UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming Ingangsdatum 1 april 2012
© SSVV revisie oktober 2012
© SSVV – oktober 2012
Artikel 1 Het examen 1. Het examen dient te worden afgenomen conform de, op www.vcaexamenbank.nl, gepubliceerde toetsmatrijs en daaraan gerelateerde toetstermen en conform de algemene bepalingen en voorschriften in Sectie II van de laatste gepubliceerde versie van het Uitvoeringsbesluit. 2. Om deel te nemen aan het examen onafhankelijke adembescherming dient de kandidaat ten minste 18 jaar te zijn. Een uitzondering wordt gemaakt voor leerlingen in het VMBO onderwijs die stage gaan lopen in (Petro)chemie. Hiervoor geldt een minimum leeftijd van 16 jaar. De kandidaat mag geen belemmerende gezichtsbeharing hebben. Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever dat de kandidaat een verklaring of aantekening heeft waaruit blijkt dat de houder medisch geschikt is voor het werken met autonome adembescherming. De geschiktheid voor het werken met autonome adembescherming is zowel bij de opleiding als examinering noodzakelijk. Het certificaat is alleen geldig in combinatie met voornoemde verklaring of aantekening. 3. Het examen bestaat uit een theorie gedeelte en een praktijk gedeelte. 4. De kennis en vaardigheden worden getoetst met een theorie‐ en praktijkexamen. Hierbij wordt geëxamineerd in hoeverre de kandidaat in staat is werkzaamheden te verrichten gebruik makend van onafhankelijke adembescherming conform de gestelde eisen in toetstermen. 5. Na afloop van de examens stuurt de examinator de uitslag tegelijk met de andere bescheiden op aan het erkende Examencentrum SRTV onder wiens verantwoordelijkheid het examen is afgenomen. 6. Leden van de WBC en de onafhankelijke Toezichthouder hebben het recht om tijdens de examens aanwezig te zijn om hun controlerende taak uit te kunnen voeren. 7. Andere examens zijn bij uitzondering mogelijk, mits elk examen afzonderlijk door de WBC is goedgekeurd, volgens de daarvoor overeengekomen procedure. Artikel 2 Beoordeling van het examenwerk 1. Het theorie‐examen wordt beoordeeld door het erkende Examencentrum SRTV. 2. Om in aanmerking te komen voor een certificaat moeten bij het theorie‐examen tenminste 14 van de 21 vragen goed zijn beantwoord. Artikel 3 Beoordeling van het theorie‐examen 1. Het theorie‐examen wordt beoordeeld door het Examencentrum 1. SRTV. 2. De waardering in cijfers van het theorie‐examen is als volgt: Aantal vragen goed Cijfer 21 10 19‐20 9 17‐18 8 15‐16 7
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
2
© SSVV – oktober 2012
14 12‐13 10‐11 8‐9 6‐7 <6
6 5 4 3 2 1
Artikel 4 Het Praktijkexamen 1. Het praktijkgedeelte wordt getoetst door de kandidaten opdrachten te laten uitvoeren volgens bijlage B. 2. Het praktijkexamen start met een LMRA. 3. Gelijktijdig mogen er maximaal twee kandidaten per examinator en per parcours het praktijkexamen afleggen (zie ook opmerking 1). 