Uitgegeven: 13 juli 2012 2012 no. 28 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLAN
Verordening van 10 juli 2012 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling projectsubsidies ruimte, houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van monumentenzorg
Gedeputeerde staten van Fryslân, gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006, het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, de Steunmaatregel N 606/2009-Nederland, VERORDENING (EG) Nr. 1998/2006 VAN DE COMMISSIE van 15 december 2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op deminimissteun, de Nota Erfgoed 2010-2013 overwegende dat het wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan het restaureren, herbestemmen, onderhouden en onderzoeken van Friese monumenten; besluiten de Uitvoeringsregeling projectsubsidies ruimte te wijzigen als volgt: Artikel I A Na artikel 44 wordt een nieuwe Titel 5 ingevoegd, luidende:
Titel 5
Stimuleringsregeling monumenten 2012
Artikel 45 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. archeologisch monument: terrein dat, vanwege de daar boven- of ondergronds aan wezige zaken, op zichzelf, of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. b. aanvang: begin van de feitelijke werkzaamheden, zoals omschreven in het instandhoudingsplan of het bestek. c. boerderij: ensemble van hoofdgebouw met bijgebouwen dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegende deel, is vervaardigd voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf. d. bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar gegevens betreffende de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van een of meer gebouwen of zelfstandige onderdelen daarvan, of naar een door mensen ge-
2
e.
f. g. h. i. j. k. l. m. n.
o. p. q.
r.
s. t. u. v. w.
maakte structuur, aan de hand van de vorm, de constructie, de gebruikte materialen en de afwerking. buitenplaats: complex bestaande uit een versterkt huis, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, omgeven door terreinen bestaande uit één of meer van de volgende onderdelen: grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, weiden, siertuinen, moestuinen. Het ensemble dient één geheel te vormen in nuttig gebruik maar ook in historische en architectonische zin, en dient van voor 1850 te dateren. BRIM: Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten. directe kosten: de kosten van te verwerken materialen noodzakelijk voor de werkzaamheden met de daarbij behorende loonkosten, daaronder begrepen de kosten van eventueel steigerwerk om die werkzaamheden uit te voeren. drempelbedrag: het bedrag waaronder geen subsidie wordt verstrekt. eigenaar: natuurlijke of rechtspersoon, die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een van rijkswege beschermd monument of een van gemeentewege beschermd monument. gemeentelijke monument: onroerende zaak die op grond van een gemeentelijke verordening is geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst. groen monument: park- of tuinaanleg, geen onderdeel uitmakend van een buitenplaats, dan wel een andere door mensen gemaakt aardwerk of ingeplante aanleg, dat is aangewezen als gemeentelijk monument of rijksmonument. herbestemming: vestiging van een andere dan de bestaande functie of verbreding van de bestaande functie waarbij door deze vestiging of verbreding, de bestaande functie in overwegende mate wijzigt. industrieel erfgoed: bouwwerken voor bedrijf en techniek, welke langer dan 50 jaar geleden zijn vervaardigd. instandhoudingsplan: plan met een overzicht van de aard en de omvang van de jaarlijks voorgenomen werkzaamheden bestaande uit onder meer restauratie en onderhoud, alsmede een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, voor een periode van ten hoogste zes kalenderjaren. Het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarenplan en een meerjarenbegroting. kerk: gebouw of zelfstandige onderdeel daarvan, dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging. molen: bouwwerk dat wind, water of spierkracht omzet in bewegende machines of pompen. monument: bouwwerk of zelfstandige onderdeel daarvan, of aanlegde onroerende zaak welke een tastbaar product van menselijk handelen is, en welke op zich of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde. Monumenten Inventarisatie Project: door de provincie uitgevoerd inventarisatieproject van Jonge Stedenbouw en bouwkunst uit de periode 1850-1940 met als doel een kwantitatief en kwalitatief overzicht te verkrijgen van de gebouwde omgeving uit de genoemde periode. Nota Erfgoed: de op 10 februari 2010 door provinciale staten vastgestelde nota “Nota Erfgoed 2010-2013.” onderhoud: reguliere werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het beschermde monument of onderdelen ervan. reconstructie: werkzaamheden die nodig zijn voor het opnieuw maken en terugbrengen van verloren gegane onderdelen van monumenten in een vroegere gedaante. restauratie: het verrichten van die werkzaamheden, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel van een beschermd monument noodzakelijk zijn. Restauratie Opleidings Project (ROP): een project waarbij leerling-timmerlieden en –metselaars de mogelijkheid krijgen om bij de uitvoerende leerbedrijven zich te ontwikkelen in het restauratiewerk.
3 x.
rijksmonumenten: monumenten die zijn opgenomen in het monumentenregister, vastgesteld ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988.
y.
transformatie: de bouwkundige werkzaamheden die nodig zijn om het monument geschikt te maken voor een herbestemming. woonhuis: bouwwerk of zelfstandig onderdeel daarvan dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuis worden aangemerkt een woonhuis dat als museum is geregistreerd, een kerkgebouw, het hoofdhuis van een buitenplaats, een landhuis, een gebouw van liefdadigheid, een molen, een boerderij en industrieel erfgoed. zelfstandig onderdeel van een rijksmonument of gemeentelijk monument: onderdeel dat, a. is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid, b. is aan te merken als een toren, een klokkenstoel, een ringmuur of een hekwerk rond een kerk.
z.
aa.
Artikel 46 Reikwijdte De regeling heeft tot doel het verstrekken van subsidie voor restauratie, herbestemming, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek van monumenten. Artikel 47 Subsidiabele activiteiten Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen voor: 1. de restauratie in combinatie met herbestemming, indien: a. er sprake is van een restauratie van een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 70.000,-- of een restauratie van een ander monument dan een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 50.000,-, én: b. het één van de volgende monumenten betreft: rijksmonumenten; 1e 2e gemeentelijke monumenten; 3e panden die zijn geïnventariseerd in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) mits de gemeente heeft verklaard dat het pand van cultuurhistorische waarde is; 4e panden die door gemeenten als object van karakteristieke of beeldbepalende waarde zijn aangemerkt in het bestemmingsplan. 2. de restauratie van rijksmonumenten, indien: a. er sprake is van een restauratie van een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 70.000,-- of een restauratie van een ander monument dan een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 50.000,-, én: b. het rijksmonument niet in eigendom is van de Stichting Alde Fryske Tsjerken of de Stichting Fryske Mole. 3. het onderhoud van rijksmonumenten, indien: a. het een molen betreft, en hiervoor een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM in de periode 2006 tot en met 2012. 4. restauratie en onderhoud van gemeentelijke monumenten, mits voor het betreffende bouwwerk tevens een gemeentelijke subsidie voor dat doel is verstrekt op grond van een gemeentelijke verordening in het jaar, 2010, 2011 of 2012. 5. het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek aan: a. rijksmonumenten; b. gemeentelijke monumenten;
4 c. overige onder artikel 47, eerste lid genoemde categorieën van monumenten, mits dit onderzoek plaats vindt voorafgaande aan, of onderdeel uitmaakt van de planvorming van restauratiewerkzaamheden, of ten behoeve van herbestemming. Artikel 48 Subsidiabele kosten voor restauratie in combinatie met herbestemming 1. De subsidiabele kosten voor restauratie in combinatie met herbestemming van monumenten zijn: a. voor restauratie: de kosten als genoemd in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011; b. voor transformatie: de kosten die genoemd staan in bijlage 2; 2. Op de subsidiabele kosten voor de restauratie van rijksmonumenten wordt standaard een bedrag in mindering gebracht van: a. € 70.000 voor kerken; b. € 50.000,- voor overige monumenten. 3. De aftrek zoals genoemd onder lid 2 wordt verminderd met het bedrag dat voor andere dan de aangevraagde werkzaamheden voor hetzelfde monument is opgenomen mits: a. het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden vallen onder de subsidiabele kosten als genoemd onder het eerste lid onder a; b. het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen in een instandhoudingsplan dat voor een BRIM-subsidie ingediend is voor 1 mei 2012; c. de aangevraagde werkzaamheden vallen binnen dezelfde periode als die van het instandhoudingsplan waarin de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen; 4. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op molens. Artikel 49 Subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud 1. De subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud van rijksmonumenten zijn de kosten als genoemd in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011. 2. Als subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud voor gemeentelijke monumenten worden uitsluitend in aanmerking genomen die kosten die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument is gelegen, voor de verstrekking van subsidie in aanmerking heeft genomen. 3. Op de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumenten wordt standaard een bedrag in mindering gebracht van: a. € 70.000 voor kerken; b. € 50.000,- voor overige monumenten 4. De aftrek zoals genoemd onder het derde lid wordt verminderd met het bedrag dat voor andere dan de aangevraagde werkzaamheden voor hetzelfde monument is opgenomen mits: a. het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden vallen onder de subsidiabele kosten als genoemd onder het eerste lid; b. het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen in een instandhoudingsplan dat voor een BRIM-subsidie ingediend is voor 1 mei 2012; c. de aangevraagde werkzaamheden vallen binnen dezelfde periode als die van het instandhoudingsplan waarin de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen. 5. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op molens. Artikel 50 Subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek 1. Tot de subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek worden gerekend die kosten welke noodzakelijk zijn om het onderzoek door een onafhankelijke bouwhistorisch onderzoeker op een doelmatige wijze uit te voeren, en bevatten:
5 a. voorbereidingskosten; b. documentatiewerkzaamheden; c. literatuur- en archiefonderzoek; d. kosten derden; e. reiskosten; f. rapportage kosten; g. algemene bedrijfskosten. 2. Niet subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek zijn de publicatiekosten van de onderzoeksresultaten. Artikel 51 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie voor restauratie in combinatie met herbestemming van rijksmonumenten bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 400.000,-- waarbij de subsidie voor het gedeelte van transformatie niet hoger is dan € 200.000,--. 2. De subsidie voor restauratie in combinatie met herbestemming bedraagt maximaal 50% van het totaal aan subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,-- indien dit geen rijksmonument betreft. 3. De subsidie voor restauratie van een rijksmonument zonder herbestemming bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 400.000,4. Indien er voor aangevraagde restauratie-activiteiten ook een BRIM-subsidie is verleend bedraagt, in afwijking van het eerste lid en derde lid, de hoogte van de subsidie voor dat betreffende deel, maximaal 15% van de subsidiabele restauratiekosten met een maximum van € 45.000,-5. De subsidie voor het onderhoud van rijksmonumentale molens bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,-6. De subsidie voor zowel onderhoud als restauratie van gemeentelijke monumenten zonder herbestemming, bedraagt evenveel als de verleende gemeentelijk subsidie, maar nooit meer dan 35% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 45.000,7. De subsidie voor bouwhistorisch onderzoek bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,8. Voor de hoogte van de subsidie geldt een drempelbedrag van € 2.000,- met uitzondering voor bouwhistorisch onderzoek en het onderhoud van rijksmonumenten waarvoor een drempelbedrag van € 1.000,-- geldt. Artikel 52 Aanvraag 1. Gedeputeerde staten doen mededeling van de datum van openstelling van de subsidieregeling. 2. Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 3 september 2012 tot en met 8 oktober van hetzelfde kalenderjaar. 3. In afwijking van het tweede lid kan de aanvraag voor een restauratie met herbestemming ingediend worden van 3 september 2012 tot en met 31 december 2012. 4. Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagformulier. 5. Het aanvraagformulier moet volledig zijn ingevuld en ondertekend, en bevat de in Bijlage 1 genoemde bijlagen. Artikel 53 Verdeelsystematiek en beslissing 1. Indien de aanvrager een onvolledige aanvraag, al dan niet na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, aanvult, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. 3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor de aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.
