2013
Transitiemap Docentenmap om transities van leerlingen van VSO ‘De Brouwerij’ naar het mbo en hbo te versoepelen.
Moniek van Eekeren Hogeschool van Arnhem en Nijmegen 19-8-2013
Product: Transitiemap: Docentenmap om transities van VSO ‘De Brouwerij’ naar het mbo en hbo te versoepelen Gebaseerd op het onderzoeksrapport: ‘Transities van leerlingen met ASS van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo: Een onderzoek naar competenties, uitdagingen en mogelijkheden van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum van VSO De Brouwerij’ Over de auteur: Naam: Moniek van Eekeren Studentnummer: 467888 Klas: TPS-VH06 E-mailadres:
[email protected] Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Toegepaste Psychologie Opdrachtgevers: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme Dhr. Dr. M. Magnée, onderzoeker Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme Scholengemeenschap De Brouwerij: Dhr. D. Janssen, docent havo Afstudeerbegeleider: Mevr. Drs. L. Brouwers Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Instituut Sociale Studies, opleiding Toegepaste Psychologie 19 augustus 2013
2
Inhoudsopgave
Voorwoord
4
Samenvatting onderzoek
5
Introductie Waarom deze map? Opbouw: de verdeling in modules Globale omschrijving van de 3 modules Draagvlak en verantwoording Kwaliteitscyclus Opmerkingen over het gebruik van de transitiemap Planning modules Formulier Evaluatieformulier transitiemap
6 6 6 7 7 8 8 9 11
Formulier 1 Resultaten beroepskeuzetest en studiekeuzetest Formulier 2 Open dagen agenda Formulier 3 Meeneemformulier open dag Formulier 4 Studiekeuze specificatie
14 18 22 25 29
Module 1: studiekeuze
Module 2: praktische voorbereiding
36 Formulier 1 Invulinstructie Kies Actief Formulier 2 Gesprekshulp Kies Actief Formulier 3 Doelen stellen Formulier 4 Voorbereiding samenwerking Formulier 5 Evaluatie en reflectie samenwerking Formulier 6 SSCV instructie Formulier 7 SSCV Formulier 8 Praktische voorbereiding
40 42 44 49 53 57 61 70
Formulier 1 Voor- en nadelen Formulier 2 De bijsluiter Formulier 3 Voorbeeldvragen warme overdracht Formulier 4 Informatiedocument ASS voor vervolgopleiding Formulier 5 Contactpersonenlijst
75 79 83 90 92 97
Literatuur per formulier
100 102
Module 3: overdracht
Literatuurlijst
3
Voorwoord Voor u ligt het product van een samenwerking tussen de opleiding toegepaste psychologie aan de HAN, het lectoraat levensloopbegeleiding bij autisme, en de docenten en leerlingen van instelling voor speciaal voortgezet onderwijs 'De Brouwerij'. Doel van deze transitiemap is de leerlingen van voortgezet speciaal onderwijs (VSO) ‘De Brouwerij’ een betere kans te geven op een succesvolle start aan een vervolgopleiding, bijvoorbeeld op het hbo of mbo. De resultaten van een hieraan voorafgaand onderzoek liggen aan deze transitiemap ten grondslag (zie: Transities van leerlingen met een autisme spectrum stoornis van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo, door Van Eekeren, 2013). De transitiemap, is toegespitst op de wensen en observaties van VSO ‘De Brouwerij’. De map is bedoeld voor de docent, maar bevat veel opdrachten die de leerlingen zelf moeten uitvoeren. Het inzetten van deze transitiemap moet ervoor zorgen dat deze leerlingen een grotere kans maken op een succesvolle stap naar het vervolgonderwijs. In het plan zijn de 7 facetten van implementeren (Pater, 2006) verwerkt. Het cyclische karakter van deze stappen dragen bij aan een proces waarbij periodiek aandacht bestaat voor het monitoren en het verbeteren van de kwaliteit van het product en de door de school geleverde dienst.
4
Samenvatting onderzoek Omdat het voorafgaand uitgevoerde onderzoek bij VSO ‘De Brouwerij’ een hele belangrijke rol heeft gespeeld in de totstandkoming van deze transitiemap staat hieronder een korte samenvatting van dat onderzoek weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderzoek zelf (Transities van leerlingen met een autisme spectrum stoornis van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo; Van Eekeren, 2013). School voor voortgezet speciaal onderwijs ‘De Brouwerij’ constateert dat de transitie bij hun leerlingen met autismespectrum stoornissen van het vmbo en de havo naar het mbo en hbo te vaak onsuccesvol verloopt. Onderzoek is uitgevoerd om de hoofdvraag te beantwoorden; Welke oorzaken liggen er aan ten grondslag dat leerlingen met ASS van ‘De Brouwerij’ moeite hebben succesvol de transitie te maken van het vmbo of de havo, naar het mbo of hbo? Middels vragenlijsten voorgelegd aan leerlingen van ‘De Brouwerij’, hun ouders en docenten zijn de leerlingen met ASS vergeleken met leerlingen van het regulier havo en vmbo onderwijs. Deze vragenlijsten zijn gebruikt om competenties te meten die een rol zouden kunnen spelen in het al dan niet succesvol starten aan vervolgonderwijs. Competenties omvatten kennis, vaardigheden en attituden. Daaruit bleek dat op alle gemeten competenties, doch niet overal significant, de leerlingen regulier onderwijs gemiddeld hoger scoorden: communiceren en taal, analyseren en rekenen, probleem oplossen, methodisch handelen, samenwerken en zelfstandig leren. De verschillen waren het grootst bij de competentie samenwerken. Opvallend resultaat is dat de leerlingen van ‘De Brouwerij’ zichzelf positiever scoorden op het beheersen van alle competenties dan de docenten en ouders hen scoorden. Aan de hand van interviews met (ervarings-) deskundigen is het probleem verder onderzocht en is er gekeken naar best-practices. Belangrijkste conclusies voor ‘De Brouwerij’ zijn dat aandacht besteed moet worden aan studiekeuze van de leerlingen, er eerder en meer voorbereiding moet zijn op de vervolgopleiding en wordt aan ‘De Brouwerij’ geadviseerd in gesprek te treden met de vervolgopleiding.
