VERSLAGBOEK
Erfgoed Inzichtelijk Collectieregistratie in Zeeuwse musea 2006-2012
VERSLAGBOEK
Inhoudsopgave Voorwoord (Ben de Reu, gedeputeerde cultuur van de Provincie Zeeland)
7
1|
Inleiding (Janneke de Wit, adviseur musea/projectleider Erfgoed Inzichtelijk)
9
2|
Deelnemende musea
11
3|
Het eet geen brood (Bonnie Joosse, Streekmuseum De Meestoof )
12
4|
Waarde genereren en digitale strategie (Marco de Niet, DEN)
15
5|
Van iedere Zeeuw een biografie (Peter Blom, Zeeuws Archief/Stadhuismuseum De Vierschaar)
18
6|
Speuren door je eigen geschiedenis (Kim Sluijter, Historisch Museum De Bevelanden)
20
7|
Beter kijken, weten wat je hebt (Ineke van Avermaete, Streekmuseum Het Land van Axel)
22
8|
Oneindig verhalenplatform voor Anneke en Evert (Sarah Thurlings-Heijse, Oneindig Noord-Holland)
25
9|
Je merkt dat je steeds beter wordt (Pieter Koster en René Brakenhoff, projectmedewerkers)
28
10| Duidelijke keuzes voor de Collectie Zeeland (Sylvia van Dam Merret, Museum De Schotse Huizen)
31
11| Het museum van de twee snelheden (Arnoud Odding, o dubbel d)
33
12| Herontdekking van ons verleden (Jean-Marie van Isacker, projectmedewerker)
36
13| Verhalen bij verborgen collecties op zolders en in kelders (Marloes Matthijssen, projectmedewerker)
39
14| Collectieregistratie in de komende jaren (Janneke de Wit)
41
Dankwoord
46
Colofon
46
5
6
Voorwoord Met het slotsymposium op 23 april 2012 is het bijzondere project Erfgoed Inzichtelijk ten einde gekomen. Vanaf 2006 heeft een groot aantal vrijwilligers van de deelnemende Zeeuwse musea onder de bezielende leiding van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland veel energie en tijd gestoken in het beschrijven, fotograferen en digitaliseren van hun collecties. Vele duizenden voorwerpen zijn door hun handen gegaan! Met de afronding van dit project is een belangrijke stap gemaakt in het realiseren van de ambitie van het provinciaal museumbeleid 2007-2012, de totstandkoming van een samenhangend stelsel van kwalitatief goede musea en museale voorzieningen, die gezamenlijk: • de collecties bewaren, in stand houden en ontsluiten • op een professionele en aantrekkelijke wijze de Culturele Biografie (het verhaal) van Zeeland vertellen. De afgelopen jaren hebben de Zeeuwse musea overigens niet alleen dit project tot een goed einde gebracht, maar hebben zij met elkaar een aantal andere aansprekende resultaten neergezet. Ik noem de regionale netwerken voor veiligheidszorg in erfgoedinstellingen, de Zeeuwse MuseumNa|8 en de ontwikkeling van de website Zeeland Museumland. Het museumlandschap is onder meer door de komst van het uitgebreide Watersnoodmuseum, het nieuwe Bevrijdingsmuseum Zeeland en het in 2013 te openen Industrieel Museum Zeeland veranderd en versterkt. Kortom, er is hard en veel gewerkt en graag complimenteer ik de gezamenlijke musea daarmee! Het slotsymposium Erfgoed Inzichtelijk geeft reden om terug te kijken naar onze prestaties, maar ook vooruit, want stilstand betekent achteruitgang. De Zeeuwse musea staan de komende jaren voor een aantal uitdagingen. Een daarvan is antwoord geven op de zogenaamde drie P’s (positionering, profilering en prioritering), maar ook om komende jaren een bijdrage te gaan leveren aan de totstandkoming van de Culturele Biografie van Zeeland, waarvoor intussen de inspirerende en intrigerende naam Zeeuwse Ankers gekozen is. Ook na 2012 zal de Provincie Zeeland aandacht hebben voor de Zeeuwse musea en hen, zo goed als mogelijk, faciliteren bij het realiseren van al deze uitdagingen! Ben de Reu, gedeputeerde cultuur van de Provincie Zeeland
7
8
1| Inleiding Van 2006 tot 2012 heeft de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland in opdracht van de Provincie Zeeland het project Erfgoed Inzichtelijk uitgevoerd, voor digitale ontsluiting van Zeeuwse museumcollecties. De hoofddoelstelling van dit project was om een toegankelijk provinciaal bestand te creëren van alle door de Zeeuwse musea beheerde voorwerpen, in woord en beeld. Daarnaast had Erfgoed Inzichtelijk een aantal afgeleide doelstellingen: 1. Standaardisatie van terminologie (trefwoorden) en software (registratieprogramma’s) 2. Aansluiting bij de registratie van andere (provinciale) bestanden van erfgoedcollecties 3. Deskundigheidsbevordering van de (vrijwillige) medewerkers die in de Zeeuwse musea zijn belast met collectieregistratie Erfgoed Inzichtelijk was het vervolg op het landelijke Museum Inventarisatie Project (MusIP) dat de SCEZ in de jaren 2004-2005 in Zeeland uitvoerde en in 2006 opleverde. MusIP-Zeeland bevatte gegevens van 30 musea, die samen 259 deelcollecties beheerden. Het totaal van de 30 collecties / 259 deelcollecties omvatte 178.277 voorwerpen. Het gemiddeld aantal deelcollecties per museum lag op 9, waarvan het grootste aantal deelcollecties in een museum 23 was en het kleinste aantal 3. De grootste collectie bestond uit 39.265 en de kleinste uit 41 voorwerpen. Gemiddeld beheerde elk museum 5.943 voorwerpen. Het totaal van de kerncollecties in de 30 onderzochte musea omvatte 47.779 voorwerpen. De totaalaantallen waren op dat moment overigens schattingen. MusIP-Zeeland liet zien dat er grote achterstanden waren op het gebied van collectieregistratie. Slechts een enkel museum was bezig met automatisering. Van een groot aantal voorwerpen was geen achtergrondinformatie vastgelegd en deze waren ook niet gefotografeerd. Op dit gebied moest dus nog een flinke inhaalslag gemaakt worden. Ook bleken in de thema’s van een groot aantal deelcollecties van de afzonderlijke musea veel doublures, veel overlap, te zitten. Nadere profilering van de musea zou dus zeer gewenst zijn. Tot slot maakte MusIP-Zeeland duidelijk dat de bewaaromstandigheden van de collecties in een aantal musea verre van ideaal waren. Voor de Provincie Zeeland werd de digitale ontsluiting van de Collectie Zeeland een van de speerpunten van het provinciaal museumbeleid 2007-2012. En zo gingen vanaf 2006 niet alleen een aantal projectmedewerkers van de SCEZ aan het werk, maar vooral ook vele tientallen vrijwilligers in 34 Zeeuwse musea. In zes jaar tijd zijn vele duizenden voorwerpen door hun handen gegaan voor registratie, automatisering en digitalisering. Veel schatten uit de depots en bijbehorende verhalen zijn hierdoor toegankelijk geworden voor het publiek. Voor Erfgoed Inzichtelijk kwamen 43 musea in Zeeland in aanmerking. Van 2 musea zijn de gegevens niet bekend, maar het totaal van de overige 41 musea omvat 242.976 voorwerpen. Uiteindelijk namen 34 musea deel aan Erfgoed Inzichtelijk. Het totaal van hun collecties omvat 187.029 voorwerpen. Daarvan zijn nu 119.959 geregistreerd/geautomatiseerd en 85.474 gedigitaliseerd (met afbeelding vastgelegd). In de afgelopen zes jaar zijn enorme vorderingen gemaakt. Voor dit project zijn bijna alle musea overgestapt op dezelfde registratiesoftware (Adlib), waardoor onderlinge uitwisseling gemakkelijker is geworden en de landelijke en internationale standaarden (AAT en Spectrum) worden gevolgd. Veel kennis over de museumobjecten, aanwezig in de hoofden van conservatoren en museumbestuurders, is vastgelegd, zodat het verhaal achter de voorwerpen niet verloren gaat. 19.821 voorwerpen worden inmiddels online gepresenteerd via het webportaal geschiedeniszeeland.nl en binnen afzienbare tijd zal dit aantal sterk uitbreiden.
9
Erfgoed Inzichtelijk in cijfers 6 34 187.029 9 85 12 125 119.959 85.474 19.821
jaar looptijd (2006-2012) deelnemende Zeeuwse musea voorwerpen projectmedewerkers vrijwilligers cursussen cursisten voorwerpen geregistreerd voorwerpen gefotografeerd voorwerpen online
Projectmedewerkers van de SCEZ hebben in de afgelopen jaren vaste en vrijwillige museummedewerkers ondersteund bij het invoeren en verwerken van registratiegegevens. Hun specifieke doel was om niet alleen de collectieregistratie op gang te brengen, maar vooral ook om de museumvrijwilligers op weg te helpen hiermee zelfstandig verder te gaan. Het volgen van een cursus in deze bleek vaak niet voldoende om de vrijwilligers geheel zelfredzaam te maken. Er werd een projecthandleiding ‘Wegwijzer Erfgoed Inzichtelijk’ geschreven, die ook elders in Nederland enthousiast werd ontvangen. Maar de extra helpende hand voor registratie of invoer bleef zeer belangrijk om als constante factor de gang erin te houden. De hiervoor genoemde cijfers zijn hiervan het resultaat. Daarnaast zijn registratiemedewerkers ook bezig geweest met andere essentiële handelingen aan de collectie, die niet in registratiecijfers zijn uit te drukken: het verbeteren van objectbeschrijvingen, collectiestukken schoonmaken, depots reorganiseren, onderzoek doen naar deelcollecties, nummeren van objecten, standplaatscontroles et cetera. Allemaal onzichtbare en minder eenvoudig meetbare resultaten van Erfgoed Inzichtelijk. Nu het project ten einde is gekomen, stopt de inzet van projectmedewerkers. Maar in een aantal Zeeuwse musea gaat de komende tijd het registratiewerk nog gewoon door. De museummedewerkers hebben inmiddels voldoende handvatten om autonoom verder te gaan op de ingeslagen weg. Allereerst is registratiewerk is nooit voltooid. Veel erfgoed in de Zeeuwse musea is inzichtelijk geworden, maar er komen ook weer nieuwe collectiestukken binnen en er worden voorwerpen verplaatst. De gegevens moeten altijd actueel blijven. Daarnaast kan het registratiewerk op een aantal aspecten nog verbeterd worden. In het laatste hoofdstuk leest u meer hierover. In dit verslagboek van Erfgoed Inzichtelijk leest u verder vooral persoonlijke ervaringen met het project en inspirerende voorbeelden van wat musea allemaal kunnen doen nu hun collectiegegevens digitaal zijn gemaakt. De interviews zijn afgenomen in de laatste maand van het project, maart 2012. Hoe hebben museummedewerkers uit Zeeland het project beleefd, wat hebben ze geleerd, zijn er nog mooie ontdekkingen in de eigen collectie gedaan? Zeeuwse praktijkverhalen worden afgewisseld met bespiegelende bijdragen van landelijke deskundigen. Wij wensen u veel leesplezier!
