Vlag (vastgesteld bij raadsbesluit van 21 mei 1981) "Een witte broeking en een vlucht van zeven banen, waarvan de hoogten zich verhouden als 1 : 1 : 1 : 1 : 1 : 1 : 1, groen, wit, groen, wit, groen, wit en groen, met op het midden van de broeking ter hoogte van elke witte baan een zwart meerblad". De drie zwarte meerbladeren op witte ondergrond komen voor in het gemeentewapen. De vier groene banen geven de vier dorpen aan. De vlag heeft de maten van de Nederlandse vlag, waarvan hoogte en lengte zich als regel verhouden als 2 : 3.
Verschillen moeten kunnen: het dorpskernenbeleid van de gemeente Bloemendaal
Gemeentewapen (KB 3 augustus 1968, nummer 18) "Van zilver, beladen met drie meerbladeren, van sabel. Het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee paarlen". Het wapen is afgeleid van het familiewapen van het geslacht Tetrode, dat een schild voerde van sabel, beladen met drie dokkebladen van zilver, staande twee en een. In het gemeentewapen zijn kleur en metaal omgekeerd. Overveen heette vroeger Tetterode.
Verschillen moeten kunnen - Corsa 2008001679
Inleiding De discussie over dorpskernenbeleid “beheerst” de Bloemendaalse politiek al een aantal jaren. De mening lijkt breed gedeeld te worden dat de vier dorpen van de gemeente Bloemendaal, ieder met een eigen identiteit, gezamenlijk het beeld van Bloemendaal bepalen. Maar hoe formuleer je nou het beleid dat hieraan ten grondslag ligt, is het meer dan iets dat je voelt of deelt, wat is de relatie tussen dorpskernenbeleid en leefbaarheid? De aanstaande fusie met Bennebroek heeft de discussie weer een extra impuls gegeven. In deze notitie probeert het college van Bloemendaal om, ook in het verlengde van het gestelde in het collegeprogramma 2006, getiteld Vertrouwen, Cohesie, Participatie, het staande beleid ten aanzien van de dorpskernen te expliciteren. Vragen worden hierin aan de orde gesteld als: wat is dorpskernenbeleid in Bloemendaal en waarin uit zich dit dorpskernenbeleid. Als de raad zich in het hier geschetste beeld van het dorpskernenbeleid in Bloemendaal kan vinden zal onderhavige notitie dienen als input voor de (discussie over de) nota Dorpskernenbeleid voor de nieuwe gemeente. 1 Geschiedenis Bloemendaal 2 Eeuwen lang was Nederland een moerassig gebied en vormde de duinstreek de enige strook grond waar bewoning en verkeer mogelijk was. Van gestructureerde aanleg van wegen was geen sprake. De natuurlijke mogelijkheden die het terrein bood werden benut. Zo ook de weg die langs de duinrand liep. De weg dus die nu nog vanuit het zuiden naar het noorden door de gemeente Bloemendaal loopt. In de loop der eeuwen ontstonden nederzettingen op strategische plaatsen langs deze weg. In de middeleeuwen verkregen de heren van Brederode o.a. de heerlijkheidrechten van Aelbertsberg (Bloemendaal) en Tetrode (Overveen) en het ambacht van Vogelesang (Vogelenzang]). Tezamen zijn zij in ieder geval al sedert 1326 bekend. (Rollands charter). Met het overlijden van Wolfert van Brederode in 1679 vervielen de heerlijkheidrechten aan domeinen. Op 6 november 1722 werden bij de verkoop van ambachtheerlijkheden door domeinen, die van Vogelenzang, Overveen en Bloemendaal door Haarlem aangekocht. In 1798 met de intocht van de Fransen werd er een einde gemaakt aan de rechten die de ambachtsheer bezat. Na de bevrijding van Nederland in 1813 kreeg deze stad weer een aantal rechten terug. Maar met de invoering van de grondwet van 1848 was dit tijdperk definitief voorbij. De gemeente Haarlem verkocht in 1851 de ambachtsheerlijkheid Vogelenzang, Overveen en Bloemendaal aan H. van Houten voor hfl 900,-- . Bloemendaal kocht op 22 oktober 1853 de heerlijkheidrechten van de erven Rouwens. Daarmee werd een situatie die eeuwen lang heeft bestaan beëindigd. De drie kernen vormden vanaf dat moment een onafhankelijke gemeente. Met de aanleg van de Zandvoortselaan en de (stoom)tram naar Zandvoort begon de herverkaveling van Aerdenhout en ontstond de vierde kern. De gemeente en haar dorpskernen De gemeente Bloemendaal bestaat dus uit de dorpen Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang. Ze is gelegen ten westen van Haarlem / Heemstede op de binnenduinrand. De gemeente kenmerkt zich door een grote variatie aan duin-, bos- en weidegrond, die grote aantrekkingskracht uitoefent op eenieder die rust, natuur en recreatie zoekt. De gemeente Bloemendaal heeft de vorm van een bijl. De kop wordt gevormd door de dorpen Bloemendaal en Overveen 1
Als bijlage bij deze notitie is een samenvatting (incl. aanbevelingen) gevoegd van het WRR-rapport Vertrouwen in de buurt. Dit rapport is bij het collegeprogramma 2006 aangehaald als voorbeeld voor het betrekken van de dorpen bij het gemeentelijke zaken. 2 Met dank aan de heer Pieterson, VVD-raadslid Bloemendaal.
