JAARVERSLAG [1993 -1995]
van de Commissie voor de milieu-effectrapportage over de advisering voor Ontwikkelingssamenwerking
Uitgaven zijn, tegen beta11ng van f 15,- te bestellen bij Commissie voor de milieu-effectrapportage Postbus 2345 3500 GH UTRECHT Telefoon (030) 234 76 60 Fax (030) 230 43 82
ISBN 90-421-0039-7 Utrecht, Commissie voar de milleu-effectrappartage.
commissie voor de milieu-effectrapportage
Aan de ministervoor Ontwikkelingssamenwerking drs. J.P. Pronk Postbus 20061 2500 EB 's-GRAVENHAGE
uw kenmerk
uw brief
ons kenmerk
0021-96/Kh/eb/9.2 onderwerp
doorkiesnr.
J aarversIag Commissie voor de milieu-
(030) 234 76 66
Utrecht, met 1996
effectrapportage over de advisering voor ontwikkel1ngssamenwerking
De Commissie voor de milieu-effectrapportage heeft het genoegen u hierbij het verslag over de advisering voar Ontwikkelingssamenwerking over de jaren 1993 - 1995 aan te bieden.
drs. J.J. Scholten algemeen secretaris
Secretariaat: Arthur van Schendelstraat aDO Utrecht, tel.: (030) 234 76 66 Telefax: (030) 233 12 95
iT. P.
van Duursen voorzitter
Correspondentie-adres: Post bus 2345 3500 GH UTRECHT
VOORWOORD
In 1993 ging de Commissie voor de milieu-effectrapportage (m.e.r.) met het Directoraat-Generaal Intemationale Samenwerking (DGIS) van het ministerie van Buitenlandse Zaken een overeenkomst aan om op verzoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking te adviseren over geselecteerde m.e.r. 's die worden uitgevoerd voor de besluitvorming over ontwikkelingssamenwerkings initiatieven waarbij Nederland als donor betrokken is. Van deze werkzaamheden werd reeds kort verslag gedaan in de jaarverslagen van de Commissie voor de m.e.r. in 1993, 1994 en 1995. Aan het einde van 1995 was inmiddels zoveel ervaring opgedaan met de advisering voor m.e.ro's in het kader van ontwikkelingssamenwerking dat besloten werd deze ervaringen over de gehele periode van 1993 tot en met 1995 vast te leggen in een apart verslag. Voor u ligt dit ]aarverslag'. De ervaringen die zijn opgedaan worden beschreven per procedurestap in de DGIS-projectcyclus van identiftcatie. formulering en beoordeling tot besluitvorming. uitvoering en evaluatie. Het blijkt dat er belangrijke verschillen bestaan tussen de uitvoering van m.e.r. in het kader van de Nederlandse wet- en regelgeving en in het kader van ontwikkelingssamenwerking. M.e.r. in Nederland wordt bijvoorbeeld uitgevoerd op grond van een wettelijke verplichting. terwijl m .e.r. voor ontwikkelingssamenwerking een losser karakter heeft dat wordt gekenmerkt door een grotere mate van variatie in procedures. De Commissie voor de m.e.r. heeft verder ervaren dat de advisering ten behoeve van m .e.r. in Nederland en m.e.r. voor ontwikkelingssamenwerking vice versa belangrijke invloeden en leereffecten oplevert. De m.e.r. voor initiatieven in de ontwikkelingssamenwerking kan in belangrijke mate profiteren van de strakheid van toepassing in de m.e.r. in Nederland zowel in procedureel opzicht als wat betreft het gebruik van m.e.r.-methoden en technieken. In omgekeerde richting kan de m.e.r. in Nederland leren van het duurzaamheidsprincipe waarnaar initiatieven in de ontwikkelingssamenwerking streven. Deze initiatieven moeten volgens het DGIS bijdragen aan duurzame ontwikkeling in de ontvangende landen. Dit betekent dat in principe alle alternatieven inc1usiefhet meest milieuvriendelijke altematief moeten voldoen aan het duurzaamheidsprincipe. M.e.r. in Nederland gaat niet zo ver. Weliswaar kent zij de verplichting tot het opstellen van het meest milieuvriendelijke altematief maar dit altematief is soms niet meer dan een variant op het voornemen met mitigerende maatregelen. die op zich niet tot een duurzame ontwikkeling hoeft te leiden. De overeenkomst met het DGIS werd aangegaan voor de periode tot aan het einde van 1996. In de loop van 1996 zal de uitvoering van m.e.r. door het DGIS worden geevalueerd en dus ook de adviserende rol van de Commissie voor de m.e.r. bij een aantal projecten van het DGIS. De Commissie voor de m.e.r. verwacht dat dit ]aarverslag' van nut zal zijn voor de uitvoering van die evaluatie.
drs. J.J. Scholten algemeen secretaris
ir. P. van Duursen voorzitter
INHOUDSOPGAVE Pagina
1. 2.
Inleiding
1
Eerste ervaringen met m.e.r. en ontwikkelingssamenwerking
2
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
2
M.e.r.-procedure van het DGIS De Commissie voor de m.e.r. Screening (beoordeling van uitvoering van m.e.r.) Scoping (opstellen van richtlijnen voor MER'en) Reviewing (toetsing van MER'en) VeIWachte ontwikkelingen in 1996
2 4
5 7 10
Bijlagen 1.
Lijst van deskundigen die vanjuli 1993 tot en met december 1995 zijn opgetreden als adviseur voor de Commissie, met woonplaats
2.
Overzicht van personen uit het presidium en secretariaat van de Commissie die betrokken zijn bij m.e.r. en ontwikkelingssamenwerking
3.
Lijst van de door de Commissie voor de milieu-effectrapportage uitgebrachte adviezen over ontwikkelingssamenwerking, juli 1993 tot en met december 1995
4.
Beschrijving van projecten: stand van zaken per 31 december 1995
5.
Secretariaatsmemoranda
6.
Workshops. seminars en andere bijeenkomsten. waaraan de Commissie haar medewerking heeft verleend
7.
Typen projecten waarover de Commissie richtlijnen - en of toetsingsadviezen heeft uitgebracht (indeling volgens DAC/CRS codes)
8.
Overzicht van procedures: stand van zaken per 31 december 1995
1.
INLEIDING
Op 1 juli 1993 is een overeenkomst van kracht geworden tussen de Commissie voor de milieu-effectrapportage (m.e.r.) en het Directoraat Generaal voor Internatlonale Samenwerking (DGIS) voor een periode van drie jaar l ]. De overeenkomst bepaalt dat de Commissie op verzoek van het DGIS wordt ingeschakeld voor de advisering over richtlijnen en toetsing van MER'en, die worden opgesteld voor besluiten over projecten en programma's van het DGIS2 ]. Na een tussentljdse evaluatle is de overeenkomst verlengd met een half jaar tot 1 januari 1997. Twee en een half jaar na de start zijn zoveel adviezen uitgebracht aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat het zinvol is om een 1aar'verslag te maken dat dus feitelijk betrekking heeft op de periode juli 1993 - december 1995. In dit jaarverslag wordt niet ingegaan op de adviezen die de Commissie voor de m.e.r. in het kader van de Wet milieubeheer in Nederland heeft opgesteld. Over deze adviezen is een separaatjaarverslag uitgebracht3 ]. Het voor u liggende 1aarverslag' is ook uitgebracht in het Engels. In hoofdstuk 2 is informatle opgenomen over de eerste ervaringen van de Commissie met het instrument m.e.r. in de ontwikkelingssamenwerking. Deze ervaringen zijn gebaseerd op de dertlen adviezen die de Commissie in de periode juli 1993 - december 1995 heeft uitgebracht en op de ovenge adviserende werkzaamheden waaronder secretariaatsmemoranda en dossieronderzoek. Beknopte informatle per uitgebracht advies is gebundeld in bijlage 4 bij dit jaarverslag. De adviezen van de Commissie hebben betrekking op een breed scala van projecten. Aan het einde van 1995 was er nog geen m.e.r.-procedure afgerond waarbij de Commissie heeft geadviseerd over de richtlijnen en het milieueffectrapport (MER) heeft kunnen toetsen. De ervaringen over de eerste twee en een half jaar zijn dan ook zodanig dat het op dit moment nog niet mogelijk is om algemene conclusies per projecttype of sector te presenteren. Derhalve is gekozen om de m.e.r .-procedure van het DGIS te gebruiken als uitgangspunt voor de presentatle van de eerste ervaringen met het instrument m.e.r. in ontwikkelingssamenwerking en de werkwijze van de Commissie voor de m.e.r.
Aan het afsluiten van de overeenkomst is een voorbere1d1ngspertode voorafgegaan. waartn de Comm1ss1e een
2
3
toetsingsadvies opstelde over het Pak Mun stuwdam project in Thailand. dat wordt gesteund door onder andere de Wereld Bank. De Commiss1e toetste op verzoek van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het MER voor dit project ten behoeve van de standpuntbepaling door de Minister over dit project. Sinds 1992 is het bele1d van het DGIS erop gertcht om voor de besluitvorming over het aangaan van financ1ele verpUchtingen voor de uitvoertng van activiteiten met mogeUjk belangrtjke gevolgen voor het milieu. m1lleueifectrapportage uit te voeren. J aarverslag van de Commissie voor de milieu -eifectrapportage over het jaar 1995. M.e.r. -reeks van het Ministerie van Volkshuisvesting. RuimteUjke Ordening en Milieu en het Ministerte van Landbouw. Natuurbeheer en Vissertj. nummer 52a. februari 1996.
- 1-
2.
EERSTE ERVARINGEN MET M.E.R. EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
2.1
M.e.r.-procedure van het DGIS De DGIS m.e.r.-procedure bestaat uit meerdere fasen en loopt parallel aan de projectcyclus, zie figuur (cirkel project cyclus en m.e.r.). In de projectcyclus komt m.e.r. komt voor het eerst in beeld in de identificatiefase bij de zogenaamde 'screening' van een projectvoorstel door de ambassadestaf (zie 2.3). Per project wordt beoordeeld of een m.e.r. zal worden uitgevoerd. De 'scoping' en het opstellen van het MER gebeurt tijdens de formuleringsfase en levert informatie voor de besluitvorming over het project (zie 2.4). Het MER levert tevens milieuindicatoren voor de implementatie van het project en monitoring en evaluatie. Alvorens fmanciering van het project wordt goedgekeurd wordt het MER aan toetsing ('review') onderworpen (zie 2.5). Gedurende de hele m.e.r. -procedure is er mogelijkheid voor inspraak en participatie. Er bestaan echter (nog) geen formele procedures hoe de verschillende partijen met inspraak zouden moeten omgaan. Figuur 1: M.e.r. in de projectcyclus OpsteUen richtlijnen voor MER en opsteUen MER
~bcocIrdeZP' ~ mllle~ffeclen
ldaltifitatie g
'
Formulenng
~ ~y
OoafhaDkelijke loeIsing
Projectcyclus
g
vaJ~~/&~ Monitoring volgGl$ in het MER ungegeven mon.itoringplAn en mogelijk leidend lOI ....passiug van de projectactiviteiten
2.2
De Commissie voor de m.e.r. Het DGIS kan de Commissie vragen om een advies op te stellen voor richtlijnen voor een MER of een toetsingsadvies daarvoor. De ervaringen van de Commissie hebben hoofdzakelijk betrekking op deze twee fasen van de m .e.r.-procedureo Bij de andere fasen is zij formeel niet betrokken. Echter, de ervaringen die de Commissie heeft opgedaan met andere fasen van de m.e.r.-procedure zullen hier ook ter sprake komen als hierin leerpunten zitten waardoor de uitvoering van m.e.r. kan worden verbeterd. De Commissie wordt doorgaans aIleen ingeschakeld voor advisering over complexe projecten met belangrijke milieugevolgen. -2-
In de periode juli 1993 - december 1995 bracht de Commissie in totaal13 adviezen uit voor 11 projecten. Het aantal uitgebrachte richtlijnen- en toetsingsadviezen (waaronder twee toetsingsadviezen voor aanvullingen) bedroeg in deze periode respectievelijk vijf en acht. In 1995 is gestart met het opstellen van drie richtlijnenadviezen en twee toetsingsadviezen die in 1996 worden uitgebracht. Voor het opstellen van een richtlijnenadvies stelt de Commissie een werkgroep van deskundigen samen die deskundig zijn op het terrein van de betrokken activiteit en het betreffende land kennen. Er wordt naar gestreefd om de helft van de werkgroepleden te betrekken uit het land waar de projectactiviteit is gepland en de andere helft te betrekken uit Nederland. De werkelijke verhouding bij de uitgebrachte adviezen was respectievelijk 36 Nederlandse en 1210kale deskundigen. Het secretariaat van de Commissie heeft hiertoe inmiddels een bestand van 400 Nederlandse deskundigen opgebouwd die werkzaam zijn bij ingenieursbureaus, universiteiten of de overheid (ministeries). Buitenlandse deskundigen worden via ambassades en ingenieursbureaus aangetrokken. De grootte van werkgroepen, inclusief voorzitter en werkgroepsecretaris, varieert van 4 tot 8 personen. De werkgroep bestaat altijd uit een groep van deskundigen en een secretaris en voorzitter. De laatste twee zijn lid van de werkgroep. De Commissie voor de m.e.r. heeft voor de advisering aan het DGIS juist voor deze opzet gekozen omdat hiermee in de Nederlandse situatie gedurende de afgelopenjaren positieve ervaringen zijn opgedaan. De secretaris kan de procedure bewaken, zorgt voor consistentie in de advisering, staat garant voor een efficiente advisering, houdt de voortgang in het oog en is de centrale coordinator. De voorzitter bewaakt de grote lijnen van het advies. Hij zorgt voor consensus tussen de deskundigen met hun verschillende achtergrond en is door zijn ruime professionele en bestuurlijke ervaring in staat om contacten met de verschillende actoren te bewaren en bestendigen. Om de kwalltelt en efficlencyvan de adv1sering te bewaken en waar nodig aan te passen krtjgen
alle deskundigen die aan een werkgroep hebben deelgenomen na afronding een enqueteformulier toegestuurd. Vr1jwel alle respondenten onderschr1jven het belang van de secretar1s en voorzltter als lid van de werkgroep.
