TUNER INSTELLINGEN HOME ◄ of ►Instellingen (OK) ▲ of ▼ (OK)
3.8.1 Antenne-instellingen Met het Antenne Setupmenu controleert u alle parameters van uw installatie. Zorg ervoor dat uw digitale satellietontvanger correct wordt verbonden met uw televisie en schotel, en dat uw satellietsignaal van goede kwaliteit is door dit te controleren met de sterkte- en kwaliteitmeter. (Als u niet zeker bent van de juiste instellingen, vraag dan uw installateur om uw installatie of satellietsignaal te controleren). Als alle hierboven genoemde parameters juist zijn ingesteld, moet het mogelijk zijn om de beide niveau’s Sterkte (blauwe balk) en Kwaliteit (rode balk) niveau aan de bovenzijde van het menu te zien. OPMERKING Een minimumniveau van signaalkwaliteit wordt vereist om de services te kunnen zoeken en bekijken.
3.8.1.1 Satelliet Naam 1. 2.
3.
OK opent een venster waarin u met de navigatietoetsen ◄► kunt scrollen om de satelliet te kiezen die u wilt programmeren en de gewenste satelliet selecteren door op OK te toetsen. De standaard satelliet parameters voor LNB Frequentie (Universal), DiSEqC (OFF), 22KHZ Tone (OFF), 0/12V Switch (0), LNB Power (OFF), TP Frequentie (satelliet eigen), Positioneer Instelling (OFF) en Netwerk zoeken (Normal) zullen dan verschijnen. De getoonde informatie kan voor elke geselecteerde satelliet worden gewijzigd.
3.8.1.2 LNB Frequentie
Om naar services te zoeken, moet het juiste LNB-type dat u op de schotel heeft gemonteerd selecteren. De standaardinstelling is Universele LNB. Selecteer het juiste LNB type door gebruik te maken van de ◄ ► toetsen.
3.8.1.3 DiSEqC Kies m.b.v. de nav.toetsen ◄► de juiste LNB.
3.8.1.4 22KHZ Tone 22KHZ Tone optie staat op UIT voor alle LNB typen, maar kan op AAN gezet worden. Als de LNB Frequentie op Universeel staat, hoeft u geen gebruik te maken van deze optie.
3.8.1.5 0/12V Schakelaar U kunt selecteren tussen 0V en 12V. Standaard instelling is 0V. Deze is afhankelijk van de gebruikte antenne switchbox of LNB.????????????????
3.8.1.6 LNB-Power Zet de LNB-power AAN of UIT door gebruik te maken van de toetsen.
3.8.1.7 TP Frequentie Selecteer een specifieke transponder door gebruik te maken van de◄ ► toetsen, of druk op de OK toets, om de keuzelijst weer te geven.
3.8.1.8 Positioneer Setup Kies d.m.v. de nav. toetsen ◄► de gewenste instelling: ♦ OFF, ♦ DiSeqC of ♦ USALS. Toets daarna OK om het “Positie Instellingen” venster te openen, waar een lijst met instellingen wordt getoond. Ook daar kan m.b.v. de nav. toetsen ◄► eventueel weer / nog worden gekozen uit de Motor Setting: OFF, DiSeqC of USALS met m.b.v. de nav. toetsen◄► ♦ Indien Motor Setting = OFF: geen verdere instellingsmogelijkheden. ♦ Indien Motor Setting = DiSeqC, dan kan worden ingesteld: ■ Stepsize: Continu ,1 ,2 ,3 of 4 ■ Move Dish: Bij instelling Stepsize = Continu keuze uit: • Stopped, ◄► • Moving East ◄ • Moving West ► Bij instelling Stepsize = 1, 2, 3 of 4 is de enige instelling: • West / East ■ Command Mode: ○Save, ○Resetting, ○Go To Position, ○Go To, ○Setting East Limit, ○Setting West Limit, ○Disabling Limits met de nav. Toetsen ◄► ■ Positioner Storage: Auto of 1 t/m 125 (wordt geopend bij Command Mode = SAVE) Start Command = Bevestigen met de OK toets. ♦ Indien Motor Setting = USALS, dan kan worden ingesteld: ■SAT Position: xxx,x° (d.m.v. cijfer toetsen) en E of W ◄► ■My Longitude: 53,0283° [53°1’42’’] (d.m.v. cijfer toetsen) ■My Latitude: 5,6420° [5°38’31’’] (d.m.v. cijfer toetsen) ■Command Mode: ○Go To Position, ○Go To 0. Start Command = Bevestigen met de OK toets.
3.8.1.8.1 DiSEqC 1.2 Deze mode maakt het mogelijk om uw antennepositie voor elke satelliet in te stellen. Om gebruik te kunnen maken van een verdraaibare schotel moet de motor aangestuurd worden via DiSEqC 1.2 commando’s. Om de antenne te verplaatsen selecteert u in “Tuner Instellingen” de gewenste Satelliet (Satelliet Naam), Transponder (TP Frequentie) en stapgrootte (Step Size in Positie Instellingen venster bij Motor Setting = DiSeqC 1.2). Selecteer dan Move Dish en druk op de ◄ ► toetsen zodat de antenne naar West of Oost wordt verplaatst. Als u de selectie Continu specificeert voor de stapgrootte zal de antenne zich verplaatsen totdat u weer op een toets drukt. Als de antenne in de juiste positie (maximaal niveau in de kwaliteitsmeter) staat, selecteer Command Mode en kies opslaan. Druk vervolgens op de OK toets om de positie op te slaan. Het positienummer zal worden aangegeven naast de satellietnaam. Wanneer u de antenne wilt verplaatsen naar een opgeslagen satelliet positie, selecteer de satelliet, kies “Go to Position” van de Command Mode en druk op de OK toets. Voor het verwijderen van een opgeslagen satellietpositie, selecteer de satelliet, kies dan Resetting vanaf de Command Mode en druk op de OK toets. Instellen en inschakelen van de oost- en westgrenzen naar welke de schotel zich kan verplaatsen wordt als volgt gedaan. ■ ■
Instellen oostgrens: Verplaats de schotel naar de meest oostelijke positie en druk op de OK toets om dit op te slaan. Instellen westgrens: Verplaats de schotel naar de meest westelijke positie en druk op de OK toets om dit op te slaan. De grenzenopties zijn alleen actief als u de selectie Activeer Grenzen specificeert. Ze zijn niet actief als u Deactiveer Grenzen selecteert.
