BERAADSLAGING FO Nr 02 / 2007 van 7 februari 2007 O. Ref. :
SA2 / FO / 2006 / 008
BETREFT : Aanvraag van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders tot het verkrijgen van een machtiging om de gerechtsdeurwaarders toegang te verlenen tot het repertorium van de voertuigen van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer voor de identificatie van de natuurlijke of rechtspersonen die retributies verschuldigd zijn voor het parkeren van voertuigen.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna de Privacywet), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis ; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, inzonderheid artikel 18 ; Gelet op het verzoek van 5 december 2006 van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders ; Gelet op het verzoek om een juridisch en technisch advies van 5 januari 2007 ; Gelet op het juridisch en technisch advies van de Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie, ontvangen op 1 februari 2007 ; Gelet op het verslag van de ondervoorzitter ; Neemt op 7 februari 2007 na beraadslaging de volgende beslissing ;
Ber FO 02 / 2007 - 1 / 11
1. CONTEXT, ONDERWERP EN REDEN VAN DE AANVRAAG A. Onderwerp van de aanvraag 1. De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders verzoekt dringend voor zijn leden het recht op raadpleging van het repertorium van de voertuigen van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer om de gebruiker van de parking te identificeren die naliet het verschuldigde parkeerbedrag te betalen. Deze raadpleging zou gebeuren op vraag van de beheerder van een private parking of van een private vennootschap die het betalend parkeren op de openbare weg of in een openbare parking in concessie kreeg. B. Context 2. Met de wet van 22 februari 1965 kunnen de gemeenten parkeergeld heffen op motorvoertuigen en voor de inning ervan kunnen zij een procedure inleiden bij een burgerlijke rechtbank1. 3. De toegang tot het repertorium van de DIV kan slechts geschieden mits naleving van de privacywet en het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen waarvan het artikel 6 de doeleinden bepaalt waarvoor de gegevens van het repertorium kunnen verwerkt2 worden. 4. Artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen machtigt: “de identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon die belastingen of retributies verschuldigd is inzake de verwerving, de inschrijving, de inverkeerstelling, het gebruik of de buitengebruikstelling van een voertuig.” 5. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft op 28 augustus 20033 over dit thema uit eigen beweging een advies uitgebracht. In dit advies weigert de Commissie toegang tot het repertorium te verlenen aan de gerechtsdeurwaarders op verzoek van een beheerder van een private parking of van een private vennootschap die het betalend parkeren op de openbare weg of in een openbare parking in concessie kreeg. 6. De Commissie rechtvaardigt haar advies meer bepaald met het feit dat de gerechtsdeurwaarders voor deze opdracht gelast zijn door de beheerders van private parkings of van private vennootschappen die het betalend parkeren op de openbare weg of in een openbare parking in concessie kregen. Deze beheerders kunnen zich niet beroepen op het artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen omdat er in hun hoofde geen sprake kan zijn van een niet-betaling van welke belasting of retributie dan ook. 7. Volgens het advies van de Commissie hebben enkel de administratieve overheden die op basis van het koninklijk besluit betreffende inschrijving van voertuigen gemachtigd zijn belastingen of retributie te innen, het recht op toegang tot het repertorium van de DIV met als doel de wanbetalers te identificeren. 8. De Commissie is van mening dat wanneer een openbare dienst in concessie wordt gegeven, het retributiebedrag contractueel genegocieerd wordt. Bijgevolg kan er niet meer gesproken worden van een retributie of belasting, zijnde een heffing die ambtshalve door de overheid wordt toegepast op diegene die de belasting of retributie verschuldigd is.