Zo mogelijk gaat de werkgroep voor het opstellen van een eerste advies over een
project op locatiebezoek. Dit kan dus een richtlijnenadvies zijn of een toetsingsadvies als de Commissie pas in het toetsingsstadium wordt ingeschakeld. Het advies kan dan locatiespecifiek worden gemaakt en in een beperkte tijd worden afgerond. Er is geen formele termijn waarbinnen advisering moet zijn afgerond maar er wordt gestreefd naar afronding van een advies binnen 12 weken nadat de Commissie het schriftelijk verzoek om advisering van het DGIS heeft ontvangen. Voor 9 van de 13 adviezen is voldaan aan deze termijn. Voor 4 adviezen is deze termijn in overleg met het DGIS met een tot enkele weken overschreden als gevolg van bijzondere omstandigheden. Twee van deze 4 adviezen betroffen zogenaamde strategische m.e.r.'s (zie 2.4), die niet direct aan de projectcyclus zijn gekoppeld.
-3-
Voor het opstellen van een toetsingsadvies maakt de Commissie in principe gebruik van dezelfde werkgroep van deskundigen die ook het richtlijnenadvies heeft opgesteld. Als de Commissie geen richtlijnenadvies heeft opgesteld dan stelt zij een werkgroep samen volgens de procedure zoals hierboven beschreven en za1 zij zo mogelijk alsnog op locatiebezoek gaan. Bij het opstellen van de adviezen heeft de Commissie slechts in beperkte mate gebruik kunnen maken van inspraakreacties van betrokkenen. AIleen tijdens locatiebezoeken heeft de Commissie de mogelijkbeid kennis te nemen van inspraak die meestal afkomstig is van 'non-governmental organizations (NGO's)' zoals milieu- en andere belangengroepen. Bij het opstellen van adviezen gaat de Commissie altijd na of er in het ontvangende land een m.e.r.-procedure bestaat. Indien dit het geval is, is deze procedure uitgangspunt voor het opstellen van het haar richtlijnenadvies. Voor de uitgebrachte adviezen heeft de Commissie een keer gebruik kunnen maken van de m.e.r.-procedure van het betreffende land. Dit betreft het advies over Iandaanwinning in Kerawalapitiya, Sri Lanka.
2.3
Screening (beoordeling van uitvoering van m.e.r.) Armoedebestrijding, verbeteren van de positie van vrouwen en duurzame ontwikkeling zijn beleidsprioriteiten van het DGIS. Een project mag derhalve geen negatieve gevolgen met zich meebrengen als het gaat om armoedebestrijding, de positie van de vrouw en het milieu, en het moet zoveel mogelijk positieve gevolgen stimuleren. De Ontwikkelingstoets (O-toets) is het instrument waarmee alle projectvoorstellen worden gescreend op deze gevolgen en waarin wordt aangegeven ofvoor het betreffende project/ programma een m.e.r. zou moeten worden uttgevoerd. De O-toets wordt op de ambassade uitgevoerd. De volgende projecten komen in principe in aanmerking voor uitvoering van m.e.r.: • Projecten met een bepaalde DAC-CRS code (zie Environmental Impact Assessment in Development Cooperation, Annex II EIA categories, February 1993). Deze codes hebben een indtcatieve waarde. In de genoemde Annex II wordt verder per sector een aantal vragen gesteld om de belangrtjkste mllieugevo1gen te bepalen. Door mtdde1 van het beantwoorden van de vragen wordt degene die moet beoorde1en of het uitvoeren van een m.e.r. zinvo1is gedwongen om hierover krit1sch na te denken. • Projecten die worden uitgevoerd in 'environmentally sensitive areas', zoals 'wetlands' (zie Environmental Impact Assessment in Development Cooperation, February. 1993).
Ret DGIS kent geen lijst met m.e.r.-plichtige activiteiten en drempeIwaarden zoals Nederland en de Europese Unie die weI kennen. Ret zijn de Iandenbureaus van het DGIS die bepalen of er daadwerkelijk een m.e.r. wordt uitgevoerd en of de Commissie voor de m.e.r. hierbij moet worden ingeschakeld. DST/ML adviseert de landenbureaus hierin. Screening van projecten wordt uitgevoerd tijdens de identificatiefase van de projectcyclus. De Commissie is formeel niet betrokken bij de screening van projecten. In de praktijk bIijkt het voor niet-milieu/m.e.r.-deskundigen echter moeilijk om te bepalen wanneer het uitvoeren van een m.e.r. zinvol is. Het secretariaat van de Commissie heeft in een aantal gevallen DST/ML ondersteund bij het tot stand -4-
komen van een keuze in de vonn van een secretariaatsmemorandum (zie hiervoor bijlage 5). Voor het Balochistan community and agricultural development project (BCIAP) In Pakistan heeft de Commissle op verzoek van DST/ML een memorandum opgesteld om het nut van een m.e.r. voor dlt project te beoordelen. Daarblj is gebruik gemaakt van de deskundigheid van een resourcepersoon van de Comm1ss1e. Het BCIAP beoogt de verbetering van de mkomensposltle van klelne boeren door de aanleg van kle1nschal1ge 1rrtgatlesystemen, waarmee de landbouwproduktie kan worden verhoogd. Samen met de overhe1d van Balochistan wordt dit project door Nederland en de Wereld Bank financ1eel gesteund. Er is geen MER opgesteld omdat de Wereld Bank het project heeft getypeerd als een categorte B project (beperkte mllieu-gevolgen). In het secretartaatsmemorandum 1s geconc1udeerd dat de milieu-effecten van de voorgenomen actlvttelt in vergel1jk1ng met de bestaande sltuatle m1niem zijn. Een m.e.r.l1jkt daarom ruetzinvol.
DST/ML is de tweede helft van 1995 begonnen met een onderzoek dat moet resulteren in specifieke richtlijnen op basis waarvan beter dan tot dusverre kan worden beoordeeld ofhet uitvoeren van m.e.r. zinvol is. De Commissie heeft het DGIS ondersteund met dit onderzoek. Het onderzoek wordt vervolgd in 1996.
2.4
Scoping (opstellen van richtlijnen voor MER'en) Scoping is een proces waarin bepaald wordt wat de belangrijkste milieugevolgen zijn van de voorgenomen activiteit en welke reele alternatieven uitgewerkt zouden moeten worden om een milieuvriendelijke en duurzame oplossing te vinden voor de geconstateerde problemen. Scoping resulteert in richtlijnen (,Tenns of Reference') voor het MER. Scoping wordt uitgevoerd door het DGIS die de Commissie voor de m.e.r. kan verzoeken om een advies voor richtlijnen op te stellen. Het opstellen van een MER wordt in aile gevallen door het DGIS uitbesteed. Het zijn vrijwel altijd ingenieursbureaus die een MER opstellen. Zowel het richtlijnenadvies als het MER worden opgesteld tijdens de fonnulertngsfase. De Commissie voor de m.e.r. wordt op basis van een schriftelijk verzoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ingeschakeld voor het opstellen van een advies voor richtlijnen. De Commissie heeft inmiddels vijf richtlijnenadviezen voor m.e.r. uitgebracht ten behoeve van vijf projecten. Het betreft adviezen voor respectievelijk twee strategische m.e.r. 's (streekontwikkeling Rio Paute in Ecuador en water en sanitatie in Shabwah, Jemen) twee inrichtings- of projectm.e.r.'s (Gaza haven en landaanwinning Guayaquil, Ecuador) en een advies voor het opstellen van een milieuprofiel voor Shabwah, Jemen. Voor de projecten waarvoor een m.e.r. wordt uitgevoerd zijn alle richtlijnenadviezen van de Commissie steeds integraal overgenomen door het DGIS. Bij een project-m.e.r. is de voorgenomen activiteit concreet en bekend, bij een strategisch m.e.r. staat de voorgenomen activiteit veelal nog niet vast en zijn er op een hoger abstractieniveau op het vlak van beleidskeuzen meerdere oplossingsrichtingen. Startnotitie
In 1995 heeft de Commissie voor het eerst ervaring opgedaan met het opstellen van startnotities. Het opstellen van startnotities die het begin van een m.e.r. markeren is ontstaan in de praktijk van m.e.r. in Nederland. De startnotities -5-
komen veelal in overleg met het OGIS en de initiatiefnemer tot stand om een voor alle bij de m.e.r.-procedure betrokken partijen heldere start te kunnen maken. Zo werd de startnotitie voor de m.e.r. Gaza haven door alle betrokken partijen formeel onderte-
kend. D1t maakte dat de betekents van het MER voor de betrokken partijen vanafhet begin van de procedure du1del1jk was. Het project waarvoor een m.e.r. wordt uttgevoerd betreft de aanleg van een haven in Gaza stad.
De Comrnissie heeft voor het OGIS inmiddels een handleiding gemaakt voor het schrijven van een startnotitie (,Notification of Intent'). Tot dusverre heeft het secretariaat van de Comrnissie voor de m.e.r. de startnotities geheel of samen met de initiatiefnemer opgesteld. Het is uiteraard de bedoeling dat het opstellen van startnotities uiteindelijk wordt gedaan door initiatiefnemers. Oit is belangrijk omdat in een startnotitie wordt aangegeven wat de voorgenomen activiteit is en welke ruirnte er is voor het ontwikkelen van alternatieven in het MER en welke milieu-aspecten vooral van belang zijn. Met een goede startnotitie kunnen de richtlijnen specifieker worden gemaakt. Duurzame ontwikkeling als uitgangspunt
Een van de belangrijkste onderdelen bij het opstellen van de richtlijnen is het bepalen van de ruimte voor het ontwikkelen van alternatieven. Naarmate er meer ruimte is voor het ontwikkelen van alternatieven is er veelal ook meer ruimte om een rnilieuvriendelijk alternatief uit te werken dat substantieel kan bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Naarmate m.e.r. eerder start in het planningsproces en op hetjuiste abstractieniveau wordt uitgevoerd. is er meer ruirnte voor bet ontwikkelen van alternatieven. Strategische m.e.r. 's hebben veelal meer potentie om een belangrtjke bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling dan m.e.r.'s op projectniveau. Het rtchtl1jnenadvtes voor een strategtsche m.e.r. voor het stroomgeb1ed van de Rio Paute in Ecuador 1s een voorbeeld van een project waarvoor in een heel vroeg stad1um is begonnen met een m.e.r. Het betreft een strategtsch m.e.r. waarbij de voorgenomen actlv1teit moet resulteren in een beleidsplan voor regtonale ontwikkel1ng. Het projectniveau wordt overstegen; er zijn nog geen concrete projecten gedefinieerd. De aanleiding voor dit m.e.r. betrof een in maart 1993 opgetreden aardverschutv1ng. waarb1j het dal van de rtvter de Paute werd afgedamd. Een maand nad1en brak de natuurl1jk gevormde dam. waarb1j het daarachter opgehoopte water desastreuze gevolgen benedenstrooms aanrtchtte. In het MER moeten ontwikkel1ngsscenartos worden ontwikkeld op basis van een gedegen analyse van m1l1euproblemen. waarb1J tevens prlortte1ten voor preventle en interventle worden aangegeven.