6 Artikel 54 Verplichtingen 1. De restauratie of herbestemming van een monument mag alleen worden uitgevoerd onder leiding van een architect ingeschreven in het wettelijk register. 2. Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder begeleiding van een organisatie plaatsvindt, waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. Toestemming behoeft niet te worden aangevraagd indien deze toestemming al eerder is verleend maar niet ouder is dan 1 januari 2005. 3. De eigenaar is verplicht controle toe te laten op de uitvoering van een project. 4. De werkzaamheden voor restauratie, herbestemming en onderhoud dienen binnen een jaar na de datum van de subsidieverlening te zijn aangevangen. 5. De verplichting van het vierde lid geldt niet voor de werkzaamheden voor restauratie en onderhoud van rijksmonumenten waarvoor een rijkssubsidie op grond van het BRIM is verleend. 6. De werkzaamheden voor restauratie, herbestemming en onderhoud dienen te zijn voltooid binnen twee jaar na de datum van de subsidieverlening. 7. Verlenging van de termijnen zoals genoemd in het vierde en zesde lid is alleen mogelijk als vooraf een schriftelijk verzoek wordt ingediend met een toelichting over de voortgang van de activiteit en de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging. De verlenging bedraagt maximaal één jaar. 8. In afwijking van het zesde lid dienen de werkzaamheden voor restauratie en onderhoud aan rijksmonumenten waarvoor een rijkssubsidie op grond van het BRIM is verleend te zijn voltooid binnen de termijn genoemd in de aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggende BRIM-subsidie. 9. In afwijking van het zesde lid dienen de werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten te zijn voltooid binnen de termijn genoemd in de aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggende gemeentelijke subsidiebeschikking. Deze verplichting geldt niet voor restauraties in combinatie met herbestemming. 10. De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door die werkzaamheden is gebracht. 11. Een bouwhistorisch onderzoek mag alleen worden uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau. 12. Een bouwhistorisch onderzoek dient te voldoen aan de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, L. Hendriks en J. van der Hoeve, 2009. 13. Indien de aangevraagde activiteiten vergunningplichtig zijn op grond van de Monumentenwet, dient de omgevingsvergunning te zijn verleend binnen één jaar na de datum van de subsidieverlening. Artikel 55 Aanvullende verplichtingen Gedeputeerde staten kunnen de eigenaar verplichten: a. mee te werken aan een onderzoek naar de ontstaans-, bouw- en bewoningsgeschiedenis van het monument; b. tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden; c. het project aan te melden bij de coördinator Restauratie Opleidings Project of voor een andere leerlingwerkplaats; d. dat voorafgaande aan de uitvoering overeenstemming is bereikt met gedeputeerde staten over de in de beschikking genoemd werkzaamheden. Artikel 56 Weigeringsgronden De subsidie wordt geweigerd indien: a. voor het betreffende monument eerder subsidie is verleend op grond van: 1e. het Besluit Rijkssubsidie Restauratie Monumenten (BRRM) 1997, 2e. de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2006,
7 3e. de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2007, 4e. de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2008, 5e. de Regeling extra rijkssubsidiëring restauratie monumenten (Rerrm) 2009, 6e. de Provinciale Bijdrageregeling Monumentenfonds 1995, 7e. de Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorie provincie Fryslân 2005-2010, 8e. de Tijdelijke Restauratie-impuls Frysk Erfskip, 9e. de Stimuleringregeling restauratie rijksmonumenten provincie Fryslân 2010-2011; 10e . de Stimuleringsregeling restauratie, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek monumenten 2011; b. in afwijking van het bepaalde onder a. wordt subsidie niet geweigerd in het geval er eerder uitsluitend subsidie is verleend voor: 1e. een zelfstandig onderdeel van het rijksmonument of gemeentelijk monument, 2e. het uurwerk, een luidklok, of het orgel van een kerkgebouw; 3e. onderhoud van een molen of gemeentelijk monument; 4e. de restauratie van een molen of gemeentelijk monument en de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op onderhoud; c. voor zover in de subsidiabele kosten subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling; d. indien het bouwhistorisch onderzoek niet wordt uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau; e. In afwijking van het bepaalde in artikel 47, vijfde lid, sub a wordt afzonderlijke subsidie geweigerd voor bouwhistorisch onderzoek aan een rijksmonument, waarvoor in de betreffende kosten al een rijkssubsidie is verleend op grond van het BRIM 2009, BRIM 2010 of BRIM 2011, BRIM 2012; f. In afwijking van het bepaalde in artikel 47, vijfde lid, sub b wordt afzonderlijke subsidie geweigerd voor een bouwhistorisch onderzoek aan een gemeentelijk monument, waarvoor in de betreffende kosten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin het monument is gelegen, een subsidie is verleend in 2009, 2010, 2011 of 2012; g. met de werkzaamheden uit de subsidieaanvraag al een aanvang is gemaakt vóórdat een beslissing op de aanvraag is genomen, met dien verstande dat die onderdelen van de aanvraag waarmee nog niet een aanvang is gemaakt wel subsidiabel zijn. h. In afwijking van het onder g bepaalde mag vóór de subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden worden begonnen, indien gedeputeerde staten positief hebben beslist op een uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe; i. In afwijking van het onder g bepaalde mogen voor molens subsidieaanvragen worden ingediend in het jaar na uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden, voor zover hiervoor een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM en het uitgevoerde werkzaamheden betreft in de periode 2011 of 2012. j. de subsidieaanvraag betrekking heeft op een woonhuis; k. de subsidieaanvraag betrekking heeft op een monument dat eigendom is van de staat, de provincie, de gemeente, het waterschap, het veenschap, de veenpolder of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen; l. voor zover de werkzaamheden voorzien in een reconstructie of indien de werkzaamheden onderdeel zijn van een plan dat in overwegende mate is gericht op reconstructie; m. er in het geval van een restauratie in combinatie met herbestemming er geen bouwhistorisch onderzoek is uitgevoerd; n. de subsidieaanvraag betrekking heeft op een rijksmonument, of gemeentelijke monument dat tevens archeologisch monument is; o. de subsidieaanvraag betrekking heeft op een rijksmonument, of gemeentelijke monument dat tevens een groen monument is met uitzondering van een buitenplaats; p. in het geval van een restauratie in combinatie met herbestemming naar wonen er minder dan 3 woningen worden gerealiseerd; q. de subsidieaanvraag betrekking heeft op activiteiten waarvoor er op grond van de Monumentenwet sprake is van een vergunningplichtige activiteit en waarvoor nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend.
