Uitstap naar de Westhoek 8 augustus 2014

Uitstap naar de Westhoek 8 augustus 2014

In Flanders Fields the poppies blow Between the crosses, row on row That mark our place; and in the sky The larks, still bravely singing, fly Scarce heard amid the guns below. We are the dead. Short days ago We lived, felt dawn,saw sunset glow Loved, and were loved, and now we lie In Flanders fields. (John McCrae 1872-1918)

2

Beste gasten en gastgezinnen, Welkom op onze bus richting kust. Wij willen u vandaag rondrijden en rond -leiden in een gedeelte van de Westhoek van Vlaanderen waar het oorlogsgeweld van de Groote Oorlog lelijk heeft huisgehouden en waar nog bijna wekelijks overblijfselen van oorlogsmateriaal uit de grond worden gehaald. We vertrekken in Zwalm richting kust, via de E40 naar Oostende-Mariakerke, volgen de R31 en de N34 langs de kust. We volgen de kustlijn van het Noordzeestrand. Zo kunnen onze gasten even een beeld van onze kust meepikken. Eens Mariakerke-bad voorbij zien we aan onze linkse kant het militaire domein van Raverszijde met de gerestaureerde overblijfselen van de Atlantikwall. De Atlantikwall was een 2.685 kilometer lange verdedigingslinie, die naziDuitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog in de bezette gebieden heeft aangelegd ter voorkoming van een geallieerde invasie. De Atlantikwall liep van Noorwegen, via Denemarken, Duitsland, Nederland en België naar Frankrijk tot aan de grens met Spanje. De verdedigingslinie, die overigens nooit geheel werd voltooid, bestond uit bunkers, kanonnen en mijnenvelden. De Atlantikwall was geen aaneengesloten muur van verdedigingswerken zoals de naam suggereert. De verdedigingswerken waren geconcentreerd op strategische punten zoals hier het militair domein, langs riviermondingen en havensteden. Langs de tussenliggende kust werden op geruime afstand van elkaar verdedigingsposten gebouwd, kustbatterijen, versperringen en ondersteuningsbunkers. Behalve artillerie tegen invasieschepen werd ook luchtafweer en antitankgeschut geplaatst. De Atlantikwall nog was niet helemaal voltooid toen de geallieerden in Normandië landden.

Uitstap Westhoek 8 augustus 2014

We rijden via Westende en Lombardzijde (ook een militaire basis) naar Nieuwpoort, met rechts van ons de jachthaven. Links zien we het monument opgetrokken ter ere van Albert I, de koning-ridder die tijdens WO I aan het hoofd van zijn troepen bleef. Het monument wordt op dit ogenblik gerenoveerd en is niet toegankelijk. Dit monument, dat u zeker later nog eens moet bezoeken omdat het zo’n prachtig uitzicht biedt over de zee en de kuststreek, werd opgetrokken naast het sluizencomplex dat mee instond voor het stoppen van de Duitse opmars. We stappen hier niet uit maar rijden even rond “de Ganzenpoot” zoals het sluizencomplex wordt genoemd. Hier komen zes waterwegen toe, die via de Ganzenpoot en de monding van de IJzer met de Noordzee worden verbonden. Vanaf de westkant van het complex (onze rijrichting) ziet u in een halve cirkelvorm, vandaar de naam "Ganzenpoot", zes waterbouwkundige kunstwerken. Deze zorgen afwisselend voor de afwatering van een deel van de polders en voor de scheepvaartverbindingen. De afwatering

Tekening en foto ->van de Ganzenpoot: Ganzenpoot en waterwegen 1. IJzer; 2. Kanaal Plassendale-Nieuwpoort; 3. Kanaal Nieuwpoort-Duinkerke; 4. Kreek van Nieuwdamme; 5. Slijkvaart; 6. Grote Beverdijkvaart; 7. Oude Veurnevaart; 8. Noordzee.


Liebe Gäste und Gastfamilien, Herzlich Willkommen im Reisebus, der uns in die Küstenregion fährt.. Wir möchten Sie heute herumfahren in der Gegend im Westen Flanderns, wo genau vor einem Jahrhundert der erste Weltkrieg schrecklich tobte, so schlimm dass zum heutigen Tage noch fast wöchentlich sämtliches Kriegsmaterial aus dem Erdreich gebuddelt wird. Von Zwalm aus fahren wir über die Autobahn E40 nach Ostende-Mariakerke, danach folgen wir die Küstenstraße R31 und N34. Diese Strecke führt abzugsweise am Strand entlang. Auf diese Weise gönnen wir Ihnen einen kurzen Blick auf die Belgische Nordseeküste. Am Ortsausgang des Badeortes Mariakerke sehen wir am linken Straßenrand noch erhaltene und restaurierte Überreste des Atlantikwalls aus dem Zweiten Weltkrieg. Der Atlantikwall war die von den Nazis im Zweiten Weltkrieg gebaute 2685 Kilometer lange Küstenverteidigungslinie. Der Atlantikwall erstreckte sich von Norwegen über Dänemark, Deutschland, die Niederlande und Belgien nach Frankreich bis zur Spanischen Grenze. Diese Verteidigungslinie, die übrigens bis zur Landung der Alliierten in die Normandie noch nicht komplett fertig war, bestand aus Bunkern, Minensperrgebiete und Flakgeschütze. Der Name suggeriert ein ununterbrochenes Bauwerk, aber das war der Atlantikwall keinesfalls. Die Verteidigungsbauten wurden nur errichtet an Häfen, Flussmündungen oder wie hier an strategisch wichtigen Stellen dem Militärschutzgebiet Raverszijde. Zwischen den Hauptposten wurden dann weit auseinander kleinere Posten gebaut mit Stutzbunker, Abwehrgeschütze und Sperren. Er wurden sowohl Abwehrgeschütze gegen Landungsschiffe, gegen Tanks als auch richtige Luftabwehr aufgestellt. Wir fahren vorbei an den Ortschaften