In een aantal richtlijnenadviezen heeft de Commissie geprobeerd om een bijdrage te leveren aan de operationaliseringvan duurzaambeid en duurzame ontwikkeling. Hiertoe is duurzaambeid vanuit de systeembenadering in drie componenten uitgewerkt, namelijk; het ecologische systeem (potentiesjfuncties van het natuurlijk systeem). het sociaal-economische systeem (gebruik van het natuurlijk systeem door verschillende gebruikersgroepen) en het institutionele systeem (forrneel en informeel beheer van het ecologische systeem). O1t systeem wordt beeldend weergegeven door drie cirkels die de onderscheiden componenten vertegenwoordigen en die elkaar in meer of mindere mate overlappen. Duurzame ontwikkeling vindt dan plaats in het bereik daar waar de cirkels (drie componenten) elkaar overlappen. -6-
In het rtchtlijnenadvtes voor het drinkwater en sanitatieproject voor een viertal gebieden in de provincle Shabwah in Jemen is aangegeven dat duurzaamheid ultgewerkt voor ecologische duurzaamheld (beschikbaarhe1d van water), soc1ale duurzaamhe1d (toegankelijkhe1d en verdeling van water voor versch1llende sociaal-economische groepen) en institutionele duwzaamheld (een goed beheer van de hulpbron en de kwalltelt) uttgangspunt moet zijn voor het ontwtkkelen van samenhangende geintegreerde alternatieven per geografische eenheid.
Locatiebezoek
Een locatiebezoek heeft als doel om een beeld te krijgen van de bestaande milieutoestand en potentlele milieuproblemen. Door het terreinbezoek en het voeren van gesprekken met overheid en betrokkenen wordt het duidelijk welke groepen van mensen en mUieu-aspecten op welke manier te maken kunnen krijgen met de gevolgen van de voorgenomen activiteit. Verder is het voor de discussie tussen de Nederlandse en buitenlandse werkgroepleden van belang dat de werkgroep gedurende een aantal dagen intensief met elkaar optrekt om de inhoud van het advies voor richtlijnen door te denken. Voor vier van de vijf richtlijnenadviezen die tot dusverre zijn uitgebracht, is een locatiebezoek uitgevoerd_ De meerwaarde van het locatiebezoek blijkt utt het navolgende voorbeeld van het project in de stad Guayaquil in Ecuador. Rondom deze stad wonen veel mensen in paalwontngen die gebouwd z1jn in het kustgeb1ed dat pertodiek wordt overstroomd. Het project bestaat utt het baggeren van sediment u1t de rtvier de Guayas en het opspuiten van de woongeb1eden waar landaanw1nn1ng dient plaats te vinden. Gedurende de werkzaamheden kunnen de bestaande paalwoningen op hun plaats blijven. Doells het verbeteren van de levensomstandlgheden van de lokale bevolking. TIjdens het bezoek aan de locatie is een vergelijkbaar project bezocht dat reeds was uttgevoerd. Door gesprekken met bewoners van deze wtjk werd dutdelijk dat de volksgezondheldsstituatle door landaanwinning zonder follow up van de aanlegvan drtnkwaterleld1ngen en rtolertng en organisatie van inzameling van afval niet wezenl1jk 1s verbeterd ten opz1chte van de uttgangss1tuatie. In de rtchtl1jnen 1s dan ook nadrukkelijk gewezen op het uttwerken van follow up actlviteiten in de vorm van een masterplan. TIjdens het bezoek heeft de Commlss1e ook in d1t geval overleg gehad met betrokkenen en NGO's. O1t heeft onder andere geresulteerd in suggesties voor het meest mllieuvrtendelijke altematief.
2.5
Reviewing (toetsing van MER'en) Het beoordelen van het MER is de verantwoordelijkheid van het DGIS. De Commissie voor de m.e.r. kan worden gevraagd om het MER te toetsen en hierover een advies uit te brengen. De toetsing wordt in principe uitgevoerd tijdens de beoordelingsfase in de projectcyclus. Maar in de praktijk blijkt dat toetsing zowel eerder als later in de projectcyclus geschied. Het MER en de toetsing hiervan resulteert in informatle op basis waarvan verantwoorde besluitvorming tot stand kan komen. De Commissie voor de m.e.r. wordt via een schriftelijk verzoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gevraagd een toetsingsadvies op te steBen. Geen enkel project waarbij de Commissie is ingeschakeld heeft vooralsnog de voBedige m.e.r.-procedure doorlopen. In 1995 is de toetsingvan de eerste twee MER'en gestart waarvoor de Commissie ook de richtlijnen heeft opgesteld. Deze adviezen zullen in 1996 worden uitgebracht.
-7-
Voor vijfvan de zes MER'en die tot december 1995 zijn getoetst geldt dat het gaat om projecten waarvoor de m.e.r. al in gang was gezet toen de overeenkomst tussen het DGIS en de Commissie van kracht werd. Naar verwachting zal dit in de toekomst minder vaak voorkomen omdat de Commissie eerst kan worden ingeschakeld voor het opstellen van richtlijnenadviezen. Als de Commissie wordt gevraagd om een MER te toetsen waarvoor zij niet zelf de richtlijnen heeft opgesteld, dan stelt de Commissie eerst een toetsingskader op. Zij gaat op basis hiervan toetsen maar er wordt rekening gehouden met de bestaande richtlijnen. De Commissie heeft inmiddels acht toetsingsadviezen uitgebracht over zes projecten. Het betreft een leerlooierij in Kasur. Pakistan. een landaanwinning in Sri Lanka. een stuwdam in Nepal en een irrigatieproject in India. Voor een olieraffmaderij in Suriname en waterkrachtproject in Pakistan zijn twee toetsingsadviezen uitgebracht omdat in beide geva1len een aanvulling op het MER is gemaakt. Voor twee van deze projecten is de Commissie op locatiebezoek geweest. omdat zij de richtlijnen niet had kunnen opstellen. TIjdens het locatlebezoek aan Suriname. ten behoeve van de toetsing van een MER voor de oprtchtlng van een ol1eraffinader1j. bleek dat de rafilnadertj op een paar honderd meter van een woonwijk was gepland. In het toetsingsadv1es is verzocht om hiezvoor mitlgerende maatregelen uit te werken. In een aanvulling op het MER is hierin voorzien omdat het ontwerp is aangepast en mitlgerende maatregelen zijn uitgewerkt. Als gevolg hiezvan zullen geluidhinder en emissies verder afnemen dan oorspronkel1jk was beoogd.
BY de toetsing van een MER door de Commissie worden drie stappen onderscheiden4 ]. In de eerste stap beoordeelt de werkgroep het MER aan de hand van de door het DGIS vastgestelde richtlijnen. Dat leidt tot inventarisatie van zaken die meer of minder volledig en correct in het MER zijn beschreven. In de tweede stap beoordeelt de werkgroep de ernst van de tekortkomingen. gerelateerd aan de mogelijkheid om het milieubelang volwaardig te betrekken bij de besluitvonning. In de derde stap wordt het resultaat van de toetsing neergelegd in een advies aan het DGIS. Er zijn drie mogelijkheden: (i) het MER bevat voldoende informatie. (ti) het MER bevat onvoldoende informatie en er wordt geadviseerd om een aanvulling op het MER te maken waardoor essentiele informatie alsnog beschikbaar komt en (iii) het MER bevat onvoldoende informatie maar een aanvulling is niet zinvol omdat bijvoorbeeld besluitvorming al heeft plaatsgevonden en de tekortkomingen kunnen worden ingevuld tijdens de eerste stappen van de uitvoering (plan van aanpak). In het laatste geval worden dan aanbevelingen gedaan voor het zo milieuvriendelijk uitvoeren van de voorgenomen activiteU. Resultaten toetsingen
Voor de leerlooierij in Kasur, Pakistan heeft de Commissie geconstateerd dat het MER onvoldoende informatie bevatte voor besluitvorming. Het MER resulteerde in stopzetting van het Nederlandse voornemen tot financiele ondersteuning en het opzetten van studies naar een meer duurzame benadering van de milieuproblemen in de leerlooierijsector. V~~r de overige vijf getoetste MER'en
4
Zie ook het Jaazverslagvan de Commissie voor de m.e.r. over hetjaar 1995, m .e.r. reeks van de ministertes van VROM en van LNV, 52a. februari 1996.
-8-
heeft de Commissie essentiele tekortkomingen geconstateerd. Voor twee van deze projecten (olieraffmaderij in Suriname en waterkracht in Pakistan) heeft zij aan het DGIS geadviseerd om aanvullende informatie te verzamelen ten behoeve van de besIuitvorming. Deze aanvullingen zijn gemaakt en wederom getoetst waarna de Commissie kon vaststellen dat voldoende informatie was verzameld. V~~r twee andere projecten (landaanwinning in Sri Lanka en een irrigatieproject in India) was er reeds een besluit genomen toen de toetsing werd uttgevoerd. Verzoeken om aanvullende informatie was niet meer zinvol en daarom heeft de Commissie voor het proj ect in India aanbevelingen gedaan ten behoeve van de uitvoering. Voor het project in Sri Lanka heeft de Commissie geconcludeerd dat de in het MER gepresenteerde informatie onvoldoende was om op basis hiervan aanbevelingen ten behoeve van de uitvoering te kunnen maken. In het advies over een irrtgatleproject in Andhra Pradesh in India. irrtgatle van circa 16.200 ha door middel van het slaan van 5400 waterputten tenetnde de landbouwproduktle te verhogen. heeft de Commissie zich geconcentreerd op aanbevel1ngen voor het plan van aanpak voor een meer duurzame benadertng en uttvoertng van het project. HieIVoor is gekozen omdat het MER te algemeen van aard was en het project reeds was goedgekeurd. Deze aanbevel1ngen zijn tntegraal overgenomen in het plan van aanpak waardoor een duurzame beschikbaarheld van gronclwater gegarandeerd lijkt.
Besluitvorming
Het is moeilijk om te beoordelen in hoeverre m.e.r. en de adviezen van de Commissie hebben bijgedragen aan een milieuvriendelijker besIuitvorming en daarmee uitvoering van een project. In het geval een milieuvriendelijk besluit is genomen of een oorspronkelijk projectvoorstel is omgebogen. blijft het moeilijk om te beoordelen in hoeverre m.e.r. dan weI de adviezen van de Commissie hieraan een bijdrage hebben geleverd. Verder geidt dat voor nog geen van de projecten waarover de Commissie heeft geadviseerd een evaluatie is uitgevoerd waarin wordt nagegaan of de verwachte milieugevolgen zoals beschreven in het MER ook overeenkomen met de werkelijke milieu-effecten. Tensiotte zijn er nog te weinig adviezen uitgebracht om conclusies te kunnen trekken over de bijdrage aan de besluitvorming. Desalniettemin kan worden gesteid dat voor twee van de zes projecten waarover inmiddeis een besluit is genomen m.e.r. en de adviseringvan de Commissie heeft bijgedragen aan een milieuvriendelijker besluit en/of uitvoering. Dit geidt voor het irrigatieproject in India en de olieraifmaderij in Suriname. Verder heeft de advisering over een leerlooierijproject in Kasur in Pakistan geleid tot een herziening van de steun aan de Ieerlooierijsector in Pakistan. Voor de toetsingsadviezen die de Commissie heeft uitgebracht over twee projecten van de Wereid Bank is niet na te gaan in hoeverre het besluit door m.e.r. en of advisering van de Commissie wordt beinvioed. De Commissie adviseert namelijk aan het DGIS die het advies gebruikt voor de standpuntbepaling van het Nederlandse lid van de Board van Directors van de Wereld Bank.