5
Introductie Waarom deze map? Ten grondslag aan dit product ligt een door 'De Brouwerij' geformuleerd praktijkprobleem, betreffende de transitie van leerlingen met autisme van VSO 'De Brouwerij' naar het vervolgonderwijs. Dit gaat té vaak niet goed. Leerlingen van ‘De Brouwerij’ maken nog niet vaak der stap naar vervolgonderwijs of vallen al snel uit. Veel leerlingen komen niet terecht in een opleiding, maar stranden in de dagbesteding terwijl dit op basis van hun intellect en capaciteiten niet logisch lijkt. Transitie is hierbij gedefinieerd als de periode na het behalen van de eindexamens tot aan de eerste 4 maanden in de vervolgopleiding. Het gaat hier feitelijk om de periode van juli tot en met december, na behalen van de voor de vervolgopleiding relevante diploma’s. Ofwel; de overgang tussen verschillende levensfasen, die geassocieerd worden met het schoolverlaten en het starten van een vervolgopleiding. Omdat het volgen van een vervolgopleiding in verband wordt gebracht met een hogere kwaliteit van leven (Stodden & Mruzek, 2010) en een hogere arbeidsparticipatie (Traag, 2006), is het is dus van belang in te zetten op een betere doorstroom van leerlingen van ‘De Brouwerij’ naar een mbo of hbo opleiding. Er bestaat veel informatie en lesmateriaal om leerlingen te helpen zich voor te bereiden op het volgen van een opleiding; kieswijzers, competentieprofielen, bijsluiters etc. Wat nog niet bestond is een geïntegreerde aanpak, met daarin specifiek aandacht voor de problemen die ASS met zich meebrengt in de transitie. Deze transitiemap is een synthese van beschikbare informatie, hulpmiddelen, observaties en het voorafgaand onderzoek. De transitiemap bestaat uit opdrachten en oefeningen, ontleend aan diverse bronnen en onderzoek. Opbouw: de verdeling in modules In afstemming met de onderwijsinstelling, en om het realistisch en implementeerbaar te houden, is het plan verdeeld in 3 modules. Worden deze samen, tegelijk, geïmplementeerd, dan kunnen ze het beste bijdragen aan een verbetering in de transitie waardoor de leerling meer kans maakt op een succesvolle doorstroom. Deze 3 modules zijn echter zo opgesteld dat deze onafhankelijk kunnen worden ingezet. De mogelijkheid bestaat dan om dus per module aan de slag te gaan. Er wordt wel sterk geadviseerd om uiteindelijk alle drie deze modules op te nemen in het reeds bestaande les- en doorstroomprogramma. De modules bestrijken drie onderdelen waarvan uit het onderzoek naar voren is gekomen dat deze bepalend zijn in een succesvolle transitie van leerlingen met ASS. Ze bestaan uit een vaste opbouw met een doelstelling, een beschrijving van de inhoud en een stappenplan. Elke module heeft zijn eigen tabblad in deze map, waarbij eerst uitleg wordt gegeven over het gebruik van de module, waarna de benodigde lesmaterialen te vinden zijn. In de modules wordt duidelijk hoe de specifieke module zich tot de transitie in het geheel verhoudt. Tevens bevatten de modules de benodigde materialen om de module zo goed mogelijk in te kunnen zetten. De materialen, die zijn vormgegeven als formulieren, kunnen worden gekopieerd en aan de leerlingen worden uitgedeeld. De leerlingen kunnen aan de hand van de formulieren en de adviezen vervolgens een persoonlijk transitie portfolio maken, door de formulieren bij elkaar in een map te bewaren.
6
Globale omschrijving van de 3 modules: 1. In de eerste module wordt vooral aandacht besteed aan het maken van een weloverwogen studiekeuze. Geadviseerd wordt onder andere om zowel een studiekeuzetest als een beroepskeuzetest te maken en gebruik te maken van de open dagen. 2. De tweede module omvat het proces van de voorbereiding op de vervolgopleiding. Het gaat zowel om praktische oriëntatie als om het klaarstomen op de belangrijke begincompetenties. De Kies Actief Toolkit (Kies Actief, 2013), een vragenlijst die de leerlingen op de competenties zal bevragen, speelt in deze module een belangrijke rol. 3. De derde en laatste module bestrijkt het gebied van de informatieoverdracht van ‘De Brouwerij’ naar een instelling voor vervolgonderwijs. Door het invullen en gebruiken van de bijgeleverde formulieren kan deze informatiestroom worden gefaciliteerd. Draagvlak en verantwoording Om deze transitiemap zo veel mogelijk effect te laten sorteren is het van belang dat er draagvlak voor is. Hierom is bij het tot stand komen van dit product getracht om op verschillende manieren afstemming te realiseren met de verschillende belangrijke partijen en doelgroepen van deze map. Zoals eerder al werd aangegeven bestaat de map uit 3 verschillende modules die los van elkaar kunnen worden geïmplementeerd. Hierdoor is de mogelijkheid geboden de onderdelen van de transitie per deel te implementeren opdat de lasten die komen kijken bij het inzetten van een nieuwe methode verdeeld kunnen worden over langere tijd. Daarnaast kan voor bepaalde leerlingen worden gekozen om niet alle modules toe te passen voor een minder intensieve transitiebegeleiding. Wanneer