, Rv.
Week 52 22 december 2015
14.3.4. Voorwaarden van verkoop van onroerende zaken De ontvanger vraagt de notaris een afschrift van de veilingvoorwaarden die op de verkoop van toepassing zijn en hij treedt zo nodig in overleg over de inhoud van deze voorwaarden. In overleg met de notaris wordt in de voorwaarden van verkoop bepaald dat de kosten van executie, toewijzing en eventuele rangregeling door de executant zullen worden voldaan uit de koopprijs en dat het tekort - als de koopprijs niet toereikend mocht zijn - door de executant zal worden aangezuiverd. 14.3.5. Opheffing van het beslag onroerende zaken Van de opheffing van een beslag op een onroerende zaak wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de belastingschuldige. Als het beslag aan de huurder of pachter is betekend, ontvangt deze ook een schriftelijke mededeling. Ook wordt van deze opheffing bij deurwaardersexploot mededeling gedaan aan de (eventuele) derde-eigenaar, aan alle (eventuele) hypotheekhouders en - indien van toepassing aan de bewaarder. 14.4.
Beslag onder derden
14.4.1. Beslag op vordering van een derde In de artikelen 475 en volgende Rv is de mogelijkheid gegeven ten laste van de belastingschuldige beslag te leggen onder een derde. Als blijkt dat - na het afleggen van de buitengerechtelijke verklaring - de derde geen gelden of zaken onder zich heeft, dan blijkt het beslag nooit te hebben gelegen. De ontvanger stelt de derde hiervan op de hoogte. Een belastingaanslag kan ook worden verhaald door het leggen van derdenbeslag op een vordering die formeel aan een ander dan de belastingschuldige toebehoort, dan wel op naam van die ander - bijvoorbeeld door een bank - wordt geadministreerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de echtgenoot met wie de belastingschuldige in gemeenschap van goederen is gehuwd. In dat geval wordt het derdenbeslag gelegd ten laste van de echtgenoot van de belastingschuldige, als de echtgenoot alleen gerechtigd is de vermogensbestanddelen te vorderen die onder het beslag vallen. In het beslag-exploot (waarvan afschrift wordt gelaten aan de derdebeslagene) dat zowel aan de belastingschuldige als aan de echtgenoot binnen acht dagen na het leggen van het beslag moet worden betekend, moet de ontvanger zoveel mo-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
74
Elektronisch
Gemeenteblad gelijk aangeven op welke gronden hij de vordering die op naam van de echtgenoot is geadministreerd, meent te kunnen uitwinnen ter verhaal van een vordering op de belastingschuldige. 14.4.2. Derdenbeslag of vordering ex artikel 19 Als naast een derdenbeslag ook een vordering op grond van artikel 19 van de wet mogelijk is, kiest de ontvanger voor het doen van een vordering. 14.4.3. Roerende zaken bij derden Als zich onder de derde roerende zaken van de belastingschuldige bevinden, wordt gehandeld overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 14.2.8 van deze leidraad. 14.4.4. Plaats beslaglegging en derdenbeslag Aan de nauwkeurige vermelding in het exploot van beslag van de naam en de eventuele rechtsvorm van de derde wordt bijzondere aandacht geschonken. De situatie kan zich voordoen dat de derde een hoofdkantoor heeft en een of meerdere bijkantoren. In dat geval legt de belastingdeurwaarder het beslag zoveel mogelijk bij het hoofdkantoor dan wel het filiaal of bijkantoor dat bemoeienis heeft met de gelden of zaken waarop verhaal wordt gezocht. In spoedeisende gevallen kan het beslag worden gelegd onder een ander filiaal of bijkantoor. De executant kiest in alle gevallen domicilie bij de belastingdeurwaarder. Als er aanleiding toe bestaat, kan de ontvanger de omvang van het beslag bij de beslaglegging beperken. Voor zover niet door een andere schuldeiser beslag is gelegd, kan de omvang ook op een later tijdstip nog worden beperkt. Van de beperking wordt in het beslagexploot of in een afzonderlijk geschrift aan de derde uitdrukkelijk melding gemaakt. 14.4.5. Derdenbeslag op een vordering waar geen beslagvrije voet voor geldt Als beslag is gelegd in een situatie als bedoeld in artikel 475e dan wel artikel 475f Rv en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van de beslagen betalingen, dan past de ontvanger zonder rechterlijke tussenkomst de regeling van de beslagvrije voet toe als bedoeld in de artikelen 475b en 475d Rv. 14.4.6. Bij derdenbeslag in gebreke blijven tot het doen van verklaring De derde-beslagene wordt namens de belastingdeurwaarder door de ontvanger in gebreke gesteld als zeven kalenderdagen na de termijn van vier weken nog geen verklaring van hem is ontvangen.
Week 52 22 december 2015
Hij wordt daarbij gesommeerd om onverwijld tot verklaring over te gaan. 14.4.7. Bij derdenbeslag niet afdragen na het doen van verklaring De derdebeslagene wordt namens de belastingdeurwaarder door de ontvanger in gebreke gesteld als niet is overgegaan tot afdracht van de opeisbare geldsommen of tot het aan de belastingdeurwaarder ter beschikking stellen van de goederen en/of zaken binnen de termijn genoemd in de schriftelijke uitnodiging van de ontvanger aan de derde-beslagene. Hij wordt daarbij gesommeerd om binnen zeven kalenderdagen aan zijn verplichting te voldoen. 14.4.8. Afdracht binnen de vierwekentermijn bij d erdenbeslag Een derde-beslagene kan binnen de termijn van vier weken verklaring doen van hetgeen hij onder zich heeft en de belastingdeurwaarder laten weten direct tot afdracht te willen overgaan. In dat geval deelt de ontvanger hem namens de belastingdeurwaarder mee - als er geen aanleiding bestaat de verklaring te betwisten - dat het beslag van rechtswege vervalt op het moment dat de door de derde-beslagene af te dragen geldsommen of ter beschikking te stellen goederen en/of zaken door de belastingdeurwaarder zijn ontvangen. 14.4.9. Derdenbeslag op polis van levens- of spaarverzekering of lijfrente Bij een derdenbeslag op een polis van een levens- of spaarverzekering of lijfrente geldt - naast de voorschriften in artikel 479l en volgende Rv het volgende: – De ontvanger stelt zich terughoudend op bij het leggen van derdenbeslag als er sprake is van een niet-bovenmatige oudedagsvoorziening; – De ontvanger betrekt in zijn overwegingen de verhouding tussen de openstaande belastingschuld en de opbrengst bij afkoop of belening van de polis. Bij de bepaling van de opbrengst houdt de ontvanger rekening met het feit dat een (voortijdige) afkoop of belening van de polis in bepaalde gevallen wordt aangemerkt als een verboden handeling die tot negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen leiden als gevolg waarvan een aanslag in de inkomstenbelasting kan worden opgelegd; – Als de netto-opbrengst van de polis minder dan € 2.500 bedraagt, de polis wordt afgekocht of het derdenbeslag is gelegd drie jaren voor de expiratiedatum, wint de ontvanger het derdenbeslag niet uit en gaat hij niet over tot afkoop of belening. In dat geval laat de ontvanger - in
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
75
Elektronisch
Gemeenteblad overleg met belastingschuldige - het beslag liggen tot de expiratiedatum; – De omstandigheid dat het verzekerde bedrag pas na lange tijd tot uitkering komt, staat op zich een derdenbeslag niet in de weg; – De belastingaanslagen waarvoor het derdenbeslag wordt gelegd moeten onherroepelijk vaststaan en in redelijkheid materieel verschuldigd worden geacht. 14.4.10. Retentierecht en derdenbeslag Als de derdebeslagene een retentierecht heeft op de zaken die door het derdenbeslag van de ontvanger zijn getroffen, dan kan de ontvanger op grond van artikel 6:30 BW overgaan tot betaling van het bedrag waarvoor het retentierecht geldt in afwachting van verrekening met de belastingschuldige. Het bedrag moet dan wel beduidend lager zijn dan de executiewaarde van de desbetreffende zaak. 14.4.11. Opheffing van het derdenbeslag Als de belastingschuldige er uitdrukkelijk om verzoekt of als de ontvanger dit wenselijk acht, wordt opheffing van het beslag bij deurwaardersexploot kenbaar gemaakt aan zowel de belastingschuldige als de derde. In andere gevallen wordt van de opheffing schriftelijk kennis gegeven aan de derde-beslagene. De ontvanger zendt aan de belastingschuldige een afschrift van deze kennisgeving. 14.4.12.
Onverschuldigde betaling en derdenbeslag Als een derde tegen de ontvanger een vordering uit onverschuldigde betaling instelt en de ontvanger aan deze vordering voldoet, wordt de belastingaanslag waarvoor het derdenbeslag is gelegd, geacht in zoverre niet te zijn voldaan. De ontvanger kan de invordering van die aanslag dan ook hervatten alsof er geen derdenbeslag is gelegd. 14.4.13.
Derdenbeslag onder de Staat of de ontvanger en het doen van verklaring Als derdenbeslag wordt gelegd onder de Staat of de ontvanger, dan is specificatie verplicht; er wordt in dit verband verwezen naar artikel 479 Rv. De verplichting tot specificatie heeft niet tot doel het verhaal te belemmeren, maar de taak van de Staat of de ontvanger te verlichten. Dit betekent dat de verklaring in het kader van het derdenbeslag zich niet moet beperken tot de ex artikel 479 Rv genoemde vermogensbestanddelen, maar zich ook
Week 52 22 december 2015
moet uitstrekken tot alles wat de geëxecuteerde te vorderen heeft van de Staat of de ontvanger en wat bij de Staat of de ontvanger bekend was op het moment van beslaglegging.
14.4.14. Derdenbeslag op voorlopige teruggaaf Als derdenbeslag onder de Belastingdienst wordt gelegd op een voorlopige teruggaaf, dan wordt rekening gehouden met de regeling van de beslagvrije voet. Dit geldt ook als het termijnbedrag niet groter is dan € 23 per maand. 14.5.
Beslag op schepen
14.5.1. Beletten van het vertrek van het schip De belastingdeurwaarder kan een bewaarder aanstellen en de nodige maatregelen nemen om het vertrek van het schip te beletten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het 'aan de ketting leggen' van het schip. Zo nodig voorziet de belastingdeurwaarder zich - na daartoe overleg te hebben gepleegd met de ontvanger - van deskundige bijstand. De kosten van deze bijstand komen voor rekening van de belastingschuldige. In daartoe aanleiding gevende gevallen kan het feitelijk gebruik van het schip weer aan de belastingschuldige worden gelaten, bijvoorbeeld wanneer ter voorkoming van een executoriale verkoop door de belastingschuldige een voorstel tot minnelijke afdoening is gedaan en dit voorstel voor de ontvanger - gelet op de omstandigheden - aanvaardbaar is. In ieder geval zal een minnelijke afdoening moeten passen in het bij artikel 25 van deze leidraad geformuleerde uitstelbeleid. 14.5.2. De executie van schepen Tenzij een andere wijze van verkoop is toegestaan of voorgeschreven gebeurt de executoriale verkoop van een schip ten overstaan van een bevoegde notaris. De verkoop van een buitenlands zeeschip kan ook plaatsvinden ten overstaan van de rechtbank. Van deze mogelijkheid zal met name gebruik moeten worden gemaakt als het land van herkomst de verkoop door een notaris niet erkent. De executie van niet-teboekgestelde schepen gebeurt op dezelfde wijze als de executie van andere roerende zaken die geen registergoederen zijn. Om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen, kan de ontvanger een andere belastingdeurwaarder dan de belastingdeurwaarder die met de verkoop is belast, opdragen voor rekening van de gemeente
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
76
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
te bieden. De ontvanger geeft deze belastingdeurwaarder zo nodig nadere aanwijzingen.
nen uit te betalen bedrag op grond van een voorschot, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van de Awir.
14.5.3. Afgelasting van de verkoop van een schip Als een aangekondigde verkoop van een schip om enigerlei reden geen doorgang kan vinden, dan draagt de ontvanger er zorg voor dat de aanplakbiljetten onmiddellijk worden verwijderd. Hij treft ook voor op andere wijze gedane aankondigingen dienovereenkomstige maatregelen.
Artikel 17
Als de belastingschuldige niet van de afgelasting op de hoogte is, dan wordt hem hiervan onverwijld schriftelijk en gemotiveerd mededeling gedaan. Als verwacht mag worden dat deze mededeling de belastingschuldige niet meer voor het aangekondigde tijdstip van verkoop bereikt, dan stelt de ontvanger hem zo mogelijk op een andere wijze in kennis.
Verzet is mogelijk zodra de betekening van het dwangbevel heeft plaatsgevonden. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, voor zover dit door het verzet wordt bestreden. Ook kan verzet worden gedaan tegen een vordering als bedoeld in artikel 19 van de wet.
14.5.4. Deskundige hulp en beslag op schepen Als bij een executie deskundige hulp is gewenst, kan de ontvanger een makelaar of een andere ter zake kundige inschakelen. 14.5.5. Opheffing van het beslag op schepen Van de opheffing van het beslag wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de belastingschuldige. Ook wordt - ingeval van teboekgestelde schepen - van de opheffing bij deurwaardersexploot mededeling gedaan aan de ingeschreven schuldeisers. Artikel 15
Versnelde uitvaardiging en tenuitvoerlegging Er zijn in deze leidraad op artikel 15 van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 16 Doorlopend beslag In aansluiting op artikel 16 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over voor 1 januari 2011 gelegde derdenbeslagen. 16.1. Voor 1 januari 2011 gelegde derdenbeslagen Als vóór 1 januari 2011 door de ontvanger derdenbeslag onder de Belastingdienst op een voorlopige teruggaaf in de inkomstenbelasting met betrekking tot het jaar 2010 is gelegd, geldt het volgende. Dit beslag wordt geacht mede te omvatten een in termijnen uit te betalen bedrag op grond van een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet over een volgend jaar voorzover de uit te betalen termijnen van de voorlopige aanslagen op elkaar aansluiten en de schuld waarvoor het beslag is gelegd niet geheel is voldaan. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor een beslag dat is gelegd op een in een of meer termij-
Verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel Artikel 17 van de wet geeft een zelfstandige regeling voor het instellen van verzet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel. Naast de belastingschuldige kan een ieder tegen wie de dwanginvordering is gericht in verzet komen.
Er kan geen verzet worden ingesteld tegen de in rekening gebrachte kosten van de aanmaning en de betekeningskosten van het dwangbevel. In aansluiting op artikel 17 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – de schorsing van de invordering bij verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel; – verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering. 17.1.
Schorsing van de invordering bij verzet tegen tenuitvoerlegging dwangbevel Als sprake is van een beslag onder een derde, en de derde heeft een buitengerechtelijke verklaring afgelegd die de ontvanger onjuist of onvolledig acht, dan deelt de ontvanger de schorsing van de executie schriftelijk aan de derde mee onder vermelding van de grond waarop deze schorsing berust. De ontvanger vermeldt daarbij tevens onder verwijzing naar artikel 476 Rv, dat door deze mededeling de schorsing ook tegen de derde werkt. Ook wordt in de mededeling vermeld dat de verklaring wordt betwist en dat tot dagvaarding zal worden overgegaan, nadat de schorsende werking van het verzet is opgeheven. 17.2.
Verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevel bij onjuiste adressering Als het aanslagbiljet, de aanmaning of het afschrift van het per post betekende dwangbevel aan een onjuist adres is verzonden en daarom de belastingschuldige niet heeft bereikt, is verzet mogelijk.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
77
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 18 ANPR-acties Er zijn in deze leidraad op artikel 18 van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 19 Doen van een vordering De in artikel 19 van de wet omschreven vordering geeft de ontvanger de mogelijkheid om in bepaalde gevallen op eenvoudige wijze belastingschuld te verhalen op hetgeen een derde aan de belastingschuldige is verschuldigd of ten behoeve van hem onder zich heeft of zal krijgen. In aansluiting op artikel 19 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – de algemene regels over het doen van een vordering; – de faillissementsvordering; – vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen; – de overheidsvordering, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet. 19.1. Vordering algemeen Als het doen van een vordering rechtens mogelijk is, wordt mede ter besparing van kosten aan dit eenvoudige invorderingsmiddel de voorkeur gegeven boven derdenbeslag. Ingeval van twijfel of degene aan wie de vordering zou moeten worden gericht wel houder van penningen is, moet al naar gelang de omstandigheden worden beoordeeld of het leggen van derdenbeslag de voorkeur verdient. 19.1.1. Bekendmaking vordering De ontvanger maakt de vordering bekend door toezending van een brief aan degene aan wie de vordering is gedaan en aan de belastingschuldige. Als de ontvanger dat wenselijk acht, kan hij de vordering ook aan genoemde personen laten betekenen door de belastingdeurwaarder. Bij de betekening van een vordering handelt de belastingdeurwaarder overeenkomstig de voor betekening van exploten geldende regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de betekening brengt de belastingdeurwaarder geen kosten in rekening. 19.1.2. Voldoen aan de vordering Als de derde betaalt op een vordering die betrekking heeft op twee of meer belastingaanslagen heeft hij niet het recht om aan te geven ter voldoening van welke belastingaanslag de betaling strekt.
Week 52 22 december 2015
19.1.3. Niet voldoen aan de vordering Derdenbeslag wordt alleen gelegd als aan de vordering ten onrechte niet is voldaan, dan wel de derde hierop ten onrechte niet heeft gereageerd. Hiervan is zeker sprake als blijkt dat het uitblijven van het voldoen aan de vordering te wijten is aan de derde. Als de ontvanger in verband met de kosten of om andere redenen derdenbeslag niet opportuun acht, wordt daarvan afgezien en wordt de vordering ingetrokken. Als wordt overgegaan tot het leggen van derdenbeslag wordt in het beslagexploot melding gemaakt van de vordering die aan het beslag is voorafgegaan en van de datum waarop die vordering is gedaan. 19.1.4. Intrekken van een vordering Zodra een vordering om enigerlei reden niet langer hoeft te worden gehandhaafd, trekt de ontvanger deze bij beschikking in. De ontvanger maakt deze beschikking bekend aan degene aan wie de vordering is gedaan. 19.1.5. Vermindering of vernietiging van de belastingaanslag in relatie tot vordering Als een derde op vordering van de ontvanger betaalt en naderhand vermindert of vernietigt de inspecteur de belastingaanslag, dan wordt de hieruit voortvloeiende teruggaaf verrekend of uitbetaald aan de belastingschuldige. 19.1.6. Doorbreken beslagverboden en vordering Bij de toepassing van artikel 19, eerste lid, van de wet (het vereenvoudigd beslag op vorderingen tot bepaalde periodieke uitkeringen) bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid een wettelijk beslagverbod gedeeltelijk te negeren. Van deze mogelijkheid maakt de ontvanger alleen gebruik als de belastingschuldige kan worden gekwalificeerd als een notoire wanbetaler in de zin van artikel 19, tweede lid, van de wet. De vordering waarbij een beroep wordt gedaan op de verruimde beslagmogelijkheid vindt steeds separaat plaats en wordt vooraf schriftelijk aangekondigd aan de belastingschuldige, onder vermelding van het bijzondere karakter daarvan. De vordering kan niet plaatsvinden voor kinderbijslag onder welke benaming dan ook. In voorkomend geval wordt voor de toepassing van de verruimde beslagmogelijkheid uitgegaan van het maximale bereik: een tiende deel van het bedrag dat op grond van de wet niet vatbaar is voor beslag.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
78
Elektronisch
Gemeenteblad 19.1.7. Notoire wanbetaler en vordering In afwijking in zoverre van artikel 19, tweede lid, van de wet vindt de vordering waarbij de doorbreking van een wettelijk beslagverbod wordt ingeroepen slechts plaats indien voldaan is aan de volgende voorwaarden: a. op het tijdstip waarop de vordering plaats vindt heeft de belastingschuldige meer dan één aanslag onbetaald gelaten; b. de enige of laatste betalingstermijn van deze aanslagen is op het tijdstip waarop de vordering plaats vindt met ten minste twee maanden overschreden; c. de belastingschuldige komt niet voor uitstel van betaling of kwijtschelding in aanmerking omdat hij, naar de ontvanger bekend is, beschikt over voldoende vermogen of voldoende betalingscapaciteit om de belastingaanslagen te voldoen; d. Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 19.1.8. Vordering ten laste van de echtgenoot Als de echtgenoot van de belastingschuldige recht heeft op gelden, penningen of periodieke betalingen die in de huwelijksgemeenschap vallen, dan kan de ontvanger een vordering ten laste van de echtgenoot doen. De bekendmaking van de vordering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen acht dagen na het doen van de vordering, te geschieden aan de belastingschuldige en de echtgenoot afzonderlijk. Voor zover het periodieke uitkeringen betreft die onder de opsomming van artikel 19, eerste lid, van de wet vallen, past de ontvanger de beslagvrije voet toe alsof de echtgenoot de belastingschuldige is. 19.2.
De faillissementsvordering
19.2.1. Aan te melden schulden in faillissement In een faillissement vallen de belastingschulden voor zover zij materieel zijn ontstaan vóór de dag van de faillietverklaring dan wel materieel zijn ontstaan na de faillietverklaring, maar voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de faillietverklaring. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de materiële belastingschuld ontstaat van dag tot dag tenzij het tegendeel blijkt. Belastingschulden ontstaan vanaf de datum van het faillissement die niet voortvloeien uit een al bestaande rechtsverhouding van voor de faillietverklaring, zijn niet verifieerbaar en moeten eventueel als boedelschulden worden aangemeld. De ontvanger splitst de belastingaanslag naar tijdsevenredigheid of tijdstip en doet twee aparte vorderingen: – één voor het gedeelte dat ter verificatie kan worden aangemeld;
Week 52 22 december 2015
– één voor het gedeelte dat als boedelschuld kan worden aangemerkt. Voorlopige aanslagen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet kan de ontvanger niet eerder aanmelden dan nadat de termijnen die aan die aanslagen verbonden zijn, zijn vervallen. De ontvanger splitst de voorlopige aanslagen naar tijdsevenredigheid of tijdstip. 19.2.2. Belastingschulden ontstaan gedurende een surséance zijn boedelschulden in faillissement Belastingschulden die materieel zijn ontstaan gedurende de periode van een surséance van betaling die aan het faillissement voorafgaat, kunnen op grond van artikel 249 FW worden beschouwd als boedelschulden in het faillissement. Het bepaalde in artikel 19.2.1 van de leidraad is op deze schulden en de belastingaanslagen die hierop betrekking hebben op soortgelijke wijze van toepassing. 19.2.3. Opkomen in faillissement Van de bevoegdheid om van de curator dadelijke voldoening aan de vordering te verlangen maakt de ontvanger geen gebruik, tenzij bijzondere omstandigheden met het oog op het belang van de invordering daartoe noodzaken. In alle gevallen waarin de ontvanger in het faillissement opkomt, vermeldt hij in de vordering dat hij aanspraak maakt op eventuele voorrang. Als de curator tijdens het faillissement materieel ontstane belastingschulden die als boedelschuld kunnen worden aangemerkt, ten onrechte niet voldoet, dan wendt de ontvanger zich in beginsel eerst tot de curator om langs minnelijke weg alsnog voldoening te bewerkstelligen. Als dit niet leidt tot een bevredigende oplossing, wendt de ontvanger zich met zijn grieven tot de rechter-commissaris. In het uiterste geval kan de ontvanger zich rechtstreeks verhalen op de boedel. 19.3.
Vorderingen met betrekking tot periodieke uitkeringen
19.3.1. Overwegen van vordering op periodieke uitkeringen Bij de beoordeling van de vraag of een vordering wordt gedaan met betrekking tot een periodieke uitkering, is doorslaggevend het feit dat de vordering een bijzonder invorderingsinstrument betreft waarmee een doelmatige en doeltreffende invordering van belastingschulden is beoogd.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
79
Elektronisch
Gemeenteblad Dit betekent dat de vordering in beginsel de voorkeur verdient boven andere invorderingsmaatregelen waarbij het dwangbevel ten uitvoer wordt gelegd door middel van beslag. Als het invordering van zeer geringe bedragen betreft, bestaat er aanleiding eerst andere invorderingsmaatregelen te proberen alvorens de derde via de vordering te betrekken. 19.3.2. Vooraankondiging van vordering op periodieke uitkeringen Als de ontvanger het dwangbevel per post heeft betekend en de invordering vervolgt door een vordering onder de werkgever (artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de wet) of door een andere vordering op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, is hij verplicht de belastingschuldige vooraf schriftelijk in kennis te stellen van zijn voornemen een vordering te doen. De ontvanger doet de vooraankondiging niet eerder dan nadat vier dagen zijn verstreken na de datum waarop hij het afschrift van het dwangbevel met bevel tot betaling ter post heeft bezorgd. De ontvanger doet de betreffende vordering niet eerder dan zeven dagen na de dagtekening van de vooraankondiging. De vooraankondiging blijft achterwege als de ontvanger de vordering doet bij een werkgever of uitkeringsinstantie die reeds op vordering van de ontvanger een belastingaanslag van de belastingschuldige betaalt of zou moeten betalen. 19.3.3. Beslagvrije voet en vordering op periodieke uitkeringen Als een vordering wordt gedaan voor periodieke uitkeringen die niet vallen onder de opsomming van artikel 19, eerste lid, van de wet (en waarvoor geen beslagvrije voet geldt) en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de ontvanger de artikelen 475b en 475d Rv toe. In dat geval geldt de vordering nog slechts voor het gedeelte waarmee de periodieke uitkering de beslagvrije voet overtreft. Hetzelfde geldt bij vorderingen ten laste van een belastingschuldige die niet in Nederland woont of vast verblijft. 19.3.3a Beslagvrije voet en vakantiegeld Vervallen.
Week 52 22 december 2015
matie op, waaronder begrepen gegevens van de eventuele partner. Dit gebeurt in de vooraankondiging van de loonvordering. De ontvanger vermeldt daarin de toepasselijke beslagvrije voet die hij heeft berekend op basis van de hem ter beschikking staande gegevens. Zolang de belastingschuldige geen informatie verstrekt, past de ontvanger deze beslagvrije voet toe. Als de belastingschuldige na toepassing van de loonvordering alsnog de gevraagde informatie verstrekt, wijzigt de ontvanger de beslagvrije voet vanaf de eerst volgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van informatie niet aan hem te wijten is. Als de ontvanger een loonvordering doet ten laste van een belastingschuldige waarvan geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast op nihil. De ontvanger kan dan immers niet bepalen of de belastingschuldige in Nederland woont. Zodra de ontvanger bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de ontvanger alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerst volgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is. In situaties waarin de ontvanger de beslagvrije voet heeft vastgesteld zonder vooraf informatie over inkomsten en uitgaven op te vragen bij de belastingschuldige, herstelt de ontvanger de beslagvrije voet als door de belastingschuldige wordt aangetoond dat deze te laag is vastgesteld. Als de belastingschuldige kan aantonen dat de beslagvrije voet al op een eerder moment op een te laag bedrag was vastgesteld, gebeurt dit met terugwerkende kracht. 9.3.5.
Belastingschuldige woont in buitenland en beslag periodieke uitkering Als de belastingschuldige in het buitenland woont, kan hij uit Nederland een periodieke uitkering genieten die in het woonland belast is op grond van een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belasting. In dat geval wordt op verzoek van de belastingschuldige het beslag op de periodieke uitkering beperkt met de belasting die in het woonland over die uitkering verschuldigd is. De belastingschuldige moet bij zijn verzoek gegevens overleggen waaruit deze belasting blijkt.
19.3.4. Informatieverstrekking voor vaststelling beslagvrije voet Om de beslagvrije voet tot het juiste bedrag vast te kunnen stellen, vraagt de ontvanger bij de belastingschuldige infor-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
80
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
19.3.6. Verrekening ex artikel 117 Ambtenarenwet Verhaal op (periodieke) inkomsten die een belastingschuldige geniet vanwege de Staat, gebeurt door aan de betreffende autoriteit verrekening te vragen volgens artikel 117 van de Ambtenarenwet en subsidiair door een vordering te doen.
Artikel 20 Lijfsdwang Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
19.3.7. Periodieke uitkeringen onder de bijstandsnorm Periodieke uitkeringen kunnen lager zijn dan de bijstandsnorm omdat de betrokkene in natura geniet wat een bijstandsgerechtigde uit de bijstandnorm geacht wordt te betalen.
Artikel 22 Bodemrecht Artikel 22 van de wet gaat over het bodemrecht.
In een dergelijk geval vermindert de ontvanger de beslagvrije voet met het bedrag dat aan deze genietingen in natura kan worden toegerekend. 19.3.8. Vordering in relatie tot voorlopige teruggaaf Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 19.4 Beslagvrije voet en overheidsvordering Als de belastingschuldige aannemelijk maakt dat hij vanwege de toepassing van de overheidsvordering, bedoeld in artikel 19, vierde lid, van de wet, een lager bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dan overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije voet, maakt de ontvanger de overheidsvordering op verzoek van de belastingschuldige in zoverre ongedaan met inachtneming van hetgeen hierna volgt. Bij het verzoek verstrekt de belastingschuldige naast de gegevens die van belang zijn voor de vaststelling van de beslagvrije voet een overzicht van de banktegoeden, waaronder begrepen spaartegoeden, waarover de belastingschuldige onmiddellijk na de overheidsvordering kon beschikken. Ongedaanmaking blijft beperkt tot de laatste overheidsvordering voorafgaand aan het verzoek van de belastingschuldige. Als sprake is van een belastingschuldige als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de wet, berekent de ontvanger de beslagvrije voet met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, laatste volzin van de wet. Het bepaalde in artikel 19.1.7 van deze leidraad is hierbij van toepassing. Voordat de ontvanger tot teruggaaf overgaat, gaat hij na of de belastingschuldige op het moment dat de overheidsvordering is gedaan, beschikte over banktegoeden, waaronder begrepen spaartegoeden. Als het totaal van de banktegoeden waarover de belastingschuldige onmiddellijk na de overheidsvordering kon beschikken groter is dan de voor hem geldende beslagvrije voet, vermindert de ontvanger de teruggaaf met het meerdere.
Artikel 21 Voorrecht rijksbelastingen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
In aansluiting op artikel 22 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – de werkingssfeer van het bodemrecht; – bodemrecht en bestuurlijke boeten; – overbetekening bodembeslag; – de volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement; – de volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement; – bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar; – bodemrecht en voorrang; – verzet en beroep. 22.1. Werkingssfeer en reikwijdte bodemrecht Derden die de eigendom pretenderen van inbeslaggenomen roerende of onroerende zaken, kunnen hun rechten op die zaken - op de voet van de artikelen 456 respectievelijk 538 en volgende Rv - geldend maken. Op grond van artikel 435 Rv kunnen derden zich ook tegen het beslag verzetten. Onafhankelijk hiervan kunnen derden die geheel of gedeeltelijk recht menen te hebben op roerende zaken waarop voor een belastingschuld beslag is gelegd, hun bezwaren tegen de beslaglegging van die zaken in de administratieve sfeer door middel van een beroepschrift voorleggen aan het college van de gemeente. Met derden worden hier niet alleen bedoeld degenen die zich op een eigendomsrecht beroepen, maar ook degenen die een beperkt recht op de zaak menen te hebben. Een tijdig ingediend beroepschrift op de voet van artikel 22, eerste lid, van de wet schort de executie van rechtswege op. Artikel 22, derde lid, van de wet ontneemt derden de mogelijkheid van verzet in rechte tegen de inbeslagneming van de in dat artikel bedoelde zaken en genoemde belastingaanslagen. Dit noemt men het bodemrecht van de fiscus. Dit voorrecht kan de ontvanger van de gemeente niet toepassen. 22.2. Bodemrecht en bestuurlijke boeten Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
81
Elektronisch
Gemeenteblad 22.3. Overbetekening bodembeslag Als de ontvanger bekend is met de omstandigheid dat zaken in eigendom toebehoren aan een derde, dan is hij op grond van artikel 435, derde lid, Rv verplicht bij beslaglegging op die zaken, dit beslag binnen acht dagen na de beslaglegging aan die derde te doen betekenen door de belastingdeurwaarder. Bij deze overbetekening moet de derde schriftelijk worden gemeld dat hij de mogelijkheid heeft een beroepschrift tegen de inbeslagneming te richten aan het college. De ontvanger gaat onmiddellijk tot betekening aan de derde over als hij op enig later tijdstip - maar vóór de geplande verkoopdatum - kennis krijgt van het feit dat de in beslag genomen zaken eigendom zijn van die derde. Als tussen het moment van de betekening aan de derde en de vastgestelde verkoopdatum minder dan acht dagen liggen, gaat de ontvanger over tot het vaststellen van een nieuwe verkoopdatum. Volgorde uitwinning bodembeslag buiten faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Week 52 22 december 2015
derde lid, Rv heeft gedaan, heft de ontvanger het beslag op als zonder meer duidelijk is dat het zaken betreft waarop de ontvanger geen verhaal kan nemen. In de overige gevallen zendt de ontvanger de schriftelijke mededeling door naar het college. Als ook het college geen aanleiding ziet aan het verzet tegemoet te komen, dan stuurt de ontvanger de stukken door naar een advocaat met het verzoek een procedure aan te spannen om een executoriale titel tegen de derde te verkrijgen. 22.8.3. Opschorting verkoop na verzet in rechte tegen bodembeslag Een verzet op de voet van artikel 456 Rv tegen de verkoop van roerende zaken schort de voortgang van de executie niet van rechtswege op. Niettemin schort de ontvanger de invordering in het algemeen op en neemt hij geen onherroepelijke maatregelen, tenzij naar het oordeel van de ontvanger het opschorten van de invordering de belangen van de gemeente schaadt.