-9-
2 .6
Verwachte ontwikkelingen in 1996 Naast het uitbrengen van adviezen is de Commissie actiefbetrokken bij de ontwikkeling van het instrument milieu-effectrapportage als hulpmiddel bij besluitvorming door het DGIS en de ontvangende landen. De volgende onderwerpen zijn nu actueel: het operationaliseren van duurzame ontwikkeling, integratie van sociaal-economische en institutionele aspecten in m.e.r. en strategische milieu-effectrapportage. Hier zal nader worden ingegaan op de operationalisering van duurzame ontwikkeling en in het bijzonder de integratie van Gender assessment studies in m.e.r. In het jaar 1996 verwacht de Commissie verder bij te dragen aan het operationaliseren van de concepten duurzaamheid en duurzame ontwikkeling. Zoals reeds aangegeven, zijn deze concepten vanuit de systeembenadering uitgewerkt in de volgende drie componenten: het ecologische systeem, het sociaal-economische systeem en het institutionele systeem. Het instrument m.e.r. is geintroduceerd om de effecten van een voorgenomen activiteit en mogelijke alternatieyen op het abiotisch milieu (hodem, water en lucht) en het biotisch milieu (plant en dier) in beeld te brengen. Verder worden effecten op de gezondheid van de mens en belevlngsaspecten Oandschappelijke ingrepen) volwaardig in een MER meegenomen. MER'en die in Nederland worden uitgevoerd, beperken zich tot deze effecten. In MER'en die in het kader van ontwikkelingssamenwerking worden opgesteld worden steeds vaker ook de effecten van een voorgenomen activiteit op sociaaleconomische groepen in beeld gebracht. De Wereld Bank en de Asian Development Bank hebben hiervoor inmiddels rtchtlijnen opgesteld. Het DGIS kent het instrument Gender assessment studies (GAS) om de effecten van een voornemen op gender relaties 5 j in beeld te brengen. Voor het reeds genoemde frrtgatleproject In Andhra Pradesh is onafhankel1jk van eIkaar zowel een MER als een GAS opgesteld. Het bl1jkt dat er onvoldoende dwarsverbanden zljn gelegd tussen deze studies waardoor zlj geen ontwikkelingsscenartos hebben opgeleverd die een goede bijdrage hebben kunnen leveren aan duurzame ontwikkeling.
In 1995 heeft de Commissie een workshop georganiseerd voor betrokken DGIS
medewerkers en consultants waarin de mogelijkheden voor integratie van m.e.r. en GAS centraal stond. Het irrigatieproject in Andhra Pradesh is als case behandeld en de conc1usie van de workshop was dat alle aspecten die in de GAS zijn uitgewerkt voor dit project evengoed in het MER hadden kunnen worden uitgewerkt. Er is afgesproken dat een gecombineerde uitvoering van een m.e.r./GAS zal worden uitgevoerd zodra zich hiervoor een geschikt project aandient. Omdat in een dergelijk rapport wordt getoetst aan duurzaamheid, zou de naam van het rapport veranderd kunnen worden in een duurzaamheidseffectrapport.
5
Gender relatles betreffen traclltloneel en culturee1 gegroeide relatles tussen mannen en vrouwen, maar oak tussen mannen onderling en vrouwen onderling.
-10-
1.
Lijst van deskundigen die van juli 1993 tot en met december 1995 zijn opgetreden als adviseur voor de Commissie, met woonplaats
2.
Overzicht van personen utt het presidium en secretariaat van de Commissie die betrokken zijn bij m.e.r. en ontwikkelingssamenwerking
3.
Lijst van de door de Commissie voor de milieu-effectrapportage uitgebrachte advtezen over ontwikkelingssamenwerking, juli 1993 tot en met december 1995
4.
Beschrijving van projecten: stand van zaken per 31 december 1995
5.
Secretartaatsmemoranda
6.
Workshops, seminars en andere bijeenkomsten, waaraan de Commissie haar medewerking heeft verleend
7.
Typen projecten waarover de Commissie richtlijnen- en oftoetsingsadViezen heeft uttgebracht (indeling volgens DAC/CRS codes)
8.
Overzicht van procedures: stand van zaken per 31 december 1995
BLJLAGEI Ujst van deskundlgen die vanjulil993 tot en met december 1995 zljn opgetreden aIs adviseurvoor de Commlsste, met woonplaats
M.H.S. AbdulkacUr wonende te Sana'a. Jernen J.F. Agema wonende te 's-Gravezande H. A1-Guneld wonende te Sana'a. Jernen M.S. A1-Alroosi wonende te Sana'a, Jemen P.G.E.F. Augustinus wonende te Soest rnw. IA Basahl wonende te Sana'a, Jernen WA Been wonende te Schiedam K.K. Bhattarcharyya wonende te New Delhi, India E.W. Bijkerwonende te Maassluis G. de Bruijne wonende te Cadier en Keer J.G. Bruina wonende te Bennekorn H.T.J. Chabot wonende te Randwijk L.K. Chettrywonende te Kahtmandu, Nepal A. van Dijk wonende te Hoevelaken A. van den Driea wonende te Wageningen D.G. van Duijne wonende te Amersfoort N. van Duivenbooden wonende te Wageningen LAA.J. Eppiuk wonende te Wageningen rnw. V. Groverman wonende te Amsterdam RJ .M. Gunst wonende te Bllthoven W.J. Heijnen wonende te Roosendaal H. de long wonende te Wageningen Azher Uddin Khan wonende te Lahore. Pakistan J .J. Kesslerwonende te Wageningen A. Kieatra wonende te Boxtel rnw. B. van Koppen wonende te Wageningen R Kuiper wonende te Ede J.SA Langerwerfwonende te Ewijk P.T. Lanser wonende te Capelle aId JJssel
rnw. J .CAM. Leesbergwonende te Wageningen R van Lleshout wonende teAmsterdam rnw. P. Mahale wonende te New Delhi, India mw. M.J. van Maren wonende te Berg en Dal A Meijerink wonende te Boekelo H.S. Nleuwenhuis wonende te Leeuwarden D. Noordam wonende te Paramaribo. Suriname rnw. R Noorduyn wonende te Vleuten rnw. M. Nugteren wonende te Chaam R Paul wonende te Vogelenzang 1. van der Putte wonende te Alphen aId Rijn A.S. Ramsundersiugh wonende te Capelle aId IJssel F. Rljaberman wonende te Delft J. Rupke wonende te Reeuwijk mw. L.M. Schepers wonende te Nijrnegen R Slootwegwonende te Oegstgeest W.B. Snellen wonende te Bennekorn J .L. Terweij wonende te Pijnacker J.H.J. Terwindt wonende te Leusden P. Teunissen wonende te Paramaribo. Suriname rnw. F. Valverde wonende te Guayaquil. Ecuador M.C.J. Verdegem wonende te Wageningen F.G. Villavicenciowonende te Guayaquil. Ecuador 1. de Vries wonende te Amstelveen J .C.J. van Wetten wonende te Haarlern J .H. van Wijnen wonende te Amsterdam
BLJLAGE2
Overzicht V8D personen utt het presidium en secretarlaat van de Commlsslc cUe betrokken zijn bij m.e.r. en ontwlkkellDgssamcnwerkiDg Voorzitter
fr. P. van Duursen
Plaatsvervangend voorzitters
mr. J.W. Kroon (05)1) dr. J.Th. de Smidt prof.dr.fr. D. de Zeeuw (OS)
Algemeen secretaris
drs. J.J. Scholten
Adjunct-secretaris
drs. sAA. Morel
Werkgroepsecretarissen
drs. A.J. Kolhoff (OS) ing. RA.M. Post (OS) fr. I.A. Steinhauer (OS)
Personeelsfunctionaris
L. Meijer (tot 31 augustus 1994) A. Dijkstra (vanaf 12 september 1994)
Bibl1othecaris/ documentalist
M.J.W. van der Raay-Verdonk
Appl1catie-Inetwerkbeheerder
P.A. Roes
Financ1eel-administratief medewerksters
R Oostdam-van Amerongen F.M. sloos-van Doorn
5ecretaresses
E.F.M. Bradic-Verstegen (OS. vanaf 15 november 1994) A.M.F. Ploeger (OS. tot 15 november 1994) C.W.J. ROhner (OS)
AdministraUef medewerkster
B. Schouten
1
De vermelding (OS) duidt op vaste voorzitters. secretarissen en secretaressen voorwerkzaamheden in het kader van m.e.r. en ontwikkelingssamenwerking. de overtge namen betrefIen medewerkers van het secretariaat die ondersteunende werkzaamheden verrtchten.
BIJLAGE 3
Lijst van de door de Commlssie voor de mllieu-effectrapportage uitgebrachte adviezen voor OntwikkeUngssamenwerking juli 1993 tot en met december 1995
Projectnununer 001
002
010
Advice on the specifications for the content of the EIS on the water supply, sanitation and waste water disposal projects for Ateq, Wadi Jirdan, Nisab and Beihan areas, Shabwah Governorate, Republic of Yemen 14 October 1993 ISBN 90-5237-587-9
012
Final advisory review of the additional information and the environmental impact statement on the Oil refinery Tout Lui Faut, Surinam 25 November 1994 ISBN 90-5237-802-9
015
Advisory review of the environmental impact statement on the Kasur Tanneries effluent treatment plant, Punjab Province, Pakistan 13 January 1994 ISBN 90-5237-646-8
Advice for Terms of Reference for the environmental impact statement of a seaport in the Gaza Strip 1 March 1995 ISBN 90-5237-836-3
016
Advisory review of the environmental impact statement on the Arun mHydroelectric project, Nepal 2 June 1994 ISBN 90-5237-698-0
Advisory review of the environmental assessment Executive Summary of the Ghazi Barotha Hydropower Project, Pakistan 10 April 1995 ISBN 90-5237-842-8
014
Advice for the Terms of Reference for the environmental impact statement for the land reclamation and drainage project Guayaquil, Ecuador 13 April 1995 ISBN 90-5237-846-0
011
Advisory review of the environmental impact statement Andhra Pradesh groundwater bore well irrigation schemes (APWell) and recommendations for the Inception Report of the APWell project, lndia 14 July 1995 ISBN 90-5237-896-7
016
Advisory review of the environmental assessment of the Ghazi Barotha Hydropower PrOject, Pakistan Comments on the Office Memorandum of the World Bank 20 November 1995 ISBN 90-5237-945-9
003
Advice on the specifications for the content of a strategic environmental impact statement for the Rio Paute catchment. Ecuador 27 June 1994 ISBN 90-5237-687-5
007
Advisory review of the environmental impact statement on the Kerawalapitiya reclamation project, Sri Lanka 29 June 1994 ISBN 90-5237-714-6
012
Advisory review of the environmental impact statement on the Oil refinery Tout Lui Faut, Surinam 7 Juli 1994 ISBN 90-5237-713-8
004
Advice for Terms of Reference for the environmental profile of the Shabwah Governorate, Republic of Yemen 29 July 1994 ISBN 90-5237-667-0
BIJLAGE 4
Beschrijving van projecten, stand van zaken per 31 december 1995
In deze bijlage worden de projecten steeds volgens een vast stramien bescbreven, dat hieronder wordt toegelicht.
Projectgegevens voorgenomen activiteit: bevat een korte omschrijving van het voornemen, waarbij steeds de initiatiefnemer wordt genoemd. Categorieen: beschrijft de categorie activiteit met bijbehorende DAC/CRS code (Development Assistance Committee, Creditor Report System) zoals die door de Commissie voor de m.e.r. aan een activiteit zijn toegekend. Projectnummers: het eerstgenoemde nummer betreft het volgnummer van DST /ML, daarna voIgt het projectnummer van de Commissie. Procedurele gegevens: er wordt melding gemaakt van data van de volgende fasen in de procedure, indien van toepassing. brief met verzoek om richtlijnenadvies: locatiebezoek werkgroep: richtlijnenadvies uitgebracht: richtlijnen vastgesteld: brief met verzoek om toetsingsadvies: toetsingsadvies uitgebracht: besluit genom en: Bijzonderheden: vermeldingvan de belangrijkste conclusies van de Commissie. Als een m.e.r.procedure of de inschakeling van de Commissie is opgeschort of stopgezet dan kunnen hieraan verschillende redenen ten grondslag liggen, varierend van het ontbreken van financiering tot oorlog in het ontvangende land. Samenstelling van de werkgroep: de werkgroepleden worden op alfabetische volgorde opgesomd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen Nederlandse en lokale deskundigen. Secretaris van de werkgroep: de betrokken medewerker van het secretariaat van de Commissie die de werkgroep begeleidt.
Voorgenomen activiteit: De regeIing van de republiek van Jemen, ondersteund door de Nederlandse regeIing, heeft het voornemen om de voorzieningen op het gebied van drinkwater, sanitatie en afvalverwerking te verb eteren , in de steden Ataq, Nisab, Beihan en het dal van Wadi J1rdan in de provincie Shabwah. Categorieen: ruraal water en rioleIing DACjCRS code 92011 Projectnummers: WWj92j850, vlgnr. 001; Commissie m.e.r. 001 Procedurele gegevens: brief met verzoek om richtlijnenadvies: 19 juli 1993 locatiebezoek werkgroep: 19 - 30 september 1993 richtlijnenadvies uitgebracht: 14oktober 1993 richtlijnen vastgesteld: januari 1995 brief met verzoek om toetsingsadvies: 20 november 1995 Bijzonderheden: In deze m.e.r. is nadere inhoud gegeven aan de drie kanten van duurzaamheid die de milieusituatie kenmerken: fysische, sociale en institutionele duurzaamheid. De alternatieven moeten acht slaan op een evenwichtige vertegenwoordiging van deze drie componenten van duurzaamheid. SamenstelUng van de werkgroep: de heer Abdulkadir Mohammed Hassan Ookale deskundige, richtlijnen) mevrouw Ilham Ali Abdulla Basahi (lokale deskundige, toetsing) de heer H.T.J. Chabot mevrouw L. Scheepers de heer J.L. Terweij de heer D. de Zeeuw (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: de heer J.J. Scholten (richtlijnen) en de heer A.J. Kolhoff (toetsing).
