Uitwerkingsmemorandum Pensioenakkoord Een quickscan van de belangrijkste elementen
12 juni 2011 PGGM, Bestuurlijke Advisering
1
Inleiding De Stichting van de Arbeid heeft het Pensioenakkoord 2010 uitgewerkt Vrijdagochtend 10 juni 2011 hebben de Minister van SZW en de Stichting van de Arbeid (STAR) in een persconferentie het ‘Uitwerkingsmemorandum Pensioenakkoord van 4 juni 2010’ gepresenteerd. In het memorandum worden aanbevelingen gedaan aan de decentrale partijen over de herinrichting van de pensioenen in de tweede pijler. Het memorandum is het langverwachte resultaat van de onderhandelingen tussen sociale partners over de verdere uitwerking van het een jaar eerder gesloten Pensioenakkoord. In deze notitie schetsen we de hoofdlijnen van het uitwerkingsmemorandum. Het Pensioenakkoord staat niet op zichzelf Het Pensioenakkoord maakt deel uit van een breed pakket aan maatregelen binnen de oudedagsvoorziening en de ouderenmobiliteit. Zo zijn er behalve de aanpassingen in het aanvullend pensioen ook afspraken gemaakt over de AOW, het fiscale kader, het toezicht en de beleidsagenda van de STAR tot 2020 (bijvoorbeeld over de arbeidsmarktparticipatie van ouderen en vitaliteitsregelingen). Er is in het nu voorliggende akkoord nog geen volledige duidelijkheid over twee voor pensioenfondsen essentiële zaken. Enerzijds is nog niet bekend hoe het toezichtkader (FTK-2) dat door SZW zal worden ontwikkeld er precies uit zal zien. Anderzijds moet nog worden uitgewerkt hoe moet of kan worden omgegaan met reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Deze twee openstaande zaken maken het op dit moment lastig om de gevolgen van het Pensioenakkoord in al zijn volledigheid te overzien. Voorliggend document geeft een samenvatting van het Pensioenakkoord In dit document geven wij een algemene samenvatting van het Pensioenakkoord. Daarbij gaan we uitsluitend in op de aanpassingen in de pensioenen in de tweede pijler. Indien gewenst kan PGGM een toelichting of presentatie verzorgen bij uw volgende bestuursvergadering, waarbij ook voor uw fonds specifieke zaken aan de orde kunnen komen. Op basis daarvan kunt u het gewenste traject bepalen om tot eventuele aanpassingen van uw pensioenregeling of financiële opzet te komen. In een aanvullend document (wordt komende week nagestuurd) geven we alvast een eerste overzicht van de belangrijkste aandachtspunten specifiek voor uw fonds.
De hoofdlijnen van het Pensioenakkoord De wezenskenmerken van het pensioenstelsel blijven behouden Uitgangspunt van de STAR is het behoud van de wezenskenmerken van het Nederlandse pensioenstelsel. Dat betekent enerzijds de vormgeving in drie pijlers en anderzijds (in de tweede pijler) het behoud van collectiviteit, solidariteit, verplichte deelname, verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen, de inrichting van de uitvoering en het toezicht daarop, het centrale pensioenoverleg en de decentrale besluitvorming en tot slot de betrokkenheid van sociale partners bij de uitvoering door pensioenfondsen.
2
Nadruk op heldere ambitie, consistent beleid en risicomanagement In het Pensioenakkoord wordt het belang van ‘bewuste keuzes’, ‘consistent beleid’ en ‘goede communicatie’ benadrukt. Tussen de regels door wordt duidelijk dat pensioenfondsen meer dan voorheen expliciet over hun ambitie moeten nadenken: “wat willen we bereiken?” maar ook “wat willen we niet meemaken?”. Het beleid moet daar vervolgens aantoonbaar op worden afgestemd, zodat vooraf aan deelnemers kan worden gecommuniceerd waar zij rekening mee moeten houden. Along the way moeten de resultaten steeds nauwgezet worden gemonitord en getoetst aan de eerder geformuleerde ambitie. Het fonds kan vervolgens indien nodig ingrijpen en daar de deelnemers tijdig over informeren. Zo kan via een betere communicatie de kloof tussen verwachting en werkelijkheid worden verkleind. Consistentie tussen ambitie en beleid wordt daarmee nog belangrijker dan nu al het geval is. De STAR beveelt een voorwaardelijk contract met een reële ambitie aan In het Pensioenakkoord uit 2010 lag de keuze tussen de nominale garantie en de reële ambitie nog nadrukkelijk voor. In de uitwerking kiest de STAR er nu voor de reële ambitie aan te bevelen. De focus in het pensioencontract komt te liggen op het nastreven van een inkomensgerelateerd en geïndexeerd pensioendoel. Daarmee is het in het Pensioenakkoord van 4 juni 2010 geopperde ‘combicontract’ van tafel. In het nieuwe pensioencontract is niet langer sprake van onvoorwaardelijke (nominale) toezeggingen. De STAR acht het raadzaam om zekerheden in het contract niet te borgen met nominale garanties, omdat deze vooral leiden tot schijnzekerheid. Zekerheden in het contract kunnen via andere lijnen (beleggingsbeleid, prudentie, heldere