Docnr
PAGINA
Versie 12.12.13
1
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
@@@
Zaaknr 2007-08-01266
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
PAGINA
2
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING .......................................................................................................................................................... 3 1
INLEIDING ............................................................................................................................................................. 6 Aanleiding ....................................................................................................................................................... 6
1.2
Doelstelling ..................................................................................................................................................... 6
1.3
Vraagstelling ................................................................................................................................................... 7
1.4
Uitgangspunten............................................................................................................................................... 7
2
CULTUUR(BELEID) ARNHEM ............................................................................................................................ 13
3
ONTWIKKELINGEN............................................................................................................................................. 14
4
INHOUD............................................................................................................................................................... 15 4.1
Inhoud – opgave ........................................................................................................................................... 15
4.2
Inhoud – invulling .......................................................................................................................................... 16
5
GEBOUW............................................................................................................................................................. 21 5.1
Gebouw – opgave......................................................................................................................................... 21
5.2
Gebouw – invulling........................................................................................................................................ 23
6
GEBIED ............................................................................................................................................................... 25 6.1
Gebied – opgave........................................................................................................................................... 25
6.2
Gebied – invulling ......................................................................................................................................... 26
7
GELD ................................................................................................................................................................... 28 7.1
Uitkomsten.................................................................................................................................................... 28
7.2
Toelichting algemeen.................................................................................................................................... 28
7.3
Toelichting bezoekprognoses en bedrijfsresultaten ...................................................................................... 30
8
BEHEERSBAARHEID.......................................................................................................................................... 32
9
ADDITIONELE PROGRAMMA’S ......................................................................................................................... 33 9.1
Depotsitiuatie Gemeente Musea Arnhem ..................................................................................................... 33
9.2
Productiestudio’s Toneelgroep Oostpool ...................................................................................................... 33
9.3
Culturele broedplaats in Rijnboog ................................................................................................................. 34
10
BEOORDELING EN ADVIES........................................................................................................................ 36
10.1
Beoordeling .............................................................................................................................................. 36
10.2
Advies ...................................................................................................................................................... 37
10.3
Vervolg..................................................................................................................................................... 38
11
AANDACHTSPUNTEN ................................................................................................................................. 39
BIJLAGE 1: AMENDEMENT ‘ARNHEM INVESTEERT IN CULTUUR’ ....................................................................... 41 BIJLAGE 2: PLAN X.................................................................................................................................................... 42
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
1.1
PAGINA
3
S AMENV ATTI NG Naast het kenniscluster nog een haalbare culturele trekker in het hart van Rijnboog, dat is de intentie van het college (Arnhems Lenteakkoord 2010-2014). In mei 2012 presenteerden wij de Haalbaarheidsrapportage Kunstencluster aan de gemeenteraad. Wij kozen ervoor om door middel van een scenarioverkenning de financiële haalbaarheid van de gebouwexploitatie van het Probleem is echter dat er op basis van de ambities ook substantiële meerkosten in de gebruiks- en bedrijfsexploitaties te verwachten zijn. Dit aanstaande financiële vraagstuk pleit voor het kunstencluster-scenario met het grootste overschot op de gebouwexploitatie: het optimalisatiescenario. Voor dit scenario bestond echter geen draagvlak bij de betrokken instellingen: er waren onvoldoende middelen om de gewenste (inhoudelijk) programmatische ambitie te realiseren. Tijdens de discussie over de haalbaarheidsrapportage op 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad een amendement (bijlage 1) aangenomen waarin wij de opdracht krijgen drie varianten voor de huisvesting van Focus Filmtheater Arnhem (FFA), Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA) en Schouwburg Arnhem (SA) uit te werken. Doel is het verkennen van de integrale financiële haalbaarheid van: -
Plan A (kunstencluster): zet in op het gecombineerd onderbrengen van de filmtheater-, museum- en schouwburgfunctie in een nieuwe, iconische culturele voorziening in Rijnboog als aanjager voor aanbodsvernieuwing,
publieksverbreding
en
gebiedsontwikkeling.
Dit
conform
het
oorspronkelijke
ambitiescenario. -
Plan B: zet in op separate vernieuwing/ opschaling/ aanpassing van de filmtheater-, museum- en schouwburgfunctie
als
aanjager
van
aanbodsvernieuwing,
publieksverbreding
en
(organische)
gebiedsontwikkeling. Voor FFA is nieuwbouw voorzien; voor MMKA en SA renovatie, uitbreiding/ modernisering. -
Plan C: zet in op de vorming van een cluster film- en beeldende kunst (FFA+MMKA) aan de Rijnkade en een cluster podiumkunsten (SA+Musis Sacrum (MS)) aan de Lauwersgracht als aanjagers van aanbodvernieuwing, publieksverbreding en gebiedsontwikkeling.
Voorts zijn er verbanden gelegd met andere culturele huisvestingsdossiers en ambities: de verbetering van de depotsituatie bij het museum; de behoefte van Toneelgroep Oostpool aan twee extra productiestudio’s; de ideeën over een culturele broedplaats in Rijnboog; en de noodzakelijke renovatie en gewenste functionele verbetering van MS. De financiële verkenning, waarbij gebouw-, gebruiks- en bedrijfsexploitaties in de berekeningen worden betrokken, laat de volgende uitkomsten zien: Investeringsraming
Eenmalige bijdrage
Exploitatieresultaat
Plan A
M2 bvo 18.540
76.820.000
18.300.000
-1.010.000
Nieuwbouw Kunstencluster
18.540
76.820.000
Plan B
14.780
38.100.000
2.000.000
+450.000
Nieuwbouw FFA
2.490
11.900.000
Renovatie + uitbreiding MMKA
4.850
8.000.000
Renovatie SA
7.450
18.200.000
15.970
50.300.000
16.600.000
+400.000
Nieuwbouw FFA + MMKA
8.520
32.100.000
Renovatie SA
7.450
18.200.000
7.260
13.950.000
6.050.000
-560.000
Plan C
1
Renovatie + uitbreiding MS
1
De investeringsraming voor de renovatie en uitbreiding van MS is indicatief. Zie paragraaf 1.4.6.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
kunstencluster te verbeteren. Conclusie: de gebouwexploitatie van het kunstencluster is (meer dan) haalbaar.
6.940.000
Uitbreiding MS
7.010.000
PAGINA
4
Renovatie MS
Plan A is vanwege de bijgestelde opdracht financieel niet haalbaar. Er is een structureel tekort van € 1,01 mio per jaar. Dit tekort ontstaat omdat wij gedurende de afgelopen jaren de raadsopdracht kregen om (steeds) meer (toekomstige) kosten met hetzelfde kaderstellende budget te dekken. Oorspronkelijk was het budget bedoeld om de kapitaallasten van de initiële investering te dekken. Inmiddels is de dekkingsopgave verbreed naar kapitaallasten zelfs een deel van de kosten van de ambities voor MS. De exploitatieresultaten van plan B en C laten een substantieel overschot zien. Dit uiteraard onder voorbehoud van de beschreven risico's (waarbij elke financiële neerwaartse bijstelling, direct effect heeft op het budget voor de renovatie en modernisering van MS). De geraamde overschotten zijn zeker voldoende om de noodzakelijke renovatie en modernisering van MS te dekken, zodanig dat het monumentale deel na sloop van de achterzijde langjarig kan functioneren als de thuishaven van Het Gelders Orkest (HGO) en het concertgebouw van Arnhem. Resterende middelen kunnen worden ingezet als basis voor de oplossing van de additionele opgaven: -
De ambtie om MS uit te breiden met een extra zaal (de plannen hiervoor moeten nog nader worden uitgewerkt).
-
De vraag naar twee productiestudio’s van Toneelgroep Oostpool.
-
De noodzakelijke verbetering van de depotsituatie van de gemeente musea.
Plan B en C zijn in financieel opzicht ongeveer gelijkwaardig. Het relatief kleine verschil tussen de exploitatieresultaten van deze huisvestingsvarianten wordt verklaard door het grote verschil in de verwachte eenmalige bijdrage (m.n. de GSO-subsidie van de provincie). De keuze om voor plan B of C te gaan zal dan ook vooral bepaald worden door inhoudelijke, ruimtelijke en beheersmatige aspecten. Inhoudelijk zijn er belangrijke verschillen. Waar plan B de nadruk legt op verdieping van het publieksbereik (het bestaande publiek vaker laten komen), richt plan C zich meer op verbreding en vernieuwing van het publiek en het vergroten van het regionale bereik van de gecombineerde culturele functies. De voorkeur voor plan B of C is daarmee afhankelijk van de culturele ambities. Voor wat betreft de gebouwelijke opgaven die voortvloeien uit de diverse ontwikkelingen binnen het domein van kunst en cultuur geldt dat deze het best in te vullen zijn bij nieuwbouw. Hoewel ook het huidige MMKA en MS over redelijke voorwaarden beschikken om adequaat hierop te reageren. Plan A, B en C verschillen het sterkst in de meerwaarde die zij genereren voor de gebiedsontwikkelopgave Rijnboog. Bij plan A en C profiteert het gebied van (i) de bezoeken aan twee tot drie belangrijke, culturele presentatiefuncties, (ii) hun krachtige (identiteitscheppende) activiteitenprogramma’s en (iii) een stedenbouwkundig icoon waarmee de geloofwaardigheid van de gebiedsontwikkeling wordt versterkt en het tempo wordt verhoogd. Bij plan B is die stedenbouwkundige meerwaarde er niet of nauwelijks omdat een standalone filmtheaterfunctie minder bezoeken trekt en het zwaartepunt van bezoek vooral ’s avonds ligt. Bovendien vestigt het filmtheater zich dan liever dicht tegen de binnenstad in plaats van aan de Rijnkade omdat ze een lagere verwachting heeft van de standalonetrekkracht. Ook op het vlak van beheersbaarheid verschillen de plannen. Plan A is op basis van de voorliggende verkenning niet beheersbaar omdat de (bijgestelde) opdracht niet binnen de financiële kaders past. Plan C kent met name aan de dekkingskant van de gebouwexploitatie risico’s vanwege de ingeboekte opbrengsten uit sponsor- en fondsenwerving en vertreklocaties. Voor plan B speelt dit minder, maar spitsen de risico’s zich vooral toe op de renovatie en uitbreiding van het monumentale museum. Omdat beide risico’s in de initiatieffase worden onderkend zijn ze in de ogen van de projectleiding in het vervolg adequaat te managen.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
vervangingsinvesteringen, kosten van preventief en correctief onderhoud, gebruikskosten, programmeringskosten en
PAGINA
gemeenteraad stedelijke of (middel)grootstedelijke ambities (met navenante (beheersbare) risico’s) koestert voor de
5
Op grond van de beoordeling stellen wij dat het uiteindelijk draait om de politieke keuze of de Arnhemse culturele basispodia en voor het zuidelijke deel van de Arnhemse binnenstad. Dit brengt ons tot onderstaande ‘kieswijzer’. U kiest voor plan B…
Als u vindt dat (middel)grootstedelijke ambities passen bij de
Als u stedelijke ambities beter vindt passen bij de (toekomstige)
(toekomstige) schaal en maat van Arnhem.
schaal en maat van Arnhem.
Als u (middel)grootstedelijke ambities heeft voor het filmtheater,
Als u stedelijke ambities heeft voor het filmtheater, museum,
museum, schouwburg en concertzaal en u inzet op bereik van
schouwburg en concertzaal en u vooral inzet op frequenter
nieuw publiek en frequenter bezoek van bestaand publiek.
bezoek van bestaand publiek.
Als u (middel)grootstedelijke ambities heeft voor de
Als u (voorlopig) geen uitgesproken ambities heeft voor de
herontwikkeling van het zuidelijke deel van de Arnhemse
herontwikkeling van het zuidelijke deel van de Arnhemse
binnenstad.
binnenstad.
Als u stelt dat de huidige huisvesting van met name het
Als u stelt dat de huidige huisvesting van het filmtheater de
filmtheater en museum de beoogde inhoudelijke ambities
beoogde inhoudelijke ambities onvoldoende accommodeert,
onvoldoende accommodeert.
maar dat de huidige huisvesting van het museum dit met aanpassingen wel doet.
Als u vindt dat de gemeente substantieel moet investeren in de
Als u vindt dat de gemeente substantieel moet investeren in de
culturele ambities.
culturele ambities.