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
1
met duinen tot aan zee; de steel door Aerdenhout en Vogelenzang. Qua oppervlakte is Bloemendaal een uitgestrekte gemeente, 3.856 ha. De lengte van de gemeente is ongeveer 14 kilometer van noord naar zuid. Even ten zuiden van Overveen (ter hoogte van Elswout) is ze van oost naar west nog geen kilometer breed. In het brede deel (BloemendaalOverveen) is de gemeente 5,5 kilometer breed. De gemeente is dun bevolkt omdat een groot gedeelte van de oppervlakte van de gemeente uit ongerepte duinen bestaat. De dorpen liggen aan de oostelijke duinrand. Verloop discussie dorpskernenbeleid Zoals in de Inleiding gezegd “beheerst” de discussie over dorpskernenbeleid al jaren de Bloemendaalse politiek. Als start van de discussie kan het initiatief van CDA en Liberaal Bloemendaal uit 2003 gezien worden om over de leefbaarheid van de dorpen te praten. Dit initiatief werd overgenomen door de VVD die in 2004 met een korte notitie kwam over dorpskernenbeleid, waarbij 5 maanden later bij de begrotingsbehandeling een meer uitgewerkte nota gepresenteerd werd. De VVD stelde “dat er binnen de gemeente sprake is van een hoog voorzieningenniveau, zowel wat betreft winkels als sociaalculturele instellingen die de gemeente ondersteunt. De VVD wil dit voorzieningenniveau zoveel mogelijk behouden. De winkeliers hebben echter te lijden onder concurrentie van buitenaf en toenemende verkeersproblemen. De vele stichtingen en verenigingen richten zich naar de gemeente maar kunnen niet meer verwachten altijd aanspraak op subsidies te blijven maken.” “Achtergrond van dit voorstel is ook de wetenschap dat Bloemendaal naar een efficiëntere, op de 21e eeuw gerichte organisatie toe moet.” Het dorpskernbeleid was volgens de VVD-fractie nou typisch een voorbeeld van een efficiënte benadering van een specifiek probleem door de overheid. Aan de andere kant zijn in de loop der jaren ook tal van zaken opgehangen aan het te formuleren dorpskernenbeleid. Bij de begrotingsbehandeling in 2004 werd een motie over het plaatsen van schaakborden op straat afgestemd door de raad, waarbij een deel van de tegenstemmers als argument hanteerde dat de plaatsing meer als een uitvloeisel van het dorpskernenbeleid gezien werd en dat het nu nog te vroeg was om het spel te plaatsen. Bij de behandeling van de Najaarsnota 2005 bleek dat het dorpskernenbeleid nog steeds niet naar tevredenheid geformuleerd was. Tijdens de begrotingsraad 2005 was weliswaar afgesproken dat het college met een integraal beleid zou komen voor alle dorpskernen, maar het college was nog niet verder gekomen dan het geven van een aanzet hiertoe middels het voeren van gesprekken met diverse stakeholders en het houden van een aantal wijkschouwen, aangevuld met gesprekken met bewoners. Bij het opstellen van het Collegeprogramma 2006 was wederom ruimte om over dorpskernenbeleid te praten. daarin werd de afspraak gemaakt dat het college het dorpskernenbeleid zou formuleren in samenspraak met de bewoners. Conclusie: de Bloemendaalse politiek c.q. bestuur denkt en praat al jaren (zo niet eeuwen) in dorpskernen, maar heeft grote moeite om dit gevoel dat in onze genen zit tastbaar te maken. Figuur: Het vaandel van de Bloemendaalse fanfare. Het meerkleurig wapen bovenin het vaandel is het oude gemeentewapen van Bloemendaal.
