RIS068744_991202
rv 317 Dienst Stedelijke Ontwikkeling nr. 991736 RIS 67367_991125 Den Haag, 16 november 1999 Aan de gemeenteraad
Vaststelling Bestemmingsplan Benoordenhout, vierde herziening (Theo Mann Bouwmeesterlaan 10). Inleiding Op 4 juni 1999 hebben wij u bij raadsmededeling 69 toegezonden het Ontwerp-bestemmingsplan Benoordenhout, vierde herziening (Theo Mann Bouwmeesterlaan 10). Deze partiële herziening van het Bestemmingsplan Benoordenhout beoogt nieuwbouw van (zorg)woningen mogelijk te maken. Het reeds bestaande verzorgingshuis wordt hiermee veranderd en vergroot. Op 4 decem-er 1996 heeft de Commissie voor Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten ingestemd met het beginselbouwplan voor het vergroten van het verzorgingshuis Maison Gaspard De Coligny aan de Theo Mann Bouwmeesterlaan 10 met 24 zorggarantie-woningen c.a. In vervolg hierop heeft de Stichting Hospice Wallon de la Haye op 21 november 1997 een aanvraag om bouwvergunning ingediend voor het veranderen en vergroten van het verzorgingshuis met 24 zorggarantiewoningen en een ondergrondse parkeergarage voor 19 auto's. De doelgroep waarop Maison Gaspard zich richt is de categorie zoekende naar een huurappartement met daarbij voorzieningen op maat in de verzorgende sfeer. Maison Gaspard beschikt over een wachtlijst voor deze woningen van circa 100 gegadigden. Overigens vindt de behoefte aan dergelijke huis-vesting ondersteuning in de door de gemeenteraad op 4 juli 1996 (rv 183) vastgestelde nota "Zelfstandige Huisvesting voor Ouderen". In deze nota wordt onder het hoofdstuk "Hoofdlijnen van het beleid" gesteld dat er meer aandacht zal komen voor het bouwen van woningen voor ouderen in de marktsector. Het bouwplan speelt in op de in de nota geformuleerde behoefte aan zelfstandige woonruimte voor ouderen. Bovendien sluit deze vorm van ouderenhuisvesting bij uitstek aan bij het beleid op het gebied van de scheiding van zorg en wonen. Met betrekking tot het voornemen om de nieuwbouw van (zorg)woningen mogelijk te maken merken wij op dat op 2 maart 1999 de (bouw)vergunning verleend is om het verzorgingshuis Maison Caspard de Coligny aan de Theo Mann Bouwmeesterlaan 10 te vergroten. De tegen de bouwvergunning ingediende verzoeken om schorsing zijn bij uitspraken d.d. 3 mei 1999 en 25 augustus 1999 door de President van de Arrondissementsrechtbank van ‘s-Gravenhage afgewezen. Overleg en procedure Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 5 maart 1999 in het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening gebracht en heeft in het kader van de inspraakverordening van 25 maart t/m 21 april 1999 ter inzage gelegen. Op 12 april 1999 is een informatie-avond gehouden. Het verslag van de informatie-avond is als bijlage van de toelichting opgenomen in het bestemmingsplan. De gevolgde inspraakprocedure voldoet aan de wettelijk vereisten. In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening heeft de provinciale planologische commissie (PPC) op 15 april 1999 het voorontwerp-bestemmingsplan voor dit gebied besproken. Bij brief van 20 april 1999 heeft de secretaris namens de PPC ons hierover bericht dat de PPC geen bezwaren heeft tegen het voorontwerpbestemmingsplan. Voor een verantwoording van het gevoerde overleg en de gevolgde inspraakprocedure verwijzen wij u naar hoofdstuk 7 "Gevoerd overleg en inspraak" van de toelichting op het ontwerpplan. Met de in-spraakresultaten en de resultaten van het vooroverleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimte-lijke Ordening, heeft de Raadscommissie voor Verkeer, Binnenstad en Beschermde Stadsgezich-ten in de commissie-vergadering van 16 juni 1999 het ontwerp-bestemmingsplan behandeld. De commissie (m.u.v. Haagse Stads Partij en Groen Links) heeft ingestemd