Wij adviseren de raad om voor plan C te kiezen, met als uitgangspunt dat: 1.
de geformuleerde (inhoudelijk) programmatische ambitie in evenwicht blijft met de ambities voor het gebouw;
2.
invulling wordt gegeven aan de ambitie om een stedenbouwkundig icoon te realiseren;
3.
in het Rijnbooggebied, zowel voor wat betreft het eindbeeld als in de tussentijd, wordt ingezet op hoogwaardige openbare ruimten, aantrekkelijke routing, optimale bereikbaarheid van publiek (auto-/ fietsparkeren, ov);
4.
conform het voorstel het overschot op de gebouwexploitatie wordt ingezet voor de dekking van ambities in de gebruiks- en bedrijfsexploitaties;
5.
de cultuurwerkmaatschappijen worden verzelfstandigd.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
U kiest voor plan C…
1. 1
Aa n l eid in g
PAGINA
INLEIDI NG
6
1
In mei 2012 presenteerden wij de Haalbaarheidsrapportage Kunstencluster aan de gemeenteraad. Wij kozen ervoor om door middel van een scenarioverkenning de financiële haalbaarheid van de gebouwexploitatie van het Kunstencluster te verbeteren. 640.000 door besparingen op het ruimteprogramma, verfijning van het exploitatiemodel en actualisering van de investeringsramingen omslaat in een overschot van € 90.000 per jaar in het ambitiescenario tot € 400.000 of € 540.000 per jaar in de optimalisatiescenario’s van het Kunstencluster. Conclusie: de gebouwexploitatie van het Kunstencluster is (meer dan) haalbaar. Probleem is echter dat er op basis van de ambities ook substantiële meerkosten in de gebruiks- en bedrijfsexploitaties te verwachten zijn. Dit aanstaande financiële vraagstuk pleit voor het Kunstencluster-scenario met het grootste overschot op de gebouwexploitatie: het optimalisatiescenario. Voor dit scenario bestond echter geen draagvlak bij de betrokken instellingen: er waren onvoldoende middelen om de gewenste (inhoudelijk) programmatische ambitie te realiseren. Tijdens discussie over de haalbaarheidsrapportage op 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad een amendement (bijlage 1) aangenomen waarin wij de opdracht krijgen drie varianten voor de huisvesting van Focus Filmtheater Arnhem (FFA), Museum voor Moderne Kunst Arnhem (MMKA) en Schouwburg Arnhem (SA) uit te werken. De voorliggende Variantenstudie Kunstencluster is het resultaat van deze opdracht. -
Wij beginnen in hoofdstuk 1 met de doel-, vraagstelling en uitgangspunten van het onderzoek.
-
Hoofdstuk 2 geeft een beknopte beschrijving van de Arnhemse culturele infrastructuur en de doelstellingen van de onlangs door de gemeenteraad vastgesteld kadernota Cultuur ‘Stroom’.
-
In hoofdstuk 3 gaan wij in op de algemene ontwikkelingen binnen het domein van kunst en cultuur en de consequenties hiervan voor het beleid, het aanbod en de publieksvraag.
-
Hoofdstukken 4 en 5 vullen deze consequenties concreet in. Wat betekenen de geschetste ontwikkelingen voor de inhoudelijke, organisatorische en gebouwelijke opgaven? Hoe kunnen deze opgaven het best worden ingevuld en welk plan biedt hiertoe de meeste aanknopingspunten?
-
Separaat van de culturele opgave ligt er een binnenstedelijk herontwikkelopgave. Hoofdstuk 6 geeft een globale beschrijving van de gebiedsontwikkeling Rijnboog en benoemt de instrumentele meerwaarde van een culturele trekker in het algemeen en de drie huisvestingsvarianten in het bijzonder.
-
Hoofdstuk 7 presenteert de financiële resultaten van de drie varianten en beoordeelt de financiële haalbaarheid.
-
In hoofdstuk 8 staan wij stil bij de beheersbaarheid van de verschillende plannen.
-
Hoofdstuk 9 gaat in op de relatie van de herhuisvesting van FFA, MMKA en SA met andere culturele huisvestingsdossiers.
-
In hoofdstuk 10 volgt onze samenvattend beoordeling van de drie varianten op al de genoemde aspecten. Dit
-
Tot slot bevat de rapportage een tweetal bijlagen. In bijlage 1 is het genoemde amendement van de
mondt uit in een advies. gemeenteraad d.d. 25-6-2012 opgenomen. In bijlage 2 brengen wij, als referentie, de financiële consequenties van het renovatiescenario, het 40 jaar in eigendom hebben en in stand houden van een gerenoveerd filmtheater, museum en schouwburg, in beeld.
1. 2
Do e l st e ll in g
Doelstelling is het verkennen van de integrale financiële haalbaarheid van het Kunstencluster (Plan A) en twee alternatieve configuraties van de betrokken culturele functies (Plan B en C). Voorts is het wenselijk om de voor- en nadelen van de verschillende plannen te kunnen beoordelen/ wegen.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
De Haalbaarheidsrapportage Kunstencluster laat zien dat het geraamde tekort op de gebouwexploitatie van €
V ra ag st el lin g
PAGINA
7
1. 3
In dit kader moeten de volgende drie hoofdvragen worden beantwoord: 1.
Gebouwexploitatie: wat kost het in eigendom hebben en in stand houden van de accommodaties die voortvloeien uit Plan A, B en C en welke dekking staat daar tegenover?
2.
Gebruiksexploitatie: wat kost het in gebruik hebben van de accommodaties die voortvloeien uit Plan A, B en C en welke dekking staat daar tegenover? Bedrijfsexploitatie: wat kost de inhoudelijke programmering van de programmatische ambities die voortvloeien uit Plan A, B en C en welke dekking staat daar tegenover?
Naast de financiële haalbaarheid moeten ook de voor- en nadelen van de verschillende plannen beoordeeld kunnen worden, dus: Wat zijn relevante beoordelingscriteria en wat is hun relatieve weging?
1. 4
Uit g an g sp u n t en
1.4.1 Afbakening In de discussie over de Haalbaarheidsrapportage Kunstencluster zijn er verbanden gelegd met andere culturele huisvestingsdossiers en -ambities: de verbetering van de depotsituatie bij het museum; de behoefte van Toneelgroep Oostpool aan twee extra productiestudio’s; de noodzakelijke renovatie en gewenste functionele verbetering van Musis Sacrum (MS); en de ideeën over een culturele broedplaats in Rijnboog. Als wij al deze onderwerpen betrekken bij het onderzoek, wordt de opdracht te complex en daarmee onuitvoerbaar. Tegelijkertijd liggen er relaties die relevant zijn voor de politieke besluitvorming over het kunstencluster of de alternatieve plannen. Vandaar onderstaande gelaagdheid van de onderzoeksopdracht: PLAN A Kernprogramma
PLAN B
PLAN C
Nieuwbouw FFA, MMKA, SA
Nieuwbouw FFA
Nieuwbouw FFA+MMKA
conform ambitiescenario
Handhaven + uitbreiden
conform ambitiescenario
kunstencluster
MMKA
kunstencluster
Handhaven + verbeteren SA
Handhaven + verbeteren SA
Subprogramma
Handhaven + uitbreiden MS
Handhaven + uitbreiden MS
Handhaven + uitbreiden MS
Additioneel programma #1
Depotsituatie museum
Depotsituatie museum
Depotsituatie museum
Additioneel programma #2
Productiestudio’s Oostpool
Productiestudio’s Oostpool
Productiestudio’s Oostpool
Additioneel programma #3
Culturele broedplaats RB
Culturele broedplaats RB
Culturele broedplaats RB
Het onderzoek richt zich primair op het kern- en subprogramma. De additionele programmatische vraagstukken worden in kwalitatieve zin meegenomen. 1.4.2 Beoordeling en weging De voor- en nadelen van de verschillende plannen moeten worden beoordeeld. In het aangenomen amendement worden (i) ambitie, (ii) integrale financiële haalbaarheid en (iii) culturele meerwaarde als criteria genoemd. Wij hebben deze als volgt nader ingevuld: INHOUDELIJKE BEOORDELING Hierbij gaat het om de mate waarin het plan invulling geeft aan de onderstaande cultuur-inhoudelijke aspecten. -
Inpasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodzijde binnen de cultuursector.
-
Ruimte voor initiatieven vanuit de stad.
-
Verbreding en toename van het publiek(sbereik).
STEDENBOUWKUNDIGE/ RUIMTELIJKE BEOORDELING Hierbij gaat het om de mate waarin het plan invulling geeft aan de onderstaande (cultuur)planologische en economische aspecten.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
3.
Meerwaarde voor de directe omgeving.
-
Meerwaarde voor de binnenstad.
-
Profilering van de stad (groen & creatief).
PAGINA
8
-
FINANCIËLE BEOORDELING Hierbij gaat het om de mate waarin de gebouw-, gebruiks- en bedrijfsexploitaties van het desbetreffende plan financieel haalbaar zijn. ORGANISATORISCHE BEOORDELING
slagkracht en i.r.t. de finaniën beheersbaar is.
1.4.3 Definitie plan A (kunstencluster) Met het kunstencluster bestaande uit de filmtheater-, museum- en schouwburgfunctie zet plan A in op een nieuwe, iconische, culturele voorziening als aanjager voor aanbodsvernieuwing, publieksverbreding en gebiedsontwikkeling.
Nieuwbouw van het kunstencluster conform het ambitiescenario kent een programma van 18.540 m2 bvo en levert de onderstaande functionele en (indicatieve) culturele meerwaarde op: HUIDIG Focus Filmtheater Arnhem
PLAN A
244 stoelen;
500 stoelen;
3 doeken
5 doeken
Museum voor Moderne Kunst Arnhem
1.600 m2 nvo exporuimten
1.930 m2 nvo exporuimten
Schouwburg Arnhem
Grote zaal: 750 stoelen
Grote zaal: 900 stoelen
Kleine zaal: 200 stoelen
Middenzaal: 400 stoelen
(Educatieve)projectruimten (film en beeldend)
3+3
Oostpool Ontmoeting/ foyers/ openbare expo Totaal aantal activiteiten
2 productiestudio’s 1.600 m2 nvo
2.300 m2 nvo 3.430
5.780
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Hierbij gaat het om de mate waarin het plan i.r.t. de uitvoering, i.r.t. de ruimtelijke procedures, i.r.t. de bestuurlijke en ambtelijke
79.000
116.000
Aantal bezoeken tentoonstellingen
60.000
85.000
Aantal bezoeken filmvoorstellingen
67.000
> 100.000
0
12.000
Aantal bezoeken gezamenlijke activiteiten Aantal externe bezoeken horeca
0
(46.000)
Aantal verhuurbezoeken
p.m.
(7.000)
Totaal aantal bezoeken
206.000
> 313.0002
Plan B zet in op separate vernieuwing/ opschaling/ aanpassing van de filmtheater-, museum- en schouwburgfunctie als aanjager van aanbodsvernieuwing, publieksverbreding en (organische) gebiedsontwikkeling. Het neemt ten aanzien van laatstgenoemde functies de bestaande monumentale iconen (MMKA, SA) als vertrekpunt. Ten aanzien van FFA lukt dit niet.
De bouwkundige ingrepen richten zich op: -
Nieuwbouw van FFA. Renovatie en uitbreiding van MMKA. Om het object de komende 40 jaar goed te kunnen exploiteren wordt (i) de basis op orde gebracht (verhelpen vochtdoorslag; vervangen vloeren; verbeteren depotruimte -1) en (ii) een ambitie gerealiseerd (verbeteren gebouwinstallaties; uitbreiding tentoonstellingsruimte; uitbreiding horeca; aanpassen routing). Aandachtspunten bij dit plan voor het MMKA zijn: dat de uitbreiding van de horeca een bijstelling van het bestemmingsplan vereist (i.r.t. monumentale bomen, stuwwal); dat het MMKA naast aanpassingen van het gebouw ook opteert voor verbetering van de bereikbaarheid voor het publiek (routing
2
Voor een toelichting op de bezoekprognoses verwijzen wij naar paragraaf 7.3.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
1.4.4 Definitie plan B
PAGINA
9
Aantal bezoeken voorstellingen
-
PAGINA
wensen nog niet in beeld zijn gebracht.
10
station-museum; passende parkeervoorzieningen); dat de precieze consequenties van deze laatste additionele Renovatie en aanpassingen van SA. Om het object de komende 40 jaar goed te kunnen exploiteren wordt (i) de basis op orde gebracht (verhelpen lekkages grondwater en dak; oplossen scheurvorming; verbeteren gebouwinstallaties; vervangen bekabeling; vervangen trekkeninstallatie; vervangen goederenlift; vervangen afbouw douche e.d.) en (ii) een ambitie gerealiseerd (verbeteren 2e balkon; aanpassen entree, kassagebied, garderobe, horeca, foyer; verbeteren laad- en loshof; verbeteren keukenvoorziening).
HUIDIG Focus Filmtheater Arnhem
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Dit levert onderstaande functionele en (indicatieve) culturele meerwaarde op: PLAN B
244 stoelen;
500 stoelen;
3 doeken
5 doeken 1 multifunctionele educatieve zaal
Museum voor Moderne Kunst Arnhem
Schouwburg Arnhem
1.600 m2 nvo exporuimten
1.940 m2 nvo exporuimten
280 m2 horeca/ ontmoetingsruimten
560 m2 horeca/ ontmoetingsruimten
Grote zaal: 750 stoelen
Grote zaal: < 750 stoelen
Kleine zaal: 200 stoelen
Kleine zaal: 200 stoelen
Totaal aantal activiteiten
3.430
5.280
Aantal bezoeken voorstellingen
79.000
79.000
Aantal bezoeken tentoonstellingen
60.000
85.000
Aantal bezoeken filmvoorstellingen
67.000
< 100.000
0
0
Aantal bezoeken gezamenlijke activiteiten Aantal externe bezoeken horeca
0
0
Aantal verhuurbezoeken
p.m.
p.m.