1
Wet dat aan de gemeenten de mogelijkheid biedt om parkeergeld te heffen op motorvoertuigen van 22 februari 1965, B.S. 23 maart 1965, zoals laatst gewijzigd door de wet van 20 juli 2005, B.S. van 11 augustus 2005. 2 B.S., 8 augustus 2001. 3 Advies uit eigen beweging betreffende de toegang tot het repertorium van de voertuigen van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer voor de identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon die belastingen of retributies verschuldigd is inzake het parkeren van voertuigen. Ber. FO 02 / 2007 - 2 / 11
9. Om die reden is zij van oordeel dat de beheerders van private parkings, de private concessiehouders en de gerechtsdeurwaarders die in hun opdracht handelen niet gerechtigd zijn om rechtstreeks dan wel onrechtstreeks toegang via de gemeentelijke instanties te hebben, tot het repertorium van de DIV. 10. - Voorts liet de Commissie weten dat zij moeite heeft met de rechtstreekse inschakeling van de gerechtsdeurwaarder vooraleer er sprake is van enige gerechtelijke procedure. 11. - De Commissie hield er eveneens rekening mee dat de niet-betaling van verschuldigde parkeerheffing een misdrijf is en dat het opsporen en vaststellen van een strafrechtelijke inbreuk een primaire bevoegdheid is van de politiediensten die niet kan worden toegekend aan de gerechtsdeurwaarders buiten hun rol in een gerechtelijke procedure om. C. Reden van de aanvraag 12. - In zijn aanvraag van 5 december 2006 benadert de Nationale Gerechtsdeurwaarders de problematiek op een nieuwe manier, stellende :
Kamer
van
a. dat de exploitatie van parkeerzones op de openbare weg, zelfs al is deze toevertrouwd aan een privéonderneming, een functionele openbare dienstverlening is. Bijgevolg betreft het hier een verwerking die noodzakelijk is voor de uitvoering van een opdracht van openbaar belang (bedoeld in artikel 5, 1ste lid, e, van de privacywet). Om deze redenen meent de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders dat er geen enkele reden is om aan deze openbare diensten de mogelijkheid te weigeren de wanbetalers te identificeren ; b. dat de rechtstreekse toegang noodzakelijk is daar immers een toegang via tussenkomst van de burgemeester of de lokale politie niet kan worden geëist en er geen wettelijke bepaling bestaat die dit toestaat. In tegendeel, aangaande de politie verhindert het artikel 458 van het strafwetboek en artikel 44/1 van de wet op het politieambt4 een dergelijke communicatie. De Kamer van Gerechtsdeurwaarders meent dat indien de politiediensten geen gegevens mogen meedelen het bijgevolg “twijfelachtig” is dat de burgemeester het wel zou mogen ; c. dat op basis van artikel 5, 1ste lid, f, van de privacywet (gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke voor de verwerking) de verwerking van gegevens door een privéonderneming of door een gemeentelijk parkingbedrijf eveneens als gerechtvaardigd kan worden beschouwd d. dat bijgevolg de privacywet wordt nageleefd maar dat deze verwerking krachtens het artikel 17, niettemin een enige aangifte vereist ; e. dat het artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende inschrijving van voertuigen eveneens van toepassing is ; f. dat het parkeergeld een retributie is in de zin van een heffing van openbare instanties die bestaat uit een pecuniaire retributie voor bepaalde prestaties van openbare dienstverlening, verricht ten gunste van de individuele belastingplichtige ; g. dat het artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen geen enkel onderscheid maakt naargelang de hoedanigheid van de persoon die het repertorium wenst te raadplegen en dat het parkeergeld, geïnd door de private concessionaris volkomen beantwoordt aan deze definitie. Essentieel is hier dat de private concessionaris geen enkele bevoegdheid heeft in het vaststellen van het retributiebedrag ; h. dat het hier bijgevolg wel degelijk gaat over een retributie en dat de Commissie door aan te voeren dat slechts de administratieve overheid die een retributie mag heffen, ook
4
Dit artikel beschrijft in detail de bestemmelingen aan wie de politiediensten persoonsgegevens mogen meedelen, zijnde de Hoven van beroep, de auditeur-generaal van het Militair gerechtshof, de federale procureur, de onderzoeksrechters, de procureurs des Konings, de krijgsauditeurs, de arbeidsauditeurs en de minister van justitie. Ber. FO 02 / 2007 - 3 / 11
