Uit de ban van de secularisatie Lezing ForumC on Tour Amsterdam, 27 september 2013 Door prof. dr. Roel Kuiper In de ban Ik wil vanavond spreken over een verschijnsel dat me bezighoudt: hoe komt het toch dat christenen zoveel spreken over secularisatie? De christelijke media loopt met het onderwerp weg, christelijke opiniemakers schrijven er herhaaldelijk over. We houden symposia over kerkverlating en wat er tegen te doen is. Elke keer als er jaarboekjes van kerken worden uitgegeven wordt zorgvuldig gekeken hoe de vlag erbij hangt: hoeveel erbij en eraf? Deze week hield Andries Knevel een symposium over de toekomst van christelijke politiek, maar het werd een podium waar gesproken werd over de neergang van christelijke politiek. Christenen zijn gebiologeerd door secularisatieverhalen, ze zijn in de ban ervan. Wat is er aan de hand? Christenen lijken de boodschap van neergang en verval van het christendom niet alleen te hebben geaccepteerd maar ook te hebben verinnerlijkt. Zij verwachten niets anders meer. De secularisatie is een onontkoombaar gegeven. Het gaat nog maar een kant op, dit is een ‘end of history’. Ik hoorde een dominee in een christelijke plaats tegen iemand klagen over teruglopend kerkbezoek in de middagdienst: ‘Ja, ook bij ons heeft de secularisatie toegeslagen’. Het is een gegeven dat we kennelijk maar moeten accepteren. Zo maakte het Nederlands Dagblad afgelopen zomer een serie over de mooiste gesloopte kerk. Het werd een leuk gebracht verhaal met veel emotie over een pijnlijke afbraak die kennelijk onontkoombaar is. Secularisatie is een mediaframe, ook bij de christelijke omroepen. Het geloof als opleukend randje, vertegenwoordigd door een bijzitter in programma’s, de vertolker van een restje moraal dat eigenlijk van vroeger is en misschien nu zo gek nog niet. Er is niets funester voor de overdracht van het geloof dan de bevestiging van dat frame, zelfs door christenen. Herman Paul legde er deze week in Groningen de vinger bij. Al dit spreken over secularisatie is dus niet onschuldig. Het laat iets diepers zien: christenen accepteren maar al te vaak een secularisatieverhaal over onze cultuur en plaatsen zichzelf binnen dat verhaal. Christenen kunnen niet meer over zichzelf spreken zonder zich te verhouden tot een secularisatieverhaal. Nog dieper: ons zelfbeeld wordt afhankelijk van een verhaal over de secularisatie van onze cultuur. Het is de wereld op zijn kop. Dit is het ‘schandaal’ van het orthodoxe christendom in Nederland. Gelovigen laten zich gevangen nemen door een secularisatieverhaal dat de afloop laat zien van onze organisaties, kerken, instellingen en gezinnen.. Het verhaal dat wijzelf zo reproduceren tekent wellicht de marginalisering van het christendom, maar marginalisering is niet ernstig, veel ernstiger is de horigheid die eruit spreekt, de geestelijke aangeslagenheid. Om hun eigen verhaal te kunnen brengen en de kracht van het geloof te bevrijden moeten christenen uit de ban komen van de secularisatie. Ik woon nu twee jaar in Amsterdam. Opvallend is dat ik hier nooit hoor spreken over secularisatie op een bezorgde toon. Wellicht dat hier het verlies al genomen is, maar ik zie ook werkelijk heel andere dingen: groeiende kerken en zich vermenigvuldigende huiskringen, moslims die tot geloof komen, kinderwerk aan ‘ongelovige’ kinderen, maaltijden in de wijk, een stadsbestuur dat erover verbaasd is dat een minderheid van minder dan 1% het halve buurtwerk in een stadsdeel op zich neemt. Er is in de steden veel te winnen voor het christelijk geloof. Klagen over secularisatie is onproductief. Niemand heeft het erover. Er is een manier om aan dat hele discours links te laten liggen en te concentreren op een springlevend geloof. Kunnen we daar iets van leren? Dat nieuwe verhaal wil ik vertellen. Ik zal eerst ingaan op de structuur en boodschap van het dominante secularisatieverhaal in onze cultuur. Hoe hebben christenen hun verhaal en zelfbeeld daarop gemodelleerd? Daarna ga ik in op de jongste ideeën over secularisatie die een veel vruchtbaarder aanknopingspunt bieden voor de voortzetting van het verhaal over het christelijk geloof. Ik ga daarbij ook in op nieuwe geluiden over secularisatie uit de seculiere wereld zelf. Tenslotte wijs ik
