VAKINFORMATIE GYMNASIUM BERNRODE Versie 2014-2015 Informatie per vak over:
Opbouw en structuur van de vakken Huiswerk en tips voor het leren Toetsing en weging Werkverzorging
Inhoud: Vakinformatie Nederlands Vakinformatie Latijn en Grieks Vakinformatie Engels Vakinformatie Duits Vakinformatie Frans Vakinformatie aardrijkskunde Vakinformatie geschiedenis Vakinformatie biologie Vakinformatie wiskunde Vakinformatie scheikunde Vakinformatie natuurkunde Vakinformatie economie Vakinformatie kunst Vakinformatie muziek Vakinformatie levensbeschouwing Vakinformatie wetenschap Vakinformatie LO Vakinformatie rekenen (nieuw) T.o.v. vorig jaar zijn er (kleine) wijzigingen/aanvullingen bij: Nederlands Latijn en Grieks Engels Frans Aardrijkskunde Geschiedenis Biologie Natuurkunde Economie Kunst LO
Vakinformatie Nederlands Opbouw en structuur van het vak Het vak Nederlands bestaat uit verschillende vakonderdelen: grammatica, spelling, taalschat (idioom, stijl), leesvaardigheid, schrijfvaardigheid, mondelinge taalvaardigheid, (jeugd)literatuur. De verschillende vakonderdelen worden voor een belangrijk deel in modules aangeboden (bijv. een module werkwoordsspelling). Soms wordt er een bepaalde periode in alle lessen van de week aan één module gewerkt. Soms wordt gelijktijdig aan twee modules gewerkt (bijv. twee lessen aan leesvaardigheid en een aan spelling). Huiswerk Er bestaan bij Nederlands twee soorten huiswerk: gewoon huiswerk (maken van opgaven e.d.) en grotere opdrachten (werkstukken e.d.). Aan gewoon huiswerk hoeven de leerlingen per keer maximaal 20 minuten te besteden. Soms kan een deel van dit werk in de klas gedaan worden. Grotere opdrachten worden ruim van tevoren opgegeven. Deels kunnen leerlingen hieraan in lestijd werken. Een goede verdeling/planning van het werk is hierbij heel belangrijk. Bij groepsopdrachten is het belangrijk dat leerlingen een evenwichtige werkverdeling en goede afspraken maken. Als er problemen zijn, neem dan tijdig contact op met de docent. Toetsing: proefwerken en overhoringen Proefwerken en SO’s worden in principe uiterlijk 1 week van tevoren opgegeven. Bij Nederlands worden geen onverwachte overhoringen gegeven. Wel kunnen onverwachte dictees gegeven worden. Aantal proefwerken/so’s: ca. 3 toetsen per trimester. Voorbeeld klas 3: o per trimester: 1 toets leesvaardigheid, 1 toets taalschat/spelling, 1 opdracht bij gelezen boek. o per jaar: tenminste 1 proefwerk grammatica, tenminste 1 toets schrijfvaardigheid, tenminste 1 opdracht mondelinge taalvaardigheid (debat). Weging: proefwerken, grotere opdrachten, werkstukken 2x, SO’s, kleinere opdrachten 1x. (Schoolexamens in klas 5: weging 4x.). Bij Nederlands wordt gewerkt met een voortschrijdend gemiddelde: alle behaalde cijfers tellen mee voor de verschillende rapporten. Dyslectici krijgen naast extra tijd voor hun werk een extra punt bij spellingtoetsen, maar geen aangepaste normering. Bij overige toetsen krijgen ze spelfouten gedeeld door drie als aangepaste norm. In het eerste trimester halen leerlingen uit klas 1 niet lager dan een 4 voor een SO of proefwerk. Bij elke toets in ieder leerjaar kunnen leerlingen bij het vak Nederlands maximaal 2 punten verliezen aan spelfouten en incomplete zinnen. 0,2 voor een werkwoordsfout en 0,1 voor overige spelfouten en interpunctiefouten. Een herhaalde fout, telt ook gewoon als fout. Er dient in hele zinnen een antwoord geformuleerd te worden. Incomplete zinnen leveren ook 0,2 punten
aftrek op per keer. Vanaf klas 4 tellen formuleerfouten ook mee af voor 0,2 per fout. Bij het te laat inleveren van werkstukken e.d. wordt er per werkdag 1 punt in mindering gebracht op het eindcijfer. Werkverzorging e.d. Leerlingen moeten alle lessen hun schrift bij zich hebben. Leerlingen moeten alle lessen hun boek bij zich hebben (tenzij de docent anders zegt). Docent controleert regelmatig of leerlingen schrift en boek bij zich hebben, of huiswerk gemaakt is en houdt daarvan aantekeningen bij. Aantekeningen zijn voor ouders en leerlingen via Magister inzichtelijk. Ook indien het huiswerk / schrift niet verzorgd is, maakt de docent (na één waarschuwing) daarvan aantekeningen. Bij het maken van huiswerkopdrachten moeten leerlingen (afhankelijk van de opdracht) volledige woorden of zinnen opschrijven. Het alleen opschrijven van invulletters volstaat niet. Werkstukken bevatten de volgende vaste onderdelen: titelpagina, inhoudsopgave, voorwoord/inleiding, verdeling in hoofdstukken, geraadpleegde bronnen. Hoe leren Algemeen: leerwerk dient uitgespreid te worden over een aantal dagen en niet pas op de laatste dag voor een toets te gebeuren. Bij spelling, grammatica, taalschat: niet alleen de theorie bestuderen, maar ook oefeningen maken. Bij leesvaardigheid: eerst tekst goed lezen; vervolgens alle vragen lezen, tekst nogmaals lezen en dan vraag voor vraag maken. Antwoorden in hele zinnen (behalve bij meerkeuzevragen). Bij werkstukken: opdracht goed doorlezen; goede, evenwichtige werkverdeling maken; elkaars bijdragen lezen, beoordelen en verbeteren; logboek bijhouden over wie wat gemaakt heeft. Voor spelling en grammatica is het mogelijk extra voor te bereiden op toetsen met het programma Muiswerk dat op de schoolcomputers geïnstalleerd is.
Vakinformatie Latijn en Grieks 1. Opbouw en structuur Latijn en Grieks hebben geen doorlopend gemiddelde, maar de cijfers worden per trimester bepaald. Het rapportcijfer telt als PW mee in het volgende trimester. In klas 1 en 2 geven we per trimester één proefwerk (leertoets, woorden en grammatica), één proefvertaling, zonder hulpmiddelen en eventueel één of meerdere s.o.’s, naar inzicht van de docent(en). Per trimester geven we in klas 3 één proefwerk (leertoets, woorden en grammatica), twee proefvertalingen, waarvan één zonder hulpmiddelen en één met hulpmiddelen en eventueel één of meerdere s.o.’s, naar inzicht van de docent(en). De s.o.’s tellen 1 keer en proefwerken en proefvertalingen 3 keer. Aan het begin van het trimester worden toetsen en leerstof ingepland en aan de leerlingen meegedeeld via planners, die op de ELO gepubliceerd worden. Voor de onderbouw geldt dat per hoofdstuk nieuwe grammatica wordt behandeld. Dan worden hierover opdrachten en vertaalteksten gemaakt. Bij elk hoofdstuk moeten ook woordjes worden geleerd en nieuwe grammatica. Benoemen De volgende kleurcodes worden gebruikt bij het benoemen van teksten: nominativus: groen persoonsvorm: rood accusativus: blauw 2. Tips voor de manier van leren Dagelijks leerwerk is het belangrijkste. In principe heb je voor Latijn of Grieks voor elke les leerwerk (woorden, grammatica). Dit leerwerk moet je heel goed doen: leer altijd alsof je voor een s.o. leert. Wacht niet tot je zeker weet dat je een s.o. of pw. krijgt, want dan is het teveel om nog goed te leren. Tips voor het leren van woorden: o Schrijven, schrijven, schrijven. Na een jaar Latijn of Grieks moet je een aantal kladblokken hebben verbruikt. o Tijdens het schrijven de woorden uitspreken helpt ook goed. Zeker bij Grieks is dit nodig om een goed woordbeeld te vormen. o Herhalen. Beter drie keer een korte tijd leren dan één keer lang achter elkaar. o Vergelijkbare woordjes (ook uit andere talen) erbij zoeken als ezelsbruggetje o Het aanleggen van een kaartsysteem (ene kant Latijn/Grieks, andere kant de betekenis) kan nuttig zijn. o De computerprogramma’s die bestaan zijn in eerste instantie OVERHOORprogramma’s, en geen LEERprogramma’s. o Laat je nooit meteen na het leren overhoren,maar een paar uur later. Tips voor het leren van grammatica (rijtjes): o Het doel van grammatica leren is: de betreffende grammatica in een regelmatig tempo kunnen opzeggen, zoals bij een songtekst. Dus foutloos en in de goede volgorde. Tips hiervoor: o Rijtjes vaak overschrijven o Rijtjes vaak opzeggen o Niet te lang achtereen, maar juist veel verschillende keren.
