Vechten tegen windmolens? Een oproep aan hulpverleners om ruimte te maken voor herstel voor cliënten met een ernstige psychiatrische aandoening
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008 A Praktijkopleider: L. Kronenberg Aantal woorden: 3722 ( exclusief de geraadpleegde bronnen). Inleverdatum: 1 december 2010
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
1
Abstract: Dit artikel wil hulpverleners oproepen om ruimte maken voor herstel binnen en buiten hun instelling. Over de thema’s herstel en herstelondersteuning zijn al diverse artikelen verschenen. Ook is er veel geschreven over de wijze hoe instellingen het herstelconcept leidend kunnen laten zijn in de zorg. Keer op keer blijkt echter dat het geschreven beleid in instellingen veelal nog ‘window-dressing’ is. Wat op papier wordt beleden heeft nog geen plek in de realiteit van alledag. Dit artikel wil in gaan op factoren die het herstelconcept kunnen belemmeren. Factoren die van buiten de GGZ komen, maar ook factoren die juist vanuit die GGZ zélf komen. De vraag die de auteur probeert te beantwoorden is, zijn cliënten en hulpverleners bezig te vechten tegen windmolens, net als Don Quichot, of is het mogelijk om ondanks die weerbarstige praktijk ruimte te maken voor herstel. De aanleiding voor dit artikel is een praktijkprobleem. In de zorg voor cliënten blijkt keer op keer dat herstelprocessen stagneren. Hulpverleners en clienten raken regelmatig verstrikt in een woud van regels en politieke willekeur en stigmatisering.
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
2
Vechten tegen windmolens? Een oproep aan hulpverleners om ruimte te maken voor herstel voor cliënten met een ernstige psychiatrische aandoening
‘De bedoeling was dat ik rijk zou worden, daar leek alles op te wijzen. Bedrijfskunde ging ik studeren. Toen werd ik ziek, pats, psychotisch. Ik ben niet rijk geworden, maar heb toch het gevoel dat ik moet zijn wie ik nu ben, het is goed zo.’ Dit zijn de woorden van Rik1, een innemende intelligente man. Ik heb een gesprek met hem omdat hij als ervaringsdeskundige zijn verhaal gaat vertellen op een informatieavond voor cliënten en hun naastbetrokkenen. Het thema van die avond is: herstel.’ Wanneer ik weer naar huis rijd en ook in de weken na het gesprek blijft dat ene zinnetje mij bezig houden: ’Het is goed zo.’Dat is nu precies wat ik meer cliënten zou gunnen, het gevoel dat je ondanks die ellendige ernstige ziekte kunt zeggen dat het goed is, dat je een leven leidt waarin je voldoening vindt in de dingen die je onderneemt en in de contacten die je hebt. Hoe komt een cliënt nu op het punt dat hij inderdaad kan zeggen ‘het is goed, ik ben wie ik moet zijn.’ In de beleidkaders van GGZ Drenthe (2010), maar ook van veel andere GGZ instellingen, staat beschreven dat het herstelconcept leidend moet zijn in de zorg. De dagelijkse praktijk blijkt echter heel weerbarstig. In gesprekken met cliënten, naastbetrokkenen, ervaringsdeskundige, behandelaren, verpleegkundigen, beleidsmedewerkers en managers valt op dat het herstelconcept nog vooral een papieren concept is. Voor cliënten en naastbetrokkenen maar ook voor hulpverleners blijkt het pad naar herstel nog slecht geplaveid en spelen veel belemmerende factoren een rol. Aan literatuur over herstel en herstelondersteuning geen gebrek. Hoe organisaties hun werkwijze herstelondersteunend kunnen maken is ook terug te vinden in diverse artikelen. Dit roept de vraag op, waar wordt die praktijk nu nog door belemmerd? Kunnen hulpverleners en cliënten daadwerkelijk iets doen om die belemmeringen weg te nemen of zijn zij de Don Quichots van de één eenentwintigste eeuw en vechten zij als idealisten voor een hopeloze zaak? Dit artikel probeert bij te dragen aan het beantwoorden van deze vragen. Eerst wordt kort beschreven wat herstel en herstelondersteunende zorg is en wordt ingegaan op de elementen die wenselijk zijn in de zorg wanneer men het herstelconcept leidend wil laten zijn. Vervolgens worden de belemmerende factoren benoemd, dit onder andere aan de hand van de ervaringen van de auteur als 1
Dit citaat is gebruikt met toestemming van Rik.