1
op het voorbeeld van de Nieuwtestamentische gemeente. Ik hoop op een ‘radicale orthodoxie’ die de kracht van het Evangelie weer laat zien. Het secularisatieverhaal Het dominante secularisatieverhaal heeft een klassieke vorm: God verdwijnt uit de publieke samenleving, de kerken lopen leeg en voor veel mensen heeft het christelijk geloof geen relevantie meer, want er zijn andere verhalen die veel geloofwaardiger zijn. Het verhaal is opgehangen aan een aantal vaste elementen. Charles Taylor spreekt in zijn Een seculiere tijd van secularisatie 1, 2 en 3. Secularisatie 1 is het leeg worden van het publieke domein. Hij stelt dat politici in parlementen hun werk doen zonder dat God erbij betrokken wordt, alleen wellicht nog in een publiek gebed of ritueel. Seculariteit 2 is de teruggang in de beoefening van de godsdienst, het zich afwenden van God, het niet meer naar de kerk gaan. Over seculariteit 3 kom ik later te spreken. Maar wat Taylor in deze omschrijving laat zien zijn de kernelementen in de gangbare definities van secularisatie. Secularisatie is een proces waarin het geloof wordt verwijderd uit de instituties van die samenleving. Het seculier worden van de publieke ruimte kan overigens wel betekenen dat het geloof wordt geprivatiseerd. Het verdwijnt dan niet, maar trekt zich terug achter de voordeur. Maar als steeds minder mensen het geloof praktiseren zal God nooit meer terugkeren in het publieke domein. De neergang van het christelijk geloof wordt steevast verbonden met Gods afwezigheid in de grote instituties van de samenleving: overheid, universiteit, kerk, christelijke organisaties. Wat is de verklaring hiervoor? Er zouden meerdere verklaringen voor gegeven kunnen worden. Bijvoorbeeld dat de systeemwereld van de instituties er een heel andere logica op na houdt dan de leefwereld van mensen. Of dat geloof zich tegenwoordig niet gemakkelijk laat mobiliseren en het een privé-zaak is en misschien altijd wel is geweest. Wat ook waar is voor onze tijd is dat gelovigen zich niet graag meer identificeren met religieuze instituties en dat individualisering ervoor heeft gezorgd dat het geloof veel minder collectief wordt beleefd. Het zoeken naar zin is een individueel traject geworden. Oud-minister Jan Pronk gaf er deze week een sprekend voorbeeld van. Hij is gelovig opgevoed, gaat af en toe naar de kerk, vindt bidden moeilijk, houdt niet van de Pinkstergemeente, maar leest wel zijn kleinkinderen voor uit de kinderbijbel (ND, 26 september 2013). Hij is geen kerkganger, maar ook geen ongelovige. Niet geseculariseerd, maar ook geen orthodoxe gelovige. Atheïsme is nog altijd zeldzaam, maar het geloof neemt nieuwe vormen aan die niet zichtbaar wordt in de kaartenbakken van kerken en binnen vertrouwde christelijke instituties. Er zijn nog altijd veel verloren zonen. Maar er is een andere krachtige verklaring die door ongelovigen in de lucht wordt gehouden: mensen hebben God niet meer nodig, niet voor de verklaring van de wereld, niet voor hun gezondheid of welzijn, niet voor materiële voorspoed. Het christelijk geloof dat van redding spreekt en wijst op het ware geluk in het hiernamaals is niet meer plausibel. Het is wellicht relevant is voor de ziel, niet meer voor ons bestaan in deze wereld. Wie nog gelooft wensen we veel geluk, want zijn of haar geloof kan niet anders zijn dan een beperkte kwestie van persoonlijke smaak en keuze maar heeft verder weinig zeggingskracht. Het klassieke seculariseringsverhaal ziet er dan zo uit: de mens heeft geen God nodig om zich te verzoenen met de tragiek en mysteries van het bestaan, we hebben geleerd onszelf te redden en ons door de rede te laten leiden en daarom verdwijnt God