een leerling een kleine kans maakt om door te stromen naar een vervolgopleiding heeft het immers weinig zin om deze informatie op te laten zoeken over de praktische aspecten van een vervolgopleiding. Echter kan het dan wel nuttig zijn om module 3 over de overdracht in te zetten om de overdracht naar bijvoorbeeld de dagbesteding beter te stroomlijnen. De informatie in deze map is tot stand gekomen in samenwerking met een docent van ‘De Brouwerij’. Zijn wensen en ideeën zijn dan ook uitgebreid vertegenwoordigd in deze map. Om andere docenten en medewerkers van ‘De Brouwerij’ te betrekken en te enthousiasmeren om deze transitiemap in het reguliere lesprogramma op te nemen zal een presentatie worden gegeven door de auteur op ‘De Brouwerij’. Dit gebeurt voorafgaand aan het invoeren van de transitiemap. Hierbij zal aandacht bestaan bij de noodzaak van deze map, en hoe dit product het beste kan worden ingezet. Ook is rekening gehouden met de voorkeuren van de leerlingen met ASS. Er is bij het opstellen van de formulieren gewerkt volgens het SPELL raamwerk. SPELL staat voor Structure, Positive, Empathy, Low arousal en Links (Siddles et al., 1997). De formulieren zijn simpel en neutraal en hebben iedere keer dezelfde opmaak. Ook is er zo veel mogelijk aandacht voor positieve aspecten en de krachten van de leerlingen. Er is geprobeerd om de leerlingen zoveel mogelijk zelf de regie te geven. Op de eerste pagina van elk formulier is de titel en een korte instructie te lezen. In samenspraak met een docent van ‘De Brouwerij’ zijn deze instructies kort en concreet geformuleerd en komt duidelijk naar voren wat de leerlingen er zelf aan hebben om de formulieren in te vullen. In een bijeenkomst voor studenten die afstuderen bij het Lectoraat Levensloopbegeleiding Autisme in maart 2013, werd geadviseerd door een ervaringsdeskundige om niet teveel met dikgedrukte letters te werken, geen dubbele vragen te stellen en concreet te zijn. De adviezen zijn ter harte genomen en verwerkt in de formulieren. 7
Om te controleren of de opmaak ook daadwerkelijk prettig is voor mensen met autisme is een pilot uitgevoerd. De inhoud en de formulieren zijn bekeken door een jongvolwassen man met het syndroom van Asperger. Zijn opmerkingen zijn verwerkt. Daarnaast is ervoor gekozen, in het kader van Structure en Low arousal (Siddles et al., 1997), om in de formulieren geen gebruik te maken van bronverwijzingen. Dit omdat het afleidend en storend werkt voor de leerlingen. Achterin de map, na de literatuurlijst, is een document toegevoegd waarin de bronnen worden vermeld per formulier. Kwaliteitscyclus Om de kwaliteit en effectiviteit van deze transitiemap te waarborgen wordt met klem geadviseerd blijvend te werken aan het optimaliseren van de kwaliteit en effectiviteit van de transitiemap. Volgens Pater (2006) is dit een van de belangrijkste stappen van een succesvol proces van implementatie. De PDCA-cyclus (Verhagen, 2010) is een instrument om kwaliteit tot een continue proces te maken. PDCA staat voor Plan, Do, Check, en Act. Geadviseerd wordt om jaarlijks de effectiviteit van het product door te nemen en eventueel verbeteringen aan te brengen in de implementatie van de map. Ook kan de map zelf te zijner tijd worden aangepast, om beter aan te sluiten op de wensen van de organisatie en om de effectiviteit van het product verder te vergroten. Hiertoe is een instructiedocument toegevoegd. Dit document is na de introductie bijgevoegd. Het evaluatieformulier kan aan het einde van ieder schooljaar door docenten worden ingevuld die werken met deze transitiemap. Vervolgens worden de antwoorden op de vragen uit het evaluatieformulier besproken in een vergadering. In dezelfde vergadering kunnen dan afspraken worden gemaakt om verbetering van het product in stand te zetten. Het evaluatieformulier is gebaseerd op deze PDCA-cyclus (Verhagen, 2010), en dan met name op stap 3 (check). Belangrijk is dat de resultaten worden gebruikt om ook daadwerkelijk naar verbetering (act, stap 4 van de PDCA cyclus) toe te werken, om de cirkel rond te maken. Opmerking over het gebruik van de transitiemap De transitiemap is dus gemaakt om leerlingen en docenten te ondersteunen in het transitieproces tussen ‘De Brouwerij’ en een vervolgopleiding. Er kunnen wel een aantal kanttekeningen bij deze map worden geplaatst. Van de docent die deze map in gebruik neemt wordt verwacht dat deze inschat of de opdrachten en formulieren passen bij het ontwikkelingsniveau en de specifieke aspecten van de diagnose ASS van de individuele leerling. Mochten elementen uit de map niet aansluiten bij een leerling of niet het gewenste effect sorteren, dan is het aan de docent om opdrachten of formulieren niet in te zetten.
8
Planning modules De 3 modules bestrijken verschillende leerjaren. Voor het vmbo is de planning weer anders dan voor de havo. Hieronder is weergegeven in welk leerjaar welke module ingezet behoort te worden en over hoeveel leerjaren de modules verdeeld zijn.