Totaal aantal bezoeken
206.000
< 264.0003
1.4.5 Definitie plan C Plan C zet in op de vorming van een cluster film- en beeldende kunst (FFA+MMKA) en een cluster podiumkunsten (SA+MS) als aanjagers van aanbodvernieuwing, publieksverbreding en gebiedsontwikkeling. De bouwkundige ingrepen richten zich op nieuwbouw van het cluster film- en beeldende kunst op basis van het ambitieniveau van de betreffende functies in het kunstencluster (8.520 m2 bvo) en renovatie en aanpassingen van SA zoals in plan B.
3
Voor een toelichting op de bezoekprognoses verwijzen wij naar paragraaf 7.3.
HUIDIG Focus Filmtheater Arnhem
Museum voor Moderne Kunst Arnhem
PLAN C
244 stoelen;
500 stoelen;
3 doeken
5 doeken
1.600 m2 nvo exporuimten
2.230 m2 nvo exporuimten
(Educatieve)projectruimten (film en beeldend)
1 multifunctionele zaal
Ontmoeting/ foyers/ horeca film en museum
400 m2 nvo
960 m2 nvo
Schouwburg Arnhem
Grote zaal: 750 stoelen
Grote zaal: < 750 stoelen
Kleine zaal: 200 stoelen Totaal aantal activiteiten
Kleine zaal: 200 stoelen 3.430
5.780
Aantal bezoeken theater-/ dansvoorstellingen
79.000
79.000
Aantal bezoeken tentoonstellingen
60.000
85.000
Aantal bezoeken filmvoorstellingen
67.000
> 100.000
Aantal bezoeken gezamenlijke activiteiten
0
12.000
Aantal externe bezoeken horeca
0
p.m.
Aantal verhuurbezoeken
p.m.
p.m.
Totaal aantal bezoeken
206.000
> 276.0004
1.4.6 Definitie Musis Sacrum MS moet het muziekcentrum voor symfonische muziek, kamermuziek, kooruitvoeringen, ensembles en recitals van Arnhem en regio zijn. Daarnaast is het de thuisbasis van Het Gelders Orkest (HGO). De bouwkundige ingrepen richten zich op de sloop van het niet-monumentale deel, renovatie van het monumentale deel en een verregaande modernisering van de productie- en publieksvoorzieningen. Plan A voorziet in een multifunctionele middenzaal van 400 stoelen voor dans-, drama- en muziek in het kunstencluster. In plan B en C ontbreekt deze, voor de creatieve (productie/ presentatie)keten van Arnhem (zeer) relevante, ambitie. Bij deze plannen ligt het voor de hand om de gewenste middenzaal de combineren met MS. De gedachte is om de renovatie-, moderniserings- en uitbreidingsambitie gefaseerd op te pakken:
Sloop niet-monumentale achterzijde.
Renoveren, moderniseren en aanhelen met vereiste productie- en publieksfaciliteiten.
Uitbreiden met de middenzaalambitie.
Voor een toelichting op de bezoekprognoses verwijzen wij naar paragraaf 7.3.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
3 lokalen
4
PAGINA
11
Dit levert de onderstaande functionele en (indicatieve) culturele meerwaarde op:
PAGINA
12
De uitkomsten van een eerste globale inhoudelijke en financiële verkenning zijn opgenomen in de voorliggende rapportage. 1.4.7 Definitie additionele programma’s VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Zie hoofdstuk 9.
PAGINA
CULTUUR( BELEID) ARNHEM
13
2
Arnhem heeft een unieke positie op cultuurgebied in Oost-Nederland. Uniek omdat de gehele creatieve keten (opleiding, productie, presentatie) in ruime mate is vertegenwoordigd voor alle kunstvormen (toneel, muziek, film, dans, beeldende kunst, vormgeving en mode). De keten wordt gekenmerkt door een brede basis, een innovatief middensegment en een aantal topgezelschappen (Het Gelders Orkest, Introdans en Toneelgroep Oostpool). Dit culturele klimaat draagt in belangrijke mate bij aan de aantrekkelijkheid van Arnhem. Arnhem de komende jaren verder willen uitbouwen. Het gemeentelijke cultuurbeleid is geënt op een brede waardeopvatting van cultuur: de intrinsieke en onvervangbare waarde van cultuur is gelegen in de individuele mogelijkheid tot expressie en creatie, en wat dat vervolgens teweeg brengt bij mensen, tussen mensen en in de samenleving. Cultuur staat zowel voor binding, identiteit en traditie als voor dynamiek, creativiteit en vernieuwing. Daarmee is cultuur per definitie van belang voor de vitaliteit van de leefgemeenschap in een stedelijke omgeving. Wij hebben deze opvatting vertaald in de volgende hoofddoelstelling: Met cultuur versterken we de economische, sociale en ruimtelijke, kortom de maatschappelijke ontwikkeling van Arnhem. We willen een leefbare, levendige en mooie stad om in te wonen en te werken. Deze stad biedt een gevarieerd cultureel aanbod van goede kwaliteit, dat zichtbaar en toegankelijk is en ook voor de regio een functie heeft. Om dit te bereiken stellen wij ons drie doelstellingen: 1.
We willen het bereik van en de participatie met cultuur verbreden. Cultuur is van en voor iedereen. We streven ernaar de toegankelijkheid en bereikbaarheid van kunst en cultuur in de breedte te vergroten en daarmee actieve en passieve cultuurdeelname te stimuleren. Dit komt de persoonlijke ontwikkeling van mensen ten goede, maar is ook voor de ontwikkeling van de lokale en regionale samenleving belangrijk.
2.
Voorwaarde is een sterke culturele keten, waarin educatie, productie en presentatie van cultuur is geborgd.
3.
Het profileren en vitaliseren van het culturele klimaat tot slot is van belang voor ons functioneren in de regio en
Talent krijgt hierin de kans zich te ontwikkelen en te groeien; het culturele klimaat krijgt voeding. de uitstraling naar de rest van het land: Arnhem als culturele hoofdstad van het oosten.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
De door de raad vastgestelde kadernota Cultuur ‘Stroom’ d.d. 30 januari 2012 beschrijft hoe wij de unieke positie van
ONTWIKKELING EN
PAGINA
14
3
Kijken we naar de ontwikkelingen binnen het domein van kunst en cultuur dan zien we dat de vier megatrends die de wereld veranderen (commercialisering, medialisering, globalisering en democratisering), ook de kunst en cultuurwereld niet ongemoeid laten (LaGroup, 2008). andere doelgroepen en markten verbreding van het begrip kunst >> cultuur >> creativiteit
commercialisering kleinere afstand tussen amateurs & professionals
democratisering
meer/ ander cultuuraanbod
KUNST & CULTUUR
globalisering
andere instrumenten beschikbaar
nieuwe (kunst) disciplines
medialisering andere beleving en manier van leren
andere vormen van distributie en presentatie
Wat zijn de consequenties van die hoofdbewegingen? 1.
In relatie tot begrip en beleid -
Verbreding: er ontstaat een brede definitie van cultuur. Van kunst (traditionele kunsten), via cultuur (lifestyle) naar creativiteit (sociale productie).
-
Vervaging: grenzen tussen kunstdisciplines, tussen laag en hoog, tussen artistiek en commercieel
-
Domeinvorming: er ontstaan verschillende creatieve domeinen (de gesubsidieerde, traditionele kunsten; de
vervagen. Tegenstellingen van vroeger, zijn niet meer de tegenstellingen van nu. commerciële, populaire cultuur; de sociaal geproduceerde lifestyle cultuur). -
Instrumentalisering: cultuur wordt ingezet voor andere doelen (sociaal-maatschappelijk, economisch, stadsontwikkeling).
2.
-
3.
Pro-amateur: de afstand tussen professionals en amateurs neemt af.
In relatie tot aanbod en distributie Nieuw en meer: er ontstaan nieuwe vormen van cultuur en (mede daardoor) neemt het aanbod toe.
-
Naar buiten: cultuur gaat meer het ‘gebouw’ uit en presenteert zich op andere plekken en andere manieren.
-
Transparantie: instellingen stellen zich meer open en het publiek komt hier meer op af.
-
Het seizoen verdwijnt: meer festivals, meer zomerprogrammering, meer losse, specials enzovoorts.
In relatie tot publiek en afname -
Stilstand en vooruitgang: de belangstelling voor de traditionele kunsten staat stil, die voor de populaire
-
Lifestyle cultuur: de belangstelling voor lifestyle cultuur is groot en ontwikkelt zich nog sterk.
-
Amateurkunsten 2.0: nieuwe vormen van amateurkunsten zijn sterk in opkomst.
-
Gebruiksgemak: cultuur wordt meer product en steeds meer ‘hap-klaar’ aangeboden.
cultuur is sterk in opkomst.
Al deze effecten hebben hun weerslag op de inhoudelijke, organisatorische en gebouwelijke opgaven waarvoor de bij het kunstencluster betrokken cultuurinstellingen staan. Deze opgaven en (mogelijke) invullingen worden in de volgende hoofdstukken geschetst.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
vager onderscheid tussen hoog & laag en artistiek & commercieel
4. 1
In h o u d – o p g av e
PAGINA
INHOUD
15
4
Een cultuurinstelling die betekenisvol wil blijven in de context van een veranderende vraag, een terugtredende overheid en de genoemde megatrends, kiest voor een grondige upgrade van het 19e eeuwse presentatiemodel. De cultuurinstelling van de 21e eeuw manifesteert zich (meer dan nu) als matchmaker om cultuurmakers, hun werk en 1.
Van bekijken naar begrijpen (betekenis, belevenis, uitdaging) ‘Waar moet ik naar kijken?’, ‘Is dit echt kunst?’ en ‘De tekst op het bordje maakt dat ik me dom voel.’ Zomaar een aantal veelvoorkomende gedachten van museumbezoekers die onderzoekers verzamelden. Het publiek is er steeds minder op toegerust om cultuur goed te begrijpen. Velen hebben er bovendien steeds minder de tijd of het geduld voor. Het is dus zaak dat instellingen kritisch nadenken hoe het overdadige cultuuraanbod hun doelgroepen werkelijk bereikt en raakt. Verkochte kaartjes tellen voldoet niet meer. Voor een duurzame verbinding met het publiek is het ook de kwaliteit van de ervaring die telt. De cultuurinstelling van de 21e eeuw schept een kader voor meer begrip en verbinding tussen makers en publiek.
2.
Van bestoken naar betrekken (van bezoekers naar fans; co-creatie) Veel instellingen zijn gericht op zenden, maar het is ook belangrijk om het publiek te betrekken en in dialoog met het publiek te gaan. Dat kan door te werken met amateurs of andere kleinere, professionele (culturele) partners. Door maatschappelijke gebeurtenissen zoals feestdagen onderdeel te maken van de programmering, daar zichtbaar te zijn en meer te werken op basis van vragen van opdrachtgevers en/ of het publiek. Probeer als instelling een gemeenschap van fans op te bouwen. Deze zullen vanzelf in donateurs veranderen. De dialoog moet belangrijker worden dan de kaartverkoop. De cultuurinstelling van de 21e eeuw weet dat publiek betrekken mensenwerk is.
3.
Van binnenkant naar buitenkans (andere plekken, andere kanalen) Een instelling moet zich niet alleen binnen het gebouw profileren, maar juist naar buiten treden, zowel fysiek als via virtueel via andere media. Nu zijn instellingen nog te veel naar binnen gericht. De cultuurinstelling van de 21e eeuw gebruikt stad en land, media en zelfs winkels als speelveld.
De optelsom van deze bewegingen moet leiden tot een hoger bereik van de culturele producten en diensten, meer inkomsten, nieuw (toekomstig) publiek, meer maatschappelijke binding, meer draagvlak en regionale impact, meer aandacht en rumoer: -
verdieping: bestaand publiek vaker laten komen;
-
verbreding: nieuw publiek werven;
-
verrassing: bestaand publiek (telkens) iets nieuws bieden;
-
vernieuwing: nieuw publiek iets speciaals bieden.
van bekijken naar begrijpen (betekenis, belevenis, uitdaging)
van bestoken naar betrekken (van bezoekers naar fans, co-creatie)
van binnenkant naar buitenkans (andere plekken, andere kanalen)
Bestaand aanbod
Nieuw aanbod
Bestaande doelgroepen
Verdieping
Verrassing
Nieuwe doelgroepen
Verbreding
Vernieuwing
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
het publiek optimaal te verbinden. Dit door in te zetten op drie bewegingen (Koers Kunst, 2011):
In h o u d – in v u l li n g
PAGINA
16
4. 2
De programmering van een cultuurinstelling valt uiteen in de volgende drie hoofdcategorieën:
Kernprogramma
cultuur instelling Beleving en context
Service en gemak
uiteenlopende activiteiten om diverse disciplines en crossovers daartussen beter, anders en leuker te ervaren
activiteiten en faciliteiten die het bezoek prettig en praktisch maken
Het kernprogramma bestaat uit de reguliere vertoningen, voorstellingen en tentoonstellingen, previews en events. Beleving & context zijn activiteiten die er op gericht zijn om de kernprogrammering beter, anders en leuker te ervaren. Showaround
Festiviteiten/ culinair
Forum/ educatie
Tijdelijke en permanente rondleidingen
Clubavonden
Inleidingen en nagesprekken
Logeren in een kunstwerk
Evenementen
Ontmoetingen
Open repetities
BBQ’s
Lezingen en debatten
Deels open ateliers/ artist in residence
Voorstellingen en tentoonstellingen in
Cursussen en workshops
en audiotours
combinatie met ontbijt, lunch, brunch of diner Deels open werkplaatsen
College en lessen
Service & gemak zijn verschillende activiteiten en faciliteiten die het bezoek prettig en praktisch maken. Dit zijn op zichzelf meestal geen culturele activiteiten, maar passen wel bij het kernprogramma. Verblijven
Horeca/ winkelen
Verhuur
Ontspannen en ontmoeten
Koffie drinken
Presentaties
Werken
Ontbijten, lunchen, dineren
Congressen en seminars
Recreëren
Borrelen en uitgaan
Bedrijfsuitjes, (kinder)feesten
Kinderopvang
Winkel van culturele producten (catalogi,
Vergaderingen en recepties
kunst, design, mode, boeken, magazines, cd’s, dvd;s enz.)