De grote lijn in het dorpskernenbeleid Het feit dat de gemeente Bloemendaal officieel ruim 150 jaar geleden samengesteld werd uit de dorpen Bloemendaal, Overveen en Vogelenzang (en later Aerdenhout ontstond) en, gekoppeld hieraan, de nog steeds bestaande grote eigen identiteit van ieder dorp, bewijst dus dat de gemeente Bloemendaal in haar beleid de dorpen altijd als uitgangspunt heeft genomen.
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
2
De gemeente Bloemendaal streeft naar een gezond leefmilieu, maatschappelijke activiteiten, orde, rust en veiligheid in ieder dorp. Het Bloemendaalse dorpskernenbeleid richt zich enerzijds op de ontwikkeling en het beheer van maatschappelijke voorzieningen in de sfeer van welzijn, economie (middenstand) maar ook van openbare infrastructuur, anderzijds is het dorpskernenbeleid een instrument om de afstand tussen bestuur en burgers passend klein te houden en tussen burgers onderling respectvol en empathisch. Dit door gebruik te maken van diverse instrumenten om burgers en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het bestuur en het beheer van hun dorp, bijvoorbeeld door het organiseren van wijkcontactavonden, politieke cafés en discussiebijeenkomsten. Het Bloemendaalse dorpskernenbeleid is dus primair gericht op de authenticiteit van de kernen. Voor iedere dorpskern zijn (andere) voorzieningen van belang, in iedere dorpskern spelen (andere) zaken. De ‘eigenheid’ van de kernen is leidend. Dit houdt in dat er ondermeer zorgvuldig om wordt gegaan met nieuwe bouwlocaties, groen behouden en waar mogelijk zelfs uitgebreid wordt en dat er wordt gestreefd naar een voorzieningenniveau waar per dorpskern behoefte aan is. Ook de recente nota over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning geeft uiting aan het dorpskernenbeleid. Uitgangspunt voor het dorpskernenbeleid is de integrale beleidsvorming. Leefbaar, heel – schoon – veilig, is het adagium. Leefbaarheid is in het kader van de WMO een belangrijk discussiepunt. Prestatieveld 1 van de WMO heeft tot doel het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en kernen. De gemeente heeft een grote vrijheid om lokaal invulling te geven en prioriteiten te stellen en er zijn vele manieren waarop gemeenten de sociale samenhang kunnen bevorderen. Het spreekt vanzelf dat het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid ook aan andere domeinen, zoals wonen, ruimtelijke ordening en veiligheid, raakt. Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Het aanbod dient zich te richten op de drie volgende componenten: huis - diensten/voorzieningen - omgeving. Dus: een goede toegankelijke – aanpasbare of aangepaste – woning, betaalbare en bereikbare haal- en brengdiensten en een veilige, toegankelijke openbare (speel)ruimte. Het is vooral aan “de burger” om concreet invulling te geven aan het begrip leefbaarheid. De sociale samenhang wordt bevorderd door het hanteren van het principe: van algemeen naar bijzonder. Overzicht lijn wat betreft dorpskernenbeleid per beleidsterrein: 1.
Openbare orde en veiligheid
De wijkschouwen zijn gerelateerd aan de dorpskernen omdat elke kern zijn ‘eigen’ identiteit heeft met eigen wensen, problemen, bewoners, wijze van communiceren, aanpak, etc.. Daar waar er een wijkraad/-comité is wordt die betrokken bij de schouw. De veiligheidsmonitor is eveneens gericht op de kernen omdat hierdoor gerichter zaken kunnen worden aangepakt. Het beleidsplan van de politie houdt rekening met de kernen. De prioriteiten van de veiligheidsthema’s zijn gericht op de kernen Aerdenhout / Vogelenzang en Bloemendaal / Overveen. De wijkagenten zijn verbonden aan deze kernen: één voor de kernen Aerdenhout / Vogelenzang en één voor Bloemendaal / Overveen. Hierbij is het elkaar kennen en herkennen van belang. De wijkagent weet wat er leeft en speelt in de kernen. De gemeentelijke opsporingsambtenaren zijn momenteel minder verbonden aan de kernen zoals hierboven vermeld. Het college streeft er wel naar om dit te veranderen. Als gevolg van het feit dat men dagelijks in de kernen aanwezig is kent men de situatie goed en kan men door preventief snel optreden vaak ernstigere situaties voorkomen. 2.
