Vakantie met meerwaarde Beeld en toekomst van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Caroline Gijselinckx & Lieven De Smet
VAKANTIE MET MEERWAARDE Beeld en toekomst van het sociaal toerisme in Vlaanderen Caroline Gijselinckx & Lieven De Smet
Onderzoek met de steun van Pasar vzw, Ontspanning en Vakantie vzw, S-Relax vzw, Liberaal Ondersteuningspunt vzw, Broederlijkheid vzw, Volkstoerisme vzw, Vlaamse Jeugdherbergen vzw en Toerisme Vlaanderen
Gepubliceerd door KU Leuven HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 – bus 5300, BE 3000 Leuven www.hiva.be D/2012/4718/9
– ISBN 9789055504947
© 2012 HIVA-KU Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.
3
Deze studie komt op zijn tijd. Het sociaal toerisme heeft een lang en rijk verleden achter zich, maar staat tevens voor nieuwe uitdagingen. Sociaal toerisme, sinds het decreet van 2003 omgedoopt tot ‘toerisme voor allen’, is zeer divers. Grosso modo onderscheiden zich twee grote werelden of groepen: de vakantiecentra (voor volwassenen) en de jeugdverblijven. De scheidingslijn is niet altijd duidelijk te trekken. Er zijn veel raakvlakken maar ook verschilpunten tussen de deelsectoren volwassenen en jeugd. Het gros van het jeugdtoerisme valt buiten het terrein van dit onderzoek. Meestal gaat het om eenvoudige jeugdverblijfcentra, best te vergelijken met of gegroeid uit de bivakhuizen voor jeugdbewegingen. Zij vormen een belangrijk en noodzakelijk onderdeel van het jeugdtoerisme en komen tegemoet aan de verschillende behoeften van alle soorten jeugdgroepen. Deze studie spitst zich echter vooral toe op de volwassenensector, al is ook een beperkt aantal jeugdherbergen/ hostels, in het onderzoek opgenomen. Het onderzoek heeft in eerste instantie de reële toestand in kaart willen brengen op basis van een enquête bij de vakantiegangers en het verzamelen van relevante gegevens. Maar er werd tevens gepeild naar de identiteit, het gezicht en de meerwaarde van het sociaal toerisme. Dit heeft bijzonder interessant materiaal en stof tot discussie opgeleverd. Dit kan ook niet anders. Het sociaal toerisme bevindt zich immers op een kruispunt van wegen. Sociaal toerisme ontstond uit de nood aan rust en ontspanning voor de werkende bevolking, bekroond met een eerste week vakantie vanaf 1937. Vakanties, en vooral betaalbare vakanties, waren mogelijk - en zijn dat nog steeds - dank zij de steun van sociale bewegingen (vakorganisaties, socio-culturele verenigingen, mutualiteiten, …); de zogenaamde pioniers van het sociaal toerisme. Daarnaast gaf de overheid steun voor onroerende investeringen, in het Frans treffend samengevat als ‘l’aide à la pierre’.
Voorwoord
Voorwoord
Voorwoord 4
Sinds het einde van vorige eeuw verlegde de overheid de klemtoon naar zwakkere doelgroepen: jeugd, senioren, personen die op of onder de armoedegrens leven, personen met een handicap, en andere. Binnen de sector van het sociaal toerisme leeft de bekommernis om tegemoet te komen aan nieuwe noden zonder dat dit ten koste gaat van de realisaties uit het verleden. Ondanks de welvaart neemt één vierde van de Vlamingen geen vakantie buitenshuis. Daarom ijvert de sector van het sociaal toerisme voor vakantieparticipatie en toegankelijkheid in de brede betekenis van het woord. Vakanties in het binnenland zijn daartoe een belangrijk instrument. De steun van de overheid is essentieel om kwalitatieve vakanties aan democratische prijzen mogelijk te maken. Bij velen bestaat er een groeiende ongerustheid over de evolutie van economie, politiek en samenleving en over de toekomst van het sociaal toerisme en de sociale economie. De bankencrisis heeft een crisis van de samenleving blootgelegd. Ongelijkheid, uitsluiting en verarming nemen toe. Toch richt het sociaal toerisme zich niet uitsluitend op ‘zwakkere’ doelgroepen. Sociaal toerisme is een maatschappijvormend project, het bouwt mee aan een solidaire en zorgende samenleving. Het vertrekt niet vanuit commerciële of consumptieve beweegredenen en doelstellingen. Het stoelt op een humane visie en stelt de mens centraal. De samenleving weet waarvan ze komt, maar heeft niet de zekerheid waar ze naartoe gaat. De toekomst vormt niet noodzakelijk een breuk met het verleden, al is ze nooit een kopie van dit verleden. Zij moet het beste uit het verleden verbinden met bouwstenen voor een nieuwe toekomst. Dit onderzoek is een eerste stap. Het moet gevolgd worden door verder onderzoek over de sector in zijn geheel. Maar vooral moet het een permanente bevraging inluiden over de rol en de betekenis van het sociaal toerisme vandaag en in de toekomst, over onze essentiële (meer)waarden. Wetenschappelijk onderzoek moet het sociaal toerisme ondersteunen bij het (her)definiëren van zijn doelstellingen en de beleidskeuzes die hiervoor noodzakelijk zijn. In Vlaanderen, in België, in Europa en in de wereld. Namens Pasar vzw, Ontspanning en vakantie vzw, Liberaal Ondersteuningspunt vzw, Broederlijkheid vzw (Neutrale Ziekenfondsen), S-Relax vzw,Vlaamse Jeugdherbergen vzw, Volkstoerisme vzw Management Ondersteuningspunten Toerisme voor Allen
5
Een onderzoek als dit is een sociaal gebeuren. Dit rapport zou nooit tot stand gekomen zijn zonder de bijdrage van velen. In de eerste plaats de Management Ondersteuningspunten Toerisme voor Allen die de studie gevraagd hebben: Pasar vzw, Ontspanning en Vakantie vzw, S-Relax vzw, Liberaal Ondersteuningspunt vzw, Broederlijkheid vzw, Volkstoerisme vzw en Vlaamse Jeugdherbergen vzw. Ook dank aan Toerisme Vlaanderen dat haar steun verleend heeft aan dit onderzoek. Vervolgens dank aan alle vakantiegangers die tijdens hun verblijf in een van de onderzochte vakantiecentra, jeugdherbergen/hostels of campings de tijd en de moeite genomen hebben om de enquête in te vullen. Evenals veel dank aan de managers van deze verblijven en de vertegenwoordigers van de Management Ondersteuningspunten Toerisme voor Allen. We noemen met name: Brigitte Leclercq en Philippe Vermoortele (Liberaal Ondersteuningspunt vzw), Filip Delmotte (Volkstoerisme vzw), Francis Fivez (Broederlijkheid vzw), Michel Vandendriessche en Frank Mercier (Pasar vzw), Roger Van Kelst (Vlaamse Jeugdherbergen vzw), Yves Godin, Kim Beuten, Peter Swaelen en Christian Uyttebrouck (Ontspanning en Vakantie vzw), Christophe Vandenberghe (Duinse Polders), Dominique Nedée en Sabrina Bevers (Corsendonk De Linde), Griet Debruyckere (Jeugdherberg Maldegem), Annie Steyvers (Jeugdherberg De Roerdomp), Guy Noldus (camping de Lombarde), Joël Baert en Kurt Van Eyck (Floreal Nieuwpoort), Koenraad Pevenage (Ravelingen), Myriam Carna (Hoge Duin), Patrick Bloem (Floreal campings), Frans Storms (Camping Floreal Kempen en Floreal Het Veen), Roland Rosseel (Peace Village Mesen), Steven Oosters (Domein Hooidonk, Zandhoven), Trixie Van Dam (Liberty). Dank ook aan Luc Gobin en Benedikte Vos (Toerisme Vlaanderen), alsook Guy Van Laethem (Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie). Ook de respondenten van de focusgroep willen we hartelijk bedanken voor hun interesse en inbreng: Johan Tourné (Ziekenzorg), Marina Claes (VOK), Pieter Ghijssels (Infopunt Toegankelijk Reizen), Rik
Dankwoord
Dankwoord
Beckers (SOC GEPOS), Rob Devlieghere (CM) en Toon De Rijck (Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord nemen vzw). Eveneens een hartelijk woord van dank aan de collega’s van IGEAT-ULB, Anya Diekmann en Isabelle Bauthier, voor de fijne samenwerking. Last but not least ook een hartelijk woord van dank aan het secretariaat, de survey-dienst en de communicatiedienst van HIVA–KU Leuven voor hun hulp en ondersteuning. Met name dank aan: Sandra Volders, Kristel Michiels, Inge Vanderwaeren, Kelly Van Audenhoven, Kathleen Postelmans en Liesbeth Villa.
6
Dankwoord
De auteurs. Leuven, 31 oktober 2012
3
Dankwoord
5
Inhoud
7
Lijst tabellen
9
Lijst figuren
11
Inleiding
13
1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
17
1.1
17 18 19 20 21 23 26 31 31 37 42
1.2 1.3
Het begrip ‘Sociaal toerisme’ 1.1.1 Aanbodsbenadering 1.1.2 Gebruikersbenadering 1.1.3 Ontwikkelingsbenadering 1.1.4 Waardebenadering 1.1.5 Modellen van sociaal toerisme Het Vlaamse beleidskader voor Sociaal Toerisme Toerisme en sociaal toerisme in Vlaanderen: bestaande gegevens 1.3.1 Vlaanderen in de wereld 1.3.2 Sociaal Toerisme in Vlaanderen 1.3.3 Non-participatie
2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie 2.1 2.2 2.3
Onderzoeksvragen Afbakening van de onderzoekspopulatie Methodologie 2.3.1 Enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
45 45 46 46 47
7
Voorwoord
Inhoud
Inhoud
2.3.2 2.3.3
Interviews bij managers en vertegenwoordigers van managementondersteuningspunten Focusgroep stakeholders
3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011 3.1 3.2 3.3
3.4
Inleiding Kerncijfers van de betrokken managementondersteuningspunten Resultaten van de enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven van de betrokken managementondersteuningspunten 3.3.1 Respons en toelichting bij de verwerking van de resultaten 3.3.2 Profiel van de respondenten 3.3.3 Het verblijf in de sociaal toerismevoorzieningen Conclusies
4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen 4.1 4.2 4.3
51 51 52 53 53 56 64 71
73 73 74
75 75 77 78 79 81 81
5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
93
Inhoud
82 83 86
5.1 5.2 5.3
93 96 97
8
4.4
Inleiding Karakter van het sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen: non-profit Maatschappelijke meerwaarden van sociaal toerisme: meerdere maatschappelijke profits 4.3.1 Toerisme zonder drempels 4.3.2 Toerisme met zorg 4.3.3 Toerisme met zin 4.3.4 Toerisme dat de sociale cohesie in de samenleving versterkt 4.3.5 Toerisme met tevreden personeel – ook uit de kansengroepen 4.3.6 Lokale inbedding en verankering Kansen en uitdagingen voor de pioniers van sociaal toerisme in Vlaanderen 4.4.1 Maatschappelijke evoluties als kansen voor sociaal toerisme 4.4.2 Uitdagingen voor sociaal toerisme in Vlaanderen
48 49
- BIJLAGEN -
Samenvattend beeld Aanbevelingen voor sociaal toerismeaanbieders Aanbevelingen voor het beleid
101
bijlage 1 Respondenten interviews en focusgroep in het kader van de studie Sociaal Toerisme in Vlaanderen bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
105
Bibliografie
111
103
Lijst tabellen
Tabel 1.1
Aantal erkende Toerisme voor Allen-verblijven
Tabel 1.2
Evolutie capaciteit van Toerisme voor Allen-verblijven* (20062011) Evolutie aantal overnachtingen in Toerisme voor Allenverblijven* (2008-2010)
37
Evolutie vakantiegangers via Steunpunt Vakantieparticipatie (2001-2011)
41
Tabel 1.5
Verblijven met A of A+ label in Vlaanderen
42
Tabel 2.1
Verblijven en managementondersteuningspunten betrokken in de enquête bij vakantiegangers (juli-november 2012)
48
Tabel 3.1
Overzicht respons per centrum
54
Tabel 3.2
Overzicht respons per centrum voor en na weging van de
Tabel 3.3
enquêteresultaten
54
Beoordeling van de logies (responsgraad 91%)
70
Lijst tabellen
Tabel 1.4
37
9
Tabel 1.3
37
Lijst figuren
Figuur 1.1
Modellen van sociaal toerisme
Figuur 3.1
Leeftijd van de respondenten per type logies (responsgraad 91%) (responsgraad 93%) (responsgraag 87%)
Figuur 3.4
58
Gezinsgrootte van de respondenten per type logies 59
Netto gezinsinkomen van de respondenten per type logies (responsgraad 73%)
60
Figuur 3.5
Aantal vakanties in 2011 per type logies (responsgraad 85%)
62
Figuur 3.6
Type logies tijdens andere vakanties (responsgraad 46%)
63
Figuur 3.7
Land van bestemming van de andere vakanties (responsgraad 43%)
63
Figuur 3.8
Type bezoekersgroep per type logies (responsgraad 98%)
65
Figuur 3.9
Doel van het verblijf per type logies (responsgraag 96%)
66
Figuur 3.10
Duur van het verblijf per type logies (responsgraad 95%)
67
Figuur 3.11
Duur van het verblijf per type bezoekersgroep (responsgraad
Figuur 3.12
93%)
67
Informatiebron per type logies (responsgraad 98%)
68
Lijst figuren
Figuur 3.3
57
Beroepsactiviteit van de respondenten per type logies
11
Figuur 3.2
24
De wet op de betaalde jaarlijkse vakantie gaf arbeiders en bedienden (beperkte) tijd en middelen om op vakantie te gaan. Het toeristisch aanbod was op het ogenblik dat dit recht erkend werd nog erg beperkt en vaak alsnog onbetaalbaar voor de gewone arbeiders en bedienden. Middenveldorganisaties zoals mutualiteiten, vakbonden en sociale organisaties bouwden voorzieningen en een vakantieaanbod uit. Ze zorgden niet alleen voor infrastructuren, maar ook voor de begeleiding en ondersteuning van mensen die op vakantie wilden gaan: vakantiediensten werden opgericht en in de vakantiecentra werd animatie georganiseerd om kinderen, jeugd en volwassenen de mogelijkheden van ontspanning en vakantie te laten ontdekken
13
Het Sociaal Toerisme kent een rijke geschiedenis, in Vlaanderen zowel als in de ons omliggende landen. Het ontstond op het ogenblik dat vakantie een voorrecht was voor de rijken die tijd en geld hadden om te reizen. Eind 19de, begin 20ste eeuw ontwikkelden sociaal-culturele en religieuze organisaties vakantiekampen voor arbeiderskinderen en ontstonden de eerste jeugdherbergen. De georganiseerde arbeidersbeweging en vakbonden hebben in België en andere westerse landen strijd geleverd voor het recht op rust, ontspanning en vakantie voor iedereen en het betaald verlof om dit recht ook te kunnen uitoefenen. Rust, ontspanning en vakantie moesten de zware, vaak afstompende en langdurige arbeid compenseren en het familiale, sociale en emotionele evenwicht van de arbeider herstellen. De Conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie over de Betaalde Vakantie (Geneve, 1936) en de invoering van de wet van 8 juli 1936 op de jaarlijkse betaalde vakantie in België vormden in ons land het eigenlijke startschot voor het sociaal toerisme, nog versterkt door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) die in art. 24 het recht omschrijft op ‘rust en vrije tijd, inclusief een redelijke beperking van de arbeidstijd en periodieke betaalde vakantie’ (McCabe, Minnaert & Diekmann, 2012; Minnaert, Diekmann & McCabe, 2012).
Inleiding
Inleiding
en een deugddoende en leerrijke vakantie-ervaring aan te bieden. Hele generaties werden als het ware gesocialiseerd in het reizen, naar binnen- zowel als buitenlandse bestemmingen. De overheid ondersteunde het werk van deze sociaal toerismepioniers die een infrastructureel en dienstverlenend aanbod ter zake ontwikkelden en bouwde ook zelf voorzieningen.
14
Inleiding
Het beleidskader voor sociaal toerisme heeft de jongste jaren echter een ingrijpende evolutie gekend in Vlaanderen. Met het Toerisme voor Allen - decreet (2003) evolueerde het beleid ten aanzien van sociaal toerisme van een beleid ter ondersteuning van de emancipatie en participatie van de brede werkende bevolking naar een doelgroepenbeleid. Het Pact 2020 dat de Vlaamse overheid met het middenveld ondertekende en inzet op welvaartscreatie, inclusie en duurzaamheid, erkent dat inclusie gekoppeld is aan het bestrijden van armoede en uitsluiting en stelt dat ‘iedereen moet kunnen genieten’. Deze erkenning heeft ook betrekking op participatie aan toerisme en recreatie (Bryon, Janssen & Vanlangendonck, 2010). De overheid interpreteerde sociaal toerisme nu vooral als een toerisme voor doelgroepen. Tegelijkertijd stellen evoluties in vraag naar en aanbod van het toerisme, technologische evoluties en het stijgend welvaartspeil van de bevolking de sociaal toerismepioniers voor grote uitdagingen. Het steeds hogere vakantiegeld, de langere vakantieperiodes en de groeiende gewoonte om te reizen deden de toeristische markt groeien. Commerciële aanbieders speelden hier eveneens op in en slaagden erin om een aanbod te doen aan onklopbare prijzen, ook in het buitenland. Vaak is die prijzenslag slechts mogelijk dankzij de lagere lonen voor het personeel van de (buitenlandse) logies. Het buitenland is dankzij de verdere uitbreiding en democratisering van transport- en communicatiemiddelen en de evolutie van low-cost maatschappijen ook makkelijker bereikbaar. Het evoluerende aanbod, de toegenomen welvaart van de bevolking en de veranderende reis- en verwachtingspatronen maken dat steeds meer mensen ingaan op het commerciële aanbod. Een zonvakantie in het verre buitenland is vaak goedkoper dan een vakantie in een vakantiecentrum van het sociaal toerisme. Bovendien stellen sociaal toerismeaanbieders vast dat het sociaal toerisme lijdt onder de afwezigheid van een duidelijk imago en dat de bestaande beeldvorming niet altijd positief is. Anderzijds laten zich vandaag de dag ook de gevolgen van financiële en ecologische crisissen voelen. Cijfers met betrekking tot de trends en evoluties van het toerisme in Vlaanderen tonen ook aan dat mensen meerdere kortere vakanties per jaar nemen, dat er heel wat mensen in groep (uitgebreid familieverband of vriendengroep) op vakantie gaan. Sociaaldemografische evoluties naar meer eenouderen nieuw samengestelde gezinnen, de vergrijzing en het groeiende inzicht dat ook
mensen in armoede en mensen met zorgbehoeften van vakantie buitenshuis moeten kunnen genieten, appelleren eveneens aan het sociaal toerisme. Mensen zijn over het algemeen ook gevoeliger geworden voor ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Misschien biedt dit wel elementen voor een herwaardering van het sociaal toerisme als ‘dichtbij vakantie met meerwaarde(n)’? Dit alles vormt de aanleiding tot dit onderzoek. Wat wordt er verstaan onder sociaal toerisme? Dekt de term nog steeds de lading of is een andere benaming en invulling wenselijk? Wat is de plaats van sociaal toerisme in Vlaanderen? Hoe beleven vakantiegangers het sociaal toerisme? Waarom kiezen ze ervoor? Wat vinden ze er terug dat ze elders niet vinden? Op welke maatschappelijke tendensen en behoeften kan het een antwoord bieden? Welke maatschappelijke meerwaarde(n) biedt het sociaal toerisme?
15
De focus ligt in dit onderzoek op het sociaal toerisme voor volwassenen in Vlaanderen zoals dit via de erkende managementondersteuningspunten wordt aangeboden. Daarnaast is er in Vlaanderen ook een belangrijk sociaal toeristisch aanbod van vakanties en verblijven voor de jeugd. Dit aanbod heeft specifieke doelstellingen en financieringsmodellen. De vragen die we hierboven formuleerden naar de plaats, de rol en de meerwaarde(n) van het sociaal toerisme stellen zich het scherpst voor het sociaal toeristisch aanbod voor volwassenen. Vandaar dat dit onderzoek zich hier op richt.
Inleiding
Zoals een respondent uit de focusgroep met de stakeholders het treffend verwoordde: sociaal toerisme is ‘toerisme met een hart’. In dit onderzoek gaan we op zoek naar het hedendaagse kloppende hart van het sociaal toerisme, een kloppend hart dat het sociaal toerisme ook in de toekomst vitaal en krachtig maakt. We doen dit niet vanuit de ivoren toren van wetenschappelijke boeken en bureaus, maar vanuit een dialoog met de betrokkenen: gebruikers, aanbieders, overheid en stakeholder-organisaties.
1.1
Het begrip ‘Sociaal toerisme’
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft in 2006 (2006/C 318/12) verklaard dat sociaal toerisme in Europa ‘geen marginale activiteit is of een activiteit die vreemd is aan het toerisme in het algemeen’, waarvan het Comité overigens het economische belang in de wereld en in het bijzonder ook in (verschillende lidstaten van) de Europese Unie erkent. Het Comité stelt dat het sociaal toerisme ‘een manier is om het recht van allen op toerisme, op reizen, op het kennismaken met andere regio’s en landen te concretiseren. Een recht dat fundamenteel is aan het toerisme.’ Men verwijst hierbij naar art. 7 van de Mondiale Ethische Code voor Toerisme, aangenomen door de Wereldorganisatie voor Toerisme in Santiago Chili op 1 oktober 1999 en naar de Verenigde Naties die dit recht op toerisme officieel erkend hebben op 21 december 2001 (Diekmann & Bauthier, 2012). Het begrip ‘sociaal toerisme’ is echter geen eenduidig begrip. Het dekt een zeer verscheiden realiteit, in Vlaanderen zowel als in het buitenland, en kent verschillende connotaties. Actoren, overheden en wetenschappers ondervinden moeilijkheden om er de vinger op te leggen (McCabe, Minnaert & Diekmann, 2012; Diekmann & Bauthier, 2012; Diekmann & McCabe, 2011; Minnaert, Maitland &
17
De basisvragen van dit onderzoek zijn wat is sociaal toerisme in Vlaanderen anno 2012? En wat kan het in de toekomst verder betekenen? In dit hoofdstuk kaderen we deze vragen in de beschikbare literatuur (wetenschappelijk onderzoek zowel als beleidsdocumenten) en schetsen aldus de context van het onderzoek. In het volgende hoofdstuk geven we vervolgens aan op welke manier we een antwoord zoeken op deze vragen.
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Miller, 2011). Vaak heeft dit te maken met het feit dat men het wil reduceren tot één centraal kenmerk. Men verwijst dan naar het geheel van producten en aanbieders (aanbodsbenadering), of naar de gebruikers (gebruikersbenadering), of naar de sociale of maatschappelijke meerwaarde (ook wel de ‘morele toegevoegde waarde’ genoemd) (waardebenadering), of naar de bijdrage in het kader van de sociaaleconomische ontwikkeling van het gastgebied (ontwikkelingsbenadering). Deze benaderingen beklemtonen ieder echter aspecten die een dynamische interpretatie en toepassing kennen en onderling met elkaar verbonden zijn.
18
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
1.1.1
Aanbodsbenadering
Het aanbod van sociaal toerisme ontstond in de periode van de sociale strijd om betere arbeids- en leefomstandigheden. Net als in de ons omringende landen ontstond ook bij ons het sociaal toerisme op het einde van de 19de, begin 20ste eeuw, toen liefdadigheidsorganisaties, vaak van religieuze origine, kampen begonnen te organiseren die arbeiderskinderen de gelegenheid moesten geven fysiek op krachten te komen en de grauwe miserie even te ontvluchten. De strijd van de georganiseerde arbeidersbeweging en de vakbonden leidde tot de Conventie van Genève over de Betaalde Vakantie (Internationale Arbeidsorganisatie, 1936) en de invoering van de wet van 8 juli 1936 op de jaarlijkse betaalde vakantie in België. Dit laatste vormde in ons land het eigenlijke startschot voor het sociaal toerisme, nog versterkt door de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) die in art. 24 het recht omschrijft op ‘rust en vrije tijd, inclusief een redelijke beperking van de arbeidstijd en periodieke betaalde vakantie’ (McCabe, Minnaert & Diekmann, 2012; Minnaert, Diekmann & McCabe, 2012). Arbeiders en bedienden kregen (weliswaar beperkte) tijd en middelen om op vakantie te gaan. Op dat ogenblik was de toeristische sector nog sterk elitair en op luxe gericht. De nieuwe toeristen konden nog onvoldoende van een aangepast aanbod genieten en ze waren zelf ook nog niet gewoon om vakantie te nemen, laat staan buitenshuis op vakantie te gaan. Middenveldorganisaties zoals mutualiteiten, vakbonden en sociale organisaties bouwden accommodaties, de zogenaamde vakantiecentra, campings voor sociaal toerisme en jeugdverblijfcentra, en ontwikkelden ook vakantiediensten die mensen wilden aanmoedigen buitenshuis op vakantie te gaan en hen hierbij begeleidden en ondersteunden. In de nieuwe infrastructuren werd animatie georganiseerd om kinderen, jeugd en volwassenen uit de werknemersbevolking de mogelijkheden van ontspanning en vakantie te laten ontdekken en een ontspannende en leerrijke vakantie-ervaring aan te bieden. We kennen de vakantie- en jeugdverblijfcentra en de vakantiediensten van de werknemersbewegingen en mutualiteiten, alsook deze van andere sociale organi-
saties zoals de Gezinsbond, de jeugdbewegingen, ... In het kader van het ‘Toerisme voor Allen’ - Decreet worden sinds 2003 ook ‘sociaal toerismeverenigingen’ (deze worden ook gemeenzaam ‘opstaporganisaties’ genoemd) ondersteund die gezinnen en kinderen in armoede begeleiden bij het organiseren van vakanties buitenshuis, of voor en met hen een groepsvakantie op maat organiseren. In tegenstelling tot de andere vakantiediensten doen ze dit niet in infrastructuren die ze zelf uitbaten en al dan niet in eigendom hebben, maar maken ze gebruik van het bestaande aanbod aan infrastructuren. Daarnaast bieden vakantieaanbieders (de accommodaties in de schoot van de sociale bewegingen en organisaties, zowel als sommige commerciële aanbieders) pakketten (producten) aan in het kader van ‘Toerisme voor Allen’: logies aan sterk verminderde prijzen.
In de gebruikersbenadering van sociaal toerisme vertrekt men vanuit de kenmerken van de vakantiegangers die op het sociaaltoeristisch aanbod in gaan. In de lijn van de traditie die ingezet werd door de Zwitser Hunziker die in 1951 als een van de eerste trachtte het concept te definiëren, kan men sociaal toerisme omschrijven als ‘het fenomeen in het domein van het toerisme dat voortvloeit uit de participatie aan het toerisme van economisch zwakkere personen of personen die om andere redenen achtergesteld zijn’ (Hunziker in Diekmann & Bauthier, 2012 en in Minnaert, Diekmann & McCabe, 2012). In aanvang betrof het de werkende bevolking die het in België tot aan de invoering van de wet op de jaarlijkse betaalde vakantie in 1936 aan middelen en tijd ontbrak om vakantie te nemen en buitenshuis op reis te gaan, en voor wie er ook geen aanbod bestond. Ondertussen is de algemene welvaart toegenomen, het toerisme in belangrijke mate gedemocratiseerd, het aanbod massaal uitgebreid, wordt er een heuse prijzenslag in de toeristische sector georganiseerd en zijn nieuwe en voor velen bereikbare communicatie- en transporttechnologieën ontstaan die zelfs verre bestemmingen bereikbaar maken voor velen. De werkende bevolking is ondertussen gesocialiseerd in het buitenshuis (en in toenemende mate ook buiten de landsgrenzen) op reis gaan. Daarnaast is over de jaren heen het inzicht gegroeid dat ook mensen die geen betaalde job hebben ‘het verdienen om op vakantie te kunnen gaan’ omdat vakantie-ervaringen zoveel positieve psychologische en sociale effecten kunnen hebben (Steunpunt Vakantieparticipatie, 2009). Beleidsmatig heeft men vandaag de dag vooral aandacht voor de participatie van andere doelgroepen die momenteel nog drempels ervaren om van vakantie te genieten:
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Gebruikersbenadering
19
1.1.2
20
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
mensen die in armoede leven, mensen met een functiebeperking, kinderen en jongeren, gezinnen en senioren die nog steeds minder deelnemen aan vakantiebeleving buitenshuis (Steunpunt Vakantieparticipatie, 2009). In het kader van het Toerisme voor Allen - Decreet (2003) worden derhalve verblijven en verenigingen erkend die niet-commercieel, niet-consumptief toerisme/recreatie organiseren (...) dat evenwaardig is aan andere vormen van toerisme (...) en die in het bijzonder aandacht hebben voor en drempelverlagende inspanningen leveren ten aanzien van allen die gehinderd worden in een volwaardige deelname aan buitenhuisvakantie zoals gezinnen, jeugd, personen met een functiebeperking, personen die in armoede leven, bejaarden en eenoudergezinnen, ongeacht hun leeftijd, gezondheid, economische, sociale of culturele achtergrond, (...) en daarbij vrijetijdsbesteding aanbieden die het fysieke, psychische, sociale of culturele welzijn ten goede komt (...) en een sociaal economisch aanvaardbare prijszettingspolitiek hanteren die stimulerend werkt voor de hoger beschreven doelgroepen. Het Steunpunt Vakantieparticipatie wil dit aanbod inventariseren en kenbaar maken bij de doelgroep en de intermediaire organisaties. Het is een go-between tussen de aanbieder en de gebruiker uit de doelgroep die individueel, als gezin of in groep en met bemiddeling van een ‘sociaal toerismevereniging’ of zogenaamde ‘opstaporganisatie’ van het aanbod gebruik komt maken tegen een sterk verminderd tarief, aangeboden door de logieshouder. Daarnaast heeft men beleidsmatig ook aandacht voor mensen met een functiebeperking. Subsidies voor aanpassingswerken aan de infrastructuur in het kader van de toegankelijkheid worden door Toerisme Vlaanderen toegekend. Het aanbod aan toegankelijke accommodaties wordt geïnventariseerd door het Infopunt Toegankelijkheid dat in dit kader ook labels verstrekt aan logies, en gecommuniceerd bij de doelgroep.