toegang mag hebben tot het repertorium van de DIV, een voorwaarde toevoegt aan het artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen ; i. dat door te beweren dat het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen de doeleinden vermeldt waarvoor een verwerking ‘mag plaatsvinden’ en dientengevolge de DIV geen enkele verplichting heeft om inlichtingen te verstrekken5, de oud-minister B. Anciaux de rechtspraak miskent betreffende de verantwoordelijkheid van de openbaren instellingen die bepaalt dat een discretionaire macht niet betekent dat deze macht willekeurig en slordig mag worden uitgeoefend ; j. dat de rechtvaardiging van oud-minister I. Durant voor het feit dat zij aan de privéondernemingen de rechtstreekse toegang tot het repertorium van de DIV weigert – die stelt dat de privéondernemingen naast hun concessieopdrachten ook nog private parkingzones beheren en dat deze activiteitenvermenging het risico met zich meebrengt dat de bestanden van de DIV ook zouden worden geraadpleegd voor zaken waarvoor het doeleinde niet werd goedgekeurd – wordt met geen enkel concreet element ondersteund en dat in ieder geval elk misbruik door de juridische overheid kan worden bestraft ; k. dat betreffende de tussenkomst van de gerechtsdeurwaarders vooraleer er zelfs sprake is van enige gerechtelijke procedure, de Commissie niet lijkt te erkennen dat hun wettelijke opdracht bestaat uit het inleiden van procedures en dat de identificatie van de wanbetaler noodzakelijk is, zelfs vooraleer de gerechtelijke procedure wordt opgestart ; l. dat het feit dat artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen geen enkel onderscheid maakt naargelang de hoedanigheid van de persoon die het repertorium wenst te raadplegen, heeft de gerechtsdeurwaarder die het parkingbedrijf aanduidt, het recht dit te doen aangezien zijn doeleinde de identificatie is van de natuurlijke- of rechtspersoon die belastingen of retributie, verbonden aan het gebruik van een voertuig, verschuldigd is ; m. dat betreffende het argument van het strafrechtelijk karakter van de niet-betaling van de retributie : de problematiek slechts de burgerlijke inning van bedragen beoogt en niet interfereert met een eventuele strafrechtelijke vervolging. Dat sedert de nieuwe wet betreffende de verkeersveiligheid6 het betalend parkeren voortaan uit het strafrecht is gehaald ; n. dat om te besluiten, noch de privacywet, noch het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen zich ertegen verzet dat een gemeentebedrijf of een privéconcessionaris van een openbare dienstverlening het repertorium van de DIV raadpleegt. Maar dat deze niettemin een enige aangifte van hun verwerking moeten doen bij de Commissie voor de bescherming van der persoonlijke levenssfeer. Er is bovendien niets dat belet dat deze ondernemingen of gemeentebedrijven beroep doen op een gerechtsdeurwaarder. 2. ONTVANKELIJKHEID VAN DE AANVRAAG 13. - Krachtens artikel 36bis van de wet van 8 december 1992 “vereist elke elektronische mededeling van persoonsgegevens door een federale overheidsdienst of door een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid ressorteert een principiële machtiging van [het bevoegd sectoraal comité]”. 14. - Dit artikel 36bis van de wet werd ingevoerd tijdens de parlementaire debatten over het wetsontwerp van 11 december 2002 tot wijziging van de WVP en de wet van 15 januari 1992 (Wet KSZ7) en had de bedoeling om met het amendement nr. 12 van de regering, de bevoegdheden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te passen en uit te breiden. Uit de rechtvaardiging van het amendement blijkt dat het Sectoraal comité voor de federale overheid “gaat (…) na, (…) of deze mededeling enerzijds nodig is voor de implementatie 5
Antwoord van B.Anciaux op de schriftelijke vraag 0012 van Ludo Van Campenhout. Wet van 7 februari houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, B.S. 25 februari 2003. 7 Wet van 15/01/1990 tot oprichting en organisatie van een kruispuntbank van de sociale zekerheid. 6
Ber. FO 02 / 2007 - 4 / 11
van de opdrachten die toevertrouwd worden door of krachtens de wet aan de vragende federale overheid en anderzijds of deze mededeling in zijn diverse aspecten compatibel is met al de geldige normen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft.”8 15. - Gelet op de aanvraag van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders is het Sectoraal comité voor de federale overheid bevoegd. 16. - De Commissie wil echter benadrukken dat zij de aanvraag slechts kan beoordelen in het licht van de principes inzake bescherming van de privacy en persoonsgegevens. Hoewel zij de wettigheid van een machtiging voor toegang tot persoonsgegevens kan onderzoeken, kan zijn niet in de plaats treden van de bevoegde overheid aangaande de eindbeslissing om in de praktijk de toegang te machtigen. Het is immers aan de overheid in kwestie, hier de minister die bevoegd is voor het DIV register, om de toegang in de praktijk al dan niet toe te staan. 3. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. De noodzaak om persoonsgegevens te verwerken 17. - Elke gegevensverwerking moet, rekening houdend met het nagestreefde doel, worden beperkt tot wat noodzakelijk, relevant en toereikend is, in onderhavig geval de inning van parkeerkosten. 18. - Boven alles is het aangewezen om indien mogelijk, de situatie te vermijden waarin de persoonlijke identificatie van de gebruikers die hun parkeerkosten niet hebben betaald noodzakelijk is. Dit kan bijvoorbeeld door de parkings te voorzien van slagbomen of andere systemen die kunnen verhinderen dat de voertuigen de parking zouden kunnen verlaten zonder te betalen. 