4.. De opdrachten met het ademluchttoestel en met luchtnetsysteem moeten door de kandidaten zelfstandig (in groepjes van twee) worden uitgevoerd. De beoordeling van het praktijkexamen vindt plaats met behulp van het praktijkbeoordelingsformulier (zie bijlage C). De Examinator geeft hierop ook de eindwaardering aan als voldoende of onvoldoende. 5. Om in aanmerking te komen van het certificaat moet voldaan zijn aan artikel 2.2 en dienen minimaal de met * gemerkte handelingen voldoende zijn uitgevoerd. Van de andere opdrachten mogen niet meer dan 2 foutief worden uitgevoerd. 6. De examinator vult de bevindingen en de behaalde score per kandidaat in op het praktijkbeoordelingsformulier (zie bijlage C). 7. Na afloop van de praktijkexamens stuurt de examinator de uitslag tegelijk met de praktijkbeoordelingsformulieren en eventuele andere bescheiden, op naar het Examencentrum SRTV. 8. Een kandidaat die niet in aanmerking komt voor het certificaat, omdat een van beide vereiste examenonderdelen niet met een voldoende resultaat is afgerond, kan eenmalig bij het zelfde examencentrum opnieuw examen afleggen voor het niet behaalde examenonderdeel. Het eindcijfer voor het door een kandidaat met goed gevolg afgelegd theorie‐ of praktijkonderdeel blijft gedurende 6 maanden van kracht. Tijdens de examinering dient de kandidaat de volgende PBM’s te dragen: werkkleding, veiligheidsschoenen, een veiligheidshelm en tijdens de werkzaamheden werkhandschoenen aangevuld met PBM's welke zijn voorgeschreven voor betreffende werkomgeving. Tijdens de examinering is "belemmerende beharing" en het dragen van een normale bril onder het masker niet toegestaan.
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
3
© SSVV – oktober 2012
Examenoverzicht: Minimumleeftijd 18 jaar Andere ingangseisen Geen gezichtsbeharing Theorie‐examen Aantal vragen 21 Duur Maximaal 30 minuten Cesuur (aantal vragen minimaal goed) 14 Praktijkexamen Minimum tijd (minimum doorlooptijd) in minuten, per kandidaat Maximum tijd (maximum doorlooptijd) in 30 minuten, per kandidaat Maximaal aantal kandidaten per examinator 2 (gelijktijdig) Aantal opdrachten Aantal opstellingen Minimum doorlooptijd in minuten praktijkexamen bij 1 kandidaat* Minimum doorlooptijd in minuten praktijkexamen bij 2 kandidaten* Minimum doorlooptijd in minuten praktijkexamen bij 3 kandidaten* Minimum doorlooptijd in minuten praktijkexamen bij 4 kandidaten* Bijlagen: A. Uitgangspunten bij examinering werken met onafhankelijke adembescherming (ademhalingsautomaat) B. Praktijkexamen werken met onafhankelijke adembescherming (ademhalingsautomaat) C. Praktijkbeoordelingsformulier examen werken met onafhankelijke adembescherming (ademhalingsautomaat) D. Voorbeeld certificaat werken met onafhankelijke adembescherming (ademhalingsautomaat) E. Voorbeeld certificaat examinator werken met onafhankelijke adembescherming (ademhalingsautomaat) Opmerking 1: Het gebruiksklaar maken van de apparatuur, het controleren van de goede werking en het in gebruik nemen dient uit het zicht van elkaar te gebeuren (bijv. met de ruggen naar elkaar). Controlepunten, zoals druk in de cilinder of luchtnet, de waarde van de restdrukwaarschuwing, beschikbare resterende tijd en dergelijke, dienen luid op genoemd te worden.