1.1.3
Ontwikkelingsbenadering
Minnaert, Diekmann en McCabe (2012) wijzen er voorts op dat in de internationale literatuur ook een ontwikkelingsbenadering vigeert die vertrekt van de achtergestelde situatie van lokale gemeenschappen die in toerisme een instrument voor sociaaleconomische ontwikkeling zien. Op voorwaarde dat dit toerisme inkomsten genereert die ten goede komen aan de lokale bevolking en de voorzieningen en activiteiten zorg dragen voor het milieu en de lokale cultuur respecteren. Dit past evenzeer in de stelling dat sociaal toerisme economisch zwakkeren en groepen die om andere redenen zouden verstoken blijven van de voordelen van toerisme wel laat participeren, zij het dan dat het hier de tewerkgestelden, de aanbieders van toerisme en hun lokale gemeenschappen betreft en niet de gebruikers. Deze benadering wordt soms ook omschreven met de term ‘solidair toerisme’, ‘duurzaam toerisme’ of ‘gemeenschapsgebaseerd toerisme’.
1.1.4
Waardebenadering
Aanbieders van sociaal toerisme zijn hierin fundamenteel verschillend van ondernemingen in de toeristische sector die maatschappelijk verantwoord ondernemen. Deze MVO-ondernemingen letten weliswaar op de condities waaronder ze hun producten of diensten verkopen, maar zijn primair georiënteerd zijn op winstmaximalisatie en maximale winstverdeling (Gijselinckx & Van den Broeck, 2008). Aanbieders van sociaal toerisme daarentegen zijn primair georiënteerd op de realisatie van sociale doelstellingen. Het zijn non-profit organisaties. In Vlaanderen verwijst het Toerisme voor Allen - Decreet duidelijk naar ‘niet-consumptief, nietcommercieel toerisme, waar andere doelstellingen centraal staan dan louter economische activiteiten’ (Steunpunt Vakantieparticipatie, 2009). In feite is deze omschrijving in het decreet verwarrend. Het sociaal toerisme ontplooit immers wel economische activiteiten, dit wil zeggen dat het producten tegen prijs in de markt aanbiedt, maar het doet dit niet met een winstoogmerk. Hoewel het niet noodzakelijk zo hoeft te zijn, is het zeker geen toeval dat veel sociaal toerismeaanbieders en -organisaties verbonden zijn met civiele maatschappijorganisaties (denk
21
ISTO beklemtoont dus dat sociaal toerisme verwijst naar ‘initiatieven met een welbepaald sociaal doel’. Voor aanbieders van sociaal toerisme zijn welomschreven sociale doelstellingen hun reden van bestaan. Dit in tegenstelling tot operatoren en ondernemingen die zich vooral tot doel stellen om winst te maximaliseren ten voordele van eigenaren en aandeelhouders. Het primaire doel van sociaal toerisme is het versterken van de gebruikers (al dan niet (ook) specifieke doelgroepen) of de gemeenschap waarin de toerismeaanbieder ingebed is (in het geval van gemeenschapsgebaseerd toerisme) (Diekmann, Minnaert & McCabe, 2012).
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Naast een aanbod-, een gebruikers- en een ontwikkelingsbenadering, kan men sociaal toerisme ook vanuit een waardeperspectief bekijken. De Internationale Organisatie voor Sociaal Toerisme (ISTO/OITS, voorheen BITS) doet dit in art. 3 van haar statuten, waarin ze verwijst naar het ‘welomschreven sociaal karakter’ of de ‘morele toegevoegde waarde’ van het sociaal toerisme: ‘het sociaal toerisme omvat het geheel van betrekkingen en fenomenen die voortvloeien uit de participatie aan het toerisme, in het bijzonder van lagen uit de bevolking met een bescheiden inkomen. Deze participatie wordt mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt door maatregelen met een welomschreven sociaal karakter’ (...) ‘gebaseerd op de principes die door de Verklaring van Montréal (september 1996) opgesteld en aanvaard werden’. Dit wordt verder geamendeerd door het Addendum van Aubange (2006), waarin toegevoegde waarde voor de gasten, maar ook voor het personeel van de sector en de lokale gemeenschap waarin de voorzieningen zijn ingebed wordt beklemtoond (Diekmann & Bauthier, 2012; Minnaert, Diekmann & McCabe, 2012 ).
22
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
aan de vakbonden en de georganiseerde arbeidersbeweging, de mutualiteiten, de Gezinsbond, de Vredesbeweging, de Verenigingen waar Armen het Woord Nemen, ...). Een commerciële touroperator die maatschappelijk verantwoord onderneemt en participeert aan projecten met een welbepaald, belangrijk, fundamenteel en centraal staand sociaal doel kan volgens (Minnaert, Diekmann & McCabe 2012) ook voor zijn bijdrage aan dit project gezien worden als een sociaal toerismeactor. Omgekeerd hebben aanbieders van sociaal toerisme ook te maken met economische vereisten en hebben ze af te rekenen met de druk om competitief te blijven, maar ze zijn slechts sociaal toerisme indien ze primair vanuit sociale doelstellingen handelen (Minnaert, Diekmann & McCabe, 2012). Met andere woorden, aanbieders van sociaal toerisme opereren in de markt, maar corrigeren de werking van de vrije markt die gedomineerd wordt door een financiële logica van winstmaximalisatie ten behoeve van eigenaars of investeerders en ze prospecteren voortdurend nieuwe maatschappelijke behoeften. Ze herinvesteren voortdurend in de continuering, verbetering, uitbreiding en aanpassing van de dienstverlening in functie van maatschappelijke noden en van de condities waaronder die dienstverlening wordt verstrekt. Samen met gelijkaardige ondernemingen en initiatieven in andere economische activiteitensectoren, positioneren ze zich als een ‘derde sector’ tussen de private op winst georiënteerde sector enerzijds en de publieke, door de overheid georganiseerde sector anderzijds (zie o.a. Pestoff, 1992; Evers & Laville, 2004; Defourny et al., 2000; Gijselinckx & Van den Broeck, 2008; Van den Broeck, Vanhoren & Nicaise, 2006). Meestal gaat het om private initiatieven, soms worden ze ook door de overheid geïnitieerd en vaak is er ondersteuning vanwege de overheid (Defourny, Develtere & Fonteneau, 1999). Het zijn ‘sociale ondernemingen’ die primair sociale doelstellingen en meerwaarde nastreven, die hun eventuele gegenereerde winst herinvesteren in hun sociaal doel of in de ruimere samenleving waarin ze zijn ingebed en die beperkingen stellen aan de financiële belangen van de investeerders, maar wier bedrijfsvoering wel wordt gedreven door een ondernemersgeest (zie o.a. Austin et al., 2006; Borzaga & Defourny, 2000; Defourny, 2001; Gijselinckx & Van den Broeck, 2008; Jones & Keogh, 2006; Pearce, 2003; Peredo & McLean, 2006; Pestoff, 1997; Roberts & Woods, 2005). Vertrekkend van de primair sociale doelen van sociaal toerismeorganisaties verdedigt ISTO dan ook een interventionistische benadering. De markt faalt in het tegemoetkomen aan alle maatschappelijke noden en een vorm van interventie wordt noodzakelijk geacht voor het realiseren van het sociaal doel: een meer inclusief toerisme. Herverdeling of andere middelen moeten ingezet worden om dit sociaal doel te ondersteunen (Minnaert, Diekmann & McCabe, 2012). De markt zelf is immers onrijp of onvolkomen en steun vanwege overheden is noodzakelijk. Dit
kan zijn omdat gebruikers niet over voldoende middelen beschikken om de volledige kostprijs te betalen, niet over voldoende informatie beschikken om zelf hun weg in de markt te vinden, of niet op eigen fysieke kracht van het aanbod gebruik kunnen maken. Of het kan ook zijn omdat de condities waaronder de aanbieders werken (arbeidscondities, milieu-, veiligheids- en toegankelijkheidscondities, e.d.) in de rest van de markt nog niet gerealiseerd worden en de hoge kostprijs hiervan het sociaal toerisme in de markt een competitief nadeel bezorgt. Of het kan om een combinatie van deze vraag- en aanbodbelemmeringen gaan.
1.1.5
Modellen van sociaal toerisme
De tweede kerndimensie heeft te maken met het aangeboden product: gaat het om een standaard- of eerder om een specifiek aanbod? In het aanpassings- en stimuleringsmodel vertrekt men van een specifiek aanbod, een specifiek product. Het kan hierbij gaan om aangepaste prijzen voor doelgroepen, om aangepaste accommodatie, aangepaste vakantiediensten. In het participatie- en inclusiemodel gaat men uit van een standaardaanbod voor alle toeristen (Minnaert, Maitland & Miller, 2011).
23
De eerste kerndimensie waarrond de modellen zich laten opdelen is het type gebruikers waarop het model van sociaal toerisme zich richt: richt men zich op toeristen in het algemeen, dan wel op specifieke doelgroepen? Het inclusie- en ontwikkelingsmodel stelt dat sociaal toerisme betrekking heeft op alle toeristen, volgens het participatie- en aanpassingsmodel richt het sociaal toerisme zich daarentegen op specifieke doelgroepen die om economische of andere (voornamelijk gezondheids-) redenen minder kansen hebben om van vakantie buitenshuis te genieten (Minnaert, Maitland & Miller, 2011).
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Minnaert, Maitland en Miller (2011) onderscheiden vier verschillende modellen van sociaal toerisme waarbij specifieke interpretaties van kenmerken met elkaar gecombineerd worden.
Figuur 1.1
Modellen van sociaal toerisme
Stimuleringsmodel
product
Inclusiemodel
Standaard
Alle toeristen
Participatiemodel
product
Doelgroepen
Specifiek
PRODUCT
TOERIST
Aanpassingsmodel
24
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Bron Minnaert, Maitland & Miller (2011)
In het inclusiemodel is sociaal toerisme erop gericht de participatie van iedereen aan het toerisme te bevorderen, inclusief deze van personen die om economische of andere redenen (financieel, gezondheid, ...) minder kansen hebben om van vakantie buitenshuis te genieten. Beide groepen vakantiegangers (doelgroepen zowel als andere toeristen) worden ondersteund om buitenshuis op vakantie te gaan (bv. de Franse chèques vacances). Het toeristisch aanbod dat hen wordt geboden is een standaardaanbod (Minnaert, Maitland & Miller, 2011). Volgens het participatiemodel richt het sociaal toerisme zich op specifieke doelgroepen. Deze doelgroepen worden ondersteund om te participeren in het aanbod dat voor iedereen toegankelijk is. Hetzelfde product wordt aangeboden aan al deze toeristen. Het Vlaamse Steunpunt Vakantieparticipatie wordt hier als voorbeeld genoemd (Minnaert, Maitland & Miller, 2011). In het aanpassingsmodel wordt sociaal toerisme gezien als een specifiek aanbod naar specifieke doelgroepen. Het kan gaan om aangepaste accommodatie, aangepaste dienstverlening, aangepaste formules, ... voor doelgroepen die om financiële, gezondheids- of andere redenen moeilijk toegang hebben tot het reguliere toeristische aanbod. De voorbeelden waarnaar verwezen wordt zijn programma’s van non-profit organisaties (fondsen, stichtingen, en die verenigingen die in het kader van het Toerisme voor Allen - Decreet in Vlaanderen ‘sociaal toerismeverenigingen’ worden genoemd, in de sector ook bekend onder de term ‘opstaporganisaties’). Het gaat om organisaties die aangepaste vakanties uitwerken voor zieken, mensen met een functiebeperking en andere zorgbehoeften, ouderen, kinderen, eenoudergezinnen, tienermoeders, mensen in armoede, ... (Minnaert, Maitland & Miller, 2011).
1 2 3
Arbeiders, leerling-arbeiders, bedienden, leerling-bedienden en niet-zelfstandige kunstenaars (www.rjv.be). www.socialsecurity.be. www.polinfo.be.
25
Het sociaal toerisme in Vlaanderen vertoont kenmerken van deze vier modellen: - het aanbod van logies van de managementondersteuningspunten staat open voor alle toeristen en besteedt in het bijzonder ook aandacht aan de financiële en fysieke toegankelijkheid voor specifieke doelgroepen (inclusief model); - via de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie ontvangen werknemers1 vakantiegeld dat hen moet toelaten vakantie te nemen en te genieten van een vakantie buitenshuis. Via de Rijksdienst voor Pensioenen ontvangen ook gepensioneerden vakantiegeld.2 Via de ziekenfondsen, het Fonds voor Beroepsziekten of de arbeidsongevallenverzekeraar wordt ook een bescheiden ‘inhaalpremie’ uitbetaald aan arbeidsongeschikten die minstens 1 jaar arbeidsongeschikt zijn en een ziekte- en invaliditeitsuitkering ontvangen. Deze ‘inhaalpremie’ kan worden gezien als ‘vakantiegeld’ en dient om de koopkracht van langdurig zieken en invaliden te verhogen3 (inclusief model); - het Toerisme voor Allen - beleid wil de participatie van specifieke doelgroepen stimuleren (participatiemodel); - sociaal toerismeverenigingen (ook wel ‘opstaporganisaties’ genoemd) die zich nu vooral richten op personen in armoede, maar ook organisaties van personen met een functiebeperking en ziekenzorgorganisaties bieden specifieke groepsvakanties aan aan hun doelgroepen en ondersteunen hen bij het nemen van individuele vakanties (aanpassingsmodel); - zorgverblijven bieden specifieke accommodatie voor zorgvakanties aan (aanpassingsmodel); - aanbieders van logies geven reducties en bieden arrangementen aan buiten seizoen (ontwikkelingsmodel).
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
In het stimuleringsmodel staat het stimuleren van de toeristische sector buiten seizoen centraal, opdat het toerisme ook buiten het hoogseizoen zou kunnen bijdragen tot tewerkstelling en sociaaleconomische ontwikkeling van de gastgebieden. Er wordt een specifiek aanbod uitgewerkt (specifieke arrangementen, ...) en dit al dan niet gericht op specifieke doelgroepen. Zo worden toeristen in het algemeen, of specifieke doelgroepen in het bijzonder, gestimuleerd om buiten het seizoen een vakantie door te brengen in de toeristische logies in een bepaalde streek. Als voorbeeld van een stimuleringsmodel wordt het IMERSO-programma in Spanje genoemd (Minnaert, Maitland & Miller, 2011).
1.2
Het Vlaamse beleidskader voor Sociaal Toerisme
26
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Verschuivende accenten in met name aanbod- en gebruikersbenadering gaan gepaard met verschuivingen in beleidsoriëntaties. Het toerismebeleid in België, en sinds de federalisering ook het Vlaamse toerismebeleid, zet algemeen sterk in op de promotie, in binnen- en buitenland, van ons land als vakantieland. In de beginjaren van het toerisme was dit vooral gericht op de luxetoeristen uit de elitaire bevolkingslagen. Daarna werd de scope verruimd tot de werkende bevolking. Vandaag evolueerde het sociaal toerismebeleid naar een doelgroepenbeleid. Gedurende de eerste vier decennia van de twintigste eeuw stond de promotie van België als toeristische bestemming voor buitenlandse welgestelde toeristen centraal in het overheidsbeleid, met onder meer de oprichting van de Ligue Belge de Propagande pour attirer les visiteurs étrangers (1908), de inzet van de ‘pers- en publiciteitsdienst van het ministerie van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen en Telegrafen’ net na WO I, de oprichting van het ‘Office National Belge du Tourisme’ (1921) en van het ‘Conseil Belgo-Luxembourgeois du Tourisme’ (1927) waar Luxemburg in 1937 uitstapte, en de oprichting van het Departement voor Toerisme en Hotellerie in 1935. Pas na de invoering van de wet op de betaalde vakantie (8 juli 1936) en de oprichting van een Nationaal Departement voor de Arbeidersvakantie in 1937 werd een toerismebeleid ontwikkeld dat zich ook richtte op de werknemers die tot dan toe verstoken waren van tijd en middelen om vakantie te nemen en te reizen. In 1939 werd het Commissariaat Generaal voor Toerisme (CGT) opgericht dat met de federalisering in 1984 gesplitst werd in een Vlaamse en een Waalse tak met een aantal gemeenschappelijke zaken op vlak van toerismepromotie (m.n. Brussel en een aantal buitenlandse huizen). Vandaag heet het Vlaams Commissariaat Generaal voor Toerisme kortweg ‘Toerisme Vlaanderen’. Naast Vlaanderen heeft ook elke provincie haar eigen toeristische dienst, net zoals elke gemeente met toeristisch potentieel (Jacobus, 2000). Het sociaal toerisme ten behoeve van de werkende bevolking werd gesteund door subsidies voor de bouw en de verbetering van infrastructuren enerzijds en subsidies voor animatie en voor de werking van vakantiediensten anderzijds. Het hedendaagse beleidskader voor het sociaal toerisme in Vlaanderen is veeleer geëvolueerd naar een doelgroepenbeleid. Het wordt door de beleidsmakers sinds 2003 gevat onder de noemer ‘Toerisme voor Allen’. Doel is zoveel mogelijk mensen de gelegenheid te geven op vakantie te gaan, en de drempels voor bepaalde doelgroepen (jeugd, ouderen, mensen in armoede, personen met een functiebeperking, gezinnen en eenoudergezinnen) weg te werken. Het decreet ‘Toerisme voor Allen’ van 18 juli 2003 betreft de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’. Het
gaat gepaard met volgende uitvoeringsbesluiten die de erkenning op de verblijven en verenigingen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ regelen (www.toerismevlaanderen.be): - ‘sociaal toerismeverblijven’ of ‘TvA-verblijven’: geregeld door het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verblijven in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ van 28 mei 2004, gewijzigd bij besluit van 24 juni 2005 en 18 april 2008; - ‘managementondersteuningspunten’: geregeld door het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van ondersteuningspunten in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ van 28 mei 2004, gewijzigd bij besluit van 18 april 2008;
Men maakt hierbij een onderscheid tussen ‘vakantiecentra’ en ‘jeugdverblijfcentra’.4 In vergelijking met de vakantiecentra hebben de jeugdverblijfcentra volgens het ‘Toerisme voor Allen’ - beleidskader recht op meer infrastructuursubsidies. Die worden verantwoord door de inhaalbeweging die de jeugdverblijven nog geacht werden te moeten maken op vlak van capaciteit, kwaliteit en veiligheid. Daarnaast kunnen ze beroep doen op middelen in het kader van het Jeugdwerk. Alle erkende TvA-verblijven (vakantiecentra, TvA-campings en jeugdverblijfcentra) kunnen, net als andere logiesaanbieders, ook beroep doen op subsidies voor de uitvoering van werken in het kader van het vergroten van de toegankelijkheid van de verblijven. Verder zijn themagerichte subsidies (bv. voor kindvriendelijk4
Om als ‘jeugdverblijfcentrum’ erkend te kunnen worden, moet minimum 70% van de overnachtingen voor rekening zijn van jongeren van 26 jaar en jonger. Afhankelijk van de classificatienormen waaraan ze verder beantwoorden kunnen ze een erkenning krijgen als jeugdverblijfcentrum van het type A, B of C. Jeugdverblijven die voornamelijk individuele gasten herbergen, waarbij minimum 50% van de jaarlijkse overnachtingen voor rekening is van gasten jonger dan 26 jaar en die voldoen aan de classificatienormen voor type ‘hostel’ kunnen een erkenning in de categorie ‘jeugdverblijfcentrum van het type hostel’ bekomen (www.toerismevlaanderen.be).
27
Alle verblijven die logies aanbieden kunnen een erkenning verkrijgen als ‘sociaal toerisme’- of ‘Toerisme voor Allen’-verblijf. Wie deze verblijven uitbaat is van geen belang. Wel belangrijk is dat ze beantwoorden aan een aantal vooropgestelde criteria. Ze moeten drempelverlangende maatregelen nemen (wat erop neer komt om een betaalbaar, niet-consumptief en goed omkaderd verblijf aan te bieden), aan brandveiligheids-, hygiëne-, comfort-, veiligheids- en classificatienormen voldoen en jaarlijks statistische gegevens aanleveren aan de overheid.
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
- ‘sociaaltoeristische verenigingen’, ook wel ‘opstaporganisaties’ genoemd: geregeld door het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en de financiële ondersteuning van verenigingen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ van 28 mei 2004, gewijzigd bij besluit van 18 april 2008.
28
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
heid) en subsidies voor het organiseren van animatie eveneens mogelijk voor alle types verblijven (www.toerismevlaanderen.be). De subsidies van Toerisme Vlaanderen aan TvA-verblijven (interview met Benedikte Vos, Toerisme Vlaanderen) bedroegen in 2011 4 139 794 euro. Dit bedrag ligt hoger dan in 2004 toen 3 495 611 euro subsidies aan de TvA-verblijven werd uitgekeerd. Over de jaren heen is een stijgende trend merkbaar, met een tophoogte tussen 2006 en 2008 en een daling sindsdien. Het dient opgemerkt dat deze subsidies tot 2007 nagenoeg volledig naar de jeugdverblijfcentra vakantiecentra gingen (voornamelijk in het kader van de verbetering van de achtergebleven kwaliteit van de infrastructuur, de veiligheid en de toegankelijkheid). In 2008 werd voor het eerst sinds 2004 een groter (zij het nog zeer bescheiden) deel van de subsidies van Toerisme Vlaanderen voor de TvA-verblijven aan vakantiecentra uitgekeerd (9%) en dit aandeel liep op tot 33% in 2011. Toch zijn de 1 375 311 euro subsidies die in 2011 aan de vakantiecentra werden uitgekeerd (enkel nog in het kader van ‘toegankelijkheid’ en ‘kindvriendelijkheid’, en in zeer beperkte mate voor andere thema- en proefprojecten zoals ‘duurzaamheid’ en ‘zorgtoerisme’) een beperkte financiële tegemoetkoming in het licht van de opdracht die ze in het kader van het decreet hebben om niet-commercieel en niet consumptief toerisme/recreatie aan te bieden dat bovendien evenwaardig is aan andere vormen van toerisme en daarbij een prijszetting hanteert die stimulerend is voor doelgroepen. Managementondersteuningspunten (MOP’s) werden opgericht om visie en innovatieve producten te ontwikkelen en de verblijven die onder hun beheer vallen te ondersteunen op vlak van vorming en marketing. Ze moeten minimum ondersteuning bieden aan vier erkende TvA-verblijven en in dit verband volgende zaken realiseren (www.toerismevlaanderen.be): - het personeel van de verblijven vormen; - het management van de verblijven begeleiden; - nieuwe toeristische producten ontwikkelen; - het profiel van specifieke doelgroepen onderzoeken; - de markt onderzoeken, met bijzondere aandacht voor de in het decreet ‘Toerisme voor Allen’ vermelde doelgroepen; - maatregelen nemen in het kader van het internationaal toerisme; - de verdere vakantiebeleving van de in het decreet ‘Toerisme voor Allen’ vermelde doelgroepen stimuleren. Erkende ondersteuningspunten die een overeenkomst met Toerisme Vlaanderen sluiten met concrete meetbare doelstellingen kunnen een beroep doen op een financiële ondersteuning voor de uitvoering van hun takenpakket. Minimaal jaarlijks wordt getoetst of de doelstellingen gerealiseerd worden. De financiële steun
5
Een ondersteuningspunt waarbij minimaal 10 erkende sociaaltoerisme verblijven zijn aangesloten die elk een minimumcapaciteit van elk 60 personen hebben en die elk minimaal 200 dagen per jaar permanent toegankelijk zijn (waarvan minstens 80 vakantiedagen), kan een subsidie verkrijgen voor de kosten van twee coördinatoren, belast met de uitvoering van het takenpakket. De subsidies mogen niet gecumuleerd worden met andere middelen van de Vlaamse overheid (www.toerismevlaanderen.be).
29
Alle private rechtspersonen die een rechtstreekse financiële steun verstrekken om de vakantie van mensen die in armoede leven mogelijk te maken en zich specifiek richten op het organiseren van vakanties voor kinderen, jongeren en/of gezinnen die in armoede leven, kunnen bij Toerisme Vlaanderen een erkenning en subsidiëring aanvragen als ‘opstaporganisatie’ of sociaaltoeristische vereniging. Ze moeten hiertoe aan volgende criteria beantwoorden (www.toerismevlaanderen.be): 1. het hoofddoel van de verenigingen is het organiseren van vakanties voor personen die in armoede leven. Dit doel staat vermeld in de statuten van de verenigingen; 2. ze organiseren zelf de vakantie voor personen die in armoede leven. Dit omvat het organiseren van vervoer, verblijf en animatie; 3. ze staan in voor het verzamelen van extra privémiddelen om de vakantie van de personen die in armoede leven mogelijk te maken; 4. ze organiseren jaarlijks ofwel minimaal 2 vakanties van elk minimaal 4 overnachtingen in binnen- en/of buitenland met minimaal 70 verschillende deelnemers in totaal; ofwel jaarlijks minimaal 1 vakantie van minimaal 6 overnachtingen in binnen- en/of buitenland met minimaal 100 verschillende deelnemers. Het minimum aantal vereiste deelnemers moet afkomstig zijn uit het Nederlandse taalgebied of tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad; 5. ze bereiken jaarlijks minimaal een vierde nieuwe deelnemers; 6. ze exploiteren zelf geen verblijven; 7. ze zorgen voor een degelijk financieel beheer; 8. ze worden gekenmerkt door een belangrijke vrijwilligerswerking. De vrijwilligers die de vakanties ter plaatse begeleiden moeten minstens 16 jaar oud worden in het jaar waarin ze als vrijwilliger mee werken. Per 8 deelnemers is
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
bedraagt maximaal 40% van de werkings- en realisatiekosten. Ondersteuningspunten met een overeenkomst kunnen bovendien een subsidie verkrijgen voor maximum 75% van de personeelskosten van één coördinator die belast is met de uitvoering van het takenpakket, geplafonneerd tot 12 500 euro geïndexeerd.5 De overheid bepaalt het maximumbedrag voor deze subsidie. De subsidie aan de managementondersteuningspunten bedroeg in 2011 in totaal 330 000 euro voor werkings- en realisatiekosten en 177 000 euro voor personeelskosten. Er is een lichte stijging in dit bedrag merkbaar gedurende de voorbije jaren, maar de bedragen liggen in dezelfde grootteorde sedert 2004 (Interview met Benedikte Vos, Toerisme Vlaanderen).
1 begeleider noodzakelijk. Logistieke medewerkers (kookploeg) en hoofdmonitoren worden niet meegeteld; 9. ze hebben hun maatschappelijke zetel en haar secretariaat in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. In totaal werd in 2011 aan 18 opstaporganisaties een gezamenlijk bedrag uitgekeerd van 515 301 euro subsidies voor werkingskosten en de loonkosten van een coördinator. Dit subsidiebedrag is nagenoeg verdubbeld ten opzichte van 2004 (interview met Benedikte Vos, Toerisme Vlaanderen). Daarnaast heeft Toerisme Vlaanderen twee diensten opgericht die toerisme toegankelijk willen maken voor respectievelijk mensen met een functiebeperking en mensen in armoede: - het Steunpunt Vakantieparticipatie; - het Infopunt Toegankelijk Reizen.
30
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Deze diensten bemiddelen tussen aanbieders enerzijds en doelgroepen die in deze voorzieningen (individueel of in groep) op vakantie willen komen anderzijds. Het Steunpunt Vakantieparticipatie (www.vakantieparticipatie.be): - werkt mee aan sociaaltoeristisch beleid; - gaat op zoek naar toeristische partners met een sociale visie; - voert gericht promotie naar personen met een laag inkomen; - organiseert vorming voor sociale en toeristische partners; - organiseert evaluatie, overleg en uitwisseling om de werking te optimaliseren; - verkent de internationale context en legt hier contacten. Het Infopunt Toegankelijk Reizen heeft tot doel de ontbrekende informatie over reizen met een beperking aan te vullen (www.toegankelijkreizen.be): - aan voorzieningen, operatoren, architecten en bouwheren verstrekt het Infopunt ondermeer achtergrondinformatie over toegankelijkheid, premiemogelijkheden en richtlijnen voor toegankelijkheidsaanpassingen; - aan reizigers met een functiebeperking en ouderen verstrekt het Infopunt zorgvuldig verzamelde, betrouwbare informatie over de toegankelijkheid van diverse vakantiebestemmingen, op maat van de persoonlijke vereisten van de reizigers. In de internationale literatuur omtrent sociaal toerisme worden deze Vlaamse initiatieven als belangrijke drempelverlagende instrumenten naar voren geschoven (McCabe, Minnaert & Diekmann, 2012). Uit het onderzoek naar sociaal toerisme in Wallonië van Diekmann en Bauthier (2012) blijkt een gebrek aan dergelijke intermediaire organisaties die het sociaal toeristisch aanbod bekend maken bij
(verenigingen van) mensen in armoede en personen met een functiebeperking en hen helpen bij het organiseren van vakanties buitenshuis. Een gebrekkige toegankelijkheid voor personen met een functiebeperking wordt als een belangrijk minpunt ervaren van de Waalse verblijven. Meer hierover in hoofdstuk 4. Toch merken de managementondersteuningspunten op dat de investeringen in het toegankelijk maken van toerisme voor mensen in armoede enerzijds en voor mensen met een beperking anderzijds in de grootste mate door de voorzieningen zelf gedragen worden: de investeringskosten in het kader van het vergroten van de toegankelijkheid voor mensen met een beperking worden slechts tot op een bepaald percentage gesubsidieerd, de lagere tarieven voor mensen in armoede zijn voor rekening van de voorzieningen en worden niet gecompenseerd. Er is ook geen tegemoetkoming voor het maatwerk op vlak van dienstverlening dat door de voorzieningen aan deze groepen wordt aangeboden.