Westende und Lombardzijde (ebenfalls Militärgebiet) bis nach Nieuwpoort. Am rechten Straßenrand erkennen wir den ausgedehnten Yachthafen. Zur linken Seite steht das Denkmal zur Ehren von Albert I, der Belgische König der während dem ganzen Ersten Weltkrieg als oberste Heeresleitung bei seinen Truppen blieb, was ihm am Namen „König Soldat“ verhalf. Das Denkmal wird zurzeit restauriert und kann dadurch leider nicht besucht werden. Ein Besuch zum späteren Zeitpunkt wäre auf jeden Fall empfehlenswert weil man oben einen sehr schönen Ausblick über das Meer und die Küstenregion bekommt. Es wurde gebaut in unmittelbarer Nähe der Schleusenanlage, die man benutzt hat um den Deutschen Aufmarsch im Ersten Weltkrieg zu stoppen. Aussteigen um die Schleusen zu besuchen lohnt sich nicht. Vom Bus aus bekommen wir schon einen Eindruck. An dieser Stelle kommen 6 Entwässerungsgräben zusammen in die IJzermündung. Mit diesen Schleusen kann man bei Niedrigwasser Oberflächenwasser aus dem hinten liegenden Polder abfließen lassen und bei Hochwasser Zufluss von

Skizze <- und Bild des „Gänsefußes“: 1. IJzer, 2. Kanal Plassendale-Nieuwpoort, 3. Kanal NieuwpoortDuinkerke, 4. Nieuwdamme-Fluss, 5. Fluss “Slijkvaart” (= Schlammfluss), 6. großer Fluss vom Biberdamm, 7. alter Fluss aus Veurne, 8. Nordsee.

4


gebeurt via een overlaat, de binnenschepen passeren een sluis. De originele kunstwerken, daterend van de tweede helft van de negentiende eeuw, werden in de Eerste Wereldoorlog volledig vernield. Van hieruit werd in de Slag om de IJzer de IJzervlakte onder water gezet om de oprukkende Duitsers een halt toe te roepen. De infrastructuur werden onmiddellijk na het beëindigen van de oorlog in licht gewijzigde vorm heropgebouwd. Op de tekening ziet u van links naar rechts: - De overlaat van het Nieuwbedelf: verzorgt de afwatering van de polders tussen de duinen en de Plassendalevaart. - Het Gravensas: scheepvaartsluis die aansluiting geeft op de Plassendalevaart, de scheepsverbinding met de oostkust, Oostende en Brugge. - Het Springsas: origineel een spuisluis die de afwatering verzorgt van de kreek van Nieuwendamme, de vroegere meanderende IJzer. De opbouw van dit kunstwerk vóór 1914 was beduidend verschillend van het huidig uitzicht. Het was hier dat al op 21 oktober een deel van de polder ten noorden van de IJzer onder water werd gezet door het sluizencomplex van Nieuwpoort en de overlaten van de kreek van Nieuwendamme te openen. Het plan zelf wordt opgesteld door de staf van het Belgische leger die echter niet zo vertrouwd was met de plaatselijke situatie. - Het Iepersas: niet meer gebruikte scheepvaartsluis met links een overlaat met vijf openingen. Langs hier mondt de IJzer, nu een gekanaliseerde rivier, uit in de IJzermonding. - De Overlaat van Veurne-Ambacht of Noordvaart: via deze overlaat met acht openingen zetten schipper Hendrik Geeraert en kapitein Fernand Umé het gebied tussen de IJzer en de spoorweglijn Nieuwpoort-Diksmuide op 29 oktober 1914 onder water. Het leger was niet vertrouwd met het plaatselijk sluizencomplex en daarom werd beroep gedaan op Karel Cogge. Hij was toezichter bij de “Noord Watering Veurne”, het geheel van grachten, sloten en vaarten dat de IJzervlakte ten zuiden van de IJzer ontwatert, en vertrouwd met elk detail van de watering. In de nacht van 28 op 29 oktober 1914 werden bij vloed de overlaten van Veurne-Ambacht aan de Ganzenpoot in Nieuwpoort geopend door Belgische militairen. Hendrik Geeraert, een burger die al hielp bij de allereerste inundatie op 21 oktober, was er ook hier bij. Het zeewater stroomde krachtig door de Veurne-Ambacht overlaten in de Noordvaart en verspreidde zich verder door de sloten Het onderwatergezette gebied tussen Nieuwpoort en Diksmuide(kaart KLM). —>