Planning en toetsing Klassieke Talen Latijn klas 1 klas 2 klas 3 klas 4
planning Lingua Latina, 1 t/m 9 Lingua Latina, les 10 t/m 18 Lingua Latina, les 19 t/m 28 Lingua Latina vanaf les 29 Fortuna 3, teksten
klas 5
Fortuna 3, teksten
klas 6
stof CE
toetsing per trimester: PW, PV zo per trimester: PW, PV zo per trimester: PW, PV zonder, PV met Per trimester PW LA (3x) PV LA (3x) PW cultuur (1x) Laatste trimester: PV LA (3x) PW cultuur (1x) slot PW LA ( 6x), 90 minuten, 50% tekstvragen, 50% vertaling PO receptie voor Kerstvakantie PO in verband met te lezen tekst vóór tw 3 (zie PTA) TO in tw 2 en tw 3 (zie PTA) (pensum met pv, 50%/50%) PO vóór tw 1 en 3 (zie PTA) TO in tw 2 en tw 3 (zie PTA) (pensum met pv, 50%/50%)
Grieks klas 2 klas 3
planning Pallas, les 1 t/m 14 (deel 1) Pallas, les 16 t/m 24
klas 4
Pallas, les 25 t/m 32; Pallas 3, teksten
toetsing per trimester: PW, PV zonder per trimester: PW, PV zonder, PV met Per trimester PW GR (3x) PV GR (3x) PW cultuur (1x) Laatste trimester: PV GR (3x) PW cultuur (1x) slot PW GR( 6x), 90 minuten, 50% tekstvragen, 50% vertaling
PO receptie voor Kerstvakantie PO in verband met te lezen tekst vóór tw 3 (zie PTA) klas 5 Pallas 3, teksten TO in tw 2 en tw 3 (zie PTA) (pensum met pv, 50%/50%) PO vóór tw 1 en 3 (zie PTA) klas 6 stof CE TO in tw 2 en tw 3 (zie PTA) (pensum met pv, 50%/50%) N.B. 1) De docent kan naar eigen inzicht schriftelijke overhoringen (so) toevoegen. N.B. 2) PV zo= proefvertaling zonderhulpmiddelen; PV met= proefvertaling met hulpmiddelen/ woordenboek.
Weging Elke gewone toets / proefvertaling telt 3x mee. Ook een KCV-toets. SO’s tellen 1x mee. Dubbele toetsen (combinatie van tekstvragen en vertaling) in klas 4 en 5 tellen 6x mee. PO’s tellen 3x mee, behalve de eerste PO in klas 5 (Romepresentatie): die telt 2x.
Vakinformatie Engels Opbouw en structuur Klas 1 heeft 3 uur Engels per week, klas 2 heeft 2.5 uur (geperiodiseerd) per week; per jaar 7-9 units behandeld, per les 15-30 minuten huiswerk (leren en maken,) per unit 1 s.o. en 1 (afsluitend) pw. Per trimester toetsing van luister- en leesvaardigheid plus idioom en grammatica. Spreekvaardigheid niet apart getoetst, maar geïntegreerd in de lessen (Newsround, etc). Aan eind jaar een schrijftoets. Op de Bernrode website is allerlei extra materiaal/websites etc. beschikbaar voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en/of extra uitdaging willen. Klas 3 : 2 uur Engels per week; per jaar 8-12 units behandeld, per les 15-30 minuten huiswerk (leren en maken,) per unit 1 s.o. en 1 (afsluitend) pw. Per trimester toetsing van luister- schrijf- en leesvaardigheid plus idioom en grammatica. Spreekvaardigheid wordt apart geoefend en getoetst. Klas 4 : 3 uur Engels per week; per jaar 8 units behandeld, per les 15-30 minuten huiswerk (leren en maken,) per unit of een s.o. en een afsluitende toets in de vorm van b.v. een schrijfopdracht of een regulier proefwerk . (zie voor exacte toetsing het stencil ‘’Study Guide: Year 4 2014-2015’’) Per trimester toetsing van luister- schrijf- en leesvaardigheid plus idioom en grammatica. Een literair werk wordt klassikaal behandeld en getoetst middels een (mondelinge) groepspresentatie, die dus ook meetelt als een toets voorspreekvaardigheid. In klas 4 wordt ook begonnen met het schoolexamen idioom; per trimester zijn er twee idioom s.o.’s die meetellen voor het rapport en in iedere toetsweek is er een grotere toets (waarvan de stof in bovengenoemde s.o.’s voor een groot deel al getoetst is) die niet alleen meetelt voor het rapport, maar die uiteindelijk ook meetelt voor het schoolexamen idioom in klas 6 (zie PTA voor verdere details) Tevens wordt in klas 4 begonnen met het opbouwen van een zgn. portfolio: Elk trimester krijg je een Alquin magazine. Hieruit moet je minimaal het volgende doen: lees 2 artikelen en maak van beide een samenvatting en een korte ‘’critique’’, waarin je je eigen (kritische) mening geeft over de artikelen. Precieze instructies en een opzet hiervoor worden verstrekt. Lees 2 extra artikelen (dus 4 in totaal) en maak hiervan de vooraf opgegeven oefeningen. Deze opdrachten moeten aan het eind van elk trimester in een portfolio ingeleverd worden, zodat de vakdocent kan controleren of het werk is gemaakt; je krijgt echter pas aan het eind van het schooljaar een cijfer voor je gehele portfolio dat met de weging 4 meetelt voor het overgangsrapport. In het derde trimester maken alle leerlingen uit klas 4 een aantal toetsen uit het Cambridge programma; dit bepaalt mede of leerlingen deel mogen nemen aan het Cambridge programma in klas 5 en 6.
Klas 5: in klas vijf nemen leerlingen deel aan het Cambridge CAE programma of ze volgen het reguliere programma voor Engels. De Cambridge groep krijgt (tegen betaling) 1 uur extra per week in het kader van examenvoorbereiding tot aan het examen in december klas 6. Literatuurgeschiedenis en een of twee literaire werken worden klassikaal behandeld en schriftelijk getoetst. In klas 5 wordt ook doorgewerkt aan het schoolexamen idioom; per trimester zijn er twee (vrijwillige) idioom s.o.’s die meetellen voor het rapport en in iedere toetsweek is er een grotere toets (waarvan de stof in bovengenoemde s.o.’s voor een groot deel al getoetst is) die niet alleen meetelt voor het rapport, maar die uiteindelijk ook meetelt voor het schoolexamen idioom in klas 6 (zie PTA voor verdere details) Toetsen 1 S.O per unit (weging 1) 1 PW per 4 units (weging 4) Idioom toetsen in de TW weging 3 (vrijwillige S.O’s vooraf, weging 1) Lees- en luistertoetsen (minstens 1 van beide per trimester) weging 3 schrijfopdrachten weging 3 1 speaking test ( later in het jaar) weging 2 Mogelijk extra cijfers voor b.v. projecten later in het jaar. Voor de Cambridge leerlingen: aan het begin van het schooljaar moeten de leerlingen een 23rings klapper met voldoende papier en tabbladen aanschaffen. Al het werk uit het hele jaar dient hierin verzameld te worden, inclusief uit te delen stencils en b.v. gecorrigeerde (schrijf)opdrachten. We adviseren dringend een (Cambridge) Advanced Learners’ Dictionary aan te schaffen. Klas 6: in klas 6 zijn de lessen grotendeels afgestemd op de schoolexamens en het CSE (Centraal Schriftelijk Eindexamen) Voor praktische details zie het PTA voor klas 6 Huiswerk Algemene info gebaseerd op „Studievaardigheden‟ over hoe woordjes en proefwerken te leren, met grote nadruk op revisie element. Leerlingen worden aangemoedigd zoveel mogelijk verschillende Engelstalige media te gebruiken (BBC, CBBC, homepage New Headway, Engelse boeken/tijdschriften lezen). Werkverzorging e.d. Werk dient uiteraard netjes verzorgd en op tijd afgemaakt of ingeleverd te worden, sancties bij slordig of te laat werk zijn mogelijk
Aanschaf: 2 schriften in klas 1 en 2 (oefeningen en aantekeningen), volwaardige woordenboeken E-N en N-E (ook geschikt/nodig voor gebruik in eindexamens in klas 6). Leerlingen mogen niet in de werkboeken /companion schrijven, maar ouders mogen natuurlijk wel de boeken voor eigen rekening aanschaffen. Toetsing en weging Klas 1 en 2: iedere 2 weken een s.o. (weging 1), iedere maand een afsluitend PW (weging 2) Per trimester ook toetsing van luister- schrijf- en leesvaardigheid (allemaal weging 2) Klas 3 t/m 5: op zijn minst per trimester 1 grammatica/idioom toets, 1 luister- 1 leesen 1 schrijftoets. In klas 4 en 5 minimaal 1 keer een spreekvaardigheidsopdracht Alle toetsen weging 3, behalve S.O.’s weging 1 en portfolio weging 5. Voor verdere info zie Bernrode website onder „leerlingen/weging toetsen‟ Voor weging en inhoud schoolexamens in klas 4, 5 en 6 zie PTA op Bernrode website.
Vakinformatie Duits 1. TOETSING en WEGING We kennen drie VORMEN van toetsing: so, mo en pw De WEGING is als volgt: trimester so / mo pw 1 1x 2x 2 2x 4x 3 3x 6x Er is sprake van een voortschrijdend gemiddelde, d.w.z. dat alle cijfers van het hele jaar mee blijven tellen voor het laatste rapport. Voor Duits is er mo die aan het einde van het schooljaar 2X meetelt. Wanneer toetsen we wat? A) In alle jaarlagen toetsen we in de toetsweken LEESVAARDIGHEID. Dat is namelijk wat er ook getoetst wordt op het Centraal Examen in klas 6. Vanaf klas 4 mag je daarbij een woordenboek gebruiken. B)
In elk trimester toetsen we de luistervaardigheid (pw).
C)
In klas 5 bestaat er de mogelijkheid om de schrijfvaardigheid in het 3 e trimester 1x te toetsen In klas 5 bestaat er de mogelijkheid om de literatuur te toetsen (pw).
D) E)
In klas 6 moeten er 6 boeken op de literatuurlijst voor het mondelinge examen (= spreekvaardigheid en literatuur) staan. Daarvan zijn 2 boeken vóór 1900 uitgebracht en 4 boeken na die tijd. Vanaf klas 5 worden er ook samen met de docent boeken behandeld in de les. Er mogen maximaal 2 klassikaal behandelde boeken op de lijst worden gezet. Het mondelinge examen bestaat uit 2 onderdelen : 1. 10 -15 minuten spreken in de doeltaal over één onderwerp. 2. 15 - 20 minuten spreken in de doeltaal over de boeken op de literatuurlijst. Er worden 3 boeken getoetst en per boek wordt een cijfer gegeven. Het gemiddelde cijfer bepaalt het eindcijfer. Voor een niet gelezen boek wordt het cijfer 1 gegeven.
