Trek van ni et-zeevogels langs en over de Noordzee: een verkenning
R. Lensink & J. van der Winden
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345 - 512710, Fax 0345 - 519849
opdrachtgever; Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee oktober 1997 rapport nr. 97.023
Bureau Waardenburg rapport Rapport nr.: Status rapport: Datum uitgave:
97.023 eindrapport 10 oktober 1997
Titel:
Trek van niet-zeevogels iangs en over de Noordzee: een verkenning
Auteurs:
drs. ing. R. Lensink, drs. J. van der Winden
Aantal pagina's totaal: Aantal tabellen: Aantal figuren: Aantal bijlagen: Aantal kaarten:
72 2 3 2 0
Project nr.:
97.044
Projectleider:
drs. S. Dirksen
Naam en adres opdrachtgever:
Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee Postbus 8039 4330 EA Middelburg
Referentie opdrachtgever:
opdrachtbon nr. 42971703 d.d. 20 juni 1997
Akkoord:
Directeur Bureau Waardenburg bv drs. A.J.M, Meijer
Handtekening:
10 oktober 1997
Datum:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345 - 512710, Fax 0345 - 519849
Inhoud 1 2
Inleiding Opzet 2.1 Werkwijze 2.2 Belangrijke begrippen 2.3 Overige
3
Resultaten 3.1 Keuze soorten 3.2 Trekwegen en routes 3.3 Het gebruik van routes over West-Europa 3.4 Het aantal vogels langs en over de Noordzee 3.5 Trek langs en over de Noordzee 3.6 Stuwing van trek, wanneer en welke soorten? 3.7 Het aantal in de loop van het jaar 3.8 Overdag of in de nacht 3.9 Hoe hoog vliegen trekkende vogels?
4 5 6
Conclusie Dankwoord Literatuur
5 7 7 8 8 11 11 11 16 21 36 43 46 47 48 .....51 53 55
1 Inleiding De Noordzee is een van de mogelijke locaties voor de aanleg van een nieuwe luchthaven. Daarnaast worden locatie-verkenningen uitgevoerd voor de realisatie van off-shore windturbines en plannen ontwikkeld voor kustuitbreiding zoals Maasvlakte 2. Eén van de aspecten die in de afwegingen over locatiekeuzen een rol speelt, zijn de bewegingen van vogels. Het Rijksinstituut voor Kust en Zee heeft Bureau Waardenburg verzocht een verkennende rapportage samen te stellen over vogeltrek langs en over de Noordzee. Gezien de kennis die bij het RIKZ over zeevogels beschikbaar is, is gevraagd aan deze groep vogels minder aandacht besteed dan aan soorten uit andere groepen. Onder vogeltrek wordt in dit verband verstaan: een gerichte periodieke verplaatsing tussen broedgebied en overwinteringsgebied (wee versa), die voortkomt uit de hormonale en fysiologische staat van de vogel (naar Dingle 1996). Bewegingen als voedseltrek en slaaptrek vallen buiten het kader van deze rapportage. In dit rapport komen de volgende onderwerpen aan de orde: • een overzicht van de vogelsoorten die over de Noordzee of het daar direct aangrenzende Nederlandse kustgebied trekken; • een overzicht van de trekroutes die over en langs de Noordzee lopen; • verschillen en overeenkomsten tussen de trek overdag en gedurende de nacht; • de timing van de trek in het jaar; • een schatting van het aantal vogels dat langs en/of over de Noordzee trekt; • een duiding van de vlieghoogtes van trekkende vogels langs en over de Noordzee. Voor de afzonderlijke soorten zijn deze onderwerpen samengevat in twee tabellen. Daarnaast wordt de bestaande kennis over deze onderwerpen in algemene zin samengevat. Deze rapportage heeft het karakter van een verkenning van de beschikbare informatie en de huidige kennis. Op de hiervoor genoemde onderwerpen wordt alleen op hoofdlijnen ingegaan, en uitsluitend op basis van de belangrijkste overzichten en studies uit de afgelopen decennia. Dit overzicht stipt onderwerpen aan, zonder absolute volledigheid te willen pretenderen en zonder in detail te treden. Over de talrijkheid van algemene soorten en soorten die vooral in Rusland broeden, zal het laatste woord niet gezegd zijn. Juist de talrijkere soorten bepalen in belangrijke mate het totale aantal vogels dat langs en over de Noordzee trekt.
2 Opzet 2.1 Werkwijze In deze verkenning ligt de nadruk op het kwantificeren van de trek langs en over de Noordzee. Voor dit doel is relevante literatuur voor iedere soort gescreend op de volgende onderwerpen: ligging broedgebieden en overwinteringsgebieden; de trekweg(en) tussen broed- en overwinteringsgebieden; het aantal vogels dat gebruik maakt van de trekweg(en); eventuele oversteek van de Noordzee tijdens de trek; het aantal vogels dat de Noordzee oversteekt; het aantal vogels dat over het Nederlandse kustgebied langs de Noordzee vliegt; het bestaan van dag- en/of nachttrek; de mate waarin de trek langs de Nederlandse kust onderhevig is aan stuwing; • de tijdstippen in het jaar waarop de trek maxima kent. De verkregen informatie is op een aantal manieren geordend. De lijn die in deze ordeningen aanwezig is, wordt hieronder verwoord. Voor een verantwoording zij verwezen naar de betreffende paragraaf. Uit de ligging van broed- en overwinteringsgebieden van soorten en gegevens over de weg die vogels tussen broed- en overwinteringsgbied volgen, zijn trekwegen afgeleid. Deze soortspecifieke trekwegen zijn vervolgens samengevoegd tot de belangrijkste trekroutes in relatie tot vogeltrek over West-Europa; zie verder § 3.2. Voor iedere soort is een inschatting gemaakt van het aantal vogels dat van een route gebruik maakt; zie verder §33. Afhankelijk van de ligging van de trekroute ten opzichte van de Noordzee, zal een deel van de vogels in deze route langs en/of over de Noordzee trekken. Voor iedere soort is getracht een inschatting te geven van de trek langs en over de Noordzee; zie verder § 3.4. Uit de kennis over de ligging van broed- en overwinteringsgebieden in relatie tot de Noordzee volgt een aantal alternatieve mogelijkheden om langs of over de Noordzee te trekken; zie verder § 3.5, Deze mogelijkheden hebben een relatie met het al dan niet optreden van stuwing langs de kust; zie verder § 3.6. De laatste ruimtelijke dimensie van de trek is de vlieghoogte. Hiervoor is een globale patroon beschrijving uitgevoerd; zie verder § 3.9. Voor het temporele aspect van vogeltrek zijn twee onderwerpen van belang; de trek in de loop van het jaar en de trek in de loop van een etmaal; zie respectievelijk § 3.7 en § 3.8.
2.2 Belangrijke begrippen
In deze verkenning wordt onder Noordzee verstaan: de zee die wordt begrensd door Engeland, Schotland, Shetiand Eilanden, Zuid-Noorwegen, Denemarken, Duitsland, Nederland en België. Onder kust of kuststreek wordt verstaan: een strook van enkele kilometers breed (vaak overeenkomend met de duinen) langs de Noordzee in Nederland. Vogeltrek over de Noordzee betreft de trekbewegingen van vogels boven het zeegebied zoals dat hierboven is begrensd. Vogeltrek langs de Noordzee gaat over de trekbewegingen langs en boven de kust van Nederland en min of meer evenwijdig aan de kustlijn. Aangaande het trekgedrag van vogels en vogelsoorten zijn de volgende drie begrippen van belang: Standvogel de soort kent geen seizoensgebonden trek tussen broed- en overwinteringsgebieden. Buiten het broedseizoen verplaatsen vogels zich in meer of minder mate in de omgeving van de broedplaats. Sommige soorten verblijven het gehele jaar in hun broedterritorium (bijvoorbeeld bosuil), andere kunnen zich tot 100 km van de broedplaats verwijderen (bijvoorbeeld koolmees). Gedeeltelijk trekvogel een deel van de populatie van een soort kent seizoensgebonden trek tussen broed- en overwinteringsgebieden, een ander deel van de populatie gedraagt zich ais standvogel. Deze twee vormen van trekgedrag binnen een soort kunnen in één regio naast elkaar voorkomen en/of in ruimtelijke gescheiden regio's. Het laatste komt veel voor bij soorten die in West- en Noord-Europa broeden. De vogels in Noord-Europa zijn dan trekvogel en de vogels in West-Europa standvogel. In deze studie zijn alleen de vogels en/of populaties betrokken die seizoensgebonden trek vertonen. Trekvogel alle vogels van de betreffende soort vertonen een seizoensgebonden trek tussen broed- en overwinteringsgebieden. 2.3 Overige Voor deze studie is geen uitputtende studie van de literatuur gepleegd. Zowel voor de informatie over de trek van afzonderlijke soorten als voor de informatie over de patronen in de trek langs en over de Noordzee is volstaan met het raadplegen van handboeken en belangrijke overzichtspublicaties. De belangrijkste reden is de hoeveelheid tijd die beschikbaar was voor deze rapportage; het kan dan ook met recht 'een verkenning1 worden genoemd. De eerste auteur is in een ander verband betrokken bij de samenstelling van een publicatie over de zichtbare vogeltrek over Nederland in 1976-93 op basis van de database van de Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen (LWVT in voorbereiding). Hoewel de resultaten hiervan nog niet beschik-
baar zijn, en aan de publicatie nog niet gerefereerd kan worden, klinken inzichten die in dit verband zijn verkregen, door in de samenstelling van deze verkenning,
3 Resultaten 3.1 Keuze soorten
In deze studie zijn vogelsoorten opgenomen die aan de volgende criteria voldoen (bijlage 1): • de soorten komen als doortrekker regelmatig in de regio Noordzee voor. Dwaalgasten en uiterst zeldzame soorten die in Nederland tot de zogenaamde 'beoordeelsoorten' horen (Commissie Dwaalgasten Nederlandse Avifauna mond. med.), zijn buiten beschouwing gelaten; • de soorten zijn in het relevante verspreidingsgebied (gedeeltelijk) trekvogel. Standvogels zijn buiten beschouwing gelaten; • de soorten behoren niet tot de echte zeevogeis. Echte zeevogels zijn buiten beschouwing gelaten. Uitheemse soorten, ook genoemd exoten, zijn op dezelfde wijze als inheemse beoordeeld: op basis van het aantal vogels en of ze al dan niet trek vertonen (Lensink 1996b, 1996c). In deze verkenning is de trek van ondersoorten buiten beschouwing gelaten. Een uitzondering is gemaakt voor toendra- en taigarietgans, water- en oeverpieper alsmede zwarte en bonte kraai. 3.2 Trekwegen en routes De trekbewegingen van vogels langs en over de Noordzee hangen samen met de ligging van de broed- en overwinteringsgebieden van de afzonderlijke soorten. De soortspecifieke verbinding tussen beide gebieden wordt in deze rapportage aangeduid als trekweg. ledere soort gebruikt voor de trek tussen broed- en overwinteringsgebied één of meer trekwegen. De trekwegen zijn afgeleid van gegevens in Cramp (1977, in serie), Zink (1977, in serie), Speek & Speek (1984) en LWVT {in serie). Binnen Europa en de aangrenzende delen van Azië en Noord-Amerika worden in het kader van vogeltrek over West-Europa (incl. de Noordzee) een aantal belangrijke broedgebieden onderscheiden (figuur 3.1): 1 Groenland/IJsland, 2 Noord-Europa, 3 West-Europa, te verdelen in de Britse Eilanden en Continentaal WestEuropa, 4 Noordoost-Europa en Rusland, 5 Midden-Europa, De trekwegen van vogelsoorten die in deze gebieden broeden, leiden naar de volgende belangrijke overwinteringsgebieden (figuur 3.2): 1 West-Europa (incl. Groot-Brittannië), 2 Zuidwest-Europa (en/of Afrika), 3 Zuidoost-Europa (en/of Afrika).
11
Figuur 3.1. Ligging van belangrijke broedgebieden in relatie tot vogeitrek over West-Europa
Figuur 3.2. Ligging van belangrijke overwinteringsgebieden in relatie tot vogeitrek over West-Europa
12
De globale verbindingen tussen de genoemde broed- en overwinteringsgebieden worden in deze rapportage aangeduid als trekroutes. Het samennemen van trekwegen van afzonderlijke soorten tot routes die door een groot aantal soorten worden gebruikt, lijkt voor deze rapportage gerechtvaardigd. De routes geven immers de belangrijkste stromen vogels en hun hoofdtrekrichting over West-Europa weer. Over West-Europa zijn 10 routes onderscheiden (figuur 3.3). Deze worden als volgt benoemd: 1 Groenland/IJsland - West-Europa 2 Groenland/IJsland - Zuidwest-Europa (Afrika) 3 Noord-Europa - West-Europa 4 Noord-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) 5 Continentaal West-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) 6 Noordoost-Europa (Rusland) - West-Europa 7 Midden-Europa - West-Europa 8 West-Europa - Zuidoost-Europa (Afrika) 9 Groot-Brittannië - Zuidwest-Europa (Afrika) 10 Noordoost-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) De trek van vogels uit West-Europa naar Zuidwest-Europa (Afrika) is verdeeld over twee routes, nl. vanuit Continentaal West-Europa (route 5) en vanuit Groot-Brittannië (route 9). Vogels in route 5 houden afhankelijk van de soort een zuidwestelijke tot zuidelijk koers aan. Daardoor treedt van de betrokken soorten nauwelijks trek langs en over de Noordzee op. Vogels die vanuit Groot-Brittannië wegtrekken, trekken vooral naar het zuiden of zuidzuidwesten en komen daarbij ook nauwelijks over de Noordzee. Een aantal routes komt min of meer overeen. De vogels in route 2 volgen op het eerste deel van hun reis dezelfde route als de vogels in route 1. Het onderscheid is vooral gebaseerd op de ligging van beide overwinteringsgebieden, waarbij trek naar het overwinteringsgebied West-Europa (route 1) aanleiding geeft tot meer bewegingen over en langs de Noordzee dan trek naar het overwinteringsgebied Zuidwest-Europa (Afrika, route 2). De vogels in route 5 volgen min of meer dezelfde route als de vogels in route 4. Het onderscheid is vooral gebaseerd op de ligging van het broedgebied. Vogels die in West-Europa broeden en niet in Noord-Europa, zullen niet of nauwelijks over de Noordzee trekken, hooguit langs de Noordzee over de Hollandse Kust Vogels die in Noord-Europa broeden, kunnen in flinke aantallen over de oostelijke Noordzee trekken (zie ook § 3.4). Bij een aantal soorten ganzen, eenden en steltlopers is loop-migration vastgesteld. Dit wil zeggen dat vogels in het voorjaar een oostelijker/zuidelijker trekweg volgen dan in het najaar. In veel gevallen betekent dit nog we! dat de vogels voor een deel dezelfde route volgen. Zo trekken Grutto's in het najaar over route 5 vooral via het Iberisch Schiereiland. In het voorjaar komt een deel van de vogels via Italië naar West-Europa. Duikeenden uit Rusland op route 6 komen in het najaar via een meer noordelijke trekweg naar West-Europa terwijl ze in het voorjaar via een zuidelijker trekweg naar
13
Figuur 3.3. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Ligging van 10 belangrijke trekroutes in relatie tot vogeltrek langs en over de Noordzee.
Groenland/IJsland - West-Europa Groenland/IJsland - Zuidwest-Europa (Afrika) Noord-Europa - West-Europa Noord-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) Continentaal West-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) Noordoost-Europa (Rusland) - West-Europa Midden-Europa - West-Europa West-Europa - Zuidoost-Europa (Afrika) Groot-Brittannië - Zuidwest-Europa (Afrika) Noordoost-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika)
i
e;
)J
/
> •
f i
ƒ,
II
.>*'
r
v y ~
*~
/
*
~
•
+**
V
•
^"-
14
C
* - - ^ ï" -\
-< ****'" >w
-VTT^TV
8
het oosten gaan. Onder arctische steltlopers komen de meest extreme voorbeelden van loop-migration voor. In het najaar trekt een relatief groot aantal vogels via de kusten van West-Europa naar Afrika (East-Atlantic Flyway). In het voorjaar vliegt een relatief groot deel van de vogels via het MiddenOosten naar de hoge arctis (East-Mediterranian Flyway). Het gebruik van verschillende flyways door één soort, als extreem voorbeeld van loopmigration, is ondermeer aangetoond voor de Bonte Strandloper (Gromadzka 1989). Onder zangvogels komt deze vorm van trek ook voor, bijvoorbeeld de Beflijster (Deppe 1982, Busche 1993) die in het najaar vanuit Noord-Europa voorai via Groot-Brittannië naar het zuiden trekt en in het voorjaar vooral over het continent naar het noorden. De steltlopers die in het hoge noorden van Siberië broeden en naar Zuidwest-Europa en Afrika trekken, zijn alle ingedeeld in route 10 (NoordoostEuropa - Zuidwest-Europa (Afrika)). De steltlopers die in West-Europa overwinteren zijn ingedeeld in route 3 (Noord-Europa - West-Europa) en/of route 6 (Noordoost-Europa - West-Europa). 3.3 Het gebruik van routes over West-Europa
In deze verkenning zijn 222 vogelsoorten betrokken (bijlage 1). Een groot aantal gebruikt meer dan één trekroute, een beperkt deel slechts één route. Deze laatste groep is in het kader van deze verkenning het eenvoudigst te hanteren. Wanneer het aantal broedvogels bekend is, of het aantal op pleisterplaatsen tijdens de trek of in de winter, is goed aan te geven hoeveel vogels gebruik maken van de betrokken route. Bij soorten die meer dan één route gebruiken, is de zaak minder eenvoudig. Indien goede gegevens bekend zijn over het aantal op pleisterplaatsen in de trektijd of in de winter en de bewegingen die de soort tussen broed- en wintergebied maakt, valt een goede inschatting te maken van het aanta! vogels dat van de verschillende routes gebruik maakt. Voor veel soorten zangvogels zijn deze gegevens niet altijd beschikbaar of ontbreekt gedetailleerde kennis over de bewegingen tussen broed- en wintergebieden. In dit geval is op basis van de aantallen in broedgebieden, winterkwartieren en de ligging van trekwegen een inschatting gemaakt die naar de huidige kennis het meest reële beeld oplevert. Uiteindelijk is in de gehanteerde procedure voor het schatten van het aantal vogels in een route een vierdeling gemaakt, die afgeleid is van kwaliteit van de informatie over aantallen vogels en hun bewegingen (bijlage 2, kolom 5). Des te minder informatie beschikbaar was, des te meer het aantal een schatting is, en omgekeerd. Vooral bij zangvogels is de schatting van het aantal vogels in een route afgeleid van de omvang van de broedpopulatie in het relevante herkomstgebied. Tijdens de najaarstrek maken niet alleen de oudervogels gebruik van de route maar ook hun jongen. Voor de berekening van het aantal vogels aan het begin van de trektijd is uitgegaan van een driedeling in het aantal jongen dat oudervogels in het begin van het najaar hebben (bijlage 2, kolom 4). Deze benadering lijkt voor deze toepassing, waarin schattin-
16
gen van het gebruik van een route worden weergegeven in een logaritmische klasseïndeling, verantwoord (zie ook Lensink & Kwak 1995). De aantalsaanduiding in bijlage 2 heeft betrekking op het najaar. In het voorjaar is het aantal vogels altijd minder als gevolg van wintersterfte. Bij de meeste soorten is het aantal dat ieder jaar van de route gebruik maakt, min of meer gelijk. Alleen onder de irruptieve soorten lopen de aantallen van jaar tot jaar sterk uiteen. In dit geval zijn een minimum en maximum aantal gegeven; bijvoorbeeld kruisbek in route 6 kl 0-5. Van een aantal soorten komt de schatting ongeveer op een klassegrens uit. In dit geval zijn twee klassen genoemd; bijvoorbeeld tuinfluiter, route 4, kl 5/6. Daarnaast kunnen soorten als gevolg van loop-migration in het ene seizoen veel talrijker zijn dan in het andere (zie § 3.2). In dit geval is het seizoen aangehouden waarin de soort het meest talrijk is. Aan de hand van de gegevens in bijlage 2 is voor iedere onderscheiden trekroute een sommatie gemaakt van het aantal vogels dat van deze route gebruik maakt. In de aanduiding van het aantal is bij de meeste soorten gebruik gemaakt van een logaritmische klasseïndeling. Voor deze soorten is in de sommatie het geometrisch klassegemiddelde gebruikt. Voor soorten met exacte opgaven over het aantal in een route, is dit aantal gebruikt. Voor de soorten uit klasse 7 is de best bekende schatting gebruikt. Het resultaat van de sommatie komt in de bespreking van de trekroutes aan bod. Deze uitkomst dient uitsluitend om de orde van grootte van het aantal vogels in een route aan te geven. In het vervolg worden de 10 onderscheiden trekroutes nader omschreven, alsmede het aantal soorten dat van deze trekroute gebruik maakt en de omvang van de trek in deze route (bijlage 2). Ook wordt een aanduiding gegeven van de mate waarin uit de ligging van de route trekbewegingen langs en over de Noordzee volgen. De omvang hiervan wordt verder uitgewerkt in § 3.4. Route 1 Groenland/IJsland - West-Europa De broedgebieden van de vogels in deze trekroute liggen op IJsland en de kusten van Groenland en de overwinteringsgebieden vooral in gebieden rond de zuidelijke Noordzee. Soorten als wilde zwaan, brandgans, rotgans en grauwe gans overwinteren in Ierland en het westen van GrootBrittannië of in Schotland zoals de kleine rietgans. De belangrijkste soorten in deze trekroute die ook op het continent komen, en dus de Noordzee oversteken, zijn een aantal steltlopers, koperwiek, ijsgors en sneeuwgors. De koperwiek overwintert langs de kust en landinwaarts, de andere soorten vooral langs kusten. De talrijkste soorten zijn kanoetstrandloper, watersnip, tureluur en koperwiek. De totale omvang van de trek in deze route ligt in de ordegrootte van 2 miljoen vogels. Hiervan steekt een aanzienlijk deel de Noordzee over.
