Burgemeester en wethouders van de gemeente Marum; gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet; gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) gemeente Marum; gehoord de Commissie voor Georganiseerd overleg; besluiten vast te stellen de navolgende: BEZOLDIGINGSREGELING GEMEENTE MARUM 2015 Hoofdstuk I Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder: a ambtenaar: 1 de ambtenaar, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a, van de CAR/UWO gemeente Marum; 2 de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de CAR/UWO gemeente Marum; b bezoldiging: de bezoldiging, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onderdeel c, van de CAR/UWO c salaris: het salaris als bedoeld in artikel 3:1; tweede lid onder b van de CAR/UWO gemeente Marum; d uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO gemeente Marum; e schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR/UWO gemeente Marum; f regel: elk van de in hoogte opklimmende bedragen binnen een schaal; g maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal; h conversie: de vertaling van de gevonden rangorde na functiewaardering naar salarisschalen; i betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de CAR/UWO gemeente Marum; j volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k van de CAR/UWO gemeente Marum; k onvolledige betrekking: de betrekking waarbij de formele arbeidsduur per week minder dan 36 uren bedraagt; l overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder 1 van de CAR/UWO gemeente Marum. Artikel 2 Bijlagen 1. Het salaris van de ambtenaar wiens salaris niet bij of krachtens wet geregeld is, wordt vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage A. 2. Voor het toekennen van de toelage als bedoeld in artikel 19 wordt gebruik gemaakt van de functieinventarislijst, welke als bijlage B aan deze regeling is toegevoegd. Hoofdstuk II Salaris
Artikel 3 Recht op salaris 1. Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat.
2. Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag in gaat. Artikel 4 Gebroken tijdvakken Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand. Artikel 5 Onvolledige betrekking Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking. Artikel 6 Functiewaardering 1. Inschaling in de voor de ambtenaar geldende salarisschaal vindt plaats met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van een vastgestelde conversietabel. 2. Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren procedure, gehoord de commissie voor georganiseerd overleg. 3. De in het vorige lid genoemde nadere regels voorzien in de instelling van een commissie voor de waardering van functies. 4. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in artikel 16:1:2 van de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor de ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Artikel 7 Inschaling op niveau 12 of hoger De ambtenaren, die bezoldigd worden naar de functionele rang 12 of hoger, komen niet in aanmerking voor bevordering naar de uitlooprang. Artikel 8 Aanloop-, functionele en uitlooprang 1. Aan de functie kunnen ten hoogste drie salarisschalen worden verbonden, te weten: a de aanloopschaal b de functionele schaal c de uitloopschaal 2. De aanloopschaal is bestemd voor de ambtenaar die, voor wat de functie betreft, niet voldoet aan de functie-eisen en/of beschikt over onvoldoende ervaring om de functie naar behoren en volledig te vervullen. 3. De functionele schaal is bedoeld voor de ambtenaar, van wie verwacht mag worden dat hij de functie naar behoren en volledig kan vervullen, conform de eisen die daarna zijn gesteld. 4. De uitloopschaal is bestemd voor de ambtenaar in dienst getreden voor 1 januari 2006, van wie verwacht mag worden dat hij de functie in alle opzichten op een normaal goede en ervaren wijze kan vervullen en daarnaast de hierna vermelde leeftijd heeft bereikt en tevens het daarbij vermelde aantal jaren volgens het maximumsalaris van de functionele schaal, bezoldigd is: - leeftijd 41 jaar 6 jaar maximum - leeftijd 42 jaar 5 jaar maximum - leeftijd 43 jaar 4 jaar maximum - leeftijd 44 jaar 3 jaar maximum
- leeftijd 45 jaar - leeftijd 46 jaar en ouder
2 jaar maximum 1 jaar maximum