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
3
behandelverantwoordelijke. Daarna wordt beschreven op welke wijze ruimte gemaakt kan worden voor herstel en wat hulpverleners hierin zouden kunnen betekenen. Het artikel sluit af met conclusies en aanbevelingen. Herstel en herstelondersteunende zorg Het begrip herstel is sinds jaren onderwerp van gesprek binnen de Geestelijke Gezondheidszorg. In het visiedocument van GGZ Nederland ‘van herstel naar burgerschap’ (2009) lezen we dat veel cliënten door hun psychiatrische ziekte op achterstand zijn geraakt. Opleidingen werden niet afgemaakt, het vinden en behouden van een baan bleek vaak een utopie. In sociaal opzicht betekende een ernstig psychiatrische ziekte een confrontatie met vooroordelen en een sociaal isolement (Plooy en van Weeghel in Korevaar en Droes, 2008). Anneke2, kan hierover meepraten. Zij is ruim vijftien jaar in zorg bij de GGZ, met ups, maar vooral veel downs. In gesprek met haar, vallen haar moed en veerkracht op. Ze wil graag de politiek in, vertelt ze, roerend in haar thee. Ze wil meepraten over hoe het anders zou moeten en kunnen. Haar blonde krullen zijn strak naar achteren geborsteld en in haar zwaar opgemaakte blik zit strijdlust. Ze vertelt over het geleden verlies van de afgelopen vijftien jaar. Anneke is een intelligente en creatieve vrouw. Haar werk als manager is ze kwijtgeraakt. Haar grootste verdriet zit in het feit dat haar geest niet meer wordt gevoed. Ze zou graag met anderen in gesprek gaan over kunst, cultuur en andere wezenlijke zaken. Helaas zijn in de loop der tijd al haar vriendschappen een stille dood gestorven. ‘Ik ben toch immers gek, wie wil mij nou?’. Mede door de invloed van cliëntenbewegingen is het begrip ‘herstel’ de laatste jaren in opmars binnen de GGZ. Dit zien we landelijk en internationaal terug (Gawith en Abrams, 2006; Goossens, 2010). Anthony (1993) geeft de volgende definitie van herstel: “Een zeerpersoonlijk en uniek proces waarin iemands opvattingen, waarden, gevoelens, doelen en rollen veranderen. Het leidt tot een leven met meer voldoening, waarin hoop een plaats heeft en men kan geven en nemen ondanks de beperking die met de aandoening gepaard gaat. Herstel heeft te maken met het ontstaan van een nieuwe betekenis en zin in het leven, terwijl men over de gevolgen van de aandoening heen groeit.” Bij herstel gaat het erom dat de client weer de regie in handen neemt en de greep op zijn leven herwint (Goossens 2010). Tien essentiële componenten van herstel zijn: zelf richting geven, een individuele op de persoon gerichte benadering, empowerment, holistisch in plaats van puur medisch, niet lineair, gericht op mogelijkheden en niet op beperkingen, lotgenotencontact, respect, verantwoordelijkheden, hoop (Brunette en Drake 2004). Herstel is een proces, maar ook een uitkomstmaat (Boevink, Beuzekom en van Gaal, 2002). Een proces wat bij ieder cliënt weer anders kan verlopen, juist omdat herstel uniek en persoonlijk is.
