Markt 102 4875 CH Etten-Leur T: (076) 889 27 22 E:
[email protected] W: www.bd-accountancy.nl KvK 20145506
UPDATE December 2012
Inleiding
Wijziging van organisatiestructuur en bevoegdheden; Nieuw systeem van kapitaals- en crediteuren-
Beste relatie,
bescherming.
Voor u ligt alweer de laatste Update van dit jaar. In deze update besteden we aandacht aan de flex-BV en onderdelen uit het belastingplan 2013. Het belastingplan 2013 blijft onderwerp van discussie. We presenteren de plannen zoals deze actueel zijn tot halverwege december 2012. Mocht u vragen hebben betreffende deze update, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Met vriendelijke groet, Terry Bogers en Trudy Dam
De Flex-BV Per 1 oktober 2012 is de wet ‘Wet vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht’ (flex-BV) in werking getreden. De wetgeving heeft even op zich laten wachten. De reden van de wetswijziging was de behoefte aan meer vrijheid en minder formaliteiten bij de oprichting van een BV. Ook sluit, door het aannemen van deze wet, de rechtsvorm beter aan bij het huidige tijdsbeeld en de ontwikkelingen in andere landen binnen de EU. Een misverstand is dat de nieuwe wetgeving alleen geldt voor nieuwe BV’s, opgericht op en na 1 oktober 2012. De wetgeving is ook van toepassing op de reeds bestaande BV’s. In de periode van de totstandkoming van de wet werd ook het wetsvoorstel opgemaakt voor de nieuwe ondernemingsvormen, genaamd ‘personenvennootschappen‘. Dit wetsvoorstel gaat definitief niet door. De hoofdlijnen van de wijzigingen van de flex-BV betreffen:
Organisatiestructuur en bevoegdheden
Afwijkende stem- en winstrechten In het oude recht had elke aandeelhouder het recht om 1 stem per aandeel uit te brengen. Vanaf 1 oktober is het mogelijk om aandelen uit te geven met een beperkt stemrecht. Ook is het mogelijk om aandelen uit te geven met een meervoudig stemrecht. Dit laatste houdt in dat er op één aandeel, meerdere stemmen uitgebracht kunnen worden. Afwijkende stemrechten moeten in de statuten en het aandeelhoudersregister vastgelegd worden. Voorbeelden van afwijkende stemrechten zijn: een aflopend stemrecht, maximum aantal stemmen per aandeelhouder. Wijzigingen in het stemrecht gelden voor alle besluiten van de AvA (algemene vergadering van aandeelhouders). Er kan geen differentiatie worden aangebracht naar soort besluit. Tevens is het mogelijk om stemrechtloze aandelen uit te geven. Deze aandelen hebben uiteraard wel een winstrecht. De aandeelhouders van stemrechtloze aandelen hebben ter bescherming van de rechten altijd wél een instemmingsrecht bij de volgende besluiten: uitgifte van nieuwe aandelen, een wijziging in stemrechten en iedere statutenwijziging, waarbij nadeel wordt toegebracht aan de houder van stemrechtloze aandelen. Tevens hebben deze aandeelhouders instemmingsrecht in geval bij een winstuitkering wordt afgeweken van de statutaire regeling. Een houder van een stemrechtloos aandeel is dus niet rechtenloos. Aan stemrechtloze aandelen is altijd een vergaderrecht verbonden. Een vergaderrecht wil niets anders zeggen dan dat de aandeelhouders van stemrechtloze aandelen opgeroepen moeten worden en aanwezig mogen zijn bij elke vergadering van de AvA.