Artikel 9 Het toekennen van een periodieke salarisverhoging 1. Bij aanstelling wordt in beginsel de laagste regel toegekend van de aan de functie verbonden schaal; hiervan kan om redenen van opleiding en ervaring worden afgeweken. 2. Aan de ambtenaar die naar behoren functioneert, wordt per 1 januari van elk jaar binnen de voor hem geldende schaal een periodieke verhoging toegekend, tot het moment waarop het maximum is bereikt. 3. Een verhindering wegens ziekte zal niet van invloed zijn op het tijdstip van toekenning van de periodieke salarisverhoging. 4. Aan de ambtenaar die het maximumsalaris als bedoeld in het tweede lid nog niet heeft bereikt, kan op grond van buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en ijver één extra regel worden toegekend tot een in die schaal genoemd bedrag. 5. Bij toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge lid 2 een salarisverhoging zou moeten worden toegekend onverlet, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen. Artikel 10 Het achterwege laten van een periodieke salarisverhoging 1. Bij onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of ijver van de ambtenaar kunnen burgemeester en wethouders besluiten de periodieke salarisverhoging als bedoeld in artikel 9, lid 2, achterwege te laten. 2. Het in het eerste lid bedoelde besluit wordt de ambtenaar, uiterlijk 1 december van elk jaar, schriftelijk meegedeeld. 3. Zolang ten aanzien van de ambtenaar het eerste lid toepassing vindt, wordt jaarlijks opnieuw bezien in hoeverre er aanleiding bestaat deze toepassing te bestendigen. 4. Nadien kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend. Artikel 11 Bevordering 1. Bevordering van de aanloopschaal naar de functionele schaal is mogelijk zonder dat het maximumsalaris van de aanloopschaal is bereikt. 2. Bevordering van de functionele schaal naar de uitloopschaal vindt plaats, wanneer is voldaan aan de voorwaarden, als genoemd in artikel 8, lid 4, op 1 januari van het jaar waarin de vereiste leeftijd wordt bereikt. 3. De maximaal bereikbare schaal waarnaar bevordering kan plaatsvinden is schaal 12. 4. Bij bevordering naar de functionele schaal of de uitloopschaal wordt een salaris toegekend dat ten minste hoger ligt dan het salaris dat de ambtenaar zou hebben genoten, indien hij niet was bevorderd. Vanwege de bevordering wordt daaraan één extra regel in de nieuwe schaal toegekend. Hoofdstuk III Gratificaties, toelagen en vergoedingen
Artikel 12 Gratificatie bij bijzondere prestatie 1. Indien de ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kunnen burgemeester en wethouders aan hem een gratificatie, als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO toekennen. 2. De hoogte van de gratificatie bedraagt 10% van het maximum van de voor de ambtenaar op het moment van toekenning geldende schaal tot ten hoogste het maximum van schaal 6.
Artikel 13 Persoonlijke toelage na bereiken maximum salarisschaal 1. Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan door burgemeester en wethouders een persoonlijk toelage worden toegekend, als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO, indien hij meerdere jaren uitstekend heeft gefunctioneerd 2. De ihet eerste lid genoemde toelage bedraagt 5% van het maximumsalaris van de voor de ambtenaar op het moment van toekenning geldende schaal tot ten hoogste het maximum van schaal 6. 3. De krachtens het eerste lid toegekende toelage wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer of nog slechts gedeeltelijk aanwezig zijn. Artikel 14 Nadere regels 1. Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met het georganiseerd overleg nadere regels stellen omtrent de toepassing van de artikelen 12 en 13. 2. Bij het beëindigen van de toepassing van het artikel 13 vindt geen afbouwregeling plaats zoals bedoeld in artikel 20. Artikel 15 Overwerkvergoeding 1. Aan de ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor werktijden en die door burgemeester en wethouders is aangewezen om werkzaamheden buiten het dagvenster te verrichten, wordt een buitendagvenstervergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:8 van de CAR/UWO. 2. Aan de ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling voor werktijden en door burgemeester en wethouders is aangewezen om werkzaamheden buiten zijn reguliere werktijden te verrichten, wordt voor het verrichten van overwerk een vergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in de artikelen 3:2 en 3:2:1 van de CAR/UWO. 3. De ambtenaar die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is, heeft geen recht op een buitendagvenster- resp. overwerkvergoeding. Artikel 16 Vergoeding raadsnotulist 1. Aan de ambtenaar belast met het notuleren van de vergaderingen van de gemeenteraad wordt een maandelijkse vergoeding toegekend. 2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding bedraagt 2,6% van het voor de ambtenaar geldende schaalbedrag. Artikel 17 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst 1. Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 van de CAR/UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend. 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de toelage bedoeld in het eerste lid vast. Artikel 18 Toelage onregelmatige dienst 1. Aan de ambtenaar voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3, lid 1, van de CAR/UWO wordt een toelage onregelmatige dienst toegekend. 2. De toelage bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende uurloon en wel: a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;