2
Het betreft een geanonimiseerde casus
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
4
Hulpverleners hebben slechts een zeer bescheiden rol in dit proces ( Droes 2010). Alle activiteiten van hulpverleners die erop gericht zijn ruimte te bieden aan het herstelproces van de cliënt noem je herstelondersteunende zorg. GGZ Nederland uit in het visiedocument ‘van herstel naar burgerschap’(2009) de ambitie om bij te dragen aan de kwaliteitsverbetering van de zorg en ondersteuning te bieden aan mensen met een ernstige psychische aandoening. Hierbij wil GGZ Nederland het herstelconcept leidend laten zijn. Welke elementen dienen nu in die zorg aanwezig te zijn om dit herstelconcept daadwerkelijk leidend te laten zijn? Elementen voor een herstelgeoriënteerde werkwijze Volgens Bleubird (2004) en Fisher and Chamberlain (2004) is cliëntenparticipatie in de GGZ essentieel voor een verandering naar een herstelgeoriënteerde werkwijze. Op cliënt niveau en op instellingsniveau zouden allianties gesmeed moeten worden tussen cliënten, naastbetrokkenen, hulpverleners en andere betrokken partijen. ‘Nothing about us, without us,’is de boodschap vanuit cliëntenbewegingen. Ook in de startconferentie van het project ‘van herstel naar burgerschap’ wordt benadrukt dat het herstelconcept vooral samen met die cliënt vorm moet krijgen. In dit project wordt het belang van de inzet van ervaringsdeskundigen benadrukt, net als de samenwerking met andere partijen als: gemeenten, welzijnsorganisaties en woningbouwverenigingen (GGZ Nederland 2010). Deze samenwerking met de cliënt vraagt een andere bejegening van de hulpverlener. Volgens Droes (2010) dient de hulpverlener over de volgende eigenschappen te beschikken: hij is present ( aandachtig aanwezig), bescheiden, hij ondersteunt het maken van het eigen verhaal van de cliënt zowel individueel als collectief, hij benut de ervaringskennis/ deskundigheid van de cliënt, hij stimuleert de ondersteuning door belangrijke anderen, hij is gericht op het verlichten van lijden en het vergroten van eigen regie/ autonomie, hij stimuleert het benutten van de eigen kracht. Fisher (2006) schetst de voordelen van een herstelcultuur waarin empowerment en zelfbeschikking en emancipatie vertegenwoordigd zijn, deze zijn: De cliënt wordt onderdeel van deze veranderingen in het systeem, risicobeperking, partnerschap in plaats van overgave, verbeterde motivatie, verbeterd teamfunctioneren, verminderde kans op burnout, verbetering van maatschappelijke integratie, vermindering van stigma’s en discriminatie, het werken in de GGZ wordt aantrekkelijker. Met andere woorden, het actief samen op werken van cliënt en hulpverlener leidt tot empowerment en leidt tot herstel, maar biedt ook de hulpverlener en de organisatie voordelen. Wanneer GGZ instellingen daadwerkelijk het herstelconcept leidend willen laten zijn, betekent dit dat op het niveau van de individuele behandeling, maar ook in de beschrijving van het zorgaanbod en in de samenwerking met ketenpartners de cliënt een partner zou moeten zijn. Dat dit herstelconcept nog veelal een papieren concept is, blijkt uit de belemmeringen die clienten ondervinden in hun eigen herstelproces, belemmeringen vanuit en buiten de GGZ.