In dit nummer:
Flex-BV
pg. 1
Maatregelen woningmarkt
pg. 3
Overige fiscale maatregelen
pg. 5
Aanpassing btw-vrijstelling medische diensten
pg. 6
Update December 2012 pagina 1
Voor 1 oktober 2012 werd het resultaat verdeeld op basis van het nominale bedrag aan aandelen. Het was niet mogelijk om een aandeelhouder geheel uit te sluiten van de winstdeling. In de flex-BV kan gekozen worden voor aandelen zonder of met beperkte winstrechten. Dit moet wel plaatsvinden via een statutenwijziging. Invoering van deze aandelen vereist de instemming van de aandeelhouder(s) die hun rechten ingeperkt zien worden. Een tweede voorwaarde is dat de aandelen per soort worden uitgegeven of een aanduiding krijgen. Verwacht wordt dat deze aandelen met name gebruikt zullen worden bij werknemersparticipatie en de bedrijfsopvolging binnen een familiebedrijf. Aandelen kunnen niet stemrechtloos én winstrechtloos zijn! En er rust altijd een vergaderrecht op aandelen. De wijziging van de stemrechten kan nadere gevolgen hebben voor de fiscale positie van de vennootschap, maar ook van de aandeelhouder. Houdt een aandeelhouder meer dan 5% van de stemrechten in een vennootschap, dan is een aanmerkelijk belang aanwezig. Een aanmerkelijk belang wordt belast in box 2 van de inkomstenbelasting. Winstrechten doen niet ter zake. Het opbouwen van een pensioenvoorziening in eigen beheer kan alleen plaatsvinden bij minimaal 10% van de stemrechten. Een fiscale eenheid tussen verschillende vennootschappen is alleen mogelijk bij 95% van de stemrechten. Een wijziging van de stemrechten kan dus verregaande gevolgen hebben.
Blokkeringsregeling Tot 1 oktober moest een aandeelhouder die haar aandelen wenste te verkopen, de aandelen verplicht eerst aanbieden aan de mede-aandeelhouder(s). Afwijkingen van deze blokkeringsregeling konden alleen vastgelegd worden in een aandeelhoudersovereenkomst. Met de komst van de flex-BV kunnen, in de statuten, afwijkende afspraken worden gemaakt. Zo kan er ook gekozen worden voor een open BV (geen blokkeringsregeling). De aandelen worden dan vrij overdraagbaar aan derden.
Flexibele inrichting statuten De inrichting van de statuten kan flexibeler worden. Afspraken die voorheen buiten de statuten werden gemaakt in de aandeelhoudersovereenkomst kunnen nu ook in de statuten worden opgenomen. De aandeelhoudersovereenkomst is een interne overeenkomst tussen de verschillende aandeelhouders, niet notarieel vastgelegd. De statuten hebben een externe werking jegens derden en tussen aandeelhouders onderling. Een aandeelhoudersovereenkomst heeft enkel een interne werking tussen aandeelhouders. Statuten kunnen namelijk door derden bij de KvK worden opgevraagd.
Naast harde afspraken kunnen ook andere zaken, zoals specifieke kwaliteitseisen, bevoegdheden en/of verantwoordelijkheden van bestuursleden of verplichtingen van de aandeelhouder(s) benoemd worden in de statuten. Om te voorkomen dat statuten steeds moeten worden aangepast, is het mogelijk om in de statuten te verwijzen naar de aandeelhoudersovereenkomst waarin specifieke zaken nader worden uitgewerkt. De aandeelhoudersovereenkomst krijgt door een dergelijke verwijzing ook een externe werking.
