VAN DE RIJN NAAR DE MOOIRIVIER BOEKEN UIT DE BIBLIOTHEEKVAN JAN VAN HOUT door Karel
In het Totiushuis van “Die Potchefstroomse Museum” in Zuid-Afrika liggen enkele oude Nederlandse boeken op het bureau in de studeerkamer van wijlen J.D. du Toit. Een van die boeken is een kloeke foliant, getiteld nia, dat is, een tsamenstemminghe gemaect vvt de drie evangelisten. Het is een vergezeld van synopsis van de evangeliën naar Mattheüs, Markus en het commentaar van Calvijn. Het boek bevat ook nog de vertaling van het evangelie naar Johannes, vertaald uit het Latijn door Gerard Gallinaceus, bij leven predikant in Den Briel.’ Daarna volgt een nieuwe vertaling van de Handelingen der Apostelen door Johannes Florianus. Deze foliant is in 1582 gedrukt door Andries Verschout, gevestigd in de Breestraat bij het stadhuis te Leiden. De uitgave van een dergelijk groot boek brengt behoorlijk wat financiële risico’s met zich mee, vandaar dat Verschout heeft samengewerkt met de Antwerpse uitgevers Nicolaas Soolmans en De uitgave Verschout/Soolmans/Troyens berust in meerdere Nederlandse We zouden er ook verder geen woorden aan vuil maken, ware het niet dat de herkomst van het Potchefstroomse exemplaar bijzonder is. Op de titelpagina van de Harmonia staat het volgende bezittersmerk in inkt: “Ex libris Jani Hauteni”. Een boek dus uit de bibliotheek van Jan van Hout, verdwaald aan de oever van de Mooirivier in de oudste stad van Transvaal, ruim 10.000 km van zijn plaats van herkomst. Een tweede bezittersmerk, nu in een achttiende-eeuwse hand, staat op de rectozijde van het tweede schutLeiden. blad en luidt: “Js Van der Linden. In 1582, het jaar van uitgave van dit boek, woonde stadssecretaris Van het stadhuis en de winkel van Hout (1542-1609) in de Breestraat, Andries Verschout. Van Hout hoefde dus weinig moeite te doen om het boek aan te schaffen.’ Maar het is veel waarschijnlijker dat uitgever Verschout het boek aan de stadssecretaris heeft geschonken, in ruil voor bewezen diensten. 103
Verschout was afkomstig uit Antwerpen waar hij in de jaren zestig als zetter werkzaam was.” In 1575 vinden we hem in Leiden op de drukkerij van waar hij in september in ondertrouw ging met Aeltgen Ulricxdr. van Woerden.’ Hij had van meet af aan een speciale band met Van Hout. Mogelijk is hij ook door deze naar Leiden gehaald om als academiedrukker voor de zojuist gestichte universiteit te fungeren; Verschout lijkt althans deze functie waar te hebben genomen totdat Willem Silvius als academiedrukker was Op grond van het typografisch materiaal heeft Valkema Blouw van Janus Dousa heeft vastgesteld dat Verschout in 1575 de Nova gedrukt. Op de titelpagina wordt uitdrukkelijk vermeld dat Jan van Hout de drukkosten heeft gedragen. Ook de vermeerderde druk uit 1576 van Dousa’s poematum secunda Lugdunensis editio, is het werk van poëzie, de schout.’ In 1578 drukte Verschout, in opdracht van Van Hout, de gingskaart voor de Drie Oktober-jaarmarkt. De naam van Verschout is evenwel niet in de stadsrekeningen te vinden, want de betaling liep via Van In 1582, het jaar van uitgave van de Harmonia, drukte Verschout een traktaat van de predikant Casper Coolhaes. Coolhaes werd door de kerkeraad verdacht van onrechtzinnigheid: hij steunde namelijk de opvatting dat de stedelijke overheid het recht bezat om invloed uit te mogen oefenen op de benoeming van kerkeraadsleden. Daarmee stond Coolhaes tevens aan Van Houts kant, want de stadssecretaris huldigde hetzelfde standpunt binnen de magistraat. Het traktaat, getiteld Van de tie ofte ban, het gevoelen van der tot mocht tenslotte van de stadsregering niet in omloop worden gebracht.” De stadsregering heeft evenwel in 1583 al de door Andries Verschout gemaakte kosten vergoed,” waarschijnlijk door tussenkomst van Van Hout. Tegen die achtergrond baart het nauwelijks verwondering dat Verschout zo’n kostbare foliant als de Harmonia aan Van Hout cadeau heeft gedaan. Het boek ziet er nog steeds smetteloos uit. Het is dus de vraag of Van Hout het ooit heeft gelezen, want anders zouden we er waarschijnlijk aantekeningen van zijn hand in zijn tegengekomen. De potloodstreepjes die men er hier en daar in waarneemt, stammen vermoedelijk uit de twintigste eeuw. Van de rijke bibliotheek van Jan van Hout is geen veilingcatalogus overgeleverd. Over wat er precies met zijn boeken na zijn dood is gebeurd, tasten we in het duister. Bij testament had hij op 10 september 1606 het volgende bepaald: wil disponere ic tgeene hier Belangende mijne Ten eersten/ dat Doctor mijn daer nemen voor hem in vrijen eijgendom behouden zal mogen, als hem mitsdesen voor 104
Portret van Jan van Hout. Detail van een anonieme gravure 1596. Gemeentearchief Leiden.