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
kunstdisciplines en crossovers daartussen in uiteenlopende formats en snelheden
PAGINA
17
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
PAGINA
18
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Naast de reguliere voorstellingen en tentoonstellingen kan een cultuurinstelling ook interessante kruisbestuivingen (mengvormen en combinaties van kunstdisciplines) presenteren:
Film reguliere voorstellingen
theaterfilms muziekfilms
kunstfilms filmkunst
festivals themaseries familieactiviteiten schoolactiviteiten
Theater reguliere voorstellingen
Beeldende kunst kunsttheater performances
reguliere tentoonstellingen
Bij crossovers gaat het onder meer om theaterfilms (films en documentaires over theatermakers, verfilmingen en theaterstukken en (live) registraties van theater), muziekfilms ((stomme) films met live muziek, muziekfilms en documentaires en (live) registraties van concerten), kunstfilms en filmkunst (videokunst, films en documentaires van en over moderne kunst(enaars)), kunsttheater en beeldende kunst performances (voorstellingen over kunst(enaars), optredens van kunstenaars of voorstellingen met een sterk beeldend of kunstzinnig karakter). Bij multidisciplinaire festivals of themaseries worden voorstellingen en tentoonstellingen gecombineerd aangeboden in de vorm van festivals of rondom toegankelijke thema’s.
PAGINA
vergroten. Voor bijvoorbeeld gezinnen en scholen worden doelgroeparrangementen georganiseerd.
19
Het bundelen van activiteiten is natuurlijk ook interessant om het bereik van specifieke doelgroepen te verbreden en
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
De geschetste ontwikkelingen vereisen meer vraaggerichtheid (beleving & context), meer klantgerichtheid (service & gemak) en meer ondernemerschap (samenwerking) van de culturele instellingen. Voor wat betreft de vraag- en klantgerichtheid helpt het om meer oog te hebben voor de diversiteit van doelgroepen en om met andere aanbieders en actief publiek verbeterde product-markt-combinaties en arrangementen te ontwikkelen.
Liefhebbers
Omnivoren
Passanten
Veel voorstellingen
Best veel voorstellingen
Soms een voorstelling
Trouw aan discipline
Wisselende discipline
Soms cultuur
Trouw aan gezelschap
Wisselende zalen
Gekoppeld aan verblijf
Vaak abonnement
Soms keuzeseries
Impulsief
Jaarplanning
Enkele weken vooruit
Op de dag zelf
Vaak relatief ouder
Alle leeftijden
Vaak relatief jong
Bij ondernemerschap gaat het er om de slagkracht te vergroten door samenwerking: -
een gezamenlijke gebruiksexploitatie verkleint de kwetsbaarheid van doelmatig beheer, adequate (technische) ondersteuning, krachtige invulling van de educatiefunctie en effectieve pr en marketing;
-
een gezamenlijke bedrijfsexploitatie prikkelt de eerder geschetste inhoudelijke bewegingen naar een passende invulling van beleving & context en service & gemak;
individuele bedrijfsexploitatie
individuele bedrijfsexploitatie
PAGINA
individuele bedrijfsexploitaties borgen het behoud van inhoudelijke kwaliteiten, concurrerende identiteiten en actieve vrienden en vrijwilligers.
20
-
individuele bedrijfsexploitatie
gezamenlijke bedrijfsexploitatie
gezamenlijke gebruiksexploitatie
Plan A, B en C verschillen in de mate van en wijze waarop ze invulling geven aan de noties van beleving & context, service & gemak, kruisbestuiving, vraaggerichtheid, klantgerichtheid en ondernemerschap: -
Het zwaartepunt van de publieksstrategie van MMKA en SA ligt in plan B op verdieping en verrassing: het bestaande publiek vaker te laten komen en deze (telkens) iets nieuws te bieden. Voor FFA ligt het zwaartepunt eveneens op verdieping, maar wordt met het ruimere aanbod ook ingezet op verbreding: het werven van nieuw publiek.
-
In de geclusterde opzet van plan A en C laten beleving & context en service & gemak zich gemakkelijker en effectiever organiseren. Voorts geldt dat kruisbestuivingen (crossovers, die duiden en reflecteren; multidisciplinaire festivals, die een belevenis zijn; en doelgroeparrangementen, die uitdagen) minder als bijzaak van de kernprogrammering worden ingezet. Kortom, meer nadruk op verbreding en vernieuwing van het publiek en het vergroten van het (regionale) bereik.
-
Voor wat betreft de organisatie verschillen de drie plannen in de mate waarin het opportuun is de krachten te bundelen. Voor de geclusterde varianten (plan A en C) ligt dit meer voor de hand dan voor de variant waarin de functies separaat gehuisvest blijven (plan B).
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
gebouwexploitatie
5. 1
G eb o u w – o p g av e
PAGINA
GEBOUW
21
5
De eerder geschetste ontwikkelingen hebben ook consequenties voor het (ideale) gebouw waarin diverse culturele activiteiten plaatsvinden (Beyond the black box and the white cube, LaGroup, 2011). Wij onderscheiden zes belangrijke eigenschappen:
SLOW STAY: musea en theaters om langer te blijven (third place)
ACHTER DE SCHERMEN: het cultuurbedrijf in de schijnwerpers (kunst in bedrijf)
UITERLIJK VERTOON: cultuurgebouwen met een gezicht (icoon)
BINNENSTEBUITEN: omgeving als culturele etalage (buiten de muren)
GEBOUWVERRIJKING: een rijker en gevarieerder cultuurbezoek (multifunctionaliteit)
Open huis: het gebouw is (grotendeels) voor iedereen toegankelijk en kent ruime openingstijden. Je krijgt als bezoeker en als passant mee wat er binnen en in de omgeving gebeurt. Referenties: -
uitzicht mee ontwerpen (Tate Modern in Londen; Glaspaleis in Heerlen; ICA in Boston; Insel Hombroich; Muziekgebouw in Amsterdam);
-
uitzicht creëert een sense of place (MAS in Antwerpen; Metropolitan Museum in New York); binnen buiten zichtbaar maken (Alice Tully Hall in New York; The New Museum in New York; Natuurhistorisch Museum Rotterdam; Design Museum in Londen);
-
gebouw en omgeving die in elkaar overvloeien (Chichu Art Museum in Naoshima; Parktheater in Eindhoven; Wyle Theatre in Dallas).
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
OPEN HUIS: liever een uitnodigend gebouw dan een dichte doos (uitzicht en inkijk benutten)
musea en theaters als third place (café/ restaurant Kunsthal (Rotterdam), Verkadefabriek (Den Bosch));
-
trekt bezoekers en niet-bezoekers aan (een plein als foyer (Guggenheim Museum in New York; Pinakothek der
PAGINA
-
22
Slow stay: het gebouw biedt je mogelijkheden om langer (en zonder bezoek aan cultuur) te verblijven. Dus een cultuurgebouw met een hoge verblijfskwaliteit. Referenties:
Moderne in Munchen; Tate Modern in Londen)); -
foyer als tentoonstellingsruimte, unticketed spaces (Munch Museum in Oslo; Curve Theatre in Leicester);
-
losse volumes met overkapping ertussen; publieke straat die door het gebouw heen slingert (MAS in Antwerpen;
Achter de schermen: het gebouw is zo ontworpen dat je als bezoeker en als passant zoveel mogelijk meekrijgt van wat er achter de schermen gebeurt. Referenties: -
de marketing van het laden en lossen (Tamayo Museum in Atizapan; Patronaat in Haarlem; Curce Theatre);
-
niet alleen het resultaat tonen, maar ook de making of (BBC Music Centre in Londen; MAD in New York;
-
bezoekers in het depot (Museum Liaunig in Neuhaus; National Music Center in Calgary).
Museum van Speelklok tot Pierement in Utrecht);
Uiterlijk vertoon: het gebouw is duidelijk in de stad zichtbaar en is herkenbaar als cultuurgebouw. Het gebouw biedt (bijvoorbeeld via de gevel of vitrines) mogelijkheden om 24/7 cultuur aan de omgeving te presenteren. Het gebouw heeft één totaalidentiteit. Referenties: -
banieren, billboards en reuzenagenda’s (Musee de quai Branly in Parijs; Fondation Cartier in Parijs);
-
oplichtend museum en nasmeulend theater (Museum of Contemporary Art in Sydney; Hamburger Kunsthalle in Hamburg; Lentos Art Museum in Linz);
-
museum en theater binnenstebuiten gekeerd (Schaulager in Basel; Kunsthaus in Graz).
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Kenniscluster in Arnhem; Casa da Musica in Porto).
PAGINA
functie. De buitenkant van het gebouw en de directe omgeving zijn ontworpen op het mogelijk maken van
23
Binnenstebuiten: de omgeving wordt als onderdeel van het gebouw benut, ontworpen en sluit aan op de culturele buitenprogrammering (activiteiten in de openlucht). Referenties: plein als onderdeel van cultuurgebouw (Centre Pompidou);
-
bezoekers op het dak (Norske Opera & Ballett in Oslo);
-
groen cultuurbezoek (Musee de quai Branly; Fondation Cartier; Kroller Muller Museum);
-
randen benutten (Beelden aan Zee in Scheveningen; Royal Ontario Museum in Toronto);
-
doorgaande routes meeontwerpen (STUK in Leuven; Kenniscluster; Museum of Image and Sound in Rio de Janeiro).
Gebouwverrijking: het gebouw kan als geheel en de gehele dag worden gebruikt voor uiteenlopende activiteiten. Het gebouw biedt plekken en mogelijkheden voor adhoc en spontane activiteiten. Referenties: -
café, restaurant en winkel met eigen identiteit en uitstraling ook interessant voor niet-bezoekers (GEM/ Fotomuseum in Den Haag; Graphic Design Museum in Breda);
-
samensmelting van café, restaurant en winkel met museum (Palais de Tokyo in Parijs);
-
juiste plek voor randprogrammering (Museum of Image and Sound in Rio de Janeiro; Guggenheim; de Young Museum in San Fransisco).
5. 2
G eb o u w – in v u ll in g
Het invullen van deze gebouwelijke opgave is bij nieuwbouw in een binnenstedelijke herontwikkeling bijzonder kansrijk. Nieuwbouw van het kunstencluster (plan A), een filmtheater (plan B) en een cluster van film- en beeldende kunst (plan C) bieden dus de meeste aanknopingspunten. Ook bij bestaande accommodaties is het mogelijk om een aantal van de genoemde opgaven een plek te geven. De beoogde uitbreiding van het museum (plan B) leent zich bijvoorbeeld voor ingrepen die aansluiten bij de noties van
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
-
PAGINA
mogelijkheden. In combinatie met de plannen voor Musis Sacrum (plan B en C) zien wij echter weer wel
24
‘uiterlijk vertoon’ of ‘binnenstebuiten’. Voor de huidige schouwburg (plan B en C) zijn er nadrukkelijk minder aanknopingspunten. Over het algemeen stellen wij dat plan B, vanwege de separate huisvesting, onvoldoende massa ontwikkelt om effectief invulling te geven aan de belangrijke ‘slow stay’-opgave. Plan A en C doen dit beter.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
6. 1
G eb ied – o p g av e
PAGINA
GEBIED
25
6
Het zuidelijke deel van de Arnhemse binnenstad is na 50 jaar toe aan een forse opknapbeurt. Met de gebiedsontwikkeling Rijnboog zet de gemeente in op (i) het versterken van de relatie tussen de binnenstad en de rivier, (ii) het revitaliseren van het zuidelijke deel van de binnenstad met een goede programmatische mix van (iii) Arnhemmers graag verblijven en trots op zijn.
