V
h
het Jaarboek
van de Vereniging van Orthodoxen
Jaargang 1, nr. 1
december 2013
V
h het Jaarboek
online tijdschrift over de Orthodoxie in Nederland en daarbuiten -
een uitgave van de Vereniging van Orthodoxen ‘Heilige Nikolaas van Myra’
© VERENIGING VAN ORTHODOXEN HEILIGE NIKOLAAS VAN MYRA ORTHODOXE BISSCHOPPENCONFERENTIE VAN DE BENELUX
MET DE ZEGEN VAN DE
www.orthodoxen.nl
Pelgrimage naar Bolsjië Dorki Adelbert Roessingh In het Jaarboek 2012 van de Vereniging van Orthodoxen schrijft de uit Nederland afkomstige monachina matoesjka Elizabeth Koning een artikel over de dan komende 75-jarige herdenking van de heilige nieuwe martelaar en belijder Johannes Proedentov van Bolsjië Dorki, het dorpje waar zij en moeder Christine samen iets in stand houden dat niet zozeer een klooster is, maar iets wat in het Grieks wordt aangeduid als metochion en in het Russisch als podvorje. Het zou op 25 september (12 september Oude Stijl) 75 jaar geleden zijn dat Johannes van Dorkov door de toenmalige Russische Veiligheidsdienst werd vermoord. In het artikel van zuster Elizabeth Koning nodigen zij en moeder Christine iedereen uit deze herdenking mee te maken. Hoewel zuster Elizabeth schreef dat "bijna elke stad en elk dorp zijn eigen voorsprekers in de nieuwe martelaren heeft", gaf ik aan haar oproep toch gehoor omdat zij een Nederlandse is en ik het daarom op mijn weg geplaatst vond aan die herdenking deel te nemen. Daar in september de vakantietijd voorbij is, kreeg ik niemand anders mee dan mijn vrouw Wilma, die, hoewel niet orthodox, toch meeging, omdat ik dan niet alleen behoefde te reizen, en Lucia Lammerts, die toen nog niet orthodox was, maar het kort na onze terugkeer zou worden. In de voorstelling van zaken die ik in mijn uitnodiging voor deze pelgrimsreis gaf, suggereerde ik dat zuster Elizabeth lid van de parochie in Amsterdam zou zijn geweest. Dat bleek bij navraag niet zo te zijn geweest. Haar band met Amsterdam betrof voornamelijk vader Alexis en matoesjka Tatiana, die zij al vanaf 1970 kende van het Instituut van Slavische talen in Amsterdam, waar zij toen een cursus ‘Russisch voor belangstellenden’ volgde en vanaf 1976 officieel Russisch studeerde. Verder ook vader Anton Du Pau. Zij is nooit officieel parochiaan geweest. Wel had zij met de meeste parochianen van toen een onuitgesproken band van sympathie. Vader Alexis heeft haar in 1985 op Lazarus-zaterdag gedoopt. Haar peetmoeder was toen Anna (Heike) Broeckx. Ook nu nog zegt ze: "De Amsterdamse parochie was geestelijk gesproken mijn wieg." Niet lang daarna vertrok ze naar Brabant waar ze parochiaan werd in de parochie van de heilige Elias de Profeet in Sint Hubert en ook secretaris van die parochie totdat in 1989
moeder Maria van start ging met het klooster in Asten. De hang naar het kloosterleven bracht haar tot een verblijf in het vrouwenklooster van Kolomna. Met de zusters aldaar bezocht ze hun starets Nahoem. Deze bewoog haar om in te treden. Zij antwoordde dat zij dat nu niet kon, omdat zij nog een kind te verzorgen had. De starets voorspelde daarop dat dit kind, dat was Quinten, op dat moment gymnasiumleerling, ook in een klooster wilde. Dit bleek bij thuiskomst waar te zijn, maar Quinten wilde alleen monnik worden als dat in een Grieks klooster zou zijn. Het vervolg is in hoge mate onnederlands en valt buiten het bestek van dit pelgrimageverhaal zodat ik daar verder van afzie. Na niet al te lange tijd treedt zuster Elizabeth in het monialenklooster van Kolomna. Van daaruit stuurde ze indertijd verschillende rondzendbrieven die mij een duidelijke kijk verschaften op het leven in het vermaarde monialenklooster in Kolomna. Wat zuster Elizabeth betreft: dezelfde starets die in 1994 de zegen gaf voor de intrede in het klooster van Kolomna, gaf in 2001 de zegen voor het metochion in de plaats Bolsjië Dorki, waar ze tevoren nog nooit van gehoord had. Aanvankelijk waren er negen zusters, waarvan er nu dus nog maar twee over zijn. Een tweetal mensen van de parochie Amsterdam hebben het metochion bezocht: Tatiana Pantsjenko (2 x) en Galina Rol (1 x) en nu dan de pelgrims van dit verhaal. Vader Onuphry kwam een keer langs met mensen uit Friesland. Verder kwam er ooit een bus langs in het kader van een Franse pelgrimage, waarbij twee parochianen van de parochie van de heilige Profeet Elias, te weten Jan Donkers en Toon van der Burgt. In de lange tocht met de autobus naar Bolsjië Dorki reden we langs eindeloos veel polja, velden, wat mij deed denken aan wat bijna het nieuwe Russische volkslied zou worden: “Met mijn paard zal ik vannacht het veld ingaan.” Braakliggende landbouwgronden? Nee, een aan zichzelf overgelaten landschap, waar de mensen zijn weggetrokken en de verspreide boerenwoningen datsja’s zijn geworden, vakantiewoningen voor hen die het in de stad voor de wind is gegaan. O, die houtbewerkte kleurige raamposten: daar ben ik zoveel van gaan houden. De grond leek mij niet bijster vruchtbaar, voedselarm, met af en toe een stukje hoogveen. Of het nu lang of kort duurde, op een gegeven moment kwamen we aan in Bolsjië Dorki. Het metochion ligt aan een zandweggetje. De vrouwen werden ingekwartierd in een van de woningen dwars daarop langs een grasveldje en tegenover de zomer- en de winterkerk. Ik sliep in een leuke uit hele boomstammen bestaande behuizing, dat ooit een badhuis was geweest. Moeder Christine was bezorgd dat ik het koud zou krijgen, hoewel de temperatuur toen enige graden hoger was dan toen we uit Nederland vetrokken. Zij stookte de stenen kachel op met stukken hout. De voormuur van het vrouwenverblijf was geheel met rode wingerdbladen bedekt. Nog mooier was de daarnaast staande struik, die bij ons Gelderse roos heet, die geheel bedekt was met rode bessen.
Er moest hard gewerkt worden voor de feestelijk herdenking van de heilige Johannes Proedentov Wilma hielp in de keuken en in het oude priesterhuis, waar na de Liturgie de herdenking gevierd zou worden. Lucia harkte het rondom het oude priesterhuis liggende maaisel op hopen en even later werd ik met Wilma het bos in gestuurd om paddestoelen te zoeken. Dit laatste was geen succes: de meeste boleten waren al weggeplukt of vergaan. Ik vond alleen maar paddestoelen die weliswaar niet giftig, maar ook niet smakelijk waren. Op de 24ste september was er het feest van de heilige Silouan van de Athos en waren we in de houten winterkerk – de enige in gebruik zijnde kerk – waarvan de ikonen geschilderd waren door moeder Christine, onder meer die van de alheilige Moeder Gods van Sjoeja, een type van de Moeder Gods, dat ik in alle in de omgeving van Sjoeja en Palech bezochte kerken gezien heb. Ik kom daar later op terug. Mij werd steeds gevraagd om de aanvangsgebeden of de vaste, altijd terugkerende gebeden vanaf Heilige God tot en met Onze Vader in het Nederlands te bidden, soms ook psalm 50 of één van de psalmkathisma’s. Dit verlevendigde de dienst voor mij aanzienlijk. Daartegenover staat de kloosterlijke gewoonte om alle voorgeschreven psalmkathisma’s te bidden. Voor een niet-Rus is dat zwaar. Had ik een Nederlands psalterium bij mij gehad, dan had ik de dienst beter kunnen volgen. Maar gelukkig had m. Elizabeth in het klooster een Nederlands psalterium, dat ze even haalde toen ze mij vroeg een van de voorgeschreven psalmkathisma’s te bidden. Voor hen die het artikel van matoesjka Elizabeth in het Jaarboek 2012 niet gelezen hebben, ga ik nu in het kort iets vertellen. In 1868 werd Johannes Alexandrowitsj Proedentov geboren in het dorp Bolsjië Dorki, gelegen in wat tegenwoordig het rayon Palech van de provincie Ivanovo is. Hij stamde uit een oud priestergeslacht. Drie generaties voor hem waren ook priester en hadden het seminarie en de Geestelijke Academie te Vladimir voltooid. Na voltooiing van de Academie in 1891 werkte hij aanvankelijk als leraar in het dorp Lukino en trouwde in 1894 met Claudia, de dochter van vader Porfiri, de priester van een dorp in het district Sjoeja. Na zijn priesterwijding kreeg hij diens gemeente toegewezen. Na de dood van zijn jongste broer Petrus, die als priester diende in hun geboortedorp, verhuisde vader Johannes met zijn gezin naar Bolsjië Dorki. Vader Johannes was een goede herder die zich volkomen opofferde voor de Kerk en zich geheel in dienst stelde van Christus' liefde voor de mensen en speciaal voor de kinderen. Zij golden zijn voornaamste zorg. Er was een school bij de kerk die in 1894 was gebouwd. Hier gaf batoesjka zelf in de meeste vakken les. Toen in 1918 de school gesloten werd, zette vader Johannes het onderwijs thuis voort: catechese en andere vakken, ook liep hij enkele kilometers te voet naar naburige dorpen om daar aan huis les te geven. De gratis lessen vonden regelmatig plaats, totdat de autoriteiten dit verboden.
Hij was ook muzikaal begaafd, gaf de kinderen les in koorzang en richtte samen met zijn broer Basilius, die viool speelde, een dorpskoor op, dat volgens de getuigenis van zijn oudste zoon als het beste koor van het district werd beschouwd. Het priesterhuis stond voor iedereen open. Daar werden zangrepetities en andere bijeenkomsten georganiseerd (zoals de zogenaamde ‘zondagse gesprekken’ met volwassenen) alsmede feesten. In dat huis of anders op school organiseerde vader Johannes ná de viering van het feest van de Geboorte van onze Heer, het 'feest van de kerstboom', waarbij het hele dorp aanwezig was. Bijzonder is ook het contact dat vader Johannes eens had met Johannes van Kronstadt. Dat kwam zo. De landeigenaar Oboldéjev uit Bolsjië Dorki had in het dorp een drankgelegenheid gebouwd. Behalve de inwoners van het eigen dorp stroomde ook het volk uit de naburige dorpen toe op deze verlokking. Vader Johannes ging rond bij de dorpsraden van de naburige dorpen om deze ertoe te bewegen de kroeg te laten sluiten. Maar Oboldéjev had invloed op de gouverneur van Vladimir en het verzoek van vader Johannes werd overal geweigerd. Tenslotte schreef hij een brief aan vader Johannes van Kronstadt met het verzoek om zijn gebed. Spoedig ontving hij een vertroostende brief van hem en tevens een positief antwoord van de voorzitter van de ministerraad. De brief van de herder van Kronstadt werd door het gezin Proedentov als een heiligdom bewaard. Gedurende de jaren van het sovjetbewind hing de brief in de ikonenhoek onder de ikonen. Maar deze is in 1978 verloren gegaan tengevolge van een beroving evenals het merendeel der ikonen. Op 20 oktober 1930 werd vader Johannes gearresteerd. Uit het archief van de veiligheidsdienst van de stad Ivanovo blijkt dat hij geen schuld bekend heeft op de hem ten laste gelegde beschuldiging dat hij een contrarevolutionaire opstand zou hebben georganiseerd, maar de onderzoekscommissie beschouwde hem als uiterst gevaarlijk vanwege zijn invloed op de bevolking. Het ondervragingsprotocol bevat verschillende beschuldigingen tegen vader Johannes: dat hij “in gesprekken telkens het moeilijke leven van de boeren in deze tijd ter sprake bracht”, en dat “de Sovjetmacht het volk en voornamelijk de jeugd demoraliseert” etcetera, met als conclusie dat “Proedentov een felle aanhanger van patriarch Tichon is en een actieve figuur in de kerk vanaf het allereerste begin van de revolutie tot aan de laatste tijd.” Hij wordt dan voor de tijd van 3 jaar verbannen naar het dorp Kolomino in het district Tomsk in Siberië. Omdat de pakketten van zijn kinderen telkens beschadigd aankwamen, reist zijn jongste zoon naar hem toe met warme kleding en stukjes gedroogd brood. Vader Johannes zei hem dat men hem trachtte te overreden het priesterschap op te geven met de belofte dat hij in dat geval naar huis zou
mogen terugkeren. Vader Johannes had de atheïsten geantwoord: `Ik zal mijn God dienen zolang ik besta!’ Na deze uitspraak verwachtte hij zelf dat hij geliquideerd zou worden en schreef aan zijn broer Paul: “Panja, men stelt mij voor het priesterschap af te zweren: dit is mijn laatste brief…” In zijn brieven aan zijn vrouw Claudia Porfirevna spreekt hij niet over zijn eigen bedroevende omstandigheden, maar maakt hij zich het meest zorgen over zijn vrouw die totaal zonder middelen van bestaan was achtergebleven. Ondertussen leeft hij in de vrieskou in een kamertje dat wordt verwarmd door een ijzeren kacheltje, waarbij een klein blikje met petroleum en een lontje van katoen voor de verlichting zorgen. Zijn voedsel bestaat uit gekookte broodkorstjes met zout en een lepeltje zuurkool. Er waren daar vele andere priesters die hetzelfde lot ondergingen. Met één ervan, vader Constantijn, had hij een vriendschappelijke relatie. In de herfst van 1933 keerde vader Johannes terug naar huis. Hij was nu in de zeventig, zijn gezondheid was in de ballingschap volkomen geruïneerd. Hij had geen enkel middel van bestaan. Reeds in 1929 had de plaatselijke ‘Raad der armen’ een verordening afgegeven voor de sluiting van alle kerken en het stopzetten van alle diensten. Alles werd weggehaald uit het priesterhuis en bijna alle werkschuren neergehaald. Vader Johannes en zijn vrouw moesten ieder jaar behalve 45 kg vlees en 23 roebel belasting nog aanzienlijke quota aan rogge, haver, aardappelen, hooi en wol leveren. Op de verklaringen en smeekbeden van vader Johannes over de vastgestelde schattingen die onevenredig waren aan de draagkracht van zijn huishouden, ontving hij slechts cynische reacties. Vernedering, hoon en het aflopen van instanties duurden voort tot zijn tweede arrestatie door de Geheime Dienst van Sjoeja op 15 september 1937. Er werd niets meer van hem vernomen Zijn kleindochter Tatiana Petrovna, die de documenten die aan de commissie ter canonisatie van de nieuwe martelaren werden aangeboden, heeft verzameld, vertelde dat de Geheime Dienst van de provincie Ivanovo haar niet toestond volledig kennis te nemen van de protocollen van de verhoren. Hieruit bleek dat vader Johannes beschuldigd werd van contra-revolutionaire agitatie tegen de opbouw van kolchozen, hetgeen hij ontkende. Wel gaf hij toe zijn vriend vader Aretinski te hebben ontmoet en gezegd te hebben dat kolchozen, die met dwang zouden worden opgebouwd, de boeren zouden ruïneren en dat de kolchoze-boeren zouden verpauperen; de kolchozeboeren zouden moeten werken tot ze erbij neervielen, al het graan zou aan de staat moeten worden afgestaan en zelf zouden zij hongerig, zonder kleding en schoeisel achterblijven… “Laat de sovjet-macht de godsdienst maar vervolgen, wij moeten op onze beurt strijden tegen deze vervolging (…). Aangezien wij door God geschapen zijn, moeten wij ook voor Hem strijden!”