Verkeer en wegbeheer
Onderhoud van de openbare wegen (inclusief bebording, belijning, openbare verlichting en overig wegmeubilair) wordt in heel Bloemendaal op gelijke wijze uitgevoerd. Ook het beleid t.a.v. verwijsborden geldt gelijkelijk voor de gehele gemeente. Het parkeerbeheer (blauwe zones of vergunningparkeren) en de uitvoering van het over de gehele gemeente uitgerolde Verkeerscirculatieplan (categorisering wegen in GOW en ETW) geschiedt wel per kern (of onderdelen daar-
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
3
van). Zo ook de evaluatie van het VCP en typisch voor de problematiek per kern te treffen maatregelen i.v.m. de doorstroming / verkeersdruk. Het in het voorjaar te actualiseren gewenste onderhoudsniveau zal uitgaan van verschillende gebieden. Het onderscheid wordt dan echter niet per kern, maar gebiedssoort gemaakt, zoals dorpscentrum, woonwijk en park of bos. 3.
Water en rioleringen
Hieronder valt de zorg voor de rioleringen, de drainageleidingen en de grondwaterproblematiek. Hoewel de maatregelen per kern verschillen (bijv. bergbezinkleidingen of infiltratieleidingen), heeft dit uitsluitend te maken van de verschillen in geografie c.a. De normen voor deze producten zijn voor de hele gemeente hetzelfde, opgenomen in het baggerplan, het waterplan en het gemeentelijk rioleringsplan. 4.
Reiniging
Hieronder vallen afvalverwijdering, schoonhouden wegen c.a. en de werkplaatsen, tractie en hekwerken. Ook voor deze drie onderwerpen geldt dat beheer en uitvoering over de gehele gemeente gelijk is. Uitvoeringsplannen zoals het veegplan en het gladheidsbestrijdingsplan en de onkruidbestrijding, gelden voor de gehele gemeente. Hierbinnen is geen onderscheid naar kern aangebracht. Ook hier geldt dat voor onderdelen het kwaliteitsbeleid in het voorjaar van 2008 zal worden geactualiseerd. Keuzes liggen hier dan ook niet per kern, maar per soort gebied. 5.
Natuur
Hieronder vallen het onderhoud van de groenvoorzieningen en de speelvoorzieningen (advisering over ontwerp en beheer als onderdeel van jeugdbeleid) en de algemene begraafplaats. Het beheer en onderhoud is ook hier grotendeels neergelegd in beheers- en onderhoudsplannen. Meest actuele voorbeeld is het bosbeheerplan. De benadering is hier ook niet per kern, maar per bospark geweest. 6.
Beheer eigendommen
Dit onderscheidt zich in het bouwkundig en het juridisch beheer. Beide geschieden op grond van uitgangspunten die voor de gehele gemeente gelden. 7.
Onderwijs en jeugdzaken
In het kader van het onderwijsbeleid zijn uitgangspunten als een genoegzaam aantal openbare scholen in elke dorpskern alsmede hierbij in principe behorende gymnastieklokalen van belang. Concreet betekent dit dat in elke van de vier kernen een openbare basisschool aanwezig is met een eigen gymnastieklokaal. In Vogelenzang is sprake van een gecombineerde gymnastiekvoorziening voor de Graaf Floris en de St. Jozefschool. Voorts is in het kader van de brede schoolgedachte het streven er op gericht in elke kern een brede school (voorziening) te realiseren. Naast een aantal algemene beleidsuitgangspunten is ook in het gemeentelijk jeugdbeleid de kerngerichte aanpak terug te zien. Zo is sprake van de volgende specifieke punten per kern: •
voldoende speelplaatsen;
•
straatspeelavonden;
•
minimaal een voorziening voor kinderopvang;
•
voldoende peuterspeelzalen.
Gelet op de decentrale ligging van de kern Vogelenzang is hier tevens een algemene speeltuin gevestigd alsmede een in het dorpshuis ondergebracht jeugdhonk. In de overige kernen ontbreekt een dergelijke voorziening tot op heden. Hier wordt eerder gedacht aan de introductie van een mobiel jeugdhonk.