10
2| Deelnemende musea collectie Schouwen-Duiveland/Tholen Brouws Museum Brusea Museum De Burghse Schoole Streek- en Landbouwmuseum Goemanszorg Watersnoodmuseum Streekmuseum De Meestoof Museumhaven Zeeland Stadhuismuseum Zierikzee
Brouwershaven Bruinisse Burgh-Haamstede Dreischor Ouwerkerk Sint Annaland Zierikzee Zierikzee
De Bevelanden Historisch Museum De Bevelanden Spoorwegmuseum Stoomtrein Goes-Borsele Fruitteeltmuseum Bevrijdingsmuseum Zeeland OosterscheldeMuseum
Goes Goes Kapelle Nieuwdorp Yerseke
16.000 460 5.300 40.000 3.410
Walcheren Historisch Museum Arnemuiden Historische Werf C.A. Meerman Luchtoorlogsmuseum Wings to Victory Marie Tak van Poortvliet Museum Zeeuws Museum Terra Maris - Museum voor Natuur en Landschap Museum De Schotse Huizen Stadhuismuseum De Vierschaar Zeeuws maritiem muZEEum Polderhuis - Dijk- en Oorlogsmuseum Bunkermuseum
Arnemuiden Arnemuiden Arnemuiden Domburg Middelburg Oostkapelle Veere Veere Vlissingen Westkapelle Zoutelande
386 950 2.000 113 30.000 1.875 2.342 4.282 29.216 1.772 702
Zeeuws-Vlaanderen Gemeentelijk Archeologisch Museum Oorlogsmuseum Gdynia Streekmuseum Het Land van Axel Visserijmuseum Breskens Museum De Vier Ambachten Industrieel Museum Museum Oudheidkundige Verzameling Belfort Sluis Schoolmuseum Schooltijd Museum Oud-Westdorpe Het Bolwerk - Museum voor de Staats-Spaanse Linies
Aardenburg Axel Axel Breskens Hulst Sas van Gent Sluis Terneuzen Westdorpe IJzendijke
365 1.929 7.284 2.468 5.085 665 106 3.082 2.422 218
137 613 3.700 4.075 1.094 7.685 148 7.145
187.029 11
3| Het eet geen brood Bonnie Joosse is bestuurssecretaris van Streekmuseum De Meestoof in Sint Annaland. De Meestoof greep het registratieproject aan om álles onder de loep te nemen, inclusief collectieschoonmaak en inrichting van de depots. Ons museum bestaat al bijna 40 jaar. We begonnen klein, zonder collectie, we maakten tentoonstellingen van bruiklenen. In de loop der jaren kregen we veel objecten en er was altijd wel ruimte genoeg om alles neer te zetten. Er was een schrift waarin informatie werd genoteerd werd en een kaartenbak. De mores was “Ach, zet het maar op zolder, plek zat, het eet geen brood”. Tot we plots een collectie bezaten van zo’n 8.000 voorwerpen. Toen kwam het project MusIP en moesten we gaan denken in deelcollecties, van welk onderwerp heb je wat? En we kwamen tot de ontdekking dat het museum best een bende was. Niemand had het overzicht. Omdat we er naar streefden geregistreerd museum te worden hebben we het programma Adlib aangeschaft. En voor het eerst gingen we systematisch noteren wáár iets was, niet alleen wat. Dan pas krijg je inzicht in je collectie. Daarvoor vertrouwden we op de geheugens van medewerkers, maar het brein is selectief: je gebruikt elke keer dezelfde merklappen omdat die na een tentoonstelling vers in het geheugen liggen. Die komen altijd naar boven, maar je vergeet de rest. Wat hadden we, waar lag het? Dus namen we de beslissing om tijdens het registeren meteen onze opslag en depots onder handen te nemen. De harde kern was een registratiegroep van zeven vrouwen, die we ook wel “de meesjes van De Meestoof” noemen. Eerst handmatig registreren, dan na controle in de computer. Wat we noteerden werd gezamenlijk doorgesproken. We hebben nog een hele tijd gewacht op een beslissing van de gemeente Tholen, die aanvankelijk een nieuw depot wilde gaan bouwen. Wij hadden voorgesteld om samen het depot te vullen en dat De Meestoof zou tekenen voor het beheer. Maar na eindeloze vergaderingen bleek er toch niet genoeg geld. Daarop namen wij de beslissing: laten we inbreiden. Uitbreiden, maar dan naar binnen: bouwen binnen bestaande contouren, het opvullen van lege plaatsen en zo binnen bestaande mogelijkheden de boel opnieuw functioneel maken. Hier zijn we vijf jaar geleden mee begonnen toen we houtworm in de ambachtenschuur ontdekten. Alles moest er uit, en toen begon het werkelijke opruimen. Het fotograferen en registeren paste hier perfect bij, alles wat we in handen kregen maakten we ook meteen schoon. Binnen De Meestoof maken we nu een verschil tussen depot en opslag: bij de laatste zijn de klimatologische omstandigheden minder goed te monitoren, dus moet je objecten kiezen die daar tegen kunnen. Maar voor je kunt beginnen moet eerst alles leeg. En alles moet weer terug. We hebben jaren in een bende geleefd, maar noteren nu triomfantelijk de standplaats. Alles staat bij elkaar, het is zoveel simpeler en logischer, je wordt er zo tevreden van! Je gaat ook anders denken. We zijn bijvoorbeeld strenger met het accepteren van nieuwe objecten. En je gaat creatiever om met de ruimte. Zo hebben we in De Meestoof een uitgebreide collectie gereedschappen, groot en klein. Bonenzetters, meekrapspaden, disteltrekkers. Veel bezoekers weten nog nauwelijks waar die gereedschappen voor dienden en over vijftien jaar is die kennis nog veel verder weggezakt. Kennis behouden is een van de doelstellingen van het museum, dus moeten al die verschillende gereedschappen goed bewaard worden. Maar hoe berg je het zo op dat het niet na een jaar weer een rommel is? Op reis in Zweden in 2010 mocht ik het centrale depot van de musea in Uppland bezoeken. Ik werd heel enthousiast van hun afdeling landbouwgereedschappen. Daar stond alles rechtop, tegen een lat, zodanig dat het niet om kon vallen. Overzichtelijk en goed te bereiken. En beter goed gepikt dan slecht bedacht: wij maakten op onze zolder latten op verschillende hoogten zodat lengte bij lengte kon staan. 12
Het geeft veel voldoening, voor iedereen. Alle schaalmodellen van landbouwwerktuigen staan in die kast op zolder, labeltje eraan, je weet wat je hebt en zo niet, dan vragen we een expert. Ze kunnen ook op afstand meekijken. Dankzij de database met foto’s kunnen mensen vanuit hun luie stoel door de collectie struinen. Een tentoonstelling merklappen? Het hoeft niet meer uitgepakt te worden, ze blijven veilig liggen tot we ze nodig hebben. We hadden laatst een tentoonstelling over thee en wilden daar wat blikken bij. Met wat muisklikken heb je zo een lijst, het is echt shoppen in je collectie en in een half uur tijd hadden we een hele vitrine vol. Iedereen was diep onder de indruk van de efficiëntie, voor ons als registratieteam een hele mooie pluim. Het systeem werkt, het is alle moeite waard geweest. Zo blijf je bezig, maar nu toekomstbestendig. Stel je voor, misschien zegt morgen de gemeente dat er toch een nieuw depot gebouwd gaat worden. Voorheen wisten we niet eens wat voor collecties we beheerden, maar nu kunnen we zo een wensenlijst op tafel leggen, kunnen we zelfs gemakkelijk de oppervlakte berekenen die voor elke soort nodig is. Dus als er nog een keer geld komt, zijn wij helemaal voorbereid.
13
14
4| Waarde genereren en digitale strategie Marco de Niet is directeur van DEN (Digitaal Erfgoed Nederland). Hij is enthousiast over Europeana, dat 1.500 Europese instellingen bijeen heeft gebracht om samen de rijkdom van de Europese cultuur tonen. Na zes jaar is er een einde gekomen aan Erfgoed Inzichtelijk, een mooi Zeeuws project waarbij musea grote vorderingen hebben gemaakt in automatisering en digitalisering van de collectie. Dit project is nu afgerond, maar is hopelijk ook weer een begin voor de volgende stap. Bijvoorbeeld aansluiting bij de Digitale Collectie Nederland en de erfgoedportal Europeana. Op deze portal zijn sinds 2008 meer dan vijftien miljoen gedigitaliseerde boeken, foto’s, films, schilderijen en muziekstukken geplaatst. In de komende jaren zullen Nederlandse erfgoedinstellingen steeds vaker met Europeana te maken krijgen. Er zijn diverse internationale projecten opgezet om een zo groot mogelijke groep erfgoedinstellingen bij Europeana te betrekken. Bijvoorbeeld Europeana Local, speciaal voor lokale en provinciale portals. Op het gebied van standaardisering en interoperabiliteit oefent Europeana grote invloed uit. DEN volgt actief in hoeverre Europeana aansluit bij de nationale infrastructuur in Nederland en onze eigen Digitale Collectie. Deelnemen aan een grootschalig ontsluitingssysteem als Europeana is natuurlijk prachtig voor de vindbaarheid van Nederlandse collecties. Uit Europees onderzoek komt echter naar voren dat musea veel terughoudender zijn in het publiceren van hun informatie, dan bibliotheken en archieven. Vaak is er angst voor lagere bezoekersaantallen: moet je alles wel zo openstellen? Het Sociaal Cultureel Planbureau heeft becijferd dat digitale openstelling juist bezoek stimuleert, omdat de zichtbaarheid en vindbaarheid van je museum en je collectie veel beter zijn geworden. Maar ‘gevonden worden’ is nog niet zo eenvoudig: het is geen verbazingwekkend feit dat 90% van de (be)zoekers Google gebruikt. Zo’n 8% start bij een gespecialiseerde zoekpagina, en dat is toch vaak wat erfgoedinstellingen maken. Dat betekent dus dat je 90% van je potentiële gebruikers mist als je niet vindbaar bent in algemene zoekmachines. En juist die technologie is vaak nog niet op orde. Musea zijn nog erg bezig met de discussie ‘wat willen we zelf laten zien’. Meedoen aan een project als Europeana is een mooie stimulans om te werken aan de volgende stap, het werken aan standaardisatie en de beweging naar open data. Er zijn twee lagen van collectie-informatie die je beschikbaar kunt maken voor het publiek. Allereerst is er de basislaag van metadata. De algemene gegevens: wie is de maker van het object, wanneer is het gemaakt en waar. Basale kennis die voldoende is om een object te kunnen identificeren en lokaliseren. Deze informatie zou in de ogen van DEN vrij beschikbaar moeten zijn. Als je een publiek gefinancierde instelling bent, zou vrije beschikbaarstelling van dergelijke basale collectie-informatie deel van je missie moeten zijn. En niet alleen wat in de vitrines staat, maar het hele plaatje, de hele collectie. De tweede laag daarboven levert nu veel discussie op. Dit zou je de laag van de context kunnen noemen. Beschrijvingen van een object waar studie voor nodig is om ze te kunnen maken, een zekere mate van expertise om het museumobject te duiden. In welke context past het voorwerp, behoort het tot een bepaalde stroming, wat zijn bijzondere eigenschappen? Sommige musea (en ook archieven) maken deze informatie financieel te gelde. Met bijvoorbeeld abonnementen op hun database, zodat vrienden op de museumwebsite over meer informatie kunnen beschikken dan mensen die als anonieme bezoeker op de site komen. Met name voor de musea die met publiek geld worden gefinancierd, ontstaat een spanningsveld tussen cultureel ondernemerschap en publieke dienstverlening. De overheid stimuleert hen tot beide. Europeana verwacht van Europese erfgoedinstellingen dat zij deze informatie rechtenvrij doorgeven. Digitalisering is een dure bezigheid en je wilt die investering graag terugverdienen. Musea en archieven ontvangen bijvoorbeeld vergoedingen voor reproducties, zoals met fotomateriaal. Het is begrijpelijk dat 15