spelregels, trendmatigheid) worden vormgegeven. Veel decentrale vrijheid De STAR hecht waarde aan uniformiteit van pensioenregelingen vanwege de uitvoerbaarheid, maatschappelijke herkenbaarheid en arbeidsmobiliteit. Het Pensioenakkoord biedt echter op decentraal niveau veel vrijheid bij de invulling van het nieuwe pensioencontract. Voorbeelden van die vrijheid zijn de keuzes voor de (indexerings)ambitie, de mate van beleggingsrisico en de invulling van de verschillende stuurinstrumenten. Voor sociale partners en hun fondsen die onvoorwaardelijke toezeggingen willen blijven doen (en dus de aanbeveling van de STAR niet overnemen), zal een verzwaard FTK-1 gaan gelden. Geen onderscheid op basis van leeftijd of opbouwjaren De STAR heeft overwogen of in het nieuwe pensioencontract ook onderscheid kan en zou moeten worden gemaakt naar leeftijd of naar opbouwjaren. Uiteindelijk is de conclusie getrokken dat een dergelijk onderscheid op juridische en beleidsmatige bezwaren stuit. Daarom is leeftijdsdifferentiatie voor nu van tafel. In het nieuwe contract blijft dan ook sprake van het systeem van doorsneepremie en doorsnee-opbouw. Wel acht de STAR het nuttig om verder onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van differentiatie naar leeftijd of opbouwjaren. Uiterlijk bij de evaluatie van het nieuwe pensioencontract, vijf jaar na invoering, moet de uitkomst van dat onderzoek op tafel liggen. Het nieuwe pensioencontract wordt per 1 januari 2013 ingevoerd Vanwege de voorbereidingstijd van wetgeving zal het nieuwe contract wat betreft het opvangen van financiële schokken op zijn vroegst op 1 januari 2013 in werking treden. De nu gemaakte afspraken met betrekking tot premiestabilisatie en de levensverwachting blijven echter ook in de periode vóór 1 januari 2013 van kracht. Per 1 januari 2012 wordt de pensioenleeftijd verhoogd naar 66 jaar.
3
Huidige pensioenrechten en –aanspraken worden ingevaren in het nieuwe contract De STAR acht het gewenst om de op dit moment reeds opgebouwde rechten onder te brengen in het nieuwe pensioencontract. Dit verbetert het indexatieperspectief van deze rechten. Dit vraagt wel dat de bestaande rechten, met terugwerkende kracht, voorwaardelijk worden gemaakt en dat hiervoor het gekozen aanpassingsmechanisme voor financiële schokken gaat gelden. De juridische haalbaarheid van deze wens van de STAR wordt nog onderzocht door SZW. De uitkomst van dat onderzoek wordt pas verwacht in maart 2012.
Het nieuwe pensioencontract verbetert de schokbestendigheid Vertrekpunt van de STAR in het nieuwe pensioencontract is een middelloonregeling met een loongerelateerde pensioenambitie en een aan de prijsontwikkeling gerelateerde pensioenuitkering. De STAR adviseert daarbij om, in lijn met de aanpassingen in de AOW, de franchise in de pensioenregelingen aan te passen aan de stijging van de verdiende lonen. Doordat in het nieuwe pensioencontract niet langer sprake is van onvoorwaardelijke toezeggingen ontstaat er ruimte voor de volgende verbeteringen: De pensioenleeftijd en pensioenopbouw bewegen mee met de ontwikkeling van de levensverwachting Stabilisering van de pensioenpremie De risicovrije nominale marktrente wordt vervangen door een vaste discontovoet Het herstel van financiële schokken kan worden uitgesmeerd Een egalisatiereserve dempt schokken op de financiële markten Beleid kan worden afgestemd op de fondsspecifieke ambitie en risicohouding We bespreken de bovenstaande punten hieronder één voor één. Pensioen beweegt mee met de levensverwachting In het huidige pensioencontract leidt een stijgende levensverwachting tot een stilzwijgende verhoging van de pensioenambitie en de daarbij horende kosten. Om dit te veranderen heeft de STAR afgesproken de ontwikkeling van de levensverwachting in het nieuwe pensioencontract te verwerken. Een hogere levensverwachting leidt enerzijds tot hogere kosten (de nieuwe pensioenopbouw wordt duurder) en anderzijds tot een onmiddellijk dalende dekkingsgraad (de voorziening behorende bij de bestaande opbouw wordt hoger). Voor beide effecten geldt in het nieuwe pensioencontract een zogenoemd levensverwachtingaanpassingsmechanisme (LAM): Voor bestaande pensioenopbouw in het nieuwe pensioencontract geldt: Indien op enig moment een aanpassing van de levensverwachting leidt tot een kostenverhoging, dient dit te worden gecompenseerd ten laste van die (al dan niet ingegane) aanspraken. Deze kostenverhoging dient in een periode van maximaal 10 jaar te worden ingelopen door de indexatie van deze aanspraken neerwaarts bij te stellen. Voor nieuwe pensioenopbouw in het nieuwe pensioencontract geldt: De pensioenleeftijd blijft uniform afgestemd op de AOW-leeftijd. Bij een verhoging van de AOW-leeftijd heeft dit voor het pensioenfonds een kostenbesparing tot gevolg.
