VANGNET De MOgroep is de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening n mei 2011
special
Samenwerking maatschappelijke dienstverlening met mantelzorg & vrijwilligers
1
Van de redactie
r
N
Vangnet Van g n et
2 Jaargang 21, no 1 - 2011 Redactie Nienke Kuyvenhoven
Aan dit nummer werkten mee Diane Bulsink, Wilma van de Kar, Nienke Kuyvenhoven, Rick Kwekkeboom, Sanne Lamers, Karin van Lier, Frank van Rooij, Margot Scholte, Ard Sprinkhuizen
Eindredactie Karin van Lier, Amsterdam www.karinvanlier.nl
Vormgeving Plan C, Irene Pijnenburg ’s-Hertogenbosch www.planc.nl
Fotografie Karin van Lier, Plan C, Rick Kwekkeboom, Radius, LESI, Surplus Welzijn, Verwey-Jonker Instituut
Redactiesecretariaat Vivian van Gameren Postbus 85223, 3508 AE Utrecht 030 29 83 419
[email protected]
Drukwerk Drukkerij Groels, Tilburg
Oplage 1.600 exemplaren Verschijnt 2 x per jaar
Wetenschappers zien zelfs nog een altruïstisch overschot: veel mensen willen wel wat voor anderen doen, maar weten niet hoe ze dat moeten aanpakken als niet gericht een beroep op ze wordt gedaan. Ze willen zich vooral inzetten voor kortdurende, eenmalige klussen. Nederlanders hebben daarnaast veel sociale contacten. Het vertrouwen in de medemens en in maatschappelijke en politieke instellingen is groter dan in vrijwel alle andere Europese landen. Kortom, goed nieuws voor gemeenten en organisaties voor Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening die druk bezig zijn met Welzijn Nieuwe Stijl (WSN). Binnen WSN is veel aandacht voor de eigen kracht van burgers, de inzet van vrijwilligers en het sociale
IN DIT NUMME R
Colofon
ederlanders zijn - vergeleken met andere Europese landen - het meest actief als vrijwilliger. Eén op de vijf Nederlanders doet vrijwilligerswerk. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zetten zij zich gemiddeld vijf uur per week onbetaald in voor organisaties. Ook de landelijk actie NL DOET van het Oranjefonds laat zien dat ons volk actief is: dit jaar knapten maar liefst 300.000 mensen onbetaald zo’n zesduizend klussen op. Dat zijn twee keer zoveel vrijwilligers als vorig jaar en ook toen al brak de actie NL Doet alle records.
l
netwerk, de civil society. Ook het recent verschenen RMO rapport Burgerkracht noemt de kracht van de samenleving en stelt dat mensen onderling meer kunnen betekenen voor kwetsbare burgers. Dit is niet hetzelfde als professionals vervangen door vrijwilligers, zoals ook lector Rick Kwekkeboom in deze Vangnet stelt. Het ondersteunen van mensen in de knel vraagt om competenties en vakmanschap die je van vrijwilligers niet mag vragen. Maar de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers als samenwerkingspartners in de hulpverlening heeft wel degelijk meerwaarde. Niet als goedkoop alternatief voor betaalde krachten - in deze tijd van bezuinigingen soms wel verleidelijk voor subsidiegevers - maar als een ‘eigen unieke kracht’ die de effectiviteit van de hulp kan vergroten. In deze Vangnet staan verschillende voorbeelden van hulpverlening die samen met vrijwilligers wordt gegeven. Dit kunnen zowel ‘formele’ vrijwilligers zijn, verbonden aan een organisatie, als het meer informele sociale netwerk rondom cliënten. Laat u hierdoor in dit Europees jaar van het vrijwilligerswerk inspireren! Nienke Kuyvenhoven Teamleider markt & strategie MOgroep
Vrijwilligers: een beschouwing Vrijwilliger wordt nieuwe collega l Charlois ondersteunt mantelzorgers l Het vierde baken: De verhouding tussen formeel en informeel l Het werk moet vrijwilligers iets opleveren l Met inzet van vrijwilligers krijgen ouderen de regie terug l Leren van elkaar over vrijwilligerswerk l Bundeling kennis bij vrijwilligers in soc. juridische dienstverlening l Ambivalenties in het sociale domein l Sociaal werk in de wijk l Mbo’er laat 800 euro per jaar liggen, maar heeft ook schulden l Berichten l
3 5 6 8 10 12 14 16 17 18 20 21
Beschouwing van Frank van Rooij over de kracht van vrijwilligers
Vrijwilligers
Van g n et
3
V
orige week zat ik in de tram in Den Haag, toen een oudere dame mij passeerde. Bij het remmen van de tram hield ik haar met een snelle reactie overeind zodat ze niet achterover viel. Ze had mijn aandacht al eerder getrokken omdat ze langzaam en wankelend achter een rollator schuifelde en in slow motion passagiers inhaalde. Nadat ik haar had opgevangen, vroeg ze me hoe ze in Loosduinen kon komen. Ze had de vorige halte gemist. Ik schrok wel een beetje van haar. Hoe slecht ze liep, haar rollator met rommelige tasjes en zakjes en haar geestelijke staat. Was ze in de war en verdwaald of alleen wat langzaam maar uitstekend in staat om overal te komen?
‘We zijn net stille krachten die olie in de machinerie van de samenleving brengen’
De volgende halte hielp ik haar de tram uit en wees haar snel de tram richting Loosduinen. Tsja, ik was geen barmhartige Samaritaan, ik had haast, maar ze hield me die avond wel bezig. Wat een schrikbarende kwetsbaarheid. Wat een hulp had ze nodig om haar weg te volgen. Hoe vaak zou ze die hulp krijgen, vroeg ik mij af. Ik moest denken aan ons werk bij Radius, een welzijnsorganisatie actief in Leiden en Oegstgeest, waar we met 75 medewerkers en 650 vrijwilligers hulp verlenen aan ouderen, chronisch zieken en mensen met een handicap. We zijn net stille krachten die olie in de machinerie van de samenleving brengen, waardoor alles beter loopt. Niet altijd zichtbaar en duidelijk en het levert de samenleving geen banen, euro’s of milieuverbetering op, maar wel iets anders. Duizenden ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, vaak geïsoleerde en kwetsbare burgers, zijn door ons werk toch nog verbonden met de samenleving waardoor ze erbij horen en geholpen worden. Dit draagt bij aan hun welzijn. Welzijnswerk, vrijwilligerswerk en mantelzorg, het is het fijnere werk in de samenleving. Frank van Rooij, directeur/bestuurder van Radius en voorzitter van de Landelijke Commissie Welzijn Ouderen van de MOgroep
INTERVIEW
Na vijf jaar experimenteren start de LEVgroep het project Vrijwilligers in het Algemeen Maatschappelijk Werk (VIA). Dit project vraagt niet alleen begeleiding en training van vrijwilligers maar ook van professionals. ‘Maatschappelijk werkers moeten hun verantwoordelijkheid delen.’
vrijwilliger wordt nieuwe collega
Van g n et
4
Maatschappelijk werker Joost Douwes hielp cliënten met hun administratie, het invullen van formulieren en hij luisterde naar hun levensverhalen. Eigenlijk deed hij veel meer dan hij als professional verantwoord vond. Tegelijkertijd wilde hij deze cliënten ook niet in de steek laten. Daarom vroeg hij vijf jaar geleden een aantal vrijwilligers deze relatief eenvoudige taken van hem over te nemen. Douwes: ‘Hierdoor kon ik mij meer richten op andere mensen met een hulpvraag. Bovendien werd door de inzet van vrijwilligers het netwerk van de cliënten wat vergroot, ook al hebben zij ervoor gekozen om een solistisch leven te leiden.’ Douwes ervaringen, de vraag van een groep huisartsen om buddy’s te koppelen aan ouderen met eenzaamheidsproblematiek en hoe in het kader van Welzijn Nieuwe Stijl meer vrijwilligers in te zetten, was voor Sjef Ramaekers reden in mei 2011 te starten met het project VIA bij de LEVgroep, een regionale organisatie op het gebied van welzijn en maatschappelijke dienstverlening in Zuidoost Brabant. Ramaekers, stafmedewerker innovatie en productontwikkeling bij LEVgroep: ‘Met dit project zetten we vrijwilligers in binnen de bestaande hulpverlening, terwijl de maatschappelijk werkers verbonden blijven met de cliënten.’
Hulpverleningsplan Binnen het project VIA stelt de maatschappelijk werker een hulpverleningsplan op voor de cliënt. Hierbinnen verricht hij zelf taken waarvoor hij zijn expertise kan inzetten en vraagt een vrijwilliger voor de meer eenvoudige taken. Deze ondersteunt de cliënt met praktische zaken, begeleidt hem naar instanties, helpt zijn sociaal netwerk te verbreden en biedt hem eventueel een luisterend oor. Met de inzet van vrijwilligers verwacht projectleider Dennis Elliott de maatschappelijk werkers te ontlasten. Tegelijkertijd denkt
hij het hulpverleningsaanbod te kunnen verbreden. Elliott zit nu nog in de voorbereidingsfase van het project. Hij werft vrijwilligers, creëert draagvlak bij de teams maatschappelijk werkers en geeft hen uitleg over de nieuwe werkwijze. Ook zet hij een registratiesysteem op waarmee de LEVgroep kan vastleggen welke begeleiding zij geeft aan de afzonderlijke vrijwilligers en wat deze terugkoppelen over de cliënt. Het VIA-project start met pilots in vier werkgebieden. Binnen elk werkgebied komt een pool van vijf vrijwilligers. Deze pool wordt gekoppeld aan een team professionals dat de vrijwilligers ondersteunt. De coördinator van het team doet de kennismakingsgesprekken met de vrijwilligers. Hij is hun contactpersoon en zorgt voor een zo goed mogelijke match tussen vrijwilliger en cliënt.
