Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Vaststelling bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11) Programma / Programmanummer
BW-nummer
Grondbeleid / 1032 Portefeuillehouder
B. Velthuis Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
Directe aanleiding voor het bestemmingsplan vormt een verzoek tot SO10, Dave te Braake, 9734 herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van Datum ambtelijk voorstel een gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg (waarvan een gedeelte ook geschikt is voor 24-uurs zorg) op het perceel Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen. Registratienummer
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen (van 10 juli 2014 tot en met 20 augustus 2014). Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Het bestemmingsplan kan door de gemeenteraad ongewijzigd worden vastgesteld.
14.0009818
Aan de Raad voor te stellen
1. Het bestemmingsplan “Nijmegen Oud West – 15 (Spreeuwenstraat 11)” vast te stellen, overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP3015-VG01.gml met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik Steller is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBK Dave te Braake (GBK 2013-07-24). 2. Geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wro.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Ter besluitvorming door de Raad Besluit B&W d.d. 16 september 2014 nummer: 3.17
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Cvs Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Collegevoorstel
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
1 oktober 2014
/ 115/2014
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
N.v.t. Onderwerp
Vaststelling bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11) Programma / Programmanummer
Grondbeleid / 1032 Portefeuillehouder
B. Velthuis Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
16 september 2014 Samenvatting
Directe aanleiding voor het bestemmingsplan vormt een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van een gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg (waarvan een gedeelte ook geschikt is voor 24-uurs zorg) op het perceel Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen (van 10 juli 2014 tot en met 20 augustus 2014). Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Het bestemmingsplan kan door de gemeenteraad ongewijzigd worden vastgesteld. Voorstel om te besluiten
1. Het bestemmingsplan “Nijmegen Oud West – 15 (Spreeuwenstraat 11)” vast te stellen, overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP3015-VG01.gml met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBK (GBK 2013-07-24). 2. Geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wro.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Dave te Braake, 9734,
[email protected] Rvs Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
Het perceel Spreeuwenstraat 11 heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Oud West - 8 (Nachtegaalplein e.o.)' de bestemming 'Gemengd -1'. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven (in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten), kantoren en inpandige bedrijfswoningen. Detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond van bestaande detailhandelslocaties en tot deze locaties behorende bouwpercelen, waarbij supermarkten niet zijn toegestaan. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'. De goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven (variërend van 3, 4 tot 6 meter hoogte). Het te ontwikkelen gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg is strijdig met het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Oud West - 8 (Nachtegaalplein e.o.)' vanwege het gebruik ten behoeve van het wonen en maatschappelijke voorzieningen, het bouwen buiten het bouwvlak en het overschrijden van de maximum goot- en bouwhoogte. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan herzien te worden. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader
De vaststellingsprocedure is geregeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij wordt verwezen naar de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage is gelegd met de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen naar voren te brengen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan is geen zienswijze ingekomen. 1.2 Relatie met programma
Deze planologische herziening valt onder het programma Grondbeleid. 2
Doelstelling
Het bestemmingsplan Nijmegen Oud West – 15 (Spreeuwenstraat 11) vast te stellen. 3
Argumenten
De locatie Spreeuwenstraat 11 maakt onderdeel uit van de wijk Wolfskuil. Een volkswijk die in de eerste helft van de vorige eeuw is gerealiseerd op een betrekkelijk korte afstand van het stadscentrum. Een groot deel van de woningbouw in dit gebied is in eigendom van woningcorporatie Portaal. Omdat de fysieke kwaliteit van de buurt en de woningen achteruit gaat is Portaal gestart met herstructurering en nieuwbouw van woningen. De locatie Spreeuwenstraat 11 ligt in dit deel van Wolfskuil, maar maakt geen onderdeel uit van het bezit van Portaal, waarvoor herstructureringsplannen zijn. Het terrein is een bedrijfsfunctie gelegen tussen (huur)woningen. Het plan om de bedrijfsbestemming om te zetten naar een bestemming voor wonen met zorg sluit goed aan bij de plannen om het gebied te revitaliseren.
Rvs Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
De locatie Spreeuwenstraat 11 valt vanuit het woonbeleid onder het stedelijk compacte woonmilieu. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen is in dit woonmilieu en in deze wijk geen behoefte aan nieuwe toevoegingen, behoudens enkele uitzonderingen. Een uitzondering daarop is een toevoeging op het gebied van wonen en zorg; in het vastgestelde planningskader wonen en zorg is daar ook nog ruimte voor. In Oud West is nog behoefte aan toevoegingen op het gebied van wonen met zorg. Het plan past binnen de herstructureringsplannen en levert een bijdrage aan meer kwaliteit en variatie in dit stadsdeel. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen (van 10 juli 2014 tot en met 20 augustus 2014). Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend. 4
Klimaat
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning worden de ambities, geformuleerd in de Duurzaamheidsagenda 2011-2015, meegenomen. 5
Risico’s
Het resultaat van de noodzakelijke Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) procedure kan vanwege de mogelijke rechtsbescherming niet gegarandeerd worden. Het bestemmingsplan kan schade veroorzaken als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade), doordat nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden ontstaan. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor particuliere initiatieven planschade betaalt. Om die reden is in de overeenkomst opgenomen dat de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren. 6
Financiën
De gemeente Nijmegen en de ontwikkelaar hebben middels een overeenkomst afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied en de gemeentelijke plankosten. Deze kosten zijn voor rekening van de ontwikkelaar. 7
Participatie en Communicatie
Op 16 april 2014 is de vooraankondiging van dit bestemmingsplan op de gemeentelijke website geplaatst. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken (van 10 juli 2014 tot en met 20 augustus 2014) ter visie gelegen. Op 10 juli 2014 is een inloopavond voor omwonenden en belangstellenden gehouden. De aanvrager wordt van het besluit op de hoogte gesteld. Verder kan verwezen worden naar het gestelde onder punt 8 van dit voorstel. 8
Uitvoering en evaluatie
Na het besluit van de gemeenteraad tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd. De termijn van ter visie legging wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad, in de “Staatscourant” en op de gemeentelijke website. Daarnaast wordt het bestemmingsplan aan de landelijke site ruimtelijkeplannen.nl aangeboden. Binnen deze termijn kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State. Dit beroep kan gecombineerd
Rvs Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
worden met het verzoek tot een voorlopige voorziening. Als er geen verzoek tot voorlopige voorziening wordt gedaan krijgt het bestemmingsplan na de beroepstermijn rechtskracht. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Ter inzage:
Bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11) Onderzoeksrapporten
Rvs Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
2
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Aanleiding en doel Bestaande situatie Toekomstige situatie Stedenbouw Leeswijzer
7 7 7 10 11 11
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
Sectoraal beleid Wonen Economische zaken Verkeer Milieu Water Natuur & Landschap Archeologie en Cultuurhistorie
12 12 13 13 14 23 24 26
Hoofdstuk 3 3.1 3.2
Plansystematiek Regels Uitgangspunten per functie
30 30 30
Hoofdstuk 4 4.1 4.2
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
32 32 32
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3
Vooroverleg Inspectie Leefomgeving en Transport Provincie Gelderland Waterschap
33 33 33 33
Regels
35
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
37 37 47
Hoofdstuk 2 Artikel 3
Bestemmingsregels Gemengd
50 50
Hoofdstuk 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Overige regels
52 52 52 53 54 55 55
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 10 Overgangsrecht Artikel 11 Slotregel
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
56 56 57
3
4
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Toelichting
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
5
6
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel
Directe aanleiding voor het bestemmingsplan vormt een verzoek tot herziening van het bestemmingsplan ten behoeve van het bouwen van een gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg (waarvan een gedeelte ook geschikt is voor 24-uurs zorg) op het perceel Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen. Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 8 (Nachtegaalplein e.o.). Het bouwen van een gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg is niet toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan. Het doel van onderhavig bestemmingsplan is het juridisch planologisch kader te scheppen voor het bouwen en gebruiken van een gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg op het perceel Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen. Het bestemmingsplan kent de bestemming 'Gemengd' aan de gronden toe.
1.2
Bestaande situatie
Het plangebied bestaat uit het perceel Spreeuwenstraat 11, 6542 XJ te Nijmegen (kadastrale gegevens: gemeente Nijmegen sectie B nummer 3901) met een oppervlakte van 1.590 m2.
figuur 1: Globale ligging van het plangebied (met rode A) Bron: maps.google.nl
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
7
figuur 2: Kadastrale situatie plangebied en nabije omgeving (met in rood de globale grens van het plangebied)
Op het perceel is een pand gelegen welke tijdelijk wordt beheerd door de Stichting Slak. Voorheen was in het gebouw 'Succes slapen' (circa 600 m2 bvo) gevestigd met hierboven een woning die als praktijkruimte werd gebruikt (circa 100 m2 bvo).
Figuur 3: Aanzicht perceel vanaf de Spreeuwenstraat komende vanuit het noorden
8
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Figuur 4: Aanzicht perceel vanaf de Spreeuwenstraat komende vanuit het zuiden
Het voorgestelde plan gaat uit van sloop van de bestaande panden en het realiseren van een nieuw gebouw voor de combinatie wonen en zorg. Het perceel Spreeuwenstraat 11 heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Oud West - 8 (Nachtegaalplein e.o.)' de bestemming 'Gemengd -1'.
Figuur 5: Verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Nijmegen Oud West - 8 (Nachtegaalplein e.o.)
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
9
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven (in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten), kantoren en inpandige bedrijfswoningen. Detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond van bestaande detailhandelslocaties en tot deze locaties behorende bouwpercelen, waarbij supermarkten niet zijn toegestaan. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'. De goot- en bouwhoogte van gebouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale gooten bouwhoogte' is aangegeven (variërend van 3, 4 tot 6 meter hoogte). Het te ontwikkelen gebouw voor woningen ten behoeve van wonen met zorg is strijdig met het vigerende bestemmingsplan 'Nijmegen Oud West - 8 (Nachtegaalplein e.o.)' vanwege bouwen buiten het bouwvlak, overschrijding van de maximum goot- en bouwhoogte en het gebruik ten behoeve van het wonen en maatschappelijke voorzieningen. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan herzien te worden.
1.3
Toekomstige situatie
Hoewel er nog geen concreet bouwplan is is er een studie verricht naar de inpassing van een gebouw op deze locatie. Deze studie is vertaald in de Verbeelding van dit bestemmingsplan. Een uiteindelijk bouwplan moet voldoen aan deze Verbeelding. De tekening in figuur 6 is een suggestie van een mogelijk gebouw.
Figuur 6: suggestie van een bouwplan
Het kavel Spreeuwenstraat 11 heeft een rechthoekige vorm en maakt onderdeel uit van een gesloten bouwblok met rijwoningen. Een deel van het kavel grenst aan de straatzijde, een groot deel ligt hier achter op een binnenterrein en grenst aan de achtertuinen van de rijwoningen. Een deel van de naastgelegen rijwoningen zal in het kader van herstructureringsplannen van Portaal worden vervangen. Dit herstructureringsplan is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Het gesuggereerde plan voor Spreeuwenstraat 11 bestaat uit twee delen: een lineair blok van maximaal 3 bouwlagen aan de straatkant en een vierkant blok van 3 lagen georiënteerd op de meer rustige tuinzijde van het perceel. De twee woondelen zijn met elkaar verbonden door de logistieke ruimte (gangen en trappen) van het gebouw. De woningen aan de straatzijde volgen de rooilijn van de naastgelegen woningen.
10
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
1.4
Stedenbouw
De locatie Spreeuwentraat 11 maakt onderdeel uit van de wijk Wolfskuil. Een volkswijk die in de eerste helft van de vorige eeuw is gerealiseerd op een betrekkelijk korte afstand van het stadscentrum. Het laaggelegen Wolfskuil ontwikkelde zich van 1916 van een landelijk gebied met verspreide liggende bebouwing tot een woonwijk voor arbeiders. Langs de bestaande wegen (Tweede Oude Heselaan en Nonnendaalseweg) ontstond lintbebouwing De tussenliggende terreinen werden fasegewijs ingevuld met complexmatige bebouwing volgens de Tuinstadgedachte. Een groot deel van de woningbouw in dit gebied is in eigendom van woningcorporatie Portaal. Omdat de fysieke kwaliteit van de buurt en de woningen achteruit gaat heeft Portaal het plan een herstructureringsopgave in deze wijk uit te voeren. Herstructurering moet een eventuele neerwaartse spiraal vroegtijdig tegengaan. Ten behoeve van de herstructurering heeft Portaal een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan gemaakt en is een deel uitgewerkt in bouwplannen en plannen voor de openbare ruimte. De locatie van de voormalige matrassenwinkel ligt in dit deel van Wolfskuil, maar maakt geen onderdeel uit van het bezit van Portaal, waarvoor herstructureringsplannen zijn. Het terrein is een bedrijfsfunctie tussen huurwoningen. Het plan om de bedrijfsbestemming om te zetten naar een woonbestemming gecombineerd met zorg sluit goed aan bij de plannen om het gebied te revitaliseren. Zowel de bijzondere functie (combinatie wonen en zorg) en de bijzondere locatie (rechthoekig met groot deel op een achterterrein) zijn aanleiding tot een bijzonder gebouw. Het gesuggereerde plan van 3 bouwlagen (zonder kap) is afwijkend binnen de uitstraling van het tuindorp en de (geplande) meer traditionele woningen (2 lagen met kap) in de straat, maar past toch goed. Het terrein is door zijn vorm niet direct geschikt voor standaard rijwoningen met voortuin, woning en achtertuin. Aan de straatzijde vormt het lineaire gebouw een geheel met naastgelegen rijwoningen door aan te sluiten op de bestaande rooilijn. Op het binnenterrein is ruimte voor meer rustig en beschermd wonen. Uitgangspunt op het achterterrein is dat het bouwblok op tenminste 10 meter afstand van naastgelegen tuinen wordt gerealiseerd. Dit om de privacy te waarborgen. In deze ruimte is ruimte voor tuin en om de noodzakelijke parkeervoorzieningen te realiseren.
1.5
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt een beschrijving gegeven van al het relevante sectorale beleid zoals, verkeer, geluid en ecologie. Hoofdstuk 3 geeft een vertaling van de planregels in de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 4 en 5 ingegaan op respectievelijk de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en het wettelijke vooroverleg.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
11
Hoofdstuk 2 Sectoraal beleid 2.1
Wonen
2.1.1
Woonvisie Nijmegen 2009-2020
Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen: Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad. Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij we ook als kwaliteitsimpuls de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.
2.1.2
De Nijmeegse Woningmarktverkenning 2013-2020
Op 28 februari 2014 is de nieuwe woningmarktverkenning "De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020) vastgesteld. Deze woningmarktverkenning geeft de richting aan voor diverse locaties. De te ontwikkelen locatie Spreeuwstraat ligt in de wijk Wolfskuil en de locatie ligt tegen het herstructuringproject "Nachtegaalplein" aan, waar woningcorporatie Portaal gestart is met herstructurering en nieuwbouw van woningen. De locatie Spreeuwstraat valt onder het stedelijk compacte woonmilieu. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen is in dit woonmilieu en in deze wijk geen behoefte aan nieuwe toevoegingen, behoudens enkele uitzonderingen. Een uitzondering daarop is een toevoeging op het gebied van wonen en zorg en daarbij is er in het vastgestelde planningskader wonen en zorg ook nog ruimte voor. In Oud West is nog behoefte aan toevoegingen op het gebied van wonen met zorg.
2.1.3
Wonen en zorg
Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Ook voor mensen met een zwaardere zorgvraag (beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd. Er is nog een tekort aan zowel zorgwoningen als beschermd wonen. Ook is er gezien de verandering van het scheiden van wonen en zorg nog behoefte aan woonruimte in de wijken voor andere zorgdoelgroepen die te maken krijgen met dit nieuwe beleid, waaronder psychiatrische patiënten en onder andere jongeren
12
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
met een verstandelijke beperking. Hierbij gaat het niet alleen om het gebouw, maar ook om het organiseren van een integraal pakket van welzijn, diensten, ontmoeten en zorg geboden binnen de wijk. Inzet voor wonen en zorg: is het toevoegen van beschermde woonvormen (woonvormen waar 24-uurszorg aanwezig is), verzorgde woonvormen (waar 24-uurszorg afroepbaar is) en levensloopgeschikte woningen, zoals rolstoelwoningen en rollatorwoningen. Bij beschermd en verzorgd wonen moet gedacht worden aan voldoende grote appartementen en aanvullend voldoende ruimte voor een gezamenlijke sociale en zorginfrastructuur in de vorm van een huiskamer en een goede en veilige buitenruimte.
2.1.4
Spreeuwenstraat 11
Voor het plan zijn onder meer onderstaande punten vanuit Wonen van belang:
Het betreft specifieke zorgwoningen waar nog behoefte aan is in Nijmegen en ook in Oud West nog een tekort aan bestaat. Het plan past binnen de herstructureringsplannen en levert een bijdrage aan meer kwaliteit en variatie in dit stadsdeel. De woningen moeten levensloopbestendig gebouwd worden. Het uitgangspunt is hierbij het eisenpakket Wonen volgens "Handboek Woonkeur". Aangezien het hier om woningen voor een specifieke doelgroep gaat, moeten ook aanvullende maatregelen worden getroffen. Indien de vraag naar zorgwoningen onder de beoogde doelgroep afneemt, zijn deze woningen uitermate geschikt voor het toenemende aantal ouderen.
2.1.5
Conclusie
Dit plan voorziet in een gewenste toevoeging in het wonen met zorgsegment. Het is passend binnen wonen en zorg beleid.
2.2
Economische zaken
Ten aanzien van de detailhandel is het beleid dat detailhandel in de wijken centraal, compleet en comfortabel in de wijken gerealiseerd worden. Daar waar van oudsher nog een detailhandelsbestemming is gelegen kan in het kader van het overgangsrecht blijven. Daar waar het gebruik voor detailhandel verdwijnt, gaat de voorkeur uit naar een andere economische invulling. Voor de locatie Spreeuwenstraat 11 zijn er plannen voor een woon-zorggebouw. Aangezien er al meerdere locaties met gemengde doeleinden, waar detailhandel mogelijk is, in de wijk aanwezig zijn kan de functie detailhandel hier komen te vervallen.
2.3
Verkeer
2.3.1
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer: Ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer vindt plaats via de ontsluiting aan de Spreeuwenstraat. Langzaam verkeer: Langzaam verkeer kan tevens via de nieuwe ontsluiting aan de Spreeuwenstraat ontsluiten.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
13
Openbaar vervoer: Voor gebruik van het openbaar vervoer is het plangebied aanwezen op de haltevoorzieningen van de Graafseweg. Deze bevinden zich ter hoogte van de Nieuwe Nonnendaalseweg.
2.3.2
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone "Schil/Overloopgebied".
Beschermd/ verzorgd wonen: 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid Woning groot (groter dan 135 m2 GBO) 1,6 parkeerplaatsen per woning Woning midden (tussen 90 - 135 m2 GBO) 1,5 parkeerplaatsen per woning Woning klein (tussen 50 - 90 m2 GBO) 1,3 parkeerplaatsen per woning Woning zeer klein (kleiner dan 50 m2 GBO) 0,85 parkeerplaatsen per woning
Op basis van het gesuggereerde plan kunnen 28 woningen kleiner dan 50m2 gerealiseerd worden. Het gebruik met de hoogste parkeernorm dat onderhavig bestemmingsplan toestaat is seniorenwoning. Seniorenwoningen vallen onder de categorie woning. Voor het gesuggereerde plan zijn 28 x 0,85 = 23,8 = 24 parkeerplaatsen nodig. De parkeerbehoefte van de direct daaraan voorafgaande bestaande situatie kan daarop in mindering worden gebracht. De bestaande parkeerbehoefte bedroeg 6,7 parkeerplaatsen (situatie bestaand 600 m2 winkel/ showroom x 0,9 parkeerplaatsen per 100 m2 = 5,4 parkeerplaatsen; woning klein tot 90 m2 GBO x 1,3 parkeerplaatsen per wooneenheid = 1,3 parkeerplaatsen; totaal = 5,4 + 1,3 = 6,7 parkeerplaatsen). In totaal dienen op eigen terrein dus 23,8 - 6,7 = 17,1 = 18 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Het plan voorziet in de realisatie van 18 parkeerplaatsen op eigen terrein. Het plan voldoet hiermee aan de parkeereis. De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning definitief getoetst aan de dan geldende normen. Het aantal vaste parkeerplaatsen voor bewoners moeten op eigen terrein worden opgelost. Het aandeel bezoekers parkeren dient 24/7 opengesteld en bereikbaar te zijn vanaf de openbare weg.
