Boekpresentatie
De bricoleur en de dummies Een boek voor jonge denkers en dromers
Ulrich Libbrecht Uitgeverij Garant, 2015
Toespraak door Els Janssens en Mira de Boose Oudenaarde, Bernarduscollege, 21 mei 2015
Het is een eer en een groot genoegen dat wij hier omringd door zoveel mensen dit kleine pareltje van prof.dr. Ulrich Libbrecht mogen voorstellen. Hiernaast willen wij ook van de gelegenheid gebruik maken om de professor en wat hij in zijn lange en rijkelijk gevulde leven gedaan heeft nog eens in het licht te plaatsen. Ik heb de indruk dat ook u blij en misschien trots bent dat u erbij mag zijn. Uit de vele reacties op onze uitnodiging bleek hoe prof. Libbrecht mensen enthousiast kan maken. Dit blijkt zo sterk te zijn dat hij mensen kan aanzetten om zich in te zetten voor de verspreiding van zijn gedachtegoed, zoals het Libbrechtgenootschap; voor de huisvesting van zijn bibliotheek, zoals het Bernarduscollege; voor de ontwikkeling van de comparatieve filosofie zoals in de School voor Comparatieve Filosofie Antwerpen; voor het behoud van het landschap van de Vlaamse Ardennen in het Milieufrond Omer Wattez en van de natuur in het algemeen bij Natuurpunt; voor de organisatie van deze avond; voor het bijwonen van deze avond, enz. Het berust allemaal op vrijwillige inzet, belangeloos en met enthousiasme. Hoe komt dat? Misschien omdat prof. Libbrecht altijd zelf enthousiast is en nog altijd boordenvol ideeën zit. Nog steeds loopt hij warm voor de wereld, voor de natuur, voor zijn medemensen. Nog steeds wil hij dit alles verder leren kennen, zoekt hij op, leest hij en denkt hij hierover na. En nog steeds wil hij dit delen met anderen. Misschien ligt hier wel de sleutel tot het enthousiasme van ons allemaal: hij heeft zijn rijke kennis, zijn ingewikkeld denkparcours en zijn diepe ervaringen niet voor zichzelf gehouden. Hij heeft ze gedeeld met iedereen die wil luisteren of lezen, niet alleen binnen de wereld van de universiteit, niet alleen binnen de wereld van de filosofen of de oriëntalisten maar ook met de dummies -‐zij die hier niet in thuis zijn. Met dit boekje richt hij zich naar de jongste onder de dummies: de jonge denkers en dromers. “Ik weet dat veel, vooral jonge mensen, filosofische dummies zijn, vooral omdat het onderwijs (dat in dit opzicht onder-‐wijs is) nog steeds niet zwaar tilt aan filosofische scholing of aan interculturele wereldbeelden. Toch is een groot deel van de jeugd wel degelijk geïnteresseerd in de grote levensvragen, vooral nu de religie in de opvoeding een steeds marginalere plaats inneemt.” (U. Libbrecht, De bricoleur en de dummies, p.7)
1
Daarom heeft prof. Libbrecht dit boekje geschreven, hij is zich van deze leemte bewust en hij voelt zich geroepen om vanuit zijn lange levenservaring naar de jeugd, voor wie het leven nog maar begint, toe te stappen. “Leven doet men voorwaarts, filosoferen achterwaarts” een citaat van Schopenhauer dat prof. Libbrecht vaak gebruikt heeft. Maar hij heeft het ook geschreven omdat hij de waarde kent van het nutteloze, van het niet rendabele, van datgene wat niet tot een onmiddellijk resultaat leidt, zoals filosofieonderwijs. Waarvoor is dat nodig? We leven in een tendens waarin jongeren zoveel mogelijk gevormd en ingeschakeld worden in de wereld van de technologie. Waar is de humaniora die gericht was op de humanitas, op het ‘mens-‐worden’, op het ontwikkelen van onze menselijke mogelijkheden? Zijn we nu niet teveel gericht op wat wel door de mens wordt voortgebracht, computers, technologie, … maar de mens zelf niet meer is. Waar is de mens van vlees en bloed die denkt en voelt? Net het denken, maakt de mens tot