Meereswasser in den Polder verhindern. Im Volksmund nennt man diese Stelle hier „den Gänsefuß“. Vom Westen aus kann man sehr gut die sechs Wasserbauwerke im Halbkreis sehen. Die Bauwerke versorgen wechselweise die Entwässerung der Polder und die Schiffsschüttung. Die Entwässerung wird über einen Überlauf, Schiffe werden in Schleusen geschüttet. Die Originalschleusen aus der zweiten Hälfte des neunzehnten Jahrhundert wurden im Ersten Weltkrieg komplett zerstört. Von hier aus wurde die IJzer-Ebene geflutet um den deutschen Aufmarsch zu stoppen während der Schlacht um den IJzer. Nach dem Krieg wurden die zerstörten Bauwerke neu aufgebaut. Auf der Zeichnung erkennt man von links nach rechts: - Der Überlauf von Nieuwbedelf, der die Entwässerung des Polders zwischen den Dünen und dem Plassendale-Fluss regelt. - Die Gräfenschleuse, zur Schüttung der Schiffe mit den Plassendale-Fluss um nach Ostende und Brügge fahren zu können. - Die Springschleuse, regulierte die Entwässerung des Nieuwdamme-Flusses, der alte noch mäandernde IJzerFluss. Dieses Bauwerk sah bis 1914 ganz anders aus. Durch das Öffnen dieser Schleuse wurde am 21 Oktober 1914 ein erster Teil der Polder im Norden überflutet nach einem durch die Belgische Heeresleitung ausgearbeiteten Plan. - Die Ieperschleuse, jetzt nicht mehr in Gebrauch als Schifffahrtschleuse. Sie dient nur noch als überlauf. Hier mündet der jetzt begradigten IJzer in die IJzermündung. - Der Überlauf von Veurne-Ambacht: Der Bürger Hendrik Geeraert, bei der ersten Überflutung auch schon tätig, und der Hauptmann Fernand Umé haben diesen Überlauf mit seinen acht Luken benutzt um am 29 Oktober 1914 das gesamte Gebiet zwischen dem IJzer und der Eisenbahntrasse Nieuwpoort-Diksmuide zu überfluten. Die Heeresleitung war nicht vertraut mit den Einzelheiten des Wasserhaushalts in diesem Gebiet; sie holte sich darum die fachkundige Hilfe des zuständigen Deichgraf Karel Cogge, der mit jedem Detail im gesamten Verband vertraut war. In der Nacht vom 28. auf dem 29. Oktober wurde das Schleusentor bei Hochwasser geöffnet. Das Meerwasser strömte dann mit Gewalt ins Inland. Wenn der Pegel im Nordkanal bis zum Meerespegel angestiegen war wurde das Tor wieder geschlossen. Diese Handlungen wurden bei den nachfolgenden Hochwassern noch mehrmals wiederholt. - Die Veurneschleuse auf dem Veurne-Fluss. Dieser Kanal Die Überflutung zwischen Nieuwpoort en Diksmuide. (Karte KLM.)

6

en grachten over de polder. De sluizen werden weer gesloten wanneer het water in de Noordvaart even hoog stond als het niveau van de zee. Dat maneuver werd bij de volgende hoge getijden, om de twaalf uur, nog enkele keren herhaald. - Het Veurnesas: scheepvaartsluis met rechts een overlaat met vier openingen. Geeft toegang tot de Veurnevaart: ontsluit de Westkust, stroomt door Veurne en verbindt Nieuwpoort met Duinkerke. De Duitse bevelhebbers hadden het belang van het sluizencomplex en de mogelijkheden tot inundatie niet ingezien. Pas wanneer de polder in een ontoegankelijke watervlakte was veranderd en hun troepen ten zuiden van de IJzer hopeloos vast zaten, gaven ze zich rekenschap van het gebeurde. We rijden terug naar het rond punt en volgen richting Diksmuide. We komen voorbij de jachthaven, de vismijn en het prachtig bebloemde Nieuwpoort. We rijden parallel aan de “Frontzate”(links van ons), dit was de spoorweglijn van Nieuwpoort naar Diksmuide, nu een fietspad. Het ganse gebied tussen de Frontzate en de IJzer stond onder water en was de buffer tussen de Duitse en de meestal Belgische troepen (ook Franse troepen) die aan deze kant gelegerd waren. Deze jarenlange onderwaterzetting met zout water was een ecologische ramp voor de streek. Het duurde jaren voor de natuur zich min of meer hersteld had. We rijden voorbij Ramskapelle en Perwijze, twee dorpen die tijdens de Slag om de IJzer al in handen van de Duitse troepen waren, maar die ze na de onderwaterzetting op 31 oktober 1914 terug aan de Belgische troepen moesten laten. In Perwijze is nog altijd een uitkijktoren, in de tweede WO heropgebouwd door de Duitsers. Links dieper het land in, in het onderwater gezette gebied ligt Stuivekenskerke aan de Tervaetebocht


(aan de IJzer) en Oud-Stuivekenskerke, het eerste was in handen van de Duitsers, het tweede werd door de Belgische troepen gehouden dank zij de uitkijkpost die ze installeerden in de kerk. De kerk van Stuivekenskerke hadden de Belgen zelf opgeblazen opdat de Duitse troepen ze niet zouden gebruiken als uitkijkpost. De grootvader van Liliane, onze secretaresse, vocht mee met de Belgische troepen aan de Tervaetebrug. Aan onze rechtse kant zien we het Russisch Orthodox kerkje en klooster van Perwijze gebouwd in 1980 naar het voorbeeld van een kerkje in Novgorod (Rusland). Aan onze linkse kant zien we in de verte de IJzertoren opdoemen. Oorspronkelijk was deze toren een monument om de Vlaamse gesneuvelden van deze oorlog te gedenken. De Vlaamse soldaten waren meestal eenvoudige jongens (overblijfsel van het lotelingensysteem, waarbij de gegoede burger zijn legerdienst kon afkopen) en die door hoofdzakelijk Franstalige officieren werden aangevoerd. Dit gaf aanleiding tot heel wat misverstanden en het verzet hiertegen gaf het ontstaan aan de Vlaamse roep om zelfstandigheid. De Vlaamse jongens werden begraven onder een eenvoudige grafsteen (naar een ontwerp van Joe English – kunstenaarsoldaat) een Keltisch kruis met daarop de letters AVV-VVK (Alles Voor Vlaanderen – Vlaanderen Voor Kristus) en een blauwvoet (een meeuw die veel voorkomt aan de Noordzeekust). De grafsteen van Joe English. Toen de Dienst Grabstein von Joe English.