9
Hieronder zijn de verschillende stappen per module aangegeven in één schema. Ook is weergegeven in welk leerjaar de stappen uitgevoerd dienen te worden. Meer informatie over de individuele stappen is te vinden bij de modules zelf. Havo Module 1 1 2 3 4
5
Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken
Module 2
Module 3
Kies Actief Toolkit invullen 2X Bespreken resultaten Kies Actief Doelen stellen Werken aan de competenties
Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken Invullen formulier specificatie beroepskeuze Examenjaar
Kies Actief Toolkit invullen Bespreken resultaten Kies Actief Werken aan de competenties Praktische oriëntatie Examenjaar
Afwegen voor- en nadelen bekendmaking Invullen bijsluiter Gesprek warme overdracht Examenjaar
Module 1
Module 2
Module 3
VMBO
1 2 3
4
Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken
Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken Invullen formulier specificatie beroepskeuze Examenjaar
Kies Actief Toolkit invullen 2X Bespreken resultaten Kies Actief Doelen stellen Werken aan de competenties Kies Actief Toolkit invullen Bespreken resultaten Kies Actief Werken aan de competenties Praktische oriëntatie Examenjaar
Afwegen voor- en nadelen bekendmaking Invullen bijsluiter Gesprek warme overdracht Examenjaar
10
Evaluatieformulier transitiemap
Het evaluatieformulier kan aan het einde van ieder schooljaar door docenten worden ingevuld die werken met deze transitiemap. Vervolgens worden de antwoorden op de vragen uit het evaluatieformulier besproken in een vergadering. In dezelfde vergadering kunnen dan afspraken worden gemaakt om verbetering van het product in stand te zetten. Het evaluatieformulier is gebaseerd op deze PDCA-cyclus (Verhagen, 2010), en dan met name op stap 3 (check). Belangrijk is dat de resultaten worden gebruikt om ook daadwerkelijk naar verbetering (act, stap 4 van de PDCA cyclus) toe te werken, om de cirkel rond te maken.
11
Datum: Ingevuld door: Gebruikte modules: Zijn de modules ingezet zoals voorgeschreven? Zo niet, wat is anders gedaan dan voorgeschreven?
Allemaal / module 1/ module 2/ module 3 Ja/nee
Voldeed de transitiemap aan uw verwachtingen? Licht toe
Zijn de doelen uit de transitiemap in uw ogen behaald? Licht toe
Hoeveel leerlingen stromen dit schooljaar door naar een vervolgopleiding? Is dat meer of minder dan voorgaande jaren?
Wat zou u volgend jaar anders doen m.b.t. het gebruik van deze transitiemap? 12
Waarom zou u dat anders doen?
Hoe gaat u deze veranderingen doorvoeren?
Wanneer gaat u eventuele veranderingen doorvoeren en hoeveel tijd denkt u daarvoor nodig te hebben?
Wie gaat u helpen om de veranderingen door te voeren?
13
Module 1: Studiekeuze Doel: Het doel van deze module is de leerlingen systematisch te ondersteunen in het proces van studiekeuze. Beschrijving van de module: Focus in deze module is het proces van studiekeuze van de leerling. Dit is van belang, want uit hieraan voorafgaand onderzoek is gebleken dat leerlingen met ASS moeite hebben met de beeldvorming over een studie, en wat ze vervolgens met de studie kunnen. Hiermee gaat de kwaliteit van de keuze voor een studie door de leerling achteruit, als er al een keuze wordt gemaakt. Ook blijkt uit dit onderzoek dat vaak pas laat aandacht wordt geschonken aan de studiekeuze. Deze module biedt handvatten voor de leerlingen om ze te helpen deze keuze te maken. Zo wordt de kans vergroot dat een leerling met succes kan starten aan een passende vervolgopleiding. Daarnaast voorziet deze module de docent van de benodigde materialen om de leerlingen hierin te ondersteunen. Bij alle aangeleverde materialen is een korte toelichting vermeld. De volgende stappen zijn te onderscheiden: Stap 1: Beroepskeuzetest De module begint al halverwege de schoolloopbaan. Voor leerlingen van het vmbo is dit in het tweede jaar en voor leerlingen van de havo is dat in het derde jaar. Er wordt gestart aan deze module door de leerlingen een beroepskeuzetest te laten invullen, aan het begin van ieder schooljaar. Zo worden de leerlingen aan het denken gezet over wat ze willen en hoe zij in elkaar zitten. De beroepskeuzetest kan de leerlingen ook ondersteunen in het maken van een sectorkeuze of een profielkeuze. De docent kan een gewenste test voorschrijven of de leerling kan zelf een test goede test uitzoeken. Ook kan ervoor gekozen worden om naar www.nti.nl/beroepskeuzetest/ te gaan om daar een beroepskeuzetest te doen, dit is ook de beroepskeuzetest die vernoemd staat in het bijbehorende formulier. Om ervoor te zorgen dat zij goed met deze informatie aan de slag gaan, en te zorgen dat de resultaten van deze test niet verloren gaan zullen zij vervolgens het eerste deel van het formulier ‘resultaten beroepskeuzetest en studiekeuzetest’ invullen. Een uitdraai van de resultaten kan worden bijgevoegd in hun ‘transitieportfolio’. Stap 2: Studiekeuzetest Kort na het doen van de beroepskeuzetest dient er een studiekeuzetest te worden gedaan door de leerlingen. Ook dit gebeurt dus aan het begin van elk schooljaar. Zo worden leerlingen aan het denken gezet over welke studies er zijn en welke studies bij hen passen en in welke richting ze hun profiel- en sectorkeuze kunnen maken. Ook bij deze stap kan de docent een test voorschrijven die hij/zij passend vindt, kan de leerling een test uitzoeken of kan de leerling naar http://kennisnet.icares.com/ gaan om daar een studiekeuzetest te doen. Om er voor te zorgen dat de leerlingen intensief met deze informatie bezig gaan, en te zorgen dat de resultaten van deze test bewaard blijven, zullen zij vervolgens het tweede deel van het formulier ‘resultaten beroepskeuzetest en studiekeuzetest’ invullen. Hierin worden ze ook uitgedaagd hun resultaten te koppelen aan de resultaten uit de beroepskeuzetest. Zowel het volledig ingevulde formulier als een uitdraai van de resultaten van de studiekeuzetest kunnen worden bijgevoegd in hun ‘transitieportfolio’.