2.3.3
Verkeersveiligheid
Aan de hand van de wegencategorisering kaart uit de nota Nijmegen Duurzaam bereikbaar (augustus 2012) is bepaald welke snelheidregime er geldt. Op de GOW-A, GOW-B en de industrieterreinen geldt 50 km/h. Voor de rest binnen bebouwde kom geldt 30 km/h. Voor de Spreeuwenstraat geldt een maximum snelheid van 30 km/h.
2.4
Milieu
2.4.1
Bedrijvigheid
Algemeen Het plan Spreeuwenstraat maakt de bouw mogelijk van een woon-zorggebouw met 28 zorgwoningen met bijbehorende voorzieningen op een locatie waar voorheen een detailhandel gevestigd was. Gezien het voormalig gebruik van deze locatie kan opgemerkt worden dat de nieuwe invulling als passend in de naaste omgeving kan worden aangemerkt en bovendien een verbetering zal zijn ten opzichte van de voormalige situatie. Deze planinvulling is gezien de invulling in de naaste omgeving als passend aan te merken vanuit
14
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
algemene milieuoptiek. Bedrijvigheid In de naaste omgeving van het plan bevinden zich geen bedrijven/inrichtingen die het bouwplan kunnen beïnvloeden. Ook zal het plan geen negatieve invloed naar in de naaste omgeving gevestigde inrichten veroorzaken. Indirecte hinder Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat in het openbaar gebied weinig tot geen toename van de parkeerdruk zal optreden tengevolge van dit plan, omdat de nieuwe invulling gaat beschikken over een voldoende aantal parkeerplaatsen op het eigen achterterrein. Conclusie Het plan kan als acceptabel worden aangemerkt.
2.4.2
Bodem
De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het rapport "Nader bodemonderzoek locatie Spreeuwenstraat Nijmegen", rapportnummer P-20095514A/R01,21 januari 2010, Enviroplan B.V. Uit het bodemonderzoek blijkt:
Er zijn twee sterke verontreinigingen aanwezig; de verontreinigingen liggen centraal op het perceel en hebben een omvang van circa 17m3 waarbinnen de interventiewaarde voor koper in de eerste halve meter wordt overschreden en circa 390 m3 waarbinnen de interventiewaarde tot 1,2 meter diepte voor zware metalen en PAK wordt overschreden. Er is onder het buitenterrein een stabilisatie/puinlaag aangetroffen. Het grondwater is niet onderzocht, dit ligt namelijk dieper dan 5 meter min maaiveld. Er is geen asbestverontreiniging aangetroffen. Op basis van het onderzoek blijkt sprake te zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging, De bodem moet worden gesaneerd voordat de bestemming wordt gerealiseerd. Hiervoor moet de initiatiefnemer een BUS-melding doen. Conclusie Bij het realiseren van de gewijzigde bestemming zal rekening moeten worden gehouden met een budget voor bodemsanering en voorafgaand bodemonderzoek.
2.4.3
Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing binnen de wettelijke vastgestelde zone van een weg. Wegen waarvoor een maximum toegestane snelheid geldt van 30 km/uur en die binnen een als woonerf aangeduid gebied liggen zijn niet gezoneerd en daardoor niet onderzoeksplichtig. De woningen liggen niet binnen de onderzoekszone van een weg. De wegen in de nabijheid van de woningen zijn wegen met een maximum toegestane snelheid van 30 km/uur en dus niet gezoneerd. Verder zijn de wegen in de nabijheid van de woningen, wegen met een lage verkeersintensiteit omdat er zo goed als alleen bestemmingsverkeer overheen rijdt. De wegen leveren daardoor geen relevante geluidsbelasting op de gevels van de woningen.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
15
De geplande ontwikkeling kan worden gerealiseerd zonder dat er met betrekking tot het aspect geluid procedures nodig zijn. Verder worden er geen bijzondere eisen gesteld aan de geluidwering van de gevels van de woningen en ook niet aan de indeling. Uiteraard moeten de woningen voldoen aan de minimale eisen van het Bouwbesluit.
2.4.4
Luchtkwaliteit
Als een ruimtelijk plan getoetst wordt op luchtkwaliteit, moet worden gelet op de volgende 2 zaken: a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit.
ad a. het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet Milieubeheer uitgebreid met hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteiteisen. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's (Besluit niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen) en Ministeriële regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen luchtkwaliteitseisen, Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007, Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007). Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. In een regeling is nader uitgewerkt dat een woningbouwplan met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg, minder dan 3% bijdraagt. Dit komt overeen met een verkeersaantrekkende werking van ca. 7500 motorvoertuigen per etmaal. Het plan aan de Spreeuwenstraat 11 voor 28 appartementen blijft ruim onder bovenstaande grens. Het plan is derhalve NIBM en het hoeft derhalve niet aan de luchtkwaliteitseisen getoetst te worden. ad b. het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit "gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)" in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen met bijbehorende terreinen zijn gevoelige bestemmingen. Plannen voor gevoelige objecten zijn niet toegestaan binnen 300 meter vanaf de rand van een rijksweg of binnen 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg, mits ter plaatse een grenswaarde overschreden wordt. Voor drukke stadswegen worden geen afstanden genoemd, maar kunnen door lokaal beleid aangewezen worden. De geplande nieuwbouw betreft wel aangewezen gevoelige bestemming maar ligt op grotere afstand van een drukke gemeentelijke weg en voldoet daarmee ook aan dit aspect.
2.4.5
Externe veiligheid
2.4.5.1 Algemeen Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden: a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen. De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
16
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grenswaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt getoetst aan de hand van oriënterende waarden.
a. inrichtingen De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen). Dit besluit kent een verdeling naar plaatsgebonden risico's en groepsgebonden risico's, zoals hierboven aangegeven. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics, gelegen aan de Vlotkampweg 67. Deze inrichting heeft een invloedsgebied van 4250 meter, het plangebied ligt op 2500 meter van deze inrichting. b. Vervoer van gevaarlijke stoffen Voor de externe veiligheid door vervoer van gevaarlijke stoffen over transportwegen wordt voor wegen, vaarwegen en buisleidingen het rapport van Arcadis "Bouwstenen voor een inhaalslag" (16 januari 2003) als indicatie aangemerkt. Voor vervoer over het spoor wordt thans uitgegaan van het Basisnet spoor. In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig:
De rivier de Waal op 1350 meter afstand De spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch op 300 meter afstand Een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, Energieweg - Scheepvaartweg Weurtseweg - Waalbandijk op tenminste 1225 meter afstand. Alle bovenaangehaalde routes gevaarlijke stoffen hebben een invloedsgebied van 1500 meter. Onderstaand wordt nader ingegaan op:
Het plaatsgebonden risico (PR) Het groepsrisico (GR) Cumulatie van de risico's omdat binnen het projectplangebied sprake is van overlapping van de invloedsgebieden.
2.4.5.2 Verantwoording plaatsgebonden risico (PR) Met betrekking tot het plaatsgebonden risico van de onderscheiden bronnen kan het volgende worden opgemerkt:
TWO Chemical Logistics B.V., gelegen aan de Vlotkampweg 67. De plaatsgebonden -6 10 risicocontour bevindt zich grotendeels binnen het terrein van de inrichting zelf en is voor dit plangebied niet van belang. De hierboven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen. Voor alle hierboven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen geldt dat of de risicocontour valt binnen de begrenzing van de -6 transportas zelf, dan wel het plaatsgebonden risico dermate laag is dat geen 10 plaatsgebonden risicocontour is te bepalen.
Met betrekking tot het plaatsgebonden risico's van alle genoemde risicobronnen kan de conclusie worden getrokken dat die voor dit plangebied niet van belang zijn. Aan het plaatsgebonden risico zal (PR) daarom onderstaand dan ook geen aandacht meer worden besteed.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
17
2.4.5.3 Verantwoording groepsrisico (GR) Zone-indeling risicocontouren groepsrisico (GR) Hieronder worden de onderscheiden risico's voor TWO Chemical Logistics B.V. en de onderscheiden routes gevaarlijke stoffen verantwoord. Voor de risicobronnen zijn in de "Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen" drie zones vastgesteld waarbinnen bepaalde verantwoordingsniveaus gelden. De zones zijn globaal gebaseerd op de reikwijdte van incidenten met gevaarlijke stoffen. Omdat verschillende risicobronnen verschillende rampscenario's (kunnen) hebben, verschilt ook de zone-indeling per risicobron. De zone indeling is schematisch weergegeven in onderstaande figuur: Rijksspoorwegen, provincialegemeentelijke wegen Vaarwegen
Zone 1 en 30 meter (invloedsgebied en plasbrand)
25 meter (invloedsgebied planbrand) -6 Aardgastransportle PR 10 contour idingen -6 LPG tankstations PR 10 contour -6
LNG tankstations
PR 10 contour
Overige Bevi-inrichtingen
PR 10 contour
-6
Zone 2 200 meter (aandachtsgebied BLEVE)
Zone 3 1500 meter (invloedsgebied toxisch)
90 meter (invloedsgebied BLEVE) 100% Letaalgrens 150 meter (invloedsgebied) 300 meter (invloedsgebied) -8 PR 10 contour
1500 meter (invloedsgebied toxisch) 1% letaalgrens Invloedsgebied
Inrichtingen en bedrijven Het plangebied ligt voor wat bedrijvigheid betreft alleen binnen het invloedsgebied van TWO Chemical Logistics aan de Vlotkampweg 67. -8
Het betreft hier zone 3, dus buiten de PR 10 contour, waar alleen een toxisch scenario van toepassing is. Vervoer van gevaarlijke stoffen Met betrekking tot de boven aangevoerde routes gevaarlijke stoffen, kan opgemerkt worden dat omdat het plangebied voor alle vervoersaders in zone 3 ligt alleen een toxisch scenario van toepassing is. Omdat bij alle bovenaangegeven risicobronnen het toxisch scenario in zone 3 maatgevend is, wordt de verantwoording groepsrisico, voor zover mogelijk, voor deze bronnen gecombineerd uitgevoerd. Verantwoording groepsrisico voor de rivier de Waal en het Maas-Waalkanaal met de Oostkanaalhavens. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het Maas-Waalkanaal met de Oostkanaalhavens en de rivier de Waal. Voor de beide vaarwateren geldt het volgende: Uit de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, blijkt dat zowel de Waal als het Maas-Waalkanaal zijn gecategoriseerd is als zwarte route (belangrijke binnenvaartroute). Het risicoplafond is voor de Waal vastgesteld op 2.135 schepen brandbaar gas/jaar, voor het Maas-Waalkanaal op 2.710 schepen brandbaar gas/jaar. -6
Beide vaarwegen hebben geen PR 10 contour die buiten de oever ligt. Het invloedsgebied van de vaarwegen is 1.500 meter. Groepsrisicoberekening- en verantwoording zijn alleen
18
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
nodig wanneer de bevolkingsdichtheid binnen het invloedsgebied hoger is dan 1.500 pers./ha. dubbelzijdig of 2.250 pers./ha. enkelzijdig. Hieraan voldoen de beide vaarwegen niet, zodat een verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is. Verantwoording groepsrisico voor de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch evenals voor TWO Chemical Logistics. Het plangebied bevindt zich op grote afstand, van de risicobronnen (spoorlijn 720 meter, TWO Chemical Logistics B.V. 2500 meter) Op deze afstanden is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of blève reiken niet tot het plangebied. Vanwege de grote afstanden tot de risicobronnen zal een toe- of afname van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid behoort op deze grote afstand tot een risicobron niet tot de mogelijkheden. Zoals gesteld heeft op de betreffende afstanden een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10-6). Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch. In geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd. Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken, waar grotere massa's mensen aanwezig kunnen zijn, als bijvoorbeeld woonflats en kantoren, zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen worden door NL-alert. Conclusie De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt binnen de onderscheiden afwegingsgebieden niet overschreden, wel zal door de planvorming een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de mogelijke verdichting van het aantal aanwezigen binnen de betreffende invloedsgebieden. Externe veiligheid is echter, rekening houdend met de zeer lage risico's van de betreffende risicobronnen, de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch en TWO Chemical Logistics gegeven de bovenstaande afweging, geen obstakel voor het realiseren van het plan.
Verantwoording groepsrisico voor de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen Energieweg Scheepvaartweg - Weurtseweg - Waalbandijk. Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevinden zich binnen het invloedsgebied van een gemeentelijke weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en de daaraan gepaard gaande externe veiligheidsrisico's van de weg zijn relatief laag (zie de Beleidsvisie externe veiligheid
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
19
Nijmegen) De weg wordt gebruikt ter bevoorrading van langs de weg gelegen risicovolle inrichtingen. Vervoerde stoffen zijn voornamelijk brandbare vloeistoffen (categorie LF1/2) met een invloedsgebied van 30 meter en een beperkte hoeveelheid brandbaar gas (categorie GF3) met een invloedsgebied van ongeveer 300 meter. Het groepsrisico Het groepsrisico van de weg blijft ruimschoots onder de oriënterende waarde. Omdat de ontwikkeling op meer dan 30 meter van de weg ligt, reikt het invloedsgebied van een plasbrand, het maatgevend scenario, niet tot het plangebied. De invloed van de ontwikkeling op het groepsrisico zal dus nauwelijks tot niet significant zijn. Het lage groepsrisico zal door de geprojecteerde ontwikkeling dus nauwelijks of niet toenemen. De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is van weinig invloed omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van een plasbrand ligt (en het vervoer voornamelijk brandbare vloeistoffen betreft). Ook is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen in het plangebied -6 vele malen kleiner dan 1/1.000.000 (10 ). Gezien het beperkte risico van de weg zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen niet realistisch. Conclusie Door de planvorming zal een niet significante verhoging van het groepsrisico optreden vanwege de verdichting van het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen. Externe veiligheid is, rekening houdend met de grote afstanden tot de onderscheiden risicobronnen, gegeven de bovenstaande afwegingen, geen obstakel voor het realiseren van het bouwplan. Cumulatie groepsrisico's Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende invloedsgebieden van één inrichting, de rivier de Waal, de spoorlijn Arnhem - Nijmegen - 's-Hertogenbosch, en de Energieweg - Scheepvaartweg - Weurtseweg - Waalbandijk. Cumulatie van risico's is het optellen van het risico van afzonderlijke bronnen. Voor cumulatie van risico's geldt dat kwantificering lastig, dan wel onmogelijk is. Tevens bestaat er geen landelijk toetsingskader waaraan getoetst kan worden. Afwegen van cumulatie is onderdeel van de groepsrisicoverantwoording. Indien relevant, wordt dit aspect in de verantwoording kwalitatief beschouwd bij de interpretatie van fN-curves. Gelet op de ligging van de risicobronnen voor het plangebied is hier geen sprake van relevantie. De groepsrisico's zijn, gezien de bovenstaande verantwoordingen, zeer laag en benaderen in alle gevallen de oriënterende waarden niet. Zij kunnen daarom kwantitatief in feite niets aan de cumulatie toevoegen. Daarom is binnen het plangebied Spreeuwenstraat het toegevoegde risico van cumulatie zeer beperkt. Dit aspect werkt daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording. Conclusie In het bovenstaande zijn de relevante wegingspunten voor alle risicobronnen opgevoerd met betrekking tot het projectplangebied. Uit de afwegingen blijkt dat er nauwelijks/geen beïnvloeding van het plan Spreeuwenstraat op het groepsrisico sprake is. Het plan Spreeuwenstraat is acceptabel vanwege de onderstaande redenen: 1. Het plan heeft nauwelijks tot geen verhogende invloed op het groepsrisico. 2. Het plangebied ligt als geheel weliswaar binnen de invloedsgebieden van een inrichting, een waterweg, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen alsmede een spoorlijn, echter kan geen van de risicobronnen als relevant met betrekking tot het groepsrisico worden aangemerkt. Dit groepsrisico blijft (zeer) ruim onder de
20
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
oriënterende waarde. 3. Ook cumulatie van de risico's leidt niet tot een enigermate significante verhoging van het groepsrisico. 4. Het bestemmingsplan heeft betrekking op huisvesting van beperkt zelfredzame personen, aangezien echter het plangebied voor alle risicobronnen in zone drie ligt leidt dit niet tot knelpunten op het gebied van Externe Veiligheid. Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen hebben kennis genomen van de bovenstaande afweging en achten het groepsrisico, dat tengevolge van het plan Spreeuwenstraat niet significant stijgt, nu en in de in de toekomst, aanvaardbaar. Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan. Gelet op het gegeven dat er een risico voor wat betreft externe veiligheid bestaat, dit echter zo laag is dat dit niet kwantitatief in berekeningen kan worden vervat, dit echter niet nul (0) zal zijn, zal er een zogenaamd restrisico overblijven. Dit restrisico wordt door het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nijmegen expliciet geaccepteerd. Verantwoording De bovenstaande verantwoording groepsrisico dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen en de daarin gemaakte keuzes.
2.4.6
Fysieke veiligheid
Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd: Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw goed aansluiten op de omgeving. Op basis van het huidige plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. Situering van gebouwen. In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan ziet de brandweer op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden. Bluswatervoorziening De brandweer stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. De capaciteit van een dergelijke voorziening dient voor de panden in het plangebied minimaal 60 m3 water per uur te bedragen. Afstand van de bluswatervoorziening tot de brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. Op basis van het huidige plan ziet de brandweer geen beperkingen.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
21
Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft, zijn voor dit plan met name de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang/brandweertoegang van het gebouw/de gebouwen vanaf de weg van belang. De afstand van de straat/ontsluitingsweg tot deze brandweertoegang mag niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Bij eerder overleg over dit plan is reeds geconstateerd dat dit een aandachtspunt is. Op basis van het huidige plan ziet de brandweer, behoudens bovengenoemd punt, geen beperkingen. Conclusie De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van het voorliggende bestemmingsplan.
2.4.7
Klimaat
De klimaatverandering noopt tot aanpassingen in ruimtelijke ontwikkelingen. De Gemeenteraad van Nijmegen heeft haar visie hierop in de Kadernotitie Klimaat en de duurzaamheidsagenda 2011-2015 vastgelegd. Kernbegrippen zijn compensatie en adaptatie. Compensatie is het tegengaan en verminderen van negatieve effecten op het klimaat. Dit kan door energiegebruik te beperken en/of duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Nijmegen streeft er daarom naar om als stad energieneutraal te worden. Adaptatie is het aanpassen aan de wijzigende omstandigheden zoals extremere weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Voorbeelden hiervan zijn het voorkomen van oververhitting, aandacht voor windklimaat en het realiseren van grotere piekbergingen voor neerslag. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Verantwoord materiaalgebruik, beperking van energievraag en een verstandige positionering van functies dragen mede bij aan de klimaatdoelstellingen. Voor utiliteitsbouw en woningbouw liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere woonlasten en een gezondere, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte en de inzet van collectieve systemen onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht. Het introduceren van nieuwe woonvormen in de wijk draagt bij aan de duurzaamheid van dit plan. Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
22
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
2.5
Water
2.5.1
De watertoets
Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) Nationaal Bestuursakkoord Water (2011) Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) Waterplan 2010 - 2015 (WP4) Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 22 december 2009) Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Wolfskuil. Voor dit gebied zijn het "Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) " relevant.
2.5.2
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
2.5.3
Grondwater
Het plangebied bevindt zich in een grondwaterbeschermingsgebied. Aangezien de waterwinning van het betreffende gebied in 2015 beëindigd gaat worden, mag er een beschermingszone van 3 jaar gehanteerd worden. Daarmee valt het plangebied buiten de grondwaterbeschermingszone. Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
2.5.4
Riolering / hemelwater
De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Spreeuwenstraat. De riolering is uitgevoerd als gemengd stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Gemeente Nijmegen hanteert bij het duurzaam omgaan met
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
23
hemelwater de nota 'Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013)'. Schoon hemelwater dient in de bodem te worden geïnfiltreerd. Bij infiltratie van hemelwater dient waar mogelijk conform convenant Duurzaam bouwen in het KAN 2000, gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen. Er is geen toename van verhard oppervlak met onderliggende bestemmingsplanwijziging. Voor plannen waarbij geïnfiltreerd wordt, moet een waterhuishoudkundig plan bij de aanvraag omgevingsvergunning worden ingediend.