Bijlage 4. blz. 2
voorgenomen activiteit: De regering van Pakistan. ondersteund door de regeringen van Noorwegen en Nederland en de Organisatie voor Industriele Ontwikkeling van de Verenigde Naties. wil de industriele vervuiling in de stad en het district Kasur. provincie Punjab. Pakistan beperken. De vervuiling wordt veroorzaakt door 162 leerlooierijen. geconcentreerd in drie klusters in de stad Kasur. Het project omvat de introductie van minder vervuilende technologieen dan de nu in gebruik zijnde. het realiseren van rioleringswerken en een waterzuiveringsinstallatie en het opzetten van behandeling/verwijdering van vaste a:fvalstoffen. Categorieen: leerlooierijen DAC/CRS code 32310. water en riolering DAC/CRS code 92010. afvalverwijdering DAC/CRS code 92013 Projectnummers: WW /92/850 vlgnr. 002; Commissie m.e.r. 002 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 10 augustus 1993 toetsingsadvies uitgebracht: 13 januari 1994 besluit genomen: 7 februari 1994 Bijzonderheden: Het projectvoorstel is mede op basis van de informatie in het MER geformuleerd en is opgesteld voordat het MER door de Commissie werd getoetst. Het projectvoorstel is bij de toetsing betrokken. In haar advies concludeert de Commissie dat het MER onvoldoende informatie biedt voor het beoordelen van de milieu-effecten van het voorgenomen project. Zij is van oordeel dat het beschreven voornemen tot verplaatsing en waarschijnlijk tot verergering van de milieubelasting zal leiden. Tevens is zij van mening dat alternatieven die weI tot een duurzame verbetering van het milieu zouden kunnen leiden niet in het MER zijn beschreven. Zij adviseert in een aanvulling op het MER alternatieven te beschrijven waarbij de milieubelasting meer aan de bron. dat wil zeggen in de leerlooierijen zelf. wordt aangepakt. Tevens adviseert zij altematieven te beschrijven voor de beheersstructuur voor collectieve verwerking van afvalstromen. aanvullende technische middelen voor verwerkingsmethoden voor die afvalstromen te beschrijven en aanvullende maatregelen te beschrijven voor het voorkomen van milieuverontreiniging. Mede op basis van het advies van de Commissie heeft het DGIS besloten haar accent bij de ondersteuning van het bestrijden van de milieubelasting van leerlooierijen in Pakistan te verleggen naar een meer brongerichte en integrale aanpak. SamensteWng van de werkgroep: de heer Azher Uddin Khan (lokale deskundige) de heer J.W. Kroon (voorzitter) de heer J.S.A Langewerf de heer 1. van der Putte mevrouw 1. de Vries Secretaris van de werkgroep: de heer R.AM. Post.
Bijlage 4 . bIz. 3
Voorgenomen activiteit: De Ecuatoriaanse organisatie Centro de Reconversion Economica del Azuay, Caflar y Morona Santiago (CREA) he eft om steun verzocht bij de Nederlandse regering voor de voorbereiding van een strategische m.e.r. Ret studiegebied is gelokaliseerd in het Rio Paute gebied in de directe omgeving van La Josefina. La Josefina is de plek waar een aardverschuivingplaatsvond op 29 maart 1993. Ret doel van de strategische m.e.r. is hetverkrijgen van inzicht in de milieuproblemen in het studiegebied. het defmieren van altematieve strategleen om de problemen te verminderen en het stellen van prioriteiten. Categorieen: milieubeleid DAC/CRS code 92110 Projectnummers: WW/92/850, vlgnr. 003; Commissie m.e.r. 003 Procedurele gegevens: brief met verzoek om richtlijnenadvies: 28 december 1993 locatiebezoek werkgroep: 12 - 26 maart 1994 richtlijnenadvies uitgebracht: 27 juni 1994 richtlijnen vastgesteld: september 1995 Bijzonderheden: In haar advies heeft de Commissie aangegeven welke milieuproblemen in het studiegebied in elk geval nader moeten worden geanalyseerd in het MER. Zij heeft tevens gevraagd om het in beeld brengen van de milieugevolgen van reeds bestaande, als ook voorstellen voor projecten en plannen in het studiegebied. Op basis van dit overzicht dient het MER prioriteiten te stellen met betrekking tot welke problemen moeten worden opgelost. In haar advies reikt de Commissie een methodologie aan voor het ontwikkelen van strategieen om de gesignaleerde milieuproblemen het hoofd te bieden en een duurzame ontwikkeling na te streven. Samenstelling van de werkgroep: de heer A. Cardona (Colombia) de heer P. Vazquez (Ecuador) de heer J.G. Bruins de heer L.A.A.J. Eppink de heer J .W. Kroon (voorzitter) de heer J. Rupke de heer J.L. Terweij de heer G.A. Yanchapaxi (Ecuador) is opgetreden als consultant voor de werkgroep Secretaris van de werkgroep: mevrouw LA. Steinhauer.
Bijlage 4, bIz. 4
voorgenomen activiteit: De regering van de republiek Jemen, ondersteund door de Nederlandse regering, heeft het voornemen om een milieuprofiel te maken voor de provincie Shabwah. Het profiel kan als hulpmiddel worden gebruikt door de lokale overheid ten behoeve van strategisch planning voor een duurzame ontwikkeling. Het profiel zal inzicht geven in potenties en beperkingen van natuurlijke hulpbronnen. Tevens zuBen scenario's voor duurzame ontwikkeling worden uitgewerkt en zal het profiel richtlijnen voor concrete interventies geven. Categorieen: milieubeleid DAC/CRS code 92110 Projectnummers: WW/92/850 vIgor. 006; Commissie m.e.r. 004 Procedurele gegevens: brief met verzoek om richtlijnenadvies: 12 januari 1994 richtlijnenadvies uitgebracht: 27 juni 1994 Bijzonderheden: De Commissie heeft een richtlijnenadvies opgesteld voor een ontwikkelingsprofiel. Het begrip duurzame ontwikkeling is daartoe geoperationaliseerd. Er zijn indicatoren ontwikkeld en er is een methode uitgewerkt voor een geintegreerde benadering. SamensteWng van de werkgroep: de heer H. AI-Gunied (lokale deskundige) de heer M.S. AI-Aroosi (lokale deskundige) mevrouw E. Bos de heer H.Th.J. Chabot de heer J.J. Kessler de heer H. Nieuwenhuis de heer D. de Zeeuw (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: de heer A.J. Kolhoff.
BijIage 4. bIz. 5
Voorgenomen activiteit: De Colombiaanse gemeentedienst EMCALI (Empresa Municipal Cali), wil een afvalwaterzuiveringsinstallatie opricbten voor de stad Cali. De activiteiten bestaan uit: ontwerp, engineering en directievoeringbij de bouwvan een afvalwaterzuiveringsinstallatie, gebaseerd op de UASB technologie met nazuivering, voor bet noordelijke gedeelte van de stad Cali, Colombia. Doelstellingen van het project zijn de zuivering van voomamelijk huishoudelijk afvalwater en verbetering van de waterkwaliteit van de Cali en Cauca rivieren. Categorieen: ruraal water en riolering DAC/CRS code 92011 Projectnummers: WW/92/859 vlgnr. 004; Commissie m.e.r.: 005 Procedurele gegevens: brief met verzoek om advies: 28 december 1993 Bijzonderheden: Advisering tot nader bericht opgeschort. Samenstelling van de werkgroep: vanwege opschorong advisering geen werkgroep samengesteld Secretaris van de werkgroep: mevrouw LA. Steinhauer.
Bijlage 4. biz. 6
Voorgenomen activiteit: Ret slaan en opknappen van putten en het aanleggen van systemen voor watervoorzierung in een aantal dorpen in het Departement van Dosso in Niger. Doel van het project is verbetering van de rurale drinkwatervoorzierung. Initiatiefnemer van het project is het DGIS. Categorieen: rurale watervoorziening DAC/CRS code 91088 Projectnummers: WW /92/850 vlgnr. 007; Commissie m.e.r.: 006 Procedurele gegevens: brtefmet verzoek om toetsingsadvies: 14 januari 1994 Bijzonderheden: Advisering stopgezet. SamensteWng van de werkgroep: de heer N. van Duivenbooden de heer R.J.M. Gunst mevrouw M. Nugteren de heer D. de Zeeuw (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: de heer R.AM. Post.
Bijlage 4. bIz. 7
Voorgenomen activiteit: De Sri Lanka Land Reclamation and Development Cooperation wi! 162 hectare land in het Muthurajawela moeras aanwinnen. Het opspuitmateriaal. half grof zand. wordt van de zeebodem opgezogen door een 'suction dredger' in een wingebied dat tenminste 3 kIn uit de kust ligt. Het materiaal wordt als een mix van zand en water door een pijplijn getransporteerd. De stuwkracht wordt geleverd door op de 'dredger' geplaatste pompen en door een aanjaagstation. Op het aan te winnen land wordt aanlegvan industrie en wooneenheden voorzien. Het plangebied is onderdeel van een Wetlandsysteem' dat. in overeenstemming met een opgesteld 'Masterplan'. deels zal worden geconserveerd en deels voor visserij en andere activiteiten zal worden bestemd. Categorieen: landaanwinning DAC/CRS code 91082 Projectnummers: WW /92/850. vlgnr. 005: Commissie m.e.r. 007 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 14 februari 1994 toetsingsadvies uitgebracht: 29 juni 1994 Bijzonderheden: Het besluit voor financiering was op het moment van toetsing van het MER reeds genomen en de contracten met de aanleverende fIrma waren gesloten. Het verzoek aan de Commissie betrof het toetsen van het MER aan intemationale normen voor m.e.r.. het beoordelen van de in het MER aangekondigde mitigerende maatregelen en het adviseren over aanvullende mitigerende maatregelen. In haar advies conc1udeert de Commissie dat bij het tot stand komen van het MER inspraak procedures goed zijn toegepast. De Commissie merkt ook op dat het voomemen niet is geplaatst en beschreven in zijn bredere planning-context en dat daardoor in het MER niet is onderzocht ofhet voomemen niet conflicteert met (natuur)functies die aan aangrenzende gebieden zijn toegekend. De Commissie concludeert verder dat het MER onvoldoende kwantitatieve informatie bevat over milieu-effecten van de voorgenomen activiteit en dat daardoor de effectiviteit van de voorgestelde mitigerende maatregelen niet kan worden beoordeeld. Om dezelfde reden kan de Commissie zich niet uitspreken over aan te bevelen aanvullende mitigerende maatregelen. De Commissie adviseert. indien de ontbrekende informatie niet beschikbaar is, deze middels onderzoek te verzamelen. Samenste1ling van de werkgroep: de heer W.J. Heijnen de heer H. de Iongh de heer J.W. Kroon (voorzitter) de heer 1. van der Putte de heer J.H.J. Terwindt Secretaris van de werkgroep: de heer R.AM. Post.
Bijlage 4. biz. 8
voorgenomen actlvitelt: De Indiase regering, ondersteund door de Nederlandse regering heeft het voomemen om een bijdrage te leveren aan de armoedebestrijding, de positie van de vrouw te verbeteren en de landbouwproduktie te verhogen in 10 districten in Uttar Pradesh door het verschafIen van irrigatiewater en ondersteunende diensten. Het ben-eft een interimfase van 1,5 jaar Uuli 1993 - december 1994) waarin een deel van de activiteiten die in de eerste twee fases van het project (1989 - 1993) zijn opgestart, worden gecontinueerd en waarin nieuwe projecten zullen worden gefonnuleerd. Categorieen: agrartsche waterhulpbronnen DAC/CRS code 91081 Projectnummers: WW/92/850 vlgnr. 008; Commissie m.e.r. 008 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 14 februart 1994 Bljzonderheden: In een brief d.d. 4 mei 1994 geeft de minister voor OntMkkelingssamenwerking aan dat de toetsing door omstandigheden niet kan plaatsvinden. De Commissie heeft de procedure gestaakt en geen toetsingsadvies uitgebracht. Samenstelllng van de werkgroep: n.v.t. Secretaris van de werkgroep: de heer A.J. Kolhoff.