met het terinzage-leggen van het ontwerp-bestemmingsplan. Het ontwerp-plan heeft van 1 juli tot en met 11 augustus 1999 voor een ieder ter inzage gelegen in het Gemeentelijk Informatiecentrum en het Stadsdeelkantoor Haagse Hout. Er zijn omtrent het ontwerp-plan vier zienswijzen ingediend. De ingekomen zienswijzen liggen voor u in de leeskamer ter inzage. Gelet op de Wet op de ruim-telijke ordening moeten reclamanten in de gelegenheid worden gesteld hun bezwaren mondeling aan u toe te lichten. In uw vergadering van 9 februari 1987 (rb 62) hebt u besloten deze be-voegdheid in handen te stellen van de commissie voor Verkeer, Binnenstad en Beschermde Stadsgezichten. Op 3 november 1999 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Gelet op de wettelijke termijnen zal uw beslissing over vaststelling van raadsvoorstellen 1999
1
het bestemmingsplan en afdoening van de zienswijzen uiterlijk 11 december 1999 moeten zijn genomen. Daartoe bieden wij u hierbij het ontwerp ter vaststelling aan. Het plan bestaat uit de kaart S 9960 en de voorschriften en gaat vergezeld van een toelichting. Ter besparing van de kosten is het plan, u bij bovenvermelde raadsmededeling reeds toegezonden, niet opnieuw bijgevoegd. Ingekomen zienswijzen Hieronder volgt een opsomming van de ingekomen zienswijzen: Ra- nr. 137
DSO- nr 991642
144
991661
148
991715
149
991758
Naam en adres Mevrouw J.M. Winter-Bossink van Houthoff Buruma, Postbus 84 046, 2508 AA Den Haag, namens Vereniging van Eigenaars Theo Mann Bouwmeesterlaan-Else Mauhslaan De heer mr. H.A. Groeneveld, namens Wijkvereniging Benoordenhout, Postbus 96839, 2509 JE Den Haag De heer G.F. Elzenga Else Mauhslaan 69, 2597 HB Den Haag Mevrouw A.v.d. Spiegel-Nolten en de heer W. v.d. Spiegel Else Mauhslaan 59, 2597 HB Den Haag
Ontvankelijkheid zienswijzen Het ontwerp-plan heeft van 1 juli tot en met 11 augustus 1999 ter inzage gelegen. De termijn voor het indienen van zienswijzen eindigde derhalve op 11 augustus 1999. De zienswijzen zijn tijdig ingekomen en voldoen derhalve aan de wettelijke vereisten. Behandeling zienswijzen mevrouw J.M. Winter-Bossink, namens de Vereniging van Eigenaars Theo Mann Ra 137: Bouwmeesterlaan-Else Mauhslaan De Vereniging van Eigenaren verwijst naar eerder bekend gemaakte bezwaren in het kader van het voorontwerp bestemmingsplan en de gevoerde artikel 19 WRO procedure en voegt nog een aantal bezwaren toe. Ons is gebleken dat de overige reclamanten ook verwijzen naar hun eerde-re bezwaren in het kader van de bouwplanprocedure. Bij het behandelen van de heroverweging van ons besluit hebben wij geconstateerd dat het bezwaar van de VvE mede omvat de bezwaren van de overige reclamanten. Voorzover verwezen wordt naar de reacties op het voorontwerp, verwijzen wij naar het hoofdstuk gevoerd overleg en inspraak in het ontwerpplan. De bezwaren luiden samengevat als volgt. Het bouwplan wijkt af van het vigerende bestemmingsplan en daarnaast is sprake van een 1. fictieve weigering van de aanvraag van de verklaring van geen bezwaar. 2. Er bestaat geen rechtvaardiging voor het voeren van een anticipatieprocedure omdat geen sprake is van een urgent plan. Er bestaat geen planologisch kader waarop vooruitgelopen wordt. 3. Een goede belangenafweging had moeten leiden tot een weigering bouwvergunning. 4. Het bouwplan voldoet nog steeds niet aan de criteria die gemeente en welstand bij eerdere 5. planbehandeling hebben geformuleerd. 