2.6
Natuur & Landschap
2.6.1
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort' Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd. Om te bepalen of de Natuurbeschermingsweg aan de orde is, moet er een quick scan gedaan worden. Conclusie: Uit de Quickscan Nachtegaalplein Nijmegen, Flora & Fauna van 12 december 2008 is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
2.6.2
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. De EHS is in het Streekplan Gelderland 2005-2015 door de provincie vertaald in de Gebiedsplannen Natuur en Landschap. Nijmegen valt binnen het gebiedsplan Rivierenland. De uiterwaarden van de Waal, de stuwwal, de Ooijpolder en de bosgebieden ten zuiden van Nijmegen zijn opgenomen in de EHS evenals een deel van de landbouwgronden die grenzen aan de wijk Weezenhof en het bosgebied van Vogelzang. Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van de EHS om geen effecten te verwachten.
2.6.3
Flora en Faunawet
Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen.
24
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het "nee, tenzij principe". Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ. Conclusie: Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd. Uit onderzoek 'Toets flora en fauna, Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen' komt naar voren dat het pand mogelijkheden biedt voor gebouw bewonende vleermuizen. Doormiddel van een nog uit te voeren aanvullend onderzoek moet geïnventariseerd worden welke vleermuizen aanwezig. Op basis van het nader onderzoek in de hiervoor geschikte periode (volgens het standaard inventarisatieprotocol) wordt een mitigatieplan opgesteld. Op basis van de onderzoeken en het mitigatieplan is er zicht op een ontheffing van de flora en faunawet. Nader onderzoek loopt parallel aan de wijziging van het bestemmingsplan. Alvorens aanvraag omgevingsvergunning is vastgesteld welke soorten aanwezig zijn. Tevens zijn hiervoor de eventueel benodigde ontheffingen beschikbaar. Andere beschermde soorten zijn uitgesloten in het onderzoek. Wel dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen bij werkzaamheden binnen het plangebied.
2.6.4
Groenplan De groene draad (2007)
Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang; een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad; vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen; de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau. Conclusie: In dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur in stand gehouden.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
25
2.6.5
Handboek Stadsbomen (2009)
Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan "De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Optimale inzet van middelen. Waarborgen van een vitaal bomenbestand. Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren. Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. Conclusie: In dit bestemmingsplan wordt de hoofdbomenstructuur in stand gehouden.
2.7
Archeologie en Cultuurhistorie
2.7.1
Cultuurhistorische waarden
Rijksbeleid Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Het geeft identiteit en kwaliteit aan een gebied. Om deze redenen heeft het rijk de beleidslijn ingezet om cultuurhistorie onderdeel te laten zijn van het afwegingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Deze beleidslijn is verwoord in de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg uit 2009 en heeft geleid tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) sinds 1 januari 2012. Met het gewijzigde Bro zijn gemeenten wettelijk verplicht cultuurhistorie deel uit te laten maken van het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het rijk vraagt hiermee aan gemeenten om bij het opstellen van bestemmingsplannen, projectafwijkingsbesluiten en beheersverordeningen cultuurhistorische gebouwen, objecten en structuren te inventariseren en daaraan conclusies te verbinden en in het bestemmingsplan te verankeren. De Monumentenwet 1988 vormt worden op basis van deze wet Rijksmonumenten komen op het komen die niet voor en er lopen dergelijke monumenten.
de basis voor de monumentenzorg. Rijksmonumenten aangewezen, evenals rijksbeschermde stadsgezichten. terrein niet voor en ook in de ruime omgeving ervan ook geen procedures om te komen tot aanwijzing van
Voor het gebied waarin de Spreeuwenlaan 11 gelegen is zijn geen procedure voor aanwijzing als rijksbeschermd stadsgezicht in voorbereiding. Gemeentelijk beleid Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde
26
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de raad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het bestemmingsplangebied valt binnen gebiedstype 2 van de cultuurhistorische beleidskaart, maar de westelijke plangrens valt samen met de buitengrens van het beschermd stadsbeeld Wolfskuil dat in gebiedstype 4 van deze beleidskaart valt. In gebiedstype 2 gaat het om de samenhang tussen structuren en historische bebouwing en zijn de huidige stedenbouwkundige kwaliteiten uitgangspunt bij ruimtelijke plannen. De belangrijkste objecten zijn al beschermd als gemeentelijk of rijksmonument of staan op de aandachtslijst. De monumenten geven aanknopingspunten om de geschiedenis zichtbaar te houden. Er zal daarom in deze gebieden geen afzonderlijke aandacht zijn voor individuele bebouwing. Voor het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen wordt een cultuurhistorische analyse van het gebied gemaakt. Voor uitbreidingsmogelijkheden wordt bekeken wat de invloed op de cultuurhistorische waarden is, zodat de uitbreidingsmogelijkheden zoveel mogelijk hierop afgestemd kunnen worden. Uitgangspunt hierbij is om de ontwikkelingsmogelijkheden af te stemmen op de cultuurhistorische waarden en karakteristieken van het gebied. Cultuurhistorische waarde Spreeuwenstraat Op 22 september 1931 diende de Woningvereniging "Nijmegen" een bouwaanvraag in om aan de Oude- en Nieuwe Nonnendaalseweg, de pastoor Zegerstraat, de Spreeuwen- en de Kwartelstraat een nieuw complex van 88 volkswoningen te realiseren. Het plan hield rekening met de al bestaande schoenenfabriek aan de Spreeuwenstraat, het huidige perceel nr. 11. In de zestiger jaren van de 20-ste eeuw is de fabriek uitgebreid en verhoogd.
In 1931 plande de Woningvereniging "Nijmegen " haar volkswoningen rondom de bestaande schoenenfabriek
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
.
27
De woningbouw van "Nijmegen" uit 1931 sloot aan bij de sociale woningbouw rondom het Nachtegaalplein die eerder gerealiseerd was. Daarmee ontstond in de Spreeuwenstraat een combinatie van wonen en werken met het bedrijfspand en de nieuwbouw erom heen. De woningen zijn in de loop der tijd gerenoveerd en hebben zo hun functie behouden. De woningen aan weerszijden van de Pastoor Segerstraat zijn tegenwoordig opgenomen in het beschermde stadsbeeld Wolfskuil. Het bedrijfspand aan de Spreeuwenstraat is in de loop der tijd aangepast en uitgebreid voor andere bedrijfsbestemmingen, maar heeft tot op heden de bedrijfsbestemming wel behouden. Gevolgen bestemmingsplan voor cultuurhistorische waarden Het vastleggen van een gemengde bestemming, waar binnen een bijzondere woonfunctie mogelijk is betekent dat een ander gebruik van het terrein kan ontstaan, dit zal geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarden van het gebied. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het een logische ontwikkeling dat het complex van diverse indifferente bedrijfsgebouwen gesaneerd wordt. Deze bebouwing heeft geen bijzonder waardevolle cultuurhistorische kwaliteit. Het voorgestelde bouwvlak staat er borg voor dat het terrein minder bebouwd wordt dan thans het geval is. Het nieuwbouwplan zal, vanwege de ligging in gebiedstype 2 van de Cultuurhistorische Beleidskaart, niet tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde van het gebied mogen leiden, maar juist die waarden moeten versterken.
2.7.2
Archeologie
Inleiding Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden heeft Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven.
28
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Plangebied Het plangebied Spreeuwenstraat 11 ligt in een zone met een "nader te onderzoeken archeologisch belang"(waarde 1). Volgens de in 2013 vastgestelde Erfgoednota dient in 2 gebieden met waarde 1 bij bodemingrepen groter dan 2500 m archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden om te bepalen of archeologische resten worden bedreigd. De bodemingrepen die samenhangen met de ontwikkelingen in het plangebied 2 Spreeuwenstraat 11 zijn kleiner dan 2500m . Er hoeft geen archeologisch (voor) onderzoek uitgevoerd te worden. Voorwaarden Er worden geen voorwaarden verbonden aan de ontwikkelingen in plangebied Spreeuwenstraat 11. Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
29
Hoofdstuk 3 Plansystematiek 3.1
Regels
De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit inleidende regels (waar wordt ingegaan op de begrippen en wijze van meten), de bestemmingsregels (waar de bestemmingen worden beschreven), de algemene regels (waar de algemeen geldende regels staan), de overgangs- en slotregels (met het overgangsrecht). In de bestemmingsplanregels komt de enkelvoudige bestemming 'Gemengd' voor. Behalve bestemmingen zijn in het bestemmingsplan aanduidingen opgenomen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van de gebruiks- en dubbelfuncties met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen komen zowel voor op de verbeelding als in de regels. Er worden in de SVBP 2008 zes soorten aanduidingen onderscheiden: gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen, bouwvlakken, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren. In het bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11) komen de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - waarde archeologie - 1', bouwvlakken, en de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage' voor.
3.2
Uitgangspunten per functie
3.2.1
Bestemmingen
Gemengd Het overgrote deel van het gebouw heeft de bestemming Gemengd. Binnen de bestemming Gemengd is een aanduiding 'bouwvlak' opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw mag worden opgericht. De bestemming Gemengd is opgenomen voor onzelfstandige woonvormen, zorgwoningen en seniorenwoningen. 3.2.2
Algemene regels
3.2.2.1 Algemene bouwregels Beeldende kunst Bij de algemene regels is een regeling opgenomen ten behoeve van beeldende kunst. Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 15 meter. (Bouw)werken ten algemenen nutte Overige nutsbedrijven (zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations) met een inhoud van minder dan 50 m3 zijn niet opgenomen op de plankaart. Deze nutsbedrijven zijn op grond van de algemene regels binnen alle bestemmingen toegestaan. Op basis van de algemene bouwregel "(Bouw)werken ten algemene nutte" zijn tevens straatmeubilair, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten, infiltratievoorzieningen, transformatorhuisjes e.d. binnen alle bestemmingen toegestaan. Op grond van de begripsbepaling van straatmeubilair behoren dan ook bijvoorbeeld beeldende kunst, speelvoorzieningen, afvalinzamelsystemen en reclameobjecten tot de mogelijkheden.
30
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Ondergronds bouwen Bij deze algemene regel staan de regels voor ondergronds bouwen aangegeven. Bij alle bestemmingen is ondergronds bouwen toegestaan, met dien verstande dat de dubbelbestemmingen onverkort van toepassingen blijven.
3.2.2.2 Algemene gebruiksregels Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten Bedrijven bij woningen zijn toegestaan voorzover deze vallen onder de aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten. Bed and breakfast In hoofdgebouwen die gebruikt mogen worden voor maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan Evenementen Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de APV. Ondersteunende horeca Bij de algemene regels is een regeling opgenomen voor ondersteunende horeca. In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan. Onder ondersteunende horeca wordt niet bedoeld horeca die op grond van de bestemmingsbepalingen reeds is toegestaan.
3.2.2.3 Algemene aanduidingsregels wetgevingzone - waarde archeologie - 1 De aanduiding 'wetgevingzone - waarde archeologie - 1' is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden in de bodem. Deze gronden hebben een lage tot middelhoge archeologische verwachtingsswaarde. Voor ingrepen van meer dan 2500 m2 en dieper dan 0,30 meter dient er archeologisch vooronderzoek plaats te vinden.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
31
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 4.1
Economische uitvoerbaarheid
Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid dienen twee aspecten bekeken te worden. Ten eerste dient de vraag beantwoord te worden of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Het antwoord op deze vraag is ja. De ontwikkelaar heeft in de begroting van de komende jaren budget gereserveerd om deze ontwikkeling mogelijk te maken (inclusief het saneren van de bodem daar waar nodig). Ten tweede dient gekeken te worden of het bestemmingsplan voorzien moet worden van een exploitatieplan. Een exploitatieplan is verplicht indien de ontwikkeling de bouw van een nieuw hoofdgebouw toestaat. Dit is inderdaad het geval. Echter middels een anterieure overeenkomst kunnen de kosten ook anderszins verzekerd worden en is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De gemeente Nijmegen en de ontwikkelaar hebben middels een overeenkomst afspraken gemaakt over de inrichting van het gebied en de gemeentelijke plankosten. Deze kosten zijn voor rekening van de ontwikkelaar. Derhalve kan gesteld worden, dat de bestemmingswijziging financieel-economisch uitvoerbaar is. Door de aanwezigheid van deze overeenkomst is er geen noodzaak een exploitatieplan te maken. Uit de gevraagde herziening van het bestemmingsplan kan schade voortvloeien als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening om welke reden er gerede twijfel bestaat over de vereiste economische uitvoerbaarheid van de gevraagde planologische maatregel. Er dient voorkomen te worden dat de gemeente voor particuliere initiatieven planschade betaalt. Om die reden is in de overeenkomst opgenomen dat de initiatiefnemer zich ten behoeve van de economische uitvoerbaarheid van de planologische maatregel bereid verklaart de daaruit voortvloeiende voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren.
4.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan is op 16 april 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter visie gelegen (van 10 juli 2014 tot en met 20 augustus 2014). Binnen deze termijn is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen tegen het plan kenbaar te maken. De tervisielegging is op 9 juli 2014 gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant". Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingekomen.
32
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Hoofdstuk 5 Vooroverleg 5.1
Inspectie Leefomgeving en Transport
Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Onderhavig project doorkruist geen van de door het Rijk aangemerkte nationale belangen. Zodoende is overleg ex. artikel 3.1.1. Bro met de Inspectie Leefomgeving en Transport niet noodzakelijk.
5.2
Provincie Gelderland
Bij brief van 22 oktober 2009 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken wil worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt vooroverleg nodig is. Het onderhavige plan bevindt zich wel in een grondwaterbeschermingsgebied, maar aangezien de waterwinning van het betreffende gebied in 2015 beëindigd gaat worden, mag er een beschermingszone van 3 jaar gehanteerd worden. Daarmee valt het plangebied buiten de grondwaterbeschermingszone. Daarnaast is het onderhavige plan van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
5.3
Waterschap
Op 2 april 2014 is onderhavige ruimtelijke ontwikkeling aangeboden bij het Waterschap Rivierenland een digitale watertoets uitgevoerd op de website www.dewatertoets.nl. Uit de ingevoerde gegevens volgt dat er sprake is van een ruimtelijk plan dat een geringe invloed heeft op de taken en belangen van het waterschap. In deze fase van de planvorming (bestemmingsplan) kan volgens het waterschap worden volstaan met dit automatisch gegeneerd wateradvies. Het automatisch gegenereerde advies luidt als volgt: Beleid van Waterschap Rivierenland Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 "Werken aan een veilig en schoon Rivierenland" bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, wegen en waterketen. Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Waterberging Voor het ruimtelijk plan is geen compenserende waterberging nodig.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
33
Conclusie Wij adviseren positief over het plan, onder de voorwaarde dat er voldoende rekening wordt gehouden met bovengenoemde aandachtspunten. Het ruimtelijk plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer toegestuurd te worden aan Waterschap Rivierenland.
34
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Regels
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
35
36
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat identificatienummer NL.IMRO.0268.BP3015-VG01 van de gemeente Nijmegen. 1.2
11)
met
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 1.3
aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is. 1.4
aan huis verbonden beroepsactiviteiten
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. 1.5
aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten
het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend. 1.6
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.7
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.8
achtergevellijn
de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan; 1.9
archeologisch deskundige
de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie. 1.10
archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door de gemeente Nijmegen of namens de gemeente Nijmegen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
37
1.11
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of houden van dieren. 1.12
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.13
bed and breakfast
een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen. 1.14
bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel plaatsvindt uitsluitend als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 1.15
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein kennelijk slechts bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk moet worden geacht. 1.16
bedrijvigheid
het uitoefenen van een bedrijf, met aanverwante activiteiten als laden en lossen en parkeren. 1.17
beschermd stadsbeeld
stadsbeelden die overeenkomstig de bepalingen van de gemeentelijke monumentenverordening zijn aangewezen als beschermde stadsbeelden en waarvan een kaart met daarop aangegeven de begrenzing van het te beschermen gebied is opgenomen in het gemeentelijk monumentenregister Nijmegen. 1.18
beschermd stadsgezicht
stadgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet is aangewezen, met ingang van de datum van publicatie van die aanwijzing in de Nederlandse Staatscourant. 1.19
bestaand
a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.20
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.21
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
38
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
1.22
BEVI-bedrijf
bedrijf vallend onder de werkingssfeer van artikel 2 lid 1 a tot en met f van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. 1.23
bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 1.24
bijgebouw
een vrijstaand, in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte. 1.25
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.26
bouwhistorisch onderzoek
in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis en bouwhistorische kwaliteit van een monument in de vorm van een bouwhistorische inventarisatie, -verkenning, -opname of -ontleding, uitgevoerd overeenkomstig de “Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek”. 1.27
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.28
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder. 1.29
bouwmarkt
een geheel of gedeeltelijk overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt 2 verkoopvloeroppervlak van minimaal 1.000 m , waarop een volledig of nagenoeg volledig assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden. 1.30
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.31
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel. 1.32
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.33
bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
39
1.34
casino
een speelcasino zoals bedoeld in artikel 27 lid g van de Wet op de kansspelen, te weten de voor het publiek opengestelde of bedrijfsmatig gedreven inrichting, waar door middel van gemeenschappelijk beoefende kansspelen aan de deelnemers de gelegenheid wordt gegeven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling, waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen. 1.35
cultuurhistorische waarden
waarden die zijn gekoppeld aan de beschavingsgeschiedenis, ondergebracht als historisch (steden)bouwkundig erfgoed, historisch landschappelijk erfgoed of archeologisch erfgoed. 1.36
cultuur en ontspanning
voorzieningen gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, bioscoop, bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speelautomatenhal, theater en wellness. Prositutie, raamprostitutie/raamexploitatie of seksinrichting is uitgesloten. Een casino is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'casino'. 1.37
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen. Onder detailhandel wordt niet verstaan detailhandel in volumineuze goederen. 1.38
detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels en woninginrichting en sanitair. 1.39
dienstverlenend bedrijf
een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak al dan niet met een baliefunctie, zoals: uitzendbureaus, reisbureaus, wasserettes, kapsalons, bijkantoren van banken en van sociaal-culturele instellingen, postagentschappen, telefoon-, internet-, telegraaf- en telexdiensten, snelfoto-ontwikkel- en copyshops, videotheken, autorijscholen en dergelijke. 1.40
erf
de gronden met een woonbestemming gelegen binnen het bouwperceel maar buiten het bouwvlak. 1.41
escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige). 1.42
evenement
evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
40
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
1.43
garagebedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd. 1.44
garagebox
overdekte berg- en bewaarplaats, stalling voor auto's en (motor)fietsen. 1.45
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.46
gebouwd terras
aan- of uitbouw in de openbare ruimte ten behoeve van een aangrenzend horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt. 1.47
geluidsgevoelige functies
geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen I.
een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen); II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. 1.48
gevelbreedte
de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd. 1.49
groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit. 1.50
historisch stedenbouwkundig erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van de gebouwde omgeving. 1.51
historisch landschappelijk erfgoed
fysieke verschijningsvorm en geschiedenis van landschap en geografie. 1.52
hoekovergang
een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
41
1.53
hoofdbebouwing
hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak. 1.54
hoofdgebouw(en)
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. 1.55
hoogwaardig openbaar vervoer
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur. 1.56
horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar als hoofddoel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, niet zijnde detailhandel en/of ondersteunende horeca of bed and breakfast. 1.57
hotel/pension
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse. 1.58
kantoor
een ruimte welke door de aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve en/of ontwerptechnische arbeid, al dan niet met een ondergeschikte baliefunctie. 1.59
landschappelijke waarden
waarden gebaseerd op aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke aspecten, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang. 1.60
kiosk
een gebouw, al dan niet met een (gebouwd) terras, van beperkte omvang, veelal geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d. 1.61
maatschappelijke voorzieningen
het openbaar bestuur, medische, sociale, educatieve en levensbeschouwelijke diensten, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen diensten, zoals: huisarts, apotheek, school, sportzaal, kinderdagverblijf, wijkcentrum, kerkgebouw, verzorgingstehuis, onzelfstandige woonvormen, uitvaartcentrum en bibliotheek. 1.62
natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied. 1.63
omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
42
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
1.64
ondergronds bouwwerk
a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.65
ondergeschikte detailhandel
detailhandel waarbij de detailhandelsactiviteit een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.66
ondergeschikte kantoren
kantoren waarbij het kantoor een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.67
ondergrond
voor de ondergrond van het plan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN), als vervat in het bestand GBK 2013-07-24. 1.68
ondersteunende horeca
horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is. 1.69
overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. 1.70
overkapping
een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw. 1.71
pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. 1.72
parkeerdak
plat dak dat als parkeerplaats gebruikt kan worden. 1.73
parkeergarage
onder- of bovengrondse voorziening waar automobilisten (meestal) overdekt hun auto's kunnen parkeren. 1.74
perceelsgrens
de grens van een bouwperceel. 1.75
permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
43
1.76
productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waar de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. 1.77
prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. 1.78
raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen. 1.79
recreatieve voorzieningen
op verblijfs- en dagrecreatie gerichte voorzieningen, niet zijnde een sportvoorziening, zoals: kampeerterrein, kampeerboerderij, recreatiewoning en een volkstuin. 1.80
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. 1.81
seniorenwoning
woning bestemd voor zelfstandig wonende ouderen. 1.82
speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen. 1.83
sportvoorzieningen
gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op sport, niet zijnde een recreatieve voorziening, zoals: fitnesscentrum, ijsbaan, manege, speelterrein, sporthal, sportveld, stadion, tennisbaan en zwembad. 1.84
straatmeubilair
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, sport- en speelvoorzieningen, abri's en dergelijke. 1.85
straatprostitutie
het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken. 1.86
stacaravan
een caravan, die, ook als deze niet omgevingvergunningplichtig is, toch als bouwwerk valt aan te merken.