19. - De Commissie benadrukt het feit dat enkel in het geval waar alternatieve middelen niet redelijkerwijze kunnen worden aangewend (bijvoorbeeld bij parkeerplaatsen langs de openbare weg), persoonsgegeven kunnen worden verwerkt. B. Onderzoek naar de rechtmatigheidsvoorwaarden van de verwerking 1. Het finaliteitsbeginsel (artikel 4 van de wet) 20. - Artikel 4 van de wet bepaalt dat de persoonsgegevens moeten verkregen worden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en niet verder kunnen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met deze doeleinden. 21. - De Commissie trekt de wettigheid niet in twijfel van de gegevensverwerking die de nietbetalende parkeerder identificeert, of dit nu gebeurt door de beheerder van een private parking (op basis van artikel 5, 1ste lid, f van de privacywet), gemeentelijke instanties dan wel privéondernemingen die het betalend parkeren op de openbare weg of in een openbare parking in concessie kregen (op basis van artikel 5, 1ste lid, f of e van de privacywet). 22. - Het feit dat er persoonsgegevens mogen worden verwerkt die toelaten de wanbetalende parkeerder te identificeren, betekent daarom nog niet dat deze gegevens kunnen worden verkregen op een manier die indruist tegen de bepalingen van het koninklijk besluit dat de toegang regelt tot een officiële gegevensbank.
8
Parl.doc., 50, 2001/2202, 1940/004 Ber. FO 02 / 2007 - 5 / 11
23. - Artikel 4, §1, 1° van de privacywet vereist immers dat de verwerkte gegevens op een rechtmatige manier worden verwerkt, d.w.z. dat de wettelijke bepalingen en reglementeringen geëerbiedigd moeten worden. De niet-naleving van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen impliceert bijgevolg automatisch de niet-naleving van de privacywet. 24. - Artikel 6, §2, 2° van het koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen bepaalt dat er persoonsgegevens uit het repertorium van de DIV mogen worden meegedeeld voor “de identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon die belastingen of retributies verschuldigd is inzake de verwerving, de inschrijving, de inverkeerstelling, het gebruik of de buitengebruikstelling van een voertuig”. 25. - De retributie is als volgt gedefinieerd : “Een retributie is immers in essentie de vergoeding die de overheid van bepaalde belastingplichtigen eist als tegenprestatie voor een bijzondere dienst die zij in hun persoonlijk belang heeft geleverd of voor een rechtstreeks en bijzonder voordeel dat zij hun heeft toegestaan. Het bedrag van een retributie moet in een redelijke verhouding staan tot het belang van de verleende dienst, anders is zij geen retributie meer en moet zij als een belasting worden aangemerkt.”9 26. - Het is bijgevolg het begrip retributie zelf, zoals gedefinieerd in de rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat de tussenkomst veronderstelt van een openbare overheid. Deze kwalificatie van het verschuldigd bedrag als tegenprestatie voor een parkeerdienst is enkel gerechtvaardigd omdat dit bedrag wordt gevorderd door een openbare overheid, zoniet zou dit bedrag op een andere manier gekwalificeerd worden (“tarief”, “prijs”,”kost”,…). 27. - Het is dus essentieel te weten of de bevoegdheid voor het innen van retributie (die de toegangsbevoegdheid tot het repertorium van de DIV als gevolg heeft) aan een privéonderneming in het kader van een openbare concessie, of aan een gemeentebedrijf kan worden overgedragen, of als het feit dat dit recht om bedragen te innen voor het parkeren op de openbare weg of in een private parking wordt overgedragen aan een derde die geen overheid is, de diskwalificatie van het begrip retributie met zich meebrengt. 28. - Het is niet aan de Commissie hierop te antwoorden maar zij onderstreept niettemin dat er geen duidelijke basis voorhanden is die bevestigt dat deze bevoegdheid zou kunnen worden overgedragen. Hoewel het in concessie geven van een openbare dienst normaal gezien geen prerogatieven van openbare bevoegdheden oplevert, kan het wel zijn dat er via een wettelijke basis hierop toch uitzonderingen bestaan.10 29. - Ingeval van een geldige wettelijke basis die een dergelijke overdracht regelt en die bijgevolg dit probleem opheldert en bovendien aan de burger een grotere transparantie verschaft11, zou de Commissie er zich niet meer tegen verzetten dat het recht op toegang tot de DIV wordt uitgebreid naar de privéconcessionarissen zodat zij de retributie kunnen innen. 30. - De Commissie wil echter benadrukken dat alle bepalingen met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer moeten geëerbiedigd worden in de manier waarop de toegang en de verwerking zal plaatsvinden. 31. - Ter verduidelijking van haar kritiek, zal de Commissie de consequenties die voortvloeien uit de interpretatie van het begrip retributie, uitvoerig toelichten.