8
Artikel 57 Gewijzigde omstandigheden De subsidieaanvrager doet gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk mededeling indien: a. de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet geheel, niet tijdig of geheel niet zullen worden uitgevoerd; b. niet tijdig of geheel niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; c. de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zullen worden verricht in afwijking van het ingediende instandhoudingsplan; d. de financiële gegevens of andere omstandigheden die relevant zijn voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, wijzigen. Artikel 58 Aanvraag tot vaststelling 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling voor werkzaamheden aan een rijksmonument waarvoor ook een BRIM-subsidie is verleend vindt plaats uiterlijk op 30 april na afloop van het laatste kalenderjaar waarop het instandhoudingsplan betrekking heeft. 2. Een aanvraag tot subsidievaststelling voor restauratie en onderhoud aan een gemeentelijk monument zoals bedoeld in artikel 47 het vijfde lid, vindt plaats uiterlijk vier maanden na voltooiing van de werkzaamheden waarvoor de subsidie is aangevraagd. 3. De eigenaar is verplicht bij het indienen van de aanvraag voor subsidievaststelling een plan voor het onderhoud in te dienen voor een periode van zes jaar, gerekend vanaf het moment van subsidievaststelling. 4. Het in het derde lid bepaalde geldt niet in het geval de aanvraag tot vaststelling betrekking heeft op een bouwhistorisch onderzoek. Artikel 59 Subsidievaststelling 1. In het geval voor de aangevraagde werkzaamheden ook een BRIM-subsidie is verleend geldt: a. Gedeputeerde staten stellen een subsidie voor een rijksmonument evenredig lager vast, indien het rijk de subsidie lager vast heeft gesteld. b. Gedeputeerde staten stellen de subsidie voor rijksmonumenten vast binnen acht weken na ontvangst van de definitieve vaststelling van de rijkssubsidie door de minister. 2. In het geval voor de aangevraagde werkzaamheden ook een subsidie door de gemeente is verleend geldt: a. Gedeputeerde staten een subsidie voor een gemeentelijk monument evenredig lager vaststellen, indien de gemeente de subsidie lager vast heeft gesteld. b. Gedeputeerde staten stellen voor gemeentelijke monumenten de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de definitieve subsidievaststelling door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het gemeentelijk monument is gelegen. De artikelen 45 en 46 worden vernummerd tot 60 en 61 Artikel II Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte in het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.
9
Bijlage 1 mulier
Bijlagen behorende bij het in artikel 52 bedoelde aanvraagfor-
Algemeen: a. Ondertekende machtiging van eigenaar waarin deze verklaart dat de aanvrager namens hem/haar handelt, indien eigenaar en aanvrager verschillende rechtspersonen zijn b. Door de eigenaar ondertekende Verklaring De-Minimissteun c. Kopie aanduiding beeldbepalend of karakteristiek volgens geldende bestemmingsplan (zie onder B. Gegevens object en werkzaamheden). d. Verklaring van de gemeente dat het object uit het Monumenten Inventarisatie Project van cultuurhistorische waarde is e. Gespecificeerd overzicht van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn. f. Het instandhoudingsplan met en behorende bij de aanvraag BRIM-subsidie dat is ingediend vóór 1 mei 2012 (zie onder I. Financiële gegevens). Restauratie met of zonder herbestemming a. Indien rijksmonument waarvoor BRIM-aanvraag is ingediend: kopie aangeleverde documenten voor de BRIM-aanvraag. b. Indien rijksmonument zonder BRIM-aanvraag, zie lijst onder e. c. Indien gemeentelijk momument met herbestemming, zie lijst onder e. d. Indien MIP-object, beeldbepalend of karakteristiek object volgens het geldende bestemmingsplan, zie lijst onder e. e. lijst: 1e restauratieplan, transformatieplan of instandhoudingsplan voor zes jaren. 2e bestek, incl. eventuele memories van toelichting op aanwijs, staat van wijziging en aanvulling. 3e architectenbegroting, indien er sprake is van ingrijpend herstel en/of wijziging. 4e per onderdeel in uren en materialen gespecificeerde offerte aannemer (indien bekend). f. Indien restauratie met herbestemming: rapport van de bouwhistorische verkenning. g. Indien restauratie met herbestemming en vergunningplicht Monumentenwet: kopie van aanvraag of van verleende omgevingsvergunning met inbegrip van een plantekening bestaande en gewijzigde situatie. Onderhoud molens (rijksmonument) a. Kopie van de subsidiebeschikking van de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed. b. Voor zover van toepassing: kopie van de berekening van de subsidiabele restauratiekosten door de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed. Restauratie en onderhoud gemeentelijk monument a. De omschrijving uit het gemeentelijke monumentenregister. b. Kopie aangeleverde documenten aanvraag gemeentesubsidie. c. Kopie subsidiebeschikking van de gemeente waarin het object is gelegen. d. Kopie berekening van de subsidiabele restauratiekosten door de gemeente. Bouwhistorisch onderzoek a. Plan voor het bouwhistorisch onderzoek. b. Gespecificeerde offerte bouwhistorisch onderzoek.
10
Bijlage 2 Subsidiabele kosten transformatie, zoals genoemd onder artikel 48 het eerste lid sub b Algemeen De limitatieve lijst van subsidiabele kosten van transformatie, in geval van restauratie in combinatie met herbestemming, zoals bedoeld in het eerste lid sub b van artikel 48 van de Subsidieregeling monumenten 2012 beperkt zich tot zaken die betrekking hebben op het herbestemmen van het monument en niet op zaken daarbuiten (bijvoorbeeld een nieuw te maken aanbouw of bijgebouw ten dienste van het herbestemde gebouw). Ook roerende zaken bij de herbestemming van het monument zijn niet subsidiabel (bijvoorbeeld lampen of gordijnen). Subsidiabele zijn de kosten voor de volgende werkzaamheden Bouwkundig -
Sloopwerk, frees- en zaagwerk;
-
Isolatie dak, gevels en vloer;
-
Vloeren toegevoegde verdiepingen;
-
Kozijnen, ramen, deuren (inclusief hang- en sluitwerk), dakramen, daklichten;
-
Isolerende beglazing; Nieuwe binnenwanden, binnenmuren, openingen etc.;
-
Tegelwerk keuken, douche/badkamer, toilet;
-
Invalide voorzieningen; Verticale stijgpunten.
Installatiewerk -
Binnenriolering; Elektra (incl. groepenkast);
-
Waterleiding; Gasleiding; Verwarming; Ventilatie.
Inrichting -
Wastafel en wc; Keukenmeubilair (inclusief aanrechtblad en/of bovenkasten).
Overige kosten Diversen / onvoorzien (maximaal 5%); Architecten honorarium (conform Beleidsregels onderhoud en restauratie monumenten); Adviseurskosten voor constructeur en/of bouwfysicus.
11
Niet subsidiabel zijn: -
Funderingsaanleg; Erfscheidingen; Tuininrichting; Tuinverhardingen; Beplanting; Buitenriolering; Drainage; Grondsanering; Inrichting / plaatsen / aanbrengen / inbouwen en aansluiten van apparatuur voor keuken, toilet en badkamers; Interieurafwerking, zoals vloerbedekking, stoffering en binnenschilderwerk.