105
besproocken, alle tgeene hem goetdunct belieft: dat de rest ten meesten oorbaer van mijnen erfgenaemen zal werden Zijn schoonzoon dr. Pieter Paauw kreeg dus de eerste keus en de overige boeken (met uitzondering van de stukken uit het stedelijk archief die hij eveneens thuis had liggen en die naar griffier Joost van Swanenburch gingen) werden nagelaten aan familieleden. Van de bibliotheek van Paauw bestaat voor zover we weten geen veilingcatalogus. Het ziet ernaar uit dat in elk geval een onbekend aantal boeken na Van Houts overlijden inderdaad door zijn erfgenamen is verkocht en dat ze slechts bij toeval zullen worden gevonden. Dit toeval bracht me in de zomer van 1995 in het Totiushuis te stroom, waar ik de Harmonia vond liggen op het bureau in de studeerkamer van een groot man, dichter, theoloog en geleerde. Voor de conservator van “Die Potchefstroomse Museum” was de bezittersinscriptie nieuw. Ik heb moeten uitleggen wie Van Hout was en pas toen begreep ze mijn opwinding. Wanneer en via welke weg is dit boek in Zuid-Afrika beland? Het boek moderne gebruikssporen, die bestaan uit bevat -zoals eerder vermeld potloodstreepjes. Vermoedelijk heeft de theoloog en dichter J.D. du Toit (1877-1953) het boek in Amsterdam gekocht tijdens zijn studie aan de Vrije Universiteit. De universiteit was toen nog gevestigd aan de Keizersgracht 162.‘” Du Toit (Totius) was op 5 juli 1900 met de boot in Nederland aangekomen en heeft ons land op 25 april 1903 verlaten, nadat hij twee dagen eerder zijn proefschrift over “Het Methodisme” had verdedigd. Hoewel hij zijn theologische opleiding had voltooid aan de gereformeerde Theologische Hogeschool te Burgersdorp, bleek de VU (met als rector Abraham Du Kuyper) zijn reeds in Zuid-Afrika afgelegde examens niet te Toit werd bij aankomst opgevangen door boekhandelaar J.A. Wormser, uitgever van de gereformeerde krant De Standaard en het kerkblad De Heraut. Tijdens zijn driejarig verblijf in Amsterdam zou Du Toit steeds in contact blijven met de familie Wormser.‘” Heeft hij via Wormser de Harmonia aangeschaft? Du Toit zou in 1911 hoogleraar in de theologie worden aan de universiteit van Potchefstroom en in 1949 werd hij gekozen tot rector-magnificus. Hij is het die verantwoordelijk is geweest voor de vertaling van de bijbel in het maar het is vooral zijn prachtige psalmberijming Afrikaans (voltooid in (na zestien jaar voltooid in 1936) die als een hoogtepunt van zijn dichterlijk kunnen en van de Afrikaanse poëzie wordt beschouwd. In het voorwoord vermeldde hij ruimhartig dat de noeste arbeid van de Nederlandse vertalers uit de zestiende en zeventiende eeuw hem zeer had geholpen: 106
HARMONIA, DAT
EEN
STEMMINGHE GEMAECT VVT D E
D R I E LVCA,
MET
des vvoordcs
TOT
By
van Jan van Hout Museum
LEYDEN,
op de Breedr
de
van het
by
(Leiden 1582). Die
107
