VAK : ALGEMENE TAALKENNIS DATUM: WOENSDAG 22 JULI 2009 TIJD : 08.15 – 09.00 UUR ______________________________________________________________________________________________________________________________________
4
1 1
2
3
4
De verkoper ... was ... van plan ... de prijs … te verlagen.
1 Toen hij geen antwoord gaf, vroeg de juf: „Waarom antwoord je niet?” 2
In deze zin moet het woord geenszins staan op plaats nummer …
Benoem in deze zin de genummerde woorden.
A B C D
A B C D
1. 2. 3. 4.
No.1 is een zelfstandig naamwoord. No. 2 is een zelfstandig naamwoord. No. 1en 2 zijn beide zelfstandige naamwoorden. No. 1 en 2 zijn beide werkwoorden.
2 Welk werkwoord is goed gevormd? A plukken (ovt)
: De boer plukt manja’s van zijn boom.
B roeren (ott)
: De kok roerde in de soep.
C planten (ovt)
: We planten veel groenten in de tuin.
D lijmen (volt. deelw) : De kinderen hebben de stukken aan elkaar gelijmd.
5 De volgende zinsdelen moeten een goede zin vormen. 1 2 3 4 Staan – van de politie – de dief – bleef 5 na het laatste waarschuwingsschot. De juiste volgorde is: A B C D
5–4–3–2–1 5–3–2–4–1 3–2–4–5–1 3–4–5–2–1
3 Bea vertelt ons vandaag alles over het gebeurde. Welk zinsdeel is niet juist benoemd in deze zin? A B C D
vertelt Bea vandaag ons
= = = =
werkwoordelijk gezegde onderwerp lijdend voorwerp meewerkend voorwerp
6 De vader was trots op zijn jongste zoon. Hij hoorde dat die in het bos durfde te blijven. We gaan de zinnen verbinden. Welk verbindingswoord komt achter de eerste zin? A B C D
hoewel maar toen of
7 We gaan in deze zin woorden benoemen.
10 Voorbeeld
We willen heel graag gaan kijken naar een leuke kinderfilm in de bioscoop. Welk woord is juist benoemd? A B C D
we willen leuke in
= = = =
bezittelijk voornaamwoord voltooid deelwoord zelfstandig naamwoord voorzetsel
ik zoek ik zocht / gezocht
zoeken
Kijk naar het voorbeeld kijk. Welk werkwoord is juist vervoegd? ik drijf A
drijven ik dreef /gedreven ik help
8
B
helpen ik holp /geholpen
Welke aanvulling is goed? Hoewel ik geen koorts heb, …
ik rook C
ruiken ik rookte /geroken
A B C D
voel ik niet zo lekker. voel ik me niet zo lekker. ik me niet zo lekker voel. ik voel me niet zo lekker.
ik praat D
praten ik sprak/gesproken
11
9 Met welke groep woorden kan je een volledige zin maken? A B C D
met – wij – hengelen – gaan ’s morgens – het – regent – steeds eerlijk – verdeelden – hun – knikkers de auto – straks – ga – wassen
In welke rij zijn alle woordjes goed geschreven? A B C D
belachelijk – onmogelijk – rondleiding chauffeuse – garage – terein ingewikkeld – interesant – zeldzaam kostbare – sieraden – intervieuw
12 In de krant stond de volgende advertentie: Alle bedrijfen, scholen en schoolieren krijgen een ton waarin de petflessen verzamelt moeten worden. U deponeert allemaal de flessen in de ton: samen op weg naar een schoon Suriname. Welke fouten zie je in het stuk hierboven? De fouten zijn ... A B C D
bedrijfen, scholen, schoolieren, petflessen. bedrijfen, schoolieren, petflessen verzamelt. bedrijfen, schoolieren, verzamelt. schoolieren, verzamelt, deponeert.
13
17
De 7 woorden hieronder gaan we verkleinen.
Welk woord heeft twee meervoudsvormen?
pudding – ding – sla – ton – brief – raam – stuiver Hoeveel van deze woorden eindigen op etje? A B C D
één twee drie vier
Een namenlijst is verdeeld in 4 delen.
We maken van een bijvoeglijk naamwoord zelfstandige naamwoorden. Waar zit een fout? bijvoeglijk naamwoord blij gezond groot ziek
cadeau kanarie paraplu tralie
18 14
A B C D
A B C D
zelfstandige naamwoorden blijheid gezondheid grootheid ziekte
en en en en
blijdschap zonde grootte ziekelijkheid
Deel I : Deel II : Deel III: Deel IV:
A t/m G H t/m M N t/m S T t/m Z
In welk deel komt de naam Arnold Theo van het Kruis voor? A B C D
in deel I in deel II in deel III in deel IV
19 15 Welk woord krijgt een “e” als ik het vrouwelijk maak? A B C D
agent directeur steward wandelaar
Welke diersoorten maken hetzelfde geluid? 1 kikkers 2 varkens A B C D
3 paarden 4 eenden
1 en 2 2 en 3 1 en 3 1 en 4
16 20 Welk woord verandert niet als ik het woordje ring erachter schrijf?