‘De cliënt kan een vrijwilliger vertrouwen, op hem rekenen en steunen’ Deskundigheidsbevordering Om vrijwilligers te werven hing Elliott posters op in de vier werkgebieden, hij stuurde persberichten naar plaatselijke kranten, schakelde het Steunpunt Vrijwilligerswerk in, zette een bericht op de website en vroeg maatschappelijk werkers te zoeken in hun netwerk. Hierop kreeg hij maar liefst dertig reacties, terwijl hij maar twintig vrijwilligers voor het project nodig heeft. Elliott verwacht van de vrijwilligers dat ze sociaal betrokken zijn, kunnen werken met diverse doelgroepen, ervaring hebben op sociaal vlak en minimaal een dagdeel per week beschikbaar zijn. Elliott: ‘We hebben geen hard eisenpakket, hoewel vrijwilligers een verklaring omtrent gedrag (VOG) moeten kunnen
overhandigen. We vragen een open houding en de beheersing van de Nederlandse taal. Als iemand competenties mist, scholen we hem natuurlijk bij.’ Om hun deskundigheid te bevorderen krijgen de vrijwilligers sowieso regelmatig workshops over thema’s als actief luisteren, armoedesignalering en het bewaken van grenzen. Douwes: ‘Zijn vrijwilligers eenmaal ingewerkt, dan passen we de workshops aan op de vragen waarmee zij komen.’
Betrokken Voldoende begeleiding, aandacht geven aan behoeften en knelpunten, deze serieus nemen en hier iets aan doen. Het zijn de ingrediënten om vrijwilligers betrokken te houden, vindt Ramaekers. ‘Vrijwilligers komen hier werken vanuit bepaalde belangen. Daar moet je oog voor hebben en daarop moet je het werk en de begeleiding afstemmen.’ Dat is ook de ervaring van maatschappelijk werker Petri Haenen. Als coördinator voor het formulierenspreekuur en thuisadministratie binnen de LEVgroep werkt zij al langer met vrijwilligers. Eens in de paar weken evalueert ze met hen het werk. Haenen: ‘Vaak komen vrijwilligers met vragen over cliënten die ze niet kunnen bereiken of hun afspraken
Joost Douwes
niet nakomen. Ze willen weten hoelang ze achter hen moeten aanlopen. Ook zijn ze snel geneigd problemen van cliënten over te nemen en voor hen op te lossen. Daartegen moet ik ze echt beschermen. Keer op keer wijs ik ze op de grenzen van hun taken en vertel ik dat de cliënt zelf verantwoordelijk blijft.’ Volgens Douwes kunnen vrijwilligers erg waardevol zijn voor cliënten. ‘Ze helpen bij noodsituaties en krijgen een band met hen. De cliënt kan een vrijwilliger vertrouwen, op hem rekenen en steunen. Het belangrijkste is misschien wel dat de cliënt zijn verhaal kwijt kan. Nu moeten professionals nog durven hun verantwoordelijkheid te delen met en vertrouwen krijgen in vrijwilligers.’
Van g n et
5
Omarmen Om van het project VIA een succes te maken hebben we professionals nodig die het project omarmen, tot leven wekken en collega’s hiervoor enthousiast maken, zegt Ramaekers. ‘Daarna gaan we onze maatschappelijk werkers trainen hoe ze met vrijwilligers kunnen omgaan. Want het worden tenslotte nieuwe collega’s met wie ze zich binnenkort gaan verbinden.’ Karin van Lier
Petri Haenen
Dennis Elliot
INTERVIEW
In Rotterdam zijn organisaties voor wonen, zorg en welzijn gezamenlijk verantwoordelijk voor ondersteuning van mantelzorgers. Binnen de deelgemeente Charlois doet Charlois Welzijn de coördinatie. Sectormanager maatschappelijke dienstverlening Gerda Wagemakers: ‘Mantelzorgers zijn bij uitstek de dragers van de Wet maatschappelijke ondersteuning’.
Van g n et
6
Charlois ondersteunt mant M
antelzorgers worden door hun naasten ingeschakeld voor zorgtaken. En hoewel zij zich hier meestal naar schikken, valt het hen vaak zwaar. Hierdoor ligt overbelasting al gauw op de loer. Om mantelzorgers in groten getale te bereiken en te ondersteunen heeft Rotterdam per deelgemeente mantelzorgkringen opgericht. In deze kringen komen verschillende organisaties op het gebied van wonen, zorg en welzijn bijeen onder leiding van een coördinator, aangesteld door de deelgemeente. In Charlois had Elsbeth Wiersma van Charlois Welzijn tot voor kort deze taak.
‘Ondersteun mantelzorgers nu en voorkom dat ze nog meer overbelast raken’
Wiersma: ‘In onze deelgemeente vormen acht organisaties een vaste kern binnen de Mantelzorgkring Charlois. Zij informeren andere organisaties en betrekken hen op specifieke onderwerpen erbij. Met elkaar formuleren ze hoe ze het best mantelzorgers kunnen signaleren, ondersteunen en informeren.’
Hoe pakt de Mantelzorgkring dit aan? Wagemakers: ‘Alle organisaties die te maken hebben met mantelzorgers hebben aandacht voor hun vragen. Gezamenlijk willen ze steeds meer mantelzorgers bereiken. Om dit voor elkaar te krijgen komen de managers uit de ketenpartners bijeen in de Mantelzorgkring. Samen brengen ze de problematiek van de mantelzorgers in beeld en kijken ze hoe ze hen het best kunnen ondersteunen. Door er met elkaar over te praten, neemt het bewustzijn bij de afzonderlijke organisaties enorm toe. Ze zien dezelfde problemen bij mantelzorgers. De ketenpartners bespreken met elkaar welke initiatieven zij al nemen, maken gebruik van elkaars kennis, gunnen elkaar een blik in de keuken en registreren steeds meer hun mantelzorgers.’ Wiersma: ‘De ketenpartners maken met elkaar een sociale kaart en een informatiepakket voor mantelzorgers zodat zij duidelijk kunnen zien wat elke organisatie voor hen doet. Gezamenlijk namen de ketenpartners het initiatief tot een lotgenotengroep. Deze groep komt steeds bij een van de organisaties uit de Mantelzorgkring bijeen en krijgt dan inhoudelijke workshops.’
Met welke vragen en problemen komen mantelzorgers? Wiersma: ‘Vaak hebben ze praktische vragen. Bijvoorbeeld hoe ze moeten omgaan met een partner, ouder of kind met een bepaalde ziekte of als deze naaste duidelijk is veranderd na een hersenbloeding of met alzheimer. Hoe ze moeten omgaan met instanties en financiën kunnen aanvragen.’
telzorgers
Gerda Wagemakers
Wagemakers: ‘Het gaat ook om rouw als hun partner zo is veranderd door de ziekte dat ze deze voor een deel zijn kwijtgeraakt. Bij de zorg voor ouders gaat het weer vaak om sociale druk. Mensen komen in een spagaat als ze bijvoorbeeld ook nog een eigen gezin hebben waarvoor ze moeten zorgen.’
Waar kunnen deze mantelzorgers terecht? Wagemakers: ‘Als degene voor wie ze zorgen niet in een verpleeg- of verzorgingstehuis zit, kunnen mantelzorgers voor informatie en advies terecht bij de Vraagwijzer, het Wmo-loket. Deze Vraagwijzer signaleert wat er aan de hand is en zorgt dat mantelzorgers hun vraag helder krijgen. Zit hun partner of ouder bijvoorbeeld in een verzorgings- of verpleeghuis van Sonneburgh, dan kunnen mantelzorgers daar terecht. Zijn hun problemen erg groot, dan verwijzen zowel de Vraagwijzer als Sonneburgh door naar het algemeen maatschappelijk werk (AMW).’
Met wat voor problemen komen mantelzorgers bij het AMW? Wiersma: ‘Door hun mantelzorgtaken kunnen ze in financiële problemen komen, relationele problemen krijgen of ze kunnen hun opvoedtaken niet meer aan. De onder-steuning vanuit het AMW is erop gericht hen te leren hun taken anders aan te pakken.’ Wagemakers: ‘Hun vragen verschillen niet veel van waarmee andere mensen naar het AMW komen. Alleen maakt de situatie waarin een mantelzorger leeft, het specifiek. Het komt uiteindelijk altijd neer op helder krijgen hoe iemand in het leven staat, waar zijn kracht ligt en hoe je die kunt versterken zodat hij zelfredzaam wordt in relatie tot anderen.’
Worden maatschappelijk werkers geschoold in de problematiek van mantelzorgers? Wagemakers: ‘Ze krijgen eerst algemene informatie over wat mantelzorgers zijn en hoe ze hen herkennen.
Daarna volgt een verdiepingsprogramma waarin ze leren mantelzorgers persoonsgerichte ondersteuning, begeleiding en hulpverlening te geven. Daarover voeren maatschappelijk werkers weer casuïstiekbesprekingen tijdens intervisiegesprekken.’