instellingen de onkosten die hiervoor gemaakt worden, vergoed willen hebben. Maar je ziet dat daar bovenop ook vaak een gebruiksvergoeding wordt gevraagd, ook als het object rechtenvrij is of als het auteursrecht niet bij de instelling ligt. Als het object auteursrechtvrij is, valt ook de digitale reproductie binnen het publiek domein. Juridisch gezien hebben de instellingen geen aanvullende rechten daarop: simpele reproductie van een rechtenvrij object genereert geen nieuwe rechten, zoals ook het advies ‘The New Renaissance’ benadrukt. Dit beleidsadvies over digitalisering van erfgoed is vorig jaar in opdracht van de Europese Commissie door een ‘comité van wijzen’ opgesteld. Het is dus de vraag hoe redelijk het is in dergelijke gevallen meer dan een onkostenvergoeding te vragen voor digitale reproducties van dat materiaal. Extra inkomsten zouden beter gegenereerd kunnen worden met dienstverlening aanvullend op het vindbaar en raadpleegbaar maken van de erfgoedobjecten. Tot voor kort werd digitalisering hoofdzakelijk als een hulpmiddel voor de fysieke collectie gezien. Maar onder invloed van sociale media en de toegenomen ontwikkelingen van technologie neemt digitalisering nu ook zelf een vlucht. Zoals Google Art, waarmee je over heel de wereld kunstwerken kunt bekijken op een manier die fysiek onmogelijk is. Ook ontwikkelingen als 3D-digitalisering en visualisatietechnieken zorgen ervoor dat er meer oog komt voor de eigen waarde die digitale collecties hebben. In het verleden zijn veel collecties vanwege beheersaspecten verspreid geraakt: objecten zijn naar het museum gegaan, papieren stukken naar het archief, boeken naar bibliotheken. We kunnen nu in de virtuele wereld al die collecties weer verenigen, dat biedt fantastische kansen vanuit publieksperspectief. Sociale media stellen musea in staat kennis over hun collecties en objecten aan te boren die buiten het museum te vinden is. Vaak is die rijker dan in het museum zelf. Dit biedt weer mogelijkheden tot cultuurparticipatie die in de fysieke wereld niet mogelijk zijn. Een museum als Naturalis maakt handig gebruik van netwerken en communities. Neem vogeltellingen en walvisstrandingen: de gegevens die vrijwilligers bijeen brengen komen terecht bij Naturalis, bijvoorbeeld ten behoeve van onderzoek naar biodiversiteit van SOVON. Naturalis presenteert zich hier niet als een spin in het web om wie alles draait, maar als een tweedelijns partner. De mensen die waarnemingen noteren doen dat niet om Naturalis een plezier te doen, maar omdat ze zich bij het onderwerp betrokken voelen. Naturalis zorgt er wel voor dat er extra waarde wordt gecreëerd met de informatie die zo verzameld wordt. Een krachtig voorbeeld voor musea: probeer niet een community om je eigen museum te bouwen, maar stel je op als netwerkpartner in groepen die al actief zijn rondom bijvoorbeeld lokale kunstenaars of historische thema’s. Het is slimmer om te participeren in bestaande groepen. Letterlijk netwerken, een rol die je moet durven pakken. Als je waarde genereert voor andere mensen, zullen ze in de toekomst naar je terugkomen. Een belangrijke boodschap, juist voor kleine musea. Via digitalisering en kennisoverdracht kunnen zij een veel groter publiek bereiken dan fysiek mogelijk is. Dit vereist dan wel dat musea niet als broedse kippen op hun eigen data blijven zitten. En dan wordt kwaliteitszorg voor digitalisering ook extra belangrijk. Dus niet alleen een foto en een tekstje over je topstukken op internet zetten. Wil je werkelijk goed digitaliseren, meedoen in de moderne media en bijdragen aan uitgebreide voorzieningen als Europeana, dan zul je aan minimale kwaliteitseisen moeten voldoen. Je merkt dat musea in het verleden vooral beschrijvingen hebben gemaakt voor eigen beheer. Er zijn nieuwe beleidskeuzes nodig: standaardisering via thesauri, ontsluiting en durven koppelen aan elkaar. Daarbij hoort de juiste kennis, en als je die zelf niet in huis hebt, moet je relaties aangaan met organisaties of instellingen die die kennis wel in huis hebben. Een zusterinstelling, een grote provinciale instelling, of een bedrijfje dat dienstverlening levert. Dat is de centrale boodschap van DEN: het is jouw digitale dienst, dus voer ook zelf de regie en wees een goede opdrachtgever. Denk na over je digitale strategie, die tot uiting zou moeten komen in alle lagen van je organisatie. De publicatie ‘Musea in Transitie’ van Erfgoed Nederland kan daar bij helpen, en ook de kennisbank op onze website www.den.nl.
16
Wat ik waardeer aan Europeana is dat ik nog nooit op zo’n schaal samenwerking heb gezien. Over de erfgoedsectoren heen, dus musea én archieven én bibliotheken én onroerend erfgoedinstellingen. Dankzij Europeana is er discussie en coöperatie mogelijk op internationale schaal. Ramen en deuren open gooien wat betreft digitalisering biedt mooie kansen: Erfgoed Brabant deed mee aan Europeana Local en tijdens dit project (thuisinbrabant.nl) ontdekte een Brabants museum dat er een museum in Frankrijk was met een verwante collectie van een Nederlandse schilder. Het bleken prachtige complementaire verzamelingen, van musea die voorheen niet eens van elkaars bestaan afwisten. Zij maken nu samen een gemeenschappelijke tentoonstelling, eerst in Frankrijk en daarna in Nederland. Vindbaarheid kan dus onverwachtse nieuwe mogelijkheden bieden om je kerntaken te vervullen.
“Musea moeten niet als broedse kippen op hun eigen data blijven zitten”. 17
5| Van iedere Zeeuw een biografie Peter Blom is archivaris bij het Zeeuws Archief en conservator van Stadhuismuseum De Vierschaar in Veere. Een groot deel van de collectie van het museum is te bekijken via geschiedeniszeeland.nl. De Vierschaar heeft een heel diverse collectie, vanuit verschillende gemeentes en heel veel schenkingen. Ik vind dat we een publieke taak hebben om alles op internet te zetten. Vanuit archiefoogpunt kun je objecten beschouwen als documenten, en die moet je voor iedereen toegankelijk maken. Als je de deelcollecties aan elkaar koppelt, kun je telkens weer nieuwe verhalen vertellen. Je bent dan niet meer gebonden aan een vitrine of een fysieke ruimte. Je kunt dwarsverbanden laten zien en nieuwe thema’s bespreken. En omdat we in Zeeland niet zo veel ruimte hebben om alles te laten zien, is internet onmisbaar. We hebben nog een beetje last van koudwatervrees. Dat hadden we in het Zeeuws Archief destijds ook: als we zoveel documenten vrijgeven, komen er dan nog wel mensen naar de studiezaal? Maar je trekt hele nieuwe doelgroepen aan. Dankzij geschiedeniszeeland.nl kunnen we in elkaars collectie kijken, en via andere websites ook in collecties door heel Nederland. Dat is ook de kracht van het systeem: hoe meer er op komt, hoe aardiger het wordt. Op dit moment concentreren we ons nog erg op het zo aansprekend mogelijk presenteren van onze collectie, met een goede foto erbij. Als geld geen rol zou spelen, dan zou ik graag nog dieper ingaan op interessante onderwerpen. Bij het Zeeuws Archief zetten we bijvoorbeeld sterk in op persoongebonden informatie, via bijvoorbeeld de website Zeeuwen Gezocht. Daar komen nu allemaal fotocollecties bij, zodat data een gezicht krijgt. Ik zou dit initiatief ook graag met museale collecties verbinden. Zo kun je de levens van mensen steeds completer krijgen. Niet alleen persoonsgegevens uit de burgerlijke stand van die meneer, maar ook een portret én een link naar bijvoorbeeld het horloge dat hij droeg. Het horloge dat nu in museum X tentoongesteld is. Ik ben ervan overtuigd dat je van iedere Zeeuw die vanaf 1470 geleefd heeft een biografie kunt schrijven en er een voorwerp aan kunt verbinden. Misschien is dat de archivaris in mij, maar ik vind dat musea veel meer moeten inzetten op dit soort persoonlijke connecties van en voor het publiek. Je staat echt in contact met het voorwerp en daarmee de geschiedenis, daar kun je zo veel mee doen. Zo’n directe relatie geeft de grootste historische sensatie. Er is geen museumwet en dus ook geen verplichting om alles voor eeuwig en altijd te bewaren. Maar een gemeente zoals Veere, met zo’n rijke erfenis, heeft toch wel de verantwoordelijkheid om wat er in de loop der eeuwen is verzameld goed voor het nageslacht te bewaren. Zo zijn er door de geschiedenis heen veel musea ontstaan, maar nu we data kunnen koppelen, kunnen we in totaal nieuwe projecten gaan denken. Liefst in groter verband, met andere musea en archieven. Zoals onze merklappen: die registreren we compleet met naam en jaartal. Ooit borduurde daar een jong meisje aan, wat is er van haar geworden? Met een paar muisklikken kunnen we heel veel van haar te weten komen. Daarmee heb je een heel mooi en menselijk project en ontwijk je ook het elitaire - collecties vol porselein, goud en zilver koppel je toch snel weer aan de Zeeuwse elite. Daar moeten we naar mijn mening steeds meer naar toe in Zeeland. Dan gebruik je ook het kapitaal dat we tot nu toe nog niet ingezet hebben: dat van de mensen thuis. Al hun verhalen, maar ook de vele nog onbekende objecten die in particuliere collecties te vinden zijn. Een van de meest bijzondere verhalen uit onze regio is de vondst van de goudschat in Serooskerke. In januari 1966, bij het oogsten van prei op een veldje aan de Dorpsstraat. Eerst dacht men dat het doppen van melkflessen waren. Maar het bleken meer dan duizend munten, afkomstig van zestig verschillende munthuizen. Die schat is ergens tijdens de Tachtigjarige Oorlog verstopt en plotseling kwam hij boven. 18
Ik vertel hier graag over in bijvoorbeeld de Erfgoedmobiel van de SCEZ. Kinderen raken meteen enthousiast als ik ze enkele munten laat zien, ze gaan vaak ook meteen op hun mobieltje naar meer informatie zoeken. Vorig jaar is dit onderwerp een heel eigen leven gaan leiden in Serooskerke: de dorpsraad zag onze mooie collectiefoto’s van de munten en is daar meteen op ingesprongen. Er is een wandbord onthuld met gegevens over de muntvondst en de lokale bank heeft zelfs behangpapier laten printen met onze foto’s erop. Zo wordt een stukje museumcollectie echt onderdeel van de samenleving en manifesteert die zich in nieuwe verschijningsvormen om hele nieuwe doelgroepen te bereiken. Daar hadden we zelf nooit aan gedacht. Durven loslaten is dan wel noodzakelijk. Dan zie je dat mensen je thema’s oppikken en er zelf hele mooie dingen mee gaan doen. En dan heb je letterlijk goud in handen.