Noodsaaklik moet vermeld word dat ritmiese bewerking van die Psalms nie geheel en vrug oorspronklike digarbeid nie. Dankbaar is gebruik by die “bekende Psalms”, van die onder ons bekende en veelsins uitnemende Hollandse Psalmberyming. Dan het ook Marnix, Vondel, huysen en andere hulle kostelike bydrae gelewer vir sover reëls, verse of selfs Psalms [soos 3, 38, 88, 119, deur vertaling of aanwending aan hulle ontleen of deur geïnspireer Zou Totius hebben beseft dat de eerste bezitter van de Harmonia een van die oude Nederlandse psalmberijmers is geweest? Het is mogelijk dat de naam Janus Hautenus hem niets zei. Het is zeker de vraag of hij ooit heeft beseft dat Janus Hautenus dezelfde was als Jan van Hout. De merkwaardige vondst in Potchefstroom heeft mij ertoe gebracht om na te gaan of er nog andere boeken uit Van Houts bibliotheek te vinden waren. Uiteindelijk heb ik er nog vijf opgespoord, allemaal aanwezig in Leiden, maar het zou me niet verbazen wanneer er in de toekomst meer opduiken. Van de vijf boeken in Leiden berusten er vier in de universiteitsbibliotheek. van Filips Het beroemdste daarvan is een exemplaar van de editio et (Over de staatszorg en de van Leidens De reipublicae rol van de vorst daarbij),‘* bezorgd door Joost Franckensz. van Leiden die van het graafschap Holland zijn uitgave opdroeg aan de en Zeeland, Vincent Cornelisz. van Mierop.‘” Het is gedrukt te Leiden in 1516 door Jan Seversz. en door uitgegeven naar een verloren gegaan handschrift van de veertiende-eeuwse Leidse rechtsgeleerde Filips Het boek is samengebonden met een werk van Briardus.” van Van Hout heeft dit boek op 1 juli 1595 geschonken aan de bibliotheek, nadat deze van de gewelfkamer in het Academiegebouw aan het Rapenburg werd overgebracht naar de kerk van het voormalige Begijnhof. Hij had zelf voor de inrichting van dit nieuwe onderkomen gezorgd, zoals blijkt uit het schriftelijk rapport van mr. David van Royen, secretaris van het College van Van Royen betreurt in dit rapport de Curatoren, d.d. 11 augustus vandalenstreek die Van Houts schenking te beurt viel. Toen hij namelijk na de dood van bibliothecaris Burmannus aantrad als universiteitsbibliothecaris, merkte hij tot zijn ontzetting dat een of andere onverlaat de uitvoerige inscriptie van Van Hout met een pennemes had verwijderd. Om zijn voorganger niet te schande te maken, schrijft Van Royen, heeft hij Van Houts inscriptie op nieuwe schutbladen laten aanbrengen. Het geluk wilde dat de tekst Boxhornius uit 1632.‘” bewaard was gebleven en gepubliceerd in een In zijn eigen hand schreef Van Royen op de keerzijde van de titelpagina: 108
“Donum Jani Hauteni Rei pub”’ Leyds 1595” (Geschenk van Jan van Hout, stadssecretaris van Leiden, uit het jaar 1595). Het boek in kwestie komt dus uit het bezit van Van Hout, maar de inscripties zijn niet van zijn hand. Het tweede boek in de universiteitsbibliotheek uit het bezit van Jan van Hout is van de Romeinse epigrammendichter Martialis en is getiteld De tekst was bezorgd door de Hoornse arts en humanist Hadrianus Junius. Op de titelpagina vinden we eerst een inscriptie van de Hauteno S D [onum] hand van Janus Dousa: “Janus Duza Nordovix (Janus Dousa van Noordwijk heeft [dit boek] aan zijn vriend Jan van Hout geschonken). Daarachter staat in het handschrift van Van Hout het volgende gekriebeld: “et ipse Lipsio” (en hijzelf [doet het cadeau] aan Lipsius). In de beginjaren van de Leidse universiteit vormden Dousa, Van Lipsius Hout en Lipsius een vriendentrio dat regelmatig bij elkaar heeft het geschenk dankbaar aanvaard, gezien de aantekeningen en beteringen van zijn hand die men erin aantreft. Dit laatste is trouwens aan het begin van deze eeuw reeds Het derde en vierde boek in de universiteitsbibliotheek zijn