12 Toelichting Titel 5 Stimuleringsregeling monumenten 2012 Algemene Toelichting Inleiding Op basis van de Nota Erfgoed 2010-2013 wordt er jaarlijks een stimuleringsregeling opgesteld voor het stimuleren van restauratie, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek van monumenten. Aan eigen provinciale middelen is ruim € 1.000.000,-- beschikbaar. De regeling voor 2012 sluit voor een deel aan op de Uitvoeringsregeling 2011 dat zich heeft gericht op rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Er zijn 2 grote verschillen met de regeling van 2011. Dit betreft de inzet van de gedecentraliseerde rijksmiddelen voor restauratie en de aandacht voor herbestemming. Decentralisatie rijksmiddelen voor restauratie De restauratiemiddelen van het Rijk zijn per juli 2012 gedecentraliseerd naar de provincie. Op 5 maart 2012 is hierover een bestuursovereenkomst ondertekend tussen Rijk en IPO. Het verdelingsvoorstel is op 19 april door het IPO-bestuur vastgesteld. In 2014 wordt de decentralisatie geëvalueerd. Voor Fryslân betekent dit dat er jaarlijks een bedrag van bijna € 1,5 miljoen extra beschikbaar is voor de restauratie van rijksmonumenten. In de Nota Erfgoed was deze samenwerking in het kader van de Modernisering Monumentenwet al aangekondigd. Tezamen met de provinciale middelen zullen deze rijksmiddelen worden gebundeld in één regeling. Restauratie in combinatie met herbestemming In het Coalitie- en Uitvoeringsakkoord is aangegeven dat er steeds meer karakteristieke gebouwen zonder maatregelen leeg komen te staan en te maken krijgen met achterstallig onderhoud. Het provinciebestuur wil de restauratie en het vernieuwend hergebruik van karakteristieke gebouwen stimuleren. Dit sluit ook aan op één van de pijlers uit de Modernisering Monumentenzorg door het Rijk. Gelet op de beleidsmatige aandacht voor herbestemming wordt voorgesteld een fors deel van het beschikbare budget voor restauraties in combinatie met herbestemming te besteden. De aandacht voor herbestemming sluit ook aan op het uitvoeringsprogramma streekplan 2011-2014 en het programma ruimtelijke kwaliteit. Hierin is het project Erfgoedparels opgenomen. Dat zich richt op locaties die in onbruik zijn, leeg staan of verpauperen. Een actievere provinciale rol kan ertoe bijdragen dat op grotere schaal locaties worden aangepakt en herontwikkeld. In 2013 zal deze inzet worden geïntensiveerd. Hierin wordt samengewerkt met de provincies Groningen en Drenthe en met het Rijk (Visie Erfgoed en Ruimte) om tot een gezamenlijke aanpak te komen. Instrumenten waar aan wordt gedacht zijn een digitaal meldpunt, herbestemmingsverkenningen, makelen en schakelen. Als karakteristieke panden worden naast rijksmonumenten de volgende categorieën aangemerkt: a. gemeentelijke monumenten; b. panden die zijn geïnventariseerd in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) mits de gemeente heeft verklaard dat het pand van cultuurhistorische waarde is; c. panden die door gemeenten als karakteristiek of beeldbepalend zijn aangemerkt in het bestemmingsplan; Omdat het vertrekpunt van de nota Erfgoed en de gedecentraliseerde rijksmiddelen restauratie is, dient het plan te zijn gecombineerd met een restauratie. Herbestemmingen van monumenten gaan gepaard met hoge investeringskosten. Om toch tot een exploitabel beheer te kunnen komen wordt een subsidie verstrekt voor de restauratiekosten en de transformatiekosten. Deze transformatiekosten hebben uitsluitend betrekking op de bouwkundige ingrepen die nodig zijn om het pand te transformeren naar een nieuwe functie.
13 Herbestemmingen van monumentale panden zijn vaak complex en vaak niet snel te realiseren. Daarom is in deze regeling gekozen voor een ruime termijn van indiening. Voor het budget 2012 kan tot 31 december 2012 ingediend worden. Uitvoeringsregeling De uitvoeringsregeling wordt gebaseerd op de Subsidieverordening Ruimte. Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid deze uitvoeringsregeling vast te stellen. Overleg In de lijn van “De mienskip op ien” is er over de subsidieregeling met monumentenorganisaties, gemeenten en het Rijk overleg gevoerd. Hoofdkeuzes Binnen de uitgangspunten van de Nota Erfgoed zijn de volgende algemene keuzes gemaakt. Vele daarvan sluiten aan op de regeling van 2011. a. Gelet op de beleidsmatige aandacht voor herbestemming is een fors deel van het beschikbare budget voor restauraties in combinatie met herbestemming beschikbaar. b. Subsidie voor restauratie zonder herbestemming wordt uitsluitend verstrekt voor restauraties van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Gelet op het beperkte budget wordt er in het verlengde van de regeling van 2011 gekozen voor: * Rijksmonumenten, als zijnde van evident provinciaal belang. Daarmee wordt bestaand beleid op hoofdlijnen voortgezet voor ca. 80% van de subsidieverzoeken. * Gemeentelijke monumenten. Deze keuze is gemotiveerd op grond van: - de waarborg van een gemeentelijk vergunningstelsel. Voor restauratie of wijziging aan een gemeentelijk monument is een gemeentelijke vergunning vereist. - de ‘koöperaasjegedachte’. Op deze wijze wordt beoogd het gemeentelijk monumentenbeleid te stimuleren en gezamenlijk in te zetten voor het behoud van het Friese erfgoed. - efficiëntie: door de subsidiebeschikkingen van de gemeente als uitgangspunt te nemen worden de provinciale bestuurslasten verlaagd. c. Subsidie voor onderhoud van rijksmonumenten wordt niet verleend. Alleen voor molens, die zijn aangewezen als rijksmonumenten, is ook subsidie voor onderhoud mogelijk, afgestemd op het BRIM. Voor gemeentelijke monumenten is naast restauratie ook voor onderhoud subsidie mogelijk. Het onderhoud wordt uitgevoerd op basis van een zesjarig instandhoudingsplan. d. Voor restauratieaanvragen wordt gekozen voor een financiële ondergrens voor de subsidiabele kosten. Voor kerken wordt deze bepaald op € 70.000,-- en overige monumenten op € 50.000,--. Alles gerekend binnen een instandhoudingsperiode van 6 jaar. Aanvragen met subsidiabele kosten hieronder komen niet voor subsidie in aanmerking. De redenen om hiervoor te kiezen zijn de volgende. - het onderscheid tussen onderhoud’ en restauratie is lastig te maken en wordt ook niet meer gehanteerd in het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (BRIM). In de systematiek van het BRIM hebben aanvragen betrekking op “instandhouding” en kunnen zowel worden ingediend voor ‘reguliere werkzaamheden en/of beperkt herstel’ (lees: ‘onderhoud en een beetje restauratie’) of als ‘incidenteel ingrijpend herstel en/of een grote ingreep naast reguliere werkzaamheden’ (lees: ‘restauratie of wijziging en onderhoud’). Een financiële grens geeft juridische duidelijkheid. - In de BRIM 2012 ligt de maximale subsidie op € 100.000 voor kerkgebouwen en € 50.000 voor overige monumenten. Gelet op het beperkte budget krijgen aanvragen met de minste kosten voorrang. Naar verwachting zal het “omslagpunt” ergens tussen de € 70.000 en € 80.000 uitkomen. Aanvragen hieronder zullen waarschijnlijk een BRIM subsidie krijgen, indien ze ook aan de andere criteria voldoen. - Wanneer in de provinciale regeling gekozen wordt voor de genoemde financiële ondergrenzen zullen aanvragen onder dit bedrag een meer onderhoudsmatig karakter krijgen. Onderhoud is, behoudens de genoemde uitzonderingen, niet subsidiabel.
14
e. f.
g.
h.
i.
j.
k.
l.
- Het budget is beperkt en de aanvragen naar verwachting groot. Het voorkomen van het in grote getale afwijzen of uitloten van aanvragen moet worden voorkomen. De nadruk dient te liggen op de plannen met het grootste restauratiekarakter. Dit vraagt om een relatief hoge financiële ondergrens. Gelet op de afspraken tussen Rijk en IPO wordt een scheiding tussen restauratie en reguliere instandhouding beoogd. De bedragen onder de financiële ondergrenzen worden beschouwd als meer onderhoudsmatig en een rijksverantwoordelijkheid waar de provincie niet aan bijdraagt. Afhandeling van subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst. Geen subsidie voor woonhuizen . Woonhuizen zijn meestal monumenten met een economisch rendabele functie. Eigenaren van woonhuis-rijksmonumenten kunnen bovendien de kosten van onderhoud fiscaal aftrekken. In veel gevallen van deze groep bestaat verder de mogelijkheid een laagrentende lening af te sluiten via het Nationaal Restauratiefonds. groene en archeologische monumenten worden niet gesubsidieerd. Monumentaal groen als onderdeel van een ensemble met een gebouwde buitenplaats is wel subsidiabel. Voor werkzaamheden aan groene en archeologische monumenten kan eventueel een beroep worden gedaan op de Subsidieverordening van het Provinciaal Meerjaren Programma Fryslân 2009 (pMJP). Uitgesloten voor subsidieaanvraag zijn overheden. Geen subsidie wordt verleend voor monumenten in eigendom van overheidsorganen als provincie, gemeente, waterschap. Van overheden mag worden verwacht dat zij de gebouwen in hun bezit, binnen de exploitatie van de organisatie in stand houden. Geen uitsluiting meer van monumenten binnen bebouwde kommen. Hiervoor wordt gekozen omdat er vanwege de decentralisatie ook een verantwoordelijkheid wordt gezien voor de restauratie van rijksmonumenten binnen de bebouwde kom. In de regeling voor 2011 gold de uitsluiting van de bebouwde kom, behoudens kerkgebouwen, molens en buitenplaatsen. De reden hiervoor was de focus van het provinciale beleid op het “buitengebied.” Ook de wettelijke adviesmogelijkheid voor gedeputeerde staten ligt buiten de bebouwde kom in een aantal specifieke gevallen. De hoogte van de subsidie te stellen op: - 15% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 45.000 voor rijksmonumenten indien er voor dezelfde activiteiten een BRIM-beschikking is verleend; - 60 % van de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumenten met een maximum van € 400.000,--; - 35% van de subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud van gemeentelijke monumenten met een maximum van € 45.000,--; - 50% van de subsidiabele kosten voor restauraties met herbestemming van rijksmonumenten met een maximum van € 400.000 en waarbinnen het aandeel voor de herbestemming niet groter mag zijn dan € 200.000. Voor een maximum van € 200.000 voor het transformatiedeel is gekozen omdat gelet op de nota erfgoed en de overeenkomst over de decentralisatie, binnen het totale budget van de regeling het zwaartepunt op restauratie ligt. Bovendien wordt eventuele staatsteun voorkomen vanwege de maximale de-minimis van € 200.000 in drie jaar voor andere dan restauratiewerkzaamheden. - 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000 restauraties met herbestemming indien dit een niet-rijksmonument betreft. Voor een maximum van € 200.000 is gekozen omdat gelet op de nota erfgoed en de overeenkomst over de decentralisatie, het zwaartepunt op rijksmonumenten ligt. Bovendien wordt eventuele staatsteun voorkomen vanwege de maximale de-minimis van € 200.000 in drie jaar voor niet formeel aangewezen monumenten. een aanvraag kan alleen worden ingediend wanneer er voor de activiteit een omgevingsvergunning is aangevraagd, voorzover er sprake is van een vergunningplichtige activiteit. Dit ter stimulering van uitvoerbare plannen van goede kwaliteit. Als verplichting geldt dat de vergunning binnen een jaar na de subsidieverlening moet zijn verleend. Specifieke budgetten voor stichtingen Alde Fryske Tsjerken en Fryske Mole
15 Voor restauraties van objecten van deze twee provinciale aangewezen organisaties gelden specifieke budgetten (elk € 150.000,--), gelet op hun bijzondere positie van provinciaal belang. Deze bijzondere positie is ook in de bestuursovereenkomst tussen Rijk en IPO over de decentralisatie van de restauratiemiddelen benoemd. Omdat vooraf al duidelijk is voor wie deze budgetten bedoeld zijn, worden deze buiten deze regeling gehouden en apart verleend.