mens, zeggen de Griekse filosofen. Moeten wij dat dan niet ontwikkelen? Ik hoor sommige leerlingen al denken: “Dat doen we toch genoeg op school”. Inderdaad, jullie moeten heel veel nadenken, maar waarover moeten jullie nadenken? Leren jullie niet vooral nadenken over vragen waarop het antwoord al bestaat, al vastligt? Moeten we jongeren ook niet laten nadenken over vragen waarop geen eenduidig antwoord bestaat, of waarop het antwoord persoonlijk is? Moeten we niet gewoon het denken op zich gaan stimuleren? De innerlijk monoloog, oprecht zoekend en vorsend, het met onszelf in gesprek gaan? Dit is wat filosofie onderscheidt van wetenschap: wetenschap zoekt naar eenduidige onweerlegbare antwoorden. Filosofie leert ons kritisch nadenken en stil staan bij wat niet vanzelfsprekend is. In het magnum opus van prof. Libbrecht, zijn vierdelige Inleiding in de Comparatieve Filosofie, schrijft hij in een reflectie over het onderwijs: “Men mag niemand de werkelijkheid insturen zonder een wereldbeeld, niet als een opgedrongen structuur, maar als een waaier aan menselijke mogelijkheden, waarvan de beginselen tot de bagage van iedere intellectueel moeten behoren.” (U. Libbrecht, Inleiding Comparatieve Filosofie IIIA, p. 97) Als onze 18-‐jarigen in Vlaanderen het secundair onderwijs verlaten om hun eerste stappen in de grote wereld te zetten, hebben zij dan al een ‘voorlopige schets’ van een soort wereldbeeld, een landkaartje waarin ze ervaringen en situaties kunnen plaatsen, van waaruit ze een zin kunnen ontwikkelen of een richting kunnen uitgaan. Zijn ze zich bewust van waarden die hun kunnen helpen keuzen te maken? Zoals dat zo vaak bij prof. Libbrecht het geval is, staat hij niet langs de weg om toe te kijken en commentaar te geven, maar stapt hij zelf de weg, handelt hij. In dit boekje geeft hij aan de jeugd, en aan iedereen die geïnteresseerd is, zijn wereldbeeld mee. Niet zomaar een vluchtige interpretatie, maar één die gedurende zijn 86-‐jarige leven gerijpt is, na het doorploegen van heel wat wetenschappelijke, filosofische, religieuze en historische literatuur uit de ganse wereld. In dit boekje schets hij de weg die hij aflegde om de mens, de wereld en zijn eigen ervaringen te begrijpen. Hij doet dit niet theoretisch, maar vertelt, zoals een grootvader dat aan een geïnteresseerd kleinkind zou doen, puttend uit zijn rijke levens-‐ en leeservaring. Hij stelt vragen, vertelt over gebeurtenissen uit zijn leven, beschrijft zijn verwondering en ontroering. Hij laat ons in zijn gedachten en in zijn hart binnenkijken.
2
Het boekje is een opstap naar de comparatieve filosofie. Hierin worden de filosofische tradities uit verschillende culturen met elkaar vergeleken. Als professor in de sinologie en in het bijzonder in de Chinese filosofie werd prof. Libbrecht op het einde van zijn carrière door het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KULeuven gevraagd om dit vak te geven. Hij ontwikkelde hiervoor een model om de verschillende culturen op een gelijkwaardige manier te vergelijken, zonder één traditie bovenaan te plaatsen. Het was het begin van zijn groot levenswerk, hij ontwikkelde zich van pionier tot autoriteit in de comparatieve filosofie. Het Bernarduscollege biedt comparatieve filosofie als keuzevak aan en ik denk dat ze hierin uniek zijn in Vlaanderen. Het model van Libbrecht is hierbij een leidraad. We kijken bv. welke verschillende antwoorden er gegeven worden op dezelfde grote levensvragen. Het is boeiend om te zien hoe bv. de Chinese manier van denken zich uit totaal andere basisuitgangspunten heeft ontwikkeld dan de westerse. Is dit niet noodzakelijk in een wereld die