Nederlandstalige boeken uit het bezit van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Beide boeken zijn op de stadsdrukkerij van Leiden op de pers gelegd. Het is praktisch zeker dat ze onder Van Houts persoonlijke leiding tot stand zijn gekomen, zo de tekst al niet door hem is bezorgd. Het ene boek is getiteld Keuren der Stadt Op de titelpagina treffen we de volgende tekst in ten bevele Van Houts handschrift aan: “Om Jan van Hout Secretarijs van die van de Gerechte der voorschreven Stede int 1583. novo”. Het bevat ook allerlei aantekeningen en aanvullingen van Van Hout en op blz. 118 komen we zelfs zijn handtekening tegen. Het andere boek is het ondewichtinge reglement van de Leidse stadssecretarie. Deze Ordonnantie is gedrukt in 1592.‘” Het exemplaar is met wit doorschoten zodat de nieuwste stand van zaken inzake het reglement kon worden bijgehouden. Het boek bevat dan ook vele handschriftelijke aantekeningen van Van Hout. Ze staan in de marges of op de bladen waarmee het exemplaar doorschoten is. Beide boeken zijn in de periode 1848-1852 aan de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde geschonken (samen met nog andere juridische werken die Leiden betreffen) door jhr. mr. Isaac Cremer van den Berch van Heemstede Deze werd bij leven beschouwd als een van de meest invloedrijke leden van de anti-revolutionnaire partij. In de periode dat hij de boeken aan de Maatschappij schonk, was hij lid van de Tweede Kamer en zat hij voor Leiden in de Staten van Holland.“” Het zesde boek uit Van Houts bezit berust in het Gemeentearchief te 109
Titelpagina bibliotheek
110
het keurboek van de stad Leiden 1583, met Leiden.
van Jan van Hout. Universiteits-
Leiden. Het betreft een exemplaar van de Bataviae Hollandiaeque gedrukt te Leiden bij Christophorus Raphelengius in 1601.“’ Het staat op naam van Janus Dousa Filius, de oudste zoon van Janus Dousa. Dousa Filius leeftijd overleden. Daarom heeft zijn vader is in december 1596 op de voltooiing van dit prozawerk op zich genomen. Op de titelbladzijde heeft hij eigenhandig in inkt de volgende inscriptie aangebracht: “J HAUTENO Suo Auctor D [ onum] D [ edit] L [ ibenter] M erito] (Met veel genoegen heeft de auteur dit boek aan zijn vriend Jan van Hout geschonken). Op de binnenkant van de kaft is een modern bezittersmerk geplakt met de gedrukte tekst: “Ex Bibliotheca J.W. Six”. Het boek komt dus uit het bezit van jhr. ir. Jan een telg uit het bekende Amsterdamse Willem Six van Vromade patriciërsgeslacht. Deze bezat geen bijzondere historische belangstelling. Het is mogelijk dat dit exemplaar ooit in het bezit is geweest van de eeuwse burgemeester, mecenas en literator Jan Six van wie Blijkens de gedrukte Rembrandt zo’n prachtig portret heeft veilingcatalogus van zijn boeken bezat hij de tekst zowel in druk als in handschrift.“” Mogelijk heeft een familielid het boek in kwestie op deze veiling Er zijn nu zes boeken teruggevonden die uit het bezit van Jan van Hout stammen: één in het Totiushuis te Potchefstroom, vier in de Leidse universiteitsbibliotheek en één in het Leidse Gemeentearchief. Van die zes boeken is de Harmonia uit 1582, dat nu in Zuid-Afrikaans bezit is, het enige boek waarin we een traditioneel bezittersmerk aantreffen, dat eigenhandig door Jan van Hout is geschreven.