Op grond van deze protocollen, of ze vervalst zijn of niet, werd op 22 september het oordeel geveld: “J.A. Proedentov: fusilleren”, dat 25 september 1937 werd uitgevoerd. Na de liturgieviering op de naamdag van de heilige Silouan van de Athos begonnen de voorbereidingen voor de feestelijke herdenking van het martelaarschap van de heilige Johannes van Dorkov eerst echt. Tezelfdertijd kwamen de gasten binnen, waaronder een enkele stokoude parochiane van een jaar of 97, die zich hun heilige vader Johannes nog herinnerden uit de tijd vóór 1929 toen er nog kerkelijk leven mogelijk was, bijvoorbeeld in het kader van het in processie overbrengen van de ikonen van de winterkerk naar de zomerkerk, of van vader Johannes die hun snoep gaf. Van de nakomelingen van vader Johannes herinner ik mij speciaal zijn achterkleindochter, die een tijd in Engeland gewoond heeft en uitstekend Engels sprak. Tijdens de avonddienst en de Goddelijke Liturgie lag op de centrale analoi de ikoon van de heilige Johannes. Op een andere analoi lag als relikwie het gebedenboek dat vader Johannes van vader Paulus Rozdestvenski gekregen had, met de daarin geschreven opdracht ‘tot stichting van het gebed'. Dit boek heeft vader Johannes ook in zijn ballingschap nog vergezeld. Met vader Paulus, die eveneens als priester-martelaar gestorven is, was vader Johannes in een geestelijke vriendschap verbonden. Zoals ook in eerdere diensten het geval was, werden ook deze diensten gecelebreerd door vader Alexis van het klooster van de heilige Nikolaas in Chartom, dat niet zover van Sjoeja afligt. Dat klooster is bevolkt door wel 150 monniken, die in alle dorpen in de omgeving, in de eerste plaats die van het rayon Palech, dienst deden. Onder de seminaristen is de huwelijkse staat niet erg gewild, het aantal gehuwde priesters is daardoor gering. Het leven van een gehuwde dorpspriester is maar moeizaam. De economische bedrijvigheid van het klooster in Chartom (een kwasfabriek, uitgebreide appelboomgaarden, om maar iets te noemen) en de goed lopende organisatie, waarvan ook wij geprofiteerd hebben, leggen hier ook gewicht in de schaal. Na de Liturgie begaf iedereen zich naar het oude priesterhuis, waar de beide zusters voor een smakelijk liefdesmaal hadden gezorgd. Zoals gewoonlijk in kloosters vond tijdens de maaltijd een geestelijke lezing plaats. In dit geval las zuster Christine het leven van de heilige Johannes voor. Men was opgetogen over het feit dat wij helemaal uit Nederland gekomen waren om de herdenking van hun heilige martelaar mee te vieren. Daardoor geanimeerd besloot ik een Russisch liedje te zingen, het enige dat ik vrijwel uit mijn hoofd kende en dat ik ergens in mijn agenda had geschreven. Het handelt over de jeugd die als een voorbijvliegende zwaluw voor-
bijsnelt, kortom: over de ouderdom, waarin tenslotte de blauwe jas van ellende van mijn schouder zal glijden en ik met kommer en kwel zal worden geconfronteerd. Kortom: een zwaar overtrokken gemoedsuiting en daardoor juist leuk. Bij Russen die ook in emotioneel opzicht wel eens naar ‘maximalisme’ neigen, dacht ik dat dit wel gewaardeerd zou worden. Nu, dat was ook zo, maar toch een beetje anders dan ik dacht. Men was namelijk werkelijk ontroerd, maar niet zozeer door de inhoud van het liedje. Bij navraag bleek dat vroeger niet alleen in de familie Proedentov, maar in het algemeen dit soort volksliedjes veel gezongen werd als men bij elkaar was, maar dat dit in de loop van de zeventig jaren sovjetheerschappij verdwenen is. Nu is men een beetje ontroerd dat deze sfeer opnieuw opgeroepen werd en nog wel door een Nederlander. Wat dit verdwijnen betreft is men mijns inziens iets bezijden de waarheid in zoverre dat men in zo’n onmetelijk land als Rusland nooit mag generaliseren. Een jaar tevoren was ik in Wit-Rusland, in Brest, naar ik mij herinner, in een volkspark en werd zo overvallen door een stortbui, dat ik snel mijn toevlucht zocht in een soort koepeltje, een fanfaretent of iets dergelijks, te midden van allerlei mensen die hetzelfde deden. Men begon direct wonderschone volksliederen te zingen. Wél was er een gangmaker bij met een bajan. Toen het feest ten einde liep, organiseerde mat. Elizabeth bij vader Alexis een trip voor ons met een jeep langs allerlei kloosters en kerken in de wijde omgeving van Sjoeja. Wij sliepen in Chartom in het Nikolaasklooster. Daarna zette hij ons op de bus naar Soezdal, waar we een nacht bleven en toen teruggingen naar Moskou. Vandaar naar Sergijev Possad voor de Troitse-Sergijeva Lavra, het klooster van de heilige Drieëenheid en Sergius, waar we mat. Christine weer ontmoetten en tot onze verbazing Teeuwis Smit en zijn vrouw Mariamna, die daar hun één jaar oude kerkelijke verbintenis vierden. Met mat. Christine bezochten we in dat klooster de vierjarige opleiding ‘ikoon schrijven’ en ikoon restauratie. Daarna gingen wij terug naar Moskou, waar verslaggever nog het Pokpov-klooster bezocht om het graf van de heilige Matrona te vereren en voor haar ikoon te bidden. Voor zover de tijd ons restte, zagen we in Moskou de gewone dingen op en nabij het Rode Plein. Voor het Kremlin ontbrak ons de tijd. Wel zagen we de immense kathedraal van de heilige Verlosser, die zo groot is, dat de buitenzijde daarvan niet te fotograferen is zonder met het verkeer in conflict te komen. Alleen een luchtfoto zou een goede indruk geven. U kunt dat alles en nog veel meer allemaal zelf gaan bekijken. Ik neem u in gedachten even mee terug naar het rayon Palech van de provincie Ivanovo, meer speciaal naar de streek rondom Sjoeja, waar de ikoon van de Moeder Gods Sjoejskaja vereerd wordt. Deze ikoon wordt ook wel Sjoejskaja Smolenskaja genoemd, mijns inziens ten onrechte. Op deze ikoon steunt God het Woord met Zijn rechter elleboog op de knie van Zijn rechter been, welke ook weer op de knie van Zijn linker been staat. Ik ontkom niet aan de indruk dat God het Woord, Die Zijn logosrol naar Zijn alheilige Moeder omhoog houdt, hier in een soort redenaarspose is weergegeven. Omdat Christus hier bovendien met Zijn linker hand Zijn rechter hiel vast houdt, wordt de indruk gewekt dat Hij aan Zijn alheilige Moeder Zijn ver-
nedering predikt, terwijl de Moeder Gods van haar kant daarop antwoordt door Zijn linker voet vast te houden. Het is mijns inziens apert onjuist om over een Sjoejskaja Smolenskaja te spreken, want het is geen Smolenskaja of Hodigitria, omdat de Moeder Gods op deze ikoon niet naar Christus wijst als zijnde de Weg, de Waarheid en het Leven. Mijn visie op deze ikoon werd door de monniken van het klooster in Chartom niet herkend. Wel vermeldt de overlevering dat toen de ikoon in de jaren 1654/55 geschilderd werd de ikonograaf tot driemaal toe de opdracht kreeg deze te veranderen in het type van de Smolenskaja Moeder Gods, maar dat dat in de nacht na de verandering tot driemaal toe te niet gedaan werd en het beeld van de Sjoejskaja weer terugkeerde. Men heeft het er toen maar bij gelaten, zodat in de Verrijzeniskerk van Sjoeja de oorspronkelijke ikoon, zoals wij die kennen nog steeds aanwezig is. Dit type van de Moeder Gods, die een verkondigend Christuskind tegenover zich heeft is mij bijzonder dierbaar. Het is één van de eerste ikonen die in ons land in de openbaarheid zijn gekomen, nadat deze door Piotr Hendrikx, die vanaf 1915 Rusland en zijn Orthodoxe Kerk bezocht, vandaar is meegebracht. Na zijn dood in 1979 heeft zijn zoon zijn ikonenbezit, waaronder ook de ikoon van de Sjoejskaja Moeder Gods in bruikleen gegeven aan een museum voor kerkelijke oudheden in het klooster van de voormalige Wilhelmietenorde bij Bergen-op-Zoom, alwaar die kort daarop gestolen is. Een foto van deze ikoon staat in het boek van archimandriet Dionissios “Russische Orthodoxie” uit 1947, voor zover ik weet het eerste boek over dit onderwerp dat in ons taalgebied is uitgekomen.
Adelbert Roessingh Bijschriften foto's: 1. Matoesjka Elizabeth in de weer. 2. De winterkerk, nu permanent in gebruik, zolang de restauratie van zomerkerk duurt. 3. Gelderse roos in vrucht achter het voormalige badhuisje waarin ik sliep. 4 . Ikoon van de heilige Johannes van Dorkov. 5 en 6. Lezing van het leven van de heilige martelaar Johannes van Dorkov door mat. Christine gedurende het Liefdesmaal, met op foto 5 geheel links Olga, achterkleindochter van de heilige. 7. Olga, achterkleindochter van de heilige, staande voor een van de ramen van het oude priesterhuis. 8 en 9. Ikonen van de Sjoejskaja Moeder Gods.
Orthodoxe christenen in Nederland spreken met één stem vader Hildo Bos
Orthodoxie in Nederland Al eeuwenlang leven er orthodoxe christenen1 in Nederland. In de 17e eeuw kwamen Grieken uit het Ottomaanse Rijk naar Leiden om theologie te studeren; ook handelaren vestigden zich hier. Tussen 1697 en 1717 bezocht Peter de Grote Nederland tweemaal voor langere periodes, steeds begeleid door honderden Russen waaronder priesters, diakenen en zangers. Al in 1753 ontstond een ‘Grieks-Russische kapel’ in Amsterdam, waar een eeuw later ook koningin Anna Paulowna ter kerke zou gaan. De kapel was populair onder wetenschappers, die rond 1760 een Nederlandse vertaling van de Liturgie publiceerden. Toch bleef de Orthodoxie in Nederland tot het begin van de 20e eeuw beperkt tot een kleine groep – hoofdzakelijk allochtone – gelovigen, waarvan slechts enkelen hier bleven wonen. Een omslag kwam met de Russische Revolutie en de Tweede Wereldoorlog. Na 1917 konden enkele Russische ballingen zich in Nederland vestigen; na 1945 kwamen een nieuwe golf. Met steun van oecumenische organisaties werden zij hier opgevangen in tehuizen, onder anderen in Arnhem, Oosterbeek, Schoorl en Den Haag. Centraal in hun leven stond de Orthodoxe Kerk, die gaandeweg ook Nederlanders begon te trekken. Rond 1940 ontstond een eerste groepje Nederlanders die het orthodoxe geloof in de Nederlandse taal beleden. Met de komst van gastarbeiders uit Griekenland en voormalig Joegoslavië en – recenter – uit Roemenië en Bulgarije ontstond het huidige kerkelijke landschap: ruim dertig parochies met verschillende etnische wortels, waarvan ongeveer de helft ook het Nederlands als liturgische taal gebruikt. Het precieze aantal gelovigen is erg moeilijk te schatten, omdat niet alle parochies registers voeren en niet alle migranten uit een bepaald land belijdend Orthodox zijn.
1
Met ‘orthodox’ wordt hier gedoeld op de kerkenfamilie die ook wel als ‘Oosters orthodox’ wordt aangeduid en die bestaat uit onder andere het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, de oude patriarchaten van Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem en de orthodoxe Kerken van Rusland, Griekenland, Servië, Roemenië, Bulgarije etc. (de ‘lokale’ Orthodoxe kerken). Deze kerken zijn met elkaar in communie en fungeren als één kerkgenootschap. De Oriëntaalse kerken (Koptisch, Syrisch, Armeens, Ethiopisch), hoewel nauw verwant aan de Orthodoxe Kerk, hebben geen communie met de Orthodoxe kerken en waren om die reden niet bij het beschreven proces betrokken.