4
De prijs voor nieuwe opbouw wordt berekend met inachtneming van de gestegen levensverwachting. Dit heeft een kostenverhoging tot gevolg. Het saldo van de hiervoor genoemde besparing en verhoging wordt verwerkt in de pensioenopbouw door het opbouwpercentage of de indexatie hiervan aan te passen. Decentrale sociale partners kunnen er echter ook voor kiezen een eventueel voordeel te gebruiken voor verbetering van de pensioenregeling of de schokbestendigheid (lees: een hogere dekkingsgraad).
Stabilisering van de pensioenpremie De hoogte van de pensioenpremie moet volgens de STAR consistent zijn met de ambitie van het pensioenfonds en bestand zijn tegen exogene schokken vanuit levensverwachting of financiële markten. Uitgangspunt voor deze stabiele premie is de in de afgelopen jaren bereikte premieruimte (exclusief tijdelijke inhaalpremies en tijdelijke premies voor het prepensioen of overgangsregelingen). Eventuele premieaanpassingen maken geen deel meer uit van het automatische mechanisme waarmee financiële tegenvallers worden opgevangen. De premiestabilisatie betekent overigens ook dat er geen automatische premiedaling plaats vindt in goede tijden. De STAR laat ruimte voor cao-partijen om binnen het decentrale integrale arbeidsvoorwaardenbeleid herschikkingen aan te brengen in de verhoudingen tussen het arbeidspensioen en de andere arbeidsvoorwaarden. De risicovrije nominale marktrente wordt vervangen door een vaste discontovoet Omdat er in het nieuwe pensioencontract geen sprake meer is van onvoorwaardelijke toezeggingen, mag de huidige risicovrije rentevoet die wordt gehanteerd om de waarde van de verplichtingen te berekenen worden losgelaten. Deze wordt vervangen door een discontovoet die spoort met de verwachte gemiddelde rendementen, gecorrigeerd voor de indexeringsambitie. Mogelijk moet de discontovoet ook nog worden verlaagd met een risicoafslag, die moet ‘overeenkomen’ met het exante risico dat wordt genomen in het beleggingsbeleid. Op basis van deze discontovoet worden de pensioenpremie en de dekkingsgraad berekend (en dus ook de sturing bepaald). De vaste discontovoet zorgt, ten opzichte van het huidige pensioencontract, voor een reductie van de volatiliteit van de dekkingsgraad. De STAR beveelt pensioenfondsen aan een behoedzame benadering te kiezen bij gebruik van de (iedere vijf jaar) door de minister van SZW vastgestelde rendementsparameters. Het herstel van financiële schokken kan worden uitgesmeerd Het Pensioenakkoord biedt verschillende mogelijkheden om te reageren op financiële schokken. De verschillen komen tot uiting in de keuze voor dekkingsgraad (reëel of nominaal) en de keuze voor sturing (via een zogenaamd rendementsaanpassingsmechanisme (RAM) of een staffel). Nominaal versus reëel Er blijft ruimte om nominaal te sturen en de facto het contract vanuit de huidige structuur (nominale opbouw en indexering daarbovenop) te blijven vormgeven. Anders gezegd: er kan in de sturing onderscheid worden blijven gemaakt tussen niet of niet volledig indexeren enerzijds en rechtenkorting anderzijds. De rechten zijn voortaan echter wel expliciet voorwaardelijk. Als een fonds kiest voor een reële dekkingsgraad, dan kan er sprake zijn van volledige indexatie wanneer de dekkingsgraad hoger is dan 100%. Als wordt gekozen voor een
5