17
Route 2 Groenland/IJsland - Zuidwest-Europa (Afrika) Deze trekroute wordt gebruikt door vogelsoorten die vanuit hun broedgebieden op IJsland en de kusten van Groenland, via West-Europa naar hun winterkwartieren in Zuidwest-Europa of Afrika trekken. Belangrijke soorten in deze route zijn bonte strandloper, goudplevier, regenwulp en de zangvogels graspieper, tapuit, witte kwikstaart en koperwiek. De omvang van deze route bedraagt ongeveer 5 miljoen vogels, ten belangrijk deel van de stroom vogels trekt via de Britse Eilanden naar het zuiden en steekt nauwelijks de Noordzee over. Van bonte strandloper, grutto, steenloper en tapuit steekt met zekerheid een deel van de vogels de zuidelijke Noordzee wel over. Route 3 Noord-Europa - West-Europa De soorten in de trekroute hebben hun broedgebieden in Noord-Europa, eventueel ook in Denemarken en Noord-Duitsland. De overwinteringsgebieden liggen rond de zuidelijke Noordzee, tussen Nederland, NoordFrankrijk en Ierland. Vogels die in het noordelijk deel van het broedgebied broeden en op de Britse Eilanden overwinteren, trekken mogelijk grotendeels rechtstreeks van Scandinavië naar Schotland over de Noordelijke Noordzee. Soorten die met zekerheid rechtstreeks naar Schotland gaan en talrijk over de noordelijke Noordzee trekken, zijn watersnip, veldleeuwerik, merel, koperwiek en vink. Vogels uit het zuidelijk en oostelijk deel van het broedgebied en die op de Britse Eilanden overwinteren, nemen over het algemeen een meer zuidelijke route over en langs de Noordzee. Het is niet uitgesloten dat een deel van de betrokken vogels afhankelijk van de omstandigheden het ene jaar via de noordelijke Noordzee naar het winterkwartier trekt en het andere jaar via de zuidelijke Noordzee. Voorts kunnen dergelijke verschillen ook tussen voor- en najaar worden verwacht. Minimaal 71 soorten maken gebruik van deze route, waarvan de omvang wordt geschat op om en nabij 61 miljoen vogels. Talrijke soorten zijn kokmeeuw, stormmeeuw, veldleeuwerik en lijsterachtigen, zeer talrijk zijn spreeuw en vink. Een aanzienlijk deel van de betrokken vogels steekt de zuidelijke Noordzee over. Bovendien kan in de loop van de winter, bij invallende vorst, een volgend contingent de Noordzee overtrekken naar het zuiden van Engeland en Ierland. Route 4 Noord-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) De broedgebieden van de betrokken vogels liggen in Noord-Europa, eventueel ook in Denemarken, Noord-Duitsland en Nederland. Deze vogels trekken naar Zuidwest-Europa of via Zuid(west)-Europa naar Afrika. De route wordt door minimaal 130 soorten gebruikt, met een totaal aantal van ongeveer 128 miljoen vogels. De vogels die in deze route over Nederland trekken, maken deel uit van de breedfronttrek vanuit Scandinavië naar het zuidwesten. In de aanname voor het aantal vogels in de route (tabel 1) is een inschatting gemaakt van het deel dat normaliter over Nederland trekt. Op basis van diverse bronnen (Cramp in serie, Speek & Speek 1984, Zink in serie) is getracht de ligging van de relevante trekwegen zo goed mogeijk
18
af te bakenen. Vervolgens is de relevante broedpopulatie als uitgangspunt genomen. Een deel van de vogels is gebonden aan kustgebieden, zoals verschillende hoog-arctische steltlopers. Deze trekken vooral via de kusten van WestEuropa naar het zuiden, De meeste zangvogels trekken meer landinwaarts en hiervan neemt de trekintensiteit over Nederland van west naar oost toe. Talrijke soorten zijn houtduif, boompieper, zanglijster en vink. Vanuit ZuidNoorwegen vliegt een deel van de vogels rechtstreeks naar Nederland en Duitsland. De mate waarin dit gebeurt verschilt zeker van soort tot soort. Deze route geeft geen aanleiding tot structurele bewegingen over de zuidelijke Noordzee, maar wel langs de Nederlandse kust, inclusief de Wadden en het zeegebied ten noorden daarvan. Wel kunnen met name in het voorjaar bij winden uit ZO, aanzienlijke aantallen vogels uit deze route naar het westen verdriften en op de Engelse oostkust belanden (oa. Riddiford & Findley 1981). Route 5 Continentaal West-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) Van de soorten in deze trekroute zijn Nederland en Noord-Duitsland de meest noordelijke broedgebieden in Noordwest-Europa. De overwinteringsgebieden liggen in Zuidwest-Europa of zuidelijker in Afrika, Minimaal 33 soorten maken hiervan gebruik. Talrijke soorten zijn zwartkop, witte kwikstaart, grauwe vliegenvanger en grutto. Het aantal vogels in deze route wordt geschat op ongeveer 2 miljoen vogels. Gezien de ligging van broed- en overwinteringsgebieden geeft deze trekroute nauwelijks aanleiding tot trekbewegingen over de noordelijke, oostelijke en zuidelijke Noordzee. Route 6 Noordoost-Europa (Rusland) - West-Europa De vogels in deze trekroute broeden in Oost-Europa en verder oostwaarts in Rusland, tot achter de Oeral. De hoofdstroom van de vogels gaat over of onderlangs de Oostzee. De overwinteringsgebieden liggen in West-Europa, vooral rond de zuidelijke Noordzee tussen Denemarken, Noord-Frankrijk en Ierland, Tot de talrijke gebruikers van deze route behoren arctische ganzen, arctische steltlopers en verschillende soorten zangvogels. De meest talrijke soort van de route is waarschijnlijk de spreeuw. Minimaal 71 soorten maken gebruik van deze route met in totaal ruim 32 miljoen vogels. Deze route wordt ook gebruikt door belangrijke irruptieve soorten als pestvogel, noten kraker, krutsbek en zwarte mees. Met nadruk zij vermeld dat de omvang van de broedpopulaties van zangvogels in deze trekroute slecht bekend is. De aangehouden schattingen zijn aan de voorzichtige kant. Een aanzienlijk deel van de betrokken vogels steekt de zuidelijke Noordzee over, om in Zuid-Engeland en Ierland te overwinteren. Route 7 Midden-Europa - West-Europa Deze route wordt door een beperkt aantal soorten gebruikt. Rietganzen kunnen in de winter uitwisselen met gebieden in Midden-Europa. Een deel van de zwartkoppen uit Midden-Europa overwintert in Engeland. Daarnaast trekken vlaamse gaaien tijdens irrupties van Midden- naar West-
19
Europa. De belangrijkste soorten zijn kievit en spreeuw, beide soorten trekken vooral in de zomer, mogelijk vergezeld van kokmeeuw, vanuit MiddenEuropa naar West-Europa. Met uitzondering van de rietganzen kunnen deze soorten tijdens de trek de zuidelijke Noordzee oversteken. Het gebruik van deze route is echter beperkt, minder dan 0,1 miljoen vogels. Route 8 West-Europa - Zuidoost-Europa (Afrika) Een klein deel van de broedvogelsoorten in West-Europa (incl. de Britse Eilanden) trekt niet naar het zuidwesten maar naar het zuidoosten. De overwinteringsgebieden liggen in Zuidoost-Europa en/of Oost-Afrika. Het aantal vogels in deze route bedraagt minder dan 1 miljoen ex., met als meest talrijke soorten spotvogel, bosrietzanger, braamsluiper en fluiter. Een deel van de vogels kruist tijdens de trek de zuidelijke Noordzee. De meeste vogels die van en naar de Britse Eilanden gaan, trekken op grond van ringmeldingen vermoedelijk ten zuiden van Nederland langs (Zink in serie, Speek & Speek 1984). Route 9 Groot-Brittannië - Zuidwest-Europa (Afrika) Vrijwel alle soorten die in het Verenigd Koninkrijk (gedeeltelijk) trekvogel zijn, maken gebruik van route 9. De overwinteringsgebieden liggen in ZuidEuropa en/of in Afrika. De hoofdstroom van de vogels steekt via Het Kanaal over. Een zeer klein deel van de vogels trekt via de zuidelijke Noordzee. Het deel dat via de zuidelijke Noordzee trekt, verschilt vermoedelijk van soort tot soort. Naar schatting maken 32 miljoen vogels gebruik van deze route waarvan de meerderheid tot de zangvogels behoort. De meeste talrijke soorten zijn boerenzwaluw, huiszwaluw, graspieper, zanglijster, grasmus, zwartkop, tjiftjaf en fitis. Route 10 Noordoost-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) Route 10 wordt gebruikt door een beperkt aantal hoogarctische steltlopers. Deze trekken via de kusten van West-Europa naar hun overwinteringsgebieden in West- of Tropisch-Afrika. De Waddenzee en de Zeeuwse Delta zijn voor deze soorten belangrijke tankstations. Soorten als kanoetstrandloper en zilverplevier benutten deze gebieden in het najaar ook om te ruien. De meest talrijke soort in deze route is de bonte strandloper. De totale omvang van de route bedraagt ongeveer 2 miljoen vogels waarvan een aanzienlijk deel over de Nederlandse kust langs de Noordzee trekt. Conclusie
De meeste trekbewegingen over de Noordzee komen van vogels die gebruik maken van route 3 Noord-Europa - West-Europa (incl. GrootBrittannië en route 5 Noordoost-Europa (Rusland) - West-Europa. In figuur 3.4 zijn de belangrijkste stromen samengevat. Langs de oostzijde van de Noordzee loopt de meest gebruikte route over West-Europa, namelijk die van route 4 Noord-Europa naar Zuidwest-Europa (Afrika). Van alle soorten is maar een klein van het aantal in de trekroute van be!ang voor trek langs en over de Noordzee. Van de zeer talrijke soorten kan dit in absolute termen toch om een aanzienlijk aantal gaan.
20
Figuur 3.4.
Samenvatting aantal vogels in trekroutes over West-Europa; zie voor verantwoording de tekst. Voor iedere trekroute is het routenummer vermeld (zie blz. 13 en figuur 3.3) en het aantal vogels in de route (in miljoenen).
3.4 Het aantal vogels langs en over de Noordzee in bijlage 2 is het aantal vogels in de verschillende trekroutes vermeld. Uit deze bijlage is een selectie van soorten gemaakt die is opgenomen in tabel 1. Niet opgenomen in tabel 1 zijn de soorten waarvan niet meer dan 10.000 ex. gebruik maken van alle 10 routes samen. Hiermee zijn de schaarsere soorten van het toneel verdwenen, In concreto betekent dit dat soorten die één route gebruiken met daarin het aantal vogels van kl 3
21
(1.000-10.000 ex.) zijn uitgesloten en vogels die twee routes gebruiken met in iedere route het aantal van ki 3 zijn opgenomen. Een uitzondering is gemaakt voor soorten die zijn opgenomen op de Blauwe Lijst van Vogelbescherming (Osieck & Hustings 1994) aangevuld met soorten uit de lijst van Altenburg et al. (1997). Hoewel van deze soorten in absolute termen een klein aantal gebruik maakt van de onderscheiden routes, komt een numeriek belangrijk deel (>10%) van de populatie naar of over Nederland. In tabel 1 wordt op basis van het aantal vogels in een route (kolom 2 en 3) een schatting gegeven van het aantal dat langs en/of over de Noordzee trekt (kolom 4). In een aantal gevallen is het mogelijk voor afzonderlijke routes een inschatting te geven van het aantal dat langs of over de Noordzee trekt. In andere gevallen is niet duidelijk uit welke route nu welk aantal komt dat langs of over de Noordzee trekt. In dit geval zijn routes samengenomen (gearceerd in tabel 1, kolom 4). De routes 4 (Noord-Europa - Zuidwest-Europa), 5 (West-Europa - Zuidwest-Europa) en 9 (Groot-Brittannië - Zuid west- lïuropa) lopen langs de Noordzee zonder deze te kruisen. Uitzonderingen daargelaten, zal van soorten uit de route 9 weinig trek over de zuidelijke Noordzee plaatsvinden. Zo trekken tortelduiven vanuit Engeland vrijwel recht naar het zuiden in de richting van Afrika. Deze Britse duiven worden dus nimmer boven de Noordzee of de Nederlandse kust gezien. In kolom 4 is daarom kl 0 vermeld: 0 ex. Soorten uit route 5 kunnen langs de Hollandse kust trekken. Vanuit Scandinavië trekt een deel van de vogels over de oostelijke Noordzee. Dit deel wisselt van soort tot soort. Grauwe ganzen trekken vanuit hun Noorse broedgebieden in het najaar vooral over land via Denemarken naar west-Europa. In het voorjaar maakt een groter deel de oversteek rechtstreeks vanuit Nederland naar het noorden. Over het oosten van Nederland trekken in het najaar enkele miljoenen houtduiven naar Zuidwest-Europa. Deze trekken via Zweden en Denemarken en komen dus vrijwel niet boven de oostelijke Noordzee. Naar het westen toe neemt boven Nederland de intensiteit van deze houtduiventrek snel af, waardoor over de kuststrook van Holland nog maar enkele duizenden vogels trekken. In kolom vier is derhalve kl 3 vermeld: 1.000-10.000 ex. In tabel 1 (kolom 4) zijn voor iedere soort één of meer inschattingen van de trek over en langs de Noordzee gegeven. Op grond van het geometrische gemiddelde van de talrijkheidsklassen, is een optelling gemaakt. Voor de meeste soorten is in de sommatie het geometrisch klassegemiddelde gebruikt. Van een beperkt aantal soorten zijn de exacte aantalsopgaven gebruikt. Van de soorten uit klasse 7 zijn de beste aantalsschattingen gebruikt (zie ook pagina 17). Deze optelsom van alle bewegingen langs en over de Noordzee (tabel 1, kolom 4) komt op 85 miljoen vogels. Hiervan vliegen ongeveer 10 miljoen vogels rechtstreeks van Scandinavië naar Schotland. De overige vogels vliegen zuidelijk hiervan, over de oostelijke Noordzee, langs de Hollandse kust en over de zuidelijke Noordzee. Het is
22
niet uitgesloten dat gaande van noord naar zuid de intensiteit van de bewegingen over de Noordzee toeneemt met de hoogste intensiteit boven de zuidelijke Noordzee. Een individuele vogel kan van een aantal trajecten langs en over de Noordzee gebruik maken. De bewegingen \angs alle trajecten samen liggen derhalve ver boven de 85 miljoen vogels. Over de intensiteit van de trek onder de kust over zee en over de duinstrook van Nederland zijn (nog) geen gedetailleerde gegevens voorhanden. Op basis van de zeetrektellingen (Platteeuw et al. 1994) komen Van der Winden et af. (1997) voor het najaar tot een schatting van ruim 1 miljoen vogels overdag, die vooral tot zeevogels, eenden, steltlopers, meeuwen en sterns behoren. In het voorjaar ligt het aantal vogels iets hoger. In deze schatting zijn voornamelijk zeevogels begrepen die niet tot deze studie behoren. Op landtrektelposten in de duinen zijn dagtotalen van meer dan 100.000 vogels geteld en seizoensommen, bij hele dagen tellen, van meer dan 1 miljoen vogels (Mostert 1989, Roos mond. med.). In het najaar vliegen naar schatting enkele miljoenen vogels over de duinen van Holland en Zeeland naar het zuiden (LWVT mond. med.). De gegevens van landtrek hebben betrekking op de onderste luchtlaag. Buiten het bereik van het tellersoog vliegen op grotere hoogte ook vogels, met een intensiteit die ongeveer gelijk is aan die in de onderste luchtlaag. De intensiteit van de trek in de nacht boven de duinen is bekend van een radarstudie bij Hoek van Holland (Buurma & van Gasteren 1989). Gemiddeld is de intensiteit minder omdat in de nacht in de kustzone minder verdichting van de trek optreedt. Over dag gaan derhalve twee maal enkele miljoenen vogels over de kuststrook en in de nacht wat minder. Deze gegevens samen komen tot een geschat totaal van 5-10 miljoen vogels in het najaar over de duinen van Holland en Zeeland. De intensiteit boven de Waddeneilanden ligt mogelijk in dezelfde orde van grootte. De meest talrijke soorten die over en langs de Noordzee trekken zijn spreeuw, vink en veldleeuwerik, met ieder meer dan 10 miljoen exemplaren (tabel 1). Zij worden gevolgd door kokmeeuw, merel, zanglijster en koperwiek met ieder 1-10 miljoen exemplaren. Met uitzondering van de kokmeeuw werd van deze soorten al door Snow (1953) vastgesteld dat zij onder de stroom aankomende vogels op de kust van Oost-Engeland in de herfst de meest talrijke waren. Nadien is in verschillende radarstudies vastgesteld dat lijsterachtigen en spreeuw een belangrijk aandeel hebben in de trek over de Noordzee (Myres 1964, Lack 1959 in serie, Buurma 1987). Door Snow (1953) wordt ook de massale aankomst van kraaiachtigen (bonte kraai, roek en kauw) op de Engelse oostkust vermeld. Daarbij baseerde hij zich op bronnen van voor de Tweede Wereldoorlog. De trek van deze soorten is nadien gewijzigd. De vogels overwinteren in toenemende mate in de broedgebieden (Meininger & Slob 1983, Lensink 1996a, Jukema & Rijpma 1997) en trekken minder over Nederland en dus ook minder over de Noordzee. Daarnaast is de roek tegenwoordig minder talrijk dan een halve eeuw geleden.
23
Tabel 1. Het aantal trekvogels langs en over de Noordzee De gegevens in de kolommen 1 (soort), 2 (route) en 3 (aantal) zijn exact overgenomen uit bijlage 2. Soorten uit bijlage 1 waarvan de routetotalen samen minder dan 10.000 vogels (klasse 1, 2 of 3) bedragen worden in deze tabe! niet meer behandeld, tenzij ze vermeld zijn op de Blauwe Lijst van Vogelbescherming (Osieck & Hustings 1994) aangevuld met die in Altenburg et al. (1997). Kolom 1 soort. Kolom 2 route; nummering van routes overeenkomstig figuur 3.3. Kolom 3 schatting aantal vogels in route; zie vooreen verantwoording van het aantal bijlage 2. Het aantal vogels is gegeven als aantal of als aantalsklasse. De volgende klasseindeling is gebruikt:
klO kl1 kt 2 kl 3
kl4 kl5 kl 6 kl7
0 1-100 101-1.000 1.001-10.000 10.001-100.000 100.001-1.000.000 1.000.001-10.000.000 10.000.001-100.000.000
Kolom 4 schatting aantal vogels langs en/of over de Noordzee; voor zover mogelijk is voor iedere route het aantal vermeld dat langs of over de Noordzee trekt. Voor een aantal soorten kon alleen een verantwoorde schatting voor het aantal uit twee of meer routes samen worden gegeven (grijs gearceerd). Het aantal vogels is gegeven als aantal of als aantalsklasse. Zie voor klasseïndeling hierboven. Kolom 5 aard beschikbare informatie over het aantal vogels langs en over de Noordzee. Er zijn vier categoriën onderscheiden: • goed: op basis van tellingen in het hele verspreidingsgebied (voornamelijk in de winter, is een uitstekend beeld opgebouwd over de omvang van de populatie en de trek langs en over de Noordzee. • redelijk: er is een goed beeld van de omvang van de populatie maar de bewegingen langs en over de Noordzee zijn alleen op hoofdlijnen bekend. • slecht: er is een grove schatting van de omvang van de broedpopulatie of winterpopulatie bekend terwijl de trek langs en over de Noordzee alleen op hoofdlijnen bekend is. • zeer slecht: er is nauwelijks een betrouwbare schatting van de omvang van de broedpopulatie bekend en de kennis over de omvang van de bewegingen langs en over de Noordzee bevat hiaten. Kolom 6 wijze van inschatting aantal langs en/of over de Noordzee. Er zijn vijf manieren gebruikt om het aantal vogels dat langs en/of over de Noordzee trekt, in te schatten: 1 Het aantal wintervogels dat in het Verenigd Koninkrijk aanwezig is (Lack 1986) èn dat via de routes 3 en 6 naar Groot-Brittannië trekt, is als basis voor de schatting van de trek over de Noordzee aangehouden. 2 Het totaal aantal vogels in een route trekt blijkens de literatuur (vrijwel) volledig over de Noordzee en de aangrenzende kuststrook; 3 Het totaal aantal vogels in een route trekt blijkens de literatuur ten dele over de zee/kust en ten dele over het binnenland. De verhouding tussen kust-zee en binnenland is afgeleid uit gegevens van CvZ (Camphuysen & van Dijk 1983, Platteeuw et at. 1994) en LWVT (LvWT In serie, Van Westrienen 1989, Meininger & Wolf 1996, 1997, Lensink 1996a), aan de schatting van het aantal over zee hebben de berekeningen van Van der Winden et al. 1997 bijgedragen;
24
4
Het totaal aantal vogels in een route trekt blijkens de literatuur ten dele over de kuststreek en ten dele over het binnenland. De verhouding tussen kust en binnenland is afgeleid uit gegevens van LWVT (LWVT in serie, Van Westrienen 1989, Mostert 1989, Meininger & Wolf 1996,1997, Lensink 1996a); 5 Gezien de ligging van de trekweg vanuit het broedgebied van de soort vliegt ze al dan niet langs en/of over de Noordzee. Het aantal langs en over de Noordzee is geschat; 6 Gegevens over het aantal pleisterende vogels op alle (belangrijke) pleisterplaatsen rond de Noordzee en in Nederland zijn gebruikt als basis voor het aantal vogels langs en over de Noordzee (Smit & Wolff 1981, Lack 1986, SOVON 1987, Altenburg et at. 1997, Rose&Scott 1994). Afhankelijk van het aantal routes dat door een soort wordt benut en het al dan niet over het binnenland van Nederland trekken, zijn voor iedere soort één of meer verschillende manieren van schatten gebruikt om tot een totaal schatting van het aanta! over en/of langs de Noordzee te komen. Wijze nr. 5 van schatten is alleen gebruikt voor zomervogels waarvan nauwelijks gegevens bekend zijn van dagtrek over zee en/of over land. Kolom 7 opmerkingen. Hier worden een aantal belangrijke feiten genoemd die hebben meegewogen in de schatting voor het aantal vogels dat langs en/of over de Noordzee trekt. Voor de vermelding van feiten is, tenzij anders genoemd, gebruik gemaakt van: 1 de resultaten van zeetrektellingen in 1974-89 die zijn gepubliceerd in Camphuysen & van Dijk 1983 en Platteeuw et al. 1994 2 de resultaten van landtrektellingen die zijn gepubliceerd in LWVT in serie, Van Westrienen 1989, Mostert 1989, Meininger & Wolf 1996, 1997, Lensink 1996a. 3 kwantitatieve gegevens over de verspreiding van vogels in de trektijd en de winter in Nederland (Altenburg et al. 1997, SOVON 1987) en Groot-Brittannië (Lack 1986)
25
1
soort
fuut fuut fuut roodhalsfuut roodhalsfuut geoorde fuut dodaars aalscholver blauwe reiger blauwe reiger purperreiger lepelaar knobbelzwaan Icnobbetzwaan knobbelzwaan kleine zwaan wilde zwaan wilde zwaan wilde zwaan taigarietgans taigarietgans toendiarietgans kleine rietgans kleine rietgans kolgans kolgans grauwe gans grauwe gans Canadese gans
5 4 Row e(s) Schatting aante vogels in ro Lite Schatting aa ntat vogels la igs en/ of over de Noordzee Aard beschik bare in ormatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze ran inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen kl4 kl4 3 slecht 1,3 In normale winter > 7.000 ex. naar GB, in strenge >20.000 ex, daarnaast trek langs kust NL k!4 4 k!4 6 V\2 3 kl3 slecht 1,3 kl4 e kl4 kl2 6 slecht 1,3 Zwakke trek langs kust kl4 kl3 1 Nachttrekker, in GB vogels van continent 6 slecht 4 kl5 kl3 goed 1.3,6 Steekt in toenemende mate Noordzee over, >1.000 ex. overwinteren in GB, trek langs kust NL. kl4 redelijk 3 1,3 Klein aantal van continent naar GB, zwakke trek langs kust NL 4 kl4 '• 4"t'--:':'.'•':Tfï, k!1 2000 1 Trekt vooral over binnenland NL 5 goed kl 2 3.6 Afdwafers steken NZ over, zwakke trek kust NL 5 2000 goed 3 k!3 -••'••• k l i - 3 redelijk 1,3,6 In strenge winters toename rond Noordzee, ook enkele naar GB, zwakke teek langs kust NL. M2-3 4 6 kl2-4 6 20.000 20.000 goed 1,3,6; Alle zwanen kunnen oversteken naar GB, zeer zwakke trek langs kust kM 1 17.000 goed 1,6 IJsland-groep 17.000 ex. (Rose & Scott 1994) grotendeels in GB 3 k!1 goed 1,3.6 NW-Europa groep 25.000 ex. (Rose & Scott 1994). NL meest westelijk, enkele naar GB, nauwelijks trek langs kust NL. 6 24.000 kl 3 3 goed 1,4,6 Vooral Zweedse vogels (400 ex.) naar GB kl5 6 NL meest westelijk, in strenge winters influx uit oost, dan <500 naar GB, nauwelijks trek langs kust NL kl4 4,6 NL meest westetijk, in strenge winters influx uit oost, geen trek langs kust NL 6 klO goed 2 100.000 klO goed 1,3,6 100.000 ex van IJsland en Groenland naar GB 33.000 M4 3 goed 13,6 33.000 van Spitsbergen via DK naar NL/B (Altenburg et al. 1997), nauwelijks trek langs kust NL ktO 1 16-17.000 goed 1,6 16-17.000 Groenlandse Kolganzen, overwinteren in GB 6 400-600.000 5-15.000 goed 1,3,6 Vanaf continent steken 5-15.000 ex. over naar GB. zeer zwakke trek langs kust NL kIC i,e: 99% komt van IJsland, overwintert GB 1 100.000 goed 100.000 kl4 3,6 Zweedse en Nooise vogels die in NL en ZW-Europa overwinteren, vooral in vj sterke trek langs kust NL 4 goed i kl4 klO goed 4,6 Meeste uit S overwinteren in oostelijk deel D, in strenge winters influx naar Oost-NL (duizenden ex.), aantal neemt toe, nauwelijks tfek fangs kust NL.