Eenheid en verscheidenheid – in Nederland en wereldwijd Door het Ottomaanse bewind in de Balkan en het Midden-Oosten, en later door het communisme in Oost-Europa, hebben veel lokale Orthodoxe kerken eeuwenlang in een relatief isolement geleefd. De kerk vergroeide met het nationale culturele erfgoed, deels ten koste van het bewustzijn van de universaliteit van de Orthodoxie. Zo was het ook voor gelovigen in Nederland zeker niet altijd vanzelfsprekend om samen op te trekken. In de 20e eeuw kwam hierin beweging. Mede dankzij de oecumene herleefde het bewustzijn dat de Orthodoxie, ondanks de rijke culturele verscheidenheid, één Kerk is die met één stem dient te spreken met andere kerken, geloven en de wereld. Vanaf 1961 begonnen pogingen – actief ondersteund door de Wereldraad van Kerken – om een concilie van alle lokale kerken bijeen te krijgen. Een belangrijk thema was ‘de diaspora’, in het groeiende bewustzijn dat parallelle kerkelijke organisatie op etnische grondslag (een ‘Russische’ kerk naast een ‘Griekse’, elk met eigen bisschoppen) indruist tegen de universaliteit van de Kerk. In dezelfde geest werd in 1980 een vereniging opgericht van gelovigen van alle Orthodoxe parochies, ongeacht hun achtergrond. Deze lekenorganisatie zou decennialang als officieuze spreekbuis van de Orthodoxie optreden, ook als waarnemend lid van de Raad van Kerken in Nederland. Zo ontstond een context waarin geestelijken en gelovigen de eenheid van de Orthodoxie ‘aan den lijve’ konden ervaren. Ook op het niveau van de hiërarchie ontstond meer samenwerking tussen de verschillende bisdommen, wat in 2009 resulteerde in het
oprichten van een bisschoppenconferentie voor de Benelux, met als formele taak ‘om de eenheid van de Orthodoxe Kerk te tonen en te bevorderen, samen pastoraal werk onder de gelovigen in de regio uit te oefenen en een gezamenlijk getuigenis aan de wereld uit te dragen’. Alle bisschoppen in de Benelux, ongeacht hun etnische afkomst, zijn lid van de bisschoppenconferentie. Ook elders in de wereld bestaan bisschoppenconferenties, in sommige gevallen al sinds de jaren 60. De bisschoppenconferentie in Nederland Op 8 maart 2013 werd in Den Haag een stichting opgericht die de bisschoppenconferentie van de Benelux in Nederland vertegenwoordigt. De stichting Orthodoxe Kerk in Nederland (OkiN), vertegenwoordiging van de Orthodoxe Bisschoppenconferentie in de Benelux, kan nu namens àlle Orthodoxe gelovigen van Nederland spreken met de andere kerken, de overheid en de maatschappij in het algemeen. Inrichting en functies Voorzitter van de stichting is bisschop Athenagoras (Peckstadt) van Sinope, een bisschop van Vlaamse komaf die binnen de bisschoppenconferentie verantwoordelijk is voor Nederland. Hij wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris en penningmeester. Een adviesraad, bestaand uit één lid per jurisdictie, waarborgt de representativiteit van de stichting en terugkoppeling naar het lokale kerkelijke leven in Nederland. De primaire functie van de stichting OkiN is om de Orthodoxie te vertegenwoordigen in contacten met de overheid, andere kerkgenootschappen en religies en de maatschappij in het algemeen. Gezien de beperkte menselijke en financiële middelen zal het accent in eerste instantie liggen op de oecumene en de geestelijke verzorging van gedetineerden. De stichting zal ook een belangrijke rol vervullen als aanspreekpunt voor de media en contactpunt bij belangrijke gebeurtenissen en calamiteiten. In de loop van 2013 zal een site worden gelanceerd met alle adressen van Orthodoxe kerken en geestelijken in Nederland. Hoewel de Vereniging van Orthodoxen zich terugtrekt uit haar functies in de RvK en het CIO, zal zij zich ook in de toekomst samen met OkiN blijven inspannen voor de eenheid van de Orthodoxie in Nederland. Priester Hildo Bos Secretaris stichting Orthodoxe Kerk in Nederland, vertegenwoordiger Vereniging van Orthodoxen in de Raad van Kerken in Nederland
Dit artikel werd geschreven voor het Oecumenisch Bulletin van de Raad van Kerken en gepubliceerd in nummer 2 van 2013
Noot van de redactie: Met ingang van 13 november 2013 is de Stichting Orthodoxe Kerk in Nederland (OkiN) toegetreden als volwaardig lid van de Raad van Kerken en is het lidmaatschap van de Vereniging van Orthodoxen als associé beëindigd. Vader Hildo Bos is sindsdien vertegenwoordiger in de RvK voor de Orthodoxe Kerk in Nederland.
Paulus' boodschap aan de Galaten en aan ons Vier eigentijdse lezingen van een fragment uit een Paulusbrief
We kozen de brief van de heilige apostel Paulus aan het pasbekeerde volk van de Galaten, om precies te zijn twee zinnen uit het begin van deze brief. Daar staat: (Gal 1:11-12): “Ik verzeker u, broeders en zusters, het evangelie dat door mij is verkondigd, is niet door mensen uitgedacht. Want ook ik heb het niet van mensen ontvangen of geleerd, maar door een openbaring van Jezus Christus.” We vroegen een aantal schrijvers, zowel uit de geestelijkheid als enkele leken die vaker voor het Jaarboek hebben geschreven, om er een beschouwing aan te wijden. Of men licht wilde werpen op hun betekenis voor onze tijd. Waarom juist deze regels? Evenals de Galaten in hun tijd hangen wij aan onze geloofszekerheden, al zijn deze meestal door mensen bedacht. De Kerk zelf, ons grootste houvast, wordt inmiddels door velen voor een aanvechtbare, want al te menselijke institutie gehouden. En is het Evangelie, zoals je wel hoort, eigenlijk niet meer dan een ‘verhaal’? Het orthodoxe geluid is echter anders. Laat ons daarom meeluisteren met de visie, de droom, de interpretatie van enkele orthodoxe schrijvers in ons land. Vandaag is dat immers net zo hard, of harder, nodig als in Paulus' tijd. Hij zag destijds de tekenen en aarzelde niet ze te benoemen. De respons op onze oproep bestond uit vier stukken, waarvan twee in het Engels. Waarom van de aangeschreven Nederlandse geestelijken niemand in staat of willens was om te reageren is een vraag. Laten we het erop houden dat onze Engelse vrienden gewoon makkelijkere schrijvers zijn... de redactie
Jim's antwoord Jim Forest, secretaris van de Orthodox Peace Felowship, auteur Als christenen praten met medechristenen dan is veel van wat we tegen elkaar zeggen onze persoonlijke mening. In zijn brief aan de nieuw ge-
stichte kerk in Galatië, uit Paulus niet slechts een mening. Wat hij verkondigt, zo zegt hij, verrassenderwijs, is niet zijn privé-mening maar een boodschap die rechtstreeks van Christus tot hem kwam. Dan gaat hij over op zijn beruchte betrokkenheid bij het vervolgen van de volgelingen van Jezus in Jeruzalem, zijn plotselinge bekering op de weg naar Damascus, en zijn roeping tot apostel (van het Griekse woord voor boodschapper) en zijn daaropvolgende activiteit als stichter van kerken. Het was niet gemakkelijk voor de leerlingen van Christus om Paulus te accepteren - hun voormalige vijand! - niet alleen als een bekeerling, maar een missionaris die belast is met het brengen van het Evangelie aan de Griekse en Romeinse wereld. Wat een ommekeer! Zelfs vandaag de dag is een van de grote vragen die het leven van Paulus ons stelt: geloven wij dat een voormalige vijand een betrouwbare bondgenoot kan worden? Het orthodoxe antwoord is ja - elke week worden stukken uit de brieven van Paulus plechtig voorgelezen in de kerk. Wij vertrouwen Paulus en worden uitgedaagd door wat hij ons te zeggen heeft. Maar stellen we ons ook voor dat de huidige vijanden van het geloof net als Paulus zo'n radicale verandering van gezindheid kunnen ondergaan? Bidden we voor onze vijanden? Hopen we hen op een goede dag te verwelkomen in onze gemeenschappen? Een deel van de uitdaging waar Paulus ons voor stelt is wat wij doen om onze vijanden tot bondgenoten en vrienden te maken - en hoe we op hen reageren wanneer het wonder van bekering werkelijk gebeurt...
Galaten 1, 11-12 Aartspriester Andrew Phillips, St John the Wonderworker, Colchester Het woord ‘Galaat’ heeft dezelfde wortel als ‘Kelt’. De taal die de Galaten oorspronkelijk spraken lag feitelijk dicht bij die van de Keltische Walen, wiens afstammelingen in het tegenwoordige België leven. De gehelleniseerde Galaten leefden in wat nu Centraal-Turkije is, in en om het huidige Ankara. De kerken van de Galaten waren gesticht door de apostel Paulus op zijn tweede zendingsreis. Onze brief werd tijdens zijn derde zendingsreis geschreven, waarschijnlijk in 56 na Christus. De aanleiding om te schrijven was de aanval op hem door judaïserende groepen, een stroming die bekrompen nationalistische standpunten innam en beweerde dat Oudtestamentische rituele praktijken, zoals de besnijdenis, voor christenen noodzakelijk waren. Om de apostel in diskrediet te
brengen, zeiden ze dat hij alleen maar verkondigde dat deze praktijken niet nodig waren om zich populair te maken bij de heidenen en dat hij bovendien Christus niet persoonlijk had gekend. De apostel was geschokt te merken dat enkele van de nieuw-gelovigen in Galatië beïnvloed waren door deze aanvallen. Het basisidee in de zes hoofdstukken van de brief is dat Christus gekomen is voor álle mensen, niet alleen voor de joden, en dat onze redding niet afhankelijk is van het vervullen van de wet van Mozes, maar van het hebben van een levend geloof in Christus, wat werken van liefde voortbrengt. De brief kan worden onderverdeeld in vijf delen. Het eerste deel of introductie in de eerste tien verzen weerleggen de argumenten van de judaïzeërs. Het tweede deel of verdediging begint bij hoofdstuk 1, vers 11 en loopt tot het einde van het tweede hoofdstuk. In de verzen 11 en 12 van hoofdstuk 1 pareert de apostel zijn lasteraars die beweerden dat zijn lering van hemzelf was, een menselijk bedenksel. Paulus zegt dat zijn leer niet mensgemaakt, maar Godgegeven is, niet van een schepsel maar van de Schepper - geen bedenksel, maar een openbaring. Na deze twee verzen vervolgt hij met te zeggen dat het bewijs hiervan de grote ommekeer in zijn leven is - in plaats van een vervolger van de kerk, werd hij haar prediker. Een eerste vraag die we ons in onze tijd kunnen stellen is in hoeverre wij leven volgens de leer van mensen of die van God, in welke mate we seculier zijn, levend naar de wereld, en in welke mate wij van de kerk zijn, levend naar God. Een tweede vraag voor ons in onze tijd is hoe we een openbaring kunnen onderscheiden, waaruit we kunnen opmaken of iets van God komt of van de mens. Laten we drie voorbeelden nemen om dit te illustreren. Iedereen kan zeggen dat hij of zij een ‘openbaring’ heeft gehad. Maar men moet bewijzen dat het een openbaring van God is, iets wat geopenbaard werd door de Heilige Geest. Om een wat cru voorbeeld te geven: als iemand zegt dat hij een openbaring heeft gehad dat we geen brood meer moeten eten, dan kunnen we meteen zien dat dit niet van God is, aangezien Christus brood at en bijna 2000 jaar geleden het eucharistische wonder is geboren, opgedragen door de heiligen en het hele volk van God en dat dit begon met brood. Met andere woorden, authentieke openbaringen kunnen niet in tegenspraak zijn met wat eraan voorafgegaan is. Maar stel dat iemand zegt dat hij een openbaring heeft gehad dat we geen smartphones moeten gebruiken? Er is niets en er kan niets zijn in de Schrift, de Traditie, de Concilies, de Kerkvaders en de levens van de heiligen, onze kennisbronnen, die rechtstreeks iets vóór of tegen een nieuwe technologie zeggen. Daarom moeten we het nauwkeurig onderzoeken. Waarom zegt deze persoon dit? Is het misschien alleen om aandacht te trekken? Bedoelt men dat niemand ooit gebruik zou moeten maken van een smartphone, of dat smartphones alleen slecht zijn voor sommige mensen of in sommige gevallen? Hoe maakt deze persoon de ‘openbaring’ publiek? Is dat vervuld van trots omdat men gelooft beter te zijn dan andere mensen, omdat men een 'openbaring' heeft gekregen, die niemand anders heeft ontvangen? En het belangrijkste: heeft deze ‘openbaring’ het
leven van deze persoon ten goede verbeterd, zoals in het geval van de apostel Paulus, wiens leven veranderde van dat van een vervolger in dat van een aanhanger van de Kerk? In het onderhavige geval zullen we zeker tot de slotsom komen dat deze persoon zich vergist. Net als alle technologie, van het wiel tot het internet, zijn smartphones geestelijk neutraal. Het zijn dingen die we kunnen gebruiken ten goede of ten kwade. Alles hangt ervan af hoe het in ons hart zit, welke attitudes en intenties we hebben bij het gebruik dat we maken van apparaten of een technologie, niet van de apparaten of de technologie zelf. Hier kunnen we verwijzen naar gezaghebbende uitspraken en parallellen. Bijvoorbeeld, de apostel Paulus zelf, die, sprekend over geld, dit middel niet veroordeelt als een kwaad, maar wel de liefde voor geld veroordeelt, die hij zelfs 'de wortel van alle kwaad' noemt (I Tim. 6:10). Ons derde voorbeeld is iemand die beweert een openbaring te hebben ontvangen dat we ons moeten bekeren, omdat het einde komt op, zeg, 10 december a.s. Vele heiligen, van Johannes de Doper en de apostel Paulus tot Johannes van Kronstadt hebben gesproken over de noodzaak van bekering en het nakende einde, dus kunnen we het eerste deel van deze verklaring accepteren. Het einde is altijd nabij, want ieder van ons kan sterven op elk moment. Waar we bezwaar tegen maken is de datum. In de Schrift zegt de Zoon van God specifiek dat niemand, Hijzelf inbegrepen, de datum kent van het einde van de wereld, alleen God de Vader (Matt. 24:36). We zien hier een duidelijke tegenspraak met het Woord van God. Aan de andere kant, als iemand gewoon zegt dat we ons moeten bekeren en dat het einde nabij is, kunnen we het met hem eens zijn. Moeten we echter speciale aandacht besteden aan deze persoon? Jazeker - als hij of zij een voorbeeldig leven leidt en anderen daarmee tot inspiratie is. Maar als dat niet zo is, dan zeggen we dat deze persoon gewoon een berouwvolle christen is net als wij allemaal. Dan is het niet een algemene openbaring voor iedereen, maar een persoonlijke openbaring voor die persoon, die hem tot bekering kan brengen, dat wil zeggen, het kan een verandering ten goede in de manier van leven brengen. Dit is de enige ware bekering, die in het hart staat van de kerk. Ergo, we kunnen altijd controleren of iets een authentieke openbaring is. Ten eerste: komt de openbaring overeen met, en is zij op geen enkele wijze in tegenspraak met eerdere openbaringen van de Ene Heilige Geest, het geestelijk gezag dat ons is voorgegaan, daarbij de bronnen van de Schrift, de Traditie, de Concilies, de Kerkvaders en de levens van de heiligen? Ten tweede: wat is de levenswijze van de persoon die de openbaring claimt? Zoals de Schrift zelf zegt wanneer hij ons waarschuwt tegen valse profeten: “Aan hun vruchten zult gij hen kennen.” (Matt. 7, 16)
