Inhoud Praktijkinformatie Keten Kwaliteit Melk Diergeneesmiddelen, wachttijden Medicijnlijst Dierziekten volwassen dier: melkziekte klauwaandoeningen baarmoederontsteking uierontsteking Dierziekten kalf/jongvee: diarree luchtwegen wormziekten Behandelprotocollen dierziekten: Klauwaandoeningen Baarmoederontsteking Zwaar afkalven Mastitis Standaardprotocollen DAP Vaassen: Sectio Bedrijfsbezoekformulier Standaardprotocollen handelingen veehouder: IBR droogzetten tochtig spuiten kalveren onthoornen (voor eigen gebruik zelf copieren s.v.p) Lijsten: Uitval medicijnen Afkalven Bezoekerslijst Behandeling runderen, overige aandoeningen Uierontsteking Droogzetten Klauwbekappen Bijsluiters
pagina
2 5 8 12 13 15 17 18 22 25 27 29 31 32 33 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47
1
Praktijk informatie: Dierenartsenpraktijk Vaassen Laan van Fasna 18 8171 KH Vaassen tel: 0578 574427 fax: 0578 571243 e-mail algemeen:
[email protected]
Dierenartsen: R.B.M. Bomers T. Grasdijk N. Vonk M. Bosgoed R.G.A. Schuurmans H. de Graaf
Assistenten: I. Braakhekke U. Huiskamp-ten have M. Vallentgoed K. Bourgonje K. Bomhof E. van Bussel
Telefonisch spreekuur dagelijks van 8.00 tot 9.30 uur op bovenstaand tel.nr. Telefonische medicijnbestelling bij voorkeur voor 9.30 uur doorgeven.
2
DIERENARTSENPRAKTIJK VAASSEN 24 UUR PER DAG BEREIKBAAR ONDER NR.:
0578 574427 Elke dag is er een telefonisch spreekuur van 08.00 tot 09.30 uur, visites kunnen dan aangemeld worden en eventuele medicijnbestellingen kunnen dan gedaan worden. Ook is er een dierenarts aanwezig voor overleg en advies. In overleg kan een tijdstip voor bezoek vastgesteld worden en bestelde medicijnen kunnen meegenomen worden. Bestellingen kunnen telefonisch of door middel van een fax (0578 571243) opgegeven worden. Het praktijkgebouw is gevestigd aan de Laan van Fasna 18 in Vaassen. Aan de praktijk zijn 6 dierenartsen verbonden te weten: Rob Schuurmans, Richard Bomers, Ties Grasdijk, Norbert Vonk, Maurits Bosgoed en Herman de Graaf Aan de balie staan voor u klaar de assistentes Ursula Huiskamp, Ineke Braakhekke, Martine Vallentgoed, Kim Bourgonje, Ellen van Bussel en Krista Bomhof ook bij hen kunt u terecht voor advies. Dierenartsenpraktijk Vaassen beschikt over een modern praktijk gebouw, waarin ruimte is om de meest voorkomende diergeneeskundige handelingen te verrichten. Zo beschikt de praktijk over een moderne röntgenkamer, waar röntgenfoto’s gemaakt kunnen worden van zowel gezelschapsdieren als grotere dieren. Er is beschikking over meerdere scanners voor drachtigheidsonderzoek bij diverse diersoorten: paarden, pony’s, runderen, varkens, schapen, geiten en gezelschapsdieren. Daarnaast beschikt de praktijk over een laboratorium waarin de meest voorkomende zaken kunnen worden onderzocht cq. bepaald.
3
AVOND EN WEEKEND DIENSTEN. Buiten de openingstijden van de praktijk wordt uw telefoontje doorgeschakeld naar het voice respons system, hierop krijgt u 2 spoednummers te horen nl: - spoednummer landbouwhuisdieren: 06-51056249 - spoednummer gezelschapsdieren/paard: 06-30021625 Altijd staan minimaal 2 dierenartsen voor u klaar om u zo snel mogelijk van dienst te zijn. Op zaterdagmorgen is de praktijk (en evt. apotheek) geopend van 08.00 tot 09.00 uur. Voor de zaterdag en zondag geldt: de aanvraag voor visites (zijnde geen spoedgevallen) tussen 08.00 en 09.00 uur doorgeven. Eventueel benodigde medicijnen kunnen na overleg klaar gezet worden. BEREIKBAARHEID Ondanks alle technische mogelijkheden, bestaat de mogelijkheid dat deze techniek ons in de steek laat b.v. bij een stroomstoring, kan het zijn dat u ons niet via het centrale nummer 0578 574427 kunt bereiken. In dit geval gaat de telefoon normaal over maar wordt niet opgenomen. In het geval dat de verbinding niet tot stand komt betekent in het algemeen dat de lijn bezet is, probeer na 5 minuten opnieuw een verbinding tot stand te brengen. Schroomt u in dit geval niet om ons op ons prive nummer te bellen. Voor de volledigheid volgen hier de adressen en telefoonnummers van de dierenartsen: R. Schuurmans R. Bomers N. Vonk H. de Graaf
Laan van Fasna 16 Fluitersweg 40 Vlierstraat 65 Bosweg 30
Vaassen Wenum-Wiesel Vaassen Apeldoorn
06 53310129 06 22418727 06 19214496 06 51008950
Indien er problemen zijn met uw hond, kat of ander huisdier kunt u terecht op onze spreekuren voor de gezelschapsdieren praktijk: Maandag tot en met vrijdag
08.30 – 09.30 uur
En verder volgens afspraak. Buiten de openingstijden van de praktijk kunt u in een spoedgeval voor deze categorie dieren bellen naar gezelschapsdierenspoednummer: 06 30021625 Medicijnen kunnen 24 uur per dag afgehaald worden in de medicijnenafhaalruimte.
4
Keten Kwaliteit Melk De laatste jaren zijn er veel veranderingen opgetreden met betrekking tot systemen van kwaliteitszorg in de voedingsmiddelen sector. De consument is hier in belangrijke mate verantwoordelijk voor. De consument wil namelijk niet meer slechts een goede productkwaliteit hebben, maar daarnaast bijvoorbeeld ook gegarandeerd krijgen dat het productieproces milieu- en diervriendelijk is. Keten Kwaliteit Melk is een initiatief van de melkveehouders en de Nederlandse Zuivelindustrie. Dit initiatief beoogt het goede imago dat de Nederlandse zuivelproducten bij de consument heeft, te handhaven. Hoewel het project KKM zich vooral richt op het melkveebedrijf, is het belangrijk voor de totale melkketen. De komst van KKM betekent dat de zuivelsector nu één integraal keten wordt. De melkveehouder vraagt een GMPverklaring van zijn mengvoederfabrikant en een GVP-code van zijn dierenarts. Die verklaringen toont hij aan zijn zuivelonderneming. Vervolgens geeft de melkveehouder inzicht in zijn eigen activiteiten op het melkveebedrijf. De zuivelindustrie kan dan op haar beurt aan de afnemers aantonen, dat haar grondstof melk (waarvan de zuivelprodukten zijn gemaakt) op een verantwoorde, zorgvuldige en veilige manier is geproduceerd op het melkveebedrijf. Omdat alle Nederlandse melkverwerkende bedrijven hun krachten bundelen in de KKM, zal op termijn (vanaf 01-01-2000) een KKM-erkenning verplicht zijn voor alle melkleverende bedrijven. Dierenarts en KKM Met ingang van het project KKM, per 1 Januari 1998, is de code voor Goede Veterinaire Praktijk- uitoefening op Melkveebedrijven van kracht geworden. Op deze datum dienden melkveehouders van hun dierenarts een verklaring te hebben ontvangen, waarin laatstgenoemde verklaarde de algemene GVP-code en de GVP-code voor Melkveebedrijven in acht te zullen nemen, zie zo ook de brochure KKM protocol 2000. Het hele project KKM is opgebouwd uit zes modules. Bij twee van deze modules is de dierenarts rechtstreeks betrokken, namelijk de module Diergeneesmiddelen en de module Diergezondheid en welzijn. De module Diergeneesmiddelen is ontwikkeld om te garanderen dat de kans op aanwezigheid van residuen van diergeneesmiddelen in de melk klein is. Hierdoor wordt een veilig product afgeleverd. Een bedrijf met KKM-erkenning voldoet aan de volgende eisen m.b.t. bovenstaande modules:
5
• • •
• • •
• • •
Gespecificeerde aankoopnota’s voor diergeneesmiddelen (soort middel, hoeveelheid, datum, levering en diersoort). Onze gespecificeerde nota’s voldoen aan deze eisen Er worden alleen voor melkvee geregistreerde middelen (NL of REG NL) gebruikt. Diergeneesmiddelen worden conform het voorschrift en ordelijk in een kast of koelkast bewaard. (De meeste diergeneesmiddelen mogen bij kamertemperatuur bewaard worden.) Er is een doelmatige registratie, waarin wordt vastgelegd wanneer welk diergeneesmiddel bij welk dier is toegediend. Er worden officiële wachttermijnen aangehouden. Bij bijzondere omstandigheden (ernstig zieke dieren, korte droogstand, meerdere en combinaties van behandelingen) worden melkmonsters op antibiotica onderzocht of wordt in overleg met de dierenarts de wachttermijn verlengd. Met diergeneesmiddelen behandelde dieren zijn tijdens het melken goed herkenbaar (bandje om poot of gemerkt met spray). Er is een vaste werkwijze om niet te leveren melk apart te houden en te voorkomen dat resten hiervan in de tank terecht komen. De bestemming van de niet te leveren melk is bekend en vastgelegd.
De module diergezondheid en dierwelzijn is ontwikkeld om de afnemer/consument melkproducten van gezonde en goed verzorgde dieren te kunnen garanderen. Een bedrijf met een KKM-erkenning voldoet aan de volgende eisen: • Een bedrijfscertificaat van de Gezondheidsdienst voor dieren (GD) is aanwezig waaruit blijkt dat het bedrijf voldoet aan de wettelijke basiseisen met betrekking tot I&R Runderen en diergezondheid (vrij van tuberculose, brucellose en leucose). • Het bedrijf is gecertificeerd vrij van melkerskoorts (Leptospirose) of neemt deel aan een bestrijdingsprogramma hiervoor. • Bedrijfshygiëne voorzieningen (bedrijfskleding, bedrijfsschoeisel en ontsmettingsmogelijkheden) zijn gebruiksklaar aanwezig voor bezoekers. • Er is een doelmatig registratiesysteem voor mastitisgevallen. • Ligplaatsen voor de melkkoeien zijn schoon en droog zodat de uiers niet ernstig bevuild raken. • De melkkoeien kunnen vrij gaan liggen en worden goed verzorgd. • Veehouder heeft verklaart geen melkproductiestimulerende middelen zoals het hormoon BST te gebruiken. • De dierenarts die op het bedrijf komt werkt volgens de GVP-code.
