van statushouder naar stedeling een doorlopende route naar integratie
0
Inhoudsopgave.
Inleiding I
Een omgevingsschets
II
De drie beleidskaders II.1 II.2 II.3 II.4 II.5
III
Het Uitvoeringsplan III.1 III.2 III.3 III.4
III
Inleidend De doorlopende opvanglijn Integrale aanpak in plaats van volgtijdelijke ondersteuning Versnellingen in het integratieproces Alleenstaande Minderjarige Vluchtelingen
Wonen Wennen Werken Weten
De financiële paragraaf
Bijlage 1: AMV cijfers juni Bijlage 2: Aanvullende taalondersteuning Huis voor Taal Bijlage 3: Huisvesting vergunninghouders in 2017 en verder Bijlage 4: Maatschappelijke begeleiding Welzijn Lelystad
1
I
Een omgevingsschets
In Nederland bevinden zich meer dan 46.000 asielzoekers in de diverse asielzoekerscentra. In 2014 vroegen ruim 30.000 mensen asiel aan, over heel 2015 waren dit er 60.000. Asielaanvragen worden verdeeld in eerste aanvragen, herhaalde aanvragen en aanvragen in het kader van de familiehereniging. Het vluchtelingen en vergunninghouders vraagstuk vloeit voort uit de veel grotere mondiale vluchtelingen problematiek. Hoewel ogenschijnlijk de afstand tussen de mondiale problematiek en de lokale taakstelling ter zake vergunninghouders groot lijkt, is er sprake van een nadrukkelijk en ook wel dwingend verband. Ter vergelijking: in de Europese verhoudingen is Duitsland koploper met zowel het aantal vluchtelingen als asielaanvragen, in 2014 nam Duitsland 31 % van de asielaanvragen voor haar rekening tegenover Nederland 4 %. In Nederland werd in 2014 op 70 % van de aanvragen positief beslist, in Duitsland was dat 42%. Op basis van de cijfers is Nederland niet een heel populair land om asiel aan te vragen. Mensen met een positief beoordeelde aanvraag krijgen een verblijfsvergunning. Lelystad heeft een noodopvang, opvang in het kader van de GGZA en daarnaast een grote opvang van AMV-ers. Er is geen asielzoekerscentrum, maar de gemeente heeft wel een taak in het huisvesten van vergunninghouders. Voor 2015 was de taakstelling 149 inclusief de 19 resterende vergunninghouders uit 2014 die op 1 januari 2015 nog niet waren gehuisvest. Voor 2016 ligt de opdracht nog hoger, te weten 193. Voor de jaren hierna tekent zich een patroon af van een blijvende stijgende lijn in het aantal vergunningshouders dat moet worden gehuisvest. Uit landelijke cijfers spreekt dat vergunninghouders langer in een uitkeringssituatie blijven (meer dan 50 % langer dan 5 jaar). Dit betekent een groeiende uitkeringslast met een (semi-)permanent karakter. Hieruit en ook uit andere participatie indicatoren kan voorzichtig de conclusie worden getrokken dat de huidige maatregelen om deze groep migranten zowel maatschappelijk als ook arbeidsmatig te integreren niet meer voldoen. Een veronderstelling - want niet uitputtend empirisch onderzocht - die vooral voortvloeit uit de ervaringsgegevens van de vigerende (re-)integratie inspanningen. (Belangrijke en actuele informatie die deze veronderstelling van rugdekking voorziet is te lezen in de WRR-Policy brief 4: “Geen tijd verliezen: van opvang naar integratie asielmigranten.” / december 2015) Verhoging taakstelling BZK verwacht dus voor 2016 een verdere verhoging van het aantal asielzoekers, waarbij een stijging is te verwachten van vluchtelingen uit Syrië. Naar verwachting (van BZK) zullen veel van hen een verblijfsvergunning krijgen. Lelystad heeft daarom, net als iedere gemeente in Nederland, te maken met een stijgende taakstelling voor het huisvesten van vergunninghouders. Dit heeft voor de gemeente impact op meerdere beleidsterreinen: Tot zover lijkt het erop dat dit voor het grootste gedeelte mensen zijn die allemaal de verplichting tot inburgering hebben. Daarnaast komt naar schatting vijftien procent in aanmerking voor gezinshereniging. Dat wil zeggen dat familie hen zal nareizen en in Lelystad gehuisvest en begeleid moet worden. De statushouders worden door het COA aan een willekeurige gemeente gekoppeld. Statushouders hebben hier geen invloed op. Zij worden ingeschreven als urgent woningzoekenden en krijgen woonruimte toegewezen. Daarnaast heeft een statushouder recht op hulp bij inburgering, inkomensondersteuning en bij het vinden van werk.
2
De drie beleidskaders II.1
Inleidend
Lelystad krijgt er dus versneld inwoners bij en het is zaak om de instroom in goede banen te geleiden. Immers hebben deze nieuwe Lelystedelingen een achterstand bij binnenkomst. Dat vraagt om ondersteuning. In eerste instantie wordt daarvoor een beroep gedaan op de reguliere voorzieningen. Daarbovenop – waar sprake is van een grotere ondersteuningsbehoefte – stelt het rijk extra middelen beschikbaar voor aanvullende steunmaatregelen. Voor de duidelijkheid: het betreft hier statushouders die worden gehuisvest in Lelystad, niet de vluchtelingen in de Noodopvang of de uitgeprocedeerde asielzoeker die een van de BBB plekken bij het leger des heils bezet houdt. Dat met de verhoogde instroom van statushouders in onze stad de druk op de bestaande voorzieningen naar rato groter wordt, is op zich geen issue. Lelystad neemt graag haar (deel-) verantwoordelijkheid in de taakstelling die we als Nederland op ons genomen hebben. De statushouders worden zo snel en efficiënt als mogelijk geholpen bij het vinden van een eigen plek om te wonen, met voldoende inkomen om zelfstandig te kunnen leven en met een compleet aanbod aan onderwijsvoorzieningen en maatschappelijke begeleiding om de status van vreemdeling in een vreemd land om te buigen naar die van een inwoner van de stad. Uit jarenlange ervaring weten we dat dit geen eenvoudig traject is. Er is bij statushouders sprake van onvrijwillige immigratie. Is het voor de ‘gewone’ immigrant al een uitdaging om zijn weg te vinden, voor een voormalige vluchteling is dat nog veel ingewikkelder. De kunst is dan ook om de ondersteuning zo gericht mogelijk te verstrekken, met een zo hoog mogelijk inburgeringsrendement. Dat klinkt wellicht zakelijk – in een zo menselijke context – uiteindelijk is het rendement van die aanpak juist in menselijke zin het meest aantoonbaar. Overigens moet daarbij tevens oog zijn voor de kansen die geboden worden. De nieuwe inwoners brengen immers ook talenten met zich mee. Nieuw ondernemerschap, kennis, ervaring, nieuwe cultuurelementen, samengevat brengen zij de potentie met zich mee om onze samenleving te verrijken. Om recht te doen aan de wens van een snelle integratie is gekozen voor een drietal richtinggevende beleidskaders. II.2 De doorlopende opvanglijn Het laatste onderzoek van de WRR op het thema vluchtelingen geeft in niet mis te verstane bewoordingen aan dat klassieke valkuilen vermeden moet worden. De eerste valkuil heeft betrekking op de overheidsreflex om bij aankomst van de vluchteling onmiddellijk alle energie te geleiden naar de primaire voorzieningen: voedsel, onderdak en een beperkte maatschappelijke begeleiding. Pas als alles geregeld is, komen aanvullende acties in beeld. Zo belandt de statushouder in een jarenlang proces van afwachten, waarin de mogelijkheid tot het verwerven van autonomie, bijvoorbeeld door betaalde arbeid wordt afgehouden door de volgordelijkheid in de ondersteuning. De WRR adviseert met het oog op een snelle integratie om de statushouder zo vroeg als mogelijk op te pakken, bij wijze van spreken al in de noodopvang. Dat maakt het mogelijk om een ondersteuningsproces in te zetten dat onafgebroken doorloopt vanaf het verblijf in de opvang tot aan het moment van een geslaagde inburgering. De organisatie concludeert in haar rapport “Geen tijd verliezen, van opvang naar integratie naar asielmigranten” dat door gelijktijdig te werken aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk overheden bij de integratie van statushouders zo min mogelijk kostbare tijd verliezen. Lelystad sluit zich bij deze visie aan. Het is daarnaast zo dat veel mensen die in een bepaalde gemeente in de noodopvang zitten, graag in die gemeente willen blijven. Deze wens bestaat ook vanuit de groepen vrijwilligers die veel energie in deze asielzoekers hebben geïnvesteerd en hier een band mee hebben. Dit is al een belangrijke factor voor succesvolle integratie. Belangrijke ondersteunende randvoorwaarde is wel dat mensen hun asielprocedure in de noodopvang kunnen afwachten. Nu is het zo dat in de noodopvang vluchtelingen verblijven die in afwachting zijn van de start van hun asielprocedure. Deze moeten ze doorlopen in een AZC. Is daaraan voldaan dan maakt
3
de doorlopende opvanglijn het mogelijk om de statushouder snel in de positie te brengen van toekomstige inwoner van Lelystad. Dus is de eerste beleidsambitie om de statushouder zo vroeg mogelijk op te pakken en vanuit een perspectief als toekomstige Lelystedeling te begeleiden in het inburgeringsproces.
II.3 Integrale aanpak in plaats van volgtijdelijke ondersteuning In samenhang met de eerste beleidsambitie is het voor de integratie van de statushouders absoluut noodzakelijk om vanaf het eerste moment parallelle acties in te zetten op: voedsel en onderdak, maatschappelijke begeleiding, scholing en (toeleiding naar) werk. Ondersteuning moet dus plaatsvinden op alle vier kwadranten van het sociaal domein tegelijkertijd. Met de decentralisaties geïmplementeerd is de gemeente klaar om door te zetten op een dergelijke aanpak, in die zin dat het beleid niet alleen integraal wordt geformuleerd maar vervolgens ook daadwerkelijk integraal wordt uitgevoerd. Dus oplossingen die in onderlinge samenhang worden geformuleerd en ingevuld. De vier kwadranten zijn huisvesting (wonen), maatschappelijke begeleiding (wennen), (betaalde) arbeid (werken) en (taal)onderwijs (weten):
Daarmee is de tweede beleidsambitie geformuleerd: het inburgeringsproces zo volwaardig en tegelijkertijd zo kort mogelijk te houden door een afgewogen en integrale ondersteuning.