Gedachten over wat openbaring eigenlijk is… Adelbert Roessingh, auteur Met ons mensenverstand kunnen wij heel veel – we kunnen er mensen mee genezen, om maar iets geweldigs te noemen – maar de laatste en diepste levensvragen over de zin, oorsprong en doel van mijn leven kan ik met mijn verstand niet oplossen, terwijl dat juist de meest prangende vragen zijn. Dit wordt anders wanneer ik de openbaring van God in Christus zoals die in Kerk, Schrift en Traditie aan ons verschijnt als openbaring kan aanvaarden, d.w.z. als dat wat het wil zijn, als het goede dat van God gegeven wordt, als genade. Aangezien wij door de zondeval uit God ‘weggevallen’ zijn, kan Hij ons alleen bereiken als wij ons voor Hem openstellen. Voor zoverre ons dat lukt, laten wij God zijn Wie Hij is en introniseren wij Hem. Dan kunnen wij inderdaad zeggen, ja zingen: “De Heer is Koning, met majesteit heeft Hij zich bekleed.” Omdat wij door de zondeval uit Hem weggevallen zijn, kan Hij niets voor ons doen, tenzij en in zoverre het ons lukt ons voor Hem open te stellen en zijn openbaring als openbaring te aanvaarden, immers God respecteert onze vrijheid, Hij wil dat wij als vrije mensen tot Hem komen. En als het ons lukt ons werkelijk voor Hem open te stellen – en hoe moeilijk is dat – en tot Hem te komen, zal Hij ons geenszins van Zich afstoten. Buiten de relatie die God met ons aangaat is Hij de Verborgene, maar in Zijn openbaring laat Hij zijn hart zien, laat Hij zien dat Hij voor ons wezenlijk de God is die ons liefheeft, reden waarom Hij ons reeds van te voren liefhad toen Hij de schepping maakte en nog maakt, en reden waarom Hij ons ook verlost heeft en nog verlost. Hoe vinden wij die openbaring die voor ons de enige en unieke openbaring is? In de diepte van ons zelf, welke wij na de zondeval niet op eigen kracht kunnen betreden, bevindt zich de waarheid van Christus als de aan ons gegeven openbaring. Voor ons is het nu van belang dat zich in het hart ‘de oorsprongen des levens’ bevinden (zie Spreuken 4:23), waardoor de levende werkelijkheid van God-in-mij herinnering gewekt kan worden door de werkelijkheid van God-buiten-mij. Dat is de werkelijkheid van Zijn openbaring in Christus, zoals die in Kerk, Schrift en Traditie tot ons komt. Deze wordt daardoor door mij als openbaring herkend.
Confessie op Vergevingszondag 2013 Mark van Duijn Paulus kruipt naar Damascus, naar Damascus kruipt hij, verblind, door het oog van de naald. Jeruzalem is hem in het bloed gegeven, toch laat hij haar links liggen, de gouden stad, en reist door die gewesten waar wij hem ontmoeten, de heidenen-apostel; zijn verblinding heeft hem verlicht. O donkere gang, poort van boete! Vandaag was ik, farizeeër, van redding uitgesloten; als verloren zoon dronk ik met varkens uit één trog; werd ik door de barenswee van het laatste oordeel gewrongen - O lage poort, hoe diep zal ik buigen om u te passeren? Alleluja! Geleid, niet leidend, met als leeftocht vergeving. Christus-Zoon, Zich gevend, wacht aan de horizon. Waar de Dag licht lacht Hij. Alleluja! O mensenziel, niet bedacht door mensen - raakt dit Leven u niet aan? Zelfs in de engste engten was u niet alleen, niet geheel alleen gelaten. Alleluja! Christus lijdt met u, en als Hij lacht is het omdat de deuren aldoor al open waren. Paulus, apostel, maakt de Openbaring openbaar. In het vlees echter leeft de wereld, zij delft in de aarde. Naar vernieuwing delft zij, door ons heen, naar zichzelf, delft zij. Een weg wel, maar redding heeft zij er niet gevonden. Stof tot stof. Het jongste continent wil echter het eerste zijn. Waarom toch is zijn brief er nooit aangekomen, dat hun voorvaders nog altijd wachten? Klokgelui. Het wit gewaad der priesters wordt afgelegd, voor later. Donker gaan zij, bedeesd knielend, ons voor. Knielend het antwoord. Fluisterend gebed. O Heer... Op Uw altaar leg onze daden. Geef, in nuchterheid, geef het ons terug, Uw Leven, schenk het in het onze. Uw wil echter geschiedde. Amen. Daarna zou het nooit meer stil zijn. Aan de lofprijzing ontbrak geen toon, aan de waarheid geen woord. Heel de schepping stond voor eeuwig in gebed, rechtop. In het vlees schonk Hij ons Zijn vreugde. En de Trooster kwam, de Geest der Waarheid. Nog even, nog even, Jeruzalem, haal je ons binnen.
De consensus-vertaling Lezing voor de Verenigingsdag op 25 mei 2013 te Eindhoven door moeder Maria van het Orthodoxe Klooster in Asten
(onverkorte tekst, met in voetnoten enkele opmerkingen voor wie van details houden)
In oktober 2012 is er een zogenaamde consensus-vertaling klaargekomen van de tekst van de Liturgie van de heilige vader Johannes Chrysostomus. Er is mij gevraagd er iets over te vertellen. Dat kan ik urenlang, we hebben er tenslotte zo oneindig veel uren aan besteed! Ik zal vier kanten toelichten: 1. De noodzaak van een bisschoppelijke zegen over een vertaling. 2. Eerst heel algemeen over de liturgische teksten van de Orthodoxe Kerk. 3. Dan iets over de geschiedenis van de vertalingen in Nederland, 4. En tenslotte enkele voorbeelden van de nieuwe vertaling. Inleiding: het nut van samenwerking en vooral de noodzaak van zegen van de kerk In de afgelopen 50 à 60 jaar zijn er veel boeken uitgekomen in het klooster van St. Jan in Den Haag, vertalingen van archimandriet Adriaan, eeuwige gedachtenis, met de zegen van zijn medebroeder, de latere aartsbisschop Jacob. Omdat veel priesters en soms koorleiders wel eens woorden of uitdrukkingen anders wilden zien, hebben zij in eigen boekjes en in eigen koormuziek zelf veranderingen aangebracht. Ook waren er door de jaren heen handgeschreven vertalingen, zoals van matoesjka Haveman, de vrouw van vader Jan, de stichter van de parochie van Groningen, en de met de hand getikte vertalingen van vader Alexis Voogd, eeuwige gedachtenis. Maar: in de praktijk is gebleken dat deze veranderingen – goed of minder goed - nooit verspreid zijn, er is niet samengewerkt en er is ook niets van uitgegeven met kerkelijke zegen. Nu wordt wel eens gezegd: ja maar, aartsbisschop Jacob kende toch geen Grieks, ja maar, aartsbisschop Simon kent toch geen Nederlands, en metropoliet Panteleïmon toch ook niet? Uit deze opmerkingen blijkt een onjuist begrip van kerkelijke zegen. De bisschop die een boek zegent, hoeft dat boek niet woord voor woord bestudeerd te hebben, al zal hij misschien een medewerker van zijn bisdom vragen er een blik in te werpen. Het is vooral een kwestie van vertrouwen. Een bisschop kent en vertrouwt een orthodoxe schrijver of vertaler, en schrijft dan een aanbeveling. In hun enthousiasme hebben enkele koorleden en/of koorleiders een keer aan de diverse bisschoppen een vertaling van het Paastropaar gestuurd,
of de bisschoppen die wilden zegenen en dan ‘aanbevelen’ in Nederland. Zo werkt het niet. Wat moet een bisschop daarmee? Stel je voor dat de vertaalcommissie bij iedere nagekomen correctie in een vertaling, opnieuw zegens van de bisschoppen zou moeten vragen! De bisschoppen hebben aan verschillende mensen hun zegen gegeven en vertrouwen erop, dat zij zo consciëntieus mogelijk vertalen. En juist omdat er in een commissie verschillende vertalers zijn, kunnen die elkaar helpen en onderling corrigeren. Een ander enigszins treurig voorbeeld is de uitgave van vader Andreas Smit, die ik hier toch postuum wil eren. Velen van de parochie Groningen weten dat vader Andreas een nieuwe liturgie-vertaling wilde maken. Hij had vanuit het Engels een vertaling gemaakt, maar enkele parochianen waren er niet over te spreken. Toch heeft vader Andreas zijn ideaal niet opgegeven. Hij besloot toen anoniem een tekst uit te geven. Wat weinig mensen weten, is dat hij toen een specialist benaderd heeft, een byzantinoloog van de universiteit van Groningen, die hem graag ook anoniem wilde helpen. Deze kenner van het Grieks (weliswaar niet orthodox) heeft een vertaling gemaakt, die zeker niet onverdienstelijk was. Ik weet niet of deze byzantinoloog en vader Andreas ook samen overlegd hebben over de vertaling, ik weet alleen dat vader Andreas heeft gezorgd voor de rubrieken, nauwkeurig volgens de gebruiken van de Russische kerk. Zo kwam in 1993 de vertaling van de Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus uit bij Gooi & Sticht, anoniem, op verzoek van vader Andreas. Wat is er mee gebeurd? Ik veronderstel dat vooral niet-orthodoxen deze vertaling gekocht hebben. Vader Andreas heeft ‘m zelf wel eens cadeau gedaan aan parochianen. Maar binnen de Orthodoxe Kerk in Nederland is er nauwelijks aandacht aan besteed. Er stond geen kerkelijke zegen in, wie had die vertaling gemaakt? Men was wantrouwend. Jammer, want in samenwerking met orthodoxen en met een kerkelijke zegen had deze vertaling op z’n minst door de vertaalcommissie bestudeerd kunnen worden. Tot zover het begrip ‘zegen’.
Waar komen onze liturgische teksten vandaan, en waarom zijn die in het Grieks geschreven? Christus was toch een Jood en leefde toch in het Romeinse Rijk? Hiervoor kunnen we teruggaan naar enkele eeuwen voor Christus. Vooral tijdens de regering van Alexander de Grote, was het Grieks-Romeinse Rijk sterk uitgebreid. De cultuurtaal was Grieks, ook in het westen, ook al spraken de gewone burgers en de mensen in het leger Latijn. Ook in Noord-Afrika werd door veel mensen Grieks gesproken, zelfs door de grote joodse gemeenschap. Daardoor komt het dat in de 3e eeuw voor Christus de Hebreeuwse bijbel (het O.T.) in het Grieks is vertaald, de Septuagint, zo genoemd omdat deze door 70 of 72 joodse geleerden vertaald is. En waarom zou deze vertaling voor de christenen belangrijk zijn? Ook in de tijd van Christus was het Grieks de belangrijkste ‘wereld- en cultuurtaal’, zelfs in Rome werd door intellectuelen Grieks gesproken. Voor ons is de Septuagint heel belangrijk, omdat deze ook gebruikt werd door de apostelen in de tijd van Christus, en omdat er later in de Liturgische teksten veelvuldig uit geciteerd wordt.2 De Liturgie van onze heilige vader Johannes Chrysostomus en alle verdere orthodoxe liturgische teksten, zijn oorspronkelijk in het Grieks geschreven, en van daaruit vertaald. Bij de verspreiding van het christendom, zoals in de Slavische landen, zijn ook de bijbelteksten – en alle citaten uit de bijbel in de hymnologie – uit het Grieks vertaald. Dit is een veel te kort verhaal over de Griekse grondteksten. Als er vragen over zijn, kan dat eventueel per e-mail. Nu naar onze tijd, hier in Nederland Het orthodoxe geloof is door Russische emigranten en vluchtelingen naar Nederland gekomen. Ook was er eind 19e en begin van de 20e eeuw in sommige katholieke kringen een groeiende belangstelling voor het geloof van Oost-Europa en het middenoosten. Denk maar aan de stichting van 2
Het Hebreeuws geeft trouwens een groot probleem aan de vertalers. Het oude Hebreeuws werd alleen met medeklinkers geschreven, uit mondelinge traditie en uit de context wist men hoe men dat lezen moest. Vergeet niet dat in de oudheid het luisteren naar een tekst belangrijker was dan met je ogen lezen, en dat de Heilige Boeken door veel mensen uit het hoofd werden geleerd. Toch bleek door de eeuwen heen dat woorden soms op verschillende manieren uitgesproken werden. Vergelijk in het Nederland: als je schrijft glvn, dan kunnen die letters ‘geloven’ betekenen, maar ook ‘golven’. Om dat probleem op te lossen, hebben joodse geleerden in de 3e eeuw na Christus de Hebreeuwse teksten van tekentjes voorzien, tekentjes die de klinkers aanduiden. Deze geleerden heetten de masoreten, en deze tekst met klinkers wordt tot op heden gebruikt. Wat is daarvan het bezwaar? Deze tekst van de masoreten is pas in de 3e eeuw na Christus gemaakt, en in de uitleg – door die klinkers- en waarschijnlijk ook door gebruikmaking van andere manuscripten van de oude Hebreeuwse tekst, verschilt hun tekst op sommige plekken van de Septuagint. De christelijke kerk en later de orthodoxe kerk, heeft vastgehouden aan de meestal heel duidelijke vertaling in het Grieks, de Septuagint. Ook de schrijvers van het Nieuwe Testament en de kerkvaders van de oosterse kerken, hebben aan de Septuagint vastgehouden. Dit in tegenstelling met de protestante kerken, die hun bijbelvertalingen baseren op de Hebreeuwse tekst van de masoreten.