Budget en subsidieplafonds Totaal te besteden: 2,5 miljoen De dekking is: - bijna 1,5 miljoen aan gedecentraliseerde rijksmiddelen; - ruim 1,0 miljoen aan strukturele middelen monumentenzorg en tijdelijke middelen Nota Erfgoed waaronder het Deltaplan Fryske Tsjerken. De regeling bestaat uit vier categorieën met bijbehorende subsidieplafonds. Hierbij is rekening gehouden met provinciale beleidsaccenten, afspraken met het Rijk en de uitkomsten van het overleg met monumentenorganisaties. Omdat het gedecentraliseerde rijksgeld alleen besteed mag worden aan rijksmonumenten worden deze apart onderscheiden. Zoals genoemd gelden er specifieke budgetten voor de Stichtingen Alde Fryske Tsjerken en de Stichting Fryske Mole. A. Restauratie met herbestemming (€ 1.000.000) 1 rijksmonumenten 2. niet-rijksmonumenten
€ 700.000 € 300.000
B. Restauratie rijksmonumenten (€ 1.300.000): 1. rijksmonumenten
€ 1.000.000
C. Onderhoud rijksmonumentale molens
€ 90.000
D. Restauratie en onderhoud gemeentelijke monumenten
€ 100.000
E. Bouwhistorisch onderzoek
€ 10.000
Specifieke budgetten buiten de regeling om: - rijksmonumenten Stichting Alde Fryske Tsjerken - rijksmonumenten Stichting Fryske Mole
€ 150.000 € 150.000
Totaal
€ 2.500.000
16
Artikelsgewijze toelichting Artikel 45 Begripsbepalingen In de begripsomschrijvingen wordt zoveel mogelijk aangesloten op de begripsomschrijvingen en toelichting van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (BRIM) 2011, of wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik. De definities gelden zowel voor rijksmonumenten als niet-rijksmonumenten. Voor enkele begrippen is een nadere toelichting opgenomen. Boerderij: In deze definitie wordt uitgegaan van het bedrijfscomplex van hoofdgebouw en bijgebouwen op het boerenerf, zoals bijschuren, stookhut, wagenloodsen, kleinveestallen zoals is bepaald in de registeromschrijving van het gemeentelijke monument of rijksmonument. Ook het woonhuisgedeelte valt onder de boerderij. Daarbij maakt het niet uit dat het vrij staat of aan het bedrijfsgebouw is vast gebouwd. Bouwhistorisch onderzoek: is maatwerk en specialistenwerk en kan drie gradaties van diepgang hebben: een bouwhistorische inventarisatie voor een stedenbouwkundig ensemble, of een bouwhistorische opname (variërend van een verkenning op hoofdlijnen tot een nauwkeurige analyse van bouwfasen en waardestelling). Een bouwhistorische ontleding is vaak pas mogelijk door destructief onderzoek. Herbestemming: vestiging van een andere dan de huidige functie of verbreding van de huidige functie waarbij door deze vestiging of verbreding, de oorspronkelijke functie in overwegende mate wijzigt. Van een andere functie is in ieder geval sprake in het geval van een planologische functiewijziging. Maar dit is niet maatgevend, aard en omvang spelen ook een rol. Ook een wijziging van kerkelijk naar multifunctioneel gebruik door een dorpsstichting of stichting Alde Fryske tsjerken, wordt beschouwd als een functiewijziging. Indien hierbij het kerkelijke gebruik wel voor een deel blijft kan in dit geval ook sprake zijn van een verbreding waarbij de oorspronkelijke functie in overwegende mate wijzigt. Om van een herbestemming te spreken dienen er dan wel meer niet-kerkelijke dan kerkelijke bijeenkomsten te worden gehouden. Industrieel erfgoed: onder dit ruime begrip wordt verstaan onroerend goed dat oorspronkelijk is gebouwd en bestemd voor handel, bedrijvigheid en transport, zoals pakhuizen, fabrieken, kantoorgebouwen, warenhuizen, stationsgebouwen, alsook bouwwerken van techniek, zoals sluizen, bruggen, gemalen, transformatorgebouwtjes, watertorens, vuurtorens e.d., maar ook: machines voor zover onroerend door bestemming, bijvoorbeeld machines voor het aandrijven van pompen in een gemaal en voor zover deze onderdeel uitmaken van het monument. Kerk: Bij kerken gaat het om gebouwen die in oorsprong uitsluitend of voor een overwegend deel zijn vervaardigd voor de gezamenlijke belijdenis van de godsdienst of levensovertuiging. Het gaat dus uitsluitend om die gebouwen waarin zich de ruimte bevindt waar deze gezamenlijke belijdenis plaatsvond of plaatsvindt. Het huidige gebruik van kerken is niet van belang. Kerktorens, klokkenstoelen, ringmuren en hekwerk rondom kerkgebouwen worden voor de toepassing van stimuleringsregeling tot de kerken gerekend. Met een hekwerk rond kerk worden bedoeld de hekwerken welke een fysieke erfscheiding vormen tussen het perceel waarop de kerk is gebouwd en de aangrenzende percelen. Graf-, en rouwkapellen, catechisatielokalen en dergelijke worden niet gerekend tot de categorie ‘kerk’ maar tot de categorie ‘overige monumenten’, óók als ze met een kerk onder één monumentnummer staan geregistreerd. Bij kloosters geldt de kloosterkapel of kloosterkerk als kerkgebouw in de zin van de stimuleringregeling, indien deze is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid.