b. 40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur, alsmede op zaterdag; c. 65% voor de uren op zondag en op de feestdagen. 3. Voor de in het vorige lid onder a. genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur. Artikel 19 Vergoeding bezwarende werkomstandigheden 1. Burgemeester en wethouders kunnen binnen de ambtelijke organisatie functies aanwijzen waar sprake is van bezwarende omstandigheden die bij functiewaardering buiten beschouwing zijn gebleven. Deze functies zijn genoemd in bijlage B behorende bij de regeling. 2. Aan de ambtenaar wiens functie wordt genoemd in bijlage B, wordt een vergoeding toegekend. Artikel 20 Afbouwregeling 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19, een blijvende verlaging ondergaat, wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien: a. die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de bezoldiging en b. de ambtenaar de toelage -als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19- direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. 2. De aflopende toelage wordt gedurende twee jaren uitgekeerd en bedraagt, per zes maanden, respectievelijk 100, 75, 50 en 25 procent van de oorspronkelijke toelage. 3. De termijnen als genoemd in het tweede lid worden verdubbeld indien de ambtenaar langer dan 10 jaren zonder onderbreking de toelage heeft ontvangen. 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste tot en met derde lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage -als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 10- een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelagen -als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19- direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. 5. De in het vierde lid bedoelde blijvende toelage wordt bepaald op 75% van elk van de in de artikelen 17 tot en met 19 bedoelde toelagen. 6. De in het eerste tot en met het derde lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage -als bedoeld in de artikelen 17 tot en met 19- heeft genoten, over in een blijvende toelage. 7. De in het zesde lid bedoelde blijvende toelagen wordt bepaald op het percentage dat de medewerker volgens de hier bedoelde afbouwregeling heeft bereikt op het moment dat hij de leeftijd van 55 jaar bereikt. 8. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden. Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 21 Hardheidsclausule Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, kunnen burgemeester en wethouders aanvullende regels stellen. Artikel 22 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015 en kan worden aangehaald als de Bezoldigingsregeling gemeente Marum 2015. 2. De Bezoldigingsregeling gemeente Marum, zoals vastgesteld op 26 november 2003 en zoals sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken. Marum, 7 oktober 2014 Burgemeester en wethouders van de gemeente Marum, de secretaris, de burgemeester, (J.A. Jellema)
(H. Kosmeijer)
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de Bezoldigingsregeling, voor zover de tekst van de artikelen niet voor zichzelf spreekt. Artikel 1 Het begrip bezoldiging is ontleend aan artikel 3:1 van de CAR: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten en toelagen –niet zijnde onkostenvergoedingen- als omschreven in de Bezoldigingsregeling (…). In deze regeling wordt onder bezoldiging dan ook verstaan het salaris, vermeerderd met de toelagen en vergoedingen, zoals genoemd in de artikelen 13 (persoonlijke toelage), 15 (overwerkvergoeding), 16 (vergoeding raadsnotulist), 17 (toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst), 18 (toelage onregelmatige dienst), 19 (vergoeding bezwarende werkomstandigheden) en 20 (blijvende toelage tijdens afbouw). Artikel 2 lid 2 De in de oude Bezoldigingsregeling opgenomen inventarislijst voor functies met bezwarende werkomstandigheden is overgenomen. In deze lijst is destijds een onderscheid gemaakt tussen functies die voorkomen in de buitendienst van de afdeling Ruimte en Werken (eerste categorie) en de functie van typiste, die ondergebracht is in de tweede categorie. Voor categorie 1 is de hoogte van de vergoeding per jaar bepaald op 30% van het maximumsalaris van schaal 4. Voor categorie 2 is de hoogte bepaald op 10% van hetzelfde maximumsalaris. De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald. Het verschil in hoogte van de vergoeding is ontstaan omdat in de oude Bezoldigingsregeling het nadeel van het schrappen van de rijwieltoelage en de koffietoelage gecompenseerd werd. Dit nadeel gold wel voor de buitendienstmedewerkers maar niet voor de typisten. Artikel 6 Burgemeester en wethouders hebben een Procedureregeling methodische functiewaardering vastgesteld. Naast procedurevoorschriften, bevat deze regeling een conversietabel (bijlage I) en een beschrijving van de gehanteerde methode voor functiewaardering (bijlagen II en III).