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
5
Belemmerende factoren buiten de GGZ Jaap 3 is een veertig jarige man, hij is al jaren lang in zorg bij de GGZ, hij kan goed verwoorden wat zijn wensen zijn, die liggen vooral op het gebied van werk of dagbesteding. Hij heeft nog nooit een baan gehad omdat hij, net als zoveel cliënten, geconfronteerd werd met een psychose toen hij als achttienjarige in zes VWO zat. Hij zou graag een baan willen vinden in de ICT, daar ligt zijn passie. De strijd die Jaap moet voeren om een vorm van dagbesteding te vinden die past bij zijn wensen en mogelijkheden is enorm. Als ‘Wajonger’ heeft hij een contactpersoon bij het UWV (uitvoeringsinstituut werknemersverzekering), deze heeft hem geadviseerd vooral niets te ondernemen op het gebied van werk. Het risico op mislukking van zijn plannen werd veel te groot geacht. Hij zou hierdoor zelfs zijn uitkering kunnen verliezen. Met deze boodschap ging die deur dicht. Vervolgens heeft Jaap samen met zijn behandelaar gekeken of de GGZ een aanbod in huis had passend bij zijn wensen en ambities. Binnen het Regionaal Dag Activiteiten Centrum (RDAC) werd hem de mogelijkheid geboden om daar ‘iets met computers’te gaan doen. Vanuit het ‘alles beter dan niets’ idee besloot Jaap dit te doen. Hij had de hoop dat hij hier weer tot een soort van werkritme zou komen. Misschien dat hij dan na verloop van tijd zijn contactpersoon bij de uitkerende instantie kon overtuigen van zijn inzet en kwaliteiten. Helaas liep het anders. Door een gewijzigd overheidsbeleid betalen cliënten een eigen bijdrage voor dagbesteding. Het bedrag is inkomensafhankelijk, maar voor Jaap meer dan hij kan betalen. Dit heeft geleid tot een verslechtering van de situatie van Jaap. De hoop die hij had op betere tijden is grotendeels opgegaan in rook. Herstel is een individueel proces. Dit betekent dat de benodigde ingrediënten ook zeer individueel worden bepaald. Herstel is uiteraard zoveel meer dan het vinden van een baan, sterker nog een baan hebben wil nog niet zeggen dat men zich ‘hersteld’ voelt. Voor Jaap echter, was en is het vinden van werk een heel belangrijk punt. In gesprekken geeft hij aan dat een baan voor hem zou betekenen dat hij: weer mee doet, zinvol bezig is, meer is dan zijn ziekte. In de zoektocht naar herstel zoals cliënten die doorlopen hebben zij niet alleen te maken met hun eigen mogelijkheden en beperkingen, maar ook met die van de wereld om hen heen. Dit maakt herstelprocessen zeer complex. Fisher en Chamberlain (2004) beschrijven, dat wanneer we bij herstel alleen uitgaan van het leren omgaan met beperkingen of aandoening, net als bijvoorbeeld bij diabetes, de cliënt nog steeds niet de regie in handen heeft. Het leren omgaan met een aandoening gaat immers uit van die betreffende aandoening en verschilt dus niet zo veel van het medische model. Bij herstel zouden cliënten en hun naasten en hulpverleners open moeten staan voor het idee dat die cliënt daadwerkelijk de aandoening kan ontstijgen, dat hij weer in staat is om talenten en mogelijkheden aan te spreken. Dit dient ook de basis te zijn voor een behandelplan. Wanneer echter een dergelijk behandelplan verstuurd wordt naar
3
Het betreft een geanonimiseerde casus
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
6
het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ontstaat er een probleem. Voor AWBZ zorg ( Algemene wet bijzondere ziektekosten) is een indicatie nodig. Het toekennen van een indicatie voor zorg is echter gebaseerd op beperkingen voortkomende uit de ziekte. Om nu een indicatie te krijgen worden behandelplannen ‘herschreven’. Dit maakt dat een aanzienlijk deel van de tijd van behandelaren gevuld is met het op orde houden van hun administratie. Behandelaren hebben het gevoel in spagaat te zitten tussen enerzijds het herstelconcept en anderzijds de noodzaak om de juiste indicatie ( lees euro’s) binnen te halen voor de geleverde zorg. Dit is, zoals Lenneke Elfers (2010) al schreef: ‘Herstelondersteunende zorg op zijn kop.’ Belemmerende factoren vanuit de GGZ Het project ‘van herstel naar burgerschap ‘(GGZ Nederland 2010) benadrukt dat GGZ instellingen moeten samenwerken met ketenpartners en dat gebruik gemaakt dient te worden van de ervaringskennis van cliënten. De GGZ zou een voorbeeldfunctie kunnen vervullen in deze, om maatschappelijke integratie van cliënten met een ernstige psychiatrische aandoening te bevorderen. In de praktijk zien we dat volgens Slooff en van Alphen (2010) nog nauwelijks terug. Zij stellen dat de GGZ juist heeft bijgedragen aan stigmatisering van GGZ clienten. Dit door weinig tot geen banden aan te gaan met maatschappelijke instellingen en steunsystemen, door in gebreke te blijven als het gaat over het tegengaan van armoede en marginalisatie, door de dubbelzinnige presentatie van psychiatrische ziekte vanuit biologisch determinisme en morele veroordeling. Ook beschrijven zij dat behandeling nog steeds veelal gericht is op symptoombestrijding met weinig oog voor de ontwikkelingskansen voor de persoon. Wanneer behandeling en rehabilitatie mislukken dan komt dit volgens hulpverleners veelal door een gebrek aan motivatie van die cliënt in plaats van grenzen aan het kunnen van die hulpverlener. Deze belemmerende factoren zijn voor veel cliënten helaas nog altijd dagelijkse realiteit. Anneke vertelt dat het bij de uitvoer van haar plannen vaak misgaat omdat ze bang is te mislukken. ‘Ik ben al zo vaak opgenomen, ik durf niet meer te dromen dat ik ooit echt iets van mijn leven ga maken. Mijn psychiater heeft me afgeraden om in de politiek te gaan. Hij vindt dat ik veel te kwetsbaar ben. Mijn man is dit met hem eens. Ze zijn heel bang dat ik weer psychotisch word. Geen wonder, het is immers al te vaak mislukt.’ Anneke wil overduidelijk iets met haar leven. Ze heeft ideeën over de rollen die ze graag zou willen innemen. Maar hoe maak je die keuzes in een omgeving die weinig vertrouwen heeft in het slagen ervan? De situatie van Anneke is vergelijkbaar met die van veel cliënten. Familie, maar ook hulpverleners hebben vaak weinig vertrouwen in het vermogen van de client om zelf beslissingen te nemen over hoe ze hun leven willen inrichten.
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
7
Cliënten willen graag in gesprek gaan met een ervaringsdeskundige, iemand die vanuit eigen ervaring weet wat het betekent om een ernstige psychiatrische aandoening te hebben, iemand die de boodschap brengt dat het ondanks die ziekte mogelijk is om de blik vooruit te werpen en overtuigd te raken van mogelijkheden (Plooy in Boevink, Plooy en van Rooijen 2006). Wanneer we kijken naar de inzet van ervaringsdeskundigen, dan valt op dat dit binnen veel instellingen nog lang geen gemeengoed is (Goossens 2010). Voor veel ervaringsdeskundigen geldt dat er binnen de directe werkomgeving geen mogelijkheid is voor collegiale toetsing en ondersteuning. Dit maakt deze positie een eenzame en kwetsbare. Een belangrijke voorwaarde voor succes bij de inzet van ervaringsdeskundigen is draagvlak. Veel Hulpverleners vertellen in vraaggesprekken over hun visie ten aanzien van ervaringsdeskundigen dat zij er weinig vertrouwen in hebben: ‘ervaringsdeskundigen zijn kwetsbaar, het ziekteverzuim is erg hoog, het blijven toch mensen met een ernstige ziekte, het blijft toch een patient.’ Is dit niet een ‘selffulfilling prophecy‘? Wanneer een instelling één ervaringsdeskundige in dienst heeft en deze als een soort van ‘haarlemmerolie’ overal inzet, is het dan niet logisch dat er overbelasting en uitval ontstaat? Ruimte maken voor herstel Wanneer keer op keer blijkt dat windmolens van geld, stigmatisering en gebrekkige samenwerking blijven draaien, dan is het niet ondenkbeeldig dat hulpverleners en cliënten de moed verliezen. Zijn zij dwaze idealisten die een nutteloze strijd voeren? Zijn alle politiek ontwikkelingen en veranderingen in geldstromen nu belemmeringen die het herstelproces definitief stopzetten? Of moeten cliënten, naastbetrokkenen, hulpverleners en andere partijen leren om met andere ogen te kijken, leren om daadwerkelijk ruimte te maken voor herstel? Herstellen is zowel een proces als een uitkomst (Boevink, Beuzekom en van Gaal, 2002). Herstellen is iets wat cliënten zelf doen, de rol van de hulpverleners is zeer bescheiden. Het risico van dit gedachtegoed is dat hulpverleners hiermee ook de cliënt heel gemakkelijk met een kluitje in het riet kunnen sturen en aan zijn lot overlaten als we geen verantwoordelijkheden nemen ten aanzien van de belemmerende factoren. Hulpverleners zouden zich meer bewust moeten zijn van de noodzaak van hun inbreng bij het daadwerkelijk ruimte maken voor herstel. Dit zodat die cliënt uiteindelijk zelf, waar nodig met ondersteuning van een naaste of hulpverlener zijn pad naar herstel kan kiezen en bewandelen (Kabbedijk, 2010). Op welke wijze kunnen hulpverleners ruimte maken voor herstel? De belemmerende factoren buiten en binnen de GGZ zijn niet los van elkaar te zien, sterker nog zij beïnvloeden elkaar. Wat de zaak verder compliceert is het feit dat herstel zo individueel is. Als de GGZ inderdaad zo weinig naar buiten gericht is, kunnen we dan van de overheid verwachten dat zij een goed beeld hebben van die cliënten die door de nieuwe maatregelen klem komen te zitten?