fließt durch Veurne und weiter nach Nieuwpoort und Duinkerke. Erst nachdem der gesamte Polder bis zur Eisenbahntrasse Nieuwpoort – Diksmuide in eine Wasserfläche umgewandelt war und die Truppen komplett blockiert waren hat die Deutsche Heeresleitung die weitstreckende Folgen dieser Überflutung für den Aufmarsch nach Frankreich voll realisiert. Es war ein mit Grundtruppen schwer zu querenden Puffer entstanden zwischen den Deutschen Truppen und den Belgischen und Französischen Truppen. Wir setzen jetzt unsere Fahrt weiter in Richtung Diksmuide. Wir fahren vorbei am Yachthafen, an der Fischversteigerungshalle und bekommen auch einen kurzen Eindruck vom hübsch mit Blumen geschmückten Ort Nieuwpoort. Wir fahren jetzt an der alten Eisenbahntrasse entlang; sie ist jetzt Fahrradweg umdisponiert. In der Region heißt diesen Fahrradweg ‚Frontzate‘ in Erinnerung am Geschehen in 1914. Ökologisch war die jahrelange Überschwemmung mit Meerwasser eine regelrechte Katastrophe. Die Natur in diesem Gebiet hat viele Jahre gebraucht um sich zu retablieren. Wir fahren vorbei an Ramskapelle und Perwijze. Beide Orte waren bereits durch die deutschen Truppen erobert aber mussten nach der Überflutung wieder verlassen werden. In Perwijze steht noch immer einen Wachtturm, im Zwei-

Ijzertoren en Pax poort. / IJzerturm und Pax Tor

ten Weltkrieg von den Deutschen wieder aufgebaut. Links von uns, tiefer landeinwärts, im überfluteten Gebiet liegen noch die Orte Stuivekenskerke an einer Kurve des Yzers, namens Tervaete, und AltStuivekenskerke. Stuivekenskerke war Deutsches Gebiet, Alt-Stuivekenskerke noch in Händen der Belgischen Truppen, die dort im Kirchturm einen Wachtturm gebaut hatten. Die Kirche von Stuivekenskerke war vorab schon von den Belgiern gesprengt worden, gerade um zu vermeiden dass die feindliche Truppen sie als Wachtturm benutzen könnten. Der Großvater von Liliane, unsere Sekretärin, hat mit den Belgischen Truppen an der Brücke Tervaete gefochten. Wir fahren in Perwijze vorbei an der Russisch-Orthodoxe Kirche und Kloster, die in 1980 gebaut wurde nach dem Vorbild einer kleinen Kirche aus Nowgorod (Russland) Zur linken Seite erkennen wir bereits in der Ferne den IJzerturm. Ursprünglich war der IJzerturm ein Denkmal für die im Ersten Weltkrieg gefallenen Flämischen Soldaten. Die flämischen jungen Männer die zum Krieg aufgerufen wurden kamen zum übergroßen Teil aus einfachen Verhältnissen. In Belgien gab es bis 1913 keine Dienstpflicht sondern eine Auslosung, die bestimmte wer zum Wehrdienst aufgerufen wurde. Wer ausgelost wurde und vermögend war konnte sich freikaufen vom Wehrdienst. Die flämische Soldaten, viele sogar Analphabet, wurden befohlen von Obersten die meistens ausschließlich Französisch sprachen. Dieser Zustand führte unvermeidlich zu eine Vielzahl von Missverständnisse. Durch die Unzufriedenheit der Soldaten darüber wurden die Keime gelegt für den Ruf der Flamen auf Gleichberechtigung. Die flämische gefallenen wurden begraben unter einen einfachen Grabstein in der

8

van de Militaire Begraafplaatsen in 1925 al deze grafzerken liet verbrijzelen, besloten de Vlamingen om aan de IJzer een reusachtige versie van die zerkjes op te richten. In 1946 werd de IJzertoren gedynamiteerd door ‘onbekenden’. De ruïne staat er nog steeds en met de resten van de opgeblazen toren werd de Paxpoort gebouwd, een symbool voor de vrede. Men begon aan de bouw van een nieuwe toren, die pas in 1965 klaar was. Deze toren is het hoogste vredesmonument in Europa en staat symbool voor de Wereldvrede en de Vlaamse ontvoogding. (Straks zullen we er even voorbijrijden maar we gaan niet binnen, omdat het bezoek aan het 22 verdiepingen tellende monument en museum te vermoeiend is) We komen nu aan de ‘Dodengang’, oorspronkelijk ‘Boyau de l’Yser’ genoemd, in het loopgravennetwerk. Hier sneuvelden talloze soldaten in een verschrikkelijke uitputtingsoorlog, ook de grootoom van onze voorzitter sneuvelde hier door een Duitse kogel. De Duitse troepen hadden de stad Diksmuide aan de overkant van de IJzer volledig bezet en platgebombardeerd en wilden langs hier een uitweg zoeken naar de Belgische oever van de IJzer. U kunt nu deze loopgraven bezoeken en bij het buiten gaan ook het kleine museum, waar u meer kan zien over de gevechten en het dagelijkse leven in deze verschrikking. (maak eventueel ook gebruik van het toilet). De verantwoordelijke geeft u aan wanneer u terug aan de bus moet zijn. We rijden nu even langs de IJzertoren, om dan onze weg te vervolgen over de IJzer richting Ieper. De bus rijdt via de N369 naar het gebied dat het strijdtoneel werd tussen de Duitse troepen en de hoofdzakelijk Britse (en Commonwealth) en Franse troepen. Hier was de streek niet meer beschermd door de inundatie en vooral de Fransen wilden de Duitsers hier stoppen omdat hun ha-


vensteden Calais en Duinkerke nu binnen het bereik kwamen van de Duitse inval. De heuvelrug (met in die tijd ook nog veel bossen) die liep van Staden over Zonnebeke, Zillebeke naar Wijtschate bood de meeste kans als verdedigingslijn. Dat het hier een slagveld zonder weerga werd, hoeft geen betoog. Dit gebied werd de ‘Noorderlijke Ieperboog ‘ of ‘Ypers Salient’ genoemd en deze sloot aan op de zuidelijke boog die van Wijtschate tot Mesen liep, de ‘Mesenboog’. We rijden langs het kruispunt ‘Kippe’, waar een tweede grootoom van onze voorzitter sneuvelde tijdens het eindoffensief van september 1918, naar Bikschoote en zo naar Langemark, naar het Studentenfriedhof. Van 21 tot 23 oktober 1914 forceerden de Duitse troepen een doorbraak bij Langemark. De Britten stonden in een boog opgesteld rond Bikschote, Langemark en de Steenakkermolen in SintJuliaan toen de 46e en 51e Duitse reservedivisies de aanval inzetten. Deze divisies bestonden hoofdzakelijk uit jonge oorlogsvrijwilligers, meestal studenten die