Vlaanderen in de wereld
De Wereldtoerisme Organisatie van de Verenigde Naties (UNWTO) noteerde in 2011 980 miljoen internationale verplaatsingen in het kader van toerisme. Meer dan de helft (51%) hiervan betreft verplaatsingen naar en binnen Europa. De grootste groei binnen Europa is voor Centraal- en Oost-Europa en Zuid-Europa. Internationaal gezien is de toeristische sector aan een voortdurende groei bezig, hoewel alle landen in 2009 het effect van de internationale financieel-economische crisis voelden. Buiten Europa is Zuid-Amerika de meest stabiele groeier. De Aziatische regio’s en het Midden-Oosten kennen grotere schommelingen in hun groei, mede te wijten aan natuurrampen en politieke instabiliteit (UNWTO, 2012). Het aandeel van Vlaanderen in internationale aankomsten daalt het laatste decennium, zowel op wereldvlak (waar het marktaandeel van Vlaanderen daalde van 0,82% in 2000 naar 0,65% in 2009) als binnen Europa (waar het marktaandeel van Vlaanderen daalde van 1,43% in 2000 naar 1,25% in 2009). De internationale financieel-economische crisis had ook in Vlaanderen een negatief effect op de internationale overnachtingen. In Vlaanderen werd in 2009 een vermindering van het aantal internationale overnachtingen opgetekend met 6,4% ten opzichte van het jaar voordien. Interessant is evenwel dat het aantal binnenlandse overnachtingen in datzelfde crisisjaar bleef stijgen. Het aantal overnachtingen door buitenlandse toeristen en zakenlui steeg in 2011 opnieuw met 4%, het aantal overnachtingen door binnenlandse toeristen en zakenlui met 5% ten opzichte van het jaar
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
1.3.1
Toerisme en sociaal toerisme in Vlaanderen: bestaande gegevens
31
1.3
32
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
ervoor. Wel is er over het algemeen een tendens merkbaar naar kortere verblijven en lagere uitgaven per toerist dan voordien. De Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen merkt derhalve op dat het toerisme in Vlaanderen stand houdt in absolute cijfers, maar zowel op wereldvlak als binnen Europa marktaandeel verliest (Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen, 2010). De brochure Toerisme in Cijfers 2011 van Toerisme Vlaanderen bevat volgende kerncijfers voor 2011: - 11 114 418 overnachtingen in Vlaanderen (inclusief Brussels Gewest - 9 921 022 indien Brussel niet wordt meegerekend), waarvan 44,5% door binnenlandse (Belgische) toeristen, met een gemiddelde verblijfsduur van 2,3 nachten (2,4 voor de binnenlandse toeristen); - het aantal binnenlandse overnachtingen (Belgische markt) in Vlaanderen (inclusief Brussel) is met 19,8% gestegen ten opzichte van 2002. Tot 2005 was er een dalende trend merkbaar, vanaf dan een gestage stijging die iets minder uitgesproken was in het crisisjaar 2008; - de gemiddelde verblijfsduur ging wel achteruit ten opzichte van 2002: in 2011 bleven binnenlandse toeristen gemiddeld 2,4 nachten uit logeren, in 2002 was dit nog 3,1 nachten; - verdeling van de binnenlandse overnachtingen (Belgische markt) in Vlaanderen (inclusief Brussels Gewest) in 2011 over de regio’s: 33% aan de Kust, 21% in de Kunststeden en 46% in de ‘Vlaamse Regio’s’;6 - de Kust ging ten opzichte van 2007 met 4,9% achteruit in termen van binnenlandse overnachtingen. De Kunststeden daarentegen realiseerden een stijging van de binnenlandse overnachtingen met 57,1%, de Vlaamse Regio’s tekenden een stijging van 12,4% op; - ten opzichte van 2010 noteert de Kust wel weer een lichte stijging (3%) van het aantal binnenlandse overnachtingen. De sterkste daling werd in de crisisperiode tussen 2007 en 2008 genoteerd; - aan de Kust is 95% van de Belgische overnachtingen recreatief, in de Vlaamse Regio’s 85%. In de Kunststeden is het aandeel binnenlands recreatief verblijf kleiner: tussen 40% in Brussel en 89% in Brugge. We noteren in de Kunststeden een groter congres- en ander beroepsmatig toerisme; - in de Kunststeden neemt van deze binnenlandse overnachtingen Brussel 50% van de overnachtingen voor zijn rekening, gevolgd door Antwerpen (19%) en Brugge (14%). Daarna komt Gent met 10%, Leuven en Mechelen zijn respectievelijk goed voor 4% en 3% van de overnachtingen. Ten opzichte van 2007 is Mechelen de sterkste stijger, gevolgd door Brussel;
6
Voorheen sprak men van ‘Groen Vlaanderen’.
Kunststeden Bron: WES (2012), Kunststedenonderzoek 2011 – Eindrapport, Toerisme Vlaanderen, Brussel. - De Kunststeden ontvangen een internationaal publiek. - Van de Belgische verblijfstoeristen in de Kunststeden in 2001 komt 60% uit Vlaanderen, 38,7% uit Wallonië en 1,3% uit Brussel. - De meeste ondervraagde toeristen die in 2011 in de Kunststeden verbleven behoren tot de middelste leeftijdscategorieën. Gemiddeld is de ondervraagde verblijfstoerist in
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Gedetailleerde studies in opdracht van Toerisme Vlaanderen over de trends en evoluties aan de Kust, in de Kunststeden en de Vlaamse Regio’s tussen 2005 en 2011 geeft een zicht op het profiel, de motivatie en de tevredenheid van de recreatieve verblijfstoeristen, de aard van het verblijf en de combinaties van verblijven die ze in de loop van het jaar maken, de kanalen langs waar ze de logies gevonden hebben. De gegevens laten zich wat het algemene beeld betreft als volgt samenvatten:
33
- de Kunststeden trekken meer dan de andere regio’s het hele jaar door toeristen aan. In de andere regio’s is er een duidelijke piekperiode in de Paasvakantie en in de zomermaanden juli en augustus; - in 2010 bedroeg de bezettingsgraad van de verblijven in de Kunststeden (63,6%), en lag die elders rond de 40%. Voor heel Vlaanderen is de bezettingsgraad gemiddeld 47,7% in 2010. Aan de Kust zien we wel een duidelijke piekperiode in juli en augustus met een bezettingsgraad van 80%. In de Kunststeden ligt die in de maanden april, mei, augustus en september hoger dan 75% en blijft die ook in oktober, november en december boven de 60%. De Vlaamse Regio’s duiken van november tot en met maart onder de 40%; - sinds 1988 steeg het aandeel Vlamingen dat buitenshuis vakantie neemt met zo’n 10% om in 2010 op circa 75% uit te komen. Het aandeel lange vakanties van Vlamingen steeg met 29% en het aantal korte vakanties met maar liefst 83%. De Vlaming trekt er dus vaker, maar voor kortere periodes op uit. Hij gaat in diezelfde periode steeds vaker naar het buitenland (+51%). Het aandeel binnenlandvakanties daalt (-11%) in deze periode, maar minder sterk dan dat de buitenlandvakanties stijgen. Vooral korte vakanties neemt de Vlaming vaker in eigen land; - de meeste buitenlandse vakantiegangers komen uit de ons omringende landen, met Nederland op kop. Het aantal Nederlandse en Franse toeristen in Vlaanderen vertoont een stijgende tendens tussen 2000 en 2011. Het aantal toeristen uit de andere traditionele markten voor Vlaanderen, met name het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, daalt in diezelfde periode. Opvallend zijn ook een stijgend aantal toeristen uit Spanje, Italië en Oostenrijk. Ook China, India en Rusland zijn opkomende markten voor Vlaamse toerismeaanbieders. De buitenlandse toeristen komen voornamelijk naar de Kunststeden.
-
-
-
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
-
-
-
34
-
-
de Kunststeden in 2011 45 jaar. 1/3 van de ondervraagde toeristen is tussen 34 en 49 jaar, eveneens 1/3 is tussen 50 en 64 jaar. Een klein vierde is tussen 25 en 34 jaar. De kleinste groepen zijn de jongeren en de ouderen: 8% is tussen 18 en 24 jaar en 9% van de ondervraagden is ouder dan 65 jaar. De leeftijdsprofielen verschillen overigens sterk van stad tot stad. De Kunststeden trekken een opvallend hoog opgeleid publiek aan met 78% van de respondenten die hoger onderwijs genoten. Dit is uitgesproken het geval voor de buitenlandse toeristen. Onder Belgen en Nederlanders zijn relatief meer lager opgeleiden te vinden. 37,7% van de ondervraagden heeft vorige jaren al eens een vakantie doorgebracht in Vlaanderen/Brussel. 24,7% heeft zelfs in de afgelopen jaren al een of meerdere keren in de enquêteplaats gelogeerd. Het is niet verwonderlijk dat herhaalbezoek afneemt naarmate de afstand tussen de Kunststad en de domicilie van de toerist toeneemt. De meeste herhaaltoeristen komen uit België. Combinaties van overnachtingen in verschillende Kunststeden, al dan niet in dezelfde reis, komen vaak voor. Het gemiddeld aantal overnachtingen van de totale trip is 3,6. Naarmate de afstand tot de woonplaats stijgt, stijgt ook het aantal overnachtingen. Amerikanen verblijven gemiddeld 8,9 nachten in Vlaanderen, Belgen 2 nachten. Er zijn geen noemenswaardige verschillen waar te nemen in het aantal nachten per verblijf voor de verschillende logiesvormen (hotel, B&B, jeugdherberg/hostel), maar de totale trip van de gasten van jeugdherbergen/hostels (5,1 nachten) is aanmerkelijk langer dan deze van andere logiesvormen (3,5 nachten voor hotels en 3,4 nachten voor B&B’s). In vergelijking met 2005 is de lengte van de totale trip wel afgenomen en wordt een daling vastgesteld van het aantal logiesplaatsen dat men aan doet. De middenklassenhotels (3 sterren) zijn het populairst bij de Kunststedentoeristen: bijna de helft van de ondervraagde toeristen verblijft in een hotel van deze categorie. Vierof vijfsterrenhotels zijn geliefd bij een klein derde van de toeristen, een- of twee sterrenhotels scoren het laagst. Hoe ouder de toerist en hoe hoger zijn sociale klasse, hoe vaker hij in een meersterrenhotel verblijft. Vooral jongeren trekken (logischerwijze) vaker naar een jeugdherberg/hostel. Gemiddeld is het gezelschap 1,7 personen groot. Onder de recreatieve verblijfstoeristen is het aantal personen in het gezelschap groter: gemiddeld 2,2. Gezinnen met kinderen (tot 17 jaar) maken slechts 5,7% van de ondervraagde verblijfstoeristen in de Kunststeden uit. Ze zijn vaker terug te vinden in B&B’s/gastenverblijven. Het merendeel (79,3%) van de ondervraagde toeristen zijn koppels (reizigers per twee). Jongeren reizen relatief vaker in een groter reisgezelschap (van niet-familieleden), ouderen vaker als koppel. Jeugdherbergen trekken naast gezelschappen van jongeren ook vaker alleenreizenden aan. De meeste boekingen (35,7%) gebeurden via online travel agencies. Daarnaast boekte 29,1% rechtstreeks bij de uitbater en 24,1% via een touroperator of reisagent. 6,6% boekte geen logies van tevoren. Hoe groter de afstand tot de woonplaats, hoe vaker via een touroperator of reisagent wordt geboekt. Ook ouderen gaan relatief meer via een touroperator of reisagent. Belgen en Nederlanders en met name ook herhaalbezoekers boeken relatief vaker rechtstreeks bij de uitbater. Jongeren boeken vaker online. Vooral ondervraagde reizigers die in 2011 niet in groep reisden maken gebruik van het internet om hun verblijf te reserveren (64,9%). Hoe jonger men is, hoe meer men via het internet boekt. Maar toch boekt ook 442,% van de 65-plussers die niet in groep reizen online.
-
-
-
De grootste groep (43,4%) boekt hoogstens een maand op voorhand. Vooral Belgen boeken laat (60,2% onder hen boekt hoogstens een maand op voorhand). Hoe groter de afstand tot de woonplaats, hoe langer van tevoren wordt geboekt. Toch wordt er in vergelijking met voorgaande jaren in 2011 merkelijk vroeger geboekt. Slechts 9,6% van de recreatieve verblijfstoeristen in de Kunststeden maakt deel uit van een georganiseerde groepsreis. De grootte van de groep van zo’n groepsreis is gemiddeld 28 personen. De meeste toeristen van groepsreizen komen uit Azië, zijn ouderen of mensen uit de lagere sociale klassen. De overgrote meerderheid van de ondervraagde verblijfstoeristen in de Kunststeden is tevreden tot uiterst tevreden over zijn verblijf. Slechts 1% is helemaal niet of niet echt tevreden. Als redenen voor ontevredenheid worden gegeven: een gevoel van onveiligheid, het vuil, de verkeersproblemen en te weinig informatie.
35
Bron: Significant CFK (2012), De recreatieve verblijfstoerist in de Vlaamse Regio’s, Toerisme Vlaanderen, Brussel. - 64% van de recreatieve verblijfstoeristen in de Vlaamse Regio’s is in 2011 zonder kinderen op vakantie. Dit is een stijging ten opzichte van 2005 met 7%. - Het aantal personen in het reisgezelschap dat verblijft in de Vlaamse Regio’s bedraagt in 2011 4,9; tegenover 4,5 personen in 2005. - Gemiddeld verblijft men in 2011 4,3 nachten, tegenover 4,5 nachten in 2010. - Vaak is men in 2011 in de Vlaamse Regio’s op weekend op verlengd weekend (44%). Slechts 14% blijft een week of neemt een langere vakantie. - Hoger opgeleiden zijn met 48% oververtegenwoordigd in de steekproef (in 2011). - Bedienden vormen de grootste groep in de steekproef, gevolgd door gepensioneerden, arbeiders en kaderpersoneel. - Er valt een stijgend aantal ouderen (+45 jaar) op te tekenen met vooral een stijging van de medioren (55-64-jarigen) en een daling bij de 35-44-jarigen. - Indien men met kinderen met vakantie was, was het voornamelijk met jonge kinderen (<6 jaar). De recreatieve verblijfstoeristen met kinderen verblijven vaker in vakantieparken en vakantiewoningen, minder vaak in hotels en gastenkamers. Vakantiegangers met kinderen reizen vaker in het seizoen (paas- en zomervakantie) dan erbuiten. Als er daarbuiten met kinderen gereisd wordt, betreft dit veelal jonge kinderen (<6 jaar). - De overgrote meerderheid (94%) reist in 2011 met de wagen naar zijn reisbestemming in de Vlaamse Regio’s. - 95% heeft ook vooraf gereserveerd, veelal direct bij de logies zelf, en er valt een verschuiving van het reserveren via telefoon en fax naar het reserveren via websites (in 2011 51%) en per email (21%) waar te nemen. Het aantal late beslissers is groot: 40% reserveert ten hoogste 1 maand voor aankomst. - Het merendeel van de ondervraagde vakantiegangers logeert in de formule kamer met ontbijt (66%), op verre afstand gevolgd door half pension (28%). 9% heeft een arrangement geboekt. - Men komt vooral om te fietsen (54%) en te wandelen (19%). - 78% van de ondervraagde toeristen is zeer tot uiterst tevreden over zijn vakantie in de Vlaamse Regio’s. Redenen van ontevredenheid hebben vaak te maken met het feit dat er weinig te beleven valt in de regio en met de weginfrastructuur. De infrastructuur van de logies scoort hoog (76% zeer tot uiterst tevreden), het activiteitenaanbod wordt over het algemeen goed gewaardeerd (64% zeer tot uiterst tevreden) en over
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Vlaamse Regio’s
-
de prijs-kwaliteitverhouding is 50% van de ondervraagde vakantiegangers in de Vlaamse Regio’s zeer tot uiterst tevreden. De meeste ondervraagde toeristen nemen meerdere kortere vakanties buitenshuis per jaar.
36
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
De Kust (algemeen beeld) Bron: Westtoer (2012), De vakantieganger in commercieel logies aan de Vlaamse kust 2011. Globaal rapport, Toerisme Vlaanderen, Brussel. - De gemiddelde grootte van het gezelschap bedraagt 3,2 personen. De grootte van het gezelschap is verschillend van seizoen tot seizoen: in het najaar zijn er meer koppels/groepen van 2 personen (vaak gepensioneerden), in zomer en voorjaar zijn er meer groepen van 3 à 4 personen, en de meeste grotere groepen (+5 personen) komen in het voorjaar. - In totaal reist 41% van de ondervraagde recreatieve verblijfstoeristen aan zee met kinderen. - Hieronder ook heel wat (een goeie 40%) in andersoortige verbanden dan het traditionele gezinsverband. - Gezelschappen met kinderen zijn verhoudingsgewijze minder in hotels terug te vinden. - De gemiddelde leeftijd van de recreatieve verblijfstoerist aan de Kust is 54,5 jaar (men noteert hier een stijging ten opzichte van 2005). Vooral het aantal bejaarden (>75 jaar) is sterk gestegen: - 75% van de ondervraagde recreatieve verblijfstoeristen aan de Kust in 2011 is ouder dan 50 jaar, - 40% is ouder dan 65 jaar en 16,2% is zelfs ouder dan 75 jaar. - De respondent is het jongst in vakantieparken (gemiddeld 43,5 jaar) en het oudst in vakantiecentra (58,6 jaar). In hotels logeren voornamelijk (koppels van) medioren (50-64 jaar) en jongbejaarden (65-74 jaar). - 65-plussers komen meer in voor- en naseizoen, 50-65-jarigen meer tijdens de zomermaanden. Ook het verblijf van de 35-49-jarigen is veeleer geconcentreerd tijdens de zomermaanden. - Een belangrijke groep 50-plussers is op vakantie aan zee met kinderen (21% van de 50-64-jarigen, 14% van de 65-74-jarigen). - Lange vakanties (tot meer dan 2 weken) worden vaker genoteerd bij de ouderen en minder vaak bij de 50-jarigen. Veertiendaagse vakanties zijn er meer in de categorie vakantiegangers met kinderen, terwijl de meeste vakanties van meer dan twee weken in de categorie van 65-plussers te vinden zijn. Kortere vakanties neemt men eerder zonder kinderen. - Campings trekken meer arbeiders aan, vakantiecentra en hotels meer gepensioneerden en bedienden. - De grote meerderheid van de ondervraagde recreatieve vakantiegangers aan de Kust (3/4) gebruikt internet voor privédoeleinden en 1/3 gebruikt sociale media. Relatief gezien zijn de minste gebruikers van internet en sociale media te vinden in de vakantiecentra (wat samenhangt met de hogere leeftijd) maar toch gebruikt ook hier 69,5% van de ondervraagde vakantiegangers het internet (52,4% dagelijks). De studie van Westtoer bevat naast deze algemene gegevens ook interessante gedetailleerde gegevens naargelang types logiesvormen. De gegevens met betrekking tot de vakantiecentra geven een indicatief beeld van het recreatief sociaal toerisme aan de Kust. In de volgende paragraaf gaan we hier dieper op in.
1.3.2
Sociaal Toerisme in Vlaanderen
1.3.2.1
Evolutie aantal erkende Toerisme voor Allen - verblijven
Anno 2011 telt Vlaanderen 564 TvA-verblijven (zie tabel 1.1). Hiervan hebben er 471 een definitieve erkenning. Samen hebben deze erkende TvA-verblijven een capaciteit van 39 223 bedden (zie tabel 1.2). In 2010 waren ze samen goed voor een marktaandeel van 18% van de overnachtingen in Vlaanderen: 4 284 964 van de 23 746 814 overnachtingen van reizigers en zakenlui in Vlaanderen werden geregistreerd in definitief erkende TvA-verblijven. Hiervan zijn 44% binnenlandse overnachtingen. Ten opzichte van 2006, het jaar van de eerste registratie van overnachtingen in TvA-verblijven in 2006 realiseren ze hiermee een stijging van zo’n 22%. 62% van de overnachtingen in de erkende TvA-verblijven in 2010 is op conto van jeugdverblijfcentra te schrijven (zie tabel 1.3). Deze jeugdverblijfcentra vormen ook het leeuwendeel (85%) van de erkende TvA-verblijven.
Aantal erkende Toerisme voor Allen-verblijven
2006 Jeugdverblijf definitief erkend 321 Jeugdverblijf principieel erkend 47 Vakantiecentrum of camping 33 definitief erkend Vakantiecentrum of camping principieel erkend Totaal aantal erkende logies 401 Toerisme voor Allen Bron Toerisme Vlaanderen
Tabel 1.2
2007
2008
2009
2010
2011
365 60
384 78
409 79
425 75
431 85
39
39
39
40
40
3
3
4
10
8
467
504
531
550
564
Evolutie capaciteit van Toerisme voor Allen-verblijven* (2006-2011)
2006
2007
2008
2009
2010
2011
465 n.a.
471 39 223
37
Aantal definitief erkende logies 354 404 423 448 Capaciteit (aantal bedden) 31 808 33 791 35 173 36 524 * Het betreft de definitief erkende Toerisme voor Allen-verblijven. Bron Toerisme Vlaanderen
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Tabel 1.1
Tabel 1.3
Evolutie aantal overnachtingen in Toerisme voor Allen-verblijven* (20082010)
Jeugdverblijfcentrum Vakantiecentrum of camping Totaal
2008
2009
2010
2 309 413 1 189 042
2 595 323 1 597 707
2 669 637 1 615 327
3 498 455 4 193 030 * Het betreft de definitief erkende Toerisme voor Allen-verblijven. Bron Toerisme Vlaanderen
4 284 964
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name? 38
De recent gepubliceerde studie van Westtoer (2012) in opdracht van Toerisme Vlaanderen geeft een zicht op de evolutie in aantrekkingskracht en profiel van de vakantiegangers van de vakantiecentra ten opzichte van andere toeristische verblijven aan de Kust tussen 2005 en 2011 en geeft eveneens een interessant beeld van de prijsverschillen in de verschillende logiesvormen: - verdeling van de aankomsten over de verschillende logiesvormen aan de Kust in 2011: 16% in een vakantiecentrum, tegenover 42% in een vakantiewoning, 33% in een hotel, 4% in een vakantiepark en 5% op een camping; - het verblijf duurt het langst in een vakantiewoning (gemiddeld 12 nachten), het kortst in een hotel (gemiddeld 2,9 nachten). Het gemiddeld verblijf in een vakantiecentrum bedraagt 3,1 nachten. Dit gemiddelde verbergt grote onderliggende verschillen. In tegenstelling tot hotels die vooral korte vakanties aantrekken, en vakantiewoningen die sowieso op langere termijnbasis worden verhuurd, scoren vakantiecentra goed voor zowel korte als lange vakanties; - gezelschappen van respondenten zijn gemiddeld kleiner in de hotels en groter in de vakantiewoningen en vakantieparken. In vakantiecentra zijn ze gemiddeld 3,1 personen groot, maar dit gemiddelde weerspiegelt een zeer heterogeen type gezelschappen. Vakantiecentra zijn, net als vakantiewoningen en vakantieparken aan de kust aantrekkelijk voor zowel families als (grote) groepen, terwijl ze net als hotels en campings ook alleenreizigers en koppels aantrekken. Cijfermatig: in vakantiecentra logeren evenveel respondenten die alleen reizen als in hotels (respectievelijk 8,5% en 8,9%), meer 3-4 persoonsgroepen dan in hotels (28% tegenover 19%) en dubbel zoveel grote groepen (>9 personen) als in hotels, waarmee ze op het niveau komen van de vakantiewoningen. Vakantieparken zijn vooral in trek bij families en grotere groepen (>3 personen); - net als vakantiewoningen en vakantieparken zijn vakantiecentra aantrekkelijk voor ‘ruimere gezelschappen’. Bij hotels en campings gaat het eerder om koppels en gezinnen; - recreatieve verblijfstoeristen betalen per persoon een lagere prijs per nacht in vakantiecentra dan in hotels. De betaalde prijs per persoon per nacht ligt in de vakantiecentra evenwel hoger dan in de vakantieparken en vakantiewoningen (waar doorgaans met meerdere personen in een gezelschap verbleven wordt voor eenzelfde eenheidsprijs), alsook op de campings. De enquête bij de recreatieve verblijfstoeristen aan de Vlaamse kust door Westtoer leverde volgende prijzen per persoon per nacht betaald voor kamer met ontbijt op: - gemiddelde prijs per persoon per nacht voor kamer met ontbijt in: - hotels: 49,43 euro pp/pn; - vakantiecentra: 31,45 euro pp/pn; - vakantieparken: 27,82 euro pp/pn; - vakantiewoningen: 19,29 euro pp/pn; - camping: 10,64 euro pp/pn;
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name? 39
- berekend per persoon en per nacht, liggen de supplementen, die volgens de Westtoer-enquête onder recreatieve verblijfstoeristen bovenop de prijs voor kamer met ontbijt betaald worden, voor een half pensionformule in een vakantiecentrum bijna twee maal zo laag als in een hotel. In volpension liggen ze een derde lager. Op basis van brochures en websites reconstrueerde Westtoer volgende gemiddelde supplementen voor half- en volpension: - half pension: - hotel: 24,40 euro pp/pn; in arrangement: 19,52 euro pp/pn; - vakantiecentrum: 13,22 euro pp/pn; in arrangement: 10,58 euro pp/pn; - vakantiepark halfpension in arrangement: 16,30 euro; - vol pension: - hotel: 33,60 euro pp/pn; in arrangement: 26,88 euro pp/pn; - vakantiecentrum: 23,66 euro pp/pn; in arrangement: 18,93 euro pp/pn; - deze prijsverschillen zijn ongetwijfeld mede verantwoordelijk voor de verschillen in de mate waarin in de verschillende logiesvormen die maaltijden aanbieden door de toeristen voor half- en volpensionformules wordt gekozen. In de vakantiecentra zijn de halfpension (41%) en volpension (36%) formules sterk aanwezig bij de respondenten van de enquête bij vakantiegangers in commerciële logies aan de kust. Dit terwijl respondenten die in hotels logeren veelal kamer met ontbijt nemen (tegenover 26% halfpension en 6% volpension) en in de vakantieparken de overgrote meerderheid (95%) geen maaltijden boekt. De vakantiewoningen en campings zijn logiesvormen bij uitstek voor selfcatering; - opvallend zijn de hoge bestedingen van vakantiegangers in vakantiecentra. Ze geven minder uit dan hotelgasten (de prijzen liggen ook lager in vakantiecentra dan in hotels en men gaat minder vaak buiten de centra op restaurant omdat men vaker in half- of volpension verblijft, cf. supra), maar bedragen toch nog steeds zo’n 72,5 euro pp/pn. Dit is merkelijk hoger dan deze van de respondenten in de andere logiesvormen. De meeste bestedingen door de ondervraagde vakantiecentra-gasten gebeuren binnen de logies aangezien men er in belangrijke mate de maaltijden in vol- of halfpension neemt, cf. supra), maar toch wordt ook gemiddeld 25,28 euro pp/pn uitgegeven buiten de centra. Voor campings liggen de bestedingen het laagst, zowel voor logies als voor catering (10,42 euro pp/pn) als voor de uitgaven op restaurant en café (9,14 euro pp/pn); - onder de ondervraagde vakantiegangers in de vakantiecentra is 36% op vakantie met kinderen, het dubbele van deze in de hotels (19%). Door het grotere aandeel ouderen en het feit dat men ook andere gezelschappen dan gezinnen of
-
40
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
-
-
-
families met kinderen bereikt, liggen de vakantiecentra hiermee iets onder het algemeen gemiddelde van 41%; vakantiecentra trekken niet alleen verschillende types groepen, maar ook alle leeftijden aan. In het bijzonder zijn ze ook aantrekkelijk voor bejaarden. Liefst 16,2% van de ondervraagde vakantiegangers in de vakantiecentra is ouder dan 75 jaar. Dit brengt de gemiddelde leeftijd van de respondenten in vakantiecentra op 58,6 jaar, in vergelijking met 54,5 jaar als algemeen gemiddelde aan de kust. Maar ook de andere leeftijdscategorieën zijn goed vertegenwoordigd in de vakantiecentra: 31,3% van de respondenten is tussen 50 en 64 jaar, 23,4% is tussen 65 en 75 jaar en 21,1% is tussen 35 en 49 jaar. 8,1% is jonger dan 34 jaar. Ter vergelijking: vakantieparken trekken een jonger publiek aan (gemiddelde leeftijd van de respondenten is hier 43,5 jaar), hotels meer medioren. Campings trekken alle leeftijden aan, maar minder ouderen (>65 jaar); vakantiecentra zijn meer dan gemiddeld vertegenwoordigd als logiesvorm bij arbeiders en gepensioneerden te vinden. Met name arbeiders zijn opvallend minder vertegenwoordigd in hotels. Men vindt ze wel ook veel terug op campings. In de vakantieparken zijn er meer respondenten uit de hogere beroepscategorieën; vakantiecentra hebben meer dan gemiddeld ‘herhaalbezoekers’ (net zoals de vakantiewoningen); vakantiecentra worden net als vakantiewoningen langer van tevoren geboekt dan de andere logiesvormen. Telefoon en fax zijn nog steeds belangrijke reserveringskanalen voor vakantiecentra en hotels (48% van de respondenten in deze logiesvormen gebruikte telefoon of fax om te reserveren), maar ook hier stijgt het aantal mailboekingen (25%). Meer ondervraagde hotelgasten boekten via websites dan dat dit bij de vakantiegangers van vakantiecentra het geval was; net als in de vakantieparken en vakantiewoningen wordt ook door de respondenten van de vakantiecentra ‘kindvriendelijkheid’ het vaakst opgegeven als motivatie van de keuze voor deze logiesvorm. Ze vermelden ook vaker ‘gezonde zeelucht en goede wandelomgeving’ als keuzemotief. Hotelgasten geven vaker de ‘gezellige vakantiesfeer’ op. Het valt op te merken dat de ondervraagde vakantiegangers in vakantiecentra iets minder positief zijn over de ‘gezellige vakantiesfeer’. Campings trekken aan omwille van hun activiteiten en evenementen.
1.3.2.2
Steunpunt Vakantieparticipatie
Via het Steunpunt Vakantieparticipatie werden in 2011 in totaal 99 884 mensen bereikt. Het betreft vooral daguitstappen, maar in toenemende mate ook groepsverblijven, georganiseerde vakanties en individuele vakanties. Het aanbod is sterk uitgebreid sinds de beginjaren. Steeds meer mensen ontdekken het aanbod en gaan erop in.