14
Stap 3: Open dagen Het bezoeken van open dagen is een mooie manier om meer te weten te komen over een studie, de sfeer te proeven en een idee te krijgen van wat een studie inhoudt. Allereerst wordt door de docent een overzicht gemaakt van open dagen van instellingen van vervolgonderwijs, daartoe is de ‘open dagen agenda’ bijgevoegd. Deze wordt op een centrale plek in het klaslokaal opgehangen. Vervolgens kiezen de leerlingen allen tenminste drie open dagen uit om te bezoeken. Belangrijk is dat ze hierbij aangeven wie ze meenemen; dat kan een ouder zijn, een vertrouwenspersoon, of de docent. Het is hier van belang al in het voorlaatste jaar te beginnen met het bezoeken van de open dagen en niet te wachten tot het eindexamenjaar. Voorafgaand en achteraf aan het bezoek van de open dag wordt door de leerling het ‘meeneemformulier open dag’ ingevuld. De ingevulde formulieren kunnen na afloop worden bijgevoegd in de map ‘transitieportfolio’. Stap 4: Studiekeuze Aan het einde van het voorlaatste jaar, en in het laatste jaar nog eens, wordt er aandacht besteed aan de uiteindelijke studiekeuze zelf. Hiervoor is een het formulier ‘specificatie studiekeuze’ gemaakt. Hierbij geeft de leerling zijn eerste, tweede en derde studiekeuze aan. Daarbij moet de leerling aangeven hoe hij/zij tot deze keuzes is gekomen, en wat de leerling verwacht van deze opleidingen. Deze formulieren worden dus 2x ingevuld door de leerlingen. De docent besteedt hier voorafgaand aan het invullend en na afloop van het invullen klassikaal aandacht aan, om duiding te geven aan de leerlingen, ze tot nadenken te zetten en te motiveren. De studiekeuze kan natuurlijk ook individueel besproken worden. De ingevulde formulieren worden toegevoegd aan de map ‘transitieportfolio’. Eventueel kan bij deze stap het trajectbureau van het Dr. Leo Kannerhuis worden ingeschakeld. Het trajectbureau heeft hiervoor veel specialistische kennis in huis en kan assisteren in het maken van de studiekeuze, en kan extra persoonlijke aandacht bieden om het proces te faciliteren. Taken docent:
Plannen van beroepskeuzetesten Plannen van studiekeuzetesten Uitdelen van formulieren aan de leerlingen Invullen van de open dagen agenda en in de klas hangen Eventueel mee naar het bezoeken van de open dagen Met de leerlingen evalueren en aanzetten tot nadenken over een vervolgopleiding
Materialen module 1:
Resultaten beroepskeuzetest en studiekeuzetest Open dagen agenda Meeneemformulier open dag Studiekeuze specificatie
15
Planning: Leerjaar 1 2 3
4
5
VMBO Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken Invullen formulier specificatie beroepskeuze Examenjaar
HAVO
Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken
Beroepskeuzetest Studiekeuzetest Open dagen bezoeken Invullen formulier specificatie beroepskeuze Examenjaar
16
Formulieren bij module 1
1. Formulier 1 Resultaten beroepskeuzetest en studiekeuzetest Voor: Leerlingen 2. Formulier 2 Open dagen agenda Voor: Leerlingen en docenten 3. Formulier 3 Meeneemformulier open dag Voor: Leerlingen 4. Formulier 4 Studiekeuze specificatie Voor: Leerlingen
17
Formulier 1 Resultaten studiekeuzetest en beroepskeuzetest Bij module 1
Een studiekeuze maken is niet gemakkelijk. Er zijn erg veel verschillende soorten opleidingen waardoor overzicht krijgen soms lastig is. Natuurlijk is het erg belangrijk om een opleiding te kiezen die goed bij je past. Door een passende opleiding te kiezen vergroot je de kans om de opleiding ook af te maken en uiteindelijk een leuke baan te vinden. Door het doen van beroepskeuzetesten en studiekeuzetesten kun je inzicht krijgen in welke studies goed bij jou passen en waar jouw interesses liggen. Op de volgende pagina’s vind je een aantal links naar beroepskeuzetesten en studiekeuzetesten die je op internet kunt invullen. Het invullen van een test en het invullen van het formulier kosten samen maximaal 20 minuten. De resultaten zullen je veel inzicht geven en je helpen in het kiezen van een opleiding. Doe eerst een beroepskeuzetest. Vul vervolgens het eerste deel van de tabel in. Dan kun je een studiekeuzetest doen. Vul deel 2 van de tabel in over de resultaten van je studiekeuzetest. Vul ten slotte deel 3 van het formulier in. Print de resultaten van beide testen uit en bewaar deze. 18
Vragen: Deel 1: Ga naar www.nti.nl/beroepskeuzetest en doe de beroepskeuzetest. Vul nu de onderstaande vragen in Welke beroepen of interessegebieden komen er uit je beroepskeuzetest?
Antwoorden:
Wat vind je van deze beroepen?
Had je verwacht dat deze beroepen uit de test zouden komen?
Denk je dat deze beroepen bij je passen?
Wat vind je leuk aan deze beroepen?
Wat vind je minder leuk aan deze beroepen?
19
Deel 2: Ga naar http://kennisnet.icares.com/ en doe de studiekezetest. Vul nu de onderstaande vragen in Welke opleidingen komen er uit je studiekeuzetest?
Wat vind je van deze opleidingen?
Had je verwacht dat deze opleidingen uit de test zouden komen?
Denk je dat deze opleidingen bij je passen?
Wat vind je leuk aan deze opleidingen?
Wat vind je minder leuk aan deze opleidingen?
Welke opleidingen kun je bedenken die passen bij de studierichting uit je studiekeuzetest?