het benedictijner klooster in België, in Chevetogne, waar een gedeelte van de diensten gehouden wordt volgens de byzantijnse ritus. Zij gaven liturgische boeken uit in het Frans. In Nederland hebben Rooms-katholieken ook Nederlandse boekjes gemaakt van de Liturgie, die zeker later een hulp zijn geweest bij de eerste orthodoxe vertalingen. Waarschijnlijk de eersten, of de als eersten bekende Nederlanders die zich in 1940 lieten opnemen in de Russisch-Orthodoxe Kerk, waren de latere archimandriet Adriaan en de latere bisschop Jacob. Zij hadden als ideaal om als orthodoxe monniken te leven en om de diensten in het Nederlands te vieren. Zo begon vader Adriaan met een gigantisch werk. Van de twintig orthodoxe kerkboeken heeft hij door de jaren heen de belangrijkste teksten vertaald. De drie Liturgieën, de belangrijkste sacramenten, de diensten van de grote feesten, en later ook een reeks van minder grote feesten. Van de dagelijkse diensten in de zogenaamde Minea – per maand voor iedere dag uitgegeven - heeft hij waarschijnlijk één vijfde vertaald. Om op ‘gewone dagen’ de heiligen te kunnen bezingen, vertaalde hij een bestaand praktisch boek: het algemene Mineon, een reeks van 26 diensten waar je de naam van de heilige in kunt vullen: dienst voor één apostel, voor één of meer martelaren, martelaressen enzovoort. Omdat er weinig geld was, zowel voor het klooster als voor nieuwe kleine orthodoxe parochies, heeft hij zelf de boekjes uitgetikt, gedrukt of gekopieerd en ingenaaid. Deze schat aan teksten is bij veel Nederlandstalige parochies in Nederland en België in gebruik. Wat moet er nu nog gebeuren? Veel teksten moeten nog vertaald worden, en de bestaande teksten moeten gecorrigeerd worden. Want het werk van vader Adriaan was niet eenvoudig. Hij kende niet veel meer Grieks dan wat hij zich herinnerde van de middelbare school, en moest daarom uit het Duits en Frans vertalen. En soms waren die vertalingen weer gebaseerd op de Slavische vertaling, dus vertalingen van vertalingen. Toen er meer parochies ontstonden waar Nederlands gebruikt werd, waren er priesters en koorleiders, die zelf verbeteringen maakten in de teksten van vader Adriaan. Op zichzelf is dat geen ramp, maar na verhuizing, of in de vakantie, wanneer gelovigen en vooral koorleden wel eens in een andere parochie kwamen, waren ze vaak teleurgesteld dat ze niet gewoon mee konden zingen. In 1981 werd de Vereniging van Orthodoxen opgericht, en sindsdien werden er jaarlijks bijeenkomsten gehouden met Liturgie, en later ook dagen voor koorleiders. Iedere parochie had eigen teksten, en was natuurlijk daaraan gehecht. Maar de gehechtheid aan eigen teksten ging langzaam maar zeker wijken voor de frustratie dat we in het Nederlands niets samen konden zingen. Zelfs de geloofsbelijdenis was in iedere parochie een beetje anders. Het paastropaar zongen we dan maar in het Slavisch. Zelf hield ik ook van Slavisch, ik heb iedere zondag de Liturgie in het Slavisch gezongen vanaf mijn 14e jaar, en later heb ik wat Slavisch geleerd op de universiteit in Amsterdam, nog in de 60er jaren, in de tijd dat vader Alexis daar lector was. In de 70er jaren ben ik twee jaar in Servië in het klooster geweest, waar ik dagelijks alle diensten meezong. Het was mooi, en ik zag verbanden tussen teksten, die ik in Nederland niet opgemerkt
had. Maar pas toen ik daarna meer dan 10 jaar in Griekenland in het klooster was, begreep ik hoe veel rijker en preciezer de Griekse kerktaal is. Dat is geen fantasie, maar gewoon een feit. Het Kerk-slavisch, of OudBulgaars, heeft veel minder woorden dan het Grieks, en wat soms ook verwarrend is: het heeft geen lidwoorden en een armere grammatica.3 Dit wordt in moderne talen die geen naamvallen hebben, opgelost door voorzetsels en de volgorde van de zin. Bijvoorbeeld: Jan ziet Piet, dan weten wij dat Jan onderwerp is. In het Grieks heb je daar naamvallen voor en de woordvolgorde kan alle kanten op. Het Slavisch houdt de Griekse woordvolgorde aan, maar het is vaak minder duidelijk. Als voorbeeld: Een bekende verwarring is een zin uit de Paasmetten, uit de Eer-stichier van de Paas-lofpsalmen. Deze tekst hoort wel niet tot de liturgie, maar wordt in de Paastijd vaak gezongen en werd in Den Haag vertaald4: “Laat ons zeggen, ‘broeders’, ook tot degenen die ons haten. Laten wij alles vergeven omwille van de Opstanding, en zo roepen: Christus is opgestaan ...” In het Nederlands betekent deze vertaling allereerst dat wij tegen alle mensen, zelfs tegen wie ons haten, ‘broeders’ gaan zeggen, omdat het Pasen is. Het Grieks heeft een andere nuance: Wij, broeders, - d.w.z. wij die hier samen Pasen vieren – : “Wij broeders, laten wij zeggen, ook tegen hen die ons haten: ‘Laten wij alles vergeven omwille van de Opstanding’, en zo roepen: Christus is opgestaan ...” In het Grieks zijn de ‘broeders’ de aangesproken persoon, en niet de inhoud van het werkwoord ‘zeggen’. Misschien een fantasie van mij, maar ik vind het wel mooi om een verband te leggen: deze Eer-stichier is de laatste tekst van de Paasmetten, en het begrip vergeving heeft de nadruk. Is nu de cirkel niet rond? Zijn we de Grote Vasten niet begonnen met de Vespers van Vergevingszondag, waarbij we elkaar vergeving vragen, en volgens ongeschreven gebruik dan zachtjes het Paastropaar zingen? Nogmaals: Hoe dierbaar het Slavisch ook is voor veel Nederlanders, toch moeten we toegeven dat je een vertaling moet maken uit de grondtekst. Wie Shakespeare vertaalt kan er misschien een goede Franse vertaling naast leggen, maar je moet toch vertalen uit het originele Engels. Ook vader Adriaan was daarvan overtuigd, en hij heeft speciaal voor mij in mijn klooster in Griekenland tijd gevraagd om te werken aan vertalingen. Ik heb toen onder andere een werktekst gemaakt van het Triodion, en de tekst van de Liturgie heb ik uitgebreid bestudeerd. Jammer genoeg verminderden de krachten van vader Adriaan en heeft hij geen moed meer gevonden zijn tekst van de Liturgie te corrigeren. Hij zei daarover: “Dat is voor een volgende generatie.” Ondertussen was ik een volgende generatie, - 30 jaar jonger - en zijn er nu al weer twee generaties na mij die hieraan kunnen werken.
3
bijvoorbeeld bij sommige woorden is de 1e naamval, het onderwerp van een zin, of de 2e naamval hetzelfde als de vierde naamval, het lijdend voorwerp. 4 gedrukt bij de Dankzegging van de priester.
Maar nu terug naar de Vereniging Zo is, vooral door de koordagen, in 1995 in de Vereniging de wens ontstaan om gezamenlijke teksten te hebben, vertalingen die door een commissie zouden worden gemaakt. De eerste tekst die toen werd vertaald is Akathist van de Moeder Gods, die sindsdien op de Verenigingsdagen ge-
zongen wordt, ook al had vader Adriaan daar al een vertaling van gemaakt, die in het Horologion van Den Haag staat. Er is toen samengewerkt door vader Alexis voor de vergelijking met het Slavisch, door mij voor de Griekse grondtekst, en Connie van der Werf onder anderen voor goed klinkend Nederlands. Daarna is de koortekst van de Liturgie klaargekomen waarvoor in november 1996 de zegen van drie bisschoppen werd gegeven: metropoliet Panteleïmon, aartsbisschop Simon en aartsbisschop Serge, eeuwige gedachtenis. Diaken Michaël begon vader Alexis bij te staan, vader Serafim Snepvangers was bij de commissie gekomen, en er was een grotere, adviserende commissie op de achtergrond, o.l.v. vader aartsbisschop Gabriël, - toen nog vader Guido, waar ook vader Martin Ehrlings, eeuwige gedachtenis, aan deelnam. We waagden ons toen nog niet aan de teksten van de priester, want dat lag heel gevoelig, alle priesters hadden immers hun eigen ideeën over de vertaling. Dan ligt het werk stil: vader Alexis en vader Adriaan overlijden, vader Serafim uit St Hubert treedt uit. Zelf ben ik voor ons klooster in Asten langzaam doorgegaan, met zegen van onze metropoliet Panteleïmon. Van de Liturgie had ik al eerder een studie gemaakt, op verzoek van vader Adriaan en later aangespoord door vladyka Gabriël. Toch bleef de wens naar herzieningen leven. Ook in Amsterdam leefde die wens, met name bij vader Hildo Bos en diaken vader Michaël Bakker, beiden beroepsvertalers, kenners van Slavisch en Grieks. Zij hebben eerst gewerkt aan de mooie uitgave van het Gebedenboek in 2000. Maar daarna wilden zij ook de Liturgie gaan bewerken. Nadat zij mijn vertaling door-
genomen hadden, kwam de vraag of wij misschien samen verder konden gaan. Het doel was hoog: niet ophouden tot we een gezamenlijke tekst van de Liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus zouden hebben, waar ieder van ons zich bij kan en wil neerleggen. Net zo lang bestuderen en piekeren (en bidden niet te vergeten!) tot er een juiste, voor allen acceptabele vertaling gevonden is. Dat is toen gebeurd, ook dankzij de computer en e-mail. De oude tekst van vader Alexis, nieuwe ideeën voor die tekst van Amsterdam, de tekst van vader Adriaan, de tekst van Asten, Grieks en Slavisch, werden keurig in een spreadsheet zin voor zin naast elkaar gezet. Eerst werd ‘groen’ gekleurd wat al gelijk was. En toen begon woord voor woord het werk. Het leek onmogelijk, maar het is gelukt! In Amsterdam werkten vader Hildo en diaken Michaël onder het waakzaam oog van vader Sergei Ovsiannikov. In Asten moeder Maria en zuster Makrina en vooral niet te vergeten onze specialist Hanno Uittenboogaard, een Nederlander die orthodox is en theoloog en leraar klassieke talen. Voor de moeilijke punten is gebruik gemaakt van orthodoxe commentaren op de Liturgie, - zelf had ik in Griekenland vaak raad gevraagd aan specialisten - en voor de vele bijbelcitaten is gekeken naar de diverse Nederlandse bijbelvertalingen. Maar hoe is nu de verhouding van deze nieuwe, spontaan opgerichte vertaalcommissie en de Vereniging? Enerzijds is deze commissie en het ideaal van deze commissie een rechtstreekse voortzetting van de oude vertaalcommissie. Verder kunnen we zeggen dat de positie van de commissie versterkt is. Ondertussen is er een officiële bisschoppenconferentie van de Benelux opgericht. Een van de taken van deze conferentie is het coördineren van het vertaalwerk. Degene die hiermee belast is, is aartsbisschop Gabriël. Weliswaar is hij nu een gepensioneerde bisschop, maar we hopen toch dat hij deze functie kan behouden en ons terzijde kan staan met zijn adviezen voor het vertaalwerk. Dit was een lange inleiding. Nu geef ik tot slot enkele voorbeelden, van waarom er sommige bekende woorden veranderd zijn. Het gaat om: 1. de spelling van eigennamen, 2. grammatica, 3. vervanging van ouderwetse taal, geen onnodig ‘der’ en ‘des’, 4. consequent vertalen. 1. Allereerst de eigennamen. Vader Adriaan was heel enthousiast over de ontdekking van de Griekse achtergrond van de liturgische teksten. Hij heeft de namen daarom vaak Grieks gehouden, iets wat tegenwoordig in Nederland niet meer gedaan wordt: bijvoorbeeld Mattheos, Paulos, kosmos, Chrysostomos. Wij volgden de tegenwoordig in Nederland gebruikelijke vormen: Paulus, Mattheüs, Basilius de Grote enzovoort. 2. Een voorbeeld van grammatica: Het is tijd om voor de Heer te dienen > dit geeft de indruk dat wij, de diakens en de priesters nu iets moeten gaan doen, nu de Liturgie moeten celebreren. En dat lijkt zo omdat de diaken als het ware de priester eraan moet herinneren dat hij de beginzegen moet geven. Toch staat dat niet zo in het Grieks, en dat is ook niet de betekenis in psalm 118, waar staat: “Het is tijd voor de Heer om te han-
delen.” D.w.z. het is tijd dat de Heer gaat handelen. In psalm 118 moet Hij ingrijpen tegen de vijanden, in de Liturgie moet het duidelijk zijn dat Hij Zelf, God Zelf, handelt. Het woord ‘tijd’ is het bijzondere woord kairos, dat in het Evangelie gebruikt is bij “Mijn tijd is nog niet gekomen.” 3. Enkele voorbeelden van archaïsche taal: Ere zij God in den hoge > nieuwe vertaling: Eer aan God ; vgl. ‘Eer aan de Vader’ ... vroeger zei men 'Glorie zij de Vader' ... dat werd: 'Ere zij de Vader '... en tegenwoordig: ‘Eer aan de Vader’. Nu we ‘Eer aan de Vader’ bidden, is het logisch dit ook elders te veranderen. Onszelf, elkaar en heel ons leven aan Christus aanbevelen > nieuwe vertaling: ‘toevertrouwen’. ‘Aanbevelen’ klinkt nogal ouderwets en stijf. In onze tijd bevelen wij iemand aan om een baan te krijgen. We kozen voor het vaker gebruikte: toevertrouwen aan Christus. Zoals in het Frans: confions nous; en sommige Engelse vertalingen: let us entrust. Vgl I Petrus (4:19): “Daarom moeten allen die lijden hun ziel/hun leven toevertrouwen aan Hem.” Gij hebt de boete ingesteld voor hun zaligheid > nieuwe vertaling: Gij hebt bekering ingesteld tot redding. ‘Boete’ is natuurlijk niet alleen een boete in het verkeer. Het heeft een eigen betekenis in de kerk. Jammer genoeg is dit woord besmet met middeleeuwse boetepraktijken. Ook is het verwarrend, omdat ‘boete’ meestal eenmalig is. Je doet ‘boete’ voor iets en dan ben je daarmee klaar. Het Griekse woord ‘metanoia’ is een voortdurend veranderen van denkwijze, of beter: bijstellen van onze mentaliteit, onze manier van denken. Een bekering die voortduurt, een inkeer met voortdurende gevolgen. 4. Nauwkeurige betekenis van het originele Grieks: Voor het welzijn > nieuwe vertaling: voor de standvastigheid van de heilige kerken Gods. ‘Welzijn’ heeft vooral te maken met zich goed voelen, het goed hebben, bijvoorbeeld financieel voldoende geld hebben en gezond zijn. Maar het Grieks bedoelt: standvastig zijn in moeilijke tijden, stand houden ondanks geloofsafval of vervolgingen. Om de hemelse vrede > nieuwe vertaling: vrede van boven. Was ‘hemels’ fout, nee, maar het Grieks geeft letterlijk ‘van boven’ en zo is het ook in de meeste bijbelvertalingen letterlijk vertaald, en daar sluiten wij ons bij aan. In de Dringende Litanie waren we gewend aan: God, wees ons barmhartig volgens Uw grote barmhartigheid; wij smeken U: luister en wees barmhartig. Nieuwe vertaling: Ontferm U ... ‘Wees barmhartig’ is niets mis mee, maar we moesten een keuze maken. In het Grieks zijn er verschillende werkwoorden voor: zich ontfermen, barmhartig zijn of medelijden hebben. Hier in deze Litanie is er een woordspel, in bijna iedere zin het zelfde Griekse woord eleison. In de bovengenoemde zin wordt het woord eleison drie keer gebruikt, en dan weet het koor in Griekenland dat ze drie keer moeten zingen: Kyrie eleison. – ook in het Slavisch drie keer een vorm van pomilui, en het koor zingt drie keer Gospodi pomilui. Hoe moeten wij het vertalen?