Bijlage 4, bIz. 9
VoorgeDomeD activiteit: Oe 'Nepal Electricity Authority' is van plan om in de Arun Vallei in Oost-Nepal een 'run off river' waterkrachtproject tot stand te brengen met een capaciteit van 402 megawatt. Oit project omvat de bouwvan een stuwdam voor een stuwmeer met een oppervlakte van 50 ha, een 11.5 km lange dubbele valbuis, een elektriciteitscentrale en hoogspanningsleidingen met een lengte van 340 - 410 km. Ten behoeve van de realisatie van het project za1 een toegangsweg van 112 km lengte van Hile tot de dam worden aangelegd. De Wereld Bank is verzocht voor dit project een lening van USO 764 miljoen te verstrekken. CategorieeD: waterkracht DAC/CRS code 41011, hoogspanningsleidingen DAC/CRS code 41019, wegen infrastructuur DAC/CRS code 71191 ProjectDummers: WW /92/850 vlgnr. 010; Commissie m.e.r. 010 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 25 maart 1994 toetsingsadvies uitgebracht: 2 juni 1994 besluit genomen: augustus 1995 BijzoDderhedeD: In haar advies gaat de Commissie in op de wijze waarop het voornemen is geselecteerd uit een aantal alternatieven. Oeze selectie heeft niet plaatsgevonden op basis van sociale en milieufactoren maar slechts op basis van economische overwegingen. De altematieven in het MER hebben geen betrekking op het project zelf doch zijn uitvoeringsvarianten van hetzelfde voornemen. De inpassing van het project in een breder plan voor de ontwikkeling van het stroomgebied van de Arun ontbreekt evenals informatie over internationale aspecten van het beheer ervan. Tevens ontbreekt een afweging van lokale en nationale kosten en baten (sociale en milieukosten en -baten inbegrepen) van het voornemen. Op het gebied van ecologische duurzaamheid ontbreekt een inschatting van de effecten van toegenomen toegankelijkheid van de vallei. Ook beoordeelt de Commissie het detailniveau van de beschrijving van mitigerende maatregelen in de 'executive summary' als onvoldoende voor het geven van een verantwoord oordeel daarover. Gegevens over de veiligheid van de dam zijn niet in het getoetste document opgenomen. Op gebied van sociale duurzaamheid zijn de beschrijvingen van de bestaande situatie en de onderbouwing van voorziene effecten van het project ontoereikend, zodat ook de voorgestelde mitigerende maatregelen niet kunnen worden beoordeeld. Verder geeft het MER onvoldoende informatie over de voor het project benodigde institutionele infrastructuur en de wijze waarop die za1 worden gerealiseerd en gefmancierd. Het MER is opgesteld in opdracht van de Wereld Bank. Begin augustus 1995 besloot de Wereld Bank haar fiat aan het verstrekken van de lening te onthouden en samen met Nepal te onderzoeken of kleinschalige exploitatie van waterkracht haalbaar is. SameDstelling vaD de werkgroep: de heer J.F. Agema de heer L.K. Chettry (lokale deskundige) mevrouw J.C.A.M. Leesberg mevrouw R. Noorduyn de heer J.T. de Smidt (voorzitter) de heer J.C.J. van Wetten de heer J.H. van Wijnen Secretaris van de werkgroep: de heer R.A.M. Post. Bijlage 4, blz. 10
Voorgenomen activiteit: De regeIing van India heeft het voornemen om in zeven distrtcten in Andhra Pradesh in India 5400 waterputten (grondwater) te slaan waarmee men beoogt een gebied van in totaal16.200 ha te inigeren. De Nederlandse regeIing is verzocht om dit initiatief te financieren. Het voornaamste doel van dit project is het vergroten van de landbouwproduktie van kleine en marginale boeren in het projectgebied door hen van grondwaterfaciliteiten te voorzien. Het lange-termijn-doel is het verbeteren van de leefomstandigheden van de kleine en marginale boeren in het projectgebied. Categorleen: agrarische waterhulpbronnen DAC/CRS code 91081 Projectnummers: WW/92/850 vlgnr. 009; Commissie m.e.r. 011 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 6 april 1995 locatiebezoek werkgroep: 6 - 16 juni 1995 toetsingsadvies uitgebracht: 14 juli 1995 besluit genomen: juli 1994 Bijzonderheden: Het project is goedgekeurd door de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in juli 1994 en op 1 april 1995 gestart met de inceptiefase voor een periode van 5 maanden. Het inceptierapport was in september 1995 beschikbaar. Het MER is getoetst nadat het project reeds was goedgekeurd en de conclusie is dat de projectopzet zodanig van opzet is dat een duurzame beschikbaarheid van grondwater niet is gegarandeerd. In het toetsingsadvies heeft de Commissie daarom aanbevelingen gegeven die zijn gericht op een duurzame ontwikkeling. Er is aanbevolen om meer aandacht te geven aan infIltratie verhogende maatregelen en het installeren van watergebruikers associaties door te werken volgens een stroomgebied management benadering. In een brief d.d. 14 november 1995 heeft de Commissie het inceptie rapport beoordeeld. Het blijkt dat de aanbevelingen vrijwel integraal zijn overgenomen en de project opzet zodanig is gewijzigd dat alle voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van grondwater gewaarborgd lijken te zijn. Samenstelling van de werkgroep: mevrouw Prabha Mahale (lokale deskundige) de heer K.K. Bhatlarcharyya (lokale deskundige) de heer R. Kuiper de heer A. Meijerink de heer D. de Zeeuw (voorzitler) Mevrouw V. Groverman en de heer W.B. Snellen hebben als resource person gefungeerd.
Secretaris van de werkgroep: de heer A.J. Kolhoff.
Bijiage 4. bIz. 11
Voorgenomen actlvitelt: Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. heeft het voomemen om een olieraffmaderij in Tout Lui Faut in Suriname te realiseren (capaciteit 7000 barrels per dag) voor de verwerking van lokaal geproduceerde ruwe olie. Categorieen: petrochemische industrie DAC/CRS code 35140 Projectnummers: WW/92/850/ vlgnr. 011; Commissie m.e.r. 012 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 3 maart 1994 locatiebezoek werkgroep: 6 - 14 juni 1994 toetsingsadvies uitgebracht: 7 juli 1994 aanvu1lend toetsingsadvies uitgebracht: 25 november 1994 besluit genomen: november 1994 Bijzonderheden: De Commissie heeft het MER en aanvullende infonnatie die tijdens het locatiebezoek beschikbaar kwam, getoetst. De beschikbare informatie was onvoldoende en onvolledig ten aanzien van afvalwaterbehandeling, de te verwachten emissies, geluidhinder en de gevolgen voor nabij gelegen woonwijken. In een aanvulling op het MER is deze informatie beschikbaar gesteld. De aanvulling is getoetst en de beschikbare infonnatie is nu voldoende gebleken voor de besluitvorming. Op basis van de aanbevelingen van de Commissie is het ontwerp van de raffmaderij aangepast waardoor de verwachte emissies als gevolg van de luchtverontreiniging en de afvalwaterbehandeling minder zuBen zijn dan in het oorspronkelijke ontwerp. Samenstelling van de werkgroep: de heer W.A Been de heer A Kiestra de heer J. W. Kroon (voorzitter) de heer D. Noordam (lokale deskundige) de heer P.A Teunissen (lokale deskundige) Secretaris van de werkgroep: de heer AJ. Kolhoff.
Bijlage 4, bIz. 12
voorgenomen actlviteit: De regermg van India, ondersteund door de Nederlandse regermg heeft het voornemen om de levensstandaard van kleine en marginale boeren in drie districten in West-Bengalen te verbeteren door verhoging van de agrarische produktie, duurzaam landen watergebruik, de positie van vrouwen te versterken en overdracht van irrigatie voorzieningen. Dit voornemen betreft de derde fase van het project dat in 1985 is gestart. Categorieen: agrarische waterhulpbronnen DAC/CRS code 91081 Projectnummers: Commissie m.e.r. 013 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: telefonisch verzoek mei 1994 Bijzonderheden: In een brief d.d. 9 september 1994 geeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking aan dat dit verzoek komt te vervallen. De Commissie heeft de procedure gestaakt en geen advies uitgebracht. SamensteWng van de werkgroep: de heer J. Buijs de heer D. de Zeeuw (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: de heer A.J. Kolhoff.
Bijlage 4, bIz. 13
voorgenomen actlvitelt: Het betreft een landaanwinnings- en baggerproject in het centrale en zuidelijke deel van het Guasmo gebied, Guayaquil te Ecuador. De belangrijkste doelstelling van het project is het verbeteren van de levensomstandigheden van de lokale bevolking. Het project bestaat uit het baggeren van sediment uit de rivier de Guayas met een zogenaamde 'trailer suction hopper dredger', het transporteren van het zand en het opspuiten van de gebieden waar landaanwinning plaats dient te vinden (170 hal. Gedurende de werkzaamheden kunnen de huizen op hun plaats blijven. Daarnaast omvat het project het ontwerp en de implementatie van een drainage systeem. Categorieen: landaanwinning DAC/CRS code 91082 Projectnummers: WW92850, vlgnr. 015; Commissie m.e.r. 014 Procedurele gegevens: brief met verzoek om richtlijnenadvies: 9 maart 1995 locatiebezoek werkgroep: 21 - 28 maart 1995 richtlijnenadvies uitgebracht: 13 april 1995 richtlijnen vastgesteld: april 1995 brief met verzoek om toetsingsadvies: 30oktober 1995 Bijzonderheden: De Commissie constateerde dat het MER onvoldoende infonnatie gaf over de onderbouwing van de opspuithoogte, dat geotechnische gegevens ontbraken, dat geen informatie werd verstrekt over mogelijke chemische verontreiniging van het op te spuiten gebied en dat er onvoldoende informatie was over evaluatie en monitoring. Verder was bij het locatiebezoek gebleken dat de doelmatigheid van het project mede afhankelijk is van follow-up activiteiten die niet in de projectactiviteiten begrepen zijn. In het richtlijnenadvies werd daarom opgemerkt dat 'commitment' van de instanties die verantwoordelijk zullen zijn voor de uitvoering van deze follow-up activiteiten van essentieel belang is. Er werd een aanvulling op het MER ter toetsing voorgelegd. In het MER en in de aanvulling daarop werden geen aanwijzingen voor commitment aangetroiIen. Het belang hiervan werd in het toetsingsadvies nogmaals onderstreept. Ook werd in het MER en in de aanvulling de opspuithoogte onvoldoende onderbouwd en ontbraken geotechnische gegevens. In het toetsingsadvies werd geadviseerd die gegevens alsnog te verstrekken. Samenste111ng van de werkgroep: de heer D.G. van Duijne de heer J.W. Kroon (voorzitter) de heer R. van Lieshout mevrouw F. Valverde (lokale deskundige) de heer F.G. Villavicencio (lokale deskundige) Secretaris van de werkgroep: mevrouw I.A. Steinhauer (richtlijnen) en de heer R.A.M. Post (toetsing).
Bijlage 4, bIz. 14
voorgenomen activiteit: De Palestijnse Autoriteit (PA) heeft het voomemen in de Gazastrook een goederenhaven te realiseren teneinde de economische ontwikkeling van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever te ondersteunen en teneinde haar onafhankelijkheid van andere vervoers- en transportwegen te vergroten. In de goederenhaven is ook een kleine visserijhaven en mogelijk een haven voor pleziervaartuigen voorzien. Categorieen: havens, dokken DAC/CRS code 71210 Projectnummers: WW/92/850; Commissie m.e.r. 015 Procedurele gegevens: brief met verzoek om richtlijnenadvies: 14 november 1994 locatiebezoek werkgroep: 3 - 6 januari 1995 en 10 - 21 februari 1995 richtlijnenadvies uitgebracht: 1 maart 1995 richtlijnen vastgesteld: maart 1995 Bijzonderheden: De 'Declaration of Principles' (DOP), de overeenkomst tussen Israel en de PA die werd ondertekend op 13 september 1994, voorziet in de oprichting van een 'Gaza Port Authority' (Artikel VII DOP). Voordat de milieu-effectrapportage procedure van start ging is er een beslissing genomen over een locatie voor de haven. De m.e.r. zal infonnatie geven over milieu-effecten van de keuze van de exacte locatie, de capaciteit en het ontwerp. en de milieu-effecten van de aanleg, het beheer en de door de haven gegenereerde ontwikkelingen. SamensteWng van de werkgroep: de heer E.W. Bijker mevrouw M.J. van Maren de heer R. Paul de heer A.S. Ramsundersingh de heer D. de Zeeuw (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: de heer R.A.M. Post.