Al decennia lang worden culturele functies ingezet als katalysator van stedelijke vernieuwing. Bij de ontwikkeling van stedelijke gebieden worden nieuwe cultuurgebouwen (theaters, musea) ingepland om een gebied imago, prestige en levendigheid te geven. Culturele voorzieningen kunnen immers zorgen voor kwaliteit, herkenbaarheid en aanzien, bezoekersstromen op gang brengen en maken een plek zo fysiek aantrekkelijker. Dit heeft vervolgens effect op de economische waarde van een gebied en de kans van slagen van de ontwikkeling ervan. Een investering in een culturele voorziening is vaak een overheidsinvestering en wordt als een soort sign of approval opgevat. Als de overheid bereid is te investeren, zou dat betekenen dat er vertrouwen bestaat in het potentieel en het slagen van het gebied. Dit is prettig voor projectontwikkelaars, die op basis hiervan weer andere, commerciële investeerders kunnen aantrekken voor andere voorzieningen. Culturele voorzieningen leveren een belangrijke bijdrage aan de recreatieve aantrekkingskracht, de verhoging van de bezoekfrequentie, de verlenging van de verblijfsduur en de vergroting en verbreding van het publieksbereik van een gebied. De economische spin-off voor commerciele (leisure)functies, in termen van omzet en werkgelegenheid en de waarde van het vastgoed (op termijn) is groot. Voorbeelden: Gugenheim (Bilbao), Tate Modern (Londen), Baltic (Newcastle), The Lowry (Manchester), MAS (Antwerpen), Groningermuseum (Groningen), Van Abbemuseum (Eindhoven).
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
wonen, (iv) winkelen, (v) cultuur en (vi) hoogwaardige openbare ruimten, uitmondend in (vii) een plek waar
PAGINA
-
veel publiek trekt en daarmee overdag en ’s avonds levendigheid genereert in het gebied;
26
Vanuit het perspectief van de gebiedontwikkeling Rijnboog is er behoefte aan een culturele functie die: -
via de culturele activiteiten in en rondom het gebouw het gebied identiteit geeft en daarmee andere ontwikkelingen stimuleert;
-
via het hoogwaardige (iconische) ontwerp van het gebouw laat zien dat de gemeente vertrouwen heeft in de gebiedsontwikkeling en daarmee de geloofwaardigheid van het plan bekrachtigt en het tempo van de gebiedsontwikkeling en -realisatie versnelt.
G eb ied – in v u l li n g
Plan A, B en C verschillen in de mate waarin ze slagen in het invullen van de belangen vanuit het perspectief van de gebiedsontwikkeling: -
Plan A trekt vanwege de clustering van drie belangrijke presentatiefuncties (filmtheater, museum en schouwburg) het meeste publiek. Door het gespreide bezoek genereert het zowel overdag als ’s avonds levendigheid. De aard en omvang van de drie functies, hun stevige culturele programma’s, het vernieuwende concept van het cluster en de positionering aan de Rijnkade pleiten voor een hoogwaardig ontwerp van het gebouw. Het kunstencluster wordt een stedenbouwkundig icoon, een landmark. Dit onderstreept de geloofwaardigheid van het plan en stimuleert ontwikkelingen in het gebied.
-
Plan B zet in op de realisatie van een opgeschaald filmtheater in het Rijnbooggebied. De museum- en schouwburgfuncties blijven op hun huidige locatie. Plan B genereert dus nadrukkelijk minder bezoeken dan plan A en C. Bovendien ligt het zwaartepunt van bezoek vooral ’s avonds. Er is dus geen sprake van een gespreide levendigheid. Tenslotte ligt het bij alleen een filmtheater minder voor de hand een stedenbouwkundig icoon te ontwerpen. Temeer omdat positionering aan de Rijnkade niet opportuun is. Bij een standalone filmtheater wordt
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
6. 2
-
Plan C betekent naar verwachting hetzelfde voor het Rijnbooggebied als plan A.
PAGINA
te gering is.
27
namelijk geopteerd voor een locatie dichter tegen de binnenstad. Dit omdat de verwachte standalone-trekkracht Hoewel er slechts twee
presentatiefuncties (filmtheater en museum) worden geclusterd (en het dus minder bezoeken genereert) profiteert het gebied wel van gespreid bezoek, een krachtig (identiteitscheppend) programma en een stedenbouwkundig icoon waarmee de geloofwaardigheid van de gebiedsontwikkeling wordt versterkt en het tempo wordt verhoogd. programmering van de openbare ruimte.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Voor plan A en C geldt voorts dat de verbinding met het kenniscluster interessant is. Met name in relatie tot de
7. 1
Uit ko m st en
PAGINA
GELD
28
7
Onderstaande tabel geeft een beeld van de integrale exploitatieresultaten van plan A, B en C. Hierin zijn de gebouw-, gebruiks- en bedrijfsexploitaties meegenomen. Investeringsraming
Plan A
18.540
76.820.000
Nieuwbouw Kunstencluster
18.540
76.820.000
Plan B
14.780
38.100.000
Nieuwbouw FFA
2.490
11.900.000
Renovatie + uitbreiding MMKA
4.850
8.000.000
Renovatie SA
7.450
18.200.000
15.970
50.300.000
Nieuwbouw FFA + MMKA
8.520
32.100.000
Renovatie SA
7.450
18.200.000
Renovatie + uitbreiding MS
7.260
13.950.000
Plan C
Renovatie MS
6.940.000
Uitbreiding MS
7.010.000
Eenmalige bijdrage
Exploitatieresultaat
18.300.000
-1.010.000
2.000.000
+450.000
16.600.000
+400.000
6.050.000
-560.000
De tabel laat zien dat plan A (kunstencluster), vanwege de bijgestelde opdracht, financieel niet haalbaar is. Er is een structureel tekort van € 1,01 mio per jaar. Dit tekort ontstaat omdat wij gedurende de afgelopen jaren de raadsopdracht kregen om (steeds) meer (toekomstige) kosten met hetzelfde kaderstellende budget te dekken. Oorspronkelijk was het budget bedoeld om de kapitaallasten van de initiële investering te dekken. Inmiddels is de dekkingsopgave verbreed naar kapitaallasten vervangingsinvesteringen, kosten van preventief en correctief onderhoud, gebruikskosten, programmeringskosten en zelfs een deel van de kosten van de ambities voor MS. De exploitatieresultaten van plan B en C laten een substantieel overschot zien. Deze overschotten zijn zeker voldoende om de noodzakelijke renovatie en modernisering van MS te dekken. Ze leggen een stevige financiële basis onder de nog nader uit te werken uitbreidingsplannen voor MS.
7. 2
T o eli ch t in g a lg em e en
De investeringsramingen zijn gebaseerd op (veilige) ramingen van BBN d.d. september 2012. De eenmalige bijdrage is de geraamde optelsom van (provinciale) subsidies, opbrengsten uit fondsen en sponsorwerving en opbrengsten uit vertreklocaties. De (grote) verschillen tussen de plannen worden als volgt verklaard: -
Voor plan A heeft de provincie een bijdrage van € 10,0 mio (Gelder Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO)) en € 1,25 mio (Culturele Infrastructuur (CI)) gereserveerd. Op basis van contacten met de provincie verwachten wij dat deze bijdrage voor plan C gehandhaafd blijft. Voor plan B verwachten wij dat de GSO-bijdrage van € 10,0 mio vervalt omdat dit plan geen/ nauwelijks meerwaarde oplevert voor de gebiedsontwikkeling Rijnboog, waarop het GSO is gericht. Wel verwachten wij dat de CI-bijdrage van € 1,25 mio gehandhaafd blijft. Zowel ambtelijk als bestuurlijk zijn wij hierover met de provincie in overleg.
-
Voor wat betreft opbrengsten uit fondsen en sponsoring wordt bij plan A en C ingezet op € 2,5 mio. Bij plan B gaan wij uit van € 0,75 mio.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
M2 bvo
PAGINA
Uiteraard verschillen per de plan de geraamde opbrengsten uit vertreklocaties. Bij plan A worden de huidige locaties van FFA (Korenmarkt 42-43), MMKA (Utrechtseweg 87-89) en SA (Koningsplein 10-12) afgestoten. Bij
29
-
plan C blijft SA in bezit. Bij plan B wordt alleen het huidige FFA afgestoten. De exploitatieresultaten vereisen een uitgebreide toelichting. Daarom presenteren wij in de onderstaande tabellen de globale onderliggende berekeningen. Allereerst een overzicht van het resultaat van de gebouwexploitatie van de diverse plannen.
Bijdrage gebouwexploitatie Resultaat gebouwexploitatie
Plan B
Plan C
-3.000.000
-1.860.000
-1.610.000
2.950.000
2.950.000
2.950.000
5
+1.090.000
+1.340.000
-50.000
De vereiste kapitaallastenbudgetten bij de diverse plannen zijn berekend met behulp van een (door externen getoetst) exploitatiemodel (BMC, januari 2010). Dit model berekent grofweg het volgende: -
Voor plan A, B of C wordt een bestemmingsreserve opgebouwd. Deze reserve wordt gevuld door eenmalige bijdragen (subsidies, sponsoring, opbrengsten vertreklocaties) en de (gebouw)exploitatievoordelen tot en met het jaar van oplevering.
-
Op basis van de investeringsraming voor de diverse plannen worden de jaarlijkse beheer- en exploitatiekosten van de eigenaar (lees: gemeente) berekend. Dit zijn de kapitaallasten van de initiële investering, de kapitaallasten van de vervangingsinvesteringen op termijn en de vaste gebouwgebonden exploitatiekosten (het eigenaarsdeel van de belastingen, heffingen en verzekeringen en het correctieve en preventieve eigenaarsonderhoud).
-
Tegenover deze kosten staat dekking: een structureel kapitaallastenbudget van € 2,95 mio per jaar, de huurbijdragen van FFA en de overgehevelde huisvestingsbudgetten van de gemeentelijke werkmaatschappijen MMKA en SA.
-
Omdat deze bijdragen gebaseerd zijn op de vaste huisvestingsbudgetten in de huidige begrotingen van deze instellingen is de dekking onvoldoende. Er is een tekort.
-
Voor dit tekort wordt een beroep gedaan op de genoemde bestemmingsreserve. Al naar gelang de omvang van het tekort wordt er jaarlijks een onttrekking gedaan uit deze reserve. Dit voor zover het saldo van de reserve toereikend is.
-
Het streven is om de accommodaties van plan A, B of C 40 jaar te beheren en exploiteren. Dit betekent dat de stand van de bestemmingsreserve gedurende 40 jaar groter of gelijk aan nul moet zijn.
Kortom, het exploitatiemodel berekent het verloop van de bestemmingsreserve voor plan A, B of C gedurende 40 jaar exploiteren van de betreffende accommodaties door hierin de verschillende eigenaarslasten te betrekken. Op basis van het verloop van deze reserve is vast te stellen in hoeverre de exploitatie van de plannen kostendekkend is of kan worden. Voor het doorrekenen van de gebouwexploitatie van MS (zie eerste tabel van dit hoofdstuk) deden wij hetzelfde. Naast de gebouwexploitatie moeten ook de gebruiks- en bedrijfsexploitatie financieel haalbaar zijn. Onderstaande tabel geeft een totaaloverzicht.
5
In de Haalbaarheidsrapportage Kunstencluster d.d. mei 2012 had het ambitiescenario van het kunstencluster nog een geraamd
overschot op de gebouwexploitatie van € 90.000 per jaar. In de voorliggende verkenning presenteren wij een tekort omdat wij ervoor gekozen hebben om een aantal baten (o.a. verhuur horeca) onder te brengen in de (gezamenlijke) gebruiksexploitatie.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Plan A Vereiste kapitaallastenbudget
Plan C
Gezamenlijke gebruiksexploitatie
n.v.t.
-440.000
-50.000
n.v.t.
-50.000
Individuele gebruiksexploitatie FFA
n.v.t.
-100.000
n.v.t.
Individuele gebruiksexploitatie MMKA
n.v.t.
-170.000
n.v.t.
Individuele gebruiksexploitatie SA
n.v.t.
-900.000
-900.000
Individuele bedrijfsexploitatie FFA
-250.000
-270.000
-270.000
Individuele bedrijfsexploitatie MMKA
-1.780.000
-2.510.000
-2.370.000
Individuele bedrijfsexploitatie SA
-1.300.000
-1.450.000
-1.450.000
Totaal resultaat exploitaties
-5.220.000
-5.400.000
-5.480.000
+260.000
+260.000
+260.000
Huidige subsidiebijdrage MMKA
+2.630.000
+2.630.000
+2.630.000
Huidige subsidiebijdrage SA
+2.230.000
+2.230.000
+2.230.000
Gezamenlijke bedrijfsexploitatie
Beschikbare dekking Huidige subsidiebijdrage FFA
Resultaat gebouwexploitatie
-50.000
+1.090.000
+1.340.000
-860.000
-360.000
-580.000
Totaal beschikbare dekking
+4.210.000
+5.850.000
+5.880.000
Exploitatieresultaat
-1.010.000
+450.000
+400.000
Vaste gebouwgebonden huisvestingsbudgetten/ huurbijdragen
Plan A kent een stevige gezamenlijke gebruiksexploitatie omdat veel gebruiksgerelateerde zaken (beheer, schoonmaak, ict, ticketing, garderobe, verhuur, horeca enz.) gezamenlijk worden georganiseerd. Bij plan B gebeurt dit niet. Bij plan C is er een begin, maar moet eventuele verdergaande samenwerking nog worden verkend. De gezamenlijk bedrijfsexploitatie betreft het budget van € 50.000 dat in plan A en C is opgenomen voor gezamenlijke programmering. Bij plan B is dit niet aan de orde. De individuele (gebruiks-) en bedrijfsexploitaties laten veel variatie zien. Bij plan A zijn de resultaten voor subsidies minder negatief dan in plan B en C omdat de gebruiksgerelateerde kosten in de gezamenlijke gebruiksexploitatie zijn opgenomen en er hogere opbrengsten uit o.a. horeca, winkel en verhuur worden gerealiseerd. Bij plan C zie je dezelfde (maar minder grote) verschuiving. Bij plan B zijn er alleen individuele gebruiks- en bedrijfsexloitaties waarbij activiteiten als horeca, winkel en verhuur vanwege de beperkte massa vooral ondersteunend blijven en dus minder rendement hebben. Bij de beschikbare dekking onderscheiden wij de volgende onderdelen: -
de (reguliere) gemeentelijke subsidies voor de betrokken instellingen;
-
het resultaat op de gebouwexploitatie, die conform de raadsopdracht mag worden aangewend ter dekking van
-
de vaste gebouwgebonden huisvestingsbudgetten (in de huidige exploitaties) van de afzonderlijke instellingen
de overige exploitaties; zijn als dekking (lees: huurbijdragen) ingezet voor de gebouwexploitatie. Deze moeten dus nog in mindering worden gebracht op de huidige subsidie. Dit alles mondt uiteindelijk uit in het integrale exploitatieresultaat van plan A, B en C.