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
8
Slooff en van Alphen (2010) beschrijven dat de GGZ ook vooral kritisch naar zichzelf moet kijken wil zij stigmatisering vanuit de GGZ tegengaan en daadwerkelijk ruimte maken voor herstel. Zij stellen dat zaken die voor verandering in aanmerking komen onder andere zijn: ·
De bejegening; een toon die niet bevoogdend is, maar aandachtig en respectvol met vertrouwen en optimisme ten aanzien van de mogelijkheden van cliënten. Het past die hulpverlener om bescheiden te zijn, het is immers de cliënt die eigenaar is van zijn herstelproces.
·
De inzet van ervaringsdeskundigen; De mening van de auteurs is, dat ervaringsdeskundigen als discipline ondergebracht kunnen worden in een onafhankelijke door de ziektekostenverzekeraars te financieren stichting, net zoals de stichting PVP.
·
Psychiatrische instellingen moeten zelf het goede voorbeeld geven en van hun instellingen leerinstituten maken waarin cliënten kunnen leren en werken.
·
GGZ instellingen moeten aansluiting zoeken met de maatschappij, met partners in de keten. Het uitgangspunt moet zijn dat cliënten functioneren in reguliere maatschappelijke voorzieningen. Door de overheveling van een deel van de AWBZ naar de WMO, worden we als het ware ‘gedwongen’ om de samenwerking met andere partners zoals de gemeente en welzijnsorganisaties te zoeken. Mogelijk is dit in plaats van een belemmering wel veel meer een kans om ook daadwerkelijk die stappen te gaan zetten.
GGZ Nederland heeft in het project ‘Van herstel naar burgerschap’ (2010) een aantal zaken beschreven die nodig zijn om ruimte te maken voor herstel, deze zijn zeer kort samengevat: professionals moeten aandacht hebben voor de mens achter de ziekte, instellingen moeten hun kennis delen in plaats van ieder voor zich het wiel uitvinden, herstelondersteuning moet als programma worden ingevoerd in plaats van in allemaal losse onderdelen, zorg voor een visiedocument wat gesteund wordt door partners in de keten, maak het meetbaar, bouw verder op bestaande projecten, geef cliënten en ervaringskennis de ruimte. Kunnen hulpverleners iets met deze informatie? Waarschijnlijk wel, maar niet alleen. De kracht van een daadwerkelijke koersverandering in de GGZ waarin ruimte gemaakt wordt voor herstel zit in openheid en samenwerking, maar ook in de wil om oprecht kritisch naar het eigen handelen te kijken en de moed om mogelijkheden te zien in plaats van onmogelijkheden. Dit schrijven is een uitnodiging aan hulpverleners om zich in te zetten voor deze zaak. Zij kunnen zowel binnen als buiten de instelling hun stem laten horen. Bijvoorbeeld door samen met ervaringsdeskundigen met collega’s in gesprek te gaan over aspecten in die bejegening die het herstelproces bevorderen. Maar ook door samen te werken in het organiseren van een opwaartse druk bij managers. Laten hulpverleners en clienten zich melden bij hun instellingen met het aanbod dat zij willen participeren in het ruimte maken voor herstel. Bijvoorbeeld door met
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
9