brandgans brandgans brandgans rotgans rotgans rotgans bergeend bergeend
1 3 6 1 3 6
25.000 12.000 138.000 12.000 5.000 250.000
klO 12.000 W4 klO 2.500 >200.000
4
W4 k( 5
20.000 250.000
-
goed goed goed goed goed goed
1.6 1,6 1,2,6 1,2,6 1,2,6 1,2,6
25.000 ex van Groenland naar GB 12.000 ex. komen via N naar Schotland Totale populatie 138.000 ex. kan in NL overwinteren, enkele in GB, sterke trek langs kust NL 12.000 Canadese vogels die via Groenland/IJsland naar Ierland komen Spitsbergen-populatie (2.500 ex.) deels naar DK deels naar GB Van totale populatie 250.000 ex. iels meer dan de helft op het continent (vnl NL), zeer sterke trek langs kust NL, rest naar GB, in winter 2030.000 ex. in NL (SöVON 1987)
goed 1,6 Broedvogels GB ruien grotendeels in de Duitse Wadden hun sfagpennen, sterke trek langs kust NL goed 1.2.6 Vrijwel de totale flyway 250.000 ex. kan ten westen (= route 3) en zuiden van NL (route 4) overwinteren
1
soort smient smient smient krakeend krakeend krakeend wintertaling wintertaling wilde eend wilde eend pijlstaart pijlstaart pijls taart pijlstaart pijlstaart zomertaling zomertaling zomertaling slobeend sloteend tafeleend tafeleend kuifeend kuifeend kuifeend toppereend toppereend toppereend brilduiker brilduiker nonnetje nonnetje middelste zaagbek grotezaagbek grote zaagbek wespendief wespendief bruine kiekendief bruine kiekendief sperwer
6 5 4 Rou :e(s) Schatting aanfc 1 vogels in roüte Schatting aa ntal vogels Jaiigsen/ of over de Noordzee Aard beschik Dareïnformatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen k i l > 300.000 3 goed 1,3,6 De flyway omvat meer dan 900.000 ex. waarvan ongeveer eenderde in GB overwintert en de helft in NL (Lensink et al. 1997), sterke trek langs kust NL kI5 4 kl5 6 k!2 1 klO redelijk 1,6 Meeste vogels IJsland (k! 2 ex.) naar Ierland kl 3 VI3 4 redelijk 1,3,6 Deel vogels GB (6-7.000 ex.) afkomstig van continent, aantal neemt toe, nauwelijks trek langs kust NL 6 fcM 4 W5 kl5 redelijk 1.3.6 Winterpopulatie GB (100-200.000 ex.) komt vooral van continent, langs kust NL sterke doortrek naar ZW-Europa 6 kt 5 4 kIS kt 6 redelijk 1,3,6 Wintervogels GB (>500.000 ex.) vooral van continent kl 6 Langs kust NL sterke doortrek naar ZW-Europa 6 kl 2 1 kt 2 goed 1.6 Deel Uslandse vogels trekt door naar ZW-Europa k<2 2 kil goed 1,3,6 Grootste deel in GB (25.000 ex.) komt van continent, sterke trek langs kust NL naar ZW-Europa 3 ÜA 4 kl 3 kl4 6 kl3 k!2 redelijk 4 3,5 Grootste deel vermoedelijk in breedfront naar zuidwesten, nauwelijks trek langs kust NL fel 4 slecht Onbekend hoeveel vogels vanuit het oosten via W-Europa trekken e klO kl2 5 Britse braedvogets overwinteren in Afrika 9 goed redelijk 1,3,6 Winteraantal in GB (9-11.000 ex.) in voor- en najaar door doortrek hoger 4 k!4 ki5 6 Ongeveer 100.000 ex. wa W-Europa naar ZW, sterke trek langs kast NL feM 4 kl4 fcl5 redelijk 1,3,6 Overgrote deel in GB (80.000 ex.) van continent W4 Meer dan 100.000 ex. overwinteren ten zuidwesten van NL, sterke trek langs kust NL 6 kl5 redelijk 1.3,6 Grootste deel wintervogels GB <>85.doÖ ex.) komt van conönent, meer dan 100.000 ex. ten zuidwesten van NL, trek langs kust NL 4 k!5 kl4 6 kl 4 kt 3 redelijk 9 1,6 Groobte deel Britse en Ierse broedvogels (9.-10.000 paar) trekl naar continent, ook NL kiO redelijk 1 kl3 1,6 Grootste deel wintervogels in GE (5-10.000 ex.) komt van IJsland kt 4 redelijk 1,3,6 NL zuidelijkste overwinteringsgebied (mn. Usselmeer), max. 158.000 ex. in NL (Altenburg et al. 1996), 3 MS kt 5 bij strenge vorst trek naar W en ZW 6 W4 k!5 3 redetijk 1,3,6 Meeste uit de flyway overwinteren NO van NL, NL (24,000 ex.) en GB (10-15.000 ex.) meest zuidelijke overwinteringsgebied, W5 6 bij strenge vorst doortrek naar ZW-Europa kl3 Ml redelijk 1.3.6 Gering aantal (>100 ex.) wintergasten in GB, flyway (15-22.000 ex.) kan volledig in NL verblijven, 3 redelijk kl 3 tijdens strenge winter wegtrek grootste deel naar vooral Z(W) 6 kl4 kl4 redelijk 1,2.6 Meeste overwinteren NO van zuidelijke Noordzee, sterke trek langs kust NL; in GB 12.000 ex, in NL 20.000 ex. 3 kl4 k!3 redelijk 1,3.6 Meeste uit flyway (150.000 ex.) overwinteren NO van NL. tijdens strenge winters infiux in NL (max. 36.000 ex.), 3 doortrek en oversteken naar GB (>1.000 ex.), sterke trek langs kust NL kl4 e kl4 redelijk 4 kl1 4 Vooral over land. in voorjaar soms sterke trek kust NL redelijk kl 1 klO 5 In GB klein aantal broedparen, trekken via F 9 kl4 k!3 4 redelijk 3.4 In voorjaar zwakke trek langs kust NL k)2 klO redelijk 9 1.4 Enkele broedvogels GB blijven kt 4 kl 3 redelijk 1.4 Broedvogels GB standvogel, gering aantal van continent steekt over, sterke trek langs kust NL. 4
7
1
5
3
Rou :e(s)
ro
soort buizerd visarend visarend torenvalk torenvalk smelteken smetleken boomvalk boomvalk kwartel kwartel waterrat waterral waterrat kwartelkonirtg kwartelkoning kwartelkoning waterboen waterhoen waterhoen meerkoet meerkoet kraanvogel scholekster scholekster scholekster scholekster iduut kluut kleine plevier kleine plevier bonlbekpievier bonibekpfevier bonlbekpievier morinelplevter morinelplevier goudplevier goudplevier goudplevier goudplevier
6
4
Schatting aanfc vogels in ro Jte Schatting aaintal vogels la ïgs en/ of over de Noordzee Aard beschik ^arein omiatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze i/an inschatting aantal tangs en/of over Noordzee. Opmerkingen 4 kt 4 kl1 redelijk 1.4 Broedvogels GB standvogel, nauwelijks trek tangs kust NL redelijk 4 3,4 In voorjaar sterke trek langs kust NL. zwaartepunt trekweg langs oostgrens NL kt 4 kl1 kl 2 klO goed 9 Britse vogeis via Frankrijk k!4 3,4 Zeer klein aantal van continent naar GB, in voorjaar trek langs kust NL 4 redelijk kl3 W3 1 Deel broedvogels GB trekt naar 2, rest blijft rn GB klo redelijk 9 1 1 Broedvogels G6 standvogel, in najaar aankomst vanuit IJsland k!2 klO redelijk 4 k!4 redelijk 3,4 Klein aantal van continent naar Engeland, in voorjaar bek langs kust NL kl2 4 kl 3 k!3 redelijk 3,4 Trek langs kust NL klO redelijk 5 Britse vogels via Frankrijk 9 kJ3 5 slecht 5 Nachttrekker, gedrag langs kust onbekend, trek over Noordzee onbekend, ingeschat als minimaal kl 2 klt-3 M2 W2-3 9 4 k!4 kI3 zeer slecht 1,5 Broedvogels GB standvogel, immigratie van continentale vogels bekend, 6 kl? overigens is de trek langs en over de Noordzee onbekend 7 Onbekend aantal komt naar en door West-Europa kl? 4 k12 5 Trek over en langs Noordzee onbekend, veiligheidshalve ingeschat als kl 2 Mi zeer slecht Trek vanuit Midden-Europa komt voor, omvang onbekend. 7 kl? Britse populatie sterk afgenomen, minder dan 500 paar in 1991. kl 3 9 3 slecht Id3 1,5 Broedvogels GB standvogel, immigranten vootal uït S en DK, deel wintervogels in GB via NL, fe(4 kl4 nachtnekker, gedrag langs kust onbekend 4 6 k!4 redelijk 1,5 Klein deel flyway (1.5 miljoen) gaat naar GB, rest op continent, grootste deel broedvogels GB is standvogel, nachttrekker, 4 k!5 6 1:14 gedrag langs kust onbekend redelijk Onder extreme omstandigheden <sterke wind ZO) vogels naar GB 4 kl4 klO 1 1 Deel vogels IJsland overwintert langs westkusten GB redelijk kt 4 kto redelijk 1,3,6 Vooral Noorse vogels naar GB (<200.000 ex.), maximaal ruim 400.000 ex. in NL, grootste deel bij strenge vorst naar ZW, 3 M4 kf5 kl 4 ongeveer 30.000 vogels trekken aIBjd door naar ZW, sterke trek langs kust 4 6 kl4 4 Ki4 k14 goea 3,6 Grootste deei broedvogeis NW-Europa (max. 67.000 ex.) trekt door NL, sterke trek iangs kust NL 9 kI2 kl2 goed 1,6 Helft Kluten GB (>1.000 ex.) trekt naar ZW-Europa. deels via NL (Lack 1986) redelijk 3,5 Vermijdt zoute gebieden, in voorjaar trek langs kust NL 5 kl4 k!2 redelijk 5 9 kl3 klO redelijk 2 kl4 1,6 Vogels GB deels stand vogel, daarnaast doortrek van IJsland naar ZW-Europa en verder. M4 kl3/4 redelijk 1,3,6 Arctische vogels C. h. tundrae, trekken door naar Afrika, sterke trek langs kust NL 4 kl3/4 Overwintering in NL en CB, ook doortrek e 5 In breedfront over Europa, geen binding met kust (zie ook route 9) 4 goed kl4 kl 1 kl 3 goed 5 Meeste vogels naar Noord-Afrika, zie ook route 6 9 klO goed 1,6 IJsland voltedtg nnigratoir, deel overwintert Britse Eilanden, deel ZW-Europa en N-Afrika, zie ook route 9 k!5 klO 2 redelijk 1.3.6 Grootste deel uit beide routes blijft op conünent, klein deel trekt naar GB, in voorjaar sterke 4 k)5 k!4 trek langs kust NL e goed 9 kl 3 klO 1,6 Britse vogels grotendeels standvogel, enkele naar zuid -_
••••:••••• • • T ^ : : ^
V
illiil
7
31
4l
I
j
Route(s)
soort zilverplevier
Schatting aantal vogels in route Schatting aanta! vogeb langs en/of over de Noordzee Aard beschikbare informatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen 10 kl5 kl4 redelijk 1.3,6 Van de Oost-Atlantische flyway trekt het grootste deel door naar zuidwest, via West-Europa (>50.000 ex.) en over het binnenland. Zuidelijke Noordzee noordelijkste winterverblijf, 20.000 in GB, 10.000 in NL. sterke trek langs kust NL
kievit kievit kievit kievit kanoetstrandloper kanoetstrandloper drieteenstrandbper drieteenstrandloper kleine strandloper kleine strandloper temmineks strandloper krombekstrandioper paarse strandloper paatse strandloper
10 10 10 10
paarse strandloper bonte strandloper bonte strandloper bonte strandloper bonte strandloper kemphaan kemphaan kemphaan kemphaan kemphaan bokje bokje watersnip watersnip waterenip watersnip houtsnip houtsnip houtsnip grutto grutto
10
10
kl5 kl 5 kl5 k14 k)5
k)5 fel 5
k!5
kl5
M4 kl4 _W3 k13 k!4 kl-4 kl4 k!3 kl2 kl 5 k!5 k!5 kl5 kl 3 _k]5 kH kI3 kl2 k!4 kl-4 kl5 k!6 k!6 kt 5 k!5 k!4 kl5 kl 4 kl5
k)5
kl 2 kl3 kl 2
kt 4
redelijk 1.6 > 200.000 van Scandinavië naar CB. redelijk 1,4,6 In breedfiont over West-Europa naar W en ZW Deze beweging vooral tijdens zomertrek goed 1.2,6 Alle vogels {345.000 ex.) overwinteren in NW-Europa, met de Waddenzee als belangrijkste ruiplaais. Van daaruit dispersie over andere winterplekken. goed 1,2.6 In voorjaar via Duitse Waddenzee, sterke trek langs kust NL, (totaal 516.000 ex.) slecht 1.2,6 Vee) doortrek van deze route via W-Europa, sterke trek langs kust NL Route deels in breedfront, deels via kusten W- Europa (dan sterk kustgebonden) redelijk 1.2.6 In UK overwinteren <1.O0O vogels, in NL <100. Trek langs kust NL slecht 1.3.6 In breedfront naar zuid over continent, meeste oost van NL 1,3,6 Alleen in najaar geringe trek via W-Europa naar Afrika, ook over binnenland, trek langs kust NL, slecht 1,6 Meeste wintergasten in GB (25.000 ex.) van IJsland/Groenland, klein deel uit Scandinavië slecht 1,3,6 Ruim 2000 ex. (Lack 1986) doortrekkend naar ZW-Europa, irek langs kust redelijk
1.6 Ca. schinzii, Vogels (800.000 ex.) trekken naar ZW-Europa en verder, hoofdzakelijk via GB, > 15.000 via NL, Ca. arctica (15.000 ex.), een kwart van de vogels via NL, rest via GB naar ZW-Europa,
redelijk 1,3.6 Waddenzee belangrijke ruiplaats >500.000 ex., daarna verdere dispersie over winterkwartieren rond Noordzee, trek langs kust NL kl3
goed 1.3,6 Tot 1.200 ex. overwinteren NL. tot 1.400 ex. in CB 1.3,6 Meer dan 70.000 over NL, vooral in breedfront over binnenland, langs kust NL sterke trek in vj
redelijk
klO
goed zeer slecht
kl 1
slecht slecht
k!5
zeer slecht
kl4 kt 2
1.5 Britse broedvogeis trekken zuidRuwe schatting van aantal wintergasten GB:10-100.000 ex. In breedfront over vaste land Europa (Cramp & Simmons 1983) Onbekend deel trekt door naar ZW-Europa 1.3 In najaar 20-30 miljoen vogels over W-Europa, deels via kustgebieden, grotendeels breedfront, deel wintergasten in GB via de routes 3 en 6, sterke trek langs kust NL. >300 000 ex. naar GB Ruwe schatting op basis van Lack 1986. in GB vogels uit Scandinavië en Rusland (>400.000 ex.)
Niet kustgebonden, nachttrekker, trek langs kust slecht bekend 1,6! Uslandse broedvogeis overwinteren GB (12-15.000 ex.) en ZW-Europa, klein aantal in NL. goed goed 1.3,6 Vanuit NL vooral in breedfront naar ZZW, niet-kustgebonden, trek langs kust
1
(JJ
o
soort rosse grutto rosse grutto regenwutp regenwufp wulp wulp wulp wulp zwarte ruiter tureluur tureluur tureluur tureluur groenpootruiter groenpootrurter witgafle bosruiter oevertoper oeverloper steenloper steenloper steenloper steenloper dwergmeeuw dwergmeeuw kokmeeuw kokmeeuw kokmeeuw kokmeeuw stormmeeuw stormmeeuw stormmeeuw kleine mantelmeeuw kleine mantelmeeuw kleine mantelmeeuw kleine mantelmeeuw zilvermeeuw zilvermeeuw zilvermeeuw
2 5 Roir Efc) Schatting aanta 1 vogels in route Schatting aantat vogels la figsen/ of over de Noordzee Aard beschik bare in formatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen kl 4 kl4 goed 1,3,6 115.000 van IJsland overwinteren D, NL en UK (60.000 ex.) 6 kl 5 kl 5 goed 1.3,6 700.000 overwinteren West-Afrika, via Waddenzee (NL, D, DK), sterk trek langsfeustNL 10 k!2 2 kl5 goed 1,6 Klein aantal trekt via Noordzeegebied kl 4 10 kl5 goed 1,3,6 600-700.000 ex.; ten dele via kustgebieden
160.000 ex.) MS goed kl 4 6 S kis klO 1,6 Klein aantal broedvogels GB trekt naar zuid, rest in richting Ierland 4 kl4 redelijk 1.3,6 in breedfront over West-Europa, langs kust via brakwatergebieden, trek langs kust NL kl4 1 kl5 redelijk 1.3,6 Uslandse vogels naar UK en NL. in W-Europa 109.000 wintergasten, 177.000 ex. deels via kusten naar ZW-Europa 4 kl5 en Afrika deels in breedfront over binnenland Europa, sterke trek langs kust NL 6 kl5 kl4 9 redelijk klO 1,6 Klein deel broedvogels GB trekt naar zuid, rest blijft op Britse Eilanden kI5 kl 4 4 slecht 13 Deel Scandinavische vogels via GB, op continent deeis via kusten deels In breedfront, sterke trek langs kust vooral in vj k!2 klO 1 Deel Schotse vogels naar Ierland (1-1.500 ex.), rest naar ZW-Europa en Afrika 9 redelijk kl 2 4 k!4 slecht 1.3 in breedfront over W-Europa naar Z en ZW. in NL 250-500 overwinteraars, in GB 500-1.000 ex., trek langs kust 4 k16 kl 2 slecht 1.3 Trekt vanuit N en S vooral in breedfront over Midden-Europa naar zuid, zoetwatersoort, zwakke trek langs kust NL kl3 slecht 4 kl6 1 3 In breedfront vanuit Scandinavië naar ZZW, zoetwatersoort, langs kust NL zwakke trek kl 1 9 kI4 1 Vanuit GB vooral trek naar zuid, <50 ex. overwinteren redelijk kl4 ld 4 redelijk 1.6 67.000 overwinteren NW-Europa, oa. GB en NL. a 3 Ui 4 W4 redelijk 1,2,6 Meer dan 32.000 overwinteren Afrika, trekken via West-Europa, sterk kustgebonden, sterke 4 ki4 trek langs kust NL W4 6 kl 3 slecht 1,3,6 In voor- en najaar vogels via GB. 400-800 wintergasten 3 : kf4 kl 4 Balttsche populatie trekt vooral via kusten West-Europa, sterke trek langs kust NL. 10 kl 6 redelijk 1,3.6 Tweederde van vogels in GB komt van continent: >2 miljoen immigranten 3 k!6 6 kl5 k!3 7 kl4 slecht 1,3,6 Beweging vooral tijdens zomertrek (LWVT), vermengt zich boven West-Europa met de stroom uit NO 4 kie kl6 redelijk 3,6 Deels langs kusten w-Europa, deels in breedfront over binnenland continent, zeer sterke trek langs kust NL 1 slecht kl 2 klO 1,6 3 kie - kl5 redelijk 1,3,6 2eer sterke trek langs kust NL, deels breedfront over binnenland, totaal >500.000; ongeveer 500.000 ex van continent kl 4 via route 3 en 6 naar GB. 6 7 1 kl4 slecht 1.6 Onbekend aantal Uslandse vogels naar GB kl4 redelijk 1,3,6 Deel irekt via Engelse oostkust door naar ZW. sterke trek langs kust NL 3 W5 kl 5 4 MS W4 redelijk 9 1,6 Deel broedvogels GB trekt weg en wordt vesvangen door vogels uit KL, D, DK, N en S; 70.000 wintergasten in GB 3 kI4 slecht 1.3,6 Deel broedvogels GB wordt vervangen door vogels van ZW-Scandinavie. >500.000 wintergasten kts Vogels van ZW-Scandinavie trekken deels tot in de zuidelijk Noordzee, sterke trek langs kust NL. k)3 6 k!4 kl 3 slecht 9 1.6 Deel vogels GB trekt naar zuid
i
soort grote marrtelmeeuw grote mantelmeetiw grote stem grote stem visdief visdief dwergstern dwergstem zwarte stem zwarte stern holenduif houtduif tortelduif tortelduif koekoek koekoek ransuil ransuil ransuil velduil velduil nachbwaluw nachtzwaluw gierzwaluw gierzwaluw grote bonte specht boomleeuwerik boomleeuwerik boomleeuwerik veldteeuwerik veldleeuwerik veldteeuwerik oeverzwaluw oeverewaluw boerenzwaluw boerenzwafiiw huiszwaluw huiszwaluw boompieper boompieper
T
Routefe) | | Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels langs en/of over de Noordzee Aard beschikbare informatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal langs en/of over Noordzee. redelijk 1,2,6 Opmerkingen Deel Noorse vogels komt naar GB. vooral op zee; > 50.000 wintergasten kl4 Deel vogels uit N en 5 komt naar zuidelijk Noordzee, sterke trek langs kust NL. fel 4 redelijk 2,6 Oost-Atlantische flyway omvat 150.000 ex., maximaal 37.500 ex. tegelijk in NL, sterke trek onder kust NL, weinig over binnenland k!4
kl4 k!5 kl4 k!3 kl3
redelijk
3,6 West-Europesche flyway omvat 274.000 ex. waarvan maximaal 54.O0O tegelijk in NL zijn geteld, sterk trek langs kust NL.