9
Cass., 10 sept. 1998 ; Cass, 10 mei 2002 ; zie ook Vincent Sepulchre, « Impôt, rétribution et redevances – Conséquences pratiques d’une distinction fondamentale », Revue Générale de Fiscalité, N° 3, mars 2003, p. 14 ev. 10 Zie de mogelijkheden van bevoegdheidsoverdracht voor onteigening, genieten van erfdienstbaarheden van openbaar nut of de controle van de diensten van openbaar nut, zoals de bewakingsopdrachten of de vaststellingen van inbreuken, in Paul Orianne, La loi et le contrat dans les concessions de service public, blz. 166-167. 11 Zie het commentaar van Eric Gillet over de ondoorzichtigheid voor de burger van de manier waarop de privatisering van het beheer van openbare ruimten functioneert in “la privatisation de la gestion de l’espace publique – le cas du stationnement payant”, La revue communale de Belgique, 2004, blz. 55. Ber. FO 02 / 2007 - 6 / 11
a) De bevoegdheid om retributie te innen kan niet worden overgedragen 32. - In deze hypothese zal vanaf het ogenblik dat een gemeente het recht overdraagt om parkeergeld te innen, het begrip retributie gediskwalificeerd worden. Bijgevolg zal noch de concessionaris, noch de gemeente op basis van artikel 6, §2, 2° van het KB betreffende de inschrijving van voertuigen toegang kunnen krijgen tot de DIV. 33. - Om een toegang tot de DIV te vrijwaren in het kader van een in concessie gegeven openbare dienstverlening inzake het parkeerbeheer op de openbare weg op in een private parking, is het dus noodzakelijk dat : a. ofwel de gemeente het recht behoudt om de retributie te innen en dus het recht om de wanbetaler te identificeren middels de DIV,12 b. ofwel de politie in het kader van haar opdrachten van administratieve politie belast blijft met de vaststelling van inbreuken op het gemeenterecht. Dientengevolge behoudt zij het toegangrecht tot de DIV op basis van artikel 6, §2, 10° van het KB betreffende de inschrijving van voertuigen. b) De bevoegdheid om retributie te innen kan worden overgedragen, bijvoorbeeld via een wet. 34. - In dit geval zal het feit dat een juridisch persoon, ander dan een openbare autoriteit, die het parkeergeld int op de openbare weg of in een openbare parking niet resulteren in een diskwalificatie van het begrip retributie. 35. - Bijgevolg kunnen de privéondernemingen of de gemeentebedrijven die door de gemeente specifiek gemachtigd zijn voor het innen van retributie, zonder inbreuk te maken op de privacywetgeving, toegang krijgen tot het repertorium van de DIV. 36. - De Commissie heeft de volgende opmerkingen en vaststellingen over de proportionaliteit, transparantie en veiligheid van dergelijke mededelingen : 1.
Proportionaliteitsbeginsel
37. - Dit principe houdt in dat de verantwoordelijke voor de verwerking, hier de gemeente, tussen alle beschikbare middelen voor de verwerking deze kiest die het privéleven het minst aantast. 38. - De gemeente heeft bijgevolg de verantwoordelijkheid om te onderzoeken of het verlenen van een rechtstreekse toegang tot de DIV aan een bepaald(e) privéconcessionaris of gemeentebedrijf het risico van aantasting van het privéleven met zich meebrengt. De gemeente kan hierbij vrij beslissen of zij al dan niet de interventie van een gerechtsdeurwaarder oplegt – of van haar gemeenteontvanger -, die als tussenpersoon handelt, opdat deze kan nagaan of de gegevensaanvraag wel degelijk het parkeren betreft van een in concessie gegeven openbare dienstverlening (ttz. het parkeren op de openbare weg of in een openbare parking en niet het parkeren op een privélokatie.) 39. - Hier zou de instelling van een systeem dat de regelmatigheid van de toegang controleert nuttig kunnen zijn, met name middels een a priori controle van het verzoek om toegang vanwege de gerechtsdeurwaarders door een intermediaire organisatie, zoals bijvoorbeeld de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.