7. 3
T o eli ch t in g b ez o e kp r o g n o se s en b ed ri jf sr es u lt at en
De verwachte toename van bezoeken heeft een positief effect op de bedrijfsresultaten van de verschillende functies. Dit positieve effect is behoudend geraamd:
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
-1.840.000
PAGINA
Plan B
30
Plan A Exploitatieresultaten voor subsidies
opschaling van de programmering (meer voorstellingen) met een gelijkblijvende gemiddelde (tot licht stijgende)
PAGINA
Voor FFA en SA geldt dat de opschaling van de functionaliteit (meer zalen, meer stoelen) in combinatie met de
31
-
zaal-/ stoelbezetting leidt de indicatieve culturele meerwaarde zoals verwoord in hoofdstuk 1 van deze verkenning. Deze prognoses zijn door externe experts getoetst. -
Voor MMKA geldt dat de opschaling van de functionaliteit en de inhoudelijke programmering resulteert in meer bezoeken. Ook deze prognoses zijn door externe experts getoetst.
Het positieve effect van ‘een nieuw gebouw’ is buiten beschouwing gelaten. Dit ondanks de aannemelijkheid van een -
Toneelschuur (Haarlem): haalde in 2002 nog 64.000 bezoeken. Werd in 2003 geopend en bereikt nu ca. 125.000 bezoeken per jaar.
-
Verkadefabriek (Den Bosch): werd halverwege 2004 geopend. Het initiële bedrijfsplan raamde 60.000 bezoeken per jaar. Het eerste exploitatiejaar stond de teller op 110.000 bezoeken (toen nog met 3 film- en 2 theaterzalen). In 2011 werd een record van 175.000 bezoeken gehaald (inmiddels met 5 film- en 2 theaterzalen).
-
Museum aan de Stroom (Antwerpen): werd in mei 2011 geopend. In november 2011 stond de teller al op 600.000 bezoeken.
-
Drents Museum (Assen): bereikte gemiddeld ca. 85.000 bezoeken per jaar. Werd in november 2011 na een verbouwing en uitbreiding heropend. Na vier maanden stond de teller op 100.000 bezoeken, waarvan 70% van buiten Drenthe.
-
Eye (Amsterdam): het filminstituut (een combinatie van filmarchief, filmmuseum en filmtheater) bereikt voor de nieuwbouw ca. 100.000 bezoeken per jaar. In de nieuwe opzet moet het 225.000 bezoeken per jaar halen. Eye werd in april 2012 geopend. Na twee maanden stond de teller op 70.000 bezoeken.
-
Amphion (Doetinchem): gaat ondanks een vermindering van het aantal voorstellingen (van 250 naar 200) toch voor 100.000 bezoeken. De gemiddelde bezettingsgraad is 75% (hoger dan SA). Het streven is deze stapsgewijs te verhogen naar 78% en 80%.
Kortom, onze aannames voor wat betreft de bezoekprognoses zijn voorzichtig. De groeipotentie bij ‘een nieuw gebouw’ is groot.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
dergelijk effect:
PAGINA
BEHEERSB AARHEI D
32
8
Plan A, B en C verschillen in de mate waarin ze beheersbaar zijn in relatie tot (i) uitvoering, (ii) ruimtelijke procedures, (iii) bestuurlijke en ambtelijke slagkracht en (iv) financiën. Het onderstaande benoemt beknopt de belangrijkste verschillen. In relatie tot de uitvoering zijn plan B en C beter beheersbaar dan plan A. Dit vanwege de omvang, de schaal en de organisatie. Het is geen sinecure om met meer partijen een multifunctionele accommodatie te ontwikkelen. Plan B en C zijn minder complex omdat de opgave wordt opgeknipt. Plan B lijkt in de uitvoering meer beheersbaar omdat het dichter bij de bestaande (inhoudelijke en organisatorische) uitgangssituatie blijft. Daar staat echter tegenover dat het aanpassen van monumenten vaak tot verrassingen leidt. Ook in relatie tot ruimtelijke procedures geldt dat plan A minder beheersbaar is. Voor de bouw van het kunstencluster moeten namelijk nog additionele gronden worden verworven. Tegenvallende onderhandelingen kunnen tot grote vertragingen leiden en zetten daarmee de projectfinanciën onder druk. Voor plan B en C geldt dit niet/ minder. Wel zijn er de gebruikelijke (en op onderdelen gevoelige) planprocedures voor de beoogde nieuwbouw in Rijnboog en voor de evt. beoogde uitbreiding van het museum. Plan A blijkt in meerdere opzichten te groot voor Arnhem. Het draagvlak voor dit plan is gering. Plan B en C lijken op meer draagvlak te kunnen rekenen en profiteren daarmee naar verwachting van homogener en consistenter bestuurlijk en ambtelijk handelen. In relatie tot financiën is plan B het best beheersbaar. Plan A en C zijn namelijk het meest afhankelijk van eenmalige externe dekkingsbronnen: provinciale subsidie, opbrengsten uit sponsor- en fondsenwerving, opbrengsten uit af te stoten vertreklocaties. Die afhankelijkheid brengt meer risico’s met zich mee. Daar staat tegenover dat deze risico’s, ver aan de voorkant van het project, in de ogen van de projectleiding goed te managen zijn.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
complexiteit van de opgave met betrekking tot het gebouw, maar nadrukkelijk ook met betrekking tot de inhoud en
PAGINA
ADDI TIONELE PROGR AMM A’ S
33
9
In de discussie over de huisvesting van FFA, MMKA en SA worden er ook verbanden gelegd met andere culturele huisvestingsdossiers: de verbetering van de depotsituatie bij het museum; de behoefte van Toneelgroep Oostpool aan twee extra productiestudio’s en de ideeën over een culturele broedplaats in Rijnboog. Deze additionele vraagstukken/ programma’s worden in dit hoofdstuk belicht en kwalitatief verbonden met de keuze voor plan A, B of C.
Dep o t s it iu a t i e G em e e n t e M u se a Ar n h e m
De gemeentelijke museale collectie is op diverse plekken in en rondom Arnhem (een deel zelfs in Amsterdam) gehuisvest. De huidige depots van Gemeente Musea Arnhem (GMA) voldoen veelal niet aan de huidige eisen van klimaat- en arbeidsomstandigheden. Bovendien sluiten ze qua capaciteit niet aan bij de toekomstige behoeften. Er ligt dus een opgave om de depotsituatie te verbeteren en te optimaliseren. In totaal beschikt het museum over 950 m2 nvo depot: 440 m2 intern en 510 m2 extern. Recent is de museale collectie opnieuw geïnventariseerd. Op basis hiervan is een ruimtelijke vertaling gemaakt. De totale ruimtebehoefte inclusief verkeersruimte en ontwerpmarges voor een adequate en optimale opslag van de huidige collectie is 1.225 m2 bvo. Hierbij is geen rekening gehouden met de eventuele groei van de collectie. Wanneer we uitgaan van een gemiddelde groei van 2% voor de komende 10 jaar dan is de depotbehoefte ca. 1.500 m2 bvo. Voor de toekomstige depotsituatie zijn drie scenario’s denkbaar: 1.
Volledig vervangen/ opschalen: met een variant van 1.225 m2 bvo of een variant van 1.500 m2 bvo
2.
Deels vervangen/ opschalen: het bestaande depot in MMKA wordt met 750 m2 bvo tot 1.000 m2 bvo (elders) uitgebreid.
3.
Minimaal vervangen: de depots in het MMKA, Singelkwartier en Oude Kraan worden gehandhaafd. Voor de resterende depotbehoefte van 500 m2 bvo wordt vervangende huisvesting gezocht.
Bij scenario 1 geldt dat de consequenties voor plan A, B of C gelijk zijn. Bij scenario 2 en 3 geldt dat de consequenties voor plan A, B of C gelijk kunnen zijn indien ervoor gekozen wordt om een deel van de museale tentoonstellingsruimten in plan A en C om te zetten naar (open)depotruimte. Dit laatste sluit naadloos aan bij de ‘achter de schermen’-gedachte die verwoord is in hoofdstuk 5, maar vereist nadrukkelijk een nadere verkenning op wenselijkheid en haalbaarheid.
9. 2
P ro d u ct ie st u d io ’ s T o n e elg ro ep O o st p o o l
Toneelgroep Oostpool is het rijksgesubsidieerde theatergezelschap in Arnhem en vervult als zodanig een belangrijke rol in de Arnhemse creatieve keten. Het huidige Huis Oostpool is een waardevolle voorziening in het Rijnboog-gebied, maar is te krap om de productie van alle voorstellingen van het theatergezelschap te accommoderen: de (parallele) productie legt een te grote claim op de zaal; de additionele ruimten die momenteel voor de productie worden gebruikt zijn er eigenlijk niet voor geschikt. Op basis hiervan ligt er een gemotiveerde behoefte voor twee extra productiestudio’s van ca. 150 m2 nvo per studio in de directe nabijheid van Huis Oostpool. Het is alleszins denkbaar en mogelijk om deze behoefte onder te brengen in de programma’s van plan A (in het kunstencluster), plan B (in combi met het nieuw te bouwen filmtheater) of plan C (in het cluster film- en beeldende kunst). De realisatie van één van deze plannen laat echter nog ca. 4-5 jaar op zich wachten. Die tijd is er niet. Vandaar dat men momenteel naar passende, tijdelijke locaties zoekt. Wij verwachten dat er begin volgend jaar een keuze gemaakt wordt.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
9. 1
PAGINA
Cu lt u r e le b ro ed p la at s in Ri jn b o o g
34
9. 3
Uit gesprekken van raadsleden met creatieve ondernemers komt de suggestie om een ouder deel aan de (rafel)rand van het Rijnbooggebied (bijvoorbeeld het Paradijsgebied of Coehoorn-Noord) te bestempelen als cultuurwijk: “waar kunstenaars door hergebruik van bestaande (leegstaande) panden hun eigen wereld kunnen vormgeven”. Hierbij gaat het niet om een additionele gemeentelijke investering, maar om het scheppen van creatieve ruimte. Dit leidt naar verwachting tot extra dynamiek tussen de formele cultuur van de gevestigde instituten en de informele cultuur Met de raadsopdracht vraagt de raad ons op deze suggestie te reageren. In hoofdstuk 6 gaven wij aan dat er vanuit het perspectief van de gebiedsontwikkeling Rijnboog behoefte is aan culturele functies die: -
veel publiek trekken en daarmee overdag en ’s avonds levendigheid genereren in het gebied; via culturele activiteiten in en rondom de gebouwen, het gebied identiteit geven en daarmee andere ontwikkelingen stimuleren;
-
laten zien dat de gemeente vertrouwen heeft in de gebiedsontwikkeling en daarmee de geloofwaardigheid van het plan bekrachtigt en het tempo van de voorgenomen ontwikkeling en realisatie daarvan versnelt.
Rijnboog heeft dus alle belang bij de vestiging van culturele basisvoorzieningen als een filmtheater, museum of schouwburg. Een (extraverte) creatieve broedplaats kan eveneens van waarde zijn: 1.
Waarde met betrekking tot de tijdelijke beheerfunctie die creatieve ondernemers vervullen in afwachting van een permanente herbestemming of herontwikkeling van een object. Hiervan zijn legio voorbeelden. SLAK bestaat ca. bij de gratie van deze waarde. Ook in het Rijnbooggebied wordt dit in praktijk gebracht: GANG, Showroom, Kwartiermakers, DTO, evenementen en festivals in het voormalige MEE-pand aan de Trans.
2.