Evolutie vakantiegangers via Steunpunt Vakantieparticipatie (2001-2011)
2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Groepsverblijven
Individuele vakanties 0 412 526 774 1 567 1 887 1 910 2 478 2 702 3 055 3 995
Totaal 752 2 259 9 960 16 339 20 853 20 612 50 980 72 912 87 285 97 980 99 884
Via het Steunpunt Vakantieparticipatie kunnen mensen met een klein inkomen toch op vakantie gaan. Ze genieten van sociale tarieven die aangeboden worden door de voorzieningen en via de ‘opstaporganisaties’ krijgen ze hulp bij de voorbereiding van de reis en de verwerking van de vakantie-ervaringen nadien. Er worden collectieve reizen georganiseerd door opstaporganisaties, of mensen kunnen ook individueel een aanvraag voor een sociaal tarief aanvragen bij de leden-organisaties van het Steunpunt die ervoor zorgen dat de sociale tarieven in handen komen van mensen die er recht op hebben (OCMW’s, verenigingen waar armen het woord nemen, buurtcentra in kansarme wijken, welzijnsschakels, gezinsbegeleidingsdiensten, asielcentra, onthaalbureaus, ...). Organisaties met een breed doelpubliek (zoals scholen, jeugdhuizen, werkwinkels, gezondheidszorgcentra, ...) die ook met mensen in armoede te maken krijgen (door het Steunpunt erkend als ‘contactpunten’) kunnen geen collectieve aanvraag indienen, maar wel een individuele aanvraag voor die mensen waarvan ze menen dat ze er recht op hebben. Het Steunpunt screent dan de mensen op wie de aanvraag betrekking heeft (Steunpunt Vakantieparticipatie, 2009). Het onderzoek van het Steunpunt Vakantieparticipatie in samenwerking met Lynn Minnaert (2009) bij meer dan 1 000 vakantiegangers die in 2007 van het aanbod van Steunpunt Vakantieparticipatie gebruik maakten, wijst op een grote tevredenheid, zowel bij de vakantiegangers als bij de lidorganisaties en contactpunten. Verblijven meldden occasioneel problemen met vakantiegangers in de zin dat ze soms gewoon niet komen opdagen, maar hebben er over het algemeen positieve ervaringen mee. Het onderzoek toont verder aan dat de belangrijkste reden voor mensen om een aanvraag te doen bij het Steunpunt de nood blijkt te zijn ‘om eens uit te rusten’, ‘om de dagelijkse routine en problemen even achter te laten’ en ‘om tijd door te brengen met de familie’. Veel respondenten wezen ook op de positieve effecten van de vakantie na terugkeer: sociaal netwerk, levenshouding, mentale sterkte en het gebruik van het openbaar vervoer. Vakantie motiveert. Belangrijk is
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Georganiseerde vakanties 0 0 752 170 107 1 570 6 500 718 2 216 12 629 503 2 433 14 865 1 238 3 183 13 906 1 341 3 478 44 523 1 693 2 854 65 014 1 426 3 994 77 715 2 661 4 207 84 906 5 680 4 339 85 906 5 674 5 100 Bron Steunpunt Vakantieparticipatie
Daguitstappen
41
Tabel 1.4
de steun en begeleiding van de vakantiegangers door sociale organisaties, zowel voor de vakantie (onder meer bij het invullen van formulieren, de voorbereiding van het reisplan, en soms ook bij de financiële aspecten van de reis) als erna, in de effecten van de vakantie achteraf. De lidorganisaties van Steunpunt Vakantieparticipatie zien vakantievoorziening als een belangrijk deel van hun werking. De deelnemende attracties en verblijven werken vanuit sterk humanitaire overwegingen samen met het Steunpunt en zijn ook niet onverschillig voor de zakelijke voordelen voor hun promotie en bezoekersaantallen. Infopunt Toegankelijk Reizen
Het Infopunt Toegankelijk Reizen vermeldt in haar brochure 2012 in totaal 180 verblijven in Vlaanderen die een toegankelijkheidslabel hebben. Deze verblijven zijn allemaal gescreend door toegankelijkheidsmeters van Toerisme Vlaanderen. Afhankelijk van de mate waarin hun binnen- en buiteninfrastructuur een positieve score behaalt op toegankelijkheid, krijgen ze een A+, een A of een informatief label. Het Infopunt Toegankelijk Reizen vermeldt in haar brochure 2012 in totaal 180 verblijven in Vlaanderen die een toegankelijkheidslabel hebben. Deze verblijven zijn allemaal gescreend door toegankelijkheidsmeters van Toerisme Vlaanderen. Afhankelijk van de mate waarin hun binnen- en buiteninfrastructuur een positieve score behaalt op toegankelijkheid, krijgen ze een A+, een A of een informatief label.
Tabel 1.5
Verblijven met A of A+ label in Vlaanderen
Type verblijf
Kust
Hotels Gastenkamers Vakantiewoningen Vakantiecentra Jeugdverblijven Campings Totaal
10 1 1 7 11 5
Kunststeden 21 1 8 1
Vlaamse Regio’s
Totaal
20 21 10 6 51 6
51 23 11 13 70 12
35 31 114 180 Bron Eigen berekeningen op basis van Brochure Infopunt Toegankelijk Reizen ‘All in 2012’
42
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
1.3.2.3
1.3.3
Non-participatie
Ondanks de inspanningen in het kader van Toerisme voor Allen en de algemene erkenning van toerisme als een basisrecht, kan volgens de Statistics on Income and Living Conditions verzameld door de Europese Unie (2005) 26,5% van de Belgen zich geen week vakantie veroorloven om financiële redenen.
Uit een onderzoek van WES (2010) blijkt dat 17,2% van de ondervraagden die in de zomer van 2010 niet op vakantie gingen, zegt hiervoor te weinig geld te hebben. Daarnaast speelt ook de economische onzekerheid een rol, maar zijn ook fysieke, psychische en familiale belemmeringen oorzaak van niet-participatie. De onderzoekers noteerden vooral een zwakke gezondheid (11,2%), een te hoge leeftijd (7,3%), alleenstaand zijn (6,1%) en een nakende geboorte of de aanwezigheid van te jonge kinderen (5,4%) als belangrijke persoonlijke of familiale redenen.
43
hoofdstuk 1 | Sociaal Toerisme – what’s in a name?
Deze belemmeringen zullen in tijden van economische crisis, vergrijzing en grotere zorgafhankelijkheid gecombineerd met individualisering, kleinere leefverbanden en meer samengestelde gezinnen nog verder aan betekenis winnen.
2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie
Gegeven de maatschappelijke en economische ontwikkelingen en de evoluties in vraag en aanbod binnen de toeristische sector, wat is de plaats en de rol van het sociaal toerisme in Vlaanderen? Dat is de centrale vraag van dit onderzoek. We vertrekken daarbij van het standpunt en de positie van de pionierorganisaties van sociaal toerisme in ons land en gaan op zoek naar hun hedendaagse plaats en rol. In het kader van het Toerisme voor Allen - beleid van de Vlaamse overheid werden de jongste jaren, naast deze pioniers, ook andere organisaties erkend en ondersteund als ‘opstaporganisatie’ of als contactpunt. En ook het Jeugdwerk is een belangrijke aanbieder van TvA-verblijven en organisator van vakanties met een sociaal doel. Daarnaast zijn ook for profit-aanbieders van logies en attracties projectmatig actief in het domein van Toerisme voor Allen: ze bieden lagere tarieven aan voor mensen in armoede, hebben aandacht voor de toegankelijkheid van hun voorzieningen en streven in hun operationele werking een zo min mogelijke belasting van het milieu na. Voor de pioniers van sociaal toerisme die vandaag de dag nog steeds in Vlaanderen actief zijn als aanbieders van vakantieverblijven en/of als organisator van eenof meerdaagse toeristische uitstappen, vertaalt de bovenstaande algemene onderzoeksvraag zich in de vraag naar hun plaats en rol, naast de nieuwe sociaal toerismeverblijven en -organisaties enerzijds en naast de commerciële aanbieders van toerisme in Vlaanderen anderzijds: - Aan welke sociale noden moeten zij tegemoet komen en hoe kunnen ze dit op de meest efficiënte manier doen? - Waarin onderscheiden ze zich hiermee van commerciële toerismeaanbieders?
hoofdstuk 2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie
Onderzoeksvragen
45
2.1
- Is het überhaupt mogelijk om de hele toeristische sector in Vlaanderen ‘socialer’ te maken en welke rol kunnen de traditionele sociaal toerismeverblijven hierin spelen? - Hebben ze ook een plaats en rol in het internationaal toerisme? Zo ja, welke?
46
hoofdstuk 2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie
2.2
Afbakening van de onderzoekspopulatie
Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij de vroegere koepels van sociaal toerisme, heden ten dage erkend als managementondersteuningspunten (MOP’s) die een sociaal toeristisch aanbod voor volwassenen hebben. Het betreft 7 van de 10 erkende managementondersteuningspunten: - Pasar vzw (het vroegere ‘Vakantiegenoegens’, verbonden aan de christelijke arbeidersorganisatie met haar vakbond en mutualiteit); - Ontspanning en Vakantie vzw (verbonden aan de socialistische vakbond); - S-Relax vzw (verbonden aan de socialistische mutualiteit);7 - Liberaal Ondersteuningspunt vzw (verbonden aan het Liberaal Ziekenfonds); - Broederlijkheid vzw (verbonden aan het Neutraal Ziekenfonds); - Volkstoerisme vzw; - Vlaamse Jeugdherbergen vzw. Scouts & Gidsen Vlaanderen vzw en Chirojeugd Vlaanderen vzw evenals het Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT) die ook als managementondersteuningspunt erkend zijn, maar zich exclusief op jeugdverblijven en -vakanties richten, werden niet in het onderzoek betrokken. De reden hiertoe is dat de belangrijkste vragen naar de rol en positie van sociaal toerisme in het kader van het huidige Toerisme voor Allen beleid en van de aan gang zijnde evoluties in de toeristische markt zich vooral stellen ten aanzien van de vakantiecentra en -campings.
2.3
Methodologie
Het onderzoek is opgebouwd rond een kwantitatieve bevraging van het publiek (gebruikers van sociaal toerismevoorzieningen) enerzijds en een kwalitatieve bevraging van het bestaande aanbod en de stakeholders anderzijds. Dit kwalitatieve luik beslaat een reeks interviews met managers en managementondersteuningspunten van sociaal toerismevoorzieningen en met vertegenwoordigers van het Vlaamse beleid enerzijds, en een focusgroep met stakeholder-organisaties wiens leden of doelgroepen gebruik maken van de voorzieningen van de sociaal toerismepioniers anderzijds. Bij gelegenheid van de interviews met vertegenwoordigers van de managementondersteuningspunten werden ook cijfergegevens opge7
Door omstandigheden hebben we vanwege S-Relax geen data ontvangen en heeft er ook geen survey plaats gevonden in de verblijven die bij S-Relax zijn aangesloten.
vraagd die een indicatie geven van de sociaaleconomische betekenis van dit geheel van sociaal toerismevoorzieningen. Het onderzoek verloopt in synergie met een onderzoek dat volgens een gelijkaardig opzet en met gelijkaardige onderzoeksvragen in Wallonië wordt uitgevoerd door IGEAT-ULB (Diekmann & Bauthier, 2012). Bij de analyse en rapportering worden - voor zover mogelijk - de resultaten van dit onderzoek mee opgenomen.
hoofdstuk 2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie
Enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
Om specifieke gegevens te verzamelen over het publiek van het sociaal toerisme, zijn verwachtingen, zijn motivaties en tevredenheid, werd tussen begin juli en begin november een kwantitatieve bevraging bij het publiek georganiseerd. Onder vakantiegangers in verblijven van de in voorgaande paragraaf opgelijste managementondersteuningspunten werd een enquête gehouden. De vragenlijst was dezelfde als deze van het IGEAT-ULB onderzoek (Diekmann & Bauthier, 2012). De enquêteformulieren werden bij aankomst aan de balie van de receptie aan de respondenten gegeven en ook daar weer ingewacht. In overleg met de managementondersteuningspunten werden 14 verblijven geselecteerd, verspreid over twee van de drie toeristische regio’s in Vlaanderen: de Kust en de Vlaamse Regio’s. De Kunststeden werden, gezien hun apart karakter en het feit dat hier, afgezien van jeugdherbergen en hostels, weinig tot geen vakantiecentra en campings te vinden zijn, buiten beschouwing gelaten. Elke voorziening kreeg de opdracht een 50-tal ingevulde enquêtes terug te bezorgen met een spreiding van antwoorden over de zomermaanden (juli-augustus), de maanden september-oktober (exclusief herfstvakantie) en de herfstvakantie. Aan de baliebediende werd gevraagd telkens 1 respondent per bezoekersgroep te vragen om de enquête ter plaatse in te vullen. De respondent kon kiezen voor een Nederlands- of Franstalige versie van de vragenlijst. De volgende verblijven van de betrokken managementondersteuningspunten werden gecontacteerd voor deelname aan de enquête (voor gegevens over de respons en de resultaten van deze enquête: zie hoofdstuk 3):
47
2.3.1
Tabel 2.1
Verblijven en managementondersteuningspunten betrokken in de enquête bij vakantiegangers (juli-november 2012)
Kust Kust Vlaamse Regio’s Vlaamse Regio’s
Managementondersteuningspunt PASAR-ondersteuningspunt PASAR-ondersteuningspunt PASAR-ondersteuningspunt PASAR-ondersteuningspunt
Kust
vzw Ontspanning & Vakantie
Kust
vzw Ontspanning & Vakantie
Vlaamse Regio’s Vlaamse Regio’s Kust Kust Vlaamse Regio’s Kust Vlaamse Regio’s Vlaamse Regio’s
vzw Ontspanning & Vakantie vzw Ontspanning & Vakantie Liberaal ondersteuningspunt vzw vzw Broederlijkheid Volkstoerisme vzw Volkstoerisme vzw Vlaamse Jeugdherbergen vzw Vlaamse Jeugdherbergen vzw
48
hoofdstuk 2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie
Verblijf
Regio
Duinse Polders Ravelingen De Linde Domein Hooidonk Vakantiecentrum Floreal Blankenberge Vakantiecentrum Floreal Nieuwpoort Camping Floreal Kempen Camping Floreal Het Veen Vakantiecentrum Liberty Vakantiedomein Hoge Duin Peace Village Mesen Camping De Lombarde Jeugdherberg ‘De Roerdomp’ Jeugdherberg ‘die Loyale’
2.3.2
Interviews bij managers en vertegenwoordigers van managementondersteuningspunten
Hoe definiëren de aanbieders van sociaal toerisme vandaag de dag de unieke plaats van het sociaal toerisme in het geheel van de toeristische sector in Vlaanderen? Waar moet het volgens hen naartoe met het sociaal toerisme? Waar moet het heen met hun aanbod? Om hierop een antwoord te formuleren, werden interviews georganiseerd met managers van de sociaal toerismeverblijven die meegewerkt hebben aan de enquête bij de vakantiegangers en met vertegenwoordigers van de betrokken managementondersteuningspunten. Tijdens de interviews werd in de eerste plaats ingegaan op de vraag welke evolutie de voorzieningen qua cliënteel en qua infrastructuur meegemaakt hebben ten opzichte van hun ontstaan. Vervolgens werd ingezoomd op de meerwaarde die men ziet in de eigen voorzieningen ten opzichte van de rest van de toeristische sector en hoe men die nu reeds concreet realiseert (zowel in termen van infrastructuur, als van organisatie en van werkomstandigheden). Er werd ook gepeild naar innovatieve praktijken inzake het inspelen op nieuwe maatschappelijke noden en behoeften. Daarnaast werd ingegaan op de uitdagingen en kansen die zich stellen ten aanzien van deze voorzieningen. In bijlage 1 vindt u de lijst van respondenten van deze interviews. Deze interviews vonden plaats in de loop van de maanden januari en februari 2012.
Focusgroep stakeholders
Op 29 maart 2012 werd een focusgroep gehouden met vertegenwoordigers van stakeholder-organisaties wiens leden/doelgroepen gebruik maken van sociaal toerismeaanbieders. De lijst met genodigden werd samengesteld in overleg met de stuurgroep (zie verder). Uiteindelijk namen vertegenwoordigers van volgende organisaties deel aan de focusgroep: Infopunt Toegankelijk Reizen, Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen, de diensten voor de ondersteuning van de organisatie van bos- en zeeklassen van de koepel van het Gemeenschapsonderwijs (SOC-GEPOS) en van de koepel van het katholiek onderwijs (VOK), Ziekenzorg en CM. Het Steunpunt Vakantieparticipatie was verhinderd, maar heeft ons per mail wel allerlei nuttige informatie gegeven en ook uit beleidsdocumenten en via hun website konden we hun visie distilleren. Het Minderhedenforum, de Vereniging voor Steden en Gemeenten en het Steunpunt CAW Federatie, die eveneens voor de focusgroep waren uitgenodigd, lieten weten zelf te ver af te staan om een zinvolle inbreng te kunnen geven. Een gelijkaardige reactie ontvingen we van het Gebruikersoverleg van Personen met een Handicap. De insteek van de toegankelijkheid werd via de vertegenwoordiger van het Infopunt Toegankelijk Reizen echter reeds in de focusgroep ingebracht.
49
We vroegen de deelnemers of zij de voorzieningen van het Sociaal Toerisme kennen, of ze die bekend maken en actief aanbevelen bij hun leden/cliënten, welke rol ze zien voor het Sociaal Toerisme in Vlaanderen, welke hedendaagse maatschappelijke noden en evoluties ze onderkennen waarop het Sociaal Toerisme volgens hen bij uitstek een antwoord kan bieden? Specifiek ten aanzien van doelgroeporganisaties werd gevraagd: - Maakt de doelgroep die de organisatie vertegenwoordigt gebruik van het aanbod van het sociaal toerisme? - Is het aanbod van het sociaal toerisme voldoende aangepast aan de doelgroep? - Welke meerwaarde bieden de sociaal toerismeverblijven voor de doelgroep? - Welke verbeterpunten zijn nodig om de deelname van de doelgroep te vergroten? (bv. op vlak van promotie, imago, laagdrempeligheid, prijszetting, bereikbaarheid, infrastructuur, wijze van reservatie, ...).
hoofdstuk 2 | Onderzoeksvragen, afbakening en methodologie
2.3.3
Aanvullend werd een interview met het beleid georganiseerd. Respondenten waren dhr. Luc Gobin (Toerisme Vlaanderen) en dhr. Guy Van Laethem (Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie). Hen vroegen we naar hun beleidsaccenten en de rol en positie die zij zien voor de onderzochte verblijven en organisaties van de in het onderzoek betrokken managementondersteuningspunten.
Inleiding
In dit hoofdstuk schetsen we een kwantitatief beeld van het sociaal toerisme in Vlaanderen anno 2011. In een eerste paragraaf (3.2) geven we enkele kerncijfers met betrekking tot de in dit onderzoek betrokken managementondersteuningspunten (MOP’s) weer.8 Ze geven een beeld van de omvang en het belang van het sociaal toerisme dat door hen wordt aangeboden. Tegen deze achtergrond kunnen vervolgens de resultaten van de bevraging bij de gebruikers van dit aanbod (paragraaf 3.3) en inzichten uit de interviews met aanbieders en beleidsverantwoordelijken, evenals uit de focusgroep met stakeholders (hoofdstuk 4) worden geplaatst. In een volgende paragraaf (3.3) presenteren we de resultaten van de kwantitatieve bevraging van de gebruikers van sociaal- toerismevoorzieningen. In eerste instantie wordt de respons van de enquête toegelicht alsook de manier waarop de resultaten voorgesteld zullen worden. Een tweede deel behandelt het sociaaleconomisch profiel van de respondenten in termen van hun leeftijd, beroepsactiviteit, gezinsgrootte, inkomen en fysieke paraatheid. Het derde en laatste onderdeel van dit hoofdstuk spitst zich toe op het verblijf van het publiek in de sociaal toerismeverblijven. Thema’s die hierbij worden aangesneden zijn: de samenstelling van de bezoekersgroepen, het doel en de duur van het verblijf, informatie over de andere vakantieplannen van de respondenten in 2011, de motivatie van de verblijfskeuze en de beoordeling van het verblijf.
8
Met uitzondering van S-Relax, van wie door omstandigheden geen data werden toegeleverd en in wiens voorzieningen geen survey heeft plaats gevonden.
51
3.1
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
52
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
3.2
Kerncijfers van de betrokken managementondersteuningspunten
Zoals in vorig hoofdstuk toegelicht, vormt de insteek van dit onderzoek de positie en rol van de pioniers van het sociaal toerisme in Vlaanderen, nu en in de toekomst. Deze pioniers hebben een baanbrekende rol gespeeld bij het ontstaan van het toeristisch aanbod en de ontwikkeling van de markt van het toerisme in Vlaanderen. Maar spelen ze vandaag de dag nog een rol van betekenis? Hoe groot is die betekenis in het geheel van de toeristische sector in Vlaanderen en vanuit het oogpunt van het beleid ‘Toerisme voor Allen’? Aan de betrokken managementondersteuningspunten werd gevraagd een cijfermatig overzicht te geven van hun aanbod in 2011. Hieronder geven we de resultaten van deze cijferoefening weer. Het zal meteen duidelijk worden dat het hier niet gaat over een kleine nichemarkt. In termen van overnachtingen zijn de onderzochte managementondersteuningspunten samen namelijk goed voor 2 053 316 overnachtingen of 50% van het aantal overnachtingen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ en 21% van het totaal aantal overnachtingen door binnenlandse toeristen en zakenreizigers in Vlaanderen (cf. hoofdstuk 1). De verblijven aan de Kust nemen het leeuwendeel van deze overnachtingen, 1 354 187 of 66% voor hun rekening. In termen van aantal overnachtingen zijn ze daarmee goed voor 37% van de Belgische markt aan de Kust. Alle verblijven van de onderzochte managementondersteuningspunten hebben een gezamenlijke capaciteit van 18 855 bedden en vertegenwoordigen hiermee 48% van de capaciteit van de erkende TvA-verblijven. Ze bieden in belangrijke mate plaats aan groepen, getuige het feit in de verblijven voor wie cijfers over groepen bekend zijn, deze groepen instaan voor 30% van het aantal overnachtingen. Samen realiseren ze een omzet van 53 139 690 euro en zorgen ze voor tewerkstelling van 850,8 VTE, wat een gezamenlijke loonmassa vertegenwoordigt van 28 869 286 euro.
Respons en toelichting bij de verwerking van de resultaten
De enquêtering van de vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven leverde in totaal 1009 bruikbare enquêtes op. Tabel 3.1 biedt een overzicht van de spreiding van het aantal weerhouden enquêtes in functie van de geselecteerde verblijfscentra enerzijds en de periode waarin de enquêtes werden afgenomen anderzijds. De geselecteerde verblijfscentra omvatten 8 vakantiecentra, 2 jeugdherbergen/ hostels en 3 campings. Analyse van de resultaten leert dat het profiel van de bezoekers verschilt voor deze drie verblijfscentra. De rapportage van de resultaten gebeurt daarom hoofdzakelijk in functie van het type verblijf. Het overgrote deel van de enquêtes is, conform het onderzoeksopzet, afkomstig van bezoekers van vakantiecentra. In tabel 3.1 ziet u dat het aantal ingediende en weerhouden enquêtes per verblijfscentrum sterk varieert. De afspraak was dat alle verblijven een 52-tal gelukte enquêtes zouden bezorgen. Uit de cijfers in de onderstaande tabel zien we dat enkel Ravelingen exact 52 enquêtes bezorgde. Terwijl het vakantiecentrum Floreal Nieuwpoort veel te veel enquêtes bezorgde (524) was de respons van de Campings Floreal Het Veen (8) en Floreal Kempen (6) zeer laag. Alle andere verblijven bezorgden ons een aantal enquêtes dat min of meer in de buurt komt van het beoogde aantal van 52. In functie van de rapportage van de enquêteresultaten worden de enquêteresultaten gecorrigeerd voor over- en/of ondervertegenwoordiging van bepaalde verblijven. De respons vanuit de verschillende verblijven wordt zodanig gecorrigeerd dat het gewicht toegekend aan de antwoorden vanuit de verschillende verblijven gelijk is voor elk verblijf, behalve voor de campings. Het gewicht toegekend aan de antwoorden van de campings wordt niet gecorrigeerd en zal dus lager zijn dan het gewicht toegekend aan de antwoorden vanuit de andere verblijven. Reden voor niet-correctie is het zeer lage aantal enquêtes vanuit de campings en in het bijzonder campings Floreal Het Veen en Kempen. Het resultaat van de weging ziet u in tabel 3.2.
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
3.3.1
Resultaten van de enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven van de betrokken managementondersteuningspunten
53
3.3
Tabel 3.1
Overzicht respons per centrum
54
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Centra Camping De Lombarde Camping Floreal Het Veen Camping Floreal Kempen Corsendonk De Linde Domein Hooidonk Duinse Polders Jeugdherberg De Roerdomp Jeugdherberg Die Loyale Peace Village Mesen Ravelingen Vakantiecentrum Floreal Blankenberge Vakantiecentrum Floreal Nieuwpoort Vakantiecentrum Liberty Totaal
Tabel 3.2
Zomervakantie 25
Totaal
Zonder datum
38
(3,77%)
2
1
5
8
(0,79%)
1
2
3
6
(0,59%)
16 22 20
11 16 5
18
47 47 29
(4,66%) (4,66%) (2,87%)
29
1
30
(2,97%)
28
20
48
(4,76%)
23 10
15 14
3 28
41 52
(4,06%) (5,15%)
29
2
8
1
40
(3,96%)
172
251
105
6
57
22
10
2 9 4
434 (43,01%) 366 (36,27%) 176 (17,44%)
33 (3,27%)
534 (52,92%) 89
(8,82%)
1 009
(100%)
Overzicht respons per centrum voor en na weging van de enquêteresultaten
Centra Camping De Lombarde Camping Floreal Het Veen Camping Floreal Kempen Corsendonk De Linde Domein Hooidonk Duinse Polders Jeugdherberg De Roerdomp Jeugdherberg Die Loyale Peace Village Mesen Ravelingen Vakantiecentrum Floreal Blankenberge Vakantiecentrum Floreal Nieuwpoort Vakantiecentrum Liberty Totaal
Periode September Herfsten oktober vakantie 6 7
Origineel
Na weging
#
%
#
%
38 8 6 47 47 29
3,77 0,79 0,59 4,66 4,66 2,87
38 8 6 52 52 52
6,64 1,40 1,05 9,09 9,09 9,09
30
2,97
52
9,09
48 41 52
4,76 4,06 5,15
52 52 52
9,09 9,09 9,09
40
3,96
52
9,09
534
52,92
52
9,09
89
8,82
52
9,09
1 009
100,00
572
100,00
De resultaten van de enquête bij de bezoekers van de Vlaamse sociaal toerismeverblijven worden ook vergeleken met de resultaten van dezelfde enquête uitgevoerd bij de bezoekers van de Waalse verblijven (Diekmann & Bauthier, 2011). Dit geeft weliswaar een eerste indruk van de verschillen langs beide zijden van de taalgrens, maar is niet geheel onproblematisch. De resultaten moeten dan ook met de nodige voorzichtigheid worden gelezen. Langs Waalse zijde werden 200 bruikbare enquêtes verzameld en terwijl de enquête bij de Vlaamse verblijven zich enkel richtte tot Belgen was slechts 69% van de respondenten van de Waalse enquête woonachtig in België. De niet-Belgen onder de respondenten kwamen voornamelijk uit onze buurlanden (Frankrijk, Nederland en Duitsland). Een ander relevant verschil tussen de Vlaamse en de Waalse enquête is het moment waarop de bevraging heeft plaatsgevonden. Terwijl dit in Vlaanderen gebeurde van juli tot en met de eerste week van november vond de bevraging in Wallonië plaats in de maanden april tot juli. Terwijl de resultaten van de Vlaamse enquête afzonderlijk worden gepresenteerd voor de verschillende types logies (vakantiecentra, jeugdherbergen/hostels en campings) worden de resultaten van de enquête bij de Waalse verblijven enkel voor de jeugdherbergen/hostels expliciet apart gerapporteerd. Om optimale vergelijkbaarheid te bekomen met de resultaten van de Waalse enquête nemen we in de analyse van zowel het profiel van de respondenten als het verblijf steeds alle ontvangen antwoorden op. Men kan argumenteren dat een aantal gegevens die ons werden verstrekt door de verantwoordelijke van een groep (doorgaans de begeleider van verenigingen, scholen en instellingen) voor een aantal parameters (bijvoorbeeld gezinsgrootte, inkomen, aantal vakanties in 2011, enz.) minder relevant zijn voor de studie omdat de profielkenmerken van deze persoon niet noodzakelijk een afspiegeling zijn van deze van de groep die hij of zij begeleidt. In het Waalse onderzoeksrapport worden de antwoorden (van de ver-
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Omdat niet altijd alle vragen van de ontvangen en weerhouden enquêtes beantwoord werden, wordt, in functie van de interpretatie van de resultaten, per thema steeds de responsgraad meegegeven.
55
De verblijven werd gevraagd om enquêtes af te nemen tijdens de zomermaanden (juli en augustus), de maanden september en oktober en de herfstvakantie. De meeste enquêtes werden ingevuld tijdens de zomervakantie (43%) en de maanden september en oktober (36%). De tabellen en figuren aan de hand waarvan de resultaten van de enquête worden voorgesteld, geven doorgaans geen informatie over de periode waarin de enquêtes werden afgenomen. In functie van de rapportage van de resultaten gebeurt er wel een analyse waarbij de invloed van de periode wordt onderzocht. De relevante inzichten die dit oplevert, worden geduid in de tekst.
56
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
antwoordelijke) van de groepen steeds overal meegenomen. Wij doen dit daarom ook en deze keuze valt te verantwoorden op basis van analyseresultaten. Deze tonen immers dat wanneer er abstractie wordt gemaakt van de antwoorden van de verantwoordelijke van groepen dit slechts een te verwaarlozen invloed heeft op de resultaten.