Form des Keltischen Kreuzes mit der Inschrift AVV-VVK (alles Für Flandern Flandern für Christus) und die Silhouette einer an der Nordseeküste viel vorkommende Möwengattung (der Blaufuß) nach einem Entwurf von dem Künstler und Soldat Joe English. In 1925 gab das Amt für Militär-Friedhöfe den Auftrag alle diese Grabsteine zu entfernen und zu vernichten. Darauf haben die Flamen am Ufer des IJzerflusses eine Riesenversion dieser Grabsteine gebaut. In 1946

wurde dieses Denkmal von „Unbekannten“ gesprengt. Die Ruine steht noch da. Mit einem Teil der Trümmer wurde das Pax Tor, ein Friedenssymbol, am Eingang des Denkmalgeländes gebaut. Man baute auch einen neuen Turm, der erst in 1965 vollendet wurde. Dieser Turm ist zurzeit noch das höchste Friedensmahnmal in Europa. Neben Friedensmahnmal steht dieser Turm auch Symbol für die flämische Forderung nach Gleichberechtigung. Heute fahren wir nur nahe am Turm vorbei und verzichten auf den 22 Stockwerke hohen sehr strapaziösen Treppengang nach oben. Wir kommen an am sogenannten „Totengang“ oder

„Boyau de l’Yser“, ein erhaltenes Teil aus dem Netz der Schützengraben. Hier fielen zahllose Soldaten in einem schrecklichen Erschöpfungskrieg. Auch der GroßOnkel unseres Vorsitzenden ist hier gefallen. Die Deutsche Truppen hatten die Stadt am rechten Flussufer völlig gebombt und besetzt. Sie wollten an diese Stelle einen Durchbruch schaffen zum linken Flussufer, in Belgischen Händen. Wir werden diesen Schützengraben jetzt besuchen, sowie das kleine dazu gehörige Museum, wo einiges gezeigt wird von den Gefechten und dem Grauen des Alltags. (beachten Sie die Toilette). Verfügbare Zeit im Graben und Museum werden von Ort abgestimmt. Wir fahren am IJzerturm entlang, queren danach den IJzer und fahren in Richtung Ieper. Wir fahren auf der N369 zum Gebiet wo die Gefechte zwischen den Deutschen und den Britischen und Französischen Truppen haben stattgefunden. Dieser Gegend war nicht überflutet. Vor allen die Franzosen wollten den Deutschen hier zurückhalten weil sonst die wichtige Häfen Calais und Duinkerke im Schießbereich der Deutschen zu kommen drohten. Die Hügelreihe von Staden über Zonnebeke, Zillebeke bis nach Wijtschate (damals noch bewaldet) wurde als beste Verteidigungslinie eingeschätzt. Diese Linie wurde zu einem schrecklichen Schlachtfeld. Man sprach vom „nördlichen Ieper-Bogen“ oder von „Ypers Salient”, der anschloss am südlichen Bogen von Wijtschate bis Mesen, „Mesen-Bogen“ genannt. Wir fahren an der Kreuzung „Kippe“ vorbei, wo ein zweiter Großonkel vom Vorsitzenden gefallen ist bei der Endoffensive in September 1918. Wir fahren weiter zum Studentenfriedhof. Vom 21. Bis 23. Oktober 1914 versuchten die Deutschen Truppen bei Langemark durchzubrechen. Die Briten waren aufgestellt rund Bikschote, Langemark und an der Steenakker-Mühle in SintJuliaan, wenn die 46e und die 51e Deut-

10

aan de Duitse universiteiten werden geronseld om voor hun vaderland te gaan vechten tegen de vijand. Het gevolg laat zich raden; een bloedbad zonder voorgaande want deze jonge studenten waren niet opgewassen tegen het uit hoofdzakelijk beroepssoldaten samenge-stelde Britse leger. De slag was de aanzet voor de 1ste slag om Ieper. Nog even meegeven dat Langemark pas na gasaanvallen op het dorp (in oktober 1915) werd bezet door de Duitse troepen. We komen aan bij het Soldatenkerkhof ook het ‘Studentenfriedhof’ genoemd van Langemark. Tijdens de gevechten werden de meeste gesneuvelden begraven op de plaats waar ze vielen en pas later naar een kerkhof overgebracht. Deze plaats was bij de slag van 21 tot 23 oktober 1914 eigenlijk de begraafplaats van de Britten, maar toen de Duitse troepen later Langemark konden innemen, begroeven ook zij er hun doden. Veel van de jongens die sneuvelden bij die eerste doorbraak bij Langemark liggen hier begraven, maar ook vele anderen werden hier na de oorlog naartoe gebracht omdat de Duitse gesneuvelden op vier kerkhoven werden samengelegd. 44.000 soldaten liggen hier begraven, waarvan 25.000 in een zogenaamd Kameradengraf. Slechts 2/3 van hen is geïdentificeerd en hun namen staan gebeiteld op de marmeren stenen rond het massagraf. Op het hoger gelegen deel van het kerkhof (het papaverveld) zien we nog de gerestaureerde restanten van drie Duitse bunkers van de verdedigingslinie Langemark-Geluveld. De grote kracht van deze indrukwekkende begraafplaats is haar soberheid. Lange rijen grijze tegels in het gras dragen een aantal namen. De eiken die een gedeelte ervan overschaduwen, versterken nog dat sober beeld. De beeldengroep ‘Treurende Soldaten’ achteraan op het kerkhof roepen op ons even te