22.4.
22.5.
Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 22.6.
Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 22.7. Bodemrecht en voorrang Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 22.8.
Verzet en beroep
22.8.1. Verzet artikel 435, derde lid, Rv tegen bodembeslag Als uit een verzetschrift ex artikel 435, derde lid, Rv blijkt dat de derde geen eigenaar is van de zaken genoemd in dat verzetschrift, of voor de ontvanger anderszins duidelijk is dat de derde geen eigenaar is van de betreffende zaken, dan vindt executie van die zaken in beginsel doorgang. 22.8.2. Taken met betrekking tot de schriftelijke mededeling ex artikel 435, derde lid, Rv inzake bodembeslag Als de derde een schriftelijke mededeling ex artikel 435,
22.8.4. Beroepschrift ex artikel 22 van de wet Het beroepschrift ex artikel 22 van de wet moet worden ingediend bij de ontvanger, waaronder de belastingschuldige ressorteert. Een beroepschrift kan niet meer worden ingediend als het beslag is opgeheven of vervallen. Als toch een beroepschrift wordt ingediend, dan zal het college dit beroepschrift niet in behandeling nemen omdat het beslag niet meer ligt. 22.8.5. Beroepschriftprocedure ex artikel 22 van de wet Onverminderd het bepaalde in artikel 22 van de wet geldt voor de beroepsfase dat als uit een beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep is gebaseerd, de ontvanger de indiener verzoekt om het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst de indiener op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan de motiveringsplicht. 22.8.6. Taak van de ontvanger met betrekking tot beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet Een beroepschrift dat te laat is ingediend - maar dat betrekking heeft op een beslag dat nog steeds ligt - zal het college niet ontvankelijk verklaren, tenzij hij van oordeel is dat de indiener niet in verzuim is geweest.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
82
Elektronisch
Gemeenteblad Een beroepschrift dat in verband met te late indiening nietontvankelijk is verklaard, zal het college ambtshalve in behandeling nemen. De ontvanger schort in het algemeen eveneens de verkoop op - ongeacht de eventuele wettelijke noodzaak daartoe - als een tijdig ingediend beroepschrift niet op alle inbeslaggenomen zaken betrekking heeft. Als de belanghebbende zich met zijn bezwaren tot de ontvanger wendt voordat hij een beroepschrift indient of een procedure aanspant, dan wijst de ontvanger de belanghebbende op de mogelijkheid een beroepschrift tot het college te richten. Als de ontvanger in dit stadium met de belanghebbende tot een oplossing kan komen, verdient dit uiteraard aanbeveling. In geval van leasing geldt echter dat de ontvanger een beslag niet opheft dan na overleg met het college. 22.8.7. Beslissing college op het beroepschrift tegen een bodembeslag Het college motiveert de beslissing ook als sprake is van een te laat ingediend beroepschrift. Het college zendt zijn beslissing op een ontvankelijk verklaard beroepschrift aan de ontvanger. De ontvanger draagt zorg voor onmiddellijke betekening van de beslissing aan de derde, aan de belastingschuldige of hun gemachtigden en - zo nodig - aan de bewaarder. Voor de betekening van de beslissing van het college worden geen kosten in rekening gebracht.
Week 52 22 december 2015
geert, wordt het geschrift aangemerkt als een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet. 22.8.9. Samenloop administratief beroep en verzet tegen bodembeslag Als de derde zowel een beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet indient als een schriftelijke mededeling doet als bedoeld in artikel 435, derde lid, Rv, dan zendt de ontvanger eerst het beroepschrift ter behandeling aan het college, voordat hij het verzet ex artikel 435, derde lid, Rv behandelt. 22.8.10. Criteria voor de beslissing op het beroepschrift ex artikel 22, eerste lid, van de wet Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 22.8.11.
Beëindiging operationele lease-overeenkomst Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 22.8.12. Executie en bodemrecht Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 22bis Mededelingen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 22a en artikel 23
Een beslissing op een niet-ontvankelijk verklaard beroepschrift wordt hetzij door het college rechtstreeks aan de adressant of zijn gemachtigde en zo nodig aan de bewaarder gezonden, hetzij op verzoek van het college verzonden en betekend op de wijze die geldt voor een ontvankelijk verklaard beroepschrift. Als het gewenst is dat de zaken - in afwachting van de beslissing op het beroepschrift - spoedig worden verkocht, dan kan de ontvanger na overleg met het college erin toestemmen dat de verkoop door de derde gebeurt mits de opbrengst - die in de plaats van de zaken treedt - in afwachting van de beslissing bij de ontvanger wordt gedeponeerd. 22.8.8. Onduidelijk bezwaar tegen bodembeslag De situatie kan zich voordoen dat de ontvanger uit het ingediende bezwaarschrift niet kan opmaken of is beoogd administratief beroep in te stellen op grond van artikel 22 eerste lid, van de wet dan wel verzet aan te tekenen op grond van artikel 435, derde lid, Rv. Als dat het geval is, nodigt de ontvanger de derde uit zich daarover binnen tien dagen uit te laten. Als de derde niet rea-
Verhaal motorrijtuigenbelasting en inkomstenbelasting Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 23a
Verhaal van belastingaanslagen als gevolg van een toerekening van een afgezonderd particulier vermogen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 24 Verrekening Artikel 24 van de wet regelt de verrekening door de ontvanger van in te vorderen en uit te betalen bedragen. Bij de verrekening mag de ontvanger geen gebruik maken van de algemene verrekeningsbepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens faillissement, surséance en wettelijke schuldsanering geldt artikel 24 van de wet niet; dan zijn de artikelen 53 tot en met 56, 234, 235 en 307 van de FW van toepassing. In aansluiting op artikel 24 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – wanneer verrekening; – betwiste schuld en verrekening;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
83
Elektronisch
Gemeenteblad – reikwijdte van de verrekening; – bekendmaking verrekening; – instemmingsregeling bij cessie en verpanding.
Week 52 22 december 2015
termijnen van de voorlopige aanslag vanaf het moment dat zich één van de genoemde situaties voordoet.
24.1. Wanneer verrekening De verrekening vindt niet van rechtswege plaats. De ontvanger bepaalt of al dan niet tot verrekening wordt overgegaan. Als de belastingschuldige de ontvanger verzoekt een bepaalde belastingteruggaaf of een ander uit te betalen bedrag met een bepaalde openstaande aanslag of andere vordering te verrekenen, dan willigt de ontvanger dit verzoek altijd in. Dit geldt ook als het verzoek wordt gedaan nog voordat de teruggaaf is geformaliseerd of het uit te betalen bedrag is vastgesteld. In dat geval schort de ontvanger de invordering echter niet zonder meer op. Zo nodig kan de belastingschuldige om uitstel van betaling in verband met de te verwachten teruggaaf respectievelijk het te verwachten uit te betalen bedrag verzoeken (zie artikel 25.3 van deze leidraad). 24.1.1. Verrekening voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting en beslagvrije voet Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 24.2. Betwiste schuld en verrekening In het algemeen gaat de ontvanger niet tot verrekening over met een te betalen bedrag dat de belastingschuldige betwist en waarvoor de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend op grond van artikel 25.2 van deze leidraad. De ontvanger kan wel verrekenen als de financiële situatie van de belastingschuldige zodanig is dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat. 24.3. Reikwijdte van de verrekening Ondanks het feit dat de wet daartoe wel de mogelijkheid biedt, worden uit te betalen bedragen niet automatisch verrekend met aanslagen die (nog) niet invorderbaar zijn. Dit laat onverlet dat de ontvanger bevoegd is om in gevallen zoals omschreven in artikel 19, tweede lid, van de wet binnen de betalingstermijn te verrekenen. Bij een belastingaanslag waarvan een betalingstermijn van een termijnbetaling is verstreken, kan de ontvanger alleen verrekenen voor zover de termijn is verstreken. Hierop maakt de ontvanger een uitzondering als er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen b, c of d, van de wet. Dan is verrekening mogelijk met alle
Verrekening met andere bedragen waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, kan plaatsvinden vanaf het moment waarop de invordering aan de ontvanger is opgedragen. 24.4. Bekendmaking verrekening Verrekening van een uit te betalen bedrag door de ontvanger gebeurt bij beschikking. De beschikking wordt aan de belastingschuldige bekendgemaakt door toezending of uitreiking van een kennisgeving. 24.5.
Verrekening en fiscale eenheid vennootschapsbelasting Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 24.6.
Instemmingsregeling bij cessie en verpanding
24.6.1. Geen verrekening bij instemming cessie of verpanding In artikel 24, vierde lid, van de wet is een instemmingsregeling opgenomen die verrekening uitsluit als de ontvanger instemt met cessie (artikel 3:94 BW) of stille verpanding (artikel 3:239 BW) van een uit te betalen bedrag. Als de ontvanger niet heeft ingestemd, kan hij tot verrekening met openstaande schulden overgaan ook al is de cessie of verpanding aan hem meegedeeld. De ontvanger verrekent het uit te betalen bedrag met de belastingschulden die openstaan op het moment van formalisering van het uit te betalen bedrag. Bij openbare verpanding van een uit te betalen bedrag geldt geen instemmingsregeling. 24.6.2. Mogelijkheid van cessie of verpanding uit te betalen bedragen Cessie of stille verpanding van een uit te betalen bedrag is mogelijk mits dit bedrag voldoende bepaald is omschreven. Stille verpanding is mogelijk vanaf het moment dat de aanspraak op teruggaaf van het saldo van positieve en negatieve elementen van de belastingaanslag of de teruggaafbeschikking materieel vaststaat. Dit is op zijn vroegst het geval na het einde van het jaar of tijdvak waarop de teruggaaf betrekking heeft.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
84
Elektronisch
Gemeenteblad 24.6.3. Instemming of weigering met een cessie of verpanding De weigering van een instemming met de cessie of verpanding heeft betrekking op de gehele cessie of verpanding. De instemming wordt niet gedeeltelijk verleend. Wel bestaat de mogelijkheid om een uit te betalen bedrag in gedeelten te cederen of te verpanden. De ontvanger moet dan bij iedere cessie of verpanding afzonderlijk beoordelen of hij daarmee instemt. Instemming met een cessie of verpanding wordt alleen geweigerd als de ontvanger gegronde redenen heeft om aan te nemen dat instemmen met de cessie of verpanding zal kunnen leiden tot oninbaarheid dan wel onverhaalbaarheid van een ten tijde van de mededeling invorderbare belastingaanslag (of anderszins voor verrekening vatbare schuld) waarmee het uit te betalen bedrag zonder cessie of verpanding had kunnen worden verrekend. De weigering voorkomt aldus dat de invordering van deze aanslag wordt gefrustreerd. Deze situatie zal zich onder meer voordoen bij een belastingschuldige die bekend staat als een notoir slechte betaler. Met nadruk wordt vermeld dat bij de beoordeling of met een cessie of verpanding moet worden ingestemd geen rekening wordt gehouden met materieel ontstane belastingschulden die nog niet zijn geformaliseerd in een belastingaanslag. De ontvanger is verplicht met een cessie of verpanding in te stemmen als op het tijdstip van de mededeling van de cessie of verpanding ten name van de belastingschuldige geen voor verrekening vatbare (en dus geformaliseerde) schuld invorderbaar is. In verband met het cessie- en verpandingsverbod van artikel 7b van de wet geldt dit niet voor uitbetalingen inkomstenbelasting. De ontvanger maakt zijn beschikking aan de belastingschuldige en aan de derde - in dit geval de pandhouder of cessionaris - bekend door middel van een gedagtekende kennisgeving, waarbij de belastingschuldige op de mogelijkheid wordt gewezen bij het college beroep in te stellen. 24.6.4. Beroepsprocedure weigeren instemming cessie of verpanding en Awb Onverminderd het bepaalde in artikel 24 van de wet geldt met betrekking tot een beroepschrift waaruit niet direct duidelijk blijkt waarop het beroep is gebaseerd, dat de ontvanger de indiener verzoekt het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst de indiener op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
Week 52 22 december 2015
24.6.5. Bekendmaking beschikking college bij cessie of verpanding De beschikking van het college op het beroepschrift wordt bekend gemaakt door toezending of uitreiking van de beschikking aan zowel de belastingschuldige als de derde, in dit geval de pandhouder of cessionaris. Houding ontvanger bij procedure tegen weigeren instemming met cessie of verpanding De belastingschuldige kan zich tot de voorzieningenrechter wenden met het verzoek de ontvanger te verbieden de instemming te weigeren. Totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan, gaat de ontvanger niet tot verrekening over. Als de rechter het verzoek afwijst, dan verrekent de ontvanger niet eerder dan nadat veertien dagen zijn verstreken na de dag van de uitspraak, tenzij tegen deze uitspraak hoger beroep is ingesteld. Als de rechter het verzoek ook in hoger beroep afwijst, verrekent de ontvanger niet eerder dan nadat de uitspraak in hoger beroep onherroepelijk vaststaat. Artikel 25 Uitstel van betaling Op grond van artikel 25 van de wet kan de ontvanger - onder door hem te stellen voorwaarden - uitstel van betaling verlenen aan de belastingschuldige voor (een gedeelte van) een opgelegde belastingaanslag. Het verlenen van uitstel van betaling gebeurt in beginsel op schriftelijk verzoek van de belastingschuldige. In daartoe aanleiding gevende gevallen kan de ontvanger ook ambtshalve uitstel van betaling verlenen. De ontvanger kan een verleend uitstel van betaling bij beschikking tussentijds beëindigen. In aansluiting op artikel 25 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – de algemene uitgangspunten van het uitstelbeleid; – uitstel in verband met bezwaar tegen een belastingaanslag; – uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag; – uitstel in verband met betalingsproblemen; – betalingsregeling voor particulieren; – betalingsregeling voor ondernemers; – administratief beroep.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
85
Elektronisch
Gemeenteblad 25.1.
Algemene uitgangspunten uitstelbeleid
25.1.1. Houding van de ontvanger tijdens behandeling verzoek om uitstel Gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling handelt de ontvanger overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek is toegewezen.
l. m.
n. Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad, kan de ontvanger ondanks het verzoek om uitstel wel invorderingsmaatregelen treffen. 25.1.2. Toewijzing van het verzoek om uitstel van betaling Bij toewijzing van het verzoek vermeldt de ontvanger de voorwaarden waaronder hij uitstel van betaling verleent in de beschikking. 25.1.3. Redenen afwijzing verzoek om uitstel Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als: a. de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende is; b. onjuiste gegevens worden verstrekt; c. de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt. Als de verstrekte gegevens onvolledig zijn, stelt de ontvanger de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken; d. de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld (zie artikel 25.1.1, 25.2.5, 25.5.2 en 25.6.2 van deze leidraad); e. de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden gemaakt teneinde daarmee de verschuldigde belasting te betalen; f. de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden; g. de betalingsregeling zich over een voor de ontvanger onaanvaardbare termijn uitstrekt; h. de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de ontvanger geen uitkomst zal bieden; i. sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure tegen die aanslag, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de belastingschuld kon worden betaald. j. voor zover de aanslag betrekking heeft op: parkeerbelasting, marktgelden, precariobelasting en (bouw)leges; k. voor zover het een bezwaar betreft dat direct of indirect
o.
Week 52 22 december 2015
gericht is tegen een onherroepelijk vaststaande WOZ-beschikking; indien de belastingschuldige reeds eerder een regeling heeft genoten, maar deze niet is nagekomen; indien ter zake van de aanslag reeds een beslagopdracht naar de belastingdeurwaarder is uitgegaan dan wel door de belastingdeurwaarder reeds beslag is gelegd; in geval van een vordering op grond van artikel 19 van de wet; deze bepaling is niet van toepassing in de gemeente.
De ontvanger is niet verplicht de belastingschuldige in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te laten brengen voordat hij het verzoek om uitstel geheel of gedeeltelijk afwijst. Als het verzoek om uitstel wordt afgewezen, moet gemotiveerd worden waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten. Daarbij moeten alle afwijzingsgronden worden genoemd; er kan niet worden volstaan met het noemen van de voornaamste afwijzingsgrond. 25.1.4. Redenen beëindigen uitstel Het uitstel wordt in ieder geval beëindigd als: a. niet aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder het uitstel is verleend; b. tijdens de looptijd van het uitstel blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt; c. de aanleiding tot uitstel van betaling is weggevallen; d. de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig veranderen of zijn veranderd dat het naar het oordeel van de ontvanger onjuist is het uitstel te continueren; e. de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende is; f. zich een situatie voordoet zoals omschreven in artikel 10 van de wet en de ontvanger van mening is dat de verhaalbaarheid van de belastingschuld waarvoor uitstel is verleend, ernstig in gevaar komt; g. belastingschuldige in staat van faillissement wordt verklaard, hem surséance van betaling wordt verleend of hij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen. 25.1.5 Beëindigen van een betalingsregeling met meer dan één termijn Als de belastingschuldige een betalingsregeling van meer dan één termijn niet nakomt, kan de ontvanger alvorens hij de regeling beëindigt, de belastingschuldige in de gelegenheid stellen om alsnog binnen tien dagen de achterstand te voldoen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
86
Elektronisch
Gemeenteblad 25.1.6. Van rechtswege vervallen van een verleend uitstel Als de ontvanger uitstel heeft verleend tot een bepaald tijdstip en dit tijdstip is verstreken, dan is daardoor het uitstel van rechtswege vervallen. Als het verzoek om uitstel van betaling schriftelijk is ingediend, stelt de ontvanger de belastingschuldige van het vervallen van het verleende uitstel schriftelijk op de hoogte onder opgaaf van reden. 25.1.7. Geen invordering tijdens verleend uitstel Tenzij in de leidraad anders is aangegeven, kan de ontvanger voor een belastingaanslag waarvoor hij uitstel van betaling heeft verleend, geen invorderingsmaatregelen nemen. 25.1.8. Na (afwijzen) uitstel tien dagen wachttijd Als de ontvanger geen (verder) uitstel van betaling verleent of een verleend uitstel beëindigt, of als het college afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen de afwijzing of beëindiging, dan wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van de beschikking. Hetzelfde geldt als het uitstel van betaling van rechtswege is vervallen en daarvan een mededeling is gedaan. Een dergelijke mededeling blijft overigens achterwege als op telefonisch verzoek uitstel is verleend. In dat geval geldt de termijn van tien dagen niet. Verkorting of het niet verlenen van deze termijn vindt onder meer plaats als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet onmiddellijk aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad. Verder geldt deze termijn niet als een executieverkoop wordt opgeschort en in verband daarmee uitstel van betaling is verleend in samenhang met een prolongatieovereenkomst. 25.1.9. Uitstel voor een ambtshalve belastingaanslag Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 25.1.10.
Uitstel voor een aanslag ter behoud van rechten Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 25.1.11. Uitstel voor een bestuurlijke boete De ontvanger verleent uitstel van betaling voor een bestuurlijke boete in verband met bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de bestuurlijke boete.
Week 52 22 december 2015
De ontvanger verleent ook uitstel van betaling voor een bestuurlijke boete als sprake is van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag en de bedragen van die belastingaanslag en die van de boetebeschikking op één aanslagbiljet zijn vermeld. De ontvanger verleent dit uitstel niet als uit het bezwaarschrift blijkt dat het bezwaar zich niet richt tegen de bestuurlijke boete. Aan het uitstel kan de ontvanger voorwaarden verbinden die ertoe strekken de belangen van de gemeente veilig te stellen. De ontvanger verleent het uitstel tot het moment waarop op het bezwaarschrift is beslist. 25.1.12. Tijdens uitstel nieuwe aanslagen voldoen Bij uitstel wegens betalingsmoeilijkheden stelt de ontvanger de voorwaarde dat voor nieuwe belastingaanslagen geen betalingsachterstand zal ontstaan. 25.1.13. Zekerheid bij uitstel De ontvanger kan bij het verlenen van uitstel van betaling de voorwaarde stellen dat de belastingschuldige of een derde zekerheid stelt. Bij het stellen van zekerheid gaat de voorkeur uit naar zekerheden die op eenvoudige wijze kunnen worden gesteld, bewaakt en uitgewonnen (zoals een bankgarantie). Een aangeboden zekerheid in de vorm van een bezitloze verpanding van voorraden is in beginsel niet aanvaardbaar vanwege de aard van deze zekerheid. De ontvanger aanvaardt een bezitloze verpanding van voorraden slechts als aannemelijk is dat de belastingschuld niet kan worden betaald en andere zekerheidsvormen niet voorhanden zijn. 25.1.14. Tijdstip indiening verzoek om uitstel De ontvanger neemt een verzoek om uitstel van betaling altijd in behandeling, ongeacht het tijdstip van indiening en het stadium van de invordering. De ontvanger wijst een verzoek om uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen in het algemeen af als het verzoek is ingediend nadat aankondiging van een ten laste van de belastingschuldige te houden executoriale verkoop in een dagblad heeft plaatsgevonden, of als publicatie daarvan niet meer is te voorkomen. Om de belangen van de gemeente niet te schaden, kan de ontvanger de beslissing op een vlak voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om uitstel mondeling bekend maken. De ontvanger bevestigt deze beslissing zo spoedig mogelijk bij beschikking. In dat geval geldt uiteraard niet de
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
87
Elektronisch
Gemeenteblad termijn van tien dagen waarbinnen de ontvanger de invordering niet mag aanvangen of voortzetten. De ontvanger willigt geen enkel verzoek om uitstel meer in als de belastingdeurwaarder is begonnen met de executoriale verkoop.
Week 52 22 december 2015
Als de belastingschuldige bij de ontvanger een verzoek om uitstel indient in verband met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift, dan licht de ontvanger de inspecteur daaromtrent in en wordt dit verzoek ook aangemerkt als een pro-formabezwaarschrift. 25.2.2.A.
25.1.15. Verzoekschriften aan andere instellingen De ontvanger houdt de invordering aan als een verzoekschrift is ingediend bij de raad, het college of de gemeentelijke ombudsman. Als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad, kan de ontvanger na voorafgaande toestemming van het college toch invorderingsmaatregelen treffen. 25.2.
Uitstel in verband met bezwaar tegen een belastingaanslag
25.2.1. Bezwaar tegen hoogte belastingaanslag De belastingschuldige kan bezwaren tegen de hoogte van een belastingaanslag door middel van een bezwaarschrift kenbaar maken. Een in verband daarmee gevraagd uitstel van betaling kan de ontvanger verlenen tot het moment waarop de inspecteur uitspraak op het bezwaarschrift doet. Onder een bezwaarschrift wordt ook begrepen een door de belastingschuldige ingediend (hoger) beroepschrift. Het in artikel 25.2 van deze leidraad beschreven uitstelbeleid heeft uitsluitend betrekking op het door de belastingschuldige bestreden deel van de belastingaanslag waarvoor uitstel is verzocht of verleend. 25.2.2. Bezwaar- en beroepschrift gelden niet als verzoek om uitstel Voor het bestreden bedrag van een aanslag moet de belastingschuldige een verzoek om uitstel van betaling indienen. Het indienen van een bezwaarschrift geldt niet tevens als een verzoek om uitstel van betaling. Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een door de belastingschuldige ingesteld beroep tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet de belastingschuldige dus een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen bij de ontvanger.
Afzonderlijk verzoek om uitstel in verband met een bezwaarschrift Als de belastingschuldige een verzoek om uitstel indient bij de ontvanger in verband met een bezwaarschrift tegen de belastingaanslag dan moet hij in het verzoek het bestreden bedrag van de aanslag en de berekening van dat bedrag vermelden. 25.2.2.B. Ontbrekende gegevens Als in het verzoek aan de ontvanger om uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaarschrift het bestreden bedrag of de berekening daarvan niet zijn vermeld, dan stelt de ontvanger de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog schriftelijk mee te delen. De ontvanger kan voorts aan de belastingschuldige nadere gegevens vragen ter bepaling van de hoogte van het bestreden bedrag. De ontvanger geeft de belastingschuldige een termijn van ten hoogste een maand vanaf de dagtekening van zijn verzoek om nadere gegevens. De invordering wordt voor die termijn geschorst. Een langere termijn (of verlenging van de eerder gegeven termijn) is mogelijk als de ontvanger van oordeel is dat dit redelijk is. Als de belastingschuldige de verleende termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wijst de ontvanger het verzoek om uitstel af. Hetgeen in dit artikel is vermeld is van overeenkomstige toepassing op een uitdrukkelijk verzoek om uitstel van betaling opgenomen in het bezwaarschrift zelf. Ook is hetgeen in dit artikel is vermeld van overeenkomstige toepassing op een door de belastingschuldige bij de ontvanger ingediend verzoek om uitstel in verband met een op korte termijn in te dienen bezwaarschrift. In dit laatste geval licht de ontvanger de inspecteur daaromtrent in en wordt het verzoek tevens aangemerkt als een pro forma bezwaarschrift. Als sprake is van een verzoek om uitstel in verband met een ingediend beroepschrift, dient tevens een kopie van het beroepschrift te worden overgelegd.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
88
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
25.2.3. De beslissing op het verzoek om uitstel van betaling In het algemeen wijst de ontvanger een verzoek om uitstel van betaling in verband met een bezwaarschrift toe als aan de in de artikelen 25.2.2, 25.2.2.A en 25.2.2.B gestelde eisen is voldaan.
Ook kan hiervan worden afgeweken als de financiële situatie van de belastingschuldige zodanig is - bijvoorbeeld gelet op de solvabiliteit van diens onderneming in relatie tot de hoogte van de (bestreden) belastingschuld - dat vrees voor onverhaalbaarheid bestaat en verder niet voldoende zekerheid is gesteld.
De ontvanger kan aan het uitstel voorwaarden verbinden. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het bestreden bedrag.
Als de ontvanger overgaat tot verrekening, licht hij de belastingschuldige in bij de bekendmaking van de beschikking omtrent zijn beweegredenen.
25.2.4. Uitstel in verband met een onderlinge overlegprocedure Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 25.2.5. Zekerheid bij uitstel in verband met bezwaar Als voorwaarde voor het verlenen van uitstel van betaling kan de ontvanger zekerheid verlangen voor de bestreden belastingschuld. In beginsel vraagt de ontvanger alleen zekerheid, als de aard en omvang van de belastingschuld in relatie tot de verhaalsmogelijkheden die bij de ontvanger bekend zijn daartoe aanleiding geven. Bij zijn beslissing houdt de ontvanger ook rekening met het aangifte- en betalingsgedrag in het verleden.
25.2.7A.
25.2.6. Onherroepelijke invorderingsmaatregelen voor bestreden belastingschuld Zolang de belastingaanslag waartegen een bezwaarschrift is ingediend niet onherroepelijk vaststaat, treft de ontvanger voor de betwiste belastingschuld in beginsel geen onherroepelijke invorderingsmaatregelen. Als echter aanwijzingen bestaan dat de belangen van de gemeente of de belangen van de belastingschuldige door het achterwege laten van onherroepelijke invorderingsmaatregelen worden geschaad, dan kan de ontvanger die maatregelen wel treffen. Het leggen van beslag dat feitelijk dienst doet als een bewaringsmaatregel geldt niet als een onherroepelijke invorderingsmaatregel. 25.2.7. Verrekening tijdens uitstel in verband met bezwaar Als de ontvanger uitstel heeft verleend, blijft verrekening van het bestreden bedrag met een teruggaaf op een andere belastingaanslag of andere uit te betalen bedragen achterwege, in afwachting van de uitspraak op het bezwaarschrift, tenzij anders is bepaald in deze leidraad onder artikel 24.
Nadere voorwaarden bij herbeoordeling verleend uitstel Als de ontvanger bij het verlenen van het uitstel geen nadere voorwaarden heeft gesteld, kan hij uiterlijk binnen vier maanden vanaf de datum dat het uitstel is verleend voor het ingediende bezwaarschrift schriftelijk aan de belastingschuldige nadere voorwaarden stellen. Hierbij kijkt de ontvanger of de looptijd voor het afdoen van het bezwaarschrift in relatie tot de hoogte van het bestreden bedrag van de aanslag daartoe aanleiding geeft. Voor de beoordeling of hij zekerheid verlangt voor de bestreden belastingschuld, past de ontvanger de in artikel 25.2.5 van deze leidraad opgenomen voorwaarden toe. Indien de belastingschuldige tijdig voldoet aan deze voorwaarden, continueert de ontvanger het uitstel. De ontvanger trekt het uitstel in als de belastingschuldige niet aan deze voorwaarden voldoet. 25.2.8. Geen uitstel voor het niet bestreden bedrag Als sprake is van een bestreden en niet-bestreden bedrag van een belastingaanslag, dan verleent de ontvanger uitstel onder de opschortende voorwaarde dat het niet-bestreden bedrag per omgaande dan wel tijdig wordt betaald. Als niet per omgaande dan wel niet tijdig wordt betaald, wordt de invordering zonder nadere aankondiging voor de gehele belastingaanslag aangevangen dan wel voortgezet. Een nieuw verzoek om uitstel voor de betreffende belastingaanslag in verband met bezwaar neemt de ontvanger pas in behandeling als het niet-bestreden gedeelte van de belastingaanslag is voldaan. 25.2.9. Ten onrechte uitstel voor het gehele bedrag van de belastingaanslag De ontvanger trekt het uitstel van betaling in, als dit is verleend in verband met bezwaar voor het volledige bedrag van de belastingaanslag en later blijkt dat het bezwaar slechts betrekking heeft op een gedeelte van dat bedrag.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
89
Elektronisch
Gemeenteblad De ontvanger deelt daarbij mee dat hij een nieuw verzoek om uitstel voor de betreffende belastingaanslag in verband met bezwaar pas in behandeling neemt, als het niet-bestreden gedeelte van de belastingaanslag tijdig is voldaan. 25.3.
Uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag
25.3.1. Uitstel in verband met een belastingteruggaaf en andere uit te betalen bedragen Als binnen afzienbare tijd een door de ontvanger uit te betalen bedrag wordt verwacht, kan de ontvanger uitstel van betaling verlenen tot het moment waarop hij dit uit te betalen bedrag kan verrekenen met de belastingaanslag waarvoor uitstel wordt gevraagd. Er is sprake van een binnen afzienbare tijd te verwachten belastingteruggaaf als: – het belastingjaar of belastingtijdvak waarover de teruggaaf wordt verwacht is afgelopen; en – de belastingschuldige een verzoek om teruggaaf heeft ingediend; en – over die teruggaaf tussen de inspecteur en de belastingplichtige geen verschil van mening bestaat. 25.3.2. Berekening van het uit te betalen bedrag bij uitstel Bij het verzoek om uitstel moet een berekening van het uit te betalen bedrag zijn gevoegd. Als dit ontbreekt of onvoldoende is gemotiveerd, verleent de ontvanger uitstel om de verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog zijn verzoek (nader) te motiveren. De ontvanger verleent dit uitstel voor ten hoogste één maand na de dagtekening van de uitstelbeschikking. De ontvanger kan voor een langere periode uitstel verlenen als hij dit redelijk acht. Als na het verstrijken van de gestelde termijn het verzoek niet (nader) is gemotiveerd, is het uitstel vervallen. 25.3.3. Beslissing op het verzoek om uitstel in verband met een uit te betalen bedrag De ontvanger beslist - onder door hem te stellen voorwaarden - in het algemeen positief op een volledig gemotiveerd verzoek om uitstel van betaling. De toewijzende beslissing strekt zich niet verder uit dan tot het te verrekenen bedrag.