44
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
1.87
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten. 1.88
supermarkt
een (grootschalig) detailhandelsbedrijf, veelal onderdeel van een supermarktketen, met een grote verscheidenheid aan levensmiddelen. 1.89
terras
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een bedrijf of instelling waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt. 1.90
terreinen met een archeologisch belang
terreinen met een hoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten in de bodem of waarvan bekend is dat er in beperkte mate waardevolle archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. 1.91
terreinen van zeer hoge archeologische waarde
terreinen waarvan bekend is dat er waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. 1.92
uitbouw
een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte. 1.93
verblijfsgebied
binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer. 1.94
voorgevellijn
de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan. 1.95
wadi
voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. 1.96
werk
een werk, geen bouwwerk zijnde. 1.97
winkelcentrum
een cluster van winkels, al dan niet in combinatie met andere functies, die in ruimtelijk-economisch opzicht als eenheid beschouwd moet worden. 1.98
wonen
de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip. 1.99
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
45
1.100
woonschip
onder woonschip verstaan we een (voormalig) schip met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven. Met schip wordt in deze bedoeld: elk van oorsprong watergaand vaartuig, met eigen voortstuwing, dat gebruikt wordt (of werd) om goederen, passagiers of beide te vervoeren. 1.101
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. 1.102
zaalverhuur
een inrichting ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waarbij het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of het verstrekken van drank voor consumptie ter plaatse mogelijk is. 1.103
zeer kwetsbaar object
een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg. 1.104
zorgwoning
een woning die bedoeld is voor mensen die, met ondersteuning, zelfstandig kunnen wonen. Het betreft een zelfstandige woning die geschikt is voor rolstoelgebruik en die eventueel voorzien is van extra voorzieningen, zoals domotica (huisautomatisering), tillift en dergelijke.
46
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens
de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens. 2.2
de afstanden tussen lijnen
afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn. 2.3
de bedrijfsvloeroppervlakte
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie. 2.4
de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw
de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd. 2.5
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. 2.6
de bouwhoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw. 2.7
de bouwhoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap. 2.8
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.9
gevellijn
de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten. 2.10
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
47
2.11
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.12
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
48
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
2.13
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.14
het bebouwde oppervlakte
de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons. 2.15
het bebouwingspercentage
het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel. 2.16
het peil
de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17
het (bruto) verkoopvloeroppervlak
de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken. 2.18
het vloeroppervlak
de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
49
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. onzelfstandige woonvormen met gemeenschappelijke en ondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; b. zorgwoningen en seniorenwoningen, met dien verstande dat nieuwe geluidsgevoelige functies alleen zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; c. ondergeschikte detailhandel; d. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 6.4; e. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen; f. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage mag worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen op het bouwperceel zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht; buiten de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd tot maximaal 3 meter achter de achtergevellijn. Bestaande legale aan- en uitbouwen dieper dan 3 meter achter de achtergevellijn mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; 2. indien de aan- en uitbouw tot gevolg heeft dat tegen een bestaand bijgebouw wordt aangebouwd, is dit toegestaan, mits het bestaande bijgebouw het bestaande bijgebouw na gereedkoming van het bouwplan voldoet en blijft voldoen aan de definitie van bijgebouw, met uitzondering van de eis van vrijstaandheid en mits het bijgebouw niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Ten aanzien van het aangebouwde bijgebouw blijven de bouwregels voor bijgebouwen van toepassing; 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag ten hoogste de hoogte van begane grondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen; 4. de goothoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 meter bedragen; 5. de bouwhoogte van overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
50
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
6. de totaal bebouwde oppervlakte mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 50 m². Openlucht zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn toegestaan. De totaal bebouwde oppervlakte mag in dat geval ten hoogste 75% van de 2 oppervlakte van het erf bedragen, met een maximum van 75 m ; 7. voor appartementengebouwen geldt, in afwijking van het bepaalde in lid 6, dat de totaal bebouwde oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf mag bedragen; d. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen; e. bij de realisering van de in deze bestemming toegelaten geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies moet worden voldaan aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde mogen geluidsgevoelige bestemmingen en/of functies alleen worden gerealiseerd als voldaan wordt aan de van toepassing zijnde vastgestelde hogere waarde en de daarin opgenomen voorwaarden.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
51
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 4
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 5.1
Algemene bouwregels
Beeldende kunst
Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 5.2
(Bouw)werken ten algemenen nutte
Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 5.3
Ondergronds bouwen
Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Wonen is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, voor zover bovengronds aan- en uitbouwen zijn toegestaan dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; e. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming 'Gemengd' is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximum diepte van 3 meter achter de achtergevelrooilijn dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; f. bouwen onder peil ten behoeve van een woning binnen de bestemming 'Gemengd' is tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan, mits grenzend aan de woning met een maximum diepte van 1,5 meter voor de voorgevellijn danwel tot zover als de bestaande aan- of uitbouw reikt; g. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 5.2 is toegestaan; h. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
52
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Artikel 6
Algemene gebruiksregels
6.1
Aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten
6.1.1
Bouwregels
Ten behoeve van het onder lid 2 toegestane gebruik, mag in afwijking van de betreffende bestemming voor dit gebruik worden gebouwd, met dien verstande dat de daarvoor geldende bouwregels onverminderd van kracht blijven.
6.1.2
Specifieke gebruiksregels
In gebouwen die ingevolgde deze regels gebruikt mogen worden als woning (inclusief bijbehorende aan- en uitbouwen) is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, mag tot ten hoogste 50 m² worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de activiteiten dienen qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving; d. er mag geen horeca of detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in relatie met een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken. In bijgebouwen is de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten niet toegestaan. 6.2
Bed en breakfast
In hoofdgebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor de hoofdfuncties bedrijven, voorzover deze voorkomen in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, kantoren en/of maatschappelijke voorzieningen is op de verdieping(en) een bed en breakfast toegestaan. 6.3
Evenementen
Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening. 6.4
Ondersteunende horeca
In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt;
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
53
2
f.
van het totale vloeroppervlak van een food-detailhandelsbedrijf mag maximaal 20 m en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca; g. van het totale vloeroppervlak van een non-food detailhandelsbedrijf mag maximaal 50 2 m en niet meer dan 25% van het totale verkoopvloeroppervlak aan ondersteunende horeca worden besteed, mits binnen een afstand van 50 meter aan weerszijden van het pand zich geen andere zaak bevindt met ondersteunende of reguliere horeca; h. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening, een voorziening gericht op cultuur en ontspanning en een recreatieve- en sportvoorziening (met uitzondering van een sporthal en sportveld) mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed. De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
Artikel 7
Algemene aanduidingsregels
7.1
wetgevingzone - waarde archeologie 1
7.1.1
Omgevingsvergunning voor omvangrijke bodemingrepen
Gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - waarde archeologie 1' hebben een lage, middelhoge of nog onbekende archeologische verwachtingsswaarde. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag op deze gronden bodemingrepen (zowel bouwen als werken en werkzaamheden) te 2 doen of te laten uitvoeren met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 2500 m en dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld, tenzij op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn. Bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte wordt gekeken naar het totale gebied wat voor de ontwikkeling(en) in aanmerking komt.
7.1.2
Uitzonderingen
Het in lid 7.1.1 vervatte verbod geldt niet voor bestaande bouwwerken en voor werken en werkzaamheden die: a. b. c. d.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. het archeologisch onderzoek betreffen.
7.1.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.1.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
7.1.4
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.1.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals:
54
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals: alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h van de Monumentenwet 1988; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige; d. het doen van nader archeologisch onderzoek.
7.1.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de aanduiding "wetgevingszone - waarde archeologie 1" als bedoeld in lid 7.1.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. de bestemming Waarde - Archeologie 2 of Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn dan wel er een hoge tot zeer hoge verwachting is op het aantreffen van archeologische resten.
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
Artikel 9 9.1
Overige regels
Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; b. de ruimte tussen bouwwerken.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
55
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 10 10.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.
10.1.3 Uitzonderingen Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2
Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.3 Uitzonderingen Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
56
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)'.
bestemmingsplan Nijmegen Oud West - 15 (Spreeuwenstraat 11)
57
172
170
168
45 166
164
46
162 43
70 68 70a
44
66
Legenda
64
Oude N onnend aalsew eg 281
77
56
58
52
75
50
71
73
69
67
65
63
48
46
44
Oude N onnend aalsew eg
41
Plangebied 42
40
38
42 39 40
37 21
35
26
19
24
17
59
57
55
53
Bestemmingen
51
49
41
47
39
37
35
45
36
33
33
43
31
29
34
22
15
61
38
20
Gemengd
GD
31 32
29
13 18
30
27
11 25
14 23 7 12 21
No nn en da al se dw ar ss tr aa t
28
Pas too r Z ege rss tra at
16 9
10 19 8
Aanduidingen
26 34 32 30 28 26 24
WA-1
22
wetgevingzone - waarde archeologie 1
20
17
6
18
15
4
16
24
2 22
14
12
27
bouwvlak
10
Kwa rte lst raa t
13
8 6
4
25
11
23 21
20
2
19
9
10 10
18 17
7
Kwar tels traa t
15 16
13
maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)
90
5 11
80
14
9
3
7
78
12
1
5 3
WA-1
76
Algemeen
67
10 65
74 8
6
70
Ondergrond bestaande bebouwing GBK 2013-07-24
53
63
72
61 28
4
68
59
10 10
GD
26 57
90 Sp re eu we ns tr aa t
2
11
135 133 66
131
24 55 22
47
20
64
129
53
18 127
9 21
16
58 7 56
14
19
5
54
12
119-125
52
17
3 10
50 117
15
1
48
8
115 46
113
Va re ns tr aa t
13
6 44
111
11
109 42 107
Ni eu we
105
38-48
2
101 99
28-36
9
No nn en da al se we g
103
7
Kon ing inn ela an
4
40 5
97
38 95 3
36 93 34
26 91 1 24 1d
30
87
22
21-25
32
89
1a
0
28
20 81
30
16-18
73
8-10
12 71 13
10
6 69
K o r e n b l o e m s t r a a t
7
Nijmegen
12-14
75
14
9
50
77
15
11
40
Gemeente
79 16
17
8
ter visielegging m.i.v.
dd:
vaststelling door Raad
dd:
4
67
nr: Raad van State
6
dd:
2
bestemmingsplan datum:
01-09-2014
Nijmegen Oud West - 15
gewijzigd:
nr:
4
schaal:
2
5 16 4
22
3 6
14
65 20
1 at ra st em lo eb nn Zo
12
20
1
18 19
18
10
24
8 2
eg aw or Fl
1:1000_A3
get. / gez.:
EF
nummer:
458865
(Spreeuwenstraat 11)
63a 63
cadnr.:
NL.IMRO.0268.BP3015-VG01
Quickscan Nachtegaalplein Nijmegen Flora & fauna
Portaal Vastgoed 12 december 2008 Concept rapport 9T8048.B0
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Boschveldweg 21 Postbus 525 5201 AM 's-Hertogenbosch +31 (0)73 687 41 11 +31 (0)73 612 07 76
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Quickscan Nachtegaalplein Nijmegen Flora & fauna
Verkorte documenttitel
Quickscan Nachtegaalplein
Status
Concept rapport
Datum
12 december 2008
Projectnummer
9T8048.B0
Opdrachtgever
Portaal Vastgoed
Referentie Foto’s
Auteur(s) Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Datum/paraaf
9T8048.B0/R001/902430/TBA/Nijm Ir. B.J.H.M. Possen
Ir. B.J.H.M. Possen Ir. A.H.H.M. Schomaker ………………….
………………….
Ir. S.A. van Eeten ………………….
………………….
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
SAMENVATTING Op basis van de voor deze studie beschikbare gegevens is niet op voorhand uit te sluiten dat het plangebied enige ecologische relatie kent met beschermde gebieden in de omgeving (Gelderse poort, Uiterwaarden Waal). Effecten als gevolg van externe werking kunnen wel worden uitgesloten. Het plangebied wordt vrijwel zeker gebruikt door vleermuizen en broedvogels. Verblijfplaatsen van vleermuizen en broedende vogels worden mogelijk verstoord als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden. Ten aanzien van broedvogels wordt geen ontheffing verleend, waardoor deze effecten gemitigeerd moeten worden. Ten aanzien van vleermuizen is aanvullend onderzoek noodzakelijk om de aanwezigheid van verblijfplaatsen aan te tonen dan wel uit te sluiten. Het is nog niet duidelijk of ontheffing onder de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen biedt uitkomst. Een eventuele Voortoets aan de Natuurbeschermingswet en een kapvergunning zijn verdere aandachtspunten voor de voorgenomen ontwikkeling.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
-i-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ 12 december 2008
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.3.4 1.4
Algemeen Ligging plangebied Afbakening toetsing Ecologische relaties Fysieke effecten en externe werking Overwegingen Synthese Leeswijzer
1 1 1 3 3 4 4 5 11
2
TOETSINGSKADER 2.1 Inleiding 2.2 Doelstelling wet 2.3 Beschermingsstatus 2.4 Verbodsbepalingen 2.5 Zorgplicht
12 12 13 13 14 15
3
WERKWIJZE
16
4
INVENTARISATIE 4.1 Informatie van het Natuurloket 4.2 Resultaten 4.2.1 Vaatplanten 4.2.2 Zoogdieren 4.2.3 Broedvogels 4.2.4 Amfibieën en reptielen 4.2.5 Vissen 4.2.6 Overige diersoorten 4.2.7 Synthese inventarisatie
17 17 18 18 18 19 19 19 19 20
5
VOORGENOMEN PLAN EN MOGELIJKE EFFECTEN 5.1 Voorgenomen werkzaamheden 5.2 Mogelijke effecten
21 21 22
6
EFFECTBEOORDELING 6.1 Vleermuizen 6.2 Broedvogels 6.3 Synthese effectbeoordeling
23 23 24 24
7
MITIGERENDE MAATREGELEN
25
8
CONCLUSIE
27
REFERENTIES
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
28
- ii -
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ 12 december 2008
1
INLEIDING
1.1
Algemeen Westelijk van het centrum van Nijmegen ligt de wijk Wolfskuil. Portaal Vastgoed is hier voornemens haar eigendommen te vernieuwen, waardoor deze weer zullen voldoen aan de eisen van deze tijd. Het grootste deel van de eigendommen van Portaal Vastgoed wordt gesloopt en herbouwd. Enkele gebouwen zullen vanwege hun monumentale karakter alleen worden gerenoveerd. De hiervoor beschreven werkzaamheden worden gezien als Ruimtelijke Ontwikkeling. Alle Ruimtelijke Ontwikkelingen, waaronder deze, dienen te worden getoetst aan de kaders van de vigerende natuurwetgeving, in stedelijk gebied met name de Flora- en faunawet. Ook de Natuurbeschermingswet kan relevant zijn. Veel planten en dieren zijn beschermd door deze wetten. Vernietiging of verstoring van populaties en leefgebieden van beschermde soorten is niet toegestaan zonder ontheffing of vergunning. Dit vindt in eerste instantie plaats door middel van een verkennende toets. De voorliggende verkennende toets heeft dan ook tot doel de waarde van het gebied voor flora en fauna in kaart te brengen en te voorzien in een eerste schatting van mogelijke effecten. Op basis hiervan worden de voorgenomen werkzaamheden getoetst aan de vigerende natuurwetgeving.
1.2
Ligging plangebied In figuur 1.1 is de (globale) ligging1 van het herontwikkelingsgebied weergegeven. Binnen het herontwikkelingsgebied -dat begrensd wordt door de Tweede oude Heschelaan (noord), de Koninginnelaan (oost) en de Nieuwe Nonnendaalseweg (zuid)zijn niet alle panden in eigendom van Portaal Vastgoed. De eigendommen waarop deze toets betrekking heeft zijn in figuur 1.1 weergegeven met een gele lijn. Voorlopig zullen overige panden binnen het ontwikkelingsgebied niet worden aangepakt. Als plangebied worden daarom de eigendommen van Portaal Vastgoed aangehouden. Ook hier gaat het weer om een globale begrenzing. Voor exacte begrenzing van het plangebied en de te vernieuwen en renoveren woningen wordt verwezen naar Inbo (2008).
1
Figuur 1.1 kan niet gebruikt worden om de exacte ligging van het studie- en plangebied te bepalen. Hiervoor zijn meer gedetailleerde (GIS) kaarten noodzakelijk. Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -1-
12 december 2008
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied (Topografische dient, 2008) Rode lijn geeft globale ligging van het plangebied weer; Gele lijnen geven globaal de eigendommen van Portaal Vastgoed weer.
Ten aanzien van de vigerende natuurwetgeving is het van belang om na te gaan of het plangebied in of in de nabijheid van beschermde gebieden is gelegen (Ecologische Hoofdstructuur, Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied of Speciale Beschermingszones). Binnen een straal van 4 kilometer bevinden zich twee Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, te weten: Gelderse Poort en Uiterwaarden Waal (Figuur 1.2; LNV, 2008). De afstand tot het plangebied bedraagt circa twee kilometer. Uiterwaarden Waal bevat ook Beschermd Natuurmonument Oude Waal, dat bij aanwijzing van Uiterwaarden Waal komt te vervallen. De begrenzing van de EHS komt nagenoeg overeen met de begrenzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, maar is op de zuidelijke oever iets breder (figuur 1.2).
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -2-
12 december 2008
Figuur 1.2: Ligging plangebied ten opzichte van de Beschermde gebieden (LNV, 2008) Rode cirkel geeft globale ligging van het plangebied weer. Oranje lijn geeft de 4 kilometer grens rond het plangebied. In geel is de ligging van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aangegeven (links Gelderse poort). Groen geeft de begrenzing van de EHS weer. Geel-groene arcering geefteen overlapping van Vogelen Habitatrichtlijn en EHS gebieden weer.