redelijk
2,6 Oost-Atlantische flyway omvat 34.000 ex., maximaal 1.200 ex. tegelijk in NL. sterke trek onder kust NL, 's nachts ook over binnenland
redelijk slecht slecht slecht slecht slecht slecht slecht
3,6 Europese Flyway omvat minimaal 200.000 ex., die in nazomer alle in NL kunnen verblijven met de grootste slaapplaats tegenwoordig op Balgzand. 1,4 Broedvogels GB standvogei, trek langs kust NL, geen passage Noordzee 1.4 Broedvogels GB grotendeels standvogel, in winter gering aantal van continent, zwakke trek langs kust, geen passage Noordzee Nederland is meest noordelijke punt voor trekvogels, in vj trek langs kust Britse vogels trekken via Frankrijk In breedfront trek naar ZO tot ZW, in vj trek langs kust NL In breedfront naar Z en ZO 1,4 Volume trek variabel en sterk beïnvloed door muizenstand; in GB 10-35.000 ex. in winter incl. eigen broedvogels
kl 3
slecht
1,4 Volume trek variabel en sterk beïnvloed door muizenstand, 5-50.000 ex. in winter in GB incl. eigen broedvogels. in NL trek langs kust
k!3 M3 ki5
zeer slecht
kl2
k!6 k!4
ld 2 kl3
kl3
kt 5
k!0
kl4
ld 3
k!4 kl 3 k!3
lel 3 0-3
k!1-3
slecht
Nachttrekker, trek langs kust onduidelijk Naast trek ook grootschalige 'slecht weer verplaatsingen', sterke trek langs kust NL in vj
k!5 H1-4
kl 1-3
slecht slecht
1.4 Tijdens irrupties ook tienduizenden continentale vogels naar Groot-Brittannie 1,4 Doortrek in West-Europa gericht op West- en Zuidwest-Europa
klO
slecht slecht
1,4 Britse vogels gedeeltelijk trekvogel naar zuid, 100-150 ex. overwinteren. 1,4 >13 miljoen komen van continent naar GB, zeer sterke trek langs kust NL
kt 5 kl5
slecht
kl6 kle kle kl6 k!6/7 k!5
slecht
4,5 Uitwisseling tussen Nederland en Engeland (Speek & Speek 1984), Engelse vogels trekken deels naar ZO (Italië), vooral vj trek langs kust NL 4,5 in najaar vooral via Iberisch Schiereiland, in vj ook via Italië, in vj sterke trek langs kust NL 4,5 Trekt vooral zuidwaarts, in breedfront over Europa, vooral vj sterke trek langs kust NL
kl 2
kl2l
slecht k!4 klO
slecht slecht
4 Trek langs kust ML vooral vj
1
soort graspieper graspieper graspieper waterpieper oeverpieper oeverpieper gele kwikstaart gele kwikstaart witte kwikstaart witte kwikstaart witte kwikstaart pestvogel pestvogel pestvogel winterkoning winterkoning winterkoning heggemus roodborst roodborst roodbotst nachtegaal nachtegaal blauwborst zwarte roodstaart zwarte roodstaart gekraagde roodstaart gekraagde roodstaart paapje paapje roodborsttapuit roodborsttapuit tapuit tapuit tapuit beflijster beflijster merel merel merel
4 5 6 3 Rou :e(s) Schatting aanta I vogels in route Schatting aantal vogels la ngsen/ of over de Noordzee Aard beschik bare informatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen 2 kt 4 kie slecht 1,4 Doortrek in GB van IJsland 4 kl6 kt 5 slecht 1,4 Zeer sterke trek langs kust NL, in GB onbekend maar veimoedelijk klein aantal van continent 9 kie W3 slecht 1,4 Britse vogels ten dete standvogel, 80% trekt weg. kl3/4 7 klO zeer slecht 1,4 Niet vastgesteld in GB 3 kl4 kl1-4 zeer slecht 1,4 Vooral Noorse vogels naar GB, aantal onduidelijk 4 4 Trek langs kust NL W4 kl 3 zeerslechl 4 kl5 kl4 1,4 Regelmatig boven Noordzee, vooral in voorjaar sterke trek langs kust NL slecht k!4 9 klO slecht 1,4 Trekt via Frankrijk 2 slecht 1,4 In GB deeltrekker, doortrek vanaf IJsland; 750-2.000.000 wintergasten. kl5 ... ... -^.;:lilr2 9 ki5/e 5 kl4 slecht kl5 1,4 Weinig koersvast, sterke trek langs kust NL 3 ld 1-4 zeer slecht 1,4 In GB jaarlijks vanuit Scandinavië (>100 ex.), tijdens irruptie een veelvoud de Noordzee over ook vanuit Rusland 4 kl1-4 6 kl1-4 3 1 Vooral langs oostkust GB vogels van continent maar aantal onbekend, treksterkte langs kust NL onduidelijk kl5 zeer slecht 4 k!5 W2-4 9 klO zeer slecht 1 In GB grotendeels standvogel (12-20 miljoen ex.) enkele naar zuid 4 kie kl3 zeer slecht 1,4 In GB standvogel (20 miljoen ex.), trek langs kust NL, passage NZ onduidelijk, langs oostkust GB doortrek, geen overwintering in GB 3 kl4 " " ^ ^ k i s S zeer slecht 1,5 In GB grotendeels standvogel (>10 miljoen ex.), vooral langs oostkust vogels van continent maar aantal onbekend, 4 zeer sterke trek langs kust NL kl7 6 kl6 kl4 4 NL aan noordgrens broedgebied. doortrek kust NL onduidelijk 5 k)2 slecht fcl-4 9 klO slecht 4 GB aan noordgrens broedgebied 4 kl4 k l 3 zeer slecht 4,5 Vooral in voorjaar langs oostkust GB, meeste trekken vanuit Scandinavië naar ZO kl4 5 W3 slecht 1.4 Meeste overwinteren ZW-Europa en N-Afrika, vooral vj trek langs kust NL, enkele honderden overwinteren NL en GB 9 kl2 4 M4 kl4 slecht 4 Vooral in voorjaar over Noordzee en trek langs kust NL kl4 9 4 k!4 kl6 slecht 4 Vooral tn voorjaar aan oostkust van GB en sterke trek langs kust NL kl 4 9 klO slecht 4 4 slecht 1 In GB vooral standvogel, wegtrek uit NL, GB en NL aan noordgrens verspreidingsgebied kl4 W1 kl3 9 2 k!5 slecht k!3 4,5 Deels via vaste land W-Europa 9 kl5 4 kl4 slecht 4.5 Sterke trek langs kust NL k!5 4 1,4 Vooral in najaar langs oostkust GB, in voorjaar over continent kl5 kl4 slecht 9 slecht kl4 1.4 klO 3 k(6 Slecht kie 1.4 Grote influx van continentale vogels in GB (zeker enkele miljoenen), zeer sterke trek langs kust NL 6 kl4 kl4 9 slecht 1.4 Grootste deel vogels GB standvogel, enkele trekken zuid klO
7
1
soort kramsvogel kramsvogel zanglijster zanglijster zanglijster koperwiek koperwiek koperwiek koperwiek koperwiek grote lijster grote lijster sprinkhaanrietzanger sprinkhaanrietzanger rietzanger rietzanger bosrietzanger kleine karekiet kleine karekiet spotvogel braamsluiper grasmus grasmus tuinflniter tutnfluiter zwartkop zwartkop zwartkop fluiter fluiter tjiftjaf tjiftjaf rttis fftis goudhaantje goud haantje goudhaantje vuurgoudhaanije grauwe vliegenvanger grauwe vüegenvanger
3 4 6 Rou ets) Schatt ngaanta ! vogels in ro ite Schatting aantal vogels laiigsen/ of over de Noordzee Aard beschik Dare in órmatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze ran inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen 1,4 1 miljoen wintervogels in GB van continent 3 kt 6 slecht W6/7 Zeer sterke trek langs kust NL 4 3 kl€ slecht 1,4 Continentale vogels naar GB, zeer sterke trek k!7 4 langs kust NL, 6-10 miljoen wintervogels in GB kl 6 slecht 9 kl2 1.4 Kwart Britse vogels trekt weg, wordt vervangen door continentale vogels kl 5 1 slecht 1,4 Overwintert van Schotland tot Iberie. Se ook route 3 2 k l 5 ü.mm k!6 3 1.4 Omvang route 6 nauwelij'ks bekend, vogels steken via noord- en zuidzijde Noordzee over. •• k ü £ zeer slecht 4 k!6 >1 miljoen wintervogels in GB -:. < kl5 Zeer sterke trek langs kust NL 6 -:. 1 kl5 4 1,4 Trek langs kust NL. klein aantal steekt over kl4 slecht 1,4 Meerderheid broedvogels GB trekt weg 9 k!5 klO slecht kl 1 zeer slecht 4 kl4 5 Trekt vermoedelijk pal zuid (Zink 198S, Cramp 1988), trek langs kust NL onduidelijk kl4 9 ktO zeer slecht 5 Trekt vermoedelijk pal zuid (Zink 1985, Cramp 1988) 4 kl4 slecht 5 Vanuit W-Europa trek tussen ZW en ZO, vanuit Scandinavië vooral ZZW en Z (Zink 1985, Cramp 1988), trek langs kust NL onduidelijk kl3 kl5 5 Deels trek naar ZW, deels naar ZO (Zink 1985, Cramp 1988) slecht 9 kl3 kl5 slecht 5 Slechts 10-20 paar in GB, trek langs kust NL onduidelijk 8 klO 4 kl5 tilt slecht 5 Trekt vooral via Iberisch Schiereiland (Zink 1985, Cramp 1988) k)5 V. 5 9 kl4/5 slecht 5 Geen regelmatige broedvogel in GB 8 klO 8 kl5 kl4 slecht 5 Deel Britse vogels via Noordzee (Zink 1985, Cramp 1988), trek langs kust NL. 4 kl 5 W3 slecht 5 Trek langs kust NL 9 k!6 klO slecht 5 Trekt vanuit GB naar zuid (Zink 1985. Cramp 1988) W5/6 slecht 5 Sterke trek langs kust NL 4 kl4 W5/6 kl 3 9 slecht 5 Deel Britse vogels via Noordzee (Zink 1985, Cramp 1988) kl5 5 Trek langs kust NL onduidelijk, vanuit Midden-Europa in toenemende mate overwinteren in GB (>3.000 ex.). k!4 slecht 5 kl 3 7 W6 9 slecht 5 Trekken vanuit GB naar zuid (Zink 1985, Cramp 1988) klO kl4 5 Vogels NL ZO en ZW (Zink 1985, Cramp 1988) 5 klO zeer slecht W4/5 5 Vogels GB uitsluitend naar ZO (Zink 1985, Cramp 1988) 8 kl2 zeer slecht 4 kie 5 Klein aantal dwaalt af over de Noordzee, trek langs kust NL slecht kl4 k!6 Meeste uit GB naar Zuid-Europa, 500-1000 overwinteren 9 k)6 slecht 5 In najaar westelijker route dan in voorjaar, sterke trek langs kust NL 4 kl4 9 klO slecht 5 kl6 i kï:S*6 zeer slecht k)5-6 3 1,4 Mogelijk 1 miljoen van continent naar GB, sterke trek langs kust NL k!4-5 4 6 kl2-4 kl4 1,4 Klein deel steekt Noordzee over. 200-400 ex. fit GB 5 fc(2 zeer slecht 5 Klein deel dwaalt af over de Noordzee, trekt langs kust NL 5 MS slecht kl5 Vogels GB naar zuid (Zink 1985, Cramp 1988) 9
'^ï
7
1
6
2
4
Rou efe)
!
Schatting aantaI vogels in roi Schatting aantal vogels la igsen; of over de Noordzee
UJ
soort bonte vliegenvanger bonte vliegenvanger baardmannetje baardmannetje zwarte mees pimpelmees pimpelmees koolmees koolmees taigab oomkruiper vlaamse gaai Vlaamse gaai notenkraker kauw kauw roek roek spreeuw spreeuw nngmus vink vink keep keep keep groenïmg putter putter putter sijs siïs sijs kneu frater frater frater barmsijs barmsijs barmsijs barmsijs
4
k!5
9
k!5
3 5
e 4 6 4 6 3
6 7 6 3
6 4 6 3 6 4 3 4 3
e 4 4 4
e
k!2 k13 kl1-5 V11-6 • kM-6 kl 1-6 kl1-6 kl 1-4 WO-4 klO-4 klO-4 k!5 k!4 kS5 k!4
Aard beschik bare in formatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal langs en/of over Noordzee. Opmerkingen slecht 5 Klein deel dwaalt af over de Noordzee, trekt langs kust NL kt4 Vogels GB naar zuid (Zink 1985, Cramp 1988) klï zeer slecht 1.4 Zeer variabel in trekrichting (W tot O) en volume ï 3-5.000 ex. in winter in GB, deels eigen vogels deels van continent. 1,4 Soms continentale irrupfies tot in GB, vogels GB standvogel, in NL soms massaal langs kust slecht ld 0-4 slecht t;tr>4 1.4 Onregelmatig continentale irrupties tot in GB, vogels GB standvogel tijdens irrupties sterke trek langs kust NL slecht 1.4 Regelmatig continentale irrupties tot in GB, vogels GB standvogel, kt 0-4 tijdens irrupties sterke trek langs kust NL kt 0-4 slecht 1,4 Kan irruptief in West-Europa verschijnen 1,4 Contintale imiptïes komen soms tot in GB, vogels GB standvogel, fcltW slecht tijdens irrupties soms sterke trek langs kust NL WO-2 zeer slecht 1.4 W4-5 slecht 1.4 Klein deel continentale frekstroom sleek over naar GB, sterke trek langs kust NL
, J
k)7 kl7 kl 5 W7 kl7 kl5-6 kl5-6 W5-6 M5
slecht
1.4 Vooral vogels uit NL en D naar GB, eerder Benduizenden dan honderdduizenden.
kt 7
slecht
1.4 12-20 miljoen residente vogels in GB, influx van continent zelfde orde van grootte, zeer sterke trek langs kust NL
M4
M7
slecht slecht
WS-6
slecht
1,4 Geen oversteek van continent naar GB, vogels GB standvogel, sterke trek iangs kust NL 1.4 10-20 miljoen van continent naar GB, zeer sterke trek langs kust NL Vooral langs oostgrens NL naar ZW-Europa 1,4 Volume trek sterk variabel, routes eveneens, zeer sterke trek langs kust NL
ki4
slecht slecht
1 . * Klein aarrtat continentale vogels overwintert GB, sterke trek langs kust NL 1,4 Vogels concentreren in Z-Europa, enkele naar GB, vooral vj trek langs kust NL
slecht slecht
1.4 Meeste Engelse Putters overwinteren op continent, vanaf België naar zuid. 1,4 Maximaal 50.000 residente eigen vogels in GB, 100-450.000 ex. van continent naar GB, sterke trek langs kust NL
M4
slecht slecht slecht
4 Volume sterk variabel, omvangrijke winterverplaatsingen in afhankelijkheid voedsel (Cramp & Perrins 1994) 1,4 Meeste vogels GB resident tienduizenden van continent naar GB, sterke bek langs kust NL 1,4 Deel wintervogels GB van continent, ordegrootte tienduizenden ex., terwijl deel broedvogels CB naar continent komt
H3-5
slecht
1,4 Volume trek sterk variabel, tijdens irrupties ook naar GB. (sterke) trek langs kust NL
kl4
slecht
1.4 Deel vogels GB naar continent, waaronder NL
W3
ki3-4
9
kl5
kl3
3
kl4-5 H5-6 kl4-5
kt 4-5
e 4 4 3 4 9 3 4 6 9
k!6
k!4 kl4 k!3 M3-5 , kl 3-6 klO-6 k!5
k!3 kl4
7
2]
soort kruisbek kruisbek kruisbek goudvink goudvink goudvink appelvink ijsgors
ijsgors sneeuwgors sneeuwgors geetgors ortolaan rietgors
rietgois (JU
UI
3]
4]
T
Route(s) | j Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels langs en/of over de Noordzee Aard beschikbare informatie over aantal vogels langs en/of over Noordzee Wijze van inschatting aantal iangs en/of over Noordzee. | Opmerkingen W1-4 slecht 1.,4 Volume trek sterk variabel, tijdens irrupöes ook naar GB. klO-4 soms sterke trek langs kust NL klO-5 slecht 1.4 Trek over korte afstanden, steekt nauwelijks over naar GB kl2-3 k!1-3 slecht k!2-3 klo 1.4 In GB grotendeels stand- en zwerfvogel, enkele naar F kl4 slecht kio 1,4 Trek over korte afstanden, steekt nauwelijks over naar GB, in GB standvogel M1-3 kt 1-3 zeer slecht 1,4 Vogels van Groenland en Scandinavië in GB (200-1.000 ex,), trek langs kust NL W3-4 kt 1-3 zeer slecht 1,4 Trekt vooral iangs kust k l 4 zeer slecht 1,4 Noordzeebekken herbergt vogels uit twee herkomstgebieden. trek langs kust NL, 10-15.000 ex. in GB, kE4 1,4 mogelijk eenzelfde aantal in NL, k!4 kl4 k!2 slecht 1.4 Vogels GB standvogel, geen continentale vogels aldaar M4 slecht 4 Trek vooral langs oostgrens NL kl 1 slecht 1,4 Tienduizenden in GB van conönent, vogels GB standvogel, sterke trek langs kust NL k!5 kU 1,4 kl6
3,5 Trek langs en over de Noordzee
In het vervolg wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste typen bewegingen langs en over de Noordzee. Hierin bestaat vogeltrek over de Noordzee uit vogels die langs één of meer manieren de Noordzee oversteken en vogeltrek langs de Noordzee uit vogels die over het kustgebied van Nederland trekken. Vogels kunnen de Noordzee op drie manieren oversteken (tabel 2) • over de noordelijke Noordzee = Noorwegen •• Schotland. Deze vogels kunnen voor het Nederlandse kustgebied relevant zijn indien zij niet op het juiste moment de Schotse kust bereiken en een haakse hoek naar het zuidoosten slaan (Buurma 1987). • over de oostelijke Noordzee = Noorwegen - Nederland-Duitsland. Deze route wordt gebruikt door vogels die vanuit Noorwegen/Zweden naar West-Europa gaan (route 3) en vogels die vanuit Noorwegen-Zweden naar ZW-Europa gaan (route 4). Daarnaast bevinden zich boven de oostelijke Noordzee ook vogels die vanuit Denemarken rechtstreeks naar Engeland en terug gaan (Jellmann 1977). • Over de zuidelijke Noordzee = Nederland - Engeland. Deze route wordt gebruikt door vogels die over land vanuit het noorden en noordoosten van Europa (routes 3 en 6) komen en door vogels die eerder rechtstreeks vanuit het noorden over de oostelijke Noordzee zijn gegaan (routes 4 en 5). Daarnaast komt een klein aantal uit de tegenovergestelde richting langs route 1 via Groot-Brittannië naar het continent (Lack1959, in serie). Aan de zeezijde van de kust van Nederland trekken vogels uit verschillende routes langs. Een belangrijk deel van de betrokken vogels behoort tot de echte zeevogels (zie § 2) en valt buiten het kader van deze studie. Veel eenden en steltlopers die over zee langs de kust trekken behoren tot de gebruikers van routes 3 en 6. Aan de landzijde van de Nederlandse kust trekken over de duinen vogels uit verschillende routes. Daarnaast verschilt de samenstelling van de trek over de Waddeneilanden van die van de Hollandse en Zeeuwse Kust De hoofdmoot van de stroom vogels over de Waddeneilanden bestaat in het najaar uit: • vogels uit route 3 die over land langs de kust naar West-Europa gaan; • vogels uit route 6 die over land langs de kust naar West-Europa gaan; • vogels uit route 3 die over de oostelijke Noordzee naar West-Europa gaan; • vogels uit route 4 die over de oostelijke Noordzee naar ZuidwestEuropa (Afrika) gaan. Eenmaal op de Waddeneilanden aangekomen steken ze de Waddenzee niet altijd meer over maar volgen de kust in westelijke richting. Vogels uit de routes 3 en 6 die in het najaar naar Engeland willen, kunnen vanaf Texel afhankelijk van de omstandigheden (windkracht en -richting),
36
oversteken. Onder ongunstige omstandigheden volgen ze vooral de kust in zuidelijke richting en steken niet over. De hoofdmoot van de stroom vogels over de kust van Holland en Zeeland bestaat uit: • vogels uit de routes 3 en 6 die vanaf de Waddeneilanden niet rechtstreeks naar Engeland zijn gevlogen, maar de oversteek naar Engeland uitstellen tot het traject Den Helder - Cherbourg (F); • vogels uit route 4 die vanaf de Waddeneilanden komen (zie vorige alinea); • vogels uit de routes 3 en 6 die via een WZW koers over het binnenland van Nederland zijn gevlogen en bij de kust komen. Hun aandeel wordt gaande naar het zuiden steeds groter, vooral tussen Haarlem en Den Haag wanneer de stroom vogels onderlangs het IJsselmeergebied bij de kust komt; • vogels uit route 3 die vanuit Scandinavië rechtstreeks naar GrootBrittannië wilden oversteken maar halverwege een haakse hoek hebben geslagen en op de Hollandse kust komen (cf. Buurma 1987). In het voorgaande is aangegeven in welke mate routes uit § 3,1 doorklinken in de stromen vogels langs en over de Noordzee. Hieruit kan worden afgeleid dat verschillende routes op verschillende plaatsen langs en boven de Noordzee van betekenis zijn. Een tweede ingang om naar trek over de Noordzee te kijken, is aan de hand van de individuele vogel. Een belangrijk deel van de trek over de Noordzee bestaat uit vogels die vanuit Noord-Europa naar Groot-Brittannië trekken. De oversteek van de Noordzee betekent voor deze vogels het nemen van een risico. Het risico kan worden verkleind door alleen onder gunstige weersomstandigheden de reis te aanvaarden. Daarnaast beschikken de vogels mogelijk over een aangeboren trekstrategie waardoor ze kunnen voorkomen dat ze bij een verkeerde koers (verdrifting, weersomslag) verloren raken boven de Atlantische Oceaan of de Noordzee (Buurma 1987). Deze hypothese gaat uit van het idee dat vogels vanuit Scandinavië de Noordzee rechtstreeks oversteken naar Schotland. Wanneer ze rond zonsopkomst, of al eerder, nog geen land in zicht hebben, slaan ze een haakse hoek naar het zuiden en komen op de kust van Nederland. Éénmaal op de kust herziet de vogel de trekrichting weer naar west. Een andere mogelijkheid is om vanuit Zuid-Noorwegen eerst naar het zuiden te gaan om nadien een haakse hoek naar het westen te slaan. Het slaan van de hoek gebeurt vooral op de kust van Noord-Duitsland en Nederland, soms pas boven het binnenland. Ook de sterke lijstertrek boven Zweden naar ZZO (Alerstam 1975,1976) maakt vermoedelijk deel uit van dit systeem. Op basis van deze hypothese kon Buurma (1987) een groot deel van de waargenomen vliegbewegingen boven en langs de Noordzee verklaren. In de bewegingen boven de Noordzee zijn zonsopkomst en zonsondergang belangrijk. In het najaar vertrekken veel vogels na zonsondergang vanaf Zuid-Noorwegen (Buurma 1987). Gedurende de nacht treden in de patro-
37
nen boven de zee weinig veranderingen op, maar des te meer rond zonsopkomst. Uit de analyse van radarbeelden (Myres 1964) blijkt dat de vogels dan korte tijd veel lager vliegen, veel vogels hun koers verleggen en de zwaarte van de echo's verandert. Dit laatste is een gevolg van het samen klonteren van individuele vogels tot groepen (zie ook Zuur 1984, Buurma 1986). Nadien kan de gemiddelde hoogte van de trek weer toenemen (Myres 1964). Daarbij vliegen vogels overdag echter meer in groepen dan 's nachts (Bruderer 1971, Zuur 1984, Buurma 1986).
38
Tabel 2. Patronen in de trek langs en over de Noordzee Kolom 1 soort; de soortenlijst in deze tabel komt overeen met die van tabel 1. Kolom 2 en 3 dagtrekker / nachttrekker; of een soort al dan niet gedurende de dag en/of de nacht trekt. Van soorten die beide dagdelen benutten kan de intensiteit van de trek in een van beide beduidend lager zijn dan gedurende het andere deel (zwak). De informatie is gebaseerd op Cramp in serie, Hustings et al. 1985 en LWVT in serie. Kolom 4, 5 en 6. Er zijn drie manieren om de Noordzee over te steken, om de noord, om de oost en om de zuid. Kolom 7, 8, 9 en 10, Langs de Hollandse kust treedt stuwing van vogeltrek op, zowel aan de zeezijde als aan de landzijde. De mate waarin vogels in voor- en najaar over zee gestuwd doortrekken is afgeleid uit een vergelijking van de trekintensiteit boven zee (Platteeuw et al. 1994) en boven land (LWVT in serie). De mate waarin vogels in voor- en najaar gestuwd over de duinstrook trekken, is afgeleid uit een vergelijking van de intensiteit van de zichtbare trek boven de duinen en die boven de rest van Nederland. Er zijn drie categorien onderscheiden: • nee; ten opzichte van de trek over de rest van Nederland ontbreekt de verdichting van de trek langs de kust; • zwak; ten opzichte van de trek over de rest van Nederland is de verdichting van de trek langs de kust relatief gering; • ja; ten opzichte van de trek over de rest van Nederland is de verdichting van de trek langs de kust relatief groot Trek over zee is voor een beperkt aantal soorten aangegeven, indien zeetrek geen rol speelt is in de kolommen 7 en 8 een streepje (-) gegeven. Kolom 11,12 en 13. Aanduiding van de periode waarin de doortrek maximaal is. Indien in het veld twee duidelijk gescheiden doortrek pieken zichtbaar zijn, zijn deze apart aangegeven, van elkaar gescheiden door een komma (bijvoorbeeld Bontbekplevier). Hiervoor is gebruik gemaakt van informatie in Platteeuw ei al. 1994, Harengerd et al. 1972, Lensink 1996a en SOVON 1987. Enkele soorten trekken tussen voor- en najaarstrek in de zomer vanuit de broedgebieden naar geschikte pleisterplaatsen (Kievit, Spreeuw) of ruiplaatsen (eenden, ganzen en zwanen). Voorzover deze trek in het veld zichtbaar is in twee duidelijk gescheiden doortrekpieken, is deze apart vermeld.