6. Er ontbreken essentiele gegevens in de aanvraag bouwvergunning. De gemeente heeft eerst de anticipatieprocedure gevolgd en is daarna pas gestart met het 7. opstellen van een planologisch kader. De nieuwbouw is uit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. De bouwplannen verstoren het 8. stedenbouwkundig patroon in de wijk. Ten aanzien van deze zienswijzen merken wij het volgende op. Ad 1. Het bouwplan is inderdaad in strijd met het ter plaatse van kracht zijnde bestemmingsplan Benoordenhout. Bij de vraag of medewerking aan dit plan, in afwijking van het bestemmingsplan, kan worden gegeven heeft de raadscommissie voor Verkeer Vervoer Binnenstad en Monumenten uitvoerig stilgestaan. Met de bouwmassa en bestemming van het nu voorliggende plan is de commissie akkoord gegaan. Omdat het bouwplan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan kan aan dit plan slechts medewerking worden verleend met toepassing van de vrijstellingsproce-dure als bedoeld in artikel 19 van de wet op de ruimtelijke ordening. Voorwaarde is echter dat de gemeenteraad verklaart, dat een (herziening) van het bestemmingsplan wordt voorbereid. De wet stelt voor het voeren van een anticipatie-procedure de volgende eisen: voorbereidingsbesluit c.q. ontwerp-bestemmingsplan 1. passen in toekomstig bestemmingsplan 2. 2
raadsvoorstellen 1999
procedure eisen. 3. Aan de eisen is voldaan en een anticipatieprocedure is gevolgd. Een onderdeel in dit bezwaar is de volgens reclamanten fictieve weigering van de verklaring van geen bezwaar. Wij verwijzen hiervoor naar jurisprudentie, rechtbank Leeuwarden, reg.nr. 98/570 WRO19 Ro7 G03, waarin is gesteld dat ook al heeft G.S. niet tijdig beslist op de aanvraag ver-klaring van geen bezwaar, zij dit altijd op een later tijdstip alsnog kan doen.”De tekst van artikel 19 lid 2 WRO ontneemt aan GS niet de bevoegdheid na het verstrijken van de termijn van acht weken alsnog een inhoude-lijke beslissing op de aanvraag te nemen.” Tijdens de behandeling van het schorsingsverzoek in deze zaak is al twee maal door de rechtbank een soortgelijke uitspraak gedaan. Ad 2 Artikel 19 WRO-Procedure (urgentie en planologisch effect). Wil de gemeente de hiervoor ge-noemde artikel 19 WRO procedure volgen, dan dient het bouwplan voldoende urgent te zijn en moeten de planologische effecten ervan beperkt zijn. Ten aanzien van de urgentie het volgende. Uit aanvullende informatie van de Stichting Hospice Wallon de La Haye blijkt ondermeer dat er, zelfs als er intensieve zorg nodig is, een grote wachtlijst voor opname in het verzorgingshuis bestaat. Een deel van de ouderen met een grote zorgvraag wil zelfstandig blijven wonen. Voor deze groep bewoners is de zorggarantiewoning, een huurwoning met gegarandeerde zorg, ont-wikkeld. De vraag naar deze huurwoningen met woonzorg is groot. Het aantal inschrijvingen is reeds driemaal zo groot als het aantal beschikbare woningen. De inschrijvers kunnen, gezien hun zorgbehoefte, uiteraard geen jaren meer wachten. Uit het bovenstaande blijkt dat het bouwplan niet kan wachten tot het van kracht worden van het (gewijzigde) bestemmingsplan. Daarmee is de urgentie voldoende aangetoond. Ad 3 Inmiddels is gestart met het opstellen van een voorontwerp bestemmingsplan Benoordenhout vierde herziening ten behoeve van deze verbouwing. De gevolgde artikel 19 WRO procedure is een wettelijk geregeld instrument om bebouwing mogelijk te maken vooruitlopend op een bestemmingsplanherziening. In de jurisprudentie rondom artikel 19 WRO is in de loop der jaren een aantal criteria geformuleerd waaraan gemeenten dienen te voldoen teneinde te kunnen antici-peren. Een van de criteria is de mate van urgentie van het bouwplan, een ander criterium is dat bij structuuringrijpende plannen een ontwerp bestemmingsplan wordt opgesteld. In dit geval is de bebouwing niet dermate ingrijpend dat er een ontwerp bestemmingsplan had moeten liggen tijdens het doorlopen van de anticipatieprocedure. Er wordt gebouwd in een stedelijke omgeving met diverse hoogbouwelementen. In een dergelijk stedelijk gebied is het hebben van uitzicht