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
4
8.
Vrije tijd
Ten aanzien van de culturele voorzieningen is in het kader van het kernenbeleid de openbare bibliotheek van belang. De bibliotheek beschikt over eigen vestigingen in Bloemendaal en Vogelenzang en over een bibliobus te Aerdenhout. In Vogelenzang is de bibliotheek gevestigd in “De Vogelsanck” een wooncomplex gecombineerd met een aantal maatschappelijke- (o.a. Welzijn Bloemendaal) en zorgvoorzieningen zoals fysiotherapeut en tandarts. Ook in het sportbeleid is de historische kernopbouw van de gemeente goed terug te zien. Concreet betekent dit dat in elke kern sprake is van een of meerdere sportaccommodaties op het terrein van tennis, hockey en voetbal. 9.
Maatschappelijke dienstverlening
In het WMO-beleid is een aantal kerngerichte activiteiten te signaleren. Zo vormt voldoende input vanuit alle kernen een criterium bij de samenstelling van de WMO-raad. Daarnaast komt er als gevolg van het feit dat de openbaar vervoer verbinding tussen de diverse kernen alsmede de verbinding met een aantal openbare voorzieningen te wensen overlaat, een buurtbusvoorziening. 10. Volksgezondheid en Milieu Binnen het beleidsterrein Volksgezondheid is het streven te komen tot een HOED-voorziening (HOED = Huisartsen Onder Een Dak) in elke kern van belang. In de kernen Overveen en Aerdenhout is dit inmiddels gerealiseerd, in Bloemendaal is het in voorbereiding. Sedert eind jaren 80 was ook in Vogelenzang sprake van een gezondheidscentrum waarin tevens Bennebroekse huisartsen participeerden. Na de realisering van een HOED in Bennebroek resteerden de tandarts en de fysiotherapeut. Het beleidsterrein Milieu kent in beperkte mate kernenbeleid. Een voorbeeld hiervan: aanwijzing collectieve festiviteiten. In de APV wordt in artikel 4.1.2. bepaald hoeveel collectieve festiviteiten per kalenderjaar per kern maximaal zijn toegestaan. Tijdens deze collectieve festiviteiten gelden de normale geluidgrenswaarden niet. De aangegeven maximale aantallen worden gebaseerd op de traditionele dorpsevenementen. In Aerdenhout en Overveen wordt per jaar slechts één evenement georganiseerd (Koninginnedag). In Vogelenzang wordt daarnaast rekening gehouden met de alhier actieve carnavalsvereniging. Het aantal toegestane collectieve festiviteiten bedraagt voor Vogelenzang drie. In de kern Bloemendaal vinden van de vier dorpskernen traditioneel de meeste evenementen plaats. Voorbeelden zijn de Jaarmarkt en Jazz & Music. Het aantal collectieve festiviteiten voor Bloemendaal is thans vastgesteld op vijf. Hoewel misschien geen echte dorpskern kan het Bloemendaal aan Zee wel als zodanig beschouwd worden. Op het strand mogen per kalenderjaar maximaal zes collectieve festiviteiten plaats vinden. Dit maakt evenementen als Beach Bop mogelijk. Voor de overige dagen is voor het strand apart geluidbeleid geformuleerd. De strandpaviljoens mogen hierdoor meer geluid produceren dan horecagelegenheden elders in de gemeente. Een ander voorbeeld is de handhaving van de milieuregelgeving. In 2004 is een risico- en gebiedsanalyse voor de handhaving van de milieuregelgeving uitgevoerd. Op basis hiervan zijn de controlefrequenties voor de inrichtingen bepaald en een aantal prioriteiten benoemd. Op grond hiervan is de handhaving van het strand als prioriteit aangewezen, met name in verband met het klachtenpatroon en de jaarlijkse opbouw van de strandpaviljoens. 11. Ruimte en bouwen Wat betreft bouwen wordt bij nieuwbouwlocaties een verhouding van 1/3 sociaal, 1/3 middel en 1/3 dure woningvoorraad gehanteerd. Voor de sociale woningbouw is woningbouwverenging Brederode het aanspreekpunt in de gemeente. De woningbouwvereniging heeft woningbezit in alle kernen van Bloemendaal, alsmede in de gemeente Velsen. Naast Brederode verhuurt Woonzorg Nederland een aantal sociale huurwoningen in Vogelenzang.