6
Daarnaast zijn er nog een aantal punten waar de veehouder zelf extra aandacht aan moet besteden, namelijk: 1. Tanklokaal Deze moet schoon zijn, dit houdt onder andere in dat de wanden en plafond makkelijk te reinigen moeten zijn en dat er geen onnodig materiaal aanwezig is. 2. Diergeneesmiddelen Deze dienen op een vakkundige wijze opgeborgen te worden, dit betekent in een kast en/of koelkast. Verlopen medicijnen dienen als klein chemisch afval beschouwd te worden. Er mogen geen diergeneesmiddelen aanwezig zijn met een verlopen houdbaarheidsdatum. Daarnaast mogen er ook geen medicijnen aanwezig zijn met het opschrift UDD; deze medicijnen mogen uitsluitend worden toegediend door een dierenarts. Verder dient de veehouder een eigen diergeneesmiddelen registratie bij te houden. Van elk dier wat de veehouder zelf behandelt, dient hij bij te houden welk middel gebruikt is, de hoeveelheid, datum en de aan te houden wachttermijn. Daarnaast is de veehouder verplicht een doelmatig en goed registratiesysteem bij te houden van het voorkomen en behandelen van mastitis. Wordt er gebruik gemaakt van een eigen bron, dan moet eerst onderzocht worden of de waterkwaliteit wel KKM waardig is. Dit is met name van belang als dit bronwater wordt gebruikt voor de reiniging van de melkinstallatie. Tenslotte dienen er voor alle bezoekers schone overalls en laarzen aanwezig te zijn. (bij voorkeur overalls maat 50-54 en 58, laarzen maat 39-43 en 46) Uiteindelijk worden de melkveehouders afgerekend op de kwaliteit van de door hen geleverde melk aan de hand van het landelijke kwaliteitspuntenstelsel. Dit stelsel werkt met kortingspunten. Het aantal kortingspunten hangt af van de mate waarin de melk afwijkend is en van de relatieve zwaarte die aan die afwijking wordt toegekend. Het totaal aantal kortingspunten dat op deze wijze aan de melk wordt toegekend, vormt de basis voor de kwaliteitsuitbetaling van de totale melkleverantie in de desbetreffende bemonsteringsperiode. Zo worden er kortingspunten gegeven wanneer er afwijkingen gevonden zijn in onder andere het kiemgetal, de verontreinigingsgraad, het celgetal, de aanwezigheid van boterzuur-vormende bacteriën in de melk en bacterieremmende stoffen (oa. Antibiotica). Al met al zullen de eisen gesteld aan de bedrijfsvoering nu en in de toekomst uitgebreid worden.Het een en ander vergt van u en ons een geprotocoleerde werkwijze. In het begin zal dit niet meevallen, maar onze ervaring is dat men zich deze werkwijze snel eigen maakt.
7
DIERGENEESMIDDELEN Sinds de invoering van de diergeneesmiddelenwet in 1985 zijn er veel veranderingen opgetreden in het aanbod van diergeneesmiddelen. Feitelijk zijn er nog maar 3 soorten geneesmiddelen:
• •
Vrije middelen: deze medicijnen zijn vrij verkrijgbaar en “overal” te koop.
•
UDD middelen: deze middelen mogen uitsluitend door de dierenarts aan het dier worden toegediend. Hier vallen onder: vaccins, narcosemiddelen en medicijnen die rechtstreeks in het bloed worden ingegeven (intraveneus). Een uitzondering is sommige melkziekte infuus vloeistof.
UDA middelen: deze middelen mogen afgegeven worden door de dierenarts aan de veehouder. Dit zijn onder andere antibiotica en pijnstillers. De veehouder mag deze medicijnen zelf toedienen.
Naast deze indeling van medicijnen is er door de invoering van deze wet ook een nieuw registratie systeem ingesteld. Dit hield in dat de toen bestaande diergeneesmiddelen opnieuw geregistreerd moesten worden en wel tegen nieuwere en strengere eisen. Dit is één van de redenen geweest dat er veel diergeneesmiddelen niet meer verkrijgbaar zijn, dat daarnaast van de middelen die nog wel steeds verkrijgbaar zijn, voor sommige medicijnen de wachttijden of de diersoort veranderd zijn. De oude registratie was te herkennen aan een zogenaamd NL-nummer op de verpakking, ook de voorlopig geregistreerde medicijnen krijgen een NL-nummer. De nieuwe definitief geregistreerde medicijnen is dit vervangen door een Reg.NL-nummer.
8
Diergeneesmiddelen kunnen op verschillende manieren worden toegediend, nl.: • Intraveneus, I.V. (rechtstreeks in ader): het grote voordeel is dat het medicijn direct werkt en in voldoende hoge concentraties, echter het stelt speciale eisen aan een geneesmiddel, waardoor er niet zoveel geneesmiddelen op deze wijze toegediend kunnen worden. Alleen de dierenarts mag medicijnen op deze wijze toedienen. • Intramuculair, I.M. ( in de spieren): medicijnen op deze manier inbrengen is vrij makkelijk en het werkt redelijk snel. Het nadeel is dat het wel tot weefselirritatie kan leiden (b.v. dikke nek). • Intramammaire, I.M. ( in het uier): op deze wijze zijn er snel hoge concentraties van een diergeneesmiddel op de juiste plek, nl. in het uier. Dit is dan ook alleen toepasbaar bij aandoening van het uier. • Oraal, P.O. (via de bek): dit is één van de makkelijkste manieren om iets in te geven. Echter het is moeilijker om exact te doseren aangezien de snelheid van opname uit de pens niet altijd constant is. Daarnaast mogen en kunnen antibiotica niet op deze manier toegediend worden, omdat zij anders de microben in de pens vernietigen. • Topicaal, (uitwendig): dit is de makkelijkste manier om iets toe te dienen, nl. over de rug of een potenbad of een spray voor plaatselijke aandoeningen. • Subcutaan, S.C.(onder de huid): • Intranasaal, (via de neus): • Intrauterien, I.U. (toediening in de baarmoeder bv. Nageboortecapsules) Diergeneesmiddelen dienen op een juiste wijze opgeslagen te worden. Onderscheid moet gemaakt worden voor middelen die al aangebroken zijn en middelen die nog in een dichte verpakking zitten. Daarnaast moeten medicijnen zo bewaard worden dat er geen verontreiniging met andere stoffen op kan treden. Dat betekent dat er altijd met een schone naald en spuit gewerkt dient te worden, dat aangebroken verpakking na gebruik goed gesloten wordt en niet open blijft. Hoe het diergeneesmiddel bewaard moet worden staat op de verpakking. Vaak moeten aangebroken flakons bewaard blijven bij een temperatuur van 8 – 15°C. Deze kunnen dan het beste bewaard worden in een koelkast. Poeders hoeven niet in de koelkast maar moeten wel droog bewaard blijven. In zijn algemeenheid geldt het volgende voor het bewaren van medicijnen: • Niet aangebroken flakons in een kast op kamertemperatuur, 15 - 25°C •
Aangebroken flakons in de koelkast, 8 - 15°C
•
Poeders droog en in een kast
•
Alle andere medicijnen in een kast
•
Aanprikdatum noteren op de flakon
9
P.S. Indien aanprikken altijd met een schone naald gebeurd en het diergeneesmiddel op de juiste manier wordt bewaard kan doorgaans een langere termijn worden gehanteerd na aanprikken. Het beste is als de kast op slot kan en de medicijnen op ooghoogte staan. Zodoende kunnen kleine kinderen niet bij de medicijnen komen. Daarnaast kunnen geneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen beter niet in dezelfde kast geplaatst worden, dit om vergissingen en vervuiling van de geneesmiddelen te voorkomen.
Techniek van toediening diergeneesmiddelen: 1.
Altijd met schone naald in een flesje prikken.
2.
Dikte naald passend bij de vloeistof
3.
Lengte naald passend bij het dier en toedieningswijze
4.
Gebruik geen schroefnaalden maar wegwerp- of opsteeknaalden
5.
Maak revolverspuit na gebruik schoon.
10
Wachttijden en residuen Consumeerbare producten moeten uit volksgezondheidsoverwegingen aan bepaalde eisen voldoen. Voor geneesmiddelen die worden toegediend aan dieren die gebruikt worden bij de productie van voedingsmiddelen zijn wachttermijnen vastgesteld. Een wachttijd is de tijd die verstrijkt tussen de laatste toediening van een bepaald diergeneesmiddel en het moment waarop het behandelde dier voor het eerst bepaalde producten (vlees, eieren, melk) bestemd voor menselijke consumptie mag leveren. Van belang daarvoor is het toepassingsvoorschrift op te volgen. Het doel van de wachttijd is te bewerkstelligen, dat de concentratie van residuen (resten) afkomstig van ieder van de werkzame stoffen aanwezig in het diergeneesmiddel in de producten die bestemd zijn voor menselijke consumptie niet hoger zal zijn dan een voor de betreffende stof vastgestelde toegestane maximum. De Consument (en dat bent U ook) stelt steeds hogere eisen aan zijn voedingsmiddelen, vandaar dat de wachttijden eerder langer dan korter zullen worden. Het is in het belang van het imago dat de consument van onze sector heeft, om zorgvuldig om te gaan met de voorgeschreven wachttijden.