F) Examenidioom : in klas 4 en 5 toetsen we dit maximaal 2 x per periode in de vorm van een so.
2. WERKVERZORGING en HUISWERK Werkverzorging - neem altijd je werkboek en tekstboek mee evenals 1 aanteken- en 1 oefenschrift. - in de boeken die je hebt gekregen van school mag je niet schrijven. - woordenlijsten en andere kopietjes uitgereikt in de les bewaar je in een aparte
map. - controleer goed of je geen fouten overneemt van aantekeningen die op het bord worden gezet. - je aantekeningen gebruik je ook nog in volgende jaarlagen, dus houd je (hand)schrift netjes. huiswerk - noteer alle huiswerk op de juiste plaats in je agenda. - toetsstof noteer je in je agenda, en als het niet in je agenda past, noteer je het in je oefenschrift. - over alles wat je leren moet, kun je een mondelinge of schriftelijke overhoring krijgen. Dat kan dus ook onaangekondigd zijn! - als je om wat voor reden dan ook je huiswerk niet (helemaal) hebt gemaakt of geleerd, meld je dat altijd aan het begin van de les bij je docent.
Klas 2 1. WOORDEN LEREN Hoe leer je nu zo’n nieuwe vreemde taal? Om een taal als het Duits te kunnen lezen, spreken, schrijven en luisteren heb je in eerste instantie WOORDKENNIS nodig. Zonder woorden geen taal, dus aan de slag! Hoe kun je het beste Duitse woordjes leren? - verdeel je woordenlijst in stukken: niet alle woorden ineens proberen te leren, maar bijvoorbeeld per 20 woorden; lees de woorden eerst voor jezelf hardop voor - bekijk ze daarna goed en schrijf ze over op een blaadje - dek nu de kant af van de woordenlijst die je aan het leren bent - schrijf nogmaals de woorden op - kijk welke woorden je nog niet kent en herhaal die woorden weer - blijf dit een paar keer doen, totdat je de woorden kent en foutloos kunt schrijven - vraag je ouders, broers, zussen, vrienden je te overhoren Woorden onthoud je niet door ze één keer te bekijken en op te schrijven. Het sleutelwoord is HERHALING. Als je woorden moet kennen over bijvoorbeeld een week, dan zul je elke dag een beetje moeten doen. Per dag 20 minuten oefenen en herhalen is beter dan de dag voor de overhoring alles uit je hoofd proberen te leren. Grote kans dat je de volgende dag veel hebt vergeten. Er zijn ook websites waarop je woorden kunt invullen, zodat je je eigen overhoorsite kunt maken: www.wrts.nl / www.teach2000.nl / www.woordjesleren.nl kunnen je helpen. 2. WERKWOORDEN LEREN
Voor werkwoorden leren geldt ook, dat je die vaak moet herhalen om ze te onthouden. Zonder werkwoorden zijn er geen zinnen mogelijk. Het is dus heel belangrijk dat je deze kent. 3. LUISTERVAARDIGHEID Je leert ook beter en sneller Duits als je vaak naar de taal luistert. In de les wordt zoveel mogelijk Duits gesproken, maar thuis kun je er ook mee verder gaan door naar de Duitse tv te kijken. Om Duits goed te kunnen verstaan, moet je UITSPRAAK goed zijn. Dit zal tijdens de lessen geoefend worden. Op de volgende website vind je ook oefeningen om te luisteren en de uitspraak te beluisteren : www.duits.de (kies: vaklokaal Duits, daarna in de menubalk ‘oefenen’) 4. OPDRACHTFORMULERING In het Duitse boek en op je toetsen staan de opdrachten (natuurlijk) in het Duits geformuleerd. De vertalingen hiervan vind je in de woordenlijst van klas 2 en indien nodig op de toetsen.
Vakinformatie Frans 1. TOETSING en WEGING We kennen drie VORMEN van toetsing: so, mo en pw De WEGING is als volgt: trimester so / mo pw 1 1x 2x 2 2x 4x 3 3x 6x Er is sprake van een voortschrijdend gemiddelde, d.w.z. dat alle cijfers van het hele jaar mee blijven tellen voor het laatste rapport. Voor Frans is er 2 x een mo aan het einde van het schooljaar, het gemiddelde telt als één cijfer. Wanneer toetsen we wat? A) In alle jaarlagen toetsen we in de toetsweken LEESVAARDIGHEID. Dat is namelijk wat er ook getoetst wordt op het Centraal Examen in klas 6. Vanaf klas 4 mag je daarbij een woordenboek gebruiken. B)
In elk trimester toetsen we de luistervaardigheid (pw).
C)
In klas 5 bestaat er de mogelijkheid om de schrijfvaardigheid in het 3 e trimester 1x te toetsen.
D)
In klas 6 moeten er 6 boeken op de literatuurlijst voor het mondelinge examen (= spreekvaardigheid en literatuur) staan. Daarvan zijn 2 boeken vóór 1900 uitgebracht en 4 boeken na die tijd. Vanaf klas 5 worden er ook samen met de docent boeken behandeld in de les. Er mogen maximaal 3 klassikaal behandelde boeken op de lijst worden gezet. Het mondelinge examen bestaat uit 2 onderdelen : a. 10 -15 minuten spreken in de doeltaal over één onderwerp. b. 15 - 20 minuten spreken in de doeltaal over de boeken op de literatuurlijst. Er worden 3 boeken getoetst en per boek wordt een cijfer gegeven. Het gemiddelde cijfer bepaalt het eindcijfer. Voor een niet gelezen boek wordt het cijfer 1 gegeven.
E)
Examenidioom : in klas 4 en 5 toetsen we dit maximaal 2 x per periode in de vorm van een so.
2. WERKVERZORGING en HUISWERK Werkverzorging - neem altijd je werkboek en tekstboek mee evenals 1 aanteken- en 1 oefenschrift. - in de boeken die je hebt gekregen van school mag je niet schrijven. - vocabulairelijsten en andere kopietjes uitgereikt in de les bewaar je in een aparte
map. - controleer goed of je geen fouten overneemt van aantekeningen die op het bord worden gezet. - je aantekeningen gebruik je ook nog in volgende jaarlagen, dus houd je (hand)schrift netjes. huiswerk - noteer alle huiswerk op de juiste plaats in je agenda. - toetsstof noteer je in je oefenschrift, omdat het niet in je agenda past. - over alles wat je leren moet, kun je een mondelinge of schriftelijke overhoring krijgen. Dat kan dus ook onaangekondigd zijn! - als je om wat voor reden dan ook je huiswerk niet (helemaal) hebt gemaakt of geleerd, meld je dat altijd aan het begin van de les bij je docent.
Hieronder volgen tips om Frans goed te leren in klas 1: --------------------------------------------------------------------------------------------------------------Klas 1 ( 3 lesuren )
1. WOORDEN LEREN Hoe leer je nu zo’n nieuwe vreemde taal? Om een taal als het Frans te kunnen lezen, spreken, schrijven en luisteren heb je in eerste instantie WOORDKENNIS nodig. Zonder woorden geen taal, dus aan de slag! Hoe kun je het beste Frans woordjes leren? - verdeel je woordenlijst in stukken: niet alle woorden ineens proberen te leren, maar bijvoorbeeld per 20 woorden of per woordsoort (ww / bijv.nw / znw /…) - lees de woorden eerst voor jezelf hardop voor - bekijk ze daarna goed en schrijf ze over op een blaadje - dek nu de kant af van de woordenlijst die je aan het leren bent - schrijf nogmaals de woorden op - kijk welke woorden je nog niet kent en herhaal die woorden weer - blijf dit een paar keer doen, totdat je de woorden kent en foutloos kunt schrijven - vraag je ouders, broers, zussen, vrienden je te overhoren Woorden onthoud je niet door ze één keer te bekijken en op te schrijven. Het sleutelwoord is HERHALING. Als je woorden moet kennen over bijvoorbeeld een week, dan zul je elke dag een beetje moeten doen. Per dag 20 minuten oefenen en herhalen is beter dan de dag voor de overhoring alles uit je hoofd proberen te leren. Grote kans dat je de volgende dag veel hebt vergeten.
