Uitvoeringsregeling van 1 juli 2014, houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van Kultuer & Mienskip. Gedeputeerde Staten van Fryslân, gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013; overwegende dat het wenselijk is om uitvoering te geven aan de beleidsnota “Grinzen Oer”, besluiten: vast te stellen de Subsidieregeling kultuer en mienskip Fryslân: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. Friese taal: het Fries en een in Fryslân actief gebruikte Friese streektaal; b. jeugdliteratuur: literatuur in boekvorm die zich door stijl, inhoud en thematiek richt op jongeren van 12 tot 16 jaar; c. meertaligheid: het gebruik van het Fries en ten minste één andere taal; d. secundaire literatuur: teksten die verwijzen naar of een synthese maken van literair of wetenschappelijk werk; e. publicatie: gepubliceerd oorspronkelijk, literair werk in boekvorm; f. uitgave-overeenkomst: overeenkomst tussen auteur en uitgeverij betreffende de exploitatierechten op de publicatie waarin minimaal de bepalingen over het royaltypercentage en de licentie zijn overeengekomen, zoals geregeld in het Modelcontract GAU/VvL voor de uitgave van oorspronkelijk Nederlandstalig literair werk; g. uitgeverij: rechtspersoon die op continue basis bedrijfsactiviteiten ontplooit ten behoeve van de uitgave van literaire werken. Hoofdstuk 2 Friese taal Paragraaf 2.1
Friestalige literatuur
Artikel 2.1.1 Doel De subsidie heeft tot doel het bevorderen van het schrijven van oorspronkelijke Friestalige fictie, non-fictie en toneelstukken. Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor het schrijven van: a. oorspronkelijke Friestalige jeugdliteratuur; b. de eerste Friestalige publicatie van een schrijver; c. oorspronkelijke Friestalige secundaire literatuur; d. een oorspronkelijk Friestalig toneelstuk. Artikel 2.1.3 Doelgroep 1. Subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.2, onder a, b en c wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen. 2. Subsidie voor de activiteit bedoeld in artikel 2.1.2, onder d wordt uitsluitend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich richten op het produceren of opvoeren van toneel. 1
Artikel 2.1.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 2.1.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 2.1.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; b. het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is; c. de aanvrager voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1.2, onder a, reeds eerder voor een dergelijke activiteit subsidie heeft gekregen, maar de betreffende publicatie nog niet is gepubliceerd. Artikel 2.1.7 Toetsingscriteria 1. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1.2, onder a geldt dat om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria: a. de aanvrager heeft op het moment van het indienen van de aanvraag minimaal één Friestalig kinder- of jeugdboek of publicatie gepubliceerd op grond van een uitgave-overeenkomst; b. de aanvrager heeft een overeenkomst gesloten met een uitgever tot uitgave van het werk waar de aanvraag betrekking op heeft, en c. de publicatie is ten tijde van de subsidievaststelling nog niet gerealiseerd. 2. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1.2, onder b geldt dat om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria: a. de aanvrager op het moment van het indienen van de aanvraag minimaal vijf Friestalige stukken die beoordeeld zijn door een onafhankelijke redactie heeft gepubliceerd op een Fries literair platform op internet of in tijdschriftvorm; b. de aanvrager heeft een overeenkomst gesloten met een uitgever tot uitgave van het werk waar de aanvraag betrekking op heeft, en c. de publicatie is ten tijde van de subsidievaststelling nog niet gerealiseerd. 3. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1.2, onder c geldt dat om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria: a. de aanvrager heeft op het moment van het indienen van de aanvraag minimaal één Fries- of Nederlandstalig werk heeft gepubliceerd binnen het genre secundaire literatuur op grond van een uitgave-overeenkomst. b. de aanvrager heeft een overeenkomst gesloten met een uitgever tot uitgave van het werk waar de aanvraag betrekking op heeft, en c. de publicatie is ten tijde van de subsidievaststelling nog niet gerealiseerd. 4. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1.2, onder d geldt dat om voor subsidie in aanmerking te komen de activiteit wordt uitgevoerd door een auteur die zich aantoonbaar beroepsmatig bezig houdt met schrijven. Artikel 2.1.8 Subsidiehoogte 1. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder a, bedraagt de subsidie € 7.500. 2. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder b, bedraagt de subsidie € 5.000. 3. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder c, bedraagt de subsidie € 10.000. 4. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder d, bedraagt de subsidie € 2.000. 2