39
Tabel 2
soort fuut geoorde fuut dodaars aalscholver roerdomp ulauwe reiger purperreiger lepefaar mobbelzwaan delne zwaan wilde zwaan toendrarietgans taigarietgans kleine rietgans kolgans grauwe gans Canadese gans xardgans rotgans sergeend smient
1
7 6 4 5 8 11 2 3 9 10 12 Dagtrekker Nachttfekker Over noordelijke Noordzee (Scand. - Schotland) Over oostelijke Noordzee (Scand. - Ned/Duits) Over zuidelijke Noordzee (Ned. - Engeland) Voorjaar gestuwd langs kust NL over zee Najaar gestuwd langs kust NL over zee Voorjaar gestuwd langs kust NL over duinen Najaar gestuwd langs kust NL over duinen Maximum voorjaarstrek NL Maximum zomertrek NL Maximum najaarstrek NL ia nee nee mrt nov ia ja ia ja ja a i? aug/sep inee nee nee nee nee apr ja ja ja nee nee nee 7 nee nee nee apr okt ja Ja nee a nee nee nee a nee nee nee mrt aug okt nov nee nee nee nee nee mrt ia ja ja ja jut zwak a mrt/apr Okt ia ia nee ja nee nee ja zwak nee nee nee nee zwak nee apr aug ia ja zwak jul/aug zwak apr/mer a nee nee nee nee nee nee okt/nov a nee nee nee a nee nee nee nee mrt un ia a nee nee nee nee nee feb/mrt nov nee ja nov/dec ia nee nee a nee nee nee feb/mrt a nee feb/mrt nov/dec a a a a nee nee nee nee ja dec/jan a nee nee nee nee nee nee nee feb ja nee a nee nee nee nee nee feb okt ia ja feb/mrt a nee nee a nee nee nee nee dec ja okt/nov nee feb/mrt ia a nee nee nee ,a nee mei Ja dec/jan nee nee a feb/mrt nee nee nee nee nee ja ia ia . zwak ia nee nee nee feb nov ja ja zwak mrt, mei nee nee nee okt ia ja ja ja ja un/jul zwak mrt/apr zwak nee ia nee okt ia ja ja ja feb/mrt nee nee nee nee nov ja ja ja ja ja mrt/apr aug/sep zwak nee nee nee nee nee ja fa ja zwak sep, nov zwak mrt/apr nee nee fa ja ja ja ja ui/aug ia zwak nee zwak nee mrt nov ia J'a 'a JJa zwak ja nee okt ! zwak ia ia nee nee mrt Ja zwak nee nee nee nee nee mei aug ia ja Ja zwak okt/nov zwak nee mrt/apr aug nee ja ia ja ja ja jul/aug nee feb/mrt nee nee nee nov fa ja ja ja ja okt/nov nee nee nee nee feb jul ja ja ia ja ja nee zwak nee nee nee nee mrt okt ja ja ja nov/dec ' zwak mrt/apr ia nee nee ja ja ja ja ja zwak feb/mrt nee a nee nee dec ja ja ia ia mrt/apr zwak ia zwak nee nee nov ja ja ia ia nee zwak nee dec zwak ja nee feb/mrt Ja ja ia aug/sep nee nee nee • nee mei ia ja apr/mei zwak nee nee • nee sep ja ja ja ia
ia ja ja Ja ja
ia nee nee nee nee nee Sa ja ja zwak
ia ja ja
nee nee nee nee nee nee nee ja
ja
nee nee nee ia nee ia nee nee nee nee
ia
ja
ja
ja nee ia nee nee ja nee
ja
nee ja
ia ia ja ja
ia
ia
ja
ja ja ja
ja ia
zwak
ja ja ja
Ja ia
ja nee nee ia Ja Ja ja t nee ? ja Ja nee
ia nee nee |a ja ja ja
Ja ia ia
nee nee nee nee nee nee nee ? ja ? ja
ja nee ja nee
• • • -
nee nee nee nee
ia
nee nee nee nee ja
ja nee
zwak
ja nee
ja
zwak
nee
nee
ia ia ia Ja ia
zwak
zwak zwak
nee
ja nee ia ia
40
nee
nee nee nee zwak
ja zwak
ja ? ? ? ? ? nee nee nee ia ja nee nee
ia
apr
okt
nee nee nee nee nee
mrt
okt/nov
mrt mei apr
aug/sep
zwak ? ?
mei mei mrt
?
mei/jun
? ?
apr mrt
nee nee
zwak
mrt/apr mrt, mei mrt/apr apr/mei mrt, mei
nee
mei
zwak
nee
nee _ nee
sep okt
apr/mel
aug/sep
okt aug okt okt/nov
nov jul/aug
okt aug aug/sep aug, nov/dec aug, okt/nov
mrt, mei
nee nee
nee zwak
nee nee
mei mrt mei
zwak
la
zwak
mrt, mei
ia „
nov
jul
nov aug/sep aug, okt/nov
Tabel 2
soort kleine strandloper temmlncks strandloper
1
12 2| 3 7 8 10 13 4 5 6 9 11 Dagtrekker Nachttrekker Over noordelijke Noordzee (Scand, - Schotland) Over oostelijke Noordzee (Scand. - Ned/Duits) Over zuidelijke Noordzee (Ned. - Engeland) Voorjaar gestuwd langs kust NL over zee Najaar gestuwd langs kust NL over zee Voorjaar gestuwd langs kust NL over duinen Najaar gestuwd langs kust NL over duinen Maximum voorjaarstrek NL Maximum zomertrek NL Maximum najaarstrek NL zwak zwak mei/jun sep/okt a a a nee la ia ja aug/sep nee nee nee nee nee nee nee mei ja Ja aug/sep zwak zwak a nee nee nee nee apr ja Ja apr/mei nee ia nee sep/okt Ja ja ia ja ja ja zwak aug, okt/nov nee mrt, apr/mei ia ia zwak ja Ja Ja ia mrt, mei nee nee zwak nee nee nee iul/aug ja la Ja ja nee nee nee nee apr okt ia ja Ja ja aug/sep, nov zwak zwak zwak a a a nee nee mrt Ja mrt/apr ia a nee nee nee nee okt/nov nee ja Ja zwak ja nee nee nee nee nee nee mrt Ml ja zwak :a nee zwak nee mei aug ja Ja ia Ja apr/mei zwak jul zwak nee ia nee aug ja ia la Ja ia zwak nee zwak nee aug, nov/dec ia Ja ia mrt ia apr/mei zwak nee nee aug/sep zwak nee zwak Ja Ja ja zwak zwak zwak jul/aug nee nee mei ja ia Ja ja zwak zwak nee nee nee mei aug la ja ja Ja zwak nee nee nee nee nee nee apr aug la fa mei zwak la nee nee nee nee nee aug nee ja zwak nee nee nee mei aug nee zwak ja )a Ja nov aug nee mei ia Ja ja ja ja Ja ia ia zwak apr/mei okt/nov nee nee ia ja ia la ia ia zwak jul/aug zwak nee mrt nov ja ja ja ia ia ia zwak feb/mrt aug ja nee dec ia Ja Ja ia ja ja ? apr/mei aug ia ia ia ia ia ja ¥~ ja •> aug nee zwak nov/dec ia ia Ja ja ia mrt ja feb/mrt okt/nov 7 zwak ja ja ja ja ja ja ia aug/sep ja mei nee ia ia ia fa ja ia ja mei zwak ja nee aug ja ia ia ia ja ia nee mei aug/sep nee ia ia ia ia |a ia ja zwak nee zwak nee mei jul aug zwak Ja ja ja nee nee nee nee nee mrt okt ja ia nee , mrt okt/nov nee nee nee nee Ja ja nee nee nee nee nee mei aug ja ia zwak nee mei jut/aug ia ia ja ja Ja zwak nee mrt okt ia ia ia ja ja zwak • zwak apr okt ia ja ja ia ia
nee
ia ja ja
Ja Ja ia ja
ia ia ia
Ja ja
Ja Ja nee
nee ja nee ja Lzwak__ nee
ia
ja
zwak
ja ja nee ja
ia
ia
nee nee nee
nee nee nee nee
zwak
nee nee nee nee nee 1 nee ja
ia
Ja ia ia ia
nee ja
Ja
Ja Ja ia
ja ia ia
ia nee
ja
ia
zwak
nee
ia
nee nee zwak
ia
ja nee
ja
Ja
Ja Ja ia
nee ia ja
nee nee
ja
nee
Ja Ja nee ja nee
ia ia
ja ja
ja
1-
nee
"^ -
ia ia' Ja
• 1 • -
nee nee ja nee nee nee ja
ia ia nee
ia nee nee nee ja ]a
|-
nee
? nee
mei mei mrt
mei
aug jul okt okt okt aug
mei mei mei
aug/sep aug/sep aug/sep
apr mrt apr
okt nov okt aug/sep sep/okt " nov/jan
-
la
zwak zwak ja nee nee nee nee zwak zwak zwak
-
zwak
nee
apr/mei
zwak
apr
nee
jan/apr
-
(a nee ?
?
-
zwak
nee ? nee nee nee nee nee
mrt mrt apr
• -
-
-
41
? ja zwak
Ja ja ja
ia zwak
ja nee
? nee nee zwak zwak
ia
feb/mrt mrt/apr
apr/mei
mei apr apr mei
okt sep/okt
okt aug aug/sep
sep sep aug/sep
"""
Tabel 2
1
7 8 9 2| 3 4 5 6 11 13 10 12 Dagtrekker Nachttrekker Over noordelijke Noordzee (Scand. - Schotland) Over oostelijke Noordzee (Scand. - Ned/Duits) Over zuidelijke Noordzee (Ned. - Engeland) Voorjaar gestuwd langs kust NL over zee Najaar gestuwd langs kust NL over zee Voorjaar gestuwd langs kust NL over duinen Najaar gestuwd langs kust NL over duinen Maximum voorjaarstrek NL Maximum zomertrek NL Maximum najaarstrek NL sep/okt nee nee nee nee • nee nee mrt ja nee zwk mei sep ja Ja ja ia ja
l
soort roodborsttapult tapuit beflijster merel kramsvogel zanglijster koperwiek grote lijster sprinkhaanrletzanger rietzanger bos rietzanger kleine karekiet spotvogel braamsluiper grasmus tuinftulter zwartkop fluiter tjlftjaf fitis goudhaantje vuurgoudhaantje grauwe vliegenvanger bonte vllegenvanger baardmannetje zwarte mees pimpelmees koolmees taigaboomkruiper Vlaamse gaai noten kraker kauw roek bonte kraal spreeuw ringmus vink keep groenling putter «Ijs kneu frater barmsijs kruisbek goudvlnk appelvlnk ijsgors sneeuwgors geelgors ortolaan rietgors
ja zwak
ja ja
ia
zwak
zwak
la Ja
ja
Ja
zwak
nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee
ja ja
zwak
ia Ja la
nee nee nee ia ja
ia ja ja
ia ja ja ja
ia
ja
ja
ia ja ja ja
Ja
ia ja
ja nee nee nee nee ? nee nee zwak zwak
ia fa !a ja ja nee nee nee nee ja nee nee ja Ja nee nee ja ja ja nee ja Ja
nee nee Ja nee ja
ja"
ja
nee nee nee nee nee nee nee
ja Ja
nee nee
ia
ja ja
nee nee nee nee nee
ja nee ja nee ia ia nee nee ja ja nee nee ja
ia
ia ia ja nee nee nee nee nee ja
• -
• • -
nee ia nee ia nee nee ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?
ia
ja ja
ja
•
-
Ja
-
-
ja
-
-
-
-
ja
nee nee ja
•
-
ia
nee
ja
-
-
ja
Ja
nee nee nee Ja
-
-
-
•
-
-
-
-
nee
•
-
Ja
-
-
-
-
-
-
ia
ja
ja
ja ia nee
nee
Ja
ia Ja
ia
zwak
zwak
nee Ja nee nee
ia ja nee
ja ja ja ja ja
ja ja
ia
ia
ia
ia ja
nee ja
ja
nee ja nee
ia
ia
nee
ja ja
Ja
ja ja Ja Ja
ia ja ja ja nee nee nee )a nee ja ja ja
ia ja
nee Ja ja ja nee nee
ja
Ja ia ? Ja ja ja ja
ja ja nee ja ja Ja
la fa ja ja ja
Ja
ia
nee nee ja
ja
Ja
nee nee
nee nee
ia
ia
-
-
-
•
-
• -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
? ? nee
zwak ?
nee nee zwak
? ? ? ? ? ? ? ?
zwak
la ia
ia ia Ja nee
-
nee
•
•
ja
-
•
zwak
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
•
nee nee nee nee nee
ia
nee
ja ja ja nee zwak zwak
sep sep aug/sep
sep aug sep aug okt
apr/mei
mrt mrt mrt mrt mei apr
-
aug/sep aug/sep
mei mei
)a ja
-
okt okt okt aug aug aug
apr/mei
mrt
la nee nee ia
okt/nov
mei apr mei mei mei
ja
Ja
okt okt
mrt
Ja nee ? 7
zwak
ja nee nee Ja
apr mrt feb apr mrt
mei apr apr mrt apr mei mei
nee nee
-
42
nee a a a a a ? ? ? ?
sep/okt
aug ul/aug
okt okt okt okt okt okt aug okt/nov okt/nov
mrt/apr
mrt mrt mrt apr mrt mrt apr
nov jul
okt/nov
okt okt Okt/nov okt/nov
apr/mei feb/mrt
okt okt
apr
sep/okt
ia la nee nee nee
mrt
nov nov okt
feb feb/mrt
jul
mrt
okt/nov
mrt
okt
ia
mrt
ja nee nee ja
feb/mrt feb/mrt
okt/nov nov/dec okt/nov sep okt
mei mrt
3.6 Stuwing van trek, wanneer en welke soorten?
Langs de Nederlandse kust treedt tijdens de daglichtperiode stuwing van vogeltrek opr zowel aan de landzijde (Deelder & Tinbergen 1947r Tinbergen 1949r Buurma & van Gasteren 1989) als aan de zeezijde (Camphuysen & van Dijk 1983, Platteeuw et al. 1994). Voor stuwing van trek wordt de volgende omschrijving aangehouden: een verdichting van de trek die een gevolg is van de reactie van vogels op de lokale topografie. In het kader van deze rapportage gaat het om de reactie van landvogels op de zee wanneer ze bij de kust komen en de reactie van zeevogels op het land wanneer ze onder de kust komen. Alerstam & Pettersen (1977) en Alerstam (1978a) geven twee argumenten voor het ontstaan van gestuwde trek boven land : • wanneer de kust een kleine hoek maakt met de voorkeursrichting van landvogels volgen landvogels bij tegenwind de kust. Bij een grotere hoek zal een toenemend aandeel toch oversteken; • het kan energetisch goedkoper zijn om bij tegenwind boven de kuststrook te blijven en dus om te vliegen, omdat de wind boven zee harder waait dan boven land. In beide argumenten speelt tegenwind en belangrijke rol. Daarnaast kan zijwind voor een verplaatsing van de trekstroom zorgen (verdrifting). Het bereiken van de kust lijkt dan het signaal te zijn om verdere verdrifting te voorkomen, waarna vogels de kust blijven volgen Er zijn zes verschillende omstandigheden waaronder langs de Hollandse kust overdag stuwing van trek optreedt. • Bij storm uit NW worden zeevogels massaal tegen de Nederlandse kust geblazen (Camphuysen & van Dijk 1983). Omdat de vogels boven land niets te zoeken hebben, blijven ze de kust volgen. Bij zwakkere winden uit W en ZW treedt hetzelfde fenomeen op, alleen minder sterk. • In het voorjaar is bij matige tot vrij harde wind uit NO en O onder de kust over zee sterke trek van ondermeer steltlopers zichtbaar (Camphuysen & van Dijk 1983). Deze vogels trekken vanaf zuidelijke pleisterplaatsen bij voorkeur op grote hoogte met wind in de rug (Piersma & van de Sant 1992). Indien onderweg de wind draait naar tegenwind, komt een deel van de vogels omlaag en gaat de breedfronttrek over Laag-Nederland ten dele over in gestuwde trek langs de kust over zee. Hier maken de vogels bij aflandige winden vermoedelijk gebruik van de luwte van de zeereep. • Najaarstrek over zee bij aflandige winden uit ZO is analoog aan de voorjaarstrek overzee van steltlopers bij aflandige winden uit NO. Een dee! van de meeuwen en sterns verlaat dan de breedfronttrek over Laag-Nederland om in de luwte van de zeereep naar het zuiden te trekken. Onder de kust over zee is de sterkste najaarstrek van meeuwen en sterns genoteerd bij wind uit Z en ZO (Camphuysen & van Dijk 1983).
43
•
•
•
In het najaar trekken zangvogels bij tegenwind uit richtingen rond ZW relatief laag. Vogels die als doelgebied Engeland hebben, komen bij de kust voor een keus, of de zee over of de kust blijven volgen en pas later de oversteek maken. Omdat vele de laatste optie kiezen, treedt boven land in de duinen een aanzienlijke verdichting van de trek op (Tinbergen 1949, van Dobben 1953, Evans 1966). In het najaar treedt bij sterke ZO-winden vrij massaal verdrifting op van landvogels in de route Noord-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika). Wanneer deze vogels tegen de kust komen, blijven ze bij voorkeur de kust volgen. Net als bij de stuwing door ZW wind, trekken bij deze vorm van stuwing grote aantallen vogels op geringe hoogte over de duinen van Holland (Mostert & Laponder 1988). Bij ZO-winden in het voorjaar treedt net als in het najaar (zie hiervoor) verdrifting van landvogels op in westelijke richting. Vooral soorten die vanuit Zuidwest-Europa naar Noord-Europa trekken zijn hierbij betrokken. Langs de kust van Holland doet zich enige verdichting van de trek voor. In het uiterste zuidwesten van Nederland in Zeeuws-Vlaanderen (Van Westrienen 1989, Meininger & Wolf 1996,1997) en op de Wadden is de verdichting sterker omdat de hoek tussen de voorkeursrichting en de kustlijn groter is.