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
4
© SSVV – oktober 2012
BIJLAGE A: UITGANGSPUNTEN BIJ EXAMINERING WERKEN MET ONAFHANKELIJKE ADEMBESCHERMING (ADEMHALINGSAUTOMAAT) Bij de kwalificatie “werken met onafhankelijke adembescherming” wordt uitgegaan van een aantal begrippen en uitgangspunten die niet altijd eensluidend zijn. Bij de theorie‐ en praktijkexamens kunnen daardoor discussies ontstaan. Hieronder staan een aantal aspecten die bij de examens van belang zijn. De vetgedrukte namen worden bij examens gebruikt: Nomenclatuur: onafhankelijke adembeschermingsmiddelen zijn het ademluchttoestel en luchtnetsysteem. Alleen de toepassingen met de ademhalingsautomaat vallen onder de termen van de cursus; ademluchttoestel is de combinatie van rugplaat/draagframe; ademluchtcilinder, ademhalingsautomaat en bijbehorend masker (EN 137); hoge druk: de druk geleverd door een ademluchtcilinder (200 of 300 bar) of compressor; middendruk: de druk in het systeem vóór de ademhalingsautomaat (6‐9 bar); ademhalingsautomaat: ook bekend als ademautomaat of long(en)‐automaat; overdruk is het systeem waarbij in het masker een lichte overdruk wordt gehandhaafd d.m.v. een ademhalingsautomaat; onderdruk is het systeem waarbij in het masker tijdens de inademing een lichte onderdruk ontstaat. Onderdruksystemen mogen niet op examens worden gebruikt; overflow is het systeem waarbij in het masker een luchtstroom wordt geblazen die groter is dan de benodigde luchthoeveelheid en waarbij het meerdere aan lucht wordt afgeblazen. Overflow mag niet op examens worden gebruikt; maskerbril: een voor het masker aangepaste bril; luchtnetsysteem: een systeem waarbij de ademlucht via een luchtslang wordt aangevoerd. Ook wel airline‐, meeruren‐ of leefluchtsysteem genoemd; restdrukwaarschuwing: ook bekend als fluit of terugtochtwaarschuwingssignaal; koppelblok: ook bekend als trekontlasting; Euro‐koppeling: het meest gebruikte type koppeling op ademluchtsystemen, uitgevoerd als “Euro‐lang” en “Euro‐kort”; beschermingsfactor: een verhoudingsgetal waarin de concentratie buiten het masker en binnen het masker wordt aangegeven. De nominale protectiefactor is de factor onder optimale testomstandigheden; de toegepaste‐/toegekende (assigned)protectiefactor is een praktijkwaarde waarvoor overigens meerdere waarden in omloop zijn; IDLH: Immediately Dangerous to Life or Health ‐ direct bedreigend voor leven of gezondheid.
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
5
© SSVV – oktober 2012
Uitgangsnormen:
de minimale zuurstofgrens waarvoor de cursus is bedoeld is 19 vol%. Dit is ook de grens waarbij adembescherming moet worden toegepast. In de eisen wordt niet ingegaan op de in de praktijk voorkomende concentraties (boven de 19 vol%) waarbij door de bedrijven adembescherming wordt voorgeschreven; het luchtverbruik bij een inzet is 40‐50 liter/minuut; de drukdaling in een (5 liter) ademluchtcilinder wordt aangehouden op 8‐10 bar/minuut; voor berekeningen m.b.t. resterende inzettijd wordt uitgegaan van 50 liter/minuut; Voor de berekening van de resterende inzettijd bij ademluchttoestellen moet men het drukverlies van het traject van de veilige locatie naar de werkplek plus de 55 bar restdruk als druk voor het terugkeer‐moment nemen. De kandidaat heeft de plicht de druk van de ademluchtcilinder regelmatig te controleren; de afwijkende (lagere) cilinderinhoud boven een druk van 200 bar is geen examencriterium; eventuele vragen over de cilinderinhoud worden op maximaal 200 bar gehouden; bij een verhoogde inspanning reageert de ademhaling na circa 10 seconden; een ademcrisis kan na circa 10 seconden ontstaan; het gebruik van lenzen is toegestaan. Niet ingegaan wordt op het verbod dat bij sommige bedrijven voor lenzen geldt; het testen van eventuele lekverliezen op het masker wordt gedaan door te luisteren of de automaat lucht blijft geven, tenzij de leverancier een andere methode voorschrijft. Deze test is verplicht bij het praktijkexamen; de afsluiter van de ademluchtcilinder moet bij gebruik geheel geopend worden. Het “een kwartslag” dichtdraaien van de afsluiter is geen beoordelingscriterium; Volle en gebruikte ademluchtcilinders worden voorzien van de afsluitdop; Bij volle ademluchtcilinders dient de afsluitdop te worden gekenmerkt met de tekst “gevuld” als het drukverschil van een volle cilinder meer dan 10% afwijkt van de reguliere vuldruk is dit wel een aandachtspunt, maar geen gebruikscriterium; de aanspreekdruk van de restdrukwaarschuwing moet liggen tussen 50‐60 bar, tenzij de leverancier afwijkende waarden noemt; bij een luchtnetsysteem met (grote) ademluchtcilinders kan een lagere instelling voor de restdrukwaarschuwing voorkomen. In de vraagstelling wordt niet gevraagd naar de hoogte van deze waarden omdat daarin verschillen aanwezig zijn; het “in eigen beheer” repareren, aanpassen etc. van ademluchtmiddelen is niet toegestaan.