NOTEN 1. Samen met de kerkeraad ondertekende hij een brief d.d. 6 maart 1574 (L. Knappert, Geschiedenis der Kerk de Republiek en het Koningrijk der Nederlanden 1 (Amsterdam 1911-12) 23; Idem in: Kerkgeschiedenis 7 (1910) 15-18). 2. De samenwerking blijkt uit het impressum: “Thantwerpen, by Troyens, op de Catte-vest in de Tennen pot, 1582. (Ghedruct tot Leyden, by Andries Verschout, op de
Zie: R. Breugelmans (ed.), Breede-straet.) Leiden in Leiden and Bibliotheca Thysiana, A (Nieuwkoop 1974, Bibliotheca Neerlandica 5) 14. Voor een bewijs van samenwerking tussen Niclaes Soolmans als uitgever en Andries Verschout als drukker, zie het Brusselse exemplaar van de Harmonia (E. Cockx-Indestege en G. Glorieux, 1541-1600 (1968) 40 nr. 540).
111
3. Exemplaren in de UB Leiden, UB Amsterdam en KB Den Haag (volgens de Centrale Catalogus-on-line) 4. Het gaat hier om Janus van der Linden uit Dordrecht, die zich op 6 maart 1745 te Leiden liet inschrijven als student in de theologie. Als zijn leeftijd geeft hij 20 jaar op (G. du Rieu (ed.), A l b u m Lugduno Batauae Accedunt nomina et (Den Haag 1875) kol. 1005). Dezelfde Johannes van der Linden liet zich op 22 februari 1764 opnieuw inschrijven. Na zijn naam en geboorteplaats volgt de mededeling dat hij emeritus predikant is van en Broek op Langedijk. woonde aan de Garenmarkt (UBL, Archief Senaat en Faculteiten 15, p. 106). Op 7juli 1784 schreef de emeritus predikant zich opnieuw in. Als zijn leeftijd gaf hij nu 57 jaar op en hij woonde op de Herengracht (UBL, Archief Senaat en Faculteiten 15, 299). Hij woonde daar reeds op 23 februari 1770, want toen liet zijn zoon Johannes zich inschrijven als student in de rechten. Bij diens naam werd vermeld dat hij een West-Fries was, geboren in en dat hij bij zijn vader op de Herengracht woonde (UBL, Archief Senaat ten 15, p. 159). In 1774 promoveerde deze Van der Linden jr. op een dissertatie, getiteld De jure (exemplaren in UB Leiden: 239 E en 532 C 24). 5. Van Houts vroegere woonhuis, “De Druyff genaamd en gelegen aan de Breestraat nr. 84, bestaat niet meer. In de jaren 1672-74 werd het pand grotendeels of volledig herbouwd, en “voorzien van de nieuwe monumentale natuurstenen gevel die het gebouw nu nog siert”. De gevel werd voorzien van een timpaan met beeldhouwwerk (van de hand van Pieter Xavery) en mag -op grond van het dominante borstbeeld van een man met een vergulde tulband -met recht “Den Vergulden Turk” worden genoemd. Nu is het een onderdeel van het grootwarenhuis Vroom mann. (Zie: A.J. “De restauratie van de gevel van het pand Breestraat 84 ‘van outs genaemt de Vergulde Druyff doch
112
woordig bekend als ‘In den Vergulden Turk’ Jaarboekje voor Geschiedenis en Oudheidkunde Leiden en omstreken 74 (1982) 86 112, 88). 6. L. Voet, The Golden Compasses, A and of and publishing activities of the Plantiniana at 11 (Amsterdam 1969-1972) 350 noot 1. 7. J.G.C.A. Briels, boekdrukkers en in de Republiek der Verenigde Nederlanden omstreeks 1570-1630, Een bijdrage tot de kennis van de geschiedenis van het boek. Met in bijlage bio- en bibliografische aantekeningen betr. Zuid- en Noordnederlandse boekdrukkers, uitgevers, boekverkopers, lettergieters etc., en andere documenten (Nieuwkoop 1974) 509 (a). 8. P. Valkema Blouw, “De eerste drukkers voor de stad Leiden (157478): Jan Moyt cobsz. en in: J.W. Marsilje e.a. (ed.), Uit Leidse bron geleverd, Studies Leiden en de Leidenaren in het verleden, aangeboden aan drs. B.N. bij zijn afscheid als adjunct-archivaris van het Leidse Gemeentearchief (Leiden 1989) 9. Ibidem. 