12
In dit geval beschikt de gemeente over de keuze om ofwel via zijn gemeenteontvanger rechtstreeks toegang te hebben tot het DIV- register of om beroep te doen op een gerechtsdeurwaarder die dientengevolge gemachtigd is om toegang te hebben tot de informatie in het DIV-register. Ber. FO 02 / 2007 - 7 / 11
40. - Artikel 4, §1, 3° van de wet bepaalt voorts dat deze persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig dienen te zijn uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt. Het is bijgevolg aangewezen dat de verwerking enkel betrekking heeft op de gegevens die nuttig zijn voor de identificatie van niet-betalers van parkeerretributie. 41. - Wat de bewaartermijn van de gegevens betreft, is het aangewezen dat ze worden vernietigd eens hun bewaring niet langer nuttig is (van zodra de retributie werd betaald). 2.
Transparantiebeginsel
42. - De Commissie herinnert eraan dat een eerlijke gegevensverwerking een verwerking is die op transparante manier gebeurt. 43. - De betrokken personen moeten worden geïnformeerd over de naam van de verantwoordelijke(n) voor de verwerking, van het welbepaald en uitdrukkelijk omschreven doeleinde van de verwerking, van de oorsprong van de verkregen gegevens, van de eventuele bestemmelingen van de gegevens alsook van het bestaan van een recht op toegang en verbetering van de gegevens die hen betreffen. 44. - Het is overigens aan de verantwoordelijke voor de verwerking, hier de gemeente, dat de aangifteplicht bedoeld in artikel 17 van de privacywet, is opgelegd. 3.
Veiligheidsbeginsel
45. - Gezien de privéconcessionarissen of gemeentebedrijven, in naam en voor rekening van de gemeente, persoonsgegevens verwerken over niet-betalers van parkeergeld, handelen zij in de hoedanigheid van verwerkers. 46. - De gemeente is dus verantwoordelijk voor het kiezen van een verwerker die voor de verwerking voldoende garanties kan bieden op het vlak van organisatorische en technische beveiligingsmaatregelen. Het gaat er ondermeer over dat de toegang voor een niet-gemachtigd doeleinde moet worden vermeden (zoals het gebruik van het repertorium van de DIV voor het beheer van een privéparking). 47. - De gemeente is eveneens verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van deze maatregelen en blijft verantwoordelijke voor de niet-naleving ervan. 48. - Er moet een overeenkomst worden ondertekend door de gemeente en de privéconcessionaris of het gemeentebedrijf. Die overeenkomst stelt vast dat de verwerker slechts handelt in opdracht van de gemeente, definieert de beveiligingsvereisten, bepaalt de verantwoordelijkheid van de verwerker ten opzichte van de gemeente, stelt vast dat hij eveneens is onderworpen aan de veiligheidsverplichtingen (zoals bijvoorbeeld het verwijderen van nutteloze gegevens, erop toezien dat de toegang wordt beperkt tot de personeelsleden die dit nodig hebben voor de uitoefening van hun functie of voor de noodwendigheden van de dienst, enz..). C. Onderzoek naar de toegevoegde argumenten van de aanvraag 49. - Betreffende de kritiek op de woorden van oud-minister B. Anciaux13 over de omvang van de discretionaire macht van de DIV : de Commissie is niet bevoegd om de relevantie van deze opmerking te beoordelen.
