Tutorial voor FTP, STMP en Telnet
Created by Benny Wouters on December 26, 2003
(1) Telnet commando’s 1.1 Tabel met telnet commando’s TELNET [host [port]]
telnet sessie opstarten
Open host [port]
Maak een (nieuwe) verbinding met host via port.
Close
Verbreek de huidige verbinding, maar blijf in telnet .
Quit
Verbreek de verbinding en verlaat telnet .
Z
Stop telnet tijdelijk, op dezelfde manier als sommige programma's met ^Z tijdelijk gestopt kunnen worden. Keer terug naar telnet door in de C shell fg (foreground) in te typen.
Status
Geef de huidige status weer, waaronder de naam van de host.
? [command]
Geef een overzicht van alle commando's of van een specifiek command.
Send arguments
Escape
Stuur één of meer speciale tekens naar de remote host . Soms is het niet mogelijk om direct een Controlcode naar de remote host te sturen, bijvoorbeeld bij een verbinding van de mainframe van het UCI naar een van de Suns. In zo'n geval moet send gebruikt worden. De belangrijkste tekens zijn: Stuur het telnet escape teken (gewoonlijk ^]).
Brk
Stuur de telnet BRK (break) code. Gewoonlijk wordt hiermee de verbinding verbroken.
Ip
Stuur de telnet IP (interrupt process) code. Hiermee kan het huidige proces op de remote host gestopt worden.
Ao
Stuur de telnet AO (abort output) code, om alle verdere output van de remote host te negeren.
(2) FTP commando’s 2.1 Tabel met FTP commando’s
'open '
maak een verbinding met een server die een bepaalde naam draagt.
'get '
haal een bestand op met een bepaalde naam.
'put '
verstuur een bestand met een bepaalde naam.
'mget '
haal meer bestanden tegelijkertijd op.
'mput '
verstuur verschillende bestanden tegelijkertijd.
'cd '
verander van subdirectory.
'lcd '
verander van directory op het lokale systeem.
'ascii/bin'
schakel over tussen ASCII en binaire modus.
'help'
geef een schermpje met help-informatie.
'help ' 'quit' 'close'
geef hulp over een bepaald commando, bijvoorbeeld: help close, geeft informatie over het close-commando. verbreek de verbinding (alternatieven zijn bye en exit). verbreek de verbinding, maar het FTP-programma zelf blijft beschikbaar.
'CTRL<-C>' breek het download-proces voortijdig af.
bell
binary
Dit commando zorgt ervoor dat er een signaal wordt gegeven als een bestand in zijn geheel is binnengehaald of verstuurd. Dit commando zorgt voor een instelling die noodzakelijk is voor het verplaatsen van binaire bestanden. Binaire bestanden zijn alle niet-tekstbestanden. Het is altijd handig om dit commando aan het begin van een FTPsessie te geven, ook tekstbestanden kunnen er mee verplaatst worden.
bye
Dit commando beëindigt de FTP-sessie.
cd
Verandert de directory op het remote systeem.
open remote_server
Het commando om een FTP-verbinding te leggen.
get remote_bestand [local_bestand]
hash lcd ls
mget remote_bestanden
Dit commando kopiërt het bestand geheten remote_bestand naar de werkdirectory op uw locale systeem, en bewaart het daar onder de naam local_bestand. Als u local_bestand weglaat zal het bestand op uw locale systeem onder dezelfde naam als het al had opgeslagen worden. Dit commando laat u zien hoe veel data er al binnengehaald of verstuurd is door het #-teken weer te geven voor ieder block van 1024 bytes. Dit commando verandert uw locale directory. Dit geeft een lijst van bestanden die zich op de remote machine bevinden, in de directory waarin u op dat moment staat. Dit commando kopiërt naar uw locale systeem alle bestanden die voldoen aan het patroon dat u aangeeft met zogenaamde wildcards, zoals *.html of gewoon *. Bij elk bestand zult u gevraagd worden of u het daadwerkelijk wilt verplaatsen, tenzij u het commando prompt gebruikt om dit uit te zetten.