Kapitaals- en crediteurenbescherming Om een BV op te richten was voorheen een zak geld nodig van € 18.000, vergezeld van een bankverklaring. Dit minimumkapitaal en dus ook de bankverklaring is komen te vervallen. Daarnaast is de verhouding tussen het maatschappelijke en geplaatste kapitaal (5:1) afgeschaft. Wanneer een onderneming (natuurlijk persoon) wordt ingebracht in een BV was een accountantsverklaring noodzakelijk. Ook deze accountantsverklaring bij inbreng is vervallen. Het minimumkapitaal, de bankverklaring en de inbrengvereisten maakten onderdeel uit van de kapitaals- en crediteurenbescherming. Daar staat tegenover dat het bestuur in de nieuwe wetgeving een grotere verantwoordelijkheid heeft gekregen. Het bestuur zal in het vervolg de haalbaarheid van bepaalde transacties moeten beoordelen. Denk hierbij aan uitkering van winst en/of reserves (dividend), maar ook inkoop van aandelen en terugbetaling op aandelen. Tot 1 oktober kon de AvA besluiten uitkeringen te doen als het eigen vermogen groter was dan het gestorte en opgevraagde deel van het eigen vermogen, vermeerderd met de wettelijke en statutaire reserves (balanstest). Vanaf 1 oktober zijn er twee belangrijke eisen toegevoegd. Het besluit van de AvA moet goedgekeurd worden door het bestuur. Het bestuur kan het besluit dus tegenhouden. Naast de balanstest wordt de vennootschap aan een tweede test onderworpen, te weten de uitkeringstest. Bij de uitkeringstest wordt beoordeeld of de onderneming voldoende financiële ruimte heeft om na het doen van een uitkering, te kunnen blijven voldoen aan de opeisbare schulden. In de memorie van toelichting worden de opeisbare schulden gedefinieerd als het kunnen voldoen aan de schulden tot één jaar na uitkering. Het bestuur is dus verantwoordelijk voor het goedkeuren van de door de AvA besloten dividenduitkering door het uitvoeren van de balanstest en de uitkeringstest op basis van prognoses. Het bestuur mag hierbij geen rekening houden met stille reserves. Wel moet rekening gehouden worden met eventuele solvabiliteitseisen van banken, toekomstige verplichtingen met betrekking tot investeringen en aflossingen. Ook dient bij een pensioen in eigen beheer uitgegaan worden van de commerciële
Update December 2012 pagina 2
verplichting, die veelal veel hoger ligt dan de fiscale verplichting. Het bestuur doet er goed aan de balanstest en uitkeringstest gedegen uit te voeren en vast te leggen. Indien de vennootschap binnen 1 jaar na uitkering failliet gaat, kunnen de onterecht gedane dividenduitkeringen namelijk verhaald worden op de bestuursleden.
Conclusie De (flex)BV is eenvoudiger op te richten, flexibeler in te richten, maar complexer bij het doen van uitkeringen aan de aandeelhouder(s). De nieuwe wetgeving inzake de flex-BV betreffen wijzigingen in Boek 2, titel 9 BW en zijn dus ook van toepassing op reeds bestaande BV’s. De aanwezige statuten van de vennootschap blijven echter van toepassing, mits deze in strijd zijn met de wetgeving. Het is natuurlijk altijd mogelijk om de statuten van vennootschappen te wijzigen conform de mogelijkheden die de huidige wetgeving biedt. Een voorbeeld: het gestort minimumkapitaal van € 18.000 is niet in strijd met de nieuwe wetgeving maar wel nog zo benoemd in de statuten, ingericht volgens oud recht. Terugbetaling is alleen mogelijk als de statuten worden aangepast, mits dit natuurlijk mogelijk is volgens de balans- en uitkeringstest. Dat de wetgeving niet stil blijft staan, blijkt uit de ontwikkelingen die nog gaande zijn. De belangrijkste voorstellen die nog lopen zijn de mogelijke afschaffing van de verklaring van geen bezwaar (bij oprichting van de vennootschap) en de oprichting van een ‘eenvoudige’ BV zonder tussenkomst van een notaris. Wij houden u op de hoogte.
afgebouwd naar 100%. De maatregel is alleen van toepassing op nieuw af te sluiten hypothecaire financieringen.
Herziening fiscale behandeling van de eigen woning
Wat gaat er veranderen? De hypotheekrente blijft aftrekbaar, maar vanaf 1 januari 2013 moeten nieuwe hypotheken in maximaal 360 maanden (30 jaar) volledig en ten minste annuïtair worden afgelost om in aanmerking te komen voor de hypotheekrenteaftrek. De vrijstelling voor kapitaalsverzekeringen eigen woning (KEW), de spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW) worden afgeschaft met ingang van 1 januari 2013. Bij een aflossingsvrije lening vervalt het recht op aftrek. Ook als gelijktijdig wordt gespaard voor de (gedeeltelijke) aflossing na maximaal 30 jaar. De bijleenregeling blijft bestaan. Er komt een overgangsrecht voor bestaande leningen.