Week 52 22 december 2015
betalen. De ontvanger kan echter een betalingsregeling toestaan als daartoe aanleiding bestaat. 25.3.4. Verrekening en uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag Uit te betalen bedragen waarop het uitstel geen betrekking heeft, verrekent de ontvanger met de openstaande belastingschuld waarvoor uitstel van betaling is verleend in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag. Als volgens de ontvanger de continuïteit van de bedrijfsvoering direct gevaar loopt als gevolg van een eventuele verrekening van teruggaven en niet hoeft te worden gevreesd voor onverhaalbaarheid van de schuld, dan kan hij deze teruggaven (gedeeltelijk) uitbetalen. 25.4.
Uitstel in verband met betalingsproblemen
25.4.1. Beslissing op een verzoek om uitstel in verband met betalingsproblemen Als de belastingschuldige de belasting - geheel of gedeeltelijk - niet binnen de wettelijke betalingstermijnen kan voldoen, kan de ontvanger aan de belastingschuldige op diens verzoek een betalingsregeling toestaan. De ontvanger kan daarbij voorwaarden stellen. Bij de beoordeling van het verzoek om uitstel spelen niet alleen de omstandigheden van dat moment een rol. Als de belastingschuldige in het verleden bijvoorbeeld niet heeft gereserveerd voor redelijkerwijs voorzienbare schulden of nalatig is geweest bij het doen van aangiften of betalingen, kan dit een rol spelen bij het toestaan en verlengen van een betalingsregeling of bij het stellen van voorwaarden bij een betalingsregeling. De ontvanger kan een betalingsregeling weigeren als de betalingsproblemen zijn terug te voeren op structurele problemen of activiteiten die geen perspectief bieden. 25.4.2. Uitstel en motorrijtuigenbelasting Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 25.4.3. Verrekening tijdens een betalingsregeling Tijdens een betalingsregeling verrekent de ontvanger belastingteruggaven en andere teruggaven met een openstaande belastingschuld. Als daar aanleiding toe is, kan de ontvanger afzien van het verrekenen van bepaalde teruggaven.
Het verschil tussen het bedrag van de belastingaanslag en het te verrekenen bedrag moet de belastingschuldige tijdig
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
90
Elektronisch
Gemeenteblad 25.4.4. Uitstel in verband met faillissement, WSNP en surséance Faillissementsschulden en belastingaanslagen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is, moet de ontvanger op de gebruikelijke wijze bij de curator dan wel de bewindvoerder aanmelden. Voor deze schulden treft de ontvanger geen betalingsregeling. Zo lang onzeker is of alle boedelschulden uit de boedel kunnen worden voldaan kan de ontvanger voor de betaling daarvan uitstel verlenen. De ontvanger kan tijdens een surséance van betaling op verzoek van de bewindvoerder uitstel van betaling verlenen voor de belastingschuld die voor de aanvang van de surséance materieel verschuldigd is geworden. De ontvanger stelt daarbij de voorwaarde dat de belastingschuldige nieuw opkomende verplichtingen stipt nakomt. De ontvanger kan ook tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling onder de gebruikelijke voorwaarden uitstel van betaling verlenen voor belastingaanslagen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling niet van toepassing is. Als voor belastingaanslagen zekerheid is gesteld, wint de ontvanger deze uit. Daarna informeert hij de curator dan wel de bewindvoerder over de wijziging in de hoogte van de belastingschuld. 25.4.5 Uitstel van betaling erfbelasting bij verkrijging eigen woning door broers of zussen van de erflater Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 25.5.
Betalingsregeling voor particulieren
25.5.1. Duur betalingsregeling particulieren De ontvanger verleent de belastingschuldige uitstel van betaling voor een periode van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de ontvanger de betalingsregeling bij beschikking toestaat. Slechts als er volgens de ontvanger bijzondere omstandigheden zijn, kan hij de belastingschuldige een langere termijn gunnen dan drie maanden. Indien uit het verzoek om uitstel blijkt dat de belastingschuldige over onvoldoende betalingscapaciteit beschikt om binnen drie maanden zijn schuld te betalen, dan neemt de ontvanger dat verzoek ambtshalve in behandeling als een
Week 52 22 december 2015
verzoek om kwijtschelding. Bij de beoordeling daarvan neemt hij de gehele belastingschuld in beschouwing. Artikel 26.1.2 is in deze situatie niet van toepassing indien en voor zover de belastingschuldige gebruik maakt van het daartoe ingestelde verzoekformulier voor uitstel van betaling en hij dit formulier volledig invult. 25.5.2. Voorwaarden aan betalingsregeling particulieren De ontvanger kan aan het verlenen van uitstel verschillende voorwaarden verbinden. In ieder geval stelt de ontvanger aan het verlenen van een betalingsregeling de voorwaarde dat nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen - waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen tijdig worden nagekomen. De ontvanger kan alvorens het uitstel te verlenen zekerheid eisen als de aard en de omvang van de schuld in relatie tot de uitsteltermijn en de bekende verhaalsmogelijkheden daartoe aanleiding geven. Ook het aangifte- en betalingsgedrag in het verleden kan aanleiding zijn voor het eisen van zekerheid. 25.5.3. Kort uitstel particulieren Op schriftelijk of telefonisch verzoek kan zonder nader onderzoek een betalingsregeling worden getroffen met een looptijd tot maximaal drie maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag, als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 4.000,-. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend; b. (vervallen); c. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere belastingaanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend; d. Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente; e. De belastingschuldige heeft geen belastingschuld openstaan waarvoor een hernieuwd bevel van betaling is betekend door de belastingdeurwaarder. 25.5.4. Behandeling verzoek betalingsregeling particulieren In andere gevallen als bedoeld in artikel 25.5.3 van deze leidraad, gaat de ontvanger aan de hand van de daartoe door de verzoeker verstrekte gegevens over tot de berekening van
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
91
Elektronisch
Gemeenteblad de betalingscapaciteit en de beoordeling van de vermogenspositie. De ontvanger verleent in ieder geval geen uitstel van betaling als voor de belastingschuld waarvoor uitstel wordt gevraagd al uitstel op grond van artikel 25.5.3 van deze leidraad is verleend, ongeacht of dit uitstel nog loopt of reeds is beëindigd. Voor de berekening van de betalingscapaciteit vraagt de ontvanger zo nodig nadere gegevens bij de verzoeker op. Bij de berekening van de betalingscapaciteit gaat de ontvanger uit van de begrippen en normen die gelden bij het kwijtscheldingsbeleid, behalve voor zover daarvan in de artikelen 25.5.6 tot en met 25.5.9 van deze leidraad wordt afgeweken. Ook met betrekking tot het vermogen gaat de ontvanger uit van het vermogensbegrip zoals dat geldt in de kwijtscheldingsregeling. 25.5.5. Vermogen en betalingsregeling particulieren De aanwezigheid van vermogen op het moment van het indienen van het verzoek staat een betalingsregeling in het algemeen in de weg. Dit geldt met name indien het vermogen zonder bezwaar liquide is te maken. Het vermogen dat onder het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren is vrijgesteld, staat een betalingsregeling echter niet in de weg. Onder vermogen wordt in dit verband verstaan de bezittingen van de belastingschuldige en diens echtgenoot, verminderd met de schulden die een hogere preferentie hebben dan de belastingschuld. 25.5.6. Betalingscapaciteit en betalingsregeling particulieren Naast het aanwezige vermogen speelt bij de beoordeling van de financiële omstandigheden de zogenoemde betalingscapaciteit van de verzoeker een belangrijke rol, zowel ten tijde van het indienen van het verzoek als gedurende de looptijd van de betalingsregeling. De betalingscapaciteit van de belastingschuldige die door de ontvanger wordt berekend, bepaalt in belangrijke mate het bedrag dat de belastingschuldige (periodiek) op de achterstallige schuld moet aflossen. De betalingscapaciteit geeft ook aan in hoeverre een betalingsregeling zinvol is. Uitgangspunt voor de berekening van de betalingscapaciteit bij een verzoek om een betalingsregeling is het inkomen van de belastingschuldige en diens echtgenoot. Bij de berekening van de betalingscapaciteit gaat de ontvanger met betrekking tot de huur- en hypotheekverplichtingen voor de woning waarin de belastingschuldige feitelijk verblijft uit van de werkelijke uitgaven.
Week 52 22 december 2015
De betalingscapaciteit bestaat uit het netto besteedbaar inkomen na aftrek van het normbedrag voor levensonderhoud. Voor de betalingsregeling eist de ontvanger 80% van de betalingscapaciteit op. 25.5.7.
Berekening betalingscapaciteit: bijzondere uitgaven De ontvanger kan - afhankelijk van de concrete situatie van de belastingschuldige en zijn gezin - bepaalde aanvaardbare uitgaven op de berekende betalingscapaciteit in mindering brengen. Het moet dan gaan om uitgaven die samenhangen met de maatschappelijke positie van de belastingschuldige, en die naar het oordeel van de ontvanger niet in redelijkheid kunnen worden betaald uit het normbedrag voor levensonderhoud en 80% van de betalingscapaciteit (de uitvoeringstolerantie). 25.5.8.
Berekening betalingscapaciteit: aflossingsverplichtingen aan derden In het algemeen blijven bij de berekening van de betalingscapaciteit de aflossingsverplichtingen aan derden buiten beschouwing. De ontvanger kan een uitzondering maken voor aflossingen op schulden waarvan het niet-betalen tot ongewenste effecten kan leiden, of waaraan een preferentie is verbonden. 25.5.9. Berekening betalingscapaciteit: extra inkomsten Bij de berekening van de betalingscapaciteit houdt de ontvanger slechts rekening met extra inkomsten, zoals vakantiegeld, tantièmes en dergelijke, voor zover uitbetaling daarvan plaatsvindt dan wel zou moeten plaatsvinden in de periode waarvoor de betalingsregeling geldt. 25.5.10.
Belastingschuldige stelt zelf een betalingsregeling voor Als een belastingschuldige uitstel vraagt en tegelijkertijd een betalingsregeling voorstelt waarbij de schuld binnen drie maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag wordt afbetaald en deze regeling afwijkt van hetgeen de ontvanger heeft berekend, dan hoeft een niet al te grote afwijking niet te leiden tot afwijzing van het verzoek. Als de regeling die door de belastingschuldige is voorgesteld voor de ontvanger niet aanvaardbaar is, maar een andere regeling wel ingewilligd kan worden, dan deelt de ontvanger onder afwijzing van het verzoek de belastingschuldige mee welke regeling hij desgevraagd wel kan verlenen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
92
Elektronisch
Gemeenteblad 25.5.11.
Betalingsregeling langer dan drie maanden Het beleid zoals beschreven bij de artikelen 25.5.4 tot en met 25.5.10, is van overeenkomstige toepassing op een regeling die vanwege bijzondere omstandigheden langer dan drie maanden duurt. Hierbij moet in acht worden genomen dat de belastingschuldige zijn van de kwijtscheldingsnormen afwijkende uitgaven - waaronder ook de huur of de hypotheeklasten - in de eerste drie maanden van de betalingsregeling zodanig moet verminderen, dat na de derde maand zoveel mogelijk de volledige betalingscapaciteit die aan het kwijtscheldingsbeleid is ontleend, kan worden benut om de schuld te voldoen. De ontvanger sluit met de betalingsregeling hier op aan. 25.6.
Betalingsregeling voor ondernemers
25.6.1. Duur betalingsregeling ondernemers Een betalingsregeling moet een zo kort mogelijke periode beslaan. Bij het vaststellen van de duur van de betalingsregeling houdt de ontvanger rekening met de omstandigheden, bijvoorbeeld de aard en de omvang van de schuld, de liquiditeits- en de vermogenspositie van de onderneming en het aangifte- en betalingsgedrag in het verleden. De betalingsregeling zal in elk geval een looptijd van drie maanden niet te boven gaan, gerekend vanaf de (laatste) vervaldag van de belastingaanslag Aan ondernemers wordt slechts uitstel van een betalingsregeling toegestaan in de vorm van automatische incasso, waarbij de Beleidsregels automatisch incasseren van toepassing zijn.
Als een ondernemer door een oorzaak die buiten zijn invloed ligt in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen, kan de ontvanger desgevraagd uitstel voor een langere periode verlenen of zonder dat voor het volledige bedrag zekerheid is gesteld. Daartoe moet de ondernemer aan de hand van een door een derde deskundige opgestelde verklaring (zie artikel 25.6.2B) het voor de ontvanger aannemelijk maken dat: a. het gaat om werkelijk bestaande betalingsproblemen; b. die betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn; c. die betalingsproblemen vóór een bepaald tijdstip zullen worden opgelost; en d. dat er sprake is van een levensvatbare onderneming. De ontvanger kan bij het verlenen van dit uitstel nadere voorwaarden stellen. Om bij onvoorziene tegenslagen de mogelijke verliezen voor de gemeente te beperken, wordt zoveel als mogelijk is door de ontvanger zekerheid verlangd. De zekerheid kan ook omvatten een beslag. 25.6.2B. Verklaring derde deskundige De verklaring van de derde deskundige bevat een beoordeling van de aard van de betalingsproblemen, gaat in op de aannemelijkheid van de bedrijfseconomische gezondheid van de onderneming, de haalbaarheid van het in de toekomst inlopen van de betalingsachterstand en geeft blijk van de waarneming van de aan dat oordeel ten grondslag liggende feiten en omstandigheden door de deskundige. Aan de derde deskundige worden geen formele eisen gesteld. Het kan bijvoorbeeld gaan om een externe consultant, een externe financier, een brancheorganisatie of de (huis)accountant. De ontvanger kan aan de verklaring van de derde deskundige ook eisen stellen.
25.6.2. Voorwaarden betalingsregeling ondernemers Aan het verlenen van een betalingsregeling anders dan conform de Beleidsregels automatisch incasseren stelt de ontvanger de voorwaarde dat de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen bijhoudt.
25.6.2C.
Bovendien stelt de ontvanger de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld (zie artikel 25.1.13 van deze leidraad). De hoogte van de zekerheid moet gelijk zijn aan de schuld waarvoor uitstel wordt verzocht. De ontvanger kan zekerheid stellen door het leggen van beslag op (on)roerende zaken.
25.6.2D.
25.6.2A.
Week 52 22 december 2015
Geen uitstel voor ondernemers in verband met betalingsproblemen als al kort uitstel is verleend De ontvanger verleent in ieder geval geen uitstel van betaling als voor de belastingschuld waarvoor uitstel is gevraagd al uitstel op grond van artikel 25.6.2D is verleend, ongeacht of dit uitstel nog loopt of reeds is beëindigd. Kort uitstel van betaling voor ondernemers Ondernemers kunnen zonder nader onderzoek op schriftelijk of telefonisch verzoek kort uitstel van betaling krijgen. Dit uitstel bedraagt maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag.
Bijzondere omstandigheden betalingsregeling ondernemers
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
93
Elektronisch
Gemeenteblad De voorwaarden die aan de ontvanger stelt aan dit uitstel zijn: a. De totale openstaande schuld van de belastingschuldige bedraagt minder dan € 20.000. Hierbij wordt geen rekening gehouden met belastingschuld waarvoor uitstel van betaling in verband met een ingediend bezwaar- of beroepschrift is verleend. b. Er staan ten name van de belastingschuldige geen belastingaanslagen open waarvoor dwangbevelen zijn betekend. c. Er staat geen vergrijpboete open. d. Aan de belastingschuldige is niet voor dezelfde belastingaanslag of voor andere aanslagen uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen of uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag verleend. e. N.V.T. f. Er is geen sprake van een aangifteverzuim 25.6.3. Uitstelbeleid particulieren geldt voor ex-ondernemers Voor ex-ondernemers is het uitstelbeleid van toepassing zoals dat geldt voor particulieren, ook als de belastingschuld betrekking heeft op de ondernemingsperiode. 25.6.4. Uitstel voor ondernemers en overheidssteun/subsidie Als het de ontvanger bekend is dat van overheidszijde een onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheid van subsidie- of steunverlening om de schuld te voldoen of een sanering mogelijk te maken, dan verleent de ontvanger uitstel van betaling als hij de verwachting heeft dat het verzoek door de (potentiële) subsidiënt zal worden gehonoreerd. De belastingschuldige moet dan wel aan de lopende verplichtingen voldoen. 25.7.
Administratief beroep
25.7.1. Toetsing uitstelbeschikking door het college Als de ontvanger een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel afwijst of een verleend uitstel beëindigt, kan de belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college van de gemeente. De belastingschuldige moet het beroepschrift indienen bij de ontvanger die de beschikking heeft genomen. Gedurende de behandeling van het beroepschrift handelt de ontvanger overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek om uitstel is toegewezen. Als er aanwijzingen zijn dat de belangen van de gemeente kunnen worden geschaad, kan hij ondanks de behandeling van het beroep wel invorderingsmaatregelen treffen.
Week 52 22 december 2015
25.7.2. Beroepsfase uitstel Met overeenkomstige toepassing van artikel 24 van de regeling geldt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tien dagen bedraagt. Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep gebaseerd is, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht. 25.7.3. Beslissing college op beroepschrift bij uitstel In alle gevallen waarin het college van de gemeente het beroep gegrond oordeelt, kan hij de zaak inhoudelijk afdoen, hetzij door het verzoek alsnog toe te wijzen, hetzij door het af te wijzen onder verbetering of vervanging van de gronden. 25.7.4. Niet tijdig beslissen op een verzoek om uitstel De belastingschuldige kan beroep instellen bij het college tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op een verzoek om uitstel van betaling. Het indienen van een beroepschrift is in deze situatie niet aan een termijn gebonden. Als tijdens de beroepsprocedure blijkt dat de ontvanger uitstel van betaling had moeten verlenen, dan hoeft het college niet te volstaan met de uitspraak dat de ontvanger niet tijdig heeft beslist, maar kan hij op het beroepschrift van de belastingschuldige inhoudelijk beslissen. 25.7.5. Beroep of herhaald verzoek om uitstel bij de ontvanger Als de belastingschuldige bij de ontvanger bezwaar maakt tegen de beslissing op het verzoek om uitstel of voor dezelfde belastingschuld een herhaald verzoek om uitstel indient, dan behandelt de ontvanger dit als een beroepschrift. Als de ontvanger op dat moment aanleiding ziet tot een voor de belastingschuldige gunstigere beslissing, geeft hij echter een nieuwe beschikking. Als de belastingschuldige het ook met de nieuwe beschikking niet eens is, dan kan hij daartegen binnen tien dagen in beroep gaan bij het college. Artikel 25a Uitstel van betaling exitheffingen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 25a.1. Beoordeling zekerheid bij uitstel van betaling ter zake van exitheffingen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
94
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 26 Kwijtschelding van belastingen Artikel 26, eerste lid, van de wet bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gegeven voor gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van rijksbelastingen. De ontvanger verleent gehele of gedeeltelijke kwijtschelding als de belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag te betalen. In het algemeen zal van buitengewoon bezwaar sprake zijn als de middelen om een belastingaanslag te betalen ontbreken en ook niet binnen afzienbare tijd worden verwacht. De kwijtscheldingsregels op basis van artikel 26 van de wet zijn vastgelegd in de regeling. In de artikelen 19a en 22a van de regeling zijn de doelstellingen van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen in de belastingsfeer tot uitdrukking gebracht. Bij de berekening van de kwijtschelding worden de kosten van bestaan binnen een bepaalde bandbreedte gesteld op 90% van het inkomen van de belastingschuldige. Gemeenten mogen een ruimer kwijtscheldingsbeleid voeren door dit percentage te verhogen tot maximaal 100% (artikel 255, vierde lid, van de Gemeentewet). In de Leidraad dient een verwijzing te worden opgenomen naar het raadsbesluit waarin dit percentage is vastgesteld. Aan een aansprakelijkgestelde kan geen kwijtschelding worden verleend. Wel kan hij op zijn verzoek worden ontslagen van de betalingsverplichting. In artikel 53, derde lid van de wet is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gegeven op grond waarvan de ontvanger de aansprakelijkgestelde geheel of gedeeltelijk van zijn betalingsverplichting kan ontslaan als deze niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar te betalen. De voorwaarden voor het al dan niet verlenen van kwijtschelding, gelden ook voor het ontslag van de betalingsverplichting. In aansluiting op artikel 26 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – algemene uitgangspunten van het kwijtscheldingsbeleid; – kwijtschelding van (rijks)belastingen voor particulieren; – kwijtschelding van (rijks)belastingen voor ondernemers; – administratief beroep; – voortzetting van de invordering na afwijzing verzoek om kwijtschelding; – geen verdere invorderingsmaatregelen en afwijzing van het verzoek om kwijtschelding; – geautomatiseerde kwijtschelding.
Week 52 22 december 2015
26.1.
Algemene uitgangspunten kwijtscheldingsbeleid De gemeenteraad heeft ten aanzien van kwijtschelding een aantal beleidskeuzes vastgesteld. Deze beleidskeuzes hebben betrekking op: - de belastingsoorten waarvoor kwijtschelding wordt verleend; - de te hanteren norm kosten van bestaan voor belastingschuldigen tot 65 jaar; - de te hanteren norm kosten van bestaan voor belastingschuldigen van 65 jaar en ouder; - de mogelijkheid om de kosten voor kinderopvang bij de berekening van de betalingscapaciteit in aanmerking te nemen. De raad heeft deze beleidskeuzes vastgelegd in de Verordening kwijtschelding gemeentelijke heffingen. 26.1.1. Kwijtschelding van betaalde belastingschulden De ontvanger verleent ook kwijtschelding van belastingaanslagen die al zijn betaald, als aan de volgende voorwaarden is voldaan: – De belastingschuldige dient het verzoek om kwijtschelding in binnen drie maanden nadat de (laatste) betaling op de belastingaanslag heeft plaatsgevonden; – De belastingschuldige heeft betaald onder omstandigheden die aanleiding zouden hebben gegeven tot kwijtschelding als hij daar eerder om had verzocht. Als de ontvanger het verzoek toewijst, betaalt hij de belastingschuldige het bedrag terug waarvoor kwijtschelding is verleend. 26.1.2. Het indienen van een verzoek om kwijtschelding Het verzoek om kwijtschelding moet bij de ontvanger zijn ingediend binnen 6 weken na dagtekening van de aanslag op een daartoe ingesteld verzoekformulier. Als de belastingschuldige een verzoek om kwijtschelding indient, maar dit niet doet op het daartoe bestemde formulier, neemt de ontvanger het verzoek niet als zodanig in behandeling. De ontvanger zendt een verzoekformulier aan de belastingschuldige en stelt deze in de gelegenheid het verzoek alsnog binnen twee weken in te dienen. In afwachting hiervan wordt de invordering in beginsel opgeschort. Als de belastingschuldige het formulier niet terugzendt, wijst de ontvanger het verzoek af.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
95
Elektronisch
Gemeenteblad 26.1.3. Niet ingevuld of onjuist ingevuld verzoekformulier om kwijtschelding Als de ontvanger een uitgereikt of toegezonden verzoekformulier onvolledig ingevuld terugontvangt, stelt hij de belastingschuldige in de gelegenheid de ontbrekende gegevens alsnog binnen twee weken te verstrekken. In afwachting daarvan schort de ontvanger de invordering in beginsel op. De ontvanger vraagt de gegevens slechts éénmaal op. Als de belastingschuldige niet alle gevraagde nadere gegevens bijvoegt, beschouwt de ontvanger het verzoek ook als onvolledig ingevuld en wijst hij het verzoek af. 26.1.4. Gegevens en normen ten tijde van indiening verzoek om kwijtschelding Bij de beoordeling van het verzoek zijn de gegevens en normen van belang die gelden op het moment van indiening van het verzoek, tenzij in de leidraad anders is aangegeven. 26.1.5. Toewijzing van het verzoek om kwijtschelding onder voorwaarden Als de ontvanger besluit dat kwijtschelding zal worden verleend nadat aan één of meer voorwaarden is voldaan, dan neemt hij die voorwaarden in de beschikking op. Invorderingskosten welke ten tijde van de indiening van het verzoek reeds zijn ontstaan en welke aan belastingschuldige zijn te wijten worden in ieder geval als voorwaarde gesteld. Als de ontvanger in de voorwaarden heeft opgenomen dat verrekening zal plaatsvinden van uit te betalen bedragen, dan stelt hij tevens de termijn vast waarin verrekening van die bedragen zal plaatsvinden. De termijn bedraagt maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de dagtekening van de kennisgeving, dan wel - als dit minder is - de tijd die nog overblijft voordat de verjaring van de belastingaanslag intreedt. Als tot de voorwaarden de voldoening van een deel van de schuld behoort (zie artikel 75.10), dan moet de ontvanger de belastingschuldige uitnodigen om binnen een termijn van tien dagen een voorstel te doen met betrekking tot de betaling van dat deel. Hierbij is het uitstelbeleid (zie artikel 25 van deze leidraad) van toepassing. Als tot de voorwaarden naast de voldoening van een deel van de schuld ook de verrekening van teruggaven behoort, wordt het te betalen bedrag niet beïnvloed door de hoogte van de verrekende teruggaven.
Week 52 22 december 2015
26.1.6. Motivering afwijzing van het verzoek om kwijtschelding Als de ontvanger het verzoek om kwijtschelding afwijst, moet hij motiveren waarom hij tot afwijzing van het verzoek heeft besloten. Daarbij moet hij alle afwijzingsgronden noemen. 26.1.7. Na afwijzen kwijtschelding tien dagen wachttijd bij voortzetting invordering Als de ontvanger geen kwijtschelding verleent, of als het college afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen de afwijzing, dan wordt de vervolging in beginsel niet aangevangen of voortgezet binnen een termijn van tien dagen na dagtekening van de beschikking. Deze termijn wordt niet of niet geheel verleend als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad. 26.1.8. Mondeling meedelen afwijzen kwijtschelding Om de belangen van de gemeente niet te schaden, kan de ontvanger de beslissing op een kort voor de executoriale verkoop ingediend verzoek om kwijtschelding mondeling bekend maken. De ontvanger bevestigt deze beslissing zo spoedig mogelijk bij beschikking. In dat geval geldt niet de termijn van tien dagen waarbinnen de ontvanger de invordering niet mag aanvangen of voortzetten. Evenzo geldt voor een kort voor de executoriale verkoop gedaan verzoek dat niet is ingediend op een verzoekformulier of op een verzoekformulier dat onvolledig is ingevuld, dat de ontvanger de belastingschuldige niet in de gelegenheid stelt het verzoek in te dienen op het daartoe bestemde formulier of de belastingschuldige niet in de gelegenheid stelt de ontbrekende gegevens aan te vullen (zoals bepaald in de artikelen 26.1.2 en 26.1.3 van deze leidraad), maar het verzoek afwijst. 26.1.9. Wanneer wordt geen kwijtschelding verleend Er wordt geen kwijtschelding verleend als: – de gevraagde gegevens voor de beoordeling van het verzoek niet, niet volledig, onjuist, of niet op het door de ontvanger uitgereikte formulier (zie ook de artikelen 26.1.2 en 26.1.3 van deze leidraad) zijn verstrekt; – uit de verstrekte gegevens voor de beoordeling van het verzoek een onevenredige verhouding blijkt tussen de omvang van de uitgaven enerzijds en het inkomen anderzijds en de belastingschuldige de in dat verband door de ontvanger gevraagde opheldering niet - of naar het oordeel van de ontvanger - in onvoldoende mate verschaft;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
96
Elektronisch
Gemeenteblad – de belastingschuldige heeft nagelaten de vereiste aangifte in te dienen. In dat geval wordt de belastingschuldige meegedeeld dat een nieuw verzoek om kwijtschelding niet eerder kan worden ingediend, dan nadat de inspecteur op grond van de alsnog verstrekte gegevens de belastingaanslag tot het juiste bedrag heeft kunnen vaststellen. Het verzoek dat wordt ingediend nadat de belastingaanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld, behandelt de ontvanger als een eerste verzoek; – een bezwaarschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de inspecteur, dan wel een beroepschrift tegen de hoogte van de belastingaanslag in behandeling is bij de rechtbank of (in hoger beroep) bij het gerechtshof. Een eventuele vermindering of vernietiging van de belastingaanslag dient namelijk aan kwijtschelding vooraf te gaan. De belastingschuldige wordt meegedeeld dat een nieuw verzoek om kwijtschelding niet eerder kan worden ingediend dan nadat op het bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep) is beslist; – voor de desbetreffende belastingaanslag zekerheid is gesteld; – er sprake is van meer dan één belastingschuldige; – een derde nog voor de belastingschuld aansprakelijk kan worden gesteld; – het aan de belastingschuldige kan worden toegerekend dat de belastingaanslag niet kan worden voldaan. Daarvan is onder andere sprake als: a. het aan opzet of grove schuld van de belastingschuldige is te wijten dat te weinig belasting is geheven; b. (vervallen) c. een uitbetaald bedrag (bijvoorbeeld een belastingteruggaaf) niet is aangewend ter voldoening van de schuld waarvan kwijtschelding wordt gevraagd, tenzij het een voorlopige teruggaaf betreft voor zover die niet voor beslag vatbaar is; d. vanaf de bekendmaking van de belastingaanslag tot aan de indiening van het verzoek om kwijtschelding op enig moment voldoende middelen aanwezig waren om de aanslag te kunnen voldoen; e. de belastingschuldige wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat een belastingaanslag zou worden opgelegd en nalatig is gebleven in verband daarmee middelen te reserveren; f. deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente; g. deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente; h. deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. – de belastingschuldige in surséance van betaling of in staat van faillissement verkeert, tenzij een akkoord is gesloten als bedoeld in de artikelen 138 en 252 FW; – ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsane-
Week 52 22 december 2015
ringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, tenzij sprake is van een akkoord als bedoeld in artikel 329 FW, dan wel van een belastingaanslag, niet zijnde een belastingaanslag als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de regeling, voor zover die materieel verschuldigd is geworden op een tijdstip of over een tijdvak dat is gelegen na de uitspraak waarbij de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard, en niet kan worden aangemerkt als een boedelschuld; – het verzoek is ingediend voor een voorlopige aanslag én die aanslag nog niet is gevolgd door een (definitieve) aanslag. In gevallen dat het verzoek overigens zou moeten worden toegewezen, verleent de ontvanger tegelijkertijd (ambtshalve) uitstel van betaling totdat de definitieve aanslag is opgelegd. In de eventuele uitstelbeschikking deelt de ontvanger de belastingschuldige mee dat na oplegging van de definitieve aanslag desgewenst een nieuw kwijtscheldingsverzoek kan worden ingediend waarin eventueel ook de definitieve aanslag kan worden betrokken; – door de ontvanger nadere voorwaarden zijn gesteld en aan die voorwaarden nog niet is voldaan. Zodra aan de gestelde voorwaarden is voldaan, kan alsnog kwijtschelding worden verleend. Ook wordt geen kwijtschelding verleend voor het bedrag van de te betalen belasting waarop het verzoek betrekking heeft als aannemelijk is dat dit bedrag kan worden voldaan omdat: – binnen twee jaren na het verzoek als gevolg van sterk wisselende inkomens een hoger inkomen is te verwachten; – binnen een jaar na indiening van het verzoek een verbetering is te verwachten in de financiële omstandigheden; – binnen een jaar na het verzoek een belastingteruggaaf, anders dan de voorlopige teruggaaf, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de regeling kan worden verwacht. De vraag of buitengewoon bezwaar bestaat de verschuldigde belasting te betalen, kan immers slechts betrekking hebben op een per saldo verschuldigd bedrag. Alleen voor dat saldo moeten de aanwezige financiële middelen worden aangesproken. Dit houdt in dat geen kwijtschelding kan worden verleend als de belastingaanslag binnen een jaar door middel van verrekening kan worden aangezuiverd; – de gemeentelijke sociale dienst de belastingaanslag vergoedt.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
97
Elektronisch
Gemeenteblad 26.1.10.