Er zijn ook websites waarop je woorden kunt invullen, zodat je je eigen overhoorsite kunt maken: www.wrts.nl / www.teach2000.nl / www.woordjesleren.nl kunnen je helpen. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------2. WERKWOORDEN LEREN Voor werkwoorden leren geldt ook, dat je die vaak moet herhalen om ze te onthouden. Zonder werkwoorden zijn er geen zinnen mogelijk. Het is dus heel belangrijk dat je deze kent. Er zijn enkele regels voor de vervoeging van de regelmatige werkwoorden, die op 4 manieren kunnen eindigen, namelijk op –er (parler), op –ir (finir), op –re (perdre) en op -oir (apercevoir). De uitgangen van werkwoorden op –er: -e / -es / -e / -ons / -ez / -ent - ir: -is / -is / -it / -issons / -issez / -issent
De belangrijkste onregelmatige werkwoorden die je moet kunnen dromen, zijn avoir en être. avoir=hebben j’ai / tu as / il, elle, on a / nous avons / vous avez / ils ont être=zijn je suis / tu es / il, elle, on est / nous sommes / vous êtes / ils sont
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------3. LUISTERVAARDIGHEID Je leert ook beter en sneller Frans als je vaak naar de taal luistert. In de les wordt zoveel mogelijk Frans gesproken, maar thuis kun je er ook mee verder gaan. Om Frans goed te kunnen verstaan, moet je UITSPRAAK goed zijn. Hieronder volgen de basisregels van de Franse uitspraak: Klemtoon De klemtoon valt op de laatste lettergreep van een woord behalve als de laatste lettergreep een stomme e bevat. la maison, l´appartement, le camping, maar la cantine Letters c uitspreken als k voor (a,o,u ) zoals in car, encore, culture c uitspreken als s voor (e,i ) zoals in cérise, merci ç (met cédille) uitspreken als s zoals in ça, garçon e zonder accent niet uitspreken (stomme e) é uitspeken als [thee] è uitspreken als in [bed] g uitspreken als zj voor i, e, y als in girafe g uitspreken als g voor a,o, u als in gare, gomme h wordt niet uitgesproken (stomme h) r, s, t, x, z worden niet uitgesproken op het einde van het woord: r : regarder, s: vous, t: et, x: mieux, z: chez s tussen klinkers uitspreken als z zoals in maison [maizon] ou uitspreken als oe zoals in Tour de France (e)au uitspreken als oo zoals in chateau
qu uitspreken als k zoals in qui, que [kie / ku] oi uitspreken als wa zoals in roi, moi ai uitspreken als in [bed] zoals mais ui uitspreken als wie zoals in lui [lwie]
Op de volgende websites vind je ook oefeningen om te luisteren en de uitspraak te beluisteren : www.fle.net (klik links op ‘activités’, dan ‘audio’, midden kiezen ‘compréhension audio niveau 1’) www.digischool.nl (kies: vaklokaal Frans, daarna in de menubalk ‘oefenen’)
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------4. ZINSVOLGORDE Bij een gewone Franse zin kun je uitgaan van de volgende opbouw van de zin: (Tijd / plaats) S V O (tijd / plaats) S= sujet = onderwerp / V=verbe(s)= ww gezegde / O=objet(s)= lijd vw en meew vw p.ex. Jeanne / a / un chat Jeanne heeft een kat S
V
O
p.ex. Jeanne / a eu / un chat Jeanne heeft een kat gehad
---------------------------------------------------------------------------------------5. OPDRACHTFORMULERING In het Franse boek en op je toetsen staan de opdrachten (natuurlijk) in het Frans geformuleerd. De volgende dingen worden bedoeld: -
associez: verbind choisissez: kies cochez: kruis aan complétez: vul aan conjuguez: vervoeg demandez: vraag dites: zeg donnez: geef entourez: omcirkel écrivez: schrijf faites: maak formulez: formuleer imaginez: bedenk mettez: zet observez: bekijk goed rédigez: herschrijf regardez: bekijk réécrivez: schrijf opnieuw répondez: antwoord terminez: beëindig trouvez: vind
Vakinformatie aardrijkskunde De Structuur: In klas 1 wordt twee lesuren per week aardrijkskunde gegeven In klas 2 is dit ook 2 lesuren per week. In klas 3 is dit 1 lesuur per week. In klas 1 ligt de nadruk allereerst op atlasvaardigheden, kaartgebruik, en wat statistische basisvaardigheden als tabellen en grafieken lezen (Work it Out geheten). In het eerste hoofdstuk komt bevolking aan de orde. Daarna een hoofdstuk over klimaten. In het tweede/derde trimester ligt het accent op de aardkorst, de platentektoniek met verschijnselen als aardbevingen en vulkanisme. In klas 2 komen uiteenlopende zaken als Arm en Rijk, Weer, Conflictgebieden, Nederlandse Landschappen en Europa aan de orde, In klas 3 ligt het accent in de eerste twee trimesters op energie, fysische geografie (verwering en erosie) en de BRIC landen (Brazilië, Rusland, India en China. In het laatste trimester wordt aan de hand van powerpointpresentaties de samenstelling van het zonnestelsel, sterrenstelsels en het heelal en de processen die zich daarbij afspelen behandeld.
Hoe te leren? Elke leerling heeft zijn eigen manier van leren. Het is ook niet mogelijk om voor alle leerlingen één methode aan te reiken over hoe ze het beste de leerstof kunnen verwerken. Wel kunnen we wat algemene richtlijnen geven. Het informatieboek In het informatieboek wordt elk hoofdstuk verdeeld in paragrafen. Elke paragraaf bevat de volgende elementen: - Een introtekstje: - De leertekst met; o Bronnen: hier bestaan er verschillende soorten van, maar ook hiervoor geldt, dat deze grondig bestudeerd moeten worden alvorens aan de opdrachten begonnen wordt. Foto’s: deze zeggen vaak iets over een onderwerp en bevat vaak een bijschrift met belangrijke informatie. Tekeningen/dwarsdoorsnedes: deze leggen vaak fysische geografische verschijnselen uit, bv vegetatiezones in het hooggebergte. Tabellen en grafieken: deze laten vaak ontwikkelingen zien of vergelijken gebieden/landen cijfermatig met elkaar. Het spreekt voor zich dat de cijfers nooit uit het hoofd geleerd hoeven te worden, maar dat leerlingen wel iets weten te zeggen over de ontwikkelingen of vergelijkingen die in deze tabellen en grafieken uitgedrukt worden.
-
Kaarten: ook hierbij gaat het om de omvang van verschijnselen de verdeling over een gebied of soms de ontwikkeling van een verschijnsel. Ook hiervoor geldt, dat leerlingen niet de hele kaart letterlijk hoeven te kunnen reproduceren, maar dat ze wel iets kunnen zeggen over het afgebeelde verschijnsel. Aan het einde van elk hoofdstuk staat een paragraaf over de eigen omgeving, een samenvatting, een begrippenlijst en een lijst wat de leerlingen moeten kennen (de leerdoelen). NB: in de bijschriften van de bronnen staat vaak erg belangrijke uitleg over geografische begrippen en verschijnselen, die in de paragraaf worden behandeld. Dit maakt uiteindelijk dus ook deel uit van de toetsstof.
Het opdrachtenboek Het opdrachtenboek bevat de opdrachten. Niet alle opdrachten worden gemaakt. De docent geeft elke les de opdrachten die gemaakt moeten worden op. Voor een deel kan dit in de les gebeuren, voor een deel is dat huiswerk. De opdrachten worden de les daarna besproken. Je zou onderscheid kunnen maken tussen leervragen en voorbeeldvragen. In leervragen wordt leerstof (nog eens) uitgelegd, door middel van een opdracht. Vaak komen de begrippen daarin nog eens terug. Voorbeeldvragen hebben een meer illustratief karakter. Vaak laten deze zien, dat verschijnselen inderdaad werken zoals dat in de leerstof staat uitgelegd. In klas 1 wordt vóór een toets door de docent aangegeven welke de leervragen zijn, die de leerlingen dus moeten leren. In klas 2 en 3 gebeurt dat niet meer. Het onderscheid maken tussen leervragen en voorbeeldvragen maakt daar deel uit van een vaardigheid die leerlingen zelf horen te beheersen. Ook in het opdrachtenboek zitten afbeeldingen als kaartjes, tekeningen, tabellen en grafieken. Vaak moet daarin door leerlingen gewerkt worden: cijfers op de juiste plaats zetten, legenda’s inkleuren etc. Voor deze afbeeldingen geldt hetzelfde als wat bij het informatieboek over de bronnen staat. Dus leerlingen worden geacht hieruit de belangrijkste conclusies te kunnen trekken.
Tenslotte een paar tips om te leren voor een toets: De atlas: Zorg dat de atlas altijd in de buurt ligt als je huiswerk maakt of als je studeert. Komen er in de tekst of in een opdracht plaatsen of gebieden voor die je niet (precies) weet te liggen, zoek deze dan op. Daardoor kun je een verschijnsel beter een plaats geven (op een kaart)en onthoud je het beter. Je gaat je daardoor alles als het ware beter voorstellen. Doe de atlasopdrachten grondig. In het begin kost dat erg veel moeite, maar na verloop van tijd krijg je er vanzelf meer vaardigheid in. Het kaartbeeld dat je daardoor in je hoofd krijgt wordt er steeds beter door. Je zult er je hele studietijd plezier van hebben. De begrippen: leer deze gewoon vanuit de begrippenlijst. Schrijf deze op een afzonderlijk blaadje uit. Hou dit lijstje erbij als je aan het leren bent, als je opdrachten maakt enz. Voor een toets leer je de begrippen compleet. Dus laat geen onderdelen weg.
Reeksen: In het vak aardrijkskunde kom je veel rijtjes tegen. Het gaat dan om een reeks van bv onderdelen van iets (bv De landbouw bestaat uit: akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw). Vaak gaat het om voordelen van iets of nadelen. Het kan ook gaan om oorzaken en gevolgen. Er zijn vele soorten reeksen mogelijk. Ga voor een toets als volgt te werk. Zet de reeksen op een overzichtelijke manier in je schrift. (Zet ook de paragraaf erboven!) Noteer elk element met een streepje ervoor onder de reeks. Je krijgt dan bijvoorbeeld het volgende: Verschijnsel X heeft de volgende oorzaken: - a - b - c - d Dit verschijnsel X heeft de volgende gevolgen: - y - z - etc. Leer reeksen voor een toets, zodat je ze kunt opsommen. Leg het aan jezelf uit. Bij het leren van aardrijkskundige verschijnselen of processen is het handig als je jezelf aanleert om het verschijnsel dat je moet kennen aan jezelf uit te leggen. Nog beter is het om dat aan een medeleerling uit te leggen, waarbij die ander eventueel jou daarbij kan corrigeren of aanvullen. Door uit te leggen (ook als je dat in stilte aan jezelf doet) groeit automatisch het inzicht en ga je vanzelf zien wat er belangrijk is en wat er minder belangrijk is. Ook onthoud je de dingen dan veel beter.
Werkverzorging Het spreekt voor zich dat de werkboeken netjes bijgewerkt worden. Tekeningen en teksten die niets met de opdrachten te maken hebben blijven daarbij achterwege. Verder hebben de leerlingen een aantekeningenschrift of een (deel van) een klapper altijd bij zich. Daarin worden de aantekeningen genoteerd, die in de les worden opgegeven, soms op het bord, soms via de beamer op het scherm. Soms ook alleen maar gedicteerd door de docent.
Toetsen Elk trimester worden er ongeveer twee proefwerken en ook een of twee schriftelijke overhoringen gegeven. Deze worden altijd van tevoren aangekondigd. De Proefwerken tellen 2x mee en gaan over een heel hoofdstuk voor zover dat behandeld en opgegeven is. De schriftelijke overhoringen tellen 1x mee en gaan over een deel van zo’n hoofdstuk.