17 Gebouwen zoals pastorieën, kosterswoningen en dergelijke worden altijd aangemerkt als woonhuis, ook als ze met een kerk onder één monumentnummer staan geregistreerd. Het betreft dan een zelfstandig onderdeel dat is uitgesloten voor de subsidiëring. Monument: De exacte omvang van een monument wordt bepaald door de omschrijving in het register van rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Reconstructie: Het gaat hierbij om het, naar een vroegere gedaante, vervaardigen van onderdelen die niet meer in situ zijn aangetroffen in de bestaande toestand en die in de ontwikkelingsgeschiedenis van het bouwwerk zijn verdwenen. Het gaat daarbij niet om onderdelen in situ die zijn versleten en opnieuw moeten worden gemaakt. Restauratie Opleidings Project (ROP): Dit is een landelijk project dat op regionaal niveau wordt uitgevoerd. De coördinatie hiervan in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe gebeurt via de Vereniging Restauratie Noord (VRN). Het ROP biedt leerling-timmerlieden en –metselaars de mogelijkheid om onder leiding van ervaren leermeesters bij de uitvoerende leerbedrijven in praktijkopleidingsplaatsen op restauratieprojecten zich te ontwikkelen in het ambacht, zodat het vakmanschap voor de toekomst behouden blijft. De coördinator ROP brengt leerlingen en restauratieprojecten bij elkaar. Transformatie: de bouwkundige werkzaamheden die nodig zijn om het monument geschikt te maken voor een herbestemming. Inrichtingszaken of andere roerende zaken vallen hier niet onder. Bij de regeling wordt een limitatieve lijst gevoegd om duidelijk te maken welke activiteiten subsidiabel zijn. Woonhuis: Onder woonhuizen vallen in de eerste plaats beschermde monumenten die in oorsprong geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd voor bewoning. Het gaat hier dus, behalve om monumenten die geheel als woonhuis zijn vervaardigd, ook om monumenten met in oorsprong gemengde functies, zoals: wonen/horeca, wonen/kantoor, wonen/pakhuis, wonen/werken en wonen/winkel. Daarnaast vallen er beschermde monumenten onder, die oorspronkelijk een ándere functie dan bewoning hadden, maar die nu voor meer dan de helft (in m²) voor bewoning in gebruik zijn. Kelders, zolders, bergingen en garages worden hierbij aangemerkt als ruimtes met een woonfunctie. Tot slot worden bepaalde beschermde monumenten nooit als woonhuis aangemerkt, ook niet als ze thans worden bewoond. Dit zijn woonhuizen die als museum zijn geregistreerd, kerkgebouwen, kastelen, paleizen, het hoofdhuis van buitenplaatsen, landhuizen, gebouwen van liefdadigheid, molens, gemalen, agrarische gebouwen en watertorens. Voor dergelijke monumenten is meestal sprake van een grotere instandhoudingsopgave in relatie tot de exploitatiemogelijkheden dan bij andere monumenten. Dit hangt samen met hun omvang, constructiewijze of de aanwezigheid van specifieke monumentale waarden die de gebruiksmogelijkheden beperken. Beschermde monumenten die in oorsprong als woonhuis zijn vervaardigd en die geregistreerd staan in het Nederlands Museumregister, worden niet aangemerkt als woonhuis. De eigenaren van deze monumenten – vaak stichtingen – hebben veelal geen recht op fiscale aftrek van onderhoudskosten, en bovendien beperkte inkomsten. Zelfstandig onderdeel: Gebouwde monumenten kunnen bestaan uit één ondeelbaar geheel of uit meerdere zelfstandige onderdelen. Het komt regelmatig voor dat er wel zelfstandige onderdelen te onderscheiden zijn. In dergelijke gevallen kan de eigenaar ook voor één of meer van deze zelfstandige onderdelen een subsidie aanvragen. Onder het begrip worden de twee mogelijkheden aangeven waarbij sprake is van een zelfstandig onderdeel. Het begrip ‘monument’ betreft in de Stimuleringsregeling restauratie, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek aan monumenten 2012 zowel het beschermde monument, als een of meer zelfstandige onderdelen daarvan. Voor het begrip ‘zelfstandige bouwkundige eenheid’ wordt hetzelfde verstaan
18 Als in artikel 1 toelichting van het Besluit van 27 september 2010, houdende regels met betrekking tot de financiële ondersteuning van eigenaren van beschermde monumenten ten behoeve van de instandhouding van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (Staatsblad 2010, 708). Artikel 46 Reikwijdte De subsidieregeling is bedoeld voor restauratie, herbestemming, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek van monumenten. In artikel 47 Subsidiabele activiteiten en artikel 56 Weigeringsgronden, worden de categorieën nader ingeperkt. Deze inperkingen worden voor een groot deel in de Algemene Toelichting toegelicht. Artikel 47 Subsidiabele activiteiten Lid 1: Restauratie in combinatie met herbestemming In de algemene toelichting is restauratie in combinatie met herbestemming al toegelicht. Het dient te gaan om plannen waarbij een restauratie wordt gecombineerd met een herbestemming. Bij herbestemming dient het te gaan om de vestiging van een andere dan de huidige functie of verbreding van de oorspronkelijke functie waarbij deze in overwegende mate wijzigt. In de toelichting op artikel 45 wordt dit nader toegelicht. Lid 1 en 2: ondergrens restauratie Een aanvraag voor restauratie in combinatie met herbestemming dient een restauratiedeel van voldoende omvang te bevatten. Zoals genoemd in de algemene toelichting wordt de ondergrens voor restauratie gelegd op € 70.000 voor kerken en € 50.000 voor overige monumenten, te berekenen aan subsidiabele kosten gedurende de instandhoudingsperiode van 6 jaar. Lid 3: onderhoud van rijksmonumentale molens Gelet op de primaire verantwoordelijkheid van het rijk wordt hier alleen een subsidie verstrekt indien er ook een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM in de periode 2006 tot en met 2012. Voor de oudere perioden is gekozen omdat op basis van eerdere aangegane verplichtingen molens ook achteraf, na uitvoering, nog subsidie mogen aanvragen voor de jaren 2011 en 2012. Lid 4: restauratie en onderhoud van gemeentelijke monumenten Een provinciale bijdrage is alleen mogelijk indien burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument is gelegen een subsidie hebben verstrekt in 2009, 2010 of 2011 voor restauratie of onderhoud van het betreffende object. Een lening wordt niet als zodanig aangemerkt. Lid 1 t/m 4: zelfstandig onderdeel van een monument Gelet op de definitie van de verschillende typen monumenten is ook een aanvraag voor een zelfstandig onderdeel van een monument, bv. een toren of een orgel, een subsidiabele activiteit. Lid 5: het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek: Het vijfde lid heeft betrekking op aanvragen van bouwhistorisch onderzoek die niet zijn opgenomen in een aanvraag voor restauratie met of zonder herbestemming. Met deze bepaling wordt beoogd het bouwhistorisch onderzoek in een zo’n vroeg mogelijk stadium van de planvorming te stimuleren. Daarmee kunnen de monumentale waarden tijdig worden gesignaleerd en in de planvorming worden betrokken. Een subsidieaanvraag voor bouwhistorisch onderzoek wordt afgewezen, indien het bouwhistorisch onderzoek al onderdeel uitmaakt van een ingediende aanvraag voor restauratie met of zonder herbestemming. Het is dus ook niet toegestaan de kosten voor het bouwhistorisch
19 onderzoek ‘los te weken’ uit de subsidiabel gestelde kosten en daarmee een afzonderlijk verzoek in te dienen. Voor de systematiek, de vorm, de omvang en de wijze van verslaglegging van bouwhistorisch onderzoek wordt als leidraad gehanteerd L. Hendriks en J. van der Hoeve, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, opgesteld onder auspiciën van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Stichting bouwhistorie Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst uit 2009. Zie ook artikel 23. Artikel 48 Subsidiabele kosten voor restauratie in combinatie met herbestemming Lid 1: restauratie Voor het bepalen van de subsidiabele kosten worden de rijksrichtlijnen gebruikt. Deze zijn bepaald in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011. Lid 1: transformatie Herbestemmingen van monumenten gaan gepaard met hoge investeringskosten. Om toch tot een exploitabel beheer te kunnen komen wordt een subsidie verstrekt voor de restauratiekosten en de transformatiekosten. Deze transformatiekosten hebben uitsluitend betrekking op de bouwkundige ingrepen die nodig zijn om het pand te transformeren naar een nieuwe functie. Deze activiteiten worden limitatief omschreven in bijlage 2 behorende bij deze subsidieregeling. Kosten die betrekking hebben op de (nieuwe) inrichting of andere roerende zaken zijn niet subsidiabel in het kader van deze regeling. Hiervoor zijn in bepaalde gevallen mogelijkheden binnen de subsidieregeling voor Plattelandsprojecten (pMJP). Ook herbestemmingen zonder restauratie kunnen bij het pMJP terecht. Een herbestemming naar wonen dient te bestaan uit tenminste drie woningen. Lid 4 en 5: aftrek onderhoudsdeel Zie onder artikel 49 Artikel 49 Subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud Lid 1 restauratie en/of onderhoud Voor het bepalen van de subsidiabele kosten worden de rijksrichtlijnen gebruikt. Deze zijn bepaald in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011. Lid 2 gemeentelijke monumenten Alleen die kosten die de gemeente voor de verstrekking van subsidie in aanmerking heeft genomen worden subsidiabel gesteld. Lid 3 en lid 4 Aftrek van onderhoudsdeel en eventuele vermindering van de aftrek Om het onderhoudsdeel te onderscheiden van het restauratiedeel wordt op basis van dezelfde bedragen als hiervoor genoemd, een standaard aftrek toegepast van € 70.000,-- voor kerken en voor overige monumenten € 50.000,--. Dit gerekend over een instandhoudingsperiode van 6 jaar. Het is mogelijk dat aanvragers hun plannen hebben opgesplitst. Bijvoorbeeld het onderhoudsdeel met een relatief laag subsidiabel bedrag is ingediend voor de BRIM en het restauratiedeel wordt ingediend bij de provincie. Het toepassen van de aftrek op het restauratiedeel door de provincie zou in dat geval niet terecht zijn. Het onderhoudsdeel wordt immers niet ingediend en op een andere wijze gefinancierd. Indien de aanvrager met een instandhoudingsplan van 6 jaar aantoont dat het onderhoudsdeel niet in de aanvraag bij de provincie zit maar op een andere wijze wordt gefinancierd, dan wordt de aftrek verminderd of geheel geschrapt met het bedrag dat voor dat onderhoud in het instandhoudingsplan is opgenomen.