Wat loopt goed in de ondersteuning aan mantelzorgers? Wiersma: ‘Veel organisaties binnen de Mantelzorgkring hebben al een aanbod voor mantelzorgers of worden zich bewust dat ze een aanbod moeten hebben. We hebben de Vraagwijzer voor informatie en advies en het AMW is ingesteld op mantelzorgers.’ Wagemakers: ‘De samenwerking tussen de zorg en welzijnsorganisaties binnen de Mantelzorgkring is erg goed. De ketenpartners willen de kring in standhouden en stimuleren elkaar enorm de krachten te bundelen en in gezamenlijkheid iets voor mantelzorgers te betekenen.’
Wat adviseren jullie andere organisaties die iets voor mantelzorgers willen doen? Wagemakers: ‘Zoek in je omgeving zo snel mogelijk alle partners op in zorginstellingen en vrijwilligersorganisaties die te maken hebben met mantelzorgers. Haal boven tafel welke vragen en problemen mantelzorgers hebben en kijk hoe je voor hen gezamenlijk iets kunt organiseren. Op deze manier heb je de meeste kans dat je op korte termijn veel mantelzorgers bereikt. Kijk vervolgens welke organisatie het best welke vragen kan beantwoorden. Zoek uit wat ieders deskundigheid is en maak daar allemaal gebruik van. Op mantelzorgers wordt steeds meer een beroep gedaan terwijl allerlei voorzieningen in de nabije toekomst wegvallen. Ondersteun mantelzorgers nu en voorkom dat ze nog meer overbelast raken, want anders hebben ze straks nog meer hulp nodig.’ Karin van Lier
Van g n et
7
BESCHOUWING 8
Het vierde baken: de verhouding tusse De Memorie van Toelichting op de in 2007 ingevoerde Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) laat er geen misverstand over bestaan: de overheid is ervan overtuigd dat mensen te gemakkelijk een beroep doen op de collectief gefinancierde hulpverlening.
D
it komt, zo is de redenering, doordat deze voorzieningen te ruim voor handen zijn en burgers in het algemeen te weinig geneigd zijn elkaar te helpen. Het één hangt met het ander samen: het is juist door het ruime aanbod dat de hulpbereidheid is afgenomen. Omdat hierdoor de onderlinge betrokkenheid in het gedrang komt, is het zaak dat de overheid de onderlinge hulpverlening, de informele zorg, stimuleert. Er zijn nog meer redenen: het collectieve aanbod wordt te duur en gezien de demografische ontwikkelingen zullen op niet al te lange termijn te weinig mensen in de professionele hulpverlening kunnen en willen werken. Er zijn dus minstens drie aanleidingen voor de Wet maatschapppelijk ondersteuning (Wmo), een wet die nadrukkelijk uitgaat van een afnemend aanbod van professionele hulp- en dienstverlening en een groter beroep doet op de informele zorg.
Extra impuls Het in 2010 aangekondigde programma Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) - een initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) en MOgroep - moet, zo stelt de brochure hierover, een extra impuls geven aan de realisering van de doelen van de Wmo: minder beroep op overheid en professionals, een grotere onderlinge betrokkenheid, meer sociale samenhang en zelfredzaamheid. Om dit te kunnen realiseren wil de overheid, als een van de acht bakens waarlangs WNS de weg moet vinden, de formele en informele hulp in een ‘optimale verhouding’ brengen. Dit betekent concreet, zo blijkt uit de toelichting, dat het professionele (welzijns)werk meer moet gaan samenwerken met vrijwilligers en mantelzorgers, onder andere om te voorkomen dat juist degenen die zich al om anderen bekommeren, hierdoor overbelast raken.
Herstel zorgzame samenleving De roep om meer informele zorg (mantelzorg, vrijwilligerswerk en ook zelfzorg) is niet nieuw. In de jaren tachtig van de vorige eeuw riep de toenmalige minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Elco Brinkman, ook al op tot het, in zijn ogen, herstel van de ‘zorgzame samenleving’. Zijn redenering was dezelfde als die aan
‘burgers zijn in het algemeen te weinig geneigd elkaar te helpen’
en formeel en informeel
Betere afstemming en samenwerking
Het botert dus niet zo tussen professionele hulpverleners en zij die niet uit hoofde van een beroep zorg en ondersteuning bieden aan mensen met een hulpvraag. Niet heel gek als je bedenkt dat de oproep voor een grotere inzet van de ‘informele zorg’ steevast gepaard gaat met de aankondiging van (ingrijpende) bezuinigingen op de collectief gefinancierde hulp. Deze combinatie wekt de indruk dat de veelal gratis inzet van vrijwilligers en mantelzorgers het werk van professionals gemakkelijk over kunnen nemen. Hiermee doet men tekort aan zowel de eigenheid van de professionele hulpverlening als aan die van de informele zorg. Formele en informele hulpverlening zijn complementair en dus, per definitie, niet uitwisselbaar. Een betere afstemming tussen professionals, vrijwilligers en mantelzorg is altijd in ieders belang, ook als er geen (noodzaak tot) kostenbeheersing is. Het is daarom jammer dat deze afstemming alleen aandacht krijgt binnen de context van terugdringing van een begrotingstekort. Dit gezegd zijnde, kan ik alleen maar toejuichen dat men nu de waarde van een betere afstemming tussen formeel en informeel onderkent en dat deze afstemming
zelfs een afzonderlijk aandachtspunt in een stimuleringsprogramma vormt. Hierdoor kan de belangstelling voor elkaar en voor elkaars waarde alleen maar toenemen. Meer kennis van en waardering voor wat professionals, vrijwilligers en mantelzorgers doen, leidt vermoedelijk tot een betere samenwerking. Hierdoor blijft, ook met schaarser wordende middelen, de kwaliteit van de zorg en hulpverlening in Nederland op peil. Zowel professionals als vrijwilligers en mantelzorgers kunnen blijven doen waar ze goed in zijn en elkaar, in het belang van degenen die zij ondersteunen, aanvullen.
Systeem gerichte benadering Concreet betekent dit dat vrijwilligers en mantelzorgers niet het werk van de professionals hoeven overnemen. Professionals kunnen hun ondersteuning richten op de vragen van individuele hulpvragers en op degenen die hun al informeel hulp bieden. Dit is dus een overgang van individueel gerichte hulpverlening naar een meer systeemgerichte benadering. Afhankelijk van de situatie kan het begrip ‘systeem’ het directe sociale netwerk van de hulpvragers, vrijwilligers, betrokken buurt- en wijkbewoners en andere professionals omvatten. De professional kan zijn kennis en vaardigheden beschikbaar stellen aan dit systeem en er voor zorgen dat de geboden informele en professioneleondersteuning samenhangend en effectief is en blijft aansluiten op de behoeften van de hulpvrager. Door een onpartijdige, niet-centrale positie in te nemen kan de professional bovendien eventuele wrijvingen binnen het systeem in goed overleg wegnemen. Rick Kwekkeboom, lector Community Care, Hogeschool van Amsterdam
9 Van g n et
4
de Wmo ten grondslag ligt: de Nederlandse burger doet, door de grote beschikbaarheid, te gemakkelijk een beroep op de professionele hulpverlening. Hierdoor neemt de onderlinge hulpbereidheid af en daarmee de onderlinge betrokkenheid. Brinkmans’ oproep tot meer informele zorg, een afnemend beroep op professionele hulpverlening en grotere inzet van familieleden en vrienden, leidde opvallend genoeg tot de aanbeveling dat de professionals zich ‘met hun aanbod veel concreter zouden moeten richten op (….) de ondersteuning van de informele hulpverleners’. Een reeks van onderzoeksrapporten onderstreept de noodzaak hiervan. Zij melden een op zijn minst gebrekkige samenwerking tussen formele en informele hulpverleners en soms zelfs een grotere belasting van mantelzorgers als gevolg van de stroeve verhouding met de professionals.
INTERVIEW
Sensoor is er voor een goed gesprek of contact. Vierentwintig uur per dag kunnen mensen bellen, chatten of e-mailen met vrijwilligers van deze hulpdienst. Zij dragen de organisatie. Training, begeleiding en het belang van de vrijwilligers nemen bij Sensoor dan ook een prominente plek in.
Van g n et
10
Het werk moet vrijwilligers iets opleveren De vijfentwintig kantoren van Sensoor zijn stuk voor stuk gezellig ingericht, zegt Willemieke Ottevanger, directeur van de Vereniging Sensoor Nederland. ‘Er staat een bed voor de medewerkers, je kunt er lezen, koffiedrinken en een broodje smeren. Ze stralen warmte uit en geven medewerkers het gevoel dat ze bij een club horen die goed voor hen zorgt.’ De veertien stichtingen van Sensoor die de kantoren beheren, worden gedragen door 1100 vrijwilligers die in 2010 ruim 260 duizend gesprekken voerden via telefoon, chat en e-mail. Het zijn veelal hoger opgeleide autochtone vrouwen van middelbare leeftijd. Ze worden bijgestaan door tachtig professionals; administratieve medewerkers, trainers en begeleiders die in overleg met de vrijwilligers de richting van de organisatie bepalen en kaders en doelen stellen.