Artikel 7 De inschaling van de gemeentesecretaris (schaal 13) vormt de bovengrens van het loongebouw voor ambtenaren van de gemeente Marum. Deze bovengrens ligt één niveau lager dan de bezoldiging van de burgemeester, die op basis van het inwonertal is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit burgemeesters. Hiermee ligt de inschaling van deze functies vast en zullen, zodat ambtenaren, die bezoldigd worden naar de functionele schaal 12, niet in aanmerking komen voor bevordering naar de uitlooprang. Artikel 8 De gemeente Marum kent binnen haar beloningsbeleid een drierangenstelstel. Dat leidt er toe dat aan alle functies (behalve die van gemeentesecretaris) ten hoogste drie schalen zijn toegekend: een aanloopschaal, een functionele schaal en een uitloopschaal. De uitloopschaal is alleen van toepassing voor medewerkers die voor 1 januari 2006 in dienst van de gemeente Marum zijn getreden. Bepaalde functies binnen de buitendienst van de sector Ruimte & Werken kennen geen aanloopschaal. Omdat de gemeente Marum (nog) geen beoordelingssysteem heeft, wordt in dit artikel (en in artikel 11) geregeld het moment waarop de medewerker van de ene naar de andere schaal doorstroomt (bevordering). Daarbij speelt een rol de mate waarin de medewerker voldoet aan de functie-eisen. Met de gebruikte terminologie “naar behoren en volledig” (leden 1 en 2) en “normaal goede en ervaren wijze” (lid 4) wordt een onderscheid aangeduid in de ontwikkelingsfase die elke medewerker doormaakt. Overigens geldt daarnaast voor de uitlooprang dat deze alleen kan worden bereikt als naast goed functioneren en in combinatie met de leeftijd van de medewerker een bepaalde wachttijd is doorlopen. Artikel 9 Het vertrekpunt bij de aanvang van het dienstverband is regel 0 van de schaal die hoort bij de functie. Daarvan kan worden afgeweken, wanneer de medewerker bij aanstelling al beschikt over relevante werkervaring. Daarna wordt bij voldoende functioneren min of meer automatisch de volgende periodiek toegekend tot het maximumsalaris van de functionele schaal. De periodiekdatum is 1 januari van elk jaar. Deze datum wordt in principe ook gehanteerd wanneer een nieuwe medewerker na januari in dienst treedt. Een langere periode van ziekte is geen reden om de volgende periodiek niet toe te kennen. Burgemeester en wethouders kunnen bij uitstekend functioneren een extra periodiek toekennen, zolang de medewerker het maximumsalaris van de dan voor hem gelende schaal nog niet heeft bereikt. Artikel 10 Dit artikel regelt wanneer burgemeester en wethouders kunnen besluiten om een periodiek niet toe te kennen. Dit besluit is een voor beroep vatbare beslissing in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vóór 1 december van elk jaar aan de medewerker moet worden kenbaar gemaakt en is gebaseerd op een daaraan voorafgaand beoordelingstraject. De leden 3 en 4 bieden burgemeester en wethouders de mogelijkheid om rekening te houden met het vereiste van redelijkheid en billijkheid. Artikel 11 Als de medewerker, die bij aanstelling is ingeschaald in de aanloopschaal, vóór het bereiken van het maximumsalaris van die schaal voldoet aan het bepaalde in het derde lid van artikel 9, kan bevordering naar de functionele rang plaatsvinden. Een dergelijke bevordering kan gebaseerd zijn op één of meerdere vooraf tussen leidinggevende en medewerker afgesproken beoordelingen. Overigens geldt bij elke bevordering dat de medewerker wordt ingeschaald in het naasthogere bedrag van de naasthogere schaal, vermeerderd met een extra periodiek vanwege zijn bevordering.