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
6
© SSVV – oktober 2012
BIJLAGE B: PRAKTIJKEXAMEN WERKEN MET ONAFHANKELIJKE ADEMBESCHERMING (ADEMHALINGSAUTOMAAT) Het praktijkexamen omvat de toetstermen 17 t/m 21 van de toetstermen “werken met onafhankelijke adembescherming (ademhalingsautomaat)”. Examen opzet Voor het afnemen van het praktijkexamen “werken met onafhankelijke adembescherming” moet het Examencentrum iedere kandidaat een praktijkoefening laten afleggen in een werkomgeving zoals omschreven in “Inrichting van een parcours”. De praktijkoefening wordt opgezet aan de hand van de praktijk toetstermen en de daaraan gekoppelde relevante aandachtspunten. De handelingen van de examenkandidaat worden door de examinator beoordeeld aan de hand van een praktijkbeoordelingsformulier (Bijlage C). De kandidaat dient voor aanvang van het praktijkexamen een Last Minute Risico Analyse (LMRA) uit te voeren voor de examenlocatie en de examenoefening. De LMRA vragen die opgenomen moeten worden zijn: Weet ik wat ik moet doen? Weet ik wat er fout kan gaan? Als het fout gaat, wat moet ik dan doen? PBM’s ok? Werkkleding ok? Vluchtroute ok? Apparatuur of gereedschap ok? Omgeving veilig? Omgeving afgeschermd? Het examencentrum dient hier een LMRA kaartje/checklist voor beschikbaar stellen aan de kandidaat. Het praktijkexamen bestaat uit tenminste de volgende opdrachten: a) Ademluchttoestel 1. het controleren en gebruiksklaar maken van een ademluchttoestel, ademluchtcilinder en masker 2. het in gebruik nemen van het ademluchttoestel en controleren van de goede werking 3. het afleggen van een parcours (zie inrichting van een parcours) 4. het afleggen van het ademluchttoestel, ademluchtcilinder, het masker en het demonteren van de delen en ademluchtcilinder b) Luchtnetsysteem 1. het aan‐ en afkoppelen aan een luchtnetsysteem waarbij de kandidaat een keuze moet maken uit beschikbare middelen 2. het spoelen van de slang, in gebruik nemen van het masker en controleren op de goede werking 3. het afleggen van een parcours (zie inrichting van een parcours)
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
7
© SSVV – oktober 2012
4. het afnemen van het masker en het demonteren van de delen. Invulling van de praktijktoets Ten behoeve van een goede uitvoering van de praktijktoets, moet het examencentrum een aantal voorzieningen treffen: De beschikbaarheid van de benodigde middelen Een locatie waarin een ademluchtparcours uitgezet kan worden Een beschutte plaats voldoende uit het zicht van de overige kandidaten voor het examineren van de persoonlijke vaardigheden. Inrichting van een parcours Op de examenlocatie moet het mogelijk zijn om een ademluchtparcours uit te zetten waarbinnen de volgende onderdelen voor het simuleren van het werken met adembescherming opgenomen zijn. a) Ademluchttoestel Een traject waarbinnen obstakels en/of objecten voorkomen waarbij de kandidaat rekening moet houden met het gebruik van een ademluchttoestel en het beperkte gezichtsveld Naast meerdere obstakels die een struikelgevaar vormen moet er tenminste hindernissen zoals een verticale (kooi) ladder, een nauwe doorgang en een lage doorgang met een hoogte