‘De vrijwilligers leren zich inleven en hoe ze mensen tot steun kunnen zijn’
Hoe ziet de basistraining eruit? Ottevanger: ‘Die is heel persoonsgericht. De vrijwilligers leren zich inleven in een ander en hoe ze mensen tot steun kunnen zijn bij verdriet, rouw, pijn angst en onzekerheid. Ze leren actief en empathisch contact maken en kracht geven zodat hun gesprekspartners zich daarna weer beter voelen. Ze oefenen vaardigheden en bepaalde competenties en krijgen steeds feedback van hun medecursisten en de begeleiding. Na de basistraining krijgen vrijwilligers nog andere trainingen in tien dagdelen per jaar. Ze hebben groepsintervisie en persoonlijke evaluatiegesprekken. Hierin bespreken ze wie zij zijn in het contact met de beller, wat ze lastig vinden aan de gesprekken en hoe ze deze eventueel anders kunnen voeren. Regelmatig organiseren we themadagen of -avonden over specifieke aspecten van het werk. Deze gaan over de gespreksvoering dan wel over de problematiek waarmee bellers kampen. De trainingen worden ook op landelijk niveau gegeven zodat vrijwilligers van diverse stichtingen met elkaar samenkomen. Als vrijwilligers ondersteuning nodig hebben in de praktijk, kunnen ze altijd de begeleiding bellen. Ook ’s nachts.’
Hoe werven jullie vrijwilligers? De afzonderlijke stichtingen zijn autonoom maar hebben zich verenigd in de landelijke Vereniging Sensoor Nederland. Hierbinnen maken ze gezamenlijke afspraken over wie ze willen zijn, wat ze doen en over de kwaliteit van de hulpverlening. Ze hebben een gezamenlijke missie, visie en werkwijze. Zo geven alle stichtingen hun vrijwilligers eenzelfde, door SPEN gecertificeerde, basistraining van twaalf dagdelen. En ze leren hen tijdens praktijksessies de kneepjes van het vak voordat ze aan de slag gaan onder begeleiding van een professional.
‘We gaan de boer op. We benaderen mensen persoonlijk en staan op markten en evenementen. Het helpt enorm als onze vrijwilligers anderen vertellen hoe fantastisch ze het vinden om bij Sensoor te werken. We maken gebruik van sociale media en internet. Op onze website proberen we mensen te interesseren via luistertesten en Sensoor Rotterdam heeft www.gesprekskunst.nl opgezet. Hierop daagt ze mensen uit te testen hoe zij een gesprek voeren. Ze kunnen oefeningen doen en krijgen vervolgens feedback.’
Willemieke Ottevanger
Van g n et
11
En hoe selecteren jullie vrijwilligers?
Werken jullie samen met andere organisaties?
‘Als mensen vrijwilliger willen worden bij Sensoor vragen we naar hun motivatie, waarom ze denken geschikt te zijn voor dit werk en wat ze er zelf uit willen halen.
‘Sommige stichtingen van Sensoor zijn daar heel actief in. Ze zijn bijvoorbeeld de achterwacht voor organisaties voor het algemeen maatschappelijk werk. Die schakelen buiten kantooruren hun telefoon door of zetten een bandje aan zodat hun cliënten Sensoor aan de lijn krijgen of kunnen bellen. We zijn partner van 113Online, voor wie we op dit moment twaalf uur per dag de telefonische opvang verzorgen. Er is veelvuldig overleg over de kwaliteit van de gesprekken, training en begeleiding. Soms nodigt een gemeente ons uit voor gesprekken met ketenpartners in het kader van de Wet maatschappelijk ondersteuning. Met een aantal maatschappelijke organisaties en betrokken ondernemingen zitten we in Coalitie Erbij die eenzaamheid wil voorkomen en beperken. Nu werken we nog voornamelijk samen op managementniveau maar de bedoeling is dat dit ook gebeurt op vrijwilligersniveau. Sinds een paar jaar richten onze stichtingen hun blik meer naar buiten en bundelen de krachten op thema’s als eenzaamheid, kwetsbaarheid en zelfredzaamheid.’
‘werken bij Sensoor is zwaar want in elk telefoongesprek moet je echt contact maken’ Als het hun duidelijk is dat we verlangen dat ze ook af en toe ’s nachts werken, minimaal één dagdeel per week beschikbaar zijn en een training volgen, worden ze uitgenodigd voor een informatief gesprek. Het werken bij Sensoor is zwaar want in elk telefoongesprek moet je echt contact maken op een geloofwaardige manier. Steeds de balans in de gaten houden tussen wat je wilt geven en ontvangen. Het werk moet interessant en uitdagend blijven anders red je het niet. Veel mensen haken af, vooral op de nachtdiensten.’
Wat doen jullie om vrijwilligers te behouden? ‘Je blijft alleen gemotiveerd en betrokken als dat contact van mens tot mens jou ook iets oplevert. Daarom bieden we vrijwilligers uitdagende trainingen, workshops en thema-avonden. We scheppen een klimaat waarin ze zich prettig voelen en een band krijgen met de andere vrijwilligers. Als organisatie geven we onze vrijwilligers aandacht en zijn we continue waakzaam. We geven feedback op telefoongesprekken en verslagen. Maar we staan er ook op dat een vrijwilliger geen oordelen heeft en goed kan luisteren. We gaan uit van wederzijds respect. Hiermee bewaken we tegelijkertijd de kwaliteit van onze dienstverlening.’
Het Verwey-Jonker Instituut doet in opdracht van Sensoor Rotterdam een onderzoek naar de betekenis van aandacht. ‘Sensoor wil weten wat daarvan de waarde is. Dus onderbouwt het Verwey-Jonker Instituut dat aandacht goed is voor de mens en geeft het aan op welke manier Sensoor aandacht geeft. We willen ons werk in perspectief plaatsen van wetenschappelijke empirische bevindingen, theorieën en praktijken uit de psychiatrie, psychologie en de humanistiek. In de zomer komt Sensoor Rotterdam met het rapport naar buiten.’ Karin van Lier
INTERVIEW
In Boxtel hebben professionals en vrijwilligers de handen ineen geslagen op het gebied van ouderenzorg. Doel: vermindering van eenzaamheid door vroegsignalering en zorgen dat ouderen weer zelf de regie in handen krijgen.
Van g n et
12
Met inzet van vrijwilligers krijgen ouderen de regie terug Uit een enquête in 2004, gehouden door de GGD, bleek dat maar liefst 48 procent van de ouderen in Boxtel zich eenzaam voelt. De verwachting was bovendien dat het aantal mensen met dementie in de toekomst zou verdubbelen. Reden voor de keten welzijn om in netwerkverband met professionele en vrijwilligersorganisaties de projectgroep WoonWijs op te zetten en te starten met het project Beter een goede buur(t). Zo willen ze met dit project ouderen achter de voordeur bereiken, hen duidelijk maken waar ze terecht kunnen als ze zich eenzaam voelen en hen zonodig doorverwijzen naar de juiste instantie. De voorzitter van projectgroep WoonWijs, tevens ouderenadviseur bij Delta Stichting Welzijn Boxtel is Ineke Matheeuwsen. Zij werkt binnen het project met vrijwilligers van ondermeer de Katholieke Bond van Ouderen (KBO) Boxtel, Alzheimer Nederland, de Seniorenraad, het Rode Kruis en de Zonnebloem en met professionals uit thuiszorg- en diverse zorginstellingen. Matheeuwsen: ‘De kracht van WoonWijs is dat we zowel met vrijwilligers als professionals aan één tafel zitten. Hierdoor kunnen we makkelijker naar elkaar doorverwijzen.’
Hoe hebben jullie het project Beter een goede buur(t) opgezet? Matheeuwsen: ‘We werken in drie lagen: met signaleerders, inhoudsdeskundigen en aandachtfunctionarissen.
Ineke Matheeuwsen
De signaleerders zijn degenen die bij de ouderen over de vloer komen. Het zijn ondermeer de huishoudelijke hulpen, de wijkverzorgers van de woonstichting en de buren. Zij zien veel, ondermeer dat mensen zich verwaarlozen of vergeetachtig worden. De signaleerders proberen de ouderen te helpen of raadplegen de inhoudsdeskundigen. Dit zijn verpleegkundigen, verzorgenden, maatschappelijk werkers en ouderenadviseurs. Zij kijken wat er daadwerkelijk speelt, zoeken uit of een van de netwerkorganisaties al contact heeft met de betreffende oudere, geven dan de signalen door of kijken hoe zij zelf de oudere kunnen helpen. De aandachtfunctionarissen zijn de managers en bestuurders van organisaties. Zij faciliteren signaleerders en de inhoudsdeskundigen zodat zij hun werk goed kunnnen doen en zorgen dat het project in de eigen organisatie op de agenda blijft.
Wat doen jullie concreet? ‘We scholen de signaleerders in hoe ze een gesprek kunnen voeren met ouderen, leren hen luisteren, vertrouwen winnen, eenzaamheid herkennen en hoe ze de ouderen kunnen helpen zelf stappen te ondernemen zodat ze bijvoorbeeld zelf hun buren om hulp gaan vragen. We willen ouderen laten zien wat ze zelf nog kunnen want ze moeten zelf uit die eenzaamheid komen. In flats waar veel eenzaamheid is, organiseren we koffieochtenden waarbij we ouderen vragen hun buren mee te nemen. De medewerkers van onze ketenorganisaties die bij de ouderen over de vloer komen, promoten deze koffiebijeenkomsten. Hierdoor bereiken we veel ouderen. Ze komen in contact met elkaar en gaan bovendien elkaar ook helpen. We proberen ouderen mee te geven dat ze deze bijeenkomsten zelf moeten gaan organiseren en dragen.