11
MEDICIJNLIJST DAP VAASSEN PRODUKT
Neopen Dofatrim Oxytetracycline 10% Pen 30 Pen Strep 20-20 Engemycine 10% Depomycine Baytril 5% Cobactan Mamyzin 5 gr Excenel RTU Albipen LA Procpen 30 Baytril 10% UDD Nuflor Norobrittin D.H.S. Danocin 180 Micotil Bisolvon Buscopan CTC spray Aluminiumspray Geomycine schuimtablet Nageboorte capsule Eurovet Selectan Enroxil 50 mg/ml Animezadon spray Eficur Amoxicilline Ampi ject 15% Draxxin Zactran Receptal Prosolvin Voreen suspensie Oxytocin-ject Estrumate Fertagyl Rapidexon CIDR spiraal Novem Tolfine resp. Rimadyl Novem 20 Bedozane Propyleenglycol Compositum/Ca-Mg Calcitad 50 Calcitad 25 Glucose 30% UDD Bicarbonaat UDD Lodevil UDD Glucamagnesium
WACHTTIJD
WACHTTIJD
MELK
VLEES
Antibiotica 6 melkmalen 56 dgn. 6 melkmalen 14 dgn. 8 melkmalen 28 dgn. 6 melkmalen 5 dgn. 6 melkmalen 35 dgn. 10 melkmalen 18 dgn. 10 melkmalen 56 dgn. 8 melkmalen 9 dgn. 2 melkmalen 5 dgn. 6 melkmalen 10 dgn. 0 dgn. 8 dgn. 28 dgn. 3 melkmalen 5 dgn. 6 melkmalen 7 dgn. 55 dgn. 4 melkmalen 10 dgn. 8 melkmalen 35 dgn. 8 melkmalen 8 dgn. 70 dgn. 3 dgn. 5 dgn. Off Label 15 dgn. Off Label 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 18 melkmalen 35 dgn. 10 melkmalen. 35 dgn. 30 dgn 14 dgn 0 dgn. 8 dgn. 4 dgn. 28 dgn. 2 dgn. 10 dgn. 49 dgn. 64 dgn. Hormonen 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 10 melkmalen 16 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn 1 dag 0 dgn 0 dgn. 3 dgn. 7 dgn. 0 dgn. 0 dgn. Ontstekingsremmer 15 dgn. 1 melkmalen 24 dgn. 0 dgn 21 dgn 5 dgn. 15 dgn. 1 dag 7 dgn. Diversen 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn. 0 dgn.
REG.NL
DOSERING ML/KG L.G.
1556 8762 1227 8332 8330 8291 4264 8211 8444 8652 9740 7826 9933 8212 7993 2725 8909 10212 7774 3687 8944 9013 2398 2507 10467 10487 100656 103176 2275 9932 10183 100210
1/20 1/15 1/25 1/30 1/25 1/25 1/25 1/20 1/25 1 flakon 1/50 1/6 1/30 1/40 1/15 1/20 1/10 1/30 1/30 1/6 1/20 1 pil per dag 1 pil per dag 1/15 1/20
5327 1357 2875 3030 5293 1253 101405 10492
5 ml i.m. 2 ml i.m. 1/50 3-5 ml 2,5-5cc per koe 3/100 1
9470 9816 10130 10219 10187
1/10 1/20 1/35 2,5/100 2/50
7788 8542 3745 3747 1291 1278 3567
250 ml/keer 100/100 100-150/500 200-300/500 500 500 1000 500
1/50 1/10 1/20 1/40 1/25
12
DIERZIEKTEN VOLWASSEN DIER MELKZIEKTE Melkziekte is een aandoening bij het rund die nog steeds veel voorkomt. Steeds meer rundveehouders behandelen koeien met melkziekte zelf, echter begeleiding door de dierenarts blijft zeker noodzakelijk. Met name waar het gaat om de toedieningsvorm, dosering en frequentie is het belangrijk dat de veehouder goed geadviseerd wordt. Van de totale hoeveelheid calcium in het lichaam zit 99% in de botten en maar 1% in het bloed. Als de vraag naar calcium toeneemt, zoals dat het geval is net na het afkalven om voldoende biest aan te maken, dan kan een koe in de problemen komen. Een koe met symptomen van melkziekte dient zo snel mogelijk behandeld te worden met een calcium infuus. Als de koe staat na het calcium infuus is een nabehandeling met een oraal calcium preparaat noodzakelijk. Dit leidt er toe dat de koe over een lange periode een vast aanbod van calcium kan beschikken. Staat de koe echter nog niet binnen 6 uur na toediening van een calcium infuus dan zal deze herhaald moeten worden. Van sommige koeien is bekend dat zij gevoelig zijn voor melkziekte, omdat zij bijvoorbeeld het voorgaande jaar ook al last gehad hebben van melkziekte. Het is in deze gevallen aan te raden om deze koeien net voor het kalven een behandeling te geven met een oraal calcium preparaat en eventueel ook nog 6 uur later en vervolgens weer eens 12 uur later nog een calcium preparaat. Men dient goed in ogenschouw te houden dat als men een koe behandeld met een oraal preparaat pas 6 uur later dit calcium het bloed bereikt. Ziet men dus melkziekte bij een koe, dan is dit niet te voorkomen door wat in de bek in te geven, een infuus is dan het enige wat noodzakelijk is. Met andere woorden, zijn er symptomen van melkziekte dan dient het dier een calcium infuus te krijgen. Dit infuus moet, als de koe niet gaat staan, herhaald worden en wel ongeveer om de 6 uur, net zolang tot dat de koe staat. Hierbij dient ten aller tijde rekening gehouden te worden met het feit dat calcium invloed heeft op de spier werking en dus ook de hartwerking. Te veel calcium of te snel calcium geven kan er toe leiden dat de koe onder de handen sterft. Als de koe staat dan dient deze nabehandeld te worden met een oraal calcium preparaat zodat voldoende calcium opname gegarandeerd is. Een oraal calcium preparaat mag alleen aan de staande koe gegeven worden, omdat men er van uit mag gaan dat de staande koe ook over een slikreflex beschikt. Bij de liggende koe is dit niet altijd het geval.
13
Als koeien niet opknappen na 1 a 2 keer behandelen met een calcium infuus, dan dient het zeker aanbeveling de dierenarts er bij te roepen. Er zijn namelijk een aantal ziekten die net na het kalven op kunnen treden en die erg op melkziekte lijken maar die het absoluut niet zijn. Denk bijvoorbeeld aan een coli mastitis, of heel simpel een zenuw beschadiging. Ook hier kunnen de dieren ernstig ziek zijn, blijven liggen en kunnen zelfs een ondertemperatuur hebben. De dierenarts kan hier onderscheid in maken en de juiste behandeling instellen. In de gevallen dat de koe niet gaat staan, ondanks dat deze al een aantal malen behandeld is met een calcium infuus, kan het zinvol zijn om eerst wat bloed af te nemen. Dierenartsenpraktijk Vaassen beschikt over een eigen laboratorium waar bloedonderzoek kan plaatsvinden. In zo’n geval zal de dierenarts dan ook eerst het calciumgehalte van het bloed bepalen. Naast de bepaling van het calcium wordt ook vaak gekeken of het gehalte aan spier enzymen niet te hoog is, want dit zou dan kunnen duiden op te grote spierbeschadiging. Naast de bepaling van het calcium en de spierenzymen wordt ook vaak gekeken naar het magnesium i.v.m. kopziekte en het bloedsuiker gehalte i.v.m. slepende melkziekte. Mocht het calcium gehalte te laag zijn dan kan met een gerust hart door gegaan worden met de behandeling van de melkziekte. Is echter het calcium gehalte voldoende hoog dan moet er naar andere oorzaken gezocht worden waarom de koe niet overeind komt.
14
KLAUWAANDOENINGEN (voor behandeling zie protocol klauwen) Klauwproblemen veroorzaken een aanzienlijke kostenpost. Deze bedraagt ongeveer 25 euro per aanwezige koe en/of 115 euro per aanwezige kreupele koe. De schade wordt met name veroorzaakt door vervroegde afvoer en produktiedaling. Daarmee komt afvoer van runderen door klauwproblemen op de derde plaats, na vruchtbaarheidsproblemen en onvoldoende produktie. De meeste klauwaandoeningen (chronische bevangenheid, stinkpoot en Mortellaro) komen in combinatie voor en hangen nauw met elkaar samen. De oorzaken van deze klauwaandoeningen zijn multifactorieel. Een belangrijke rol spelen voeding en huisvesting, daanaast kan de aandoening verergerd worden door (secundaire) bacteriële infecties. •
•
•
Tussenklauwontsteking, ook wel slakkepoot of haarworm genoemd, wordt veroorzaakt door twee bacteriën, namelijk Actinomyces pyogenes en Fusobacterium necrophorum. De koe is kreupel en heeft een zwelling boven de kroonrand, die meestal ook warm aanvoelt. Tussenklauwontsteking is moeilijk te voorkomen, maar behandeling met een speciaal antibioticum is meestal succesvol, mits deze op tijd wordt toegepast. Z iekte van Mortellaro, ook wel Italiaanse stinkpoot genoemd, wordt veroorzaakt door Bacteroidus spp. en Fusobacterium necrophorum. De koe heeft een karakteristieke huidbeschadiging vlak boven het hoornvormende weefsel van de ondervoet aan de achterzijde van de poot. In de acute fase kan de aandoening zeer pijnlijk zijn, bij de chronische gevallen valt de kreupelheid nauwelijks op. De therapie bestaat uit het droog houden van de plek en dagelijks spuiten met violetspray. De grootste risicofaktor voor mortellaro is een slechte hygiene op vloeren waar de koeien lopen. Natte klauwen die onder de mest zitten zijn erg gevoelig voor mortellaro Stinkpoot, deze aandoening wordt veroorzaakt door dezelfde bacteriën als bij Mortellaro. De aandoening begint met een vochtige ontsteking van de tussenklauwspleet, later wordt ook het weefsel in het balgebied aangetast. Hierdoor ontstaat een veranderde hoorngroei waardoor er groeven in het balgebied kunnen ontstaan. Daarnaast is een typische geur waarneembaar. De koe is er niet ernstig kreupel van, vaak kun je zien dat het aangetaste onderbeen wat naar buiten gedraait wordt om hem te ontlasten. Door de veranderde hoorngroei kunnen er ook makkelijker zoolzweren ontstaan. De therapie bestaat uit het verwijderen van het overtollige hoorn en afhankelijk van de omstandigheden een specifiek antibioticum. Preventief kan er veel gedaan worden met bekappen en formaline baden.