Voor het optreden van stuwing langs de Nederlandse kust zijn derhalve een aantal factoren van belang: windkracht en windrichting, de richting van de kust en de voorkeursrichting van de trekvogels. Bij verschillende combinaties van externe factoren zijn verschillende vogelsoorten gevoelig voor een verdichting van de trek. Er bestaan aanwijzingen dat deze verschillen ook tussen geslachten van één soort kunnen bestaan (Deelder 1949); mannelijke vinken laten zich harder stuwen dan vrouwelijke omdat de vrouwtjes een hogere trekdrang hebben en eerder vanuit Nederland de oversteek naar Engeland maken dan mannetjes. Naast stuwing zoals de hierboven beschreven, zijn nog andere omstandigheden bekend waaronder grote aantallen vogels in de kuststrook kunnen verschijnen (oa. Reijnders 1995). Bij een combinatie van gunstige trek omstandigheden met tussendoor buien, of een combinatie van gunstige omstandigheden die verder op de trekweg overgaan in ongunstige, lijken vogels die hoog boven het kustgebied trekken, massaal omlaag te komen. Hierdoor treedt in de kuststrook een verdichting van de trek op, die een andere achtergrond heeft dan eerder voor stuwing is beschreven. Een belangrijk deel van de vogeltrek over de duinen van Holland bestaat in het najaar uit vogels uit de routes 3 en 6 die naar Engeland willen om daar te overwinteren (tabel 1 en 2). Onder deze soorten leidt de verdichting van de trek langs de kust tot een veel hogere doortrekintensiteit dan landinwaarts. Het aantal vogels dat van deze soorten over de duinen trekt is in relatie tot het aantal elders over Nederland dus van betekenis. Veel soorten uit de route van Noord- naar Zuidwest-Europa (route 5) zijn langs de kust ook onderhevig aan stuwing. De relatief hogere intensiteit van de trek die hiervan het gevolg is, is vaak echter lager dan die in Oost-Nederland. Van
44
deze soorten loopt het zwaartepunt van de route immers over de oostgrens. Hoewel deze soorten zich laten stuwen is het aantal dat erbij betrokken is numeriek niet van betekenis. In het voorjaar ligt in de verdichting van de trek langs de kust het accent minder op soorten uit de routes 3 en 6 en trekt ook van veel soorten uit route 4 een belangrijk aantal vogels over de kuststrook. Met nadruk zij vermeld dat het voorgaande overzicht grotendeels gebaseerd is op feiten die overdag zijn verzameld of waargenomen. Uit de radarstudie van Buurma & van Gasteren (1989) blijkt dat in de nacht de trek van landvogels langs de kust minder verdicht is omdat de strook waarin de verdichting zich afspeelt veel breder is. Er is dan nauwelijks meer sprake van stuwing maar eerder van een kust-geleide trek. Zowel overdag als in de nacht speelt de verdichting van de trek van landvogels zich vooral in de onderste luchtlaag af (Buurma & van Gasteren 1989). Op grotere hoogte, vanaf 100 m en hoger, neemt de invloed van de kusttopografie op de vluchtpaden van vogels af. Ver daarboven lijkt de trek welhaast onafhankelijk van het onderliggende landschap en kan deze worden aangeduid als breedfronttrek (zie ook Tinbergen 1949,1956, Deelder 1949). In hoeverre in de nacht onder de kust nog stuwing van zeevogels optreedt, is feitelijk onbekend. Er bestaan aanwijzingen dat zeevogels in de nacht anders op de overgang zee-land reageren dan overdag. In een radarstudie in Zuid-Finland trokken Eidereend en Useend overdag onderlangs de kust naar het oosten. In de nacht vlogen de eenden in breedfronttrek over ZuidFinland naar het noordoosten, In een studie van Alerstam et al. (1974) bleek dat Eidereenden van de overwinteringsgebieden onder de Deense oostkust grotendeels op grote hoogte over de zuidpunt van Zweden heenvlogen. Slechts een klein deel trok laag over zee en ronde de punt van Zweden om pas daarna in noordoostelijke richting de Oostzee op te trekken. Indien de richting van de kustlijn (N-Z, Zweden) dus sterk afwijkt van de voorkeursrichting (WZW-ONO) van de vogels trekt een groot deel van de eenden dat normaliter over zee trekt over land. In de Finse situatie is de afwijking tussen biede minder groot (W-O resp. ZW-NO) en trekken de vogels alleen in de nacht over land. Een vergelijkbare situatie kan zich voordoen met eenden onder de kust van Nederland. In het najaar kunnen vogels vanaf de Wadden in de nacht over land oversteken naar Zeeland en in het voorjaar omgekeerd, terwijl ze overdag vooral de kustlijn zouden kunnen volgen. Op de Hollandse kust kunnen in de nacht grote aantallen landvogels vanuit zee (uit N en NNW) aankomen. De kust is de eerste plaats waar zij veilig kunnen landen, om vervolgens te foerageren en te rusten. Hoewel de trek boven zee, en dus de aankomst ook, vooral breedfronttrek is (Buurma 1987, Buurma & van Gasteren 1989), zorgt deze omstandigheid voor een ophoping van vogels in de kuststrook. Indien het om zeer grote aantallen
45
gaat, wordt dit fenomeen ook aangeduid als een 'fall' (Richardson 1978). Daarnaast is de aankomst op de kust voor veel vogels aanleiding zich te heroriënteren (Buurma 1987). Veel vogels boven de Noordzee zijn immers onderweg naar Engeland, Hierdoor voegen de vogels zich in de stroom gestuwde trek over de duinen, om afhankelijk van de omstandigheden verder zuidwaarts een nieuwe oversteek te wagen. Ook kunnen vogels na aankomst op de kust op zoek te gaan naar geschikte foerageergebieden (Alerstam 1978b). 3.7 Het aantal in de loop van het jaar ledere soort kent zijn eigen doortrekperiode (tabel 2). In het najaar trekken de vogels van broedgebied naar overwinteringsgebied en in het voorjaar omgekeerd. Een beperkt aantal soorten kent tussen voor- en najaar in een derde periode met verhoogde trekactiviteit, de zomertrek (tabel 2). Deze komt bij een aantal soorten voort uit trek van en naar ruigebieden (bijvoorbeeld grauwe gans). Daarnaast speelt bij een aantal soorten mogelijk mee dat de foerageermogelijkheden in de broedgebieden in de loop van de zomer door uitdroging verslechteren, bijvoorbeeld kievit en spreeuw vanuit Midden-Europa (Cramp & Simmons 1983, Cramp & Perrins 1993). Het tijdstip in het seizoen waarop soorten in de loop van een seizoen doortrekken is ieder jaar min of meer hetzelfde. De timing van de trek is een samenspel van endogene en exogene factoren (Berthold 1975,1996) waarbij de endogene bepalend zijn voor de periode van de trek en de exogene voor de realisatie van de trek in deze periode. In het seizoensverloop van alle vogels samen, die in voor- en najaar over Nederland trekken, zijn twee maxima herkenbaar en twee minima, In de maand juni is het aantal trekbewegingen minimaal. Daarna neemt de intensiteit geleidelijk toe tot een maximum in oktober. In relatie tot trek over en langs de Noordzee, is het aantal steltlopers dat via onze kust vanaf eind juni vanuit het noorden naar het zuiden trekt zeker van betekenis. In de loop van augustus wordt het aandeel zangvogels in de trek langs de kust steeds groter tot een maximum in oktober. Nadien krijgen eenden, meeuwen en ganzen de overhand. De laatste reguliere trek vindt plaats in december. Daarna kunnen bij invallende vorst ten noordoosten van Nederland en bij vorstinvallen in Nederland opnieuw verplaatsingen optreden, ook genoemd vorstrushes. Wanneer vogels de Waddenzee en/of het IJsselmeer massaal verlaten kunnen deze in het Hollandse kustgebied aanleiding zijn tot zeer sterke trek. Bij extreme vorstinvallen zoals in 1978 kunnen deze gebieden in een dag worden ontruimt. Vanaf februari begint de voorjaarstrek. Eerst trekken grote aantallen eenden, ganzen en meeuwen door en weg, later gevolgd door veel zangvogels en steltlopers. De laatste verschijnselen van voorjaarstrek vallen begin juni. Op dat moment is voor kievit en spreeuw de zomertrek al weer begonnen. Het intensiteitspatroon van het binnenland en de kust is niet zondermeer van toepassing op de trek over de Noordzee. Meer dan de helft van de
46
totale trek over de Noordzee bestaat uit de soorten vink, spreeuw en veldleeuwerik, gevolgd door lijsterachtigen (tabel 1, § 3.2). Deze soorten trekken vooral in oktober naar het winterkwartier in Groot-Brittannië om in maart/april weer naar de broedgebieden terug te gaan (tabel 2). Deze twee maanden zijn veruit het belangrijkste waar het gaat om de trek over de Noordzee (Lack 1959, in serie), 3.8 Overdag of in de nacht Onder de soorten die voor trek over en langs de Noordzee van belang zijn, bevinden zich dagtrekkers, nachttrekkers en soorten die beide perioden van de dag gebruiken (tabel 2). Veel soorten die gedurende de rest van het jaar uitsluitend dag-actief zijn (bijvoorbeeld de Sylviadae) worden tijdens de trek nacht-actief. Over het ontstaan van nachttrek bestaan verschillende hypothesen (zie Berthold 1996 voor een compleet overzicht), die elkaar niet geheel uitsluiten. De belangrijkste luiden als volgt: • verruiming van de mogelijkheden om overdag te foerageren; • verruiming van de mogelijkheden om op tijd in het finale doelgebied te arriveren; • 's nachts zijn de luchttemperaturen lager en de luchtdichtheid hoger (effectievere vleugelslag), is de wind minder sterk (lagere energetische kosten) en is de wind horizontaal en vertikaal minder variabel (minder compensatie); • 's nachts is de luchttemperatuur lager en de luchtvochtigheid hoger waardoor het gevaar voor overmatig vochtverlies (evaporatie) kleiner is. Ondanks de voordelen van trek bij nacht, zijn er soorten die vooral overdag trekken, bijvoorbeeld zwaluwen, piepers, kwikstaarten en vinkachtigen. Vogels die voor een effectieve trek afhankelijk zijn van thermiekbellen trekken vrijwel uitsluitend overdag (Kerlinger 1989). Desondanks is de lijst met soorten die exclusief dag- of nachttrekker zijn beperkt (Martin 1990), en zijn veel dagtrekkers in mindere mate ook 's nachts waar te nemen en dagtrekkers ook in mindere mate 's nachts (zie ook Lensink 1985,1986). Daarnaast kunnen exclusieve dag- of nachttrekkers zich onder bijzondere omstandigheden aanpassen. Zo is de Vink boven land vooral een dagtrekker, maar boven zee een dag- èn nachttrekker. De Roodborst is boven zee een dag- èn nachttrekker en boven land een vrijwel exclusieve nachttrekker. Daarnaast zijn zangvogels in staat om onherbergzame gebieden als woestijnen en oceanen non-stop over te vliegen, ook al kost dit meer dan 12 uur vliegen (Martin 1990). Over de dagritmiek van vogeltrek boven land is tot op het niveau van soorten redelijk wat bekend. De radarstudies boven zee geven meer een kwalitatief beeld, waarbij weinig bekend is over afzonderlijke (groepen van) soorten. Daarnaast is van soorten die beide dagdelen benutten de verhouding tussen de trek overdag en de trek in de nacht veelal niet duidelijk (zie ook Martin 1990).
47
3.9 Hoe hoog vliegen trekkende vogels?
In de keuze van de vlieghoogte van trekvogels spelen een aantal factoren een rol (oa. Bruderer 1971, Bruderer et al. 1996), met als achterliggende gedachte zo efficiënt mogelijk in het doelgebied te komen: • windkracht en windrichting in relatie tot het mogelijke profijt hiervan; • de mate van waterverlies in relatie tot luchtvochtigheid, omgevingstemperatuur en zuurstofspanning; • luchtdruk en luchtweerstand in relatie tot vliegkosten; • de kosten van stijgen en dalen in relatie tot de snelheidswinst op grotere hoogte. Op basis van deze verschillende afwegingen kiest een vogel zijn uiteindelijke vlieghoogte. Uit studies aan nachtelijke trek rond de Alpen blijkt dat de eerste twee uren na zonsondergang het hoogteprofiel van de trek onderhevig is aan veranderingen en vogels twee uur na zonsondergang de hoogste vlieghoogtes bereiken. Daarna is het hoogteprofiel verschillende uren min of meer stabiel en ligt het zwaartepunt lager dan rond 2 uur na zonsondergang (Bruderer 1971). Vogels lijken dus luchtlagen te verkennen alvorens een hoogte te kiezen. Ook bestaan aanwijzingen dat vogels boven gladde landschappen met weinig obstakels lager vliegen dan boven ruwe landschappen met veel obstakels (Buurma & van Gasteren 1989). Boven Nederland speelt het gros van de najaarstrek zich af bij tegenwind omdat de wind gemiddeld genomen zuidwest is. Boven het binnenland vliegt bij tegenwind ongeveer de helft van de vogels op geringe hoogte (<50 meter) (Buurma et al. 1986). Bij sterke tegenwind neemt het aandeel in de onderste luchtlaag toe, maar neemt de intensiteit van de trek af. Bij meewind is het aandeel in de onderste luchtlaag klein en trekken de meeste vogels op 100 m en hoger, tot kilometers hoogte. Langs de kust doet zich hetzelfde verschijnsel voor (Deelder & Tinbergen 1947). Bij tegenwind vliegen veel vogels laag, steken weinig vogels de Noordzee op, en vliegt een grote stroom zichtbare dagtrek over de duinen (zie ook § 3.4). Tijdens meewind is de onderstroom over de duinen gering van omvang en steken op grote hoogte relatief veel vogels de Noordzee op, naar Engeland. Zowel uit visuele waarnemingen (Deelder 1949, Deelder & Tinbergen 1947) als uit radar waarnemingen (Buurma & van Gasteren 1989) blijkt dat boven de duinen de trek overdag in de onderste luchtlaag veel meer door het landschap wordt beïnvloed dan de trek in de hogere luchtlagen. De vogels in de onderstroom volgen vooral de kustlijn terwijl de vogels in de bovenstroom vooral in de voorkeursrichting trekken en de Noordzee opgaan. De mate waarin boven en onderstroom ontwikkeld zijn wordt vooral bepaald door windkracht en windrichting (zie ook Alerstam 1978a, 1979, § 3.4). In de nacht ligt het gemiddelde hoogteprofiel van de trek tot 300 m hoogte boven de kust hoger dan overdag (Buurma & van Gasteren 1989). Ook zijn
48
in de nacht langs de kust een onder- en bovenstroom te onderscheiden. De onderstroom is min of meer evenwijdig aan de kust maar minder sterk verdicht terwijl de bovenstroom in de voorkeursrichting gaat. Voor de omvang van boven- en onderstroom in afhankelijkheid van windkracht en windrichting bestaan mogelijk dezelfde regels als overdag (zie hiervoor). Meer landinwaarts is het hoogteprofiel in de nacht hoger dan overdag (Jellmann 1979, Buurma & van Gasteren 1989) De trek van zangvogels boven zee verloopt in het algemeen op een grotere hoogte dan in het aangrenzende kustgebied, zowel overdag als in de nacht (Klomp 1956, Jellmann 1979). Uit radarstudies (Buurma & van Gasteren 1989) boven land blijkt dat rond zonsopkomst en zonsondergang het hoogteprofiel van de trek sterk verandert. Dit heeft tijdens zonsopkomst zijn oorzaak in de beëindiging van de nachttrek en de start van de dagtrek. Rond zonsondergang geldt hetzelfde, maar dan omgekeerd. Daarnaast gebruiken vogels die aan dag- en nachttrek deelnemen beide momenten om hun koers aan te passen. Bij een andere koers hoort vaak ook een andere vlieghoogte. Door ondermeer Myres (1964) en Eastwood (1967) worden aanduidingen van de vlieghoogte van trek uit de kust boven de Noordzee gegeven. Deze komen alle op de ordegrootte van honderden meters en meer. Het probleem met deze opgaven is dat de radarbundels boven zee de onderste luchtlagen niet hebben bemonsterd. Van de trek op geringe hoogte bestaat dan ook geen betrouwbaar beeld, evenmin is duidelijk hoe de intensiteit van de trek in de onderste luchtlaag zich verhoudt tot die in de hogere luchtlagen. Wel is uit verschillende radarstudies boven de Noordzee duidelijk dat rond zonsopkomst en zonsondergang vogels hun vlieghoogte kunnen wijzigen, waarbij ze tijdelijk lager trekken (Myres 1964, Buurma 1987). Daarnaast zijn aan de trek van Noord-Amerika naar Zuid-Amerika over de West-Indische Eilanden verschillende studies gewijd (oa. Richardson 1976), waarbij vogels boven zee tot op meer dan 4 kilometer hoogte trokken. Trek van echte zeevogels speelt zich overdag af op geringe hoogte boven zeeniveau (Camphuysen &van Dijk 1983, Platteeuw et al. 1994). Verschillende soorten trekken zelfs bij voorkeur door de golfdalen, om optimaal gebruik te maken van opstijgende winden en de eventuele luwte tussen de golftoppen. De verhouding tussen trek op golftopniveau en de trek op enige hoogte daarboven is niet goed bekend. Een van de aardige fenomenen van zeetrek is de voorjaarstrek van steltlopers onder de kust boven zee bij aflandige winden (Camphuysen & van Dijk 1983, Platteeuw et al. 1994). Deze speelt zich net als de trek van echte zeevogels op geringe hoogte af. Uit een studie van Dirksen et al, (1995) volgt dat steltlopers bij NO-wind ook in de nacht onder de kust trekken en dan vooral op hoogtes beneden 50 m.
49
4 Conclusie Deze verkenning van vogeltrek langs en over de Noordzee was gericht op het kwantificeren van de trek, naar aantal, naar trekwegen en naar tijdstip. Voor dit doel zijn verschillende bronnen geraadpleegd zodat voor ieder soort een schatting van het aantal per trekroute kon worden gegeven. Dit is een grove manier van werken. Op onderdelen van de schattingen is veel discussie mogelijk. De talrijkheid van afzonderlijke soorten in deze schatting is afgeleid van kennis over het aantal dat volgens wintervogeltellingen de Noordzee overgestoken zou moeten zijn (Lack 1986) en het aantal dat volgens tellingen van vogels in de trektijd of winter als gevolg van trek in Nederland pleistert (Altenburg et al. 1997, SOVON 1987). Bij veel zangvogels is deze informatie vergeleken met een schatting (Cramp 1977, in serie, Tucker & Heath 1994) van de broedpopulatie in het najaar in herkomstgebieden. Op deze manier is de betrouwbaarheid van de schatting van de talrijkheid van soorten geoptimaliseerd. Voorts zijn de gegevens van de meest tarijke soorten die over en langs de Noordzee trekken in overeenstemming met de meer kwalitatieve waarnemingen van vogeltrek in het verleden (Snow 1953, van Dobben 1953). Een resultaat van deze verkenning is dat naar schatting 65 miljoen vogels langs en over de Noordzee trekken. Echte zeevogels (bijlage 1) zijn niet in deze verkenning opgenomen. Hiervan trekken minimaal 1 miljoen ex. onder onze kust door. Een belangrijk deel van de vogels die de Noordzee oversteken, broedt in Noord- en Noordoost-Europa en overwintert in West-Europa. Deze vogels dragen ook in belangrijke mate bij aan de sterk verdichte trek langs de Nederlandse kust. Een volgende groep die vooral over de Nederlandse kust trekt, bestaat uit arctische steltlopers en eenden die via de kusten van West-Europa naar Zuidwest-Europa en Afrika gaan. Naast een duiding van het aantal vogels, is in deze verkenning aan de hand van literatuur aandacht besteed aan patronen en processen die zich in vogeltrek langs en over de Noordzee voordoen. Het blijkt dat vogels onder bepaalde omstandigheden sterk reageren op de overgang van land en zee waarbij een sterke verdichting van de trek kan optreden, zowel boven land als boven zee. Hierdoor is de vogeltrek in het kustgebied vaak veel intenser dan verder landinwaarts of verder zeewaarts. In deze studie zijn aspecten van de trek over land en van de trek over zee betrokken. Over vogeltrek over land is meer bekend dan van vogeltrek over zee. Het is nu eenmaal eenvoudiger om boven land waarnemingen te verrichten dan boven zee. Vogeltrek speelt zich 24 uur per dag af. Naar de aard van gegevens is onderscheid gemaakt in dagtrek en nachttrek, De gegevens van overdag zijn gebaseerd op visuele en radarwaarnemingen terwijl die van de nacht vrijwel uitsluitend op radarwaarnemingen zijn gebaseerd. Hierdoor is het inzicht in het verloop van de trek overdag groter dan het verloop in de nacht. Voorts kan overdag door visuele waarnemingen informatie over
51
soorten worden verzameld terwijl dit 's nachts vaak beperkt biijft tot groepen van soorten op basis van het formaat van de vogels. Vogeltrek speelt zich in een aantal luchtlagen af waarbij het karakter van de trek in de afzonderlijke lagen sterk kan verschillen. Hierdoor kunnen waarnemingen in de onderste luchtlaag vanaf de grond tot andere conclusies leiden dan die met een radar in de hogere luchtlagen (oa. Mascher et al. 1962). Het enige juiste beeld van vogeltrek wordt verkregen wanneer verschillende technieken tegelijkertijd worden toegepast (Wilcock 1964) zodat de totale iuchtkolom kan worden bemonsterd (Buurma ei al. 1986).
52
5 Dankwoord Vanuit het RIKZ begeleidde Henk Baptist dit project. Samen met Richard Witte becommentarieerde hij ook het concept. Sjoerd Dirksen (Bureau Waardenburg) trad in dit project op als kritisch en constructief projectleider. Arie Spaans (IBN-DLO) en Robert Kwak (Winterswijk) stelden literatuur beschikbaar. Theo Boudewijn (Bureau Waardenburg) verschafte aanvullende informatie over ganzen en zwanen en voorzag een concept van commentaar. Voor hun aller inzet is een woord van dank op zijn plaats.
53
6 Literatuur Alerstam T, 1975. Redwing Turdus iliacus migration towards southeast over southern Sweden. Vogelwarte 28: 2-17. Alerstam T. 1976. Nocturnal migration of thrushes Turdus spp. in southern Sweden. Oikos 27: 457-475. Aierstam T. 1978a, Analysis and theory of visible bird migration. Oikos 30: 273-349. Alerstam T. 1978b. Reoriented bird migration in coastal areas: dispersa! to suitable resting grounds ? Oikos 30: 405-408. Alerstam T. 1979. Wind as a selective agent in bird migration, Orn. Scand. 10:76-93. Alerstam T., CA. Bauer & G. Roos. 1974. Spring migration of Eiders Somateria mollissima in Southern Scandinavia. Ibis 116:194-207. Alerstam T. & S.G, Petterson. 1977. Why do migrating birds fly along coastlines. J. Theor. Biol. 65: 699-712. Altenburg W., S. Dirksen, M. Engelmoer, M.J.M, van Roomen, J. van der Winden & V.M. van den Berk. 1997. De status van niet-broedende watervogels in Nederland. Werkdocument IKC Natuurbeheer W-107. IKC Natuurbeheer, Wageningen. van den Bergh L.MJ. 1984, Verplaatsingen van Rietganzen Anser fabalis tussen West- en Middeneuropese overwinteringsgebieden. Limosa 57:116-118. Berthold P. 1975. Migration: control and metabolic physiology. In D.S. Farner & J.R. King (eds.). Avian biology, p. 77-128. Academie Press, New York. Berthold P. 1996. Control of bird migration. Chapman & Hall, London. Bruderer B. 1971. Radarbeobachtungen über den Frühlingszug im Schweizerischen Mittelland; ein Beitrag zum Problem der Witterungsabhangigkeitdes Vogelzuges. Orn. Beob. 68: 89-158. Bruderer B., L.G. Underhill & F. Leichti. 1996. Altitude choice by night migrants in a desert area predicted by meteorological factors. Ibis 137: 44-55. Busche G. 1993. Zur Zugphanologie der Ringdrossel Turdus t torquatus in Schleswig-Holstein - ein Beitrag zur Schieifenzug-Theorie. Vogelwarte 37:12-18. Buurma L.S. 1986. Nachtelijke vogeltrek in radar en warmtebeeld. Veilig Vliegen 33(1): 10-13. Buurma L.S. 1987. Patronen van hoge vogeltrek boven het Noordzeegebied in oktober. Limosa 60: 63-74, Buurma L.S. & H. van Gasteren. 1989. Trekvogels en obstakels langs de Zuid-Holiandse kust; radarwaarnemingen van vogeltrek en het aanvaringsrisico bij hoogspanningsleidingen en windturbines op de Maasvlakte. Rapport, Koninklijke Luchtmacht, Luchtmachtstaf ALBV, Den Haag Buurma L.S., R. Lensink & L. Linnartz, 1986. Hoogte van breedfronttrek overdag boven Twente: een vergelijking van radar en visuele waarnemingen in oktober 1984. Limosa 59:169-182.
55
Camphuysen CJ. & J. van Dijk. 1983. Zee- en kustvogels langs de Nederlandse kust, 1974-79. Limosa56: 83-230. Cramp S. & K.E.L. Simmons. 1977. Handbook of the birds of Europe, the Middle Eastand North-Africa, vol. I, Oxford University Press, London. Cramp S. & K.E.L. Simmons. 1980. Handbook of the birds of Europe, the Middle East and North-Africa, vol. 11. Oxford University Press, London. Cramp S. & K.E.L. Simmons. 1983. Handbook of the birds of Europe, the Middie Eastand North-Africa, vol. III. Oxford University Press, London. Cramp S. 1985. Handbook of the birds of Europe, the Middle East and North-Africa, vol. IV. Oxford University Press, London. Cramp S. 1988. Handbook of the birds of Europe, the Middle East and North-Africa, vol. V. Oxford University Press, London. Cramp S. 1992. Handbook of the birds of Europe, the Middle East and North-Africa, vol, VI, Oxford University Press, London. Cramp S. & C.M. Perrins 1993. Handbook of the birds of Europe, the Middle Eastand North-Africa, vol. Vil. Oxford University Press, London. Cramp S. & C.M. Perrins 1994. Handbook of the birds of Europe, the Middle Eastand North-Africa, vol. Vlll. Oxford University Press, London. Cramp S. & C.M. Perrins 1994. Handbook of the birds of Europe, the Middle Eastand North-Africa, vol. IX. Oxford University Press, London. Deelder C, 1949. On the autumn migration of the Scandinavian Chaffinch Fringilla coelebs L. Ardea 37: 1 -88, Deelder C. & L. Tinbergen. 1947. Waarnemingen over de vlieghoogte van trekkende Vinken Fringilla coelebs L. en Spreeuwen Sturnus vulgaris L. Ardea 35: 45-78. Deppe H.J. 1982. Schleifenzug bei Skandinavischen Ringdrossel Turdus t torquatus. Vogelwarte 31: 428-435. Dingle H. 1996. Migration; biology on the move. Sinhauer, Illenois. Dirksen S., A.L. Spaans & J. van der Winden. 1995. Nachtelijke trek en vlieghoogtes van steltlopers over de noordelijke havendam van Umuiden, voorjaar 1995. Rapport 95.26, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. van Dobben W. H. 1953. Bird migration in the Netherlands. Ibis 95: 212234. Eastwood E. 1967, Radar ornithology. Menthuen, London. Evans P.R. 1966. An approach to the analysrs of visible migration and a comparisosn with radar observations. Ardea 54:14-44. Génsbol B, 1996. Roofvogels van Europa, Noord-Afrika en het MiddenOosten. Schuyt & Co., Haarlem. Gibbons D.W., J.B, Reid & R.A. Chapman. 1993. The new atlas of breeding birds in Britain and Ireland: 1988-1991. Poyser, London. Gromadzka J., 1989. Breeding and wintering areas of Dunlin migration through southern Baltic. Orn. Scand. 20:132-144. Harengerd M.r W. Prünte & M. Speekman. 1972. Zugphanologie und Status der Umikolen in den Riesenfelder der Stadt Munster. Vogelwelt 94:81-118,121-146.