Kerk en kerkhof van Langemark in 1915-16. Bemerk de Duitse graven op de voorgrond. Kirche und Friedhof von Langemark im 1915-16. Bemerk am Vordergrund die deutsche Graben. (foto Guy DeNoyette)

bezinnen. Deze beeldengroep doet ons denken aan het ‘Treurende Ouderpaar’ van Käthe Kollwitz dat op de Duitse begraafplaats van Vladslo staat. Het is hier stil, geen speciale verering voor de gesneuvelde helden ..‘in de dood is iedereen gelijk’. Middagpauze Van hieruit rijden we richting Zonnebeke -Passendaele, naar ‘Tyne Cot Cemetery’. We kruisen de N38 en zien voor ons het monument voor de ‘Canadian Forces Memorial St.Julien’. In het dorpje SintJuliaan waren vooral Canadezen gelegerd. Herhaaldelijk werd het dorp echter ook ingenomen door de Duitse troepen, zo ook op 22 april 1915 toen ze hier de allereerste gasaanval uit de geschiedenis uitprobeerden. Dit beeld van een Canadees soldaat met het hoofd in de rich-


Het treurende ouderpaar op de begraafplaats van Vladslo voor het graf van Peter Kollwitz. Trauernde Eltern auf den Deutschen Friedhof von Vladslo .

sche Reservedivisionen der Angriff einsetzten. Diese Abteilungen waren hauptsächlich aus jungen Freiwilliger, meistens Studenten die an deutschen Universitäten rekrutiert wurden um für den Vaterland gegen den Feind fechten zu gehen. Die Folge dieser Zusammenstellung war ein Massaker ohne gleichen weil diese junge Studenten waren den Britischen Berufssoldaten nicht gewachsen. Dieser Schlacht war der Ansatz zu der ersten Ieper-Schlacht. Das Ort Langemark wurde letztendlich in Oktober 1915 von den Deutschen erobert nachdem sie Giftgas angewendet hatten. Wir halten am Friedhof von Langemark. Die verfügbare Aufenthaltszeit wird vor Ort vereinbart. Bei den Gefechten wurden die meisten Gefallenen an Ort und Stelle begraben; ihr Leichnam wurde erst später zu einem

Friedhof herübergebracht. In Oktober 1914 war dieser Ort die Grabstelle der Briten, nachher wenn Langemark von den Deutschen erobert war wurden hier auch deutsche Soldaten begraben. Hier liegen viele junge Leute begraben die bei diesem ersten Angriff in Langemark gefallen sind, aber auch viele andere die erst nach Kriegsbeendigung hierher gebracht worden sind. Alle deutschen Gefallenen wurden auf insgesamt vier Friedhöfe. Auf diesem Friedhof sind 44.000 Soldaten begraben, davon 25.000 in einem gemeinsamen „Kameraden-Grab“. Nur zweidrittel der Leichen sind identifiziert worden. Ihre Namen sind eingemeißelt in den Marmorsteine, die um das Massengrab aufgestellt sind. Im höher gelegenen Teil des Friedhofes kann man noch die restaurierte Reste von drei deutsche Bunker erkennen, ein Teil der Verteidigungslinie Langemark -Geluveld. Dieser sehr eindrucksvolle Friedhof ist ergreifend auch durch die Schlichtheit. Die graue Ziegel mit den Namen im Gras und die Eichen die Schatten spenden verstärken diesen Eindruck noch. Die Bildergruppe „Trauernde Soldaten“ im hinteren Teil des Friedhofes fordern uns auf zur Besinnung .Diese Bildergruppe erinnert sehr stark am Bild „Trauernde Eltern“ von Käthe Kollwitz auf dem Deutschen Friedhof von Vladslo. Dieser Friedhof können wir heute leider nicht besuchen weil Straßenbauarbeiten zurzeit den Zugang sperren. Merken sie sich auch die tiefe Ruhe im Friedhof: hier ist keine Heldenehrung … ‚Im Tode sind alle gleich‘. Imbiss in der Gaststätte Müncherhof Wir fahren jetzt in Richtung ZonnebekePassendaele zum „Tyne Cot Cimetary“. Vor uns an der Kreuzung de N38 sehen wir das Denkmal der „Canadian Forces Memorial St Julien“. In dem Dorf SintJuliaan waren hauptsächlich Kanadier einquartiert. Das wurde aber mehrmals erobert von den Deutschen, auch so am 22 April 1915, nachdem zum ersten Mal

12

ting vanwaar de allereerste gaswolk kwam aandrijven, is opgetrokken ter herinnering aan dit historisch voorval. Voor het dorp van Zonnebeke gaan we links, zodat we aan de voorkant van de Militaire begraafplaats uitkomen. We verlaten de bus aan het kruispunt voor de ingang van Tyne Cot Cemetery. Pas op (!) de bus gaat parkeren achteraan op de parking, waar wij na het bezoek terug gaan instappen. Vooral bij de Britten staat de naam ‘Passendaele’ in hun nationaal geheugen gegrift. Zoals u kunt zien is deze site heel strategisch gelegen en kan je van hieruit de stad Ieper beschieten. Honderdduizenden lieten hier het leven toen vooral de Britse en Australische troepen hier in oktober 1917 een aanval op de Duitse stellingen lanceerden. De combinatie van hevige regenval en felle bombardementen her-schiepen de omgeving in een nooit geziene modderpoel. De omgeving van ‘Tyne Cottage’ zo genoemd door de Britten omdat de omgeving van deze boerderij leek op de omgeving van de rivier de ‘Tyne’ in Noord Engeland (Northum-berland) werd door de 3de Australische divisie veroverd op de Duitsers. In de omgeving stonden vijf Duitse bunkers, die er nu nog staan. Bij het binnenkomen van de begraafplaats zien we twee bunkers rechts en links van ons, twee andere zitten onder de paviljoenen van de ‘Memorial of the Missing’. De middelste bunker was zeer groot en was het Duits commandocentrum. Het werd door de Australiërs her-ingericht en gebruikt als vooruitgeschoven veldhospitaal. De meestal zwaargewonde soldaten die hier overleden werden begraven aan beide zijden van de bunker. Bo-