15
Acute bevangenheid. Deze aandoening kenmerkt zich door acute pijnlijke en warme (voor)klauwen. Acute klauwbevangenheid treedt vaak op bij de volgende aandoeningen: - pensstoornissen - uierontstekingen - baarmoederontstekingen Preventie van acute klauwbevangenheid bestaat dan ook uit het adequaat behandelen van bovengenoemde ontstekingen met antibiotica en ontstekingsremmers gecombineerd met een juiste voeding. •
•
Chronische bevangenheid. Deze aandoening wordt gekenmerkt door een veranderende hoornaangroei wat leidt tot een veranderde hoornschoen. De klauw is te lang en te hol en er zijn duidelijke groeiringen waarneembaar aan de klauw. Vaak wordt deze aandoening veroorzaakt door plotselinge voerwijzigingen. Bij het bekappen v/d koeien is vaak roodverkleuring v/d hoorn een aanwijzing voor chronische bevangenheid.
•
Zoolzweer: bij deze aandoening ontstaan er zwakke plekken in de zool doordat er hoorn van slechte kwaliteit wordt gevormd, dit kan leiden tot het uitpuilen van de lederhuid en ettervorming. De kreupelheid kan zeer ernstigzijn. Oorzaken van zoolzweren zijn: bevangenheid en slechte looppaden (steentjes).
Voetbaden •
Frequentie is afhankelijk van de mate van de klauwproblemen. Van 1x per week tot 1x per maand.
•
2x daags na het melken.
•
Vloeistofnivo: 12 –15 cm
•
Lengte voetbad : Minimaal 3 meter.
•
1 voetbad is goed voor 100x doorlopen
•
Inhoud 4% formaline 40% (= 4 liter op 100 liter water)
•
Klauwen voor voetbad schoonspuiten.
16
BAARMOEDERONTSTEKING Baarmoederontsteking, witvuilen, aan de nageboorte blijven staan in al deze gevallen kan de koe er in meer of mindere mate ziek van zijn. Zij eet wat minder en de melkgift kan gedaald zijn. De kleur van de uitvloeiingen kan varieren van wit tot donkerbruin. Deze aandoening komt ongeveer bij 1% van de afkalvende koeien voor. Het begint meestal met een acute baarmoederontsteking met donkerbruine uitvloeiing welke later kan overgaan in een wittere uitvloeiing. De oorzaak moet meestal gezocht worden in het abnormaal afkalven onder onhygiënische omstandigheden. Zo zal zwaar afkalven tot meer beschadigingen aan de baarmoeder leiden, het geen aanleiding kan geven tot het aan de nageboorte blijven staan met als gevolg baarmoederontsteking. Daarnaast speelt het niet goed samentrekken van de baarmoeder ook een rol bij het ontstaan van baarmoederontsteking. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de koe ook last heeft van melkziekte . Doordat zij te weinig calcium in haar bloed heeft kunnen de spieren van de baarmoeder minder goed samentrekken. Als er éénmaal bacteriën binnen zijn gekomen dan vermenigvuldigen deze zich snel in de baarmoeder. Daar er zich in de baarmoeder nog veel bloedresten en andere producten bevinden, die een goede voedingsbodem vormen, kunnen de bacteriën erg snel gaan groeien. In een aantal gevallen blijft de koe witvuilen. Het is belangrijk dat deze dieren 3 a 4 weken na het kalven inwendig onderzocht worden. Er bestaat anders de mogelijkheid dat deze koeien een baarmoederontsteking ontwikkelen waarbij het ontstekingsvocht niet word afgedreven omdat de baarmoedermond zich gesloten heeft. Het is derhalve belangrijk daar tijdig bij te zijn zodat deze vorm van baarmoederontsteking geen kans krijgt en de koeien op tijd tochtig worden en weer schoon zijn op het moment van inseminatie. Het aan de nageboorte blijven staan is voor een deel een immunologisch probleem, de koe moet eigenlijk de moederkoek na de geboorte afstoten, om onduidelijke reden doet ze dat niet. Daarnaast kan de veehouder de afkalf omstandigheden verbeteren zodat de kans om aan de nageboorte te blijven staan verkleind wordt. Dit betekent afkalven in een schone afkalfstal (en niet in de zieke stal), daarnaast moet er met schone ontsmette apparatuur gewerkt worden (touwtjes ontsmetten) en met schone handen.
17
UIERONTSTEKING Mastitis wordt in het algemeen gezien als de duurste ziekte bij melkvee. In Amerika loopt men jaarlijks twee miljard dollar aan inkomsten mis door mastitis. Daarnaast zijn 70% van de verliezen die optreden door mastitis niet direct zichtbaar voor de veehouder. Het gaat dan met name om de niet zichtbare (subklinische) mastitis. Mastitis ontstaat doordat bacteriën het tepelkanaal binnendringen om vervolgens in het uierweefsel terecht te komen. Nadat bacteriën de uier binnengekomen zijn veroorzaken zij een ontstekingsreactie. Dit doen zij door te groeien en het produceren van gifstoffen. Hierdoor raken de cellen van het uierweefsel beschadigd. Het uierweefsel zwelt, wordt harder, warmer en roder. Afhankelijk van de ernst van de ontsteking kan het uierweefsel verloren gaan of zich (gedeeltelijk) herstellen. Er zijn een aantal momenten waarop er een hogere kans op mastitis is, nl.: 1. rond het afkalven door: a. een heersende stalbesmetting b. zucht/kneuzing van het uierweefsel c. een verlaagde weerstand van de koe 2. rond de 60e lactatiedag door: a. een verhoogde spanning van het uier b. een niet juist afgestelde melkmachine 3. aan het begin van de droogstand door: a. het niet meer uitmelken van schadelijke bacteriën b. een verhoogde spanning van het uier Elke bacterie gedraagt zich op een andere manier, vandaar dat mastitis op verschillende manieren kan ontstaan. Zo wordt er onderscheidt gemaakt in: 1. Van koe op koe: dit is de zogenaamde “besmette mastitis”. De bacteriën komen met name op de koe zelf voor (koe gebonden bacterie) en overleven slecht in het milieu. De infectie ontstaat door verspreiding van de bacteriën door handen van de boer, de besmette melk in de melkmachine e.d. Dit leidt vaak tot chronische en zichtbare (subklinische) mastitis maar kan ook aanleiding zijn voor een acute mastitis. Het betreft meestal een van de volgende bacteriën: Streptococcus agalactiae: deze bacterie zit met name in het tepelkanaal of op de tepel. Hij blijft op de huid/slijmvliezen en veroorzaakt daar een lokale ontsteking, maar dringt het weefsel niet binnen. Door de gevormde ontstekingsprodukten kan het slotgat verstopt raken. Besmettingen met deze bacterie zijn goed te voorkomen door adequate melkmachinehygiëne, tepeldip en het gebruik van droogzetpreparaten. Staphylococcus aureus: Dit is nog steeds de grootste veroorzaker van mastitis bij het rund, zoals blijkt uit de volgende tabel. Mastitis veroorzakers in Nederland: 1. Staphylococcus aureus 36.4% 2. Streptococcus uberis 17.2% 3. Streptococcus agalactiae 16.0% 4. Streptococcus dysgalactiae 9.3% 5. Overige bacteriën 21.1%
18
In acute gevallen is de koe algeheel ziek door het vrijkomen van gifstoffen. De koe eet niet meer en heeft koorts. Daarnaast is er vaak een zwelling met zucht waarneembaar van het uier en is het uier pijnlijk. Dit leidt uiteindelijk tot een verminderde melkproduktie. De grootste problemen ontstaan echter doordat de bacteriën zich in de cellen schuil houdt, zodat deze moeilijk bereikbaar of onbereikbaar is voor het afweermechanisme van de koe zelf of voor de antibiotica. 2. Uit de omgeving: deze bacteriën zitten met name in de mest, grond, strooisel en in het water. Infecties van deze bacteriën zijn moeilijker te voorkomen dan die van de besmettelijke mastitis. De preventie moet liggen in een goede stalhygiëne. De veroorzaker is vaak E.coli. Deze infecties treden vaak op na het kalven en bij warm en nat weer. Deze bacterie bezit de mogelijkheid gifstoffen te produceren waar de koe ernstig ziek van kan worden. De streptococcus (S.dysgalactiae, S.uberis) vallen hier ook onder. 3. Op de tepelhuid voorkomende bacteriën (uier gebonden kiemen): het betreft hier met name de staphylococcen. Deze bacteriën leiden niet vaak tot ernstige uierontsteking. 4. Van kalf naar uier: zogen van het kalf zorgt ervoor dat het tepelkanaal open gaat staan. Men onderzoekt momenteel of het verstandig is mastitismelk te geven aan kalveren die nog bij de koe drinken. Mogelijk dat er kiemen in de tonsillen van het kalf gaan zitten en die vervolgens weer naar de koe kunnen gaan. 5. Vliegen: het gaat hier met name om de verspreiding van Actinomyces pyogenes welke leidt tot zomerwrang. Deze bacterie kan een etterige uierontsteking veroorzaken bij met name de droge koeien en pinken. De belangrijkste verwekkers op een rij: 1. COLIFORME MASTITIS: deze vorm van mastitis treedt vaak op na het kalven, in een aantal gevallen leidt deze zelfs tot sterfte in een zeer korte tijd, ondanks een goede behandeling. De uierhuid kan blauw verkleuren. Daarnaast treedt er een daling op van de melkgift die in ernstige gevallen helemaal kan verdwijnen. E.coli beschadigt de melkgangen en het melksecretiesysteem, dit in tegenstelling tot andere bacteriën. Het lijkt zo te zijn dat koeien nat het kalven niet in staat zijn een voldoende afweer op te wekken tegen E.coli. Sommige typen van E.coli zijn in staat snel een zeer potent gif te produceren. Deze koeien kunnen hier erg ziek van worden. De gifstoffen beschadigen de bloedvaten van het uier. Dit leidt ertoe dat er weefsel wordt afgestoten. De koe heeft koorts, is verzwakt, heeft diarree en een gebrek aan eetlust. In het beginstadium is het uier nog niet afwijkend maar de melk is dun, geel en bevat kleine vlokjes, die alleen waarneembaar zijn op een zwarte ondergrond. Als de koe niet dood gaat binnen 48 uur dan kan snel herstel optreden of de aandoening wordt, in zeldzame gevallen, chronisch. 2. KLEBSIELLA MASTITIS: Deze ernstige acute mastitis komt de laatste jaren steeds vaker voor. De klebsiella bacterie bevindt zich in het zaagsel. (zaagsel waarin ook de schors van bomen is verwerkt en vochtig en niet hygienisch is opgeslagen). De koeien met klebsiella mastitis zijn zeer ernstig ziek (zeer sterk gelijkend op een acute colimastitis). Symptomen: hoge koorst, hard kwartier, koude oren, vaak moeilijk kunnen 19
staan. Deze dieren zijn spoedpatiënten!!. Genezing van het aangetaste kwartier is moeilijk. Er bestaat een grote kans dat in het kwartier een chronisch klebsiella besmetting achterblijft. Indien u 2 van dit soort patiënten vlak na elkaar heeft is het belangrijk via melk- en zaagselmonsters klebsiella aan te tonen cq uit te sluiten.