13
Zie hierboven punt i van de reden van de aanvraag (deel C van titel 1)
Ber. FO 02 / 2007 - 8 / 11
50. - Betreffende de kritiek op het commentaar van oud-minister Isabelle Durant : de Commissie meent dat er duidelijk meer risico bestaat op aantasting van het privéleven, met name dat het doeleinde van de verwerking niet wordt nageleefd, indien een bedrijf, naast zijn concessieopdracht van openbare dienstverlening, ook nog privéplaatsen beheert. Het is overigens in het algemeen aangewezen om een oplossing te vinden die preventief elk misbruik verhindert, eerder dan aan de burgers slechts a postiori de mogelijkheid van een rechtsmiddel te laten. 51. - Betreffende de opdrachten van de gerechtsdeurwaarders : de Commissie meent inderdaad dat hun opdracht erin bestaat om procedures in te leiden maar hier beschikken zij niet over het recht op toegang, eigen aan het repertorium van de DIV. Zij beschikken slechts over dergelijk recht in het kader van een bewarend beslag of een uitvoerend beslag.14 D. Besluit 52. - Volgens de voorschriften van de parking in kwestie, mag er geen enkele verwerking van persoonsgegevens plaatsvinden indien het mogelijk is te verhinderen dat de gebruikers de parking verlaten zonder te betalen (met name door de plaatsing van slagbomen). 53. - Een toegang tot het DIV-repertorium door of voor rekening van een beheerder van een privéparking is uitgesloten omdat een dergelijke toegang in strijd zou zijn met het KB betreffende de inschrijving van voertuigen, wat bijgevolg resulteert in een overtreding van de privacywet. 54. - Voor de inning van parkeerretributie door een gemeente kan onmiddellijk toegang tot het DIV-repertorium worden verleend aan de gemeenteontvanger.15 55. - Wanneer een gemeente beroep doet op een privéonderneming voor het beheer en de inning van verschuldigde bedragen voor het parkeren op de openbare weg of in openbare parking, is de mogelijkheid dat de privéondernemnig toegang krijgt tot het DIV-repertorium afhankelijk van de mogelijkheid om al dan niet de bevoegdheid voor het innen van retributie over te dragen aan een privé-instantie : -
bij gebrek aan een specifieke wettelijke basis die de overdracht van die bevoegdheid toelaat, zou het recht om het verschuldigd bedrag te innen, kunnen resulteren in een diskwalificatie van het begrip retributie en bijgevolg zou de toegang tot de DIV onmogelijk kunnen zijn voor zowel de privéconcessionaris als voor de gemeente.
-
In geval er een wet wordt goedgekeurd die toelaat de bevoegdheid voor het innen van retributies over te dragen aan een privé-instantie, is een toegang tot de DIV voor hem toegestaan, hetzij rechtstreeks, hetzij in hun naam, maar in naleving van de privacywet en met name van het proportionaliteitsbeginsel, het transparantiebeginsel en het veiligheidsbeginsel. Het is de gemeente die verantwoordelijkheid heeft om het risico op aantasting van het privéleven te onderzoeken dat een rechtstreekse toegang door de privé-instantie met zich zou meebrengen. De gemeente kan de inschakeling van een tussenpersoon voorschrijven, zoals een gerechtsdeurwaarder of haar gemeenteontvanger. Indien beslist wordt een verwerker in te schakelen om de gegevens inzake retributie-inning te verwerken, zijn er bepaalde bijkomende verplichtingen, bedoeld in artikel 16 van de privacywet, van toepassing met name dat de gemeente een verwerker moet kiezen die voldoende garanties kan bieden op vlak van organisatorische en technische veiligheidsmaatregelen en dat ze erop toeziet dat die worden nageleefd.
14
Overeenkomstig artikel 6, §2, 10° van het KB betreffende de inschrijving van voertuigen. Zie punt II, c) “Steden en gemeenten” advies uit eigen beweging van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer 37/2003 van 28 augustus 2003, op.cit. 15
Ber. FO 02 / 2007 - 9 / 11
OM DEZE REDENEN, De Commissie weigert om met het oog op het beheer van een privéparking toegang te verlenen aan gerechtsdeurwaarders tot het DIV-register om de parkeerder te identificeren die heeft nagelaten het verschuldigd bedrag te betalen voor het gebruik van deze parking. Bij gebrek aan een specifieke wettelijke basis die toestaat dat de bevoegdheid voor het innen van retributie wordt overgedragen aan een privé-instantie weigert de Commissie om, met het oog op het beheer van een openbare parking of het betalend parkeren op de openbare weg, toegang te verlenen aan gerechtsdeurwaarders, op vraag van een privéonderneming die het beheer van deze parkings in concessie kreeg, tot het repertorium van de DIV om de gebruiker van de parking te identificeren die heeft nagelaten het bedrag te betalen verschuldigd voor het gebruik van deze parking.
De administrateur,
De ondervoorzitter,
(get.) Jo BARET
(get.) Willem DEBEUCKELAERE
Ber. FO 02 / 2007 - 10 / 11