steeds kleiner wordt en waarin landen als China en India een belangrijke rol gaan spelen? Als we enkel over Europa leren, bv. in het vak geschiedenis, kennen we slechts iets over 8,2% van de wereldbevolking. Is dit geen te eng perspectief? Met comparatieve filosofie leren we de anderen beter begrijpen, maar we leren ook om een eigen interpretatie van het leven te ontwikkelen die ruimer is dan wat in onze westerse cultuur vanzelfsprekend is. Op het einde van het schooljaar organiseerden we een bezoek aan de filosoof zelf om hem rechtstreeks de vragen te kunnen stellen waarmee we nog zaten. Een namiddag was meestal te kort voor zijn antwoord en ook daarom schreef hij het neer in dit boekje. Mira de Boose was de eerste die er voluit voor koos om dit vak te volgen en omdat dit enthousiasme na 2 jaar hoger onderwijs nog steeds aanwezig is, wou zij graag de stem van de jeugd laten klinken in deze presentatie. Getuigenis door Mira Ik heb een jaar comparatieve filosofie gevolgd bij Els. Naast Grieks en Latijn was dat mijn favoriete vak. Dat komt omdat dat eigenlijk de enige plaats was waar we konden praten met elkaar over vragen waar geen direct antwoord op is. Er was vooral ruimte om even stil te zijn en naar binnen te kijken. Ik herinner me een les waarin we samen een meditatiemoment hielden. Daarna was er de tijd om onze ervaringen te delen met elkaar. Voor mij werkte dat heel inspirerend, ik kreeg ideeën door de vrijheid die ik mijn binnenste gaf. Maar wat Els vooral deed was ons wereldbeeld verrijken. En dat is wat nodig is in de middelbare scholen. Als filmstudente is het natuurlijk mijn stokpaardje, maar het is zo belangrijk dat jongeren zich bewust worden van de impact van de beeldcultuur. De engheid van de media-‐info is bijvoorbeeld een groot probleem. Hoe wij allemaal ’s avonds naar TV kijken en alles wat wij zien als ‘objectief’ aannemen, zonder dat we nog beseffen dat dit het standpunt is van één iemand. Bovendien vind ik dat de mens zich door de overname van de beeldcultuur en het niet-‐kritisch zijn opsluit in een virtuele wereld en gevoellozer wordt. Jongeren worden verplicht om aan deze cultuur deel te nemen. Door de constante stroom aan beelden, zien we de prachtige levende wereld rondom ons niet meer. Libbrecht schrijft over onze maatschappij als een wereld die gedomineerd wordt door de economie! Maar maakt zo’n economistische ingesteldheid ons gelukkig? Merken we niet dat we iets missen in ons leven?
3
Filosofie in de middelbare school is noodzakelijk om jongeren kritisch te doen nadenken. Er moet ruimte zijn om met jongeren te praten over hoe wij leven in de huidige maatschappij en hoe wij ons daarbij voelen. Libbrecht zet de jongeren aan tot kritisch denken, maar heeft tegelijk een kinderlijke verwondering over de natuurlijke wereld waarin alles zich vanzelf ontplooit. Boekpresentatie door Els Het boek bestaat uit vier delen. De twee grootste zijn “Ik denk” en “Ik voel”. Het zijn de twee manieren waarop wij de wereld waarin wij leven kunnen leren kennen. We krijgen informatie van buitenaf, vb. we zien de pruimenlaar in onze tuin bloesems en blaadjes krijgen. We zien ’s nachts de grote ruimte met al die sterren, … en we kunnen daarover beginnen nadenken. Wat is dit? Waarom gebeurt dit? In dit boekje gaat prof. Libbrecht al heel vlug naar de essentie van de werkelijkheid. Hij denkt na over wat er wezenlijk is. Wat ligt er aan de basis van die duizenden vormen die voortdurend veranderen, ontstaan en vergaan? Wat is er wezenlijk in mezelf? Wat houdt ‘letterlijk’ de wereld draaiende? Wat is er fundamenteel in heel het kosmische proces? Zijn antwoord hierop is: de