II.4 Versnellingen in het integratieproces. Nu de aantallen instromende statushouders exponentieel toenemen ten opzichte van wat we de laatste jaren zijn gewend, en daarmee de noodzaak van (snelle) integratie gelijke tred houdt, is de opdracht om te bezien in hoeverre de basisvoorzieningen de mogelijkheid voor inburgering in voldoende mate ondersteunen. Hier ligt als eerste de vraag of er voor de groep kwantitatief voldoende geboden kan worden (begeleiding, woningen, etc.). Als de basisvoorzieningen (zowel de algemene maatregelen als de maatwerk voorzieningen) zijn veiliggesteld wordt gekeken of het mogelijk is om ook aanvullende maatregelen te nemen. Dit met het oog op versnelling van het inburgeringsproces. Bijvoorbeeld dat wordt ingezet op een verbreding van
4
het ondersteuningsaanbod. Denk aan een uitbreiding van het beschikbare aantal begeleidingsuren, een versnelling in het woningaanbod enzovoorts. Zo weten we uit ervaring dat een statushouder, vooral ook door de stress van een nieuwe omgeving en het verlies van de vertrouwde thuissituatie, slechts een beperkt absorptievermogen en ook beperkte energie heeft om nieuwe kennis op te doen. Dat vertraagt het inburgeringsproces. Extra ondersteuning kan hierin uitsluitsel bieden. Aanvullend succes kan geboekt worden door naast de basisvoorzieningen in te zetten op andere, ondersteunende en in termen van effectiviteit ook versterkende mechanismen. Bijvoorbeeld door speciale projecten voor die groep van statushouders die wel versneld kan integreren en daarmee de rol kan vervullen van interne integratiekatalysator binnen de grote groep van statushouders. Hiermee wordt gedoeld op enerzijds de jongeren, die, zo is gebleken, zich op een veel hoger tempo de taal eigen kunnen maken dan de ouders en ouderen en anderzijds de volwassenen die een zodanig opleidings- en ervaringsprofiel hebben dat het snel vinden van een passende werkomgeving kansrijk geacht kan worden. Zo zou er relatief snel een kerngroep kunnen worden gecreëerd die de maatschappelijke emancipatie en integratie van de grote groep statushouders kan aanjagen. De kinderen die zich al snel thuis voelen in de taal worden de gidsen en tolken voor hun ouders en doorbreken daardoor het dreigend perspectief van maatschappelijke isolatie. Volwassenen die een baan vinden hebben een stimulerende werking op hun omgeving en kunnen tegelijkertijd optreden als coach voor hun werkloze landgenoten.
De derde beleidsambitie bestaat derhalve uit een drietal deelambities: a) optimaliseren van het bestaande ondersteuningsaanbod; b) nemen van aanvullende maatregelen op het basisaanbod, en; c) inzetten op experimentele ondersteuning om te kijken of het inburgeringsproces nog verder versneld kan worden. Duidelijk is dat zowel voor ambitie b als c geldt dat er sprake moet zijn van voldoende financiële middelen. Hiervoor wordt een beroep gedaan op de middelen die in het kader van de Uitwerking Bestuursakkoord versnelde instroom asielzoekers beschikbaar zijn gesteld
5
II.5 Alleenstaande Minderjarige Vluchtelingen (AMV-ers) Vanaf 2016 vallen AMV’ers deels onder het COA en deels onder het Nidos (de voogdijinstelling). Zij zijn samen verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding tot zij de 18 jarige leeftijd bereiken. Het Nidos is verantwoordelijk voor: • Het plaatsen van AMV’ers tot en met 14 jaar, met en zonder verblijfsvergunning, in opvanggezinnen • Het plaatsen van AMV’ers van 15 jaar en ouder met een verblijfsvergunning op kleinschalige opvangplekken ( 15 jarigen vaak daar waar 24 uurs begeleiding is, 16 en 17 jarigen op plekken waar minder begeleiding nodig en beschikbaar is) Het Coa is verantwoordelijk voor: • AMV’ers van 15 jaar en ouder zonder verblijfsvergunning • AMV’ers jonger dan 15 jaar zonder verblijfsvergunning die niet geplaatst kunnen worden in een opvanggezin. Zij worden opgevangen in kleinschalige wooneenheden bestaande uit maximaal 20 bedden met 24 uurs begeleiding. Het Nidos heeft partijen gecontracteerd voor de begeleiding van AMV’ers. Voor Lelystad zijn dit Jade, Vitree en Timon. Vanaf 2016 krijgen gemeenten budget voor de maatschappelijke begeleiding van vergunninghouders vanaf 16 jaar, dus ook voor de AMV’ers. Vanaf de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Inburgering ( vermoedelijk 1 juli 2017)verandert dit. Dan zal alleen nog geld voor de maatschappelijke begeleiding worden verstrekt voor de begeleiding van statushouders die 18 jaar of ouder zijn en een inburgeringsplicht hebben. Om de begeleiding door te laten lopen vanaf hun 18de is het raadzaam de middelen voor maatschappelijke begeleiding te reserveren en in te zetten voor de begeleiding zodra zij zelfstandig wonen en geen begeleiding meer krijgen van de gecontracteerde instellingen. Indien meerdere aanbieders actief zijn in een gebied ( zoals in Lelystad) beslist de gemeente zelf met wie zij wil samenwerken. Nidos en de gecontracteerde partijen conformeren zich aan deze keuze. In Lelystad willen we regie houden op de instroom van AMV’ers. Zodra de jongeren zijn geplaatst in Lelystad willen we ze ook graag door laten stromen naar zelfstandige huisvesting hier en niet dat zij elders opnieuw moeten beginnen. Om dit te bereiken wordt voorgesteld maximaal 20 % van de taakstelling in te vullen met AMV’ers. Dit betekent dat maximaal 40 jongeren per jaar kunnen doorstromen naar zelfstandige huisvesting. Hierover worden afspraken gemaakt met de gecontracteerde partijen. Maximaal 20 % van de jaarlijkse taakstelling mag bestaan uit AMV’ers Begeleiding na 18de verjaardag De 16 en 17 jarige jongeren die via de AMV regelingen in Nederland zijn gekomen zijn nog maar kort begeleid. Zij hebben nog ondersteuning en begeleiding nodig bij het zelfstandig wonen. Het Nidos dient dan te zorgen voor een warme overdracht naar de gemeente ( in Lelystad naar Vluchtelingenwerk Welzijn Lelystad) zodat maatwerk kan worden geleverd. Jongeren worden dan door Vluchtelingenwerk Welzijn Lelystad begeleid bij het zelfstandig wonen, onderwijs ( afstemming met VO en MBO) gezinshereniging en vrije tijds besteding. Hiervoor worden de middelen maatschappelijke begeleiding ingezet.
Bijlage 1, cijfers juni 2016
6
III
Het uitvoeringsplan
III.1
Wonen
III.1.1 Inleidend. Inmiddels is de instroom van statushouders voor 2014 / 2015 gehuisvest. Door de stijgende aantallen zal de druk op Centrada als belangrijkste leverancier toenemen. Naast de ‘platte’ beschikbaarheid van het aantal woningen vragen immers ook andere factoren – zoals huurprijs en passendheidscriteria zoals de huur-inkomensnorm, de woningbezettingsnorm en de doelgroeptabel - om creatieve oplossingen.1 Wat de precieze effecten van deze complicerende factoren zijn is op voorhand niet te zeggen, maar dat zij een rol zullen spelen bij het huisvesten van statushouders is zeker. Mogelijke oplossingsrichtingen die kunnen worden uitgewerkt zijn: meerdere statushouders in een huis, mobiele wooneenheden, zoals deze achter de Rietlanden staan en het omvormen van leegstaande panden tot wooneenheden.2 III.1.2 Basisaanbod. Het rijk heeft aan de gemeenten opdracht verstrekt om een huisvestingsaanbod voor alle statushouders te realiseren. Lelystad is voornemens om dat voor het haar toegewezen quotum te doen. (Voor een nadere uitwerking op aantallen en opties zie bijlage 3.) III.2
Wennen: begeleiding ‘onderweg’…..
III.2.1 Inleidend. De begeleiding ten behoeve van de statushouders wordt vanaf 1 januari 2015 uitgevoerd door Vluchtelingenwerk Welzijn Lelystad. Naast enkele professionele krachten worden de werkzaamheden uitgevoerd door vrijwilligers. Tot 1 januari 2016 werd hiervoor een bedrag van € 1.000,00 per statushouder gedeclareerd bij Werk Inkomen en Zorg, die hiervoor de bijdrage van het ministerie ontving. Dit bedrag werd ingezet voor het eerste jaar maatschappelijke begeleiding, waaronder taalscholing en het juridische traject (bijv. gezinshereniging). Vanaf 2016 is de bijdrage per statushouder van 16 jaar en ouder verhoogd naar € 2370,00. De verhoging van de middelen is bedoeld voor de instroom gedurende twee jaar (2016 en 2017). Om de maatschappelijke begeleiding te kunnen blijven leveren is meer mankracht nodig. Door aanpassingen te doen in het productenaanbod, waarbij wordt uitgegaan van maatwerk en de wens van de gemeente om de statushouders zo vroeg als mogelijk ‘op te pakken’ in het integratieproces, neemt de druk toe op de vrijwilligers. Welzijn Lelystad heeft hiervoor een plan ingediend om de taak maatschappelijke begeleiding te kunnen blijven uitvoeren nu de taakstelling is verhoogd. (Zie Bijlage 4.) De wens om het begeleidingstraject reeds in de noodopvang op te starten, met de intentie om de betreffende statushouders te begeleiden van aankomst tot geslaagde inburgering binnen Lelystad, zal nog nader worden uitgewerkt, samen met Welzijn Lelystad.