niet gegarandeerd. Bebouwing die het uitzicht vanuit bepaalde woningen belemmert is niet perse structuuringrijpend. Ad 4 Wat betreft de belangenafweging die volgens reclamant had moeten leiden tot een weigering bouwvergunning het volgende. Bij iedere bouwplanprocedure wordt een belangenafweging gemaakt. Met name wanneer bedenkingen worden ingediend worden de belangen van de initia-tiefnemer bij realisering van zijn bouwplan afgewogen tegen de belangen van degenen die be-denkingen hebben ingediend. In dit geval heeft de directeur van Maison Gaspard herhaaldelijk aangegeven dat er een behoefte bij ouderen bestaat aan deze vorm van wonen met dienstver-lening. Er is zelfs een aantal inschrijvingen terwijl de verbouwing nog niet eens is gerealiseerd. Daartegenover zijn de bedenkingen van omwonenden tegen het toe te voegen bouwvolume in beschouwing genomen, wat heeft geleid tot een herhaaldelijk aanpassen van het bouwplan. Uit-eindelijk is na deze lange procedure een plan ontwikkeld waarmee in elk geval gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen aan de bedenkingen. Na een belangenafweging, die voor een ieder zichtbaar heeft plaatsgevonden, is besloten akkoord te gaan met het uiteindelijke voorstel. Ad 5 Er is inmiddels een vergunning verleend in eerste aanleg en na heroverweging in stand gelaten, omdat na toetsing van het plan is geconcludeerd dat het plan nu wel voldoet aan de eisen. Ad 6 Ten aanzien van emissies van centrale verwarming en keuken kan worden vermeld dat geen aparte milieuvergunning is vereist voor deze emissies. Ten aanzien van de overige punten worden in de bouwvergunning allerlei voorwaarden gesteld waaraan moet worden voldaan voordat met de bouw kan worden begonnen. Er moeten nog gegevens worden geleverd. Ad 7 In het hierbovengenoemde is voldoende ingegaan op het legitiem volgen van een anticipatie-procedure en het opstellen van een bestemmingsplanherziening. raadsvoorstellen 1999
3
Ad 8 Binnen de verkaveling van de locatie Else Mauhslaan, Cees Laseurlaan en Theo Mann-Bouwmeesterlaan, neemt de bebouwing van het verzorgingstehuis een bijzondere plaats in. Dit geldt in ruimtelijk opzicht omdat het gebouw geen onderdeel uitmaakt van het ensemble appartementengebouwen van architect L. de Jonge en in functioneel opzicht omdat het hier een verzor-gingshuis betreft. Dit gegeven heeft bij de beoordeling of uitbreiding van dit gebouw vanuit stedenbouwkundige overwegingen mogelijk is, een rol gespeeld. In de regel geldt namelijk dat veranderingen aan een stedenbouwkundig ensemble veel grotere gevolgen hebben voor de ruim-telijke beleving van de compositie dan veranderingen aan een van oorsprong al afwijkend object. Bij de beoordeling of vergroting van het volume van het verzorgingstehuis mogelijk is, is op een hoger schaalniveau de stedenbouwkundige opzet van het noord-oostelijke deel van Benoorden-hout beschouwd. Kenmerkend is dat de bebouwing tussen de Fritz Hirschlaan en Louis Gimberg-laan en tussen de Else Mauhslaan en Theo Mann-Bouwmeesterlaan duidelijk als stadsrand zijn vormgegeven. Dit komt onder andere tot uiting in de hoogte van de gebouwen die varieert tus-sen 5 en 12 bouwlagen. De bebouwing tussen de Theo Mann-Bouwmeesterlaan en de Esther de Boer-van Rijklaan is, met uitzondering van de hoofdmassa van de internationale school, bedui-dend lager en wordt beschouwd als ruimtelijk en functioneel overgangsgebied, tussen deze stadsrand-bebouwing en het met villa's of meergezinshuizen in 3 lagen bebouwde noord-ooste-lijke deel van Benoordenhout. De huidige 1-laagse bebouwing bij Maison de Gaspard, georiënteerd aan de straatzijde, is in dit licht gezien een vreemd element in het geheel van middel- en hoogbouw elementen. Daarbij komt dat op deze plek, waar de Theo