behulp van meetinstrumenten het effect te beschrijven van herstelondersteunende zorg. Laat hen pilots starten rondom ervaringsdeskundigheid en cliëntenparticipatie. Volgens de World Health Organisation (1998) gaat het bij het bevorderen van gezondheid, waarbij gezondheid meer is dan de afwezigheid van ziekte, niet alleen om vaardigheden en mogelijkheden van individuen, maar ook om de wijze waarop men probeert om op maatschappelijk gebied veranderingen te bewerkstelligen, veranderingen die leiden tot een ander klimaat, waar clienten de ruimte krijgen om zichzelf opnieuw uit te vinden. Participatie van cliënten op alle fronten is daarbij nodig om de gezondheid te bevorderen. Hiervoor is samenwerking met bijvoorbeeld gemeenten en uitkerende instanties en welzijnsorganisaties broodnodig. Misschien is het tijd dat hulpverleners samen met cliënten naar deze partners in de keten gaan, om te benadrukken dat herstellen ook iets vraagt van deze partners. De boodschap zou moeten zijn: Cliënten zijn geen nummers in een statistiek, maar mensen, burgers met een gezicht en een misschien wel onvermoed talent. Conclusies en aanbevelingen Hoewel er veel geschreven is over herstel en herstelondersteuning zien we in de dagelijkse praktijk nog te vaak dat herstelprocessen van cliënten stagneren. Dit komt onder andere door belemmerende factoren van buiten de GGZ, zoals een overheidsbeleid waarin de eigen verantwoordelijkheid een enorme druk legt op de kwetsbare schouders van cliënten en een enorme bureaucratie en productiedwang waardoor hulpverleners het gevoel hebben in spagaat te zitten. Naast deze zogenaamde externe factoren speelt ook mee dat de GGZ zélf een traditie heeft van geslotenheid en stigmatisering. Slooff en van Alphen (2010) beschrijven dat er zijn weinig tot geen banden zijn aan gegaan met maatschappelijke instellingen en steunsystemen en dat we steken hebben laten vallen in het tegengaan van armoede en marginalisatie. Behandeling is nog steeds gericht op symptoombestrijding met weinig oog voor de ontwikkelingskansen voor de persoon. Tel daarbij op dat herstelprocessen uniek en individueel zijn en het lastig is om als instelling of maatschappij beleid op individuele wensen te laten aansluiten. Cliënten en hun naasten en hulpverleners kunnen door deze belemmerende factoren het gevoel krijgen te vechten tegen windmolens, net als Don Quichot. Hoewel de cliënt zélf eigenaar is van zijn herstelproces, kunnen hulpverleners en andere partners in de zorg wel ruimte maken voor dit herstel. Individuele hulpverleners kunnen dit doen door kritisch te kijken naar hun eigen houding. De GGZ als instituut zou meer naar buiten gericht moeten zijn, meer de samenwerking met andere partners moeten zoeken en zelf ook het goede voorbeeld kunnen geven door clienten in dienst te nemen en in te zetten op zaken als ervaringsdeskundigheid en cliëntenparticipatie. Hulpverleners en cliënten in de GGZ zouden in deze cultuuromslag een rol van betekenis kunnen hebben. Zij zouden zich samen verantwoordelijk kunnen maken in het daadwerkelijk aanpakken van de belemmerende factoren. Dan
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
10
kunnen zij laten zien, dat ze niet als idealisten vechten voor een hopeloze zaak, maar dat zij daadwerkelijk, heel praktisch, ruimte kunnen maken voor herstel. Dit artikel wil hulpverleners en cliënten dan ook van harte maar dringend uitnodigen om binnen en buiten de muren van GGZ organisaties samen te werken en de kansen en mogelijkheden te zoeken, dit zodat ook Anneke, Jaap en Albert, net als Rik kunnen zeggen: ‘Ik heb het gevoel dat ik moet zijn wie ik nu ben, het is goed zo.’