20
3. ACUTE STAPHYLOCOCCEN MASTITIS: deze kan zich zeer snel voltrekken, tijdens het melken kan het zijn dat er niks waar te nemen is, terwijl er bij de volgende melkbeurt er al sprake kan zijn van een daverende mastitis. Het kwartier is gezwollen, voelt gespannen aan, is warm en stevig maar ook erg pijnlijk. Er is nagenoeg geen melkproduktie meer. Een paar milliliters bruin gekleurde, bloederige vloeistof is nog uit de uier te krijgen. De niet aangetaste kwartieren zijn mogelijk stevig en gezwollen door de gifproduktie, maar de melk is niet afwijkend. Als er veel gifstoffen in de circulatie komen bestaat er gevaar voor sterfte. Dit alles kan er toe leiden dat er delen van de uier worden afgestoten en dat de uier een blauw/violet achtige kleur krijgt. Het betreffende kwartier is koud. De huid van uier en tepel wordt zeer gespannen en later ontstaan er mogelijk blaren en ontvelling. Uit de uier kan een heldere rode vloeistof komen. Uiteindelijk loopt de koe het risico dat het kwartier of een groter deel van de uier wordt afgestoten. 4. (ZOMER)WRANG: het is een acute mastitis van niet-lacterende runderen en het betreft meestal pinken en vaarzen, maar soms ook droogstaande koeien en in uitzonderingssituaties ook bij lacterende runderen. De aandoening treedt met name op in de periode juli-augustus. Als er geen behandeling of preventie is, kan de sterfte oplopen tot 50% maar ook als er wel een therapie ingesteld wordt zijn de resultaten vaak slecht. Deze vorm van mastitis wordt veroorzaakt door Actinomyces pyogenes, maar bij bacteriologisch onderzoek wordt meestal een mengcultuur gevonden. A.pyogenes wordt verspreid door vliegen. Er ontstaat een plotselinge harde pijnlijke zwelling van één of meerdere kwartieren van de niet-lacterende uier. De koeien zijn algemeen ziek en de melk is okergeel en taai. Bij echte zomerwrang treedt een typische wranggeur op. Een aandoening die hier erg op lijkt is de pseudozomerwrang, maar hierbij zijn de koeien niet algemeen ziek, hebben een minder hard kwartier en het wordt meestal veroorzaakt door staphylococcen spp. of streptococcen spp. Bij de zomerwrang zijn de koeien acuut ziek en hebben koorts (tot 41.5°C). Daarnaast wordt er een verminderde eetlust waargenomen, zonderen ze zich af en blijven ze liggen bij benaderen. De tepel en het kwartier zijn gezwollen, voelen hard aan en zijn warm en pijnlijk. Er wordt een typische penetrante geur geproduceerd. Bij sommige dieren is de ziekte snel fataal, bij andere koeien merk je er niets van. 5. NIET ZICHTBARE MASTITIS (subklinische mastitis): de koeien vertonen geen symptomen van mastitis. Aan de uier worden geen afwijkingen gevonden. Het celgetal is licht verhoogd en bij een bacteriologisch onderzoek worden met name Streptococcen en Staphylococcen gevonden. Deze vorm van mastitis kan overgaan in een acute- of chronische vorm. 80% van de schade aan melkproduktie wordt veroorzaakt door subklinische mastitis. De beste methode om dit te voorkomen is alle koeien te behandelen in de droogstand met een droogzet preparaat.
21
PREVENTIE: In het algemeen kunnen de volgende stappen ondernomen worden om de incidentie van mastitis te verlagen. Ten eerste moet er met schone handen gewerkt worden en moet het uier schoon zijn. Hiervoor kan het beste één schoon uierdoek gebruikt worden en dient de veehouder per koe een nieuw uierdoek te gebruiken. Als het uier nat is van de reiniging, dan moet deze eerst goed afgedroogd worden. Na het melken moeten bij alle koeien een tepeldip toegepast worden. Het gebruik van een tepeldip is met name effectief tegen S.aureus en S.agalactiae. De mastitiden die voortkomen uit de omgeving zijn hier meestal niet of minder gevoelig voor. Verder is het verstandig om de koeien na het melken nog even vast te zetten aan het voerhek zodat het slotgat de mogelijkheid krijgt zich aan te sluiten. Hoewel deze sluiting lang duurt kan het toch een nuttig effect hebben. Daarnaast is het zeer aan te bevelen koeien met zichtbare mastitis aan het eind van de melkronde te melken. Het is anders mogelijk dat een andere koe zich infecteert via hetzelfde melkstel. Een andere, maar duurdere optie is een apart melkstel te gebruiken voor de mastitis koeien en deze na elke melkbeurt om te spoelen met heet water (90°C). Tenslotte op het moment dat de koeien drooggezet worden, is het aan te raden alle koeien standaard te behandelen met droogzetpreparaten. Dit leidt tot een aanzienlijke reductie van subklinische mastitiden, een lager koecelgetal, minder klinische mastitiden en een hogere melkproduktie. Naast deze preventieve maatregelen zijn er ook nog andere factoren die in de gaten moeten worden gehouden. Zo is het verstandig als de veehouder probeert het aantal tepelverwondingen te minimaliseren. Dit kan door middel van het verbeteren van de huisvesting, de afstelling van de melkmachine of van het fokbeleid. Verder is het verstandig alle koeien met (subklinische) mastitis, die niet reageren op de therapie, op te ruimen, aangezien ze voor een grote infectiedruk op het bedrijf zorgen. Bij koeien die problemen hebben gehad in de vorige lactatie (mogelijk t.g.v. staphylococcen aureus) kan het verstandig zijn deze 14 dagen na afkalven te bemonsteren om te kijken of de bacterie niet meer aanwezig is. Het tankmelkcelgetal moet ook in de gaten gehouden worden. In het algemeen mag men er van uitgaan dat een celgetal van rond de 100.000-150.000 goed is. Mocht een koe toch uierontsteking krijgen dan is het verstandig volgens onderstaand protocol te werken. Op deze wijze weet u dat een koe met uierontsteking altijd op de juiste wijze wordt aangepakt. Daarnaast houd met de mogelijkheid om de melk te laten onderzoeken op de dierenartsenpraktijk open mocht de koe niet reageren op de ingestelde therapie. Op de praktijk wordt dan bepaald welke bacterie in de melk aanwezig is en voor welk antibioticum het gevoelig is, zodat een doelgerichtere therapie mogelijk is. ZAAGSELOPSLAG (ivm Klebsiella mastitis) -
droog aangevoerd geen zichtbare schorsresten droog opslaan (dus niet buiten onder plastic!!)
(er is zaagsel op de markt dat behandeld is tegen Klebsiella besmetting) 22
23
Dierziekten kalf/jongvee Diarree •
Geboorte diarree: deze diarree wordt veroorzaakt door de bacterie E.coli en treedt met name op tussen de 1e en 5e dag na de geboorte. Deze bacterie komt normaal voor op bedrijven en zit ook in de mest van gezonde dieren. Als een kalf teveel bacteriën binnen krijgt dan kan dat aanleiding geven tot ontregeling van de darmfunctie met als gevolg; diarree. De diarree is (wit-)geel van kleur en kan papachtig tot waterdun zijn. Het grootste gevaar van deze diarree is dat het kalf uitdroogd door de grote hoeveelheden vocht die het verliest. Deze kalveren moeten minimaal behandeld worden met colicilline-oraal® eventueel aangevuld met effydral® als tijdelijke melkvervanger. (andere veel gebruikte medicijnen zijn baytril en marbocyl bolussen) . Mocht een kalf er zeer ernstig aan toe zijn dan is een infuus noodzakelijk. Ter voorkoming van deze aandoening is het van groot belang dat het kalf binnen 6 uur na de geboorte minimaal 1,5 liter biest heeft gehad(4 –5 liter in 24 uur). Daarnaast kan worden overwogen de koe voor het kalven te enten tegen coli. Deze enting stimuleert de vorming van afweerstoffen en met name die afweerstoffen die voorkomen dat de coli-bacterie zich kan hechten aan het darmslijm- vlies. Bij zeer zware infecties met E.Coli kunnen kalveren zelfs komen te overlijden voordat ze ook maar diarree hebben gehad (Coli-sepsis). Biest: VVV = Veel Vaak Vlug
•
Voedingsdiarree: Deze treedt meestal op na de eerste levensweek. Op de een of andere manier is de vertering van de melk gestoord waardoor er erg veel melkzuur in de darmen komt. Dit leidt tot zure, schuimige stinkende diarree. Het kalf van de melk halen en op de electrolyten zetten helpt meestal goed. Na een dag kan het kalf weer een beetje melk of kunstmelk gegeven. Als deze aandoening zich op oudere leeftijd voordoet kan overwogen worden het kalf te spenen, mits de opname van kalverbrok minimaal 1 kg/dag bedraagt.