3.3.2 3.3.2.1
Profiel van de respondenten Leeftijd
Het overgrote deel van de respondenten van de enquête bij de Vlaamse verblijfscentra voor sociaal toerisme is ouder dan 40 jaar. Zoals u kunt zien in figuur 3.1 (en tabel b2.1 in bijlage) geldt dit voor de drie beschouwde types logies. De gemiddelde leeftijd van de respondenten die hebben verbleven in een vakantiecentrum is hoger dan de gemiddelde leeftijd van diegenen die hebben verbleven in een jeugdherberg/hostel of op een camping. Terwijl er relatief gezien zeer weinig respondenten jonger zijn dan 25 jaar die in een vakantiecentrum verblijven, zijn er relatief gezien eveneens weinig respondenten ouder dan 65 jaar die in een jeugdherberg/hostel verblijven. Bij de interpretatie van dit resultaat dient ermee rekening gehouden te worden dat de enquête telkens ingevuld werd door één respondent (verantwoordelijke) per bezoekersgroep. Alleenstaanden vulden de enquête uiteraard in eigen naam in. Voor koppels kunnen we ervan uit gaan dat de leeftijdscategorie van de respondent meestal overeenstemt met deze van de partner. Bij gezinnen met kinderen is het een van de ouders die de enquête invulde. Uiteraard ligt de leeftijd van de kinderen (veel) lager dan deze van de respondent. Idem dito voor bijvoorbeeld leerkrachten die met een groep leerlingen op bos- of zeeklassen kwamen. Begeleiders van seniorengroepen zijn dan weer vaak zelf jonger dan de leden van de seniorengroep met wie ze in het vakantiecentrum verblijven. De leeftijd van de respondenten varieert in functie van de periode van het verblijf in de centra voor sociaal toerisme. De veruit belangrijkste observatie valt te noteren in de categorie van personen ouder dan 65 jaar. Waar deze personen tijdens de zomermaanden 23% van de respondenten vertegenwoordigen in de vakantiecentra, stijgt hun aandeel tot 45% in de maanden september en oktober. Ter vergelijking: uit de studie van Westtoer (2012) blijkt dat ook in voorjaar veel ouderen op vakantie naar de Kust komen. In het voorjaar komen ze meer in het gezelschap van jonge kinderen, in het najaar meer zonder kinderen.
Figuur 3.1
Leeftijd van de respondenten per type logies (responsgraad 91%)
60,00% 50,00% 40,00%
Camping
20,00% 10,00% 0,00% jonger dan 25 jaar
25 tot 39 jaar
40 tot 65 jaar
ouder dan 65 jaar
Ter vergelijking met de enquête in Wallonië (Diekmann & Bauthier, 2011): ook daar behoort bijna de helft van de respondenten (46,5%) tot de leeftijdscategorie 40 tot 65 jaar. Toch zijn de deelnemers aan de enquête in de Waalse centra verhoudingsgewijs jonger (12,5% van de respondenten is jonger dan 25 jaar, 28% is tussen 25 tot 39 jaar en slechts 10,5% is ouder dan 65 jaar.). Net zoals in de Vlaamse enquête ligt de leeftijd van de respondenten die verbleven in een jeugdherberg/hostel beduidend lager dan deze van de deelnemers uit de andere verblijven. 3.3.2.2
Beroepsactiviteit
Figuur 3.2 en tabel b2.2 in bijlage verstrekken een inzicht in de beroepsactiviteit van de respondenten per type logies. De respondenten die verblijven in vakantiecentra zijn hoofdzakelijk (brug)gepensioneerd. Ook in de studie van Westtoer (2012) blijkt de categorie bruggepensioneerden ook in het voorjaar groter te zijn. Maar daarnaast vinden ook bedienden en arbeiders de weg naar de vakantiecentra. Hetzelfde kunnen we besluiten op basis van de respons die werd ontvangen van de deelnemende campings. Naast (brug)gepensioneerden, bedienden en arbeiders vormden ook studenten een niet onbelangrijk aandeel van de respondenten op de geselecteerde campings. De respons die werd ontvangen via de jeugdherbergen/ hostels is voornamelijk afkomstig van bedienden, leerkrachten (vooral leerkrachten op bosklassen in de betrokken jeugdherberg) en (brug)gepensioneerden. De beroepsactiviteit van de respondenten varieert in functie van de periode van het verblijf in de centra voor sociaal toerisme. In de maanden september en oktober zijn er bijvoorbeeld beduidend meer (brug)gepensioneerden in de vakantiecentra dan tijdens de zomervakantie.
57
Jeugdherberg/hostel
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Vakantiecentrum 30,00%
58
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Figuur 3.2
Beroepsactiviteit van de respondenten per type logies (responsgraad 93%)
50,00% 45,00% 40,00% 35,00% 30,00% 25,00% 20,00% 15,00% 10,00% 5,00% 0,00%
Vakantiecentrum Jeugdherberg/hostel Camping
De meeste respondenten van de Waalse enquête (Diekmann & Bauthier, 2011) zijn bedienden (30%), gevolgd door (brug)gepensioneerden (19,5%) en arbeiders (11,5%). Het opvallendste verschil met de resultaten voor Vlaanderen is dat verhoudingsgewijs een veel groter aantal respondenten uit de Vlaamse verblijven (brug)gepensioneerd was. 3.3.2.3
Gezinsgrootte
Figuur 3.3 hieronder en tabel b2.3 in bijlage verschaffen informatie over de gezinsgrootte van de respondenten in functie van het type logies. De gemiddelde gezinsgrootte van de respondenten die verbleven in vakantiecentra en campings is duidelijk kleiner dan de gemiddelde gezinsgrootte van de respondenten die in een jeugdherberg/hostel verbleven. De gezinsgrootte van de respondenten in de vakantiecentra en campings is in meer dan de helft van de gevallen kleiner of gelijk aan twee. Voor de beschouwde jeugdherbergen/hostels is het percentage respondenten met een gezinsgrootte van maximaal 2 personen lager dan 30%. De gegevens over het aantal kinderen ten laste liggen in dezelfde lijn: de ondervraagde bezoekers van jeugdherbergen/hostels (1,12 kinderen ten laste) hebben gemiddeld genomen meer kinderen ten laste dan de ondervraagde bezoekers van vakantiecentra (0,65 kinderen ten laste) en campings (0,64 kinderen ten laste).
Figuur 3.3
Gezinsgrootte van de respondenten per type logies (responsgraag 87%)
60,00% 50,00% 40,00%
Camping
20,00% 10,00% 0,00% 1
2
3
4
5
meer dan 5
Globaal genomen is het profiel van de gezinsgrootte van de respondenten die deelnamen aan de enquête bij de Vlaamse centra zeer vergelijkbaar met dat van de respondenten bij de Waalse centra (cf. Diekmann & Bauthier, 2011). Er is echter een opmerkelijk verschilpunt. Terwijl in Wallonië 35% van de respondenten van de jeugdherbergen/hostels verklaarde dat ze alleenstaand waren, verklaarde quasi 60% van de respondenten van de jeugdherbergen/hostels in Vlaanderen in een gezin te leven met 4 of meer personen. 3.3.2.4
Inkomen
Globaal genomen, bedraagt het netto gezinsinkomen voor 17% van de respondenten minder dan 1 250 euro per maand. 47% van de respondenten heeft een netto maandelijks gezinsinkomen tussen de 1 250 en de 2 500 euro terwijl voor 36% van de respondenten het netto gezinsinkomen meer bedraagt dan 2 500 euro per maand.9 Ook voor deze parameter zijn er verschillen tussen de vakantiecentra, de jeugdherbergen/hostels en de campings, zie hiervoor figuur 3.4 (en tabel b2.4 in bijlage). Op basis van de steekproef van de enquête ligt het netto maandelijks gezinsinkomen van de bezoekers van jeugdherbergen/hostels beduidend hoger dan het inkomen van de bezoekers van vakantiecentra en campings. Dit heeft mogelijk gedeeltelijk te maken met een selectie bias, aangezien in de jeugdherbergen een aantal leerkrachten die met hun klas op bosklassen kwamen bevraagd werden. Terwijl de bezoekers aan campings, volgens de resultaten van de enquête, verhoudingsgewijs het vaakst een netto gezinsinkomen van minder dan 1 250 euro per maand hebben, heeft toch meer dan de helft onder hen een netto gezinsinko9
Ter vergelijking, het gemiddeld maandelijks beschikbaar gezinsinkomen in België bedroeg in 2010 volgens de cijfers van het Huishoudbudgetonderzoek van de FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) 3 375 euro. Voor dezelfde periode lag de 'Europese' armoedegrens voor België op 973 euro per maand voor een alleenstaande en 2 044 euro per maand voor een huishouden van twee volwassenen en twee kinderen.
59
Jeugdherberg/hostel
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Vakantiecentrum 30,00%
60
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
men van meer dan 2 500 euro per maand. Daartegenover staat dat nauwelijks 29% van de bezoekers aan de vakantiecentra een netto gezinsinkomen heeft van 2 500 euro of meer. De periode van het verblijf (schoolvakantie/geen schoolvakantie) heeft een invloed op de resultaten. Tijdens de schoolperiode (maanden september en oktober) verblijven relatief gezien meer mensen uit de hoogste (en minder uit de middelste) inkomenscategorie in de vakantiecentra dan tijdens de vakantieperiodes (zomervakantie en herfstvakantie). De verhouding respondenten uit de laagste inkomenscategorie was in de steekproef quasi gelijk voor beide periodes (schoolvakantie/geen schoolvakantie). Tijdens de weekends merken we op dat de responsgraad voor deze vraag met 70% beduidend lager ligt dan de respons op de andere vragen. Indien de respondenten met een bepaald (hoger of lager) netto gezinsinkomen er systematisch voor kiezen om deze vraag niet te beantwoorden, kan dit een vertekening van de resultaten opleveren.
Figuur 3.4
Netto gezinsinkomen van de respondenten per type logies (responsgraad 73%)
60,00% 50,00% 40,00% Vakantiecentrum
30,00%
Jeugdherberg/hostel 20,00%
Camping
10,00% 0,00% minder dan 1.250 euro
tussen 1.250 en 2.500 euro
meer dan 2.500 euro
De spreiding van de respondenten over de drie beschouwde inkomenscategorieën is gelijkaardig voor de Vlaamse en Waalse enquêtes (voor Wallonië, zie Diekmann & Bauthier, 2011). Relatief gezien is het aantal respondenten in de twee laagste inkomenscategorieën wel iets groter in de Vlaamse dan in de Waalse enquête. De mensen die bevraagd werden in de Waalse verblijven behoren relatief gezien dan ook iets vaker tot de hoogste inkomenscategorie. Terwijl daarentegen de bezoekers van de jeugdherbergen/hostels in de Vlaamse steekproef duidelijk over het hoogste netto maandelijks gezinsinkomen beschikken, is dit net andersom voor de steekproef bij de Waalse verblijven.
Het percentage respondenten in gezelschap van iemand met een functiebeperking is het laagst voor de respondentengroep van 25 tot 39 jaar (8%), maar neemt toe in functie van de leeftijd van de respondenten: 12% voor de respondenten van 40 tot 65 jaar en 30% voor de respondenten van 65 jaar en ouder. 11% van de respondenten jonger dan 25 jaar was in gezelschap van iemand met een functiebeperking of had er zelf één. 3.3.2.6
Aantal vakanties
De overgrote meerderheid van de respondenten verklaarde in 2011 meerdere malen voor minimum 2 nachten op vakantie te trekken. Minder dan 4% van de respondenten voorzag in 2011 slechts eenmaal op vakantie te gaan terwijl 45% van de respondenten 4 keer of meer op vakantie dacht te gaan in 2011. Globaal genomen, is het aantal geplande vakanties in 2011 vrij vergelijkbaar voor de respondenten uit de verschillende types logies. Zoals blijkt uit figuur 3.5 en tabel b2.5 in bijlage ligt de verhouding respondenten die minimaal 4 keer op vakantie gaan in 2011 wel enigszins lager bij de bezoekers van vakantiecentra dan bij de bezoekers van jeugdherbergen/hostels en campings. Volgens de resultaten van de streekproef heeft de periode (schoolvakantie/geen schoolvakantie) geen noemenswaardige invloed op het aantal maal dat de respondenten verklaarden op vakantie te gaan in 2011.
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Functiebeperking
Bijna 18% van de respondenten is in gezelschap van iemand met een functiebeperking of heeft er zelf een. Dit percentage ligt het hoogst bij de bezoekers van campings (25%) en het laagst bij de bezoekers van jeugdherbergen/hostels (10%). Bij de bezoekers van de vakantiecentra verklaarde 19% in gezelschap te zijn van iemand met een functiebeperking te zijn of er zelf een te hebben. Dit percentage is dubbel zo hoog in de Vlaamse enquête (18%) als in de Waalse (7,5%) (cf. Diekmann & Bauthier, 2011).
61
3.3.2.5
Figuur 3.5
Aantal vakanties in 2011 per type logies (responsgraad 85%)
50,00% 45,00% 40,00% 35,00%
62
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
30,00% Vakantiecentrum
25,00% 20,00%
Jeugdherberg/hostel
15,00%
Camping
10,00% 5,00% 0,00% 0
1
2
3
4 of 5 meer dan 5 vakanties vakanties
Gemiddeld genomen voorzagen de respondenten van de enquête bij de Vlaamse sociaal toerismeverblijven 3,72 keer op vakantie te gaan in 2011 tegenover 3,34 keer voor de respondenten bij de Waalse verblijven (Diekmann & Bauthier, 2011). Het percentage mensen dat in 2011 slechts eenmaal op vakantie plande te gaan, lag wel beduidend hoger bij het ondervraagde publiek van de Waalse verblijven. 3.3.2.7
Logies tijdens andere vakanties
Gevraagd naar het type logies waarin de respondenten verblijven tijdens hun andere vakanties in 2011 komt ‘hotel’ als het meest courante type logement naar voor. Zoals u ziet in figuur 3.6 en tabel b2.6 in bijlage, varieert de logementkeuze sterk naar gelang het type logies waarin de respondenten verbleven toen ze gevraagd werden de enquête te beantwoorden. De respondenten uit de vakantiecentra kiezen resoluut voor een verblijf in een hotel. Dit is in mindere mate het geval voor de respondenten van de jeugdherbergen/hostels en de campings. Diegene die in een jeugdherberg/hostel verbleven, opteren voor hun andere vakanties naast een hotel ook vaak voor een jeugdherberg/hostel of een camping als verblijf. De campingbezoeker op zijn beurt houdt naast een hotel vooral vast aan een verblijf op een (andere) camping. Net als voor de bezoekers van de Vlaamse sociaal toerismeverblijven is een hotel veruit het meest populaire soort logies tijdens andere vakanties voor de gasten van de Waalse verblijven. Campings zijn een goede tweede.
Figuur 3.6
Type logies tijdens andere vakanties (responsgraad 46%)
60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00%
Jeugdherberg/hostel
0,00%
3.3.2.8
Camping
Bestemming tijdens andere vakanties
De meest populaire bestemmingen van de andere vakanties van de respondenten zijn België (37%) en Frankrijk (29%), gevolgd door Duitsland (13%), Spanje (13%), Nederland (12%), Italië (8%), Oostenrijk (6%) en Turkije (5%), zie figuur 3.7 en tabel b2.7 in bijlage. In totaal gaf iets minder dan 9% van de respondenten te kennen dat ze in 2011 een reis zouden maken buiten Europa.
Figuur 3.7
Land van bestemming van de andere vakanties (responsgraad 43%)
60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00%
Jeugdherberg / hostel Camping
63
0,00%
Vakantiecentrum
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Vakantiecentrum
10,00%
De meest frequente bestemming van de andere vakanties van de geïnterviewde bezoekers van de Waalse sociaal toerismeverblijven zijn, net als voor de bezoekers van de Vlaamse verblijven, België en Frankrijk. Daarna volgen Spanje en Duitsland. 4,7% van de respondenten plant in 2011 ook op reis te gaan buiten Europa.
Het zijn voornamelijk de bezoekers van jeugdherbergen/hostels die een reis buiten Europa plannen.
3.3.3.1
Het verblijf in de sociaal toerismevoorzieningen Type bezoekersgroep
De respondenten komen voornamelijk met familie (32%) of als koppel (31%) en in mindere mate als groep (21%), met vrienden (10%) of alleen (5%), zie tabel b2.8 en tabel b2.9 in bijlage. Beide tabellen bevatten informatie over het type bezoekersgroep, maar terwijl tabel b2.9 in bijlage deze informatie presenteert in functie van het type logies doet tabel b2.8 in bijlage dit voor elk verblijf afzonderlijk. Gemiddeld telt een familie 5,6 personen en een vriendengroep 6,6 personen. Grotere groepen zijn typisch verenigingen, scholen en instellingen. De grootte van deze groepen bedraagt gemiddeld 31,7 personen. Seniorenverenigingen en de mutualiteiten zijn met voorsprong de belangrijkste groepen. Ook sportclubs, muziekverenigingen, scholen10 en jeugdbewegingen zijn niet onbelangrijk. Figuur 3.8 biedt een overzicht van het gezelschap waarin de bezoekers per type logies vertoeven. De vakantiecentra trekken vooral koppels en families aan, maar worden ook vaak bezocht door groepen. Jeugdherbergen/hostels krijgen meer individuele bezoekers over de vloer dan vakantiecentra en campings. Niettemin, zijn de Belgische bezoekers van jeugdherbergen/hostels voornamelijk families, groepen, koppels en vrienden. Campings ontvangen veeleer families en koppels en, in mindere mate, ook vriendengroepen. De periode van het verblijf in de centra voor sociaal toerisme heeft een invloed op het type gezelschap waarin de respondenten vertoeven. In de maanden september en oktober ontvangen de sociaal toerismeverblijven beduidend minder families dan in de zomervakantie. In de zomervakantie ontvangen de verblijven daarentegen minder (vrienden)groepen dan in de loop van de maanden september en oktober.
64
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
3.3.3
10 Op basis van de interviews met de managers van de vakantiecentra en de managementondersteuningspunten, alsook de vertegenwoordigers van de organisaties voor bos- en zeeklassen uit het vrij en gemeenschapsonderwijs die aan de focusgroep deelnamen, weten we dat in de periode van enquêtering er doorgaans zeer weinig zee- en bosklassen plaatsvinden. Deze zijn voornamelijk geconcentreerd in het voorjaar. Ze nemen in de meeste vakantiecentra en jeugdherbergen/hostels wel een aanzienlijk deel van de jaarlijkse bezetting voor hun rekening. De centra voor sociaal toerisme zijn omwille van hun sterke prijskwaliteitverhouding erg gegeerd als locatie voor bos- of zeeklassen.
Figuur 3.8
Type bezoekersgroep per type logies (responsgraad 98%)
50,00% 45,00% 40,00% 35,00% 30,00%
Camping
15,00% 10,00% 5,00% 0,00% alleen
als koppel
in groep
met familie
met vrienden
Ter vergelijking met de enquête in Wallonië (Diekmann & Bauthier, 2011): Waalse respondenten kwamen voornamelijk als koppel (46%), maar ook met familie (21%), met vrienden (13%), als groep (11%) en alleen (9%). Het grootste verschil met de respondenten uit de geselecteerde Vlaamse verblijven is dat deze laatste in grotere getale met de familie (32%) komen. Toch bevinden zich ook onder de respondenten van de Vlaamse verblijven, net als bij de Waalse, een groot aantal koppels (31%). Net als bij de respondenten van de Vlaamse jeugdherbergen/hostels zijn er onder hun Waalse tegenhangers verhoudingsgewijs meer individuele reizigers en (vrienden)groepen te vinden. De gemiddelde grootte van een familie in de Waalse steekproef bedroeg 4,1 personen. Dit is iets kleiner dan in de Vlaamse steekproef. Ook groepen zijn beduidend kleiner dan de gemiddelde groepsgrootte in de Vlaamse steekproef. Vriendengroepen (gemiddeld 3,5 personen), scholen en seniorenverenigingen (gemiddeld 18,8 personen) zijn de belangrijkste soorten groepen in de Waalse enquête. 3.3.3.2
Doel van het verblijf
Voor de meerderheid van de ondervraagde bezoekers van Vlaamse sociaal toerismeverblijven is het doel van hun verblijf ‘rusten en ontspannen’, zie figuur 3.9 en in tabel b2.10 in bijlage. Men kan stellen dat dit niet zo verwonderlijk is gezien de ligging van de geselecteerde voorzieningen: aan de Kust of in de Vlaamse regio’s. Toch is voor de respondenten die in een Vlaamse jeugdherberg/hostel verbleven ‘bezoeken en ontdekken’ het belangrijkste doel van hun verblijf, ook al liggen de geselecteerde jeugdherbergen/hostels in ‘de Vlaamse regio’s’. Deze activiteit komt op de tweede plaats bij de bezoekers van vakantiecentra en campings. Daarnaast worden ook ‘sportieve activiteiten’ regelmatig genoemd als doel van het verblijf. Alle andere activiteiten zoals ‘volgen van vorming’ en ‘deelname aan activiteiten’
65
Jeugdherberg/hostel
20,00%
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Vakantiecentrum
25,00%
66
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
worden veel minder vaak genoemd. Dit heeft uiteraard ook met de wijze van selecteren van de respondenten te maken: van grote groepen beantwoordde enkel één vertegenwoordiger de enquête. Specifiek voor de respondenten die verblijven in een jeugdherberg/hostel is ook ‘doorreis’ belangrijk. De resultaten van de enquête bij de bezoekers van verblijven in Wallonië (Diekmann & Bauthier, 2011) liggen volledig in lijn met het beeld dat uit de enquête bij de Vlaamse verblijven naar voren komt.
Figuur 3.9
Doel van het verblijf per type logies (responsgraag 96%)
90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00%
Vakantiecentrum Jeugdherberg/hostel Camping
3.3.3.3
Duur van het verblijf
Op basis van de steekproef besluiten we dat een gemiddeld verblijf op een camping (12,1 nachten) doorgaans langer duurt dan een gemiddeld verblijf in een vakantiecentrum (4,4 nachten) en een jeugdherberg/hostel (2,1 nachten). Figuur 3.10 en tabel b2.11 in bijlage bieden een inzicht in de duur van het verblijf van de respondenten per type logies. De verblijfsduur in een vakantiecentrum en op een camping varieert sterk in functie van de periode. De gemiddelde verblijfsduur is voor beide types logies korter tijdens de maanden september en oktober dan tijdens de zomervakantie. In de vakantiecentra varieert de verblijfsduur van gemiddeld 4,5 nachten tijdens de zomervakantie tot 3,7 nachten in de maanden september en oktober. Voor een verblijf op een camping is het verschil nog meer uitgesproken. Tijdens de zomervakantie duurt een verblijf gemiddeld 15,4 nachten terwijl een gemiddeld verblijf in de maanden september en oktober slechts 4,3 nachten duurt.
Figuur 3.10
Duur van het verblijf per type logies (responsgraad 95%)
60,00% 50,00% 40,00%
Jeugdherberg/hostel 20,00%
Camping
10,00% 0,00% 1
2
3
4 tot 7 nachten
meer dan 7 nachten
Een andere interessante statistiek is deze waarbij de duur van het verblijf wordt uitgezet in functie van het type bezoekersgroep, zie figuur 3.11. Hieruit blijkt bijvoorbeeld dat groepen van verenigingen, scholen en instellingen zeer vaak opteren voor een verblijf met 4 tot 7 overnachtingen. Bezoekers die alleen komen, blijven het vaakst slecht 1 enkele nacht.
Figuur 3.11
Duur van het verblijf per type bezoekersgroep (responsgraad 93%)
60,00% 50,00% 40,00%
alleen als koppel
30,00%
in groep 20,00%
met de familie
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
Vakantiecentrum
30,00%
met vrienden 67
10,00% 0,00% 1
2
3
4 tot 7 nachten
meer dan 7 nachten
De resultaten van de Waalse enquête (Diekmann & Bauthier, 2011) tonen aan dat de duur van het verblijf van de respondenten in een Waals verblijf heel wat korter is dan in de Vlaamse steekproef. Meer dan de helft van de verblijven duurde maar een of twee nachten terwijl in de Vlaamse steekproef 46% van de verblijven 4 nachten of meer bedroeg. Een (deel) van de verklaring hiervoor kan gezocht
worden is het feit dat de enquête bij de bezoekers van de Waalse verblijven werd uitgevoerd tijdens de maanden april tot juli. Uit de resultaten van de enquête bij de Vlaamse verblijven bleek immers dat de verblijfsduur buiten de zomervakantie beduidend lager lag.
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
3.3.3.4
Informatiebron
Mond-aan-mondreclame en de media/het internet zijn de belangrijke kanalen waarlangs men in contact komt met de sociaal toerismeverblijven, zie figuur 3.12 en tabel b2.12 in bijlage. Voor de jeugdherbergen/hostels blijkt vooral het internet de bron bij uitstek te zijn voor het vinden van een logies. Bij de zoektocht naar een vakantiecentrum spelen de vakbonden en de mutualiteiten dan weer een belangrijke rol. Tot slot zijn er een heel aantal respondenten die spontaan verwijzen naar het feit dat hun verblijf in een bepaald centrum een (familie)traditie is geworden (herhaalbezoek). Zo verklaarde 56% van alle respondenten al eerder verbleven te hebben in het verblijf waar ze hun enquête invulden. Dit cijfer is hoger voor de vakantiecentra (62%) dan voor de geconsulteerde jeugdherbergen/hostels (34%) en campings (53%). Gevraagd naar het feit of respondenten al in andere sociaal toerismevoorzieningen verbleven hebben, variëren de antwoorden sterk. Dit is bij 68% van de respondenten uit de jeugdherbergen/hostels het geval tegenover respectievelijk 41% en 16% voor de respondenten van de vakantiecentra en de campings.
Figuur 3.12
Informatiebron per type logies (responsgraad 98%)
70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00%
68
20,00% 10,00% 0,00%
Vakantiecentrum Jeugdherberg/hostel Camping
3.3.3.5
Motivatie van de verblijfskeuze
Ongeveer 46% van alle respondenten heeft verklaard bewust gekozen te hebben voor een verblijf van het sociaal toerisme. Voor de bezoekers van campings (30%) lijkt dit evenwel minder het geval dan voor de bezoekers van vakantiecentra (47%) en jeugdherbergen/hostels (47%). De andere redenen die de respondenten zelf aanhaalden als motivatie voor hun verblijfskeuze zijn zeer divers. De ligging van het verblijf wordt door meer dan de helft van de respondenten (59%) spontaan naar voor geschoven als een belangrijk element. De appreciatie van de ligging heeft verschillende facetten. Men verwijst vooral naar de schoonheid van de omgeving, de centrale ligging, de bereikbaarheid en de nabijheid van de zee. De rust wordt door 26% van de respondenten aangehaald als reden om voor een bepaald verblijf te kiezen. Ook de ontspanningsmogelijkheden (21%), de accommodatie (18%), de prijs-kwaliteit (17%), de vriendelijkheid van de medewerkers van het verblijf en de dienstverlening (15%) en de sfeer/het ‘ik voel mij hier thuis’ gevoel (12%) worden door de respondenten relatief vaak spontaan aangehaald als reden van hun keuze voor/troef van een bepaald verblijf. Ook de kindvriendelijkheid (8%), de netheid (7%) en het lekkere eten (7%) worden door de bezoekers van de sociaal toerismeverblijven spontaan genoemd. We willen erop wijzen dat het hier om spontane reacties gaat op een open vraagstelling. Wellicht nemen mensen een aantal zaken vanzelfsprekend aan. Het zou dan ook kunnen dat de scores hoger liggen als antwoordcategorieën worden aangeboden. Dit komt bijvoorbeeld duidelijk naar voren in de bevragingen die
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
54% van de ondervraagden in de Waalse sociaal toerismevoorzieningen had reeds eerder verbleven in een ander logement van het sociaal toerisme. De meesten onder hen (53%) verklaarden reeds eerder in een jeugdherberg/hostel verbleven te hebben, tegenover 24% op een camping en 12% in een ander vakantiecentrum.
69
Ook op dit punt zijn de resultaten van de Vlaamse gebruikersenquête grotendeels vergelijkbaar met deze uit het Waalse onderzoek (Diekmann & Bauthier, 2011). Net als voor de Vlaamse sociaal toerismeverblijven zijn de media/het internet en mond-aan-mondreclame de belangrijkste informatiebronnen voor de Waalse verblijven. Het is wel zo dat de media en het internet voor niet minder dan 42% van de respondenten uit de Waalse niet-jeugdherbergen/hostels een informatiebron is. Dit is veel meer dan voor de Vlaamse verblijven. Zoals voor de Vlaamse vakantiecentra spelen ook de vakbonden en de mutualiteiten een niet onbelangrijke rol bij het informeren van de bezoekers van Waalse vakantiecentra. Daarnaast is het ook zo dat 32% van de respondenten van de Waalse enquête reeds eerder gelogeerd hebben in het verblijf waarin de enquête werd afgenomen.
70
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
de management ondersteuningspunten zelf bij hun gebruikers organiseren.11 Ook werd niet expliciet gepeild naar wat de respondenten aan hun verblijf waarderen dat ze niet of minder terugvinden buiten de sociaal toerismesector. Van de geïnterviewde bezoekers van de Waalse sociaal toerismeverblijven (cf. Diekmann & Bauthier, 2011) hebben 45% van bezoekers van een jeugdherberg/ hostel en 28% van de bezoekers van de andere types logies hun verblijf gekozen omdat het deel uitmaakt van het sociaal toerisme. De meest aangehaalde reden voor de keuze van het verblijf door de respondenten van de enquête bij de Waalse verblijven is de prijs. Daarna volgt de ligging. De mensen waarderen zowel een rustige en mooie ligging als - specifiek voor steden - een centraal gelegen locatie. Andere elementen die geciteerd worden als troef van de sociaal toerismeverblijven zijn het personeel en het restaurant. 3.3.3.6
Beoordeling van het verblijf
De respondenten werd gevraagd om hun verblijf te beoordelen voor verschillende criteria ‘onthaal’, ‘verblijf’, ‘maaltijden’, ‘prijs’, ‘prijs-kwaliteitverhouding’, ‘activiteiten’ en ‘dienstverlening’. De gemiddelde beoordeling per type logies vindt u terug in tabel 3.3. De globale beoordeling ligt, met uitzondering van de criteria ‘prijs’ en ‘activiteiten’ voor de campings, voor criteria tussen goed (score 3) en de zeer goed (score 4). Over het algemeen zijn de ondervraagde bezoekers dus (zeer) tevreden. De beoordeling van de campings ligt voor alle criteria lager dan de beoordeling toegekend aan de vakantiecentra en de jeugdherbergen/hostels.