Heer, ontferm U, of: Heer, wees barmhartig, of: Heer, erbarm U; of: Heer, heb medelijden? Waar komt dat Kyrie eleison vandaan? Allereerst uit psalm 50. In psalm 50 is door vader Adriaan de keuze gevallen op : Ontferm U over mij, o God. En hij gebruikte dezelfde woorden in het Jezusgebed: Heer, Jezus Christus, ontferm U over mij. Naar aanleiding daarvan is nu gekozen voor de Nederlandse vertaling: Ontferm U, wanneer het Grieks eleison heeft, en zo is het woordspel met ‘ontferm’ in deze Litanie aangehouden. Vader Adriaan was gehecht aan Kyrie eleison, wat hij kende uit de Roomskatholieke mis. Nu hebben veel orthodoxen het Jezus-gebed geleerd met ‘ontferm U’, en kennen psalm 50 met ‘Ontferm U’. Dat is een goede reden om dit consequent door te voeren. Een andere bekende uitdrukking was: Vrede aan allen. Waarschijnlijk uit het Frans: Paix à tous. Is dat niet goed? Altijd keken we eerst naar plaatsen in het N.T. In Johannes 20 verschijnt Christus aan Zijn leerlingen. Ik noem enkele vertalingen vanaf de SV tot de HSV: Vrede zij ulieden; vrede zij u (NBG); vrede (‘een’ Willibrord); NBV: Ik wens jullie vrede. HSV Vrede zij u. N.B. Geen bijbelvertaling heeft in het Nederlands: Vrede aan u! In het Grieks staat er in de Liturgische zegen geen ‘u’, maar volgens de kenners moet je dit ‘u’ er wel bij denken. De vredewens van de priester richt zich tot de gelovigen in de kerk, en is geen ‘wereldzegen’ zoals het ‘urbi et orbi’ van de paus. Verschillende betekenissen van één woord, een valkuil voor vertalers Neem als Nederlands voorbeeld het woord ‘gang’, het komt van het werkwoord ‘gaan’. Maar heel wat anders is de gang van een paard, dat is de manier of de snelheid waarmee het paard loopt, en een gang in een huis, waar wij doorheen lopen. Dus een woord met een dubbele betekenis. Kinderachtig voorbeeld: allez votre corridor is geen Frans. Dit geldt ook voor het Griekse woord ‘pleroma’, dat meerdere betekenissen heeft. Een bijna mystieke betekenis is het begrip volheid. Het is een prachtig woord, bijvoorbeeld ‘uit Zijn volheid hebben wij ontvangen, genade op genade!’ Of: De volheid van de Heilige Geest. Ook in de gnostiek werd het vaak gebruikt. Maar pleroma heeft ook een gewone, alledaagse, betekenis: iets wat opvult, vol maakt, zoals ‘de ingezette lap’ in het oude kledingstuk van de gelijkenis. Er is natuurlijk geen enkele Nederlandse vertaling van het Nieuwe Testament die daar vertaalt: ... want ‘de volheid’ ervan scheurt iets af van het kledingstuk... Pleroma wordt daar altijd vertaald door ‘ingezette lap’, dat is de lap die het gat opvult. En vaak wordt pleroma gebruikt voor een hoeveelheid mensen die iets opvullen. Tot op heden is het pleroma van een schip alle mensen aan boord, de bemanning en ook de passagiers, soms alleen de bemanning (zelfs van een vliegtuig). En de pleroma van de kerk zijn alle gelovigen die samen de kerk zijn. Hier gaat het om een uitdrukking die we niet mooier – en onduidelijker – hoeven te maken. In het gebed van de tweede antifoon staat daarom in de nieuwe vertaling Bewaar heel Uw kerk in plaats van bewaar de volheid van Uw kerk. Een langere vertaling zou kunnen zijn: bewaar alle gelovigen
van de kerk, of: bewaar de bemanning en/of alle opvarenden van het schip dat de kerk is. De vertaling: bewaar de volheid van Uw kerk is niet duidelijk, dat is niet de bedoeling, het past ook niet in de context van dit gebed. Dan wil ik nog een moeilijke formulering uitleggen: Bij de consecratie kenden we in de vertaling van vader Adriaan: Offeren wij U het Uwe, genomen uit het Uwe ... ‘genomen uit’ staat niet in het Grieks, ook niet in het Slavisch, en kan beter weggelaten worden. Maar er is een klein probleem met het woord ‘offeren’. Ik veronderstel dat dit erin gekomen is via Frans of Engels. To offer, offrir. Maar dat is niet hetzelfde als het Nederlandse ‘offeren’. Dit wordt alleen in oude Nederlandse vertalingen soms gebruikt in de betekenis van ‘aanbieden’. In het Grieks staat hier een werkwoord prosfero, dat betekent ‘aanbieden’. Bijvoorbeeld de Wijzen die geschenken aanbieden aan het Kind Jezus. In het Engels kun je zeggen: Could I offer you a cup of tea? Of in het Frans: Est-ce que je peux vous offrir une tasse de thé? Maar in het Nederlands kun je niet zeggen: kan ik u een kopje thee offeren? Nogmaals, in oud-kerkelijke taal wordt soms ook offeren gebruikt voor iets aan God aanbieden, opdragen, zoals ook van de Wijzen soms gezongen wordt: die goud en wierook ‘offerden’. Maar waarom zouden we niet zo duidelijk mogelijk vertalen? Offeren zeg je tegenwoordig bijvoorbeeld van Abraham, die de opdracht kreeg zijn zoon te offeren. In dat geval staat er in het Grieks het werkwoord: thuoo. In het Engels: to sacrify, in het Frans sacrifier. Het Grieks heeft twee verschillende werkwoorden, prosfero = aanbieden en thuoo = offeren en daarom is er voor gekozen om nauwkeurig die twee Griekse woorden ook verschillend te vertalen. Christus is eens en voor altijd geslachtofferd aan het Kruis, dat offer vieren wij in de Liturgie, maar wij ‘offeren’ Christus niet opnieuw.5 Ik weet dat de verschillen tussen de vertalingen in het Nederlands vaak niet zo nauw genomen worden, en dat de soms kleine veranderingen 5
Hierbij hoort een ander woord, dat we graag nauwkeurig vertalen. Dat staat o.a. bij de antifonen en in het Eniggeboren Zoon. Dat eindigt in: Red ons. (nieuwe vertaling). In oude vertalingen staat vaak: Verlos ons. En ja, dat klinkt toch mooi? In het Grieks zijn er ook hier twee werkwoorden, die specifiek gebruikt worden. Er is het werkwoord verlossen (lutrooo) en het werkwoord redden (sozo). Verlossen kan een algemene betekenis hebben: Verlos ons van onze vijanden, verlos ons uit de gevaren. Maar bij de Verlossing door Christus wordt het heel nauwkeurig gebruikt: Christus heeft ons eens en voor altijd verlost, door Zijn vleeswording en Zijn kruisdood. In deze betekenis heeft het woord te maken met lutron, losgeld. Omdat Christus ons verlost heeft en wij verlost zijn, wordt dit werkwoord in het Grieks nooit in de gebiedende wijs gebruikt. Zo staat er in geen enkele Griekse tekst: Christus, verlos ons. Maar heel anders ligt het met het werkwoord sozo, redden. Ook al zijn wij verlost, toch moeten wij Gods roep beantwoorden. We moeten door inkeer, metanoia, ons leven op Christus richten, om zo deelachtig te worden aan die Verlossing. Dat proces van ‘gered worden’ heet in het Grieks soteria, maar nooit lutrosis, Verlossing. Wanneer wij tot de Moeder Gods bidden om hulp bij onze redding, of tot de heiligen, dan roepen we op z’n Grieks ‘red mij’, en nooit ‘verlos mij’. Want, zoals ik al zei, wij zijn verlost door Christus. De heiligen bidden voor ons, bidden voor onze redding. Ook tot de Moeder Gods kunnen we daarom zingen: red ons, zoals aan het einde van de bekende hymne Onder uw hoede: “Alheilige Moeder Gods: red ons.” Zij en de heiligen helpen ons door hun gebeden, maar zij verlossen ons niet.
overdreven lijken. Maar naar mijn mening helpt de nauwkeurigheid van de Griekse taal ook ons orthodoxe denken. Met deze opmerking als bede voor ons allemaal, dat de nauwkeurigheid van de Griekse taal ons orthodoxe denken mag scherpen, en dat dit als richtlijn kan dienen voor degenen die verder ploeteren met de vertalingen, wil ik beëindigen. God zij dank voor Zijn hulp, en we vragen aan u allen voor dit moeilijke vertaalwerk te blijven bidden. Christus is opgestaan!
Zo leefde en stierf een monnik Lezing ter nagedachtenis van vader Symeon Bruschweiler gehouden in de parochie heilige Nektarios te Eindhoven op 21 november 2009 aartspriester Silouan Osseel
Sinds bijna 20 jaar organiseert onze parochie een jaarlijkse pelgrimage naar het klooster van de heilige Johannes de Doper in Essex, dat als een vuurtoren zijn licht uitstraalt over heel de wereld. In augustus van dit jaar (2009) overleed een van de oudste monniken, leerling van vader Sophrony, die op zijn beurt een leerling was van de heilige starets Silouan. Velen van ons hebben vader Symeon leren kennen als spreker, anderen als geestelijk vader, en sommigen ook als biechtvader, wij allen zijn hem dankbaar. Te zijner nagedachtenis wil ik u het een en ander uit mijn persoonlijke herinneringen over hem vertellen. Vader Symeon werd geboren in 1928 in Zwitserland in het kanton Vaud, onder de naam René Jean Bruschweiler. Zijn ouders, die protestants waren, hadden een schoenenzaak in Lausanne. V1ó1ór zijn opname in de Orthodoxe Kerk studeerde hij rechten en was hij een carrière als advocaat begonnen. De orthodoxe wereld hier in het Westen is relatief klein en al spoedig ontdekte hij vader Sophrony Sacharov. In de omgeving van Parijs, meer specifiek in St. Geneviève-des-Bois, kwam hij in contact met vader Sophrony, die in 1948 om gezondheidsredenen van Athos naar Frankrijk was verhuisd. Na verloop van tijd werd de jonge man René Jean Bruschweiler rassofoor onder de naam van Symeon (genoemd naar de heilige Symeon de Styliet (386-459). In 1959 volgde vader Symeon zijn geestelijke vader archimandriet Sophrony naar Engeland, waar zij samen het klooster stichtte van de Heilige Johannes de Doper in het graafschap Essex in Zuidwest Engeland. Kort na de stichting van het klooster gaat vader Symeon voor enkele jaren terug naar Parijs om theologie te studeren aan het Instituut St. Serge. Daarna keert hij terug naar Engeland, waar hij naast vader Sophrony verblijft tot aan zijn dood. Tussen haakjes: datzelfde klooster telt nu, 50 jaar later, ongeveer 35 kloosterlingen.