20
Deel 3: Zijn er verschillen tussen de resultaten uit de beroepskeuzetest en de studiekeuzetest?
Als er verschillen zijn, hoe denk je dat dit komt?
Print de resultaten van de testen uit en bewaar deze
21
Formulier 2 Open dagen agenda Bij module 1
De open dagen agenda is bedoeld voor zowel docent als leerling.
De leerling krijgt een kopie van deze agenda om op te schrijven naar welke open dagen hij/zij zelf wil gaan. De docent kan met deze agenda bijhouden wanneer de open dagen van de vervolgonderwijsinstellingen zijn. Tip: kijk op http://www.tkmst.nl/#event voor een overzicht van de open dagen.
22
23
24
Formulier 3 Meeneemformulier open dag Bij module 1
Het bezoeken van open dagen is een belangrijk onderdeel van het maken van een studiekeuze. Een open dag kan je helpen om informatie te verzamelen over de opleidingen waarin jij geïnteresseerd bent. Ook kan het je inzicht geven in de sfeer van een opleiding. Om ervoor te zorgen dat je zoveel mogelijk informatie kunt opdoen tijdens de open dag is het van belang dat je vooraf al goed nadenkt over wat je te weten zou willen komen. Door vooraf al goed na te denken weet je zeker dat je tijdens de open dag niets vergeet te vragen. Op de volgende bladzijde zijn 2 tabellen te vinden. Vul de eerste tabel in vóór je naar de open dag gaat. Het invullen van deel 1 kost ongeveer 15 minuten. Neem het formulier mee naar de open dag. Wanneer je naar de open dag bent geweest kun je het tweede deel invullen met de informatie die je hebt opgedaan op de open dag en eventueel met informatie die je op het internet kunt vinden. Het invullen van het tweede formulier kost je ongeveer 15 minuten en helpt je nadenken over wat je op de open dag hebt gehoord en gezien. Op de laatste bladzijde is een lijst met voorbeeld vragen toegevoegd. Deze lijst kun je gebruiken om vragen te bedenken en meenemen naar de open dag.
25
Vooraf in te vullen: Vragen: Datum open dag
Antwoorden:
Welke onderwijsinstelling ga je bezoeken? Van welke opleiding(en) wil je meer informatie?
1. 2. 3. 4.
Is er een programma van de open dag? Zo ja, maak een planning.
Hoe zorg je ervoor dat ik genoeg informatie van deze opleidingen krijg?
Wat wil je weten van deze opleidingen?
Welke vragen ga je stellen?
26
Achteraf in te vullen: Vragen: Maak een top 3 van de leukste opleidingen. Op 1 zet je dus de leukste opleiding:
Antwoorden: 1. ……………………………….. 2. .……………………………… 3. ………………………………..
Wat vond je de leukste elementen van de opleidingen?
Noem van elke opleiding die je hebt bezocht 2 beroepen die je met deze opleidingen kan gaan doen
1. – 2. – 3. – -
Welke vaardigheden denk je dat je nodig hebt om deze opleidingen te doen?
Beschik je voldoende over deze vaardigheden?
Hoe kun je je het beste voorbereiden op deze opleidingen?
27
Handige vragen om te stellen op een Open Dag Hier vind je een lijst met vragen die je zou kunnen stelen aan docenten of studenten tijdens een open dag. Kies wat vragen uit die jou nuttig lijken om te stellen.
Wat leer ik in de propedeuse? Hoe ziet een gemiddelde week van een eerstejaarsstudent eruit? Welke vakken krijg ik in de hoofdfase? Hoe word ik als eerstejaars begeleid? Wie helpt me als het niet goed gaat met de studie? Is de opleiding moeilijk? Welke vakken vinden studenten moeilijk? Waarom is dat? Welke onderwijsvormen kent de opleiding? Hoe is de verhouding tussen theorie en praktijk bij deze opleiding? Uit welke minoren kan ik kiezen? Wanneer moet ik een afstudeerrichting kiezen? Wat voor stageplekken zijn er? Hoeveel stage loop ik bij deze opleiding? Is het mogelijk stage te lopen of een onderwijsprogramma te volgen in het buitenland? Wat voor beroepen kan ik gaan doen? Vind ik gemakkelijk een baan met deze studie? Heb ik veel contact met docenten? Hoeveel uur per week besteed ik aan deze studie? Hoeveel uur per week daarvan heb ik les? Wat is het verschil met vergelijkbare opleidingen elders in het land? Zijn er nog meer voorlichtingsactiviteiten? Hoe is de sfeer op de onderwijsinstelling en bij deze opleiding? Is de stad waar deze onderwijsinstelling zich bevindt leuk? Kan ik gemakkelijk een kamer krijgen? Voldoe ik met mijn profiel aan de toelatingseisen? Welke eigenschapen moet je hebben voor deze studie? Hoeveel studenten besluiten in het eerste jaar om er mee te stoppen? Hoe hoog zijn de kosten voor boeken en andere studiebenodigdheden?