20 Eén en ander afhankelijk van de grootte van het onderhoudsbedrag dat in het instandhoudingsplan zit. Voorwaarde is wel dat de bij de provincie aangevraagde restauratiewerkzaamheden vallen binnen dezelfde periode als die van het instandhoudinsplan waarin de andere onderhoudswerkzaamheden zijn opgenomen. Lid 5 molens Omdat het onderhoud van rijksmonumentale molens wel subsidiabel is, is de aftrek niet van toepassing op molens. Artikel 50 Subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek Voor de opzet van het bouwhistorisch onderzoek wordt als leidraad gehanteerd L. Hendriks en J. van der Hoeve, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, opgesteld onder auspiciën van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Stichting Bouwhistorie Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst uit 2009. Het kostenoverzicht voor het bouwhistorisch onderzoek dient te worden aangeleverd in een nader gespecificeerde offerte voor de volgende onderdelen: voorbereidingskosten, documentatieonderzoek aan het object, doelgericht archief- en literatuuronderzoek, kosten van derden, reiskosten, rapportagekosten en algemene bedrijfskosten. De omvang, detaillering en vormgeving van het rapport zijn sterk afhankelijk van de aard van het onderzoek en de onderzoeksvraagstelling. Een bouwhistorische inventarisatie verschilt van een bouwhistorische verkenning, of een bouwhistorische opname, of bouwhistorische (deel-)analyse, maar bevat de volgende componenten, die tot de subsidiabele kosten worden gerekend: Voorbereidingskosten Met deze kosten worden bedoeld de kosten voor het opstellen van een Plan van Onderzoek, waarin het onderzoeksniveau, de uitgangspunten en diepgang van het onderzoek zijn vastgelegd; Documentatiewerkzaamheden Onder de subsidiabele, materiële documentatiewerkzaamheden worden gerekend: opmetingen, waarneming/veldwerk, fotografie) van het onderzochte bouwwerk. Literatuur- en archiefonderzoek Onder het subsidiabele literatuur- en archiefonderzoek wordt verstaan: doelgericht onderzoek naar de bouw-, verbouw en gebruiksgeschiedenis van het onderzochte bouwwerk in bibliotheken of archieven; Kosten derden Onder de subsidiabele kosten van derden worden begrepen de kosten die samenhangen met specialistische werkzaamheden die door anderen dan de bouwhistoricus -eventueel onder laboratoriumomstandigheden- worden uitgevoerd, zoals dendrochronologische onderzoek of kleuronderzoek, zowel stratigrafisch als pigmentanalyse. Reiskosten Subsidiabele reiskosten zijn de reiskosten van vestigingsplaats tot plaats van onderzoek, waarbij de gereden kilometers dienen te worden berekend volgens de ANWB routeplanner of vergelijkbare routeplanner en de maximale vergoeding per kilometer € 0,19 bedraagt. Rapportagekosten Rapportage kosten, zijn die kosten welke noodzakelijk zijn voor het maken, vormgeven en vermenigvuldigen van het onderzoeksrapport, zoals materiaalkosten, uitwerking van de documentatiewerkzaamheden en literatuur- en archiefonderzoek, redactiewerkzaamheden en kopieerkosten. De rapportage dient de weerslag te zijn van het onderzoek en bestaat uit: - een tekstgedeelte met een overzicht van de administratieve gegevens ten behoeve van het onderzoek, de specificatie en definiëring van de onderzoeksvraag, bouw- en gebruiksgeschiedenis van het object, de beschrijving van de bestaande situatie en de waardestelling;
21 - een beeldgedeelte, bestaande uit één of meer zoals kaarten, plattegronden, waarderingsplattegronden, opmetings- en/of reconstructietekeningen van het onderzochte object en foto’s. Tweede lid Met een publicatie wordt bedoeld een wetenschappelijke en/of publiekgerichte uitgave anders dan de rapportage. Artikel 51 Hoogte van de subsidie Voorbeeldberekeningen Hieronder een aantal voorbeeldberekeningen waarin verschillende aspecten zijn opgenomen van restauratie in combinatie met een herbestemming. De subsidiabele kosten zijn daarbij vastgesteld door provincie of overgenomen van het Rijk op grond van een BRIM-beschikking. Gerekend is met voorbeelden die hoger uitkomen dan het drempelbedrag van € 2.000,-. Restauratie in combinatie met herbestemming (rijksmonument) Aandachtspunt is de maximale subsidie van het totaal (€ 400.000) en de maximale subsidie voor het onderdeel transformatie (€ 200.000). Het onderdeel restauratie en transformatie moet daarom apart van elkaar berekend worden. Deel restauratie Subsidiabele kosten restauratie, Aftrek onderhoud (kerk, art. 48 lid 2) Correctie aftrek op basis van instandhoudingsplan (art. 48 lid 3) Uitgevoerde werkzaamheden (art. 56, lid sub g) Totaal restauratie Subsidie is 50% van € 311.000,- is € 155.500,-.
€ 389.000,€ 70.000,- minus € 48.000,- plus € 56.000,- minus € 311.000,-
Deel transformatie Subsidiabele kosten transformatie Subsidie is 50% is € 232.000, maximale subsidie is 200.000
€ 464.000
Subsidie is € 155.500 + € 200.000 = € 355.500,-Restauratie in combinatie met herbestemming (niet-rijksmonument) Hier geldt alleen het maximum voor het totaal: hier hoeven de onderdelen restauratie en transformatie dus niet apart van elkaar berekend worden. Subsidiabele kosten restauratie, € 393.000,Subsidiabele kosten transformatie € 189.000,Aftrek onderhoud (overig monument, art 48 lid 2) € 50.000,- minus Correctie aftrek op basis van instandhoudingsplan (art. 48 lid 3) € 0,Uitgevoerde werkzaamheden (zie artikel 56, lid sub g) € 0.Totaal € 532.000,Subsidie is 50% van € 542.000 = € 266.000,- maximale subsidie is € 200.000,--. Restauratie rijksmonument Subsidiabele kosten restauratie, Aftrek onderhoud (kerk, art 49 lid 3) Correctie aftrek op basis van instandhoudingsplan (art. 49 lid 4) Uitgevoerde werkzaamheden (zie artikel 56, sub g) Totaal Subsidie is 60% van € 447.000 = € 268.200,--
€ 454.000,€ 70.000,- minus € 63.000,- plus € 0.€ 447.000,-
22 Restauratie en onderhoud gemeentelijk monument Bij gemeentelijke monumenten is het uitgangspunt de onherroepelijke gemeentelijke subsidiebeschikking voor onderhoud, restauratie of instandhouding. Aanvragers die voor de werkzaamheden aan een gemeentelijk monument een lening hebben, komen niet in aanmerking voor een provinciale subsidie. Subsidiabele kosten, vastgesteld door burgemeester en wethouders € 213.000,Uitgevoerde werkzaamheden (zie artikel 56, sub g) € 26.000,minus Totaal € 187.000,Uitkomst 1: Mogelijke provinciale subsidie maximaal 35% van € 187.000 is € 65.450,-. De gemeente heeft een subsidie verleend van € 50.000,-. In dat geval verleent de provincie een subsidie volgens het maximum: is € 45.000,-. Uitkomst 2: Mogelijke provinciale subsidie maximaal 35% van € 187.000 is € 65.450,-. De Burgemeester en Wethouders hebben een subsidie verleend van € 7.500,-. Dan verleent de provincie ook maximaal € 7.500,-. Artikel 52 Aanvraag Een aanvraag wordt ingediend door een eigenaar of diens gemachtigde en betreft uitsluitend beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen die de primaire aanvrager zelf in eigendom heeft. Per aanvraag wordt één aanvraagformulier ingediend. Subsidie wordt op aanvraag verstrekt per object of zelfstandig onderdeel ervan. Geclusterde aanvragen van aangewezen organisaties voor monumentenbehoud of verschillende deeleigenaren zijn niet mogelijk. Tweede en derde lid Wanneer een aanvraag te vroeg of te laat is gedaan, zal deze buiten behandeling worden gelaten. Voor de volgorde van registratie en behandeling van de aanvragen wordt uitgegaan van de ontvangsttheorie. Dat wil zeggen dat de datum van de ontvangst van de aanvragen bepalend is voor de volgorde waarin de subsidies worden verdeeld. Aanvragen worden per datum en niet per tijdstip geregistreerd omdat het niet mogelijk is om gelijke behandeling te garanderen voor alle mogelijkheden waarop de aanvragen kunnen binnenkomen (fax, post, persoonlijk afgeven, elektronisch bericht). Elke aanvraag die op eenzelfde dag binnenkomt wordt daarom zonder tijdstip geregistreerd. Indien de aanvraag elektronisch geschiedt, geldt als datum van ontvangst de datum waarop ook het ondertekeningsformulier en de bijlagen door de provincie zijn ontvangen. Om te bepalen of een aanvraag tijdig, dat wil zeggen binnen de termijn van artikel 52 lid 2 en 3, is ingediend, geldt voor verzending per post de verzendtheorie. Een stuk dat per post is gestuurd, is nog tijdig als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het binnen een week is ontvangen. Het poststempel is bepalend voor de verzenddatum. In het geval dat de datum poststempel ontbreekt (zoals bij een portvrije envelop) of onleesbaar is, wordt ervan uitgegaan dat het stuk tijdig is verzonden als het stuk niet is gedagtekend op een datum na de laatste dag van de termijn, en het stuk niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In dat geval geldt als datum van ontvangst de laatste dag van de indieningstermijn, althans voor de vraag of tijdig is ingediend. Artikel 53 Verdeelsystematiek en beslissing Eerste lid Indien een aanvraag wordt aangevuld geldt voor de verdeelsystematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag. Tweede lid en derde lid Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het voor die categorie betreffende subsidieplafond zou leiden. Daarom is in het derde lid een voorzie-