Bijlage 4, bIz. 15
voorgenomen activiteit: De Pakistaanse Water and Power Authority' (WAPDA) heeft het voornemen om in de Noordelijke Indus vlakte, benedenstrooms van de Tarbeladam en bovenstrooms van de plaats waar de Indus en de Haro samenkomen, een iru1chting aan te leggen met het doel elektrtciteit op te wekken. Het project draagt de naam 'Ghazi-Barotha hydropower project'. Hoofddoeistelling van het project is het tegemoetkomen aan het acute electriciteitstekort van Pakistan. De inrichting zal het verhang van ongeveer 76 meter over een lengte van 63 km benutten en zal bestaan uit een stuwdam, een valbuis en een elektrische centrale. De geinstalleerde capaciteit zal 1450 megawatt bedragen. De centrale zal worden aangesloten op WAPDA's nationale netwerk. Categorieen: waterkracht DAC/CRS code 410 II, hoogspanningslijnen DAC/CRS code 41019 Projectnummers: WW /92/850, vlgnr. 014; Commissie m.e.r. 016 Procedurele gegevens: brief met verzoek om toetsingsadvies: 22 december 1994 toetsingsadvies uitgebracht: 10 april 1995 toetsingsadvies met reactie op Office Memorandum Wereld Bank uitgebracht: 20 november 1995 besluit genomen: 19 december 1995 Bijzonderheden: Het advies betreft toetsing van een samenvatting van het MER. Het milieueffectrapport is opgesteld ten behoeve van besluitvorming van de Wereld Bank over het verstrekken van een lening om het project te kunnen uitvoeren. De Commissie merkt op dat de samenvatting van het MER veel infonnatie bevat, doch dat over een aantal zaken informatie ontbreekt. Zo zijn in het MER geen kleinschalige project alternatieven opgenomen. Ook merkt de Commissie op dat bij de keuze voor dit project milieu-effecten niet zijn meegewogen. De milieu-effecten van de dam na het dichtslibben van het reservoir zijn niet beschreven. Daarnaast mist de Commissie een rampenplan voor als de dam doorbreekt. Ook is niet dUidelijk wat de resultaten van de inspraak zijn en hoe de inspraak bij de besluitvorming zal worden betrokken. Verder ontbreekt informatie over de institutionele structuur waarbinnen realisatie van het project en controle op die realisatie zal plaatsvinden. Met name ontbreekt infonnatie over de (on)afhankelijkheid van de controlerende organen. De Commissie adviseert de bedoelde informatie te verstrekken. In een 'Office Memorandum' d.d. 22 augustus 1995 fonnuleert de Wereld Bank een reactie op het toetsingsadvies van de Commissie. De Commissie betrekt dit memorandum bij haar toetsing en formuleert een aanvulling op haar toetsingsadvies. In deze aanvulling merkt de Commissie op dat de onafhankelijkheid van de controlerende instanties in het officememorandum niet wordt bevestigd. Ook mist de Commissie het eerder genoemde rampenplan en informatie over milieu-effecten na dichtslibben van het reservoir. In december 1995 geeft de Wereld Bank haar fiat voor de lening. SamensteWng van de werkgroep: de heer J.F. Agema de heer A. van Dijk de heer J.W. Kroon (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: mevrouw LA. Steinhauer (toetsing van de samenvatting van het MER) en de heer R.AM. Post (toetsing van het Office memorandum van de Wereld Bank).
Bijlage 4, bIz. 16
voorgenomen activiteit: Het DGIS wi! een strategie voor ontwikkelingvan de leerlooierij sector op diverse locaties in Punjab, Pakistan voorbereiden. Categorieen: leerlooierijen DAC/CRS code 32310 Projectnummers: WW/92/850 vlgnr: 018; Commissie m.e.r. 017 Procedurele gegevens: brief met verzoek om pre-richtlijnenadvies: 16 november 1995 Bijzonderheden: De Commissie is verzocht advies uit te brengen over: • een introductiestudie over milieuvriendelijke technologieen in leerlooierij clusters in Punjab; • een techno-economische studie van een gecombineerde afvalwaterbeheersing voor leerlooierij clusters in Punjab; • aanvullende correspondentie. In haar advies formuleert de Commissie aanbevelingen voor uitgangspunten bij follow-up activiteiten, voor de projectvoorstellen opgenomen in bovengenoemde studies, en voor het mogelijke gebruik van m.e.r. in het besluitvormingsproces bij zulke follow-up activiteiten. Eind januari 1996 zal dit advies aan de Nederlandse minister voor ontwikkelingssamenwerking worden uitgebracht. Samenstelling van de werkgroep: de heer I. van der Putte de heer J .W. Kroon (voorzitter) de heer J.S.A Langerwerf de heer Mr P.T. Lanser Secretaris van de werkgroep: de heer RAM. Post.
Bijlage 4, bIz. 17
voorgenomen activiteit: Het doel van het sectorbeleidsdocument Waterbeheer en Ontwikkelingssamenwerking is de recente inzichten in de rol, problemen en aanpak van zoet waterbeheer in ontwikkelingsprocessen, nader uiteen te zetten om een kader te bieden voor activiteiten in de watersector als onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, en tot gemeengoed te maken onder de betrokken Nederlandse Ontwikkelingssamenwerking. Categorleen: milieubeleid DAC/CRS code 92110 Projectnummers: WW /92/850; Commissie m.e.r. 018 Procedurele gegevens: brief met verzoek om richtlijnenadvies: 28 november 1995 Bijzonderheden: De advisering van de Commissie heeft betrekking op een analyseraamwerk dat is bedoeld als een praktische handleiding voor het uitvoeren van waterbeheer (plan)studies. De twee elementen die in deze handleiding worden uitgewerkt zijn: (i) het waterbeheersysteem en de drie subsystemen waarin het opgedeeld kan worden, namelijk het natuurlijk, sociaal-economische en administratief-institutionele sUbsysteem; en (ti) planvonning, dat wil zeggen ontwikkeling. analyse en evaluatie van strateg1een voor waterbeheer. Het is de bedoeling dat het analyseraamwerk als een zelfstandig document, in de vorm van een bijlage, wordt opgenomen in het sectorbeleidsdocument Waterbeheer en Ontwikkelingssamenwerking. Samenstelling van de werkgroep: de heer A. van den Dries mevrouw B. van Koppen de heer F. Rijsberman de heer R. Slootweg de heer D. de Zeeuw (voorzitter) Secretaris van de werkgroep: de heer A.J. Kolhoff.
Bijlage 4, biz. 18
BIJLAGE 5
Secretariaatsmemoranda
Naast adviezen brengt het secretartaat van de Commissie voor de m.e.r. op verzoek van het speerpunt milieu (DST /ML) van het DGIS ook zogenoemde secretariaatsmemoranda uit over onderwerpen waarvoor om verschillende redenen (nog) geen m.e.r. kon worden toegepast en die toch belangrijke milieu-implicaties hebben. Deze memoranda worden opgesteld onder verantwoordelijkheid van het secretartaat van de Commissie. Er wordt geen werkgroep van deskundigen samengesteld maar het secretariaat kan zich laten bijstaan door een deskundige voor de inbreng van specifieke kennis. Het secretariaat van de Commissie beoordeelt aan de hand van onderstaande criteria of zij ingaat op het verzoek voor het opstellen van een dergelijk memorandum: • uitzicht op inschakeling van de Commissie voor het opstellen van een richtlijnen of toetsingsadvies; • het vergroten van het draagvlak voor m.e.r. Secretartaatsmemoranda werden uitgebracht over projecten en/ of programma's in Bangladesh (4x), Burkina Faso, Tanzania (2x), Suriname, Filippijnen, Pakistan, India en Jamaica. Voor 1 project heeft een concept-secretartaatsmemorandum geresulteerd in inschakeling van de Commissie voor het opstellen van een richtlijnenadvies (018). Voorts werden 3 niet-projectgebonden secretartaatsmemoranda uitgebracht. Hieronder voIgt een korte bescbrijving van elk secretariaatsmemorandum:
Memorandum informatie
Onderwerp: Meghna Estuary Study, Bangladesh Memorandum Dummer: 9401; 1 en 12 december 1994 Toelichting/stand van zaken: De Meghna Estuary Study (MES) is onderdeel van het Flood Action Plan. In het kader van de MES wordt er een strategisch plan (Masterplan) ontwikkeld voor de lange termijn waarin met name het potentieel voor landaanwinning in beeld wordt gebracht. Verder komt er een ontwikkelingsplan voor bescherming tegen overstroming en waterbeheer van de eilanden in het studiegebied. Het secretartaat heeft de concept-richtlijnen voor het MES beoordeeld met betrekking tot de te verzamelen milieu-informatie en volledig bevonden. Er is een aanvulling op de richtlijnen opgesteld en verder is er geadviseerd over de planning van respectievelijk een strategisch m.e.r. en een project-m.e.r. Secretaris: de heer A.J. Kolhoff Ondersteund door: de heer P.G.E.F. Augustinus (deskundigheid: kustmorfologie)
Memorandum Informatle
Onderwerp: Duckweed, Bangladesh Memorandum nummer: 9402; 19 december 1994 ToeUchtlng/stand van zaken: Het Duckweed research project heeft als doel het ontwikkelen van een technische en institutionele basis voor een duurzame verspreiding van op eendekroos gebaseerde vis- en veeteelt produktie. Op basis van het 'Reformulation document' uit november 1993 bestaat er volgens het secretariaat geen reden om vanuit milieu-oogpunt vraagtekens te zetten bij dit project. In een van de onderzoeken die in het kader van dit project worden uitgevoerd wordt beoogd meer inzicht te krijgen in de milieu- en gezondheidseffecten bij uitbreiding van op eendekroos gebaseerde produktie. Secretaris: de heer A.J. Kolhoff' Ondersteund door: de heer M.C.J. Verdegem (deskundigheid: visteelt)
Memorandum Informatle
Onderwerp: Veel gehoorde misverstanden over m.e.r. bij ontwikkelingssamenwerking Memorandum nummer: 9403; december 1994 Toelichtlng/stand van zaken: Het memorandum is een discussiestuk opgesteld voor een bijeenkomst met DST ITA (bureau technische advisering) van het DGIS. In het memorandum wordt aan de hand van een aantal veel gehoorde uitlatingen over milieu-effectrapportage het doel van het instrument en de toepassing in de praktijk toegelicht, waarbij ook het mandaat en de werkwijze van de Commissie m.e.r. aandacht krijgt. Secretaris: de heer R.AM. Post
Bijlage 5, bIz. 2
Memorandum Infonnatie
Onderwerp: Flood Action Plan, Bangladesh Memorandum Dummer: 9501; 3 januari 1995 Toelichting/stand van zaken: De emstige overstrorningenin 1987 en 1988 vonnen de aanleiding voor het opstellen van bet Flood Action Plan (FAP). Doelstelling van het FAP is het identificeren, ontwerpen en uitvoeren van projecten die uit technisch, economisch, milieu en sociaal oogpunt haalbaar zijn. Vitgangspunt van het FAP voor rurale gebieden is het concept 'controlled flooding and drainage'. In bet 'Report on the FAP' worden de resultaten van een groot aantal studies, waaronder haalbaarheidsstudies van projecten gepresenteerd over de periode 19901995. Vit bestudering van dit rapport door het secretariaat blijkt dat Bangladesh voomemens is om m.e.r. alleen in te zetten voor projectbeoordeling. De verwachte toegevoegde waarde van inzet van m.e.r. op strategisch niveau wordt onderkend in het FAP maar er wordt niet duidelijk hoe dit zal worden geimplementeerd. Secretaris: de heer A.J. Kolhoff
Memorandum Informatie
Onderwerp: Char Development and Settlement project, Bangladesh Memorandum Dummer: 9502; 17 januari 1995 Toelichting/stand van zaken: Het project heeft als doel het ontwikkelen van een benadering voor de ontwikkelingvan 'chars' (aangewonnen land) die economisch levensvatbaar, sociaal en milieukundig acceptabel en technisch haalbaar is. Het voomemen is om 5000 landloze huishoudens te vestigen in drie nog te ontwikkelen polders. Er is een rapport opgesteld waarin de milieu-aspecten van dit project worden beschreven. Het rapport bevat alleen een beschrijving van mitigerende maatregelen. Er worden geen alternatieven voor projectuitvoering beschreven, waardoor het rapport met voldoet aan de eisen voor een MER Het secretariaat conc1udeert dat milieu-aspecten niet volwaardig worden weergegeven bij de identificatie van een dergelijk project. Secretaris: de heer A.J. Kolhoff