Artikel 2.1.9 Verdeelsystematiek activiteiten artikel 2.1.2, onder a, b en c 1. In het geval van een activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder a, b en c, rangschikken Gedeputeerde Staten de voor subsidieverstrekking in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de betreffende toetsingscriteria. 2. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder a, gelden de volgende toetsingscriteria: a. de mate van literaire kwaliteit van het tot het moment van de aanvraag door de aanvrager opgebouwde oeuvre en de ontwikkeling daarin; b. de mate van literaire kwaliteit van de meest recente publicaties in boekvorm van de aanvrager, waarbij getoetst wordt op de elementen stijl, compositie, taalgebruik, karaktertekening, inventiviteit, thematiek, spanning en verteltechniek; c. de mate van kwaliteit van het ingediende werkplan, waarbij getoetst wordt op de elementen oorspronkelijkheid, thematiek en realiseerbaarheid; d. de mate waarin de publicatie bijdraagt aan de diversiteit van het aanbod aan Friestalige jeugdliteratuur. 3. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2, onder b, gelden de volgende toetsingscriteria: a. de mate van literaire kwaliteit van de meest recente publicaties van de aanvrager, waarbij getoetst wordt op de elementen stijl, compositie, taalgebruik, karaktertekening, inventiviteit, thematiek, spanning en verteltechniek; b. de mate van kwaliteit van het ingediende werkplan, waarbij getoetst wordt op de elementen oorspronkelijkheid, thematiek en realiseerbaarheid. 4. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 1.1.2, onder c, gelden de volgende toetsingscriteria: a. het belang van het onderwerp voor de letterkunde of de cultuurgeschiedenis van Fryslân; b. de kennis van de aanvrager over het onderwerp; c. de kwaliteit van eventueel eerder onderzoek van de aanvrager; d. essayistische ervaring en stilistische vaardigheid van de aanvrager; e. de motivering van de keuze voor het onderwerp en de hoofdperso(o)n(en); f. de voorgenomen aanpak van het project; g. de kwaliteit van de synopsis en de eventuele werkhypothese; h. de beschikbaarheid van relevant archiefmateriaal en andere bronnen; i. de planning van het project. 5. Ten behoeve van de rangschikking wegen de genoemde criteria even zwaar. 6. Gedeputeerde Staten stellen een adviescommissie in die tot taak heeft te adviseren over de rangschikking van de aanvragen. 7. Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissie een reglement vast. 8. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. 9. Een rangschikking van aanvragen blijft achterwege indien het maximaal te verlenen subsidiebedrag lager is dan het subsidieplafond. Artikel 2.1.10 Verdeelsystematiek activiteiten artikel 2.1.2, onder d a. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst. b. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. Artikel 2.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1. Aan de subsidieverstrekking wordt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.2, onder a, b en c in elk geval de verplichting verbonden dat het boek binnen een jaar na de 3
2.
datum van de subsidievaststelling in de handel is gebracht en het boek te verkrijgen is bij boekhandels die zijn aangesloten bij de Koninklijke Boekverkopersbond. Aan de subsidieverstrekking wordt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.2 onder d in elk geval de verplichting verbonden dat: a. het toneelstuk binnen twee jaar na de datum van subsidievaststelling door een toneelvereniging wordt opgevoerd in de provincie Fryslân; b. de tekst van het toneelstuk kosteloos ter beschikking gesteld wordt aan toneelverenigingen die het stuk willen opvoeren.
Artikel 2.1.12 Prestatieverantwoording 1 De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat. 2 De subsidieontvanger toont desgevraagd na een in de beschikking genoemde termijn aan dat dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, heeft plaatsgevonden door het overleggen van één exemplaar van de betreffende boektitel of de tekst van het toneelstuk. 3 In het geval van de activiteit, bedoeld in artikel 2.1.2 onder d, verklaart de subsidieontvanger in aanvulling op het voorgaande lid, na een in de beschikking genoemde termijn dat het toneelstuk opgevoerd is.