23 ning opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting. Artikel 54 Verplichtingen De verplichtingen beogen kwaliteitsborging en/of financiële borging. Elfde lid Bouwhistorisch onderzoek is een specialisme dat belangenvrij dient te worden uitgevoerd. Om die reden dient het bouwhistorisch onderzoek te worden uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau. De bouwhistorisch onderzoeker mag dus geen rol hebben in de totstandkoming of toetsing van het ontwerp voor een beoogde verbouwing, wijziging, of bij de uitvoering van de beoogde instandhoudingswerkzaamheden. Dat betekent dat bouwhistorisch onderzoek dat wordt uitgevoerd door de architect / het architectenkantoor of een op grond van artikel 23, tweede lid daaraan gelijkstelde organisatie, de aannemer, of de opdrachtgever niet voor subsidie in aanmerking komt. Twaalfde lid De volledige titel van de Richtlijnen luidt: L. Hendriks en J. van der Hoeve, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, opgesteld onder auspiciën van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Stichting bouwhistorie Nederland, Vereniging Nederlandse Gemeenten, Atelier Rijksbouwmeester en de Rijksgebouwendienst uit 2009. Artikel 55 Aanvullende verplichtingen Van de bevoegdheid, neergelegd in dit artikel, zullen gedeputeerde staten met name gebruik maken indien de aard van het object of de aard van de werkzaamheden daartoe aanleiding geeft. Deze verplichtingen beogen kwaliteitsborging en/of financiële borging, zonder dat daaraan rechten kunnen worden ontleend voor aanvullende of een verhoogde subsidie. Artikel 56 Weigeringsgronden Dit artikel bevat – in aanvulling op de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat een aantal algemene weigeringgronden bevat – een aantal specifieke gronden waarop de subsidie wordt geweigerd. Sub a, 1e tot met 9e Voor subsidieverzoeken die eerder zijn gehonoreerd in het kader van één van de genoemde subsidieregelingen gaan wij er van uit dat het object of het onderdeel waarvoor eerder subsidie is verleend in zodanige staat is gebracht dat deze met onderhoud kan volstaan. Subsidie op die rijksmonumenten of zelfstandige onderdelen wordt geweigerd, omdat deze regeling niet is bedoeld voor onderhoud aan rijksmonumenten, met uitzondering van de categorie molens. Sub b Omdat in de genoemde subsidieregelingen ook deelrestauraties kunnen zijn gesubsidieerd aan een zelfstandig onderdeel, of uurwerk, of luidklok of orgel waardoor de restauratie van het monument of zelfstandig onderdeel niet meer in aanmerking zou komen is voor deze specifieke gevallen een uitzondering gemaakt. Omgekeerd betekent dat ook wanneer voor een kerkgebouw eerder een subsidie is verleend op grond van een van de aangehaalde regelingen en nu voor een onderdeel (bv. uurwerk, luidklok of orgel) een aanvraag indient, dit onderdeel wordt getoetst aan de definitie van zelfstandig onderdeel. Een andere uitzondering van de weigeringsgronden betreft het onderhoud van molens en gemeentelijke monumenten. Wanneer er een relatief recente restauratiesubsidie is verleend op basis van de onder a genoemde regelingen, is het voor molens en gemeentelijke monumenten nog mogelijk een onderhoudssubsidie aan te vragen. Ook als er een eerdere onderhoudssubsidie is verleend is dit nog mogelijk. Sub c
24 Er wordt geen subsidie verstrekt voor zover in de subsidiabele kosten een subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling. Deze bepaling is opgenomen om cumulatie van subsidies te voorkomen. Sub d Dat betekent dat bouwhistorisch onderzoek dat wordt uitgevoerd door de architect / het architectenkantoor of een op grond van het tweede lid van artikel 23 daaraan gelijkstelde organisatie, de aannemer, of de opdrachtgever niet voor subsidie in aanmerking komt. Sub g en h Er wordt geen subsidie verstrekt voor zover met de werkzaamheden is begonnen vóórdat de subsidie is verleend. Uiteraard is het niet zo dat de subsidie voor de hele planperiode wordt geweigerd, indien al met de werkzaamheden is begonnen. Subsidie wordt niet meer verleend voor de kosten van de werkzaamheden waarmee is begonnen voordat de subsidie is verleend. Het is niet toegestaan met de uitvoering van de werkzaamheden te beginnen voordat er een besluit is genomen op het subsidieverzoek. Voorbeeld 1 Een als gemeentelijk monument aangewezen brug dient binnen het reguliere onderhoud van infrastructurele kunstwerken in die gemeente te zijn opgenomen met voldoende waarborgen ten aanzien van de monumentale kwaliteiten en financiële middelen. Voorbeeld 2 Een molen die is aangewezen als rijksmonument en eigendom is van het een gemeente of Wetterskip Fryslân dient binnen de exploitatie van deze bestuurslaag te zijn opgenomen met voldoende waarborgen ten aanzien van de monumentale kwaliteiten en financiële middelen. Sub m. Bij een herbestemming is de kans groot dat er een behoorlijke bouwkundige ingreep plaatsvindt. Het is belangrijk dat er dan zorgvuldig met de monumentale waarden wordt omgegaan. Daarom wordt een bouwhistorisch onderzoek verplicht gesteld. Een bouwhistorisch onderzoek kent verschillende gradaties van diepgang. Mocht een bouwhistorisch onderzoek ontbreken en is de omgevingsvergunning op het moment van de indiening van de aanvraag al zijn verleend, dan wordt de subsidie niet geweigerd. Sub o. Hier wordt bedoeld een zelfstandig groen monument, bijvoorbeeld een park. De weigeringsgrond is niet van toepassing op een groen monument als onderdeel van een buitenplaats. Zie ook artikel 31 en de Algemene toelichting onder Ad e. Artikel 57 Gewijzigde omstandigheden Er kunnen zich omstandigheden voordoen, die – indien van tevoren bekend – de beslissing omtrent de subsidie anders hadden doen uitvallen. Te denken valt bijvoorbeeld aan de tegenvallende staat van de fundering, die vooraf niet bekend had kunnen zijn. Zodra zo’n omstandigheid zich na het indienen van de aanvraag of na de subsidieverlening voordoet, dient dit onverwijld aan gedeputeerde staten te worden bericht. Zo’n omstandigheid kan zich bijvoorbeeld ook voordoen, indien de eigenaar bij nader inzien besluit de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt verleend, op een later tijdstip uit te voeren, het monument is verwoest of wanneer sloop wordt overwogen, dan wel wanneer de eigenaar in surseance van betaling geraakt of diens faillissement wordt uitgesproken. Wanneer afwijking van het plan niet is gemeld, maar dit toch van dien aard is dat het gevolgen moet hebben voor de subsidieverstrekking, of wanneer werkzaamheden zijn verricht hoewel de vergunning daarvoor was geweigerd, kan dit bij eindafrekening leiden tot een lagere vaststelling. Naar aanleiding van een melding kan de subsidie lager worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Het is belangrijk om altijd te voldoen aan de meldingsplicht. Bij het niet voldoen aan deze plicht kan, indien dat
25 achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidie worden ingetrokken omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Artikel 58 Aanvraag tot vaststelling Om het belang van het regelmatig uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden na voltooiing van de gesubsidieerde werkzaamheden te waarborgen, is de verplichting opgenomen dat er vóór de definitieve vaststelling van de subsidie, een onderhoudsplan voor een periode van tenminste 6 jaar moet worden ingediend. Een instandhoudingsplan op basis van het BRIM (instandhoudingsregeling) wordt ook als zodanig aangemerkt. Wanneer uitsluitend subsidie is aangevraagd voor bouwhistorische inventarisatie of bouwhistorisch onderzoek geldt deze verplichting niet, omdat daarvoor geen instandhoudingswerkzaamheden aan het gebouw worden uitgevoerd. Artikel 59 Subsidievaststelling Zodra de Minister, of Burgemeester en Wethouders de subsidie over de uitgevoerde werkzaamheden definitief heeft vastgesteld en gedeputeerde staten daarvan een afschrift hebben ontvangen zullen ook gedeputeerde staten de subsidie definitief gaan vaststellen. Omdat gedeputeerde staten in de ‘koöperaasje-gedachte’ subsidie hebben verstrekt is de definitieve vaststelling door de Minister of door Burgemeester en Wethouders leidend voor wat betreft de afhandelingtermijnen van het verzoek tot definitieve vaststelling van de subsidie. Om het belang van het regelmatig uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden na voltooiing van de gesubsidieerde werkzaamheden te waarborgen, is de verplichting opgenomen dat er vóór de definitieve vaststelling van de subsidie, een onderhoudsplan voor een periode van tenminste zes jaar moet worden ingediend. Een instandhoudingsplan op basis van het BRIM (instandhoudingsregeling) wordt ook als zodanig aangemerkt.