Vragen die je kunt stellen aan studenten:
Hoe weet je of een opleiding bij je past? Vond je het moeilijk om een opleiding te kiezen? Hoe beviel het eerste jaar? Viel het mee of tegen? Sloot je vooropleiding goed aan op het niveau van de opleiding? Welke vakken vind je leukst/ het minst leuk? Hoe ziet een normale week er voor jou uit? Heb je veel vrije tijd? Moet je veel tijd besteden aan de voorbereiding van tentamens? Wat zijn je toekomstplannen? Hoe is het om in deze stad te studeren? Is deze stad een leuke studentenstad? Woon je op kamers of nog bij je ouders? Hoe zijn de docenten? Heb je al stage gelopen en hoe gaat dat precies? 28
Formulier 4 Studiekeuze specificatie Bij module 1
Inmiddels heb je goed nagedacht over welke vervolgopleidingen bij je passen. Je hebt open dagen van de onderwijsinstellingen bezocht, je hebt een beroepskeuzetest en een studiekeuzetest gedaan. Ook heb je misschien zelf al een beeld gevormd van welke opleiding jij leuk zou vinden om te gaan doen na je eindexamen. Op basis van alle kennis die je uit de verschillende bronnen (testen, open dagen) hebt gehaald, kun je nu een goed onderbouwde top 3 maken. Geef antwoord op de vragen in de tabellen op de volgende bladzijdes. Er is een tabel voor je eerste keuze, een tabel voor je tweede keuze en een tabel voor je derde keuze te vinden. Wanneer je goed hebt nagedacht over de opleidingen die je leuk lijken, kost het invullen ongeveer 5 minuten per tabel. Door de tabellen in te vullen krijg je een beter beeld van waarom je kiest voor de opleidingen die je leuk vindt. Het is belangrijk om hierover na te denken om een goede keuze te maken. Een goede keuze draagt bij aan het succesvol afronden van de opleiding en een leuke tijd tijdens het volgen van je opleiding.
29
Vragen: Welke opleiding is je eerste keus?
Antwoorden:
Waarom past deze opleiding bij jou?
Wat vind je leuk aan deze opleiding?
Wat vind je minder leuk aan deze opleiding?
Welke vakken krijg je in het eerste jaar?
Welke talen moet je beheersen voor deze opleiding?
Wat zijn de inschrijfeisen van deze opleiding?
Welke beroepen kun je doen met deze opleiding?
30
Vind je de beroepen die je kunt doen met deze opleiding leuk?
Beschik je over de vaardigheden die je nodig hebt voor deze opleiding?
Bij welke onderwijsinstellingen kun je deze opleiding doen?
31
Vragen: Welke opleiding is je tweede keus?
Antwoorden:
Waarom past deze opleiding bij jou?
Wat vind je leuk aan deze opleiding?
Wat vind je minder leuk aan deze opleiding?
Welke vakken krijg je in het eerste jaar?
Welke talen moet je beheersen voor deze opleiding?
Wat zijn de inschrijfeisen van deze opleiding?
Welke beroepen kun je doen met deze opleiding?
32
Vind je de beroepen die je kunt doen met deze opleiding leuk?
Beschik je over de vaardigheden die je nodig hebt voor deze opleiding?
Bij welke onderwijsinstellingen kun je deze opleiding doen?
33
Vragen: Welke opleiding is je derde keus?
Antwoorden:
Waarom past deze opleiding bij jou?
Wat vind je leuk aan deze opleiding?
Wat vind je minder leuk aan deze opleiding?
Welke vakken krijg je in het eerste jaar?
Welke talen moet je beheersen voor deze opleiding?
Wat zijn de inschrijfeisen van deze opleiding?
Welke beroepen kun je doen met deze opleiding?
34
Vind je de beroepen die je kunt doen met deze opleiding leuk?
Beschik je over de vaardigheden die je nodig hebt voor deze opleiding?
Bij welke onderwijsinstellingen kun je deze opleiding doen?
35
Module 2: Voorbereiding op de vervolgopleiding Doel: Het doel van deze module is ervoor te zorgen dat de leerlingen beter voorbereid worden op een vervolgopleiding, zodat zij een grotere kans hebben om een succesvolle start te maken aan een vervolgopleiding. Beschrijving van de module: Focus in deze module is handvatten te geven om een betere start te kunnen maken aan een vervolgopleiding. Dit is van belang, want uit het hieraan voorafgaand onderzoek is naar voren gekomen dat leerlingen met ASS van ‘De Brouwerij’ relevante begincompetenties minder beheersen dan leerlingen van het reguliere onderwijs. Begincompetenties zijn vaardigheden, kennis en attituden die minimaal nodig zijn voor een succesvolle start aan een vervolgopleiding. Daarnaast is er aandacht voor de ‘praktische oriëntatie’, kennis over processen en faciliteiten zoals die aanwezig zijn bij een vervolgopleiding, daar er gebleken is dat leerlingen met ASS hierover weinig kennis hebben bij het starten aan een vervolgopleiding. Door hier aandacht aan te besteden wordt de kans vergroot dat de leerlingen succesvoller zullen zijn in het starten van een vervolgopleiding. Deze module voorziet de docent van de benodigde materialen om de leerlingen hierin te ondersteunen. Bij alle aangeleverde materialen is een korte toelichting vermeld. De volgende stappen zijn te onderscheiden: Stap 1: Kies Actief vragenlijst invullen De Kies Actief is een beproefde methode van het in kaart brengen van de begincompetenties bij leerlingen van de middelbare school. Kies Actief voorziet in een online vragenlijst die zowel door de leerlingen als de docent ingevuld kunnen worden. Een invulinstructie is bij deze module bijgevoegd. Om nog voldoende tijd in te ruimen om aan de competenties te werken, is het van belang om al in het voorlaatste jaar, aan het begin van het schooljaar, met de Kies Actief aan de slag te gaan. Na het invullen biedt de Kies Actief Toolkit een uitgebreid profiel van de competenties van de leerlingen. Om een zo compleet mogelijk profiel van de individuele leerling in kaart te brengen is het wenselijk dat zowel de leerling zelf, de docent en de ouders de vragenlijst invullen over de leerling. Zo worden de ouders ook betrokken bij het transitieproces. Op de website www.kiesactief.nl