1.3
Afbakening toetsing
1.3.1
Ecologische relaties De in Gelderse poort en Uiterwaarden Waal beschermde natuurwaarden zijn weergegeven in respectievelijk tabel 1.1a en b. Het gaat in deze gebieden met name om aan water gebonden natuurwaarden en wintergasten. Tijdens het veldbezoek is bepaald of het plangebied enige ecologische relatie heeft met de omliggende beschermde gebieden (EHS, dan wel Vogel- en Habitatrichtlijn). Het veldbezoek is uitgevoerd op 8 december 2008. Het plangebied bevindt zich te midden van stedelijk gebied en bestaat vooral uit woningen. De meeste woningen hebben een kleine voortuin, die in bijna alle gevallen is bestraat. De begroeiing bestaat meestal uit enkele struiken. De achterzijde van de huizen kon niet worden betreden, maar de hier aanwezige tuinen zijn veelal voorzien van een uitbouw of bijkeuken. Groene tuinen zijn maar zeer beperkt aanwezig. Ook openbaar groen is zeer beperkt voor handen. Beplantingen met bomen zijn wel aanwezig. Al met al is het plangebied geen groene omgeving.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -3-
12 december 2008
Uit het bovenstaande wordt dan ook geconcludeerd dat het plangebied geen deel uit maakt van het functionele leefgebied van de in tabel 1.1 a en b weergegeven soorten, met mogelijke uitzondering van de Meervleermuis. De Meervleermuis (Myotis dasycneme) overwintert op kerkzolders, in spouwmuren en onder dakpannen. Vleermuiskasten en woonhuizen zijn bekend als paarverblijven. De paring vindt ook wel in de winterverblijven plaats. Paarverblijven van meervleermuizen liggen over het algemeen langs trekroutes van zomerverblijven naar winterverblijven. Belangrijke paargebieden zijn onder andere Zeeuws-Vlaanderen (trek naar NoordFrankrijk en Antwerpen), Flevoland en Gelderland (trek naar Duitsland) en NoordBrabant (trek naar Zuid-Limburg). In Nederland zijn kraamkolonies tot nu toe vooral gevonden in het westen en noorden van Nederland en in veenweidegebieden in oost Nederland. Ook aan de randmeren van het IJsselmeer en in de buurt van de grote rivieren zijn verblijfplaatsen gevonden. Uit Koopman et al. (2005) blijkt dat in en rond het plangebied geen waarnemingen van foeragerende vleermuizen of van verblijfplaatsen bekend zijn, waarbij moet worden opgemerkt dat het plangebied slecht onderzocht is. Het is mogelijk dat de Meervleermuis gebruik maakt van de gebouwen in het plangebied. De in het plangebied aanwezige habitats zijn volstrekt ongeschikt voor de in Gelderse poort en Uiterwaarden Waal beschermde natuurwaarden, met uitzondering van de Meervleermuis. Potentieel kan er een ecologische relatie tussen het plangebied en Gelderse poort bestaan als het om de Meervleermuis gaat. Ten aanzien van de overige beschermde natuurwaarden in Gelderse poort en Uiterwaarden Waal bestaat geen enkele ecologische relatie met het plangebied. 1.3.2
Fysieke effecten en externe werking Omdat de voorgenomen ontwikkelingen niet in de eerder genoemde beschermde gebieden zijn voorzien, zijn fysieke effecten op deze gebieden uit te sluiten. Externe werking in de vorm van geluid, licht, emissies van gebiedsvreemde stoffen en trillingen kunnen wel aan de orde zijn. Voor licht, geluid en trillingen wordt, gezien de ligging van het plangebied te midden van stedelijk gebied, niet verwacht dat deze effecten optreden. Effecten gaan immers vrijwel direct op in de achtergrondverstoring, omdat zij in ordegrootte noch afwijken van de huidige situatie noch van het omliggend gebruik. Emissie van vermestende en verzurende stoffen heeft mogelijk significant negatieve effecten tot gevolg voor zowel Gelderse poort als Uiterwaarden Waal. Gezien de afname van het aantal woningen en de betere isolatie van de nieuwe woningen wordt verwacht dat de emissies lager zullen worden in vergelijking met de huidige situatie. Het aantal verkeersbewegingen neemt niet toe. De totale emissie vanuit het plangebied zal daardoor afnemen (mond. med. M. Hallmann). Van externe werking vanuit het plangebied zal daarom geen sprake zijn.
1.3.3
Overwegingen Op grond van het voorzichtigheidsprincipe uit de Natuurbeschermingswet moet worden aangenomen dat de Meervleermuis in het plangebied verblijfplaatsen kent. Dit omdat het plangebied niet is onderzocht op verblijfplaatsen van deze soort. Een Voortoets aan de Natuurbeschermingswet kan noodzakelijk zijn, hetgeen feitelijk een vleermuisonderzoek betekent. Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -4-
12 december 2008
1.3.4
Synthese Toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan, naast de Flora- en faunawet, noodzakelijk zijn. Ecologische relaties zijn niet op voorhand uit te sluiten. Omdat de informatie voor toetsing aan de Natuurbeschermingswet momenteel te beperkt is, wordt in deze rapportage alleen ingegaan op de Flora- en faunawet. Het is raadzaam om met Bevoegd Gezag (Provincie Gelderland) af te stemmen in hoeverre een Voortoets aan de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is. Geadviseerd wordt om eerst een vleermuisonderzoek te doen.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -5-
12 december 2008
Tabel 1.1a: In Gelderse poort beschermde natuurwaarden (LNV, 2008; Besluit) Gebied
Habitattype
Habitatrichtlijnsoort
Vogelrichtlijnsoort
Code
Subtype
Doel oppervlak
Doel kwaliteit
Doel populatie
Complementair doel Doel oppervlak
Doel kwaliteit
Gelderse poort
Rivieren met slikoevers
H3270
=
>
>
>
Gelderse poort
Stroomdalgraslanden*
H6120
=
>
>
>
Gelderse poort
Glanshaverhooilanden
H6510
A
>
>
Gelderse poort
Alluviale bossen*
H91E0
A
=
>
>
>
Doel populatie
Gelderse poort
Zeeprik
H1095
>
>
>
>
>
>
Gelderse poort
Rivierprik
H1099
>
>
>
>
>
>
Gelderse poort
Elft
H1102
=
=
>
=
>
>
Gelderse poort
Zalm
H1106
=
=
>
=
>
>
Gelderse poort
Grote modderkruiper
H1145
=
=
=
=
=
=
Gelderse poort
Kamsalamander
H1166
>
>
>
>
>
=
Gelderse poort
Bever
H1337
=
=
>
Gelderse poort
Kleine zwaan
A037
wv
=
=
9 vogels
Gelderse poort
Brandgans
A045
wv
=
=
610 vogels
Gelderse poort
Nonnetje
A068
wv
=
=
6 vogels
Gelderse poort
Porseleinhoen
A119
br
>
>
10 paar
Gelderse poort
Kwartelkoning
A122
br
>
>
30 paar
Gelderse poort
Zwarte stern
A197
br
>
>
20 paar
Gelderse poort
Fuut
A005
wv
=
=
90 vogels
Gelderse poort
Aalscholver
A017
wv
=
=
260 vogels
Gelderse poort
Kolgans
A041
wv
=(<)
=
5500 vogels
Gelderse poort
Grauwe gans
A043
wv
=(<)
=
2400 vogels
Gelderse poort
Smient
A050
wv
=(<)
=
4700 vogels
Gelderse poort
Krakeend
A051
wv
=
=
50 vogels
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -6-
12 december 2008
Gebied
Habitattype
Habitatrichtlijnsoort
Vogelrichtlijnsoort
Code
Subtype
Doel oppervlak
Doel kwaliteit
Doel populatie
Complementair doel Doel oppervlak
Gelderse poort
Pijlstaart
A054
wv
=
=
30 vogels
Gelderse poort
Slobeend
A056
wv
=
=
90 vogels
Gelderse poort
Tafeleend
A059
wv
=
=
190 vogels
Gelderse poort
Kuifeend
A061
wv
=
=
530 vogels
Gelderse poort
Meerkoet
A125
wv
=
=
780 vogels
Gelderse poort
Kievit
A142
wv
=
=
790 vogels
Gelderse poort
Grutto
A156
wv
=
=
70 vogels
Gelderse poort
Wulp
A160
wv
=
=
160 vogels
Doel kwaliteit
=: Behoud; >: Verbetering/Uitbreiding; (<): Achteruitgang toegestaan ten behoeve van andere doelen 2 *: Prioritair doel
2
Prioritair betekent dat Nederland vanuit Europees perspectief een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de betreffende soort en/of habitattype.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -7-
12 december 2008
Doel populatie
Tabel 1.1b: In Uiterwaarden Waal beschermde natuurwaarden (LNV, 2008; Ontwerpbesluit) Gebied
Habitattype
Habitatrichtlijnsoort
Vogelrichtlijnsoort
Code
Subtype
Doel oppervlak
Doel kwaliteit
Doel populatie
Complementair doel Doel oppervlak
Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal
Meren met Krabbenscheer
H3150
=
>
Rivieren met slikoevers
H3270
>
>
Stroomdalgraslanden*
H6120
>
>
Voedselrijke ruigten
H6430
A
=
=
Glanshaverhooilanden
H6510
A
>
>
Alluviale bossen*
H91E0
A
>
>
Droge hardhoutooibossen
H91F0
>
>
Zeeprik
H1095
>
>
>
Rivierprik
H1099
>
>
>
Elft
H1102
=
=
>
Zalm
H1106
=
=
>
Bittervoorn
H1134
=
=
=
Grote modderkruiper
H1145
>
>
>
Kleine modderkruiper
H1149
=
=
=
Rivierdonderpad
H1163
=
=
=
Kamsalamander
H1166
=
=
=
Meervleermuis
H1318
=
=
=
Bever
H1337
=
=
>
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
Doel kwaliteit
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -8-
12 december 2008
Doel populatie
Gebied
Habitattype
Habitatrichtlijnsoort
Vogelrichtlijnsoort
Code
Subtype
Doel oppervlak
Doel kwaliteit
Doel populatie
Complementair doel Doel oppervlak
Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal
Roerdomp
A021
br
>
>
20 paar
Woudaap
A022
br
>
>
20 paar
Kleine zwaan
A037
wv
=
=
3 vogels
Wilde zwaan
A038
wv
=
=
2 vogels
Nonnetje
A068
wv
=
=
10 vogels
Porseleinhoen
A119
br
>
>
10 paar
Kwartelkoning
A122
br
>
>
40 paar
Zwarte stern
A197
br
>
>
150 paar
Ijsvogel
A229
br
=
=
10 paar
Blauwborst
A272
br
=
'=
80 paar
Dodaars
A004
br
=
=
40 paar
Fuut
A005
wv
=
=
180 vogels
Aalscholver
A017
br
=
=
Kolgans
A041
wv
=(<)
=
230 paar 10600 vogels
Grauwe gans
A043
wv
=(<)
=
2500 vogels
Smient
A050
wv
=(<)
=
2600 vogels
Krakeend
A051
wv
=
=
140 vogels
Wintertaling
A052
wv
=
=
410 vogels
Pijlstaart
A054
wv
=
=
40 vogels
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
Doel kwaliteit
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ -9-
12 december 2008
Doel populatie
Gebied
Habitattype
Habitatrichtlijnsoort
Vogelrichtlijnsoort
Code
Subtype
Doel oppervlak
Doel kwaliteit
Doel populatie
Complementair doel Doel oppervlak
Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal Uiterwaarden waal
Slobeend
A056
wv
=
=
170 vogels
Tafeleend
A059
wv
=
=
250 vogels
Meerkoet
A125
wv
=
=
2000 vogels
Kievit
A142
wv
=
=
2500 vogels
Grutto
A156
wv
=
=
70 vogels
Wulp
A160
wv
=
=
360 vogels
Oeverzwaluw
A249
br
=
=
420 paar
Grote karekiet
A298
br
>
>
40 paar
Aalscholver
A017
wv
=
=
320 vogels
Doel kwaliteit
=: Behoud; >: Verbetering/Uitbreiding; (<): Achteruitgang toegestaan ten behoeve van andere doelen 3 *: Prioritair doel
3
Prioritair betekent dat Nederland vanuit Europees perspectief een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de betreffende soort en/of habitattype.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 10 -
12 december 2008
Doel populatie
1.4
Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een beknopt overzicht aangaande de inhoud van de Flora- en faunawet. De natuurbeschermingswet wordt in het vervolg niet verder beschouwd. De gevolgde werkwijze wordt besproken in hoofdstuk 3. De resultaten van de inventarisatie zijn opgenomen in hoofdstuk 4. De voorgenomen werkzaamheden worden beschreven in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een inschatting van de effecten die een gevolg zijn van de voorgenomen werkzaamheden. Eventueel noodzakelijke mitigerende maatregelen worden samengevat in hoofdstuk 7. De eindconclusies van deze toetsing zijn terug te vinden in hoofdstuk 8. In het vervolg van dit rapport zal worden gesproken van plangebied en studiegebied. Het plangebied is dat gebied waarbinnen de werkzaamheden zullen plaatsvinden. Hieronder vallen ook werkstroken en dergelijke. Het studiegebied omvat een aantal kilometerhokken rondom het plangebied. Het gebied buiten het studiegebied wordt verder aangeduid als ‘omgeving’.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 11 -
12 december 2008
2
TOETSINGSKADER De natuurwetgeving in Nederland kent twee sporen: de soortenbescherming en de gebiedsbescherming. Hiervoor zijn twee wetten actief, respectievelijk de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands-Conventie, Conventie van Bonn en CITES. In dit rapport wordt enkel getoetst aan de Flora- en faunawet (paragraaf 1.3).
2.1
Inleiding De Flora- en faunawet regelt de bescherming van planten en dieren in Nederland en is in april 2002 in werking getreden. In 2005 is het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten ingrijpend gewijzigd. Via de Flora- en faunawet is onder andere het soortenbeschermingsdeel van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving vastgelegd (Tabel 34 van de Flora- en faunawet). Onder de Flora- en faunawet zijn als beschermde soort aangewezen (LNV, 1998): • een aantal inheemse plantensoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren (m.u.v. zwarte rat, bruine rat en huismuis); • alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten in Visserijwet 1963); • een aantal overige inheemse diersoorten aangewezen als beschermde soort. Daarnaast is een aantal uitheemse dier- en plantensoorten als beschermde soort aangewezen. De wet heeft onder meer betrekking op beheer en schadebestrijding, jacht, handel en bezit en overige menselijke activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten.
4
De aanduidingen Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 3 hebben betrekking op de tabellen uit het AMvB behorend bij de Flora- en faunawet. Het betreft geen verwijzing naar tabellen in de tekst. Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 12 -
12 december 2008
2.2
Doelstelling wet De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken, met een ontheffing of vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten (LNV, 1998). Het verlenen van ontheffingen is gedelegeerd aan Dienst Regelingen.
2.3
Beschermingsstatus In de Flora- en faunawet (middels wijziging Besluit Vrijstellingen) is voor soorten een driedeling gemaakt5 (zie bijlage 1): 1. Beschermde meer algemene soorten (Tabel 1); 2. Beschermde minder algemene soorten (Tabel 2); 3. Streng beschermde soorten (Tabel 3). Veel streng beschermde soorten vallen onder de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn. Er zijn echter ook inheemse (Nederlandse) dier- en plantensoorten als streng beschermde soorten aangewezen. Deze streng beschermde soorten zijn opgenomen in Tabel 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) welke de Flora- en faunawet reglementeert. Voor deze soorten moet een uitgebreide toets uitgevoerd worden. Niet streng beschermde soorten vallen ook onder de Flora- en faunawet. Enerzijds zijn dit soorten (Tabel 2) waarop negatieve effecten bij ruimtelijke ontwikkelingen slechts toegestaan zijn na het verkrijgen van een ontheffing, tenzij gewerkt wordt volgens een vooraf goedgekeurde gedragscode. Voor soorten van dit beschermingsniveau dient een lichte toets te worden uitgevoerd. Anderzijds zijn er soorten die in Nederland zo algemeen zijn dat bij ruimtelijke ontwikkeling een algemene ontheffing geldt (Tabel 1) en deze dus niet hoeft te worden aangevraagd, mits de voorgenomen werkzaamheden voldoen aan een van de volgende criteria: • de werkzaamheden zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud; • de werkzaamheden zijn te kwalificeren als bestendig gebruik; • de werkzaamheden zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling.
5
De aanduidingen Tabel 1, Tabel 2 en Tabel 3 hebben betrekking op de tabellen uit het AMvB behorend bij de Flora- en faunawet. Het betreft geen verwijzing naar tabellen in de tekst. Voor achtergrond zie LNV (2008). Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 13 -
12 december 2008
Soorten die niet zijn genoemd in de AMvB vallen alleen onder de algemene zorgplicht6.
2.4
Verbodsbepalingen De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten en dieren zoveel mogelijk te waarborgen. De meest relevante verbodsbepalingen zijn terug te vinden in artikel 8 tot en met 13 en worden hieronder kort weergegeven: • artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen; • artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen; • artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten; • artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Dit dient te allen tijde per soort en per project te worden getoetst; • artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen; • artikel 13: Het is verboden planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, (…) te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin (…) binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. Deze verbodsbepalingen zijn geldig in heel Nederland, ongeacht het type werkzaamheden of de omvang daarvan. Vaak is het mogelijk vrijstelling of ontheffing te krijgen voor het overtreden van een van de verbodsbepalingen. Of dit mogelijk is en onder welke voorwaarden hangt af van het beschermingsniveau van de beschermde soort in kwestie en de aard van de handeling.
6
Er bestaat een relatie tussen de beschermde status van een soort en opname op een Rode Lijst van bedreigde soorten. Een Rode Lijst bevat een overzicht van soorten die in hun voortbestaan in Nederland bedreigd zijn. Dit wordt bepaald op basis van zeldzaamheid en/of negatieve trend. De lijsten worden periodiek vastgesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV). Voor het opstellen van de AMvB met beschermde soorten is gebruik gemaakt van de Rode Lijsten, maar deze worden niet zonder meer in hun geheel overgenomen. Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 14 -
12 december 2008
2.5
Zorgplicht Voor alle planten en dieren (dus ook voor soorten, die niet zijn opgenomen in de Floraen faunawet) geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht moet nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun leefomgeving (LNV, 1998). Veelal komt de zorgplicht erop neer dat tijdens werkzaamheden negatieve effecten op planten en dieren zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen en dat bij de inrichting aandacht moet worden besteed aan de realisatie van geschikt habitat voor plant en dier. Artikel 2: Zorgplicht • Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe omgeving. • De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwegen te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd ten einde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht betekent niet dat er geen effecten mogen optreden, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, werkzaamheden op zodanige wijze plaatsvinden dat de verstoring en eventueel lijden zo beperkt mogelijk is.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 15 -
12 december 2008
3
WERKWIJZE Om na te gaan wat het belang van het plangebied is voor beschermde soorten is het volgende stappenplan gevolgd: Stap 1: Inventarisatie van beschermde soorten Om een indruk te krijgen van het voorkomen van beschermde dieren en planten in het plangebied is gebruik gemaakt van de openbare informatie van het Natuurloket en bestaande literatuur. De zo verkregen informatie, die vaak niet locatiespecifiek is, is geïnterpreteerd aan de hand van algemene ecologische kennis en een veldbezoek. Dit veldbezoek is uitgevoerd op 08 december 2008. Het veldbezoek is geen volledige inventarisatie aangezien voor dit laatste voor elke soortgroep een eigen methodiek (en geschikt jaargetijde) vereist is. Het veldbezoek is wel geschikt om een indruk te krijgen van de aanwezige habitats en de mogelijk aanwezige soorten of potenties voor soorten. Gegevens over beschermde soorten uit het provinciale meetnet zijn voor het plangebied beperkt beschikbaar (Atlas Groen Gelderland, 2008). Bij de gemeente Nijmegen zijn geen aanvullende relevante gegevens voor handen. Daarom is gebruik gemaakt van gegevens van Koopman et al. (2005). Stap 2. Vaststelling van de effecten Om vast te stellen of het project effect heeft op beschermde flora en fauna, is een beknopte analyse gemaakt van het project in relatie tot de habitateisen van de doelsoorten in het gebied. Stap 3. Beschrijving van de effecten op beschermde soorten Door de resultaten van stap 1 en stap 2 te koppelen zijn de effecten van het voorgestelde project op de aanwezige natuurwaarden inzichtelijk gemaakt. Stap 4. Voorstellen van mitigerende maatregelen In deze stap zijn voorstellen gedaan om de effecten te mitigeren. Stap 5: Conclusie In deze stap wordt bepaald of het waarschijnlijk is dat het project in het licht van de weten regelgeving ten aanzien van beschermde soorten doorgang kan vinden. Hierbij wordt rekening gehouden met de onder de Flora- en faunawet vastgestelde criteria ten aanzien van onder andere de gunstige staat van instandhouding van de soort, eventuele alternatieven en bij wet genoemde belangen.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 16 -
12 december 2008
4
INVENTARISATIE
4.1
Informatie van het Natuurloket Het plangebied beslaat alleen de kilometerhokken 186-427 en 186-428. In de praktijk is de informatie van het Natuurloket met betrekking tot deze kilometerhokken beperkt bruikbaar omdat deze onvolledig is (de meeste soortgroepen zijn niet of nauwelijks onderzocht). Informatie voor het plangebied kan hieruit niet specifiek worden afgeleid. Om een betere indruk te krijgen van het mogelijke voorkomen van beschermde soorten in het plangebied zijn, naast aanvullende literatuur, de naastgelegen kilometerhokken meegenomen. Ook deze kilometerhokken zijn echter relatief slecht onderzocht. In tabel 4.1 zijn de aangetroffen beschermde soorten per kilometerhok weergegeven. Tabel 4.1: Voorkomen van beschermde soorten in het plangebied en omgeving volgens het Natuurloket (getallen in tabel staan voor FF1/FF23/HR; FF; Flora- en faunawet; HR; Habitatrichtlijn) Kilometerhok
1/0/0
186-427
2/1/0
0/1/0
1/0/0
186-428
1/0/0
1/0/0
1/0/0
187-427
1/2/0
6/2/0
187-428
4/6/0
1/6/5
Libellen
185-429
Dagvlinders
2/1/0
Vissen
1/1/0
1/1/0
Amfibieën
1/0/0
185-428
Reptielen
Zoogdieren
Broedvogels
Vaatplanten
185-427
1/0/0 1/0/0 0/1/0
2/0/0
1/0/1
186-429 4/0/0 0/1/0
1/0/0 3/0/0
187-429 Groen
Goed tot redelijk onderzocht
Geel
Matig tot slecht onderzocht
Rood
Niet onderzocht
Grijs
Plangebied
Hoewel het studiegebied minder onderzocht is, wil dat niet zeggen dat er ook maar weinig natuurwaarden te verwachten zijn. Naar aanleiding van de aangetroffen habitats, de gegevens van de omringende habitats en bestaande literatuur hebben wij een verwachting opgesteld over het voorkomen van beschermde soorten, die we hierna toelichten.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 17 -
12 december 2008
4.2
Resultaten Het voorkomen, of mogelijk voorkomen, van beschermde soorten zal hieronder per taxonomische groep besproken worden. Hierbij zal ook nadrukkelijk worden ingegaan op het studiegebied.