Wie scholen de signaleerders? De verschillende organisaties die aan het project deelnemen, hebben deskundigen in dienst die de trainingen verzorgen. Zo geeft Alzheimer Nederland workshops rondom dementie en de GGZ een workshop over eenzaamheid. Daarnaast krijgen de signaleerders een boekwerk mee waarin staat waarop ze moeten letten, wat ze kunnen tegenkomen en hoe ze bijvoorbeeld armoede herkennen. De vrijwilligers en medewerkers uit de organisaties nodigen we uit naar de trainingen te komen. Vaak doen ze dat ook want ze voelen zich verbonden door het netwerk.
Hoe verloopt de samenwerking tussen de organisaties binnen het project? We benadrukken constant elkaars kwaliteiten en maken daar allemaal gebruik van. De medewerkers van de thuiszorg- en de zorginstellingen hebben van hun werkgever tijd gekregen om als signaleerder en inhoudsdeskundige deel te nemen aan het project. Maar de samenwerking kost ook veel tijd en onderhoud vooral omdat er veel wisselingen zijn. Regelmatig veranderen professionals van functie en komen er nieuwe besturen die dan weer moeten worden bijgepraat en gemotiveerd deel te nemen aan het project.
Het fijne is dat ik als voorzitter van het project snel bereikbaar ben. Doordat we op wijkniveau werken zijn de lijnen kort en kunnen we de ideeën van de verschillende organisaties via de projectgroep makkelijk inbedden in ons werk. We publiceren veel in plaatselijke kranten zodat bekend is dat ouderen te allen tijde kunnen aankloppen bij ons informatieloket Wegwijs. Ons netwerk proberen we verder te vergroten en te verruimen.
Hoe is het voor professionals om met vrijwilligers te werken? Voor sommige managers is het moeilijk. Ze ondervinden een niveauverschil in deskundigheid, sommige vrijwilligers nemen geen blad voor de mond en zijn heel kritisch en direct. Maar het kan ook zijn dat ze veel deskundiger zijn dan de managers zelf. Hoe meer we met ons netwerk aan tafel zitten, des te beter leren we met elkaar praten. We leren elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden begrijpen en krijgen meer en meer vertrouwen in elkaar.
13 Van g n et
Tijdens deze koffieochtenden ontmoeten ook professionals elkaar. Ze nemen de ruimte elkaar te informeren over hun werkzaamheden en organisatie zodat ze elkaar in een later stadium makkelijker weten te vinden.’
Hoe ontstaat een goede samenwerking tussen professionals en vrijwilligers? Je moet elkaar leren kennen, naar elkaar leren luisteren en weten dat je op elkaar kunt terugvallen. Heb als professional respect voor vrijwilligers en vertrouw ze, ook al doen ze het anders dan jij zou willen. Ze doen het uit bevlogen- en betrokkenheid en staan vrijwel altijd klaar.’ Karin van Lier
‘ouderen laten zien wat ze zelf nog kunnen want ze moeten zelf uit die eenzaamheid komen’
Werving en behoud van vrijwilligers in welzijn, zorg en sport
Leren van elkaar over vrijwilligers Een vrijwilligerscoördinator uit de welzijnssector hoort van een manager uit een zorginstelling dat zij elke vrijwilliger koppelt aan een professional op de werkvloer. De vrijwilligerscoördinator past dit ook toe binnen haar eigen organisatie. Het werkt. De vrijwilligers blijven langer en met meer plezier werken. Van g n et
14
Een mooi voorbeeld van Leren van elkaar. Veel organisaties in zowel welzijn, zorg en sport proberen vrjiwilligers te vinden en te behouden. Uitwisseling van informatie tussen deze sectoren kan nuttige tips opleveren.
Leren van elkaar: een onderzoek Het Verwey-Jonker Instituut deed in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport onderzoek naar werving en behoud van vrijwilligers. De vraag was hoe de organisaties voor welzijn, zorg en sport vrijwilligers vinden en binden, waar de verschillen en overeenkomsten liggen tussen deze sectoren en wat zij van elkaar kunnen leren. Bijna zevenhonderd organisaties voor welzijn, zorg en sport vulden een vragenlijst in. Het Verwey-Jonker Instituut hield bijeenkomsten met organisaties uit de drie sectoren en zette een LinkedIn-groep op over werving en behoud van vrijwilligers.
Bijna de helft van de organisaties in welzijn ervaart een tekort aan vrijwilligers Uit de welzijnssector deden welzijnsorganisaties, vrijwilligersorganisaties en vrijwilligerscentrales mee aan het onderzoek. Bijna de helft van de vrijwilligers- en welzijnsorganisaties heeft een tekort aan vrijwilligers. Vooral op het terrein van bestuur, management, coördinatie en organisatie.
De welzijnssector gaat het meest professioneel om met vrijwilligers De sector welzijn gaat professioneler om met het werven en behouden van vrijwilligers dan de sectoren zorg en sport. Handreikingen en methodieken om vrijwilligers te vinden en te binden zijn hier bekender en vinden beter hun weg naar de praktijk.
Veel verschillende wervingsactiviteiten Ook hanteert de welzijnssector een breder scala aan wervingsactiviteiten. Werving vindt het meest plaats door persoonlijk contact binnen en buiten de organisatie. Daarnaast zetten organisaties frequent advertenties, versturen persberichten, raadplegen de vacaturebank van de vrijwilligerscentrales en maken flyers, foldermateriaal en nieuwsbrieven. De sector noemt veel tips voor het vinden van vrijwilligers.
Tips voor werving • Laat een enthousiaste vrijwilliger aan andere potentiële vrijwilligers vertellen hoe leuk het werk is; • laat tijdens feestelijke bijeenkomsten voor vrijwilligers introducées toe; • plaats vacatures op goed bezochte digitale ontmoetingsplatforms voor ouderen; • plaats maandelijks een krantenartikel over de vrijwilliger van de maand en koppel dit artikel aan vacatures binnen de organisatie; • leg contacten met maatschappelijk betrokken bedrijven voor het werven van vrijwilligers.
Aandacht voor aansluiting tussen vrijwilliger en werk De welzijnssector pakt de aansluiting tussen vrijwilliger en werk vaak professioneel aan. Organisaties gebruiken bijvoorbeeld profielen bij de werving van vrijwilligers en voeren sollicitatiegesprekken met hen. Bovendien koppelen ze nieuwe vrijwilligers aan een mentor binnen de organisatie of geven hen een training.
Actief opzoek naar nieuwe groepen vrijwilligers De sector welzijn probeert, in vergelijking met de andere twee sectoren, veel actiever specifieke groepen nieuwe vrijwilligers aan te spreken: vaak leerlingen van het voortgezet onderwijs, jongeren, nieuwe Nederlanders en gepensioneerden. Organisaties zoeken de doelgroepen
werk!
actief op, vragen hen persoonlijk vrijwilliger te worden of communiceren op andere manieren dat zij op zoek zijn naar deze nieuwe doelgroepen. Ook alle vrijwilligerscentrales willen nieuwe groepen vrijwilligers aanspreken.
Verloop vrijwilligers in welzijn groter dan in zorg en sport Het verloop van vrijwilligers is over het algemeen niet groot. Slecht een klein percentage van de organisaties heeft problemen met het behoud van vrijwilligers. Het verloop in de sector welzijn is wel groter dan in de sectoren zorg en sport. In deze sectoren komt het vaker voor dat vrijwilligers langer dan vijf jaar aan een organisatie zijn verbonden.
Veel maatregelen om vrijwilligers te behouden In tweederde deel van de organisaties in de welzijnssector bieden beroepskrachten vrijwilligers desgewenst begeleiding. Om vrijwilligers te behouden spreken organisaties hun waardering naar hen uit, geven hen persoonlijke aandacht en vragen regelmatig of vrijwilligers het nog naar hun zin hebben. Veel organisaties geven de vrijwilligers bovendien een onkostenvergoeding, een eindejaarsattentie, scholing en training of organiseren een jaarlijkse vrijwilligersdag. Ook krijgen vrijwilligers bij ongeveer eenderde deel van de organisaties inspraak bij het ontwikkelen van beleid. Een paar suggesties uit de welzijnssector om vrijwilligers te binden.
Wat kan de sector welzijn leren van de sectoren zorg en sport bij werving en behoud van vrijwilligers? Ondanks dat de welzijnssector werving en het behoud van vrijwilligers het meest professioneel aanpakt, is het verloop onder vrijwilligers hier groter dan in de sectoren sport. De sector welzijn kan op dit terrein nog veel leren van de beide andere sectoren!
Aanraders voor werving en behoud vanuit de sectoren zorg en sport • Werf nieuwe vrijwilligers via huidige vrijwilligers; • geef een eindejaarsattentie; • zet vrijwilligers in als verantwoordelijken voor het behoud van vrijwilligers; • zet vrijwilligers in op een groot aantal verschillende werkzaamheden; • geef korting op activiteiten; • gebruik een introductieprogramma voor nieuwe vrijwilligers.
LinkedIn-Groep Om in de praktijk meer van elkaar te leren, is de LinkedIn-groep Leren van elkaar over Vrijwilligerswerk opgericht. Via deze groep kunnen professionals en vrijwilligers ervaringen uitwisselen over werving en behoud van vrijwilligers. De groep telt inmiddels meer dan honderd leden. Mocht u vanuit uw organisatie belangstelling hebben voor deelname, meld u dan aan via LinkedIn. U bent van harte uitgenodigd!