1
De verhouding tussen het inkomen en de huurprijs van de woning. De laagste inkomens kunnen geen woning huren met een relatief hoge huur en het is onbekend hoeveel woningen met een lage (dus geschikte) huur vrijkomen. Overigens wordt een belangrijk deel van dit effect ondervangen door de huurtoeslag. 2) Centrada hanteert passendheidscriteria. 3) De HuurInkomensTabel is dit jaar opnieuw geïntroduceerd. Het inkomensniveau wordt daarbij gekoppeld aan een bepaalde huurgrens. Het theoretisch gevolg is dat een huurder met een bijstandsuitkering alleen een woning zou kunnen huren met de laagste huur. Alle statushouders zitten in beginsel op dit bijstandsniveau. De maatregel is door Centrada genomen om betalingsproblemen in de toekomst te proberen tegen te gaan. De passendheidstoets kent evenwel een bandbreedte en laat daarom ruimte voor maatwerk oplossingen. 4) Tot slot zijn er nog andere urgente woningzoekenden en gewone woningzoekenden die ook met de passendheidscriteria en de HuurInkomensTabel te maken hebben en die door Centrada van een woning worden voorzien. 2 Hierbij zijn wel enige kanttekeningen te plaatsen. Met meerdere statushouders in een huis hebben andere gemeenten gemengde ervaringen en het omvormen van lege panden tot wooneenheden vraagt vaak om grote investeringen. Daarnaast heb je natuurlijk ook te maken met regelgeving (bestemmingsplannen, geluidsoverlast en dergelijke).
7
III.2.2 Basisaanbod. Het basispakket van de maatschappelijke begeleiding van vergunninghouders, onder de doelgroep inburgeringsplichtig bestaat uit de volgende activiteiten:
Overleg met instanties voorafgaand aan de huisvesting Intakegesprek en verwerking gegevens In kaart brengen van zelfredzaamheid en integratie Regelen van allerlei praktische zaken (huisarts, tandarts, nuts voorzieningen, voorbereiding inburgering) Opstellen begeleidingsplan Voorlichting, advies en coaching op het gebied van huisvesting, financiële en administratieve zaken, inkomen, arbeid, vrijwilligerswerk, gezondheidszorg e.d.
Uitvoeren begeleidingsplan Afstemming met juridische ondersteuning en alle betrokken instanties Werken aan participatie (Inclusief taalscholing) T.a.v. kinderen van statushouders Onderwijs Opvoedondersteuning Invulling vrije tijd en extra taalscholing III.2.3 Aanvullend aanbod. In principe blijft het basispakket ongewijzigd. Wel zal er sprake zijn van een sterke toename als gevolg van de stijgende aantallen. Vooralsnog is bij het inventariseren van de benodigde toename – door Welzijn Lelystad - uitgegaan van aannames.3 Het verhoogde bedrag per 2016 is bedoeld voor extra maatschappelijke begeleiding. Voorheen werd gedurende 1 jaar begeleid. Door het verhoogde bedrag per statushouder is het mogelijk maatwerk te bieden en kan de begeleiding langer doorlopen. Ook de instroom uit 2015, welke nog doorloopt in 2016 kan meeliften op de inzet van maatwerk. Daarnaast moet bezien worden wat sportverenigingen kunnen betekenen in de integratie. De afgelopen maanden kwamen er al voorstellen van verenigingen binnen die een aanbod willen ontwikkelen. Het vrijetijdsdomein kan bij uitstek het platform zijn waar integratie ontstaat, ook omdat het veelal om jonge mensen gaat. Vooral voor deze groep kan sport en cultuur niet alleen een uitlaatklep zijn, maar ook een weg naar snelle integratie in de lokale samenleving. Statushouders kunnen zelf een beroep doen op de participatiebijdrage. In het eerste bestuursakkoord is de participatieverklaring geïntroduceerd. Met de ondertekening hiervan geven vergunninghouders te kennen dat ze de regels van de Nederlandse samenleving respecteren en actief een bijdrage willen leveren aan diezelfde samenleving. Landelijk wordt dit document verder ontwikkeld. Het is een belangrijk formeel onderdeel van het inburgeringstraject, waarvoor door iedere gemeente bij het ministerie een plan moet worden ingediend. Welzijn Lelystad zal dit plan vormgeven. Statushouders in het hotel. Sedert 15 februari worden statushouders die wachten op een woning in Lelystad in het hotel op het vliegveld gehuisvest. Inmiddels bestaat de groep uit 26 personen. Allemaal alleenstaande mannen. Het is een tijdelijk arrangement dat loopt van 15 februari tot en met 31 juli. Los van het primaire doel van de regeling, het ontlasten van AZC’s, ligt er een ruimere betekenis in de samenwerking van alle betrokken organisaties. Het feit dat Gemeente (DVL, WIZ, regie), COA, Welzijn Lelystad, het Werkbedrijf en Centrada vroeg in het integratietraject van de 3
Als rekenmodel wordt voor 2016 uitgegaan van 200 extra statushouders, met als kanttekening dat deze qua begeleidingskosten niet allemaal declarabel zijn. Enkel voor personen boven de 16 jaar is de bijdrage van € 2370,00 te ontvangen. Dit betekent dat als een gezin met 3 kinderen onder 18 jaar naar Lelystad komt, 5 gezinsleden voor de huisvesting meetellen, terwijl er maar voor 2 leden gedeclareerd kan worden. (De kinderen jonger dan 16 jaar worden overigens ook begeleid door vluchtelingenwerk van Welzijn Lelystad. Dit is onder meer op vrije tijdbesteding, taalscholing (extra) en begeleiding bij onderwijszaken.) Overigens zal het nieuwe bestuursakkoord naar het zich laat aanzien hier een realistischer vergoedingsmodel voor kennen.
8
vergunninghouder met elkaar op procesniveau intensief parallel schakelen, levert voor de vergunninghouder tijdwinst op. Wat betreft financiën valt deze groep onder het COA. Ze moeten zich eens per twee weken melden bij een AZC in de buurt. De kosten voor het hotel worden vergoed door het COA en als men bijvoorbeeld taalscholing wil moet men daarvoor naar een AZC in de buurt. Ze ontvangen € 50,00 leefgeld per week en kunnen vervoerskosten naar het AZC declareren. III.3
Werken: de kortste route naar een baan dus inkomen
III.3.1 Inleidend. Er zal voor de statushouders een traject richting werk moeten worden georganiseerd. De financiële impact is op dit ogenblik niet duidelijk. Wel geeft de VNG duidelijk aan dat van de statushouders die in Nederland zijn ongeveer 25 % na drie jaar een baan heeft en dat getal loopt daarna in de loop van de tijd verder op tot een kleine 50 %. Dat betekent dat ruim 50 % permanent in een uitkeringssituatie zal komen te zitten. Statushouders vinden moeilijker werk dan reguliere werkzoekenden en zijn volgens de VNG gevoeliger voor conjuncturele schommelingen van de economie. De VNG geeft ook aan dat intensievere begeleiding dit cijfer kan verbeteren, maar dat de meerkosten voor de meeste gemeenten in relatie met jarenlange bezuinigingen een te grote aanslag op hun reserves zullen zijn. Ten aanzien van de toeleiding naar werk zijn er twee invalshoeken: gebruik maken van het regulier aanbod van het WBL en/of deelnemen in een van de pilots waarbij aanvullende doelen zijn geformuleerd (zie verderop). Een parallelle start impliceert overigens dat de taalachterstand een niet te onderschatten complicerende factor bij de uitplaatsing naar werk ook aangepakt moet worden. Dat vraagt om aangepaste integratieproducten. III.3.2 Basisaanbod. In het basisaanbod van het WBL zitten producten zoals werkervaringsplaatsen, verloningsbanen en loonkostensubsidie. Gezien de taalachterstand zullen deze producten voor de meeste statushouders niet direct beschikbaar komen (wellicht met uitzondering van plaatsen binnen meer beschermde omgevingen zoals Concern voor Werk). III.3.3 Aanvullend aanbod. Waar basisproducten nog niet haalbaar zijn wordt uitgeweken naar voortrajecten die als een opstap moeten dienen naar de reguliere instrumenten. Een operationeel voorbeeld is de oplossing die nu gevonden is voor de 25 Eritreeërs die verblijven in het hotel bij het vliegveld. Verdeeld over twee groepen zijn zij enige tijd part time ingezet op de groenvoorziening, waarbij niet zozeer productiedoelen zijn gesteld maar veel meer gestuurd is op een zinvolle arbeidsmatige dagbesteding. Deze activiteiten spelen zich af in het zogenaamde voorportaal van het WBL, waarbij de afzonderlijke leden van de groep worden begeleid en methodisch gevolgd (competentiegerichte methode Werkstap), zodat op enig moment vastgesteld kan worden of en zo ja op welke wijze zij afzonderlijk een re-integratie instrument krijgen aangeboden, bijvoorbeeld een werkervaringsplaats. Statushouders die wel direct plaatsbaar zijn op bestaande instrumenten wordt die kans uiteraard ook geboden. Deze groep wordt verder begeleid door Welzijn Lelystad waarbij taal en verwerven van competenties, onder meer door vrijwilligerswerk wordt ingezet. Over de aansluiting tussen Welzijn en WBL zullen verdere afspraken worden gemaakt. Deze vallen binnen de voorgestelde uitbreiding van de werkzaamheden. De groep die door het WBL begeleid zal worden richting werk, zal voor de maatschappelijke begeleiding en het regelen van veel praktische zaken door Welzijn Lelystad worden ondersteund. Daarnaast bestaat de inzet voor deze groep uit Centrada (uitstroom naar huisvesting), WIZ voor inrichtingskosten, intake en uitkering en het COA voor casemanagement en de cursus Kennis van de Nederlandse samenleving.