nominale dekkingsgraad, dan kan er sprake zijn van volledige indexatie wanneer de dekkingsgraad hoger is dan het benodigd eigen vermogen. RAM versus staffel In het rendementsaanpassingsmechanisme (RAM) worden financiële schokken ‘op papier’ onmiddellijk geneutraliseerd via een korting op de indexatie. Die korting mag over een periode van 10 jaar worden uitgesmeerd en worden gesaldeerd met eventuele toekomstige meevallers. Het kan echter ook gebeuren dat de ‘indexatie’ per saldo negatief wordt. Er wordt in deze versie van het nieuwe contract geen onderscheid gemaakt tussen ‘korten op indexeren’ en ‘afstempelen’. Het uitwerkingsmemorandum biedt als alternatief voor het RAM ook de mogelijkheid om met een staffel te werken. In een dergelijke staffel wordt wanneer nodig eerst gekort op indexering (bijvoorbeeld via een lineaire staffel). Als de dekkingsgraad desondanks nog verder zakt, gaat het fonds uiteindelijk over tot afstempelen. In deze versie van het contract wordt dus wel nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen ‘korten op indexeren’ en ‘afstempelen’. De staffel kan zowel op basis van een nominale als een reële dekkingsgraad worden vormgegeven. Een egalisatiereserve dempt schokken op de financiële markten Een egalisatiereserve is een reserve bovenop de reële dekkingsgraad van 100% dan wel bovenop het benodigd eigen vermogen in de nominale variant. Deze reserve is bedoeld om schokken op de financiële markten op te vangen en dus nadrukkelijk niet om de schokken in levensverwachting op te vangen. Financiering van de reserve komt uit beter dan verwachte rendementen. Eventueel kan ook een deel van de premie bestemd worden voor de opbouw van de egalisatiereserve. De maximale hoogte van de egalisatiereserve wordt op decentraal niveau overeengekomen. Wanneer de dekkingsgraad uitstijgt tot boven de maximale egalisatiereserve is sprake van een surplus. Dat surplus kan aan de deelnemers worden toegekend, desgewenst rekening houdend met eerdere kortingen. Dit geschiedt op uniforme wijze, uitgespreid over een periode van maximaal 10 jaar. Ook kan decentraal worden gekozen om, door minder beleggingsrisico te nemen, de rendementsonzekerheid te verminderen. Beleid kan worden afgestemd op de fondsspecifieke ambitie en risicohouding Een contract met alleen voorwaardelijke rechten maakt het mogelijk om het beleid af te stemmen op fondsspecifieke wensen en eigenschappen. Dit vereist wel dat decentrale partijen hun ambitie ten aanzien van indexatie (wat willen we bereiken?) en afstempelen (wat willen we niet meemaken?) expliciet maken. Het toezichtkader zal deze expliciete beleidskeuzes afdwingen, maar de precieze invulling daarvan is nog niet bekend. De toevoeging van ‘risico’ in de ambitie is nodig om te voorkomen dat te veel beleggingsrisico wordt genomen. Hierdoor wordt het pensioenfonds verplicht bewuste keuzes te maken en het beleid (en de communicatie) daar op consistente wijze op te laten aansluiten. Het beleid moet passen bij de fondsspecifieke ambitie, de kenmerken van het deelnemersbestand en de verwachte rendementen en volatiliteiten.
6
Op weg naar een nieuw pensioencontract Dit document geeft slechts een algemeen overzicht van de inhoud van het Pensioenakkoord en van de mogelijke richting van een nieuw pensioencontract voor uw fonds. De specifieke situatie van ieder fonds is medebepalend voor de uiteindelijke uitwerking van een nieuw pensioencontract, nog los van de keuzemogelijkheden die het Pensioenakkoord decentraal mogelijk maakt. In een aanvullend document dat u komende week ontvangt, geven we u alvast een eerste overzicht van de belangrijkste aandachtspunten specifiek toegespitst op uw fonds. De komende periode zal uw bestuur een aantal belangrijke beleidskeuzes moeten maken om te komen tot een nieuw pensioencontract. Niet alleen dat nieuwe contract, maar ook de onderliggende beleidskeuzes moeten meer dan voorheen gebruikelijk was, expliciet en transparant zijn. De keuzes die u gaat maken vormen de basis voor een nieuwe duurzame pensioenregeling en, minstens zo belangrijk, voor het dichten van de kloof tussen verwachtingen bij deelnemers en de weerspannigheid van de demografische en economische werkelijkheid. PGGM ondersteunt u de komende periode graag in het expliciet maken van de door u gewenste ambities en in het proces van het uitwerken van uw keuzes in een nieuw pensioencontract. Wij zijn er klaar voor en denken graag met uw mee.
7