Welk woord is fout geschreven?
A B C D
A B C D
gummi koper rubber zilver
foto’s paraplu’s ruzie’s programma’s
21 Van deur en mat maken we deurmat. Dat kan ook zo met … A B C D
25 De uitdrukkingen eindigen allemaal met een werkwoord. Bij welke uitdrukking is het verkeerde werkwoord gebruikt?
bij en honing. boek en kast. hond en poot. tafel en kleed. 22
A B C D
Iemand aan de tand voelen. Iemand bij de neus houden. Op de lange baan schuiven. Op heterdaad betrappen.
Van zondag en eten maken we één woord: zondagseten
26
Dat kan ook zo met …
Welke uitdrukking past het best bij de volgende zin?
A B C D
Sita wil dat anderen altijd moeten doen wat zij wil.
hemd en mouw. hond en ketting. speld en prik. water en ijs.
Sita wil de anderen ...
23
A B C D
zand in de ogen strooien. van de wal in de sloot sturen. naar haar pijpen laten dansen. een lesje leren.
Lees het volgend verhaaltje Mijn oma was jarig. Er was genoeg te eten en te drinken. Maar het aantal gasten was groter dan oma verwacht had, waardoor iedereen minder kreeg. Welke uitdrukking past het best bij dit verhaaltje? A B C D
Hoe meer zielen, hoe meer vreugde. Vele handen maken licht werk. Vele varkens maken de spoeling dun. Zoveel hoofden, zoveel zinnen.
27 Wat betekent de uitdrukking: zich uit de voeten maken? A B C D
Gauw weglopen. Iemand laten vallen. Iemand vóór laten gaan. Voor iemand opschuiven.
28 24 Vele atleten doen mee aan de 10 km snelloop. In het begin verloopt alles vlot. Maar de meeste bereiken met veel moeite de eindstreep. Welke uitdrukking past bij de laatste zin? A B C D
De wind van voren krijgen. De laatste loodjes wegen het zwaarst. Lopen als een haas. Zich uit de voeten maken.
In welke rij zijn de aanwijzende voornaamwoorden allemaal goed? A B C D
dat huis – dat koe – dat sloot – dat zeil die dame – die nicht – die kalf – die meisje deze oog – deze oor – deze wang – deze tand dit hoedje – dit rapport – dit klokje – dit cijfer
33
29 Een ander woord voor verslaggever is ...
Welk woord past op de open plaats?
A B C D
Als Suriname zijn eigen producten uitvoert, is dat heel goed voor de ... van ons land.
auteur. redacteur. journalist. propagandist.
30
A B C D
afvaart doorvaart uitvaart welvaart
Voor de verjaardag van Rani zijn er heel wat invitaties gestuurd. Een ander woord voor invitaties is ... A B C D
brieven. postkaarten. geschenken. uitnodigingen.
31 Waar is het woordje slappe het tegengestelde van sterke? A B C D
34 In welke zinnen heeft het vetgedrukte woord dezelfde betekenis? A Toen hij klopte, deed niemand open. Wat je me gisteren vertelde, klopte helemaal niet. B Mijn hond heet Laika. Gisteren was ik zo ziek als een hond. C Breng je de brief even naar de post? Een militair moet op zijn post blijven. D Vroeger kon je een vat bier kopen. Vat het werk niet te licht op. 35
sterke thee een sterke wil de sterke geur het sterke verhaal
Bij welk woord kan je geen combinatie met “zure” maken?
32 Sommige woorden kan je letterlijk of figuurlijk gebruiken.
A B C D
appels gezichten komkommer kleren
In welke zin is het onderstreepte woord letterlijk gebruikt?
36 Welk paar vormt een tegenstelling?
A De jager schoot wel tien dieren, dat was een vette buit. B Je bent rijk, je hebt een vette portemonnee. C Je hebt nul fouten in je dictee? Je krijgt een vette tien. D Was je handen, je hebt vette vingers!
A B C D
eentonig eerlijk fris zuinig
– – – –
saai oprecht koel gul
37
39
Wat hoort niet bij elkaar?
Voorzetsels invullen.
A B C D
De directeur bedankte de leerlingen ... hun hulp ... het aanleggen ... de schooltuin.
componist dirigent operatie polikliniek
– – – –
actrice orkest chirurg patiënt 38
In welk rijtje betekenen de woorden ongeveer hetzelfde? A B C D
aanbieden begrijpen spreken kijken
– – – –
nemen verstaan zwijgen luisteren
A B C D
voor voor van van
– – – –
bij in in bij
– – – –
van bij bij van 40
Welke zin is op de juiste wijze in zinsdelen verdeeld? A Mijn opa / heeft / alle tuingereedschap / in het berghok bewaard./ B Mijn opa heeft / alle tuingereedschap / in het berghok / bewaard./ C Mijn opa / heeft / alle tuingereedschap / in het berghok / bewaard./ D Mijn opa / heeft / alle / tuingereedschap / in het berghok / bewaard./