9
III.3.4 Speerpunt projecten. Functionele plaatsingen. Op een aantal thema’s is iedereen het met elkaar eens, zo ook op het uitgangspunt dat de statushouder zo snel als mogelijk op een baan terecht moet komen en daardoor economisch zelfstandig wordt. De vertaling van deze ambitie naar de dagelijkse praktijk is voorspelbaar weerbarstig. De eerder vermelde problematiek van de statushouder – zijn rugzakje – maakt een snelle arbeidsintegratie in de meeste gevallen tot wishfull thinking. Brede investeringen op alle leden van de doelgroep hebben dan ook het effect van vuurpijlen: het ziet er indrukwekkend uit maar is na korte tijd volledig verdwenen. Wij kiezen in deze pilot voor het letterlijk afromen van de doelgroep op zogenaamde topprofielen. Een dergelijk profiel wordt bepaald door opleidingsniveau, psychologische stabiliteit en verwachtingsmanagement (realiteitsgehalte van wensen en verwachtingen bij de statushouder). Leden van de doelgroep die aan deze hoge verwachtingen voldoen worden - in een aparte pilot geplaatst binnen werkomgevingen die corresponderen met het opleidingsprofiel (profiel gestuurde functionele plaatsing). Dus geen tandarts achter de werkbank of automonteur in de groenvoorziening. Daar waar opleidingsprofiel en werkomgeving maximaal correleren is de kans ook het grootst dat de kandidaat zich in de praktijk kan bewijzen. (Overigens kan dit een versnellend effect hebben op de in Nederland berucht trage erkenningsprocedure van buitenlandse diploma’s.) Het zal vooral gaan om werkervaringstrajecten, stage’s enzovoorts. Na een eerste pilotjaar kan de rekening opgemaakt worden ter zake het resultaat. Deze voorlopers van de doelgroep op de arbeidsmarkt hebben naast een motiverende uitstraling ook de potentie om coachende en kennis-overdragende taken te vervullen binnen de doelgroep. Zij worden daarmee een interne katalysator, hetgeen het autonoom integratievermogen van de groep als geheel zal versterken.4 Statushouders als startende ondernemers. Op dit moment wordt in samenwerking met Twijnstra en Gudde gekeken naar de mogelijkheid om een pilot op te starten waarbinnen statushouders (versneld) worden gefaciliteerd naar ondernemerschap. Uit ervaring weten we dat zich in de doelgroep potentiele en oud-ondernemers bevinden die dolgraag gebruik willen maken van een kans om de opstap naar (hernieuwde) zelfstandigheid te maken. Het ZLF is nauw betrokken bij de uitwerking van het voorstel. Als regionale organisatie adviseert en ondersteunt het ZLF startende, gevestigde, oudere en beëindigende ondernemers op vraagstukken van inkomen en ondernemerschap. Zowel het instrumentarium als de infrastructuur van het ZLF (Prestart) lenen zich uitstekend voor deze pilot. Gedacht wordt aan intake (selectie), begeleiding (onder meer bij het opstellen van een toetsbaar ondernemersplan), workshops, persoonlijke feedback en advies. De belangrijkste vraagstukken op dit moment zijn de bron(nen) voor financiering alsmede de vraag hoe de kandidaten het beste gevonden en benaderd kunnen worden. Voor alle pilots geldt dat gezien de beperkte middelen steeds gekozen zal (moeten) worden voor een beperkte groep kandidaten. III.4
Weten: (taal)onderwijs als de kortste weg naar communiceren en integreren
III.4.1 Inleidend. Onder verantwoordelijkheid van het onderwijsveld wordt in een aanbod voor scholing voorzien. Deze taak is wettelijk geregeld, evenals de leerplicht voor de minderjarige statushouders. Hoewel de gemeente in dit deel van het inburgeringsaanbod geen positie heeft, wil zij uit de aard der zaak wel zorgdragen voor, dan wel toezien op een zodanig geïntegreerd aanbod, dat het inburgeringsproces maximaal effectief verloopt. Immers kan het achterblijven op een van de vier domeinen – wonen, wennen, werken en weten – een onmiddellijk vertragend of anderszins negatief effect hebben in de andere drie. Zo werkt taalachterstand (blijvende) werkloosheid in de hand, of kan onvoldoende begeleiding van AMV-ers leiden tot maatschappelijk onaangepast gedrag.
4
Bij de plaatsing van kandidaten zal waar mogelijk gebruik worden gemaakt van contrafinanciering vanuit de SROI middelen.
10
Inpassingsproblematiek. Het regulier onderwijs staat net als de gemeente met de groeiende populatie statushouders voor een stevige uitdaging. Twee belangrijke aandachtspunten zijn; a) de wisselende omvang van de groep statushouders en b) de doorstroomproblematiek. 5 Voor de optimale (taal)ondersteuning van statushouders gaan we uit van een viertal richtinggevende kaders: 1. de ondersteuning dient zoveel als mogelijk aan te sluiten op c.q. complementair te zijn aan het regulier onderwijsaanbod (PO, VO, MBO en Volwasseneneducatie); 2. het bestaande aanbod, vanuit regulier onderwijs dan wel Welzijn Lelystad dan wel overig aanbod dient waar mogelijk inhoudelijk verbonden, dat wil zeggen vanuit een gezamenlijk resultaatperspectief te worden ingevuld; 3. aangezien het aanbod aan statushouders vooralsnog groeiend zal zijn is het van groot belang dat we de ervaringen die we op doen ook meenemen en verwerken in het vervolgaanbod voor de komende jaren. Dat wil zeggen gemeenschappelijke kennisontwikkeling – ook binnen de regio – met wellicht op termijn een (virtueel) taal expertise centrum dat bij kan dragen aan continuïteit in aanbod alsmede de kwaliteit daarvan. Bij dit laatste moet overigens niet gedacht worden aan (weer) een nieuwe organisatie, maar een geconsolideerde kennisdeling tussen de betrokken kennisleveranciers; 4. Om de kaders 1 tot en met 3 te kunnen realiseren moet sprake zijn van een nauwe samenwerking, ook waar het gaat om het oplossen van acute dan wel (semi) structurele problemen. III.4.2 Basisaanbod. Vanuit de gemeente wordt geïnvesteerd op de Voor- en Vroegschoolse educatie, een instrument dat zich uitstekend leent voor de opstap van jonge kinderen van statushouders naar het regulier onderwijs. Daarnaast is er een ondersteunend aanbod vanuit de schakelklassen. Met de investeringen in Huis voor Taal – onderdeel van het aanbod zoals dat door Welzijn Lelystad wordt geregisseerd – wordt de statushouder naast het regulier onderwijs een aanvullend aanbod geboden, veelal gericht op en gecombineerd met maatschappelijke begeleiding. Daarmee worden de aspecten taalonderwijs en taalrelevantie effectief verbonden. Een belangrijk punt van aandacht is de aansluiting van de doelgroep op het ondersteuningspakket vanuit de ketensamenwerking kwetsbare jongeren (KKJ). Het ligt immers in de lijn der verwachting dat de kinderen van de statushouders juist te kampen zullen krijgen met die knelpunten waarvoor de KKJ in het leven is geroepen. Enkele voorbeelden van deze knelpunten zijn onvoldoende aansluiting tussen de onderscheidenlijke niveaus van onderwijs, uitvalproblematiek en aansluiting tussen theoretisch en beroepsonderwijs.6 Omdat het onduidelijk is wat de financiële betekenis is, wordt hiervoor een PM post opgenomen. III.4.3 Aanvullend aanbod. Naast het aanbod in het regulier onderwijs heeft Welzijn Lelystad in haar rol als maatschappelijk begeleider ook een aanvullend aanbod. De taalondersteuning bestaat uit 2 taken: 1. De taalintake. In samenwerking met Vluchtelingenwerk Welzijn Lelystad (VWL) zorgt Huis voor Taal ervoor dat gehuisveste vergunninghouders een intakegesprek krijgen over hun 5
Ad a. Het volume statushouders wisselt (half)jaarlijks. Dat maakt het voor het onderwijs bijzonder moeilijk om een goed aanbod aan ervaren docenten in stand te houden. Discontinuïteit in het aanbod van docenten heeft een negatief effect op de kwaliteit van het onderwijs. Dat als gevolg daarvan de inburgering wordt vertraagd spreekt voor zich. Ad b. Eenmaal opgenomen in het onderwijs volgen de jonge statushouders het regulier stramien, hetgeen betekent dat ook zij voor doorstroom steeds zullen moeten voldoen aan de vereiste kwalificaties. 6 Anderstalige leerlingen stellen het onderwijs sowieso voor grote uitdagingen. Met name voor de leerlingen vanaf 16 jaar blijkt het VO niet meer passend. Het is niet wenselijk dat deze jongeren tussen de 13 jarigen zitten. Indien het niveau onder 1 F voor taal en rekenen zit, is de instroom in de entree opleiding of in het MBO (nog) niet kansrijk. Uitdaging is om volgens het principe van de ketensamenwerking kans verdienende jongeren “geld volgt leerling” een voorziening te creëren waar maximaal gebruik wordt gemaakt van de onderwijsfinanciering (VO krijgt extra geld voor deze doelgroep i.t.t. MBO), waarna een jongere goed toegerust via de reguliere route het onderwijspad of het pad naar werk verder kan bewandelen. Uiteraard voorkomen we hiermee op de lange termijn ook een beroep van deze jongeren op de uitkering.