uit de publieke samenleving en lopen de kerken leeg. Dit ‘ongelovige’ verhaal domineert in de media en wordt als een historische onontkoombaarheid gepresenteerd. In combinatie met de moderniseringsthese (wij worden steeds rationeler) staat de uitkomst al vast: het geloof zal verdwijnen met het veld winnen van de rede. Dit maakt het geloof als iets van vorige generaties, wat ook voor veel Nederlanders letterlijk zo is. Hun opa en oma waren christelijk, maar dat is iets van vroeger, evenals de moraal die zij aanhangen. De ‘progressieve’ jaren zestig hebben dit beeld diep in onze cultuur verankerd: het geloof is ouderwets en is niet meer van onze tijd, we moeten ons ervan bevrijden. Het merkwaardige is dat christenen die zich voortdurend spiegelen aan dit secularisatieverhaal met terugwerkende kracht de geest van de jaren zestig verinnerlijken. Zij accepteren dat het geloof iets van vroeger is en niet past bij
2
onze tijd. Er zijn christenen die nog meer dan ooit vasthouden aan dit ouderwetse verleden. Het ouderwetse wordt kenmerk van het ware. Er zijn ook christenen die bezig zijn de relevantie van het christelijk geloof in een modern tijdperk te bewijzen. Hoe hipper hoe beter. Het dominante secularisatieverhaal heeft de orthodoxe voorstelling van wat geloven is dus beïnvloed. Laten we eens kijken of de historische voorstelling van het secularisatieverhaal en het christelijke verhaal parallel lopen. Volgens de seculiere voorstelling zaten vroeger de kerken vol en waren de overheden christelijk. Dat verhaal vertellen christenen ook. Christenen vertellen graag het verhaal over een Gouden Eeuw die achter ons ligt. In het verleden waren de kerken nog vol en de overheden christelijk, en nu is het allemaal neergang en verval. Door de aanname van die Gouden Eeuw die achter ons ligt, kan het ook alleen maar bergafwaarts gaan. En voor het herstel kijken we niet omhoog of naar voren, maar terug, naar de Gouden Eeuw. Christenen zijn historisten geworden, de geschiedenis houdt hen gevangen en wel, om precies te zijn, in een lineair verhaal over een even noodzakelijk als voortgaand verval. Hier lopen de verklaringen tussen ongelovigen en gelovigen dus parallel. Maar er is nog een parallel op de andere punten van de definitie van seculariteit. Volgens het seculiere verhaal hebben mensen God niet meer nodig, want zij redden zichzelf. God is niet meer de allesbeheersende soevereine macht, we hoeven daarvan in elk geval niets meer te vrezen of te verwachten. Bovendien beschikken we nu over verklaringen van de wereld en het bestaan die een religieuze verklaring overbodig maken. Het christelijk geloof als wereldbeschouwing is passé. Het geloof dat er toe doet is voor het innerlijk en zetelt in ons gevoelsleven. Het moet ‘feel-good’ zijn, mensen bijeen brengen, en voor cohesie en troost zorgen. Het geloof is bijna geheel gesubjectiveerd. Dit verhaal vertellen christenen ook. Geloven richt zich op wat ‘fijn’ en ‘gezellig’ is met elkaar, onderlinge identificatie, maar het heeft nog maar weinig inhoud als het gaat om de kwesties van politiek, wetenschap, de ordening van de samenleving. Christenen lijken het te hebben opgegeven om de samenleving met een radicaal andere opstelling tegemoet te treden en een boodschap met inhoud te brengen. De kennis daarvoor ontbreekt ook vaak, terwijl we ons intussen wel volzuigen met secularisatieverhalen. Maar die vertellen dat het geloof niets te zoeken heeft op de markt, op de werkvloer, waar men leeft en handelt alsof God niet bestaat. Daar ligt de tweede parallel: ook christenen leven en handelen te vaak alsof God niet bestaat. Christenen hebben zich gevangen laten nemen in een dominant verhaal over een seculiere cultuur. Zij verhouden zich er voortdurend toe, ofwel door een conservatieve houding aan te nemen en het moderne af te wijzen, of door zo progressief te zijn dat ze bijna oplossen in het seculiere vooroordeel over christenen. Wat kennelijk voor beide onontkoombaar