19
6| Speuren door je eigen geschiedenis Kim Sluijter is junior conservator bij Historisch Museum De Bevelanden in Goes en werkte voor Erfgoed Inzichtelijk ook als projectmedewerker bij het Zeeuws Museum. De eerste taak die ik kreeg toen ik binnenkwam bij het museum in Goes was om te snuffelen in de eigen administratie ter ere van het 150-jarig bestaan. Toen ik de archieven indook, bleek hoeveel verschillende registratiesystemen er zijn geweest. Sommige stukken zijn al vanaf 1860 in de collectie, dan moet je soms wel eens teruggrijpen naar de jaarverslagen van de archivaris en de museumdirecteur. Daar stond in welke objecten er in een bepaald jaar waren binnengekomen. Soms per object een beschrijving, maar vaak per bulk beschreven. Dat archiefmateriaal is zelf erfgoed geworden. Nu geven we een paar zoekopdrachten in Adlib en de hele historie komt tevoorschijn. Dat maakt al het harde werk helemaal goed. Niet iedereen in ons team kan (en mag) werken met het systeem. We hebben veel gepensioneerden onder onze vrijwilligers en daarbij zijn er toch nog altijd een aantal die liever niet aan de computer werken. Zij helpen dan door beschrijvingen te maken op papier, die door de Adlib-medewerkers ingevoerd worden. Dat is dan meteen een tweede controle voor ons: klopt dit wel, is dit de juiste benaming? Samen weet je meer. We zijn de afgelopen paar jaar veel professioneler geworden. Het systeem is verfijnd, met steeds specifiekere zoektermen. Je moet consequent zijn: als een object binnenkomt, meteen een objectnummer geven, en zo snel mogelijk in Adlib zetten met standplaats. Er werken meer dan 25 mensen aan de collectie en objecten gaan overal naar toe. Nieuwe medewerkers krijgen ook ons protocol te horen. We lichten ook de bijbehorende procedures door en bespreken die, zoals nu bijvoorbeeld met Spectrum. We hebben ooit de beslissing genomen om te beginnen met de oude fotokaarten, één van de vier registratiesystemen, over te zetten in Adlib. Door deze in te voeren hadden we digitaal een beschrijving én een foto. Dit maakt het identificeren van objecten makkelijker. We zijn in de loop der jaren tweemaal met de collectie verhuisd, en bij het uitpakken van de dozen kwam er dus een hoop speurwerk bij. De foto’s in Adlib hielpen het juiste nummer aan het object te koppelen. Nu vullen we Adlib aan met informatie uit onze andere systemen, wat ook nog het nodige speurwerk oplevert. Standplaatsregistratie is extreem belangrijk: je kunt nog zo veel over een object noteren, als je het niet terug kunt vinden heb je er niets aan. Met de standplaats moet je twijfel uitsluiten: kamers benoemen, kasten benoemen, planken benoemen, zo specifiek mogelijk. We werken toe naar het keurmerk van Geregistreerd Museum. Dit jaar is de zelfanalyse en volgend jaar de herijking. Dat zien we als bewijs van goede kwaliteit en zo communiceren we dat ook met alle medewerkers. Dat inspireert om door te gaan met registeren en speuren. Sinds kort heb ik ook een bordje opgehangen in de kantine met daarop hoeveel objecten zijn ingevoerd. Een tussenstandbord, elke dag en elke week bijgewerkt. Dat stimuleert bijzonder goed. Vorig jaar hadden we een leermoment toen onze computer crashte, de moedercomputer met Adlib. We maakten back-ups, maar dus niet elke dag. Vanwege vakanties was de laatste back-up een maand geleden, uitgerekend een maand waarin we veel hadden gewerkt in de thesaurus. Aanvankelijk was het bericht ‘alles verloren’, een enorme domper. Gelukkig vonden we alle data weer terug en sindsdien wordt er elke dag automatisch een back-up geplaatst, op drie plaatsen. Toen we alles terughadden, was iedereen nog meer gemotiveerd om door te gaan en de laatste loodjes erin te kloppen. Nu je zoveel weet van je collectie kun je ook dieper gaan met onderzoek, bijvoorbeeld met het project Museale Verwervingen van de Nederlandse Museumvereniging. Er waren geen voorwerpen met een ‘foute herkomst’, hadden we ook niet verwacht, maar er kwam wel een mooi verhaal boven: een schilderij met twee keuvelende dames in Bevelandse dracht bleek ten tijde van het bombardement van Arnhem naar Duitsland gebracht te 20
zijn. Na de oorlog kwam het weer terug bij de rechtmatige eigenaar en na vererving en een schenking bij ons. Iedereen was vergeten dat het schilderij in Duitsland was geweest. Duitsers verzamelden toen graag typisch Nederlandse dingen en dan vraag je je af, is dit specifiek voor een museum geroofd? Waar hebben die kletsende Bevelandse dames tijdelijk aan de muur gehangen? De informatie over de roof vonden we terug in een oud registratiesysteem. En daarom werk je ook in een museum, voor dat speurwerk en het directe contact met de geschiedenis.
21
7| Beter kijken, weten wat je hebt Streekmuseum Het Land van Axel was pilotmuseum voor Erfgoed Inzichtelijk en heeft tot het einde toe aan het project meegedaan. Museummedewerker Ineke van Avermaete vertelt hoe dit is verlopen. Tijdens het project hebben wij echt met de computer leren werken. We kozen voor het programma Adlib vanwege de uitgebreide mogelijkheden. Alles wordt gestructureerd geordend, je kunt makkelijk informatie terugvinden. Maar we moesten nog wel alles leren: systematisch denken, data ordenen en bewaren, back-ups maken en ook zoiets simpels als gebruik maken van de rechter muisknop. Informatie op internet kunnen zoeken bleek een aanwinst. We raadplegen vaak de AAT op internet, de Nederlandstalige Art & Architecture Thesaurus. En ook Wikipedia en zoekmachines waren nieuw maar zeer handig. Zo vonden we ineens de gebruiksaanwijzing van het spel Boerenschroom, een Nederlands gezelschapsspel waarvan de oudste versie uit 1813 stamt. Een ingewikkeld spel met speciale dobbelstenen en kartonnen kaartjes met boeren erop, die worden geplaagd door de belastingen. Heel bijzonder dat van zo’n oud spel de spelregels via Wikipedia te raadplegen zijn. We hebben ook een nieuwe versie gekregen uit de jaren tachtig, erg leuk om die naast elkaar te zien.
Bij het beschrijven van dat spelletje Boerenschroom ontdekten we ook een inscriptie, toen we alles uit de vitrines moesten halen om te meten, beschrijven en fotograferen. Aan de binnenkant van het deksel stond “Ph.J. van Dixhoorn, Loose’s Hof, Axel”. Dat is een bekende familie van trekpaardenfokkers. Een paar weken later stond ik bij de entree van het museum. Drie Amerikaanse bezoekers schreven in het gastenboek en ik zag toevallig de naam van de vrouwelijke bezoeker: “Van Dixhorn”. Ik herinnerde me het spel en ze bleek inderdaad uit die familie te stammen. Haar vader had nog op de paardenboerderij gewoond, zijzelf was in Amerika geboren. Ik heb ze toen het spelletje Boerenschroom laten zien, dat vonden ze “fantastic”. Bij de collectieregistratie duiken uit alle hoeken en gaten weer voorwerpen op. Je weet wel wat je hebt, maar omdat je gedwongen wordt nauwkeurig te kijken krijg je toch een nieuw inzicht in je collectie. Zo vonden we ook een versie van het spel Slabberjan terug, met schelpjes als pionnen en de spelregels op een briefje genoteerd. In de registratie stond slechts ‘gezelschapsspel’. Slabberjan was berucht omdat elke familie zijn eigen spelregels maakte, als je met je schoonfamilie ging spelen en de regels waren vooraf niet doorgesproken, kon het uitlopen op een fikse ruzie. Het spel zat in een mooi zakje van boerenbont. Hier in Zeeuws-Vlaanderen speelde men meer Boerenschroom, dus ik vond het erg leuk om die handgeschreven spelregels erbij te vinden. Dankzij de registratie hebben we ook op tijd enkele karren kunnen restaureren: een ponywagen, een bokkenwagentje en een peteroliekar. Je maakt foto’s van alle kanten, kijkt grondiger naar wat je hebt staan, ziet ineens hoe je collectie er werkelijk aan toe is. Dankzij een gepensioneerde leraar houtbewerking 22
hebben we de karren goed kunnen conserveren. Ze zijn helemaal klaar om naar het nieuwe museum te gaan. Dat is voor ons een geweldige stimulans, alles zo goed mogelijk naar het nieuwe museum overbrengen. We hebben daar eindelijk de ruimte om veel te laten zien en zullen ook vaker van tentoonstelling wisselen, omdat we nu echt goed weten wat we in de collectie hebben. Tijdens de verbouwing van het nieuwe museumgebouw in Axel is er ook een mooie ontdekking gedaan: verschillende muur- en zolderschilderingen. De fresco’s kwamen overal vandaan: achter het behang en verflagen en achter de plafonds. De fresco’s zijn zo bijzonder dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gaat proberen het pand alsnog tot rijksmonument te benoemen. Na al die jaren registeren, documenteren en fotograferen kunnen wij eigenlijk niet wachten tot we alles kunnen gaan inrichten.