11
taaltraject. Zij krijgen advies over de inburgeringsplicht en worden, indien nodig, geholpen bij de inschrijving bij een inburgeringsaanbieder. 2. Taalondersteuning door vrijwilligers. Hier worden 3 fasen onderscheiden, waarvan er 2 tijdens de maatschappelijke begeleiding plaatsvinden: Opstart. Huis voor Taal biedt elke statushouder de mogelijkheid om vóór de start van het inburgeringstraject alvast Nederlands te oefenen. Dit betreft wekelijkse bijeenkomsten waarin vergunninghouders voorbereid worden op het inburgeringstraject. De focus ligt op spreekvaardigheid en maatschappelijke oriëntatie. Hier wordt de werkwijze van Huis voor Taal gevolgd: ‘doen, durven en je prettig voelen’, via het gebruik van interactief oefenmateriaal, het maken van opdrachten en het oefenen van spreekvaardigheid in dagelijkse situaties. Zodra iemand kan starten met het inburgeringstraject, loopt deelname aan deze groep af. Taalcoaching tijdens het inburgeringstraject. Zodra een statushouder start met het inburgeringstraject, gaat hij/zij meerdere keren per week naar school om groepsonderwijs te ontvangen. De taalondersteuning richt zich daarom op individueel contact met een Nederlander waarbij het opbouwen van een sociaal netwerk en maatschappelijke oriëntatie doel zijn, en de taal het middel. Het accent ligt hier op het toepassen van taalvaardigheden. Taalondersteuning na de inburgering. Na het verplichte inburgeringstraject volgen veel vergunninghouders geen vervolg onderwijs. Een van de gevolgen hiervan is dat de Nederlandse Taal wegzakt. Huis voor Taal biedt vergunninghouders de mogelijkheid om groepsgewijs of via zelfstudie de taalvaardigheden actief te onderhouden. De meeste statushouders die deelnemen aan een Huis voor Taal activiteit zijn al uit de maatschappelijke begeleiding. Echter, velen zijn werkloos, sociaal geïsoleerd en/of hebben weinig contact met Nederlanders. Huis voor Taal heeft hiertoe een voorstel ingediend. (Zie bijlage 2.)7 III.4.4 Speerpunt project Gidsen en tolken. ‘Inburgeren’ is een wat kille term. Feitelijk bedoelen we thuis voelen en thuis zijn. Thuis voelen betekent gelukkig (kunnen) zijn. Thuis zijn betekent je weg kunnen vinden en vooral ook zelfredzaam zijn. Om die twee doelen zo snel als mogelijk te bereiken is het zaak om de statushouders zoveel als mogelijk elkaar te laten helpen. Taal- en cultuureigen gidsen/tolken en succesvolle voorbeelden van integratie naar werk en inkomen, winnen sneller vertrouwen en spreken veel meer tot de verbeelding. Naast het aanbod van onderwijs dat we de jongeren aanreiken – waarbij het doel is om deze zo snel als mogelijk binnen een reguliere onderwijsvorm te plaatsen – investeren we extra op zaken als huiswerkbegeleiding, taaltraining in de leef-praktijk, kennis van de samenleving enzovoorts. Daarmee laten we de idee los dat van alle leden van een gezin een zelfde inburgeringstempo kan worden verwacht en mikken we juist op de jongeren als voorlopers die op enig moment de rol van gezinsbegeleider (gids en tolk) voor tenminste een deel over kunnen nemen van de reguliere professionals of vrijwilligers. Juist deze groep kan het gezin vervolgens in een re-integratie versnelling brengen. De effecten van deze aanpak zouden binnen drie tot vijf jaar zichtbaar moeten worden. In effect wordt hier dus een individuele opleidingscomponent toegevoegd aan het groepsgerichte aanbod. Dat vraagt om aanvullende investeringen, reden ook waarom voor de kandidaten voor deze pilot vooral gezocht zal worden binnen zogenaamde taalrijke gezinnen, waar kinderen al jong om leren gaan met taal als belangrijkste bron voor communicatie. Gezien de extra kosten zal het vooralsnog gaan om een beperkte groep kandidaten. Op grond van de vereiste complementariteit zal het aanbod binnen deze pilot nauw worden afgestemd op het bestaande aanbod vanuit het regulier onderwijs en het taalpakket vanuit Welzijn Lelystad.
7
In bijlage vier wordt een samenvattend overzicht opgenomen van het taalonderwijs dat in 2016 wordt aangeboden. Zowel van het regulier onderwijs als ook van Welzijn Lelystad. Onder paragraaf II.6.1 wordt aangegeven wat de aanvullende activiteiten zijn in het kader van het speerpuntbeleid.
12
III.5 Gezondheid, zorg en preventie: randvoorwaarde tot inburgering. In het uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom wordt terecht gesignaleerd dat het bevorderen van de gezondheid van asielzoekers en statushouders en het vermijden van gezondheidsrisico’s van groot belang is voor het inburgeringstraject. In brede zin gaat het om het voorkomen van complexe zorgvragen in de toekomst door samenhang met huisvesting, scholing, en maatschappelijke participatie enerzijds en de preventieve maatregelen publieke gezondheid en voorkoming jeugdhulp anderzijds. Er ligt voor de gemeente voor wat betreft statushouders een regisserende rol op de gebieden van preventie, jeugdgezondheidzorg, infectiebestrijding en Jeugdhulp. Op landelijk niveau werken VWS en VNG voor wat betreft preventie een ondersteuningsprogramma uit gericht op signalering, voorlichting en preventie uit. In de uitwerking van de aanpak worden de relaties met andere domeinen zoals participatie, integratie en zorg meegenomen. Vanuit het ondersteuningsprogramma dat landelijk wordt ontwikkeld met middelen van het Rijk kan bekeken worden in welke mate een intensivering van preventieve interventies voor de opgroeisituatie van kinderen en hun gezinnen nodig is en opgenomen kan worden in de integrale lokale uitwerking. Na de eerste tbc-screening krijgen asielzoekers uit hoog-risicolanden nog 4 vervolgscreeningen aangeboden. Deze zullen grotendeels plaatsvinden na instroom als statushouders in de gemeente. Van belang is ook dat bij vestiging van een vergunninghouder in de gemeenten bekend is of sprake is van aanwezigheid van infectieziekten en welke behandeling al in gang is gezet. De financiële gevolgen zijn nog niet in beeld. Vluchtelingenkinderen en –gezinnen hebben vaak een periode gekend waarin weinig tot geen aandacht was voor (preventieve) gezondheid. Er zal vanuit de JGZ een inhaalslag nodig zijn, zodat deze groepen snel in beeld zijn om verdere problemen te kunnen voorkomen. Daarom is het van fundamenteel belang dat zij snel en op tijd in beeld zijn bij de jeugdgezondheidszorg. In reguliere opvanglocaties krijgen in principe asielzoekerskinderen gezondheidszorg aangeboden in de vorm van het volledige JGZ-pakket en inhaalvaccinaties. Van belang is dat er een goede overdracht is vanuit de opvanglocatie naar de gemeente en dat de kinderen worden opgenomen in het reguliere proces. Een gedeelte van deze kinderen zal extra ondersteuning vanuit JGZ of andere preventie nodig hebben of jeugdhulp nodig hebben. Inzet daarop is nodig om complexere zorgvraag te voorkomen en kinderen voorspoedig op te kunnen laten groeien. Op basis van de Jeugdwet zijn gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk voor jeugdhulp aan alle rechtmatig en niet rechtmatig verblijvende kinderen onder de 18 jaar. Het Rijk is verantwoordelijk voor de voorzieningen inzake asielzoekers die in COA-locaties verblijven. Voorzieningen voor gehuisveste statushouders zijn voor rekening van de gemeenten. Door de verhoogde instroom van statushouders kan een groter beroep gedaan worden op de jeugdhulp voorzieningen, te denken valt aan tijdige signalering en aanpak van psychosociale problemen onder kinderen met een vluchtverleden. Deze (mogelijke) toename aan hulp is niet meegenomen in de berekening van het macrobudget jeugdhulp. Op dit moment hebben we niet in beeld wat dit betekent voor de beschikbaarheid en kosten van jeugdhulp die de gemeente Lelystad financiert.
13
IV
De financiële paragraaf
Inleiding Zoals eerder aangegeven bestaat de financiële last uit een aantal elementen. Ten eerste het beroep dat de statushouders doen op de reguliere voorzieningen. Van deze kosten wordt onderstaand geen overzicht geboden. In principe is het zo dat de kosten gedragen worden binnen de domeinen zelf, en binnen de reguliere begrotingen. Daarnaast is er een decentralisatie uitkering en wordt het bedrag voor maatschappelijke begeleiding verhoogd. Deze worden in de financiële paragraaf verwerkt. Het totaal bedrag aan decentralisatie uitkering dat het rijk ter beschikking stelt voor alle gemeenten is voor zowel 2016 als 2017 190.500.000. Dat wordt toegerekend aan (het verwachte aantal van) 43.000 (regulier + extra) vergunninghouders per jaar. Omgerekend is dat per vergunninghouder een bedrag van € 4430,00. Lelystad heeft een taakstelling van 193 voor 2016 wat een te verwachten uitkering zal geven van € 854.990. Dit is een indicatief bedrag. De middelen worden uitgekeerd op basis van daadwerkelijk geplaatste statushouders. Voor de financiële afhandeling zou overwogen kunnen worden om binnen de gemeentebegroting 2016 € 854.990 in een apart budget onderbrengen ten behoeve van de inburgeringindicatie van statushouders. De bijdrage uit het gemeentefonds, die later in 2016 zal worden ontvangen geldt hierbij als dekking van dit bedrag. Daarnaast hebben de groeiende aantallen en de gewenste intensivering in de maatschappelijke begeleiding van de statushouders ertoe geleid dat het rijk de bijdrage voor begeleiding structureel heeft verhoogd. (verhoging van €1.000,-- naar €2.370,--). Deze middelen worden beschikbaar gesteld aan Welzijn Lelystad als verantwoordelijke uitvoerder. Hieronder is het totaaloverzicht van de uitgaven en dekking van het uitvoeringsplan. Een aantal posten zijn als PM benoemd en er is ruimte over voor onvoorziene omstandigheden. Daaronder is een uitgebreider overzicht en toelichting op de posten. Totaalbeeld uitgaven en dekking Van statushouders naar Stedeling Uitgaven Van Statushouder naar stedeling
2016
2017
Voorziening dubieuze debiteuren leenbijstand
€138.600
€ 138.600
Formatie WIZ
€ 63.123
€ 63.123
Woonkostentoeslag
€ 22.770
€ 22.770
Participatiebudget
€ 240.000
€ 240.000
Kosten maatschappelijke begeleiding
€ 329.333
€ 329.333
Inrichtingskosten GZZA
€ 35.000
Gidsen en tolken
€ 25.000
€ 75.000
Gezondheid, zorg en preventie
PM
PM
14
30.000
60.000
Statushouders als startende ondernemers
30.000
70.000
Post onvoorzien
€385.264
€ 239.264
Totaal Uitgaven
€ 1299090
€ 1238090
Uitkering gemeentefonds
€ 854.990
€ 854.990
Tegemoetkoming kosten maatschappelijke begeleiding
€ 308.100
€ 308.100
Tegemoetkoming kosten Maatschappelijke begeleiding 2015
€ 61.000
PM
Speerpunt taalonderwijs
€ 75.000
€ 75.000
Totaal inkomsten
€ 1299.090
€ 1.238.090
Functionele plaatsingen
Uit bijdrage gemeentefonds IV.1
Kosten Inkomensondersteuning
Inkomensondersteuning splitst zich uit naar de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4.