De eigenwoningschuld De renteaftrek eigen woning geldt alleen voor een eigenwoningschuld. Een eigenwoningschuld moet voldoen aan een aantal voorwaarden:
de schuld moet zijn aangegaan in verband met een eigen woning (1);
contractueel bestaat er een verplichting om de lening ten minste annuïtair in maximaal 360 maanden af te lossen (de aflossingseis) (2);
de aflossingsverplichting moet ook daadwerkelijk worden nageleefd (3);
er moet voldaan worden een de verplichting tot
Maatregelen woningmarkt De overheid heeft een aantal maatregelen ingevoerd ten aanzien van de woningmarkt:
De overdrachtsbelasting voor woningen wordt permanent 2%;
De invoering van de Loan-to-Value ratio; Herziening fiscale behandeling van de eigen woning. Loan-to-Value ratio Loan-to-Value betekent de verhouding tussen de hoogte van een lening en de marktwaarde van de woning. Bij een Loan-to-Value ratio van 100% mag maximaal nog 100% van de waarde van de woning worden gefinancierd met een lening. Met de invoering van deze maatregel wil de overheid kopers beschermen tegen het overfinancieren van de eigen woning. Er komt een overgangsregeling, waarbij alleen voor 2013 een Loan-to-Value ratio wordt ingevoerd van 106%. De ratio wordt de daaropvolgende 6 jaar in gelijke stappen
informatieverstrekking (4). Wordt niet voldaan aan bovenstaande voorwaarden dan kwalificeert de lening niet als een eigenwoningschuld en is de rente niet aftrekbaar. De lening is dan een lening in box 3.
(2) De aflossingseis De aflossing van een eigenwoningschuld dient tenminste op annuïteitenbasis plaats te vinden. Bij aflossing op basis van annuïteiten wordt steeds een gelijk bedrag betaald ter aflossing en rente. De rentecomponent is in beginsel groter dan het aflossingsdeel. Aan het einde van de looptijd zal juist de aflossingscomponent groter zijn. De fiscus zal jaarlijks per 31 december de restantschuld toetsen. Dit wordt gedaan op basis van de informatie, die ontvangen is van bancaire instellingen. Andere toetsmomenten zijn: bij verkoop van de eigen woning, bij wijziging van de maandelijkse rentevoet of bij het oversluiten van de lening. In geval van een rentewijziging dient een nieuwe annuïteit
Update December 2012 pagina 3
te worden berekend op basis van de stand van de schuld direct voorafgaand aan de rentewijziging, het nieuwe rentepercentage en het restant van de looptijd.
(3) naleving aflossingseis Als blijkt dat niet of te weinig is afgelost kwalificeert de lening niet meer als eigenwoningschuld (EWS) en is de rente niet meer aftrekbaar, tenzij de achterstand incidenteel is. Als in het eerste jaar de schuld op 31 december te hoog is, maar in het tweede jaar niet, dan heeft dit nog geen consequenties voor de renteaftrek in het eerste jaar en verder. De wetgever heeft een aantal uitzonderingen geformuleerd op de aflossingseis, waarop de belastingplichtige beroep kan doen. De belastingplichtige moet dit wel aannemelijk kunnen maken.
een onbedoelde fout in de betaling of berekening van het aflossingsbedrag die door de belastingplichtige in jaar 3 wordt opgelost;
er sprake is van tijdelijke betalingsproblemen en de belastingplichtige, komt uiterlijk 1 januari van jaar 3 met de schuldeiser een nieuw annuïtair aflosschema overeen voor de openstaande schuld, inclusief betalingsachterstand voor de resterende looptijd van de lening;
als de belastingplichtige vervolgens het nieuwe annuïteitenschema niet kan betalen moet hij uiterlijk voor 31 december van jaar 5 een nieuw aflossingsschema vastleggen. Kan de belastingplichtige de betalingsachterstanden niet aannemelijk maken of lukt het niet om een nieuw aflosschema overeen te komen, dan verliest de lening de status van een eigenwoningschuld voor de rest van de looptijd. Voorbeeld: A heeft een eigen woning maar raakt in 2018 werkeloos, waardoor hij/zij een betalingsachterstand oploopt. Zijn/haar EWS op 31 december 2018 is € 178.000. De betalingsachterstand heeft in 2018 (jaar 1) nog geen gevolgen. A heeft theoretisch de mogelijkheid om in 2019 (jaar 2) de betalingsachterstand in te lopen. Dit lukt echter niet, waardoor de EWS op 31 december 2019 nog steeds € 178.000 is. A dient in 2020 (jaar 3) het betalingsprobleem als oorzaak voor de achterstand aannemelijk te maken en een nieuw aflosschema af te spreken voor het bedrag van € 178.000 en de resterende looptijd van de lening vanaf 1 januari 2020. Als hij/zij vervolgens aannemelijk kan maken dat hij/zij de aflossingsbedragen bij het nieuwe aflosschema niet kan betalen moet hij/zij uiterlijk 31 december 2022 (jaar 5) een nieuw aflosschema vastleggen voor de restantschuld en de resterende looptijd van de lening.