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
5
Vogelenzang -
Het gebied Vogelenzang Noordoost, tussen Vogelenzang en de spoorlijn Haarlem – Leiden, is door de gemeente aangewezen als potentiële woningbouwlocatie. Het idee is hier vooral woningbouw te realiseren (globale raming 200 woningen) die aansluit op de behoefte van Vogelenzang en Bennebroek (sociale woningbouw, ouderenwoningen, starterswoningen). Gezien de ligging tussen de twee dorpen kan dit project een mooie start zijn van de fusiegemeente.
Bloemendaal -
Beschermd dorpsgezicht. Door de aanwijzing beschermd dorpsgezicht is het villagebied Bloemendaalse Park / Duin en Daal extra beschermd in de bouwmogelijkheden. Bouwvergunningvrij bouwen is bijvoorbeeld niet mogelijk.
Per kern -
Conserverend ruimtelijke beleid. Bouwmogelijkheden zijn beperkt om het groene karakter ook in de woongebieden te behouden.
-
Op een beperkt aantal locaties is vervangende nieuwbouw of uitbreiding toegestaan. Bij woningbouw wordt aangesloten op de bouwkarakteristiek van de aangrenzende bebouwing.
-
De planning is voor elke kern een bestemmingsplan te maken (Vogelenzang, Aerdenhout, Overveen en Bloemendaal), aangevuld met Landelijk Gebied en Bloemendaal aan Zee. 12. Uitwegvergunningen
Alleen voor de Julianalaan in Overveen worden uitwegen toegestaan voor tussenwoningen, in verband met de doorstroomfunctie van deze weg. 13. Economische zaken Op het terrein van economische zaken is recentelijk een visie op commerciële voorzieningen opgesteld dat zich los van een aantal algemene in acht te nemen uitgangspunten tevens karakteriseert door de formulering van een aantal door de voeren actiepunten per kern alsmede specifiek voor Bloemendaal aan Zee. (Rapport Seinpost) Conclusies 1.
Er is sprake van dorpskernenbeleid in Bloemendaal.
2.
Het dorpskernenbeleid is primair gericht op de authenticiteit van de kernen.
3.
Een peiler onder het dorpskernenbeleid is de participatie van inwoners.
4.
Voor iedere dorpskern kunnen (andere) voorzieningen van belang zijn, waarbij op diverse terreinen sprake kan zijn van eenheid in beleid voor de hele gemeente.
5.
Het uitgangspunt van beleid is het behoud en zo mogelijk de versterking van het voorzieningenniveau in de kernen en de gemeente als geheel.
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
6
Bijlage 1: Samenvatting WRR-rapport Vertrouwen in de buurt ‘Vertrouwen in de buurt’. Bewoners die elkaar en hun overheid en politiek kunnen en willen vertrouwen. Bestuurders die hen – de buurt – durven te vertrouwen. Het is deze dubbele uitdaging die de WRR in dit rapport aan de orde stelt. Nederland komt in internationale vergelijkingen traditioneel naar voren als ‘vertrouwensland’. Dit gegeven was tot voor kort aanleiding voor gevoelens van trots en tevredenheid. Maar de laatste tijd maakt die globale tevredenheid plaats voor toenemende bezorgdheid over de Nederlandse civil society en democratie. Er is sprake van een afnemende betrokkenheid van mensen bij elkaar (sociaal vertrouwen) en bij hun democratische instituties (politiek vertrouwen). De afnemende sociale cohesie heeft nadelige sociale gevolgen, zoals anonimiteit, vervreemding, onveiligheid, criminaliteit, afnemend welzijn (en wellicht ook welvaart). Uiteindelijk zal dit ertoe leiden dat het bestuur zijn handelen steeds moeilijker kan legitimeren omdat het ‘losgezongen’ raakt van de burgers. Het resultaat is een slechter functionerende democratie. Een mogelijk antwoord op deze problematiek zou kunnen worden gezocht in een versterking van kleinschalige verbanden waarin mensen dagelijks met elkaar omgaan en waar ook hun wisselwerking met overheid en politiek inhoud krijgt. De WRR kiest daarom in dit rapport voor ‘de buurt’: als object van en tevens als aangrijpingspunt voor beleid. In de buurt, dat wil zeggen in hun directe leefomgeving, worden burgers geconfronteerd met alledaagse leefbaarheidvraagstukken waarvan zij het gevoel hebben dat