De uitkering De bijzondere bijstand Impact op de formatie Woonkostentoeslag
Ad 1. Kosten uitkering. De gemeente wordt geconfronteerd met hogere uitkeringslasten als gevolg van de verhoogde instroom van statushouders. De tegenhanger van deze uitkeringslasten bestaat uit de rijksbijdrage. De hoogte van de beschikbare rijksmiddelen voor alle gemeenten tezamen (macroniveau) zou volgens de reguliere systematiek leiden tot nadelen voor gemeenten. Omdat de hoogte ervan wordt bepaald door de daadwerkelijke cijfers van het voorafgaand jaar. Een verhoogde autonome instroom in de bijstand in enig jaar wordt pas het jaar erop gecompenseerd door een hogere rijksbijdrage. In het uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom is afgesproken dat deze ‘t-1’ problematiek’ wordt aangepakt door een zogeheten ‘inter temporele tegemoetkoming’. Hierdoor is de inschatting dat de verhoogde instroom in de bijstand voor de begroting als budgetneutraal kan worden beschouwd. Derhalve worden hier geen extra kosten verwacht. Ad 2. Kosten via bijzondere bijstand. Voor het inrichten van de woning wordt aan een alleenstaande statushouder € 3.000,- voor een echtpaar € 3.500,-, een gezin met 1 kind € 4.000,- etc. tot max € 5.500,- aan bijzondere bijstand verstrekt. Het bedrag dat de statushouder krijgt is in de vorm van een lening (leenbijstand) en het is de bedoeling dat dit bedrag wordt terugbetaald. De verwachting
15
is dat de groep statushouders grotendeels uit alleenstaande jonge mensen bestaat en eventuele gezinshereniging pas later zal plaats vinden. Voor de bijzondere bijstand gaan we uit van een gemiddelde van 99, omdat niet alle statushouders alleenstaanden zijn, de rekensom wordt dan 99 x € 3500 = € 346.500.Dit bedrag zal moeten worden terugbetaald en hoeft dus niet in de berekening meegenomen te worden. Echter de kans is aanwezig dat men nooit in staat zal zijn om deze “lening” terug te betalen. Wiz houdt een voorziening debiteuren aan voor 40 % voor alle klanten die geld moeten terugbetalen. Deze veertig procent kan ook worden aangehouden voor de vergunninghouders. Voor de voorziening dubieuze debiteuren € 138.600 reserveren. Ad 3. Impact op de formatie. Er ontstaat een stijging van de uitvoeringskosten door de toename van het aantal uitkeringsgerechtigden o.a. als gevolg van de toename van het aantal statushouders. De autonome groei van het aantal statushouders in 2016 is 193. WIZ rekent met een toename van het aantal uitkeringen met gemiddeld 50. Hiermee is capaciteit gemoeid. Hiervoor is in de kadernota 2015 als 2016 als onderdeel van de autonome groei geld gevraagd. Naast deze structurele compensatie van de reguliere uitvoeringskosten bijstandsuitkeringen - door groei van het klantaantal incl. statushouders - is er extra compensatie nodig voor anderstaligen. De voor deze anderstaligen benodigde extra begeleiding in 2017 en 2018 vraagt naar verwachting 1 fte (2x 18 uur; S9), € 63.123 De impact op de formatie bij andere werkzaamheden zijn niet meegenomen. Ad 4. Woonkostentoeslag. Omdat er voor de 1e maand geen huursubsidie kan worden verkregen, betaalt de gemeente om niet de woonkostentoeslag. Dit is max. € 230,- voor de eerste maand. Dit bedrag hoeft niet te worden terugbetaald. Bij gemiddeld aantal € 22.770; Samenvatting financiële gevolgen. € Kosten Uitkering Voorziening dubieuze debiteuren. Impact op de formatie Woonkostentoeslag Totaal regulier
99 (gemiddeld) N.v.t. 138.600 63.123 22.770 224.493
IV.2 Kosten uitgesplitst per domein IV.2.1 Wonen Het gaat hierbij vooral om personele kosten die gedragen worden binnen de reguliere begroting. IV.2.2 Wennen: maatschappelijke begeleiding en taalonderwijs Voor iedere statushouder ontving Welzijn Lelystad in 2015 via de gemeente van het COA € 1000 voor één jaar en heeft Lelystad in aanvulling daarop € 70.900 beschikbaar gesteld (voor de personele kosten, de juridische kosten (ingekocht bij Vluchtelingenwerk Midden Nederland) en de overhead). De bijdrage van € 1000,00 was bedoeld om in te zetten voor de taalscholing en maatschappelijke begeleiding. Vanaf 1 januari 2016 zijn extra middelen beschikbaar om de begeleiding van de statushouders door het reguliere veld goed vorm te geven. Dit is een vervolg op de begeleiding die de statushouders in 2015 op basis van de rijksbijdrage van € 1000,00 per volwassen statushouder, ontvingen. Het bedrag per statushouder is structureel verhoogd tot € 2370,00. Hiervoor is een separaat voorstel door het college vastgesteld. Door de explosieve groei van het aantal statushouders dat vanaf 2016 in Lelystad wordt gevestigd is het noodzakelijk de begeleiding en taalscholing uit te breiden. Aangezien vooraf niet in te schatten is
16
voor hoeveel mensen de bijdrage verkregen kan worden gaan we uit van de ervaringscijfers van de afgelopen jaren. Voor het eerste half jaar 2016 wordt gerekend met een taakstelling van 90 personen. Voor het tweede helft van het jaar met 103 personen. Samen 193 mensen. Dan zou ongeveer 2/3de meegeteld kunnen worden en dus moet uitgegaan worden van ongeveer 130 keer de bijdrage van € 2370,00. Dat is dan € 308.100. In het regeerakkoord wordt vooralsnog uitgegaan van deze financiering voor de instroom in 2016 en 2017. Hierdoor is het mogelijk maatwerk te bieden waarbij statushouders langer dan 1 jaar begeleiding kunnen ontvangen indien dit nodig is. Inkomsten:
Huidige caseload (mee uit 2015) 61.000 Begroot voor 2016 (nieuwe instroom) 308.100 Totaal 369.100
Inzet:
Inkoop juridische ondersteuning VWN 47.500 Maatschappelijke begeleiding 281.833 Totaal 329.333
Dit blijft overigens een lastige berekening omdat we nolens volens uit moeten gaan van aannames en er in het plan van Welzijn Lelystad rekening gehouden wordt met extra personele lasten. De inzet van extra personeel zal van tijdelijke aard zijn, omdat de taakstelling voor de jaren die komen niet bekend is. Welzijn Lelystad zal het extra personeel dan ook flexibel in moeten zetten, waarbij snel op- en afgeschaald kan worden in uren.8 In een aantal situaties (zoals bij GGZ problematiek) zal, naast de inzet van Welzijn Lelystad en vrijwilligers, ook aanvullende professionele inzet nodig zijn waarbij bijvoorbeeld de hoofdaannemers voor ondersteuning thuis kunnen worden ingeschakeld. Via die kant kan dan ook redelijk snel (via de huisarts) worden opgeschaald richting zwaardere GGZ begeleiding door GGZ Centraal. Het is nu nog moeilijk in te schatten in welke mate dit nodig is en in hoeverre dit binnen de reguliere inzet opgevangen kan worden. Daarom is dit vooralsnog als PM post in het financieel overzicht opgenomen. AMV 18-/18+. Lelystad heeft op het ogenblik 43 AMV-ers. Voor de maatschappelijke begeleiding wordt in aanloop naar het tweede bestuursakkoord door het VNG ingezet op een bedrag voor maatschappelijke begeleiding van € 2370,00 per AMV-er die meerderjarig wordt.9 Statushouders in het hotel. De personele inzet voor deze statushouders brengt kosten met zich mee. Hiervoor heeft Welzijn Lelystad een voorstel gemaakt. Om deze groep zo snel mogelijk aan te laten sluiten bij de Lelystadse samenleving (waar ze toch komen te wonen) kunnen de middelen maatschappelijke begeleiding vooraf ingezet worden. Deze aanpak past uitstekend in de beleidslijn om de statushouder zo vroeg als mogelijk ‘op te pakken’. Bij de berekening is uitgegaan van Loonkosten begeleiding gedurende 24 uur per week 6 maanden: 25.718 Transportkosten 3.000 Materiaal taallessen 750 Activiteitenkosten 5.000 Totaal 34.468 Daarnaast kan het zo zijn dat het door het college ingeschatte financiële risico van €12.500 hoger kan uitvallen als de uitstroom van de vergunninghouders naar reguliere woningen sneller is afgerond.
8
Het ministerie heeft aangegeven dat zij de bijdrage in de gemeentekas gaat storten. Hoe zij dit wil organiseren is niet bekend. Er is een brief gestuurd aan de gemeente dat het COA en het ministerie hierover op dit moment overleg voeren. Waarschijnlijk wordt het gekoppeld aan de taakstelling. In de brief staat dat deze regeling voor 2016 en 2017 wordt ingevoerd. 9 Nu duidelijk is geworden dat hier ook middelen maatschappelijke begeleiding meekomen kunnen binnen de WMO met de hoofdaannemers afspraken worden gemaakt.
17
De statushouders in het hotel stromen uit naar een woning in Lelystad. Omdat het hier alleenstaande mannen betreft zijn er niet genoeg passende huizen beschikbaar. Zij worden met meerdere personen in 1 huis gehuisvest. Dit geeft in de praktijk problemen met het inrichten van het huis. Hiervoor is de afspraak gemaakt dat de gemeente de huizen gaat inrichten zodat er bij vertrek van 1 bewoner geen problemen ontstaan. Geschatte inrichtingskosten € 35.000. Andere formatieberekeningen zijn niet meegenomen. IV.2.3 Werken Voor de activiteiten in het kader van de re-integratie zullen de kosten afhankelijk zijn van aard en aantal uitgevoerde trajecten. Een gemiddeld re-integratietraject kost € 4800,00. Het is niet realistisch om te veronderstellen dat alle statushouders een traject zullen volgen. Zelfs uitgaan van 2/3 e is te optimistisch. Een aanname van 50 trajecten in 2016 is realistisch, dat wil zeggen een investering voor het Participatiebudget van € 240.000. Voor de statushouders in het hotel op vliegveld Lelystad is een separaat aanbod gedaan. Op grond van de taalachterstand is het niet mogelijk om direct toe te leiden naar een traject. Gekozen is voor een aanpak die wel mogelijk is. De statushouders gaan in twee groepen aan de slag in de groenvoorziening in het kader van arbeidsmatige dagbesteding. De kosten bedragen € 1650 per persoon, dus een geschat totaal van pakweg € 45.000. Ook deze investering komt vanuit het Participatiebudget. IV.2.4 Weten: (taal) onderwijs Reguliere budgetten Welzijn Lelystad en Onderwijsinstellingen. Daarnaast bezien of er aanvullende middelen voor een onderwijsinspanning moeten worden vrijgemaakt. Te denken valt hierbij aan het KJJ en leerlingenvervoer. Hiervoor kan de post onvoorzien worden belast. IV.2.5 De pilots Voor wat betreft de pilots kan worden gesteld is dat het zwaartepunt, simpelweg omdat 2016 al gevorderd is, zal liggen in 2017 en dat logischerwijs de budgetten naar rato worden gedeeld over 2016 en 2017. Een overzicht van de beschikbare budgetten voor de pilots.