Mann-Bouwmeesterlaan afbuigt richting Waalsdorperweg, het profiel van de straat, vanuit stedenbouwkundige optiek, beter zou kunnen worden vormge-geven en worden begeleid door flankerende bebouwing zoals gerealiseerd is met de ronde bebouwing op de hoek Theo Mann-Bouwmeesterlaan-Waalsdorper-weg. Hierdoor zou de gevel-wand van deze zijde van de Theo Mann-Bouwmeesterlaan een duidelijk vormgegeven begin en eind verkrijgen en wordt de ruimtelijke beleving van het Willem Royaardsplein begrensd waardoor deze ruimte beter als pleinruimte herkenbaar wordt. Op grond van deze overwegingen zijn er geen stedenbouwkundige bezwaren tegen het toevoe-gen op deze plek van een aanvullende massa van circa 7 bouwlagen. Dat hierdoor de opening tussen de bebouwing met 1/3 deel wordt versmald van circa 36 naar circa 24 meter wordt verantwoord geacht en gaat vanwege de royale maat van het binnenterrein niet ten koste van de woon-en leefkwaliteit. De breedte van de openingen tussen de appartementen gebouwen uit het ensemble van architect De Jonge bedraagt circa 14 meter. De mogelijkheid om aan de ande-re zijde van het gebouw te bouwen is reeds uitgebreid besproken in de Commissie voor Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten op 4 december 1996. Daarbij is ondermeer gebleken dat ter plaatse een waardevolle boombeplanting aanwezig is. Bovendien is het terrein in eigen-dom van de eigenaren van 200 omliggende appartementen. Verwerving stuit op problemen om-dat een unaniem akkoord van alle eigenaren nodig is. Deze locatie is dus geen reële optie. Ieder bouwplan wordt beoordeeld door de Welstandscommissie naast de overige adviserende ambte-lijke afdelingen. Deze commissie oordeelt of het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet. Op 21 januari 1998 is het bouwplan beoordeeld en doorgelaten met als motivering: de planaanpassingen hebben geleid tot een architectonisch overtuigend plan. De voorgestelde opzet van de terreininrichting is goed denkbaar en dient zorg-vuldig te worden uitgewerkt. Voor wat betreft de kleuren van de rabatdelen en de kozijnen bepleit de commissie in plaats van grijs een gebroken wit. De commissie acht de ramen ter hoogte van de erfgrens te verkiezen boven een geheel gesloten muur. Met betrekking tot de bouwmassa heeft de Welstandscommissie in haar vergadering van 17 december 1997 reeds aangegeven dat zij akkoord is met de voorgestelde bouwmassa. Gezien het vorenstaande en gelet op de overige adviezen zijn wij van mening dat het bouwplan als voldoende passend in de omgeving kan worden beschouwd. Gelet op het bovenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond. Ra 144: mr. H.A. Groeneveld, namens de Wijkvereniging Benoordenhout De wijkvereniging geeft aan dat eerst een afgewogen planologisch kader had moeten worden opgesteld, waaraan het bouwplan van Maison Gaspard kon worden getoetst. Daarnaast wordt verwezen naar de bezwaren tegen de bouwvergunning die als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd en de wijkvereniging vindt de nieuwbouw stedenbouwkundig niet acceptabel. Ten aanzien van deze zienswijzen merken wij het volgende op. 4
raadsvoorstellen 1999
Wij verwijzen naar onze bovenvermelde reactie, waarin wordt ingegaan op al deze aspecten. Gelet op het bovenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond. Ra 148: De heer G.F. Elzenga. De heer Elzenga verwijst naar zijn reacties van 17 maart 1999(inzake bouwvergunning) en van 14 april 1999(inzake voorontwerp-bestemmingsplan). In zijn reactie van 14 april 1999 gaat de heer Elzenga in op het feit dat G.S. de termijn hebben overschreden waarbinnen zij dient te beslissen op de aanvraag verklaring van geen bezwaar. Daarnaast stelt de heer Elzenga dat het toevoegen van een massa van 7 bouwlagen niet