Dit commando kopiërt naar de remote server alle bestanden die voldoen aan het patroon dat u aangeeft met zogenaamde wildcards, zoals *.html of gewoon *. Bij elk bestand zult u gevraagd worden of u het mput local_bestanden daadwerkelijk wilt verplaatsen, tenzij u het commando prompt gebruikt om dit uit te zetten.
prompt
put local_bestand [remote_bestand]
pwd
Dit commando zorgt ervoor dat u bij het kopiëren van meerdere bestanden niet meer gevraagd wordt om een bevestiging voor elk bestand. Om dit weer aan te zetten geeft u het commando nog een keer. Dit commando kopiërt het bestand geheten local_bestand van de werkdirectory op uw locale syteem naar de remote server, en bewaart het daar onder de naam remote_bestand. Als u remote_bestand weglaat zal het bestand op de remote server onder dezelfde naam als het al had opgeslagen worden. Dit geeft uw werkdirectory op uw locale systeem weer
(3) SMTP commando’s 3.1 Verzenden van berichten HELO [Identificatie] -------------------------Dit commando wordt gebruikt om de gebruiker bekent te maken bij de SMTP-dienst. De naam die hier wordt gegeven heeft geen invloed op het bericht, en kan dus iedere willekeurige naam zijn. =>Voorbeeld: HELO tux.linux.org MAIL FROM: [Afzender] --------------------------------Met MAIL FROM: wordt de afzender opgegeven. Dit kan ieder willekeurig adres zijn. Echter is het wel het retour-adres als het bericht niet kan worden afgeleverd aan de geadresseerde. Als het dus belangrijk is om te weten of het bericht is aangekomen moet hier een eigen, bestaand adres in worden gevoerd. =>Voorbeeld MAIL FROM:
[email protected] RCPT TO: [Geadresserde] -----------------------------------Omdat een bericht zonder doel-adres geen waarde heeft, kan dit worden opgegeven met het commando RCPT TO:, wat staat voor Recipient. Het hier opgegeven adres is het werkelijke adres waaraan het bericht verstuurd gaat worden. =>Voorbeeld RCPT TO:
[email protected] DATA[] ---------Het commando data wordt ingevoerd zonder toevoeging. Hiermee wordt alleen aangegeven dat de inhoud van het bericht wordt aangeboden. Het bericht wordt vervolgens met ASCII codes aangeboden aan de SMTP-dienst. Om aan te geven dat het einde van het bericht is bereikt, wordt een bericht meestal afgesloten met een enkele punt op een lege regel. =>Voorbeeld DATA RSET[] ---------Als er tijdens het invoeren iets mis gaat dan kan de SMTP-dienst worden reset. Met het commando RSET worden alle ingevoerde gegevens verwijderd en kan er opnieuw een bericht worden aangeboden. =>Voorbeeld RSET QUIT[] --------Als het bericht is verzonden dan kan de SMTP-dienst afgesloten en verlaten worden met het commando QUIT. De verbinding met de SMTP-server wordt dan verbroken.
3.2 Verzenden van berichten USER[Gebruiker] -----------------------Omdat het ophalen van berichten persoon gebonden is, is het noodzakelijk om eerst in te loggen op de SMTP-server. Om de Server bekent te maken welke gebruiker zich aanmeld wordt het commando USER gebruikt met daarachter de inlognaam die wordt gebruikt bij de provider. =>Voorbeeld USER pinobird PASS[Wachtwoord] --------------------------Vervolgens zal de server reageren met de vraag om het wachtwoord in te voeren. Met het commando PASS, gevolgd door het wachtwoord kan er ingelogd worden op de SMTP-server. =>Voorbeeld PASS ~tommy34 RETR [berichtnummer] -------------------------------Met dit commando wordt het desbetreffende bericht getoond inclusief headers. Gelijk is te zien dat IP-nummers in een mailbericht worden meegestuurd. =>Voorbeeld: RETR 2 TOP [van] [tot] -------------------TOP biedt de mogelijkheid om een geselecteerde aantal berichten weer te geven. Zeker als er meerdere berichten in de mailbox ontvangen zijn kan dit handig zijn Met het volgende commando worden de eerste 20 berichten getoond. =>Voorbeeld: TOP 1 20 DELE [berichtnummer] ------------------------------Om berichten te verwijderen uit de mailbox kan gebruik worden gemaakt van het commando DELE. Het berichtnummer staat voor het te verwijderen bericht. =>Voorbeeld: DELE 2 QUIT[] ---------Waarschijnlijk een van de meest belangrijke commando's. Als de sessie niet met het commando QUIT wordt beëindigd bestaat er de mogelijkheid dat de mailbox "hangt" en niet meer toegankelijk is. Sluit daarom altijd de sessie af met QUIT. =>Voorbeeld: QUIT