Waarde met betrekking tot de locatiemarketing die wordt gerealiseerd door in her te bestemmen of her te ontwikkelen locaties publieksevenementen/ activiteiten te programmeren. Denk aan het publicitaire effect van het programmeren van een spraakmakend festival op een locatie waar op termijn koopappartementen, woningen, lofts e.d. worden gerealiseerd. Voorbeelden van activiteiten die in de ‘tussentijd’ van Rijnboog worden georganiseerd zijn de Kademarkten, de theatervoorstelling Prateur, het popfestival Krachtstroom, beachsport enz.
3.
Waarde met betrekking tot verevening binnen een her te bestemmen object. Startende creatieve ondernemers hebben veelal niet de financiële draagkracht om de kostprijsdekkende huur of markthuur van een (tijdelijk) herbestemd object te betalen. Het perspectief op een haalbare businesscase is te vergroten door te streven naar mixed use. Bijvoorbeeld creatieve zakelijke dienstverleners een hogere prijs te laten betalen dan het startende ontwerpbureau.
4.
Waarde met betrekking tot verevening binnen een gebied. Dit is als punt 3. Je beperkt je echter niet tot de exploitatie van één object, maar betrekt het betreffende gebied bij de businesscase. Voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van het modekwartier in Klarendal. De omvangrijke investering nu (in de verwerving en renovatie van oude winkelpanden; en het tegen gunstige voorwaarden aanbieden aan creatieve ondernemers) wordt mogelijk gemaakt door de verwachte waardeontwikkeling van het omliggende vastgoed van de investerende corporatie straks.
Voorwaarde voor bovenstaande, getrapte waardeontwikkeling is dat de vraag van de creatieve ondernemers aansluit bij het beschikbare vastgoed en vice versa. In hoeverre geldt dit voor (deelgebieden van) Rijnboog? Zonder de diverse initiatieven concreet te kennen is de kwalitatieve vraag van creatieve ondernemers grofweg als volgt: grote ruimten; lage prijzen; tenminste 5 jaar beschikbaar. Aan de vraag van grote ruimten kan worden voldaan. In het Paradijsgebied, Coehoorn-Noordoost, Nieuwstraat e.o. en Oeverstraat e.o. zijn er verschillende objecten. Deze worden door diverse partijen tijdelijk ingevuld: reguliere ondernemers, creatieve ondernemers, huis-op-pas-diensten enz. Als eigenaar regisseert de gemeente op de invulling. Hierbij wordt gezocht naar een balans tussen inhoudelijke
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
van de cultuurwijk.
PAGINA
kostendekkend beheer). Die balans is aan te passen. Maar heeft naar verwachting wel financiële consequenties.
35
doelen (levendigheid, identiteit van het gebied) en beheersdoelen (adequaat, flexibel en (waar mogelijk) De lage prijs en beschikbaarheid zijn afhankelijk van het perspectief op herontwikkeling of herbestemming. Dit perspectief ligt voor de deelgebieden Paradijs en Oeverstraat (Bartok), waarvoor de concept stedenbouwkundige plannen gereed zijn, dichterbij dan voor objecten in bijvoorbeeld Coehoorn-Noordoost, waar de planontwikkeling stil ligt. Afhankelijk van de concrete invulling van het broedplaatsinitiatief is de laatstgenoemde locatie dus kansrijk (en erg interessant in relatie tot ontwikkelingen bij ArtEZ). plan A, B of C. Hoewel, bij plan B is vestiging van een dergelijke broedplaats een must om nog iets van de beoogde identiteit van Rijnboog goed te maken.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Het vestigen van een creatieve broedplaats op deze kanslocatie in het Rijnbooggebied staat los van de keuze voor
10 . 1
Beo o r d e li n g
PAGINA
BEOORDELI NG EN ADVI ES
36
10
Wij beoordelen plan A, B en C op verschillende aspecten: 1.
Inhoudelijk: hierbij gaat het om de mate waarin het plan invulling geeft aan cultuur-inhoudelijke aspecten zoals (i) de inpasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen aan de vraag- en aanbodzijde binnen de cultuursector, (ii) ruimte
2.
Stedenbouwkundig/ ruimtelijk: hierbij gaat het om de mate waarin het plan invulling geeft aan (cultuur) planologische en economische aspecten zoals (i) meerwaarde voor de directe omgeving, (ii) meerwaarde voor de binnenstad en (iii) profilering van de stad (groen & creatief).
3.
Financieel: hierbij gaat het om de mate waarin de gebouw-, gebruiks- en bedrijfsexploitatie van het plan financieel haalbaar zijn.
4.
Organisatorisch: hierbij gaat het om de mate waarin het plan in relatie tot (i) uitvoering, (ii) ruimtelijke procedures, (iii) bestuurlijke en ambtelijke slagkracht en (iv) financiën beheersbaar is.
Per aspect maken wij een top-3 van de plannen. Nummer 1 wordt het hoogst gewaardeerd, nummer 3 het minst. Plan A
Plan B
Plan C
Inhoudelijk
1
3
2
Stedenbouwkundig
1
3
2
Financieel
3
1
2
Organisatorisch
3
1
2
10.1.1 Inhoudelijk Voor wat betreft de inhoudelijk aspecten scoort plan A nipt hoger dan plan C. Plan B volgt op enige afstand. Deze volgorde wordt ingegeven door de uitgesproken ambities voor cultuur in de onlangs vastgestelde kadernota en onze aanname dat de cultuurinstellingen in een gecombineerde voorziening effectiever invulling kunnen geven aan de opgaven om: -
zich (meer dan nu) te manifesteren als matchmaker om cultuurmakers, hun werk en het publiek optimaal te verbinden;
-
het publieksbereik te verdiepen, te verbreden en te vernieuwen;
-
in te spelen op het zich ontwikkelende aanbod;
-
meer vraag- en klantgericht te opereren;
-
de ondernemende slagkracht te vergroten;
-
en daarmee meer van de 21 eeuw te zijn.
e
Verder hebben wij bij de inhoudelijke beoordeling ook de gebouwelijke opgave en invulling betrokken. Ook op dit aspect scoort plan B het minst positief. 10.1.2 Stedenbouwkundig/ ruimtelijk Plan A, B en C verschillen het sterk in de meerwaarde die zij genereren voor de gebiedsontwikkelopgave Rijnboog. Dit aspect bepaalt dan ook de stedenbouwkundige top-3. Bij plan A en C profiteert het gebied van (i) de bezoeken aan
twee
tot
drie
activiteitenprogramma’s
belangrijke, en
(iii)
culturele een
presentatiefuncties,
stedenbouwkundig
icoon
(ii)
hun
waarmee
krachtige de
(identiteitscheppende)
geloofwaardigeid
van
de
gebiedsontwikkeling wordt versterkt en het tempo wordt verhoogd. Bij plan B is die meerwaarde er niet of nauwelijks omdat een standalone filmtheaterfunctie minder bezoeken trekt en het zwaartepunt van bezoek vooral ’s avonds ligt. Bovendien vestigt het filmtheater zich dan liever dicht tegen de binnenstad in plaats van aan de Rijnkade omdat ze een lagere verwachting heeft van de standalone-trekkracht.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
voor initiatieven vanuit de stad en (iii) verbreding en toename van het publieksbereik.
Plan A is financieel niet haalbaar en scoort in de financiële beoordeling dan ook het slechtst. De integrale
PAGINA
37
10.1.3 Financieel exploitatieresultaten van plan B en C zijn ongeveer gelijk. Plan C scoort slechter dan plan B omdat de financiële risico’s, vanwege de ingeboekte opbrengsten uit vertreklocaties en sponsor- en fondsenwerving, groter zijn. Daar staat tegenover dat deze risico’s, ver aan de voorkant van het project, in de ogen van de projectleiding goed te managen zijn.
Op het vlak van beheersbaarheid scoort plan A eveneens het slechtst. Het geringe draagvlak, de grote omvang (en dus dito complexiteit) en de financiële onhaalbaarheid klinken hierin door. Plan C en B laten zich nadrukkelijk beter beheersen, kunnen naar verwachting op meer draagvlak rekenen en profiteren daarmee van homogener en consistenter ambtelijk en bestuurlijk handelen. Bij plan B ziet de projectleiding m.n. risico’s in de aanpassing van het monumentale museumgebouw (op de gevoelige stuwwallocatie). Toch scoort plan B het best omdat de financiële risico’s van plan C groter zijn.
10 . 2
Ad v i es
Op grond van de beoordeling stellen wij dat het uiteindelijk draait om de politieke keuze of de Arnhemse gemeenteraad stedelijke of (middel)grootstedelijke ambities (met navenante (beheersbare) risico’s) koestert voor de culturele basispodia en voor het zuidelijke deel van de Arnhemse binnenstad. Dit brengt ons tot onderstaande ‘kieswijzer’. U kiest voor plan C…
U kiest voor plan B…
Als u vindt dat (middel)grootstedelijke ambities passen bij de
Als u stedelijke ambities beter vindt passen bij de (toekomstige)
(toekomstige) schaal en maat van Arnhem.
schaal en maat van Arnhem.
Als u (middel)grootstedelijke ambities heeft voor het filmtheater,
Als u stedelijke ambities heeft voor het filmtheater, museum,
museum, schouwburg en concertzaal en u inzet op bereik van
schouwburg en concertzaal en u vooral inzet op frequenter
nieuw publiek en frequenter bezoek van bestaand publiek.
bezoek van bestaand publiek.
Als u (middel)grootstedelijke ambities heeft voor de
Als u (voorlopig) geen uitgesproken ambities heeft voor de
herontwikkeling van het zuidelijke deel van de Arnhemse
herontwikkeling van het zuidelijke deel van de Arnhemse
binnenstad.
binnenstad.
Als u stelt dat de huidige huisvesting van met name het
Als u stelt dat de huidige huisvesting van het filmtheater de
filmtheater en museum de beoogde inhoudelijke ambities
beoogde inhoudelijke ambities onvoldoende accommodeert,
onvoldoende accommodeert.
maar dat de huidige huisvesting van het museum dit met aanpassingen wel doet.
Als u vindt dat de gemeente substantieel moet investeren in de
Als u vindt dat de gemeente substantieel moet investeren in de
culturele ambities.
culturele ambities.
Wij adviseren de raad om voor plan C te kiezen, met als uitgangspunt dat: 1.
de geformuleerde (inhoudelijk) programmatische ambitie in evenwicht blijft met de gebouwelijke ambitie;
2.
invulling wordt gegeven aan de ambitie om een stedenbouwkundig icoon te realiseren;
3.
in het Rijnbooggebied, zowel voor wat betreft het eindbeeld als in de tussentijd, wordt ingezet op hoogwaardige openbare ruimten, aantrekkelijke routing, optimale bereikbaarheid van publiek (auto-/ fietsparkeren, ov);
4.
conform het voorstel het overschot op de gebouwexploitatie wordt ingezet voor de dekking van ambities in de gebruiks- en bedrijfsexploitaties;
5.
de cultuurwerkmaatschappijen worden verzelfstandigd.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
10.1.4 Organisatorisch
PAGINA
V erv o lg
38
10 . 3
Indien de gemeenteraad het advies van ons overneemt worden er projectplannen voor de ontwikkeling en realisatie van (i) het cluster film- en beeldende kunst aan de Rijnkade en (ii) het cluster podiumkunsten aan de Lauwersgracht opgesteld. De projectplannen kennen de gebruikelijke opbouw: projectomschrijving (achtergrond, partners, projectinhoud, referenties); fasering ((afgeronde)initiatieffase, definitiefase, ontwerpfase, voorbereidingsfase, realisatiefase, nazorgfase); beheeraspecten (tijd, geld, kwaliteit, informatie, organisatie, risico’s). De nadruk zal beslismomenten opgenomen, die samenhangen met een aantal (financiële) projectrisico’s: -
De definitiefase start pas na een positief besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland over de eenmalige
-
De ontwerpfase start pas na een positief besluit van Provinciale Staten van Gelderland over de eenmalige
provinciale subsidie van € 11,25 mio. provinciale subsidie van € 11,25 mio. -
In de loop van de ontwerpfase wordt de haalbaarheid van de verwachte eenmalige opbrengsten uit (i) fondsenen sponsorwerving en (ii) vertreklocaties (opnieuw) getoetst. Afhankelijk van het resultaat wordt bijgestuurd op het investeringsniveau van het project. Eventuele concrete (besparings)voorstellen komen in overleg met de betrokken instellingen tot stand en worden aan het college van B&W voorgelegd.
-
Aan het eind van de voorbereidingsfase neemt de gemeenteraad, met het besluit over het beschikbaar te stellen raadskrediet, het definitieve go/ no-go besluit.
De raad wordt voor de start van de definitiefase geïnformeerd over de inhoud van de projectplannen.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
echter vooral liggen op de opgave en te zetten stappen voor de definitiefase. In de projectplannen worden belangrijke
AAND ACHTSPUNTEN
-
PAGINA
39
11
Onderstaand overzicht geeft inzicht in de aandachtspunten met betrekking tot de gebouw-, gebruiks- en bedrijfsexploitaties van de varianten voor het kunstencluster.
-
Aandachtspunten
-
-
De bouwkosten kunnen de komende jaren sterker
-
indexering in het exploitatiemodel van Cultuur in -
De investeringsramingen per fase laten zien dat dit risico gedurende de definitiefase en ontwerpfase goed te managen is.
Rijnboog.