10. De kaart werd dus niet gedrukt op de Leidse stadhuisdrukkerij zoals Johan nol schrijft, maar bij Verschout Koppenol, mate volget mi: Jan van Hout als voorman van de renaissance”, Spektator 20 (1991) 62. Zie hierover Valkema Blouw 1989, 412. ll. Briels 1974, 509 12. Ibidem, 509 (h) en (i). 13. GA Leiden, Bibliotheek Leiden e.o, 22. van Hout d.d. 10 sept. 1606, fol. lv. 14. Gegevens betreffende de Vrije Universiteit, Ter gelegenheid van haar bestaan op 20 October 1955 (Kampen 1955) 62. 15. V.E. Dit is Totius du Toit 1877-1953 (Lynnwoodriff 1993) 84. 16. D’Assonville 1993, 83 en 98. 17. Geciteerd naar 1993, 180. 18. Philippus de Leyden, De et sorte Venundantur Leydis in aedibus Seuerini eos racteribus impressit .xiiij. Septembris anni
mini 1516. sign. 1371 C 6. 19. R. Feenstra, Philips van en zijn bibliotheek (Leiden 1994) noten 77 en 78. 20. Zie over hem B.N. Leverland, “Philips van Leyden, ca. 1328-1382, Kanunnik van St. Zijn verwanten, zijn stichtingen”, Jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken 57 (1965) 61-94; P.H.D. Leupen, van Leiden: Een onderzoek naar ontstaan, vorm en inhoud van zijn traktaat “‘De et (Amsterdam 1975). 21. J. Briardus, quotlibetica (Leuven 22. Uitgegeven in P.C. Molhuysen (ed.), Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit V (‘s-Gravenhage 1921, Rijks Geschiedkundige Publikatiën, Grote Serie, 48) 23. Van Royen ontleende de tekst -naar eigen zeggen aan Marcus Zuerius Theatrum Sive Hollandiae Comitatus et Vrbium Nova (Amsterdam 209-211. 24. M. Val. Martialis, Epigrammaton Ed. H. Junius (Antwerpen, Christophorus Plantinus, 1568). Exemplaar UBL, sign. 755 H 30. 25. “Christoffel en Jan van Hout in 1583-1585, Opmerkingen naar aanleiding van hun vriendschap”, De Gulden Passer 6667 (19881989) 72-73. 26. Th. sur les livres de Lipse, conservés la Bibliothèque de sité de Revue des 17 (1907) 261-283, 278-279. 27. Keuren der Stadt Leyden des van Holland (Leiden 1583). UBL, sign. 1498 10. 28. Ordonnantie
ofte die van nu uoortsaen ter of dezer Stadt Leyden zal werden onderhouden, tloon dat zal werden af betaelt (Leyden, opt Raedhuys alhier, in tlaetst 1592). UBL, sign. 1498 D 7. 29. Catalogus der Bibliotheek van de Maatschappij der Letterkunde, te Leiden. Bijvoegsel (Leiden 1853) 70. Met dank aan prof. dr. P.F.J. Obbema voor deze verwijzing. 30. Nieuw Woordenboek, IV (1918) kol. 107. 31. J. Dousa Fil., Batnviae Hollandiaeq. (Leiden, Christophorus Raphelengius, 1601). GAL, sign. Bib. 69575 d. 32. De mededelingen over Jan Willem Six en over de mogelijke zeventiende-eeuwse van dit boek, dank ik aan jhr. J. Six te Amsterdam. 33. Catalogus Bibliothecae, D”. Joannis Six, P.M. in Vromade Continet libros Publica in defuncti, op de by den Amstel, op Dingsdag den 13 April 1706. Amstelodami, rici Viduae Theodori Boom, 1706. Exemplaar KB Den Haag, sign Verz. p. 45, nr. 225 en p. 109 nr. HH. Het handschrift stamt uit de collectie van Janus Gruterus. 34. Dat was niet zo ongebruikelijk als het op het eerste gezicht lijkt. De opbrengst van de nalatenschap moest onder alle erfgenamen worden verdeeld. stelden sommige erfgenamen er prijs op om een aantal boeken van hun erflater te bezitten en kochten ze die op de veiling.
113
Boven: Onder:
1. Het wapen van Johan van Cingelshoek (1 2. Banderol bij het wapen van Johan van den te lezen is.
toegeschreven aan Willem van Nijmegen. waarop de “W. van