56
Hustings M.F.J., R.G.M. Kwak, P.F.M. Opdam & MJ.S.M. Reijnen. 1985. Vogelinventarisatie: achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. Natuurbeheer in Nederland III. PUDOC/Vogelbescherming, Wageningen/Zeist. Imboden C. 1974. Zug, Fremdansiedlung und Brutperiode des Kiebitz in Europa. Om. Beob. 71: 5-134. Jellmann J. 1977. Radarbeobachtungen zum Frühjahrszug über Nordwestdeutschland und den südliche Nordsee im April und Mai 1971. Vogelwarte 29:135-149. Jellmann J. 1979. Flughöhen ztehender Vogel in Nordwestdeutschland nach Radarmessungen. Vogelwarte 30:118-134. JukemaJ. & U. Rijpma. 1997. Populatiesamenstelling van overwinterende Kauwen Corvus monedula in Noord-Friesland. Limosa70: 61-66. KerÜnger P. 1989. Flight strategies of migrating Hawks. University of Chicago Press, Chicago. Klomp H. 1956. The altitude of Chaffinch migration. Ardea 44: 235-239. Lack D. 1959. Migration across the southern North Sea studied by radar, part 1, survey throughout the year. Ibis 101: 209-234. Lack D. 1962. Migration across the southern North Sea studied by radar, part 2, the spring departure 1956-1959. Ibis 104: 26-57. Lack D. 1962. Migration across the southern North Sea studied by radar, part 3, movements in june and ju!y. Ibis 104: 74-85. Lack D. 1963. Migration across the southern North Sea studied by radar, part 4, autumn. Ibis 105: 1-54. Lack D. 1963. Migration across the southern North Sea studied by radar, part 5, movements in august, winter en spring, and conciusions. Ibis 105:461-492. Lack P. 1986. The atlas of wintering birds in Britain en Ireland. Poyser, Calton. Lensink R. 1985. Verloop van de trek overdag in Twente, 17-24 oktober 1984. Rapport project Klu/LWVT nr. 4, Klu, Den Haag. Lensink R. 1986. Trekpatroon van Merel Turdus meruia, Zanglijster T. phllomelos en Koperwiek T. iliacus gedurende het etmaal. Limosa 59: 4042. Lensink R. 1996a. 33 Koperwieken ZW 4. Wet. Med. 217. KNNV, Utrecht. Lensink R. 1996b. De opkomst van exoten in de Nederlandse avifauna; verleden heden en toekomst. Limosa 69:103-130. Lensink R. 1996c. Vreemde vogels in de Nederlandse avifauna: verleden, heden en wat voor een toekomst, Vogeljaar 44:145-164, Lensink R. & V.M. van den Berk 1996. Rosse Stekelstaarteend en Nijlgans in Nederland, zijn deze uitheemse soorten een bedreiging? Werkdocument IKC-Natuurbeheer nr. w-106. IKC-Natuurbeheer, Wageningen. Lensink R., S. Dtrksen & J. van der Winden 1997. De betekenis van de Nederlandse grasland Ecosystemen voor de Smient Anas peneiope. Smient. In J. van der Winden, W.A. Teunissen & M. Engelmoer (eds.). Niet-broedende watervogels in nederlandse grasland-ecosystemen. Werkdocument IKC Natuurbeheer nr. W-122. !KC, Wageningen.
57
Lensink R. & R. Kwak. 1995. The number of birds in broadfront migration in autumn over the Netherlands compared to results of monitoring schemes of breeding birds in Northern Europe. In: W. Hagemeijer & T. Verstrael (eds.). Bird Numbers 1992. Proc. 12th Int. Confer. of IBCC and EOAC, p. 319-334. SOVON/CBS, Beek-Ubbergen/Voorburg. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1983. Verslag van de simultaantellingen in najaar 1981. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1984a. Verslag van de simultaantellingen in voorjaar en najaar 1982. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrekteilen). 1984b. Verslag van de simultaantellingen in najaar 1983. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1985a. Verslag van de simultaantellingen in voorjaar 1983 en 1984. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1985b. Verslag van de simultaantellingen in najaar 1984. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1987. Verslag van de simultaantellingen in najaar 1985. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1988. Verslag van de simultaantellingen in voorjaar 1986. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1990a. Verslag van de simultaantellingen in najaar 1986. LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1990b, Verslag van de simultaantellingen in voorjaar 1987, LWVT, Arnhem. LWVT (Landelijke Werkgroep Vogeltrektellen). 1992. Verslag van de simultaantellingen in najaar 1987. LWVT, Arnhem. Martin G. 1990. Birds by night. Poyser, London. Mascher J.W., B.O. Stolt & L. Wallin. 1962. Migration in spring recorded by radar and field observations in Sweden. Ibis 104: 205-215. Meininger P.L. & G. Slob. 1983. Het voorkomen van de Bonte Kraai Corvus corone cornix in het Deltagebied in 1973-82. Limosa 56: 243-247. Meininger P.L. & P. Wolf. 1996. Vogeltrek langs Breskens, een introductie. Rapport, Meininger, Vlissingen. Meininger P.L. & P. Wolf. 1997. Vogeltrek langs Breskens, 1996. Rapport, Meininger, Vlissingen. Mostert K. (red.) 1989. Vogeltrektellingen in het Westduinpark en te Monster in 1985. Rapport, Vogel werkgroep Kijkduin, Monster. Mostert K. & D. Laponder. 1988. Opmerkelijke vogeltrek tijdens oostelijke winden in najaar 1987, Monster en Westduinpark (Den Haag). Vogeljaar 36: 204-213. Myres M.T. 1964. Dawn ascent and re-orientation of Scandinavian thrushes turdus spec. migrating at night overthe northeastern Atlantic Ocean. Ibis 106: 7-51. Osieck E.R. & F. Hustings. 1994. Rode Lijst van bedreigde soorten en Blauwe Lijst van belangrijke soorten in Nederland. Technisch Rapport nr. 12, Vogeibescherming, Zeist. Piersma T. & S. van de Sant. 1992. Pattern and predictability of potential wind assistance for waders and geese migrating from West-Africa and the Waddensea to Siberia. Ornis Svecica 2: 55-66.
58
Platteeuw M., N.F. van der Ham & J. E. den Ouden. 1994. Zeetrektellingen in Nederland in de jaren tachtig. SULA 8:1-206 (special issue). Richardson W.J. 1976. Autumn migration over Puerto Rico and the western Atlantic. Ibis: 118: 310-331 Richardson W.J. 1978. Timing and amount of migration in relation to weather: a riview. Oikos 30: 224-272. Riddiford N. & P. Rndley. 1981. Seasonal movements of summer migrants. BTOguide18. BTO, Tring. Reijnders R. 1995. Berichten van de vinkenbaan. Winterkoning 30: 49-52. Rose P.M, 1995. Western Palearctic and South-West Asia waterfowl census 1994. IWRB, Slimbridge. Rose P.M. & D.A. Scott. 1994. Waterfowl population estimates. IWRB publ.29. IWRB, Slimbridge. Smit C & Wolff W. 1981. Birds of the Waddensea. Balkema, Rotterdam. Snow D. 1953. Visible migration in the British Isles: a review. Ibis 95: 242270. SOVON (red.) 1987. Atlas van de Nederlandse vogels. SOVON, Arnhem. Speek B.J. & G. Speek. 1984. Thieme's vogeltrekatlas. Thieme, Zutphen. Tinbergen L 1949, Vogels onderweg. Scheltema & Holkema, Amsterdam. Tinbergen L. 1956, Vogels onderweg. Thieme, Zutphen. Tucker G.M. & M.F. Heath. 1994. Birds in Europe-. their conservation status. BirdLife conservation series no. 3. BirdLife International, Cambridge. van Westrienen R. 1989, Vogeltrek Breskens. In F.L. Tombeur & M. Buisse (red.). Vogels tussen Zwin en Saeftinghe, p. 55-63. Natuur- en recreatieschap , Middelburg. Wilcock J. 1964. Radar and visible migration in Norfolk, England: a comparison. Ibis 106:101-109. van der Winden J.F G.W.N.M. van Moorsel & S. Dirksen. 1997. Near Shore Windenergie, voorstudie locatie selectie: effecten op vogels, bodemorganismen, vissen en zeezoogdieren. Rapport 97.15, Bureau Waardenburg, Culemborg. Zink G. 1977. Der Zug europa"ischer Singvögel, band I. Vogeizug-Verlag, Möggingen. Zink G. 1985. Der Zug europaischer Singvögel, band II. Vogelzug-Verlag, Möggingen. Zink G. & F. Bairlain. 1995. Der Zug europaischer Singvögel, band III. Vogelzug-Verlag, Möggingen. Zuur B. 1984. Nearest neighbour distances in day and night migrating birds, astudy using stereophotography. Vogelwarte 32: 206-218.
59
Bijlage 1. Overzicht van soorten die in deje verkenning zijn uitgewerkt, en soorten die niet zijn uitgewerkt omdat het standvogels of echte zeevogels zijn, zie § 3.1.
1 soort uitgewerkt in bijlage 2, tabel 1 en 2 4 soort alteen uitgewerkt in bijlage 2J standvogel
uitgewerkt in deze studie
1 fuut 4 roodhalsfuut 4 kuifduiker 1 geoorde fuut 1 dodaars 1 aalscholver 4 roerdomp 4 woudaapje 4 kwak
2 Chileense flamingo 2 zwarte zwaan 2 zwaangans 2 nljlgans 2 muskuseend 2 carolinaeend 2 mandarijneend
4 4 1 1 4
2 2 2 2 2
kleine zilverreiger grote zilverreiger blauwe reiger purperreiger zwarte ooievaar 4 ooievaar 1 lepelaar 1 knobbelzwaan 1 kleine zwaan 1 wilde zwaan 1 toendrarietgans 1 taigarietgans 1 kleine rietgans 1 kolgans 4 dwerggans 1 grauwe gans 4 indlsche gans 4 sneeuwgans 1 Canadese gans 1 brandgans 1 rotgans 4 rood halsgans 4 casarca 1 bergeend 1 smient 1 krakeend 1 wintertaling 1 wilde eend 1 pijlstaart 1 zomertallng 1 slobeend 4 krooneend 1 tafeleend 4 witoogeend 1 kuifeend 1 toppereend 1 brildulker 1 nonnetje i middelste zaagbek 1 grote zaagbek 4 rosse stekelstaarteend 1 wespendief 4 zwarte wouw "4l rode wouw 4 zeearend 1 bruine klekendief 1 blauwe kiekendief 4 grauwe kiekendief _1jsperwer 1 buizerd 4 ruigpootbulzerd 1 visarend 1 torenvalk 4 roodpootvalk 1 smelleken 1 boomvalk 4 slechtvalk 1 kwartel
2 europese flamingo
2 havik patrijs fazant turkse tortel halsband parkiet steenuil 2 bosuil 2 groene specht 2 zwarte specht 2 kleine bonte specht 2 kulfleeuwerik 2 matkop 2 glanskop 2 matkop 2 kuifmees 2 boomklever 2 ekster 2 zwarte kraai 2 raaf 2 huismus
—
echte zeevogel
3 roodkeelduiker 3 parelduiker 3 IJsduiker 3 noordse stormvügel 3 grauwe pijlstormvogel 3 noordse pijlstormvogel 3 vaal stormvogeltje 3 ian van gent 3 kuifaal scholver 3 eldereend 3 ijseend 3 zwarte zeeeend 3 grote zeeeend 3 rosse franjepoot 3 middelste jager 3 kleine Jager 3 kleinste jager 3 grote jager 3 vorkstaartmeeuw 3 drieteenmeeuw 3 noordse stern 3 zeekoet 3 alk 3 zwarte zeekoet 3 kleine alk 3 papegaaiduiker
„„
Bijlage 1. Overzicht van soorten die in deze verkenning zijn uitgewerkt, en soorten die niet zijn uitgewerkt omdat het standvogels of echte zeevogels zijn, zie g 3.1. 1 soort uitgewerkt in bijlage 2, tabel 1 en 2 4 soort alteen uitgewerkt in bijlage 2 uitgewerkt in deze studie uitgewerkt in deze studie 1 waterral 4 porseteinhoen 1 kwartelkoning 1 waterhoen 1 meerkoet 1 kraanvogel 1 scholekster 4 steltkluut 1 <1uut 1 Kleine plevter 1 bontbekplevier 4 strandplevier 1 morinelplevier 1 goudplevier 1 zilverplevier 1 kievit 1 kanoetstrandloper 1 drieteen strandloper 1 kleine strandloper 1 temmincks strandloper 1 krombekstrandloper 1 paarse strandloper 1 bonte strandloper 1 kemphaan 1 bokje 1 watersnip 1 houtsnip 1 grutto 1 rossa grutto 1 regenwulp 1 wulp 1 zwarte ruiter 1 tureluur 4 poelruiter 1 groen pootruiter 1 witgatje 1 bosruiter 1 oeverloper 1 steenioper 4 grauwe franj'epoot 4 zwartkopmeeuw 1 dwergmeeuw 1 kokmeeuw 1 storm mee uw 1 Werne mantelrrteeuw 1 zilvermeeuw 4 geelpootmeeuw 4 grote burgemeester 1 grote mantelmeeuw _4j reuzenstem 1 grote stern 1 vlsdief 1 dwergstern 1 zwarte stern 4 witvleugelstern 1 holenduif 1 houtduif 1 tortelduif 1 koekoek 1 ransuil 1 velduil _4| nachtzwaluw V gierzwaluw 4 ijsvogel 4 bijeneter
4 1 4 1 1
.
r
hop
grote bonte specht draafhals boomleeuwerik veldleeuwerik 4 strandleeuwerik 1 oeverzwaluw 1 boerenzwaluw 1 huiszwaluw 4 grote pieper 4 duinpieper 1 boompieper 1 graspieper 4 roodkeelpieper 1 waterpieper 1 oeverpieper 1 gele kwikstaart 4 grote gele kwikstaart 1 witte kwikstaart 1 pestvogel 4 waterspreeuw 1 winterkoning 1 heggemus 1 roodborst 1 nachtegaal 1 blauwborst 1 zwarte roodstaart 1 gekraagde roodstaart 1 paapje 1 roodborsttapuit 1 tapuit 1 beflijster 1 merel 1 kramsvogel 1 zanglijster 1 koperwiek 1 grote lijster i sprinkhaanrietzanger 4 snor 1 rfetzanger 1 bosrieteanger 1 kleine karekiet 4 grote karekiet 1 spotvogel 1 braarosluiper 1 grasmus 1 tuin fluiter 1 zwartkop 4l bladkoning 1 fluiter 1 tjiftjaf 1 fitis 1 goudhaantje 1 vuurgoudhaantje 1 grauwe vliegenvanger 1 bonte vliegenvanger 1 baardmannetje 4 staartmees 1 zwarte mees pimpelmees koolmees ~4| boomkruiper 1 taigaboomkruiper 4 buidelmees 4 wielewaal 4 grtuwe klauwier
~ïl -U
uitgewerkt in deze studie
4 klapekster 1 Vlaamse gaai 1 notenkraker
1 kauw 1 roek
4 bonte kraai 1 spreeuw ringmus 1 vink 1 keep 4 europese kanarie 1 groenllng 1 putter 1 sijs 1 kneu 1 frater 1 barmsijs 1 kruisbek 4 raodmus 1 goudvink 1 appelvink 1 Ijsgors 1 sneeuwgors 1 geelgors 1 ortolaan 1 rietgors 4 grauwe gors
T
Bijlage 2 Basisinformatie over aantal vogels in trekroutes In deze bijlage zijn alleen soorten opgenomen die (gedeeltelijk) trekvogel zijn; zie verder bijlage 1. Kolom 1 soort; Kolom 2 route; de ligging van routes is verantwoord in § 3.2 en gevisualiseerd in figuur 3.3. Er zijn 10 trekroutes onderscheiden: 1 Groenland/IJsland - West-Europa 2 Groenland/IJsland - Zuidwest-Europa (Afrika) 3 Noord-Europa - West-Europa 4 Noord-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) 5 Continentaal West-Europa - Zuidwest-Europa (Afrika) 6 Noordoost-Euro pa (Rusland) - West-Europa 7 Midden-Europa - West-Europa 8 West-Europa - Zuidoost-Europa (Afrika) 9 Groot-Brittannië - Zuidwest-Europa (Afrika) 10 Noordoost-Europa (Rusland) - Zuidoost-Europa (Afrika) Kolom 3 schatting aantal vogels in route; het aantal vogels is gegeven als aantal of als aantalsklasse. De volgende klasseindeling is gebruikt:
kl 1 kl2 kl 3
0-100 101-1.000 1.001-10.000
kl 4
10.001-100.000
kl s
ioo.ooi-i.ooo.ooo
kIS kl 7
1.000.001-10.000,000 10.000.001 -100.000.000
Kolom 4 schatting aantal vogels in route is afgeleid van; de schattingen over het aantal vogels in een route zijn op twee manieren tot stand gekomen 1 op basis van een schatting van de omvang van de broedpopulatie 2 op basis van tellingen van doortrekkende of overwinterende vogels . Tenzij uit de beschikbare literatuur andere informatie naar voren kwam, zijn in geval van de broedpopulatie drie groepen broedvogels onderscheiden: • vogels met gemiddeld 1 jong aan het begin van de trektijd. Dit zijn vooral de grotere soorten (groter dan duif en kievit), (1-1); • vogels met gemiddeld 2 jongen aan het begin van de trektijd. Dit zijn vooral de middelgrote soorten (lijsterachtigen), (1-2); • vogels met gemiddeld 3 jongen aan het begin van de trektijd. Dit zijn vooral de kleine soorten (vinkachtigen en mezen), (1-3). Kolom 5 aard beschikbare informatie over aantal vogels in route; voor iedere route is aangegeven hoe de kwaliteit van de beschikbare informatie over het aantal vogels in de route is beoordeeld. Er zijn vier categoriën onderscheiden: • goed: op basis van tellingen in het hele verspreidingsgebied (voornamelijk in de winter, is een uitstekend beeld opgebouwd over de omvang van de populatie en het gebruik van trekroutes binnen het verspreidingsgebied door deze populatie. • redelijk: er is een goed beeld van de omvang van de populatie maar het gebruik van trekroutes is alleen op hoofdlijnen bekend. • slecht: er is een grove schatting van de omvang van de broedpopulatie of winterpopuiatie bekend terwijl het gebruik van de (verschillende) route(s) alleen op hoofdlijnen bekend is. • zeer slecht er is nauwelijks een betrouwbare schatting van de omvang van de broedpopulatie bekend en de kennis over het gebruik van de (verschillende) route(s) bevat hiaten.
Kolom 6 bronnen; geraadpleegde bronnen voor de feiten en het inzicht in de omvang van broed-, trek- en wintervogelaantallen. Voor de minder algemene soorten si ook gebruik gemaakt van Tucker & Heath (1994).
Bijlage 2
2
1
3
4
5
Route(s)
Soort fuut fuut fuut roodhalsfuut roodhalsfuut
Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels in route afgeleid van Aard beschikbare Informatie over aantal vogels in route Belangrijkste bronnen 3 Cramp &Simmons.1977, Altenburgetal, 1997 kl4 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburgetal. 1997 4 kl4 1-1 slecht kl 4 Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 6 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenbu rg et al. 1997 3 kl2 1-1 slecht kl4 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 6 kl 2 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 1 kl 2 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburgetal. 1997 3 kl 2 1-1 slecht 6 Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al, 1997 6 kl4 kl 4 1-1 siecht Cramp & Siminons 1977, Altenburg et al, 1997 e kl 5 1-1,2 goed Altenburgetal. 1997, van Eerden &Cregersen 1995 4 1-1 redelijk kl 1 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 3 kl -1 1-1 redelijk 4 Cramp & Simmons 1977 kl 3 1-1 redelijk 6 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 B kl 1 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1977 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1977 5 kil kl 1 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1977 5 8 kl 1 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1977 1-1 redelijk 3 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 kl4 kl 4 4 1-1 redelijk Cramp it Simmons 1977 5 2000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 kl 2 1-1 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 5 kl 2 1-1 goed Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 5 2000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al, 1997 5 kl 3 2 redelijk Cramp 4 Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 3 kl 2-3 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 kl 2-4 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 e 20.000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 6 2 goed 17.000 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 1 kl 1 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 3 24.000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Laek 1986, Altenburg et al. 1997 e kl 3 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 3 2 goed 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 6 kl5 kl 4 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 e 100.000 2 goed 2 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 3 33.000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 1 16-17.000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 6 400-600.000 2 goed Cramp & Simmons 1977 Altenburg et al. 1997 kl 1 2 goed 3 Cramp & Simmons 1977, SOVON 1987 100.000 2 goed 1 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 4 100.000 2 goed Cramp & Simmons 1977 Altenburg et al. 1997 4 kl1 2 slecht SOVON 1987, Lensink 1996, 2 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, SOVON 1987 k!1 2 goed 3 kl4 2 goed Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997, SOF 1989. 1 25.000 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 3 2 goed 12.000 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 2 goed 6 138.000 Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 1 2 goed 12.000 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 2 goed 3 5.000 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 2 goed Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 6 250.000 Cramp & Simmons 1977, SOVON 1987 6 kl1 2 goed 8 kl 1 2 slecht Cramp & Simmons 1977, SOVON 1937 kl 4 2 goed Cramp & Simmons 1977, Lack 1986 4 kl 5 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 2 goed kl 4 3 2 goed Cramp & Simmons 1977, Rose 1995, Altenburg et al. 1997 2 goed kl 5 Cramp & Simmons 1977, Rose 1995, Altenburg et al. 1997 4 kl 5 2 goed 6 Cramp & Simmons 1977, Rose 1995, Altenburg et al. 1997 kl 2 1 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Uck 19S6, Altenburg et al. 1997 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 4 W3 2 redelijk 6 k!4 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 kl 5 2 redelijk 4 Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 kl 5 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 6 2 redelijk 4 kl5 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 2 redelijk kl € Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 e
e
Bijlage 2
2
1
3
4
5
ROute(s)
Soort pijlstaart pijlstaart pijlstaart pijlstaart pijlstaart zomertaling zomertaling zomertaling slobeend slobeend krooneend tafeleend tafeleend witoogeend kuifeend kuifeend kuifeend toppereend sppereend toppereend brilduiker arildulker nonnetje non netje middelste zaagbek grote zaagbek grote zaagbek rosse stekelstaarteend wespendief wespendief zwarte wouw rode wouw rode wouw zeearend bruine klekendief bruine kiekendief blauwe kiekendief grauwe kiekendief grauwe kiekendief sperwer buizerd ruigpootbuizerd visarend visarend torenvalk torenvalk roodpootvalk smelleken smelleken boomvalk boomvalk slechtvalk slechtvaSk kwartel kwartel waterral waterral waterral porseleinhoen kwartelkoning kwartelkoning kwartelkoning waterhoen waterhoen waterhoen
I
Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels In route afgeleid van Aard beschikbare informatie over aantal vogels in route Belangrijkste bronnen kl 2 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al, 1997 1 2 goed kl 2 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 2 2 goed ki 4 2 goed 3 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 4 kl 3 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 2 goed kt 4 6 Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al, 1997 2 goed 4 kl 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 kl 4 2 slecht Cramp & Simmons 1977, Altenburg et a), 1997 6 9 kl 2 2 goed Cramp & Simmons 1977, Gibbons et al. 1993 4 kU 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 6 kt 4 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 2 redelijk 2 redeli(k Cramp & Simmons 1977, Altenburg et al. 1997 5 kl 1/2 kl4 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 4 kl 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 e Cramp & Simmons 1977 2 redelijk kli 7 kIS Cramp & Simmons 1977, Lack 198(5, Altenburg et al, 1997 2 redelijk 4 6 kJ4 2 redelijk Cramp & Simmons 1377, Altenburg-et al. 1997 k!4 2 redelijk 9 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al, 1997 1 kl 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 kl4 3 Cramp & Simmons 1977, Laek 1986, Altenburg et al, 1997 2 redelijk kIS 6 Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al, 1997 2 redelijk 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 kIS kl 5 6 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 kl 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 3 2 redelijk 6 Cramp & Simmons 1977, Altenburgetal. 1997 k!3 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 kl4 kl 4 2 redetijk Cramp & Simmons 1977, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 3 kl 4 6 2 redelijk Cramp & Simmons 1977, Altenburgetal. 1997 Lensink & van den Berk 1996 9 2 redelijk wa 4 Cramp & Simmons 1977, Gensbol 1996 1-1 redelijk kl4 kl 1 9 Cramp & Simmons 1977, Censbol 1996, Gibbons et al. 1993 1-1 redelijk kl 3 Cramp & Simmons 1977, Gensbol 1996 5 1-1 redelijk 4 kl 2 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 kl 3 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 5 3 kl 1 2 goed Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 4 kl4 1-1 redelijk 9 Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbo! 1996 1-1,2 redelijk kli kl 3 3 1-1,2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 kt 3 4 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 kl 1 Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 9 1-1 redelijk kl 4 4 1-1,2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 kl 4 1-1,2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 4 3 Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 kl3 2 redelijk 4 kl 4 Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 1-1 redelijk 1-1,2 goed Cramp & Simmons 1980, Gibbons et al, 1993 9 kl 4 1-2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 4 9 kl 3 1-2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 8 1-2 slecht Cramp & Simmons 1980, Gensbot 1996 kl 1-3 1 Cramp & Simmons 1980, Censbol 1996 1-2 redelijk wa 1-2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbot 1996 kl4 4 4 Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 kl 3 1-2 redelijk kl 3 1-2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Gensbol 1996 9 kl 1 Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 3 1-1 redelijk 4 Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Gensbol 1996 kl2 1-1, redelijk 5 1-1 slecht Cramp & Simmons 1980, SOVON 1987 kh-3 kl 2-3 Cramp & Simmons 1980, Gibbons et al. 1993 1-1 slecht 9 4 1-1 slecht Cramp & Simmons 1980, Lack 1986 kl4 zeer slecht Cramp & Simmons 1980 6 kl? zeer slecht Cramp & Simmons 1980 7 kl? 1-2 zeer slecht Cramp & Simmons 1980 kl2-3 8 4 Cramp & Simmons 1980, SOVON 1987 kl2 1-2 slecht 7 Cramp & Simmons 1980, SOVON 1987 kl? 1-2 slecht 9 1-2 slecht Cramp & Simmons 1980, Gibbons et al. 1993 kl3 3 kl 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 19{I6 kl4 2 redelijk Cramp Si Simmons 1980, Altenburgetal. 1997 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Altenburg et al. 1997 6 kU
!