De grote verdiensten van Archimandriet Symeon 1. Zijn grootste verdienste is het vertaalwerk vanuit het Russisch naar het Frans van de boeken van vader Sophrony, waaronder het boek over de heilige Silouan de Athoniet, maar ook werken van andere auteurs zoals van de heilige Ignatius Briantchaninov. 2. Als geestelijk zoon van archi-mandriet Sophrony vervulde hij op zeer gewaardeerde wijze de taak van biechtvader en geestelijk vader voor vele mensen, en na het overlijden van vader Sophrony nam hij veel van diens leerlingen onder zijn vleugels. Meerdere mensen die met onze jaarlijkse pelgrimage naar het klooster in Essex gingen, hebben hem in die hoedanigheid leren kennen. 3. Hij was een zeer ge1ëerde spreker bij geestelijke lezingen door heel Europa en daar buiten. 4. Hij nam ook het voorzitterschap waar van de Vereniging van de heilige Silouan, waarvan hij de jaarlijkse bijeenkomsten in Parijs voorzat. Laatste dagen voor het overlijden van vader Symeon In oktober 2008, toen hij een groep pelgrims naar de Roemeense kloosters begeleidde, voelde hij zich buitengewoon vermoeid. Op advies van een dokter, die deel uitmaakte van de groep pelgrims, liet hij ter plaatse een bloedanalyse doen. Daar werd de diagnose gesteld van de ziekte, waaraan hij een jaar later zou overlijden. Woensdag 19 augustus 2009 Voormiddag: Vader Symeon is nog bij volle bewustzijn, hij was opgewekt en sprak nog met de andere monniken die hem in zijn kamer kwamen bezoeken. Met vader Melchisedec en vader Petrus gebruikt hij op zijn kamer het middagmaal. Namiddag: Vader Symeon krijgt een aanval van hoge koorts terwijl hij op zijn bed ligt. Hij spreekt niet meer met de aanwezigen, maar hij blijft bij bewustzijn, zijn ademhaling wordt moeilijk. Vader Petrus begint de gebeden der stervenden, meer in het bijzonder voor de ziel die het lichaam verlaat. Onder dat gebed komen nog enkele vaders zijn kamer binnen.
Op het einde van het gebed opent hij de ogen, probeert overeind te komen en zegt: “Ho, zijn jullie allemaal hier?” Vervolgens roept hij uit: “Christos voskresje!” en zegt: “Dank voor jullie gebeden.” En aan vader Petrus vraagt hij om bij hem te blijven. De anderen verlaten de kamer. vader Symeon gaat liggen en vanaf dat moment had hij met niemand meer communicatie. Donderdag 20 augustus Ook gedurende heel de volgende dag, donderdag, was er geen enkele communicatie meer. Omstreeks middernacht om 23uur50, overleed vader Symeon op 81-jarige leeftijd. Vrijdag 21 augustus Voormiddag: Een arts heeft het overlijden vastgesteld en de vaders hebben vader Symeon zijn priestergewaden aangetrokken. Alle vaders en zusters zijn naar zijn kamer gekomen om daar zijn zegen te ontvangen. Iedereen was zeer onder de indruk van de vreedzame uitstraling op zijn gelaat. Vanaf dan en gedurende verschillende dagen heerste er in het klooster een Paschale geest, een geest van Opstanding in plaats van een geest van droefheid. Vervolgens hebben de vaders het lichaam van vader Symeon van zijn kamer naar beneden gebracht en hem in een kist gelegd en opgebaard in de kleine kapel van St. John, waar ze een Panichida celebreerden. Namiddag: In processie hebben alle monniken en monialen het lichaam van vader Symeon naar de grote kerk van de heilige Silouan gedragen waar bij aankomst een Trisagion werd gecelebreerd. Vanaf dan heeft men heel de nacht, tot aan het begin van de Goddelijke Liturgie op zaterdagmorgen, naast de open lijkkist evangelielezingen gedaan. Zaterdag 22 augustus 400 á 500 mensen vanuit verschillende continenten waren gekomen voor de begrafenisdienst. Voormiddag : De Goddelijke Liturgie werd gecelebreerd in de kerk van de heilige Silouan. Namiddag: Om 15uur00 aanvang van de begrafenisdienst die duurde tot 18uur30. Daarna processie met de kist naar de crypte onder het zingen van het Heilige God. Onderweg drie haltes voor het zingen van het Trisagion. Vanaf de werkplaats voor de iconografie vergezelden enkel de kloosterlingen de kist naar de crypte, waar bij aankomst de kist in het graf aan de linkerzijde van vader Sophrony werd geplaatst en er weer een Trisagion werd gezongen. Evenals vader Sophrony en moeder Elisabeth is vader Symeon dus niet in de aarde begraven maar bovengronds in een soort sarcofaag ingemetseld. Vervolgens baden de vijf priesters van het klooster elk 20 maal het Jezusgebed: “Heer Jezus Christus, Zoon van God, ontferm u over uw dienaar vader archimandriet Symeon.” Vervolgens ging ieder-
een onder het zingen van de katavasia terug naar de kerk, waar de koliva gezegend werd. Daarna was er een buffet voor alle aanwezigen. ’s Anderendaags zijn de metselaars gekomen om de deksteen van de sarcofaag dicht te metselen. Transfiguratie van Christus, transfiguratie van de mens Ter nagedachtenis van vader archimandriet Symeon wil ik graag enkele gedachten weergeven uit een conferentie die hij gegeven heeft in Gent in 1978, nu reeds meer dan dertig jaar geleden, met als thema: Transfiguratie van Christus,... transfiguratie van de mens.6 Vader Symeon was helemaal niet zweverig, maar begon zijn geestelijke lezing met een problematiek die ook vandaag nog heel actueel is. De mens wordt vandaag van verschillende zijden gewaarschuwd dat hem - indien hij niet een soort vrijwillige ascese op zich neemt - allerlei onheil te wachten staat, ja, dat indien de mensheid verder leeft zoals ze nu bezig is, zij naar een soort collectieve zelfmoord toeleeft. Denken we maar aan de uitputting van de energiebronnen, de vervuiling, de eenzaamheid, hongersnood enzovoort. Die waarschuwingen lijken niet ernstig genomen te worden niettegenstaande die bedreigingen met grote snelheid op ons af komen. Een reorganisatie van het leven op politiek, sociaal of technologisch vlak volstaat niet of is niet dé remedie om het onheil af te wenden, want aan de basis van die problematiek ligt een veel diepere geestelijke oorzaak, en voor een geestelijke oorzaak is een geestelijke remedie noodzakelijk. Sommige filosofen spreken over de toekomst van de mens in de zin van de komende eeuwen waar we nu geen vat op zouden hebben. Een Russische bisschop echter zei onlangs op doorreis in Engeland: “Binnenkort zal de mens van buitenaf gedwongen worden tot een zekere vorm van ascese.” En juist daar heeft de Kerk, door haar ervaring, ons iets te vertellen... Er volgt dan een heel betoog hoe de Kerk een positieve zin geeft aan de ascese die tot een transcendentie moet leiden, waarbij hij de volgende conclusie trekt: De mens is geroepen om deel te hebben aan de goddelijke transcendentie, in die staat ontvangt de mens het goddelijk Leven en die getranscendeerde mens kan wel een positieve wending of oplossing geven aan de wereldproblematiek. Sommigen zullen zich afvragen. Is dat geen utopie of een te holistische visie? 6
Dit zijn slechts enkele fragmenten uit een lezing door vader Symeon Bruschweiler gegeven in de parochie van de heilige Andreas te Gent op 3 maart 1978.
Onze hoop als christen is geen filosofie en ook geen ideologie in hetzelfde rijtje van de andere ideologieën, maar onze hoop heeft als fundament de persoon van Jezus Christus, in Wie de christen zijn heil ziet, en aan de basis van het Nieuwe Testament liggen feiten en daden, en niet alleen maar woorden of geboden. Een van die feiten waarop de christen zijn heil baseert is het historische feit van de Transfiguratie op de berg Tabor. Bij de heilige Petrus neemt de Transfiguratie, waarvan hij zelf getuige was, een centrale plaats in bij zijn prediking. Jezus vraagt aan Petrus: “En wie zegt gij dat ik ben?” en Petrus antwoordt: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Onmiddellijk zegt Jezus: “Dat antwoord hebt gij niet uit vlees en bloed, maar van Mijn Vader, Die u dit geopenbaard heeft.” Ook de Vaders leggen de nadruk op het feit dat de mens in staat is de goddelijke energieën te ontvangen als een openbaring. Daarom zag Petrus Jezus als de Messias. De Vaders onderlijnen dat de ‘glorie uitstralende’ Jezus altíjd die glorie uitstraalde, omdat Hij de tweede persoon van de Drieëenheid is, Die mens geworden is. Volgens de Vaders was het niet Jezus Die veranderde maar het waren de apostelen die in staat gesteld werden om deze goddelijke glorie van de Transfiguratie te zien en te ontvangen. Het deelhebben aan het Taborlicht is geen unieke beleving in het Nieuwe Testament, denk maar aan de heilige Paulus op weg naar Damascus. Hij werd zelfs blind bij zijn confrontatie met het goddelijke Licht en kon eerst weer zien na zijn doop. Bij die confrontatie met het Licht vroeg Paulus: “Wie zijt Gij?” en het antwoord was: “Ik ben die Jezus Die gij vervolgt.” Diep in ieder mens ligt het verlangen om de mens te overstijgen, en datzelfde verlangen ligt ook in God, ook God wil dat de gevallen mens zijn status van gevallen mens overstijgt. De heilige Basilius de Grote zegt: “De mens is een schepsel dat de opdracht heeft om God te worden.” In de mens leeft het verlangen om door de genade deel te hebben aan het goddelijk leven. En in de persoon van Christus zien we dat Hij als mens het goddelijk-zijn kan verdragen. Na de transfiguratie en na de dood van Jezus herkenden sommige van Zijn leerlingen Hem niet meer. Zij waren niet meer in dezelfde genadevolle toestand, zoals op de berg Tabor. Bijvoorbeeld op de weg naar Emmaüs zagen zij Hem aanvankelijk als een gewone reiziger. En ook Thomas moest de wonden van Jezus zien omdat hij, Thomas, niet in staat was Jezus in Zijn glorie te zien. Wij gevallen mensen zijn als een cocon die een gedaanteverandering, een transfiguratie, moeten ondergaan vooraleer wij tot een vlinder kunnen worden. Door een leven in en met Christus, door gebed, en door het deel hebben aan de sacramenten zullen onze ogen beetje bij beetje open gaan en zal onze transfiguratie zich voltrekken. De Vaders benadrukken
dat dit niet gaat zonder de menselijke inzet en inspanningen. De fameuze ‘synergie’. Christus beklom eerst een hoge berg, zegt het Evangelie... wat een grote inspanning vraagt... en daar had de transfiguratie plaats. Eerst moeten we afdalen in de put der echte nederigheid door écht berouw. Een berouw dat het gevolg is van een verstandelijke analyse van onze situatie volstaat daarbij niet, want de weg naar de Tabor loopt via het vernederd en het vermorzeld hart, waar koning David het over heeft in psalm 50: “Zo’n hart zult Gij niet versmaden, Heer.” Eindconclusie: De transfiguratie lag bij de apostelen die in staat gesteld werden om Hem in Zijn ware glorie te zien. Jezus opende het geestelijk oog van hun ziel (hun nous). Als slot van zijn lezing sprak vader Symeon letterlijk de volgende woorden: “De zaken zijn vaak niet zoals wij ze zien... maar zoals wij zijn! ! !”
1The making of ‘Het kerkje van Peter de Grote in Amsterdam?’ Verslag van een zoektocht Emilia Clerkx
Het begon allemaal in december 2011, toen ik bezig was met het onderzoek naar de geschiedenis van de Tichelkerk, waarvan in 2012 het 100-jarig jubileum gevierd zou worden. Ik kreeg de volgende mail van vader Hildo (5 december 2011): “Jij hebt de afgelopen tijd veel gewerkt in het stadsarchief. Denk jij dat daar stukken te vinden zouden zijn over de voormalige Grieks-Russische kapel van de heilige Katharina aan de Oudezijds Voorburgwal? Er is een leuk raadsel verbonden met deze kapel. We weten uit stukken (in Constantinopel) dat deze ten minste vanaf de jaren 1740 door Griekse en Russische geestelijken werd bediend. Dit wordt bevestigd door het grote aantal Griekse liturgische boeken uit deze periode in de verzameling van de Russische kerk in Den Haag, waar na de dood van Anna Paulowna de inventaris van de kerk naartoe is gebracht. In het testament van Anna Paulowna wordt echter over deze kapel gesproken als een stichting van Peter de Grote tijdens zijn bezoek aan Amsterdam in de vroege 18 e eeuw.” Tot zover het verzoek van vader Hildo. Ik ben meteen op dit verzoek ingegaan. Het bleek een intrigerende vraag te zijn, want de geschiedenis van de Grieks-Russische kerk in Amsterdam, waarover vader Hildo schreef, bleek goed onderzocht te zijn. Het is buiten kijf dat die sedert 1763 gevestigd was aan de Oudezijds Voorburgwal 91. Maar .... Peter I was in Amsterdam voor het laatst in 1716/17. Dus is er een hiaat tussen Peters vertrek in 1717 en de stichting in 1763. Dit moest opgelost worden! Te meer omdat er op de website van onze kerk www.orthodox.nl onder geschiedenis het volgende vermeld staat: “Al in de Gouden Eeuw was er in Amsterdam een Orthodoxe Kerk: de Catharinakapel aan de Oude Zijds Voorburgwal. Russen en Grieken kerkten er: handelaren en zeelui. In 1697 werkte Peter de Grote enige maanden op de Amsterdamse werf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Daar, niet in Zaandam, zou hij de scheepsbouw hebben geleerd. Ook bezocht hij de kerk.” Hier wordt iets gesuggereerd. Het verhaal ontwikkelde zich dus steeds verder. Tsaar Peter had de kerk niet alleen gesticht, maar ook bezocht. En wat las ik bij Wikipedia op de pagina "Peter I van Rusland" onderaan bij het hoofdje Trivia?