stedenbouwkundig gewenst is. Ten aanzien van deze zienswijze merken wij het volgende op. Wij verwijzen naar het feit dat op 5 juli 1999 op het bezwaar tegen de bouwvergunning in her-overweging is beslist. Inzake de verklaring van geen bezwaar is door de president van de recht-bank tot tweemaal toe uitgesproken dat na termijn overschrijding G.S. alsnog bevoegd zijn de verklaring af te geven. Wij zijn van mening dat het toevoegen van de bouwmassa stedenbouwkundig acceptabel is. Gelet op het bovenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond. Ra 149: De heer W. v.d. Spiegel en mevrouw A. v.d. Spiegel-Nolten De heer en mevrouw van der Spiegel zijn van mening dat nu de bouwvergunning voor de nieuw-bouw is verstrekt het bestemmingsplan uitsluitend wordt opgesteld om de vergroting op legale wijze te kunnen uitvoeren. Zij verwijzen naar hun bezwaarschrift van 28 februari 1998, de in-spraaktekst van 3 juni 1998 en het bezwaar van 20 maart 1999. Zij verzoeken ons deze wijzi-ging van het bestemmingsplan niet door te voeren. Er zal sprake zijn van verminderen van woongenot wegens het verlies van daglicht, zonlicht, uitzicht en toename van windhinder en geluid. Ten aanzien van deze zienswijzen merken wij het volgende op. Grotendeels zijn wij al in het bovenstaande onder Ra. 137 op de zienswijzen van de heer en mevrouw Van der Spiegel ingegaan. In het Bouwbesluit zijn normen opgenomen met betrekking tot de daglichttoetreding. Hieruit blijkt dat belemmeringen die zich buiten het te bebouwen per-ceel bevinden niet worden meegenomen bij de berekening van de daglichttoetreding. Overigens is de invloed van de nieuwbouw op de daglichttoetreding van de woningen aan de Else Mauhs-laan wel berekend. Uit de berekening blijkt dat de belemmeringshoek berekend volgens NEN 2057 (bepalingsmethode voor de daglichtopeningen van gebouwen) slechts toeneemt van 18 graden naar 19 graden. Blijkens tabel 1 van die norm neemt daarbij de belemmeringsfactor en daarmee de daglichttoetreding (vrijwel) niet af. Dit gegeven houdt in dat de bestaande woningen in de omgeving aan de normen zullen blijven voldoen. Met betrekking tot eventuele vermindering van zontoetreding merken wij het volgende op. In tegenstelling tot daglicht is zonlicht niet wettelijk geregeld. Wel is in Den Haag in 1996, na behan-deling in de cie’s ROSV en VBM, een toetsingskader vastgesteld met als criterium tenminste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober. Met behulp van een zonnediagram is nagegaan in hoeverre er, na realisatie van dit plan sprake is van verminde-ring van bezonning op de gevels van de tegenover liggende woningen aan de Else Mauhslaan. Het blijkt dat door de situering van de nieuwbouw, ten zuiden van de beschouwde woningen en de grote afstand tot de nieuwbouw (meer dan Som), de bezonning tussen 19 februari en 21 oktober niet afneemt en varieert van ruim 3 uur op 19 februari en 21 oktober tot ruim 7 uur op 21 juni. Aan de criteria wordt ruimschoots voldaan. Met betrekking tot de vermindering van uitzicht het volgende. Ook het recht op uitzicht is niet wettelijk geregeld. Door de nieuwbouw neemt het uitzicht vanuit de woningen aan de Else Mauhslaan die (schuin) tegenover de nieuw-bouw liggen, in de richting van de nieuwbouw, af. Bij de besluitvorming over de plannen gedurende de afgelopen jaren is hierbij uitvoerig stilge-staan. De plannen zijn de afgelopen jaren op dit punt belangrijk aangepast. Een nog verdere planaanpassing maakt het plan onhaalbaar. Het belang van de realisering van de zorggarant-woningen overeenkomstig het bouwplan is voor ons uiteindelijk doorslaggevend. Volgens de constante jurisprudentie ter zake kunnen aan het hebben van uitzicht geen blijvende rechten worden ontleend. Toename van windhinder Met betrekking