ze niet (voldoende) worden aangepakt. Het gaat om vraagstukken als de fysieke inrichting van de buurt, de gevoelde of feitelijke veiligheid, onderwijs en kinderopvang, de sociale infrastructuur die steun biedt bij nood, en ook gezelligheid. Maar het gaat tevens om grotere vragen. Zoals over het sociaal vertrouwen dat maakt dat we ons ‘thuis’ voelen in onze samenleving en over het politiek vertrouwen in onze democratische instituties die namens ons gezamenlijke belangen behartigen. Met dit rapport wil de raad inzicht bieden in hoe mensen in hun directe leefomgeving (kunnen) bijdragen aan de aanpak van leefbaarheidproblemen. De vervolgvraag is welke steun beleidsmakers en -uitvoerders daaraan kunnen geven, maar ook hoe zij beter gebruik kunnen maken van de wisselwerking met bewoners bij de uitvoering van beleid op andere gebieden. Dat zijn de centrale vragen die de WRR in dit rapport aan de orde stelt. De raad is daar niet pessimistisch over. Een groot aantal interviews – in achter-, midden- en voorstandsbuurten, in grote steden en kleine dorpen – laat zien dat er verspreid over ons land veel gebeurt. Mensen in hun buurten nemen soms hartverwarmende initiatieven. Ze struikelen, maar vinden oplossingen. Dat komt omdat ze een “slecht karakter” hebben, zoals een van onze gesprekspartners het uitdrukte: ze geven het gewoon niet op. We leerden van hen, van hun successen en mislukkingen, van de medewerking die ze kregen van de overheid en van de ‘sociale spelers’, dat zijn de uitvoerende instanties zoals wooncorporaties, politie, scholen en welzijnsorganisaties. Er zijn lessen te trekken uit hun ervaringen en die kunnen ook voor andere buurten van belang zijn. De fysieke inrichting kan bijdragen aan geborgenheid, aan eigenheid en eigenaarschap. Als bewoners tegen kleine criminaliteit een eerste verdedigingslinie vormen, wordt de veiligheid verbeterd. De ontwikkelingskansen van kinderen zijn groter als hun school ‘past’ in hun leefomgeving; brede scholen spelen ook in op de behoefte aan werk/privé-voorzieningen van steeds drukkere ouders. En een goede buur blijft sociaal gezien beter dan een verre vriend, of een nog verdere ‘instantie’. Het bedreigende isolement van kwetsbare groepen en individuen – senioren, gehandicapten, onbereikbaren – kan worden tegengegaan. Maar we voelen ons ook meer op ons gemak binnen sociale netwerken omdat we ergens ‘bijhoren’. Wil je bewoners bij hun buurt betrekken, dan is het zaak in te spelen op hun behoeften en kwaliteiten. Zij willen serieus worden genomen, door elkaar en door beleidsmakers en -uitvoerders. De ene buurt is echter de andere niet. Het gaat om maatwerk per buurt. Daarbij behoort een handelingsruimte om te kunnen ‘leren’. Dat stelt beleidsmakers en -uitvoerders voor bestuurlijke problemen. Het is niet ‘u vraagt en wij draaien’. Overheid en sociale spelers hebben hun vereisten, bijvoorbeeld ten aanzien van de schaal: zij moeten de kwaliteit van hun diensten en de kosten daarvan in de gaten houden. Maar in de hot spots van onze grote steden, vaak in achterstandsbuurten, moet sprake zijn van een sterke overheid en krachtige sociale spelers die van bovenaf beleid opleggen en dat met strakke hand uitvoeren. We noemen dat de ‘sociale herovering’. Politici staan daarbij voor een bijzondere taakstelling. Te veel burgers keren zich af van de politiek. Het gaat om grote groepen mensen, de helft van de bevolking. Gewone mensen in middenstandsbuurten haken af;
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
7