(4) informatieplicht bij schulden bij nietadministratieplichtigen
maand na afloop van het kalenderjaar van de wijziging digitaal doorgegeven te worden. Op deze manier wordt het mogelijk gemaakt dat de fiscus de aflossingseis van de lening kan blijven toetsen. Wordt niet voldaan aan de informatieplicht, dan wordt de lening niet gekwalificeerd als eigenwoningschuld en is de rente niet aftrekbaar. Deze informatieplicht geldt vooralsnog alleen voor nieuwe leningen aangegaan op, of na 1 januari 2013.
De aflossingsstand Om te voorkomen dat bij tussentijds huren tussen verkoop en aankoop van een woning de ‘oude’ schuld wordt afgeschud en een volledig nieuwe termijn van 360 maanden gaat lopen, wordt de ‘aflossingsstand’ geïntroduceerd. Deze aflossingsstand houdt niets anders in dan een vastlegging van de stand van de schuld inclusief de nog resterende termijn. De aflossingsstand wordt door de fiscus bij beschikking vastgesteld.
Overgangsrecht eigenwoning schuld Voor op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschulden blijft de renteaftrek bestaan volgens het huidige recht. Bestaande leningen blijven kwalificeren als eigenwoningschuld ook na afloop van de rentevastperiode, bij oversluiten van de lening of bij aankoop van een nieuwe lening. De bestaande leningen worden wel verlaagd door aflossingen na 31 december 2012 en de bijleenregeling. Voorbeeld: A heeft een eigenwoningschuld van € 200.000; deze is aflossingsvrij. Hij/zij verkoopt zijn/haar huidige woning voor € 220.000 en koopt een nieuwe woning voor € 300.000. De eigenwoningreserve bedraagt € 20.000 (€ 220.000 minus € 200.000). De maximale eigenwoningschuld voor de nieuwe woning bedraagt € 280.000 (€ 300.000 minus € 20.000). De nieuwe lening bestaat uit de bestaande schuld van € 200.000, die valt onder het overgangsrecht (geen aflossingsverplichtingen) en een nieuwe schuld van € 80.000 waarvoor aflossingseisen gelden.
Een aantal situaties zijn nader omschreven en uitgewerkt in het overgangsrecht:
als de woning is verkocht in 2012 en pas in 2013 een nieuwe woning wordt gekocht blijft voor de hoogte van de eigenwoningschuld bij verkoop het overgangsregime gelden. Let op: deze overgangsregeling is alleen van toepassing op de aankoop van een nieuwe woning in 2013. Wordt pas in 2014 een nieuwe woning gekocht, dan zal deze lening geheel vallen onder de het nieuwe recht.
in geval van een koop(aanneem)overeenkomst gesloten
in 2012, waarbij de levering van de woning plaatsvindt in 2013 zal de lening worden aangemerkt als een eigenwoHet komt voor dat belastingplichtigen bij familieleden of een ningschuld, waarvoor het overgangsregime geldt. eigen BV geld lenen ten behoeve van de eigen woning. In dat geval dient de belastingplichtige uiterlijk op het moment van het overgangsregime is ook van toepassing op leningen het doen van aangifte, maar vóór 31 december van het aangegaan voor de aankoop van een duurdere woning of kalenderjaar volgend op het kalenderjaar, waarin de schuld voor aangegane onderhouds- of verbeteringsverplichtintot stand is gekomen, daarvan mededeling te doen aan de gen. fiscus. Wijzigingen in de overeenkomst dienen uiterlijk 1 heeft een belastingplichtige op 31 december 2012 twee Update December 2012 pagina 4
eigen woningen dan zal de schuld op de overblijvende eigen woning gelden als de bestaande eigenwoningschuld, waarvoor het overgangsregime geldt.