4
Paragraaf 2.2
Vertalen van literatuur
Artikel 2.2.1 Doel De subsidie heeft tot doel het bevorderen van het vertalen van oorspronkelijk Friestalige fictie en non-fictie en toneelstukken. Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor: a. het vertalen van oorspronkelijke Friestalige fictie en non-fictie in een andere taal; b. het vertalen van oorspronkelijk niet Friestalige fictie en non-fictie in het Fries; c. de vertaling van een jeugdboek in het Fries vanuit een andere taal dan het Nederlands en die niet in de Nederlandse taal werd gepubliceerd; d. het vertalen van een toneelstuk in de Friese taal. Artikel 2.2.3 Doelgroep Subsidie wordt uitsluitend verstrekt: a. voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.2.2 onder a, b en c: aan een bij een brancheorganisatie aangesloten uitgever; b. voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.2.2 onder d: aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid wiens activiteiten zich in hoofdzaak richten op toneel. Artikel 2.2.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 2.2.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 2.2.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de activiteit ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd; b. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; c. het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is; d. de subsidieverstrekking er toe leidt dat meer dan twee aanvragen van dezelfde aanvrager tegelijkertijd worden gesubsidieerd zolang de betreffende publicaties nog niet zijn gepubliceerd; e. de boektitel of het toneelstuk al in de betreffende taal vertaald is. Artikel 2.2.7 Toetsingscriteria 1. Voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.2.2, onder a, b en c geldt dat de vertaling wordt uitgevoerd door een bij het Nederlands Genootschap van Vertalers aangesloten vertaler. 2. Voor de activiteit, bedoeld in artikel 2.2.2, onder d, geldt dat de vertaling wordt uitgevoerd door iemand die aantoonbaar beroepsmatig vertaalt. Artikel 2.2.8 Subsidiehoogte 1. Voor de activiteiten, als bedoeld in artikel 2.2.2, onder a, b en c, bedraagt de subsidie € 0,08 per woord, met een maximum van € 7.500. 2. Voor de activiteit, als bedoeld in artikel 2.2.2, onder d, bedraagt de subsidie € 0,08 per woord, met een maximum van € 1.500.
5
Artikel 2.2.9 Verdeelsystematiek 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen. 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. Artikel 2.2.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1. Aan de subsidieontvanger wordt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.2 onder a, b en c in elk geval de verplichting verbonden dat het boek binnen een jaar na de datum van de subsidievaststelling in de handel is gebracht en het boek te verkrijgen is bij boekhandels die zijn aangesloten bij de Koninklijke Boekverkopersbond. 2. Aan de subsidieverstrekking wordt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2.2, onder d in elk geval de verplichting verbonden dat: a. het toneelstuk binnen twee jaar na de datum van subsidievaststelling door een toneelvereniging wordt opgevoerd in de provincie Fryslân; b. de tekst kosteloos ter beschikking gesteld wordt aan toneelverenigingen die het stuk willen opvoeren. Artikel 2.2.11 Prestatieverantwoording 1. De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat. 2. De subsidieontvanger toont desgevraagd na een in de beschikking genoemde termijn aan dat dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, heeft plaatsgevonden door het overleggen van één exemplaar van de betreffende boektitel. 3. In het geval van de activiteit, bedoeld in artikel 2.2.2 onder d, verklaart de subsidieontvanger in aanvulling op het voorgaande lid, na een in de beschikking genoemde termijn, dat het toneelstuk opgevoerd is.