Fresco nieuwe museumgebouw Axel. 23
Het mirakel van het Huizer melkmeisje staat centraal in een wandelroute. 24
8| Oneindig verhalenplatform voor Anneke en Evert Sarah Thurlings-Heijse is hoofdredacteur van het provinciale project Oneindig Noord-Holland. Oneindig Noord-Holland verbindt verhalen achter gebeurtenissen in de geschiedenis, mensen, plekken en monumenten, met collecties van musea, archieven en culturele instellingen. In 2010 besloten Provinciale Staten van Noord-Holland dat ze een digitaal museum wilden starten, om een podium te geven aan het begrip ‘Culturele Biografie’. Met als speerpunt: erfgoed toegankelijk maken voor een breed publiek. Hieruit ontstond Oneindig Noord-Holland, dat is opgezet als grootschalig communicatieproject. Het is echter veel meer dan alleen een website: het is een verhalenplatform in de meest brede zin van het woord. Om de erfgoedcollecties van musea, archieven, historische verenigingen en andere culturele instellingen te ontsluiten, en daar context en content aan te verbinden. In de virtuele én in de werkelijke wereld. Geschreven verhalen, maar ook beeld, video, geluidsfragmenten, publieksactiviteiten en mobiele applicaties (www.oneindignoordholland.nl). Oneindig Noord-Holland heeft drie doelstellingen. De Provincie Noord-Holland wilde met erfgoed een breed publiek bereiken en zich tegelijkertijd richten op toerisme en recreatie. Daarnaast is het platform bedoeld voor publieksacties vanuit de culturele instellingen: musea en archieven waren al druk bezig met het digitaliseren van de collecties, maar vraaggericht productontwikkeling en communicatie is een aparte tak van sport. En als laatste wilde de provincie inspelen op een steeds grotere interesse in persoonlijke achtergronden en familiegeschiedenissen. Uit onderzoek bleek dat hier een enorme interesse voor is: stamboomonderzoek, familiegeschiedenissen. Maar ook: naar welke man of vrouw is mijn straat vernoemd, wat was er vroeger in mijn wijk, dorp of stad? Op Oneindig Noord-Holland worden verschillende collecties getoond. Er staan nu zo’n 600.000 objecten op. We zijn nu één jaar bezig, op 13 januari 2011 is het platform gelanceerd op Marken. Na 12 maanden hebben we circa 130.000 virtuele bezoekers ontvangen. Op internet publiceren we met een voltallige redactie verhalen, maar mensen kunnen ook zelf verhalen of beelden toevoegen. Verder ontwikkelen we mobiele applicaties om collecties in het straatbeeld te kunnen tonen. Ook zijn er wandelroutes en fietsroutes op basis van GPS en QR-codes, zo’n 20 routes rondom 400 bordjes. Vorig jaar is er samen met de regionale omroepen AT5 en RTV Noord-Holland een 24-delige tv-serie gemaakt, er keken gemiddeld 250.000 mensen per aflevering - een enorm succes voor een regionaal cultuurhistorisch programma. En daarnaast organiseren we publieksevenementen rondom thema’s, bijvoorbeeld in oktober 2011 organiseerden we een maand rondom Napoleon. Via een groot crowdfundingproject van het Amsterdam Museum kan een schilderij met Napoleon erop gerestaureerd worden. De maand heeft zo’n 2 miljoen mensen bereikt. Duizelingwekkende cijfers waar we erg trots op zijn. In een jaar hebben we veel geleerd. Bijvoorbeeld hoe het publiek zoekt en hoe mensen reageren op onze website en activiteiten. Mensen voegen zelf content toe, maar dit moet zich nog wel ontwikkelen. Eigenlijk hebben we het inzetten van user generated content overschat, mensen voegen niet zomaar wat toe op internet. Ze moeten echt een reden hebben, velen vinden het eng om zomaar een verhaal te schrijven en op internet te plaatsen. Voor ons als redactieteam lijkt het gemeengoed, maar slechts 1,5 tot 2% van de virtuele bezoekers voegt zelf iets toe. Wat mensen vaak aanzet tot een reactie is herkenning, ze reageren vanuit persoonlijke beleving. Zoals bij de legende van het melkmeisje uit Huizen, of een foto van hun oude bakker in Ouderkerk aan de Amstel. We huren daarom constant externe expertise in, wat ons scherp houdt en constant bijstuurt tijdens het maken van keuzes.
25
De toegankelijkheid van metadatering van erfgoedobjecten, dat wat achter de schermen speelt, is wereldwijd een uitdaging bij collectieregistratie - dus ook bij ons. Registeren blijft mensenwerk, het is moeilijk om metadata op een goede manier inzichtelijk te krijgen. Ingevoerde gegevens zijn door vele handen gegaan, soms zijn er generaties overheen gegaan, met steeds andere manieren van invoeren. Systematiek en standaardisatie zijn zeker punten van aandacht. Want het gaat niet alleen om data en een leuk plaatje: wat betekent het, welke verbanden kun je leggen? Want het gaat om de verhalen, en het kunnen koppelen van verhalen tot een werkelijk oneindig geheel. Grootste winst van het project is de samenwerking die ontstaan is. We bereiken veel mensen met wat musea en archieven dagelijks doen. Zij zijn al jaren fantastisch bezig met hun monnikenwerk, maar het leggen van verbindingen en het onderhouden van netwerken zien wij als voor de provincie (in andere provincies hebben erfgoedhuizen ook vaak deze rol). We bereiken ook hele andere doelgroepen dan alleen de usual suspects, mensen die sowieso geïnteresseerd zijn in musea, geschiedenis en erfgoed. Andere doelgroepen bestaan uit mensen die een dagje uit willen, of jongeren die niet zozeer in cultuur geïnteresseerd lijken te zijn, maar wel in mobiele applicaties. Ik ben trots op het feit dat we die nu ook aanspreken. Het kan zeker nog beter, maar we weten nu voor wie we wat maken, en wat die personen willen. Mooiste vond ik nog dat expats veel interesse hebben: we kunnen aan IP-adressen zien van waar mensen ons platform bekijken. Mensen die nu in het buitenland wonen, maar wel willen weten hoe het gaat met de omgeving waar ze vandaan komen. Die mensen bereiken is voor mij de kers op de taart. Van alle media die ze hadden kunnen kiezen komen ze bij ons terecht. Zeker vanuit de erfgoedsector hebben we een belangrijke les geleerd. Als museum, archief of overheid denken we vaak ‘dit is belangrijk, deze canons van de regio, dat moet het publiek dus leren en leuk vinden’. Maar we hebben geleerd dat je het publiek niets kunt opleggen: ze zoeken wat en hebben een specifieke behoefte. Je moet dus aanbieden waar mensen naar op zoek zijn. Vraaggericht producten ontwikkelen, niet per se alleen maar zenden. Vanuit een beperkte educatieve boodschap kan dat uiteraard wel, voor de usual suspects, maar als 26
je een breed publiek wilt bereiken moet je weten wat mensen willen. We betrapten onszelf geregeld op het feit dat we dat af en toe vergaten. Dat moet echt je drive zijn, geven wat het publiek graag wil, en niet wat je als museum of provincie graag zou wíllen wat het publiek zou moeten willen. Als je 90% van je potentiële bezoekers wilt bereiken, dan moet je aanhaken bij thema’s waar mensen tegenwoordig mee bezig zijn. Zo hebben we vanuit provinciaal beleid een prachtig project over bakens in het landschap: kerktorens, vuurtorens en watertorens. Erg belangrijk, maar helaas niet bij uitstek interessant voor een breed publiek. Wat wel goed werkte, was de Grote Popatlas, opgesteld samen met Beeld en Geluid. De mate van communicatie en marketingactiviteiten spelen tevens een belangrijke rol. Napoleon was bijvoorbeeld zo populair vanwege de grote campagne die is gevoerd. En informatie over de instellingen zelf doet het ook heel goed: openingstijden en websites van musea. De wandel- en fietsroutes zijn en blijven tot slot ons meest populaire product. Om de doelgroepen niet te vergeten hebben we persona’s bedacht, types die symbool staan voor vier doelgroepen. Zo is er Evert, een man van middelbare leeftijd die graag naar het museum gaat, smult van verhalen van vroeger en ook lid is van een historische vereniging. Daarnaast heb je Anneke: een wandelaar, die met de kleinkinderen over de hei loopt en graag haar kleinkinderen verhalen vertelt over de omgeving. Verder heb je Lonneke, een jonge moeder die in het weekend uitjes voor het hele gezin plant. En als laatste Ruben, de cultuursnacker. Hij is latent geïnteresseerd in cultuur, maar in eerste instantie niet. Juist door speciale events en apps komt hij in aanraking met wat wij doen. Bij Oneindig Noord-Holland zetten we ons in voor Evert en Anneke, maar Lonneke en Ruben nemen we mee via de activiteiten. We monitoren ook vele social media: waar praten mensen over, waar blijven ze hangen? Google Analytics is daar mooi gereedschap bij. We kruisen daarnaast voortdurend markt- en gebruikersonderzoeken met elkaar. Maar het belangrijkste is toch wel keuzes maken: voor wie doe je het? Steeds als we iets nieuws ontwikkelen, staan we daar bij stil. Zelfs bij kleine dingen als een fotowedstrijd of een prijsvraag. In het begin heeft iedereen de illusie dat je iets maakt ‘voor iedereen’, maar dat betekent dus ook: ‘voor niemand’. Het is en blijft een leerproces. Daarom zal half mei 2012 een hele nieuwe website gelanceerd worden met een veel eenvoudigere routing - met eigen ingangen voor Evert, Anneke en Lonneke. Oneindig erfgoed, maar wel op maat.
27
9| Je merkt dat je steeds beter wordt Erfgoed Inzichtelijk maakte dankbaar gebruik van enthousiaste registratiemedewerkers afkomstig uit de Zeeuwse Sociale Werkvoorziening. Twee van hen, Pieter Koster en René Brakenhoff, vertellen hoe zij het project hebben ervaren. Pieter: Dankzij dit project werk ik nu nog een jaar als betaalde kracht in Veere, tot aan mijn pensioen. Tijdens Erfgoed Inzichtelijk heb ik ook in het Fruitteeltmuseum Kapelle en OosterscheldeMuseum in Yerseke gewerkt. Met registratiewerk had ik al wel ervaring, met museumstukken niet. Normaal zie je alleen vitrines en displays als je in een museum bent, maar plotseling mocht ik achter de schermen, een hele nieuwe ontdekking. Het is veelzijdig werk met veel aspecten. Het gaat veel verder dan het overtypen van kaarten. Goed kijken, overleggen, samen beslissen. ICT is mijn vakgebied, ik heb veel affiniteit met automatisering. Die ervaring bracht ik mee naar het project en heb daar hopelijk de musea mee kunnen helpen. Registreren is ook veel zoeken, je komt geregeld ‘spoken’ tegen, dingen die kwijt waren en plots weer opduiken. Het porselein in Veere was een mooie klus: voorzichtig uitpakken, grondig bestuderen, van alles foto’s maken. Uitvogelen hoe je moet fotograferen met een digitale camera was een echte uitdaging, je merkt dat je steeds beter en slimmer wordt. Zo’n museum is vaak donker, dan is het zoeken naar de juiste plek en de juiste werkwijze. Vooral kleine muntjes was veel gedoe. Die hebben we later gewoon gescand, dat gaf een veel mooiere weergave. Ik vond het leuk om met al die verschillende museummensen om te gaan en steeds weer nieuwe dingen te ontdekken. Helaas wordt er flink bezuinigd op de Sociale Werkvoorziening. Een project als Erfgoed Inzichtelijk bewijst dat er veel meer kan: een werkgever zit niet met ziektedagen of administratie. Als het project klaar is, komt er gewoon een streep onder, want je draagt weinig risico’s. Wel is er meer begeleiding nodig en kun je geen zware druk op de ketel zetten. SCEZ heeft dit aangedurfd en daar ben ik erg blij om. Hier in Veere waren ze onlangs bezig met opgravingen, archeologen waren bezig een Romeins rioolsysteem bloot te leggen. Toen brachten ze een stuk aquaduct binnen. Dat hebben we direct gefotografeerd en in het registratiesysteem gestopt. Vers uit de grond, zo het museum in.
René: Ik kijk met veel warme gevoelens op het project terug. Ik voelde me als een vis in het water, dit was precies wat ik wilde. Het viel gewoon allemaal op z’n plaats. Geordend werken, gestructureerd en dat ook volhouden. Een soort mentale marathon. Het project kwam precies op het juiste moment. Mijn begeleider bij Dethon twijfelde of ik dit wel kon, die dacht dat het niets voor me was. Maar ik wist dat ik het kon en was meteen enthousiast. Ik ben degene die zegt “Dit kan beter, dit kan slimmer”. Ik durf dingen in twijfel te trekken. Bij het registratiewerk in Museum De Vier Ambachten in Hulst kwam dat van pas, ik kon veel alleen werken. Het is mooi dat je dat ontdekt in jezelf en dat ook echt kunt bewijzen. Helaas is dit soort uitdagende werk er nu niet meer, ik ben dus even gestopt.