Overgangsrecht KEW, BEW en SEW De vrijstelling voor kapitaalsverzekeringen eigen woning (KEW), de spaarrekening eigen woning (SEW) en het beleggingsrecht eigen woning (BEW) wordt afgeschaft met ingang van 1 januari 2013. Voor op 31 december 2012 bestaande polissen onder het huidige regime van box 1 blijft de vrijstelling bij uitkering gehandhaafd, mits wordt voldaan aan de voorwaarden. Ook als deze polissen worden omgezet in een nieuwe polis, zonder verhoging van het kapitaal of de contractueel over te maken bedragen. Huidige kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten die deel uitmaken van de rendementsgrondslag in box 3 mogen nog tot 1 april 2013 omgezet worden in een onder het overgangsrecht vallende verzekering in box 1. Dit wil zeggen verplichte aflossing van de eigenwoningschuld bij uitkering van de verzekering.
Verlenging tijdelijke maatregelen2010 en 2011 Een aantal van in 2010 en 2011 getroffen maatregelen ter tijdelijke ondersteuning van de woningmarkt worden verlengd met 1 jaar tot 1 januari 2014, namelijk:
Overige fiscale maatregelen Beperking scholingsuitgaven Vanaf 2013 zijn aftrekbare scholingskosten limitatief opgesomd in de wet. Vanaf 2013 is het enkel nog mogelijk om lesgelden, cursusgelden en collegegelden in aftrek te nemen. Dit geldt ook voor de door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leermiddelen en beschermingsmiddelen, met uitzondering van computers en randapparatuur. Overgangsregeling levensloopregeling Door het niet invoeren van de vitaliteitsregeling is het niet mogelijk om de levensloopaanspraken in te brengen in vitaliteitssparen. Daarom is de volgende overgangsregeling voor bestaande levensloopaanspraken van kracht: aanspraken van meer dan € 3.000: deze mogen bestedingsvrij worden opgenomen in 2013, waarbij 80% van de aanspraak zal worden belast tegen het progressieve tarief. Wordt niet de gehele aanspraak opgenomen in 2013 dan mag jaarlijks bestedingsvrij een deel worden opgenomen. De grondslag voor heffing is dan de volle 100%. aanspraken tot € 3.000 vallen in 2013 bestedingsvrij, waarbij 80% van de aanspraak in de belastingheffing zal worden betrokken.
de terugkeer na tijdelijke verhuur van de woning naar box Beperking aftrek ziektekosten 1 mogelijk;
het termijn voor aftrek van dubbele rentelasten blijft 3 jaar.
Tijdelijke regeling restschulden Een restschuld bij verkoop van de eigen woning behoort onder de huidige regels in box 3. Door de tijdelijke maatregel is het mogelijk om de rente betaald op restschulden die ontstaan in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 tijdelijk voor een periode van 5 jaar in aftrek te nemen in box 1. Deze restschuldfaciliteit zal derhalve vanaf 1 januari 2023 verdwijnen. Er is een amendement aangenomen op grond waarvan de maximale termijn wellicht verlengd wordt van 5 jaar naar 10 jaar. Op dit moment is echter nog niet bekend of dit amendement wetgeving zal worden.
Vanaf 2013 zijn de eigen bijdragen ingevolge de Zorgverzekeringswet niet meer aftrekbaar. Daarnaast worden bepaalde uitgaven uitgesloten. Vooralsnog zijn ivf-behandelingen beperkt aftrekbaar en worden hulpmiddelen voor mobiliteit, zoals een rollator of krukken niet meer aftrekbaar.
Aanvullende maatregelen voor 2014 en verder In het regeerakkoord is opgenomen dat de maximale aftrek van rente op leningen ten behoeve van de eigen woning zal worden verlaagd in 28 jaar van maximaal 52% naar 38%. De maatregel zal onderdeel uitmaken van het belastingplan 2014.