•
Virus diarree: Deze diarree treedt meestal op na de eerste levensweek. De oorzaak is een rota en/of corona virusinfectie. Deze virussen tasten het darmslijmvlies aan, waardoor de dieren diarree kunnen krijgen. Het herstel van het darmslijmvlies kan wel twee weken duren. Van belang is, om in de tussenliggende tijd, te voorkomen dat het kalf uitdroogd. Dit betekent dat er voldoende vocht verdeelt over meerdere keren per dag gegeven moet worden. Bij aanvang van deze diarree is het zinvol het kalf een ½ tot 1 dag geen melk maar elektrolyten te geven. De volgende dagen moet er wel met mate melk gegeven worden. (indien nodig kan in deze melk rehydion worden toegevoegd).Het toedienen van antibiotica (Colicilline-poeders) is in het algemeen niet zinvol. Indien u vaak last hebt van kalverdiarree in deze leeftijdsfase is het zeer nuttig om door middel van zogenaamde ‘sneltests” de oorzaak van de diarree vast te stellen. Evenals bij de coli-diarree is het bij virusdiarree ook mogelijk de drachtige koeien te vaccineren om zo een betere biestkwaliteit te krijgen waardoor de kalveren meer antistoffen met de biest binnenkrijgen. LET OP: indien het kalf koud in de bek is en diep liggende ogen heeft dan is het de hoogste tijd voor een infuus!
24
Biest: VVV = Veel Vaak Vlug •
•
Crytposporidose: Cryptosporidium is een darmcelwand-parasiet. Wanneer een kalf alleen met “crypto” is besmet kan deze een milde diarree veroorzaken. De mest is meestal groenachtig en slijmig. Het grootste gevaar van crypto is dat deze parasiet de darmcellen verzwakt en gevoeliger maakt voor andere infecties. Daardoor kan virusdiarree veel ernstiger worden. Dit leidt vaak tot kalveren die chronisch diarree hebben (wanneer ze weer melk krijgen komt de diarree ook weer terug). Het is zinvol om bij kalveren met diarree in de eerste levensweek een sneltest op crypto te laten doen (wanneer groenige mest aanwezig is). Behandeling van crypto kan met het diergeneesmiddel Halocur of in ernstige gevallen met Gabrovet (off label behandeling). Coccidiose: Als kalveren al wat ouder zijn, rond de 3 – 4 mnd., kunnen ze geinfecteerd worden met parasieten in het maagdarmkanaal, de zogenaamde coccidiën. Ze hoeven hier niet ziek van te zijn maar het kan wel. De kalveren hebben diarree (bruin-zwart yoghurtachtig) maar vertonen meestal nog wel een redelijke eetlust. Een behandeling met Vecoxan® (evt. herhaald na 10 dgn.) is meestal voldoende. Bij zeer ernstige gevallen moeten er ook aanvullende medicijnen gebruikt worden.
25
Soort diarree
leeftijd
Kenmerk diarree
Behandeling -
-
Coli
0–4 dagen
-
waterdun
-
Virus
5 – 14 dagen
Dunne, wittige mest
Crypto
5 – 14 dagen
Groen-gele slijmige mest -
Preventie
3 dagen baytril (1cc/15kg) ½ dag electrolyten daarna omen-om melk en elektrolyten diepliggende ogen infuus 1 dag electrolyten daarna melk 45x dag (kleine hoeveelheden met eventueel toegevoegd rehydion of biopect) 1 dag electrolyten Halocur (7 dagen lang)
-
vanaf 4-5 Voedingsdiarree dagen
Stinkende wisselende diarree
-
Pensdrinker
Grijze, vla- stopverfachtige mest
Cocciodiose
2–4 Bruin-zwart maanden yoghurtachtig -
-
1 dag electrolyten daarna melk 4 – 5x dag
1 dag electrolyten melk via hoge speenemmer
-
vecoxan 1cc/2,5 kg eventueel herhalen
-
-
vaccineren koeien (antibioticum door de melk) hygiene
Veel biest (3 liter in 0 –12 uur) Kwaliteit biest verhogen door vaccineren koeien 12 – 3 weken voor kalven. hygiene Halocur 0 – 7 dagen hygiene geleidelijk overgang van ene naar andere produkt controle andere ziekten (longen) temperatuur regelmatige voertijden goede temperatuur melk goede hygiene
26
Luchtwegen •
Pinkengriep: Dit treedt met name op zo rond de leeftijd van 4 – 12 mnd., dan met name in de herfstperiode als de dieren enige tijd zijn opgestald. Het wil niet zeggen dat pinkengriep niet in het voorjaar kan voorkomen. Alle gevoelige dieren worden ziek als het virus door het bedrijf gaat. Sommige dieren kunnen er dood aan gaan. De symptomen kunnen erg varieren van bedrijf tot bedrijf en van dier tot dier. In lichte gevallen hoesten de dieren, dan met name als ze in beweging komen. Daarnaast kunnen de dieren last hebben van traanogen. Soms loopt de koorts wel op tot 41 graden. De ademhaling is soms zwaar en vaak doet de buik ook mee met de ademhaling. Bij ernstige gevallen is de ademfrequentie erg hoog en zijn de dieren benauwd. Soms staan ze met de bek open te ademen. Deze dieren kreunen vaak, hebben soms (bloederig)schuim uit de bek. De prognose voor deze dieren is vaak slecht. Bij de licht aangetaste dieren treedt vaak na 1 week verbetering op na het starten van de therapie. Het hoesten kan nog wel langer aanhouden. Bij de ernstig zieke dieren is de kans op herstel veel kleiner. Als ze het al overleven dan duurt de genezing aanzienlijk langer. Deze dieren zullen ook veel gewicht verliezen. De ziekte kan verergeren doordat naast de virusinfectie de dieren ook nog een bacteriële infectie oplopen welke fataal kan aflopen. Vandaar dat het van uiterst belang is de dierenarts tijdig te waarschuwen zodat deze de juiste therapie kan inzetten. De veehouder kan pinkengriep voorkomen door de dieren tijdig te enten tegen deze ziekte.
•
Kalverpneumonie: Ook wel genoemd “shipping fever” of “enzoootische bronchopneumonie”. Kan optreden op een leeftijd van 3 – 8 weken. Het is vaak een infectie door zowel virussen als bacteriën, een zogenaamde menginfectie. Niet alle dieren ontwikkelen sumptomen, sterker nog, aan de meeste dieren zie je niets, sommige zijn licht verkouden. Soms zijn er echter ernstig aan-getaste dieren, deze hebben een verhoogde ademhaling en temperatuur, neusuitvloeiing en hoesten vaak. Shipping fever treedt met name op bij die kalveren die bloot hebben gestaan aan stress. Dit wordt vaak gezien als de dieren getransporteerd worden over grote afstanden of als kalveren bij elkaar gevoegd worden. Ook bij deze aandoening is het van belang dat er op tijd een therapie wordt ingesteld omdat de wat ernstiger zieke dieren anders snel aan de aandoening kunnen bezwijken en om te voorkomen dat er "slijters” ontstaan. Bij deze aandoening is vaccineren niet mogelijk omdat de veroorzakers zowel virussen als bacteriën kunnen zijn.
Jongvee vaccinatie tegen longontsteking Het najaar en de winterperiode zijn berucht om de problemen met zieke, hoestende kalveren waarbij de inzet van (dure) antibiotica moet voorkomen dat er teveel achterstand in de ontwikkeling (of zelfs sterfte) zal optreden. Uiteraard helpen antibiotica alleen tegen bacteriën. Wanneer een virus heeft toegeslagen, is het laten uitzieken de enige remedie. Met antibiotica kunnen dan alleen nog erna optredende bacterieziekten worden aangepakt. Het voorkomen van deze longziekten is met name belangrijk omdat de schade aan longen grotendeels blijvend is! Een kalf of pink dat longschade oploopt zal later nooit meer de topprestaties (in melk- of vleesproduktie) kunnen evenaren van een dier dat wel gezonde longen heeft. 27
Maatregelen ter voorkoming van longontsteking bij jongvee zijn: • Goed geventileerde huisvesting zonder tocht • Zorg voor een goede conditie zodat de weerstand van het dier optimaal is • Jongvee gescheiden gehuisvest; bij voorkeur in leeftijdsgroepen • Preventieve vaccinatie Beruchte verwekkers van longontsteking zijn pinkengriep (RS), para-influenza-3 (PI-3) en pasteurella. Daarnaast spelen ook IBR (koeiengroep) en BVD (virusdiarree) een rol. Een veelgebruikt vaccin is Bovipast. Dit geinactiveerde vaccin heeft nauwelijks hinder van de maternale (door het moederdier meegegeven) immuniteit waardoor het al op deze jonge leeftijd weerstand kan opbouwen. Dit is een groot voordeel omdat in er de praktijk nogal eens ziekteverschijnselen van, bijvoorbeeld, pinkengriep worden gevonden op een leeftijd vóór de 16 weken. Het aanbevolen vaccinatieschema voor dit combinatievaccin (Bovilis® Bovipast) is: • 1e vaccinatie: alle kalveren vanaf 6 weken leeftijd • 2e vaccinatie: 4 weken later Indien er op bedrijfsnivo grote problemen zijn met pinkengriep op jonge leeftijd kan er ook met een intranasale (in de neus) enting gewerkt worden. Overleg met ons over deze mogelijkheid. Vaccinatie tegen longontsteking dient bij voorkeur te geschieden vóór het opstallen zodat het jongvee voldoende afweer heeft op het moment dat het op stal komt! De laatste jaren zijn er ook erg goede ervaringen opgedaan met het gehele jaar door vaccineren (tijdens de bedrijfsbegeleiding bezoeken). Het grote voordeel daarbij is dat telkens alle kalveren van een bepaalde leeftijd worden gevaccineerd en daardoor de infectiedruk het hele jaar door laag blijft.