Tips voor behoud • • •
Laat beroepskrachten, eventueel op afstand, begeleiding geven; stel een vrijwilligersraad in; organiseer ‘ontmoetingspleinen’ waar vrijwilligers elkaar informeren en enthousiasmeren over ondermeer hun werkzaamheden, gevolgde cursussen en workshops.
Diane Bulsink, Verwey-Jonker Instituut
Van g n et
15
Bundeling van kennis bij vrijwilligers in sociaal juridische dienstverlening Sociaal Raadsliedenwerk Van g n et
16
Het Sociaal Raadsliedenwerk van Surplus Welzijn biedt al 28 jaar sociaal juridische ondersteuning aan bewoners van een vijftal gemeenten in WestBrabant1. Vaak zijn kwetsbare mensen2 die hun weg in de doolhof van wetten en regelingen niet goed kunnen vinden. Tijdens de dagelijkse inloopspreekuren kunnen zij bij Surplus Welzijn binnenlopen met hun vragen. Het Sociaal Raadsliedenwerk heeft sinds 2009 ook een speciaal Formulierenteam. Dit team bezoekt cliënten thuis, ordent hun administratie, onderzoekt of zij recht hebben op inkomensondersteunende voorzieningen en vult zonodig hiervoor formulieren in.
Samenwerking tussen beroepskrachten en vrijwilligers Om in zo’n groot gebied deze professionele ondersteuning te kunnen aanbieden, werkt het Sociaal Raadsliedenwerk al vanaf het begin met de inzet van vrijwilligers. Een groep van dertig vrijwilligers verzorgt momenteel zowel de dagelijkse inloopspreekuren (zestien per week) als de huisbezoeken. Om de continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening te kunnen garanderen, worden zij ondersteund door drie beroepskrachten; één coördinator en Nieuwe vrijwilligers met certificaat basistraining.
twee sociaal raadsvrouwen. Zij springen in tijdens de spreekuren, werken nieuwe vrijwilligers in, verzorgen interne cursussen, ondersteunen het team en bevorderen in- en externe samenwerking en teamvorming.
Burgers helpen burgers Een belangrijke meerwaarde van het werken met vrijwilligers is dat burgers elkaar helpen. De overheid stimuleert dit ook. Met de Wet maatschappelijke ondersteuning streeft ze naar een samenleving waarin burgers hun eigen verantwoordelijkheid hebben en eerst zelf naar oplossingen zoeken.
Bundeling van kennis levert kwaliteit op Om de kwaliteit van de sociaal juridische dienstverlening hoog te houden stelt het Sociaal Raadsliedenwerk hoge eisen aan de vrijwilligers; een hbo kennisniveau, werkervaring in een relevante sector of het volgen van een sociaaljuridische studie. De groep vrijwilligers is deskundig en gemotiveerd en bestaat onder andere uit juristen, docenten, een beleidsmedewerker en een medewerker personeelszaken. Zij gingen vervroegd met pensioen, doen als student praktische werkervaring op, hebben een bijstandsuitkering of zijn arbeidsongeschikt. Met het werk voor het Sociaal Raadsliedenwerk leveren zij een wezenlijke bijdrage aan de maatschappij en werken zonodig aan hun eigen (re)integratie. Binnen het Sociaal Raadsliedenwerk van Surplus Welzijn werken jong en oud, mensen met veel en minder ervaring met elkaar samen. Deze samenwerking ervaren zowel de cliënten, de beroepskrachten als de vrijwilligers zelf als positief. Wilma van de Kar, coördinator Sociaal Raadsliedenwerk Surplus Welzijn
1
Gemeente Etten-Leur, Zundert, Moerdijk, Drimmelen en Halderberge.
2
Vooral 65-plussers, laagopgeleiden, uitkeringsgerechtigden, mensen uit
de laagste inkomensgroepen, functioneel analfabeten en allochtonen.
Welzijn en maatschappelijke dienstverlening is een weerbarstig werkterrein. Onzekerheden en tegenstrijdigheden horen daar bij. Toch doen we bij het opstellen van sociaal beleid net alsof deze niet bestaan. Erken de ambivalenties en je komt verder, bepleit prof. dr. Roelof Hortulanus1, bijzonder hoogleraar Sociale interventies en lokaal sociaal beleid aan de Universiteit voor Humanistiek.
Ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar sprak Roelof Hortulanus op 15 maart jongstleden zijn inaugurele rede uit: Ambivalenties in het sociale domein. Opdrachtverlening, professionele verantwoording en impactanalyse, de noodzaak van meervoudigheid.
Weerbarstig karakter Werken in het sociale domein is niet eenvoudig. Lokale overheden en maatschappelijke organisaties worden aangesproken op hun bijdragen aan het oplossen van tal van sociale vraagstukken. Daarbij wordt veelal een beroep gedaan op de deskundigheid van allerlei maatschappelijke organisaties, waaronder organisaties voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening. Beleidsmakers en professionele dienstverleners stuiten vaak op het weerbarstige karakter van het sociale domein. De verwachtingen van burgers zijn hoog, de vragen om individuele hulp complex, de problemen rond het samen wonen en leven persistent en de noodzaak van informele vrijwillige inzet groot. Binnen het sociale domein vragen beeldvorming en feiten beiden om aandacht. Waarden en visies kunnen uiteenlopen. Professionals moeten rekening houden met de belangen en betrokkenheid van meerdere actoren.
17 Van g n et
Ambivalenties in het sociale domein Het toelaten en onderzoeken van ambivalenties brengt ons verder in het vinden van een manier van werken die recht doet aan het karakter van het sociale domein. Zo’n wijze van werken vraagt meervoudig beleidsmatig en professioneel optreden. Volgens Hortulanus kan men aan opdrachtverlening en professionele verantwoording op verschillende manieren inhoud geven, afhankelijk van de soort dienstverlening. In zijn betoog kiest Hortulanus voor vier soorten dienstverlening en activiteiten die elk een specifieke relatie leggen tussen de opdrachtgever (overheid), de verantwoordelijke organisaties en de impact van de dienstverlening op individuele burgers of de gemeenschap.
De oratie Ambivalenties in het sociale domein.
Meervoudig optreden
Opdrachtverlening,
Er zijn dus onzekerheden, tegenstrijdigheden en dilemma’s. Toch benadert men het ambivalente karakter van het sociaal beleid en de professionele dienstverlening veelal vanuit een eendimensionale illusie. We zien herhaalde pogingen om systemen en werkwijzen te ontwikkelen. Ze heffen het falen in de voorgaande periode op en brengen een effectievere en vaak ook efficiëntere benadering van sociale vraagstukken naderbij.
professionele verantwoording en impactanalyse, de noodzaak van meervoudigheid kunt u downloaden via www.lesi.nl
1
Roelof Hortulanus (1946) is directeur van het Landelijk Expertisecentrum voor
Sociale Interventie. Zijn leerstoel Sociale interventies en lokaal sociaal beleid
aan de Universiteit voor Humanistiek wordt gefinancierd door MOgroep.
De vraag om ondersteuning van kwetsbare groepen zal de komende jaren sterk toenemen. De vraag is niet zozeer in welke richting, maar hoe we de oplossingen moeten zoeken.
Sociaal Werk in de Wijk Van g n et
18 Het sociaal werk staat onder grote druk. Het blijkt een makkelijke prooi voor lokale bezuinigingswoede. Althans, ons bereiken geen massale en vlammende protesten als ‘Nederland schreeuwt om sociaal werk’. We krijgen een lawine aan beleidsmaatregelen en uitvoeringsvoorstellen over ons uitgestort (vaak gepaard met decentralisatie) die voor een groot deel ten nadele uitpakken voor groepen die toch al een kwetsbare positie zitten. Om maar iets te noemen: afschaffing van de Wajong uitkering en beschutte arbeid, ingrepen in de bijstand, het passend onderwijs, de jeugdzorg, en in het wijkenbeleid. Het zijn ingrepen die bepaald niet budgettair neutraal worden uitgevoerd. Ze raken groepen die, om het hoofd materieel en immaterieel boven water te kunnen houden, nadrukkelijk door sociaal werk moeten worden ondersteund. De vraag om ondersteuning van die kwetsbare groepen zal de komende jaren ook nog eens sterk toenemen. Dit zal op een innovatieve manier moeten gebeuren. Zowel managers als uitvoerders in de sector beseffen dit. De bakens van Welzijn Nieuwe Stijl geven de richting aan op welke wijze dit moet gebeuren. Door dicht op de huid van de (kwetsbare) burger te zitten, er op af te gaan en present te zijn in de buurt. Met een stevig beroep op vakmanschap en vakbekwaamheid van de sociale professional. De vraag is niet zozeer in welke richting we de oplossingen moeten zoeken,
maar veeleer hoe we daar kunnen komen. Over welke competenties en vaardigheden moeten professionals beschikken en welke methodieken moeten zij kennen? Wat vraagt het van (samenwerkende) organisaties? Hoe vinden we een weg in een situatie waarin de problemen van burgers steeds complexer worden en de gekozen oplossingen deze complexiteit lijken te weerspiegelen? Met het programma Sociaal Werk in de Wijk (SWW) zoeken we in alle rust naar duurzame aanpakken van urgente kwesties én om noodzakelijke methodische vernieuwingen te ontwikkelen en in te voeren. Het is absoluut noodzakelijk dat we hierbij het roer in eigen handen houden, te vernieuwen en hierbij - soms moeilijke keuzen te maken. De kunst is om hierin realistisch te blijven en ons niet te laten meeslepen door de waan van de dag. Om scherp te blijven signaleren en te agenderen waar maatregelen funest uitpakken voor de groepen burgers in kwestie. Want ook hier ligt een belangrijke, en te vaak veronachtzaamde, taak van sociaal werk. Hieronder schetsen we kort de contouren van het programma SWW.