Begrip 'ex-ondernemer' en kwijtschelding Als een ex-ondernemer om kwijtschelding vraagt, past de ontvanger het kwijtscheldingsbeleid voor particulieren toe. Er is geen sprake van een ex-ondernemer als (een deel van) het bedrijfsvermogen nog aanwezig is. In dat geval zal het verzoek om kwijtschelding moeten worden behandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 26.3 van deze leidraad. Het nog aanwezige bedrijfsvermogen zal geheel moeten worden gebruikt ter aflossing van de openstaande (zakelijke) belastingaanslagen. 26.1.11.
Verzoekschriften aan andere instellingen De ontvanger houdt de invordering aan als er een verzoekschrift is ingediend bij het college, de raad of de gemeentelijke ombudsman. Als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad, kan de ontvanger na voorafgaande toestemming van het college toch invorderingsmaatregelen treffen. 26.2.
Kwijtschelding van belastingen voor particulieren
26.2.1. Vermogen en kwijtschelding particulieren Onder vermogen wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de bezittingen van de belastingschuldige en zijn echtgenoot, verminderd met de schulden van de belastingschuldige en de echtgenoot die hoger bevoorrecht zijn dan de rijksbelastingen. 26.2.2. De inboedel en kwijtschelding particulieren De waarde van de inboedel wordt niet als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als deze bij gedwongen verkoop niet meer dan € 2.269 bedraagt. Als de waarde meer bedraagt, wordt de volle waarde als vermogen in aanmerking genomen. 26.2.3. De auto en kwijtschelding particulieren De waarde van de personenauto wordt niet als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als deze op het moment waarop het verzoek wordt ingediend een waarde heeft van € 2.269 of minder. Als de waarde meer bedraagt, wordt de volle waarde als vermogen in aanmerking genomen. Als op de auto voor een financier een pandrecht is gevestigd, moet ter vaststelling van de actuele (over)waarde de financieringsschuld in mindering worden gebracht.
Week 52 22 december 2015
Een auto wordt niet als een vermogensbestanddeel in aanmerking genomen als de belastingschuldige aan de ontvanger - zo nodig na een verzoek daartoe - aannemelijk kan maken dat die auto absoluut onmisbaar is voor de uitoefening van het beroep dan wel absoluut onmisbaar is in verband met invaliditeit of ziekte van de belastingschuldige of zijn gezinsleden. Met gezinsleden wordt bedoeld de echtgenoot van belastingschuldige, of zijn kind(eren) voor zover deze geen eigen inkomen/vermogen heeft (hebben) waaruit de auto in beginsel zou kunnen worden betaald. 26.2.4. Saldo op bankrekening en kwijtschelding voor particulieren Incidentele ontvangsten op bank- of girorekeningen (zoals bijvoorbeeld vakantiegeld) worden voor de bepaling van een aanwezig vermogensbestanddeel ook in aanmerking genomen, tenzij bij de berekening van de betalingscapaciteit met dat bedrag rekening is gehouden. Deze situatie zal zich met name voordoen bij de vakantiegelduitkering. De nog beschikbare kredietruimte van een doorlopend krediet wordt in de kwijtscheldingsregeling niet als een vermogensbestanddeel aangemerkt. 26.2.5. De eigen woning en kwijtschelding voor particulieren De waarde van onroerende zaken die een belastingschuldige in zijn bezit heeft, wordt aangemerkt als een vermogensbestanddeel. Voor de waardebepaling van de onroerende zaak is uitgangspunt de waarde van de onroerende zaak bij verkoop vrij te aanvaarden. Als de aanwezigheid van vermogen vastgelegd in onroerende zaken leidt tot de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding en de belastingaanslag wordt vervolgens niet betaald, kan de voortzetting van de invordering bij oudere belastingschuldigen die hun laatste levensjaren in hun eigen woning willen slijten, leiden tot een onverdedigbare hardheid. Een gedwongen verhuizing in verband met de verkoop van de woning zal voor deze groep belastingschuldigen een onevenredig grotere belasting zijn dan voor andere belastingschuldigen. In die gevallen kan de ontvanger in overleg met de belastingschuldige afzien van prompte invordering en in plaats daarvan uitstel van betaling verlenen, gedekt door een hypotheek op de eigen woning of door het leggen van een beslag op de woning. De hypotheek moet opeisbaar zijn na het overlijden van de langstlevende of bij een eerder vrijkomen van de woning.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
98
Elektronisch
Gemeenteblad Het verlenen van een zodanig uitstel blijft beperkt tot uitzonderlijke gevallen. 26.2.6. Vermogen van kinderen en kwijtschelding voor particulieren Als bij de belastingschuldige kinderen thuis wonen die over een eigen vermogen beschikken, wordt dat vermogen bij de beoordeling van het door de ouder ingediende verzoek om kwijtschelding niet in aanmerking genomen, tenzij die ouder (een deel van) zijn vermogen heeft toebedeeld aan zijn kind(eren) om daaruit een fiscaal voordeel te behalen. 26.2.7. Nalatenschappen en kwijtschelding voor particulieren Voor de beoordeling van een verzoek om kwijtschelding van belastingaanslagen ten name van overledenen zijn de financiële omstandigheden van de erfgenamen in beginsel niet van belang. Alleen de vraag of de belastingaanslagen uit het actief van de nalatenschap (hadden) kunnen worden voldaan is van belang. Dit uitgangspunt geldt niet als het verzoek wordt gedaan door de overblijvende partner/erfgenaam. In dat geval worden de persoonlijke financiële omstandigheden wel mee in aanmerking genomen, ook al zouden bijvoorbeeld de kinderen als mede-erfgenamen voor een deel van de belastingschuld kunnen worden aangesproken. Als een erfgenaam op grond van een ingediend verzoek voor kwijtschelding in aanmerking zou komen, wordt de betrokkene bij beschikking voor zijn aandeel in de belastingschuld ontslag van betalingsverplichting verleend. Deze werkwijze wordt ook gevolgd als de partner van de erflater het verzoek om kwijtschelding indient. 26.2.8. [vervallen] 26.2.9. [vervallen] Betalingscapaciteit en kwijtschelding voor particulieren Als is vastgesteld dat geen of onvoldoende vermogensbestanddelen aanwezig zijn om de openstaande belastingaanslag te voldoen, moet worden beoordeeld in hoeverre de aanwezige betalingscapaciteit voldoende is om de belastingaanslag te voldoen.
Week 52 22 december 2015
middeld per maand te verwachten kosten van bestaan in de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend. Het netto besteedbaar inkomen van de belastingschuldige wordt vermeerderd met het gemiddeld per maand te verwachten netto besteedbaar inkomen van zijn echtgenoot in de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek om kwijtschelding is ingediend. Ook wanneer de belastingschuldige onder huwelijkse voorwaarden is gehuwd of bij ongehuwd samenlevenden wanneer sprake is van een samenlevingscontract, is het voorgaande van toepassing, ondanks het feit dat de partner niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de voldoening van de belastingaanslag. De vaststelling van het totale netto besteedbaar inkomen staat los van de aansprakelijkheid tot betaling van de aanslagen waarvan kwijtschelding wordt verzocht. De verantwoordelijkheid van de echtgenoot, voor schulden van de belastingschuldige, wordt beperkt tot de (materiële) belastingschulden die stammen uit de huwelijkse periode dan wel uit de periode waarin de gezamenlijke huishouding is gevoerd. Dat kan tot gevolg hebben dat in voorkomende gevallen de belastingaanslag moet worden gesplitst. Het vermogen en de betalingscapaciteit van de echtgenoot van belastingschuldige, worden dus buiten beschouwing gelaten voor zover een door de belastingschuldige ingediend verzoek om kwijtschelding betrekking heeft op belastingschulden die zijn ontstaan vóór de aanvang van de huwelijkse periode dan wel de gezamenlijke huishouding. Het toe te passen normbedrag is in dit geval het normbedrag voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder (zie artikel 16 van de regeling). 26.2.11.
Vakantiegeld en kwijtschelding voor particulieren Tot het inkomen wordt ook het vakantiegeld gerekend. Het vakantiegeld wordt gesteld op 7% van de aan loonheffing onderworpen - inkomsten waarbij aanspraak bestaat op vakantiegeld.
26.2.10.
De betalingscapaciteit wordt gevormd door het positieve verschil tussen het gemiddeld per maand te verwachten netto besteedbaar inkomen van de belastingschuldige en de ge-
Als uit het ingediende verzoekformulier blijkt, dan wel de ontvanger uit eigen wetenschap bekend is dat het reëel genoten vakantiegeld meer of minder bedraagt dan 7%, wordt het reëel genoten vakantiegeld in aanmerking genomen. Zo is bijvoorbeeld sprake van een lager percentage dan 7 in het geval de belastingschuldige een bijstandsuitkering geniet. In dat geval moet dus worden uitgegaan van het percentage genoemd in artikel 19, derde lid, van de Pw.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
99
Elektronisch
Gemeenteblad 26.2.12.
Studiefinanciering en kwijtschelding voor particulieren Bij de berekening van het netto besteedbare inkomen wordt rekening gehouden met inkomsten die studenten ontvangen op grond van de WSF 2000 en hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS VO-18+ ). Studenten in het hoger en middelbaar beroepsonderwijs hebben recht op een normbudget voor levensonderhoud: in het kader van de kwijtscheldingsregeling is dit normbudget de optelsom van basisbeurs, maximale aanvullende beurs en maximale basislening. Daarbij wordt rekening gehouden met het feit of de student thuiswonend, dan wel uitwonend is. In voorkomend geval wordt dit normbudget verhoogd met de partnertoeslag of de één-oudertoeslag. De inkomsten van een student worden gesteld op een forfaitair bedrag. A. Voor studenten in het hoger onderwijs is dit het bedrag voor het normbudget voor levensonderhoud verminderd met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 61. B. Voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs is dit het bedrag voor het normbudget voor levensonderhoud verminderd met een forfaitair bedrag voor boeken en leermiddelen groot € 53 en met het bedrag aan onderwijsretributie. Als de belastingschuldige naast studiefinanciering beschikt over eigen inkomsten wordt eveneens uitgegaan van de forfaitaire inkomsten, zoals hiervoor berekend onder A en B. Als de daadwerkelijk genoten studiefinanciering (exclusief het ontvangen collegegeldkrediet voor studenten in het hoger onderwijs) en de eigen inkomsten uitstijgen boven de voor het desbetreffende huishoudtype maximaal geldende kosten van bestaan wordt om de betalingscapaciteit te kunnen berekenen de navolgende formules gebruikt: Formule 1: (P + Q) – R – S = X In deze formule wordt met P aangegeven het totaal van de daadwerkelijk genoten studiefinanciering (exclusief het ontvangen collegegeldkrediet voor studenten in het hoger onderwijs). Het totaal van de eigen inkomsten wordt aangegeven met Q. Met R wordt aangegeven het voor de kwijtschelding geldende normbudget voor levensonderhoud. Het in mindering te brengen bedrag van de daadwerkelijk
Week 52 22 december 2015
ontvangen lening van de IB-groep wordt aangeduid met S. De uitkomst van deze berekening wordt aangegeven met X, met dien verstande dat X altijd tenminste nul bedraagt. Formule 2: X + Y = T In deze formule wordt met Y aangegeven het forfaitaire bedrag aan inkomsten van de betreffende student zoals bedoeld onder A of B. Het resultaat van de berekening volgens formule 1 (X) vermeerderd met Y is het inkomen (T). Dit inkomen vormt vervolgens het uitgangspunt om het netto-besteedbaar inkomen te kunnen berekenen en de betalingscapaciteit. In sommige gevallen bestaat de studiefinanciering voor een groot deel of zelfs geheel uit een lening. In die situaties wordt ook uitgegaan van de vorenvermelde forfaitaire inkomsten en is hetgeen in dit artikel is vermeld van overeenkomstige toepassing. 26.2.13.
Bijzondere bijstand/ouderlijke bijdrage en kwijtschelding voor particulieren Uitkeringen die worden ontvangen in het kader van bijzondere bijstand en die zijn bestemd voor bestrijding van specifieke kosten waarin de reguliere bijstandsuitkering niet voorziet, worden niet als inkomen in aanmerking genomen. De bijzondere (aanvullende) bijstand voor personen jonger dan 21 jaar, wordt daarentegen wél als inkomen in aanmerking genomen, evenals de ouderlijke bijdrage in geld die deze jongeren ontvangen. In dat geval is de bijzondere bijstand niet bestemd voor bestrijding van specifieke kosten waarin de reguliere bijstandsuitkering niet voorziet. De bijzondere bijstand voor jongeren dient ter aanvulling van de zeer lage bijstandsnorm, als de ouderlijke bijdrage - die geacht wordt deze lage bijstandsnorm aan te vullen tot het niveau van de bijstandsnorm voor personen van 21 tot 65 jaar - geheel of gedeeltelijk ontbreekt. 26.2.13a.
Persoonsgebonden budget en kwijtschelding voor particulieren Verstrekkingen die worden ontvangen uit een persoonsgebonden budget voor specifieke kosten op het gebied van zorg, begeleiding of hulp en waarop geen aanspraak bestaat vanuit de zorgverzekering of de reguliere bijstand, worden niet als inkomen in aanmerking genomen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
100
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
26.2.14.
Betalingen op belastingschulden en kwijtschelding voor particulieren Bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen wordt geen rekening gehouden met belastingaanslagen die in de loop van de periode van twaalf maanden vanaf de datum waarop het verzoek is ingediend, nog zullen worden opgelegd.
26.2.17. Kwijtschelding tijdens WSNP Als sprake is van een belastingschuldige ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, en die belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van nadien opgekomen belastingschulden die niet zijn aan te merken als boedelschuld, dan wordt het verzoek behandeld overeenkomstig het bestaande beleid.
Tot betalingen op belastingschulden worden naast betalingen aan rijksbelastingen ook de betalingen gerekend die worden verricht op gemeentelijke belastingen (met uitzondering van de rechten die zijn vermeld in artikel 229 van de Gemeentewet) en andere belastingen en heffingen van lokale overheden.
Dit betekent dus onder meer dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat deel van het inkomen dat onder beheer van de bewindvoerder naar de boedel gaat. Verder wordt opgemerkt dat de middelen die de boedel vormen en onder beheer van de bewindvoerder berusten, niet beschouwd worden als vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling.
26.2.15.
Woonlasten en kwijtschelding van belasting van voorhuwelijkse belastingschulden Als het verzoek om kwijtschelding wordt gedaan voor belastingschulden die zijn ontstaan voor de aanvang van de huwelijkse periode, dan wel de gezamenlijke huishouding in de zin van artikel 3 Pw (zie artikel 26.2.10 van deze leidraad), worden de woonlasten in aanmerking genomen tot ten hoogste 50% van het bedrag dat de uitkomst is van de berekening op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de regeling. 26.2.15.A.
Woonlasten van meerpersoonshuishoudens In het geval de belastingschuldige met tenminste twee personen van 18 jaar of ouder een gezamenlijke huishouding voert alsmede in het geval de belastingschuldige met één of meer bloedverwanten in de eerste graad van 18 jaar of ouder een gezamenlijke huishouding voert dan wel anderszins op één adres verblijf houdt, wordt bij de berekening van de betalingscapaciteit geen rekening gehouden met de nettowoonlasten, tenzij de belastingschuldige aannemelijk maakt dat de woonlasten niet gedeeld kunnen worden. Het vorenstaande geldt niet als sprake is van commerciële verhuur, te weten als sprake is van kostgangers of kamerhuurders. 26.2.16.
Uitgaven in verband met onderhoudsverplichtingen en kwijtschelding voor particulieren Naast de alimentatieverplichtingen wordt bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen de daadwerkelijk betaalde onderhoudsbijdrage - de bijdrage die een gemeente op grond van de Pw van een ex-partner vordert in de kosten van bijstand - in mindering gebracht.
26.2.18.
[vervallen]
26.2.19.
Normpremie ziektekostenverzekering begrepen in de bijstandsuitkering De normpremie, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de zorgtoeslag, voor zover is begrepen in de bijstandsnorm, bedraagt voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder € 39 per maand en voor echtgenoten € 85 per maand. 26.2.20.
Onderhoud gezinsleden in het buitenland
De hier te lande alleenwonende gehuwde belastingschuldige die zijn in het buitenland verblijvende echtgenote en/of kinderen daadwerkelijk onderhoudt, wordt voor de berekening van de betalingscapaciteit niet als een alleenstaande aangemerkt. Uitgegaan wordt van het normbedrag voor echtgenoten in de zin van artikel 3 Pw. Als huur wordt de hier te lande betaalde huur in aanmerking genomen. Door toepassing van het normbedrag voor echtgenoten in de zin van artikel 3 Pw, wordt in het kwijtscheldingsbeleid op forfaitaire wijze rekening gehouden met de bedragen die de buitenlandse werknemer aan zijn bloed- of aanverwanten overmaakt voor de kosten van levensonderhoud. Met de werkelijke bedragen die de buitenlandse belastingschuldige overmaakt, wordt geen rekening gehouden. 26.3.
Kwijtschelding van belastingen voor ondernemers
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
101
Elektronisch
Gemeenteblad 26.3.1. Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord Kwijtschelding voor ondernemers vindt alleen plaats bij een saneringsakkoord tussen de schuldenaar en alle schuldeisers tot gedeeltelijke betaling van de schuld tegen finale kwijting, tenzij de raad op grond van artikel 28, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 anders heeft besloten. Deze kwijtschelding komt pas aan de orde nadat alle gestelde zekerheden zijn uitgewonnen. Ook als er geen andere schuldeisers zijn of alleen speciale crediteuren als bedoeld in artikel 26.3.8 van deze leidraad kan de ontvanger kwijtschelding verlenen. De ontvanger zal bij dergelijke saneringsverzoeken de volgende aspecten meewegen in de beoordeling van het verzoek: 1. Kan de belastingschuldige een verwijt worden gemaakt ter zake van het onbetaald blijven van de belastingschulden (zie artikel 8 van de regeling en artikel 26.1.9 van deze leidraad)? 2. Is er sprake van een situatie waarin de belastingschuldige de ontvanger als enig schuldeiser heeft overgelaten door de andere schuldeisers bij voorrang te voldoen (zie artikel 26.3.5 van deze leidraad)? De voorwaarden van artikel 22 van de regeling voor medewerking van de ontvanger aan een saneringsakkoord zijn voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing. 26.3.2. Aansprakelijkheid en kwijtschelding voor ondernemers Voordat de ontvanger toetreedt tot een saneringsakkoord gaat hij na of de mogelijkheid bestaat (een) derde(n) aansprakelijk te stellen voor onbetaald gebleven belastingschuld. Als de (te verwachten) opbrengst uit de aansprakelijkstelling zodanig is dat het aanbod tot een saneringsakkoord voor de ontvanger geen betere perspectieven biedt, treedt de ontvanger niet toe tot het akkoord. Bij toetreding tot een saneringsakkoord kan de ontvanger er van afzien derden alsnog aansprakelijk te stellen. In dat geval moet bij de vaststelling van het bedrag dat aan de ontvanger moet worden voldaan rekening worden gehouden met het bedrag dat uit de aansprakelijkstelling geïnd had kunnen worden. Als de ontvanger toetreedt tot een saneringsakkoord en daarnaast nog derden aansprakelijk stelt, blijft bij de vaststelling van het bedrag dat in het akkoord moet worden voldaan een (eventuele) opbrengst uit de aansprakelijkstelling buiten
Week 52 22 december 2015
beschouwing. In de situatie dat de aansprakelijkgestelde zijn regresrecht op de gesaneerde onderneming uitoefent en het bedrijf daardoor opnieuw in moeilijkheden komt, eist de ontvanger niet dat de onderneming het ontstane tekort alsnog aanvult. Als later blijkt dat de aansprakelijkgestelde niet kan betalen, eist de ontvanger evenmin het ontstane tekort op. 26.3.3. Voorwaarden tot deelname aan een saneringsakkoord De ontvanger verleent geen medewerking aan een saneringsakkoord waarbij één of meer schuldeisers het gedeelte van hun vordering dat niet wordt voldaan niet kwijtschelden maar overdragen aan een derde of omzetten in aandelenkapitaal. 26.3.4. Toepassingsbereik saneringsakkoord Bij de beoordeling van het aangeboden saneringsakkoord bekijkt de ontvanger welke belastingaanslagen in het akkoord kunnen worden betrokken. Uitgangspunt hierbij is de formele belastingschuld ten tijde van het verzoek. Bij de behandeling van het aangeboden akkoord is het de taak van de belastingschuldige/ondernemer er voor te zorgen dat de formele schuld zo nauwkeurig mogelijk overeenstemt met de materiële schuld. Als de belastingschuldige niet de gegevens overlegt die (kunnen) leiden tot een juiste vaststelling van de verschuldigde belasting, is er geen aanleiding voor de ontvanger toe te treden tot het aangeboden akkoord. Naast de Rijksbelastingdienst heeft ook de gemeente de inspanningsverplichting om de te saneren schuld zo volledig mogelijk en tot het juiste bedrag vast te stellen en de eventueel nog (materieel) verschuldigde belastingen over tijdvakken tot aan het tijdstip waarop het verzoek om sanering is ingediend, te formaliseren. 26.3.5. Ten minste dubbele percentage en saneringsakkoord Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 26.3.6. Bestuurlijke boeten en saneringsakkoord Bestuurlijke boeten moeten ook integraal in het akkoord worden betrokken. Uitgangspunt is dat het heffingstraject moet worden afgewerkt voordat tot sanering kan worden overgegaan. Daarna past de ontvanger het akkoordpercentage toe op de belastingschuld én op de bestuurlijke boete. 26.3.7. Rente en kosten en saneringsakkoord De ontvanger betrekt rente en kosten integraal in het ak-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
102
Elektronisch
Gemeenteblad koord. Het bedrag dat op basis van het akkoord is betaald, wordt in afwijking van artikel 7 van de wet op de hoofdsom afgeboekt. De ontvanger vermeldt dit in de beschikking. 26.3.8. Speciale crediteuren en saneringsakkoord Een aantal crediteuren neemt een zodanige positie in dat zij niet noodzakelijkerwijs tot een akkoord hoeven toe te treden om (een deel van) de vordering die zij hebben te kunnen innen. Tot die crediteuren behoren onder meer: – Pandhouders, omdat het recht van voorrang van de pandhouder op het in pand gegeven goed boven het voorrecht van de fiscus gaat, staat het niet deelnemen van de pandhouder aan het akkoord niet aan een deelname daaraan door de ontvanger in de weg. Vanzelfsprekend zal in aanmerking moeten worden genomen dat het recht van voorrang van de pandhouder afhankelijk is van en dus qua belang beperkt is tot - de waarde van het in pand gegeven goed. Voor het niet door pand gedekte gedeelte van zijn vordering kan de pandhouder slechts als concurrent schuldeiser worden aangemerkt. De bezitloos pandhouder wiens pandrecht betrekking heeft op een zaak als bedoeld in artikel 21, tweede lid, tweede volzin van de wet is voor die zaak lager bevoorrecht dan de fiscus. Voor hem geldt het voorgaande dus niet. Vordering van de gemeente moeten als concurrente vorderingen worden aangemerkt. – Leveranciers die de eigendom van de geleverde zaak hebben voorbehouden. Als een leverancier de eigendom van de geleverde zaak heeft voorbehouden, moet bij het bepalen van de grootte van zijn vordering rekening worden gehouden met dat eigendomsvoorbehoud. Het voorgaande is niet van toepassing als de rijksontvanger met toepassing van het bodemrecht beslag heeft gelegd op deze zaak. In dat geval wordt door de rijksontvanger integrale voldoening van de waarde van de bodemzaak worden geëist en voor het restant van de fiscale vordering (ten minste) het dubbele percentage; – Cessionarissen, als sprake is van rechtsgeldige gecedeerde uit te betalen bedragen en de ontvanger heeft eveneens met de cessie ingestemd, dan wordt bij een akkoord de vordering van de crediteur/cessionaris in aanmerking genomen met inachtneming van de te verwachten uit te betalen bedragen. De hoogte van de vordering van de ontvanger wordt bepaald zonder rekening te houden met de te verwachten - maar rechtsgeldig gecedeerde - uit te betalen bedragen.
Week 52 22 december 2015
Hiermee vergelijkbaar is de adviseur/boekhouder die de stukken moet produceren die voor de beoordeling van het aanbod nodig zijn. Bij de beoordeling van het akkoord houdt de ontvanger rekening met de volledige betaling van de vordering van de adviseur/boekhouder. 26.4.
Administratief beroep
26.4.1. Administratief beroep tegen de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding Als de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking van de ontvanger op het verzoek om kwijtschelding, kan hij een gemotiveerd beroepschrift richten tot het college. Het beroepschrift wordt ingediend bij de ontvanger. In verband met het aan het college uit te brengen advies zendt de ontvanger zo nodig opnieuw een verzoekformulier aan de belastingschuldige toe. Als de belastingschuldige het nader toegezonden verzoekformulier niet terugzendt, stelt de ontvanger hem in de gelegenheid dit alsnog te doen. Als de belastingschuldige hieraan geen gevolg geeft, stelt de ontvanger het colle ge daarvan in kennis. De ontvanger adviseert het college dan om niet aan het beroepschrift tegemoet te komen. 26.4.2. Herhaald verzoek om kwijtschelding De ontvanger behandelt een herhaald verzoek om kwijtschelding als een beroepschrift dat gericht is aan het college. Als de ontvanger aanleiding ziet om een gunstigere beslissing te nemen dan in zijn eerdere beschikking, handelt hij het herhaalde verzoek zelf af. De ontvanger behandelt een herhaald verzoek om kwijtschelding als een eerste verzoek als het verzoek is afgewezen als gevolg van een duidelijke, ambtelijke fout. In deze gevallen kan de belastingschuldige na de beslissing van de ontvanger een beroepschrift indienen bij het college. 26.4.3. Beroepsfase kwijtschelding Als uit het beroepschrift niet duidelijk blijkt waarop het beroep is gebaseerd, verzoekt de ontvanger de belastingschuldige het beroepschrift binnen een redelijke termijn (nader) te motiveren. De ontvanger wijst daarbij op een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring bij het niet voldoen aan deze motiveringsplicht.
Onder 'dwangcrediteuren' worden verstaan leveranciers die niet bereid zijn aan een akkoord mee te werken omdat de onderneming zonder hen niet verder kan werken.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
103
Elektronisch
Gemeenteblad 26.4.4. Gegevens en normen eerste verzoek om kwijtschelding Bij de behandeling van het beroepschrift of het herhaalde verzoek om kwijtschelding zijn de gegevens en normen van belang die van toepassing waren bij de beoordeling van het eerste verzoek. Wanneer echter blijkt dat het inkomen van de belastingschuldige ten opzichte van het eerste verzoek zodanig is gedaald dat de betalingscapaciteit destijds in belangrijke mate tot een te hoog bedrag is vastgesteld, vindt een herberekening plaats. Ook wijzigingen in de aanspraak inzake huurtoeslag en zorgtoeslag kunnen leiden tot een herberekening. Een herberekening vindt niet plaats bij wijzigingen in de kosten van bestaan. 26.4.5. Beslissing college op beroep bij kwijtschelding In alle gevallen waarin het college het beroep gegrond oordeelt, kan het college de zaak inhoudelijk afdoen. Hetzij door het verzoek alsnog toe te wijzen, hetzij door het af te wijzen onder verbetering of vervanging van de gronden. 26.4.6. Invordering na administratief beroep en herhaald verzoek om kwijtschelding Als een verzoek om kwijtschelding wordt afgewezen, wordt de invordering niet eerder voortgezet dan nadat tien dagen zijn verstreken. Artikel 9 van de regeling is van overeenkomstige toepassing. Als binnen de termijn van tien dagen een beroepschrift wordt ingediend, dan wordt gedurende de behandeling van dit beroepschrift ook gehandeld overeenkomstig artikel 9 van de regeling. Indiening van het beroepschrift na de termijn van tien dagen leidt tot niet-ontvankelijkheid. Dit neemt echter niet weg dat als het belang van de invordering zich daartegen niet verzet van het college mag worden verwacht dat het alsnog ambtshalve de grieven die in het beroepschrift zijn aangedragen op hun waarde beoordeelt. Ook in dat geval wordt gehandeld overeenkomstig artikel 9 van de regeling. Of het belang van de invordering zich tegen ambtshalve behandeling verzet, hangt af van de omstandigheden. Hiervan is echter in ieder geval sprake als inmiddels onherroepelijke invorderingsmaatregelen zijn genomen. 26.4.7. Niet tijdig beslissen op een verzoek om kwijtschelding Als de ontvanger nalaat om tijdig een beslissing te nemen op een verzoek om kwijtschelding, kan de belastingschuldige hiertegen beroep instellen bij het college. Hieraan is geen termijn gebonden.
Week 52 22 december 2015
Als tijdens de beroepsprocedure blijkt dat de ontvanger kwijtschelding had moeten verlenen, dan hoeft het college niet te volstaan met de uitspraak dat de ontvanger niet tijdig heeft beslist, maar kan het college op het beroepschrift van de belastingschuldige inhoudelijk beslissen. 26.5.
Voortzetting van de invordering na afwijzing verzoek om kwijtschelding
26.5.1. Invordering na afwijzing verzoek om kwijtschelding Als de ontvanger afwijzend heeft beslist op een verzoek om kwijtschelding of een aangeboden akkoord, of het college heeft afwijzend beslist op een ingediend beroepschrift tegen een afwijzende beschikking van de ontvanger, dan moet de belastingschuldige het op de belastingaanslag(en) verschuldigde bedrag binnen tien dagen na dagtekening van de afwijzende beschikking of binnen de betaaltermijnen die op het aanslagbiljet zijn aangegeven, voldoen. Na deze termijn kan de ontvanger de invordering aanvangen dan wel voortzetten. De termijn van tien dagen geldt niet als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 10 van de wet. 26.6
Geen verdere invorderingsmaatregelen en afwijzing verzoek om kwijtschelding Als de belastingschuldige niet in aanmerking komt voor kwijtschelding maar de ontvanger voortzetting van de invordering niet gewenst vindt, wijst de ontvanger het verzoek om kwijtschelding af. De ontvanger neemt in die beschikking op in hoeverre hij geen invorderingsmaatregelen zal treffen. Als de ontvanger besluit tot het niet meer nemen van invorderingsmaatregelen voor de nog openstaande schuld zonder dat hij daaraan voorwaarden verbindt, heeft de beslissing voor de belastingschuldige materieel dezelfde gevolgen als kwijtschelding. De ontvanger kan ook besluiten geen invorderingsmaatregelen meer te nemen voor de nog openstaande schuld onder de voorwaarde dat eventuele uit te betalen bedragen verrekend worden met de buiten de invordering gelaten schuld. De termijn waarbinnen verrekening plaatsvindt bedraagt maximaal drie jaar, te rekenen vanaf de datum van de beschikking, dan wel - als dit minder is - de tijd die nog overblijft voordat de verjaring van de belastingaanslag intreedt. De ontvanger neemt deze verrekeningsvoorwaarde uitdrukkelijk in de beschikking op. Als de ontvanger besluit voorlopig geen invorderingsmaatregelen meer te nemen, zal hij in zijn beschikking voorwaarden
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
104
Elektronisch
Gemeenteblad of een tijdsbepaling opnemen. Anders dan kwijtschelding is een dergelijke beschikking herroepelijk. Als de belastingschuldige de voorwaarden niet nakomt, neemt de ontvanger een nieuwe beschikking, waarbij hij zijn eerdere beschikking intrekt. De ontvanger kan hiertoe pas overgaan nadat hij de belastingschuldige een brief heeft gestuurd over zijn voornemen de eerdere beschikking in te trekken en niet binnen veertien dagen alsnog aan de voorwaarden of de tijdsbepaling is voldaan. 26.7. Geautomatiseerde kwijtschelding Als de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid van geautomatiseerde kwijtschelding, wordt er getoetst in het laatste kwartaal van het jaar voorafgaande aan het belastingjaar waarvoor de kwijtschelding eventueel kan worden verleend. De toetsing vindt plaats door het Inlichtingenbureau aan de hand van jaarlijks vastgestelde criteria. Deze criteria worden vastgesteld door het Ministerie van Financiën. Als op grond van deze toetsing geen recht bestaat op geautomatiseerde kwijtschelding kan in een later stadium alsnog een individueel verzoek worden ingediend. Artikel 27 Verjaring In aanvulling op afdeling 4.4.3 (artikelen 4:104 tot en met 4:111) Awb regelt artikel 27 van de wet enkele specifieke (aanvullende) zaken met betrekking tot verjaring: – dat stuiting van de verjaring door de ontvanger mogelijk is door het zenden van een schriftelijke mededeling waarin het recht op betaling ondubbelzinnig wordt voorbehouden; – als de belastingschuldige heeft opgehouden te bestaan (oftewel: de onderneming bestaat niet meer) en er is iemand aansprakelijk gesteld voor de belastingschuld, dan treedt de aansprakelijkgestelde in de plaats van de belastingschuldige (oftewel: in dat geval kan ook de aansprakelijkheidsschuld zelfstandig worden gestuit of verlengd). In aansluiting op afdeling 4.4.3 van de Awb en artikel 27 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – versnelde invordering en verjaring; – aansprakelijkgestelden en verjaring; – stuiting van de verjaring; – schorsing van de verjaring; – afstand van verjaring; – rente en kosten en verjaring; – verjaring van belastingteruggaven.