In klas 3 wordt er maar één les per week gegeven en wordt er om die reden geen of hooguit één schriftelijke overhoring en minder proefwerken gegeven. De cijfers tellen het hele jaar door. Dus het eindcijfer wordt berekend door het gemiddelde over alle werken te nemen, met in achtneming van de zwaarte.
Vakinformatie geschiedenis Opbouw en structuur van het vak Het vak geschiedenis maakt in de onderbouw, klas 1, gebruik van de methode Feniks, geschiedenis voor de onderbouw (leesboek en werkboek). De klassen 2 en 3, maken gebruik van de methode Memo (Handboek HB en werkboek WB). Ieder hoofdstuk uit de bovengenoemde methoden behandelt een bepaald tijdvak of een bepaald onderwerp uit de geschiedenis. De methode werkt chronologisch en de hoofdstukken worden ook op die manier behandeld. Ieder hoofdstuk van de methode Feniks bestaat uit een aantal kernparagrafen en een afsluitende paragraaf. Memo bestaat per hoofdstuk uit een aantal kernparagrafen, aangegeven in de kleur groen, en een aantal extra paragrafen, paars. Het is aan de vakdocent welke paragrafen hij behandelt, dit zullen in principe de kernparagrafen zijn, eventueel aangevuld met een extra, paarse, paragraaf. Toetsing en weging Het vak geschiedenis kent een doorlopend gemiddelde. Een proefwerk telt tweemaal mee, een S.O. eenmaal. Een proefwerk omvat een heel hoofdstuk, een S.O. een aantal paragrafen. Voor een werkstuk geldt dat de vakdocent bepaalt hoeveel het mee telt. In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van de hierboven gestelde normen voor proefwerken en S.O.’s, bijvoorbeeld als een proefwerk meer stof dan normaal omvat. Het aantal proefwerken en S.O.’s per trimester is afhankelijk van de duur van het trimester en wordt door de docent bepaald. Huiswerk Huiswerk kan bestaan uit maakwerk, leer/bestudeerwerk of een combinatie van beide. Maakwerk betreft de vragen uit het werkboek, deze opdrachten dienen in een schrift beantwoord te worden en niet in het werkboek zelf. Huiswerk wordt tijdens de les op het bord genoteerd, de leerlingen dienen dit huiswerk in hun agenda te noteren. Indien geval van ziekte tijdens een les dient de leerling op magister te kijken welk huiswerk er tijdens de les is opgegeven en/of dit na te gaan bij een klasgeno(o)t(e). Werkverzorging e.d. Leerlingen moeten alle lessen schrift, handboek en werkboek bij zich hebben. (tenzij de docent anders zegt). Docent controleert regelmatig of leerlingen schrift en boeken bij zich hebben, of huiswerk gemaakt is. Bij het maken van huiswerkopdrachten moeten leerlingen (afhankelijk van de opdracht) volledige woorden of zinnen opschrijven. Werkstukken: vaste onderdelen: titelpagina, inhoudsopgave, voorwoord/inleiding, verdeling in hoofdstukken, geraadpleegde bronnen.
Hoe leren Elke leerling heeft zijn eigen manier van leren. Het is ook niet mogelijk om voor alle leerlingen één methode aan te reiken over hoe ze het beste de leerstof kunnen verwerken. Wel kunnen we wat algemene richtlijnen geven. Leerwerk dient uitgespreid te worden over een aantal dagen en niet pas op de laatste dag voor een toets te gebeuren. Op die manier is er tijd en ruimte genoeg de lesstof te kunnen herhalen. Belangrijk is dat leerlingen verbanden zien, zoals oorzaak-gevolg verbanden. Kennis van gebeurtenissen, jaartallen en begrippen dient hierbij als “kapstok”. In de leertekst die iedere paragraaf kent staat de belangrijkste informatie. Een goede oefening is een samenvatting maken van de leerteksten van de paragrafen die zijn opgegeven als leerstof. . Bronnen uit het boek hoeven in principe niet geleerd te worden, tenzij de docent dit duidelijk heeft aangegeven in de les/op magister. In toetsen worden bronnen gegeven, de geleerde kennis, “kapstok”, dient hierop toegepast te worden. Een handig hulpmiddel is de begrippenlijst achter ieder hoofdstuk. Deze dient ook geleerd te worden voor een toets. Tot de toetsstof behoren ook de aantekeningen die tijdens de les zijn gegeven.
Vakinformatie biologie Opbouw en structuur van het vak Biologie Klas 1: De leerlingen werken met een tekstboek en een werkboek van de methode Biologie voor Jou. Met ingang van 2014-2015 wordt de nieuwste editie cohortgewijs ingevoerd. Naast de boeken hebben leerlingen een schrift waarin ze aantekeningen en opdrachten maken. De opdrachten uit het werkboek beantwoord je in je schrift. Huiswerk zal meestal thuis nog 20-30 minuten in beslag nemen. Per thema hebben we altijd een proefwerk. Sommige thema’s lenen zich ook voor een tussentijdse schriftelijke overhoring. Proefwerken tellen 2x mee in tegenstelling tot de so die 1x mee telt. Bij het leren voor een toets ga je altijd uit van de volgende informatiebronnen: tekstboek, opdrachten uit werkboek, aantekeningen in je schrift en van de powerpoints en eventueel extra uitgereikt materiaal. Bij verschillende thema’s worden ook practica gedaan. Soms worden er bij practica tekeningen gemaakt. Deze dienen bij elkaar op volgorde bewaard te worden in een snelhechter of map. Op het eind van het jaar wordt een tekentoets afgenomen. Klas 2: In de tweede klas hebben de leerlingen tot en met het eerste rapport Verzorging. We gebruiken dezelfde lesmethode als in klas 1. Proefwerken tellen 2x mee in tegenstelling tot de so die 1x mee telt. Werkstukken tellen 1 of 2 keer mee, afhankelijk van de zwaarte. Na het eerste rapport hebben de leerlingen Biologie. Hierbij werken ze in hetzelfde boek door waar ze ook verzorging uit gehad hebben. De werkwijze in klas 2 is verder hetzelfde als die in klas 1, met uitzondering van de tekeningen, die in klas 2 niet of nauwelijks meer gemaakt worden. Klas 3: In de derde klas hebben de leerlingen geen Biologie. Klas 4: Vanaf klas vier werken de leerlingen met een ander boek, Nectar. In het schooljaar 2013-2014 is een nieuwe editie van dit boek en zijn nieuwe exameneisen ingegaan. In dit boek vinden ze meer inzichtvragen en minder kennisvragen terug dan in de onderbouw. Dit boek is opgedeeld in hoofdstukken die weer zijn opgedeeld in, meestal 5, paragrafen. Per hoofdstuk wordt een proefwerk gegeven. Tips om goed te leren zijn onder klas 6 terug te vinden. Mochten meer tips nodig zijn, klopt dan zeker even aan bij de docent. In de vierde klas is er ook vaak de mogelijkheid om in de les aan het huiswerk te werken. Wat overblijft is voor thuis. In totaal is dat gemiddeld een half uur per les. Er zijn ook practica in de vierde klas. Klas 5: Dezelfde werkwijze als in klas 4. In de eerste TW is er een SE over boek 1, die voor 20% meetelt voor het schoolexamencijfer. Het jaar eindigt met een toets van het hele boek 2, dat 3x mee telt voor het rapport.
Verder vindt in klas 5 het praktisch schoolexamen voor Biologie plaats. Over de inhoud hiervan hoor je ruim op tijd meer in de klas. Het cijfer telt voor 20% mee voor je schoolexamencijfer en zal ook meetellen voor je derde rapport in klas 5. Klas 6: In klas 6 is de werkwijze nog hetzelfde als in klassen 4 en 5. Er zijn nog een aantal hoofdstukken door te werken in klas 6. Er zullen geen proefwerken meer worden afgenoemen. Toetsen zijn er in de eerste en derde schoolexamenweek in de vorm van twee schoolexamens die ieder voor 30% meetellen voor het schoolexamencijfer. De overige 20% komt van het praktisch schoolexamen dat in de vijfde klas plaatsvindt. Leerwijze Hieronder vind je verschillende mogelijkheden om te leren. Deze zijn individueel niet voldoende, maar samen wel. Onderbouw: Teksten lezen. Opdrachten nakijken, of nog eens maken, maar dan zonder het tekstboek! Begrippen (dikgedrukt) in eigen woorden uitdrukken en leren. Doelstellingen leren. Plaatjes leren. Diagnostische toets maken. Powerpoints en aantekeningen leren. Eventueel: Zelf vragen verzinnen die gesteld zouden kunnen worden. Kijk ook het vorige proefwerk nog eens na om te zien wat voor vragen je kunt verwachten. Anderen overhoren. Samenvatting maken. Bovenbouw: Teksten lezen. Opdrachten nakijken, of nog eens maken. Begrippen (dikgedrukt) in eigen woorden uitdrukken en leren. Powerpoints en aantekeningen leren. Maak de test-jezelf. Kijk goed wat er in BINAS staat. Oefen met eindexamenopgaves. Via internet zijn deze ook per onderwerp te vinden. Eventueel: Maak een samenvatting. Ga bij de teksten na wat er in BINAS staat en wat niet. Spit dit heel nauwkeurig uit (maak een tabel). Zelf vragen verzinnen die gesteld zouden kunnen worden. Kijk ook het vorige proefwerk nog eens na om te zien wat voor vragen je kunt verwachten. Anderen overhoren.
Vakinformatie wiskunde klas 1 tm 4 Algemeen: Werk voor Wiskunde in een apart schrift met ruitjes van 1 1 cm. Tekenen doe je met (vul-)potlood. Schrijven mag met potlood of pen. Teken op iedere bladzijde van je schrift een kantlijn, zodat je links van de kantlijn steeds het nummer van de opgave kunt zetten. Houd je schrift netjes. Rechte lijnen teken je met een liniaal of een geodriehoek.