energie. Hij vertelt hoe hij tot deze energie kwam: via het Ch’i-‐begrip in China, het rajas-‐begrip in India, maar vooral ook door de vooruitgang van de wetenschappen nauwlettend te volgen. Ten slotte was hij zelf leraar wiskunde en heeft hij die wetenschappelijke aanpak en die interesse altijd behouden. Het eerste hoofdstuk van dit boekje zal de wetenschappers onder jullie dan ook zeker bevallen. Het benadert de vragen over het ontstaan van de wereld, over de evolutie, over de natuur, over wat ons tot mensen maakt, over ons brein, over vrijheid, … en hij doet dit niet alleen wetenschappelijk (hij haalt er heel wat biologie en zelfs wat quantenfysica bij) maar ook filosofisch. Hier voegt hij werkelijk iets toe wat het onderwijs niet doet. Heel wat jonge mensen volgen zware wetenschappelijke richtingen en worden hierin ook zeer goed gevormd, maar zelden hebben zij de kans om dit ook filosofisch te benaderen, samen met iemand die op beide terreinen thuis is. Hij is zo eerlijk om naast het vertellen van wat we wetenschappelijk weten, ook te vertellen wat we niet weten, en wat we misschien nooit zullen weten. Zo schrijft hij: “Waar de energie vandaan komt, weten we niet.” (U. Libbrecht, De bricoleur en de dummies, p.20.) “Ik beschouw de natuur niet alleen als basis voor alle wetenschap, maar ook als een groot mysterie. De wetenschap moet echter voor ogen houden dat zij alleen betrekking heeft op het informatief aspect (het vormaspect) van de natuur en dat ook voor haar de energie een groot mysterie is. Aangezien ik mijn groenten zelf kweek, word ik vaak geconfronteerd met het mysterie van het zaad. Ik sta in bewondering voor het feit dat men het genoom (het geheel van genen) kent en aldus het informatieve aspect kan verklaren. Maar ik ben echt ontroerd als ik denk aan de levenskracht die in dat onnozel zaadje aanwezig is, d.i. de energie die dat groeiproces
4
mogelijk maakt. Ik heb dan het gevoel dat ik geconfronteerd word met het diepste mysterie van het heelal.” (Ibidem, p.23)
Het werkelijke leven kunnen we niet in boeken of cursussen leren kennen, we moeten het ervaren. Als ik u zou vragen om mij uit te leggen hoe deze bloesem ruikt, dan zal u mij vlug antwoorden: “Ruik er eens aan”. Alleen dan zullen we het kennen en herkennen. Daarom is Libbrechts uitgangspunt voor filosofie: de filosofie moet de wetenschap als betrouwbaar uitgangspunt nemen én daarnaast de ervaringswereld ernstig nemen. Geen speculaties dus in de filosofie, enkel wat we wetenschappelijk kunnen aantonen én daarnaast wat we kunnen kennen door het te ervaren! Dit laatste heeft in het westerse wereldbeeld nooit een erkende plaats gekregen, uiteraard niet in de wetenschappen omdat ze objectiviteit nastreven en ervaring altijd subjectief is, maar ook nooit in de filosofie. Onder invloed van de oosterse filosofie geeft Libbrecht onze innerlijke belevingswereld een terechte plaats. Ervaren is iets dat vanbinnen gebeurt, in onze innerlijke belevingswereld, waar we bewogen worden, voelen. In dit boekje uit hij dit heel expliciet: na het hoofdstuk “Ik denk”, komt het hoofdstuk “Ik voel”. Kennis en beleving (of emotie) zijn in het model van Libbrecht evenwaardige bronnen van informatie. Wat bepaalt belangrijke keuzen in jouw leven (Wat wil je studeren? Met wie ga je samenleven? Wat wil je in jouw leven doen?) Wordt dat bepaald door wat je daar logisch over gedacht hebt? Of door wat je innerlijk voelt? Waar je je goed bij voelt? Waar je van houdt? Prof. Libbrecht is een realist: “We zijn nooit zonder gevoelens” schrijft hij. “Laten we ze dus ernstig nemen.” Daarom staat hij eerst stil bij de verschillende soorten emoties. Hij