is, is de neergang van het christelijk geloof in zijn publieke vorm. Het geloof in secularisatie heeft christenen fatalistisch gemaakt en heeft de strijdlust gedoofd. Maar het is allemaal echt teveel eer voor de wereld. Het is te onkritisch en ook te ondankbaar voor de zegen die er nog altijd is, het is te weinig creatief en ja, ook te weinig strijdlustig. Nu de hamvraag: klopt het? Zaten de kerken vroeger vol en was iedereen gelovig? Nee, het klopt niet en dat mag verrassen. Historici laten een gemengd beeld van het christelijke verleden van Europa zien. In rooms-katholieke landen was het patroon al bekend dat de wekelijkse missen slechts weinig bezoekers trok. In Engeland klaagde in 1572 een predikant dat men op zondag de kerken leeg kon vinden ‘saving the minister and two or four lame, and old folke’ (Varieties of Secularism, 205). In Nederland werd in de gereformeerde kerk steeds verschil gemaakt tussen lidmaten en liefhebbers. Het is bekend dat de lidmaten niet de meerderheid van de bevolking uitmaakten. Aan het eind van de zestiende eeuw waren er in belangrijke steden als Dordrecht of Enkhuizen slechts enkele honderden lidmaten te vinden. De moeite van orthodoxe predikanten het hart van het volk te treffen heeft in de zeventiende en achttiende eeuw geleid tot nadere reformaties. In de negentiende eeuw hebben kerken hun best gedaan mensen te mobiliseren. Als er ergens een gouden eeuw is geweest, dan in de negentiende eeuw, maar ook toen hadden christenen met een bijbels geloof het gevoel dat ze in de minderheid waren en was het verlangen
3
naar opwekking groot. In al deze eeuwen was er ook veel onverschilligheid en lang niet iedere vorst was een voorbeeld van godsvrucht. Is er veel veranderd? Ja, het verschil tussen de eeuwen voor en na de negentiende was dat het christendom als publieke religie bescherming genoot en dat dit vanaf de negentiende eeuw geleidelijk aan veranderde. Maar wat de constante is, is het gemengde beeld. Ook toen het christelijk geloof vanzelfsprekend was, werd het niet door iedereen aangehangen. Wat veranderde was de publieke bevestiging en de institutionele inbedding ervan. Die verdween. Althans ze werd overgebracht in private handen van de gelovigen zelf die alle ruimte behielden hun geloof uit te dragen. Nog een betekenis van secularisatie Ik beloofde nog een betekenis te geven van secularisatie. Charles Taylor spreekt over secularisatie 3. In feite is dat de meest interessante benadering van het verschijnsel. Charles Taylor is secularisatie een situatie waarin het geloof niet meer vanzelfsprekend is geworden, maar een optie naast andere. Naast het christelijk geloof zijn er alternatieve verklaringen gekomen, in het westen kwam een wetenschappelijk wereldbeeld tot ontwikkeling die steeds minder ruimte bood voor een persoonlijke en besturende God. Het Deisme als voorbeeld van een universum zonder God. Er vestigde zich een ‘exclusief humanisme’ met een gesloten wereldbeeld. Het dominante secularisatieverhaal, waarover het hier gaat, komt uit de koker van dit exclusief humanisme. Maar inderdaad: het is een exclusief verhaal en laat geen ruimte voor een alternatief. Het heeft als bedoeling het christelijk verhaal weg te dringen, het te vervangen. Maar het exclusief humanisme en een agressief atheïsme zetten niet alleen de toon: er is op de markt van zingeving en geloof een veelheid aan spelers en die gaan met elkaar het debat aan over wat waar, zinvol en geloofwaardig is. Omdat we al die posities ergens wel kennen, houden we er ook rekening mee. Een gelovige heeft daarom zijn weg te zoeken en zal minder vanzelfsprekend zich restloos overleveren aan een of ander waarheidsperspectief. Dat maakt geloven tot een zoektocht, maar het betekent ook dat het christendom volop mee doet. Het gaat ook niet verloren, ‘niets gaat ooit verloren’, zegt Taylor. Het christelijk geloof blijft meedoen op de achtergrond en ondergrond. Het christelijk geloof is zelfs het meeste