6
Paragraaf 2.3
Fries mediafonds
Artikel 2.3.1 Doel De doelstelling van het Fries Mediafonds is het leveren van een bijdrage aan vernieuwing van de persbedrijfstak en journalistieke verdieping in Fryslân. Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die betrekking hebben op: a. onderzoek naar of ontwikkeling van de vernieuwing van de journalistiek in Fryslân en vernieuwing en de versteviging van de band tussen (kennis) journalistiek en de Friese samenleving, of b. journalistiek onderzoek naar maatschappelijke ontwikkelingen in Fryslân op het gebied van de kwaliteit van de leefomgeving, regionale (kennis) economie, meertaligheid en Fries, cultuur, duurzaamheid of infrastructuur. Artikel 2.3.3 Doelgroep Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan in Fryslân gevestigde professionele mediabedrijven met rechtspersoonlijkheid en volledige rechtsbevoegdheid, waarvan de journalistieke activiteiten zich richten op een bovenlokale doelgroep in Fryslân. Artikel 2.3.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 2.3.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 2.3.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de activiteit ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd; b. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; c. het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is. Artikel 2.3.7 Subsidiabele kosten 1. Als subsidiabele kosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de naar oordeel van Gedeputeerde Staten in redelijkheid te maken kosten om een activiteit uit te voeren, met uitzondering van de kosten genoemd in artikel 2.3.9. 2. Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een 40-urige werkweek. 3. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de totale subsidiabele kosten uit de begroting. 4. Opbrengsten van de activiteit worden bij de vaststelling van de subsidie in mindering gebracht op de subsidiabele kosten. Artikel 2.3.8 Niet subsidiabele kosten De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking; a. kosten die gemaakt en betaald zijn voor het indienen van de aanvraag; 7
b. c.
reis- en verblijfskosten komen niet voor subsidie in aanmerking; onvoorziene kosten.
Artikel 2.3.9 Verdeelsystematiek 1. Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die beter beantwoordt aan de betreffende toetsingscriteria. 2. De aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria: a. de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelstelling van het Fries Mediafonds; b. de mate van actualiteit van de activiteit; c. de beoogde en verwachte effecten, in relatie met de hoogte van de gevraagde subsidie; d. de mate waarin sprake is van een breed draagvlak. 3. Voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.2 onder a gelden als aanvullende criteria: a. de mate waarin er sprake is van effecten op de langere termijn; b. de mate waarin de activiteiten vernieuwingen tot stand brengen in inhoud en strekking, exploitatiewijze of vormgeving van journalistieke functies als nieuwsgaring, nieuwsduiding of opinievorming, zodat de persverscheidenheid wordt vergroot en daarmee een vernieuwende bijdrage wordt geleverd aan de journalistieke informatievoorziening; c. de mate van vernieuwing en versteviging van de band tussen journalistiek en de Friese samenleving; d. de mate waarin de activiteiten ten dienste staan van de persbedrijfstak als geheel; e. de mate waarin een samenwerkingsproject tussen media een bijdrage levert aan de journalistieke infrastructuur op de korte of lange termijn. 4. Voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.2 onder b gelden als aanvullende criteria: a. de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de vergroting van het kennisniveau van de maatschappelijke ontwikkelingen in Fryslân, in het bijzonder op het terrein van de kwaliteit van de leefomgeving, regionale (kennis)economie, meertaligheid, cultuur, duurzaamheid of infrastructuur; b. de mate waarin het project inhoudelijk of qua invalshoek of benadering uitstijgt boven reguliere journalistiek; c. de mate waarin er nieuw journalistiek onderzoek wordt verricht (literatuuronderzoek, archiefonderzoek, andere research, gesprekken, interviews). 5. Ten behoeve van de rangschikking wegen de genoemde criteria even zwaar. 6. Gedeputeerde Staten stellen een adviescommissie in die tot taak heeft te adviseren over de rangschikking van de aanvragen. 7. Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissie een reglement vast. 8. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. 9. Een rangschikking van aanvragen blijft achterwege indien het maximaal te verlenen subsidiebedrag lager is dan het subsidieplafond. Artikel 2.3.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger Gedeputeerde Staten kunnen bij subsidieverlening de verplichting opleggen dat de subsidieontvanger medewerking verleent aan overleg over en presentatie en publicatie van tussentijdse en eindresultaten van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, teneinde vernieuwende projecten onder de aandacht te brengen, zodat deze ten gunste kunnen komen van andere partijen binnen de sector. Artikel 2.3.11 Prestatieverantwoording
8
1 2
3.
De subsidieontvanger toont op basis van een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten aan dat de activiteit is verricht. In de verklaring als bedoeld in het eerste lid geeft de subsidieontvanger in ieder geval aan: a. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting; b. op welke wijze aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is; c. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is; d. wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, inclusief bijdragen van derden, is, en e. wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is. Bij de verklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt de subsidieontvanger een door hem vastgestelde rekening, die betrekking heeft op de activiteit en die zodanig is ingericht dat hieruit de met uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken.