Speerpunt taalonderwijs Gidsen en tolken Functionele plaatsingen Statushouders als ondernemers
2016
2017
€ 75.000 € 25.000 € 30.000 € 30.000
75.000 75.000 60.000 70.000
18
Bijlage 1 Overzicht jonge statushouders Lelystad Stand van zaken juni 2016 Onder 18 Jade
Vitree
aantal 13 10 4 3 1 5 (jongens)
Leeftijd in 2016 18 jaar 17 jaar 16 jaar 15 jaar 12 jaar 17 jaar
geboortejaar 1998 1999 2000 2001 2004 1999
Timon
4 (meisjes)
17 jaar
1999
Tellen voor Taakstelling
Tellen voor taakstelling en maats. begeleiding Bij zelfstandige huisvesting 11 8 2 4
Jade
18 jaar 17 jaar 16 jaar 15 jaar en jonger Vitree 17 jaar Timon 17 jaar
2 2 2 5 4
2016 2017 2018 2017 2017
Op dit moment kunnen 11 AMVérs meetellen voor de taakstelling. Daarnaast wachten 13 jongeren die in 2016 18 jaar worden op zelfstandige huisvesting. Zij waren al voor 1.1.2016 in Lelystad. Zodra zij zelfstandig wonen tellen ze mee voor de taakstelling. Jongeren tussen 18 en 23 jaar met zelfstandige huisvesting 23 jongeren worden begeleid door VVN / Welzijn Lelystad. 11 jongeren overgenomen van Jade 8 jongeren zijn in het pleeggezin blijven wonen 4 jongeren komen rechtstreeks uit een AZC Hiervan zijn 2 jongeren bezig met gezinshereniging en 6 jongeren bereiden zich voor op deze procedure. Deze jongeren volgen allemaal een onderwijsprogramma of inburgeringstraject.
19
Bijlage 2:
Aanvullende taalondersteuning Huis voor Taal
Voorstel inzet Huis voor Taal als onderdeel van de maatschappelijke begeleiding (onderdeel van het ingediende plan) Competenties versterken Versterken van de competenties van statushouders ten einde hun eigen kracht te vergroten en de aansluiting op de Nederlandse maatschappij te verbeteren. Middels: inzet van leer en oefentrajecten gericht op specifieke participatiedoelen. Dit doen we door gebruik te maken van: 1. de expertise en infrastructuur van Huis voor Taal 2. de werkwijze van leer- en oefengroepen op toekomstperspectief Extra kosten: voor 24 uur per week.€ 51.293 We zetten in op de praktische oefening van taalvaardigheden en sociaal-maatschappelijke vaardigheden. Onze doelgroep is de vergunninghouder die veelal thuis zit, een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft of juist extra ondersteuning nodig heeft om de stap naar de arbeidsmarkt te maken, en de vergunninghouder die de focus op het gezin heeft en daarin niet of nauwelijks contact maakt met de Nederlandse omgeving (denk aan de juf/meester, de buurvrouw, etc.), en/of de stap zet om daadwerkelijk actief te zijn in zijn/haar omgeving. Huis voor Taal zet de werkwijze van leer en oefengroepen in (ook wel actietafels leefbaarheid genoemd) om met kleine groepjes vergunninghouders een actiedoel en een leerdoel te stellen en vervolgens een plan te maken om via leeractiviteiten het actiedoel te bereiken. Voorbeeld actiedoel: vrijwilliger worden in de eigen buurt. Wat is daarvoor nodig (leerdoel)? Eigen competenties in beeld, wat kan ik en wat wil ik, planning, oriënteren op vrijwilligersfuncties, een gesprek aangaan (dus gespreksvaardigheden aanleren), begeleiding in de eerste maand vrijwilligerswerk. Huis voor Taal begeleidt dit proces, zet haar eigen activiteiten in om het leerdoel te bereiken. Brengt de voortgang in kaart via de Huis voor Taalverkenner. In samenwerking met partners geeft zij de vergunninghouder de mogelijkheden om het actiedoel te bereiken. Maar: de vergunninghouder bepaalt zijn eigen koers en is verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. Aantal professionals: 1 Aantal vrijwilligers: 10 Aantal deelnemers 2016: 25-30? De bibliotheek staat ervoor open om op maandag (de bibliotheek is dan dicht voor publiek) haar locatie beschikbaar te stellen voor Huis voor Taal activiteiten, waaronder de leer – en oefengroepen.
20
Bijlage 3: Huisvesting vergunninghouders in 2017 en verder Naar aanleiding van overleg aan de tafel van de provincie zijn nieuwe prognoses gedeeld over de mogelijke aantallen vergunninghouders die kunnen worden verwacht in de 2 e helft van 2016 en voor geheel 2017. Het betreft een prognose van mogelijke aantallen vergunninghouders bij ongewijzigde omstandigheden. Op jaarbasis zijn dat volgens de drie varianten voor Lelystad: 198 of 256 of 320 vergunninghouders per jaar. De eerste raming is gebaseerd op het kabinetsstandpunt en gaat uit van het goed functioneren van de Europese maatregelen, aangevuld met de eigen maatregelen. De derde raming – ambtelijk opgesteld door de betrokken ministeries – heeft als basis de aanname dat deze maatregelen geen effect hebben en de stromen vluchtelingen blijven aanhouden. Het tweede getal is een midden variant. Naast de spreiding in de aantallen is er ook onzekerheid over de verdeling alleenstaanden en gezinnen en over de mate waarin nareizen voorkomt en gezinnen na – gemiddeld – 9 tot 12 maanden worden herenigd. Wat wel zeker is, is dat de aantallen in het beste geval min of meer gelijk zijn aan die van 2016, maar waarschijnlijker is het dat nog meer vergunninghouders gehuisvest moeten worden. Wij hebben in dat kader drie dingen te doen: De prognoses verder in te kleuren, Keuzes te maken in de vorm van huisvesting en De bouwlocaties aan te wijzen. Bij een prognose voor de te huisvesten vergunninghouders zijn niet alleen de aantallen van belang, maar voor de huisvesting ook de samenstelling van het huishouden. Er worden drie groepen onderscheiden: a) alleenstaanden (permanent), b) alleenstaanden in afwachting van gezinshereniging en c) gezinnen. Op basis van de ervaringen tot nu toe zou de groep van vergunninghouders op jaarbasis kunnen bestaan uit de volgende groepen, uitgaande van de midden-variant van afgerond 250 vergunninghouders: a) 25 alleenstaanden b) 50 alleenstaanden, in afwachting van nareizende familie c) 75 vergunninghouders in gezinsverband d) 100 nareizende familieleden Naar verwachting kunnen we in Lelystad binnen de bestaande kernvoorraad maximaal 60 woningen voor gezinnen per jaar gebruiken voor de opvang van vergunninghouders zonder dat we de wachttijd voor de overige urgente en niet-urgente woningzoekenden verder op laten lopen. Voor de 75 vergunninghouders in gezinsverband zijn 25 woningen voldoende, maar voor de mensen die door hereniging ook voor een gezinswoning in aanmerking willen komen, zijn dan nog eens 50 woningen noodzakelijk. In totaal zijn dat 75 woningen voor gezinnen, en daarmee is het noodzakelijk om 12 tot 20 gezinswoningen extra te bouwen. In de maximum-variant is de bouwopgave in totaal 30 tot 40 woningen voor gezinnen. Alleenstaanden (permanent) kunnen naar een definitieve reguliere woning toe gaan of naar een vorm van kleinschalige gezamenlijke huisvesting (al of niet met de tijdelijke stimuleringsregeling). De huidige kernvoorraad heeft nauwelijks huisvestingsmogelijkheden voor deze groep. Daarvoor zal bijgebouwd moeten worden, maar zeker voor deze groep geldt ook, dat deze minder aan de stad gebonden is en gemakkelijk naar elders (vaak de grote steden) verhuist. Een bescheiden bouwopgave van 10 tot 15 woningen blijft echter wenselijk, ook voor de al in Lelystad gevestigde alleenstaande woningzoekende. In de maximum-variant loopt dit aantal op tot wellicht 30 woningen. Voor alleenstaanden in afwachting van hereniging kan aan tijdelijk verblijf worden gedacht en mogelijk het gebruik van de GVA-regeling. Door één of meerdere locaties te gebruiken voor de tijdelijke opvang van deze groep (in afwachting van de hereniging) kan de behoefte aan een sociale huurwoning voor hun gezin nog een jaar worden uitgesteld. Wel zal er dan – zolang de nieuwe instroom aanhoudt – een tijdelijke capaciteit nodig zijn voor de huisvesting van 50 tot 100 alleenstaanden. De derde stap is de locaties te bepalen hoe en waar de huisvesting wordt gerealiseerd: binnen de kernvoorraad op te vangen, door middel van nieuwbouw en het omzetten van bestaande gebouwen. De bestaande kernvoorraad bestaat bijna helemaal uit woningen die geschikt en bedoeld zijn voor gezinnen. Deze zijn verspreid over de hele stad gebouwd beschikbaar voor de instroom van vergunninghouders.
21
De nieuwbouw in kleinere complexen zal ook gespreid over de stad worden gerealiseerd. In de bestaande stad veelal op locaties die eerder al een bebouwing hebben gekend, eventueel ook aansluitend op bestaande bebouwing. Nieuwbouw voor alleenstaanden zal vooral in en rond de centra plaatsvinden, mogelijk ook door gebruik te maken van leegstaande kantoorpanden. Alleenstaanden die huisvesting nodig hebben in afwachting van hun gezinshereniging kunnen natuurlijk gebruik maken van voor bewoning geschikte kleinere wooneenheden. Omdat deze in aantal erg beperkt zijn, is het verstandig om deze wooneenheden vooral voor permanente bewoning te gebruiken en voor de herenigers te zoeken naar tijdelijke alternatieven. Opties daarvoor kunnen zijn: het gebruik van leeggekomen noodopvang Schepenen of Zuiderwagenplein en het toepassen van de GVA-regeling ombouw van een ander leegstaand kantoorgebouw naar kleine appartementen met gebruikmaking van de tijdelijke stimuleringsregeling .