gewortelde geloofskader en leverancier van onze centrale morele orientaties. Maar secularisatie in deze derde vorm betekent dat het christelijk geloof zich moet verhouden tot andere verhalen. Niet om er in op te gaan. Maar om een alternatief te zijn en het dominerende gesloten wereldbeeld weer open te peuteren. Dat vraagt een geestelijke inzet, geen fatalistische berusting in een slechte afloop. Het beeld van Taylor is dat van een continuüm met twee uiterste posities. Het ene uiterste wordt gevormd door het exclusief humanisme, het andere door orthodox christendom. Dat zijn de sterkste opties, maar het zijn uitersten. Daartussenin zijn er tal van andere posities die kunnen worden ingenomen. En mensen doen dat ook werkelijk. Zij stellen meer dan ooit hun geloof samen uit alles wat zij opvangen en horen. Natuurlijk is er vijandschap tegenover het christelijk geloof, maar er is ook ontvankelijkheid. Het christelijk geloof heeft sterke papieren: de Bijbel, het geloof zelf, een geschiedenis die terugreikt naar de eerste eeuwen, de westerse kunst en cultuur als beeldtaal. Maar ook het exclusief humanisme heeft sterke papieren: het probeert te laten zien dat de wetenschap aan zijn zijde is en herhaalt het beeld van gelovigen als mensen met een infantiel verlangen naar geborgenheid en aanhangers van een benepen moraal die herinnert aan een verleden dat toch echt voorbij is. Zo is de cultuur een strijd der geesten. Wat christenen niet moeten doen is ophouden te geloven in hun eigen verhaal en zich aansluiten bij een secularisatieverhaal als het kader waarbinnen ze zichzelf verstaan. Daar is allerminst reden voor. Er is telkens nieuwe aandacht voor het christelijk geloof, omdat religie nu eenmaal iets fundamenteels is in het leven van mensen. In de crisis die onze wereld treft, wordt ook weer opnieuw naar de Bijbel gegrepen. Joris Luyendijk vertelde deze week ergens dat in de Londense City, het financiële hart van Engeland, de Bijbel opnieuw gelezen wordt, omdat mensen wanhopig op zoek zijn naar een moreel kompas. De filosoof John Gray sprak een aantal jaren geleden over het aanbreken van een ‘postseculier tijdperk’ en verkondigde dat juist de seculiere theorieën hun geloofwaardigheid aan het verliezen zijn. In de grote steden zijn het de
4
christenen die uitreiken naar mensen in nood en deze taal van hulp en barmhartigheid wordt echt wel herkend. Terwijl kerken sluiten, ontstaan nieuwe gebedsgroepen en huiskringen. Op internet vinden prachtige geloofsgesprekken plaats. Iemand schatte dat het Woord zich momenteel minstens even snel verspreidt als in de tijd na Pinksteren. Jonge mensen willen weten wat christelijk geloof inhoudt. Alphacursussen bloeien. Geloofsoverdracht via het informele circuit is sterker dan ooit. In de moderne literatuur verschijnen er boeken die vertellen hoe ongelovige mensen het geloof vinden (Vonne van der Meer, Desanne van Brederode). In onze samenleving komen mensen uit nieuwe groepen tot geloof. Dat geloof zit niet op de kerkbank van traditionele kerken, maar zoekt andere vormen van gemeenschap en ontmoeting. Het geloof is dus niet verdwenen, maar zoekt onder veranderde omstandigheden opnieuw zijn weg in onze cultuur. Secularisatie tekent een situatie waarin het christelijk geloof wordt uitgedaagd zichzelf opnieuw op de kaart te zetten. Dat kan ook implicaties hebben voor onze instituties die in cultuur en stijl nog veel in zich dragen van onze gouden eeuw, maar niet op ieder de aantrekkingskracht uitoefenen die vroeger vanzelfsprekend was. De opgave is het geloof weer opnieuw vorm te geven. Kunnen we dat? Radicale orthodoxie Er is in Engeland een stroming die zich ‘radicale orthodoxie’ noemt. Het wil een oorspronkelijke betekenis van het christendom terugbrengen in de discussie. Ik leen even dat woord, omdat ik denk dat we bij oorspronkelijke betekenissen van het christendom moeten beginnen om ons los te maken uit het schema van de secularisatie. Laten we heel simpel kijken