Artikel 2.3.12 Bevoorschotting en betaling Het voorschot bedraagt maximaal 50% van het verleende bedrag. Artikel 2.3.13 Staatssteun 1. De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing de-minimissteun kan worden verstrekt. 2. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.
9
Paragraaf 2.4
Promotie Friestalige boeken
Artikel 2.4.1 Doel De subsidie heeft tot doel het bevorderen van de promotie van Friestalige fictie en non-fictie. Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ter promotie van het Friese boek. Artikel 2.4.3 Doelgroep Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Artikel 2.4.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 2.4.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 2.4.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de activiteit ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd; b. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; c. het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is. Artikel 2.4.7 Toetsingscriterium Om voor subsidie in aanmerking te komen is de activiteit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten professioneel van opzet. Artikel 2.4.8 Subsidiabele kosten Voor zover noodzakelijk en adequaat komen alle kosten voor subsidie in aanmerking, met uitzondering van de kosten zoals genoemd in artikel 2.4.9. Artikel 2.4.9 Niet subsidiabele kosten De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking; a. kosten die gemaakt en betaald zijn voor het indienen van de aanvraag; b. reis- en verblijfskosten komen niet voor subsidie in aanmerking; c. onvoorziene kosten. Artikel 2.4.10 Subsidiehoogte De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 2.250. Artikel 2.4.11 Verdeelsystematiek 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst. 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. 10
Artikel 2.4.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger De schriftelijke communicatiemiddelen gericht op het publiek worden in ieder geval in de Friese taal gesteld. Artikel 2.4.13 Prestatieverantwoording 3. De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat. 4. De subsidieontvanger toont desgevraagd na een in de beschikking genoemde termijn aan dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, heeft plaatsgevonden en dat aan de aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Artikel 2.3.14 Staatssteun 1. De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing de-minimissteun kan worden verstrekt. 2. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.
11
Paragraaf 2.5
Fries Taalgebruik
Artikel 2.5.1 Doel De subsidie heeft tot doel de zichtbaarheid van de Friese taal in het openbare leven in Fryslân te vergroten. Artikel 2.5.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor het vertalen van schriftelijke communicatiemiddelen gericht op het publiek naar de Friese taal. Artikel 2.5.3 Doelgroep Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan a. in Fryslân werkzame rechtspersonen; b. Friese gemeenten met een vastgesteld beleidsplan met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in die gemeente. Artikel 2.5.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 2.5.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 2.5.6 Toetsingscriteria Een aanvraag van, namens of ten behoeve van een Friese gemeente past binnen het door de betreffende gemeente vastgestelde taalbeleid. Artikel 2.5.7 Subsidiehoogte De subsidie bedraagt € 0,10 per woord tot een maximum van € 1.250. Artikel 2.5.8 Verdeelsystematiek 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst. 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. Artikel 2.5.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1. Aan de subsidieontvanger kunnen verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot de verspreiding en het bereik van het communicatiemiddel. 2. Het communicatiemiddel is tenminste zichtbaar zolang het onderwerp waarop het middel betrekking heeft, actueel is. Artikel 2.5.10 Prestatieverantwoording 1 De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat. 2 De subsidieontvanger toont desgevraagd na een in de beschikking genoemde termijn aan dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, heeft plaatsgevonden door toezending van het vertaalde communicatiemiddel of een verwijzing naar de digitale vindplaats van het vertaalde middel, en op welke wijze aan de aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. 12
Artikel 2.5.11 Staatssteun 1. De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing de-minimissteun kan worden verstrekt. 2. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.