28
Wormziekten Longwormziekte: (ook wel grashoest genoemd) wordt veroorzaakt door de parasiet Dictyocaulus viviparus. 90% van alle in Nederland voorkomende runderen is ooit in zijn leven in contact geweest met deze parasiet. De besmettingsgraad is bepalend of de dieren ook daadwerkelijk ziek worden. De runderen nemen de parasiet op door gras te eten welke besmet is met deze parasiet. De opgenomen larven komen uiteindelijk in de darm terecht en boren zich een weg door de darmwand. Ze gaan vervolgens met het bloed of de lymfe naar de longen. Ongeveer 5 tot 10 dagen na infectie komen de larven in de longen aan. In de longen boren ze een gat door het bloedvat heen naar de longen toe. Hierbij ontstaat een zodanige ontstekingsreactie dat het dier ziek wordt. Er komt veel slijm in de longen, het longweefsel verdikt. Door deze infectie is het dier niet alleen ziek van de ontstekingsreactie maar ook, zeker bij een zware infectie, van de verminderde longcapaciteit. Met andere woorden, hij krijgt niet genoeg lucht. De dieren vertonen dan ook een versnelde ademhaling, hoesten (zeker na opjagen). Bij ernstige infecties staan de dieren wijdbeens met gestrekte hals, tong uit de bek. Daarnaast zijn ze algemeen ziek, eten en drinken minder, vermageren en hebben ze een dorre vacht. Op ongeveer 21 dagen na infectie gaan de wormen eieren leggen, deze eieren komen bijna meteen uit. De hier uitgekomen larven worden opgehoest en komen via de maag en darmen weer op het weiland terecht. Er zijn een aantal mogelijkheden om longwormproblemen te voorkomen, nl.: • Vaccinatie: het vaccineren van de kalveren gaat dmv. het toedienen van een drankje met verzwakte longwormlarven. Deze larven geven wel een immuniteitsopbouw, maar groeien niet uit tot volwassen wormen. De enting vindt plaats in het stalseizoen, de kalveren moeten hiervoor minimaal 6 weken oud zijn en worden 2x gevaccineerd met een tussentijd van 4 weken. 2 weken na de laatste vaccinatie mogen ze naar buiten toe, waar een verder immuniteitsopbouw plaats vindt dmv. veldinfecties. Vaccineren is de meest zekere methode om schade vanwege een longworminfectie te voorkomen. • Strategisch behandelen: hiermee wordt bewerkstelligd dat de dieren wel geïnfecteerd worden met de longwormen, maar voordat deze grote schade kunnen aanrichten worden ze gedoor door het toegepaste medicijn. Zo wordt het Dectomax® 0-8 systeem veel gebruikt. In dit systeem worden de dieren op strategische momenten geïnjecteerd met een middel wat de wormen en de larven dood. Wanneer de kalveren op schone weides (= gemaaid en dat jaar nog geen runderen gelopen) naar buiten gaan kan in een aantal gevallen met 1 ontworming worden volstaan. Overleg hierover met ons.
29
De diagnose longwormen kan worden gevestigd met mestonderzoek. Hierbij moeten dan de larven in de mest worden aangetoond. Daarnaast kan er van verschillende kalveren bloed onderzoek gedaan worden om te kijken of de dieren voldoende weerstand hebben opgebouwd, of dat zij bij de volgende weide seizoen beschermd moeten worden middels medicijnen of vaccinatie. Derhalve kan het zinvol zijn aan het eind van de weide seizoen dit bloedonderzoek te doen. Waar men erg goed rekening mee moet houden is dat als de dieren intensief behandeld worden met een middel tegen parasieten dat de mogelijkheid bestaat dat het medicijn de larven en wormen al gedood heeft voordat het dier een afweer kan opbouwen. Dit gebrek aan afweer opbouw kan leiden tot longworm problemen bij vaarzen die bij de melkkoeien worden gevoegd en in uitzonderlijke gevallen ook bij de melkkoeien zelf. In dat geval zullen de melkgevende dieren moeten worden ontwormd met Eprinex. Dit is het enige middel dat geen wachttijd voor de melk heeft. Maagdarm wormen: zijn aanwezig op elk bedrijf waar schapen, geiten en of runderen worden gehouden. De economische verliezen worden meestal niet gezien doordat de dieren geen symtomen van deze infecties vertonen. Bij runderen zijn de belangrijkste darmparasieten: Ostertagia oastertagi (een lebmaag parasiet), Cooperia oncophora en trichostrongylus axei. De ontwikkeling van de eieren tot larven gebeurt in de mestplak, de Larven worden door de koeien tijdens het grazen opgenomen, waarna de parasiet zich verder vermenigvuldigt in de koe tot volwassen worm. De wormen zorgen voor een (ongemerkte) productieverlaging, verminderde voeropname en zelden tot diarree. Daarnaast hebben ze ook nog eens een negatieve invloed op de kwaliteit van het karkas, het percentage water is toegenomen en het percentage eiwit-vet is afgenomen. Preventief: De beste methode is omweiden. Schaar de kalveren in op het groen en weidt ze elke 3 weken om op het groen. Daarnaast kan het (afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden) wenselijk zijn strategisch gebruik te maken van ontwormingsmiddelen. Dit kan met een injectie (bijv. Dectomax®), een middel wat je op de koe aanbrengt een zogenaamd pour-on preparaat (Eprinex® of een ander Pour-on middel). Daarnaast zijn er natuurlijk ook nog steeds de bekende bolussen die via de bek ingegeven worden (bijv. Chronomintic®). Welk preparaat het beste voor uw bedrijf is kunt u overleggen met uw dierenarts.
30
Protocol klauwaandoeningen Algemeen In het algemeen kan gesteld worden dat de mate van problemen afhankelijk is van de voeding, huisvesting en het stalklimaat. Met andere woorden: hoe schoner en droger de klauw des te minder problemen. Therapie 1.
Tussenklauwontsteking Zo snel mogelijk toedienen van antibiotica. (elke dag te laat spuiten is 2 dagen later naspuiten). Inzetbare antibiotica zijn:
1 2 3
2.
Diergeneesmiddel Excenel RTU Engemycine Norbrittin
Hoeveelheid 1cc/50 kg 1cc/25 kg 1cc/20 kg
Toediening regnl Wachttijd (dgn) S.C. regnl 9740 0 m / 8 vl. I.M. regnl 8291 5 m / 18 vl. I.M. regnl 2725 2 m / 10 vl
Mortellaro goed reinigen + droogmaken van aangetast gebied dagelijks toedienen van CTC of Animedazon-spray eventueel aanleggen van klauwverband bij gecompliceerde mortellaro (bij sterke zwelling ondervoet) tevens spuiten van antibiotica (zie schema tussenklauwontsteking) voetbaden (zie hoofdstuk klauwaandoeningen/voetbaden)
3. -
Stinkpoot Goed bekappen Voetbaden Bij gecompliceerde stinkpoot (sterke zwelling) inspuiten van antibiotica (zie schema tussenklauwontsteking)
31
4. -
Klauwbevangenheid (acuut) direct toedienen van ontstekingsremmer (geen voreen!!) Wachttijd (dgn) Diergeneesmiddel Hoeveelheid Toediening regnl Rimadyl 1cc/35 kg eenmalig S.C. regnl 10130 0 m / 21 vl. Ketofen 3cc/100 kg 1-3 dgn. S.C. regnl 8784 0 m / 4 vl.
-
Zachte ondergrond Koelen met koud water Controleren voeding (pensverzuring)
-
Klauwbevangenheid (chronisch) goede klauwverzorging aanpassen rantsoen (chronisch pensverzuring.
5.
Zoolzweer
-
bekappen, openleggen bij diepe zoolzweren met veel weefselverval 2 dagen in klauwzak (biotex of soda) indien nodig klosje plakken bij ernstige ontsteking ook antibiotica therapie. Zolang als nodig.
-
1
Diergeneesmiddel
Hoeveelheid Toediening regnl
Norbrittin
1cc/20 kg
I.M.
regnl 2725
Wachttijd (dgn) 5 m / 10 vl.
Voetbaden •
Frequentie is afhankelijk van de mate van de klauwproblemen. Van 1x per week tot 1x per maand.
•
2x daags na het melken.
•
Vloeistofnivo: 12 –15 cm
•
Lengte voetbad : Minimaal 3 meter.
•
1 voetbad is goed voor 100x doorlopen
•
Inhoud 4% formaline 40% (= 4 liter op 100 liter water)
•
Klauwen voor voetbad schoonspuiten. 32
Protocol : Baarmoederontsteking Bij koorts (hoger dan 39,5º C) behandelen met antibiotica. Antibiotica toediening moet in ieder geval plaatsvinden in de nek en indien de nageboorte erg stinkt of indien er sprake van een 2-ling dracht zijn nageboorte capsules ook aan te raden.
1 2 3
Diergeneesmiddel
Hoeveelheid Toediening regnl
Wachttijd (dgn)
Excenel RTU Norbrittin Neopen
1cc/50 kg 1cc/20 kg 1cc/20 kg
S.C. I.M. I.M.
regnl 9740 0 m / 8 vl. regnl 2725 2 m / 10 vl. regnl
Geomycine tablet Andere pil
2 stuks
I.U. I.U.
regnl regnl
2 m / 10 vl.
Indien de koe ook sloom is naast antibiotica ook een ontstekingsremmer Rimadyl Ketofen
1cc/35 kg eenmalig S.C. 3cc/100 kg 1-3 dgn. S.C.
regnl 10130 regnl 8784
0 m / 21 vl. 0 m / 4 vl.
Deze dieren bij het eerst volgend bedrijfsbezoek laten opvoelen om te controleren en te voorkomen dat die langdurige witvuilers worden.
33
Protocol : Zwaar afkalven Direct: -
direct kalf weg 10 minuten afspuiten met koud water vers (lauw) water + voer Dag 0 – 1 controleren afkomen van nageboorte (bij twijfel opvoelen (met goede hygiene))
Dag 1 – 5 -
voeropname goed in de gaten houden het is handig koe te merken (kop + rug) of halster koe temperaturen!!! (bij koorts (> 39,5) behandelen) (zie protocol baarmoederontsteking)
34
Behandelprotocol Mastitis 1. Koe temperaturen 2. Melkmonster nemen (opsturen of invriezen) Behandeling: - bij acuut hard kwartier, koorts, waterige melk en ziek dier: is waarschijnlijk coli-mastitis Medicijn
Toedieningswijze
Freq/tijdsduur
Wachttijd
Baytril 5% Rimadyl Cobactan Pathozone
Nek (i.m.) 40 cc Nek (s.c.) 20 cc Uier Uier
1x dgs./3 dgn. Eenmalig 2 x dgs/4 dgn
8mm/4 dgn 21 dgn 10 mm/4 dgn 12 mm/3 dgn.