' :
\
Bijlage 2
2
1
3
4
5
Route(s)
Soort meerkoet meerkoet kraanvogel scholekster scholekster scholekster scholekster steltkluut kluut kluut kleine plevler kleine plevier bontbekplevier bontbekplevier bontbekplevier strandplevler morinelplevter morlnelplevler goudplevler goudplevier goudplevier goudplevler zilverplevler kievit kievit kievit kievit kanoetstrandloper kanoetstrandloper drieteenstrandloper drieteenstrandloper kleine strandtoper kleine strandtoper temmincks strandtoper krombekstrandloper paarse strandtoper paarse strandtoper paarse strandtoper bonte strandloper bonte strandloper bonte strandtoper bonte strandloper kemphaan kemphaan kemphaan kemphaan kemphaan bokje bokje watersnip watersnip watersnip watersnip houtsnip houtsnip houtsnip grutto grutto rosse grutto rosse grutto regenwulp regenwulp wulp wulp wulp wulp
,
Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels in route afgeleid van Aard beschikbare informatie over aantal vogels In route Belangrijkste bronnen 4 kt 5 Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 2 redelijk 6 kl4 2 redelijk Cramp & Simmons 1980, Lack 1986, Altenburg et al. 1997 kl 4 4 Cramp & Simmons 1980 2 redelijk kl 4 1 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986, 1-1 redelijk kl 4 1-1 redelijk Cramp Si Simmons 1983, Altenburg et al. 1997, Lack 1986 3 kl 4 Cramp & Simmons 1983, Rose & Scott 1994 4 2 redelijk kl 4 6 Cramp & Simmons 1983, Rose & Scott 1994 2 redelijk Cramp & Simmons 1980 kl 1 1-1 redelijk 5 kl 4 4 2 goed Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986, 1-1 goed 9 kl2 kt 4 Cramp & Simmons 1983, SOVON 1987 5 2 redelijk kl 3 9 2 redelijk Cramp & Simmons 1983 kt 4 2 redelijk 2 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986, W3-4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 4 kl3-4 Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 6 2 redelijk kl 3 Cramp & Simmons 1983 5 2 goed 2 goed Cramp & Simmons 1983 4 kl4 1-1 goed Cramp & Simmons 1983, Gibbons et al. 1993 9 kl3 2 goed 2 kl5 Cramp & Simmons 1983 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Altenburgetal. 1997 kl 5 2 redelijk Ó Cramp & Simmons 1983, Altenburgetal. 1997 kl4 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 9 W4 1-1,2 goed 2 redelijk 10 Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997, Lack 1986 kl5 1-1 redelijk Cramp & Simmons 1963, Lack 1986 3 W5 4 kl 5 Imboden 1974, Cramp & Simmons 1983 1-1 redelijk kl 5 Imboden 1974, Cramp & Simmons 1983 redelijk 6 Imboden 1974, Cramp & Simmons 1983 7 kl4 i ^ redelijk 1 kl 5 2 goed Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 10 2 goed Cramp & Simmons 1983 kl 5 2 slecht 2 kl4 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl4 2 slecht 10 Cramp & Simmons 1983 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 M3 10 2 redelijk kl3 Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 4 k!4 1-2,2 slecht Cramp & Simmons 1983 10 2 redelijk Cramp & Simmons 1983 k!4 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl4 i 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Rose & Scott 1994. k!3 3j 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Rose & Scott 1994. kl 2 e 2 kl 5 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997, Lack 1986 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 3 kis 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 6 kl 5 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kIS 1£ 3 kl 3 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 2 goed 4 kl 5 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl 4 Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 2 redelijk e 2 redelijk 10 Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 W3 kl 2 9 1-2,2 goed Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl 4 1,2 zeer slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 3 4 kl 4 1,2 zeer slecht SOVON 1987, Altenburg et al. 1997, Cramp & Simmons 1983 1 Cramp & Simmons 1983 kl 5 1,2 slecht kl 6 3 Cramp & Stmmons 1983 1,2 slecht kl 6 1,2 slecht 4 Cramp & Simmons 1983 6 Cramp & Simmons 1983 W5 1,2 slecht kt 5 3 1-1 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 4 kt 4 1-1 slecht Cramp 4 Simmons 1983 6 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 ktS 1-1 slecht 2 kt 4 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 1-1 goed 5 ' kt 5 1-1 goed SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl 4 6 Lack 1986, SOVON 1987, Cramp 1983 2 goed 10 2 goed Cramp & Simmons 1983 kl5 2 goed Cramp & Simmons 1983, Laek 1986 kis 2 goed 10 SOVON 1987, Cramp Si Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kis 2 goed kl 5 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 4 2 goed SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl4 SOVON 1987, Cramp 8. Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl4 2 goed e kl 5 goed Cramp &Simmons 1983, Lack 1986 9
6
Bijlage 2
2
1
3
4
5
R
Route(s)
Soort zwarte ruiter tureluur :ureluur tureluur tureluur poelruiter gfoenpootruiter groenpootruiter witgatje josruiter oevertoper oeverloper steenloper steenloper steenloper steenloper grauwe franjepoot zwartkopmeeuw dwergmeeuw dwergmeeuw tokmeeuw kokmeeuw kokmeeuw «kmeeuw
stormmeeuw stormmeeuw stormmeeuw
torteldutf koekoek koekoek ransuil ransuil ransuil velduil veldull nachtzwaluw nachtzwaluw gierzwaluw gierzwaluw ijsvogel ijsvogel
Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels in route afgeleid van Aard beschikbare informatie over aantal vogels in route Belangrijkste bronnen 4 kl 4 2 redelijk SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 1 2 redelijk k(5 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl 5 4 2 redelijk SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl 5 2 redelijk SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 6 kl4 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 9 2 redelijk kl 1 SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983 4 slecht 4 kl 5 2 slecht SOVON 1987, Cramp 4 Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 9 kl 2 1-2,2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 4 k!4 1-1 slecht Cramp & Simmons 1983, La.ck 1986 kl 6 1,2 slecht 4 SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 4 SOVON 1987, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl 6 1,2 slecht 9 Gibbons et al, 1993, Lack 1S86, Cramp & Simmons 1983 kl4 1-2,2 redelijk 2 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl4 kl 4 2 redelijk Lack 1986, Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 3 2 redelijk 4 kl4 Lack 1986, Cramp & Slmmons 1983, Altenburg et al. 1997 6 kl 4 2 redelijk Lack 1986, Cramp & Simmons 1983, Altenburgetal. 1997 kl 2 2 zeer slecht Cramp & Simmons 1983 8 kl 2 5 1-2 redelijk Cramp & Simmons 1983, SOVON 1987 3 kl 3 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl 4 10 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Altenburgetal. 1997, Lack 1986 3 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl6 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997, Lack 1986 kl6 kl 5 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 e kl 4 7 Cramp & Simmons 1983, Altenburg et at. 1997, Lack 1986 1-1,2 slecht 1 k!2 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 3 kl6 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 6 1 kl4 2 slecht Cramp & Simmons 1983 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 3 1(14 2 redelijk kl 5 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 9 Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl 5 2 redelijk kl 4 3 Cramp & Simmons 1983, Uck 1986 2 slecht 6 kl 3 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 9 kl 3 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 kl 2 2 slecht 5 1 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 M2 kl 1 3 2 slecht Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 3 kl4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Lack 1986 4 2 redelijk Cramp & Simmons 1983, Altenburg et al. 1997 kl4 4 kl 2 2 redelijk Cramp & Simmons 1983 4 kt 4 1-1 redelijk Gibbons et al. 1993, Lack 1986, Cramp & Simmons 1983 1-1 redelijk Gibbons et al. 1993, Lack 1986, Cramp & Simmons 1983 9 kl4 4 Gibbons et al. 1993, U K * 1986, Cramp & Simmons 1983 k!5 IMi redelijk 1-1 redelijk 9 Gibbons et al. 1993, Lack 1986, Cramp & Simmons 1983 kl4 4 kl 3 1-1 redelijk Gibbons et al. 1993, Lack 1986, Cramp & Simmons 1983 9 kl 3 1-1 redelijk Cibbonsetal. 1993, Lack 1986, Cramp & Simmons 1983 kl 2 4 Cramp & Simmons 1983 2 redelijk Cramp & Simmons 1983 10 kIS 2 redelijk 5 Cramp & Simmons 1983, SOVON 1987 kl 1 2 slecht kIS 4 Cramp 1983, Lack 1986 1-1 slecht 4 Cramp 1985 1-1 slecht kl 6 kl 4 Cramp 1985, SOVON 1987 5 1-1 slecht kl 5 Gibbons et al. 1993 9 "Til slecht kl4 4 1-1 slecht Cramp 1985 kl 4 9 1-1 slecht Gibbons et al. 1993 kt 3 3 1-1,2 slecht Lack 1986 Cramp 1985 4 1-1 slecht kl 3 6 kl 1-3 1-1,2 slecht Cramp 1985 kl 3 Lack 1986, Cramp 1985 3 1-1,2 slecht kl 3 Lack 1986, Cramp 1985 1-1 slecht 4 Cramp 1985, SOVON 198? 4 kl3 1-2 slecht kl 3 9 1-2 slecht Cramp 1985 kl 5 1-2 slecht 4 Cramp 1985 kl 5 1-2 slecht Cramp 1985, Gibbons et al. 1993 9 kl 2 4 1-3 zeer slecht Cramp 1985 kl 2 G 1-3,2 zeer slecht Cramp 1985
;
; ! I !
\
! '
:
' '
!
;
'
Bijlage 2
2
1
3
4
5
Routefe)
Soort bijeneter 1Op grote bonte specht draaihals draaihals boomleeuwerik boomleeuwerik boomleeuwerik veldleeuwerik veldteeuwerlk veldteeuwerik strand leeuwerik strand leeuwerik oeverzwaluw
oeverzwaluw joerenzwaluw Merenzwaluw nuiszwaluw
Mszwaluw grote pieper duinpieper boompieper aoompleper graspleper graspleper graspieper roodkeelpleper waterpieper oeverpieper oeverpieper gele kwikstaart gele kwikstaart grote gele kwikstaart grote gele kwikstaart grote gele kwikstaart witte kwikstaart witte kwikstaart witte kwikstaart pestvogel pestvogel pestvogel waterspreeuw
waterspreeuw winterkoning winterkoning winterkoning heggemus roodborst roodborst roodborst nachtegaal nachtegaal blauwborst zwarte roodstaart zwarte roodstaart gekraagde roodstaart gekraagde roodstaart paapje paapje roodborsttapuit roodborsttapuit tapuit tapuit taputt beflijster beflijster
Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels in route afgeleid van Aard beschikbare informatie over aantal vogels In route Belangrijkste bronnen 5 kH 2 slecht Cramp 1985, SOVON 1987 kl 1 2 slecht 5 Cramp 1985, SOVON 1987 4 kl 1-4 1-2 slecht Cramp 1985 4 1-2 slecht kt 2 Cramp 1985 9 kl 2 1-2 slecht Cramp 1985, Gibbons et at. 1993 4 kl -4 1-2 slecht Cramp 1988 kl 2 6 1-2 slecht Cramp 1988 9 kl 2 1-2,2 slecht Lack 1986, Gibbons et al. 1993 3 kl6 1-2,2 slecht Lack 1986, Cramp 1988 4 kl6 Cramp 1988 1-2 slecht kl ó 6 Lack 1986, Cramp 1988 1-2,2 slecht kl 2 3 1-2,2 zeer slecht Lack 1986, Cramp 1988, SOVON 1987 kl 2 6 1-2,2 zeer slecht Lack 1986, Cramp 1988, SOVON 1987 4 1-3 slecht Cramp 1988 kis 9 kl S Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 1-3 slecht kl 6 4 1-3 slecht Cramp 1988 kl 6 9 1-3 slecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 kl e 4 1-3 slecht Cramp 1988 9 kl 6 1-3 slecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 kl 2 4 2 zeer slecht Cramp 1988 kl 3 5 1-3 zeer slecht Cramp 1988 kf 6/7 1-3 stecht Cramp 1988 4 9 kl 5 1-3 slecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 kl 6 2 1-3 stecht Lack 1986, Cramp 1988 kl 6 Cramp 1988 4 1-3 slecht kl 6 9 1-3,2 stecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 4 kl 1 2 zeer slecht Cramp 1988 k!3/4 1-3 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 7 kl 4 3 1-3,2 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 kl 4 4 1-3 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 4 kl 5 1-3 slecht Cramp 1988 9 kl4 Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 1-3 slecht 4 kl 3 1-3 zeer slecht Cramp 1988 kl 2 6 1-3,2 zeer slecht Cramp 1988 9 kl2 1-3,2 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 2 kl 5 1-3 slecht Cramp 1988, Lack 1986 kl 5 1-3 slecht Cramp 1988 5 9 M5/6 Cramp 1988, Lack 1986 1-3,2 slecht 3 kl 1-4 1-2,2 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 4 kl 1-4 1-2 zeer slecht Cramp 1988 kl 1-4 6 1-2,2 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 3 2 redelijk Cramp 1988, SOVON 1987 kl 1 kl t 7 2 redelijk Cramp 1988, SOVON 1987 kl 5 3 1-3,2 zeer slecht Cramp 1988 kl 5 4 1-3 zeer slecht Cramp 1988 9 kl2-4 1-3,2 zeer slecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 kl 6 4 1-3 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 3 1-2 zeer slecht Cramp 1988, tack 1986 kl4 4, W7 1-1 zeer stecht Cramp 1988, Lack 19B6 6 kt 6 1-2 zeer slecht Cramp 1988, Lack 1986 5 kt 4 1-2 slecht Cramp 1988 9 k!4 1-2 slecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 4 kt 4 1-2 zeer slecht Cramp 1988 kl 4 5 1-2 slecht Cramp 1988, Lack 1986 9 kt 2 1-2,2 slecht Cramp 1988, Lack 1986 4 kl 4 1-2 slecht Cramp 1988 kt 4 1-2 slecht Cramp 1988 9 kl 6 4 1-3 slecht Cramp 1988 kl 4 9 Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 1-3 slecht kt 4 4 1-3 slecht Cramp 1988 9 kt 3 1-3,2 slecht Lack 1986, Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 2 kl 5 1-3 slecht Cramp 1988 4 kt 5 1-3 slecht Cramp 1988 9 kt 5 1-3 slecht Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 4 kl 5 Cramp 1988 1-2 slecht kl 4 9 1-2 slecht Cramp 1938, Gibbons et al. 1993
6
Bijlage 2
2
1
3
4
5
6
Route(s)
Soort merel merel merel kramsvogel kramsvogel zanglijster zanglijster zanglijster
fluiter tjiftjaf tjiftjaf fitis fitis goudhaantje goudbaantje goudhaantje vuurgoudhaantje grauwe vliegenvanger grauwe vliegenvanger bonte vliegenvanger bonte vliegenvanger baardmannetje baardmannetje staartmees zwarte mees pimpelmees plmpelmees koolmees koolmees boomkruiper taigaboomkrulper buidelmees wielewaal grauwe klauwier klapekster klapekster vlaamse gaai Vlaamse gaai
L
Schatting aantal vogels in route Schatting aantal vogels in route afgeleid van Aard beschikbare informatie over aantal vogels In route Belangrijkste bronnen Cramp 1988, Lack 1986 3 kló 1-2,2 slecht 6 KI 4 1-2,2 slecht Cramp 1988, Lack 1986 9 kl4 Lack 1986, Cramp 1988, Gibbons et al. 1993 1-2,2 slecht kl 6 1-2,2 slecht Cramp 1988, Lack 1986 3 1-2 slecht Cramp 1988 4 kl6/7 3 kl 6 Cramp 1988, Lack 1986 1-2,2 slecht 1-2 slecht 4 Cramp 1988 kt 7 9 Cramp 1988, Lack 1986 k!6 1-2,2 slecht 1-2 slecht 1 Cramp 1988 k!5 2 kIS 1-2 slecht Cramp 1988 kl6 1-2,2 slecht Cramp 1988, Lack 1986 3 1-2 slecht kl 6 4 Cramp 1988 kl 5 6 1-2,2 zeer slecht Cramp 1988 kl 5 4 1-2 slecht Cramp 1988, Uck 1986 kl 5 1-2,2 slecht Cramp 1988, Lack 1986 9 k!4 1-2 zeer slecht Cramp 1992 4 kl 4 1-2 zeer slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 9 1-2 zeer slecht Cramp 1992 4 kl 3 kM 1-2 zeer slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 9 4 kl4 1-2 slecht Cramp 1992 1-2 slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 9 kl5 1-3 slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 8 kl 5 kl 5 1-3 slecht 4 Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 kl 5 1-3 slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 9 1-2 slecht Cramp 1992 5 kl 2 1-3 slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 8 W4/5 1-3 slecht Cramp 1992, Gibbons et al, 1993 8 kl 5 4 kt 5 1-3 slecht Cramp 1992 9 1-3 slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 kie Cramp 1992, Gibbons et al, 1993 4 kl 5/6 1-3 slecht kl 5/6 1-3 slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 9 kl 5 Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 5 1-3 slecht kl 3 7 1-3,2 zeer siecht Uck 1986, Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 9 kie 1-3,2 slecht Cramp 1992, Gibbons et al, 1993 2 zeer slecht Cramp 1992 4 kl3 k!4 1-3 zeer slecht Cramp 1992 5 1-3 zeer slecht Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 8 kl4/5 1-3 slecht 4 Cramp 1992 kie kl 6 9 Lack 1986, Cramp 1992, Gibbons et al, 1993 1-3,2 slecht 4 1-3 slecht Cramp 1992 kie 1-3 slecht Cramp 1992, Gibboriset al. 1993 9 kie 3 kl 5-6 _ N 3 1 2 | zeer slecht Lack 1986, Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 4 W4-5 1-3 *eer slecht Uck 1986, Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 kl 2-4 1-3,2 zeer slecht Lack 1986, Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 6 kl4 1-3 zeer slecht Laek 1986, Cramp 1992, Gibbons et al. 1993 5 kl 5 1-3 slecht 5 Cramp & Perrins 1993 kl 5 1-3 slecht Cramp & Perrins 1993, Gibbons et al. 1993 9 4 kl 5 1-3 slecht Cramp & Perrins 1993 kIS 1-3 slecht Cramp & Perrins 1993, Gibbons et al. 1993 9 kl 2 3 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 kl 3 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 5 k!2 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 3 Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 1-3,2 slecht 6 ld 1-5 1-3 slecht 4 k!1-6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 1-3,2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 6 kM-6 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 4l kl 1-6 1-3,2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrfns 1993 6i kf 1-6 4 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 ld 1-2 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 4 kl 1-4 kl 2 4 1-3 slecht Cramp & Perrins 1993 kl 3 1-2 slecht Cramp & Perrins 1993, Gibbons et al. 1993 8 1-2 slecht kl 2 Cramp & Perrins 1993, Gibbons et al. 1993 8 kl 2 2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 3 kl 3 4 2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1993 klO-4 1-1,2 slecht Uck 1986, Cramp & Perrins 1994 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 klO-4 1-1,2 slecht 71
'
:
_^_
'
Bijlage 2
2
1
3
4
5
Routete)
Soort notenkraker kauw kauw roek roek bonte kraai spreeuw spreeuw ringmus vink vink keep keep keep europese kanarie groenllng putter putter putter SijS sijs sijs kneu
frater frater
frater barmsijs barmsljs barmsijs barmsijs kruisbek kruisbek kruisbek rood mus goudvink goudvink goudvink appelvink ijsgors ijsgors sneeuwgors sneeuwgors geelgors artolaan rietgors rietgors grauwe gors
Schatting aantal vogels In route Schatting aantal vogels In route afgeleid van Aard beschikbare informatie over aantal vogels in route Belangrijkste bronnen 6 klO-4 zeer slecht Cramp & Perrins 1993 3 kl5 1-1 slecht Lack 1986, Cramp & Perrlns 1994 6 Lack 1986, Cramp & Perrlns 1994 kl4 1-1,2 slecht 4 kl5 1-1 slecht Lack 1986, Cramp & Perrlns 1994 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl4 1-1,2 slecht 3 Lack 1986, Cramp & Perrlns 1994 kl3 1-1,2 slecht 3 kl7 Lack 1986, Cramp Sc Perrins 1994 1-2,2 slecht 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl7 1-2,2 slecht 4 kl 5 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 3 kl7 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 1-2,2 slecht 4 1-2 slecht Cramp & Perrins 1994 W7 3 kl 5-6 1-2,2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 4 Cramp & Perrins 1994 1-2 slecht W5-6 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 k! 5-6 1-2,2 slecht 5 kl 3 1-3 slecht Cramp & Perrins 1994 4 kl5 1-2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrlns 1994 4 1-3 slecht Cramp & Perrins 1994 kl 5 6 Cramp & Perrins 1994 kl 3-4 1-3,2 slecht 9 kl 5 1-3,2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 3 kl 4-5 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 4 1-3 slecht Cramp & Perrins 1994 kl 4-5 6 kl5-6 1-3,2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 4 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl 6 3 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl 4 1-3,2 slecht 4 kl 4 1-3 slecht Cramp & Perrins 1994 9 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 1-3 slecht kl 3 3 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl3-5 1-3,2 slecht 4 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl 3-6 1-3 slecht 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 klO-6 1-3,2 slecht 9 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl 5 1-3,2 slecht 3^ Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl 1-4 1-2,2 slecht 4 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 1-2 slecht klO-4 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 WO-5 1-2,2 slecht 8 1-2 slecht kl 1 Cramp & Perrins 1994 4 kl 2-3 1-2 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 6 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 W1-3 1-2,2 slecht 9 Lack 1986, Cramp & Perrlns 1994 W2-3 1-2,2 slecht 5 Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 kl4 1-2 slecht 1 k)1-3 1-2,2 zeer slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1994 3 M3-4 1-2,2 zeer slecht Cramp & Perrins 1995 1 kl 4 1-2,2 zeer slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1995 3 kl4 1-2 zeer slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1995 4 1-3 slecht Laek 1986, Cramp & Perrins 1995 kl4 4 W4 1-3 slecht Cramp & Perrins 1995 3 Lack 1986, Cramp & Perrins 1995 kl 5 1-3,2 slecht 4 kl 6 1-3 slecht Lack 1986, Cramp & Perrins 1995 5 kl 3 Lack 1986, Cramp & Perrins 1995 1-3 slecht
6