Tabel 3.3
Beoordeling van de logies (responsgraad 91%)
Beoordeling Het onthaal Het verblijf De maaltijden De prijs De prijs-kwaliteitverhouding De activiteiten
Vakantiecentrum 3,61 3,60 3,44 3,39
Logies Jeugdherberg/Camping hostel 3,75 3,53 3,60 3,40 3,40 3,14 3,42 2,92
Totale steekproef 3,62 3,58 3,41 3,35
3,48
3,52
3,02
3,45
3,29
3,17
2,95
3,24
De dienstverlening 3,54 3,67 3,41 3,55 * Verklaring van de scores: 1 = zeer slecht, 2 = slecht, 3 = goed, 4 = zeer goed.
11 De MOP’s voeren ook op individuele basis onderzoek uit naar de motivatie van de verblijfskeuze van hun klanten. Een enquête van het Liberaal Ondersteuningspunt uit 2011 toont zo bijvoorbeeld aan dat de traditionele verkoopsargumenten van de sociaal toerismeverblijven beter naar voren komen met een gesloten vraagstelling. De prijs-kwaliteit en de animatie worden bijvoorbeeld door respectievelijk 75% en 17% van de mensen aangehaald als motivatie voor hun keuze voor het vakantiecentrum.
3.4
Conclusies
Deze exploratieve kwantitatieve analyse van het sociaal toerisme zoals dat in Vlaanderen door de bij dit onderzoek betrokken managementondersteuningspunten wordt aangeboden, toont aan dat het zowel in termen van capaciteit, overnachtingen, omzet en tewerkstelling een belangrijke speler is. De enquête bij de vakantiegangers van vakantiecentra, jeugdherbergen/hostels en campings van deze managementondersteuningspunten leert dat het publiek van deze logiesvormen onderling verschilt. De vakantiecentra trekken een zeer heterogeen publiek aan, de jeugdherbergen/hostels meer jongeren en alleenreizigers. Ook de periode (zomervakantie/schoolperiode) heeft een invloed: meer (brug)gepensioneerden buiten seizoen, meer gezelschappen met kinderen in het hoogseizoen. Deze resultaten bevestigen het beeld dat uit de studie van Westtoer met betrekking tot de logies aan de Kust naar voren kwam. Het grootste deel van de respondenten is (brug)gepensioneerd. De onderzochte sociaal toerismeverblijven in Vlaanderen ontvangen meer bedienden dan arbeiders en bereiken een beperkte groep van werkzoekenden. De studie van Westtoer gaf een groter aandeel arbeiders te zien in de vakantiecentra aan de Kust, en met name ook een sterke concentratie onder hen in de campings.
71
Bijna 18% van de respondenten van de Vlaamse sociaal toerismeverblijven gaf aan iemand met een functiebeperking in zijn of haar reisgezelschap te hebben. Dit aandeel is groter bij oudere respondenten dan bij jongere.
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
De bezoekers van de Waalse sociaal toerismeverblijven werden eveneens gevraagd om hun logies te beoordelen (Diekmann & Bauthier, 2011). Net als de Vlaamse verblijven ontvangen de Waalse een zeer goede score op de verschillende parameters: het onthaal (3,65), het verblijf (3,44), de maaltijden (3,36), de prijs (3,32), de prijs-kwaliteitverhouding (3,41), de activiteiten (3,29) en de dienstverlening (3,42).
Het gros van de respondenten uit de Vlaamse sociaal toerismeverblijven gaat meerdere malen per jaar op reis. Het favoriete type logement tijdens deze andere bestemmingen is het hotel. Hoewel de andere vakanties grotendeels België of onze buurlanden als bestemming hebben, plande in 2011 bijna 9% van de respondenten ook een reis buiten Europa te maken. De belangrijkste informatiebronnen via dewelke de toeristen van sociaal toerismevoorzieningen in contact komen met hun logies zijn mond-aan-mondreclame, het
72
hoofdstuk 3 | Kwantitatief beeld van het onderzochte sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen anno 2011
internet en de media. Voor veel mensen is hun verblijf in een van de betrokken verblijven trouwens ook een traditie geworden (herhaalbezoek). Met betrekking tot de vakantiecentra blijven de vakbond en meer nog de mutualiteiten belangrijke spelers bij het aanbrengen van bezoekers. De ondervraagde bezoekers zijn over het algemeen (zeer) tevreden over hun verblijf in de Vlaamse sociaal toerismeverblijven. De redenen die ze aanhalen voor hun keuze voor de logiesvorm zijn de ligging, de prijs, de rust en de accommodatie. Ook de aanwezige ontspanningsmogelijkheden en (kind)vriendelijkheid worden relatief vaak spontaan geciteerd. De resultaten van de Vlaamse enquête vertonen grote overeenkomsten met deze van de gebruikersenquête in de Waalse sociaal toerismeverblijven uit het onderzoek van Diekmann en Bauthier (2011). Verschillen zijn voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de verschillen in periode van enquêtering en de respondentengroep. De Waalse enquête vond in het voorjaar plaats, de Vlaamse tijdens de zomermaanden en de maanden september en oktober tot en met de herfstvakantie. In de Vlaamse enquête werd gefocust op de binnenlandse markt: er werden enkel Belgen bevraagd. In de Waalse enquête werden daarentegen ook 31% buitenlanders bevraagd. De Waalse enquête vond verhoudingsgewijze ook voor een groter deel plaats in jeugdherbergen. Ze bevat meer jongere respondenten en eerder kleinere reisgezelschappen dan de Vlaamse. Toch is het een opvallend verschil dat het reisgezelschap van meer Vlaamse dan Waalse respondenten een of meer personen met een functiebeperking bevat en dat in de Vlaamse bevraging meer respondenten met een lager gezinsinkomen terug te vinden zijn. Meer Waalse respondenten hebben via het internet en de media de weg naar het vakantiecentrum gevonden.
Inleiding
Na de analyse van het profiel en het verblijf van de gebruikers van sociaal toerismeverblijven in vorig hoofdstuk, richten we in dit hoofdstuk opnieuw de focus op het aanbod van de pioniers van het sociaal toerisme in Vlaanderen anno 2011. In hoofdstuk 3 gaven we reeds aan wat dit aanbod vertegenwoordigt in het geheel van het toerisme en in het beleid ‘Toerisme voor Allen’ in Vlaanderen. In voorliggend hoofdstuk vatten we de inzichten samen die naar voren komen uit de interviews die we in de loop van de maanden januari en februari 2012 konden afnemen bij de managers en de betrokken managementondersteuningspunten van de bevraagde voorzieningen. Wat is de eigenheid van het sociaal toerisme, de identiteit van het sociaal toerisme? Volgens welke principes werkt het en welke meerwaarde(n) realiseert het hierdoor? Welke kansen liggen er voor dit aanbod in de toekomst? Met welke uitdagingen wordt het geconfronteerd en hoe kan het hiermee omgaan? We bekijken het karakter, de meerwaarden, kansen en uitdagingen van de bestudeerde sociaal toerismeverblijven niet alleen vanuit het oogpunt van de aanbieders. Op basis van de focusgroep die we op 29 maart 2012 organiseerden met stakeholder-organisaties wiens leden of doelgroepen (potentieel) gebruik maken van de voorzieningen van de sociaal toerismepioniers kunnen we de resultaten van de bevraging bij de aanbieders aftoetsen aan de ervaringen en verwachtingen van de stakeholder-organisaties. We vergelijken, net als in vorig hoofdstuk, ook hier de inzichten uit Vlaanderen met het onderzoek dat Diekmann en Bauthier (2011) uitvoerden naar sociaal toerisme in Wallonië.
73
4.1
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
74
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
4.2
Karakter van het sociaal toerismeaanbod in Vlaanderen: non-profit
Ondanks de onderlinge verschillen tussen de bevraagde aanbieders van sociaal toerisme in Vlaanderen, kwamen doorheen de interviews met de managers en hun managementondersteuningspunten duidelijk gemeenschappelijke elementen naar voren. Essentieel gaat het om de creatie van maatschappelijke meerwaarden in non-profit ondernemingen. Tijdens de focusgroep met de stakeholders van de onderzochte sociaal toerismeverblijven werd bevestigd dat deze meerwaarden ook effectief worden ervaren door de leden/doelgroepen die van de voorzieningen gebruik maken. Ter vergelijking: dat sociaal toerisme waardengedreven toerisme is, is tevens een centrale stelling in het onderzoek naar sociaal toerisme in Wallonië van Diekmann en Bauthier (2011). Ook ISTO en Minnaert, Maitlant en Miller (2011) en McCabe, Minnaert en Diekmann (2012) omschreven de ‘morele toegevoegde waarde’ als de kern van sociaal toerisme. Allen verwijzen ze uitdrukkelijk naar het non-profit of social profit karakter van hun organisatie. Het basisprincipe is dat ze primair gedreven zijn door een sociale bewogenheid, niet door het objectief om winst te maximaliseren voor aandeelhouders/eigenaars. Uiteraard wil men financieel gezonde non-profit of social profit-ondernemingen. Efficiëntie staat hierbij ten dienste van de realisatie van de maatschappelijke meerwaarden. Lagere inkomsten, bijvoorbeeld omwille van prijsreducties voor leden, verenigingen of vakantiegangers van het Steunpunt Vakantieparticipatie, moeten kunnen worden gecompenseerd door hogere inkomsten elders en door kostenbesparingen. Hoge kosten moeten gedrukt kunnen worden. De steeds verder stijgende energiekosten bijvoorbeeld tracht men te drukken door het gezamenlijk onderhandelen van contracten bij leveranciers, door te investeren in energiebesparing en door energiezuinig gedrag te stimuleren bij zowel het personeel als de vakantiegangers. De hoge personeelskost van het huidige aanbod (met voorsprong de hoogste kostenpost) wordt ook zo goed mogelijk binnen de perken gehouden. De personeelskost ligt hoog omwille van de kwaliteit van het aanbod dat men wil realiseren en de kwalitatief goede arbeidsvoorwaarden die men wil geven, maar ook omwille van de stijgende anciënniteit van het personeelsbestand. De voorzieningen trachten deze personeelskost in de mate van het mogelijke te reduceren door natuurlijke inkrimping van personeel, door meer efficiënte inzet van personeel en door een doorgedreven differentiatie in de dienstverlening (met hogere prijzen voor extra dienstverlening). Het is hierbij geenszins de bedoeling grote financiële winsten te realiseren en uit te keren om aandeelhouders of eigenaren tevreden te stellen. Het is wel de bedoeling de dienstverlening te kunnen blijven continueren, op een kwalitatieve en sociale manier, ten dienste van de klanten en onder goede omstandigheden voor het personeel. Een batig saldo is een middel om dit te doen, niet het te maximaliseren doel.
Maatschappelijke meerwaarden van sociaal toerisme: meerdere maatschappelijke profits
De onderzochte sociaal toerismeverblijven hanteren een bedrijfseconomische logica en professionaliseren hun werking, maar worden primair gedreven door het doel om maatschappelijke meerwaarden te realiseren. De interviews met aanbieders en de focusgroep met stakeholders van sociaal toerisme geven een zicht op een aantal belangrijke maatschappelijke meerwaarden die door het sociaal toerisme anno 2012 gerealiseerd worden en de wijze waarop ze gerealiseerd worden. Deze meerwaarden kunnen in de volgende zes punten worden omschreven en samengevat.
4.3.1
Toerisme zonder drempels
Door de fysieke, financiële, en sociale toegankelijkheid van het aanbod en door de betrokkenheid en vlotte aanspreekbaarheid van het personeel dat ook zelf de gasten aanspreekt, realiseert men een toerisme waarin allen hun plaats kunnen vinden: jongeren en ouderen, mensen met zowel als zonder zorgbehoeften, families met kinderen zowel als alleenstaanden, mensen met een hoger zowel als een laag inkomen, groepen zowel als individuele reizigers. Sociaal toerisme staat voor een inclusief toerisme met aandacht voor specifieke behoeften. Voor de ondervraagde sociaal toerismeaanbieders wil ‘voor allen’ zeggen ‘voor alle lagen en groepen van de bevolking’. Dankzij een sociale mix van gasten creëert men in de voorzieningen geen gettotoerisme voor specifieke doelgroepen, maar wel ruimte voor positieve vakantie-ervaringen voor iedereen. Men creëert mogelijkheden tot ontmoeting en tot onderlinge solidariteit. Die mix is volgens de aanbieders sociaal en financieel gezien noodzakelijk en wordt ook door de diverse stakeholders erg gewaardeerd. Het belang van deze mix wordt ook in het onderzoek van Diekmann en Bauthier (2011) over sociaal toerisme in Wallonië beklemtoond. Vertegenwoordigers van Infopunt Toegankelijk Reizen, van organisaties die zorgvakanties organiseren en van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
4.3
75
Een professioneel management moet alles in goede banen leiden. De managers benadrukken het belang van de ondersteuning door de managementondersteuningspunten die het overzicht bewaren, de lange termijnvisie ontwikkelen en strategieën uittekenen, richtlijnen geven, management tools (zoals financiële ratio’s, aankoop, marketing, HRM, ...) ter beschikking stellen, mee financieringsmogelijkheden zoeken en dergelijke. De meeste managementondersteuningspunten geven aan dat meer onderlinge uitwisseling en samenwerking zou moeten kunnen gecreëerd worden, maar dat de erfenis van de verzuiling dit zelfs anno 2012 geenszins tot een eenvoudige oefening maakt.
76
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
het Woord nemen appreciëren zeer sterk dat de onderzochte voorzieningen een inclusief toerisme aanbieden, waar hun doelgroepen de mogelijkheid krijgen om samen met andere vakantiegangers een aangename vakantie te beleven. De vertegenwoordiger van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen wees er bovendien op dat de niet-discriminerende manier waarop het personeel van de voorzieningen de vakantiegangers die in armoede leven ontvangt deze mensen in belangrijke mate helpt om hun vakantie georganiseerd te krijgen en tot een aangename, positieve en leerrijke vakantie-ervaring te komen die ook buiten de vakantie versterkend doorwerkt. Hij beklemtoonde hierbij tevens het belang van de ondersteuning door de opstaporganisaties, wat ook door het onderzoek van Lynn Minnaert (2009) voor het Steunpunt Vakantieparticipatie reeds aangegeven werd. Volgens het onderzoek van Diekmann en Bauthier over het sociaal toerisme in Wallonië ontbreken deze ondersteuning en toeleiding in Wallonië en wordt dit daar als een belangrijke tekortkoming gezien (Diekmann & Bauthier, 2011). Fysieke toegankelijkheid is voor veel ondervraagde managers en ondersteuningspunten een belangrijk punt van hun voorzieningen. 8 van de 9 Pasar-vakantiecentra in Vlaanderen hebben een toegankelijkheidslabel, net zoals 3 van de 4 Vlaamse domeinen van S-Relax. Floreal Blankenberge heeft een toegankelijkheidslabel en Floreal Nieuwpoort heeft enkele studio’s ter beschikking die toegankelijk zijn voor mindervaliden. Camping Floreal Kempen heeft ook een toegankelijkheidslabel, net zoals alle vakantiecentra en het jeugdverblijfcentrum van het Liberaal Ondersteuningspunt en het jeugdverblijfcentrum van Volkstoerisme. Ook vakantiecentrum Hoge Duin (Broederlijkheid vzw) heeft een A-label. 13 van de 20 Vlaamse jeugdherbergen zijn toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Bij infrastructuurwerken wordt steeds met toegankelijkheid rekening gehouden. Ter vergelijking: de gebrekkige toegankelijkheid van veel verblijven in Wallonië wordt in het onderzoek naar sociaal toerisme in Wallonië (Diekmann & Bauthier, 2011) als een belangrijk minpunt ervaren. Specifieke zorgvakanties vinden vaak op domeinen plaats waar hier specifiek de infrastructuur en het personeel voor voorhanden zijn. Managers van vakantiecentra vertellen dat in een verblijf waar op bepaalde momenten groepen van mensen met een beperking of in revalidatie logeren, men aan de andere gasten een kort woordje uitleg hierover geeft, zodat zij een eventueel bijzonder gedrag of uitzonderlijke behandeling kunnen begrijpen. Eenzelfde observatie geldt voor de bos- en zeeklassen. Die vinden in grotere vakantiecentra doorgaans wel in aparte vleugels of paviljoenen plaats, of ze krijgen
4.3.2
Toerisme met zorg
Managementondersteuningspunten zetten steeds meer in op mogelijkheden voor vakantieparticipatie van zorgbehoevenden. Drie huizen van de christelijke en socialistische mutualiteiten zijn niet alleen infrastructureel gericht op het aanbieden van vakantie met zorg, maar bieden ook omkadering door verzorgend personeel en veel vrijwilligers. Ook het Liberaal Ondersteuningspunt merkt de stijgende nood aan vakanties met zorg en wil een van zijn vakantiecentra aan zee specifiek voorbehouden voor zorgbehoevenden en hun begeleiders (familieleden, professionele verzorgenden, vrijwilligers). De meeste managers van vakantiecentra geven aan dat ze volgens hun mogelijkheden graag vakanties op maat aanbieden, ook aan mensen die specifieke gezondheidsbehoeften hebben. Het kan hier gaan om het ter beschikking stellen van speciale diëten en infrastructuur voor vormingen en activiteiten van verzorgingsinstellingen en verenigingen die vakanties voor zorgbehoevenden en mensen met een beperking organiseren. Ze merken ook meer en meer vraag van koppels en families die samen met een zorgbehoevend familielid op vakantie willen komen, of van zorgbehoevenden die met eigen professionele verzorgers willen komen of ter
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Het familiale, warme en persoonlijke karakter van het onthaal wordt door de managers als een unique selling proposition gezien. Iets wat door de stakeholders wordt beaamd. Een stakeholder omschreef het als ‘toerisme met een hart’, in tegenstelling tot puur commercieel toerisme. De ruimte en het aanbod op maat voor kinderen, voor eenoudergezinnen zowel als voor grote samengestelde gezinnen, uitgebreide familiegroepen (grootouders met kinderen en kleinkinderen) en vriendengroepen van jonge gezinnen, maar ook het warme onthaal op maat van en aanbod voor ouderen, mensen met zorgbehoeften en mensen die om andere redenen drempels ervaren om aan toerisme te participeren zijn kenmerkend voor het sociaal toerisme.
77
een afzonderlijke verdieping toegewezen. Vaak komen ze ook op momenten dat er geen andere gasten zijn. Steeds worden alle gasten geïnformeerd over de aanwezigheid van groepen en over welke groepen dit gaat. Respect voor elkaars eigenheid en behoeften worden verwacht van beide kanten. Stakeholders die betrokken zijn bij de organisatie van bos- en zeeklassen appreciëren de prijs die in de vakantiecentra volgens hen consequent lager ligt dan in commerciële logies, de kwaliteit van de infrastructuur en de ruimte die ze krijgen. Ook verenigingen en instellingen komen graag naar de vakantiecentra, getuige het grote aandeel van deze organisaties in het aantal overnachtingen.
78
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
plaatste professionele zorg willen inhuren. Ze doen hierbij graag al het mogelijke om ondersteuning te bieden. Door zorg op maat te organiseren, respectievelijk de ruimte voor zorg op maat te scheppen (waardoor mantelzorgers, vrijwilligers of professionele verzorgers tijdens het verblijf de nodige zorgen kunnen verstrekken) dragen de vakantiecentra en zorgvakantieverblijven ertoe bij dat ook zorgbehoevenden de dagelijkse sleur kunnen ontvluchten en de batterijen weer opladen tijdens aangename vakantieervaringen buitenshuis. Vakantie-ervaringen die ze bovendien kunnen delen met familie of vrienden. Mantelzorgers vinden in de vakantie met zorg ook momenten voor eigen rust, ontspanning en ontdekking. De voorzieningen bieden de ruimte om mensen met gezondheidsproblemen zowel als de mensen die hen omringen intensieve, meerdaagse vormingen te laten genieten die hen beter met het gezondheidsprobleem kunnen doen omgaan of hen op andere vlakken persoonlijk of gezamenlijk laten ontwikkelen. Gegeven de vergrijzing van de bevolking, de kleinere leefverbanden waarin zorgafhankelijken wonen, en de verwachting van steeds meer zorgafhankelijken om alsnog buitenshuis op vakantie te kunnen gaan, ziet men het belang van toerisme met zorg zeker verder toenemen in de komende jaren. Dit stelt de vakantiecentra en zorgvakantieverblijven voor grote uitdagingen (cf. infra).
4.3.3
Toerisme met zin
Door het aanbod van (in de prijs inbegrepen) animatie organiseren de sociaal toerismeverblijven momenten van ontmoeting tussen vakantiegangers die tezelfdertijd samen aangename en zinvolle activiteiten kunnen beleven. De traditie om animatie aan te bieden gaat terug tot de oorsprong van het sociaal toerisme. Men merkt vandaag de dag nog steeds een grote vraag naar animatie, in het bijzonder kinderanimatie (om (groot-)ouders die met hun (klein-)kinderen op vakantie komen ook enkele vrije momenten te bieden), maar ook sportieve activiteiten en culturele uitstappen. Heel wat onderzochte vakantiecentra en campings hebben eigen sport- en spelinfrastructuur en bieden deze gratis of tegen zeer lage tarieven aan de vakantiegangers. Bij het oudere publiek zijn vooral culturele arrangementen erg in trek. Men komt vaak echt af op de programmatie van een bekende artiest of op specifieke arrangementen. Daar waar mensen, ook ouderen, vaker individueel boeken, ziet men dat ze ingaan op een sociaal-cultureel aanbod dat, in plaats van door een sociaal-culturele vereniging, door de animatiedienst van een vakantiecentrum wordt georganiseerd. Voor gezinnen en families met kinderen worden er meer en meer gezins- en familiearrangementen georganiseerd – vaak in samenwerking met plaatselijke attracties of evenementen. Deze zijn volgens de onder-
Naast dit eigen aanbod bieden de onderzochte jeugdherbergen, vakantiecentra en campings aan families, groepen, verenigingen en instellingen ook de mogelijkheid om - inbegrepen in de prijs van het verblijf - hun eigen zinvolle activiteiten te organiseren in de infrastructuur. In de vakantiecentra en campings bieden hun animatoren op vraag ook ondersteuning bij de organisatie hiervan.
4.3.4
Toerisme dat de sociale cohesie in de samenleving versterkt
De voorzieningen bieden ruimte aan groepen (zowel het traditioneel verenigingsleven, scholen, instellingen en doelgroeporganisaties, als nieuwe sociale verbanden, vrienden- en familieverbanden). Zo dragen ze ertoe bij dat mensen een plek hebben om elkaar tijdens meerdaagse uitstappen te ontmoeten, hun relaties te verdiepen, deel te nemen aan sportieve, culturele of vormingsactiviteiten, hun vereniging of groep te versterken, ... Dit alles aan democratische prijzen. Verenigingen, groepen, families, scholen en instellingen krijgen de gelegenheid om er dergelijke activiteiten aan democratische prijzen te organiseren voor hun leden. Alle ondervraagde managers van jeugdherbergen, vakantiecentra en campings wijzen er ook op dat in hun voorzieningen vriendschapsrelaties ontstaan en gecultiveerd worden. Mensen boeken en komen weliswaar vaak individueel, maar spreken onderling af met mensen die ze tijdens een vorig verblijf ontmoet hebben en met wie het klikt. Soms organiseren ze samen activiteiten en uitstappen. Zo zijn sociaal toerismeverblijven niet alleen plekken waar georganiseerde groepen een plek vinden, maar waar ook nieuwe verbanden ontstaan en onderhouden worden. De grootte van de voorzieningen, de beschikbaarheid (gratis) van ruimtes voor formele en informele groepen, voor ontmoeting, ontspanning en vergadering, net als de vaak ook buiten aanwezige infrastructuur voor sport en spel maken deze voorzieningen bijzonder geschikt om groepen te ontvangen. Sportclubs, vereni-
79
Door begeleiding van de vakantiegangers bij het gebruik van het openbaar vervoer en van het cultureel, sportief, toeristisch aanbod uit de (ruime) omgeving verlagen de voorzieningen ook zeer sterk de drempel om zinvolle ervaringen op te doen voor die vakantiegangers voor wie de zoektocht naar deze mogelijkheden om de een of andere reden een moeilijke opdracht is. Ze merken dat deze begeleiding een belangrijke meerwaarde is voor deze vakantiegangers. Dit werd ook bevestigd door de vertegenwoordiger van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen.
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
vraagde managers ook erg in trek en snel volgeboekt. Ook buiten het hoogseizoen.
80
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
gingen, scholen en instellingen maken dan ook graag gebruik van deze infrastructuur en nemen een aanzienlijk deel van de gerealiseerde overnachtingen voor hun rekening. Ook grotere families (nieuw samengestelde gezinnen of grootouders die kinderen en kleinkinderen mee op meerdaagse uitstap nemen) en vriendengroepen maken vaak gebruik van deze voorzieningen. De voorzieningen rekenen deze formele en informele groepen geen kosten aan voor het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes, ze hanteren vaak gunstige groepstarieven en bijzonder lage tarieven voor verenigingen van mensen in armoede, verzorgingsinstellingen of welzijnsorganisaties. Daarnaast werken de sociaal toerismeverblijven en de organisaties die vakanties voor groepen organiseren met vrijwilligers die instaan voor de animatie van de vakantiegangers en de begeleiding van zorgbehoevenden. Deze vrijwilligers worden hiertoe opgeleid en gevormd. Vaak gaat het om jonge mensen die aldus ook vaardigheden en kennis ontwikkelen, een maatschappelijke vorming krijgen en in contact komen met mensen uit alle lagen van de bevolking en met allerlei verschillende noden en behoeften. Ze vormen onderling vaak een hechte vriendengroep die jaarlijks weerkeert om vrijwilligerswerk in het vakantiecentrum of op de camping te doen. Er ontstaat vaak ook een sterke band met de jaarlijks weerkerende vakantiegangers. In de centra die zorgtoerisme aanbieden, werkt men naast professionele verzorgers ook met vrijwilligers. De managers van deze centra en vertegenwoordigers van de ondersteuningspunten, evenals de vertegenwoordiger van Ziekenzorg CM beklemtonen dat deze vrijwilligers een belangrijke steun vormen zonder wiens medewerking het zorgtoerisme niet, en zeker niet aan dezelfde voorwaarden, zou kunnen georganiseerd worden. Een manager van een zorgvakantieverblijf stelde klaar en duidelijk dat ze voor elke vrijwilliger die een vakantieganger gedurende 8 dagen dag en nacht begeleidt, drie voltijdse equivalenten extra in dienst zouden moeten nemen. Ook deze vrijwilligers worden opgeleid en gevormd, door het centrum of door de organisatie die in het centrum zorgvakanties aanbiedt (zoals bv. Ziekenzorg CM). Nog met betrekking tot het zorgtoerisme gaf de vertegenwoordiger van Ziekenzorg CM aan dat de Christelijke Mutualiteit jaarlijks heel wat middelen opzij zet (in 2011 3,5 miljoen euro) om de zorgvakanties te kunnen blijven aanbieden. Deze middelen worden gebruikt als werkingsmiddelen en voor de vrijwilligerswerking in het kader van de zorgvakanties. Zonder deze extra middelen zouden de Ziekenzorgvakanties niet meer kunnen aangeboden worden. Daarnaast leveren mutualiteiten en vakbonden in alle vakantiecentra die met hen verbonden zijn een belang-
rijke financiële input. Op deze manier ondersteunt de civiele maatschappij de vakantiebeleving en de sociale cohesie die in de met haar verbonden centra gecreëerd en versterkt wordt.
Hier voegen sommige managers en managementondersteuningspunten aan toe dat ze ook de mogelijkheid bieden om mensen uit de kansengroepen tewerk te stellen en op de werkvloer op te leiden (socio-professionele inschakeling van kansengroepen realiseren). De vertegenwoordiger van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen ziet hier ook een belangrijke meerwaarde die, nog meer dan tot dusver het geval is, door sociaal toerismeverblijven zou kunnen gerealiseerd worden voor deze doelgroep. Het sociaal toerisme wordt aldus niet alleen een mogelijkheid om vakantie-ervaring op te doen, maar ook werkervaring, en aldus kansengroepen structureel in te schakelen op de arbeidsmarkt en zodoende hun levensomstandigheden te verbeteren. Hier ligt duidelijk nog veel potentieel voor de onderzochte aanbieders (cf. infra).
4.3.6
Lokale inbedding en verankering
De bevraagde managers argumenteren allemaal dat ze zorgen voor lokale tewerkstelling in hun voorziening en een bijdrage leveren tot de lokale economie. De onderzochte managementondersteuningspunten zorgen samen voor een tewerkstelling van 850,8 VTE, wat een gezamenlijke loonmassa vertegenwoordigt van 28 869 286 euro. De tewerkstelling die in het sociaal toerisme in Vlaanderen gerealiseerd wordt, is groter, aangezien deze cijfers slechts een deel van het sociaal toerisme vertegenwoordigen.
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Toerisme met tevreden personeel – ook uit de kansengroepen
Een kwaliteitsvolle tewerkstelling en jobsatisfactie voor de personeelsleden is een belangrijk punt voor alle ondervraagde sociaal toerismeverblijvenen. Ze maken geen van allen gebruik van zwartwerk, ze bieden hun personeelsleden allemaal goede arbeidsvoorwaarden en een aangename werksfeer en -omgeving. Ze werken met een kern die een arbeidscontract heeft dat het jaar overspant (ook perioden van lagere bezetting of sluiting) en die voldoende groot is om het werk met voldoende kwaliteit naar de gasten en het personeel toe te kunnen uitvoeren. Personeelsleden met kinderen krijgen ook in het hoogseizoen (tot twee weken) vakantie om zelf ook vakantie met de familie te kunnen doorbrengen. Ook in het onderzoek van Diekmann en Bauthier (2011) naar sociaal toerisme in Wallonië wordt respect voor het personeel als een belangrijke waarde van sociaal toerisme naar voren gebracht.