baseert zich hiervoor op de chakra-‐leer uit het Verre Oosten en maakt ons ervan bewust dat naast de emoties die in het lichaam zelf ontstaan zoals welbehagen, pijn, genot, … er ook hogere belevingen zijn die moeten getriggerd worden door iets rondom ons. De eerste groep noemt hij ego-‐intentioneel: ze zijn gericht op het overleven van het ‘ik’: verlangen naar eten, naar seksualiteit, naar comfort, maar ook de angst om niet genoeg te hebben, de angst om geen erkenning te krijgen, de angst om pijn te hebben, om dood te gaan, … Maar er zijn ook emoties die niet op ons ‘ik’ gericht zijn. We worden ontroerd door iets waar we zelf geen baat bij hebben, zoals een landschap of een bloem, we leven mee met het verdriet van iemand anders, vaak iemand die we zelfs niet kennen. Net als het verstand scholing en oefening nodig heeft om zich te ontwikkelen, heeft onze emotionaliteit dit ook nodig, bepleit hij. Het heeft geen zin alleen maar te zeggen: “Je moet goed zijn voor anderen.” en het als een wet op te leggen die kan bestraft worden. Ook de emotionaliteit heeft training nodig zodat ze fijngevoeliger kan worden en goedheid en zachtheid een spontane attitude kunnen worden. Het doet me denken aan een overlevende van de concentratiekampen die na de oorlog rondtrok met zijn getuigenis. Toen hij in en zaal vol Joden sprak, vroeg iemand in de zaal: “Hoe kunnen we vermijden dat onze kinderen in de toekomst hetzelfde zouden moeten ondergaan?” Zijn antwoord was: “Het is veel belangrijker bekommerd te zijn over de vraag: hoe kunnen we vermijden dat onze kinderen de beulen worden.”
5
“Confucius (551-‐479 v.C.) zei dat, om mensen fijngevoeliger te maken, men ze moet leren luisteren naar goede muziek. Dit is voor mij een pars pro toto (een deel voor het geheel) voor alle verfijnde aspecten van wereld en samenleving. De spanningen in de wereld kunnen wij niet milderen door wetten en verdragen alleen, men kan immers geen stevig gebouw optrekken met slechte stenen, ook als men nauwgezet de voor-‐ schriften van de architect volgt. Wat wij nodig hebben is een emotionele opvoeding. In de plaats van alle aandacht te richten op het economische aspect van het leven, wordt het dringend tijd voor een alter-‐intentionele scholing. Daarvoor is een gelegenheidstraan bij een ramp en een zuinige gift niet voldoende, daar deze bewogenheid snel verdampt. Wat wij ouderen, die zoveel barbaarsheid hebben meegemaakt, moeten bijbrengen is: zachtmoedigheid. Al te veel van het entertainment (tv,videospelletjes, romans, ...) is afgestemd op geweld en brutaliteit.” (Ibidem, p.79) “Er zijn zo veel ontroerende dimensies eigen aan het leven: planten, dieren, landschappen, sterren ... bekoren ons alleen al door hun aanwezigheid. Waarom leggen wij dan altijd zo de nadruk op de ‘struggle for life’(Darwin) of op ‘L’enfer, c’est l’autre’ (Sartre)? En de mensen? Velen onder hen denken dat ze slechts langs bikkelharde wegen hun levensdoel kunnen bereiken, een doel waarvan zij zelf altijd het middelpunt zijn. Dan zijn al de anderen obstakels die moeten verwijderd worden. Opvoeding betekent op de eerste plaats: afstand doen van het extreem egocentrisme. Dat is evenwel ontzettend moeilijk in een wereld die zijn economie baseert op dat egocentrisme en niet op rechtvaardigheid. Zolang er één mens honger lijdt of werkloos is hebben we ons doel niet bereikt.” (Ibidem, p.79) “Toen in de herfst van 1944 ons dorp door de Engelsen bevrijd was, kwam er een aan-‐ zienlijke Duitse troepenmacht uit West-‐Vlaanderen binnenvallen. Het militaire treffen vond plaats op enkele honderden meter van ons huis. Toen de veldslag (twee dagen en een