Rijtjessommen neem je over in je schrift, daarna ga je ze pas uitwerken. Bij elke opgave moet je de berekening opschrijven; de tussenstappen in een berekening komen onder elkaar. Werken in de klas: Zorg dat je aan het begin van de les je boek en schrift open op de juiste bladzijde op tafel hebt liggen. Dan kun je meteen beginnen. Als je iets wilt vragen steek je ’n vinger op en wacht je rustig tot je aan de beurt bent. Richt je aandacht op je eigen werk en reageer niet op het gedrag van een andere leerling. Bij het maken van de opgaven werk je zelfstandig, als je iets niet snapt kun je het aan de docent vragen door een vinger op te steken. Je huiswerk: Als je een opgave niet begrijpt zet je in de kantlijn een vraagteken, zodat je de volgende les meteen ziet wat je wilt vragen. Huiswerk nakijken doe je met een andere kleur pen dan waarmee je het gemaakt hebt. Je streept aan waar je je vergist hebt. Je verbetert je antwoord met diezelfde andere kleur pen. Vergeet niet ook de berekening te verbeteren. Tijdens een proefwerk: Bij een proefwerk mag je niets (!) van iemand anders lenen, dus zorg dat je zelf al je spullen bij je hebt. Wanneer je klaar bent met het proefwerk, leg je het werk op de hoek van de tafel. Bovenop komen de opgaven, onderop komt jouw werk. Wanneer het werk opgehaald is, ga je in stilte voor jezelf wat doen: een boek lezen, puzzelen, enz. Er mag pas gesproken worden als al het werk opgehaald is en de docent toestemming geeft om te praten.
Huiswerkaanpak Voor elke wiskundeles heb je huiswerk. Het huiswerk wordt voor een heel hoofdstuk vooruit opgegeven. Dit is meestal voor 3-4 weken. Per les heb je daar gemiddeld 20 minuten thuis voor nodig. Vanzelfsprekend heb je elke les je boek en je schrift bij je.
Hoe leer je een proefwerk voor wiskunde? Wiskunde is een doe-vak , dat wil zeggen dat je veel opgaven moet maken en minder uit je hoofd hoeft te leren. Verdeel het werk over meerdere dagen. Begin altijd minstens 3 dagen voordat je het proefwerk krijgt. Maak de moeilijkste opgaven van het hoofdstuk nog een keer. Bestudeer de Samenvatting uit het boek. Bestudeer de aantekeningen die je achteraan in je schrift hebt gezet. Maak de diagnostische toets die in het boek staat. Kijk deze goed na. Bij elke opgave van de diagnostische toets wordt verwezen naar opgaven uit de Herhaling. Maak de opgaven waar je nog moeite mee hebt. Ook kun je nog een keuze maken uit de Gemengde opgaven. Als je wiskunde moeilijk vindt kun je naar de hulples komen op dinsdag het 1ste uur (na de herfstvakantie) Voorbeeld: Het leren voor het proefwerk van Hoofdstuk 1. Het proefwerk is op maandag 5 oktober. Begin dus op donderdag met extra oefenen -
Blader door je schrift en let vooral op de verbeterde opgaven. Deze ga je nog ’n keer maken ( uit je hoofd of op een blaadje). Pak er ook je boek bij. Bestudeer de Samenvatting op bladzijde 34 en 35. Leer de aantekeningen in je schrift over de rechthoek en het vierkant. In de klas hebben we de diagnostische toets al gemaakt en nagekeken. Maak van de opgaven die je fout had de bijbehorende opgaven van de Herhaling.(blz. 38 t/m 40) Kies nog een aantal van de Gemengde opgaven die je moeilijk vindt. (blz. 32 en 33)
Hoe ziet een proefwerk er uit? Een proefwerk bestaat altijd uit een serie opgaven (zoals in je boek) die je op een los blaadje moet maken. Breng bij een proefwerk altijd je vulpotlood, gum, geodriehoek, passer, 3 kleurtjes en indien nodig je rekenmachine mee.
Aantal proefwerken: In klas 1/m 3 wordt elk hoofdstuk afgesloten met een proefwerk. In totaal zijn er 8 tot 10 proefwerken per jaar. Een proefwerk wordt minimaal 1 week van tevoren opgegeven. Bij sommige hoofdstukken kan er tussentijds een schriftelijke overhoring gegeven worden . Weging proefwerken Rapportcijfers worden berekend op basis van een voortschrijdend gemiddelde. Proefwerken tellen 2 keer Schriftelijke overhoringen tellen 1 keer. Kangoeroewedstrijd telt 1 keer. Je mag zelf bepalen of je het cijfer mee laat tellen.
Vakinformatie scheikunde Klas 3 Opbouw Er is veel practicum in klas 3 omdat leerlingen chemische begrippen beter begrijpen en onthouden als ze er zelf van dichtbij mee te maken hebben gehad. Leerlingen hebben een leerboek, lijntjesschrift, rekenmachine, schrijfmateriaal, geodriehoek, methodesite maar geen antwoordenboek. Ze krijgen de mogelijkheid hun antwoorden te controleren aan de hand van een antwoordmodel, eerst in de les, later via de ELO. Een deel van het huiswerk wordt digitaal getoetst. Tijd aan huiswerk besteed: 20-30 minuten per les. Op het einde van het schooljaar is er een toets over de hele leerstof. Vooraf zullen de belangrijkste punten besproken worden als voorbereiding van de toets. Leerwijze Teksten lezen en in eigen woorden de belangrijkste zaken benoemen. Voor een proefwerk gemaakte opgaven bestuderen en bij twijfel nog eens maken. Zelf vragen bedenken die gesteld zouden kunnen worden op een proefwerk. Werkverzorging Structuur aanbrengen – hoofdstukken met grote letters aangeven; ieder nieuw hoofdstuk nieuwe pagina in het schrift. Zorgvuldig formuleren en volledige antwoorden geven. Bovenbouw Opbouw De leerlingen beschikken over een leerboek, A4-lijntjes schrift, Binastabellenboek, (niet-grafische) rekenmachine, schrijfmateriaal, geodriehoek en een digitaal antwoordmodel. In de bovenbouw is er meer zelfstandigheid. Het is dan ook van belang dat de leerlingen zelfdiscipline tonen. Voor huiswerk moet gemiddeld een half uur per les geteld worden. Iedere les bestaat de mogelijkheid om vragen te stellen over het huiswerk. Er wordt instructie gegeven. Indien er nog tijd over is wordt er onder begeleiding opgaven gemaakt. Na ieder hoofdstuk volgt een toets; daarnaast zijn er ook enkele overhoringen bijvoorbeeld over zoutformules. Extra oefenopgaven kunnen leerlingen op internet vinden, met name op de scheikunde site van de digitale school (www.digischool.nl). Leerwijze en werkverzorging Zie klas 3.
Vakinformatie natuurkunde Voor natuurkunde wordt een specifieke Gymnasium methode gebruikt. Aanpak Na klas 2 t/m 4 1e trimester Inleiding + 2 á 3 hoofdstukken, toets na elk hoofdstuk. 2e trimester 2 á 3 hoofdstukken, toets na elk hoofdstuk. 3e trimester 2 á 3 hoofdstukken, toets na elk hoofdstuk. De stof wordt, waar nodig of wenselijk, ondersteund door practicum. Rapportcijfer is het voortschrijdend gemiddelde van de toetsen. Huiswerk: Vragen en opdrachten bijhouden, stof leren zover als deze behandeld is. Leren/bijhouden van de stof wordt gecontroleerd door inzien en bij de lessen betrekken van de leerling. Materiaal: Boeken, schrijfmateriaal(incl. enkele kleurpotloden), geo-driehoek, rekenmachine (2 en 3 niet grafisch), 2x klein schrift met grote ruit.
Vakinformatie economie Wij werken in de klassen 3, 4, 5 en 6 met lesbrieven + antwoordenboekjes. Deze moeten in een multomap gedaan worden. De opdrachten worden in de lesbrief ingevuld en is er te weinig ruimte dan op los multomappapier zodat deze er tussen kunnen. Ook aantekeningen op los multomappapier. De werking van de lesbrieven is: - Stof wordt behandeld - Opdrachten maken. - Daarna zelf nakijken. - Zijn er nog vragen dan worden deze behandeld persoonlijk of klassikaal. Op het eind van ieder hoofdstuk staan voor Klas 3 Bouwstenen. Klas 4 Zelftesten. Klas 5 en 6 D-toetsen. Deze worden klassikaal behandeld. Daarnaast zijn er nog stencils met extra vragen per hoofdstuk voor klas 4,5 en 6. Deze worden ook klassikaal behandeld. Proefwerken per jaar voor: Klas 3: 5 toetsen; weging 1. Klas 4: 9 toetsen; 3 per trimester; weging 1 Klas 5: 9 toetsen; 3 per trimester; weging 1 (idem bij M&O) Klas 6: 3 schoolexamens (idem bij M&O) Proefwerken, schoolexamens tellen 1 maal mee.