81
4.3.5
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Daarnaast hebben de vakantiecentra, campings en jeugdherbergen veelal plaatselijke leveranciers. En ook de vakantiegangers die bij hen over de vloer komen, maken tijdens hun verblijf gebruik van de lokale winkels, horeca, fietsverhuurders, toeristische attracties, tot en met kappers en zorgverstrekkers. Dit op eigen initiatief, of met de aangeboden catering en animatie vanuit het centrum of de camping. We verwijzen hier ook naar het bestedingsonderzoek van Westtoer (2012) dat berekende dat vakantiegangers in vakantiecentra gemiddeld 25,28 euro per persoon per dag besteden buiten de centra, bovenop de gemiddeld 47,19 euro die ze per persoon per nacht in het vakantiecentrum spenderen aan logies, drank en maaltijden. Meerdere respondenten merkten tijdens het interview op dat de lokale economie in Westende bijvoorbeeld danig de gevolgen heeft ondervonden van de sluiting van het vakantiecentrum Zon en Zee in de jaren negentig. Volgens de huidige uitbater die Zon en Zee in 2007 opnieuw opende, nu als aparthotel, was het vakantiecentrum in zijn hoogdagen de ware motor van het toerisme in Westende. Er kwamen toen volgens hem tot 200 000 vakantiegangers per jaar. En hij voegt eraan toe dat het ook de ‘place to be’ was voor de Westendenaren zelf, die er zich tijdens weekends en vakanties kwamen vermaken. In het nieuwe aparthotel zal dit laatste niet meer het geval zijn. De bouwpromotoren die het gebouw kochten willen dat het een resort is, met infrastructuur die exclusief voorbehouden is voor wie er op logement is.12 Verschillende van de ondervraagde managers en managementondersteuningspunten zeggen hun voorzieningen open te stellen voor de buurt en het lokale verenigingsleven. Ze beklemtonen tevens dat ze eigendom zijn van Vlaamse non-profit organisaties die met deze uitbatingen investeren in lokale welvaart en welzijn. Een manager van een jeugdherberg wees erop dat de betrokken jeugdherberg geleid wordt door een raad met vertegenwoordigers uit de lokale gemeenschap.
82
4.4
Kansen en uitdagingen voor de pioniers van sociaal toerisme in Vlaanderen
De Strategische Adviesraad Internationaal Vlaanderen (SAIV, 2010) ziet mondialisering, klimaatverandering, demografische veranderingen, technologische en sociaal-culturele veranderingen als grote uitdagingen voor de ganse toeristische sector. Een aantal van deze uitdagingen zijn kansen voor het sociaal toerisme in Vlaanderen. Andere zijn uitdagingen waar het sociaal toerisme het hoofd moet zien aan te bieden. Ze worden ook in internationaal (McCabe, Minnaert & Diek12 http://www.zeester-vakanties.be/folder/34200713850-demorgen%202-04-07.pdf.
mann, 2012) en het onderzoek naar sociaal toerisme in Wallonië (Diekmann & Bauthier, 2011) als uitdagingen voor sociaal toerisme erkend. Daarnaast stellen zich, gegeven de maatschappelijke meerwaarden die het sociaal toerisme wenst te realiseren, nog een aantal specifieke uitdagingen voor het sociaal toerisme.
Een aantal economische en sociale evoluties vormen kansen voor de pioniers van sociaal toerisme om in Vlaanderen een specifieke rol te spelen. Met name: - klimaatverandering en stijgende brandstofprijzen vormen een aanleiding om vakanties dichterbij huis door te brengen. Kleinere afstanden betekenen een kleinere ecologische voetafdruk en een lagere kostprijs voor verplaatsingen met brandstofverslindende transportmiddelen; - de economische crisis noodzaakt meer vakanties voor een kleinere portemonnee. Niet alleen voor mensen in armoede, maar ook voor werkenden; - de bevolking veroudert. Een aanzienlijk deel van deze ouderen hebben doorheen hun actieve leven geproefd wat het is om buitenshuis op vakantie te gaan. Deze mensen willen kunnen blijven op vakantie gaan, in een toegankelijke infrastructuur en met beschikbaarheid van zorg op maat. Een deel van de seniorengroep is welstellend en is ook bereid om een behoorlijke prijs te betalen voor individueel comfort en zorg, een ander deel is minder vermogend, maar kan, in het kader van het algemeen erkende recht op vakantie, niet ontzegd worden van vakantie en zorg buitenshuis te genieten. Een deel van deze seniorengroep heeft zelf nog een uitgebreid sociaal netwerk en wil hiermee op logement (als familie of vriendengroep, om samen cultuur, sport of een evenement te beleven, ...), een ander deel is veeleer sociaal geïsoleerd en zoekt contact en ontmoeting tijdens aangename en verzorgde arrangementen buitenshuis. Een deel is zelfredzaam, een ander deel heeft begeleiding en ondersteuning nodig; - jongere zowel als oudere mensen met een functiebeperking leven in kleinere verbanden en vanuit deze verbanden is vraag naar individuele vakanties met zorg buitenshuis. Ook hier is een deel van deze groep welstellend en bereid om een behoorlijke prijs te betalen voor individueel comfort en zorg. Een ander deel is minder vermogend, maar kan, in het kader van het algemeen erkende recht op vakantie, niet ontzegd worden van vakantie en zorg buitenshuis te genieten. Ook hier heeft een deel een eigen netwerk, en is een ander aangewezen op organisaties en verenigingen om vakanties te organiseren en er de begeleiding te verzorgen; - het aantal eenouder- en nieuw samengestelde gezinnen neemt toe en een toenemend aantal onder hen wil middels een aangepast en betaalbaar aanbod ook van vakantie buitenshuis kunnen genieten;
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Maatschappelijke evoluties als kansen voor sociaal toerisme
83
4.4.1
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen 84
- er blijft nog een aanzienlijke vraag vanwege scholen, sociale bewegingen, sporten culturele verenigingen, sociale instellingen enzovoort naar betaalbare logies en infrastructuur voor groepen; - en tevens is er vraag naar verblijfsmogelijkheden voor grotere familie- of vriendengroepen (de zogenaamde nieuw samengestelde groepen) die samen evenementen, sport of cultuur willen beleven, feestelijke samenkomsten willen organiseren, of gewoon tijd en ruimte zoeken om gezellig samen te zijn. Uiteraard tegen een zo laag mogelijke prijs, voor een zo groot mogelijk comfort; - de vraag naar beleving en ervaring gaat naar de kern van het sociaal toerisme, dat sinds de pioniersjaren mensen zinvolle vakantie-ervaringen aanbiedt, animatie aanbiedt in de vakantiecentra en campings, arrangementen uitwerkt en reizen voor groepen organiseert, respectievelijk accommodeert. Een verdere kans voor sociaal toerismeverblijven ligt in een hardnekkig maatschappelijk probleem: de langdurige werkloosheid van een deel van de bevolking met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Dit werd ook onder meer tijdens de focusgroep te berde gebracht door de vertegenwoordiger van het Vlaams Netwerk waar Armen het Woord Nemen. Naast sociale doelstellingen die betrekking hebben op de gebruikers van de voorzieningen, kan socio-professionele inschakeling van doelgroepwerknemers een belangrijke aanvullende sociale doelstelling zijn. En, gegeven de subsidies en premies die hiervoor van overheidswege beschikbaar worden gesteld, kan het tevens een middel zijn om voldoende personeel te kunnen inschakelen of inhuren om de vele taken in te vullen die nodig zijn om een kwalitatief sociaal toerisme te realiseren. Sociaal toerismeverblijven hebben als primair sociaal doel weliswaar het aanbieden van kwalitatieve sociaal toeristische dienstverlening, maar kunnen hieraan een tweede sociaal doel koppelen en met name bijdragen tot de socio-professionele inschakeling van doelgroepwerknemers. Ze kunnen deze doelgroepwerknemers in house tewerkstellen (en omkaderen), of ze kunnen wederzijds versterkende samenwerkingsverbanden aangaan met bedrijven uit de sociale inschakelingseconomie, voor wie tewerkstelling van kansengroepen de centrale opdracht is en op welk terrein ze de nodige expertise in huis hebben. Ze kunnen taken uitbesteden aan deze ondernemingen die ze on site of in hun eigen onderneming uitvoeren en die hierdoor meer plaatsen scheppen voor doelgroepwerknemers. Een voorbeeld van samenwerking tussen sociaal toerisme en sociale inschakelingseconomie is de samenwerking tussen camping De Lombarde en vzw Duinenwacht met betrekking tot het groenonderhoud op de camping. Een vertegenwoordiger van Ziekenzorg CM vertelde tijdens de focusgroep dat hij in Duitsland zorghotels bezocht had die met doelgroepwerknemers werken en daar een kwalitatief zeer goede dienstverlening aan zorgbehoevende vakantiegangers kunnen
Tenslotte ligt er een kans in het feit dat sociaal toerismeverblijven deel uit maken van internationale organisaties en netwerken. Meer onderlinge informatie-uitwisseling en uitwisseling van elkaars leden en doelpublieken kan ervoor zorgen dat meer mensen en groepen uit het buitenland naar onze voorzieningen kunnen komen en omgekeerd. Het internationaal netwerk van jeugdherbergen kan als een goede praktijk ter zake gezien worden. Op haar website is informatie over jeugdherbergen van over de hele wereld te vinden. Ook andere sociaal toerismeverblijven kunnen hun zichtbaarheid verhogen en gezamenlijk informatie aanbieden via gemeenschappelijke communicatiekanalen. Het Calypsoplatform, door de Europese Commissie gefinancierd en aan ISTO en haar partnerorganisaties toevertrouwd, kan hiertoe een belangrijke hefboom zijn. Het project wil internationale vraag en aanbod naar sociaal toerisme bij elkaar brengen en met name ook in het laagseizoen de bezettingsgraad van de voorzieningen verhogen.13 Ook de interna13 http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/tourism/calypso/index_en.htm.
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Algemeen schept de toenemende maatschappelijke vraag naar ondernemingen die maatschappelijke toegevoegde waarden creëren een ondersteunende omgeving voor de pioniers van het sociaal toerisme. Deze maatschappelijke vraag naar ondernemen met meerwaarden werd onder meer door Sustenuto als trend beschreven in een expertenrapport over MVO voor de SERV (2007). Deze maatschappelijke vraag wordt door de Vlaamse overheid gestimuleerd in de beleidsnota Sociale Economie 2009-2014 van Vlaams minister Freya Van den Bossche, en voordien reeds in het zogenaamde ‘Meerwaardenbesluit’, dat op 4 juli 2000 ondertekend werd door de federale regering, de gewesten en de Duitstalige gemeenschap. Zolang ondernemers die primair gedreven worden door sociale doelstellingen echter in concurrentie moeten treden met anderen die niet over de gehele lijn ‘sociaal’ zijn, maar enkel op het ogenblik of domein dat het hen uit komt, opereren sociaal toerismeaanbieders niet in een level playing field en wegen de meerkosten van hun principieel ondernemen zwaarder door. Hier is, zoals ook door het ISTO geargumenteerd (zie hoofdstuk 1, paragraaf 1.1) nood aan overheidsondersteuning.
85
aanbieden. In Vlaanderen zijn er eveneens heel wat voorbeelden van ondernemingen in de sociale inschakelingseconomie die horecadiensten ontwikkelen met doelgroepwerknemers. Veelal catering, maar soms ook logement, en ook diensten die nuttig zijn voor andere horecabedrijven: strijk- en poetsdiensten, groendiensten, ... Uit het voorbeeld van de sociale coöperaties in Italië kunnen we leren dat netwerking, uitwisseling, samenwerking en synergieën tussen sociale ondernemingen met verschillende sociale doelen in ‘consortia’ voor alle partijen versterkend werkt (zie o.a. Gijselinckx, Coates & Deneffe, 2011).
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen 86
tionale netwerken van middenveldorganisaties waarin deze voorzieningen ingebed zijn, kunnen sterker gesensibiliseerd en geïnformeerd worden over sociaal toerismeverblijven. Men kan de beschikbaarheid van informatie over deze voorzieningen ten aanzien van de organisaties en ten aanzien van de leden van deze organisaties verhogen en het tot een vanzelfsprekendheid maken dat internationale bijeenkomsten, vormingen en uitwisselingen in sociaal toerismeverblijven georganiseerd worden en dat reizen die door leden en ledenorganisaties georganiseerd worden in deze sociaal toerismeverblijven hun natuurlijke partner vinden. Maar ook ten aanzien van de individuele reiziger kan een goede communicatie van de unieke identiteit van het sociaal toerisme en van de ligging, bereikbaarheid en accommodatie van de sociaal toerismeverblijven een belangrijk en authentiek marketinginstrument zijn.
4.4.2
Uitdagingen voor sociaal toerisme in Vlaanderen
Uitdagingen waaraan het sociaal toerisme in Vlaanderen het hoofd moet bieden zijn: - de stijgende digitalisering van de maatschappij die ook de manier verandert waarop mensen informatie verzamelen en uitwisselen, onder andere over logies en arrangementen; - de steeds hogere verwachtingen van consumenten en de normering door overheden op vlak van comfort en veiligheid; - de hoge personeels- en energiekosten; - het behoud en de verdere aanpassing van de infrastructuur; - een financieringssysteem dat inclusief toerisme ook voor kansengroepen mogelijk en betaalbaar maakt; - het counteren van een onjuiste beeldvorming met een communicatie die de visie, de meerwaarden en het aanbod van sociaal toerisme duidelijk maakt. Studies in opdracht van Toerisme Vlaanderen tonen aan dat steeds meer vakantiegangers de weg naar logies via het internet vinden, ook vakantiegangers in vakantiecentra en jeugdherbergen. De jeugdherbergen spelen hierop reeds adequaat in, maar de vakantiecentra en campings hebben op dit gebied nog een achterstand in te halen. Net als andere toerismeaanbieders streven ook sociaal toerismeverblijven ernaar een aanbod te kunnen doen in een infrastructuur die hedendaags, fysiek toegankelijk, comfortabel en zo milieuvriendelijk mogelijk is. De eisen die hieraan gesteld worden door klanten, maar ook door overheden (veruitwendigd in de normen die opgelegd worden op vlak van toegankelijkheid, kwaliteit en veiligheid) worden steeds hoger. In dit verband kan zeker ook opgemerkt worden dat managers van
Men wil ook kunnen inspelen op de demografische evoluties naar meer en vaak alleenstaande ouderen, meer eenoudergezinnen, maar ook meer nieuw samengestelde gezinnen. En op de veranderende trends op vlak van vrijetijdsbesteding en sociale relaties: meer grootouders die met kinderen en kleinkinderen op vakantie willen komen, meer informele vriendengroepen die samen een verblijf willen organiseren, meer zorgbehoevenden die in kleinere leefverbanden leven en hiermee samen op vakantie willen komen, meer ouderen en zorgbehoevenden die ook op momenten van grotere zorgafhankelijkheid nog van vakantie buitenshuis willen genieten. Hiertoe wil men flexibelere kamerinrichtingen: meer eenpersoonskamers of tot eenpersoonskamer moduleerbare kamers, meer familiekamers met (enigs-
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Bovendien zijn er de stijgende verwachtingen van cliënten op vlak van luxe en comfort, die sociaal toerismeaanbieders vanuit hun waarden confronteert met een spanningsveld: zet men in op luxe, of beperkt men zich tot comfort zonder franjes? Gaat men mee in de trend van individualisering van voorzieningen (zoals internet en TV) op de kamers, of kiest men voor het de facto bevorderen van sociaal contact door vakantiegangers hiervoor aangewezen te laten op gemeenschappelijke ruimtes? En wat voor gevolgen hebben deze keuzes op het klantenbestand? Ook de elkaar steeds sneller opvolgende trends op vlak van interieurinrichting (vaak in combinatie met mindere kwaliteit van de materialen die erop berekend zijn sneller vervangen te worden) hebben een hoog kostenplaatje. De managementondersteuningspunten en managers van voorzieningen vinden zich hier voor moeilijke keuzes gesteld. In de focusgroep gaven stakeholders aan dat trendiness en grote luxe niet meteen hoeven. Het sociale karakter, de kwaliteit van de dienstverlening, de goede prijs en de toegankelijkheid primeren.
87
voorzieningen die hun diensten aanbieden in recent gerenoveerde of opgerichte infrastructuren die ze in erfpacht nemen bij de Vlaamse overheid aangeven dat de nieuwe erfpachtregeling gevolgen zal hebben op de prijszetting. Ook het kadastraal inkomen verhoogt door de stijgende grond- en immobiliënprijzen en als gevolg van renovatie en nieuwbouw. Dit leidt tot een hogere onroerende voorheffing. Hieraan is voor alle toerismeaanbieders een aanzienlijk kostenplaatje verbonden. Het non-profit karakter van de ondernemingen zou hiervoor juist ruimte kunnen bieden. Maar de lagere standaardprijzen die door sociaal toerismeverblijven aangeboden worden in combinatie met de hoge kosten voor personeel en hun doelstelling om hun vakantiegangers een zinvol vakantieaanbod - vaak ook op maat - te doen (animatie), maken het hen moeilijker om hieraan het hoofd te bieden (cf. supra). Lagere energiefacturen kunnen bijvoorbeeld wel een deel van de investeringen of dure erfpachten compenseren, maar dit is een lange termijnperspectief en het moet allemaal actueel wel financieel haalbaar zijn.
88
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
zins) afgescheiden ruimtes voor ouders en kinderen. En meer mogelijkheden voor modularisering van lokalen waarin grote groepen (verenigingen, scholen, instellingen, ...) hun plaats vinden, maar waarin ook een meer intiem onthaal van kleinere familie- of vriendengroepen mogelijk is. Dit alles heeft uiteraard een kostenplaatje. Deze uitdaging brengen ook Diekmann en Bauthier (2011) in hun onderzoek naar sociaal toerisme in Wallonië naar voren. Een bijzondere uitdaging is gelegen in het verder uitbouwen van het aanbod van zorgvakanties en vakanties met zorg. We kunnen hier wel een onderscheid maken tussen de zorgvakantieverblijven die specifiek op zorgvakantie en herstel zijn ingericht en georganiseerd enerzijds en de andere vakantiecentra die eveneens, naast gezinnen en medioren, een (steeds) ouder (wordend) publiek ontvangen en ook vraag krijgen naar een aangepast aanbod voor mensen met een functiebeperking in het kader van een inclusieve vakantie. Met name de zorgvakantieverblijven zien zich geconfronteerd met uitdagingen op meerdere vlakken: de hoge kostprijs van aanpassing van infrastructuur en van voldoende omkaderend personeel, de flexibiliteit en innovatie in het aanbod van formules, maar ook van kamertypes en van opsplitsbare gemeenschappelijke ruimtes, en tenslotte ook de vrijwilligerswerking. Wat dit laatste betreft, ziet men een grote uitdaging in de blijvende rekrutering van voldoende vrijwilligers. Het optrekken van de pensioenleeftijd kan in dit verband een probleem vormen, aangezien veel vrijwilligers momenteel vervroegd en jonggepensioneerden zijn. Precies deze mensen hebben hier de tijd, de levenservaring en de fysieke capaciteiten voor. Men ziet ook blijvende uitdagingen in een goede opleiding en vorming van vrijwilligers. De kostprijs voor de vrijwilligerswerking ligt erg hoog en wordt nu voor het grootste stuk gedragen door ondersteunende sociale organisaties (cf. de eerder vermelde getuigenis van een vertegenwoordiger van Ziekenzorg die tijdens de focusgroep meldde dat daags voordien de Christelijke Mutualiteit een budget van 3,5 miljoen euro vrijgemaakt had voor de vrijwilligerswerking in het kader van de zorgvakanties die door Ziekenzorg worden georganiseerd). Als die steunende middenveldorganisaties niet over voldoende middelen kunnen blijven beschikken om die vrijwilligerswerking te organiseren, zal dit gevolgen hebben voor zorgvakantieverblijven. Zulke vakanties vragen immers niet alleen een toegankelijke infrastructuur (wat nu gedeeltelijk gesubsidieerd wordt), maar ook een voldoende omkadering. Nu wordt er vooral ingezet op subsidiëring van de zogenaamde ‘opstaporganisaties’ voor mensen in armoede. Er moet zeker ook ingezet kunnen worden op ondersteuning van soortgelijke opstaporganisaties voor mensen met een beperking, langdurig zieken en ouderen. Ten slotte ligt er ook een blijvende uitdaging in het organiseren van de verhoudingen tussen en het afbakenen van verantwoordelijkheden en arbeidsvoorwaarden van professionele en vrijwillige zorgverstrekkers. Op vlak van ondersteunend beleid lijkt hier een geïntegreerd beleid in de domeinen Toerisme en Welzijn aangewezen.
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
Zo wil men bijvoorbeeld aanzienlijke reducties blijven aanbieden voor groepen en individuele reizigers die in armoede leven. De vraag hiernaar neemt toe en men ziet die in de toekomst nog verder stijgen. Men ziet het als een belangrijke opdracht om deze mensen en hun groepen ruimte te geven en het wordt ook vereist door de Vlaamse overheid, als een van de condities voor erkenning als TvAverblijven. Echter, in verhouding tot andere toerismeaanbieders ziet men een beperktere ruimte voor zichzelf om te compenseren voor de lagere inkomsten uit de verblijven die in samenwerking met het Steunpunt Vakantieparticipatie worden georganiseerd, ook in hoog- en tussenseizoen. We verwijzen hier naar het bestedingsonderzoek van Westtoer (2012) dat duidelijk maakt dat in 2011 de gemiddelde kamerprijzen die per persoon betaald worden beduidend lager liggen in de vakantiecentra dan in de hotels en dat ook de prijzen die men voor half- en volpensionformules in vakantiecentra betaalt respectievelijk de helft tot een derde lager liggen dan deze van hotels. Daarnaast geeft men nog reducties voor groepen. Men wil toerisme betaalbaar houden voor iedereen en slaagt er ook de facto in om meer groepen uit de lagere beroepsgroepen en meer gepensioneerden aan te trekken dan hotels en vakantieparken. Men wil bewust alle lagen van de bevolking kunnen bereiken en ziet beperktere mogelijkheden om te differentiëren in prijzen voor verschillende types klanten en op verschillende tijdstippen van de week en het jaar. Dit juist omdat men over de ganse lijn het sociale karakter van de dienst-
89
De kosten zijn met andere woorden hoog en dit terwijl, gegeven het sociaal karakter van de vakantiecentra en zorgvakantieverblijven, de inkomsten uit de uitbating door de band genomen lager liggen. Men wil namelijk, tegen kostprijs, een kwalitatief en sociaal aanbod kunnen blijven realiseren, met aandacht voor de kwaliteit van de interne (met personeel en inrichters) en externe relaties (met klanten, leveranciers, en de stakeholder-organisaties uit de non-profit en publieke sector). Men wil hierbij voldoende personeel kunnen inzetten om een kwalitatieve en sociale dienstverlening te kunnen realiseren en men wil dit personeel goede arbeidsvoorwaarden aanbieden: een goed inkomen, geen zwartwerk, een goede vorming en opleiding, een goede werksfeer, een arbeidsorganisatie die een goede work-life balance en een haalbare arbeidsdruk garandeert. Respect voor het personeel is ook een centraal element voor het Waalse sociaal toerisme (Diekmann & Bauthier, 2011). Men wil zinvolle, voldoende, aangepaste en kwaliteitsvolle animatie kunnen blijven aanbieden en voldoende omkadering voor zorgvakanties en vakanties met zorg (cf. supra). De managementondersteuningspunten zien mogelijkheden om de dienstverlening efficiënter te organiseren en te flexibiliseren (met een hogere prijs voor meer, en een lagere voor minder afgenomen diensten) en ze willen hier in de toekomst verder op inzetten zonder te beknibbelen op het sociale en kwalitatieve karakter van de dienstverlening en de voorwaarden waaronder ze wordt verstrekt. Men wil sociaal zijn en blijven, over de ganse lijn.
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen 90
verlening wil bewaken. Financiële toegankelijkheid voor alle gasten op alle momenten van het jaar is hier een essentieel onderdeel van. Dus ook in het hoogen tussenseizoen. Dit wordt met name door de stakeholder-organisaties die bv. bos- of zeeklassen organiseren, of verenigingen en instellingen die vakanties inrichten in het kader van welzijns- en gezondheidszorg als een belangrijke meerwaarde van de onderzochte sociaal toerismeaanbieders ten opzichte van andere aanbieders ervaren. Ook ledenorganisaties die verbonden zijn met de sociale voorzieningen en hier bijvoorbeeld financieel in investeren, verwachten lagere prijzen voor hun groepen en individuele leden. In de toekomst zal een goede balans, steeds vanuit het basisprincipe van de sociale doelstellingen, moeten kunnen en mogen gevonden worden. Ook in het onderzoek van Diekmann en Bauthier (2011) staat de kost van een financieel toegankelijk aanbod voor lagere inkomensgroepen centraal. De onderzoekers argumenteren voor een financiële tegemoetkoming aan verblijven die mensen in armoede ontvangen, ofwel voor een financiële ondersteuning aan mensen in armoede die (in een sociaal toerismeverblijf) op vakantie gaan. Last but not least zien alle managers en managementondersteuningsstructuren een belangrijke uitdaging in het oppoetsen en klaarder verwoorden van hun imago. Men ervaart dat veel mensen bij jeugdherbergen en vakantiecentra denken aan grote slaapzalen, minimaal comfort, een minimale dienstverlening. Een manager van een jeugdherberg vertelde dat als leerkrachten voor het eerst in de jeugdherberg terecht komen bij gelegenheid van bos- of zeeklassen, ze steevast verbaasd zijn over de moderne accommodatie, het comfort, de kleinere slaapkamers. Vaak komen ze dan zelf, privé, met het gezin of met vrienden later nog eens terug. Deze manager denkt dat veel mensen die niet langs een of andere weg de moderne, hedendaagse jeugdherberg bezoeken nog bij het verouderde beeld blijven hangen en bijgevolg niet over de vloer komen. Managers van vakantiecentra geven aan dat hun gasten niet op het concept ‘sociaal toerisme’ afkomen, maar op de goede kwaliteit die ze ontvangen voor een zeer gunstige prijs. Mensen weten niet dat ze in een vakantiecentrum logeren. Het wordt zo ook niet gepromoot door de centra en ook in de communicatiekanalen van de organisaties die mensen toeleiden wordt niet over ‘sociaal toerisme’ gesproken, maar stelt men gewoon goede producten aan goede prijzen voor. Stakeholder-organisaties geven ook aan dat ze de centra promoten omwille van hun infrastructuur, kwaliteitsvolle dienstverlening en gunstige prijs, maar dat ze hier geen label van ‘sociaal toerisme’ op hangen. Het gebrek aan een duidelijke communicatie over de meerwaarden van het sociaal toerisme werd ook in Wallonië als een erg belangrijk deficit aangehaald (Diekmann & Bauthier, 2011). Sociaal toerisme zou vaak worden geassocieerd met vakantiekolonies voor kinderen, voor mensen die in armoede leven, voor zieken of mensen met een functiebeperking. Ter vergelijking: ook in Wallonië zou het
In het hierna volgende hoofdstuk formuleren we beleidsaanbevelingen, zowel ten aanzien van de sociaal toerismeaanbieders, als ten aanzien van de overheid. Deze aanbevelingen moeten helpen aan de gestelde uitdagingen het hoofd te bieden, rekening houdend met en ter ondersteuning van de maatschappelijke toegevoegde waarden en het non-profit karakter van het sociaal toerisme.
91
Een laatste uitdaging, tevens een middel om alvast een deel van bovenvermelde uitdagingen het hoofd te kunnen bieden en de in vorige paragraaf beschreven kansen te kunnen benutten, is het realiseren van meer onderlinge samenwerking. Om schaalvoordelen te realiseren, kennis en ervaring te deling, synergieën te realiseren, een duidelijk imago te ontwikkelen en te promoten, ... Gegeven de nog steeds doorwerkende verzuiling is dit echter geen sinecure.
hoofdstuk 4 | Karakter, meerwaarden, kansen en uitdagingen van het sociaal toerisme in Vlaanderen
beeld leven dat sociaal toerismeverblijven vakantiekolonies voor armen zijn (Diekmann & Bauthier, 2011).
5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
Het aanbod van sociaal toerisme is niet gericht op het creëren van financiële winst ten voordele van aandeelhouders of eigenaars, maar gericht op de creatie van sociale meerwaarden, het lenigen van sociale behoeften. Het sociaal toerisme in Vlaanderen vertoont overeenkomsten met elk van de vier verschillende modellen die door Minnaert, Maitland en Miller (2012) als benaderingswijzen voor sociaal toerisme onderkend werden: - het is inclusief, gericht op participatie van iedereen, en met een aanbod voor iedereen; - met specifieke aandacht voor de participatie van personen die moeilijker in het commercieel circuit terecht kunnen; - met een aangepast aanbod op vlak van prijzen, accommodatie, dienstverlening voor doelgroepen; - en het draagt bij aan de ontwikkeling van de gebieden waarin de accommodatie gelegen is (met tewerkstelling en handel buiten seizoen). De cijfers voor het jaar 2011 liegen er niet om. Met hun gezamenlijke capaciteit van 18 855 bedden vertegenwoordigen de verblijven die aangesloten zijn bij de onderzochte managementondersteuningspunten 48% van de capaciteit van de erkende TvA-verblijven. Ze realiseerden samen 2 053 316 overnachtingen (50% van het totaal aantal overnachtingen in de erkende TvA-verblijven) of 21% van het totaal aantal overnachtingen door binnenlandse toeristen en zakenreizigers in Vlaanderen. Samen zorgen ze voor tewerkstelling van 850,8 VTE, wat een gezamenlijke loonmassa vertegenwoordigt van 28 869 286 euro en realiseren ze een omzet van 53 139 690 euro.