van maximaal 80 centimeter aanwezig zijn Een werkopdracht waarbij twee kandidaten moeten samenwerken en communiceren. b) Luchtnetsysteem Een traject waarbinnen obstakels en/of objecten voorkomen waarbij de kandidaat rekening moet houden met het gebruik van een masker gekoppeld via een slang aan een luchtnetsysteem en het beperkte gezichtsveld Een werkopdracht tot het verplaatsen van materiaal waarbij de twee kandidaten moeten samenwerken en communiceren. Benodigde middelen Op de examenlocatie moeten de volgende middelen aanwezig zijn: Het ademluchttoestel, ademhalingsautomaten voor het luchnetsysteem en maskers moeten voorzien zijn van een keuringssticker of andere keuringsaanduiding. Per kandidaat een ademluchttoestel met overdruk ademhalingsautomaat Per kandidaat een volgelaatsmasker. (Bijvoorbeeld geseald in plastic of in verzegelde box.) Per kandidaat tenminste één voldoende gevulde ademluchtcilinder. De maximale vuldruk van de ademluchtcilinder moet overeenkomen met de gebruiksdruk van het ademluchttoestel. De cilinder mag bij de aanvang van het examen niet op het toestel zijn gemonteerd en moet op meer dan 5 meter afstand van het ademluchttoestel geplaatst zijn Een luchtnetsysteem welke minimaal bestaat uit een o Aansluitpunt op de ademluchttoevoer (bijvoorbeeld ademluchtslang, ademluchtleidingnet, compressor of ademluchtcilinder) o koppelblok met riem o ademhalingsautomaat o masker (dit mag voorafgaand/volgend op het gebruik met het ademluchttoestel zijn gebruikt).
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
8
© SSVV – oktober 2012
BIJLAGE C: PRAKTIJKBEOORDELINGSFORMULIER EXAMEN WERKEN MET ONAFHANKELIJKE ADEMBESCHERMING (ADEMHALINGSAUTOMAAT) Voorletters kandidaat: Geboorteplaats: Achternaam kandidaat: Geboortedatum: Begintijd examen: Eindtijd examen: LMRA O V Opmerkingen 1* Is de LMRA goed uitgevoerd Het ademluchttoestel gereed maken en O V Opmerkingen controleren vóór gebruik 1 Controleert bij aanvang op compleetheid van het ademluchttoestel en volgelaatsmasker (aandachtspunten: O‐ ring van de HD‐aansluitingen bewijs van beproeving van het ademluchttoestel en de losse onderdelen waaronder; het gelaatstuk en ademluchtcilinder. 2 Draagt de ademluchtcilinder correct 3 Monteert de cilinder op het toestel (aandachtspunten: veiligheidsdop, ademluchtcilinder; evt. borging cilinder; lekkage HD‐gedeelte) 4* Controleert de vuldruk van de ademluchtcilinder en test de werking van de restdrukwaarschuwing en de manometer Het omhangen en in gebruik nemen van O V Opmerkingen het ademluchttoestel 1 Neemt het toestel in gebruik (aandachtspunten: jas/trui methode; opzetten masker; aansluiten ademhalingsautomaat) 2* Voert een lekcontrole op het masker uit
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
9
© SSVV – oktober 2012
1