Vakinformatie kunst Werkwijze in klas 1,2 en 3 Enkele complexe opdrachten per leerjaar. Een opdracht wordt telkens onderverdeeld in een onderzoek in het schetsboek waarbij (meestal 3) vakmodules worden geoefend. Modules met vakspecifieke vaardigheden. Te weten: 1. Kijken naar kunstenaars in historisch en beschouwend perspectief 2. Onderzoeken naar mogelijkheden van materialen en technieken 3. Beeldende begrippen (her)kennen en zelf toepassen 4. Klas 3: samenwerken 5. Klas 3: presentatie eigen werk Een ‘atelieropdracht’, waarbij het onderzochte verwerkt wordt in een werkstuk. Beoordeling: modules en werkstuk hebben alle factor 1. Periode 1 en 2 blijven meewegen voor het eindrapport. In de regel beoordelen en verantwoorden de leerlingen hun eigen werk aan de hand van de genoemde aspecten van het moduleblad, waarna de docent het cijfer definitief bepaalt. De lopende opdracht, planner , moduleblad en beoordelingsformulier atelieropdracht staan op de ELO. Voor klas 2 geldt dat niet in het semester waarin het een een-uurs vak is; daar worden kortdurende schetsopdrachten gemaakt en samen beoordeeld op vaardigheid in schetsen, experimenteren en variëren met materialen en technieken. Werkwijze klas 4 2 complexe opdrachten: 1 opdracht Kunst Algemeen Onderzoek en verwerking naar/van stroming/periode uit de examenstof 1. Cultuurhistorische achtergronden 2. Ontwikkelingen en inzichten in beeldende kunst en architectuur 3. Beeldende analyse kunstwerk 4. Vormgeving van info 5. Presentatie eigen werk 1 opdracht Kunst Beeldend Onderzoek en verwerking van waarneming, reflectie en verbeelding van thematische opdracht (die gerelateerd is aan periode uit opdracht 1) 1. Inventarisatie persoonlijk en werk van kunstenaars uit de betreffende periode 2. Invalshoek/Concept 3. Planning maken 4. Materiaalonderzoek 5. Werkstuk 6. Evaluatie knel- en leerpunten 7. Presentatie eigen werk Beoordeling: voortgangstoetsen, beide hebben factor 1. Periode 1 en 2 blijven meewegen voor het eindrapport. De leerlingen beoordelen en verantwoorden hun eigen werk aan de hand van de genoemde aspecten van het moduleblad, waarna de docent het cijfer definitief bepaalt.
Geen PTA toetsen in klas 4, wel start met Handelingsdeel: Bezoek van 2 verschillende exposities/producties in disciplines beeldend, dans, muziek en drama. In de laatste twee toetsweken analyseopdrachten van de handelingsdelen (factor 1). De lopende opdracht, planner, moduleblad en beoordelingsformulier atelieropdracht staan op de ELO. Werkwijze klas 5 en 6 Zie PTA, specifieke info op ELO Oefenen examentoetsen (persoonlijke feedback) in virtueel klaslokaal.
Vakinformatie muziek Op Gymnasium Bernrode hebben de leerlingen in de 1e klas, 2 lesuren muziek per week. In de tweede klas hebben de leerlingen 1 lesuur muziek per week. We volgen de methode Intro met daarbij interactieve opdrachten. Enkele leerdoelen: Algemene muziektheorie Componeren en muzieknotatie Luisteren, ritmische en melodische solfège (gehoortraining) Ritme klappen/tikken Solospel (voordracht) Samenspel (voordracht) Zingen Componisten & compositiekennis Muziekgeschiedenis Instrumentenleer Dansen en muziekvormen Kennismakingslessen op keyboard, gitaar, basgitaar, drums Muziek maken op de computer (sequens/sample-software) Weegfactor bij toetsen: Proefwerk - weegfactor 4 SO (schriftelijke overhoring) - weegfactor 1 Praktijklessen - weegfactor 2 Spreekbeurt / Presentatie - weegfactor 2 Huiswerk: Online modules kunnen worden gemaakt op PC, tablet of smartphone. Worden beoordeeld met weegfactor 1 Belangrijk hierbij zijn de websites: http://www.bernrodemuziek.nl http://www.intro-online.nl Magister Getracht wordt in de lessen zoveel mogelijk het gymnasiale karakter te benadrukken door in de opdrachten voorbeelden te gebruiken die aansluiten bij bijvoorbeeld de klassieke talen en KCV. Ook wordt getracht de te behandelen onderwerpen zoveel mogelijk af te stemmen op de andere kunstvakken. De praktijklessen op de door leerlingen te kiezen instrumenten vinden plaats in het muzieklokaal, de geluidsdichte studio’s of de fanfarezaal. Tijdens deze praktijklessen moet zoveel mogelijk zelfstandig (alleen of in tweetallen) worden gewerkt. Getalenteerde leerlingen krijgen extra opdrachten, alleen of in groepsverband, die aansluiten bij hun specifieke interesse voor muziek. Einddoel hierbij is om bij zoveel mogelijk leerlingen de interesse aan te wakkeren om eventueel een instrument te leren of anderszins verder te gaan met muziek.
Benodigdheden Muzieklessen: Oordopjes of hoofdtelefoon Plectrum (bij keuze gitaar) Schrift of map voor aantekeningen Voor uitgebreide informatie zie: http://www.bernrodemuziek.nl
Vakinformatie levensbeschouwing Alle toetsen en werkstukken hebben dezelfde weging. Dit omdat het lesprogramma uit losse onderdelen bestaat. Voor toetsen krijgen leerlingen via stencil of door opschrijven in de agenda de leerstof op. Ze krijgen in klas 1 en 2 ook tips over hoe ze moeten leren. Bij een werkstuk in klas 1 krijgen de leerlingen op schrift wat er van hen verwacht wordt. Daar staat bij hoeveel tijd het kost om het werk te maken en hoe ze het ’t beste kunnen aanpakken. In de klas horen ze waar ik op let bij de beoordeling. Het streven voor levensbeschouwing is om twee tot drie cijfers per periode te hebben. Afhankelijk van de lengte van de periode kunnen hier verschillen in optreden. Mocht het zo zijn dat er maar één cijfer staat dat onvoldoende is dan krijgt de leerling de mogelijkheid dit cijfer te verbeteren. Voor klas 2 en 3 wordt er op dezelfde manier gewerkt. Wanneer werkstukken niet op tijd worden ingeleverd worden er punten in mindering gebracht. Voor werkstukken krijgen leerlingen minimaal drie weken de tijd.
Vakinformatie wetenschap Wetenschap is een 2-uurs bètavak in de eerste klas. Dit vak slaat een brug tussen wetenschap en praktijk te slaan. Bij het vak wetenschap worden de drie bètavakken biologie, natuurkunde en scheikunde samengebonden door middel van het doen van onderzoek en het uitvoeren van projecten gekoppeld aan de praktijk. Het belangrijkste doel is om leerlingen enthousiast te maken voor de (natuur)wetenschap. Inhoud Het vak steunt op twee peilers: allereerst de wetenschappelijke methode van onderzoek doen, waarbij leerlingen oefenen in het opstellen van een goede vraagstelling en hypothese, het maken van een werkplan, leren waarnemen en analyseren en het vastleggen van een experiment in een verslag. De tweede peiler is de ontwerpcyclus, waarbij leerlingen leren ontwerpen, praktisch bouwen en feedback geven en krijgen. Praktische invulling Er worden vier projecten van een aantal weken uitgevoerd waarbij een centraal thema aanwezig is. Hierbij staat hedendaagse innovatieve ontwikkelingen centraal. Hierbij verrichten de leerlingen in groepjes onderzoek, maken technische tekeningen en het maken een eindproduct en/of verslag. De volgende elementen worden beoordeeld: opdrachten, onderzoek, schetsen, ontwerpen en uitvoering en evaluatie. Verslagen en praktische producten worden beoordeeld met een beoordelingsformulier. De verslagen van kleine onderzoeken tellen voor 1 keer mee en de grote projecten tellen 3 keer mee. Aan het eind van het jaar wordt een theoretische toets met weging 2 afgenomen. Leerdoelen *Bevorderen van kritisch kijken en denken. *Reflecteren op jezelf en op anderen. *Onderzoeksvaardigheden aanleren. *De ontwerpcyclus kunnen toepassen. *Het kunnen begrijpen van mediaberichten over nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen. Werkverzorging *Wees volledig maar beknopt. *Werk netjes en verzorgd, denk aan eenheden. *Werk zorgvuldig en veilig tijdens practica. *Hou een logboek bij van de projecten.
Vakinformatie LO LO klas 1 Opbouw van het vak: Elke sport wordt 3 à 4 blokuren aangeboden, en vervolgens voor punt afgesloten. Beoordeling: Voortschrijdend gemiddelde. Huiswerk en praktijk wegen even zwaar. Het proefwerk aan het einde van het schooljaar telt 2x. Huiswerk: 4 à 5 maal per jaar wordt huiswerk opgegeven. De informatie en de vragen worden in de les uitgedeeld. De leerlingen dienen dit huiswerk in een A5 schrift te maken. Kleding: Wit T-shirt en donker blauwe broek is verplichte schoolkleding. Aanschaf kleding is het hele jaar door mogelijk bij de gymdocent, betaling via schoolrekening. Van Pasen tot herfstvakantie: buiten gym op het sportveld, liefst voetbal- of hockeyschoenen. Vanwege het feit dat het veld vaak vochtig is, zijn extra schone sokken aan te bevelen. Buiten is trainingspak of sweater toegestaan. Van herfstvakantie tot Pasen: binnen gym, schone zaalschoenen die geen strepen zetten op de vloer, zwarte zolen zijn verboden. Douchen: Douchen wordt door ons aanbevolen, maar is niet verplicht. Geblesseerden: Als je geblesseerd bent, neem je een briefje mee van je ouders, met aard en duur van de blessure. In principe ben je in de les aanwezig als assistent, of als scheidsrechter. Er is een mogelijkheid van hersteltraining in de fitnessruimte. LO klas 2 Opbouw van het vak: Elke sport wordt 3 à 4 blokuren aangeboden, en vervolgens voor punt afgesloten. Beoordeling: Voortschrijdend gemiddelde. Huiswerk en praktijk wegen even zwaar. Het proefwerk aan het einde van het schooljaar telt 2x. Huiswerk: 4 à 5 maal per jaar wordt huiswerk opgegeven. De informatie + vragen worden in de les uitgedeeld. De leerlingen dienen dit huiswerk in een A5 schrift te maken. Kleding: Wit T-shirt en donker blauwe broek is verplichte schoolkleding. Aanschaf kleding is het hele jaar door mogelijk bij de gymdocent, betaling via schoolrekening. Van Pasen tot herfstvakantie : buiten gym op het sportveld, liefst voetbal- of hockeyschoenen. Vanwege het feit dat het veld vaak vochtig is, zijn extra schone sokken aan te bevelen. Buiten is trainingspak of sweater toegestaan.