13
Paragraaf 2.6
Uitgeven Friestalige literatuur
Artikel 2.6.1 Doel De subsidie heeft tot doel het bevorderen van het uitgeven van oorspronkelijk Friestalige fictie en non-fictie. Artikel 2.6.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor het uitgeven van een papieren, digitaal of auditief boek in de Friese taal. Artikel 2.6.3 Doelgroep Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een bij een brancheorganisatie aangesloten uitgever of een stichting die zich in hoofdzaak bezig houdt met Friese streektalen. Artikel 2.6.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 2.6.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 2.6.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; b. het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is; c. de aanvrager reeds eerder voor een dergelijke activiteit subsidie heeft gekregen, maar de betreffende publicatie niet is gepubliceerd; d. de aanvrager voor een activiteit, als bedoeld in artikel 2.6.2 in het lopende kalenderjaar reeds voor twaalf boektitels subsidie heeft verkregen. Artikel 2.6.7 Toetsingscriteria Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria: a. er wordt gebruik gemaakt van het modelcontract van de Groep Algemene Uitgevers en de Vereniging van Letterkundigen of, in geval van een auditief boek, van een contract dat op het modelcontract is gebaseerd; b. de boektitel is niet eerder in de vorm waarvoor subsidie wordt gevraagd uitgegeven; c. voor een papieren uitgave geldt een minimumoplage van: 1° 250 exemplaren voor verhalenbundels, fictie-, non-fictie-, kinder- en jeugdboeken; 2° 100 exemplaren voor gedichtenbundels. Artikel 2.6.8 Subsidiehoogte De subsidie bestaat uit een door Gedeputeerde Staten vast te stellen basisbedrag en een bedrag per letterteken, zoals vermeld op het aanvraagformulier, met een maximum van € 2.000 per boektitel. Illustraties worden omgerekend in lettertekens, waarbij onderscheid wordt gemaakt in zwart-wit en kleuren respectievelijk originele en niet-originele illustraties. Artikel 2.6.9 Verdeelsystematiek 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst. 14
2.
Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
Artikel 2.6.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger Aan de subsidieontvanger wordt in elk geval de verplichting opgelegd dat: a. dat het boek binnen een jaar na de datum van de subsidievaststelling in de handel is gebracht en het boek te verkrijgen is bij boekhandels die zijn aangesloten bij de Koninklijke Boekverkopersbond; b. voor zover het een auditief of digitaal boek betreft, de boektitel op een algemeen toegankelijke plaats op internet verkrijgbaar is. Artikel 2.6.11 Prestatieverantwoording 1 De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat. 2 De subsidieontvanger toont desgevraagd na een in de beschikking genoemde termijn aan dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt, heeft plaatsgevonden door toezending van de betreffende boektitel of een verwijzing naar de digitale vindplaats Artikel 2.6.12 Staatssteun 1. De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing de-minimissteun kan worden verstrekt. 2. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.
15
Hoofdstuk 3 Cultuur Paragraaf 3.1 Brûsfûns Artikel 3.1.1 Doel De subsidie heeft tot doel om zoveel mogelijk inwoners van Fryslân actief of passief te laten deelnemen aan culturele activiteiten om kansen tot zelfontplooiing te vergroten en om de onderlinge verbondenheid van mensen te versterken, in het bijzonder in Friese dorpen. Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor culturele activiteiten die in Fryslân plaatsvinden. Artikel 3.1.3 Doelgroep 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. 2. Geen subsidie wordt verstrekt aan: a. instellingen die een boekjaarsubsidie in het kader van de beleidsnota “Grinzen Oer” ontvangen, tenzij zij als projectpartner deel uitmaken van een samenwerkingsverband waarbinnen zij niet het grootste financiële aandeel in de projectkosten hebben en niet de hoofdaanvrager zijn; b. scholen waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs. Artikel 3.1.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 3.1.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 3.1.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de activiteit plaatsvindt in het kader van cultuureducatie op een basisschool, tenzij de activiteit plaatsvindt op een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs; b. de activiteit kan worden gerekend tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager; c. er een andere provinciale subsidieregeling bestaat op grond waarvan voor de activiteit subsidie aangevraagd kan worden; d. de activiteit plaatsvindt in het kader van regulier onderwijs; e. de activiteit zich richt op het ontwikkelen van lesmateriaal; f. de activiteit ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd; g. de aanvraag gericht is op het realiseren van een beeld- of geluidsregistratie; h. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; i. er een gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische, financiële of economische zin niet haalbaar is. Artikel 3.1.7 Toetsingscriteria Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria: a. de elementen onderwijs of meertaligheid maken integraal deel uit van de activiteit; b. de activiteit binnen de provincie Fryslân als vernieuwend beschouwd kan worden in de zin van aanpak, samenwerkingsverbanden, vorm of product-marktcombinaties; 16
c. er is voorzien in cofinanciering van ten minste een kwart van de te verlenen subsidie. Artikel 3.1.8 Subsidiabele kosten 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat komen alle kosten voor subsidie in aanmerking, met uitzondering van de kosten zoals genoemd in artikel 3.1.9. 2. Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar per 40-urige werkweek. Artikel 3.1.9 Niet subsidiabele kosten De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking: a. kosten die gemaakt en betaald zijn voor het indienen van de aanvraag; b. reis- en verblijfskosten komen niet voor subsidie in aanmerking; c. onvoorziene kosten. Artikel 3.1.10 Subsidiehoogte en cofinanciering 1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 75% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000. 2. Door Gedeputeerde Staten van Fryslân verstrekte provinciale middelen kunnen niet als cofinanciering worden opgevoerd. 3. Cofinanciering kan voor maximaal 50% bestaan uit vrijwilligerswerk. De uren van vrijwilligers die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit en die niet uit anderen hoofde zijn of kunnen worden gesubsidieerd, kunnen in het kader van cofinanciering worden opgevoerd met een maximum van € 35,- per uur. Artikel 3.1.11 Verdeelsystematiek 1. Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die beter beantwoordt aan de volgende toetsingscriteria: a. de mate waarin de activiteit naast cultuur tevens betrekking heeft op meertaligheid of onderwijs, en waar het creëren van samenhang tussen cultuur en meertaligheid en cultuur en onderwijs centraal staat; b. de mate waarin er sprake is van cofinanciering; c. de mate waarin er sprake is van cofinanciering door een of meer gemeenten; d. de mate waarin door amateurs of vrijwilligers in de vrije tijd bijgedragen wordt aan de realisatie van de activiteit; e. het aantal het verwachte aantal deelnemers aan de activiteit; f. de mate waarin de activiteit bijdraagt aan cultuurparticipatie in de Friese dorpen; g. de beoogde en verwachte effecten in relatie tot de hoogte van de gevraagde subsidie. 2. Ten behoeve van de rangschikking wegen de genoemde criteria even zwaar. 3. Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting. 4. Een rangschikking van aanvragen blijft achterwege indien het maximaal te verlenen subsidiebedrag lager is dan het subsidieplafond. In dat geval toetsen Gedeputeerde Staten of de aanvragen in voldoende mate beantwoorden aan de genoemde criteria Artikel 3.1.12 Prestatieverantwoording 1. De subsidieontvanger toont op basis van een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten aan dat de activiteit is verricht.
17
2.
3.
In de verklaring als bedoeld in het eerste lid geeft de subsidieontvanger in ieder geval aan: a. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting; b. op welke wijze aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan; c. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is; d. wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, inclusief bijdragen van derden, is; en e. wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is. Bij de verklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt de subsidieontvanger een door hem vastgestelde rekening, die betrekking heeft op de activiteit en die zodanig is ingericht dat hieruit de met uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken.
Artikel 3.1.13 Bevoorschotting en betaling Het voorschot bedraagt maximaal 70% van het verleende bedrag. Artikel 3.1.4 Staatssteun 1. Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun. 2. De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing de-minimissteun kan worden verstrekt. 3. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.