22
Bijlage 4 Invulling maatschappelijke begeleiding Vergunninghouders Van : M. Langereis (Welzijn Lelystad) Aan : Gemeente Lelystad Datum : januari 2016 Bijlage : Bestuursakkoord verhoogde asiel instroom https://vng.nl/files/vng/nieuws_attachments/2015/20151127-bestuursakkoord-asiel.pdf Aanleiding Met de verhoogde instroom van vergunningshouders in de gemeentes is er een bestuurlijk akkoord gesloten dat een aantal maatregelen betreft. Dit voorstel beperkt zich tot maatregel 2.4 “Blijven is meedoen” en is van kracht in de periode 2016 en 2017. Vooraf Per 2015 zijn de taken van voormalig stichting VVNL ondergebracht bij Welzijn Lelystad. Met een terugval van budget en een stijgend aantal vergunninghouders lag de ambitie des ondanks hoog. Meer focus op participatie, integratie en wederkerigheid. Van 2 jaar maatschappelijke begeleiding terug naar 1 jaar met behoud van dezelfde ambitie. We zijn op de goede weg maar bereiken de grens van mogelijkheden. Met het gesloten bestuursakkoord zou het eenvoudig zijn om de maatschappelijke begeleiding weer naar 2 jaar terug te brengen. Dit doen wij niet. We willen naar maatwerk. Parallelle processen inzetten om de vergunninghouder zo snel mogelijk mee te laten doen. Wat past bij de deelnemer direct inzetten. Onderstaande invulling betekent verandering van werkwijze. Wij menen dat dit nodig is om antwoord te kunnen bieden op de toenemende stroom en eerder mensen mee te laten doen. Een en ander ter bevordering in het nemen van stappen richting vrijwilligerswerk, ouderbetrokkenheid en arbeid. Als het gaat om arbeid willen we o.a. met het Werkbedrijf tot een (nog nader te bepalen) samenwerking komen. Zo snel mogelijk naar arbeid is ook voor vergunninghouders de ultieme participatie. Goed om te noemen is dat de instroom niet een `evenredige verdeling´ per maand kent. Tevens is het de vraag of het genoemde aantal van instroom ook daadwerkelijk plaats zal vinden en een financieel risico voor Welzijn Lelystad in zich heeft. Tevens zijn er begeleidingstrajecten gestart in 2015 die doorlopen in 2016 en zullen er trajecten in 2016 doorlopen in 2017. Wanneer onderstaande van kracht gaat, worden de vergunninghouders die thans in begeleiding zijn volgens het nieuwe concept meegenomen. 1. Professionele maatschappelijke begeleiding De huidige professionele capaciteit kan het werk niet aan. De lopende caseload op 5 januari 2016 betreft : 161. Hiervan zijn er 83 declarabel vanuit de financiële bijdrage. Het betreft hier de doelgroep die volgens de Wet Inburgering voor in aanmerking komt. De overige 78 betreft o.a. gezinsleden (onder de 16 of boven de 65 jaar) en de huidige caseload van AMA’s 10 . Met 1,44 fte aan professionele capaciteit heerst de hectiek van alle dag. De praktische ondersteuning in de eerste 6 maanden vraagt veel tijd en accuratesse in samenwerking met instanties die betrokken zijn. Er is geen ruimte om op vernieuwende werkwijze in te zetten zoals het ontwikkelen en in gebruik nemen van nieuw werkinstrumentarium, samenwerkingsconcepten, begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers / stagiaires e.d.. We achten het dan ook nodig om de professionele capaciteit uit te breiden met 24 uur p/wk. Een en ander sec voor de praktische regeltaken. Het goed organiseren van deze regeltaken is als basis van belang om volgende stappen te kunnen zetten richting participatie, wederkerigheid en competentie versterken. Wanneer de basis niet goed is geregeld, wijst de praktijk uit dat dit een belemmerende factor. Extra Kosten : € 52.000 per jaar 2. Uitbreiden van het vrijwilligersprofiel met voldoende aandacht voor ondersteuning en kwaliteit De taken van de huidige vrijwilligers zijn te alles omvattend en breekt hen ook op. Onlangs hebben 2 nieuw gestarte vrijwilligers opgezegd omdat de taken te veel van hen vragen. We gaan taken opsplitsen en zoeken de passende vrijwilliger bij de taak. Vrijwilligers met name geworven uit de doelgroep hoort daarbij. Profielen waar thans aan gedacht wordt: 10
Welzijn Lelystad heeft een caseload AMA’s overgenomen van voormalig stichting VVNL. De werkzaamheden horen formeel bij de stichting Nidos. Welzijn Lelystad heeft eind 2015 dan ook een aanmeldingenstop aangekondigd en afgesproken dat de lopende dossiers door Welzijn Lelystad afgerond zullen worden.
23
Spreekuur vrijwilligers op verschillende locaties in de stad om eenvoudige vragen te kunnen beantwoorden. Een toevoeging aan het voorportaal Stadsgidsen die de vergunninghouder wegwijs weet te maken in de Lelystadse samenleving en ondersteunend is bij afspraken met instanties Vrijwilligers op het terrein van maatschappelijke / psychosociale ondersteuning (vriendendienst) Informele tolken (exclusief juridische vraagstukken). Vrijwilligers die helpen bij tolken in de matschappelijke begeleiding. Voor vergunninghouders maar ook voor signalen die ons bereiken vanuit het SWT (zie spreekuur vrijwilliger aangesloten bij het voorportaal). De vrijwilliger komt voort uit de populatie vergunninghouders / samenleving.
Vrijwilligers met continuïteit en kwaliteit dienen ondersteund en begeleid te worden. Regelmatig bijscholen, intervisie en werkoverleg hoort daarbij. De huidige professionele formatie komt daar al niet aan toe met de zittende vrijwilligers, laat staan met het opzetten van een andere organisatie van vrijwillige inzet en de ondersteuning daarvan. Daartoe is extra professionele capaciteit nodig van 24 uur p/wk. Daarbij is er tevens aandacht voor de wederkerigheid. Oftewel het kunnen matchen en inzetten van talenten in samenwerking met een breed maatschappelijk netwerk. Extra Kosten : € 52.000 per jaar 3. Competenties versterken Versterken van de competenties van vergunninghouders ten einde hun eigen kracht te vergroten is de werkelijke stap naar participatie. Middels de inzet van leer en oefentrajecten gericht op specifieke participatiedoelen. Dit doen we door gebruik te maken van : 1. de expertise en infrastructuur van Huis voor Taal 2. de werkwijze van lerende oefengroepen op toekomstperspectief 3. Afstemming met aanbieders van inburgeringstrajecten conform bestuursakkoord “participatieverklaringstraject” Om hier methodisch invulling aan te geven achten we het nodig dat hier professionele mankracht op ingezet wordt (24 uur p/wk). Door het opzetten van lerende oefengroepen wordt het inzicht in competenties vergroot. Met het opbouwen van verworven competenties en elementen uit Overstag wordt de deelnemer voorbereid op de volgende stap richting participatie, oriëntatie op arbeid. Extra kosten: € 52.000 per jaar 4. Juridische ondersteuning Welzijn Lelystad heeft per 1 januari 2016 een overeenkomst met VluchtelingenWerk Nederland voor het leveren van de juridische ondersteuning. De bekostiging hiervan vindt plaats vanuit de reguliere subsidie van de gemeente Lelystad aan Welzijn Lelystad. Bij een verhoogd aantal instroom dient er rekening gehouden te worden met een evenredig aantal stijgende cliënten in de caseload. Het bieden van juridische ondersteuning is een vaste kostenpost dat naast de maatschappelijke begeleiding nodig is. Extra kosten : 16 uur p/wk € 47.000 per jaar 5. Indirecte kosten Bovenstaande invulling vraagt om voortdurende scholing van medewerkers, vrijwilligerskosten en activiteitenkosten. We schatten in dat dit neerkomt op : € 17.500. Dit budget is ook beschikbaar voor samenwerkingspartners die in de uitvoering deskundigheidsbevordering nodig hebben. Verbindingen en samenwerking Bovenstaande invulling van maatschappelijke begeleiding betreft het mogelijk maken van “de basis” op orde. Het tempo waarin dit mogelijk is, is voor een ieder verschillend en dient wel zo snel als mogelijk ingezet te worden. De ambitie (meer focus op participatie, integratie en wederkerigheid) zoals geformuleerd in 2015 krijgt slagkracht. Er ontstaat ruimte voor creativiteit in samenwerking zowel extern (allen die in het proces voor een goede basis een rol hebben) als intern. Een meer consistente samenwerking van participatie en integratie van vergunninghouders. Met een stabiele basis is een stap richting arbeid noodzakelijk. Daartoe achten wij samenwerking met het Werkbedrijf en partners in het sociaal domein nodig. Het idee dat Welzijn Lelystad daarbij heeft is om de expertise van deze partijen zo snel als mogelijk en flexibel in te zetten en visa versa. Ook als het gaat om het participatieverklaringstraject met aanbieders van het inburgeringstraject.
24
Financiën 2016 Aangezien vooraf niet in te schatten is voor hoeveel mensen de bijdrage verkregen kan worden kan worden uitgegaan van de ervaringscijfers van de afgelopen jaren. Voor het eerste half jaar 2016 is de taakstelling 90 personen. Voor de tweede helft van het jaar is dat 103 personen. Samen 193 mensen. Dan zou 2/3de meegeteld kunnen worden. Er moet uitgegaan worden van ongeveer 130 keer de bijdrage van € 2370,00. Dat is dan € 308.100,00. Inkomsten:
Huidige caseload WL Begroot voor 2016 Totaal
61.000 308.100 369.100
Inzet:
Inkoop juridische ondersteuning VWN 47.500 Maatschappelijke begeleiding 281.833 Totaal 329.333
Financiën 2017 Is afhankelijk van de caseload die vanuit 2016 doorloopt in 2017 en de instroom in 2017. Uitgaande van instroom aantal vergunninghouders en declarabel volgens de Wet Inburgering. Een en ander zowel inhoudelijk en financieel tijdens ambtelijk overleg besproken.
25
26