Update December 2012 pagina 5
Aanpassing btw-vrijstelling voor medische diensten Met het Lente-akkoord is eindelijk duidelijkheid verkregen omtrent de btw-vrijstelling voor medische diensten. Het wetsvoorstel dient in te gaan op 1 januari 2013. Huidige wetgeving De medische vrijstelling is alleen van toepassing op de gezondheidskundige verzorging van de mens die, gelet op de beroepsopleiding van de zorgverleners, voldoende kwaliteitsniveau heeft. Daarbij dient steeds het beginsel van de fiscale neutraliteit in acht te worden genomen. Dit beginsel bepaalt dat ondernemers die vergelijkbare diensten verrichten gelijk worden behandeld. Historie De voorgestelde aanpassing maakte eerder deel uit van de belastingplannen 2008 en 2009. Daarbij werd voorgesteld de medische btw-vrijstelling terug te brengen tot alleen medische diensten van BIG-geregistreerde beroepsuitoefenaars. Beide keren is dit voorstel gesneuveld. Vervolgens is per 1 juli 2009 gepaald dat de vrijstelling kan voortvloeien hetzij uit vermelding in het BIG-register, hetzij door vermelding in een nog op te stellen VWS-register van gelijkgestelden. Het stellen van nadere regels voor beroepen die buiten het kader van de Wet BIG vallen en oprichting van dit VWSregister, gaat echter in tegen het terughoudende beleid van de overheid, inzake het regelen van beroepen in de zorg. Een ‘tweede BIG-register (VWS-register)’ zou onterecht een kwaliteitsgarantie van de zorgverleners kunnen suggereren. Daarnaast zou dit register omvangrijke uitvoeringslasten met zich meebrengen. Om voorgaande redenen is besloten om het VWS-register niet meer tot stand te brengen en alleen nog aan te sluiten bij het BIG-register.
alleen gezondheidszorgpsychologen (GZ-psychologen). Voor enkele differentiaties die met betrekking tot opleidingsduur en –niveau gelijkwaardig zijn aan die van een GZ-psycholoog blijft de btw-vrijstelling gelden op grond van het fiscale neutraliteitsbeginsel, namelijk de kinder- en jeugdpsycholoog (inclusief specialist), de psycholoog arbeid en gezondheid en de orthopedagoog-generalist. PGB Bovenstaande aanpassing heeft geen invloed op de vrijstelling voor (thuis)zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Zorg die wordt verleend aan iemand die een indicatiebesluit heeft op grond van de AWBZ blijft vrijgesteld ongeacht de hoedanigheid van de zorgverlener. De verleende zorg moet dan wel binnen het indicatiebesluit vallen voor wat betreft het aantal uren, de periode waarvoor de zorg is toegewezen en de omschrijving van die zorg. Het komt voor dat een cliënt zelf zorg inkoopt. Als die extra uren worden verleend binnen de periode én het dezelfde periode betreft als de geïndiceerde zorg, is de vrijstelling ook daarop van toepassing.
Gevolg Met ingang van 1 januari 2013 zal de btw-vrijstelling voor zorgverleners beperkt worden tot de gezondheidskundige verzorging van de mens waarbij:
de specifieke zorgverlening is omschreven in de Wet BIG; de zorg wordt verleend door een Wet BIGberoepsbeoefenaar;
de verleende zorg ook behoort tot de specifieke deskundigheid van de beroepsbeoefenaar zoals omschreven in het BIG-register. Als gevolg van de aanpassing komen enkele vrijgestelde diensten van BIG- beroepsbeoefenaren onder de heffing van de omzetbelasting te vallen. Het betreft hierbij bijvoorbeeld complementaire diensten door huisartsen en fysiotherapeuten op het gebied van acupunctuur of osteopathie. Deze zorg wordt niet omschreven in de Wet BIG. Voor een aantal beroepen die niet worden beschreven in de Wet BIG zoals chiropractoren en pedagogen eindigt de vrijstelling. De vrijstelling voor psychologische diensten wordt beperkt tot
Bronvermelding: www.belastingdienst.nl Ministerie van Financiën. Register Belastingadviseurs Hoewel uiterste zorg is besteed aan de inhoud kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens.
Update December 2012 pagina 6