naar de gemeenten die Paulus stichtte in het Romeinse Rijk. Die bestonden uit kleine groepjes mensen, weinig aanzienlijken, zegt hij ergens, uit de wereld gerukt. Nergens spreekt Paulus over aantallen winst of verlies, dat is helemaal niet hoe hij kijkt. Maar hij gelooft wel in de kracht die in deze gemeenten gaat vloeien als ze Christus aanvaarden. Dan ontstaat een bloeiende gemeenschap waar liefde woont, waar mensen elkaar dienen en vooruithelpen, waar de vrede begint en gaven gedeeld worden, waar uitgereikt wordt naar de wereld. Had dit allemaal een vaste vorm? Nee, helemaal niet. Paulus was een evangelist, geen kerkelijk opbouwwerker. Over de institutionele vorm maakte hij zich niet druk. Als mannen en vrouwen Christus volgen gebeurt er wat. Daar geloofde hij in. Hij bezong verscheidene keren het mysterie van de liefde in de gemeente. Geen enkele nadruk lag er op de institutionele vorm of de claim die vanuit de kerk gelegd zou moeten worden op politiek of samenleving. Dat Christus’ heerschappij effect zou hebben op politiek en samenleving stond voor Paulus vast, hij sprak met koningen over recht en billijkheid, beperking van geweld, eerlijkheid en verantwoordelijkheid (Handelingen 24:25). Die boodschap zou vanzelf op de plaats van de politieke macht terechtkomen, zoals hijzelf uiteindelijk in Rome terecht zou komen. Waarom spreken mensen die mooie dingen doen in Gods Koninkrijk niet over secularisatie? Ze zien het niet. Wie op God vertrouwt weet ook dat het geloof er altijd zal blijven, of, zoals een van de belijdenissen zegt: ik geloof een kerk die er altijd zal zijn, tot aan het einde van de wereld. Als een geloof krachtig is, zal het ook altijd bestaan. Als het de hulp van anderen nodig heeft om te bestaan, zal het verdwijnen. Benjamin Franklin zei eens: ‘When a religion is good, I conceive it will support itself; and when it does not support itself, and God does not take care to support it so its professors are obliged to call for help of the civil power, ‘tis a sign’. Als christenen het verhaal van neergang overnemen uit de secularisatietheorie, dan wordt dat een zelfvervullende profetie. Niet doen dus. Mijn voorstel: laten we ons spiegelen aan het leven van de eerste gemeenten in het Nieuwe Testament. Als we ons hun situatie indenken dan weten wat ons te doen staat: elkaar liefhebben, de wereld liefhebben en vertrouwen op de kracht van het Evangelie. Als we in alle eenvoud hier beginnen, dan zien we ook beter wat voor onvoorstelbare zegen we nog altijd hebben. We moeten niet naar onze instituties kijken als onze eigen verworvenheden uit onze gouden eeuw. We moeten ze zien als zegen van God om in onze wereld te werken. Wat een voorrecht is het dat er christelijke politieke partijen zijn. Ik ken veel christenen uit andere werelddelen die ze maar wat graag willen hebben. Wat vervreemdend is het dan om te horen zeggen dat het ‘voorbij’ en ‘gedaan’ is met christelijke politiek, omdat het zetelaantal niet meer is, zoals het enkele decennia
5
gelden nog was. Toen Groen van Prinsterer in het midden van de negentiende eeuw de Tweede Kamer betrad had hij een fractie van ongeveer 5 medestanders die met hem ‘Evangeliebelijder’ wilden heten. Wat een voorrecht is het om kerken en maatschappelijke organisaties te hebben, christelijke media en christelijke scholen. Het komt er nu op aan ze goed te gebruiken. Er is werk aan de winkel. Maar dan moeten we echt stoppen met ons over te leveren aan de vanzelfsprekendheid van een secularisatieverhaal dat onze neergang voorspelt. Dat is ondankbaarheid voor veel zegen die er is, het maakt blind voor veel moois dat intussen in onze samenleving gebeurt, het ontmoedigt mensen die met vreugde in Gods Koninkrijk aan het werk zijn en het doodt alle creativiteit die nodig is om het christelijk geloof opnieuw vorm te geven in onze tijd. Geloof niet alles wat over je gezegd wordt. Laten we uit de ban komen van dit secularisatieverhaal en onszelf bevrijden.
6