tot toename van windhinder willen wij het volgende opmerken. Ook de mate waarin windhinder toelaatbaar is is niet wettelijk geregeld. Ook voor windhinder is in Den Haag in 1996, na behandeling in de Cie’s ROSV en VBM, een toetsingskader vastgesteld. Overeen-komstig deze criteria is een windhinderonderzoek nodig als het te bouwen gebouw een hoogte heeft van meer dan 25 m en bovendien meer dan 50m boven de bebouwde omgeving uitsteekt. Is het gebouw lager, zoals hier het geval is, dan is de kans op een slecht windklimaat in de om-geving klein en is een windhinderonderzoek raadsvoorstellen 1999
5
niet nodig. Overigens verwachten wij dat de invloed van de nieuwbouw op het windklimaat in de omgeving gering is omdat de maatgevende zuid-westenwind evenwijdig aan de nieuwbouw waait. Toename van geluid. Gedoeld wordt hier op geluid afkomstig van schietoefeningen op de waalsdorper vlakte, op ge-luid afkomstig van verkeer op en nabij de toekomstige Landscheidingsweg en op geluid afkom-stig van auto's op het binnenterrein. Het hier bedoelde geluid zou reflecteren op de gevel van de nieuwbouw en daardoor op de gevels van de woningen terechtkomen. Opgemerkt wordt dat de bebouwing langs de Else Mauhslaan hoger is dan de nieuwbouw en het geluid van de schiet-oefeningen afschermt. Geluid dat tussen de blokken doorkomt en geluid afkomstig van auto's op het binnenterrein zal, gezien de situering van de blokken en de geluidbronnen (vrijwel) niet in de richting van de woningen reflecteren. Voor geluid afkomstig van verkeer op en nabij de Land-scheidingsweg geldt hetzelfde terwijl bovendien het verkeerslawaai uit deze richting in de toe-komst, door ondertunneling van de weg, sterk afneemt. Geconcludeerd kan worden dat mede gezien de afwegingen die (ook elders in de stad gemaakt worden) de mate van aantasting van het woongenot, met name door vermindering van uitzicht in de richting van het bouwplan, gering en aanvaardbaar is. Gelet op het bovenstaande achten wij de zienswijzen ongegrond. Economische aspecten en financiële uitvoerbaarheid Er is sprake van een particulier initiatief op eigen grond. Besluitvorming Gezien het vorenstaande stellen wij u voor, overeenkomstig het eenstemmige advies van de commissie voor Verkeer, Binnenstad en Beschermde Stadsgezichten, het volgende besluit te nemen: De raad der gemeente Den Haag, Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, Gelet op Wet en het Besluit op de ruimtelijke ordening, Besluit: met overneming van de door burgemeester en wethouders in het hiervoor vermelde voorstel aangegeven overwegingen, welke worden geacht deel uit te maken van dit besluit: I.
de zienswijzen in het bij dit besluit behorende voorstel genoemd onder "Ingekomen zienswijzen" ontvankelijk te verklaren;
II
de zienswijzen ongegrond te verklaren;
III.
met herziening van de op het plangebied Benoordenhout, vierde herziening, betrekking hebbende gedeelte van het Bestemmingsplan Benoordenhout, vastgesteld bij raads-besluit 349 van 30 juni 1981, het ontwerp van het bestemmingsplan Benoordenhout, vierde herziening (Theo Mann Bouwmeesterlaan 10), bestaande uit de kaart S 9960 en de voorschriften, ongewijzigd vast te stellen, zoals die bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bescheiden zijn aangegeven, toegelicht en beschreven.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van *) De secretaris,
De voorzitter,
De op dit voorstel betrekking hebbende zienswijzen en het ontwerp-bestemmingsplan liggen voor de raadsleden in de leeskamer (map nr. 21 ) en voor een ieder in het Gemeentelijk Informatiecen-rum aan het Spui 70 ter inzage. Burgemeester en wethouders van Den Haag. De secretaris, J.A.M Kroese-Duijsters. 6
De burgemeester, W.J. Deetman. *) 25 november 1999 raadsvoorstellen 1999