nacht) voorbij was, liep ik al vlug op het slagveld, waar meer dan dertig doden lagen. Ik zal nooit het gezicht vergeten van die Engelse soldaat – hij had een Clark Gable snorretje – die zijn schuttersputje aan het graven was, en die de hersens uit zijn hoofd geschoten was. Hij bleef voor mij het symbool van de eenvoudige soldaat, die voor de statistieken slechts een nummer was, maar voor mij een jongen met verlangens, dromen en liefde – net als ik. Ik kan zijn gelaat niet vergeten.” (Ibidem, p.91) “Ik was twaalf jaar toen de oorlog uitbrak op 10 mei 1940, een schitterende lentedag. Ik was waarschijnlijk de enige die blij was dat het oorlog was. Ik had op 9 mei een schrijfstraf opgelopen van 100 regels en ik had ze niet geschreven. Met een lang achterste trok ik naar school. Wat was ik blij dat de oorlog uitgebroken was en we weer naar huis gejaagd werden. Zo zie je maar dat er in de duisterste nacht nog een lichtstraal kan schijnen!” (Ibidem, p.94) “En omdat het pesten op school of het bespotten van gebrekkigen al een vorm van kleine oorlog is, kunnen we daar al onze zachtmoedigheid in de praktijk brengen. Een fijngevoelig iemand is altijd vervuld van wat de boeddhisten karuna (mededogen) noemen, en dit is geen gelegenheidsattitude. Iemand met een gave innerlijkheid is
6
een gevoelig mens, het is niet nodig dat men op kunstmatige wijze zijn medelijden opwekt.” (Ibidem, p.79)
Een belangrijke boodschap in heel het werk van Ulrich Libbrecht is de integratie van de verschillende aspecten van de werkelijkheid: de natuur, de wijsheid van het lichaam, het denken en het voelen. In onze maatschappij en ook in het onderwijs zijn we nogal vlug geneigd alles in vakjes en richtingen te verdelen; we hebben allemaal ons ‘profiel’. Hierbij kan wel eens de vraag ontstaan, die prof. Libbrecht zich ook stelt: “Kan ik tegelijkertijd verstandig zijn en gevoelig?” Zijn antwoord hierop is dat je het moèt zijn. “Kernenergie is wetenschap, maar de atoombom is gebrek aan liefde en dus een ethisch probleem. Ethiek is geen louter sociale conventie, maar wordt gevoed vanuit het hart. Tijdens de oorlog maken strategen allerlei plannen op stafkaarten – dat moge dan rationeel zijn – maar op het slagveld sterven duizenden jonge mannen – en dat is gebrek aan liefde en medelijden.” (Ibidem, p.86) Ook de vraag of het mogelijk is om én een wetenschappelijke, kritische rationele mens te zijn én tegelijkertijd een religieuze, beweegbare mens. “Ondanks mijn grote eerbied voor de wetenschap, ben ik altijd in dat Wonder blijven geloven. Het grijpt mij aan, het ontroert mij, het stemt mij. Het is een oceaan waarin alles drijft. Sommigen noemen het ‘God’, maar what’s in a name? Het maakt de mens tot een religieus wezen als men nooit vergeet dat de mystieke ervaring kern en grond is van alle religies. Ik hoop dat de religies eenmaal beseffen dat zij niet moeten pretenderen de waarheid te bezitten – in de oppervlaktestructuur bestaat de waarheid niet – maar dat zij bewaarders zijn van symbolen die ons moeten verbinden met de onpeilbare diepte. Zo niet wordt de religie magie en zal ze door de rationaliteit verpletterd worden.” (Ibidem, p.112) In het voorlaatste hoofdstuk, getiteld “Afscheid” vertelt prof. Libbrecht hoe zijn leven verlopen is; hoe hij een steen verlegd heeft in de rivier; hoe hij een houding van ‘handelen, lachen en zwijgen’ heeft ontwikkeld. Getuigenis van Mira In sommige anekdotes van prof. Libbrecht heb ik mezelf herkend. “Ik heb mijn leven lang van de stilte gehouden. In onze collegejaren moesten we elk jaar drie dagen in retraite – uiteraard met de bijbedoeling God de kans te geven in onze jonge harten een