Geraadpleegde bronnen Anthony, W.A. (1993). Recovering form mental illness: the guiding vision of the mental health system in the 1990s. Psychosocial Journal, 16, 11-23. Bluebird, G. (2004). Redefining Consumer Roles. Changing Culture and Practise in Mental Health. Journal of Psychosocial Nursing, vol. 42, no.9, 46-53. Boevink, W., Beuzekom, J. van, Gaal, E., Jadby, A., F. Jong. (2002). Samen werken aan herstel: van ervaringen delen naar kennis overdragen. Utrecht: Trimbos Instituut. Boevink, W., Plooy, A., Rooijen, S. van. (2006). Herstel empowerment en ervaringsdeskundigheid van mensen met psychische aandoeningen. Amsterdam: SWP. Brunette, M. . Drake, R.E.(2004). Werkboek geïntegreerde behandeling bij dubbele diagnose. Trimbos instituut, Utrecht. Droes, J. (2010). Over empowerment. Geraadpleegd 01-10-2010 via http://empowerment.pameijer.nl/over-empowerment/alle-informatie-van-18-maart-2010-dag-vanempowerment/lezing-van-jos-dr%C3%B6es Elfers, L. (2010). De zorg is herstelondersteunende zorg op zijn kop aan het worden. Tijdschrift voor Rehabilitatie nr 1/10, 43-46. Fisher, D., Chamberlin, J. (2004). Consumer-directed transformation to a recovery-based mental health system. Lawrence: National Empowerment Centre. Fisher, D. (2006). The empowerment model of recovery: Finding our voice and having a say. Geraadpleegd 02-10-2010 via: http://www.power2u.org/articles/recovery/model_recovery.html
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
11
Gagne, C. (2004). Rehabilitatie: een weg tot herstel. Voordracht studiedag 'rehabilitatie en herstel'. Groningen: lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool, 14 juni 2004. Gawith, L., Abrams, P. (2006). Long journey to recovery for Kiwi consumers: Recent developments in mental health policy and practice in New Zealand. Australian Psychologist, 41: 2, 140 — 148 GGZ Drenthe ( 2010). Beleidskaders zorglijn psychiatrie. Geraadpleegd 04-10-2010 via: http://asn-intranet/servlet/page?_pageid=54,58,84&_dad=portal30&_schema=PORTAL30 GGZ Nederland. (2009). Naar herstel en gelijkwaardig burgerschap. Visie op de (langdurende) zorg aan mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Geraadpleegd op 01-10-2010 via http://www.ggznederland.nl/scrivo/asset.php?id=305955 GGZ Nederland (2010) Impressieverslag startbijeenkomst herstelondersteunende zorg. Geraadpleegd op 01-11-2010 via http://www.ggznederland.nl/scrivo/asset.php?id=498029 Goossens, P. ( 2010). Van crisis naar herstel. Zo moeilijk lijkt het niet, maar lastig is het wel. Lectorale rede: 28-05-2010 Kabbedijk, A. ( 2010 ). Ik ben niet mijn stoornis, ik kies ervoor te werken aan mijn herstel. Vakblad sociale psychiatrie. No. 92: 13-20 Korevaar, L., Droes, J. (2008). Handboek rehabilitatie voor zorg en welzijn. Bussum: Coutinho. Landelijk platform GGZ (2010). Zonder dagbesteding ben ik nergens. Geraadpleegd 15-11-2010 via: http://www.platformggz.nl/lpggz/newsitems/ni001158 Slooff, C.J., Alphen, H.A.M. van†.(2010). Over de contraproductieve houding van de psychiatrie en de GGZ bij stigmatisering. Tijdschrift voor Rehabilitatie1/10, 6-15. World Health Organisation (1998). Health Promotion Glossary. Geraadpleegd 01-10-2010 via http://whqlibdoc.who.int/hq/1998/WHO_HPR_HEP_98.1.pdf
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
12
Afstudeerartikel Hettie Aardema GGZ-VS 2008A
13