“Peter I stichtte de eerste Orthodoxe Kerk in Amsterdam”, met een link naar de website van onze kerk. Toen wist ik het zeker: dit moest verder uitgezocht worden! Ik moest mijn enthousiasme echter intomen, want het boekje over de geschiedenis van de Tichelkerk was nog niet klaar. In december 2012 was het dan zover: het onderzoek naar "Het kerkje van Peter de Grote in Amsterdam" kon beginnen. Allereerst toog ik naar het Stadsarchief van Amsterdam. In de bibliotheek was het standaardwerk in vier delen van Scheltema over het verblijf van tsaar Peter in ons land te vinden. Het stamde uit het begin van de 19 e eeuw. Die boeken mochten alleen in de studiezaal geraadpleegd worden. In die zaal heerst stilte. Iedere onderzoeker heeft een eigen tafel. Je mag maar één boek per keer op je tafel hebben. Er mogen geen tassen en jassen de zaal in en je mag niet schrijven met pen of ballpoint. Er is voortdurend toezicht. Als je geen potlood bij je hebt, kun je er een lenen, gelukkig heeft dat geleende potlood altijd een scherpe punt. Maar het is heel vermoeiend om aantekeningen te maken met potlood. Het was winter en er lag sneeuw; ik ging dagenlang met dikke winterlaarzen naar het Archief, trok die daar uit, zette ze in de garderobe en ging met pantoffels aan de studiezaal in. Gelukkig ontdekte ik later dat dezelfde boeken van Scheltema thuis in de warme huiskamer digitaal te lezen waren. Dat was heel prettig, want het ging om een viertal dikke boeken, die het verblijf van Peter de Grote in de Nederlanden nauwkeurig beschreven. En ik wilde ze goed lezen, om niets te missen. Om in ieder geval niet te missen dat tsaar Peter een kerkje had gesticht. Daartoe lette ik vooral op de dagen dat de tsaar werkelijk in Amsterdam was - hij was namelijk vaak op reis - en wat hij daar dan deed en wie hij ontmoette. En soms stokte mijn adem als ik het woord kerk of priester tegenkwam. Ging het om een kerk, dan was de tsaar ergens in een Hollandse kerk op bezoek geweest, want hij had veel belangstelling voor de kerken in Holland, was er sprake van een priester dan ging het steevast om een priester genoemd bij de samenstelling van het Russische gezantschap dat was gearriveerd. Maar, enfin, elke priester is er een. En zo bleef ik moed houden. Voor veel van de bronnen die Scheltema had geraadpleegd, moest ik toch weer terug naar het Stadsarchief. Bijvoorbeeld om op te zoeken wat de couranten schreven over het verblijf van de tsaar in Amsterdam. Die couranten stonden op microfiches en waren moeilijk te lezen. Als tsaar Peter een Russisch kerkje had gesticht in Amsterdam zou dat toch nieuws zijn geweest, dunkt me.
Al mijn hoop was nu gevestigd op het dagboek van Nomen. Maar dat was een verhaal apart. Scheltema verwees vaak naar dit dagboek in handschrift. Nomen, die aanvankelijk koopman, en later (toen Peter voor de tweede keer in de Nederlanden was) burgemeester van Zaandam was, had aldoor aantekeningen gemaakt van de belevenissen van de tsaar. Dat zou de belangrijkste bron zijn. Maar het duurde enige tijd voor ik het had gevonden. Uiteindelijk bleek het getranscribeerd als artikel opgenomen te zijn in een tijdschrift uit 1947 en aanwezig in het Stadsarchief van Zaandam. Nu bevindt zich een fotokopie hiervan in onze kerkbibliotheek. Zo leerde ik tsaar Peter steeds beter kennen: hoe hij zich gedroeg, hoe hij door anderen werd beoordeeld, wat hij deed, wat hij wilde leren, met wie hij sprak (in ‘zijn’ Nederlands). Nomen noemde ook een priester in het gezelschap van tsaar Peter. Het bijzondere was dit keer dat hij het had over ‘zijn priester’. En er stond ook bij wat de tsaar tegen zijn priester had gezegd. Toen ik dat gevonden had, kon mijn dag niet meer stuk. Dat was eigenlijk het moment waarop mijn aandachtsveld veranderde. Het ging niet zozeer, of niet alleen, om het feit of zo'n kerkje gesticht was, maar veel meer om de beweegredenen van de tsaar waarom hij zo'n kerkje al dan niet gesticht zou hebben, en voor wie dan. Het was een keerpunt in het onderzoek. Al gauw nam ik nu contact op met een gerenommeerde onderzoeker die zich al lang bezig hield met het verblijf van Peter de Grote in Holland en daarnaar zeer minutieuze onderzoeken had gedaan: Jozien Driessen. Ik schreef in het kort over mijn zoektocht naar een kerkje dat tsaar Peter in Amsterdam gesticht zou hebben en vroeg of zij daar meer van wist. Zij antwoordde per omgaande: “Wat een leuk verhaal! Nooit van gehoord.” Maar zij gaf mij toch nuttige adviezen over hoe en waar verder te zoeken. Vader Hildo nam onder anderen contact op met Emmanuel Waegemans, hoogleraar Slavistiek aan de KU te Leuven. Deze was juist een onderzoek aan het afronden naar de tweede reis van Peter de Grote. Zijn boek zou in de loop van 2013 gepubliceerd worden. 7 En zo regen mijn dagen zich aaneen: steeds meer bronnen zoeken, boeken lenen uit bibliotheken, zoeken op de computer naar boeken online, nog meer lezen en af en toe een bijzondere vondst. En voortdurend schrijven, verbeteren en herschrijven. Met ondertussen praktische computerproblemen, zoals tekst kwijt en tekst zoeken.
7
Toen ik de eerste keer in de Museumshop van de Hermitage kwam (12-3-2013) was het boek van Waegemans er nog niet. Ik zag het er pas eind juli. Het is een geweldig mooie studie. Ik had die graag tijdens mijn onderzoek gezien. Het zou mij veel werk bespaard hebben, vooral vanwege de vele bijlagen. Daarin zijn letterlijk opgenomen alle berichten in couranten, het velddagboek van de tsaar en zijn reisdagboek, ook een gedeelte van het dagboek van Nomen. In het dagboek van de tsaar staat bij 5 januari 1717 vermeld: “Zijne Hoogheid heeft thuis de ochtendmis bijgewoond en thuis gegeten.” (p. 253) E.Waegemans, De tsaar van Groot Rusland in de Republiek. De tweede reis van Peter de Grote (1716-1717). Groningen 2013.
Al doende kwam ik wel steeds meer te weten over wat tsaar Peter in Holland deed, wat hij wilde leren en wilde doen, maar het kwam voor het grootste deel uit Nederlandse bronnen of uit bronnen in Westerse talen. De behoefte aan Russische bronnen, waar bijvoorbeeld Jozien Driessen naar verwees, deed zich steeds meer gevoelen. Dus ging er halverwege dit onderzoek een noodkreet naar vader Hildo. Misschien wisten Russische onderzoekers wel veel meer van hetgeen Peter hier gedaan en gezegd had. Tsaar Peter had ook brieven geschreven naar zijn vrouw, en naar de patriarch van Rusland... Ondertussen had ik in onze eigen kerkbibliotheek in de rubriek Geschiedenis de wetenschappelijke biografie van Peter de Grote door Robert Massie uit 1996 gevonden. Dat bleek niet alleen een dik, maar ook een prachtig boek te zijn. De auteur gebruikte ook talloze Russische bronnen, nam sommige brieven van de tsaar in vertaling op. Vanaf dat moment ging de tsaar als mens nog meer voor me leven. Toen ik de passage beschreef ontleend aan de brieven van tsaar Peter aan zijn vrouw Katarina toen deze hoogzwanger onderweg achterbleef op hun gezamenlijke reis in 1716 naar de Nederlanden, kreeg ik inzicht in de gevoelens en het geloof van de tsaar. En vanaf dat moment heb ik - als op vleugels - de rest van mijn boekje geschreven. Het bijzondere van dat moment was ook nog, dat de tsaar terloops in een van deze brieven aan zijn vrouw schreef over het kerkkoor dat meeging op de reis naar Holland. Geleidelijk kwamen telkens meer gegevens te voorschijn. En toen werd alles duidelijk, toen wist ik het: er was een kerk, een Russisch-Orthodoxe Kerk: een priester, een diaken met toebehoren, een kerkkoor. Tsaar Peter bracht zijn kerk met zich mee. Het klinkt wellicht overdreven, maar in die periode leefde ik dag en nacht met tsaar Peter. Naast mijn bed lag papier en pen. Als mij midden in de nacht iets te binnen schoot, kon ik het meteen noteren. Hier en daar vonden we steeds meer materiaal en vader Hildo droeg daar aan het einde van het onderzoek veel toe bij door het raadplegen van Russische bronnen en het aanspreken van Russischtalige onderzoekers. Ik probeerde de aangeleverde zinnen en fragmenten in te passen. En zo naderden we het einde. Ik had het boekje graag af gehad vóór de opening op 9 maart 2013 van de tentoonstelling over Peter de Grote in de Hermitage, maar er was
oponthoud. Vader Hildo had bedenktijd nodig: hadden we alles goed gecontroleerd, de goede bronnen gevonden en gebruikt? Was het verantwoord het nu te publiceren? Het werk lag stil. De tentoonstelling in de Hermitage als bijdrage aan het NederlandRusland-jaar 2013 werd geopend. Enkele dagen later ging ik er met bonzend hart naar toe. Wat hadden ze over ‘mijn’ tsaar te zeggen en te tonen? En ik rende (figuurlijk dan) door de zalen heen, alvorens alles nauwkeuriger te bekijken. Alles wat ik zag en las: het klopte met wat ik wist en wat ik had geschreven. Ik zag er niet veel over kerken en priesters. Ergens in een tekst stond een zin, dat “de tsaar graag meezong in het kerkkoor”, en dat was me bekend. In verschillende zalen hingen levensgrote portretten van tsaar Peter, vanwaar hij me aankeek met een blik..., die ik wist te doorstaan. Eind mei kwam het bericht van vader Hildo, dat de productie van het boekje een aanvang kon nemen. Mijn zoektocht was tot een einde gekomen. Toen volgden hectische dagen: vader Hildo Bos redigeerde, Galina Rol corrigeerde, Mara van Duijn zorgde voor de foto's van de uitgezochte illustraties. Een speciaal spannend moment wil ik hier apart noemen. Dat was toen vader Hildo in het kantoor van onze kerk het voorblad/titelblad maakte op zijn laptop. In mijn droom had ik al het grote - door mij voor dat doel uitgekozen - geliefde portret van de tsaar in warm rood gezien achter een kleine tekening van het interieur van het Amsterdamse kerkje. Maar was dat realiseerbaar? Ik stond achter vader Hildo toen hij aan het bureau zat. De beide afbeeldingen stonden op zijn laptop. Hij schoof de afbeeldingen over elkaar, vergrootte de een, verkleinde de ander. En toen ... zag het er uit, zoals ik had gedroomd. De tentoonstelling in de Hermitage is in september 2013 gesloten. Het boekje is te koop, het ligt in de Russisch-Orthodoxe Kerk in Amsterdam op de kaarsentafel.
Colofon & Verantwoording
V/h Jaarboek van de Vereniging is de online opvolger van het welbekende Jaarboek dat sinds de oprichting van de Vereniging van Orthodoxen in 1980 ononderbroken is verschenen, en wel, zoals de naam al zegt, jaarlijks. Nadat het bestuur had vastgesteld dat een gedrukt Jaarboek eigenlijk geen doel meer dient (zie hiervoor het Ten Uitgeleide van vader Theodoor van der Voort in het laatste Jaarboek 2013) stelde ze meteen ook vast dat er behoefte blijft aan een tijdschrift, maar dan online; dat is goedkoper en meer van deze tijd. Er blijven voldoende onderwerpen die onze lezerschaar interesseren én goede schrijvers. Het aanbod van kwalitatief goede artikelen is sindsdien eigenlijk alleen maar gegroeid! De Vereniging is veranderd: was het tot voor kort een min of meer gevestigd instituut binnen de Orthodoxe Kerk in Nederland, nu is zij eerder een wat je zou kunnen noemen ‘pelgrimerend gezelschap betrokken orthodoxen’. We zoeken naar activiteiten die ertoe doen. Maar het kerkelijk landschap is in beweging. We zien gelukkig dat een aantal doelstellingen van de oude Vereniging inmiddels is gerealiseerd. Wijzelf veranderen ook: ons ledenbestand wordt gemiddeld ouder, om maar iets te noemen. Toch komen er af en toe nieuwe leden bij, ook jongere, die het aantrekt deel uit te maken van een platform voor orthodoxie in ons land, waar de focus ligt op de hele kerk, die het lokale/jurisdictionele/ nationale overstijgt. De titel "Voorheen het Jaarboek" is een provisorische. Een nieuwe naam voor het online tijdschrift zal te zijner tijd gevonden worden; het heeft geen haast. V/h Jaarboek zal vanaf nu regelmatig verschijnen op de website van de Vereniging; hóe regelmatig zal zich wijzen. De redactie heeft geen vaste samenstelling, maar vormt zich per keer uit een groep betrokken bestuursleden en niet-bestuursleden, geestelijken en leken. Verantwoordelijk eindredacteur is Mark van Duijn voor de uitgever, de Vereniging heilige Nikolaas van Myra. Noot bij dit nummer: onze eersteling heeft een vrij lange aanlooptijd gehad, waardoor enkele artikelen niet helemaal meer up to date zijn, waarvoor ik uw begrip vraag. Met broederlijke groet, Mark van Duijn correspondentie:
[email protected]