4.2.1
Vaatplanten Tabel 4.1 laat zien dat waarnemingen van beschermde plantensoorten zijn gedaan in de kilometerhokken waarin het plangebied zich bevindt. Echter, de uiterwaarden van de Waal maken deel uit van deze kilometerhokken. Hier zijn beschermde soorten zeker te verwachten, gezien de daar aanwezige habitats. Uit de beschikbare informatie (Atlas Groen Gelderland (2008), Koopman et al. (2005) en Waarneming (2008)) komen geen waarnemingen van onder de Flora- en faunawet beschermde soorten naar voren. Het veldbezoek heeft geen aanleiding gegeven deze soorten in het plangebied te verwachten. Immers, het plangebied is vrijwel volledig bestraat. Geconcludeerd wordt dan ook dat beschermde vaatplanten niet voorkomen in het plangebied. Beschermde vaatplanten komen zeker niet voor in het plangebied.
4.2.2
Zoogdieren Vanwege het grote verschil wat betreft habitateisen en gebruik van het landschap zal hieronder onderscheid gemaakt worden tussen vleermuizen en grondgebonden zoogdieren. Aan beide groepen wordt een eigen paragraaf gewijd. Vleermuizen Het plangebied bestaat vrijwel volledig uit oudere bebouwing. De gevels zijn veelal voorzien van trespa, maar op veel plaatsen is de aansluiting op de muur vrij ruim. Ook zijn flink wat dakpannen beschadigd of afwezig, waardoor het dak toegankelijk is voor vleermuizen. De spouwmuren zijn in veel gevallen voorzien van roosters, maar ook deze ontbreken geregeld, waardoor ook de spouwmuren voor vleermuizen toegankelijk zijn. Van een soort als Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) mogen verblijfplaatsen zeker verwacht worden. Deze soort is een typische bewoner van gebouwen in stedelijk gebied en is goed in staat hier ook te foerageren. Andere gebouwbewonende soorten als Laatvlieger (Eptesicus serotinus) en de voor Gelderse poort relevante Meervleermuis, kunnen ook in het plangebied aanwezig zijn. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn mogelijk aanwezig in het plangebied. Grondgebonden zoogdieren De beschikbare bronnen laten geen waarnemingen van beschermde zoogdiersoorten zien. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen waargenomen. Het plangebied is vrijwel volledig bestraat en katten zijn in hoge mate aanwezig. Mogelijk dat enkele muizen gebruik maken van het plangebied. Zwaarder beschermde soorten (Tabel 2 en 3) komen met zekerheid niet voor in het plangebied. Mogelijk maken algemeen beschermde soorten (Tabel 1) incidenteel gebruik van het plangebied. Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 18 -
12 december 2008
4.2.3
Broedvogels De bomen en struiken kunnen worden gebruikt door broedvogels. Een van de oude platanen aan de Koninginnelaan herbergt een restant van een nest. Ook onder toegankelijke daken kunnen vogels tot broeden komen. Gedacht moet worden aan algemene soorten als Merel (Turdus merula), maar ook de tegenwoordig minder algemene Huismus (Passer domesticus) kan verwacht worden. Broedvogels maken vrijwel zeker gebruik van het plangebied.
4.2.4
Amfibieën en reptielen Voor de beschermde soorten behorend tot deze taxonomische groepen zijn de aanwezige habitats volstrekt ongeschikt. Geschikte voortplantingswateren en winterverblijfplaatsen zijn niet aanwezig. Soorten behorend tot deze taxonomische groepen komen zeker niet voor in het plangebied.
4.2.5
Vissen In het plangebied is oppervlakte water niet aanwezig. Beschermde vissoorten kunnen derhalve niet voorkomen. Vissen maken zeker geen gebruik van het plangebied.
4.2.6
Overige diersoorten Soorten behorend tot taxonomische groepen die hierboven nog niet behandeld zijn, stellen hoge eisen aan hun leefgebied. Denk bijvoorbeeld aan het Donker pimpernelblauwtje (Maculinea Nausithous) of de Rivierrombout (Gomphus flavipes). In het plangebied zijn deze habitats zeker niet aanwezig, waardoor soorten behorend tot deze taxonomische groepen hier niet voor zullen komen. De waarnemingen in tabel 4.1 zijn gedaan in kilometerhokken waar dergelijke habitats wel voor handen zijn (bijvoorbeeld de oevers van de Waal). Soorten behorend tot hierboven nog niet behandelde taxonomische groepen maken geen gebruik van het plangebied.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 19 -
12 december 2008
4.2.7
Synthese inventarisatie In tabel 4.2 is samengevat welke zwaarder beschermde soorten voorkomen in het studiegebied Tabel 4.2: Overzicht voorkomen beschermde soorten in het plangebied Soortengroep
Voorkomen
Zwaarder
plangebied
beschermde
Voorkomende en verwachte soorten
soorten (FF2&3) Vaatplanten
Zeker niet
Nee
-
Vleermuizen
Mogelijk
Alle
Gewone dwergvleermuis,
Grondgebonden zoogdieren
Mogelijk
Nee
muizen
Meervleermuis, Laatvlieger Broedvogels Amfibieën
Vrijwel zeker
Alle
Merel, Huismus, Koolmees
Zeker niet
Nee
-
Reptielen
Zeker niet
Nee
-
Vissen
Zeker niet
Nee
-
Overige taxonomische groepen
Zeker niet
Nee
-
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 20 -
12 december 2008
5
VOORGENOMEN PLAN EN MOGELIJKE EFFECTEN Voor zover in deze fase reeds bekend is de onderstaande informatie over het voorgenomen plan gebaseerd op gegevens aangeleverd door de opdrachtgever.
5.1
Voorgenomen werkzaamheden Inbo (2008) is als referentie aangehouden voor de beschrijving van de werkzaamheden (figuur 5.1). Indien deze aannames bij het vervolg van het proces achterhaald blijken te zijn, kan dit gevolgen hebben voor de conclusies van deze rapportage. De panden in bezit van Portaal Vastgoed zullen voor deze herontwikkeling volledig worden gesloopt. Uitzondering hierbij vormen de historisch waardevolle woningen, deze zullen worden gerenoveerd. Renoveren betekent in deze dat zowel inwendig als uitwendig herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd aan onder meer de dakbedekking. De te slopen panden worden vervangen door nieuwbouw, waarbij het aantal woningen dat terugkeert minder is dan het aantal nu aanwezige woningen. Een deel zal worden vervangen door groenvoorzieningen. De bestaande groenstructuur (op en rond de eigendommen van Portaal Vastgoed) wordt bijna volledig vervangen, waarbij de huidige toestand van het openbaar groen wel gehandhaafd blijft Het is nog onduidelijk of de aanwezige bomen gekapt moeten worden. Voor deze Quickscan wordt aangenomen dat kap van alle bomen in het plangebied een feit is. Figuur 5.1: Te slopen en te behouden panden (Inbo, 2008)
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 21 -
12 december 2008
De werkzaamheden zullen in drie fases worden uitgevoerd gedurende de periode 20102015. Deze Quickscan heeft betrekking op het gehele project en maakt de onderverdeling in fases niet.
5.2
Mogelijke effecten De werkzaamheden hebben zowel tijdelijke als permanente effecten tot gevolg. Tijdelijke effecten zullen optreden als gevolg van: • toename van het aantal verkeersbewegingen; • de aanwezigheid van zwaar materiaal; • toename van de aanwezigheid van mensen; • toename van trillingen en geluid; • verstoring van aanwezige habitats als gevolg van werkstroken. Permanente effecten • mogelijk verstoren of vernietigen van vaste rust- en verblijfplaatsen; • mogelijke afname (of toename) van potentieel geschikt leefgebied.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 22 -
12 december 2008
6
EFFECTBEOORDELING In dit hoofdstuk wordt een effectbeschrijving gegeven van de werkzaamheden die staan beschreven in hoofdstuk 5 op de soorten beschreven in hoofdstuk 4. Hierbij wordt alleen aandacht besteed aan de zwaarder beschermde soorten (Tabel 2 en 3) die voorkomen dan wel verwacht worden binnen het studiegebied (tabel 4.2). Algemeen beschermde soorten (Tabel 1) worden niet afzonderlijk behandeld. Ten aanzien van deze soorten geldt immers een Algehele Vrijstelling in geval van Ruimtelijke Ontwikkeling. Wel kan het zo zijn dat maatregelen ten aanzien van deze soorten worden geformuleerd vanuit de zorgplicht. Hieronder wordt allereerst inzichtelijk gemaakt of de betreffende soorten beïnvloed worden als gevolg van de werkzaamheden en vervolgens wat de effecten hiervan zijn.
6.1
Vleermuizen Verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen komen vrijwel zeker voor binnen het plangebied. Bij het slopen van gebouwen of het renoveren van daken kan daarom niet worden uitgesloten dat vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen worden verstoord of vernietigd. Hiervoor is op grond van de Flora- en faunawet ontheffing van artikel 11 noodzakelijk. Het is echter nog onduidelijk of verblijfplaatsen daadwerkelijk aanwezig zijn. Op grond van de Flora- en faunawet is het aan de initiatiefnemer aan te tonen dat de verblijfplaatsen aan- dan wel afwezig zijn binnen het plangebied. Zonder aanvullend onderzoek is het niet mogelijk ontheffing aan te vragen. Het is immers nog onduidelijk hoeveel verblijfplaatsen verstoord of vernietigd worden en om welke soorten het gaat. Bovendien is zonder dit onderzoek niet duidelijk of een ontheffing wel noodzakelijk is. Aanvullend onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen is daarom noodzakelijk op grond van de Flora- en faunawet. Omdat vleermuizen drie verschillende verblijfplaatsen kennen (te weten winterverblijf, zomerverblijf en kraamverblijf die overigens alle drie streng beschermd zijn) die zij gedurende verschillende tijden van het jaar gebruiken, neemt een dergelijk onderzoek globaal de periode eind maart-eind oktober in beslag. Gedurende deze periode wordt onderzocht of en zo ja welke verblijfplaatsen aanwezig zijn binnen het plangebied. Voor eventueel aanwezige verblijfplaatsen die vernietigd zullen worden, dient ontheffing te worden aangevraagd. De verdwenen verblijfplaatsen dienen in de nieuwbouw te worden gecompenseerd. Gezien de geplande looptijd van dit project, de duur van het aanvullend onderzoek en de proceduretijd voor de aanvraag van een ontheffing is het raadzaam de aanbesteding van dit onderzoek reeds dit jaar in gang te zetten volgens de daarvoor geldende richtlijnen (Netwerk Groene Bureaus, 2007), zodat onnodig oponthoud wordt voorkomen. Ervaring leert dat maart-april een zeer drukke periode is voor vleermuisonderzoek. Gezien het gestelde in paragraaf 1.3 kan een dergelijk onderzoek ook dienen als argument richting Bevoegd Gezag inzake de Natuurbeschermingswet. Gezien de verwachte soorten (onder andere Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger) is het niet aannemelijk dat de werkzaamheden een negatieve invloed hebben op de staat van instandhouding van deze soorten in Nederland of in de regio. Beide soorten komen algemeen voor in de regio (Koopman et al., 2005) en zijn niet zeldzaam in Nederland.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 23 -
12 december 2008
Voor het verstoren en/of vernietigen van verblijfplaatsen van vleermuizen is ontheffing nodig op grond van de Flora- en faunawet. Aanvullend onderzoek is hiervoor noodzakelijk.
6.2
Broedvogels Vogels van stedelijke omgeving (zoals Merel en Koolmees) kunnen tot broeden komen in het plangebied. De werkzaamheden leiden tot verstoring van broedende vogels. Verstoring van broedende vogels is bij wet verboden en hiervoor kan geen ontheffing worden verkregen. Eventuele effecten zullen dus voorkomen moeten worden. De werkzaamheden dienen óf buiten het broedseizoen (15 maart – 15 juli) te worden uitgevoerd om zo verstoring van broedvogels te voorkomen óf voor het broedseizoen te worden begonnen en continu te worden doorgezet waardoor de huidige broedlocaties ongeschikt zijn en vogels op zoek gaan naar andere broedplaatsen in de omgeving. In de directe omgeving van het plangebied zijn hiervoor voldoende alternatieven aanwezig. Omdat de werkzaamheden zich in ruimte en tijd verplaatsen is het naar verwachting beperkt mogelijk om de werkzaamheden continu door te zetten. Broedseizoen Voor een begrip als ‘broedseizoen’ is geen standaardperiode te hanteren. Afhankelijk van de soort en weersomstandigheden in een bepaald jaar kunnen soorten veel eerder of juist later broeden dan normaal het geval zou zijn. Dit kan zelfs per regio verschillen. Voor de wet is van belang of een broedgeval verstoord wordt, ongeachte de datum. De vaak geciteerde periode 15 maart t/m 15 juli is dus slechts een indicatie. Voor aanvang van de werkzaamheden dient altijd op broedgevallen gecontroleerd te worden.
Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. Mitigeren van effecten is noodzakelijk.
6.3
Synthese effectbeoordeling Het voorgaande hoofdstuk is samengevat in tabel 6.1. Mitigerende maatregelen worden gedetailleerd samengevat in hoofdstuk 7. Tabel 6.1: Synthese effectbeoordeling Soorten(groep)
Overtreding
Mitigeren
Effecten na
verbods-
mogelijk
mitigeren
Ontheffing nodig
bepaling Vleermuizen
Ja; artikel 11
Nee
N.v.t.
Ja, na aanvullend
Broedvogels
Ja, artikel 11
Ja
Nee
Niet verleend
onderzoek
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 24 -
12 december 2008
7
MITIGERENDE MAATREGELEN De mitigerende maatregelen zijn reeds in hoofdstuk 6 integraal beschreven. In tabel 7.1 worden deze per soortgroep samengevat. Hierbij moet bedacht worden dat termen als broedseizoen en winterrust niet aan exacte periodes gekoppeld kunnen worden en dat de tabel en de genoemde perioden derhalve indicatief van aard zijn. Tabel 7.1: Mitigerende maatregelen per soort Soort
Maatregel
Periode
Vleermuizen
Aanvullend onderzoek naar
-
vaste verblijfplaatsen Broedvogels
Werkzaamheden
Sloop- en renovatie werkzaamheden
1. Werkzaamheden buiten het
augustus-
Sloop-, renovatie en
broedseizoen uitvoeren;
februari
rooiwerkzaamheden
2. Werkzaamheden vóór het broedseizoen beginnen en continu doorzetten; 3. Vóór aanvang van het broedseizoen vegetatie en/of dakbedekking verwijderen.
Ten aanzien van algemeen beschermde (Tabel 1) grondgebonden zoogdieren zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Naast de in tabel 7.1 omschreven noodzakelijk maatregelen dienen de volgende algemene maatregelen ook in acht te worden genomen: • de periode met overlast zo veel mogelijk beperken. Het concentreren van werkzaamheden in de tijd beperkt de schade aan flora en fauna; • beperken werkgebied. Het concentreren van de werkzaamheden op één werkgebied beperkt de schade aan flora en fauna; • werkzaamheden in een richting uitvoeren. Zo kunnen de eventueel aanwezige amfibieën en kleine grondgebonden zoogdieren (Tabel 1) de werkzaamheden ontvluchten. Naast een eventuele ontheffing onder de Flora- en faunawet zijn ook een kapvergunning (zie box) en een eventuele voortoets aan de habitatrichtlijn aandachtspunten voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor de meeste bomen in het plangebied is, indien deze gekapt worden, een kapvergunning noodzakelijk.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 25 -
12 december 2008
Kapvergunning (Gemeente Nijmegen, 2008)
In de gemeente Nijmegen is een kapvergunning nodig voor bomen die: • op privé-terrein staan en op 1,30 meter een diameter hebben van >=30 centimeter; • op openbaar terrein staan en op 1,30 meter een diameter hebben van >=20 centimeter. wanneer deze bomen gerooid, verplaatst dan wel onherstelbaar beschadigd raken als gevolg van voorgenomen ontwikkelingen. De bovenstaande beperkingen gelden niet voor: • wegbeplantingen en éénrijige beplanting op of langs landbouwgronden voor zover bestaand uit niet-geknotte populieren of wilgen; • vruchtbomen en windschermen om boomgaarden; • kweekgoed; • naaldbomen gekweekt ten behoeve van kerstbomen; • dunningen; • houtopstanden die geveld moeten worden krachtens de Plantenziektewet of een aanschrijving of last van het college.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 26 -
12 december 2008
8
CONCLUSIE • • • • • • • •
het is niet mogelijk om op voorhand ecologische relaties met Gelderse poort uit te sluiten. Potentieel kan de in dit gebied beschermde Meervleermuis verblijfplaatsen hebben in het plangebied; het plangebied is mogelijk van belang voor zwaarder beschermde soorten (vleermuizen; Tabel 3); het plangebied is van belang voor broedvogels en mogelijk voor algemeen beschermde (Tabel 1)grondgebonden zoogdiersoorten; geen van de verwachte soorten is voor het voortbestaan van de populatie afhankelijk van het plangebied. Voor geen van de verwachte soorten wordt de staat van instandhouding dan ook negatief beïnvloed; verbodsbepalingen worden mogelijk overtreden ten aanzien van vleermuizen en broedvogels; ten aanzien van vleermuizen is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Een dergelijk onderzoek kan resulteren in een ontheffingsaanvraag met bijbehorende proceduretijd; het is nog onduidelijk of ontheffing onder de Flora- en faunawet noodzakelijk is; onzes inziens kan het project doorgang vinden in het licht van de Flora- en faunawet. Bevoegd Gezag heeft hierin het eindoordeel.