OPMERKING Grenzen hoeven niet te worden gebruikt als er geen obstakels of hindernissen zijn die het gebruik van de volle uitslag van de motor verhinderen.
3.8.1.8.2 USALS Deze mode maakt het mogelijk om gebruik te maken van de DiSEqC 1.3/2.3 motor die gebruik maakt van het USALS (Universal Satellite Automatic Location System). De eerste keer wanneer u USALS selecteert, moet u uw locatie invoeren (Longitude (noord zuid van de evenaar): 53,0283° [53°1’42”] en Latitude (West of Oost van de 0° Meridiaan die over Greenwich in Engeland loopt): 5,6420° [5°38’31”]. U kunt ook de satellietpositie wijzigen. Dit is nodig als u een nieuwe satelliet toevoegt, omdat deze op nul komt te staan als standaard. Selecteer Go To Position optie en druk op de OK toets in de Command Mode om de schotel te verplaatsen naar de satellietpositie. Selecteer Go To 0 optie en druk op de OK toets in de Command Mode om de schotel te verplaatsen naar de 0 positie. OPMERKING Als u bij de Tuner Instellingen door de satellietenlijst scrolt, begint de schotel te draaien naar de oplichtende positie (aangenomen dat DiSEqc 1.2 of USALS wordt gebruikt. Dit kunt u voorkomen door de Positioner Setup te deactiveren.
3.8.1.9 Netwerk Zoeken Enkele nieuwe transponders kunnen bij het scannen overgeslagen worden. Er is een goede kans dat andere transponders melden dat er nieuwe transponders zijn. Als u bij Netwerk Zoeken de optie ‘NIT’ instelt, zal deze bij het zoeken naar de nieuwe transponder zoeken (Default = Normaal).
3.8.2 Satelliet Zoeken De Satelliet kan direct worden gescand van het Satelliet Zoeken menu. Selecteer het Satelliet Zoeken menu en druk op de OK toets.
Scrol door de satellietkeuzelijst, en selecteer een satelliet door op de OK toets te drukken. Als u drukt op de OK toets om het proces te starten, worden er vier opties in de zoekcriteria gegeven: TV kanalen, Radio kanalen, FTA (Free-to-air) kanalen en gecodeerde kanalen. U kunt deze selecteren of de-selecteren om het even welke opties. Door de Check toets te gebruiken, kunt u meerdere satellieten selecteren. Als u de gewenste satellieten heeft geselecteerd, druk dan op de OK toets voor het starten van de zoekactie naar de satellieten. De digitale satellietontvanger zal dan alle satellieten die geselecteerd zijn met de Check toets afzoeken.
Druk op de OK toets om de gevonden servicelijst op te slaan.
3.8.3 TP Scan Individuele transponders (TP) kunnen worden gescand met TP scan. Scroll door de satellietkeuzelijst, en selecteer de satelliet welke u wilt scannen. Door de Check toets te gebruiken, kunt u meerdere transponders selecteren.
3.8.4 Geavanceerd zoeken De service zoek procedure kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Start met het selecteren van de satelliet die u wilt laten doorzoeken in het Advanced Scan menu. De TP frequentie kan handmatig worden ingevoerd door gebruik te maken van de nummertoetsen, of selecteer vanuit de keuzelijst die verschijnt als u op de OK toets drukt. Verplaats het oplichtende deel naar TP zoeken na het invoeren van de TP frequentie, symbol rate en polarization, modulation, FEC en Pilot en druk op de OK toets om te starten met het zoeken van de services. ■ ■ ■ ■ ■ ■
TP Frequentie: Specificeer de frequentie in MHz. Symbol Rate: Voer in met de nummertoetsen. Polarization: Selecteer Horizontaal of Verticaal. Modulation: DVB-S/QPSK, DVB-S2/QPSK of DVB-S2/8PSK. FEC: Selecteer FEC(Forward Error Correction) waarde of laat die staan op Auto. Pilot: 0 of 1.
3.8.4.1 PID bewerken Gebruik deze optie als u een transponder wilt invoeren of bewerken die niet aan de DVB standaard voldoet en alleen gevonden kan worden als u handmatig de benodigde instellingen invoert. U kunt ook kanalen toevoegen of verwijderen van de specifieke transponder. 1. PCR: Voer de PID (Packet Identifier) in. 2. Video: Voer de PID voor het videosignaal in. 3. Audio: Voer de PID voor het audiosignaal in.
3.8.5 SAT/TP Bewerken In dit menu kunt u satellieten en transponders toevoegen of verwijderen.
3.8.5.1 Satelliet toevoegen. Druk op de Add Satelliet (groene) toets om een nieuwe satelliet (of TP) toe te voegen aan de digitale satellietontvanger. Geef de nieuwe satelliet (of
TP) een naam en positie. De nieuwe satelliet (of TP) zal onder aan de lijst worden toegevoegd.
3.8.5.2 Verwijder Satelliet (TP) Selecteer de satellite (of TP) die u wilt verwijderen en druk op de satelliet verwijderen (rode) toets. Er zal om een bevestiging gevraagd worden.