hoogopgeleide jongeren zijn onverschillig. Vooral de afhakers hebben hun vertrouwen in de democratische instituties verloren. Wat kan men daaraan doen en vooral: kan de buurt er wat toe doen? Vanzelfsprekend is de buurt niet de kuur voor alle kwalen. Maar ons onderzoek wijst wel uit dat de buurt handvatten biedt voor zinvol beleid. Het gaat om een combinatie van twee sporen. Het eerste spoor is de sociale herovering, die de maatschappelijke agenda domineert en die de geloofwaardigheid van beleidsmakers en -uitvoerders moet herstellen. Bij het tweede spoor gaat het om een kansgedreven beleid dat bewoners verleidt om in actie te komen, omdat het inspeelt op hun behoeften en kwaliteiten en bovendien de ruimte laat om de eigen buurt in te kleuren. Onze aanbevelingen richten zich vooral tot gemeenten en sociale spelers. We hebben voor hen vier hoofdaanbevelingen: 1 Kies voor een tweesporenaanpak met een speciale aandacht voor de procesgang. Het is te verleidelijk om je te concentreren op de repressieve kant van de sociale herovering. Dat ontaardt te makkelijk in symptoombestrijding in buurten die na verloop van tijd weer afglijden. 2 Bepaal je eigen, beredeneerde keus bij het samenstellen van een beleidsmenu op het punt van de sociale herovering. Er gebeurt veel in vrijwel alle gemeenten. Kies voor mogelijke acties op die terreinen waar je nu tekortschiet. 3 Maak ook een bewuste beleidskeuze voor de invulling van een ‘kansgedreven’ beleid. Er is tot nog toe te weinig sprake van gecoördineerd beleid. Veel gemeenten en sociale spelers missen daardoor kansen om een aanmerkelijke maatschappelijke meerwaarde te realiseren. 4 Bereid je voor op een cultuuromslag in je eigen organisatie. Het gaat om een andere manier van denken en doen, met een sterk accent op de vraaglogica van burgers. Benoem daarom sterke trekkers en rugdekkers. Experimenteer met nieuwe vormen van bewonerbetrokkenheid, die burgers ruimte bieden om hun eigen buurt in gezamenlijkheid in te kleuren. Bijna alle veranderingen kunnen plaatsvinden zonder wetswijziging of grote, additionele financiering. Toch richten we ons ook op rijk en provincies: 5 Schep de randvoorwaarden voor succes. Er is een behoefte aan een robuuste visie die politiek breed gedragen is. Stimuleer vanuit die visie dat de eerste gemeenten bij hun hernieuwde buurtaanpak succesvol zijn. Goed voorbeeld doet dan goed volgen. Zorg ook voor harde kaderafspraken met de koepels van sociale spelers. De huidige vrijblijvendheid van veel wooncorporaties bij de invulling van hun sociale taken is te groot. Bij de sociale herovering moeten zij als hoofdaannemer fungeren, met het welzijnswerk als onderaannemer. Lacunes in het beleid waar het senioren en kwetsbaren betreft, moeten worden gedicht. Dereguleer en herreguleer het sociaal beleid. Herbezin op de gevolgen van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Nota ruimte. Formaliseer een stimulerende ondersteuning voor brede scholen en buurtpreventie. En weet dat het platteland niet altijd is gediend met ‘stadsregels’. Ten slotte is er een zesde aanbeveling, een oproep welhaast aan de politiek: 6 Vernieuw de lokale democratie. Hoe kunnen bewoners worden verleid en ondersteund zodat ze een grotere zelfverantwoordelijkheid willen en kunnen dragen voor de eigen buurt en de eigen samenleving? Kies daartoe voor een evenwichtig dualisme, met een (deel)raad die prioriteiten afweegt en toezicht houdt en een college van burgemeester en wethouders dat dit in de praktijk met bewoners inkleurt. Zo’n raad en college moeten de buurt begrijpen en openstaan voor initiatieven van onderen af. Kies ook voor een themastelsel waarbij burgers via het stemapparaat meebepalen welke thema’s boven aan de gemeentelijke agenda moeten staan. Experimenteer als raad en college door je te laten leiden in plaats van te leiden: echte leiders durven ruimte te laten. Maar, vooral, kies voor een lerende samenleving. Door te bouwen op de buurt kunnen alledaagse leefbaarheidvraagstukken beter worden opgelost en vormt die buurt een fundament voor sociaal vertrouwen. Kunnen bewoners door directere vormen van democratie – door een grotere betrokkenheid bij zaken die hen aanspreken – worden verleid tot een groter politiek vertrouwen? We weten het niet zeker: het is een kwestie van leren, in buurt en politiek.
Verschillen moeten kunnen – corsa 2008001679
8