Ontheffing en aanvullend onderzoek Ontheffing Het aanvragen van een ontheffing kent een proceduretijd van ten minste 8 weken met een toegestane uitloop naar 16 weken. Bevoegd Gezag heeft het recht deze termijn te verlengen in geval van grote drukte of indien aanvullende vragen aan de orde zijn. Het aanvragen van een ontheffing kent zijn eigen documenten en doorlooptijd. Aanvullend onderzoek Iedere soortgroep kent haar eigen inventarisatietechnieken en tijdstippen. Aanvullend onderzoek naar het voorkomen van (verblijfplaatsen van) vleermuizen is specifiek en tijdrovend. een dergelijk onderzoek neemt circa 8 maanden in beslag. Afhankelijk van de soort kan Bevoegd Gezag akkoord gaan met een lagere inspanning. Hiervoor is vooroverleg noodzakelijk.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 27 -
12 december 2008
REFERENTIES • • • • • • • • •
Atlas Groen Gelderland; 2008; geodata2.prv.gelderland.nl/apps/groengelderland; verspreidingkaarten en beleidskaarten; December 2008; Gemeente Nijmegen; 2008; Algemeen Plaatselijke Verordening - onderdeel kapvergunning; december 2008; Inbo; 2008; Nachtegaalplein e.o.-Voorlopig Ontwerp Nachtegaalplein e.o.; Inbo Stedenbouw en Landschap; Woudenberg; Kabinetsreactie; 2008; Kabinetsreactie op het rapport van de taskforce Trojan en de handreiking; Kenmerk DN. 2008/3439; 24-11-2008; Koopman, A.D.G., Reitsma, J.M., Anema, L.S.A.; 2005; Beschermde Natuurwaardenkaart Nijmegen - Toelichting; Bureau Waardenburg B.V.; Culemborg; LNV; 1998; Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten- en diersoorten (Flora- en faunawet); Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit; Den Haag; LNV; 2008; http://www.minlnv.nl; besluiten en ontwerpbesluiten; December 2008; Netwerk Groene Bureaus; 2007; Protocol vleermuizen; versie juli 2007; Waarneming; 2008; http://www.waarneming.nl; Verspreidingkaarten; December 2008.
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport-
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ - 28 -
12 december 2008
BIJLAGE 1 Tabellen AMvB 2005
Quickscan Nachtegaalplein Concept rapport
9T8048.B0/R001/902430/TBA/ 12 december 2008
q
T abel1 Al gemenes oor t en
Vaat pl ant en aar daker
Lathyrus tuberosus
akker kl okj e
Campanul a rapunc ul oi des
br edewes penor c hi s
Epi pac ti s hel l ebori ne
br eedkl okj e
Campanul al ati f ol i a
dot t er bl oem*
Cal tha pal ustri s
gewonev ogel mel k
Orni thogal um umbel l atum
gr as kl okj e
Campanul a rotundi f ol i a
gr ot ekaar denbol
Di psac us f ul l onum
kl ei nemaagdenpal m
Vi nc a mi nor
kni kkendev ogel mel k
Orni thogal um nutans
k oni ngs v ar en
Osmunda regal i s
s l ankes l eut el bl oem
Pri mul a el ati or
z wanebl oem
Butomus umbel l atus
Zoogdi er en aar dmui s
Mi c rotus agresti s
bos mui s
Apodemus syl v ati c us
dwer gmui s
Mi c romys mi nutus
bunz i ng
Mustel a putori us
dwer gs pi t s mui s
S orexmi nutus
gewonebos s pi t s mui s egel
S orexaraneus Eri nac eus europaeus
haas her mel i j n
Lepus europeus Mustel a ermi nea
hui s s pi t s mui s
Croc i dura russul a
k oni j n
Oryc tol agus c uni c ul us
mol
T al pa europea
onder gr onds ewoel mui s
Pi tymys subterraneus
r ee
Capreol us c apreol us
r os s ewoel mui s
Cl ethri onomys gl areol us
t weekl eur i gebos s pi t s mui s
S orexc oronatus
v el dmui s
Mi c rotus arv al i s
v os
Vul pes v ul pes
wez el
Mustel a ni v al i s
woel r at
Arv i c ol a terrestri s
Rept i el enenamf i bi eën bas t aar dki kker
Rana esc ul enta
br ui neki kker
Rana temporari a
gewonepad
Buf o buf o
kl ei newat er s al amander
T ri turus v ul gari s
meer ki kker
Rana ri di bunda
Mi er en behaar der odebos mi er
F ormi c a ruf a
kal er odebos mi er
F ormi c a pol yc tena
s t r onkmi er
F ormi c a trunc orum
z war t r ugbos mi er
F ormi c a pratensi s
Sl akken wi j ngaar ds l ak
Hel i xpomati a
*met ui tz onderi ngv ande spi ndotterbl oem ( T abel2soort)
9
q
Tabel 2 Overige soorten, niet zijnde algemene soorten, soorten van bijlage
Zoogdieren damhert
I V van de Habitatrichtlijn en soor-
edelhert
Cervus elaphus
ten van bijlage 1van het Besluit
eekhoorn
Sciurus vulgaris
vrijstelling beschermde dier- en
grijze zeehond
Halichoerus grypus
plantensoorten
grote bosmuis
Apodemus flavicollis
Dama dama
steenmarter
Martes foina
wild zwijn
Sus scrofa
Reptielen en amfibieën alpenwatersalamander
Triturus alpestris
levendbarende hagedis
Zootoca vivipara
Dagvlinders moerasparelmoervlinder
Euphydryas aurinia
vals heideblauwtje
Lycaeides idas
Vissen bermpje
Noemacheilus barbatulus
kleine modderkruiper
Cobitis taenia
meerval
Silurus glanis
rivierdonderpad
Cottus gobio
Vaatplanten aangebrande orchis
Orchis ustulata
aapjesorchis
Orchis simia
beenbreek
Narthecium ossifragum
bergklokje
Campanula rhomboidalis
bergnachtorchis
Platanthera chlorantha
bijenorchis
Ophrys apifera
blaasvaren
Cystopteris fragilis
blauwe zeedistel
Eryngium maritimum
bleek bosvogeltje
Cephalantera damasonium
bokkenorchis
Himantoglossum hircinum
brede orchis
Dactylorhiza maj alis maj alis
bruinrode wespenorchis
Epipactis atrorubens
daslook
Allium ursinum
dennenorchis
Goodyera repens
duitse gentiaan
Gentianella germanica
franjegentiaan
Gentianella ciliata
geelgroene wespenorchis
Epipactis muelleri
gele helmbloem
Pseudofumaria lutea
gevlekte orchis
Dactylorhiza maculata
groene nachtorchis
Coeloglossum viride
groensteel
Asplenium viride
grote keverorchis
Listera ovata
grote muggenorchis
Gymnadenia conopsea
gulden sleutelbloem
Primula veris
harlekijn
Orchis morio
herfstschroeforchis
Spiranthes spiralis
hondskruid
Anacamptis pyramidalis
honingorchis
Herminium monorchis
jeneverbes
J uniperus communis
klein glaskruid
Parietaria j udaica
kleine keverorchis
Listera cordata
kleine zonnedauw
Drosera intermedia
klokjesgentiaan
Gentiana pneumonanthe
kluwenklokje
Campanula glomerata
koraalwortel
Corallorhiza trifida
kruisbladgentiaan
Gentiana cruciata
lange ereprijs
Veronica longifola
10
lange zonnedauw
Drosera anglica
mannetjesorchis maretak
Orchis mascula Viscum album
moeraswespenorchis
Epipactis palustris
muurbloem
Erysimum cheiri
parnassia
Parnassia palustris
pijlscheefkelk
Arabis hirsuto sagittata
poppenorchis
Aceras anthropophorum
prachtklokje
Campanula persicifolia
purperorchis
Orchis purpurea
rapunzelklokje
Campanula rapunculus
rechte driehoeksvaren
Gymnocarpium robertianum
rietorchis
Dactylorhiza majalis praetermissa
ronde zonnedauw
Drosera rotundifolia
rood bosvogeltje
Cephalanthera rubra
ruig klokje
Campanula trachelium
schubvaren
Ceterach officinarum
slanke gentiaan
Gentianella amarella
soldaatje
Orchis militaris
spaanse ruiter
Cirsium dissectum
spindotterbloem
Caltha palustris araneosa
steenanjer
Dianthus deltoides
steenbreekvaren stengelloze sleutelbloem
Asplenium trichomanes Primula vulgaris
stengelomvattend havikskruid stijf hardgras
Hieracium amplexicaule Catapodium rigidum
tongvaren
Asplenium scolopendrium
valkruid
Arnica montana
veenmosorchis
Hammarbya paludosa
veldgentiaan
Gentianella campestris
veldsalie
Salvia pratensis
vleeskleurige orchis
Dactylorhiza incarnata
vliegenorchis
Ophrys insectifera
vogelnestje
Neottia nidusavis
voorjaarsadonis
Adonis vernalis
wantsenorchis
Orchis coriophora
waterdrieblad
Menyanthes trifoliata
weideklokje
Campanula patula
welriekende nachtorchis
Platanthera bifolia
wilde gagel
Myrica gale
wilde herfsttijloos
Colchicum autumnale
wilde kievitsbloem
Fritillaria meleagris
wilde marjolein
Origanum vulgare
wit bosvogeltje
Cephalanthera longifolia
witte muggenorchis
Pseudorchis albida
zinkviooltje
Viola lutea calaminaria
zomerklokje
Leucojum aestivum
zwartsteel
Asplenium adiantumnigrum
Kevers vliegend hert
Lucanus cervus
Kreeftachtigen rivierkreeft
Astacus astacus
11
q
Tabel 3 Soorten van bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde
Bi j lage 1 Bes lui tvr i j s t elli ngbes c her mde di er -enplant ens oor t en
dier- en plantensoorten en soorten opgenomen op bijlage IV van de
Zoogdieren
EU-habitatrichtlijn
das
Meles meles
boommarter
Martes martes
eikelmuis
Eliomys quercinus
gewone zeehond
Phoca vitulina
veldspitsmuis
Crocidura leucodon
waterspitsmuis
Neomys fodiens
Reptielen en amfibieën adder
Vipera berus
hazelworm
Anguis fragilis
ringslang
Natrix natrix
vinpootsalamander
Triturus helveticus
vuursalamander
Salamandra salamandra
Vissen beekprik
Lampetra planeri
bittervoorn
Rhodeus cericeus
elrits gestippelde alver
Phoxinus phoxinus Alburnoides bipunctatus
grote modderkruiper rivierprik
Misgurnus fossilis Lampetra fluviatilis
Dagvlinders bruin dikkopje
Erynnis tages
dwergblauwtje
Cupido minimus
dwergdikkopje
Thymelicus acteon
groot geaderd witje
Aporia crataegi
grote ijsvogelvlinder
Limenitis populi
heideblauwtje
Plebejus argus
iepepage
Strymonidia w-album
kalkgraslanddikkopje
Spialia sertorius
keizersmantel
Argynnis paphia
klaverblauwtje
Cyaniris semiargus
purperstreepparelmoervlinder
Brenthis ino
rode vuurvlinder
Palaeochrysophanus hippothoe
rouwmantel
Nymphalis antiopa
tweekleurig hooibeestje
Coenonympha arcania
veenbesparelmoervlinder
Bolaria aquilonais
veenhooibeestje
Coenonympha tullia
veldparelmoervlinder
Melitaea cinxia
woudparelmoervlinder
Melitaea diamina
zilvervlek
Clossiana euphrosyne
Vaatplanten groot zeegras
Zostera marina
12
Bijlage I VHR Zoogdieren baardvleermuis
Myotis mystacinus
bechstein’ s vleermuis
Myotis bechsteinii
bever
Castor fiber
bosvleermuis
Nyctalus leisleri
brandt’ s vleermuis
Myotis brandtii
bruinvis
Phocoena phocoena
euraziatische ly nx
Lynx lynx
franjestaart
Myotis nattereri
gewone dolfijn
Delphinus delphis
gewone dwergvleermuis
Pipistrellus pipistrellus
gewone grootoorvleermuis
Plecotus auritus
grijze grootoorvleermuis
Plecotus austriacus
grote hoefijzerneus
Rhinolophus ferrumequinum
hamster
Cricetus cricetus
hazelmuis
Muscardinus avellanarius
ingekorven vleermuis
Myotis emarginatus
kleine dwergvleermuis
Pipistrellus pygmaeus
kleine hoefijzerneus
Rhinolophus hipposideros
laatvlieger
Eptesicus serotinus
meervleermuis mopsvleermuis
Myotis dasycneme Barbastella barbastellus
nathusius’dwergvleermuis noordse woelmuis
Pipistrellus nathusii Microtus oeconomus
otter
Lutra lutra
rosse vleermuis
Nyctalus noctula
tuimelaar
Tursiops truncatus
tweekleurige vleermuis
Vespertilio murinus
vale vleermuis
Myotis myotis
watervleermuis
Myotis daubentonii
wilde kat
Felis silvestris
witflankdolfijn
Lagenorhynchus acutus
witsnuitdolfijn
Lagenorhynchus albirostris
Reptielen en amfibieën boomkikker
Hyla arborea
geelbuikvuurpad
Bombina variegata
gladde slang
Coronella austriacus
heikikker
Rana arvalis
kamsalamander
Triturus cristatus
knoflookpad
Pelobates fuscus
muurhagedis
Podarcis muralis
poelkikker
Rana lessonae
rugstreeppad
Bufo calamita
vroedmeesterpad
Alytes obstetricans
zandhagedis
Lacerta agilis
Dagvlinders donker pimpernelblauwtje
Maculinea nausithous
grote vuurvlinder
Lycaena dispar
pimpernelblauwtje
Maculinea teleius
tijmblauwtje
Maculinea arion
zilverstreephooibeestje
Coenonympha hero
13
Libellen bronslibel gaffellibel
Oxygastra curtisii Ophiogomphus cecilia
gevlekte witsnuitlibel
Leucorrhinia pectoralis
groene glazenmaker
Aeshna viridis
noordse winterjuffer
Sympecma paedisca
oostelijke witsnuitlibel
Leucorrhinia albifrons
rivierrombout
Stylurus flavipes
sierlijke witsnuitlibel
Leucorrhinia caudalis
Vissen houting
Conegonus oxyrrhynchus
steur
Acipenser sturio
Vaatplanten drijvende waterweegbree
Luronium natans
groenknolorchis
Liparis loeselii
kruipend moerasscherm
Apium repens
zomerschroeforchis
Spiranthes aestivalis
Kevers brede geelrandwaterroofkever
Dytiscus latissimus
gestreepte waterroofkever heldenbok
Graphoderus bilineatus Cerambyx cerdo
juchtleerkever
Osmoderma eremita
Weekdieren bataafse stroommossel
Unio crassus
platte schijfhoren
Anisus vorticulus
14
Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen Datum
: 27 maart 2014
Projectnummer
: 13-0255
Opdrachtgever
: Bureau Verkuylen
Inleiding Aanleiding In verband met de voorgenomen ontwikkelingen op locatie Spreeuwenstraat 11, de sloop van de bestaande bebouwing en nieuwbouw, heeft de gemeente Nijmegen gevraagd te onderzoeken of beschermde planten en/of dieren op de locatie aanwezig zijn en op welke wijze de werkzaamheden hierop effect hebben. Dit om te voorkomen dat in strijd met de Flora- en faunawet gehandeld zal worden. Doel Doel van het onderliggende onderzoek is te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet. Het in deze rapportage beschreven onderzoek heeft tot doel het vaststellen van de (mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten die zijn opgenomen in de tabellen van beschermde flora en fauna in het kader van de Flora- en faunawet. Op basis van dit onderzoek kan worden vastgesteld welke maatregelen getroffen en vervolgstappen genomen dienen te worden om te voorkomen dat in strijd met de Flora- en faunawet wordt gehandeld.
Wettelijk kader In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld. Soortbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Gebiedsbescherming is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 en in het beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze toets flora en fauna is gericht op soortbescherming. Vanwege de ligging van het plangebied is gebiedsbescherming niet van toepassing. De Natuurbeschermingswet en het beleid voor de EHS worden daarom buiten beschouwing gelaten. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet beschermt soorten, niet individuele planten of dieren, om te voorkomen dat het voortbestaan van de soort in gevaar komt. Doelstelling van de Flora- en faunawet is de bescherming en het behoud van in het wild levende plant- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is het ‘Nee, tenzij’ principe. Dit betekent dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. In de Flora- en faunawet geldt een verbod op activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten. De bescherming van soorten is geregeld middels een aantal verbodsbepalingen. In dit geval zijn vooral artikel 8 tot en met 12 van belang.
Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van beschermde dieren te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. De Flora- en faunawet beschermt alle inheemse zoogdieren (op de huismuis, de bruine rat en de zwarte rat na), vogels, reptielen en amfibieën. Bij de vissen, ongewervelde dieren en planten zijn alleen die soorten beschermd die als zodanig in de wet zijn aangewezen. Alle beschermde soorten, met uitzondering van de vogels, staan in de tabellen 1, 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Tabel 1: Algemene soorten Dit betreft soorten waarvoor in het geval van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen een algehele vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Tabel 2: Overige soorten Dit betreft zeldzame en veelal bedreigde soorten. Voor deze soorten wordt in het geval van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling verleend voor de verbodsbepalingen artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet, mits de activiteiten uitgevoerd worden op basis van een door de minister van Economische Zaken (EZ) goedgekeurde gedragscode. Wanneer geen gedragscode wordt gevolgd, is bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing nodig. Tabel 3: Strikt beschermde soorten Onder deze tabel vallen onder andere de soorten die beschermd zijn volgens Bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. In het geval van bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik wordt voor de soorten uit tabel 3 een vrijstelling verleend van de verbodsbepalingen artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet, mits de activiteiten uitgevoerd worden op basis van een door de minister van EZ goedgekeurde gedragscode. Voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soorten geen vrijstelling, hiervoor moet dus een ontheffing aangevraagd worden. Vogels en hun nesten mogen tijdens het broeden niet worden verstoord. Daarnaast bestaat er een lijst van het ministerie van EZ waarop de vogels zijn opgenomen waarvan het nest jaarrond beschermd is. In de Flora- en faunawet is een zorgplicht (artikel 2) opgenomen: “een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.” Dit artikel is altijd van toepassing, ongeacht vrijstelling of ontheffing.
2 van 10
Plangebied en werkzaamheden Het plangebied betreft het bedrijfspand van een voormalige beddenwinkel op de locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen. Initiatiefnemer is voornemens de bestaande gebouwen te slopen en een appartementengebouw met (zorg)woningen te realiseren. Tevens wordt het terrein voorzien van de nodige verharding voor onder meer het parkeren, zie figuur 1. In huidige toestand bestaat het terrein uit een bedrijfspand met rondom verharding. Op het achtererf zijn een zeecontainer en een schuur aanwezig. De randen van het perceel bestaan uit ruigte. Ook staat er een aantal struiken op het terrein. Zie de foto’s in bijlage 1 voor een impressie van het plangebied.
Figuur 1. Concept inrichtingsplan
Natuurwaarden In het kader van deze toets flora en fauna heeft een bronnenonderzoek plaatsgevonden. Aan de hand van bekende verspreidingsgegevens uit onder andere verspreidingsatlassen is bepaald welke beschermde soorten in de omgeving van het plangebied voorkomen. Daarnaast heeft een veldbezoek plaatsgevonden waarbij alle op de locatie aanwezige biotopen zijn opgenomen. De aanwezigheid van deze biotopen vormt de basis voor de mogelijkheid tot het voorkomen van beschermde soorten. Naast de biotopen zijn directe en indirecte aanwijzingen opgenomen die duiden op het voorkomen van beschermde soorten. De aanwezige biotopen zijn vergeleken met de habitateisen van beschermde plant- en diersoorten. Op basis van deze vergelijking is beoordeeld welke van deze soorten in het plangebied kunnen voorkomen.