priesterroeping te doen ontwaken. Daarbij was absolute stilte geboden. De enige boeken die we mochten lezen waren heiligenlevens, onvoorstelbaar saaie lectuur. Ik heb toen beslist geen heilige te worden! Maar ik hield wel van die stilte. Ik ben altijd meditatief gebleven, al ben ik nooit gek geweest op gemilitariseerde meditatie met allerlei formele voorschriften. Wanneer ik er aan deelnam, heb ik vaak zitten snakken naar het verlossend belletje. Ik vind dat meditatie een permanente houding is en niet dat voorgeschreven halfuurtje. Ik heb geen afkeer van yoga, die ongetwijfeld haar nut heeft. Maar ik ben voorstander van
7
integrale yoga, die het hele bestaan omvat. Dit betekent dat men het innerlijk licht nooit uitblaast, het is geen gelegenheidskaars. De Indische filosoof Radhakrishnan zegt dat we niet allemaal in een cel kunnen leven, maar dat we allen een cel in ons hart kunnen bouwen, waarin we ons in stilte kunnen terugtrekken.” (Ibidem, p.107)
Het plekje dat ik heb in mezelf waar ik altijd naar kan terugkeren is heel belangrijk voor mij in de huidige maatschappij. Het is een rustpunt, een bol leegte van waaruit nieuwe dingen ontstaan. Hier woont de creativiteit. Ik denk dat het zoals Libbrecht zegt, belangrijk is dat we zo een plek ontwikkelen en dat sterker maken. Het is een permanente houding. Het boek eindigt met een “Boodschap aan de jeugd” waarin deze drie attitudes (handelen, lachen en zwijgen) samenkomen met de drie pijlers van het leven: natuur, waartoe ook ons lichaam behoort, rationeel denken en voelen. Omdat ze zo kernachtig de onderstroom in gans het boekje samenvatten, lezen we ze voor u voor: “Ten aanzien van de Natuur, de lichamelijkheid en de sterrenhemel wens ik jullie aandachtige aanwezigheid. Onze tijd is gekenmerkt door onrust, waardoor mensen geen tijd meer hebben om rustig stil te staan bij de dingen, bij het voorbij stromend Worden dat onze leefwereld is. Een ster, een bloem, je eigen lichaam hebben alle recht op je aandacht. Onze tijd gelijkt op een hollend paard dat geen tijd meer heeft voor bezinning. Je moet de moed hebben om ook eens in de graskant te gaan zitten en de reclamestoet te laten voorbijtrekken. En vergeet ook niet eens op te kijken naar de sterren. Ten aanzien van het kenbare moet je een kritische rationaliteit ontwikkelen. Geloof niet alles wat op papier staat of wat men op tv verkondigt. Vraag je af of het wel waar is en sla er desnoods andere bronnen op na. En laat je zeker niet beïnvloeden door commerciële en politieke praatjes: vraag u steeds af wat hun uiteindelijk doel is. Hou altijd je hoofd koel (en je voeten warm, zei de oude spreuk) en bedenk dat je tegenstrever ook wel eens gelijk kan hebben. En leer ook zwijgen. Dit brengt vaak vrede in de wereld en vrede in je hart. Ten aanzien van de emotionaliteit moet je je ontroerbaar opstellen met volle aandacht voor je eigen gevoelens, ze zijn het mooiste part van je wezen. Maar leg je niet neer bij egocentrische ervaringen: ze zijn niet verboden, maar moeten ingeperkt blijven door al ‘het andere’, dat in u hogere ervaringen kan opwekken. Het mooiste in een mensenleven is dat hij in contact leeft met het Grote Wonder, meer zelfs: dat hij het Grote Wonder is. Laat je erdoor ‘stemmen’. Wens je dat ‘God’ te noemen, geen bezwaar, maar zorg dan dat het geen woord blijft. Dit geldt ook voor ‘nirvana’.” (Ibidem, p.111-‐112) Mira Tot slot heb ik een gedicht uitgekozen dat aansluit bij het gedachtegoed van prof. Libbrecht. Ik herken er het eeuwige wordingsproces in, de natuur, de liefde tussen mensen… Het gedicht heet “Trilboom” en komt uit de bundel “De Niemandsroos” van Paul Celan.