Bijlage 5, bIz. 3
Memorandum Informatle
Onderwerp: ORET programma (ontwikkelings relevante export transacties) Memorandum nummer: 9503; 6 maart 1995 Toelichtlng/stand van zaken: Ret memorandum omvat een handleiding en een checklist (streeplijst) voor gebruikers van ORET fondsen ter ondersteuning bij het invullen van het ORET aanvraagfonnulier ingeval ten behoeve van de toekenning van de ORET-financiering een m.e.r.procedure moet worden doorlopen. Ret memorandum is door DST/ML verwerkt tot een milieunotitie. Secretarls: de heer RAM. Post
Memorandum Informatle
Onderwerp: Environnement Urbain Ouagadougou, Burkina Faso Memorandum Dummer: 9505; 15 mei 1995 Toelichtlng/stand van zakeD: Het memorandum betreft opmerkingen over een Staff Appraisal Report (SAR) van de Wereld Bank voor het Urban Environment Project for Burkina Faso. In het memorandum geeft het secretartaat aan dat de in dit SAR opgenomen infonnatie over het voor dit project opgestelde MER onvoldoende houvast biedt voor een oordeel over de kwaliteit van het MER Secretarls: de heer RAM. Post
Memorandum Informatle
ODderwerp: Katoen- en suikersector, Tanzania Memorandum Dummer: 9506; 24 mei 1995 Toelichtlng/stand van zaken: Het memorandum reikt suggesties aan voor een procedurele opzet en inhoudelijke aandachtspunten voor m.e.r. voor de katoensector en de suikersector in Tanzania. In vervolg op het memorandum is van DST/ML een advies naar de Nederlandse ambassade te Dar es Salaam uitgegaan op 24 mei 1995. Ret memorandum wordt door DST/ML gebruikt om een milieu 'code of conduct' op te steBen. Secretarls: de heer RAM. Post
Bijlage 5, bIz. 4
Memorandum Informatie
Onderwerp: Oliepalmplantage Patamacca, Suriname Memorandum Dummer: 9507; 15juni 1995 Toelichtlng/stand van zaken: Dit project-voorstel betreft de rehabilitatie van een oliepalmplantage en extractie-installatie te Patamacca en eventueel vervoer naar en verwerking van de produktie in Victoria. Het secretariaat adviseert over te onderzoeken milieu-effecten. Secretaris: de heer RAM. Post
MemonmdumInwrmaUe
Onderwerp: M.e.r. startnotitie: Procedurebundel Ontwikkelingssamenwerking Memorandum Dummer: 9508; 5 juli 1995 Toelichtlng/stand van zaken: Het memorandum betreft een voorstel voor een tekst op te nemen als bijlage bij de procedurebundel van het DGIS. De tekst behandelt het opstellen van een startnotitie voor milieu-effectrapportage aan de hand van, ofuitgaande van het Identificatie Memorandum. Secretaris: de heer RA.M. Post
Memonmdum Informatie
Onderwerp: Kolencentrale Masinloc, Filippijnen Memorandum Dummer: 9509; 30 augustus 1995 Toelichtlng/stand van zaken: Op basis van een Executive Summary van een MER voor een kolengestookte elektriciteitscentrale heeft het secretariaat getoetst aan de procedurele vereisten vanm.e.r. De uitkomst luidt dat de beschrijving van de activiteit op enkele belangrijke punten onvoldoende was. Secretaris: de heer RAM. Post
Bijlage 5, bIz. 5
Memorandum Informatie
Onderwerp: Balochistan Community Irrigation and Agricultural Development project (BCIAP), Pakistan Memorandum nummer: 9510; 14 september 1995 Toelichting/stand van zaken: Het BCIAP heeft als doel het verbeteren van de inkomenspositie van kleine boeren door middel van de aanleg van kleinschalige irrigatiesystemen waarmee de landbouwproduktie kan worden verhoogd. Samen met de overheid van Baluchistan wordt dit project door Nederland en de Wereld Bank financieel gesteund. Het DGIS heeft injuli 1995 het project goedgekeurd. Er is geen MER opgesteld omdat de Wereld Bank het project heeft getypeerd als een categorie B project (beperkte milieu-gevolgen). Op basis van de beschikbare milieu -informatie over het project conc1udeert het secretariaat dat de te verwachten milieu-effecten in vergelijking met de bestaande situatie miniem lijken. Het project richt zich voornamelijk op het efficH~nter gebruik van al beschikbaar water (met name oppervlaktewater) in bestaande irrigatiestelsels. Secretarls: de heer AJ. Kolhoff Ondersteund door: de heer AL.J. van den Dries (deskundigheid: irrigatie)
Memorandum Informatie
Onderwerp: Hwyana operation pilot project, India Memorandum nummer: 9511; 18 september 1995 Toelichting/stand van zaken: Het project heeft als lange termijn doel het behoud van het produktievermogen van de agrarisch gebruikte grond in dat deel van Hwyana waar het grondwater zout is. Het pilot-prOject wordt opgezet met als doel om eerst op beperkte schaal ervaring op te doen hoe door verzouting aangetaste en bedreigde gronden weer geschikt kunnen worden gemaakt voor een duurzame agrarisch produktie. Het eventueel opstellen van een MER staat gepland in de fase die voIgt op de pilot-fase. Het project wordt voor het grootste deel gefmancierd door Nederland en is in oktober 1994 goedgekeurd. Een beoordeling van de milieu-aspecten van het pilot-project leidt tot de conc1usie dat het op een milieuvrtendelijke wijze verwijderen van de zoute 'drainage effiuent' uit de pilot gebieden het belangrtjkste milieuprobleem is waarover in het kader van het pilot-prOject duidelijkheid moet worden verschaft. Secretarls: de heer AJ. Kolhoff
Bijlage 5, biz. 6
Memorandum Informatie
Onderwerp: Baggerwerk haven Kingston, Jamaica Memorandum Dummer: 9512; 4oktober 1995 ToeUchtiDg/stand van zuen: Het project heeft als doel het toegankelijk maken van de haven voor grotere containerschepen teneinde de positie van Kingston als transitohaven van het Caribisch gebied te verbeteren. De voorgenomen activiteit is het uitbaggeren van de haven van Kingston en het storten van de vrijkomende baggerspecie (2 a 3 miljoen m 3 ) in zee. Het project is door het DGIS nog niet goedgekeurd. Er is een MER opgesteld. Uit een beoordeling van het MER op hoofdlijnen blijkt dat essentiele informatie in het MER ont breekt. Informatie over de vervuiling van de baggerspecie ontbreekt bijvoorbeeld geheel. Secretaris: de heer A.J. Kolhoff
Memorandum Informatie
Onderwerp: Port development study 1994 - 2004 Dar Es Salaam, Tanzania Memorandum Dummer: 9514; 5oktober 1995 ToeUchting/stand van zaken: De Dar Es Salaam port development study heeft geresulteerd in een Masterplan en vier concrete projectvoorstellen voor uitvoering in de periode 1994 - 2004. Deze vier projecten zijn in een MER beoordeeld. Door beoordeUng van het MER op hoofdlijnen concludeert het secretariaat dat de potentiele milieugevolgen van twee van de vier projecten beperkt zijn. De potentiele milieugevolgen voor de andere twee projecten (uitbaggeren van de haven en aanleg van een pijpleiding) zijn groot. Voor deze laatste twee projecten geldt dat essentiele informatie in het MER ontbreekt. Secretaris: de heer A.J. Kolhoff
Bijlage 5, bIz. 7
Memorandum Informatie
Onderwerp: m.e.r. voor vluchtelingenkampen: milieustudie Kakuma, Kenia Memorandum Dummer: 9515; 19 december 1995 Toellchting/stand van zaken: De UNHCR wi! een studie laten uitvoeren naar de effecten van bet vluchtelingenkamp Kakuma in het Turkana gebied in Kenia op het vegetatiedek in de nabije en wat verdere omgeving. Hoofddoel is het verkrijgen van kwantitatief inzicht in de effecten. Nevendoel is het verkrijgen van informatie voor het bijstellen van de 'Interim Guidelines for environment sensitive management of refugee programmes' van de UNHCR. Het memorandum betreft een beoordeling van de mogelijke rol van m.e.r. en de Commissie bij deze milieu-studie. Secretaris: de heer R.AM. Post
Bijlage 5, biz. 8
BIJLAGE6
Workshops, seminars en andere bijeenkomsten waaraan de Commissie haar medewerJdDg heeft verleend
De Commissie verleende medewerking aan onder andere de volgende workshops, studiedagen en andere bijeenkomsten:
1993
•
Voordrachten in het kader van een cursus m.e.r. over ontwikkelingssamenwerking voor vertegenwoordigers uit India, Pakistan, Sri Lanka, Jemen, Egypte, Kenia en NamibH~. Deelname aan de WAll-meeting in China
•
1994
• • • •
OECD-bijeenkomst in het kader van de EIA-coherence study Workshop over de raakpunten tussen m.e.r. en gender assessment studies. Amsterdam WA-meeting in Canada Training Course on EIA for Water Resources Development Project, Amsterdam
1995
• • • • • • • • • • • • •
NATO Advanced Research Workshop, Wageningen Discussiemiddag 'Platform voor Duurzame Ontwikkeling', Utrecht Workshop EIA Coherence. Amsterdam Studiedag 'The other side of the dam', Delft Milleuseminar Clingendael, Den Haag Bijeenkomst sectorspecialisten milieu, Den Haag Studiemiddag 'National Plans for Sustainable Development', Den Haag Congres Stichting Bos. Wageningen Workshop Gender Assessment Studies/Environmental Impact Assessment, Utrecht WA meeting, Durban. Zuid-Afrika OECD-bijeenkomst, Wenen. Oostenrijk Training Course on EIA for sustainable landuse, Wageningen Themamiddag UNESCO Coordination Programme for Disaster Reduction through Sustainable Development. Den Haag
IAIA = Internatlonal Associatlon for Impact Assessment.
BIJLAGE 7
TypeD projecteD waarover de Commissle een richtlljneD- en/of toetslngsadvles heeft ultgebracht (lndeling volgens DAC/CRS codes l ))
Drinkwater en san1tatie · ruraal water en rioler1ng
92011
Transport · havens. dokken
1
712lO
Energte · dammen
2
41011
Landbouw · agrarische waterhulpbronnen · landaanw1nn1ng
1 2
91081 91082
Industrie · leerloolertjen · petrochem1sche fndustrie Nlilleubeschermfng · mllieubeleld
2
32310 35140 2
92110
Development Ass15tance Committee. Creditor Reporting System. De Comm15s1e heeft 13 adVlezen uitgebracht over 11 projecten. Voor 2 projecten 15 zowel een toetslngsadVles over het MER als een toetslngsadVles over aanvullende informatie ultgebracht.
BIJLAGE8
Overzicht van procedures, stand van zaken per 31 december 1995
Legenda:
•
= afgelegd procedureel traject
)
=betrokkenheid van Commissie m.e.r.
L
= tijdstip van locatiebezoek
Project
01 Shabwah drinking water and sanitation, Yemen 02 Kasur Tanneries, Pakistan 03 Strategic EIS Rio Paute catchment, Ecuador 04 Environmental profile Shabwah, Yemen
05 Water treatment plant Cali, Colombia
(voorlopig) gestopt
startnotitie
richtliJnenadvies
Kerawalapitiya reclamation project, Sri Lanka!]
p8
Uttar Pradesh Tubewells, India
P9
Niet bestaand project
toetbesluit singsad- genomen vies
~: ~
~)
06 Dosso drinkwaterproject, Niger
P7
richtlijnen vastgesteld
I]
10 Arun hydroelectro project, Nepal 11 Groundwater bore wellirrigation schemes
Ancihra Pradesh, India!] 12 OU refine!), Lui Tout Faut, Suriname
13 North Bengal Terai phase III, India
T
15 Seaport Gaza Strip
T
17 Punjab Tanne!), Cluster, Pakistan 18 Waterbeheer en Ontwikkelingssamenwerkinf]
-
I ]
14 Land reclamation and drainage project GuayaquU, Ecuador
16 Ghazi Barotha hydropower project, Pakistan
2
T"
~.
In somm1ge gevallen heeft toetsing van het MER plaatsgevonden nadat besluitvorming reeds had plaatsgevonden. Voor deze projecten geldt dat toetsing van het MER heeft plaatsgevonden in de inceptiefase. In deze fase die voIgt op de goedkeurtng van een project en die voorafgaat aan de fase van uitvoertng, wordt het plan van aanpak opgesteld. De Commissie heeft een richtlijnenadVies opgesteld voor een analyseraamwerk voor waterbeheerprojecten.