Tyne Cot Cemetery

venop deze bunker staat nu het ’Cross of Sacrifice’. Dit is een wit kalkstenen Latijns kruis op een acht-hoekige basis. Het kruis hier is 9 meter hoog en op de voorkant is een bronzen zwaard met de punt naar beneden bevestigd. Op grote begraafplaatsen, zoals hier, bevindt zich meestal ook een ‘Stone of Remembrance’. De Stone of Remembrance is een grote herdenkings-steen op een platform van drie treden. In tegenstelling tot het Cross of Sacrifice heeft de steen opzettelijk een neutrale vorm, zonder naar enige religie te verwijzen. Het op-schrift is een zin van de Britse auteur Rudyard Kipling, wiens enige zoon in de oorlog was omgekomen: ‘Their name liveth for evermore’. Achteraan bevindt zich het ‘Memorial of the Missing’ met de namen van 33.783 Britse en 1.176 NieuwZeelandse vermiste soldaten. Dit is eigenlijk de verderzetting van alle namen van vermisten die op de Menenpoort in Ieper staan gebeiteld (zie later). Op deze begraafplaats liggen ook Duitse soldaten begraven die hier al begraven waren voor de Britten deze begraafplaats aanlegden. Ook zij kregen hun graf, want ook zij waren ‘Soldaten van de Groote Oorlog’. Op dit kerkhof is ook een museum dat u zeker later nog eens moet


in der Geschichte Giftgas verwendet wurde. Das Bild des Kanadischen Soldaten der in der Richtung der ankommenden Gaswolke blickt, wurde errichtet in Erinnerung an diesem historischen Ereignis. Vor dem Ortseingang von Zonnebeke biegen wir links ab zum Tyne Cot Cimetary, wo wir den Reisebus verlassen. Achtung: Der Reisebus bleibt hier nicht stehen, aber wird parken im hinteren Teil des Parkplatzes. Die Rückkehrzeit wird vor Ort vereinbart. Vor allem bei den Briten ist der Name ‚Passendaele‘ tief im Gedächtnis geprägt. Diese Gelände hatte im Krieg eine wichtige strategische Bedeutung weil man von hier aus die Stadt Ieper unter Beschuss hatte. Hunderttausende sind hier gefallen als die Britischen und Australischen Truppen hier in Oktober 1917 einen Angriff auf diese deutsche Stellung einsetzten. Die Kombination von starken Regenfällen und heftigen Bombardements hatten die gesamte Umgebung in einem einzigen Sumpf verwandelt. Das Gelände wurde von den Briten ‚Tyne Cottage’ genannt, weil die Umgebung mit Bauernhof angeblich so aussah wie die Gegend am Fluss Tyne in Nordengland (Northumberland). Es wurde von der 3. Australischen Abteilung auf den Deutschen erobert. Die fünf Deutsche Bunker sind noch immer da. Zwei sind sichtbar links und rechts vom Eingang, zwei andere sind überbaut von dem ‘Memorial of the Missing’. Der mittlere und größte Bunker wurde von den Australiern benutzt als Feldlazarett. Sie haben ihre Toten sofort links und rechts von diesem Bunker begraben. Auf dem Bunker wurde nach dem Krieg das ’Cross of Sacrifice’ gebaut. Jeder Britische Soldatenfriedhof hat ein ähnliches freistehendes lateinisches Kreuz aus weißem Kalkstein, auf einem Achteckigen Sockel. Nur die Höhe der einzelnen Kreuze variiert von vier bis neun Meter, je nach Größe des Friedhofes. Das Kreuz auf Ty-

ne Cot Cimetary ist neun Meter hoch. Meistens hängt an den Kreuz ein Schwert aus Bronze, die Spitze nach unten. Auf den großen Friedhöfen, wie hier, steht auch ein ‚Stone of Rememberance‘. Der ‚Stone of Rememberance‘ ist ein großer Gedenkstein auf einem Podest, drei Stufen hoch. Im Gegensatz zu dem ’Cross of Sacrifice’ soll der ‚Stone of Rememberance‘ bewusst keineswegs an eine Religion erinnern. Als Aufschrift auf dem Gedenkstein wurde ein Text von Rudyard Kipling gewählt, dessen einzelnen Sohn auch im Krieg gefallen ist: ‚Their name liveth for evermore’. Hinten im Friedhof steht der ‚Memorial of the Missing’ mit den Namen von 33.783 Britische und 1.176 Neuseeländische vermissten Soldaten. Dieser ’Memorial‘ ist die Weitersetzung des Menen-Tors. Schon bevor die Briten den ‚Tyne Cot Cimetary‘ angelegt hatten, waren hier bereits zwei deutsche Soldaten begaben. Auch sie bekamen

14

bezoeken. Wij doen dat nu niet want ook in Ieper wacht ons nog het prachtige museum ‘In Flanders Fields’ waar we nu naartoe rijden. We komen voorbij aan het Franse kerkhof Saint Charles de Potyze (Potyze is het gehucht tussen Zonnebeke en Ieper). U kunt zich misschien de vraag stellen dat we zowel Duitse, Britse en Franse begraafplaatsen hebben gezien en geen enkel Belgisch? De grootste Belgische kerkhoven bevinden zich namelijk in de streek rond Veurne, De Panne en Adinkerke, in het gebied dat nooit door de Duitsers werd ingenomen. We rijden tot aan de Sint-Maartenskathedraal in Ieper waar de chauffeur ons laat uitstappen. Al diegenen die het museum willen bezoeken gaan mee met de gids. Er werd voor een groepsticket gezorgd en voor de nodige poppy-armbandjes, ofwel Duits- ofwel Nederlandstalig geprogrammeerd. U gebruikt het bloempje op het armbandje om de toegangspoort te openen en om de computerschermen in het museum te activeren. U gelieve uw ticket nog met de gids af te rekenen. (7 euro i.p.v. 9 euro). Al diegenen die niet intekenden voor het museumbezoek, krijgen een kaartje van Ieper zodat ze vrij in de stad kunnen rondwandelen, op verkenning gaan naar de historische plaatsen, gaan shoppen of een terrasje doen. We verwachten iedereen om 18 uur stipt in restaurant Vivaldi op de markt voor een lichte maaltijd. Na de maaltijd reppen we ons naar de Menenpoort voor de ‘Last Post’ ceremonie. We moeten er zeker om 19.30 uur zijn, zodat we ons een plaatsje kunnen zoeken waar we de ceremonie kunnen zien. Zonder twijfel is het monument waar je nu onder staat één van de meest bekende van alle oorlogsmonumenten. Het werd opgericht in 1927 door de Britten (een ontwerp van Reginald