18
Hoofdstuk 4 Onderwijs Paragraaf 4.1 Meertaligheid in het onderwijs Artikel 4.1.1 Doel De subsidie heeft tot doel de subsidiëring van activiteiten die strekken tot het bevorderen of verbeteren van meertaligheid in het onderwijs in de provincie Fryslân. Artikel 4.1.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten: a. voor de sector Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE) het primair onderwijs, met inbegrip van het speciaal onderwijs: 1°. het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal; 2°. het ontwikkelen van lesmateriaal en –methoden. b. voor het voortgezet onderwijs en de agrarische opleidingscentra (AOC): 1°. het ontwikkelen van een taalbeleidsplan voor een school, met daarin opgenomen het beleid met betrekking tot het gebruik van de Friese taal; 2°. het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal; 3°. het ontwikkelen van lesmateriaal en –methoden; 4°. projecten ter stimulering en verdere ontwikkeling van het vak Fries; c. Het uitvoeren van wetenschappelijk (onderwijs)onderzoek op het gebied van Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE), primair en voortgezet onderwijs. Artikel 4.1.3 Doelgroep Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. Artikel 4.1.4 Aanvraagperiode 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode. 2. Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld. Artikel 4.1.5 Aanvraag Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Artikel 4.1.6 Weigeringsgronden Een subsidie wordt geweigerd indien: a. de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project; b. het project naar oordeel van Gedeputeerde Staten in organisatorische, financiële of technische zin niet haalbaar is. Artikel 4.1.7 Toetsingscriteria Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria: a. het project past binnen de doelstellingen van het door Provinciale Staten vastgestelde onderwijsbeleid; b. de subsidieontvanger heeft aantoonbare deskundigheid op het gebied van meertaligheid in het onderwijs op het gebied van opleiding, begeleiding en onderwijsontwikkeling.
19
Artikel 4.1.8 Subsidiabele kosten 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking: a. de naar oordeel van Gedeputeerde Staten in redelijkheid te maken kosten om een activiteit uit te voeren, met uitzondering van de kosten genoemd in artikel 4.1.9; b. kosten voor de technische ontwikkeling van digitaal lesmateriaal en –methoden. 2. Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een 40-urige werkweek. 3. Opbrengsten van de activiteit worden bij de vaststelling van de subsidie in mindering gebracht op de subsidiabele kosten. Artikel 4.1.9 Niet subsidiabele kosten De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking: a. kosten die betrekking hebben op het geven van onderwijs; b. onvoorziene kosten; c. het drukken en verspreiden van lesmateriaal en –methoden. Artikel 4.1.10 Subsidiehoogte 1. De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten. 2. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub a, onder 1º bedraagt de maximale subsidie € 25.000,3. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub a, onder 2º bedraagt de maximale subsidie € 50.000,4. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub b, onder 1º bedraagt de maximale subsidie € € 10.000,-; 5. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub b, onder 2º bedraagt de maximale subsidie € 25.000,-; 6. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub b, onder 3º bedraagt de maximale subsidie € 150.000,-; 7. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub b, onder 4º bedraagt de maximale subsidie € 10.000,-; 8. Voor de activiteit als bedoeld in artikel 4.1.2, sub c, bedraagt de maximale subsidie € 150.000,-. Artikel 4.1.12 Verdeelsystematiek 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen. 2. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting. Artikel 4.1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger Aan de subsidieontvanger kunnen verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot: a. het al dan niet om niet geheel of gedeeltelijk openbaar maken van het resultaat of de resultaten van de activiteit; b. het al dan niet om niet overdragen van de intellectuele eigendomsrechten op het resultaat of de resultaten van de activiteit aan de provincie of derden; c. het al dan niet om niet verschaffen van een bij subsidieverlening nader te omschrijven gebruiksrecht op het resultaat of de resultaten van de activiteit aan de provincie of derden; d. het al dan niet om niet afstand doen door de subsidieontvanger - waaronder in dat 20
e.
geval tevens begrepen diens personeelsleden - of derden om zich jegens de gebruikers van het resultaat of resultaten van de activiteit te beroepen op de subsidieontvanger of die derden eventueel toekomende rechten op grond van artikel 25 sub a tot en met c Auteurswet; het al dan niet om niet verstrekken van exemplaren van het resultaat of de resultaten van de activiteit aan de provincie of derden.
Artikel 4.1.14 Prestatieverantwoording De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag, met daarin een beschrijving van behaalde resultaten. Artikel 4.1.15 Staatssteun 1. De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimis verklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing de-minimissteun kan worden verstrekt. 2. Een subsidie met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Artikel 4.1.16 Bevoorschotting en betaling Het voorschot bedraagt maximaal 70% van het toegekende subsidiebedrag. Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7 Slotbepalingen Artikel 7.1 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst. Artikel 7.2 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kultuer en mienskip Fryslân.
21