Inhoudelijke ondersteuning vanuit SWW In het programma SWW slaan we met een aantal werkveldinstellingen de handen ineen om samen inhoudelijke vraagstukken op te pakken over
professionaliteit, methodisch werken, samenwerking en afstemming. Om zaken uit te proberen en van elkaar te leren. We sluiten hierbij aan bij urgente kwesties die door de deelnemende instellingen ervaren worden. Het gaat om het onderbouwen, ontwikkelen, toetsen en het overdraagbaar presenteren van deze vraagstukken voor het veld, de opleidingen en voor samenwerkingsvormen. En om wat we wel ‘het herijken van het sociaal werk in de context van de participatiesamenleving’ noemen. SWW kan worden opgevat als een laboratorium of een Community of Practice waarin we nieuwe concepten ontwikkelen en uitproberen en ze vervolgens landelijk beschikbaar stellen voor verspreiding en implementatie. Inhoudelijk werken we globaal met de volgende hoofdthema’s: de generalist als basisprofessional, samenwerken in de wijk en basismethodiek voor sociaal werk.
SWW klein beginnen aan een meerjarig programma De drijvende krachten achter SWW zijn initiatiefnemers Margot Scholte en Ard Sprinkhuizen. Het lectoraat Maatschappelijk Werk van Hogeschool Inholland en MOVISIE dragen het programma. Samen met een vijftal ‘consortiumpartners’ zijn zij verantwoordelijk voor de inhoud en de vormgeving van SWW. Een aantal ‘projectpartners’ werkt mee op onderdelen aan het uitwerken van één van de thema’s.
SWW is de inhoudelijk professionele peiler van de stimuleringsregel Welzijn Nieuwe Stijl (WNS). MOVISIE, de DSP-groep en CMOnet werken als kenniscentra binnen WNS aan de andere twee peilers: de relatie opdrachtgever – opdrachtnemer en de maatschappelijke agendering. We willen het programma SWW de komende maanden voorzien van een stevige financiële en organisatorische basis. De deelnemende instellingen ondersteunen het programma uit eigen bijdragen (menskracht en middelen) en we zoeken naar een meerjarige subsidie. Om tot een ‘participatiesamenleving’ te komen zoeken we zoveel mogelijk aansluiting bij andere initiatieven die de afgelopen paar jaar zijn ingezet: Beter In Meedoen (met onder andere Professionaliteit Verankerd en Effectieve Sociale Interventies) en de Wmowerkplaatsen. Het lectoraat Maatschappelijk Werk van Hogeschool Inholland stimuleert het landelijk onderwijs om het curriculum van studenten maatschappelijk werk en sociaal werk breed aan te passen aan de nieuwe maatschappelijke opdracht. Samen met MOVISIE en de Universiteit voor Humanistiek zetten we in op een herkenbare body of knowledge dat het programma SWW verder onderbouwt en toekomstige methodiekontwikkeling mogelijk maakt. U kunt zich opgeven voor de nieuwsbrief Sociaal Werk in de Wijk door een bericht te sturen naar Marieke van Breukelen (m.vanbreukelen@ movisie.nl) onder vermelding van Nieuwsbrief SWW. U wordt dan op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en mogelijkheden tot participeren in het programma. Margot Scholte, lector maatschappelijk werk Hogeschool Inholland en senior medewerker Beroepsontwikkeling MOVISIE Ard Sprinkhuizen, associate lector maatschappelijk werk Hogeschool Inholland en senior onderzoeker Trends en Onderzoek MOVISIE
Van g n et
19
‘We s
Mbo-studenten hebben moeite hun inkomsten en uitgaven in balans te houden. Hun uitgaven zijn meestal hoger dan hun inkomsten waardoor veel jongeren geld te kort komen. Gerjoke Wilmink, directeur Nibud: ´Doordat deze studenten nauwelijks zorgtoeslag aanvragen en geen formulier voor belastingteruggaaf invullen, laten ze veel geld liggen.´
Van g n et
20
Mbo’er laat achthonderd euro per jaar liggen, maar heeft ook schulden Zorgtoeslag en belastingteruggaaf Slechts 40 procent van de mbo-studenten die recht heeft op zorgtoeslag, ontvangt die ook daadwerkelijk. Dit betekent dat 145.000 jongeren ouder dan achttien jaar jaarlijks maximaal zo’n achthonderd euro laten liggen. Ruim een kwart van de mbo’ers weet niets van de mogelijkheid belasting terug te krijgen terwijl mbo’ers met kleinere baantjes hier vaak recht op hebben. Een gemiste kans volgens het Nibud, omdat de mbostudenten hun inkomen daarmee aanzienlijk kunnen verruimen. Eén op de zes mbo-studenten leent op dit moment geld. Gemiddeld hebben zij 1.265 euro schuld. Wanneer mbo’ers achttien jaar of ouder worden en uit huis gaan wonen, wordt die schuld gemiddeld 2.450 euro. Een flinke groep mbo’ers maakt zich regelmatig zorgen over deze schulden. Zorgen die volgens het Nibud helaas terecht zijn. De schulden zijn vergeleken met die van hbo’ers en academici weliswaar niet zo hoog, maar
De uitgaven van mbo-studenten zijn hoger dan hun inkomsten.
doordat mbo-opgeleiden relatief lagere lonen hebben, vinden zij het vaak lastig hun schulden terug te betalen.
Rol voor ouders en onderwijs Het Nibud vindt het belangrijk dat ouders en het onderwijs hun kinderen, leerlingen en studenten financieel opvoeden. Daarom biedt het instituut ook graag ondersteuning bij deze taak. Ondermeer door lesmaterialen ter beschikking te stellen, zoals de bekende Geldkoffer voor de basisschool en het recent vernieuwde In&Out voor het voorgezet onderwijs en het mbo. Het instituut ontwikkelde ook samen met Delta Lloyd Groep Foundation een magazine voor docenten in het mbo-onderwijs. Hierin staan herkenbare interviews, de meeste recente feiten en cijfers van het Nibud en praktische adressen om naar door te verwijzen. Hiermee willen de twee instanties docenten motiveren alert te zijn op de financiële problemen van hun studenten. Het magazine is gratis op te vragen via www.nibud.nl/ mbomagazine. Voor professionals biedt het Nibud ook twee interessante boeken: Geld en gedrag, over budgetbegeleiders in de beroepspraktijk, gaat in op de theoretische basis voor budgetbegeleiders. Het boek Van adviseren naar motiveren, gaat over over motiverende gespreksvoering in de financiële hulpverlening. Sanne Lamers, senior onderzoeker Nibud
Meer informatie vind u op www.nibud.nl/professionals
Participatie is hot. De term wordt veelvuldig gebruikt en door de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is aandacht voor participatie een noodzaak voor gemeenten. Vriend en vijand lijken het erover eens dat iedereen mee telt en moet meedoen aan arbeid, de ondersteuning van kwetsbare groepen, vrijwilligerswerk en het meedenken over beleid. Maar wat bedoelen we nu eigenlijk met participatie? Achter het begrip gaan verschillende werelden en idealen schuil. Het wordt zo vaak en divers gehanteerd dat het tot spraakverwarring leidt. Is het streven naar participatie voor en door iedereen wel realistisch of schiet het zijn doel voorbij? En wat vindt de burger er eigenlijk zelf van? De publicatie Participatie ontward van M. van Houten en A. Winsemius zet de verschillende invullingen van het begrip participatie op een rij en biedt dertien goede voorbeelden uit de praktijk. Vertrekpunt is het Participatiewiel, ontwikkeld door MOVISIE. Zie www.movisie.nl.
Film over belang van vrijwilligers in de zorg Wat nu echt het belang is van vrijwilligers in de zorg, wordt duidelijk in een film van Vilans, MOVISIE en NOV. Deze film geeft een helder beeld van wat speelt rondom vrijwilligerswerk in de zorg, hoe divers dit werk is en de waarde hiervan voor zowel cliënten, organisaties als vrijwilligers zelf. Handig om bijvoorbeeld coördinatoren, medewerkers of vrijwilligers cijfers en feiten te geven over de waarde van vrijwilligerswerk. De film kunt u gratis downloaden via www.vilans.nl.
21
Berichten
Magazine INZET over vrijwilligerswerk INZET is een nieuw magazine over vrijwilligerswerk rond jeugd en opvoeding. INZET biedt inspiratie voor iedereen die zich binnen gemeenten, de jeugdsector, Centra Jeugd en Gezin (CJG’s), het welzijnswerk, onderwijs of sportverenigingen bezighoudt met onderwerpen als jeugd, sociale cohesie, opvoeding, buurt- en/of vrijwilligerswerk. INZET besteedt veel aandacht aan praktijkvoorbeelden van vrijwilligersprojecten voor en door kinderen, jongeren en hun ouders. Het magazine is een uitgave van het programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin van ZonMW en verschijnt in totaal zes keer. Het programma, gefinancierd door het ministerie van VWS, heeft tot doel de pedagogische civil society te versterken. Hierbij werkt ZonMw nauw samen met het NJi en MOVISIE. U vindt alle informatie over het programma en het (gratis) magazine op www.vrijwillige-inzet.nl.