Ruïne in 1915 / Trümmer in 1915

Blomfield, die ook Tyne Cot Cemetery ontwierp) op grond die hen geschonken werd door België. De Britten wilden niet dat na de Groote Oorlog Ieper zou heropgebouwd worden, ze wilden het als eeuwige ruïne bewaren voor het nageslacht. Dat viel niet in goede aarde bij de Ieperse bevolking die naar huis terug wou. Ieper werd steen voor steen weer volledig heropgebouwd zoals het vroeger was en de Britten kregen de grond waar ze de Menenpoort konden bouwen. Op de poort staan 54.900 namen van Britse en Commonwealth soldaten die vermist of niet teruggevonden werden tot 16 augustus 1917 (bij de Grote Slag bij Langemark waar Langemark teruggewonnen werd op de Duitse troepen). De soldaten die nadien sneuvelden staan op de ‘Memorial of the Missing’ op Tyne Cot Cemetery. Vanaf 1929 wordt hier elke avond om 20 uur (behalve tijdens de oorlogsjaren van 40-45) de Last Post geblazen door de Ieperse brandweer. Dit jaar, bij de 100ste herdenking zijn er elke avond herdenkingsmomenten na de Last Post. Het is altijd indrukwekkend en het raakt een gevoelige snaar … telkens weer. Na de ceremonie onder de Menenpoort wandelen we naar onze bus, die op ons wacht op de parking achter de Menenpoort ….


einen Grabstein weil auch sie Soldaten im großen Krieg waren. Auch das Friedhofsmuseum ist sehenswert. Aus Zeitmangel müssen wir heute leider auf einen Besuch verzichten. Wir beschränken uns heute auf das sehr schöne Museum ‚In Flanders Fields‘, unser nächstes Etappenziel. Wir kommen vorbei am Französischen Friedhof Saint Charles de la Potyze (Potyze ist einen Weiler in Zonnebeke). Vielleicht fragen sie sich warum wir Deutsche, Britische und Französische Soldatenfriedhöfe sehen, aber kein einzigen Belgischen Friedhof. Die großen Belgischen Friedhöfe befinden sich um Veurne, De Panne und Adinkerke herum, im Gebiet dass nie von Deutschen besetzt wurde. In Ieper steigen wir aus an der SintMartinuskirche. Diejenigen die einen Museumsbesuch gebucht haben folgen den Museumsführer. Wir haben eine Gruppenrabatte bekommen(7 statt 9 Euro direkt beim Führer zu entrichten). Sie bekommen ein Armbändchen mit dem typischen Klapprosenmotiv (poppy). Mit dem Blümchen kommen Sie durch das Eingangstor und können sie im Museum alle Bildschirme aktivieren. Alle anderen bekommen einen Stadtplan als Hilfe bei einem Stadtbummel, Erkundung der historischen Bauten oder Terrassenbesuch. Wir erwarten alle zurück pünktlich um 18 Uhr im Restaurant Vivaldi am Markt für ein leichtes Abendessen. Nach dem Abendessen gehen wir gemeinsam zum Menen-Tor für die noch täglich gehaltene Gedenkfeier ‚Last Post‘. Um spätestens 19.30 Uhr sollten wir am Tor sein um noch einen ordentlichen Platz zu bekommen. Zweifels ohne gehört dieses Menen-Tor zu den bekanntesten aller Kriegsdenkmäler. Es wurde in 1927 von den Briten errichtet auf einem von Belgien geschenktem Grundstück. Die

Menenpoort / Menen-Tor

Briten wollten Ieper nach dem Krieg nicht wieder aufbauen lassen. Sie wollte die Trümmer als Denkmal für die Nachwelt aufbewahren. Die Bevölkerung aber wollte unbedingt zu ihrer völlig zerstörten Stadt zurückkehren. Ieper wurde Stein auf Stein wieder aufgebaut wie früher und die Briten bekamen das Grundstück für das Meine-Tor geschenkt. Auf den Wänden stehen 54.900 Namen von bis zum 16. August 1917 nach der Schlacht um Langemark vermissten Soldaten. Die Namen der Soldaten, die nach den späteren Gefechten vermisst wurden stehen auf dem ‚ Memorial of the Missing’ auf dem Tyne Cot Cimetary. Seit 1929 wird hier täglich, - mit nur eine Unterbrechung im Zweiten Weltkrieg -, von der städtischen Feuerwehr den ‚Last Post‘ geblasen. In diesem Jahr, zum Gedenken der hundertste Verjährung des Krieges finden jeden Abend nach dem ‚Last post‘ noch besondere Gedenkfeier statt. Tag für Tag ist diese Gedenkfeier sehr eindrucksvoll. Sie trifft immer wieder eine sensible Saite im Herzen. Nach den Gedenkfeier begeben Wir uns zum Bus auf die Parkplatz hinter die Menen-Tor.

16


Deze reisgids werd samengesteld door Frydda Van de Velde en vertaald door Georges Van Lierde. Frans Verlaeckt bewerkte de foto’s. Met dank aan de gemeente Zwalm voor het drukwerk.

Uitstap naar de Westhoek 8 augustus 2014

Recommend Documents