3 van 10
Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014 in de ochtend. De weersomstandigheden waren bewolkt, droog en circa 4 ˚C. Flora In het plangebied zijn alleen niet beschermde soorten planten aangetroffen. Er zijn ook geen beschermde muurplanten waargenomen of plekken waar deze zouden kunnen groeien. Er ontbreken geschikte biotopen voor overige beschermde plantensoorten. Het voorkomen van beschermde soorten planten kan worden uitgesloten. Amfibieën Uit het bronnenonderzoek blijkt dat in de omgeving van het plangebied de volgende beschermde amfibieënsoorten voorkomen: kleine watersalamander (FFtabel 1), gewone pad (FFtabel 1), bruine kikker (FFtabel 1), bastaardkikker (FFtabel 1), Alpenwatersalamander (FFtabel 2) en kamsalamander (FFtabel 3). Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën waargenomen. Bevindingen van het veldbezoek tonen aan dat door het ontbreken van oppervlaktewater in het plangebied er geen voortplantingsmogelijkheden zijn voor amfibieën. Hierdoor is het voorkomen van sterk watergebonden soorten als Alpenwatersalamander en kleine watersalamander uit te sluiten. Ook ontbreken in het plangebied geschikte biotopen voor de kritische kamsalamander. Algemeen voorkomende soorten amfibieën uit FFtabel 1 kunnen mogelijk in het plangebied voorkomen en tussen de struiken land- en/of winterhabitat vinden. Het rooien van de struiken kan een negatief effect hebben op het leefgebied van deze algemeen voorkomende soorten amfibieën. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er hoeven zodoende voor deze soorten geen mitigerende maatregelen te worden getroffen. Vogels Tijdens het veldbezoek zijn enkele algemeen voorkomende vogelsoorten waargenomen, waaronder merel, koolmees en houtduif. Er zijn geen nesten aangetroffen in het plangebied. Uit de bevindingen van het veldbezoek blijkt dat het plangebied geschikt is als broed- en foerageergebied voor algemeen voorkomende cultuurvolgende vogelsoorten. Het is mogelijk dat deze vogelsoorten in de te rooien struiken een nest maken en tot broeden komen. Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen in het plangebied. Indien algemeen voorkomende vogels aan het broeden zijn in de te rooien struiken, zal het rooien tot verstoring van deze dieren leiden. Door de struiken buiten het broedseizoen te rooien of voorafgaand aan het rooien vast te stellen dat er geen broedende vogels aanwezig zijn, wordt voorkomen dat negatieve effecten optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogels. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met half juli. Grondgebonden zoogdieren Uit het bronnenonderzoek blijkt dat het voorkomen van steenmarter (FFtabel 2) bekend is in de omgeving van het plangebied. Er zijn tijdens het veldbezoek geen sporen gevonden die er op wijzen dat steenmarter een verblijfplaats heeft in de gebouwen binnen het plangebied. De schuur is opslagplaats van matrassen die goed is afgesloten en geïsoleerd. In en rond deze schuur zijn geen sporen van steenmarter aangetroffen. Daarnaast blijkt uit het veldbezoek dat het plangebied (onderdeel van het) leefgebied kan vormen van algemeen voorkomende soorten zoogdieren uit FFtabel 1, zoals egel en algemene muizensoorten. Voor zwaarder beschermde grondgebonden soorten zoogdieren ontbreken in het plangebied geschikte biotopen, zodat het voorkomen hiervan kan worden uitgesloten.
4 van 10
De werkzaamheden hebben mogelijk negatieve effecten tot gevolg voor de algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren. Na de herinrichting zal het plangebied weer beschikbaar komen als leefgebied voor deze soorten. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er hoeven zodoende voor deze soorten geen mitigerende maatregelen te worden getroffen. Vleermuizen Uit de Atlas van de Nederlandse vleermuizen (1997) en Korsten en Regelink (2010) blijkt dat de soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, watervleermuis, meervleermuis, franjestraat, baardvleermuis en gewone grootoorvleermuis (alle FFtabel 3) voorkomen in de omgeving van het plangebied. Uit het veldbezoek blijkt dat het plangebied geschikt is als foerageergebied voor vleermuizen. In de directe omgeving van het plangebied is gelijksoortig geschikt foerageergebied aanwezig. Hierdoor veroorzaken de werkzaamheden geen negatief effect op foerageergebied van vleermuizen. Het bedrijfspand biedt mogelijkheden voor kraam-, paar- en winterverblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen, zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Voor verblijfplaatsen van gewone grootoorvleermuis is het gebouw met plat dak minder geschikt. Het gebouw is voor vleermuizen onder andere toegankelijk onder betimmering en niet goed aansluitende dakranden (zie foto’s bijlage 2). Op deze plekken hebben vleermuizen mogelijk ook toegang tot de spouwmuren. Indien de verblijfplaatsen gebruikt worden, zorgt de sloop van het gebouw voor vernietiging van beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen. Mogelijke negatieve effecten op deze soorten zijn te mitigeren. Hiervoor dient een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Op basis van nader onderzoek in de hiervoor geschikte periode (volgens het standaard inventarisatieprotocol) kan een mitigatieplan worden opgesteld op basis waarvan zicht is op een ontheffing van de Flora- en faunawet. Gezien ervaringen in vergelijkbare situaties ligt het in de lijn der verwachting dat een ontheffing van de Flora- en faunawet zal worden afgegeven. Overige soortgroepen Bevindingen van het veldbezoek tonen aan dat in het plangebied geschikte biotopen ontbreken voor beschermde soorten reptielen, dagvlinders, libellen, vissen, mieren en kevers. Het voorkomen van beschermde soorten uit deze soortgroepen kan daarom worden uitgesloten.
Conclusie In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor die vermeld staan in de tabellen van de Flora- en faunawet. Tabel 1 geeft een samenvatting van de conclusies. Het plangebied is geschikt als broed- en foerageergebied voor algemeen voorkomende cultuurvolgende vogelsoorten. De in het plangebied voorkomende vogelsoorten staan vermeld in de Flora- en faunawet en zijn strikt beschermd. Door de struiken buiten het broedseizoen te rooien of voorafgaand aan het rooien vast te stellen dat er geen broedende vogels aanwezig zijn, wordt voorkomen dat negatieve effecten optreden ten aanzien van algemeen voorkomende vogels. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met half juli. Het plangebied wordt mogelijk gebruikt als (onderdeel van het) leefgebied door algemeen voorkomende soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren die zijn opgenomen in FFtabel 1. De werkzaamheden hebben mogelijk negatieve effecten op deze soorten. Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Er hoeven zodoende voor deze soorten geen mitigerende maatregelen te worden getroffen.
5 van 10
Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. De werkzaamheden hebben echter geen negatief effect op foerageergebied van vleermuizen. Het bedrijfspand biedt mogelijkheden voor verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen, zoals gewone dwergvleermuis en laatvlieger. Indien verblijfplaatsen in het pand aanwezig zijn, heeft sloop vernietiging van beschermde verblijfplaatsen tot gevolg. Hiervoor dient een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Op basis van nader onderzoek in de hiervoor geschikte periode (volgens het standaard inventarisatieprotocol) kan een mitigatieplan worden opgesteld op basis waarvan zicht is op een ontheffing van de Flora- en faunawet. Tabel 1. Samenvatting conclusie Soort(groep)
Bescherming
Functie plangebied
Mogelijk effect
Ontheffing
Maatregelen
Amfibieën
FFtabel 1
Land- en
Ja
Nee
Nee, algehele
Grondgebonden
FFtabel 1
Ja
Nee
winterhabitat Leefgebied
vrijstelling
zoogdieren Vogels
Nee, algehele vrijstelling
Vogels
(niet jaarrond
Foerageergebied en
Ja
Nee
broedgebied
Kappen buiten broedseizoen
beschermd)
of vooraf vaststellen dat er geen vogels broeden
Vleermuizen
FFtabel 3
Foerageergebied
Nee
Nee
Nee
Vleermuizen
FFtabel 3
Mogelijk vaste rust-
Ja
Wellicht
Nader
en verblijfplaatsen
onderzoek in de geschikte periode (half mei t/m september)
Geraadpleegde bronnen
Bos F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna 7. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Creemers R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON) (redactie). 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland, Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey Nederland, Leiden. Korsten, E. en Regelink J.R. Herkennen van potentiële vleermuiswaarden: in het kader van quickscans en andere ecologisch vooronderzoek. Zoogdiervereniging- rapport 2010.44. Zoogdiervereniging, Nijmegen. Limpens, H., K. Mostert, W. Bongers, 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Brochure: Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde dieren en planten, 22 februari 2005.
6 van 10
Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.
www.vlindernet.nl www.waarneming.nl www.telmee.nl www.zoogdiervereniging.nl www.libellennet.nl
7 van 10
Bijlage 1 foto-impressie plangebied
8 van 10
9 van 10
Bijlage 2. Voorbeelden mogelijkheden vleermuizen bedrijfspand
10 van 10
203771-10 - Spreeuwenstraat 11 Nijmegen 0 0 0 - lopend 20-12-2013 13-1-2014 oud projectnummer P-20095514A GEHY-INF BED-PO ENN e-mail van 16-12-2013 RHA RHA heer M. van Cauter De heer de heer M. van Cauter 0412 669 444 06-51505899 Hendriks Bouw en Ontwikkeling Postbus 179 5340 AD OSS http://www. NL Postbus 179 OSS 5340 AD NL Thyd M. van - 06-51505899
[email protected] heer van Cauter Envita Nijmegen B.V. de heer drs. R.J.A. Haenen de heer drs. R.J.A. Haenen infiltratieonderzoek incl. advies, Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen infiltratieonderzoek incl. advies R.J.A. Rob Haenen heer
[email protected] 06-33580491 projectmanager drs. R.J.A. Rob Haenen heer
[email protected] 06-33580491 projectmanager drs. de heer drs. R.J.A. (Rob) Haenen de heer drs. R.J.A. (Rob) Haenen
Hendriks Bouw en Ontwikkeling T.a.v. de heer M. van Cauter Postbus 179 5340 AD OSS
Uw kenmerk Ons kenmerk Betreft Behandeld door
: : : :
e-mail van 16-12-2013 203771-10/B02 geohydrologisch onderzoek Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen mevrouw J. Spekreijse
Datum: 30-1-2014
Geachte heer Van Cauter, Hierbij informeren wij u inzake de resultaten van het in uw opdracht uitgevoerde onderzoek naar de doorlatendheid van de bodem ter plaatse van de locatie Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen. Aanleiding en doel De aanleiding voor het geohydrologisch onderzoek is de geplande ontwikkeling op de locatie waar een appartementengebouw met (zorg)woningen en parkeerplaatsen gerealiseerd gaan worden. Het doel van het geohydrologisch onderzoek is het bepalen van de doorlatendheid van de bodem binnen het plangebied ten behoeve van het infiltreren van op afgekoppeld verhard (dak)oppervlak vallend hemelwater. Bodemopbouw en geohydrologie In onderstaande tabel zijn de gegevens met betrekking tot de lokale bodemopbouw en hydrologie weergegeven. Tabel 1: Lokale bodemopbouw en hydrologie Regionale bodemopbouw laag [m-mv]
deklaag
e
1 watervoerend pakket e
formatie
grondsoort
0 tot 2,0
Holoceen
kom- en stroomafzettingen opgebouwd uit (slibhoudend) zanden
2,0 tot circa 230
Formaties van Urk, Sterksel en Tegelen
zand en grind
1 scheidende laag
er is geen duidelijke scheidende laag aanwezig
richting regionale grondwaterstroming
noordwestelijk
richting lokale grondwaterstroming
onbekend
kwel- of inzijging
inzijging
grondwaterstand
circa 5 m-mv. Volgens de milieuatlas van de gemeente Nijmegen ligt de locatie op de grens van twee gebieden met waterstanden van 4-5 m-mv (noordoostelijke terreindeel) respectievelijk 5-10 m-mv op het zuidwestelijk deel van het terrein). Tijdens het voorgaande verkennend bodemonderzoek (juli 2009) stond het grondwater dieper dan 5 m-mv.
ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP
Envita Almelo B.V. Einsteinstraat 12a 7601 PR ALMELO Tel. +31(0)546 - 53 20 74
[email protected] www.envita-almelo.nl IBAN NL89 RABO 0368 8801 41 K.v.K. nr. 08153381 BTW-nr. NL 8173.16.851.B.01
WWW.ORTAGEO.NL
Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18 6551 AD WEURT Tel. +31(0)24 - 397 57 62
[email protected] www.envita-nijmegen.nl IBAN NL83 RABO 0132 4716 55 K.v.K. nr. 09176867 BTW-nr. NL 8187.94.239.B.01
oppervlaktewater op/nabij de onderzoekslocatie ?
nee
onderzoekslocatie binnen grondwaterbeschermingsgebied ?
nee
Uitgevoerde werkzaamheden Inzicht in de waterdoorlatendheid (K-waarde) van de ondiepe (bovenste 2 m) onverzadigde zone (boven grondwaterniveau) is verkregen via infiltratieproeven met behulp van de Compact Constant Head Permeameter (CCHP). Inzicht in de waterdoorlatendheid van de diepere (dieper dan 2 m) onverzadigde zone is verkregen met de omgekeerde boorgatproef (Hooghoudt-proef). Inzicht in de bodemopbouw is verkregen door het uitvoeren van boringen tot 5,0 m –mv. Uitvoering In tabel 2 is een samenvattend overzicht van de uitgevoerde veldwerkzaamheden weergegeven. Tabel 2: Overzicht aangeboden veldwerkzaamheden Onderdeel boring zonder peilbuis
diepte (m –mv)
code
5,0
A, B, C
infiltratieproef met CCHP
1,5 à 2,0
A, B
infiltratieproef via Hooghoudt methode
3,0 à 4,0
A, B
De boorbeschrijvingen zijn toegevoegd als bijlage 1, de locaties van de boringen en proeven zijn weergegeven in bijlage 2. De resultaten van de infiltratieproeven zijn weergegeven in bijlage 3. Resultaten De globale bodemopbouw is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 3: Overzicht globale lokale bodemopbouw laag [m-mv]
beschrijving grondsoort en bodemvreemde bijmengingen
0,0-0,15
beton, asfalt
0,15-0,5
puin
0,5-2,1
matig siltig, matig grof zand; zwakke tot sterke bijmenging van bodemvreemd materiaal (met name puin), lokaal tevens stukjes leer, sintels en/of kooldeeltjes aanwezig
2,1-5,5
zwak siltig, matig grof tot zeer grof zand
In de volgende tabel is een overzicht van de uit de proeven afgeleide doorlatendheid weergegeven. Tabel 4: Overzicht resultaten infiltratieproeven Boringnummer
proef
diepte infiltratieproef (m -mv)
Bodemopbouw
Kwaarde (m/dag)
A
CCHP
1,6
matig grof zand, matig grindig, matig siltig
ca. 3
A
FH
4,5
zeer grof zand, matig grindig, zwak siltig
> 50
1
B
CCHP
1,6
matig grof zand, matig grindig, matig siltig
> 10
1
B
FH
4,5
zeer grof zand, matig grindig, zwak siltig
35 á 55
1
de bodem is zo goed doorlatend dat geen betrouwbare infiltratieproef kon worden uitgevoerd, hieruit valt af te leiden dat de doorlatendheid groter is dan 50 m/d resp. 10 m/d
203771-10/B02
2/3
Uit de resultaten valt af te leiden dat de onderzochte grond goed tot zeer goed doorlatend is. In combinatie met de relatief lage grondwaterstand betekent dit dat er goede infiltratiemogelijkheden binnen het plangebied zijn. Indien u naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek nog vragen heeft kunt u contact opnemen met Rob Haenen of ondergetekende. Wij danken u voor het in ons bureau gestelde vertrouwen en hopen u in voorkomende gevallen wederom van dienst te mogen zijn.
Met vriendelijke groet, Envita Nijmegen B.V.
Mevrouw J. Spekreijse
Bijlagen:
1. 2. 3.
203771-10/B02
Boorprofielbeschrijvingen Situatietekening onderzoekslocatie met locaties grondboringen en infiltratieproeven Resultaten infiltratieproeven
3/3
Geohydrologisch onderzoek Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen
BIJLAGE 1 Boorprofielbeschrijvingen
203771-10
Geohydrologisch onderzoek Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen
203771-10
Meetpunt: A
Meetpunt: B
Datum meting: 22-01-2014 Boormeester: Peilen in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 22-01-2014 Boormeester: Peilen in cm t.o.v. referentievlak
0
0
puin Volledig puin
0
0
beton
8
Volledig puin
40
-50
50
Brokken beton Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindig, matig puinhoudend, brokken asfalt, zwak betonhoudend, donker oranjebruin
50
-50
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen puin, donkerbruin
90
Zand, matig grof, zwak siltig, oranjegeel
-100
100
-100
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, geeloranje
110
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak puinhoudend, donker oranjebruin
-150
150
Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, geeloranje
-200
150
-150
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, geeloranje
-200 210
Zand, matig grof, zwak siltig, oranjegeel
-250
-250 260
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, oranjegeel
-300
-300
340
340
Zand, zeer grof, zwak siltig, oranjegeel
-350
Zand, zeer grof, zwak siltig, zwak grindig, oranjegeel
-350
370
Grind, matig grof, sterk zandig, oranjegeel
-400
-400
420
Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, oranjegeel
-450
-500
-450
500
500
-500
Projectlocatie:
Projectcode: 203771-10
Opdrachtgever:
Pagina: 1 / 2
Meetpunt: C Datum meting: 22-01-2014 Boormeester: Peilen in cm t.o.v. referentievlak 0
0
beton
16
Volledig puin, brokken beton, grijsrood
-50 60
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen puin, donkerbruin
-100
120
Zand, matig fijn, matig siltig, geeloranje
-150
-200 210
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, oranjegeel
-250
-300
-350
380
Zand, zeer grof, zwak siltig, zwak grindig, oranjegeel -400
-450
-500
500
Projectlocatie:
Projectcode: 203771-10
Opdrachtgever:
Pagina: 2 / 2
Geohydrologisch onderzoek Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen
BIJLAGE 2 Situatietekening onderzoekslocatie met locaties grondboringen en infiltratieproeven
203771-10
24 KWA
RTEL
STRA
AT
27
11 9
schuur
afleverpomp
KB
K A
C
28
NS
TR AA
containers/berging
T
overkapping
SP
RE EU
WE
11
winkelpand
22
20
9
10
5
1
15
25
Legenda
meters
0
K
10
20
boring tot 5,0 m-mv
perceelnummer
ondergrondse benzinetank (6000L)
locatie infiltratieproef
kadastrale perceelsgrens
ontluchtingspunt
huisnummer
vulpunt
gebouwcontouren
bovengrondse HBO-tank
contour I-waarde in grond
123
onderzoekslocatie
beton
Titel:
Projectnaam:
Projectnr:
Bijlage:
203771-10
Gecontroleerd : Getekend :
NPA
Opdrachtgever :
X:
0
Y:
0
Schaal:
Hendriks Bouw en Ontwikkeling
O:\doc\opdracht\203771-10\Tekeningen\203771-10_V1.dwg
1:500
Datum:
24-01-2014
2
Formaat:
A4
ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT
Geohydrologisch onderzoek Spreeuwenstraat 11 in Nijmegen
BIJLAGE 3 Resultaten infiltratieproeven
203771-10
Resultaten infiltratieproef Hooghoudt - Spreeuwenstraat 11 Locatie B (projectnummer 203771-10) 70
0,5
0,4 60 0,4 50
40 K (m/d)
0,3
0,2
30
h(t) (m)
0,3
K (m/d) B1 K (m/d) B2 h(t) B2 h(t) B1
0,2 20 0,1 10 0,1
0
0,0 0
10
20
30
40
50 Tijd in seconden
60
70
80
90
100
Resultaten infiltratieproef Hooghoudt - Spreeuwenstraat 11 Locatie A (projectnummer 203771-10) 300
3,0
2,5
250
2,0 200
h(t) (m)
K (m/d)
1,5 150 1,0
100 0,5
50
0,0
0
-0,5 0
5
10
15
20 Tijd in seconden
25
30
35
40
K (m/d) h(t)
Resultaten infiltratieproef met CCHP - Spreeuwenstraat 11 (projectnummer 203771-10)
35.0
Afgeleide doorlatendheid (m/dag)
30.0
A
25.0
B
B
20.0
15.0
10.0
5.0
0.0 0.0
2.0
4.0
6.0
8.0
Verstreken tijd (minuten)
10.0
12.0
14.0
De Ortageo Groep bestaat uit:
www.ortageo.nl