Het uitvoeren van de opdracht Legt het parcours en de daarin opgenomen opdrachten af 2 Toont controle en zelfbeheersing tijdens de opdracht 3* Is in staat om tijdens het afleggen van het parcours op basis van de resterende cilinderdruk globaal uit te rekenen hoeveel resterende tijd beschikbaar is zonder de reservevoorraad aan te spreken en waarschuwt de examinator en zijn collega als de druk in de ademluchtcilinder onvoldoende dreigt te worden Afleggen van het toestel 1 Legt het ademluchttoestel na gebruik correct af en demonteert de ademluchtcilinder (aandachtspunten: drukvrij maken systeem, bescherming ademhalingsautomaat en manometer, aanbrengen veiligheidsdop op ademluchtcilinder) Het opbouwen, gereedmaken en controleren vóór gebruk van een leefluchtsysteem 1 Maakt een keuze uit de aangeboden middelen en sluit alle componenten van het leeflucht systeem aan 2 Controleert de luchtslang(n) (aandachtspunten: vereiste druk, eventuele noodzaak spoelen, juiste type koppelingen) Het aanbrengen en in gebruik nemen van het ademluchtmasker 1* Neemt masker in gebruik en voert lekcontrole uit Het uitvoeren van de opdracht 1 Legt het parcours en de daarin opgenomen opdrachten af en let op het geleiden van de slang 2* Toont controle en zelfbeheersing tijdens de opdracht
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
O
V
Opmerkingen
O
V
Opmerkingen
O
V
Opmerkingen
O
V
Opmerkingen
O
V
Opmerkingen
10
© SSVV – oktober 2012
1
1
2
Afleggen van het masker Legt het masker na gebruik correct af en demonteert de onderdelen van het luchtnetsysteem
O
V
Opmerkingen
Het toepassen van de algemene O veiligheids‐ en hygiëne regels. Gebruikt en draagt werkkleding, veiligheidsschoenen, een veiligheidshelm en tijdens de werkzaamheden werkhandschoenen op de juiste wijze Zorgt ervoor dat het volgelaatsmasker niet vervuild raakt wanneer deze niet gebruikt wordt
V
Opmerkingen
Totaal aantal beoordelingen O / V : O = onvoldoende V = voldoende • De met een * gemerkte punten moeten allemaal met een voldoende zijn beoordeeld. Als één van deze met een * gemerkte punten als onvoldoende is beoordeeld, is de kandidaat afgewezen. Van de overige beoordelingspunten mogen er niet meer dan 2 als onvoldoende zijn beoordeeld. Eindwaardering : geslaagd/afgewezen Naam examinator: Handtekening: Datum
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
11
© SSVV – oktober 2012
BIJLAGE D: VOORBEELD CERTIFICAAT WERKEN MET ONAFHANKELIJKE ADEMBESCHERMING (ADEMHALINGSAUTOMAAT)
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
12
© SSVV – oktober 2012
BIJLAGE E: VOORBEELD CERTIFICAAT EXAMINATOR WERKEN MET ONAFHANKELIJKE ADEMBESCHERMING (ADEMHALINGSAUTOMAAT)
Ondergetekende verklaart dat
[ Voorletters en naam ] geboren [ geboortedatum ] te [ geboorteplaats ] de autorisatie als Examinator van de kwalificatie
Werken met onafhankelijke adembescherming (H-OA-PC-0409) Met goed gevolg heeft afgelegd op [ datum examen ] Cijfer theorie: [ ]
Eindwaardering praktijk: [ ]
Het examen is afgenomen door het Examencentrum SRTV [ naam Examencentrum ] Deze autorisatie voldoet aan de eisen zoals deze door het erkende Examencentrum SRTV voor de kwalificatie Werken met onafhankelijke adembescherming zijn vastgesteld. Afgiftedatum: Certificaatnummer:
[] []
Namens de directie van het erkende Examencentrum SRTV: Naam: [ ]
Handtekening: [ ]
Handtekening houder: [ ]
Dit certificaat is geldig tot [ 5 jaar na datum van uitgifte ] Daarna moet opnieuw autorisatie plaatsvinden.
UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING Werken met onafhankelijke adembescherming
13