Week 52 22 december 2015
27.1. Versnelde invordering en verjaring Als de invordering is aangevangen met toepassing van artikel 10 van de wet begint de verjaringstermijn te lopen op het moment dat de belastingaanslagen onmiddellijk en tot het volle bedrag invorderbaar werden. De oorspronkelijke vervaldag heeft op dat moment voor de verjaring geen belang meer. 27.2. Aansprakelijkgestelden en verjaring Een aansprakelijkheidsschuld (beschikking ex artikel 49 van de wet) is niet voor zelfstandige verjaring vatbaar. Door verjaring van de belastingaanslag terzake waarvan aansprakelijk is gesteld, eindigt ook het recht van dwanginvordering en verrekening van de aansprakelijkheidsvordering. 27.3. Stuiting van de verjaring Als de betekening van een dwangbevel uitsluitend plaatsvindt om de verjaring te stuiten, dan licht de ontvanger de belastingschuldige in over het doel van de betekening. Deze betekening is kosteloos. Om de verjaring te stuiten kan een dwangbevel meer dan éénmaal worden betekend. Als de ontvanger de verjaring van een rechtsvordering tot betaling stuit door een schriftelijke mededeling, maakt hij die schriftelijke mededeling bekend aan de belastingschuldige. 27.4. Schorsing van de verjaring Uitstel van betaling voor een gedeelte van de belastingaanslag verlengt de verjaringstermijn voor de gehele belastingaanslag. 27.5. Afstand van verjaring Van eenmaal verkregen verjaring kan afstand worden gedaan. De ontvanger beroept zich echter alleen op afstand van verjaring, als zonder meer duidelijk is dat de belastingschuldige daadwerkelijk bedoelt afstand van de verjaring te doen. 27.6. Rente en kosten en verjaring De op een belastingaanslag belopen rente en kosten zijn onlosmakelijk met de belastingaanslag verbonden. Als voor een belastingaanslag de verjaring is ingetreden, laat de ontvanger dus ook voor de rente en kosten invordering en verrekening achterwege. 27.7. Na verjaring geen civiele invordering Na intreding van de verjaring maakt de ontvanger geen gebruik van de mogelijkheid om in te vorderen door middel van een dagvaarding.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
105
Elektronisch
Gemeenteblad 27.8. Verjaring van belastingteruggaven Voor de verjaring van belastingteruggaven geldt eenzelfde verjaringstermijn als voor belastingschulden. Na verjaring ontstaat een natuurlijke verbintenis. De ontvanger zal een beroep op de verjaring doen, tenzij hij gerede twijfel heeft of de belastingaanslag aan de belastingschuldige is bekendgemaakt. Artikel 27a Betalingskorting De bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 28 Invorderingsrente Artikel 28 van de wet regelt het in rekening brengen en vergoeden van invorderingsrente.
Week 52 22 december 2015
28.4. Verzuim van de gemeente en invorderingsrente (Vervallen) 28.5. Rente- of schadevergoeding (Vervallen) 28.6. Kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk Kwijtschelding van uitsluitend invorderingsrente is niet mogelijk. De ontvanger doet ook geen toezegging dat de rente niet zal worden ingevorderd. Dit laat onverlet dat de ontvanger kwijtschelding verleent of rente buiten invordering laat, als hij de hoofdsom kwijtscheldt of buiten invordering laat op grond van het bepaalde in artikel 26 van deze leidraad. 28.7.
In aansluiting op artikel 28 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – correctie berekende invorderingsrente; – vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente; – verzuim van de gemeente en invorderingsrente; – rente- of schadevergoeding; – kwijtschelding invorderingsrente niet mogelijk; – verminderingen en toepassing artikel 28, zesde lid, van de wet. 28.1. Cheque buitenland en invorderingsrente (Vervallen per 1 januari 2010). 28.2. Correctie berekende invorderingsrente De ontvanger corrigeert de renteberekening als daarbij onjuiste gegevens zijn gebruikt. Dit geldt ook voor een belastingaanslag waaraan een nieuwe dagtekening wordt toegekend die leidt tot een ander aanvangstijdstip voor de renteberekening. 28.3.
Vermindering terecht in rekening gebrachte invorderingsrente Als de ontvanger als gevolg van een te late betaling terecht rente in rekening brengt, kan er slechts in uitzonderlijke situaties aanleiding bestaan die rente te verminderen. De ontvanger moet dan van mening zijn dat het niet tijdig voldoen van de belastingschuld niet kan worden verweten aan de belastingschuldige en bovendien dat de invordering van rente onredelijk en onbillijk is. De ontvanger kan slechts naar aanleiding van een ingediend bezwaarschrift de verschuldigde rente verminderen.
Verminderingen en toepassing artikel 28, zesde lid, van de wet (Vervallen) 28.8. Drempelbedrag Rentebedragen van € 23,00 en minder worden bij een slotbetaling op een belastingaanslag niet in rekening gebracht. Artikel 28a en artikel 28b Er zijn in deze leidraad op artikel 28a en artikel 28b van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 28c Er zijn in deze leidraad op artikel 28c van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 29 Invorderingsrente Er zijn in deze leidraad op artikel 29 van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 30 Beschikking betalingskorting en invorderingsrente Artikel 30 van de wet bepaalt dat de ontvanger het bedrag van de betalingskorting en de invorderingsrente vaststelt bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Op deze beschikking is hoofdstuk V van de AWR van toepassing. De ontvanger kan geen betalingskorting verlenen van belastingen. In aansluiting op artikel 30 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – beschikking terug te nemen betalingskorting; – verzoek tot vermindering rente is bezwaar; – betalingskorting en invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie; – teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van betaling;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
106
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
– geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting.
Verder zijn in deze leidraad op de artikelen 31 en artikel 31a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
30.1. Beschikking terugnemen betalingskorting Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.
Artikel 32
30.2. Verzoek tot vermindering rente is bezwaar Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van in rekening gebrachte rente merkt de ontvanger aan als een bezwaarschrift. 30.3.
Betalingskorting en invorderingsrente: (hoger) beroep en cassatie Als de belastingschuldige in beroep gaat tegen de uitspraak op het bezwaar, handelt de ontvanger overeenkomstig de voorschriften van het Besluit beroep in belastingzaken 2005, met dien verstande dat de ontvanger in een procedure niet dezelfde stukken hoeft over te leggen als de inspecteur. De ontvanger kan zich beperken tot de stukken die in de procedure over de toepassing van de regeling betalingskorting dan wel invorderingsrente relevant zijn. 30.4.
Teruggenomen betalingskorting en invorderingsrente: uitstel van betaling Het beleid omtrent teruggenomen betalingskorting is niet van toepassing voor gemeenten. Indiening van een bezwaar- of beroepschrift (in hoger beroep) schort de verplichting om de invorderingsrente te betalen niet op. Als om uitstel van betaling wordt verzocht is het beleid van artikel 25 van deze leidraad en artikel 34 van de regeling van overeenkomstige toepassing. 30.5.
Geen bezwaar mogelijk tegen de niet verleende betalingskorting Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 31 en artikel 31a
Afwijkingen betalingskorting en invorderingsrente
Let op! Het college kan een regeling vaststellen waarbij de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de wet (de Uitvoeringsregeling invorderingswet 1990) niet, dan wel gedeeltelijk van toepassing is verklaard. De gemeente heeft de bevoegdheid zelfstandig regels te stellen voor de, bij de berekening van de invorderingsrente, toe te passen afrondingen en voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente die een bepaald bedrag niet te boven gaat.
Samenloop fiscale en civiele aansprakelijkheidsbepalingen Artikel 32 van de wet bepaalt dat naast de aansprakelijkheidsbepalingen die in hoofdstuk VI van de wet zijn opgenomen, de ontvanger ook een beroep kan doen op aansprakelijkheidsbepalingen in andere wettelijke regelingen. De ontvanger kan dus ook een beroep doen op aansprakelijkheidsbepalingen uit bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek of het Wetboek van Koophandel. In aansluiting op artikel 32 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – keuze aansprakelijkheid; – gemeenschapsschulden en aansprakelijkheid. 32.1. Keuze aansprakelijkheid In situaties waarin de ontvanger feitelijk de keuze heeft tussen de toepassing van zowel een aansprakelijkheidsbepaling uit de wet als een aansprakelijkheidsbepaling uit het civiele recht, geldt in beginsel hetgeen is vermeld in artikel 3.1 van deze leidraad. In de belangenafweging die aan de aansprakelijkstelling voorafgaat, wordt in beginsel doorslaggevend gewicht toegekend aan die aansprakelijkheidsbepaling waarbij de aansprakelijke in de gelegenheid is zich te disculperen. 32.2. Gemeenschapsschulden en aansprakelijkheid De ontvanger merkt een belastingschuld in principe aan als een gemeenschapsschuld. De ontbinding van een goederengemeenschap ontheft de echtgenoten niet van hun aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden die zijn ontstaan vóór de ontbinding van de gemeenschap. Ieder van de echtgenoten blijft aansprakelijk voor het geheel van de gemeenschapsschulden waarvoor hij/zij voordien aansprakelijk was. Artikel 33
Aansprakelijkheid van bestuurder, leider vaste inrichting, vaste vertegenwoordiger en vereffenaar voor alle belastingen Artikel 33 van de wet bevat hoofdelijke aansprakelijkheidsregels die gelden voor de invordering van alle (rijks)belastingen. Deze regels dienen ertoe om, als op het in dit artikel genoemde lichaam geen verhaal meer kan worden uitgeoefend, die personen voor de nog verschuldigde belasting aan te spreken, die in een nauwe betrekking staan of stonden tot
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
107
Elektronisch
Gemeenteblad het desbetreffende lichaam en invloed (hadden) kunnen uitoefenen op het betalen van de belastingschulden. In aansluiting op artikel 33 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger; – feitelijke vestiging; – lichaam dat is ontbonden; – vereffenaar; – bestuurder; – gewezen bestuurder. Leider vaste inrichting en vaste vertegenwoordiger bij aansprakelijkheid De begrippen ‘vaste inrichting’ en ‘vaste vertegenwoordiger’ zijn dezelfde als bij de heffing van de diverse belastingen.
Week 52 22 december 2015
De ontvanger moet aannemelijk maken dat het niet-betalen van de belastingschuld is te wijten aan kennelijk onbehoorlijk bestuur van de vereffenaar. De betekenis van het begrip kennelijk onbehoorlijk bestuur in dit lid is dezelfde als in artikel 36 van de wet. 33.5. Bestuurder bij aansprakelijkheid Voor de toepassing van artikel 33, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt als bestuurder niet alleen degene aangemerkt die als zodanig in het Handelsregister staat ingeschreven. Ook wordt als bestuurder aangemerkt degene die zich feitelijk als bestuurder heeft gedragen.
33.1.
33.2. Feitelijke vestiging bij aansprakelijkheid Het begrip 'gevestigd' in artikel 33, eerste lid, onderdeel b, van de wet, heeft een feitelijke betekenis. Waar een lichaam is gevestigd, moet worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval. De ontvanger moet hierbij aansluiting zoeken bij het materiële vestigingsbegrip van artikel 4, eerste lid, van de AWR. 33.3. Lichaam dat is ontbonden bij aansprakelijkheid De ontbinding van het lichaam waarop artikel 33, eerste lid, onderdeel c, van de wet doelt, kan - behalve op grond van de verschillende formele ontbindingsbepalingen - onder omstandigheden ook worden afgeleid uit handelingen van vennoten of organen van rechtspersonen. Voor de berekening van de driejaarstermijn wordt de stilzwijgende ontbinding - bedoeld in de vorige volzin - geacht zich te hebben voltrokken ten tijde van het verrichten van de handelingen. Als ontbinding kan niet worden aangemerkt het feitelijk staken van de bedrijfsuitoefening en/of het voortzetten van de activiteiten van de vennootschap in een andere rechtsvorm, het zogenaamde 'leeg' maken van het lichaam. 33.4. Vereffenaar bij aansprakelijkheid Niet alleen degene die met de vereffening is belast, is aansprakelijk op grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel c, van de wet, maar ook degene die feitelijk als vereffenaar is opgetreden zonder dat van een uitdrukkelijke lastgeving sprake is.
33.6. Gewezen bestuurder bij aansprakelijkheid De ontvanger kan de gewezen bestuurder aansprakelijk stellen voor de belastingschuld waarvoor hij ten tijde van zijn bestuursperiode hoofdelijk aansprakelijk was, te weten de schuld die in deze periode materieel is ontstaan. 33.7.
Disculpatie bestuurders, leiders en vaste vertegenwoordigers Bestuurders van lichamen zonder rechtspersoonlijkheid of van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam dat niet volledig rechtsbevoegd is alsmede leiders van een vaste inrichting van een niet in Nederland gevestigd lichaam dan wel de in Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger van dat lichaam, zijn niet aansprakelijk voor zover zij bewijzen dat de niet-betaling niet aan hen is te wijten. Niet-verwijtbaarheid wordt naar redelijkheid en billijkheid beoordeeld, waarbij veel afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden. Zo kan van niet-verwijtbaarheid sprake zijn als een ondernemer, hoewel hij de nodige voorzieningen heeft getroffen om eventuele tegenslagen in zijn bedrijf het hoofd te bieden, toch wordt geconfronteerd met niet te voorziene calamiteiten. Daaronder is begrepen een sterk verslechterde economische situatie van zodanige omvang dat hij ondanks zijn voorzorgen niet meer in staat is zijn betalingsverplichtingen na te komen. Ook kan plotseling betalingsonmacht ontstaan door een bijzondere gebeurtenis, bijvoorbeeld een niet voorzienbare, omvangrijke miscalculatie of door het faillissement van een belangrijke debiteur. Bij dit laatste geldt echter dat een ondernemer die zijn bedrijf uitoefent op een te zwakke financiële basis zich niet gemakkelijk op niet-verwijtbaarheid zal kunnen beroepen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
108
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 34 tot en met 47
Specifieke aansprakelijkheidbepalingen voor Rijksbelastingen Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 48
Beperking aansprakelijkheid van erfgenamen Artikel 48 van de wet regelt niet de aansprakelijkheid van de erfgenaam, maar geeft aan dat de erfgenaam - als rechtsopvolger van de erflater - niet voor alle belastingaanslagen voor het volle bedrag zal worden aangesproken. In aansluiting op artikel 48 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – beneficiaire aanvaarding; – invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege. 48.1. Beneficiaire aanvaarding Als een nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, wordt de vereffening van de boedel afgewacht, met dien verstande dat de ontvanger maatregelen neemt ter beveiliging van zijn rechten (zie echter ook artikel 14.1.3 van deze leidraad). Aantasting van het vermogen van de erfgenamen blijft uiteraard achterwege. 48.2.
Invordering ten laste van een erfgenaam blijft achterwege Als voor een belastingaanslag ten name van een overledene niet meer tegen de gezamenlijke erfgenamen kan worden opgetreden, blijft invordering ten laste van een erfgenaam van wie minder dan € 23 moet worden ingevorderd achterwege, tenzij het de hoofdsom van de aanslag betreft. Er kan ook aanleiding bestaan een gering restbedrag op tactische gronden buiten invordering te laten. Artikel 49
Formele bepalingen voor aansprakelijkstelling Artikel 49 van de wet regelt de formele bepalingen voor aansprakelijkstellingen. Het geeft aan op welke wijze een materiële aansprakelijkheid wordt omgezet in een formele aansprakelijkstelling. De bepalingen gelden niet alleen voor de in de wet opgenomen aansprakelijkheidsregels, maar gelden ook voor de aansprakelijkheid in enige andere wettelijke regeling, bijvoorbeeld in het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Koophandel.
Week 52 22 december 2015
De aansprakelijkstelling vindt plaats bij voor bezwaar vatbare beschikking, en wel afzonderlijk voor een ieder die aansprakelijk wordt gesteld. In aansluiting op artikel 49 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete; – aansprakelijkstelling voor invorderingsrente; – de aansprakelijkstelling - in gebreke zijn; – informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten- en inlenersaansprakelijkheid; – informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden; – eerst uitwinning belastingschuldige; – volgorde van aansprakelijkstellen; – bezwaar en uitstel van betaling; – overgangsrecht. 49.1. Aansprakelijkstelling voor bestuurlijke boete De ontvanger kan de beschikking aansprakelijkstelling voor de bestuurlijke boete opnemen in dezelfde brief waarbij hij ook de beschikking voor de aansprakelijkstelling voor de belastingschuld bekendmaakt. De ontvanger moet dan in de beschikking de gronden vermelden waarop de aansprakelijkstelling voor de boete berust. Als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid om de gronden, waarop het voornemen tot een aansprakelijkstelling voor de vergrijpboete berust, te betwisten of de ontvanger is van oordeel dat de betwisting van de aansprakelijke ongegrond is, dan zal hij de derde daarvan op de hoogte stellen en overgaan tot aansprakelijkstelling voor de bestuurlijke boete op de voet van artikel 49, eerste lid, van de wet. 49.2. Aansprakelijkstelling voor invorderingsrente Als aan de aansprakelijkgestelde invorderingsrente in rekening moet worden gebracht, dan wordt de rente berekend over het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. Voor zover in het bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking tevens een bedrag aan invorderingsrente is opgenomen, wordt over dat bedrag geen rente in rekening gebracht. 49.3.
De aansprakelijkstelling - in gebreke zijn
49.3.1. Wanneer in gebreke De belastingschuldige is in gebreke als de betaling van zijn belastingschuld niet heeft plaatsgevonden binnen de betalingstermijn die voor de belastingaanslag geldt.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
109
Elektronisch
Gemeenteblad 49.3.2. In gebreke zijn en versnelde invordering De belastingschuldige wordt ook geacht in gebreke te zijn als de belastingaanslag op grond van artikel 10 van de wet terstond invorderbaar is.
Week 52 22 december 2015
maken van bezwaar tegen de aansprakelijkheidsbeschikking of het instellen van beroep tegen daarop volgende beslissingen. 49.6.
49.3.3. In gebreke zijn en een beschikking ‘geen verdere invorderingsmaatregelen’ Als de ontvanger aan de belastingschuldige een beschikking heeft gestuurd waarin hij toezegt geen verdere invorderingsmaatregelen tegen de belastingschuldige meer te nemen, kan een derde voor de desbetreffende belastingschuld niettemin aansprakelijk worden gesteld, mits die mogelijkheid uitdrukkelijk in de beschikking is vermeld. 49.4.
Informatieverstrekking in beschikking aansprakelijkstelling keten- en inlenersaansprakelijkheid Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 49.5.
Informatieverstrekking aan aansprakelijkgestelden Op grond van het bepaalde in artikel 49, zesde lid, van de wet moet de ontvanger de aansprakelijkgestelde desgevraagd op de hoogte stellen van de gegevens over de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. Tot de gegevens die op grond van genoemde bepaling moeten worden verstrekt, behoren in elk geval de stukken die op de zaak betrekking hebben als bedoeld in de artikelen 7:4 en 8:42 Awb. Hieronder worden verstaan alle stukken die bij het nemen van het besluit een rol hebben gespeeld. Naast de gegevens die zijn vastgelegd in de genoemde stukken moeten desgevraagd ook andere gegevens worden verstrekt, mits die gegevens redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor het maken van bezwaar of het instellen van beroep. De gegevens worden - na een daartoe strekkend verzoek van de aansprakelijk gestelde - vooruitlopend op het indienen van een bezwaarschrift of op het instellen van beroep verstrekt. Hoewel artikel 49, zesde lid, van de wet betrekking heeft op de gegevens over de belasting, is goedgekeurd dat de gegevensverstrekking zich daartoe niet beperkt, maar mede betrekking heeft op (alle) andere aspecten van de aansprakelijkheidsbeslissing. Voorwaarde is wel dat deze gegevens hetzij gerekend kunnen worden tot de stukken die op de zaak betrekking hebben als hiervoor genoemd, hetzij redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht voor het
Aansprakelijkheid: eerst uitwinning belastingschuldige De ontvanger zal zich in beginsel eerst verhalen op vermogensbestanddelen van de belastingschuldige voordat hij overgaat tot uitwinning van de vermogensbestanddelen van de aansprakelijkgestelde, tenzij zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 14.1.4, laatste volzin, van de leidraad. 49.7. Volgorde van aansprakelijkstellen Als de ontvanger een derde aansprakelijk kan stellen op grond van meer dan één fiscale of civielrechtelijke aansprakelijkheidsbepaling, dan hoeft hij daarbij geen volgorde in acht te nemen. Hetzelfde geldt als de ontvanger verscheidene derden op grond van dezelfde dan wel op grond van verschillende aansprakelijkheidsbepalingen aansprakelijk kan stellen. Dit geldt niet in de gevallen waarvoor in de wet of deze leidraad anders is bepaald. 49.8.
Bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie tegen de beschikking aansprakelijkstelling
49.8.1. Bezwaar en uitstel van betaling Een bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkstelling wordt tevens aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling. 49.8.2. [vervallen] 49.9.
Overgangsrecht
49.9.1. Bij civiele procedure geen invordering of verrekening Tijdens de civiele procedure volgend op een betwisting op grond van het tot 1 december 2002 geldende recht vinden geen invorderingsmaatregelen plaats. Bij vrees voor onverhaalbaarheid kunnen wel conservatoire maatregelen worden genomen. Eveneens vindt tijdens de civiele procedure geen verrekening plaats van uit te betalen bedragen ten name van de aansprakelijkgestelde met een aansprakelijkheidsschuld. Bij vrees voor onverhaalbaarheid kan conservatoir beslag worden gelegd op het uit te betalen bedrag.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
110
Elektronisch
Gemeenteblad 49.9.2. Wijziging eis De ontvanger wijzigt zijn eis als in de fiscale procedure die de belastingschuldige voert een onherroepelijke uitspraak is gedaan met betrekking tot de hoogte van de belastingaanslag die leidt tot aanpassing van het bedrag van de aansprakelijkheidsschuld, en artikel 50, zesde lid, van de wet (oud) van toepassing is. Conservatoir beslag bij aansprakelijkheid De versnelde invordering op grond van de artikelen 10 en 15 van de wet is niet van toepassing op een aansprakelijkgestelde. Wel heeft de ontvanger de mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen op grond van artikel 51 van de wet met toepassing van de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Week 52 22 december 2015
Artikel 53
Aansprakelijkheid: verhaalsrechten en kwijtschelding De ontvanger heeft op grond van het bepaalde in artikel 53 recht om ook de regels voor de verrekening (artikel 24 van de wet met uitzondering van het derde lid) toe te passen voor een aansprakelijkgestelde. Dit leidt ertoe dat een openstaande aansprakelijkheidsschuld kan worden verrekend met een aan de aansprakelijkgestelde uit te betalen bedrag.
Artikel 51
In aansluiting op artikel 51 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over conservatoir beslag en uitstel in verband met bezwaar. 51.1.
Conservatoir beslag en uitstel in verband met bezwaar Als er conservatoir beslag ligt en de aansprakelijkgestelde verzoekt om uitstel van betaling in verband met een bezwaar tegen de beschikking, dan verleent de ontvanger alleen uitstel van betaling als er zekerheid wordt gesteld.
Als de aansprakelijkgestelde niet in staat is - anders dan met buitengewoon bezwaar - de belastingschuld waarvoor hij aansprakelijk is gesteld geheel of gedeeltelijk te voldoen, dan kan aan hem op verzoek ontslag van betalingsverplichting worden verleend. In aansluiting op artikel 53 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld. 53.1.
Geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld Een aansprakelijkheidsschuld (beschikking ex artikel 49 van de wet) is niet voor zelfstandige verjaring vatbaar. Door verjaring van de belastingaanslag waarvoor aansprakelijk is gesteld, eindigt ook het recht van dwanginvordering en verrekening van de aansprakelijkheidsvordering. Artikel 54
Artikel 52
Betalingstermijn beschikking aansprakelijkstelling Op grond van artikel 52, eerste lid, van de wet heeft de aansprakelijkgestelde een betalingstermijn van zes weken na dagtekening van de beschikking van de aansprakelijkstelling.
Mededeling aan de aansprakelijkgestelde In aansluiting op artikel 54 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over geen zelfstandige verjaring van de aansprakelijkheidsschuld. 54.1.
Als na het verstrijken van deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden en geen bezwaarschrift tegen de beschikking is ingediend, is het in de beschikking vermelde bedrag invorderbaar. In aansluiting op artikel 52 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over vermindering van de belastingaanslag. 52.1.
Vermindering van de belastingaanslag en aansprakelijkstelling Als de inspecteur de aanslag vermindert, past de ontvanger het bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking aan voor zover dat voortvloeit uit de vermindering en deelt dat mee aan de aansprakelijkgestelde.
Betaling teruggaaf aanhouden bij aansprakelijkstelling De ontvanger houdt de betaling van de teruggaaf - als bedoeld in artikel 54, eerste lid, van de wet - aan gedurende vier weken na de dagtekening van de schriftelijke mededeling aan de belastingschuldige. In deze periode kan de belastingschuldige - als de derde zich al voor de aansprakelijkheidsschuld op hem heeft verhaald derdenbeslag leggen onder de ontvanger op het bedrag van de teruggaaf. In de derdenbeslagprocedure zal worden uitgemaakt aan wie de ontvanger het bedrag van de teruggaaf moet betalen. Artikel 55 tot en met 57
Keten- en bestuurdersaansprakelijkheid Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
111
Elektronisch
Gemeenteblad Artikel 58
Informatieverplichtingen van de belastingschuldige of de aansprakelijkgestelde Artikel 58 van de wet regelt de verplichting voor de belastingschuldige en de aansprakelijkgestelde tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen en het ter beschikking stellen van gegevensdragers die voor de invordering van de 'eigen' belastingschulden van belang zijn. Verder regelt artikel 58 van de wet de identificatieverplichting tegenover de ontvanger. Onder de gegevens die voor de invordering van de 'eigen' belastingschulden van de belastingschuldige van belang zijn, vallen ook de gegevens die de ontvanger nodig heeft om te beoordelen of hij mogelijk derden aansprakelijk kan stellen. In aansluiting op artikel 58 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – geen invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure; – gegevens voor invordering ‘eigen’ belastingschulden. Geen invorderingsonderzoek tijdens een gerechtelijke procedure Het is de ontvanger niet toegestaan een invorderingsonderzoek te doen instellen, nadat de rechter de ontvanger in de gelegenheid heeft gesteld bewijs te leveren voor in een procedure aangevoerde stellingen, indien en voor zover dat onderzoek wordt ingesteld om gegevens te verwerven om dat bewijs te kunnen leveren.
Week 52 22 december 2015
de verplichting op de gevraagde gegevens aan de ontvanger van de rijksbelastingdienst te verstrekken. Het artikel kan op grond van artikel 246a van de Gemeentewet bij algemene maatregel van bestuur geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard voor gemeentelijke belastingen. In de betreffende algemene maatregel van bestuur, het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing (Stb. 1995, 346) is ten aanzien van de invordering geen bepaling opgenomen die overeenkomt met artikel 59. In artikel 7 van het Besluit gegevensverstrekking is alleen bepaald dat de rijksbelastingdienst desgevraagd gegevens en inlichtingen moet verstrekken over de inkomens- en vermogenspositie van de belastingschuldige die een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belasting heeft gedaan op de voet van artikel 26 van de wet. Bij de beoordeling van een ingediend kwijtscheldingsverzoek kunnen de opgegeven inkomens- en vermogensgegevens worden geverifieerd bij de rijksbelastingdienst. Artikel 60
Formele bepalingen voor de informatieverplichtingen Artikel 60 van de wet regelt de formele bepalingen voor de informatieverplichtingen.
58.1.
In aansluiting op artikel 60 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – het stellen van een redelijke termijn voor verstrekken van informatie; – de kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen. 60.1.
58.2
Gegevens voor invordering van ‘eigen’ belastingschulden Onder gegevens die voor de invordering van de ‘eigen’ belastingschulden van de belastingschuldige van belang zijn, vallen ook de gegevens die de ontvanger nodig heeft om te beoordelen of hij mogelijk derden aansprakelijk kan stellen. 58.3. Invorderingsonderzoek tijdens faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 59
Informatieverplichting: gegevensdragers bij een derde Op grond van artikel 249 van de Gemeentewet is artikel 59 van de wet niet van toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen. Artikel 59 legt aan degene die de boekhouding of gegevens van de belastingschuldige of aansprakelijkgestelde (bij)houdt
Redelijke termijn voor verstrekken van informatie De ontvanger stelt een redelijke termijn voor het verstrekken van de gegevens en inlichtingen of het ter beschikking stellen van de gegevensdragers. Als de ontvanger belang heeft bij een spoedige verstrekking of beschikbaarstelling kan deze termijn ook terstond zijn. 60.2.
Kwaliteit van de gegevens en wijze van verstrekking of beschikbaar stellen Als de opgevraagde gegevens niet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden verstrekt, herhaalt de ontvanger zijn verzoek en vordert hij op basis van artikel 60, eerste lid, van de wet correcte en concrete gegevens. Als de gegevens ook na herhaald verzoek niet voldoen aan de gestelde eisen, beoordeelt de ontvanger of hij een civiele procedure begint of de strafsancties van Hoofdstuk VIII van de wet toepast.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
112
Elektronisch
Gemeenteblad Aan de belastingschuldige die niet voldoet aan de verplichting van artikel 60, tweede lid, van de wet, kan de ontvanger een verzuimboete als bedoeld in artikel 63b, tweede lid, van de wet opleggen. Gegevensverstrekking vindt in beginsel uitsluitend schriftelijk plaats. In uitzonderingssituaties kan de ontvanger toestaan dat de gegevens mondeling worden verstrekt. In verband met de bewijsvoering zorgt de ontvanger voor een vastlegging van het gesprek. Artikel 61
Geen geheimhoudingsplicht bij de informatieverplichtingen Artikel 61 van de wet bepaalt voor de in de artikelen 58, 59 en 60 van de wet opgenomen verplichtingen dat niemand zich op geheimhouding kan beroepen, zelfs niet als die geheimhoudingsverplichting bij wettelijk voorschrift zou zijn opgelegd. In aansluiting op artikel 61 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over niet van de administratie gescheiden (beroeps)vertrouwelijke gegevens. 61.1.
Niet van de administratie gescheiden (beroeps-) vertrouwelijke gegevens De ontvanger heeft alleen belang bij die gegevens en inlichtingen en gegevensdragers die hem inzicht verschaffen in de financiële positie van de belastingschuldige. Doorgaans zijn de beroepsvertrouwelijke gegevens en de financiële gegevens gescheiden. Als het onvermijdelijk is dat de ontvanger privacygegevens onder ogen krijgt, vormt dit geen grond om de verstrekking van gegevens of de beschikbaarstelling van gegevensdragers te weigeren. De ontvanger is op grond van artikel 67, eerste lid, van de wet gehouden tot geheimhouding van die gegevens. Informatieverplichtingen van de administratieplichtige Op grond van artikel 249 van de Gemeentewet is artikel 62 van de wet niet van toepassing bij de invordering van gemeentelijke belastingen.