Van herfstvakantie tot Pasen : binnen gym, schone zaalschoenen, zwarte zolen verboden. Douchen: Douchen wordt door ons aanbevolen, maar is niet verplicht. Geblesseerden: Als je geblesseerd bent, neem je een briefje mee van je ouders, met aard en duur van blessure. In principe ben je in de les aanwezig als assistent, of als scheidsrechter. Er is een mogelijkheid van hersteltraining in de fitnessruimte. LO klas 3 Opbouw van het vak: Elke sport wordt 3 à 4 blokuren aangeboden, en vervolgens voor punt afgesloten. Beoordeling: Voortschrijdend gemiddelde. Lesopdracht en praktijk tellen even zwaar. Lesopdracht: In de loop van het jaar krijgen de leerlingen in 2-tallen als lesopdracht een fictieve sportdag te organiseren. Kleding: Wit T-shirt en donker blauwe broek is verplichte schoolkleding. Aanschaf kleding is het hele jaar door mogelijk bij de gymdocent, betaling via schoolrekening. Van Pasen tot herfstvakantie : buiten gym op het sportveld, liefst voetbal- of hockeyschoenen. Vanwege het feit dat het veld vaak vochtig is, zijn extra schone sokken aan te bevelen. Buiten is trainingspak of sweater toegestaan. Van herfstvakantie tot Pasen: binnen gym, schone zaalschoenen, zwarte zolen verboden. Douchen: Douchen wordt door ons aanbevolen, maar is niet verplicht. Geblesseerden: Als je geblesseerd bent, neem je een briefje mee van je ouders, met aard en duur van blessure. In principe ben je in de les aanwezig als assistent, of als scheidsrechter. Er is een mogelijkheid van hersteltraining in de fitnessruimte. LO klas 4 Opbouw van het vak: Elke sport wordt 3 à 4 blokuren aangeboden, en vervolgens voor punt afgesloten. Er worden soms meerdere sportblokken tegelijk aangeboden waardoor de leerlingen een keuze hebben. Beoordeling: Voortschrijdend gemiddelde. Lesopdrachten en praktijk tellen even zwaar. Lesopdracht: In de loop van het jaar krijgen de leerlingen 2 lesopdrachten: 1) lesgeven aan een aantal leerlingen, of hulp bij sportdagen en andere activiteiten. 2) climaxloopopdracht. Kleding: Wit T-shirt en donker blauwe broek is verplichte schoolkleding. Aanschaf kleding is het hele jaar door mogelijk bij de gymdocent, betaling via schoolrekening.
Van Pasen tot herfstvakantie : buiten gym op het sportveld, liefst voetbal- of hockeyschoenen. Vanwege het feit dat het veld vaak vochtig is, zijn extra schone sokken aan te bevelen. Buiten is trainingspak of sweater toegestaan. Van herfstvakantie tot Pasen: binnen gym, schone zaalschoenen, zwarte zolen verboden. Douchen: Douchen wordt door ons aanbevolen, maar is niet verplicht. Geblesseerden: Als je geblesseerd bent, neem je een briefje mee van je ouders, met aard en duur van blessure. In principe ben je in de les aanwezig als assistent, of als scheidsrechter. Er is een mogelijkheid van hersteltraining in de fitnessruimte. LO klas 5 Opbouw van het vak: Elke sport wordt 3 à 4 blokuren aangeboden, en vervolgens voor punt afgesloten. Er worden soms meerdere sportblokken tegelijk aangeboden waardoor de leerlingen een keuze hebben. Beoordeling: Voortschrijdend gemiddelde. Lesopdrachten en praktijk tellen even zwaar. Lesopdracht: In de loop van het jaar krijgen de leerlingen 2 lesopdrachten: 1) lesgeven aan een aantal leerlingen, of hulp bij sportdagen en andere activiteiten. 2) climaxloopopdracht. Kleding: Wit T-shirt en donker blauwe broek is verplichte schoolkleding. Aanschaf kleding is het hele jaar door mogelijk bij de gymdocent, betaling via schoolrekening. Van Pasen tot herfstvakantie: buiten gym op het sportveld, liefst voetbal- of hockeyschoenen. Vanwege het feit dat het veld vaak vochtig is, zijn extra schone sokken aan te bevelen. Buiten is trainingspak of sweater toegestaan. Van herfstvakantie tot Pasen: binnen gym, schone zaalschoenen, zwarte zolen verboden. Douchen: Douchen wordt door ons aanbevolen, maar is niet verplicht. Geblesseerden: Als je geblesseerd bent, neem je een briefje mee van je ouders, met aard en duur van blessure. In principe ben je in de les aanwezig als assistent, of als scheidsrechter. Er is een mogelijkheid van hersteltraining in de fitnessruimte. LO klas 6 Opbouw van het vak: Periodisering in het eerste half jaar, één blokuur per week. Sportoriëntatie: Om kennis te kunnen maken met andere sporten worden er gedurende een half jaar 3 sportactiviteiten aangeboden die nog nooit of nauwelijks aan bod zijn geweest. Een sportblok duurt dan 4 à 5 weken. Dit schooljaar bieden wij tennis, karate/kickboksen en fitness aan. Voor sommige sporten moeten we naar een
sportaccommodatie buiten school. Aan sportoriëntatie zijn enige kosten verbonden die via de schoolrekening worden verrekend. Specifieke informatie wordt aan het begin van het schooljaar schriftelijk medegedeeld. Beoordeling: Aanwezigheidsplicht voor iedereen. Gemiste lessen dienen te worden ingehaald. LO punt van klas 5 gaat mee naar klas 6. Kleding: Wit T-shirt en donker blauwe broek is verplichte schoolkleding. Aanschaf kleding is het hele jaar door mogelijk bij de gymdocent, betaling via schoolrekening. Vanwege het feit dat het veld vaak vochtig is, zijn extra schone sokken aan te bevelen. Buiten is trainingspak of sweater toegestaan. Douchen: Douchen wordt door ons aanbevolen, maar is niet verplicht. Geblesseerden: Als je geblesseerd bent, neem je een briefje mee van je ouders, met aard en duur van blessure. In principe ben je in de les aanwezig als assistent, of als scheidsrechter. Er is een mogelijkheid van hersteltraining in de fitnessruimte.
Vakinformatie rekenen Algemene informatie rekenen Taal en rekenen staan volop in de belangstelling. In de politiek, de media, op scholen en daarbuiten is het reken -en taalniveau van leerlingen en studenten een hot-item. In 2009 is het definitieve referentiekader voor rekenen vastgesteld. Hierin staat nauwkeurig beschreven wat kinderen op verschillende momenten in hun schoolcarrière moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Voor rekenen/wiskunde zijn er drie referentieniveaus beschreven: de fundamentele (basis-)niveaus 1F, 2F en 3F . Het streefniveau 3S is nog in ontwikkeling. Niveau 1F 2F
3F 3S
Fundamentele kwaliteit Eind primair onderwijs Eind vmbo (basis/kader) Algemeen maatschappelijk niveau Eind mbo-4, Havo en VWO Streefniveau VWO
Drempel Van po naar vo Van vo fase 1 naar vo fase 2 Van vmbo naar mbo (b/k) Van vo en mbo naar hbo en WO Nog niet ingevoerd
Binnen het vak rekenen is er een indeling gemaakt in vier domeinen: getallen en bewerkingen: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, ggd en kgv. verhoudingen, breuken, decimale getallen, procenten. het metriek stelsel: lengte-, oppervlakte- en inhoudseenheden.
verbanden en toepassingen
Vanaf schooljaar 2013-2014 is de rekentoets voor alle leerlingen een verplicht onderdeel van het eindexamen. Voor onze leerlingen nemen we dit rekenexamen al af in klas 5 op niveau 3F. De examenkandidaten moeten tenminste een 5 halen voor de rekentoets. Op het moment telt het resultaat nog niet mee in de slaag-zak regeling. Vanaf 2016 wordt de rekentoets onderdeel van de kernvakkenregel. De examenkandidaten mogen dan maximaal 1x5 halen voor Nederlands, Engels, wiskunde en de rekentoets.
Organisatie van rekenen op Bernrode. Klas 1 In klas 1 wordt er in de activiteitenweek in oktober een instaptoets rekenen afgenomen op niveau 1F. De uitkomsten van deze rekentoets geven ons, samen met de resultaten van het onderdeel rekenen bij de cito-toets in groep 8, een beeld van de rekenvaardigheid van onze eersteklassers. Ondanks een goede uitslag van de cito-toets van de basisschool kan de rekentoets een lage score geven. Dit kan ermee te maken hebben dat de kennis van de basisschool te weinig geautomatiseerd is of dat deze kennis weggezakt is en dus onderhouden dient te worden. Aan leerlingen met een lage score wordt hulples aangeboden. Deze hulplessen zijn verplicht. We werken in de hulplessen met de werkboeken van Getal en Ruimte. In de wiskundeles werken we zolang mogelijk zonder rekenmachine. Klas 3 In klas 3 nemen we onder alle leerlingen, aan het begin van het schooljaar, opnieuw een instaptoets af, op niveau 2F. Ook hier wordt hulples aangeboden aan leerlingen met een onvoldoende score. Klas 5 Vanaf schooljaar 2013-2014 is de rekentoets voor alle leerlingen een verplicht onderdeel van het eindexamen. Dit is een computergestuurd examen. Aan het begin van het schooljaar nemen we een instaptoets af op niveau 3F. Dit is het eindniveau wat leerlingen op VWO moeten halen. Leerlingen die dit niveau nog niet halen gaan in een hulples oefenen met het computerprogramma Got-it!? Omdat het is toegestaan om het rekenexamen al in het voorlaatste examenjaar af te nemen maken de leerlingen van klas 5 het rekenexamen in maart. De leerlingen die daarvoor een vijf of hoger halen hebben de rekentoets gehaald maar ze mogen nog wel een keer herkansen zonder dat dit gevolgen heeft voor de herkansing van een CE-vak. Vanaf 2015-2016 maakt rekenen onderdeel uit van de kernvakkenregel. Het is dan zeker raadzaam om met een vijf de herkansingspoging te benutten. Bij herkansen telt het hoogst behaalde cijfer. Het behaalde cijfer komt bij het diploma op de cijferlijst te staan.