28
We denken vaak dat we nu zo slim zijn en dat ze in het verleden zo dom waren. Maar met beperkte mogelijkheden wisten ze vroeger zoveel te doen. Qua slimme gereedschappen, maar ook bijvoorbeeld als je naar kaarten kijkt en het ontwerp van gebouwen. Ik ben trots op het feit dat ik meer kon bieden dan mensen vooraf hadden ingeschat. Ook een beetje een lange neus naar mensen die je minderwaardig achten. Het was fijn om eigen baas te zijn. Ik werkte veel vanuit huis. Mooi was ook dat je alles in handen krijgt, ook wat het museumpubliek normaal niet ziet. En met het registratieproject kwamen uit alle hoeken en gaten objecten tevoorschijn. Zo vonden we laatst weer een geweer achter een verwarming. Er zijn zoveel voorwerpen, zoveel verhalen in Zeeland. En je kunt er maar een paar tentoonstellen. Ongelooflijk wat er nog is van vroeger en wat we daar nu nog van kunnen leren.
29
30
10| Duidelijke keuzes voor de Collectie Zeeland Sylvia van Dam Merrett is als onbezoldigd conservator en hoofd educatie verbonden aan Museum De Schotse Huizen in Veere en zet zich in voor de Walcherse streekdrachten. Daarnaast is ze secretaris van de Vereniging van Zeeuwse Musea. Wat mij betreft is het mooiste van Erfgoed Inzichtelijk dat iedereen tegelijkertijd bezig was om de collectie te ontsluiten. Plotseling kwam er zoveel meer informatie bij over de museumobjecten: informatie in de oude kaartenbakken was meestal erg summier. Er waren ook nooit deelcollecties vastgesteld, het overzicht ontbrak. Er kwamen nieuwe musea bij, met nieuwe profielen. Omdat iedereen tegelijkertijd met kwaliteitsverbetering bezig was, grepen de dingen soms geweldig in elkaar. In het geval van Museum De Schotse Huizen was het digitaliseringsproces heel belangrijk voor de collectiemobiliteit. Bij ons draaide dit uit op het afstoten van bepaalde deelcollecties. Dit kun je alleen maar doen als je weet welk verhaal je wilt vertellen en welke voorwerpen je daar voor nodig hebt. Zo kwam er een grote porseleincollectie in ons depot terecht, omdat we slechts enkele stukken nodig hadden in de Schotse Kamer om de handel en de luxegoederen uit te beelden. Voor ons profiel hadden we die grote collectie niet nodig, dus die is teruggegaan naar de eigenaar. Ook de profielen van andere musea werden beter zichtbaar. Er werden keuzes gemaakt en die hadden dan ook weer gevolgen voor ons. Want je bent geen eenling, je vertelt ook samen het Zeeuwse verhaal. Zo maakte het Zeeuws Museum de keuze om streekdrachten niet meer als zodanig te presenteren, maar meer de kant van de ‘streekmode’ op te gaan. Daardoor hebben wij ons beleid ten opzichte van het textiel veranderd. Want er is absoluut behoefte bij het publiek om de Walcherse drachten te zien. Museum Het Bolwerk in IJzendijke maakte een heel duidelijke keuze voor de Staats-Spaanse Linies, daar is een deelcollectie wapens van ons naar toe gegaan. En de Historische Scheepswerf C.A. Meerman was erg blij met stukken uit onze visserijcollectie. Profilering bleek een goed instrument om anders naar je museum te kijken: dit hoort bij je, dit niet. En hoe mooi die voorwerpen ook zijn, als ze je verhaal niet versterken moet je keuzes maken. Zoals: wat zou de beste plek voor dit voorwerp zijn? Qua verhaallijn, maar ook qua bewaaromstandigheden. Denk niet “Ik houd deze collectie toch maar bij me, hoewel het eigenlijk niet past, want het trekt bezoekers”. Het gaat ook om het hele Zeeuwse plaatje. Onderzoek van je collectie kan ook bijzondere dingen aan het licht brengen, in ons geval het zevental zeldzame beelden uit de vroege zestiende eeuw van de eerste edelen van Zeeland, van het Huis van Borsele. Ze zijn vervaardigd door de Mechelse beeldhouwer Michiel Ywijsz, van wie bijna niets meer bewaard is gebleven. En sowieso zijn er in Nederland nauwelijks nog beelden uit die tijd. In 2005 zijn onze beelden onderzocht en helaas bleek de toestand zorgwekkend. Conservering of restauratie is noodzakelijk. Het zou geweldig zijn om de originele polychrome kleuren te herstellen. Het belang van de beelden kwam aan het licht toen de vloeren gerestaureerd moesten worden en de beelden niet weg konden. De reddingsactie bracht een onderzoek voort en de beelden blijken zo uniek dat eigenlijk ons hele profiel omgegooid zou moeten worden. Maar dan stuit je weer op de zeer beperkte financiële middelen, waar alle musea helaas mee om moeten gaan. Onderzoek van alle nieuwe data die via Erfgoed Inzichtelijk zijn ontstaan, zou zoveel nieuwe inzichten over de Collectie Zeeland kunnen brengen. Hopelijk een agendapunt voor de toekomst.
31
32
11| Het museum van de twee snelheden Arnoud Odding is directeur van adviesbureau o dubbel d en schrijver van ‘Het disruptieve museum’, over het bestaansrecht van musea in onze netwerksamenleving. Musea zijn in verwarring. Ze worden beschuldigd van elitair gedrag en stoffige, linkse hobbies. Ze rennen achter de razendsnelle ICT-ontwikkelingen aan en twijfelen over hun rol in de samenleving. Want die is radicaal veranderd. We leven in een netwerksamenleving en dat is voor musea een grote kans om zichzelf te herontdekken. Wat musea van oudsher deden, stoelde op hun kennisvoorsprong. Expert zijn, autoriteit binnen een vakgebied, een onomstreden rol. In onze informatiesamenleving worden dit soort hiërarchische en historische verbanden niet meer klakkeloos aangenomen. We leven met enorme keuzemogelijkheden, op elk gebied. En waarvoor kiezen mensen: datgene wat toegevoegde waarde voor ze heeft, wat relevant voor ze is. Een museum kan nog zo hard roepen dat het belangrijk en onmisbaar is, maar dit moet wel gedragen worden door de samenleving. In het verleden kon je kennis claimen, dat is nu verdwenen. Musea moeten zich echter niet gek laten maken door de waan van de dag. Ze moeten in een nieuwe rol groeien: van een instituut dat kennis overdraagt naar een instelling die betekenissen genereert. Ik zie een museum met twee verschillende gezichten: het museum van de traagheid en het museum van de snelheid. Een overlevingsstrategie voor onze gecompliceerde tijd: het museum van twee snelheden. Allereerst is er het museum van de traagheid. Dat is een instituut dat denkt vanuit de collectie en werkt aan het bewaren en verdiepen van informatie. De collectie slibt aan, er komen steeds nieuwe lagen bij. Internet is daarbij een fantastisch medium om je collectie inhoudelijk toegankelijk te maken: een schilderij wordt gekoppeld aan de museumdatabase, en ook aan alle museumdatabases van de wereld. Het museum van de snelheid speelt in op actuele zaken. Bedenkt programma’s, maakt een tentoonstelling, mede op basis van nieuwsfeiten. Gaat op zoek naar de rafelranden van kunst, cultuur en wetenschap. Een museum dat met bruiklenen een tentoonstelling maakt en allerlei activiteiten ontwikkelt, gericht op het hier en nu. Speeltuin, laboratorium. Het museum van de eenentwintigste eeuw is het museum van de twee snelheden. Door de hang naar de eeuwigheid te verbinden met de vluchtigheid van vandaag. Een museum dat midden in de wereld staat en zowel functioneert als geheugen van de samenleving maar ook als vrijplaats, laboratorium. Een ontmoetingsplek waar mensen de vrijheid wordt gegeven zelf betekenissen te genereren. Het lijkt wel alsof musea denken dat ze voor een van beide strategieën moeten kiezen. Het grootste misverstand van dit moment. Want je kunt beide zijn: zowel lichtvoetig als het geheugen van de samenleving. De essentie van het museum is dat het de schakel vormt tussen heden, verleden en toekomst, met de collectie als hart. Als je alleen maar bovenop het heden gaat zitten, vergeet je wat geweest is en sluit je mogelijkheden voor de toekomst af. Het museum van twee snelheden gaat weloverwogen om met de vaste collectie, bewaart voor de generatie hierna, maar maakt wel tentoonstellingen met steeds een andere invalshoek. Met de strategie van de traagheid als basis voor snelle initiatieven die je ontwikkelt voor het hier en nu. Belangrijk is dat musea zich realiseren hoe de netwerksamenleving met informatie omgaat. Het gaat namelijk steeds minder om het ordenen van informatie, en steeds meer om de mogelijkheid tot vinden en gevonden worden. Ordenen is de oude hiërarchische manier van museaal denken. In deze tijd willen mensen zelf zoeken en vinden, om tot eigen inzichten en denkbeelden te komen. De informatietechnologie brengt het oude museale, encyclopedische ideaal heel dichtbij. Het museum heeft daarbij de taak zijn bronnen zo toegankelijk mogelijk te maken. En open te zijn met het beschikbaar stellen van die informatie. 33
Musea zien elkaar soms als concurrenten, maar de werkelijke concurrentie komt meer van pretparken en winkelcentra. Musea kunnen elkaar helpen door verregaande samenwerking, bijvoorbeeld met het uitlenen en delen van collecties. Dat levert vele nieuwe en waardevolle discussies op: wat willen we bewaren, wie doet wat, hoe kunnen we samenwerken? Hoe meer open, hoe meer inspiratie. Dat mensen niet meer naar je museum zouden komen omdat objecten toch al zichtbaar zijn is onzin, het gaat om het verhaal en de context waarin een object gepresenteerd wordt. Van 2004 tot 2011 was ik directeur van het Nationaal Glasmuseum in Leerdam. Ik wandelde er elke dag langs het open depot en leerde zo in korte tijd de collectie heel goed kennen. Dat leverde continu inspiratie op voor nieuwe tentoonstellingen. We nodigden industriële ontwerpers uit en zetten hen tegenover traditionele glaskunstenaars, in een werkplaats waar het publiek kon toekijken. Aan de ene kant zochten we naar het experiment, maar aan de andere kant waren we ook continu op zoek naar de vaste waarden. Zo bleef het museum gesteund door de natuurlijke achterban, maar kon ik ook met extreme kunstuitingen komen. Musea ontwikkelen geleidelijk gevoel voor hoe de samenleving verandert, wat mensen van hen verwachten en waarom, en hoe je daar op in kunt spelen. Dit heeft te maken met je publiek serieus nemen, realiseren dat de netwerksamenleving veel horizontaler is, veel minder gestoeld op autoriteit. Die wordt steeds opnieuw veroverd. Het publiek praat niet alleen terug, maar geeft ook een oordeel over je. Je kunt je er niet meer voor afsluiten, de samenleving is transparanter, opener, mondiger en connected. Werken met vrijwilligers aan het ontsluiten van de collectie was in het Nationaal Glasmuseum een enorme stimulans voor het draagvlak van het museum. We hadden vele vrijwilligers die het fantastisch vonden om met de collectie te werken en de database aan te vullen. Plots hadden we zo’n twintig conservatoren, allemaal gespecialiseerd op een specifiek vakgebied. We hadden zelfs vrijwilligers die wetenschappelijke artikelen schreven: museumwerk is zo veel meer dan alleen achter de balie zitten, maar die boodschap moet je wel actief uitdragen. En wees niet bang voor fouten. Onze database werd en wordt continu aangepast. Maar in de kaartenbak van vroeger zaten ook fouten. Zelfs meer dan nu met de database: nu kijk je gezamenlijk of je de informatie kunt toetsen, aanpassen, aanvullen. Vroeger publiceerde je een boek en dan was het af, stond het zwart op wit, niets aan te veranderen. Maar nu kun je alles voortdurend veranderen, collectie-informatie is dynamisch. Als je maar zorgt voor bronvermelding, maar hou het open. Wat ik de musea wil meegeven: weet voor wie je wat maakt en kies je instrumenten met zorg. Nieuwe media hoeven niet altijd snel en voorbijgaand te zijn, museale databases horen bijvoorbeeld juist bij het karakter van de traagheid. Acties met snelheid zijn dan juist weer een lezing voor tien man of een workshop voor een select gezelschap. Vraag jezelf af: werken we voor vandaag of juist voor het verleden en voor morgen? Meestal wordt collectie-informatie omgezet in een tentoonstelling of een boek. Maar is dat wel nodig? Het hoeft niet steeds voor iedereen. Kies je publiek, kies je doelgroep. En selecteer daar een instrument bij, op basis van wat de meest effectieve en efficiënte vorm van communiceren is. In plaats van een dik en duur koffietafelboek kun je een specifiek onderwerp mooi belichten als digitaal boek. Liefhebbers kunnen er heerlijk doorheen bladeren, je hoeft geen bomen om te hakken en dure stapels boeken te produceren. Het is een nieuwe manier van denken, veel vrijer en sneller en dicht bij je publiek. Ontsluiting van je collectie is de sleutel tot prachtige nieuwe initiatieven en samenwerking. Voor netwerkverbanden, al dan niet digitaal. Het is als een archief dat op een steeds rijkere manier ontsloten en toegankelijk wordt gemaakt. Dit kunnen we alleen als museumsector zelf bevechten en uitbouwen, want de opbrengst is meestal niet meteen meetbaar. De waan van de dag richt zich toch op bezoekersaantallen, directe winst. Dan gaan musea radicale beslissingen maken zoals het verkopen van stukken uit de collectie. Maar dan snijd je het hart uit het lichaam en is na één of twee experiences de koek helaas op.