Week 52 22 december 2015
een overeenkomstige bepaling vast te stellen. In de betreffende algemene maatregel van bestuur, het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing is ten aanzien van de invordering geen bepaling opgenomen die overeenkomt met artikel 62. In een aantal gevallen kunnen gemeenten echter toch gebruik maken van inlichtingen van derden. Het kan daarbij gaan om de volgende gevallen: – Verschaffing inlichtingen door de rijksbelastingdienst. De Staatssecretaris van Financiën heeft in onderdeel 2.1.1.3 van het Voorschrift informatieverstrekking 1993 bepaald dat aan gemeenten desgevraagd informatie wordt verstrekt voor zover die zijn belast met de uitvoering van de belastingwet of invordering op basis van de Invorderingswet 1990. Op grond van dit voorschrift kunnen aan de rijksbelastingdienst ten aanzien van een derde bijvoorbeeld gegevens over werkgevers of uitkerende instanties worden gevraagd indien een beslag op loon of uitkering wordt overwogen. Opgemerkt wordt dat het voorschrift geen wettelijke verplichting aan de rijksbelastingdienst oplegt tot het verstrekken van inlichtingen. – Inlichtingenplicht derden op grond van artikel 475g Rv. Artikel 62bis Artikel 62bis is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 62a Er zijn in deze leidraad op artikel 62a van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 63 Beroep op geheimhouding Er zijn in deze leidraad op artikel 63 van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 63a
Verplichtingen jegens ontvanger en medewerker invordering Er zijn in deze leidraad op artikel 63a van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Artikel 62
Artikel 62 van de wet legt aan derden de verplichting op om gegevens en inlichtingen die voor de invordering van belang kunnen zijn te verstrekken aan de ontvanger van de rijksbelastingdienst. In artikel 246a van de Gemeentewet is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld om de artikelen 59 en 62 van de Invorderingswet 1990 geheel of gedeeltelijk van toepassing te verklaren of
Artikel 63b Bestuurlijke boete bij verzuim In aansluiting op artikel 63b van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – algemene uitgangspunten; – betalingsverzuim bij aanslagbelastingen – verplichting toe te laten dat kopieën e.d. worden gemaakt. 63b.1. Algemene uitgangspunten Bij het opleggen van bestuurlijke verzuimboeten op grond van hoofdstuk VIIA van de wet zijn, naast de bepalingen van de AWR die in artikelen 63b van de wet worden genoemd,
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
113
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
de voorschriften van titel 5.1 en titel 5.4 van de Awb van toepassing. [Ook zijn de algemene bepalingen in hoofdstuk […] van de Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen van toepassing, voor zover deze een invulling geven aan het geldende wettelijke kader.]
halve) beslissing te worden genomen. Artikel 63c Wijziging maximale hoogte verzuimboete Er zijn in deze leidraad op artikel 63c van de wet geen beleidsregels gemaakt.
63b.2. Betalingsverzuim bij aanslagbelastingen Voor het opleggen van de boete wordt een systematiek gehanteerd waarbij de boete wordt gerelateerd aan de hoogte van de niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn betaalde belasting.
Artikel 64
Niet nakomen informatieverplichting: strafmaat voor misdrijf Er zijn in deze leidraad op artikel 64 van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 65
Ter zake van een verzuim als bedoeld in artikel 63b, eerste lid, van de wet kan de ontvanger een boete opleggen van 5 procent van de niet, gedeeltelijk niet of niet binnen de termijn betaalde belasting tot het wettelijk maximum van die bepaling. De boete wordt minimaal gesteld op € 50. In afwijking hiervan kan de ontvanger in uitzonderlijke gevallen een boete tot het in artikel 63b, eerste lid, van de wet genoemde maximum opleggen, zonder rekening te houden met de genoemde [5] procent. [De opgelegde verzuimboete wordt niet verlaagd bij latere wijziging van het bedrag waarover die boete is berekend.] Als een aanslag in meerdere termijnen betaald mag worden, kunnen er met betrekking tot die aanslag ook meerdere verzuimen als bedoeld in artikel 63b, eerste lid, van de wet voorkomen. Als er meerdere dergelijke verzuimen zijn, zijn er even zoveel beboetbare feiten. Bij de bepaling van de hoogte van de boete vanwege een verzuim, houdt de ontvanger alleen rekening met de belasting die betrekking heeft op de desbetreffende betalingstermijn. De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) beslissing te worden genomen. 63b.3. Verplichting toe te laten dat kopieën e.d. worden gemaakt Ter zake van het verzuim als bedoeld in artikel 63b, tweede lid, van de wet kan de ontvanger een verzuimboete opleggen van 50 procent van het in dat artikel genoemde wettelijk maximum. In afwijking hiervan kan in uitzonderlijke gevallen een boete tot het in artikel 63b, tweede lid, van de wet genoemde maximum worden opgelegd. De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingschuldige.
Opzettelijk niet nakomen informatieverplichting: zwaardere strafmaat Bij het niet of niet correct nakomen van een verplichting tot het verstrekken van gegevens of het ter beschikking stellen van gegevensdragers, kan sprake zijn van opzet. In artikel 65, eerste en tweede lid, van de wet wordt de strafmaat voor dit strafbare feit gegeven. De beide straffen die in die leden zijn genoemd, kunnen cumulatief worden toegepast. Artikel 65a van de wet merkt dit strafbare feit aan als een misdrijf. Het derde lid van artikel 65 van de wet bevat de zogenaamde 'inkeerregeling':het recht op strafvervolging vervalt als een persoon tijdig tot inkeer komt en alsnog zorgt voor een juiste en volledige verstrekking van informatie. In aansluiting op artikel 65 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over de reikwijdte opzetcriterium bij een misdrijf. 65.1. Reikwijdte opzetcriterium bij misdrijf De vereiste opzet voor de toepassing van artikel 65, eerste en tweede lid, van de wet behoeft zich niet uit te strekken tot het feit dat te weinig belasting wordt ingevorderd. Artikel 65a en artikel 66 Misdrijf of overtreding Er zijn in deze leidraad op artikel 65a en artikel 66 van de wet geen beleidsregels gemaakt. Artikel 67
Geheimhoudingsplicht
Artikel 67 van de wet regelt de geheimhoudingsplicht. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat de geheimhoudingsplicht niet geldt als: – bekendmaking verplicht is volgens een wettelijk voorschrift;
De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambts-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
114
Elektronisch
Gemeenteblad – sprake is van structurele gegevensverstrekking aan bestuursorganen die bij ministeriële regeling (voor gemeenten geldt: bij besluit van het college) zijn aangewezen; – de bekendmaking plaatsvindt aan de belastingschuldige zelf voor zover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt. Daarnaast kan het college op grond van het derde lid ontheffing van de geheimhoudingsplicht verlenen. In aansluiting op artikel 67 van de wet beschrijft dit artikel het beleid over: – bekendmaking gegevens op verzoek van de belastingschuldige zelf; – informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen. 67.1. Bekendmaking aan de belastingschuldige De geheimhoudingsplicht geldt niet voor de bekendmaking van gegevens aan degene op wie zij betrekking hebben (de belastingschuldige) voor zover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt. Ook het verstrekken van informatie over belastingschulden aan de belastingschuldige zelf valt niet onder de geheimhoudingsplicht. Onder belastingschuldige moet hier mede worden verstaan: diens vertegenwoordiger, curator, bewindvoerder of erfgenaam. Bekendmaking aan derden in het belang van de invordering De geheimhoudingsplicht geldt niet voor zover de bekendmaking van gegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Invorderingswet 1990. Dat laatste moet ruim worden opgevat. Als bekendmaking van belang is voor de invordering van de verschuldigde belasting (aanslag) of een aansprakelijkheidsvordering (beschikking), kan de bekendmaking (aan derden) plaatsvinden zonder dat daarmee de geheimhoudingsplicht wordt geschonden.
Week 52 22 december 2015
Artikel 73 Insolventieprocedures In dit artikel is het volgende beleid over insolventieprocedures opgenomen: – de algemene uitgangspunten insolventieprocedures; – insolventieprocedure en wettelijke schuldsanering; – insolventieprocedure en surseance; – insolventieprocedure en faillissement; – insolventieprocedure: minnelijke schuldsanering door leden van de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren ("NVVK") of gemeenten; – insolventieprocedure: minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK of gemeenten; – insolventieprocedures en akkoorden. 73.1.
Algemene uitgangspunten insolventieprocedures
73.1.1. Aanmelden belastingschulden in WSNP of faillissement Uiterlijk veertien dagen vóór de verificatievergadering meldt de ontvanger zijn vorderingen ter verificatie aan bij de bewindvoerder. Daarbij wordt er van uitgegaan dat belastingschulden die naar tijdvak worden geheven, geacht worden van dag tot dag te ontstaan. De ontvanger meldt ook conserverende belastingschulden ter verificatie aan bij de bewindvoerder.
67.2.
67.3.
Informatieverstrekking aan gerechtsdeurwaarder over periodieke betalingen Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 68 tot en met 72
Keuze woonplaats bij de invordering van Rijksbelastingen en bodemrecht De artikelen 68 tot en met 70f zijn niet van toepassing voor de gemeente. Er zijn in deze leidraad op de artikelen 71 en 72 van de wet geen beleidsregels gemaakt.
Voor het indienen van vorderingen in het faillissement wordt verwezen naar artikel 19.2 van deze leidraad. 73.1.2 Invorderingsmaatregelen tijdens de toepassing van WSNP of faillissement Aansprakelijkstelling voor belastingaanslagen tijdens zowel het faillissement als tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling is mogelijk. 73.1.3. Boedelschulden De ontvanger ziet er op toe dat de boedelschulden tijdig door de curator worden voldaan. Als belastingschulden die als boedelschulden kunnen worden aangemerkt, ten onrechte niet worden voldaan, wendt de ontvanger zich in beginsel eerst tot de curator teneinde informatie te verkrijgen over de toestand van de boedel en zo mogelijk langs minnelijke weg alsnog voldoening te bewerkstelligen. Als dit niet leidt tot een bevredigende oplossing wendt de ontvanger zich met zijn grieven tot de rechter-commissaris. In het uiterste geval kan de ontvanger rechtstreeks verhaal zoeken op de boedel.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
115
Elektronisch
Gemeenteblad Het voorgaande is ook van toepassing bij een wettelijke schuldsaneringsregeling. Bij de invordering van boedelschulden kan de ontvanger tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling niet het faillissement van de schuldenaar aanvragen. Belastingschulden ontstaan gedurende een surséance zijn boedelschulden in het faillissement (zie artikel 19.2.2 van deze leidraad).
Week 52 22 december 2015
73.1.9. Kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP Zie voor kwijtschelding in relatie tot faillissement en WSNP artikel 26.1.9 van deze leidraad. 73.1.10.
Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot faillissement en WSNP Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.1.11.
73.1.4. Proceskostengarantie Als de curator een gerechtelijke procedure (niet zijnde de bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure) moet aanspannen om een bate voor de boedel te kunnen realiseren, en de aanwezige baten van de boedel niet toereikend zijn om de proceskosten te voldoen, kan de curator bij de ontvanger een gemotiveerd verzoek indienen om garantstelling voor het bedrag dat niet uit de boedel kan worden voldaan. Bij de beoordeling van het verzoek neemt de ontvanger als uitgangspunt dat: – de boedel bij de actie van de curator moet zijn gebaat; – de ontvanger (een deel van) de in het faillissement ingediende vordering zal kunnen innen. Daarnaast stelt de ontvanger de eis dat de schuldeisers - die bij een verdeling van de activa eveneens zullen profiteren van de vermoedelijke opbrengst van de procedure - bereid zijn om naar evenredigheid mee garant te staan voor de proceskosten. Dit geldt ook voor boedelschuldeisers. Als een bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling de ontvanger een verzoek om garantstelling doet, treedt de ontvanger in overleg met het college. 73.1.5. Belangenbehartiging door de bewindvoerder of de curator Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.1.6. Bodemvoorrecht in faillissement en in de WSNP Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.1.7. Bodemrecht en insolventie van de derde-eigenaar Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.1.8. Uitstel in relatie tot faillissement en WSNP Voor uitstel van betaling in relatie tot faillissement en WSNP wordt verwezen naar artikel 25.1.4 en artikel 25.4.4 van deze leidraad.
Toeslagenschuld in relatie tot WSNP en faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.1.12.
Verplichtingensignaal in relatie tot WSNP en faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.2.
Insolventieprocedure en Wettelijke schuldsanering
73.2.1. Kwijtschelding tijdens WSNP Voor de situatie dat een belastingschuldige, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, verzoekt om kwijtschelding van nadien opgekomen belastingschulden die niet zijn aan te merken als boedelschuld, wordt verwezen naar artikel 26.2.17 van deze leidraad. 73.2.2. De WSNP is beëindigd met een schone lei Belastingvorderingen waarop de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is en voor zover die na de beëindiging op grond van artikel 356, tweede lid, FW onvoldaan zijn gebleven, zijn aan te merken als natuurlijke verbintenissen ongeacht of de vorderingen door de ontvanger bij de bewindvoerder zijn aangemeld. Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld na beëindiging (met schone lei) van die regeling, zal de ontvanger in beginsel afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat: – de bewindvoerder de aan de betreffende aanslag voorafgaande voorlopige aanslagen/teruggaven dan wel het ontbreken daarvan voldoende op juistheid heeft getoetst; en – over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen met de gemeente.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
116
Elektronisch
Gemeenteblad Belastingteruggaven die zijn vastgesteld nadat de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is geëindigd en die betrekking hebben op een periode vóór de uitspraak van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan de ontvanger verrekenen met de vorderingen die tot een natuurlijke verbintenis zijn getransformeerd. Met betrekking tot belastingteruggaven die betrekking hebben op de periode voor de beëindiging (met schone lei) van de wettelijke schuldsaneringsregeling en die worden vastgesteld na beëindiging van die regeling, geldt het volgende. Teruggaven (na mogelijke verrekening met openstaande schulden) van minder dan € 100,-worden uitbetaald aan de belastingschuldige zelf. Indien de belastingteruggave (na mogelijke verrekening met openstaande schulden) € 100,- of meer bedraagt, zal de ontvanger contact opnemen met de gewezen bewindvoerder om met hem te overleggen of de vereffening moet worden heropend. Ook na beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling kan de ontvanger derden nog aansprakelijk stellen voor nietbetaalde belastingaanslagen die als natuurlijke verbintenissen moeten worden aangemerkt. Reeds in gang gezette aansprakelijkheidsprocedures kan de ontvanger voortzetten. 73.2.3. De WSNP is beëindigd zonder schone lei of de schone lei is ingetrokken De WSNP kan ook eindigen zonder schone lei (artikel 358, tweede lid, Fw) en de reeds verstrekte schone lei kan worden ingetrokken (artikel 358a, eerste lid, Fw). In die situaties kan de ontvanger de invordering hervatten. 73.2.4. De WSNP is tussentijds beëindigd Als een schuldsaneringsregeling tussentijds wordt beëindigd in de zin van artikel 350, vijfde lid, Fw, blijft omzetting in faillissement achterwege als er geen baten beschikbaar zijn. In die situatie geldt het invorderingsbeleid voor natuurlijke personen bij opheffing van een faillissement wegens gebrek aan baten (artikel 73.4.14). 73.3.
Insolventieprocedure en surséance
73.3.1. Uitstel en surséance Voor uitstel van betaling in relatie tot surséance wordt verwezen naar artikel 25.1.4 en 25.4.4 van deze leidraad. Voor kwijtschelding in relatie tot surséance wordt verwezen naar artikel 26.1.9 van deze leidraad.
Week 52 22 december 2015
73.3.2. Ketenaansprakelijkheid en bestuurdersaansprakelijkheid in relatie tot surséance Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.4.
Insolventieprocedure en faillissement
73.4.1. Faillissementsaanvraag: algemeen De belastingaanslag(en) waarvoor de ontvanger het faillissement aanvraagt, moet(en) onherroepelijk vaststaan of in redelijkheid materieel verschuldigd worden geacht. Een faillissementsaanvraag blijft achterwege als de belastingschuldige aantoont dat de betalingsonmacht van korte duur is. Voor een voorlopige aanslag vraagt de ontvanger slechts een faillissement aan als: – die aanslag is gevolgd door een definitieve aanslag; of – naast de voorlopige aanslag ook andere aanslagen onbetaald zijn gebleven. 73.4.2. Ontbinding van rechtspersonen in plaats van faillissementsaanvraag Als sprake is van een rechtspersoon die geen activiteiten meer uitoefent, en bovendien bekend is dat geen baten aanwezig zijn, dan wordt de voorkeur gegeven aan het treffen van maatregelen die moeten leiden tot ontbinding van die rechtspersoon boven het aanvragen van het faillissement van die rechtspersoon. 73.4.3. Particulieren en faillissement Het aanvragen van het faillissement van een particulier blijft achterwege als wordt verwacht dat de ontvanger de eventuele vermogensbestanddelen ook geheel of nagenoeg geheel zonder faillissement kan uitwinnen, zelfs als daarbij niet de gehele schuld wordt voldaan. Particulieren zijn in dit verband natuurlijke personen die niet een onderneming drijven of zelfstandig een beroep uitoefenen en waarvan niet aannemelijk is dat zij van plan zijn dit te doen. Voor zover de openstaande belastingschulden het gevolg zijn van bedrijfsvoering of uitoefening van een zelfstandig beroep, worden natuurlijke personen die hun bedrijf of zelfstandige beroepsuitoefening hebben gestaakt in dit verband niet beschouwd als particulieren. 73.4.4. Saneringsaanbod en faillissementsaanvraag Als de belastingschuldige - voordat de faillissementsaanvraag in behandeling is genomen - een verzoek om kwijt-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
117
Elektronisch
Gemeenteblad schelding doet, dan wel een buitengerechtelijk akkoord aanbiedt (een en ander in de zin van artikel 73.6 van deze leidraad), dan zal de ontvanger de faillissementsaanvraag aanhouden dan wel intrekken om het verzoek dan wel het aanbod aan een nader oordeel te onderwerpen. Hiervan wordt afgeweken als op voorhand duidelijk is dat het verzoek dan wel het aanbod louter is gedaan om de behandeling van de faillissementsaanvraag te traineren. Er wordt ook van afgeweken als het aanbod onvoldoende past binnen het door de gemeente gehanteerde kwijtscheldingsbeleid respectievelijk het in het kwijtscheldingsbeleid opgenomen saneringsbeleid, en/of gebaseerd is op een onjuiste voorstelling van zaken. In deze gevallen wijst de ontvanger het verzoek dan wel het aanbod bij beschikking gemotiveerd af, zonder de faillissementsaanvraag in te trekken of aan te houden. 73.4.5. Verzoek om uitstel van betaling vóór behandeling faillissementsaanvraag door rechter Als de belastingschuldige een verzoek om uitstel van betaling doet, voordat de rechtbank de faillissementsaanvraag in behandeling heeft genomen, dan zal de ontvanger de faillissementsaanvraag aanhouden dan wel intrekken om het verzoek aan een nader oordeel te onderwerpen.
Week 52 22 december 2015
schuldige geldt niet hetgeen in artikel 73.4.1 tot en met 73.4.7 is vermeld met betrekking tot een faillissementsaanvraag door de ontvanger. Wel is voor het verstrekken van de gegevens toestemming van het college vereist, als het een belastingschuldige betreft die een bedrijf voert of zelfstandig een beroep uitoefent waaraan in totaal meer dan vijftig werknemers zijn verbonden. De gegevens worden uitsluitend schriftelijk verstrekt. Als de ontvanger zelf het initiatief neemt om een andere schuldeiser van de belastingschuldige te benaderen met het verzoek het faillissement van de belastingschuldige aan te vragen met gebruikmaking van de belastingschuld als steunvordering, dan geldt wel hetgeen is vermeld in artikel 73.4.1, 73.4.3, 73.4.6 en 73.4.7 van deze leidraad. In dat geval is dus ook toestemming van het college vereist. 73.4.9. Verzet tegen faillietverklaring Als de ontvanger gebruik wil maken van de mogelijkheid tot verzet tegen de faillietverklaring als bedoeld in artikel 10 FW heeft hij hiervoor toestemming van het college nodig. 73.4.10. Beroep op regresrecht in faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.4.11.
De ontvanger doet dit niet als duidelijk is dat het verzoek louter is gedaan om de behandeling van de faillissementsaanvraag te traineren, of als het verzoek onvoldoende past binnen het door de gemeente gehanteerde uitstelbeleid, en/of gebaseerd is op een onjuiste voorstelling van zaken. In deze gevallen wijst de ontvanger het verzoek bij beschikking gemotiveerd af, zonder de faillissementsaanvraag in te trekken of aan te houden. 73.4.6. Toestemming voor faillissementsaanvraag De ontvanger moet voor iedere faillissementsaanvraag schriftelijk toestemming van het college hebben. 73.4.7. Steunvordering derden voor faillissementsaanvraag Als de ontvanger bij zijn faillissementsaanvraag gebruik wil maken van de vordering van een derde als zogenoemde steunvordering, doet hij dit alleen als de derde schriftelijk te kennen heeft gegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. 73.4.8. Verlenen van steunvordering en faillissementsaanvraag Voor het verstrekken van de gegevens van de belasting-
Verzending of uitreiking aanslagbiljet bij faillissement Voor toezending of uitreiking van het aanslagbiljet ingeval van faillissement wordt verwezen naar artikel 8.1 van deze leidraad. 73.4.12. Opkomen in faillissement Van de bevoegdheid op grond van artikel 19 van de wet om van de curator dadelijke voldoening aan de vordering te verlangen wordt verwezen naar artikel 19.2.3 van deze leidraad. 73.4.13.
Volgorde uitwinning bodembeslag in faillissement Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. 73.4.14. Na de toepassing van het faillissement De ontvanger maakt in beginsel geen gebruik van de bevoegdheid van artikel 196 FW, om na de beëindiging van een faillissement het proces-verbaal van de verificatievergadering voor het onbetaald gebleven bedrag tegen de schuldenaar te executeren. Als er wel aanleiding tot invordering bestaat, doet de ontvanger dit zoveel mogelijk bij dwangbevel.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
118
Elektronisch
Gemeenteblad Bij natuurlijke personen hervat de ontvanger slechts in bijzondere omstandigheden de invordering na beëindiging van het faillissement. Deze omstandigheden doen zich onder andere voor als de betrokkene binnen vijf jaar na het faillissement beschikt over een meer dan modaal inkomen of over vermogensbestanddelen van substantiële waarde. Als na beëindiging van het faillissement daaruit ontvangen gelden moeten worden terugbetaald, treedt de ontvanger in verband met artikel 194 FW in overleg met de curator. 73.4.15.
Opening nationale (secundaire) insolventieprocedure Als de belastingschuldige woont of gevestigd is in een lidstaat van de EU - niet Denemarken - en aldaar in staat van insolventie verkeert terwijl in Nederland sprake is van een nevenvestiging, kan in Nederland op grond van de EG-insolventieverordening een zogenoemde territoriale of secundaire procedure worden geopend. Onmiddellijk na kennisname van de in het buitenland geopende hoofdprocedure, beoordeelt de ontvanger of hij baat heeft bij het openen van een secundaire procedure in Nederland. Een dergelijke secundaire procedure betreft alleen de liquidatieprocedure - dus niet de surseance van betaling - en wordt afgewikkeld volgens het in Nederland geldende recht. De staat van insolventie behoeft daarbij niet te worden aangetoond. De ontvanger vraagt een secundaire procedure aan met inachtneming van het in deze leidraad verwoorde beleid. 73.4.16. Omzetting faillissement in WSNP Als omzetting van een faillissement in een wettelijke schuldsaneringsregeling mogelijk is, toetst de ontvanger - als de schuldenaar hier uitdrukkelijk om verzoekt - een door de schuldenaar in het faillissement aangeboden akkoord aan het beleid ingevolge artikel 19a en 22a van de regeling. 73.5.
Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door leden van de NVVK of gemeenten
73.5.1. Algemeen De ontvanger verleent uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden gedurende de periode van schuldregeling als: a. een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK tot stand is gekomen of een overeenkomst tot stand is gekomen die dezelfde strekking heeft als die gedragscode en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uit-
Week 52 22 december 2015
gegaan van de door Recofa gepubliceerde normen; b. de schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldregeling wordt uitgevoerd door een gemeente in eigen beheer (zie ook artikel 73.5a); c. de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers; d. redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige - afgezien van de formaliteiten die daarvoor verricht moeten worden - in aanmerking zou komen voor de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen; e. aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn betaald van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou zijn van een wettelijke schuldsanering. Op basis van de voorwaarde onder c is de betreffende regeling ook van toepassing op een ex-ondernemer, als aannemelijk is dat hij in de toekomst geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep zal uitoefenen. De ontvanger verleent het uitstel pas als de schuldhulpverlener hem schriftelijk heeft bericht dat de overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen. Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener rondt dit onderzoek af binnen 120 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, wordt de schuldregelingsovereenkomst voortgezet; de schuldhulpverlener stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet in het tot stand brengen van de schuldregeling, wordt de schuldregelingsovereenkomst beëindigd. Deze regeling is ook van toepassing op belastingaanslagen waarvan in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend (zoals belastingaanslagen motorrijtuigenbelasting), omdat de wettelijke schuldsaneringsregeling ook van toepassing is op die belastingaanslagen. De uitstelregeling geldt voor belastingaanslagen die betrekking hebben op de (materieel) verschuldigde belasting tot en met de dag van de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst en is definitief in die zin dat daarop van de zijde van de ontvanger in beginsel niet meer kan worden teruggekomen. In voorkomend geval wordt het bedrag van de ver-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
119
Elektronisch
Gemeenteblad schuldigde belastingen door middel van schatting bepaald. In het geval de in de vorige volzin bedoelde schatting naar achteraf blijkt substantieel te laag mocht zijn, kan de ontvanger daarop alleen terugkomen indien terzake van die belasting ten tijde van de schatting ten onrechte geen aangifte was gedaan danwel indien de belastingschuldige of de schuldhulpverlener wisten of behoorden te weten dat de schatting te laag was. 73.5.2. Opschorten invorderingsmaatregelen na verzoek MSNP Een schuldhulpverleningstraject vangt in het algemeen aan met een stabilisatie-overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 73.5.1, onder b. Voor de toepassing van dit artikel wordt met een stabilisatieovereenkomst gelijkgesteld een schriftelijke mededeling van de schuldhulpverlener inhoudend dat hij activiteiten ontplooit die erop gericht zijn de financiële situatie van de schuldenaar op korte termijn te stabiliseren. Vanaf de ontvangst van een afschrift van de stabilisatie-overeenkomst neemt de ontvanger gedurende 120 dagen geen dwanginvorderingsmaatregelen. Lopende invorderingsmaatregelen schort de ontvanger op, zo nodig in overleg met de schuldhulpverlener. Voorts vindt verrekening alleen plaats met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen. Als zich bijzondere omstandigheden voordoen kan de voormelde termijn door de schuldhulpverlener in overleg met de ontvanger met maximaal 120 dagen worden verlengd. 73.5.3. Gevolgen uitstel MSNP voor invorderingsmaatregelen Eventuele gelegde beslagen vervallen zodra een schuldregeling tussen de schuldenaar en diens schuldeisers tot stand is gekomen ( en de schuldregelingsovereenkomst dus wordt voortgezet). Verrekening kan plaatsvinden met teruggaven die betrekking hebben op belasting die (materieel) is ontstaan tot en met de dag waarop het afschrift van de stabilisatie-overeenkomst is ontvangen. 73.5.4. Houding ontvanger tijdens uitstel MSNP Als sprake is van een verleend uitstel van betaling op grond van een schuldregelingsovereenkomst, handelt de ontvanger gedurende de periode van uitstel op dezelfde wijze als bij een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Week 52 22 december 2015
Als de belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van belastingschulden die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen, dan wordt het verzoek behandeld overeenkomstig het bestaande beleid. Dit houdt onder meer in dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat deel van het inkomen dat door de schuldhulpverlener wordt beheerd. Verder wordt opgemerkt dat de middelen die onder beheer van de schuldhulpverlener berusten, niet worden beschouwd als vermogen in de zin van artikel 12 van de regeling. 73.5.5. Intrekken uitstel gedurende MSNP De ontvanger trekt het uitstel in als: – hij niet uiterlijk binnen 120 dagen na de dagtekening van de schuldregelingsovereenkomst door de schuldhulpverlener schriftelijk is geïnformeerd dat de schuldregelingsovereenkomst wordt voortgezet; – de schuldenaar nieuw opkomende belastingschulden die (materieel) betrekking hebben op belasting verschuldigd na de dag waarop het verzoek van de schuldhulpverlener om een gespecificeerde schriftelijke opgave van de openstaande vorderingen is ontvangen, onbetaald laat; – de schuldenaar zijn lopende fiscale verplichtingen niet nakomt; – de schuldenaar zijn schuldeisers tracht te benadelen; – de schuldregelingsovereenkomst wordt beëindigd, anders dan in de zin van art. 73.5.6. De ontvanger trekt in de situaties genoemd bij het tweede, derde en vierde gedachtestreepje het uitstel niet eerder in, dan nadat hij de schuldhulpverlener een brief heeft gestuurd over zijn voornemen het uitstel in te trekken als belastingschuldige niet binnen veertien dagen zijn verplichtingen correct nakomt. 73.5.6. De schuldenaar voldoet aan zijn verplichtingen MSNP Als de ontvanger uitstel van betaling heeft verleend voor de periode van de MSNP, wordt een schriftelijke kennisgeving van de schuldhulpverlener na afloop van de overeenkomst tot schuldregeling aangemerkt als het aanbieden van een buitengerechtelijk akkoord in de zin van artikel 19a van de regeling. In de kennisgeving moet zijn gesteld dat de overeenkomst na eindcontrole is beëindigd en de schuldenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
120
Elektronisch
Gemeenteblad 73.5.7 Na de toepassing van de MSNP Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode waarin de minnelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld na beëindiging van die regeling, zal de ontvanger in beginsel, als de schuldenaar aan zijn verplichtingen uit die regeling heeft voldaan, afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat: – de schuldhulpverlener de aan de betreffende aanslag voorafgaande voorlopige aanslagen/teruggaven dan wel het ontbreken daarvan voldoende op juistheid heeft getoetst; en – hij over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen met de ontvanger. Artikel 73.5a
Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK of gemeenten Verzoeken om een minnelijke schuldsaneringsregeling gedaan door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet , niet zijnde een NVVK-lid of een gemeente, worden in behandeling genomen met inachtneming van het volgende. De ontvanger zal een belangenafweging moeten maken en zich daarbij moeten afvragen of hij al dan niet tot instemming met de schuldregeling kan komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van de schuldenaar dat door die weigering wordt geschaad. Artikel 73.5 is daarbij van overeenkomstige toepassing. Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen, niet zijnde ondernemers. Bij die belangenafweging zullen de volgende omstandigheden een rol kunnen spelen: 1. is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd; 2. is voldoende duidelijk gemaakt dat het aanbod het uiterste is waartoe de schuldenaar financieel in staat moet worden geacht; 3. biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de schuldenaar; 4. biedt het alternatief van faillissement of schuldsanering enig uitzicht voor de ontvanger: hoe groot is de kans dat de weigerende ontvanger dan evenveel of meer zal ontvangen; 5. bestaat er precedentwerking voor vergelijkbare gevallen; 6. wat is de zwaarte van het financiële belang dat de ontvanger heeft bij volledige nakoming; 7. hoe groot is het aandeel van de weigerende ontvanger in de totale schuldenlast;
Week 52 22 december 2015
8. staat de weigerende ontvanger alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers; 9. is er eerder een minnelijke of een gedwongen schuldregeling geweest die niet naar behoren is nagekomen. Als uit de belangenafweging volgt dat kan worden ingestemd met een dergelijk verzoek dan verleent de ontvanger op het moment van het ingaan van de schuldregeling voor 36 maanden uitstel van betaling 73.6.