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
Samenvattend beeld
93
5.1
94
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
De verblijven aan de Kust nemen het leeuwendeel van deze overnachtingen, 1 354 187 of 66% voor hun rekening. In termen van aantal overnachtingen zijn ze daarmee goed voor 37% van de Belgische markt aan de Kust. De sociaal toerismevoorzieningen aan de Kust zorgen dus voor een financieel en fysiek toegankelijk aanbod van zowel kort- als langverblijf, voor zowel alleenstaanden, koppels, gezinnen als grote(re) groepen. Groepen zijn goed voor naar schatting 30% van het aantal overnachtingen. Met hun aanbod aan animatie en het bieden van accommodatie aan groepen dragen ze bij tot de sociale cohesie. Ze bieden ruimte aan gemeenschapsvorming. Ze bieden ruimte aan bestaande verenigingen, vriendengroepen en ruimere familieverbanden die met een eigen gemeenschapsvormend programma komen. Met hun animatie scheppen ze ook gelegenheid tot ontmoeting en er blijken ook heel wat vriendschapsbanden te ontstaan tijdens het verblijf. Uit onze gebruikersenquête blijkt dat de groepen van scholen, instellingen en verenigingen gemiddeld uit zo’n 31,7 personen bestaan, vriendengroepen tellen 6,6 personen en families gemiddeld 5,6 personen. Sommige voorzieningen zijn specifiek toegespitst op zorgvakanties (zorgverblijven), andere zijn toegankelijk voor mensen met functiebeperkingen en spelen ‘op maat’ in op de gezondheidsbehoeften van vakantiegangers. Wat het profiel van de vakantiegangers betreft, blijkt uit onze bevraging dat de vakantiecentra, campings en jeugdherbergen een zeer divers publiek aantrekken. Het aanbod aan logies dat beheerd wordt door de managementondersteuningspunten blijkt omwille van de gunsttarieven en geboden ondersteuning aantrekkelijk te zijn voor mensen in armoede en mensen met een functiebeperking, maar bereikt ook andere doelgroepen, in het bijzonder ook ouderen, gezinnen met twee of meer kinderen, eenoudergezinnen, grootouders met kleinkinderen. In het bijzonder voelen arbeiders, bedienden en (brug)gepensioneerden zich aangetrokken tot de vakantiecentra en campings, in de jeugdherbergen komen ook relatief veel leerkrachten met hun klassen. Het nettogezinsinkomen ligt voor 64% van de respondenten lager dan 2 500 euro per maand, voor 17% zelfs lager dan 1 250 euro per maand. Men komt zowel voor korte als voor langere vakanties naar de onderzochte logies. Dit heeft wellicht veel te maken met de lagere prijzen in de vakantiecentra en jeugdherbergen ten opzichte van hotels. In de vakantiecentra is er opvallend veel herhaalbezoek. De studie van Westtoer wees uit dat prijs per nacht die per persoon wordt betaald in de vakantiecentra zo’n 60% bedraagt van deze in een hotel. Er wordt ook opvallend meer in half- en volpensionformules verbleven. De prij-
zen in de vakantiecentra liggen in vergelijking met deze van commerciële hotels gemiddeld nagenoeg de helft lager voor supplementen voor halfpension formules, een derde lager voor volpension. De gasten van de vakantiecentra besteden ook buiten de centra per persoon nog aanzienlijke bedragen in plaatselijke winkels, restaurants, cafés en andere toeristische attracties. Voor en na de zomermaanden worden vooral veel (brug)gepensioneerden bereikt (al dan niet in het gezelschap van jonge (<6 jaar) kinderen. Er komen in die periodes ook veel groepen. De zomermaanden zijn in het bijzonder aantrekkelijk voor families met kinderen.
Uitdagingen liggen voor de onderzochte managementondersteuningspunten en managers van TvA-voorzieningen in: - het beheersen van de kosten (voor personeel, infrastructuur, animatie en dienstverlening op maat), rekening houdend met de missie en het non-profit karakter van de organisaties; - het zoeken naar andere financieringssystemen die kunnen compenseren voor de lagere inkomsten en hogere kosten die gepaard gaan met het aanbieden van een verblijf aan mensen in armoede en met zorgbehoeften, rekening houdend met het gegeven dat de standaardprijzen die momenteel aangerekend worden over het algemeen ook zeer laag zijn (i.c. merkelijk lager liggen dan deze in de hotels en vakantieparken);
95
De respondenten uit onze enquête komen er voornamelijk om te ‘rusten en ontspannen’ en in de jeugdherbergen ook meer om te ‘bezoeken en ontdekken’, ‘op doorreis’ en in het kader van ‘sportieve activiteiten’. Een kleine helft van de respondenten heeft een bewuste keuze gemaakt voor het sociaal toerismeverblijf (dit is voornamelijk zo voor de vakantiecentra en de jeugdherbergen, maar geldt slechts voor iets minder dan een derde van de ondervraagde kampeerders). De top-10 van redenen die onze respondenten spontaan opgaven voor de keuze van hun verblijf bestaat uit (in afnemende volgorde): de ligging, de rust, de prijs-kwaliteitverhouding, de aanwezige accommodatie, de vriendelijkheid van het personeel en de gasten, het er zich thuis/goed voelen, de aanwezige ontspanningsmogelijkheden, de kindvriendelijkheid, de netheid en de kwaliteit van het eten. Men waardeert het verblijf hoog op alle ondervraagde aspecten (de waardering voor de campings ligt lager dan deze van de vakantiecentra en jeugdherbergen).
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
Relatief veel vakantiegangers vinden de weg naar vakantiecentra via de media en informatie verstrekt via de vakbonden en mutualiteiten. De jeugdherbergen sluiten op dit vlak aan bij de hotels die - vooral onder de jongeren, maar in toenemende mate ook bij de ouderen - via het internet gevonden en geboekt worden.
- het zoeken naar innovatieve antwoorden op maatschappelijke trends en uitdagingen (veroudering, zorgafhankelijkheid, individualisering, stijgend aantal eenouder- en nieuw samengestelde gezinnen, de trend om meer met grotere families en vriendengroepen op vakantie te gaan, blijven accommoderen van grote groepen, evoluties op vlak van informatie- en communicatietechnologie, klimaatverandering en milieuzorg); - het counteren van een negatief, verouderd imago.
96
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
Gebruikers waarderen de bestaande aanpak en het aanbod - getuige de hoge tevredenheidscores en het feit dat ze uit alle lagen de bevolking, alle leeftijdscategorieën en in alle verschillende types gezelschappen naar de verblijven komen. Stakeholders waarderen sterk: - dat via de vakantiecentra en jeugdherbergen een aanbod bestaat dat toegankelijk is voor (grotere) groepen; - dat het aanbod van de vakantiecentra, jeugdherbergen en campings financieel en in belangrijke mate ook fysiek toegankelijk is; - dat het kindvriendelijk en ongedwongen is; - dat het in de voorzieningen mogelijk is om ook vakanties met zorg aan te bieden en dat er ‘op maat’ gewerkt wordt voor vakantiegangers en groepen met specifieke noden en wensen; - dat alle gasten met respect behandeld worden en voldoende informatie, animatie en begeleiding kunnen bekomen bij het zoeken naar uitstapmogelijkheden.
5.2
Aanbevelingen voor sociaal toerismeaanbieders
De bevindingen uit deze studie en ander bestudeerd onderzoek over (sociaal) toerisme leiden ons tot volgende beleidsaanbevelingen ten aanzien van de managementondersteuningspunten en de managers van de voorzieningen op het terrein: - treed sterker op het voorplan met de betekenis, de omvang en de verscheidenheid van het sociaal toerisme; - herdefinieer de identiteit van sociaal toerisme en stel op basis hiervan een gezamenlijk charter op; - kader de ontwikkeling van je identiteit, visie en strategie in een ruimer internationaal (Europees) verband: ontwikkel een naam en identiteit in een Europees kader, zoek en benut synergieën en samenwerkingsopportuniteiten, werk aan een gezamenlijke visibiliteit, haal banden met sociale organisaties aan en speel ze uit; - voer een sterker communicatie- en promotiebeleid; - gezamenlijk en; - in relatie met de sociale organisaties;
Aanbevelingen voor het beleid
De inzichten uit dit en ander bestudeerd onderzoek naar (sociaal toerisme) leiden ons tot het formuleren van volgende aanbevelingen ten aanzien van de Vlaamse overheid: - bekijk en ondersteun een sociaal toerisme in ruime zin - hanteer niet enkel een (enge) doelgroepenbenadering; - ontwikkel een geïntegreerd beleid met belendende bevoegdheidsdomeinen (welzijn, sociaal-cultureel werk, jeugd, armoedebestrijding, sociale economie); - herbekijk de nieuwe erfpachtregeling met aandacht voor het specifieke non-profit karakter van de voorzieningen;
97
5.3
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
- zet sterker in op dichtbijvakanties en recreatie/evenementen in eigen land. Speel in op streekbeleving, storytelling, nieuwe animatievormen, ...; - monitor evoluties en trends in commerciële versus sociaal toerismeverblijven, op vlak van: - aanbod: capaciteit, prijszetting, dienstverlening; - gebruikersprofielen; - tewerkstelling; - bijdrage aan de lokale economie en sociale cohesie; - stem aanbod af op een analyse van (huidige en nieuwe) doelgroepen; - organiseer vormen van onderlinge solidariteit (solidaire financiering waarbij meer vermogende gebruikers en/of conferentietoeristen meer betalen en de opbrengst hiervan gebruikt wordt om de lagere prijs die aan een aantal doelgroepen aangerekend wordt alvast gedeeltelijk te compenseren - zoals bijvoorbeeld Floreal doet met de conferenties en Broederlijkheid vzw doet met haar wellness-toerisme), maar pleit bij de overheid ook voor financiële ondersteuning van participatie van mensen in armoede en met zorgbehoeften (hetzij via subsidies aan de voorzieningen per participant uit de doelgroepen, hetzij via subsidies aan de betrokken vakantiegangers die op vakantie komen in de voorzieningen); - ontwikkel verder zorgvakanties en vakanties met zorg. In binnen- zowel als in buitenland. Dat laatste in samenwerking met mutualiteiten en zorgverzekeraars en -verstrekkers ter plaatse; - blijf groepstoerisme aanbieden en accommoderen (zowel van klassieke groepen - traditioneel verenigingsleven en sociale organisaties, scholen, instellingen - als van nieuwe vormen van groepstoerisme), met flexibele accommodatie en dienstverlening op maat voor de verschillende groepstypes en -groottes. Benoem en promoot de meerwaarde hiervan; - heb aandacht voor de lokale inbedding (lokale sociaaleconomische ontwikkeling en sociale cohesie, lokale attracties en evenementen); - investeer in ecologische duurzaamheid.
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen 98
- kaart op federaal niveau een aanpassing aan van de fiscaliteit (onroerende voorheffing en vennootschapsbelasting) voor non-profit organisaties en bepleit een gelijke behandeling van deze non-profit organisaties; - zorg voor financiële ondersteuning van de participatie van vakantiegangers in armoede en met zorgbehoeften - hetzij op niveau van de voorzieningen (a rato van aantal van ontvangen bezoekers en overnachtingen uit deze groepen), hetzij op niveau van de vakantiegangers (wanneer ze effectief aan vakantie participeren (in sociaal toerisme)); - ‘sociaal toeristische verenigingen’ of ‘opstaporganisaties’ zijn momenteel beperkt tot verenigingen die mensen in armoede ondersteunen om van vakantie buitenshuis te kunnen genieten. Daarnaast kunnen ook gezondheidsproblemen zorgen voor drempels om op vakantie te gaan. Er zijn in Vlaanderen heel wat organisaties die mensen met een functiebeperking, zieken en ouderen ondersteunen om van een vakantie buitenshuis te kunnen genieten. Ze zorgen voor een beperkte tot zeer ruime omkadering en het zijn grotendeels vrijwilligers die dit opnemen. Ze beantwoorden hiermee aan de criteria voor een ‘sociaal toeristische vereniging’ of ‘opstaporganisaties’, zij het voor een andere doelgroep. Erken en ondersteun deze organisaties ook als ‘sociaal toeristische verenigingen’; - zorg voor administratieve vereenvoudiging en internationale samenwerking tussen zorgverzekeraars en mutualiteiten om internationale vakanties voor mensen met zorgbehoeften mogelijk te maken, bijvoorbeeld in verband met zorgverstrekking of het ontlenen van hulpmiddelen op de vakantiebestemming; - blijf inspanningen voor het vergroten van de toegankelijkheid van de verblijven voor mensen met een functiebeperking ondersteunen; - blijf energiebesparende maatregelen en investeringen op vlak van milieuvriendelijke energie ondersteunen; - subsidieer daarnaast ook investeringen in kleinschalige gezelligheid, multifunctionaliteit en infrastructurele individualiseringsmogelijkheden, waarmee kan ingespeeld worden op hedendaagse en toekomstige maatschappelijke behoeften; - blijf animatie financieel ondersteunen. Het werkt de sociale cohesie in de hand, zorgt voor gemeenschapsvorming en een zinvolle vrijetijdsbesteding; - zorg voor een betere ondersteuning van de promotie van het sociaal toerisme via dezelfde kanalen en media als het commercieel toerisme; - stimuleer monitoring van (korte en lange termijn) trends en evoluties van alle types van logies van sociaal toerisme (niet alleen de vakantiecentra aan de Kust) in vergelijking met andere logiesvormen. Het ontbreekt vandaag aan voldoende en eenduidig cijfermateriaal. Uniforme indicatoren die voor alle logiesvormen over heel Vlaanderen verzameld worden dienen ontwikkeld en gemeten te worden. Te denken valt aan: aantal bedden (capaciteit), aantal gerealiseerde overnachtingen, gemiddeld aantal personen op de kamer, gemiddelde verblijfsduur, bezettingsgraad, gemiddelde kamerprijs en prijs van half- en volpension formu-
99
hoofdstuk 5 | Een toekomst voor sociaal toerisme in Vlaanderen
les, tewerkstelling (in koppen en VTE). Een geïntegreerde databank voor alle logiesvormen in Vlaanderen zal de Kennisagenda van Toerisme Vlaanderen zowel als het beleid van de verschillende actoren in het veld voeden en richting kunnen geven; - Ondersteun de ontwikkeling van indicatoren die sociale meerwaarden van het sociaal toerisme meten; - baseer nieuwe beheersovereenkomsten tussen de managementondersteuningspunten en Toerisme Vlaanderen inhoudelijk op: (1) beleidsplannen opgesteld door de managementondersteuningspunten; en op (2) een grondige evaluatie van de voorbije beleidsperiode: welke zijn de essentiële taken van de managementondersteuningspunten? Wat kunnen ze samen? Wat dient Toerisme Vlaanderen aan te bieden?
- BIJLAGEN -
Interviews met managers van TvA-verblijven: - Christophe Vandenberghe (Duinse Polders); - Dominique Nedée (Corsendonk De Linde); - Griet Debruyckere (Jeugdherberg Maldegem); - Guy Noldus (camping de Lombarde); - Joël Baert (Floreal Nieuwpoort); - Koenraad Pevenage (Ravelingen); - Myriam Carna (Hoge Duin); - Patrick Bloem (Floreal campings); - Roland Rosseel (Peace Village Mesen); - Steven Oosters (Domein Hooidonk); - Trixie Van Dam (Liberty). Interviews met beleidsverantwoordelijken: - Benedikte Vos (Toerisme Vlaanderen); - Guy Van Laethem (Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie); - Luc Gobin (Toerisme Vlaanderen).
103
Interviews met de managementondersteuningspunten: - Brigitte Leclercq (Liberaal Ondersteuningspunt vzw); - Filip Delmotte (Volkstoerisme vzw); - Francis Fivez (Broederlijkheid vzw); - Michel Vandendriessche (Pasar vzw); - Roger Van Kelst (Vlaamse Jeugdherbergen vzw); - Yves Godin (Ontspanning & Vakantie vzw).
bijlage 1 Respondenten interviews en focusgroep in het kader van de studie Sociaal Toerisme in Vlaanderen
bijlage 1 Respondenten interviews en focusgroep in het kader van de studie Sociaal Toerisme in Vlaanderen
bijlage 1 Respondenten interviews en focusgroep in het kader van de studie Sociaal Toerisme in Vlaanderen 104
Focusgroep stakeholders: - Johan Tourné (Ziekenzorg); - Marina Claes (VOK); - Pieter Ghijssels (Infopunt Toegankelijk Reizen); - Rik Beckers (SOC GEPOS); - Rob Devlieghere (CM); - Toon De Rijck (Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord nemen vzw).
Leeftijd van de respondenten per type logies (responsgraad 91%)
Leeftijd Jonger dan 25 jaar 25 tot 39 jaar 40 tot 65 jaar Ouder dan 65 jaar Totaal
Tabel b2.2
100,00
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 9,29 11,90 31,90 19,05 50,95 45,24 7,86 23,81 100,00
100,00
Totale steekproef (%) 4,33 21,68 43,00 30,98 100,00
Beroepsactiviteit van de respondenten per type logies (responsgraad 93%)
Beroepsactiviteit (Brug)gepensioneerd Arbeider Arbeidsongeschikt Bediende Huisman/-vrouw Kaderpersoneel Leerkracht Student Vrij beroep Werkzoekend Totaal
Vakantiecentrum (%) 2,34 19,56 40,88 37,21
Vakantiecentrum (%) 45,00 13,22 4,01 22,40 2,51 2,13 5,74 2,04 1,69 1,27 100,00
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 13,88 34,78 6,59 13,04 0,00 8,70 32,47 17,39 3,06 4,35 4,71 0,00 22,82 4,35 9,18 13,04 4,94 4,35 2,35 0,00 100,00
100,00
Totale steekproef (%) 38,72 12,05 3,72 23,72 2,76 2,39 8,58 4,23 2,49 1,34 100,00
105
Tabel b2.1
bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
Tabel b2.3
Gezinsgrootte van de respondenten per type logies (responsgraad 87%)
# Gezinsleden
Vakantiecentrum (%) 16,40 45,03 15,96 16,25 4,43 1,93
1 2 3 4 5 Meer dan 5 Totaal
106
bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
Tabel b2.4
100,00
Minder dan 1 250 euro Tussen 1 250 en 2 500 euro Meer dan 2 500 euro Totaal
Vakantiecentrum (%) 18,68 51,87 29,46 100,00
100,00
100,00
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 3,77 30,30 39,42 18,18 56,81 51,52 100,00
100,00
Totale steekproef (%) 16,93 46,98 36,09 100,00
Aantal vakanties in 2011 per type logies (responsgraad 85%)
# Vakanties 0 1 2 3 4 of 5 vakanties Meer dan 5 vakanties Totaal
100,00
Totale steekproef (%) 13,91 41,15 15,35 20,10 6,26 3,23
Netto gezinsinkomen van de respondent per type logies (responsgraad 73%)
Inkomen
Tabel b2.5
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 7,88 4,35 19,29 47,83 13,86 13,04 40,76 15,22 13,32 8,70 4,89 10,87
Vakantiecentrum (%) 0,31 3,11 23,11 32,61 30,16 10,71 100,00
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 0,00 0,00 6,68 0,00 20,57 15,79 18,51 23,68 45,76 47,37 8,48 13,16 100,00
100,00
Totale steekproef (%) 0,23 3,49 22,09 29,46 34,22 10,51 100,00
Type logies tijdens andere vakanties (responsgraad 46%)
Appartement B&B Boerderij Camping Centra voor jeugdtoerisme Gîte Hotel Jeugdherberg Trekkershut Vakantiecentrum Andere
Tabel b2.7
Vakantiecentrum (%) 7,06 8,16 0,00 7,41 0,00 5,80 51,88 0,04 0,53 10,49 1,24
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 9,72 0,00 23,51 6,90 1,57 3,45 40,13 34,48 0,00 0,00 16,93 6,90 38,56 27,59 31,97 0,00 2,51 0,00 0,00 3,45 4,08 0,00
Totale steekproef (%) 7,00 11,18 0,61 16,38 0,00 8,16 47,09 6,54 0,88 7,75 1,71
Land van bestemming van de andere vakanties (responsgraad 43%)
Type logies andere vakanties België Nederland Frankrijk Duitsland Spanje Luxemburg Verenigd Koninkrijk Italië Oostenrijk Zwitserland Griekenland Scandinavië Turkije Rest Zuid-Europa Oost-Europa/Balkan Buiten Europa
Vakantiecentrum (%) 32,29 7,94 23,31 10,86 14,63 1,31 2,52 7,93 4,67 2,69 3,49 1,21 6,20 2,35 3,92 8,92
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 53,01 47,83 26,78 21,74 45,90 47,83 20,77 17,39 5,46 8,70 4,37 4,35 5,46 0,00 10,93 4,35 13,66 0,00 5,46 0,00 2,73 4,35 0,00 0,00 2,73 4,35 10,93 8,70 2,73 13,04 12,57 0,00
Totale steekproef (%) 36,99 12,19 29,13 13,02 12,64 2,08 2,76 8,08 5,67 2,88 3,45 0,91 5,48 4,29 4,57 8,68
bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
Type logies andere vakanties
107
Tabel b2.6
Tabel b2.8
Type bezoekersgroep per centrum (responsgraad 98%)
Alleen
Centra
108
bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
(%) Camping De Lombarde Camping Floreal Het Veen Camping Floreal Kempen Corsendonk De Linde Domein Hooidonk Duinse Polders Jeugdherberg De Roerdomp Jeugdherberg Die Loyale Peace Village Mesen Ravelingen Vakantiecentrum Floreal Blankenberge Vakantiecentrum Floreal Nieuwpoort Vakantiecentrum Liberty Totaal
Tabel b2.9
Totaal
Totaal Met vrienden (%)
(%)
2,63
39,47
0,00
50,00
7,89
100,00
0,00
50,00
0,00
37,50
12,50
100,00
16,67
16,67
0,00
16,67
50,00
100,00
0,00 6,38 3,45
56,52 17,02 44,83
6,52 59,57 3,45
21,74 2,13 44,83
15,22 14,89 3,45
100,00 100,00 100,00
6,90
3,45
31,03
37,93
20,69
100,00
8,33
31,25
20,83
20,83
18,75
100,00
14,63 0,00
19,51 19,61
41,46 43,14
21,95 35,29
2,44 1,96
100,00 100,00
5,41
37,84
0,00
51,35
5,41
100,00
2,14
37,43
1,17
52,63
6,63
100,00
11,36
38,64
17,05
26,14
6,82
100,00
5,70
31,31
20,55
32,45
9,99
100,00
Type bezoekersgroep per type logies (responsgraad 98%)
Bezoekersgroep Alleen Als koppel In groep Met familie Met vrienden
Bezoekersgroep Als koppel In groep Met de familie (%) (%) (%)
Vakantiecentrum (%) 5,46 33,84 21,85 31,75 7,11 100,00
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 7,63 3,85 17,58 38,46 25,85 0,00 29,24 44,23 19,70 13,46 100,00
100,00
Totale steekproef (%) 5,70 31,31 20,55 32,45 9,99 100,00
Doel van het verblijf per type logies (responsgraag 96%)
Doel verblijf Rusten en ontspannen Bezoeken en ontdekken Sportieve activiteiten Vorming Deelname aan een evenement Doorreis Samenzijn
Totale steekproef (%) 67,48 25,96 13,96 5,43
9,63
2,93
7,69
8,29
0,00 1,53
15,80 3,39
0,00 1,92
2,74 1,89
Duur van het verblijf per type logies (responsgraad 95%)
# Overnachtingen 1 2 3 4 tot 7 nachten Meer dan 7 nachten Totaal
Tabel b2.12
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 31,83 80,77 43,12 32,69 26,64 7,69 4,51 1,92
Vakantiecentrum (%) 8,97 23,24 16,96 43,82 7,02 100,00
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 48,82 4,55 26,34 11,36 5,57 18,18 18,20 31,82 1,07 34,09 100,00
100,00
Totale steekproef (%) 16,05 22,85 14,93 38,06 8,11 100,00
Informatiebron per type logies (responsgraad 98%)
Informatiebron Vakbond Mutualiteit Vereniging van sociaal toerisme Dienst voor toerisme Jeugdbeweging Vereniging van personen met een handicap Seniorenvereniging OCMW Vakantiesalon Toeristische brochure Mond-aan-mondreclame Media-internet Andere
Vakantiecentrum (%) 17,44 27,76
Logies Jeugdherberg/Camping hostel (%) (%) 0,00 0,00 0,00 0,00
Totale steekproef (%) 12,77 20,32
2,39
5,10
1,92
2,82
1,22 0,58
2,88 4,43
0,00 0,00
1,39 1,20
1,64
0,00
0,00
1,20
8,10 0,59 0,27 6,50
0,00 0,00 0,00 6,43
0,00 0,00 1,92 11,54
5,93 0,43 0,38 6,96
29,58
21,06
36,54
28,74
13,93 4,57
57,21 5,10
30,77 21,15
23,06 6,20
bijlage 2 Resultaten enquête bij vakantiegangers in sociaal toerismeverblijven
Tabel b2.11
Vakantiecentrum (%) 74,20 21,04 11,77 6,10
109
Tabel b2.10
111
Austin J., Stevenson H. & Wei-Skillern J. (2006), ‘Social and Commercial Entrepreneurship: Same, Different, or Both?’, Entrepreneurship Theory and Practice, vol. 30, n° 1, p. 1–22. Beuten K. (2012), ‘Floreal (Joie et Vacances), Belgium’ in S. McCabe, L. Minnaert & A. Diekmann (eds.), Social Tourism in Europe. Theory and Practice, Channel View Publications, Bristol, p. 89-91. Borzaga C. & Defourny J. (2000), The emergence of social enterprise, Routledge, Londen. Bryon J., Janssens S. & Vanlangendonck M. (2010), Vakantieparticipatie bij maatschappelijk kwetsbare groepen. Een prospectie naar de horizon van de toeristische markt, Toerisme Research Paper nr. 19, Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie – Spoor Toerisme en Recreatie. Defourny J. (2004), ‘L’émergende du concept d’entreprise sociale’, Reflets et Perspectives, XLIII, 2004/3. Defourny J., Develtere P. & Fonteneau B. (1999), Sociale economie in noord en zuid, Garant, Leuven-Apeldoorn. Defourny J., Nicaise I. & Bajoit G. et al. (2001), Sociale Economie: conceptualisering, sociale tewerkstelling en buurtdiensten, Standaard Uitgeverij, Antwerpen. Diekmann A. & Bauthier I. (2011), Tourisme Social en Wallonie. Réalités et Perspectives. Rapport pour le CGT, IGEAT-ULB, Bruxelles. Diekmann A., McCabe S. & Minnaert L. (2012), ‘Social Tourism today: stakeholders, and supply and demand factors’, in S. McCabe, L. Minnaert & A. Diekmann (eds.), Social Tourism in Europe. Theory and Practice, Channel View Publications, Bristol, p. 35-47. Evers A. & Laville J.-L. (eds.) (2004), The Third Sector in Europe, Edward Elgar, Cheltenham and Northampton. Gijselinckx C. & G. Van den Broeck (2008), Monitoringinstrument voor de sociale economie in Vlaanderen, Technisch voorrapport, HIVA–KU Leuven/Steunpunt WSE, Leuven. Gobin L. (2009), ‘Voorwoord’, in Toerisme Vlaanderen Iedereen verdient vakantie. Een onderzoek naar het belang en de effecten van vakantie voor mensen in armoede, Toerisme Cahier 2009. Toerisme Vlaanderen – afdeling investeringen. Steunpunt Vakantiepartiicpatie, Brussel. Jones D. & Keogh W. (2006), ‘Social entreprise: a case of terminological ambiguity and complexity,’ Social Enterprise Journal, vol. 2, n° 1, p 11-26. McCabe S., Minnaert L. & Diekmann A. (eds.) (2012), Social Tourism in Europe. Theory and Practice, Channel View Publications, Bristol.
Bibliografie
Bibliografie
Minnaert L. (2009), Iedereen verdient vakantie. Een onderzoek naar het belang en de effecten van vakantie voor mensen in armoede, Toerisme Cahier 2009, Toerisme Vlaanderen – afdeling investeringen. Steunpunt Vakantiepartiicpatie, Brussel. Minnaert L., Diekmann A. & McCabe S. (2012), ‘Defining Social Tourism in its HIstorical Context’, in S. McCabe, L. Minnaert & A. Diekmann (eds.), Social Tourism in Europe. Theory and Practice, Channel View Publications, Bristol, p. 18-30. Minnaert L., Maitland R. & Miller G. (2011), ‘What is social tourism?’, Current Issues in Tourism, vol. 14, n° 5, p 403-415. Pearce J. (2003), Social Enterprise in Anytown, Calouste Gulbenkian Foundation, London. Peredo A.M. & MacLean M. (2006), ‘Social entrepreneurship: a critical review of the concept’, Journal of World Business, vol. 41, n° 1, p. 56-65. Pestoff V.A. (1992), ‘Third Sector and co-operative services - an alternative to privatization’, Journal of Consumer Policy, V.15, Stockholm University Press, Stockholm. Pestoff V.A. (1997), Social entreprises and civil democracy in Sweden. Enriching work environment and empowering citizens as co-producers, School of Business, Stockholm. Roberts D. & Woods C. (2005), Changing the world on a shoestring: the concept of social entrepreneurship, University of Oakland Business Review, p. 45-51. Schapmans M. (2012), ‘Holiday Participation Centre, Flanders, Belgium’, in S. McCabe, L. Minnaert & A. Diekmann (eds.), Social Tourism in Europe. Theory and Practice, Channel View Publications, Bristol, p. 31-34. Significant CFK (2012), De recreatieve verblijfstoerist in de Vlaamse Regio’s, Toerisme Vlaanderen, Brussel. Toerisme Vlaanderen (2012), Toerisme in cijfers 2012. De Belgische markt in Vlaanderen. (www.toerismevlaanderen.be.) Van den Broeck G., Vanhoren I. & Nicaise I. (2006), De sociale economie wil groeien. Marktniches en groeipotentieel van de sociale economie in Vlaanderen, HIVA-KU Leuven, Leuven. WES (2012), Kunststedenonderzoek 2011 – Eindrapport, Toerisme Vlaanderen, Brussel. Westtoer (2012), De vakantieganger in commercieel logies aan de Vlaamse kust – 2011. Globaal rapport, Toerisme Vlaanderen, Brussel.
112
Bibliografie
Websites www.toerismevlaanderen.be www.toegankelijkreizen.be www.vakantieparticipatie.be www.bits-int.org www.unwto.org www.pasar.be www.florealclub.be www.liberaalondersteuningspunt.be www.neutrale-ziekenfondsen.be www.vjh.be www.s-relax.be