Opm. Ontst. remmer
Overige maatregelen:- Kwartier vaak leegtrekken - Koelen, 5 min. Koud waterslang, 2-3x dgs. - Melkmonster nemen - of bellen voor advies/ondersteunende therapie
Behandeling: - bij hard kwartier, melk + vlokken, koorts. Medicijn
Toedieningswijze
Freq/tijdsduur
Wachttijd
Rimadyl Avuloxyl Delvomast Tylan Mamyzin Ubrolexin Pathozone
Nek (s.c.) 20 cc Uier Uier Nek (i.m.) 25-30 cc Nek (i.m.) 1 flak. Uier Uier
Eenmalig 2x dgs./4 dgn. 1x dgs./4 dgn. 1x dgs./3 dgn. 1x dgs./ 4 dg. 1x dgs. 1x dgs.
21 dgn 8mm/7 dgn. 10 mm/5 dgn. 10 mm/28 dgn 6 mm/10 dgn 10 mm/10 dgn. 12 mm/3 dgn.
Opm.
1ste x 2 fl.
35
Behandeling: - Licht gezwollen kwartier, vlokken, geen koorts Medicijn
Toedieningswijze
Freq/tijdsduur
Wachttijd
Avuloxyl Delvomast Ubrolexin
Uier Uier Uier
2x dgs./4 dgn. 1x dgs./4 dgn.
8 mm/7 dgn. 10 mm/5 dgn. 10 mm/10 dgn.
Opm.
Overige maatregelen: - melkstel; - of ontsmetten (chloor) - heet water min. 70ºC - als laatste melken
Behandeling: - Hoog celgetal: - Uitzoeken m.b.v. CMT-test welk(e) kwartier(en)!! - Bepalen of behandeling wel/niet zinvol is. - Indien behandeld wordt dan lange behandeling Zo ja, dan: Medicijn
Toedieningswijze
Freq/tijdsduur
Wachttijd
Tylan Mamyzin Cobactan Pathozone
Nek (i.m.) 25-30 cc Nek (i.m.) 1 flak. Uier Uier
1x dgs./3 dgn. 1x dgs./ 4 dg. 2 x dgs/4 dgn
10 mm/28 dgn 6 mm/10 dgn 10 mm/4 dgn 12 mm/3 dgn
Opm. 1ste x 2 flak.
Zo niet, dan: o o o o
opruimen (evt. afmelken) droogzetten = (tylan 2 weken voor afkalven) 15 cc Etosol bij droogzetten 3 speen maken
36
Standaard protocol sectio
Pre-operatief :
10 cc Duphaspasmin Reg.nl 8514 (wachttijd melk 5 dgn./ vlees 3 dgn.) ter relaxatie van de uterus.
Lokale verdoving:
Lidocaïne Reg.nl 10017 wachttijd 28 dgn. OFF LABEL
Na de sectio krijgt het rund: 40 cc Neopen Reg.nl 1556 (wachttijd melk 3 dgn./ vlees 56 dgn.) 5 cc Oxytocin-ject Reg.nl 8027 (wachttijd 0 dgn. melk/vlees) Eén dag na operatie: 40 cc Neopen Reg.nl 1556 (wachttijd melk 3 dgn./ vlees 56 dgn.) De Chloortetracycline tablet (nageboorte pil) Reg.nl 8378 (wachttijd melk 2 dgn./vlees 6 dgn.) is niet standaard. ! Wachttijd voor het slachten is 56 dagen i.v.m. gebruik Neopen en voor de melk minimaal 7 dagen i.v.m. gebruik van Licocaïne!
Standaard protocol Lebmaag operatie. Lokale verdoving:
Lidocaïne Reg.nl 10017 wachttijd 28 dgn. OFF LABEL
Na de lebmaag operatie krijgt het rund: 40 cc Neopen Reg.nl 1556 (wachttijd melk 3 dgn./ vlees 56 dgn.) Eén dag na operatie: 40 cc Neopen Reg.nl 1556 (wachttijd melk 3 dgn./ vlees 56 dgn.)
! Wachttijd voor het slachten is 56 dagen i.v.m. gebruik Neopen en voor de melk minimaal 7 dagen i.v.m. gebruik van Licocaïne!
37
Standaard protocol Bedrijfsbezoekformulier Alle dierenartsen van DAP Vaassen maken gebruik van gestandaardiseerd visitiebrief cq bedrijfsbezoek formulier mbv vettrack. Aan het eind van een bezoek wordt dit door gemaild aan de veehouder. Voor wachttijden van gebruikte of achtergelaten medicijnen wordt verwezen naar medicijnlijst van DAP Vaassen. Deze lijst wordt actueel gehouden en door middel van email verzonden aan de veehouders van DAP Vaassen.
38
Vaccinatie tegen koeiengriep (IBR) Waarom enten? Het enten tegen IBR is een vrijwillige keuze. Enting is belangrijk: u kunt er simpelweg uw veestapel mee beschermen tegen de gevolgen van een IBR uitbraak. Een uitbraak die veel schade kan opleveren. Toenemend risico op uitbraken: Na het stoppen van het verplichte vaccinatieprogramma is een aanzienlijk deel van het rundvee niet meer geënt, waardoor het beschermingsniveau in Nederland is gedaald en nog steeds verder daalt. Daarmee stijgt uiteraard ook het risico van een uitbraak: •
•
•
Op veel bedrijven zijn nog IBR-positieve dieren aanwezig: dit zijn mogelijke infectiebronnen, ook voor contactbedrijven (U kunt wel vrij zijn, maar is uw buurman, of een bezoeker op uw bedrijf, dat ook?). De kans op IBR-problemen stijgt in het najaar en de winterperiode doordat koeien worden opgestald. Veel dieren op een klein oppervlak vergroten de kans op een besmetting of een opnieuw actief worden van het IBR-virus. Ook op bedrijven met een IBR-vrij status is enten aan te raden omdat vrije bedrijven erg vatbaar zijn voor het IBR-virus. Uiteraard heeft enten met een markervaccin geen nadelige gevolgen voor de IBR-vrij status.
Voersaldo hoger bij enten tegen IBR. Melkveebedrijven die niet IBR-vrij zijn en enten tegen deze ziekte realiseren een voersaldo dat € 120,- per koe hoger ligt dan bij veehouders die niet vaccineren. Dat blijkt uit een onderzoek van de DLV adviesgroep naar de relatie tussen de IBR-status en het saldo op bedrijfsniveau. Het saldovoordeel van de vaccinerende bedrijven wordt grotendeels bepaald door een ruim hogere melkproduktie per koe, gekoppeld aan hogere vet- en eiwitpercentages. Nieuw vaccin. Het Nederlandse bedrijf Intervet heeft in 2001 een nieuw, serumvrij geproduceerd vaccin op de markt gebracht: Bovilis® IBR-marker. Dit vaccin heeft inmiddels in de praktijk bewezen veilig en effectief te zijn. Bespreek tijdig met uw dierenarts wat voor u de beste adviezen zijn om IBR van uw bedrijf te weren.
39
Droogzetten Wachttijden div. droogzetters:
Produkt
1 Super Mastidol® 2 Orbenin® dry cow
wachttijd melk Wachttijd vlees Reg.NL nummer 5 wkn.
Droogstand 4 dgn. 4 melkmalen
3 Orbenin® extra dry 8 melkmalen
10 weken
Reg.NL 9541
28 dgn.
Reg.NL 1381
28 dgn.
Reg.NL 6901
cow 4 Orbeseal
0 dgn.
0 dgn.
Reg.NL 10082
5 Nafpenzal
45 dgn.
35 dgn.
Reg.NL 08044
Lengte droogstand ±: 8 wkn. Na grondig desinfecteren speen applicatie droogzetter. Vanaf dit moment wordt de wachttijd in acht genomen. Bij afkalven binnen de gestelde wachttijd melkmonster meesturen met melkleverantie of naar de dierenartsenpraktijk, voor aantonen evt. residuen. Controle op dierenartsenpraktijk d.m.v. Delvo®test. N.b. op lijst droog te zetten koeien;
- nr. koe - datum - droogzetter 1-2-3-4-5
40
Tochtig spuiten
1 2 3
Diergeneesmiddel
Hoeveelheid Toediening regnl
Prosolvin Estrumate Dinolytic
2cc 2cc 5cc
Anders -
I.M. I.M. I.M.
Regnl 1357 Regnl 5293 Regnl 8512
Wachttijd (dgn) 0 m / 0 vl. 0 m / 1 vl. 0 m / 0 vl.
……………………………………………….
Na overleg met dierenarts Bij geen tochtigheidssignalering na 50 dgn na afkalven. Bij ernstig witvuilende koe 4 wkn. na afkalven.
41
Onthoornen Kalveren Tijdstip onthoornen 1 – 12 wkn.
•
1
Dierenarts brengt lokale verdoving2 aan + sedatie1 van het kalf. Onthoornen door dierenarts of eigenaar. Vervolgens CTC®3 spray voor preventie bacteriele infectie.
sedatie = 2cc xylazin2/100 kg + = 2 lokaal Lidocaine 3 CTC®
Reg.nl 8066 wachttijd 0 dgn. Reg.nl 10017 wachttijd 28 dgn. Reg.nl 9013 wachttijd 0 dgn.
Onthoornen is een off-label use behandeling door het gebruik van lidocaine. Derhalve is de wachttijd voor slacht na onthoornen 28 dagen
42
Uitval medicijnen (breuk, verlopen medicijnen etc.) dd.:
produkt
reden uitval
opmerkingen aantal
43
INVULLIJST AFKALVEN KOEAFKALFDATUM CONTROLE NUMMER NAGEBOORTE
CONTROLE “KORTE VUIL”
44
BEZOEKERSLIJST DATUM NAAM
DOEL AUTO J/N AANWEZIGHEID KENTEKEN
45
Invulkaart behandeling runderen, overige aandoeningen Koenummer Middel
Indicatie
Hoeveelheid Datum
Wachttijden Melk/vlees
46
Behandeling uierontsteking: (zie bedrijfsformularium mastitis) Diernummer
Injector
Datum
Kwartier LV/RV/LA/RA
47
Droogzetten koeien Droog te zetten dieren/nr. koe
Datum
Droogzetter
48
Klauwbekappen: Koenr.
*
1 2 3 4 5 6
Datum
LV/RV/LA/RA
Aard problemen*
Behandeling
tussenklauwontsteking 2 stinkpoot 3 mortellaro 4 zoolzweren 5 bevangen 6 anders 49