Insolventieprocedures en akkoorden
73.6.1. Buitengerechtelijk akkoord In het tweede lid van de artikelen 19a en 22a van de regeling zijn bepalingen opgenomen die de doelstellingen van de WSNP - namelijk het sluiten van een buitengerechtelijk akkoord met de gezamenlijke schuldeisers over de sanering van de schulden zonder tussenkomst van een rechter - ook voor gemeenten laten gelden. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op betalingsverplichting van een aansprakelijkgestelde van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is. Een verzoek tot het sluiten van een buitengerechtelijk akkoord kan een ieder indienen, ook de schuldenaar. 73.6.2. Voorwaarden voor toetreding tot een buitengerechtelijk akkoord De ontvanger moet zich er eerst van verzekeren of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing zal worden verklaard. Van belang voor de beantwoording van die vraag is artikel 288 FW dat de weigeringsgronden voor de rechter bevat op een verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De betaling van het aangeboden bedrag moet in beginsel ineens plaatsvinden. Als de ontvanger bij wijze van uitzondering instemt met betaling in termijnen eist hij zekerheid. Als in het buitengerechtelijk akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden aansprakelijk kunnen worden gesteld, neemt de ontvanger als voorwaarde op dat de kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op grond van die aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden verkregen. De ontvanger ziet van deze voorwaarde af als in het aangeboden bedrag de baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
121
Elektronisch
Gemeenteblad 73.6.3. Gevolgen buitengerechtelijk akkoord Als de ontvanger toetreedt tot een buitengerechtelijk akkoord verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft, nadat hij het bedrag dat hem op grond van het akkoord toekomt, heeft ontvangen. Zonodig stelt hij een derdebeslagene of houder van penningen op de hoogte van het verval van het beslag en zorgt hij voor doorhaling van een beslag op een registergoed. De ontvanger heft de beslagen op zodra hij ontvangt wat hij heeft gevorderd op grond van het buitengerechtelijke akkoord. 73.6.4. Voorwaarden voor toetreding tot een gerechtelijk akkoord De betaling van het aangeboden bedrag moet in beginsel ineens plaatsvinden. Als de ontvanger bij wijze van uitzondering instemt met betaling in termijnen eist hij zekerheid. Als in het akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden aansprakelijk kunnen worden gesteld, neemt de ontvanger als voorwaarde op dat de kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op grond van die aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden verkregen. De ontvanger ziet van deze voorwaarde af als in het aangeboden bedrag de baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen. 73.6.5. Gevolgen toetreden tot gerechtelijk akkoord Als de ontvanger vrijwillig toetreedt tot een gerechtelijk akkoord verleent hij kwijtschelding voor het deel van de belastingschuld dat onbetaald blijft. 73.6.6. Begrip belastingschuld en (buiten)gerechtelijk akkoord Bij de beoordeling van een akkoord stelt de ontvanger eerst vast op welke belastingaanslagen het akkoord betrekking heeft. Uitgangspunt daarbij is de materiële belastingschuld die is ontstaan tot aan de dag dat de wettelijke schuldsaneringsregeling is uitgesproken of de dag waarop een buitengerechtelijk akkoord wordt aangeboden. Er rust een inspanningsverplichting op de gemeente om de te saneren schuld zo volledig mogelijk en tot het juiste bedrag vast te stellen, in die zin dat de materieel verschuldigde belasting wordt geformaliseerd in een aanslag. De ontvanger betrekt bestuurlijke boeten, rente en kosten integraal in een akkoord.
Week 52 22 december 2015
73.6.7. Schuldig nalatig en (buiten)gerechtelijk akkoord [vervallen per 1 januari 2011] 73.6.8. Gevolgen dwangakkoord Als de rechter in het kader van een wettelijke schuldsanering een dwangakkoord oplegt aan de gezamenlijke schuldeisers, lijdt de ontvanger het deel van de belastingschuld dat onvoldaan blijft oninbaar. Aangezien de ontvanger niet heeft ingestemd met het akkoord, verleent hij geen kwijtschelding. De belastingvorderingen die resteren na het dwangakkoord blijven als natuurlijke verbintenissen over. 73.6.9. Kwijtschelding voor ondernemers bij een saneringsakkoord Indien een akkoord op grond van artikel 22a van de regeling niet mogelijk is, vindt kwijtschelding voor ondernemers uitsluitend plaats bij een zogenoemd saneringsakkoord in de zin van artikel 22 van de regeling. Zie ook artikel 26.3 van deze leidraad. Artikel 74 Uitstel- en kwijtscheldingsfaciliteiten Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente. Artikel 75 Kosten van vervolging Dit artikel beschrijft het beleid bij het in rekening brengen van kosten van vervolging. Met 'vervolgingskosten of kosten' wordt bedoeld de kosten die op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Kostenwet) in rekening worden gebracht. Hieronder vallen ook de kosten die verbonden zijn aan de werkzaamheden die de belastingdeurwaarder verricht voor de invordering op civiele wijze. In dit artikel is het volgende beleid over kosten van vervolging opgenomen: – gevorderde som bevat geen vervolgingskosten; – aan derden toekomende bedragen; – rechtsmiddelen en vervolgingskosten; – verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar; – niet in rekening brengen van vervolgingskosten; – onverschuldigdheid van vervolgingskosten; – niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten; – versnelde invordering en vervolgingskosten; – aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten; – geen kwijtschelding van vervolgingskosten; – limitering betekeningskosten dwangbevel.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
122
Elektronisch
Gemeenteblad 75.1. Gevorderde som bevat geen vervolgingskosten De gevorderde som bij een aanmaning of dwangbevel (waarvan onderscheidenlijk sprake is in artikel 2 en artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen) is te verstaan als het belastingbedrag waarvoor de aanmaning of het dwangbevel is uitgevaardigd, dus zonder de vervolgingskosten en eventuele - pro memorie opgenomen - rente. 75.2. Aan derden toekomende bedragen Onder de bedragen die op grond van artikel 6 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen aan de belastingschuldige in rekening worden gebracht, vallen: – de kosten van de advertenties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, en artikel 4, eerste lid, van de Kostenwet invordering rijksbelastingen; – de vergoeding van de bewaarder dan wel door hem ingeschakelde derden; – de kosten van het openen van deuren en huisraad als bedoeld in artikel 444 Rv; – de kosten van het verrichten van werkzaamheden voor de verkoop ter plaatse van de in beslag genomen zaken; – de kosten van het verrichten van werkzaamheden door makelaars, deskundigen en afslagers; – de kosten van het doen overbrengen van de in beslag genomen zaken als de verkoop elders plaatsvindt; – de kosten van het aanbrengen en verwijderen door derden van wielklemmen of andere bestanddelen die verhindering van gebruik, vervoer en belasting van de in beslaggenomen roerende zaken bewerkstelligen; – de kosten van opslag, afvoer en bewaarneming van inbeslaggenomen roerende zaken. Om redenen van beleid worden de laatstgenoemde kosten enkel in rekening gebracht als de verkoop op uitdrukkelijk verzoek van de belastingschuldige elders gebeurt dan wel als daarbij voornamelijk zijn belang is gediend. Eventuele gemaakte reiskosten door de gemeente voor de betekening en de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kunnen niet op de belastingschuldige worden verhaald, evenals mogelijke portien telefoonkosten. 75.3. Rechtsmiddelen en vervolgingskosten Als de belastingschuldige in beroep gaat tegen de uitspraak op het bezwaar, handelt de ontvanger overeenkomstig de voorschriften van het Besluit beroep in belastingzaken 2005. De ontvanger kan zich beperken tot de stukken die in de procedure over de toepassing van de Kostenwet relevant zijn.
Week 52 22 december 2015
Indiening van een bezwaarschrift of beroepschrift (in hoger beroep) stuit op grond van artikel 6:16 Awb niet de aanvang of de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de akte van vervolging. Als om uitstel van betaling wordt verzocht, is het beleid dat is verwoord in artikel 25.1 en 25.2 van deze leidraad van overeenkomstige toepassing. 75.4.
Verzoek om vermindering vervolgingskosten aanmerken als bezwaar Een verzoek van de belastingschuldige tot vermindering van de in rekening gebrachte kosten wordt aangemerkt als een bezwaarschrift. Het bepaalde in artikel 75.3 van deze leidraad is van overeenkomstige toepassing. 75.5. Niet in rekening brengen van vervolgingskosten In de volgende gevallen brengt de ontvanger voor het uitbrengen van exploten geen vervolgingskosten in rekening: – herhaalde betekening van een dwangbevel; – (herhaalde) betekening van een dwangbevel uitsluitend ter stuiting van de verjaring; – betekening van een vordering; – betekening aan een minderjarige of onder curatele gestelde als bedoeld in artikel 13.3 van deze leidraad met dien verstande dat de eerste betekening wel, maar de tweede betekening (aan de wettelijke vertegenwoordiger) niet in rekening wordt gebracht; – betekening van een beslissing van het college op een beroepschrift tegen de inbeslagneming van roerende zaken aan de derde die het beroepschrift heeft ingediend, de beslagene en zo nodig de bewaarder, al dan niet gepaard gaande met gehele of gedeeltelijke opheffing van het beslag; – betekening van een proces-verbaal van overgang van de bewaring van beslagen roerende zaken, anders dan op verzoek of door toedoen van de belastingschuldige. 75.6. Onverschuldigdheid van vervolgingskosten Naast de gevallen waarin ten aanzien van de kostenberekening rekenfouten zijn gemaakt dan wel een onjuist tarief is gehanteerd, zijn kosten niet verschuldigd in de volgende gevallen: – als de betaling op de rekening van de gemeente is bijgeschreven op of voorafgaand aan de dag waarop de kosten verschuldigd zijn geworden; – voor zover na het in rekening brengen van de kosten een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening tot stand is gekomen. Deze situatie zal zich voordoen bij vermindering van belastingaanslagen;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
123
Elektronisch
Gemeenteblad – als er achteraf bezien al voor het in rekening brengen van de kosten om beleidsmatige redenen aanleiding is geweest om de invordering op te schorten. Hierbij valt te denken aan: o een schriftelijk ingediend verzoek om uitstel; o een ingediend aanvraagformulier voor kwijtschelding, mits volledig ingevuld; o een ingediend verzoekschrift bij het college, de raad of de gemeentelijke ombudsman. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat zich omstandigheden kunnen voordoen waarin het noodzakelijk is de invordering wel voort te zetten. In dat geval komen de hieraan verbonden kosten vanzelfsprekend niet voor een tegemoetkoming in aanmerking. Kosten worden in afwijking van het voorgaande altijd in rekening gebracht als sprake is van trainering van de invordering; – als na het in rekening brengen van de kosten aan de belastingaanslag een nieuwe dagtekening is toegekend; – als een derdenbeslag nooit blijkt te hebben gelegen als bedoeld in artikel 14.4.1 van deze leidraad; – als zaken - die in een onroerende zaak aanwezig zijn zowel in een beslag op roerende als in een beslag op onroerende zaken zijn begrepen omdat twijfel bestaat over de vraag of deze zaken roerend dan wel onroerend zijn en duidelijkheid is verkregen door middel van welk beslag die zaken moeten worden uitgewonnen. In dat geval zijn de kosten die verband houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd; – als zaken - die op of in een schip van de belastingschuldige aanwezig zijn - zowel in een beslag op het schip als in een beslag op roerende zaken zijn begrepen omdat twijfel bestaat over de vraag of deze zaken een bestanddeel vormen van het schip dan wel zelfstandige roerende zaken zijn, en duidelijkheid is verkregen door middel van welk beslag die zaken moeten worden uitgewonnen. In dat geval zijn de kosten die verband houden met het niet voortgezette beslag niet verschuldigd; – als invorderingsmaatregelen worden getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en 15 van de wet, en de belastingschuldige binnen twee werkdagen na uitreiking van het aanslagbiljet de openstaande belastingschuld betaalt. 75.7. Niet-verwijtbaarheid en vervolgingskosten In uitzonderlijke situaties kan er voor de ontvanger aanleiding bestaan de in rekening gebrachte vervolgingskosten - hoezeer ook verschuldigd - te verminderen als de belastingschuldige hier schriftelijk om verzoekt.
Week 52 22 december 2015
Van zo’n situatie kan sprake zijn als de belastingschuldige aantoont in omstandigheden te hebben verkeerd die het hem feitelijk onmogelijk maakten zijn verplichtingen tijdig na te komen en bovendien de invordering van vervolgingskosten gezien de omstandigheden van het specifieke geval- onredelijk en onbillijk is. 75.8. Versnelde invordering en vervolgingskosten Als invorderingsmaatregelen zijn getroffen met inachtneming van de artikelen 10 en 15 van de wet , worden de daaraan verbonden vervolgingskosten niet ten tijde van het treffen van de genoemde maatregelen in rekening gebracht, indien en voor zover de belastingschuldige op dat tijdstip nog niet in de gelegenheid is geweest om van zijn belastingschuld kennis te nemen en deze te voldoen. De belastingschuldige wordt in elk geval geacht kennis te hebben genomen van zijn belastingschuld en ook in de gelegenheid te zijn geweest deze te voldoen, als na de dag waarop het aanslagbiljet aan hem of - in het geval van rechtspersonen - aan de bestuurder is uitgereikt, twee werkdagen zijn verstreken. Na het verstrijken van die twee dagen stelt de belastingdeurwaarder de vervolgingskosten vast bij voor beroep vatbare beschikking. De beschikking wordt aan de belastingschuldige bekend gemaakt. In de beschikking wordt er melding van gemaakt dat de kosten dadelijk en ineens invorderbaar zijn. 75.9. Aansprakelijkgestelden en vervolgingskosten Voor de door aansprakelijkgestelden verschuldigde kosten die het gevolg zijn van invorderingsmaatregelen die tegen de aansprakelijkgestelde zijn genomen, is dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing. 75.10. Geen kwijtschelding van vervolgingskosten Kwijtschelding van vervolgingskosten is niet mogelijk wegens vermeende betalingsonmacht. De ontvanger doet in dat geval ook geen toezegging dat deze kosten niet zullen worden ingevorderd. Het voorgaande laat onverlet dat kwijtschelding wordt verleend dan wel kosten buiten invordering worden gelaten, wanneer de hoofdsom wordt kwijtgescholden dan wel buiten invordering gelaten. Hiervoor wordt verwezen naar hetgeen is vermeld bij artikel 26 van deze leidraad. 75.11. Limitering betekeningskosten dwangbevel Als op dezelfde dag aan een belastingschuldige meerdere
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
124
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
ten name van die belastingschuldige gestelde dwangbevelen worden betekend en de betekeningskosten in totaal meer zouden bedragen dan het maximumbedrag zoals genoemd in artikel 3, eerste lid van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, zijn niet meer betekeningskosten verschuldigd dan dit maximumbedrag.
Beleidsregels terugvordering en verhaal
Artikel 76 tot en met 79
Douane en invordering, motorrijtuigenbelasting, internationale invordering en invordering Awir Deze bepalingen zijn niet van toepassing voor de gemeente.
Deze regels dienen ter invulling van de bevoegdheid om over te kunnen gaan tot terugvordering en verhaal van uitkering. De wettelijke grondslag hiervoor ligt in de artikelen artikelen 58, 59 en 62 van de Participatiewet, respectievelijk artikelen 25 en 26 IOAW, artikelen 25 en 26 IOAZ en artikelen 45, 46 en 47 Bbz.
Artikel 80
Invordering en Awb en het moment van vaststelling van de (naheffings) aanslagen In dit artikel is beleid opgenomen met betrekking tot artikel 4:121 van de Awb en het moment van vaststelling van naheffingsaanslagen.
Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2016 onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels Terugvordering en Verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz gemeente Veendam 2015.
80.1. Tenuitvoerlegging termijndwangbevel Een eenmaal ingestelde vervolging voor één of meer van de vervallen termijnen van de belastingaanslag wordt met dezelfde voortvarendheid voltooid als de eindvervolging.
Beleidsregels terugvordering en verhaal participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ gemeente Veendam 2016
80.2.
Hoofdstuk 1.Begripsbepaling
Moment van vaststelling van (naheffings)aanslagen Het overgangsrecht met betrekking tot Afdeling 4.4.1 van de Awb (Vaststelling en inhoud van de verplichting tot betaling) bepaalt kort gezegd het volgende. Op een betalingsverplichting die is vastgesteld of ontstaan voor 1 juli 2009 geldt het recht van voor die datum. Voor betalingsverplichtingen van na 1 juli 2009 geldt de genoemde afdeling 4.4.1. Bij aanslagbelastingen geldt als moment van vaststelling de datum van dagtekening van de aanslag. Bij aangiftebelastingen wordt voor het moment van vaststelling aangesloten bij de dagtekening van de naheffingsaanslag.
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veendam hebben op 15 december 2015 besloten om de beleidsregels Terugvordering en Verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz gemeente Veendam 2016 vast te stellen.
Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in wetten waarop deze beleidsregels betrekking hebben en de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: a. Abw: Algemene bijstandswet; b. Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004; c. belanghebbende: de persoon die in aanmerking wenst te komen voor een uitkering of bijstand, hieronder worden tevens de eventuele partner en de ten laste komende kinderen gerekend; d. Awb: Algemene wet bestuursrecht; e. BW: Burgerlijk Wetboek; f. college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam; g. dringende reden: onaanvaardbaarheid van sociale en/of financiële consequenties voor de belanghebbende; h. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
125
Elektronisch
Gemeenteblad i. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; j. regeling: onderhavige beleidsregels terugvordering en verhaal; k. Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; l. uitkering: bijstandsuitkering Wet werk en bijstand, inkomensvoorziening IOAW, IOAZ en Bbz; m. WWB: Wet werk en bijstand; n. Pw: participatiewet. Hoofdstuk 2. Beleidsregels terugvordering Paragraaf 2.1 Toepassingsgebied hoofdstuk 2 Artikel 2. Toepassingsgebied beleidsregels terugvordering en invordering 1. De regeling is van toepassing op terugvorderingen ingevolge de Pw, IOAW, IOAZ en Bbz . 2. De artikelen 6 tot en met 19 en artikel 25 van deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing op vorderingen op belanghebbenden ingevolge onverschuldigde betaling (artikel 6:203 e.v. BW) voor zover in het BW niet dwingend anders bepaald. 3. De regeling is niet van toepassing op vorderingen die worden gedekt door pand- of hypotheekrecht op een zaak behoudens het gestelde in artikel 6 lid 2 sub b en artikel 7 lid 5 van deze regeling. Paragraaf 2.2 Herziening, intrekking en terugvordering Artikel 3. Herzienings- en intrekkingsbevoegdheid 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om in alle gevallen het recht op bijstand, de uitkering, te herzien of in te trekken overeenkomstig het bepaalde in artikel 54 lid 3 en lid 4 Pw, respectievelijk artikel 17 lid 3 en lid 4 IOAW en artikel 17 lid 3 en lid 4 IOAZ en artikel 44 Bbz, tenzij in deze regeling anders is bepaald. 2. Lid 1 is niet van toepassing indien er sprake is van een dringende reden. Artikel 4. Terugvorderingsbevoegdheid 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om in alle gevallen de kosten van uitkering, de inkomensvoorziening terug te vorderen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 58 en 59 van de Pw, respectievelijk artikelen 25 en 26 IOAW, artikelen 25 en 26 IOAZ en artikel 45, 46 en 47 Bbz, tenzij in deze regeling anders is bepaald. 2. Lid 1 is niet van toepassing indien er sprake is van een dringende reden.
Week 52 22 december 2015
Artikel 5. Terugvordering: bruto of netto 1. Het college vordert in beginsel de vordering bruto van belanghebbende terug. 2. Indien de vordering evenwel betrekking heeft op het lopende boekjaar en belanghebbende de vordering voldoet vóór het einde van het boekjaar, kan belanghebbende volstaan met een nettobetaling van de vordering. Bij uitblijven van volledige voldoening van de vordering vóór het einde van het boekjaar, wordt het restant van de vordering alsnog gebruteerd. 3. Indien sprake is van een vordering, die is ontstaan buiten toedoen van belanghebbende en hem niet verweten kan worden dat de betaling van de schuld niet reeds in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft is voldaan, kan volstaan worden met een nettobetaling van de vordering. 4. Indien sprake is van een dringende reden vindt geen brutering van de vordering plaats door het college. Paragraaf 2.3 Kwijtschelding en afkoop Artikel 6. 1.
a.
b.
c.
d.
2. a. b.
3.
Gedeeltelijke kwijtschelding bij schuldregeling Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang; en het verzoek tot medewerking aan een schuldsanering /bemiddeling wordt ingediend door een bij het NVVK aangesloten schuldbemiddelingsorganisatie of een Nederlandse gemeente. Van kwijtschelding als bedoeld in lid 1 wordt afgezien indien: de terugvordering het gevolg is van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht; of de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken, behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden. In afwijking van lid 2 sub a kan toch kwijtschelding worden verleend in geval van vorderingen voortgekomen uit schending inlichtingenplicht, wanneer, naast de voorwaar-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
126
Elektronisch
Gemeenteblad
4.
5.
a. b.
den genoemd in het eerste lid, minimaal de helft van de oorspronkelijke schuld is of wordt voldaan of belanghebbende minimaal gedurende 60 maanden voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan. Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de vordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen. Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van een vordering wordt ingetrokken often nadelen van de belanghebbende gewijzigd indien: de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 7. Kwijtschelding anders dan bij schuldregeling 1. Op verzoek van de belanghebbende gaan burgemeester en wethouders over tot kwijtschelding van het restant van de vordering indien de belanghebbende: a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 60 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting; en b. tenminste 75% van de vordering heeft betaald. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid gaat het college op het verzoek van belanghebbende tot kwijtschelding van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, over indien de belanghebbende: a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 120 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting; en b. tenminste 90 % van de vordering heeft betaald; en c. de vordering is ontstaan vóór 1 januari 2013. 3. Het college besluit niet tot kwijtschelding indien belanghebbende in de periode van 60 maanden voorafgaande aan het verzoek tot kwijtschelding, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer, verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan dan wel zijn aflossingsverplichtingen. 4. Kwijtschelding van een vordering die gebaseerd is op een terugvorderingsbesluit ingevolge artikel 58 lid 2 sub f onder 1 en 2 Pw, artikel 25 lid 2 IOAW of artikel 25 lid 2 IOAZ of artikel 45 Bbz is niet mogelijk. 5. Kwijtschelding van een vordering welke wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken is niet mogelijk.
Week 52 22 december 2015
Artikel 8. Gedeeltelijke kwijtschelding van leenbijstand 1. In afwijking van artikel 7 geldt voor de kwijtschelding van vorderingen uit leenbijstand voor inrichtingskosten de regeling dat indien belanghebbende gedurende 36 maandtermijnen volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan, het restant van de vordering ambtshalve volledig wordt kwijtgescholden. 2. In alle overige gevallen is kwijtschelding ingevolge lid 1 niet mogelijk indien de leenbijstand aan belanghebbende is verstrekt ingevolge artikel 48 lid 2 Pw. Artikel 9. Afkoop schuld 1. Op verzoek van de belanghebbende stemt het college in met het verzoek tot afkoop van het restant van de vordering indien de belanghebbende: a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 60 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting; en b. een bedrag in één keer aflost waardoor de belanghebbende, tezamen met de reeds gedane betalingen, 75% van de vordering heeft betaald. 2. In afwijking van het gestelde in lid 1 gaat het college op het verzoek van belanghebbende tot afkoop van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, over indien de belanghebbende: a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 120 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting; en b. een bedrag in één keer aflost waardoor de belanghebbende, tezamen met de reeds gedane betalingen, 90% van de vordering heeft betaald; en c. de vordering is ontstaan vóór 1 januari 2013. 3. Het college stemt niet in met afkoop indien belanghebbende in de periode van 60 maanden voorafgaande aan het verzoek tot afkoop, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan dan wel zijn aflossingsverplichtingen. 4. Afkoop van een vordering die gebaseerd is op een terugvorderingsbesluit ingevolge artikel 58 lid 2 sub f onder 1 en 2 Pw, artikel 25 lid 2 IOAW of artikel 25 lid 2 IOAZ of artikel 45 Bbz is niet mogelijk. 5. Afkoop van een vordering welke wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken is niet mogelijk.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
127
Elektronisch
Gemeenteblad Paragraaf 2.4 Invordering van een teruggevorderde uitkering Artikel 10. Inhoud besluit tot terugvordering 1. Een besluit tot terugvordering vermeldt: a. tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen uitkering wordt teruggevorderd; b. de termijn of termijnen waarbinnen moet worden betaald door belanghebbende; c. de mogelijkheid voor belanghebbende om voor het verstrijken van de betalingstermijn, zoals genoemd in het besluit, een betalingsvoorstel te doen en/of een verzoek in te dienen tot een betalingsregeling; d. op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd waaronder tevens begrepen: de aankondiging dat eventuele executiekosten vanwege inschakeling derden voor rekening van belanghebbende zijn. 2. De termijn van betaling, zoals benoemd in lid 1 sub b, wordt in het besluit tot terugvordering in beginsel gesteld op 6 weken. Artikel 11. Betalingsvoorstel 1. Op verzoek van belanghebbende tot een betalingsregeling of betalingsvoorstel stelt het college de maandelijkse aflossingsverplichting van belanghebbende vast. 2. Binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in lid 1. Het besluit vermeldt: a. de maandelijkse aflossingsverplichting; b. de datum van ingang van de aflossingsverplichting; c. de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, ten uitvoer wordt gelegd waaronder tevens begrepen: de aankondiging dat eventuele executiekosten vanwege inschakeling derden voor rekening van belanghebbende zijn. 3. In het verlengde van lid 2 sub c, zal aan belanghebbende in het besluit tevens worden medegedeeld dat, bij gebreke van tijdige betaling, de vordering in zijn geheel, zonder verdere vooraankondiging, ineens opeisbaar wordt en dat het college in dat geval niet langer gehouden is aan de vastgestelde aflossingsverplichting ingevolge lid 2 sub a. Artikel 12. Aflossingsverplichting 1. Indien belanghebbende een inkomen heeft op bijstandsniveau bedraagt de aflossingsverplichting 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag. 2. De aflossingsverplichting voor belanghebbenden met een
Week 52 22 december 2015
inkomen boven bijstandsniveau bedraagt: a. Indien de vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht: 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag vermeerderd met 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. b. In de overige omstandigheden: 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, vermeerderd met 50% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. 3. De belanghebbende die een Pw-, IOAW-, IOAZ-, Bbz-uitkering heeft ontvangen wordt, wat betreft de hoogte van de vast te stellen aflossingsverplichting, gedurende een periode van 12 maanden na beëindiging van de uitkering gelijkgesteld met een Pw-, IOAW-, IOAZ of bbz-uitkeringsgerechtigde. Artikel 13. Afbetaling in 36 maanden 1. Een onderzoek naar de aflossingscapaciteit van belanghebbende kan achterwege blijven indien belanghebbende een betalingsvoorstel heeft gedaan aan het college op basis waarvan de vordering zal zijn voldaan binnen een periode van 36 maanden te rekenen vanaf het moment van ingang van de aflossingsverplichting. 2. Het college kan het verzoek van belanghebbende ingevolge lid 1 afwijzen indien de vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht dan wel indien belanghebbende in de periode van 60 maanden voorafgaande aan het verzoek, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan. Artikel 14. Aflossingscapaciteit en vermogen 1. Het verzoek van belanghebbende tot een betalingsregeling of betalingsvoorstel kan door het college worden afgewezen indien belanghebbende beschikt over vermogen dat, gelet op de omstandigheden van belanghebbende, redelijkerwijs te gelde gemaakt kan worden. 2. Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen: het aanwezige vermogen voor zover dit minder bedraagt dan de vermogensgrens zoals genoemd in artikel 34 lid 3 Pw. 3. Indien het college toepassing geeft aan lid 1, vermeldt het besluit de reden van het opleggen van de aflossingsverplichting ineens. Artikel 15. Tussentijdse wijziging van aflossingsverplichting door het college
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
128
Elektronisch
Gemeenteblad Het college is bevoegd om tussentijds de hoogte van een eerder vastgestelde aflossingsverplichtingte verhogen c.q. te verlagen, dan wel te wijzigen in een aflossingsverplichting ineens ingevolge artikel 14, lid 1, indien een draagkrachtonderzoek daartoe aanleiding geeft. Artikel 16. Verzoek tot wijziging van de aflossingsverplichting door belanghebbende 1. Belanghebbende kan een verzoek doen, onder bijvoeging van zijn financiële gegevens met bijbehorende afschriften van bewijsstukken, tot wijziging van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting. 2. Binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in lid 1. 3. Het besluit wordt genomen met inachtneming van de regels zoals neergelegd in de artikelen 12, 13 en 14 van deze regeling. Artikel 17. Aanmaning, dwangbevel, beslag en verrekening 1. Indien de belanghebbende niet tot betaling van de vordering overgaat dan wel niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde of overeengekomen aflossingsverplichting niet meer nakomt, dan ontvangt belanghebbende een aanmaning tot nakoming van zijn aflossingsverplichtingen. 2. In de aanmaning wordt de termijn van betaling gesteld op 2 weken. De termijn van 2 weken gaat in op de dag na de dag waarop de aanmaning is verzonden. 3. Indien belanghebbende na verzending van de aanmaning in gebreke blijft tot tijdige en volledige betaling, vaardigen burgemeester en wethouders een dwangbevel uit. Na betekening wordt het dwangbevel middels beslaglegging ten uitvoer gelegd indien niet binnen de gestelde termijn tot betaling is overgegaan. De voorschriften ingevolge de Awb en Rv worden in acht genomen. 4. Indien het college, ingevolge artikel 60 lid 3 Pw, 28 lid 2 IOAW of artikel 28 lid 2 IOAZ, de bevoegdheid heeft tot verrekening van de vordering met een lopende uitkering of inkomensvoorziening ingevolge de Pw, IOAW of IOAZ, dan maakt het college gebruik van deze bevoegdheid. Ingevolge artikel 4:93 Awb wordt belanghebbende in kennis gesteld van de verrekening met de uitkering onder vermelding van de hoogte van het bedrag van de verrekening.
Week 52 22 december 2015
treffen van (verdere) invorderingsmaatregelen, naar het oordeel van het college, niet (langer) doelmatig is. 2. Bij een totaal van de (restant)vordering(en) van € 150 en meer kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten van (verdere) invordering af te zien indien incasso van de vordering gedurende vijf jaren onmogelijk is gebleken en ook niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten. 3. Indien het totaal van de (restant)vordering(en) het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht en is ontstaan na 1 januari 2013 kan niet afgezien worden van invordering. 4. Indien het totaal van de (restant)vordering(en) het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, ontstaan is vóór 1 januari 2013 en € 5.000 of meer bedraagt, kan het totaal van de (restant)vordering(en) slechts dan worden afgeboekt indien incasso van de vordering gedurende 120 maanden onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten. Artikel 19. Opschorting invordering Het college schort de invordering in het geval van een bezwaar- of beroepschrift tegen het besluit tot terugvordering op als de onmiddellijke invordering onevenredig belastend is voor de belanghebbende. Hoofdstuk 3. Beleidsregels verhaal Paragraaf 3.1 Verhaalsbevoegdheid Artikel 20. Verhaalsbevoegdheid Het college maakt in alle gevallen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van een uitkering ingevolge de Pw te verhalen overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 6.5 Pw, tenzij in deze regeling anders is bepaald. Paragraaf 3.2 Afzien van verhaal Artikel 21. Afzien van verhaal Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.
Artikel 18. Afzien van (verdere) invordering 1. Het college is bevoegd om in individuele situaties af te zien van (verdere) invordering wanneer het totaal van de (restant)vordering(en) minder bedraagt dan € 150 en het
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
129
Elektronisch
Gemeenteblad Paragraaf 3.3 Ingangsdatum verhaalsbijdrage Artikel 22. Ingangsdatum verhaalsbijdrage De verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62 Pw wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving.
•
Week 52 22 december 2015
teruggevorderd van degene aan wie de uitkering is uitbetaald, dus van de uitkeringsgerechtigde zelf. Bij verhaal gaat het om het terugkrijgen van de kosten van een uitkering van een andere persoon dan de uitkeringsgerechtigde, bijvoorbeeld in verband met: de onderhoudsplicht; verhaal op nalatenschappen; verhaal i.v.m. schenkingen.
Paragraaf 3.4 Heronderzoeken
o o o
Artikel 23. (Her-) onderzoek naar draagkracht Eens per 36 maanden wordt er onderzoek gedaan naar de draagkracht van belanghebbende. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage gewijzigd vastgesteld.