8
Trilboom Een woord waaraan ik jou graag verloor: het woord nimmer. Er was, en soms wist ook jij dat, sprake van een vrijheid. We dreven. Weet je nog dat ik zong? Met de trilboom zong ik, het stuur. We dreven. Weet je nog dat je dreef? Open lag je voor me, voor mij, lag je voor mijn vooruit-‐ springende ziel. Ik dreef voor ons beiden. Ik dreef niet. De trilboom dreef. Dreef hij? Er was immers een plas. Het was het oneindige water. Zwart en oneindig hing hij daar, hing hij daar, wereld-‐ afwaarts. Weet je nog dat ik zong? Die -‐ o die drift. Nimmer. Wereldafwaarts. Ik zong niet. Open lag je voor mijn zeilende ziel.
9
U heeft zich misschien al heel de tijd het volgende afgevraagd: “Die dummies, dat begrijp ik, maar die bricoleur in de titel, wat betekent dat?” Kent u die mensen die allerlei leuke dingen verzamelen en daar dan iets nieuws mee in elkaar knutselen? Daarmee vergelijkt prof. Libbrecht zichzelf. “Zelf compenseer ik het woord ‘dummies’ door ‘bricoleur’. Ik heb mezelf nooit beschouwd als een gewichtige academische filosoof, en ik noem mezelf met graagte ‘un philosophe bricoleur’. Ik heb weinig origineels bedacht en ben schatplichtig aan veel grote geesten. Wel heb ik geprobeerd het denken van anderen – en dat in Oost en West – in een vergelijkend patroon, een model, onder te brengen, dat meer belang hecht aan het ongelijke dan aan het gelijke. Ik heb altijd mijn best gedaan om ‘de ander’ te begrijpen.” (Ibidem, Inleiding) We hebben de mond vol van tolerantie tegenover andere culturen. Maar hoe voel jij je als ik jou zeg: “Ik tolereer jou”? Tolereren is niet genoeg. Comparatieve filosofie is een oprechte interesse in de andere, in hoe hij denkt en hoe hij van hieruit handelt. Inter-‐esse betekent: er tussen zijn, erin zijn. Het is tussen de anderen gaan staan, zich inleven in de andere. Prof. Libbrecht heeft in dit boekje bewezen dat hij dit niet alleen kan in andere culturen maar ook in de jeugd die bijna 70 jaar jonger is dan hij. Maar ook het creatief ‘bricoleren’ maakt het boek zo boeiend en uniek. Hij brengt verschillende gebieden samen: natuurwetenschappen, filosofie, godsdienst, geschiedenis, kosmologie maar ook de Chinese, de Indiase, de Japanse filosofie en cultuur. Wie heeft er een grootvader die dat kan? Zeven jaar geleden vierden wij hier in Oudenaarde uw tachtigste verjaardag, professor. Precies zeven jaar geleden, op 17 mei 2008, vierden we ook uw tachtigste verjaardag in de door u opgerichte School voor Comparatieve Filosofie. Ik heb mijn toespraak toen besloten met de tweede strofe uit Rilkes “Herbsttag”: “Gebied de laatste vruchten vol te zijn. Verleen hun nog twee mooie, warme dagen, stuw hen naar de voleinding en wil jagen de laatste zoetheid in de zware wijn.” Ik ben dankbaar dat onze wensen van toen uitgekomen zijn. U hebt nog prachtige vruchten voortgebracht waarin de ‘nawarmte’, de gloed van uw leven verder uitstraalt. Ik hoop en ik wens dat het hierbij nog niet zal stoppen. Ondertussen stroomt uw leven en uw ideeën al verder in zoveel anderen. Omdat niet iedereen zoveel energie en talenten als u heeft, zijn we met zo velen om uw werk verder te zetten, in de natuurverenigingen, in de School voor Comparatieve Filosofie, in het Libbrechtgenootschap, in het Bernarduscollege, …. We doen dat omdat we het waardevol vinden, omdat we voelen dat we het goede moeten doorgeven, omdat we denken dat de wereld er beter van kan worden.
10
Omdat jij een steen verlegd hebt in de rivier, is ons water anders beginnen stromen en omdat uw steen nogal groot was, heeft hij ons, kleinere steentjes, in zijn beweging meegenomen. U hebt ons het voorbeeld gegeven om vanuit een innerlijke bewogenheid ons in te zetten voor wat ons waardevol lijkt. We zijn u ontzettend dankbaar en we wensen u en uw vrouw een mooie ‘vol-‐einding’ van jullie prachtig ingevulde leven. Van harte gefeliciteerd!
11