34
35
12| Herontdekking van ons verleden Jean-Marie van Isacker is consultant/taxateur voor kunst & antiek en was in het verleden werkzaam bij onder andere Sotheby’s en Christie’s. Hij werkte afgelopen jaren als projectmedewerker voor Erfgoed Inzichtelijk bij verschillende Zeeuwse musea. Ik was gevraagd om de schilderijencollectie te registeren in het museumdepot in Aardenburg, waar delen van de gemeentelijke collectie van Sluis opgeslagen liggen en de inventaris van de stijlkamer in Cadzand. In een hoek van de zaal stonden wat kleinere meubels, enkele stoelen en tafels. Ik zag meteen dat een lage ronde armstoel heel bijzonder was. Dit werd aanvankelijk weggewuifd, al zat er wel een plaquette op de stoel: hij was gebruikt tijdens een bezoek van stadhouderprins Willem V van Oranje-Nassau aan Aardenburg. “Om te dejeuneren”, staat op het gegraveerde zilveren plaatje op de rugleuning. Het zitmeubel was gedateerd naar aanleiding van dat prinselijk bezoek aan Zeeland op 3 augustus 1785. Maar ik wist dat dit geen achttiende-eeuwse stoel was. De stoel bleek meer dan een eeuw ouder. Het was een zogenaamde burgemeestersstoel of koningsstoel uit Batavia, uit de VOC-tijd. Een koloniaal meubel, gemaakt rond het jaar 1650, dus meer dan 350 jaar oud. De stoel in Aardenburg bezit karakteristieke elementen uit de Renaissance. De stoel heeft een heel bijzondere vorm, met een rond zitvlak en een lage ronde rugleuning. In plaats van 4 poten zijn het er 6, met elkaar verbonden door een soort stervormig tussenstuk van spaken. Ontzettend sterk qua vorm en constructie. Gemaakt van een tropische houtsoort, misschien satijnhout. Met rotan vlechtwerk als zitting en ter decoratie in de rugleuning; die nog het oorspronkelijke vlechtwerk uit de VOC-tijd heeft.
Het ronde model van de burgemeestersstoel was in Europa niet bekend, in China tijdens de Ming-dynastie werden wel zeshoekige stoelen gemaakt. Het is dus een souvenir uit ons koloniaal verleden, een uitdrukking van macht en status. Het inlandse hout was keihard, er kwam dus veel vakmanschap aan te pas om deze stoel te maken. Ze werden meestal gemaakt door Chinese vaklieden, in Batavia en soms ook in Ceylon. Zo’n burgemeestersstoel is zeldzaam en kostbaar, ze waren slechts voorbehouden aan de hoogstgeplaatsten in de koloniale samenleving, zoals gouverneurs. 36
Ik kon de stoel dus veel eerder dateren, zeg maar naar de tijd van de Nachtwacht van Rembrandt. Het heeft de tand des tijds prima doorstaan. Ergens tussen 1650 en 1785 is het via een retourreis in Zeeuws-Vlaanderen terechtgekomen en werd daarna de hele tijd door de griffier van Aardenburg gebruikt, maar ook ingezet als zetel voor Willem V tijdens zijn bezoek. De stoel moet altijd een hoog aanzien hebben gehad, de Aardenburgers hebben de stadhouderprins juist deze stoel gegeven om op comfortabele manier te dejeuneren met hoogwaardigheidsbekleders. Zelf heb ik de stoel ook goed benut in de tijd dat ik daar werkzaam was. Met laptop en aantekeningenboekje op schoot. Ik zat daar werkelijk koninklijk, heel comfortabel: de rugleuning is laag en perfect gekromd, je armen kun je laten rusten op de armleuningen rondom de zitting. Ergonomisch helemaal verantwoord. Het was een aangename verrassing tijdens het project, je verwacht zoiets niet als je komt om schilderijen te bekijken. Het was niet zozeer een ontdekking van een bijzondere stoel maar meer een herontdekking. Het belang van de stoel was bekend, maar niet de datering en het VOC-verleden. Die burgemeestersstoel heeft zoveel overleefd in 350 jaar tijd: het tropisch klimaat, de bezetting, woelige reizen overzee. De stoel werd steeds maar weer bewaard door vele generaties en nu is het de vraag: komt hij ooit nog het depot uit? Naar mijn mening verdient deze stoel het om tentoongesteld te worden. Iedereen kan dit toch waarderen: het vakmanschap, de historische betekenis. De stoel staat voor heel veel symbool: de geschiedenis van de VOC, ons maritieme verleden, alle kruisbestuivingen in stijl die de stoel in zich bergt. Dit bewijst ook het belang van een project als Erfgoed Inzichtelijk: eindelijk is bijna alles wat de Zeeuwse musea bezitten in kaart gebracht, dus ook de collecties in de depots. Als je als museum of gemeente niet weet wat je hebt, kun je ook niet de juiste beslissingen nemen. Een belangrijke caveat: zorgvuldig omgaan met je erfgoed. Het zou dan ook mooi zijn als de plaquette van de stoel gerestaureerd zou worden, onderaan ontbreekt helaas een stuk zilver. En wie weet worden er nog meer ontdekkingen gedaan nu zoveel nieuwe data beschikbaar zijn. Het zou mooi zijn om verschillende experts een rondje te laten doen door de depots en de databases; er komen vast nog meer verborgen schatten tevoorschijn.