-
ACTIE: projectleiding
De investeringsramingen hebben de status van
-
De ramingen houden inmiddels wel rekening met de
programmaramingen. Dit wil zeggen dat specifieke
gewenste stedenbouwkundige inpassing en de
ontwerpoplossingen
kosten
meerkosten van bijv. verdiept bouwen. Specifieke
en
ontwerpoplossingen zijn in deze fase nog niet in
(o.m.
of
locatiegebonden
stedenbouwkundige
inpassing
milieumaatregelen) niet zijn meegenomen.
beeld, maar zijn eveneens goed te managen. -
ACTIE: projectleiding
-
Het voorstel van Gedeputeerde Staten om € 11,25
-
Wij gaan uit van de volgende incidentele provinciale bijdragen:
mio beschikbaar te stellen aan het kunstencluster
-
Plan A: € 10,0 mio GSO; € 1,25 mio (CI)
(Plan A) is goedgekeurd door Provinciale Staten.
-
Plan B: € 0 mio GSO; € 1,25 mio (CI)
-
Plan C: € 10,0 mio GSO; € 1,25 mio (CI)
-
Er liggen nog geen harde toezeggingen ten aanzien van de varianten. Met name voor plan C is deze onzekerheid een risico. Dit is echter adequaat te managen door stapsgewijs het vervolgsproces te starten (zie paragraaf 10.3).
-
Wij
gaan
uit
van
de
volgende
incidentele
-
Deze opbrengsten bij plan A zijn gebaseerd op
opbrengsten uit sponsor- en fondsenwerving:
verwachtingen
-
Plan A: € 2,5 mio
sponsoradviesbureau op basis van een strategisch
-
Plan B: € 0,75 mio
sponsorplan
-
Plan C: € 2,5 mio
opbrengsten bij plan C sluiten hierop aan. De
van voor
het
een
extern
kunstencluster.
De
verwachte sponsoring voor plan B is een inschatting van het museum. -
De opbrengsten uit sponsor- en fondsenwerving zijn een beheersbaar risico door de haalbaarheid er van gedurende de looptijd van het project te toetsen. In de loop van de ontwerpfase vindt een dergelijke toetsing plaats en wordt afhankelijk van de uitkomst bijgestuurd (zie paragraaf 10.3).
-
Wij gaan afhankelijk van de varianten uit van incidentele
opbrengsten
vertreklocaties.
uit
het
afstoten
van
-
ACTIE: projectleiding + instellingen
-
De opbrengsten zijn gebaseerd op taxaties van de gemeentelijke taxatiecommissie d.d. 2010 minus de boekwaarde minus verkoopkosten en onvoorzien. Plan
A
is
het
meest
afhankelijk
van
deze
opbrengsten. Plan B (uiteraard) het minst. Bij plan C is de afhankelijkheid te verminderen door gerichte keuzes m.b.t. de besteding van het geraamde overschot op de exploitaties. Op de (nog) onzekere opbrengsten kan adequaat worden gemanaged door de haalbaarheid tussentijds te toetsen (zie paragraaf 10.3).
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
stijgen dan gecompenseerd wordt volgens de
Stand van zaken en vervolgactie
-
ACTIE: projectleiding + vastgoed
-
Wij hebben deze voorwaarde voor de verschillende
staan en mag gedurende de looptijd van 40 jaar
varianten nog niet in beeld. Bij de nadere uitwerking
geen negatieve stand hebben.
wordt
verkend
in
hoeverre
de
PAGINA
De bestemmingsreserve moet na 40 jaar op nul
40
-
gemeentelijke
investering HOF-proof te maken is. De nog nader te bepalen concrete inrichting van het project biedt hiertoe aanknopingspunten. In het eerste beeld van de structurele meerkosten in
ACTIE: projectleiding + control/ financiën
-
Dit krijgt in een plek in de nadere verkenning van de
de gebruiks- en bedrijfsexploitaties wordt nog geen
gebruiks-
rekening
voorkeursvariant. Bij de verdere uitwerking van de
gehouden
met
eventuele
aanloopverliezen.
en
bedrijfsexploitaties
van
de
businesscases betrekken wij (afhankelijk van de variant) het aanbod van de provincie om voor € 2.500.000 een beroep te doen op de zogenaamde Gelderse Revolverende Middelen.
-
De gebruiks- en bedrijfsexploitaties van de diverse
-
ACTIE: projectleiding + instellingen
-
Op basis van de behoudende raming wordt gesteld
varianten gaan ten opzichte van de huidige
dat de grotere afhankelijkheid van inkomsten uit
exploitaties uit van stijgende inkomsten door meer
bestedingen van bezoeken goed te managen zijn.
bezoeken/ recettes, meer horeca-omzet, meer
Dit door in geval van tegenvallers bij te sturen op (i)
sponsoringbaten
de
e.d.
De
verwachte
aard
en
de
omvang
het
activiteitenprogramma
een prognose.
voorstellingen of tentoonstellingen) en (ii) de (flexibele)
inzet
van
(minder
van
inkomstenstijging is behoudend geraamd, maar blijft
middelen.
(risicovolle) Tegenvallende
bezoeken leiden dus niet direct tot negatieve exploitatieresultaten. -
De aanscherping van de prognoses krijgt een plek in de nadere verkenning van de gebruiks- en bedrijfsexpoitaties van de voorkeursvariant.
-
De initiële investering in de losse inrichting is voor
ACTIE: projectleiding + instellingen
-
De vervanging van losse inrichting krijgt een plek in
het project. Vervangingsinvesteringen op termijn
de nadere verkenning van de gebruiksexpoitatie
zijn voor de gebruikers. De globale financiële
van de voorkeursvariant.
consequenties
zijn
gebruiksexploitatie
in van
beeld de
en
diverse
in
de
varianten
verwerkt, maar moeten nader worden gepreciseerd. -
-
-
ACTIE: projectleiding + instellingen
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
-
-
PAGINA
41
BIJL AG E 1: AMENDEMENT ‘ ARNHEM INVESTEERT IN CULTUUR’ Tijdens de vergadering van 25 juni 2012 heeft de gemeenteraad het amendement ‘Arnhem investeert in Cultuur’ aangenomen. Onderstaand de integrale tekst van het amendement. De gemeenteraad van Arnhem, in vergadering bijeen op 25 juni 2012, kennis genomen hebbend van de Haalbaarheidsrapportage Kunstencluster van het College van B&W,
-
de Haalbaarheidsrapportage financiële risico's bevat voor de instellingen en dus ook voor de gemeente; er vele krititsche geluiden van betrokkenen en uit de samenleving zijn, die niet bijdragen aan het draagvlak voor het voorstel "gedoseerde besparing" (zie Haalbaarheidsrapportage];
Overwegende dat -
voor betrokken instellingen, de burgers van de stad en de ontwikkeling van Rijnboog voortgang van groot belang is;
-
investeringen in cultuurgebouwen een belangrijke bijdrage leveren aan de economische, culturele en toeristische aantrekkingskracht van Arnhem;
Is van mening dat -
de culturele ambities gelden voor Arnhem, onder meer in en nabij Rijnboog;
-
het inhoudelijk en maatschappelijk draagvlak voor investeren in cultuurgebouwen essentieel is;
-
voor 1 januari 2013 een definitieve beslissing door de Raad moet kunnen worden genomen;
-
van de betrokken instellingen een actief gezamenlijk of afgestemd marketingbeleid wordt verwacht ten einde het effect van de investering te optimaliseren (bezoekersaantallen, beeldvorming en aantrekkingskracht);
Besluit het voorstel als volgt te wijzigen -
Punt 3 wordt punt 2 en vervangen door: "Het College werkt drie plannen zo uit dat de Raad in december 2012 of zoveel eerder kan beslissen welk plan de voorkeur heeft en uitgevoerd zal gaan worden. Dit op basis van de criteria: 1. ambitie, 2. integrale financiële haalbaarheid (investeringen, exploitatie, business-cases van de instellingen en beheersbaarheid) en 3. culturele meerwaarde. Deze plannen hebben -conform de bijlage- de volgende kenmerken: o
Plan A: zo dicht mogelijk bij het ambitiescenario uit de Haalbaarheidsrapportage;
o
Plan B: Filmhuis met ambitie naar het Rijnbooggebied, schouwburg en MMKA blijven met ambitie op de plaats;
o
Plan C: MMKA en Filmhuis met ambitie aan de Rijn en schouwburg met ambitie op dezelfde plaats."
-
Punt 2 wordt punt 3 en "het Kunstencluster" wordt vervangen door "de Plannen A, B of C".
-
Punt 4 wordt toegevoegd: "Het college onderzoekt hoe een deel of rand van het Rijnbooggebied zich nu reeds tot een cultuurwijk kan gaan ontwikkelen door (tijdelijk) hergebruik van bestaande panden en het vergroten van de regelruimte. De Raad dient hierover ook in december 2012 of zoveel eerder te kunnen beslissen. "
-
Punt 5 wordt toegevoegd: "Het College verzoekt de betrokken instellingen een gezamenlijk of afgestemd marketingplan en verdienmodel met ambitie op te stellen. Bij voorkeur in samenwerking met andere grote cultuurinstellingen in Arnhem."
En gaat over tot de orde van de dag.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Constaterende dat
PAGINA
42
BIJL AG E 2: PL AN X Bij wijze van referentie beschrijft deze bijlage de financiële consequenties van het renovatiescenario (plan X). Deze richt zich op het behouden van wat er is en sluit aan bij het initiatief www.arnhemwilookgeenkunstencluster.nl. In dit scenario wordt de gebouwexploitatie van het 40 jaar in eigendom hebben en in stand houden van een gerenoveerd FFA, MMKA en SA in beeld gebracht. Plan B
M2 bvo
Plan C
18.540
14.780
Investeringsraming
76.820.000
Eenmalige bijdrage
18.300.000
Vereiste kapitaallastenbudget
Plan X 15.970
12.910
38.100.000
50.300.000
26.100.000
2.000.000
16.600.000
0
-3.000.000
-1.860.000
-1.670.000
-1.250.000
2.950.000
2.950.000
2.950.000
2.950.000
-50.000
+1.090.000
+1.280.000
+1.700.000
Bijdrage gebouwexploitatie Resultaat gebouwexploitatie
Bij plan X treden er ten opzichte van de huidige exploitaties van FFA, MMKA en SA geen wijzigingen op in de gebruiks- en bedrijfsexploitaties. Bij dit plan blijft het aantal m2, activiteiten en bezoeken (in theorie) namelijk gelijk aan het huidige niveau. Het integrale exploitatieresultaat lijkt dus op een overschot van € 1,7 mio per jaar te sluiten. Lijkt, omdat de gemeente met plan X namelijk wel een trend van dalend publieksbereik inzet. Het is daarom verstandig middelen te reserveren voor de tekorten die ontstaan ten gevolge van een dalend bezoek aan m.n. de filmtheater- en museumfunctie. Wanneer plan X als serieus scenario bij de keuze wordt betrokken ziet de ‘kieswijzer’ er als volgt uit: U kiest voor plan C…
U kiest voor plan B…
U kiest voor plan X…
Als u vindt dat (middel)grootstedelijke
Als u stedelijke ambities beter vindt
Als u stedelijke ambities beter vindt
ambities passen bij de (toekomstige)
passen bij de (toekomstige) schaal en
passen bij de (toekomstige) schaal en
schaal en maat van Arnhem.
maat van Arnhem.
maat van Arnhem.
Als u (middel)grootstedelijke ambities
Als u stedelijke ambities heeft voor het
Als u geen inhoudelijke culturele ambities
heeft voor het filmtheater, museum,
filmtheater, museum, schouwburg en
heeft en het u te doen is om het behoud
schouwburg en concertzaal en u inzet op
concertzaal en u vooral inzet op
van waardevolle monumenten.
bereik van nieuw publiek en frequenter
frequenter bezoek van bestaand publiek.
bezoek van bestaand publiek. Als u (middel)grootstedelijke ambities
Als u (voorlopig) geen uitgesproken
Als u (voorlopig) geen uitgesproken
heeft voor de herontwikkeling van het
ambities heeft voor de herontwikkeling
ambities heeft voor de herontwikkeling
zuidelijke deel van de Arnhemse
van het zuidelijke deel van de Arnhemse
van het zuidelijke deel van de Arnhemse
binnenstad.
binnenstad.
binnenstad.
Als u stelt dat de huidige huisvesting van
Als u stelt dat de huidige huisvesting van
Als u het standpunt heeft dat de culturele
met name het filmtheater en museum de
het filmtheater de beoogde inhoudelijke
inhoud zich moet voegen naar de
beoogde inhoudelijke ambities
ambities onvoldoende accommodeert,
mogelijkheden en onmogelijkheden van
onvoldoende accommodeert.
maar dat de huidige huisvesting van het
het monumentale gebouw.
museum dit met aanpassingen wel doet. Als u vindt dat de gemeente substantieel
Als u vindt dat de gemeente substantieel
Als u vindt dat de gemeente aanzienlijk
moet investeren in de culturele ambities.
moet investeren in de culturele ambities.
moet investeren in het behoud van monumenten.
VARIANTENSTUDIE KUNSTENCLUSTER
Plan A