In de Pw, IOAW, IOAZ en Bbz heeft wetgever de terugvordering van ten onrechte verleende uitkering geregeld. De systematiek is voor genoemde wetten grotendeels hetzelfde. Verhaalsrecht is gerelateerd aan de Pw. De IOAW, IOAZ en Bbz kennen de mogelijkheid tot verhaal niet.
Paragraaf 3.5 Invordering verhaalsbijdragen
Zowel het terugvorderen en verhalen van een uitkering is door wetgever benoemd als een bevoegdheid. Hieruit volgt dat de gemeenten zelf tot een afweging en dus beleid moeten komen. Hetzelfde geldt wat betreft het invorderen van kosten. Weliswaar biedt wetgeving een kader - denk hierbij ook aan de Algemene wet bestuursrecht - het is evenwel aan de gemeente om de systematiek middels de opmaak van beleidsregels nader vorm te geven.
Artikel 24. Invordering van verhaalsbijdragen Indien belanghebbende een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage ingevolge artikel 62, 62f Pw of een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b Pw niet voldoet, zijn de artikelen 6 tot en met 18 uit hoofdstuk 2 van deze regeling analoog van toepassing. Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 25. Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 26. Inwerkingtreding Deze regeling treedt na bekendmaking in werking met ingang van 1 januari 2016 en vervangt de bestaande beleidsregels inzake terugvordering en verhaal van de gemeente Veendam. Artikel 27. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels terugvordering en verhaal Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz gemeente Veendam2016. Toelichting beleidsregels Terugvordering en Verhaal Algemeen De onderhavige beleidsregels maken een onderscheid tussen het terugvorderen van een uitkering en het verhalen van kosten van bijstand. Dit zijn twee aparte zaken. • Terugvordering heeft betrekking op het terughalen van teveel of ten onrechte verleend uitkering. De uitkering wordt
Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt het college enerzijds een meer slagvaardiger en doelgerichter uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop het college aan de gegeven beleidsruimte invulling geeft. Bij de opmaak van de beleidsregels zijn nadrukkelijk de volgende uitgangspunten in ogenschouw genomen: • hoofdregel is dat een schuld volledig moet worden terugbetaald. Eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop. • altijd rigide vasthouden aan deze hoofdregel kan betekenen dat burgers (financieel) in de knel komen. Met name via de bepalingen over kwijtschelding, afkoop van schulden en de bepaling van de aflossingscapaciteit is dan ook getracht om een goede balans te vinden tussen de belangen van de gemeente als schuldeiser enerzijds en de belangen van de burger als debiteur anderzijds. Ook voor oninbare vorderingen zijn praktische regels opgenomen. Iets abstracter beredeneerd: de gemeente dient een maatschappelijk (economisch) belang indien zij de belangen van de burger als debiteur nadrukkelijk in haar besluitvorming betrekt. Met name ook bezien vanuit die invalshoek is het van belang om oog te hebben voor de persoonlijke situatie van de debiteur. Feitelijk gaat het dan om ook om armoedebeleid.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
130
Elektronisch
Gemeenteblad • fraude mag niet lonen. Dat is het uitgangspunt. Ook hier is evenwel de balans gezocht in relatie tot efficiency en effectiviteit en de belangen van de debiteur. In de beleidsregels zie je dan ook terug dat bijvoorbeeld ook in geval van fraudeschulden mogelijkheden bestaan voor kwijtschelding en afkoop van schuld. Wel is er telkenmale, vanuit het benoemde principe dat fraude niet mag lonen, bewust voor gekozen om de criteria voor fraudeschulden te verzwaren ten opzichte van niet-fraude-schulden . Tot slot nog het volgende. In de Pw wordt gesproken over een bijstandsuitkering. De IOAW, IOAZ en Bbz spreken over een uitkering. Kortom, wetgever werkt met verschillende termen. Uit praktisch oogpunt wordt in deze beleidsregels de term uitkering gebezigd. Deze term is bedoeld als verzamelnaam en duidt op de bijstandsuitkering ingevolge Pw en de uitkeringen ingevolge IOAW, IOAZ en Bbz. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsbepalingen Als het gaat om verhaal en terugvordering, is er een duidelijke samenhang met de Algemene wet bestuursrecht. Dat is evident. Maar ook met het civiele recht bestaat een duidelijke samenhang. Het verhaalsrecht is feitelijk een direct afgeleide van het personen- en familierecht (BW boek 1) waardoor begrippen zoals gehanteerd in het familierecht ook gebruikelijk zijn in de verhaalspraktijk. Maar denk bijvoorbeeld ook aan de invordering van vorderingen: begrippen als “executiekosten”, “verzuim” en “minnelijk” zijn afkomstig uit het privaatrecht en hebben in de bijstandspraktijk dezelfde betekenis. Artikel 2. Toepassingsgebied beleidsregels terugvordering De onderhavige beleidsregels zijn, wat betreft de terugvorderingsparagraaf, van toepassing op terugvorderingen ingevolge de Pw, IOAW, IOAZ en Bbz. De verhaalsparagraaf ziet louter toe op de Pw. Dit laatste houdt verband met het feit dat verhaal ingevolge de IOAW, IOAZ en Bbz niet mogelijk is. Via lid 2 zijn de beleidsregels inzake invordering eveneens van toepassing op vorderingen voortkomend uit onverschuldigde betaling. Als concreet voorbeeld kan hier worden genoemd: de vorderingen die ontstaan op burgers vanwege onterechte verstrekte persoonsgebonden budgetten ingevolge wet Maatschappelijke Ondersteuning. Indien vorderingen worden gedekt door een zekerheidsrecht (pand of hypotheek), zijn de onderhavige beleidsregels niet van toepassing. De regels inzake pand en hypotheek zijn
Week 52 22 december 2015
dusdanig specifiek (en bieden dusdanige garantie) dat de regeling niet van toepassing is op vorderingen die worden gedekt door pand of hypotheek. Artikel 3. Herzienings- en intrekkingsbesluit Herziening en intrekking van de uitkering, vormen een belangrijke grondslag voor de terugvordering. Evenals terugvordering van een uitkering is het met terugwerkende kracht gewijzigd vaststellen van het recht op uitkering door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een algemene bevoegdheid van de gemeente. Het college maakt in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen, gebruik van deze bevoegdheid. In die zin is lid 1 van dit artikel dwingend geformuleerd. Lid 2 formuleert de uitzondering op het lid 1: herziening of intrekking vindt niet plaats indien er sprake is van een dringende reden. Voor een nadere toelichting van de betekenis van dringende redenen sluit het college zich aan bij de criteria zoals die zijn ontwikkeld binnen de reguliere jurisprudentie van de bestuursrechter. Twee punten worden hierover nog nadrukkelijk opgemerkt. Bij de beoordeling van dringende redenen is het gebruikelijk dat een onderscheid gemaakt wordt tussen omstandigheden die toerekenbaar zijn aan de klant en omstandigheden die toerekenbaar zijn aan het bestuursorgaan. In de laatste situatie is de toepasselijkheid van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van groot belang, in het bijzonder het zorgvuldigheids- en het rechtszekerheidsbeginsel. Overigens hoeft het college, indien zij besluit om geheel van herziening of intrekking af te zien, de belanghebbende in beginsel niet op de hoogte te stellen van dit besluit. Dit is anders indien de belanghebbende er zelf om heeft verzocht. Het is overigens wel goed om altijd in het dossier te vermelden of het college besloten heeft om van de bevoegdheid tot herziening/intrekking geen gebruik te maken. Artikel 4. Terugvorderingsbevoegdheid Deze bepaling vormt de kernbepaling van het gemeentelijke terugvorderingsbeleid. Om geen misverstand te laten bestaan over wanneer een uitkering moet worden teruggevorderd, is lid 1, bij wijze van hoofdregel dwingend geformuleerd. Dit laat onverlet dat het college ambtshalve gehouden is bij toepassing van de beleidsregels, rekening te houden met haar inherente afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 Awb en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
131
Elektronisch
Gemeenteblad De uitkering wordt teruggevorderd van degene aan wie de uitkering ten onrechte is verleend: de belanghebbende. Een gezinsuitkering wordt van alle gezinsleden teruggevorderd. In gevallen van een verzwegen partner wordt ook van de verzwegen partner teruggevorderd (artikel 59 lid 2 Pw, artikel 26 lid 2 IOAW en artikel 26 lid 2 IOAZ). Alle gezinsleden van wie de uitkering wordt teruggevorderd zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering (artikel 59 lid 3 Pw, artikel 26 lid 3 IOAW, artikel 26 lid 3 IOAZ). Dit betekent in de praktijk dat het gehele bedrag van elk gezinslid kan worden teruggevorderd. In gevallen waarin één (of meer) gezinsleden niet in staat zijn om (het volledige) bedrag terug te betalen, kunnen andere gezinsleden voor het gehele (restant) bedrag worden aangesproken. In principe dienen alle debiteuren die hoofdelijk aansprakelijk zijn hun aandeel in de aflossing onderling met elkaar te verrekenen. Dit is niet het probleem van de gemeente. Ingevolge lid 2 kan worden afgezien van terugvordering wegens dringende redenen. Voor een nadere toelichting van de betekenis van dringende redenen sluit het college zich aan bij de criteria zoals die zijn ontwikkeld binnen de reguliere jurisprudentie van de bestuursrechter. Zie ook het gestelde in de inleiding rond het begrip 'dringende reden'. Twee punten worden hierover nog nadrukkelijk opgemerkt. Bij de beoordeling van dringende redenen is het gebruikelijk dat een onderscheid gemaakt wordt tussen omstandigheden die toerekenbaar zijn aan de klant en omstandigheden die toerekenbaar zijn het bestuursorgaan. In de laatste situatie is de toepasselijkheid van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur van groot belang, in het bijzonder het zorgvuldigheids-, het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van een redelijke belangenafweging. Artikel 5. Terugvordering: bruto of netto Een uitkering wordt netto uitbetaald. De gemeente draagt evenwel net als een werkgever hierover loonbelasting, premies volksverzekering en de inkomensafhankelijke bijdrage af aan de belastingdienst en het UWV. De gemeente betaalt dus in feite een bruto uitkering. Bij terugvordering van een ten onrechte verstrekte uitkering kan het college daarom de uitkering bruto terugvorderen van de belanghebbende. Dit volgt uit artikel 58 lid 4 Pw, artikel 25 lid 4 IOAW, artikel 25 lid 4 IOAZ en artikel 46 Bbz. De hoogte van het terugvorderingsbedrag wordt berekend aan de hand van hetgeen in totaal aan loonbelasting en premies aan de belastingdienst en het UWV is afgedragen. Ingevolge lid 1 is de hoofdregel dat uitkeringsgelden bruto
Week 52 22 december 2015
dienen te worden terugbetaald. In de volgende gevallen ziet het college af van brutering en wordt alleen de netto uitkering teruggevorderd: • indien de vordering betrekking heeft op het lopende boekjaar én belanghebbende de vordering voldoet vóór het einde van het boekjaar (lid 2) of; • indien er sprake is van een vordering die buiten toedoen van belanghebbende is ontstaan en belanghebbende niet kan worden verweten dat deze niet in het lopende kalenderjaar wordt voldaan (lid 3). Bijvoorbeeld een administratieve fout van de gemeente; • indien sprake is van een dringende reden (lid 4). Voor wat betreft het begrip dringende reden wordt hierbij verwezen naar de toelichting bij artikel 4 lid 2. Hierbij wordt opgemerkt dat als de gemeente toch wil overgaan tot brutering, omdat belanghebbende bijvoorbeeld weigert af te lossen, dan moet dit in het besluit inzake het opleggen van de aflossing reeds aangekondigd zijn. Artikel 6. Gedeeltelijke kwijtschelding bij schuldregeling Wanneer een bijstandsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Een dergelijke bepaling komt in de Pw, IOAW, IOAZ en Bbz niet voor. In deze beleidsregel is het oude artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen. De belangrijkste verschillen met artikel 78a Abw zijn het gestelde in het eerste lid onder sub d en derde lid van de beleidsregel. Door in het eerste lid sub d als voorwaarde te stellen dat een bij de NVVK aangesloten bemiddelingsorganisatie betrokken is bij de schuldsanering, wordt beoogd een kwaliteitscriterium in te bouwen. Omdat niet alle collega-gemeenten standaard bij de NVVK zijn aangesloten, maar de gemeente Veendam wel graag haar medewerking wil kunnen verlenen aan een verzoek gedaan door een gemeente, is naast de bij de NVVK aangesloten schuldbemiddelingsorganisatie ook expliciet melding gemaakt van Nederlandse gemeenten. In derde lid van de beleidsregel wordt gesteld dat ook (gedeeltelijke) kwijtschelding van een fraudeschuld mogelijk moet kunnen zijn indien belanghebbende minimaal de helft van de schuld voldoet of heeft voldaan of minimaal een periode van 60 maanden voorafgaande aan het verzoek tot kwijtschelding correct aan zijn afbetalingsverplichting heeft voldaan.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
132
Elektronisch
Gemeenteblad Hoewel het principe dient te gelden dat fraude niet lonend mag zijn, moet het mogelijk kunnen zijn dat mensen die kennelijk in dusdanig financiële moeilijkheden zitten dat schuldsanering c.q. bemiddeling aan de orde is, ondanks hun frauduleus gedrag, in aanmerking komen voor kwijtschelding. Let wel, de vordering moet dan ontstaan zijn vóór 1 januari 2013. Op deze datum is de wet Boeten in werking getreden en is het kwijtschelden van fraudevorderingen niet meer mogelijk. Artikel 7. Kwijtschelding anders dan bij schuldregeling Ingevolge artikel 7 kan iedere debiteur voor kwijtschelding van de restant-vordering in aanmerking komen indien men voorafgaand aan het verzoek gedurende minimaal 60 of 120 maanden volledig aan de afbetalingsverplichting heeft voldaan en minstens 75% dan wel 90% van de vordering heeft betaald. Ook ingevolge dit artikel is het dus mogelijk gemaakt dat fraudeschulden die zijn ontstaan vóór 1 januari 2013 voor kwijtschelding in aanmerking kunnen komen, zij het onder de verzwaarde criteria van 120 maanden afbetaling en 90% aflossing. Ingevolge lid 3 is nog een extra verzwaring ingebouwd, zowel geldend voor de vorderingen die onder lid 1 als onder lid 2 vallen: degene die een beroep doet op kwijtschelding mag in de 60 maanden voorafgaande aan het verzoek tot kwijtschelding niet herhaaldelijk zijn inlichtingenplicht hebben geschonden alsook dient hij gedurende 60 maanden aan al zijn aflossingsverplichtingen jegens de gemeente te hebben voldaan. Ingevolge lid 3 zou het verzoek tot kwijtschelding dus afgewezen kunnen worden, omdat de debiteur weliswaar op de huidige vordering correct en tijdig gedurende 60 maanden heeft betaald, maar niet op een andere vordering waarop hij voordien diende af te lossen. Middels lid 4 van deze beleidsregel wordt voorkomen dat belanghebbende voor kwijtschelding in aanmerking zou kunnen komen indien het gaat om een terugvorderingsschuld ingevolge artikel 58 lid 2 sub f onder 1 en 2 Pw, artikel 25 lid 2 IOAW, artikel 25 lid 2 IOAZ en artikel 46 Bbz (achteraf verkregen middelen of een achteraf verkregen vergoeding voor kosten, waarvoor met het oog op die bestemming bijstand is verleend). Gelet op het (achteraf) concreet ontvangen van gelden door belanghebbende waardoor hij staat is c.q. moet worden ge-
Week 52 22 december 2015
acht om de ontvangen bijstand (ineens) terug te betalen aan de gemeente, wordt kwijtschelding in die gevallen ingevolge artikel 6 niet aan de orde geacht. Artikel 8. Gedeeltelijke kwijtschelding bij leenbijstand Uitgangspunt is dat een lening bij de Volkskredietbank (VKB) als een voorliggende voorziening dient te gelden. Indien een lening bij de VKB niet aan de orde kan zijn, heeft het uitgangspunt te gelden dat leenbijstand voor inrichtingskosten wordt verstrekt met daaraan gekoppeld een aflossingsverplichting voor de duur van 36 maanden. Indien na 36 maanden de leenbijstand niet volledig is afgelost wordt het restant van de vordering ambtshalve kwijtgescholden. Een verzoek tot kwijtschelding behoeft belanghebbende dus niet in te dienen. Ingevolge lid 2 is kwijtschelding redelijkerwijs evenwel niet aan de orde indien de leenbijstand is verstrekt ingevolge artikel 48 lid 2 Pw: • bijstand verstrekt in een situatie waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode (zelf) in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien; • de noodzaak tot bijstandsverlening is het gevolg van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; • het betreft een te betalen waarborgsom; • bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast. Artikel 9. Afkoop schuld Deze beleidsregel is qua strekking en inhoud gelijk aan artikel 7 van de regeling met dien verstande dat artikel 9 over afkoop gaat en niet over kwijtschelding. Indien mensen middels betaling van een (rest-)bedrag ineens, naast de overig gestelde criteria, feitelijk tot een betaling van 75% dan wel 90% komen, is afkoop tegen finale kwijting mogelijk en ontstaat feitelijk dezelfde situatie als in geval van kwijtschelding ingevolge artikel 7, namelijk het niet meer te hoeven betalen van 25% dan wel 10% van de (restant-)vordering. Artikel 10. Inhoud besluit tot terugvordering Een besluit tot terugvordering vermeldt: a. hetgeen teruggevorderd wordt; b. de termijn of termijnen waarbinnen moet worden betaald; c. de mogelijkheid voor belanghebbende om voor het verstrijken van de betalingstermijn, zoals genoemd in het besluit, een betalingsvoorstel te doen en/of een verzoek in te dienen tot een betalingsregeling;
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
133
Elektronisch
Gemeenteblad
Week 52 22 december 2015
d. op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd waaronder tevens begrepen: de aankondiging dat eventuele executiekosten vanwege inschakeling derden voor rekening van belanghebbende zijn.
standsnorm (inclusief vakantiegeld) plus 60% van het verschil tussen het netto-inkomen (inclusief vakantiegeld) en de netto bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld). In geval van andere vorderingen bedraagt de aflossing 10% plus 50% van het verschil.
Ingevolge lid 2 van de beleidsregel dient tot slot in de beschikking te worden vermeld dat de termijn van betaling 6 weken is. Deze termijn is gebaseerd op artikel 4:87 Awb. De betaling geschiedt binnen 6 weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.
Lid 3: Vanwege de zogenaamde armoedeval-problematiek alsook een financiële stimulans tot werkaanvaarding is bepaald dat mensen na beëindiging van hun uitkering nog voor 12 maanden worden gelijkgesteld met uitkeringsgerechtigden als het gaat om het bepalen van de aflossingsverplichting.
Artikel 11. Betalingsvoorstel Ingevolge artikel 10 lid 1 sub a van deze regeling wordt aan mensen in de terugvorderings-beschikking de mogelijkheid geboden om een voorstel te doen tot gespreide betaling van de schuld. Op een dergelijk voorstel van belanghebbende dient de gemeente binnen 8 weken na ontvangst te beschikken.
Artikel 13. Afbetaling in 36 maanden Om praktische redenen kan een onderzoek naar de aflossingscapaciteit van belanghebbende achterwege blijven indien de belanghebbende aan de gemeente een betalingsvoorstel doet waardoor de schuld binnen 36 maanden is afbetaald.
Indien de betalingsregeling tot stand komt en belanghebbende vervolgens op enig moment zijn betalingen staakt, is het van belang dat de gemeente het heft in handen neemt c.q. kan nemen. Zie hiertoe het gestelde niet alleen in lid 2 sub c van het artikel, maar met name ook lid 3 van het artikel. De vordering is in dat geval weer ineens opeisbaar c.q. de gemeente is niet langer gehouden aan de betalingsregeling. Artikel 12. Aflossingsverplichting De aflossingsverplichting ingevolge artikel 11 wordt berekend naar draagkracht. In het onderhavige artikel 12 zijn deze draagkrachtregels neergelegd. Hierbij gelden de navolgende uitgangspunten: Lid 1: Schuldenaren met een inkomen op bijstandsniveau hebben een maximale aflossingsverplichting van 10% van de voor hun geldende toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantiegeld. Bij deze keuze geldt dat de berekeningssystematiek ingevolge Rv wordt gevolgd. Ingevolge artikel 475d vijfde lid Rv kan de gemeente formeel niet volstaan met het bepalen van een percentage van 10% maar dienen correctiefactoren als ziektekosten, woonlasten en het kindgebonden budget in ogenschouw te worden genomen. Lid 2: Indien mensen een inkomen hebben boven bijstandsniveau wordt qua aflossingsverplichting een onderscheid gemaakt tussen fraude- en niet fraudevorderingen. In geval van fraudevorderingen bedraagt de aflossing 10% van de bij-
Indien het gaat om een fraudevordering dan wel belanghebbende in het verleden herhaaldelijk zijn betalingsverplichting niet afdoende is nagekomen, kan de gemeente ingevolge lid 2 besluiten om niet op het betalingsvoorstel van belanghebbende in te gaan en alsnog een aflossingsverplichting te hanteren in overeenstemming met artikel 12 van deze regeling. Artikel 14. Aflossingscapaciteit en vermogen Ingevolge dit artikel heeft de gemeente de mogelijkheid om (deels) af te zien van een maandelijkse betalingsregeling indien blijkt dat belanghebbende beschikt over vermogen dat hij redelijkerwijs ten gelde kan maken. Ingevolge lid 2 blijft het vermogen voor zover dit minder bedraagt dan de vermogensgrens zoals genoemd in artikel 34 lid 3 Pw buiten beschouwing. Artikel 15. Tussentijdse wijziging van aflossingsverplichting door het college Een eenmaal door het college vastgestelde aflossingsverplichting kan door het college in de toekomst worden gewijzigd op basis van een jaarlijks draagkrachtonderzoek. De debiteuren, die hun verplichtingen nakomen worden verder niet onderzocht. De actie wordt gericht op hen, die hun verplichtingen niet nakomen. Dit uit oogpunt van efficiency en effectiviteit. Artikel 16. Verzoek tot wijziging van de aflossingsverplichting door belanghebbende De belanghebbende kan altijd een verzoek indienen bij het
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
134
Elektronisch
Gemeenteblad college tot een wijziging van de vastgestelde aflossingsverplichting. Met inachtneming van de Awb, neemt het college vervolgens een tijdig besluit. Artikel 17. Aanmaning, dwangbevel, beslag en verrekening In de uitvoeringspraktijk wordt onderscheid gemaakt tussen een aanmaning en een dwangbevel. Aanmaning zijn brieven waarin belanghebbende, vanwege uitblijven betaling, sec wordt verzocht om alsnog tot betaling over te gaan. Tegen de brieven staat geen bezwaar en beroep open. Indien betaling na verzending van de aanmaning uitblijft, vaardigen burgemeester en wethouders een dwangbevel uit. Zie lid 3. Zie ook artikel 60 lid 2 Pw, artikel 28 lid 1 IOAW en artikel 28 lid 1 IOAZ. De regels met betrekking tot het dwangbevel zijn bepaald in de Algemene wet bestuursrecht: artikel 4:114 e.v. Awb.
Week 52 22 december 2015
hoogte van een (restant-)vordering. De doelmatigheidstoets in lid 1 beoogt in die zin nadrukkelijk aan de medewerker terugvordering en verhaal een grote beoordelingsvrijheid te geven om in individuele gevallen af te zien van (verdere) invordering van vorderingen < € 150. Gaat het om (restant-)vorderingen van € 150 tot € 5.000 dan geldt ingevolge het lid 2 als aanvullende voorwaarde dat incasso gedurende 60 maanden onmogelijk is gebleken alsook niet aannemelijk is dat belanghebbende in de toekomst tot betaling zal overgaan. Gaat het om (restant-)vorderingen van € 5.000 of meer dan bedraagt deze termijn, ingevolge lid 3, 120 maanden. Betreft het vorderingen die betrekking hebben op het schenden van de inlichtingenverplichting en ontstaan na 1 januari 2013, dan kan niet afgezien worden van verdere invordering.
Naast de systematiek van invordering via dwangbevel / beslaglegging, kan de gemeente ook invorderen via verrekening met een lopende uitkering van de gemeente, een andere gemeente of een andere uitkerende instantie (artikel 60a Pw). Daartoe is in Pw, IOAW en IOAZ een wettelijke basis gecreëerd. Voor de Bbz is hier de Pw vanzelfsprekend van toepassing. Tegen een besluit tot verrekening (veelal gekoppeld / geïntegreerd in een besluit tot terugvordering) staat bezwaar en beroep open.
Artikel 19. Opschorting invordering Een eventueel bezwaar- of beroepschrift van de belanghebbende tegen het besluit tot terugvordering heeft geen schorsende werking. Wel kan de belanghebbende de voorzieningen-rechter van de rechtbank (of van de CRvB) hangende een bezwaar- of beroepsprocedure verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen, waaronder begrepen een schorsing. Het zal echter niet altijd verstandig zijn om direct over te gaan tot invordering. Zolang het besluit niet onherroepelijk is, bestaat het risico dat de gemeente, indien achteraf blijkt dat het besluit ten onrechte genomen is, geconfronteerd wordt met een schadevergoedingsactie van belanghebbende. Een besluit is onherroepelijk wanneer er voor belanghebbende geen mogelijkheden van bezwaar of beroep meer open staan. Dit is 6 weken na het besluit of de rechterlijke uitspraak.
Ingevolge artikel 4:87 Awb dient het college in geval van een besluit tot terugvordering de belanghebbende een betalingstermijn te gunnen van minimaal 6 weken. Deze regel laat onverlet dat de gemeente niet aan deze termijn gehouden is in geval van verrekening. In artikel 4:93 lid 3 Awb wordt immers bepaald dat de verrekening terugwerkt overeenkomstig artikel 6:129 BW tot aan het tijdstip waarop de verrekeningsbevoegdheid is ontstaan. Het besluit tot verrekening kan dus per direct ten uitvoer worden gelegd. Een dwangbevel is in dergelijke situaties niet noodzakelijk.
De gemeente zal, zolang het besluit niet onherroepelijk is, niet alleen moeten kijken naar haar belangen maar ook naar de belangen van de (vermeende) schuldenaar. Indien het treffen van executiemaatregelen hangende bezwaar/beroep onevenredig belastend is voor belanghebbende is de gemeente ingevolge artikel 19 gehouden om de invordering op te schorten. Tegen een aanmaning en dwangbevel is geen bezwaar en beroep mogelijk. Tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel is verzet mogelijk bij de rechtbank.
Artikel 18. Afzien van (verdere) invordering Binnen de debiteurenuitvoeringspraktijk doen zich regelmatig situaties voor waarbij de kosten van de uitvoering van invorderingsmaatregelen niet langer in verhouding staan tot de
Artikel 20. Verhaalsbevoegdheid Artikel 61 Pw is een zogeheten 'kan-bepaling'. Verhaal is derhalve een bevoegdheid van het college en niet een verplichting. Om geen misverstand te laten bestaan over wanneer
Indien ook na het uitvaardigen van het dwangbevel betaling uitblijft, zal de gemeente executiemaatregelen moeten nemen ter invordering (lid 3). Het stramien daartoe is neergelegd in landelijke regelgeving (met name Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
135
Elektronisch
Gemeenteblad bijstand moet worden verhaald, is lid 1 bij wijze van hoofdregel dwingend geformuleerd. Dit laat onverlet dat het college ambtshalve gehouden is bij toepassing van de beleidsregels, rekening te houden met haar inherente afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 Awb en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook artikel 25 van deze regeling (hardheidsclausule) kan een rol spelen. Verhalen van uitkeringskosten speelt in geval van de Pw. Artikel 21. Afzien van verhaal Dit artikel bepaalt dat de gemeente geheel of gedeeltelijk van verhaal kan afzien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn. In het algemeen kan er sprake zijn van dringende redenen indien bepaalde feiten ertoe nopen om af te zien van verhaal ter bescherming van lijf en geest van de belanghebbende. Uit de aard der zaak kan een dringende reden nimmer financieel van aard zijn: indien de onderhoudsplichtige niet in staat is om bij te dragen in de bijstandskosten is verhaal (tijdelijk) wegens het ontbreken van draagkracht niet mogelijk. Artikel 22. Ingangsdatum verhaalsbijdrage In het kader van de rechtszekerheid is bepaald om de (mogelijke) ingangsdatum van de verhaalsbijdrage te bepalen op de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving van belanghebbende. Let wel: indien de belanghebbende niet overgaat tot betalen en de gemeente een verhaalsprocedure start bij de rechtbank, zal de rechtbank de ingangsdatum van verhaal anders vaststellen indien het tijdvak groot is tussen de door de gemeente vastgestelde ingangsdatum van verhaal en het aanhangig maken van de procedure.
Week 52 22 december 2015
spraak van de rechter nodig. De uitspraak van de rechter levert een executoriale titel op. Vanaf het moment van het verkrijgen van een executoriale titel is er geen reden om verhaalsvorderingen anders te bezien dan vorderingen die voortkomen uit terugvordering. Om die reden zijn op grond van dit artikel de invorderingsbepalingen terugvordering dan ook van toepassing op (afdwingbare) verhaalsvorderingen met dien verstande dat de invordering van verhaals-vorderingen gelijk worden gesteld met terugvorderingen niet zijnde fraudevorderingen. Artikel 25. Hardheidsclausule Indien de toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden leiden, kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient terughoudend gebruik gemaakt te worden om het scheppen van precedenten tegen te gaan. Overigens laat dit artikel de werking van artikel 4:84 Awb onverlet. Artikel 26 Inwerkingtreding Deze regeling treedt na bekendmaking in werking met ingang van 1 januari 2016 en vervangt per die datum de bestaande beleidsregels/werkwijze inzake terugvordering en verhaal van Veendam. De hoofdregel is dus dat deze nieuwe regeling niet alleen geldt voor situaties van terug- en invordering en verhaal gelegen na datum inwerkingtreding, maar ook voor reeds bestaande rechtsverhoudingen op die datum. Artikel 27 Citeertitel Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 23. (Her-)onderzoek naar draagkracht Verhaalsonderzoeken zijn intensief en blijken in de praktijk slechts in beperkte mate te leiden tot gewijzigde vaststelling van een verhaalsbijdrage. Om die reden is bepaald dat verhaalsonderzoeken eens in de 36 maanden plaatsvinden, waarbij de termijn verkort wordt (naar 12 maanden) als te verwachten is dat er eerder wijzigingen in de inkomenssituatie van de onderhoudsplichtige kunnen plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan het aflopen van aflossingsverplichtingen, zelfstandigen met wisselende inkomens, etc. Artikel 24. Invordering van verhaalsbijdragen Op het moment dat de gemeente een verhaalsbesluit heeft genomen en belanghebbende betaalt niet, dan is een uit-
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
136
Elektronisch
Gemeenteblad Week 52 Adres gemeente Veendam Raadhuisplein 5 - 9641 AW Veendam Postbus 20004 - 9640 PA Veendam Telefoon : (0598) 652 222 Fax : (0598) 652 250 E-mail :
[email protected] Website : www.veendam.nl
22 december 2015
Openingstijden Alleen met afspraak Maandag t/m woensdag 9.00 - 16.00 uur Donderdag 9.00 - 20.00 uur Vrijdag 9.00 -15.00 uur
Gemeentebestuur via het bestuurssecretariaat, t. (059) 652 222 of per mail.
Telefonisch bereikbaar Maandag 8.00 - 16.30 uur Dinsdag t/m donderdag 8.30 - 16.30 uur Vrijdag 8.30 - 16.00 uur
Burgemeester Sipke Swierstra
[email protected]
Wethouder Bert Wierenga
[email protected]
Wethouder Henk Jan Schmaal
[email protected]
Wethouder Jaap Velema
[email protected]
Wethouder André Hammenga
[email protected]
Gemeentesecretaris Arend Castelein
[email protected]
U kunt contact opnemen met de raadsleden via de raadsgriffier, t. (0598) 652 222 of u kunt kijken op www.veendam.nl voor de contactgegevens van de raadsleden.
Officiële bekendmakingen gemeente Veendam Pagina
137