37
Kinderpot in Sluis. 38
13| Verhalen bij verborgen collecties op zolders en in kelders Marloes Matthijssen is als projectmedewerker vanaf het begin betrokken geweest bij Erfgoed Inzichtelijk. Tegenwoordig heeft zij een eigen tekst- en adviesbureau voor de culturele sector en hield voor dit boekje alle interviews. Erfgoed Inzichtelijk was voor mij een geweldige kennismaking met de Zeeuwse musea en de vele boeiende collectiestukken die zij beheren. Met een oude bestelwagen van de SCEZ reed ik door de hele provincie om musea te helpen met registreren en fotograferen. Achterin de auto lagen aanvankelijk jute zakken, spades en stukken touw van de archeologen van de SCEZ, zodat ik me een klein beetje een rondreizende seriemoordenaar voelde. Maar al snel werd dit materiaal vervangen door laptops en complete fotostudio’s. Mijn eerste kennismaking met de passie van vrijwilligers was in de oude depotvoorziening van de SCEZ aan het Armeniaans Schuitvlot in Middelburg. Hier liet een archeologievrijwilliger zien met hoeveel liefde en geduld zij potten uit de steentijd assembleren vanuit bakken vol met scherven. Ik reed met de oude bestelwagen van Oostburg tot Bruinisse en ontmoette overal gedreven museummedewerkers. Samen begonnen we elke keer weer vol goede moed aan een waar monnikenwerk: het registeren en fotograferen van elk museumobject in de collectie. Niet alleen wat in de vitrines lag, maar ook verborgen collecties op zolders en in kelders. Het fascinerende van het project was dat je de geschiedenis plots echt in je handen hebt. In het OosterscheldeMuseum in Yerseke bleek een doos met potscherven ook wat lichtgewicht stukjes te bevatten. Geen aardewerk, maar fragmenten schedeldak van een oud-inwoner van het verdronken Reimerswaal. Zoiets maak je niet iedere dag mee. En de locaties waar het daadwerkelijke registeren plaatsvond waren elke keer weer bijzonder: boven de vismijn in Breskens of in het kantoor van COVRA in Vlissingen-Oost, waar ik even meehielp met het sorteren van nazimedailles voor productief barende moeders uit de collectie van het Bevrijdingsmuseum Zeeland. In het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk zat ik plotseling in een dijkwerkershuisje te registeren, waar mijn coregistrator en ik museumbezoekers lieten schrikken door plotseling in en uit de tentoonstelling te wandelen, als levende museumstukken. In Brouwershaven zaten we in de kluis van het oude gemeentehuis schoolkaarten en schoolboekjes te beschrijven, zeer veilig achter een deur van een halve meter dik. En in Arnemuiden in het ‘Uusje van Eine’ zat ik midden tussen de poppen in streekdracht. Veel registratiewerk was ‘inkloppen’, zoals het overzetten van systeemkaarten. En in elk museum stuitte ik op hetzelfde oranje pannetje van emaille; dat moet gezegd. Maar regelmatig had ik een museumvoorwerp in handen dat me echt raakte. Zoals de kinderpot in Sluis: een rode aardewerken pot met daarin het skelet van een baby, het hoofdje nog net zichtbaar boven een laag met aarde. Ongedoopten mochten niet op het kerkhof liggen, maar deze ouders hebben hun kind toch zo dicht mogelijk bij de gewijde grond begraven, in een simpele pot aan de rand van het kerkhof. Indrukwekkend. Objecten uit het dagelijkse leven deden me het meest, niet het goud en zilver en de prachtige kasten en serviezen. Merklappen geborduurd door hoopvolle jonge meisjes. Het gouden oorbelletje van een visser, die zowel pronkstuk als uitvaartverzekering was. De trui in een specifiek patroon, per dorp uniek. Een wiegje met een touw, zodat je vanuit de bedstee de baby kon wiegen. En een lapje dat gedrenkt in jenever als slaapmutsje diende voor diezelfde baby. En honderden vernuftige objecten: een houten schooltas in Terneuzen, een betonnen roeiboot in Sas van Gent. Erfgoed Inzichtelijk is nu wel ten einde, maar de gigantische rijkdom aan informatie die boven water is gekomen voelt veel meer als een nieuw begin. Als het registeren op zich al zoveel verhalen oplevert, stel je dan eens voor wat er over de objecten dan allemaal nog te vertellen is! 39
40
14| Collectieregistratie in de komende jaren Als afsluiting van deze terugblik op Erfgoed Inzichtelijk nog een kort overzicht van nieuwe uitdagingen voor de Zeeuwse musea in de komende jaren en daarbij behorende aanbevelingen. Registratie binnen een context Om zoveel mogelijk vooruitgang te boeken is de afgelopen jaren voornamelijk gewerkt aan basisregistratie. De museumvoorwerpen zijn op basis van een aantal standaardgegevens in kaart gebracht. Waar mogelijk kunnen deze standaardgegevens in de komende jaren nog worden verbeterd en aangevuld met waardevolle verhalen, die zonder meer voor de presentatie op internet van belang zijn. DEN noemt dit registratie binnen een context. Ook de kwaliteit van de afbeeldingen en beschrijvingen kan bij enkele musea nog op een hoger plan worden gebracht. De gemeenschappelijke laptops en mobiele fotostudio’s die voor dit project zijn aangeschaft blijven beschikbaar voor de musea om door te gaan op de ingeslagen weg. Door komende jaren te werken aan registratie binnen een context en daarbij te werken volgens internationale standaarden, verbreden de musea hun horizon enorm (zie ook het verhaal van Marco de Niet / DEN op pagina 15). Koppeling aan DiMCoN (Digitale Museale Collectie Nederland) en Europeana (Local) zijn dan logische vervolgstappen. Het is van groot belang dat Zeeuwse musea hierin zoveel mogelijk gelijk optrekken en kennis en ervaringen uitwisselen. Daarnaast zal ook verder worden gewerkt aan de ontsluiting van de museale Collectie Zeeland op geschiedeniszeeland.nl (zie ook hierna bij het Digitaal Zeelandmuseum). De wijze waarop de gegevens voor dit webportaal worden aangeleverd (op dit moment nog via handmatige XML-exports op cd-rom of dvd), zal in de nabije toekomst veranderen. De data kunnen dan door de musea zelf rechtstreeks naar een eigen digitaal platform (achter geschiedeniszeeland.nl) worden geüpload. Het is dan mogelijk om op gezette tijden data automatisch door te sturen, zodat de gegevens altijd up-to-date zijn. Musea hebben zodoende meer controle en kunnen zelf bepalen welke records en welke velden op geschiedeniszeeland.nl getoond worden. Dat nieuwe digitale platform biedt musea ook de mogelijkheid om op een simpele manier de collectie op de eigen website te tonen. Duurzaamheid in collectiebeheer Met de registratie van hun collecties zorgen de Zeeuwse musea voor een digitale ontsluiting voor toekomstige generaties. Regelmatig back-ups van de registratiegegevens maken is hierbij van groot belang. Daarnaast is een goed inzicht verkregen in de kwaliteit, de veiligheid en de bewaaromstandigheden van de collecties. Goede afbeeldingen van museumvoorwerpen komen nu van pas bij calamiteiten, en als er achteruitgang van collectiestukken optreedt. Tijdens de uitvoering van Erfgoed Inzichtelijk zijn door de adviseurs en projectmedewerkers van de SCEZ op locatie aanbevelingen gedaan voor de veiligheid en bewaaromstandigheden, specifiek gericht op het type collectie en de mogelijkheden in het betreffende museum. Er wordt gestreefd naar duurzaamheid van de collecties. Voor musea in Zeeland bestaat nog steeds het aanbod van de centrale depotvoorziening bij de COVRA. Daarnaast is in 2011 de Collectiewacht Zeeland van start gegaan, een service aan musea die te vergelijken is met de Monumentenwacht. Hiermee wordt de behoudsbehoefte van collecties in kaart gebracht, conserveringsachterstanden weggewerkt, kennis over de collectie verbeterd en verdiept en veiligheid voor de collectie bevorderd. Dit gebeurt op locatie, in samenwerking tussen materiaaldeskundigen en museummedewerkers. In de nabije toekomst zullen de bewaaromstandigheden dus zeker punt van aandacht blijven.
41
Collectiemobiliteit en Digitaal Zeelandmuseum Nu de musea in Zeeland inzicht hebben in elkaars collectie, kan ook gericht worden gekeken naar uitwisseling van deelcollecties of individuele voorwerpen. Zijn er elders aanvullingen om het eigen verhaal completer te maken, of passen bepaalde voorwerpen uit de eigen collectie beter bij het profiel van een ander museum (zie ook het verhaal van Sylvia van Dam Merret / Museum De Schotse Huizen op pagina 31). Het eigendom van de voorwerpen / deelcollecties hoeft er niet eens om te veranderen. Binnen de Collectie Zeeland kan het als bruikleen van het ene naar het andere museum overgaan. Veel musea in Zeeland zijn immers nog te weinig onderscheidend van elkaar. Ze zijn lokaal gestart als historisch museum en verzamelden veelal dezelfde soort huisraad, streekdrachten, speelgoed en gereedschappen. De collectiestukken hebben meestal wel relatie met de directe omgeving, maar in breder (Zeeuws) perspectief gezien zijn de thema’s veelal hetzelfde. Door Erfgoed Inzichtelijk komt er meer inzicht in de overlappingen binnen de Collectie Zeeland, maar ook in de ontbrekende thema’s. Dat kan aanleiding geven tot bijstelling van het verzamelbeleid per museum: 1. tot het afstoten van voorwerpen, die elders in Zeeland ook deel uitmaken van een collectie, maar van betere kwaliteit zijn; 2. tot het gericht op zoek gaan naar voorwerpen / collecties die het eigen verhaal van het museum en daarmee de Collectie Zeeland nog kunnen versterken. Gezamenlijk komen musea voor de vraag te staan wat zij komende jaren (fysiek) willen blijven bewaren en wat de rol en betekenis van die voorwerpen / collecties zal zijn voor hun publiek (zie ook het verhaal van Arnoud Odding op pagina 33). Nu een groot deel van die voorwerpen geregistreerd en daarmee traceerbaar is, maakt het overigens voor de museumobjecten in depot niet zo veel uit waar die zich bevinden. Verdergaande samenwerking van de Zeeuwse musea op dit gebied kan zich manifesteren in het inrichten van een Digitaal Zeelandmuseum. Hierin zouden niet alleen de topstukken getoond kunnen worden, maar juist ook geprofileerde collecties, waarvan de voorwerpen zich op verschillende plekken in Zeeland bevinden. Het denken en werken vanuit een gemeenschappelijke Collectie Zeeland, de eigen collecties meer profileren en hierop het verzamelbeleid aanpassen geeft de musea in de komende jaren meer bestaansrecht. Zij sluiten daarmee goed aan bij de ontwikkeling van een Culturele Biografie van Zeeland. In het project Zeeuwse Ankers wordt hieraan vorm en inhoud gegeven. Zeeuwse Ankers Zeeland kent vele gezichten, waarvan de meeste zich afspelen op de grens van zee en land. Inwoners en toeristen van Zeeland roemen de zon en het strand, de rust en de ruimte, de culturele evenementen en culinaire specialiteiten, het erfgoed en het landschap. Voor bedrijven zijn de havens en de verschillende kanalen aantrekkelijk. Zee en land bepalen al eeuwenlang hoe mensen hier wonen, waarom bedrijven zich er vestigen en waarom toeristen er graag verblijven. Zeeland kent ook vele verhalen. Verhalen bij landschappen, verhalen bij monumenten, verhalen bij voorwerpen in musea, verhalen over de mensen. In het project Zeeuwse Ankers kunnen inwoners en toeristen kennismaken met de vele gezichten van Zeeland en luisteren naar de vele verhalen uit Zeeland. Er valt veel te ontdekken over het verleden van deze voormalige archipel, over wat er nu allemaal gebeurt en over de plannen voor de toekomst. Het project start in 2013 (www.zeeuwseankers.nl). In Zeeuwse Ankers zullen erfgoedorganisaties en culturele organisaties gaan samenwerken aan kennisoverdracht, cultuurparticipatie, cultuurtoerisme, sociale cohesie en behoud door ontwikkeling. Het project wordt ontwikkeld op verzoek van de Provincie Zeeland. Erfgoed wordt nadrukkelijk in de omgeving geplaatst, met landschappen, monumenten en musea als betekenisvolle ankerplaatsen. Deze zijn te bezoeken en er zullen activiteiten plaatsvinden, onder andere om belangrijke tradities in ere te houden. Informatie zal worden verstrekt via publicaties, radio en televisie en nieuwe media. Zo zoeken we gezamenlijk een toekomst voor ons verleden. 42
43
“De meesjes van De Meestoof ” (zie pagina12). 44
45
Dankwoord Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland bedankt alle deelnemende musea, de vaste en vele tientallen vrijwillige museummedewerkers en de negen projectmedewerkers voor hun inzet bij het ontsluiten van de Collectie Zeeland. Het was een project voor de Zeeuwse musea, maar zeker ook van de Zeeuwse musea. En niet in de laatste plaats dank aan de Provincie Zeeland voor het financieel mogelijk maken van dit project en daarmee de stimulans aan de musea hun erfgoed voor een breed publiek te ontsluiten.
Colofon Redactie/interviews/tekst Marloes Matthijssen en Janneke de Wit Eindredactie Saskia Buitenkamp en Leo Adriaanse Fotoverantwoording Stadhuismuseum Zierikzee p.3, 4, 47 | Marie Tak van Poortvliet Museum p.6 Streekmuseum De Meestoof p.13, 44-45 | Zeeuws Museum - Anda van Riet p.14, 29, 32 Stadhuismuseum De Vierschaar p.19 | Historisch Museum De Bevelanden p.21, 40 Streekmuseum Het Land van Axel p.22-23, Oneindig Noord-Holland p.24-27 Museum De Schotse Huizen p.30, Mechteld Jansen p.38 | SCEZ overig Vormgeving decreet / Ramon de Nennie
© Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, Middelburg, 2012 Dit verslagboek van Erfgoed Inzichtelijk werd mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van de Provincie Zeeland.
www.scez.nl
46
Erfgoed Inzichtelijk
www.geschiedeniszeeland.nl