Artikel 12, 13 en 14 In artikel 12 en 13 worden twee flexibele beloningsinstrumenten benoemd. Beiden hebben als kenmerk dat op flexibele wijze kan worden gedifferentieerd in beloning. De flexibiliteit zit in het tijdelijke karakter van deze instrumenten. De eerste, de gratificatie bij bijzondere prestatie, die zijn grondslag vindt in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO, is incidenteel van karakter en gekoppeld aan een op zich staande prestatie. De gratificatie wordt meteen na de bijzondere prestatie toegekend. De tweede, de persoonlijke toelage, die zijn basis heeft in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO, heeft een meer structureel karakter. Er is sprake van een koppeling tussen het maximumsalaris en de uitoefening van de functie. Wanneer deze koppeling wegvalt (bijvoorbeeld: de functie wordt na functiewaardering hoger gewaardeerd) dan vervalt ook de persoonlijke toelage. Aan het toekennen van beide instrumenten ligt één of meerdere beoordelingen ten grondslag. Omdat de gemeente Marum (nog) geen systeem van personeelsbeoordeling kent, welke als onderbouwing voor het toekennen van deze instrumenten moet dienen, zullen beide instrumenten in de praktijk weinig worden ingezet. Artikel 14 biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om hieromtrent in overleg met de commissie voor georganiseerd overleg in de toekomst nadere regels te stellen. Alle twee zijn zij gekoppeld aan de salarisstructuur. Een wijziging van salarisbedragen werkt door in de hier bedoelde toelagen en vergoeding. Overigens vindt er geen afbouw plaats na intrekking van de persoonlijke toelage. Artikel 15 De buitendagvenster- respectievelijk overwerkvergoeding bestaat uit verlof gelijk aan het aantal uren van het overwerk en een toeslag per gewerkt uur volgens het percentage genoemd in artikel 3:8 lid 2 respectievelijk artikel 3:2:1 lid 5 van de CAR/UWO. Er kan alleen sprake zijn van vergoeding van werkzaamheden verricht buiten het dagvenster (voor medewerkers die vallen onder de standaardregeling werktijden) of buiten de vastgestelde werktijden (voor medewerkers die vallen onder de bijzondere regeling werktijden), indien de ambtenaar door burgemeester en wethouders zijn aangewezen om deze werkzaamheden te verrichten. Op grond van artikel 3:8 lid 2 hebben ambtenaren die een functie bekleden waaraan functieschaal 11 of hoger is verbonden, hebben geen recht op buitendagvenstervergoeding. Deze lijn is doorgetrokken voor de overwerkvergoeding van medewerkers die vallen onder de bijzondere regeling werktijden. Artikel 3:2:1: lid 6 van de CAR/UWO biedt deze mogelijkheid. Artikel 17, 18 en 19 De in deze artikelen genoemde toelagen en vergoeding zijn functiegebonden. Dat wil zeggen dat de taak waarvoor de toelage of vergoeding wordt verleend, onderdeel uitmaakt van de functie die de medewerker vervuld, maar niet bij de waardering van de functie is meegenomen. Achtereenvolgens wordt geregeld een toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst, een uitwerking van de in artikel 3:3 van de CAR/UWO bedoelde onregelmatigheidstoelage en een vergoeding voor bezwarende werkomstandigheden. Artikel 17 lid 2 Gedurende de gladheidsbestrijdingsperiode (november-maart) bedraagt de toelage voor bereikbaarheid/beschikbaarheid 1% van het maximum van schaal 4 voor de zaterdag, zondag en feestdagen. Op andere dagen bedraagt de toelage 0,4% van het maximum van schaal 4. Gedurende de overige maanden van het jaar bedraagt de toelage € 128,00 per week bereikbaarheids-/beschikbaarheidsdienst. Artikel 18 lid 3 De toelage onregelmatige dienst komt pas tot uitbetaling als de werkzaamheden zijn begonnen voor 7.00 uur respectievelijk beëindigd zijn na 19.00.
Artikel 20 Er is in de artikelen 17 tot en met 19 sprake van toelagen die sterk gerelateerd zijn aan de uitoefening van een bepaalde functie. Het wegvallen ervan leidt tot een onevenredige inkomstenderving bij de betreffende medewerker. Een garantieregeling in alle gevallen zou leiden tot een eindeloze compensatie. Daarom is in de Bezoldigingsregeling 2003 gekozen voor een afbouwregeling in die gevallen waarin de hier bedoelde inkomstenderving plaatsvindt voordat de medewerker de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt. Met de afbouwregeling wordt in dat geval een stapsgewijze afbouw in twee jaar geregeld: het eerste halfjaar 100%, het tweede half jaar 75%, het derde halfjaar 50% en het vierde halfjaar 25% (lid 2). Deze termijnen kunnen worden verdubbeld als de medewerker de toelage of vergoeding langer dan 10 jaar zonder onderbreking heeft ontvangen (lid 3). In die gevallen, waar de hier bedoelde verlaging zich voordoet op het moment dat de medewerker 55 jaar of ouder is (lid 4), dan wel waar de medewerker tijdens de afbouw deze leeftijd bereikt (lid 6), gaat de garantie gelden van een blijvende toelage. In lid 5 is gekozen voor het percentage van 75% als de hoogte van de blijvende toelage voor de ambtenaar als bedoeld in het vierde lid om daarmee het karakter van een afbouw tot uitdrukking te laten komen. De hoogte daarvan is afhankelijk van de leeftijd van de medewerker bij de blijvende verlaging. De leeftijd van 55 jaar is gekozen omdat de praktijk leert dat de medewerker rond die leeftijd bezig gaat met het afbouwen van zijn loopbaan en minder kans heeft om het verlies van inkomsten langs andere wegen compenseren.