2011 Europees jaar vrijwilligerswerk Veel gemeenten, vrijwilligersorganisaties en vrijwilligerscentrales organiseren extra activiteiten in het Europees jaar van het vrijwilligerswerk (EVJ). Het Nationaal Coördinatieorgaan van het EJV 2011 stelde bovendien een nationaal activiteitenplan op. De hoofddoelen van het EJV 2011 zijn: • vieren en waarderen van de kracht van het Nederlandse vrijwilligerswerk; • het brede publiek laten zien welke soorten vrijwilligerswerk er zijn. De focus ligt hierbij op diversiteit. Er zijn vele vernieuwende, leuke en interessante manieren van vrijwilligerswerk; • het behouden van een gunstig klimaat voor het vrijwilligerswerk. Voor informatie over de activiteiten: www.vrijwilligerswerk.nl.
Van g n et
Participatie ontward
Campagne meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling
Van g n et
22
Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) lanceerde in april de campagne Zet de meldcode op de agenda. Professionals moeten zich bewust worden van het belang van de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en deze in hun organisatie bekend maken. Uit onderzoek blijkt dat hulpverleners drie keer zo vaak ingrijpen bij vermoedens van geweld binnen het gezin, wanneer er op hun werk zo’n meldcode is. De meldcode wordt volgend jaar verplicht binnen de gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, justitie en politie. Indien u de meldcode nu bekend wilt maken, kunt u gebruik maken van diverse hulpmiddelen, onder andere de eerste rijks-app, een applicatie voor smartphones die in het kader van de campagne werd gepresenteerd. Zie www.huiselijkgeweld.nl en www.rijksoverheid.nl.
Samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars concreter In het voorjaar van 2011 werden VNG en Zorgverzekeraars Nederland het eens over een nieuwe leidraad Samenwerken aan zorg en ondersteuning. Bestaande samenwerkingsinitiatieven vormden de basis van vele tips en lessen om zorg, ondersteuning en preventie goed op elkaar af te stemmen. Samenwerken is een logisch vervolg op recente ontwikkelingen waarbij cure en care steeds dichter bijeen komen. De leidraad geeft geen blauwdruk; er zijn grote verschillen in en visie op de samenwerking. Aan de hand van de vier thema’s dementiezorg, decentralisatie van begeleiding, woonservicegebieden en gezondheidsbevordering zijn mini toolkits gemaakt. De rol van zorgkantoren bij de inkoop van integrale zorg en samenwerking is hierin belangrijk. Voor organisaties voor maatschappelijke dienstverlening is samenwerken met verzekeraars een belangrijk issue. MOgroep werkt dit verder uit. Zie ook www.vng.nl.
Marie Kamphuis Prijs uitgereikt Project Allemaal opvoeders Het ministerie voor Jeugd en Gezin gaf het NJi de opdracht om in elf gemeentelijke pilots de pedagogische civil society te versterken en de rol van het CJG daarin te verkennen. De pilots zijn gericht op het: • bevorderen van netwerken tussen ouders; • tot stand brengen van onderlinge steun; • stimuleren van gedeelde verantwoordelijkheid voor opvoeden en gedrag in de buurt. Ter inspiratie en als voorbeeld voor andere gemeenten moet het project kennis en concrete voorbeelden opleveren over hoe de CJG’s door inzet van vrijwilligers de pedagogische civil society kunnen versterken. Het project is onderdeel van het programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin van ZonMw. Meer informatie www.nji.nl.
Op donderdag 7 april 2011 is voor de vijfde keer de Marie Kamphuis Prijs uitgereikt. Tweeëntwintig organisaties zonden een innovatief project in om mee te dingen naar de MKS-prijs 2010. De jury bestond uit mevrouw Iris Leene, voorheen directeur van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW), de heer Roelof Hortulanus, bijzonder hoogleraar aan de Universiteit voor Humanistiek en mevrouw Maartje Jongen, winnaar van de MKS-prijs 2008. De jury kende drie prijzen toe. De eerste prijs ging naar het project Goud Delven van Ouderenwerk Noord en Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Delfshaven. Goud Delven is een combinatie van hulpverlening, handelingsonderzoek en het naar buiten brengen van verhalen uit de praktijk van het maatschappelijk werk. Zie www.mariekamphuisstichting.nl.
Tool NJi maakt wegwijs in implementeren Veel studies laten zien dat de implementatie van veranderingsprocessen niet makkelijk is. Ruim 70 procent van veranderingsprocessen in Nederlandse organisaties loopt vroegtijdig vast of realiseert niet het beoogde resultaat.
23
Berichten
MOgroep start digitaal platform voor leden MOgroep startte het online platform Ning.com voor uitwisseling over ontwikkelingen in de branche en discussies over de visie en richting van MOgroep. Het is een ‘digitaal clubhuis’ waar leden op een veilige, besloten manier in gesprek kunnen gaan met collega’s uit de branche. Ning.com is een aanvulling op andere (open) discussieplatforms zoals Linked-in. MOgroep nodigt alle leden uit op Ning.com hun mening te geven en informatie in te brengen. Zie mogroep.ning.com. Aanmelding vereist MOgroep lidmaatschap.
Toolkit Preventie en aanpak ongewenst gedrag en seksueel misbruik Cliënten van organisaties voor welzijn en maatschappelijke dienstverlening moeten zich hier veilig weten en optimaal van de diensten gebruik kunnen maken. Daarom liet MOgroep de toolkit Preventie en aanpak ongewenst gedrag en seksueel misbruik ontwikkelen met protocollen, normen en draaiboeken voor organisaties. Deze toolkit is vooral geschreven voor situaties waarbij een cliënt het slachtoffer is. De toolkit sluit aan bij HKZ, de arbocatalogus en bij het bredere veiligheidsbeleid van organisaties. Zie www.mogroep.nl.
Modulen schuldhulpverlening voor maatschappelijke dienstverlening Stimulansz ontwikkelde in opdracht van MOgroep een handreiking met modulen schuldhulpverlening voor maatschappelijke dienstverlening. Deze modulen zijn opgebouwd zoals de basismodulen in het maatschappelijk werk en de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de NEN-normen en de HKZ-normen voor schuldhulpverlening. De modulen zijn op te vatten als ‘zorg- of hulpverleningseenheden’ die met elkaar de bouwstenen vormen voor het totale aanbod aan cliëntenzorg van een organisatie of werksoort. Hiermee kan een beroepsgroep of werksoort in grote lijnen duidelijk maken wat zij biedt, voor wie, met welke doelen en met welke (beoogde) resultaten. Zie www.mogroep.nl, dossier amw.
Van g n et
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) ontwikkelde een implementatiewijzer die beleidsmakers en kwaliteitsfunctionarissen in de jeugdsector ‘wijzer’ maakt in implementeren. Deze implementatiewijzer laat zien welke methode zij kunnen inzetten bij de inrichting van een specifiek verandervraagstuk. Informatie vindt u op www.nji.nl/implementatie. www.samenwerkenvoordejeugd.nl
Waar zijn organisaties voor maatschappelijke dienstverlening trots op, wat willen zij uitdragen en wat zetten zij graag in de etalage? In deze Vangnetrubriek krijgt steeds een andere organisatie het woord. Deze keer zetten we de MOgroep zelf in de etalage, met activiteiten voor het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) in het afgelopen jaar.
E TALAGE
Met ons pluspakket AMW hebben we ons als brancheorganisatie in 2010 weer ingezet voor een groot aantal actuele onderwerpen. Om maar eens wat te noemen: Op verzoek van onze leden ontwikkelden we de nieuwe brochure AMW Tel uit je winst. Hierin laten we zien wat de meerwaarde is van het AMW voor burgers, gemeenten en de maatschappij. We namen samen met Actiz en GGD NL het initiatief tot een ondersteuningsprogramma dat het ministerie van Jeugd en Gezin in gang zette voor professionals in de Centra voor Jeugd en Gezin. Onder onze leden inventariseerden we de ontwikkelingen en knelpunten rond schoolmaatschappelijk werk. Deze knelpunten brachten we samen met de ministeries voor Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) en Jeugd en Gezin èn de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) onder de aandacht. Bovendien pleitten we bij de staatssecretaris van OCW en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voor wettelijke verankering en structurele financiering van het schoolmaatschappelijk werk. Ook organiseerden we diverse bijeenkomsten voor lidorganisaties. In samenwerking met Divosa, Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en VNG organiseerden we twee regionale informatiebijeenkomsten over de nieuwe Wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening. We nodigden onze leden uit voor diverse ledenbijeenkomsten over samenwerking tussen het AMW en het Sociaal Raadslieden Werk, het informatiemodel 2011 en de Madimonitor èn over internethulpverlening. Voor coördinatoren van de Advies Steunpunten Huiselijk Geweld organiseerden we bovendien samen met de Federatie Opvang en GGD NL twee platformbijeenkomsten over activiteiten rondom het ondersteuningsprogramma Bescherm en weerbaar. Ons jaarverslag laat nog veel meer activiteiten zien. En ook dit jaar zitten we niet stil. In ieder geval staat een ledenbijeenkomst over huiselijk geweld op stapel. Tijdens deze bijeenkomst zullen we de ervaring met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en een hulpaanbod voor daders en eergerelateerd geweld aan bod laten komen. We doen ons werk met veel inzet om de positie, de profilering en de kwaliteit van onze ledenorganisaties te versterken. En met resultaat! MOgroep