kunnen de leerlingen een account aanmaken. De leerling kan vervolgens anderen uitnodigen om de vragenlijst over hem/haar in te vullen. Wanneer de leerling een compleet profiel van zijn/haar competenties heeft, kan deze toegevoegd worden aan het transitieportfolio. Om de ontwikkeling van de leerlingen in kaart te brengen wordt geadviseerd deze stap elk half jaar uit te voeren. Stap 2: Bespreken Kies Actief Na het invullen van de Kies Actief Toolkit kunnen eventuele discrepanties in antwoorden tussen de leerling en de docent worden besproken. Een gesprekshulp is bijgevoegd om te voorzien in een duidelijke structuur van het gesprek. Dit wordt door de docent uitgevoerd op individueel niveau, kort nadat de Kies Actief vragenlijsten zijn ingevuld door de leerlingen, docent en ouders. Door het bespreken van de uitkomsten van de Kies Actief en de verschillen in antwoorden krijgt de leerling de kans om een zo realistisch mogelijk beeld van zijn/haar eigen competenties te krijgen, eventuele vragen beantwoord te krijgen en er mee aan de slag te gaan. 36
Stap 3: Doelen stellen Op basis van het gesprek tussen de leerling en de docent over de competenties van de leerling kunnen doelen worden opgesteld. De doelen worden dus door de docent en de leerling samen opgesteld. De doelen worden SMART geformuleerd en gaan over hoe de leerling ertoe komt om de competentie(s) die hij/zij nog niet goed genoeg beheerst te verbeteren. Bijgevoegd bij de module is het formulier ‘doelen stellen’, waarop de leerling vragen kan beantwoorden en deze antwoorden samen tot een SMART doel kan formuleren. Het formulier met doelen kan in het transitieportfolio worden gedaan. Ook kunnen de doelen gebruikt worden in het onderwijsperspectief plan. Van belang is dat de leerlingen regelmatig hun voortgang bijhouden. Stap 4: Werken aan de competenties Uit het onderzoek blijkt dat de leerlingen met ASS vooral moeite hebben met de competentie samenwerken, en communiceren en taal. Aangezien samenwerken een belangrijke competentie is binnen een vervolgopleiding is het verstandig hier aandacht voor te hebben. Samenwerken is een competentie die doorgaans goed is te trainen in een klassikale setting, waarbij het groepsverband verantwoordelijk wordt gehouden voor de geleverde resultaten (Slavin, 1991; Óhidy, 2008). Een mogelijkheid is dus om een groepje leerlingen dat door wil stromen, gezamenlijk een opdracht te laten maken of een kleinschalig onderzoekje te laten doen. Voorafgaand aan de samenwerking kan het formulier ‘voorbereiding samenwerken’ door de leerlingen worden ingevuld. Geadviseerd wordt aan de docenten om de leerlingen te begeleiden bij het invullen van de formulieren over samenwerken. Vooral bij de onderdelen waarop de leerlingen elkaar beoordelen moet toezicht worden gehouden. Belangrijk is om de leerlingen achteraf te laten evalueren en uit te dagen om te reflecteren op hun eigen en elkaar gedrag. Zie hiervoor formulier ‘evaluatie en reflectie samenwerken’. Ook hier is begeleiding en enig toezicht bij de evaluatie en beoordelingen van elkaar een punt van aandacht. Wanneer leerlingen veel aandacht nodig hebben om de competentie communiceren en taal wordt geadviseerd het trajectbureau van het Dr. Leo Kannerhuis in te schakelen. Het trajectbureau biedt een training communiceren aan. Om uit te zoeken op welke elementen van het sociaal functioneren en communiceren de leerling hulp nodig heeft is bij deze module een instrument bijgevoegd genaamd: Screening Sociale en Communicatieve Vaardigheden (SSCV) (Bosman et al., 2011). Ook de invulinstructie van de SSCV is bijgevoegd. Wanneer verder intensievere training nodig is op de competenties kan in gesprek worden getreden met het trajectbureau. Stap 5: Praktische oriëntatie Om goed voorbereid te starten en niet in de eerste week een te grote hoeveelheid indrukken te hoeven verwerken is het belangrijk om aandacht te besteden aan een aantal praktische zaken en processen. Deze voorbereiding dient van start te gaan wanneer de leerlingen een top 3 hebben gemaakt van hun studiekeuze. Dit zal dus plaatsvinden aan het begin of halverwege van het examenjaar. Om richting te geven aan de leerlingen waar hij/zij op moet letten is het formulier ‘praktische voorbereiding’ toegevoegd. Deze kan in de eerste instantie globaal worden ingevuld. De docent kan erop toezien dat naarmate het eindexamenjaar vordert, de antwoorden op de vragen steeds concreter worden. Het formulier kan worden toegevoegd aan het transitieportfolio.
37
Taken docent:
Invullen Kies Actief vragenlijsten Bespreken Kies Actief vragenlijsten (m.b.v. pijlendiagram, gesprekswijzer) Uitdelen van de formulieren Assisteren bij het maken van SMART doelen Toezien op behalen van de doelen Samenwerkingsgroepjes oprichten en project bedenken Evalueren samenwerking met groepje Beoordelen resultaten van samenwerkingsproject en reflectieverslagen Wanneer nodig afnemen van de SSCV Wanneer nodig doorverwijzen naar trajectbureau Toezien op praktische oriëntatie en eventueel daarbij helpen
Materialen module 2:
Invulinstructie Kies Actief Toolkit Gesprekshulp Kies Actief Toolkit Formulier doelen stellen Formulier voorbereiding samenwerking Formulier evaluatie en reflectie samenwerken SSCV instructie SSCV Formulier praktische voorbereiding
Planning: Leerjaar 1 2 3
4
5
VMBO
Kies Actief Toolkit invullen 2X Bespreken resultaten Kies Actief Doelen stellen Werken aan de competenties Kies Actief Toolkit invullen Bespreken resultaten Kies Actief Werken aan de competenties Praktische oriëntatie Examenjaar
HAVO
Kies Actief Toolkit invullen 2X Bespreken resultaten Kies Actief Doelen stellen Werken aan de competenties Kies Actief Toolkit invullen Bespreken resultaten Kies Actief Werken aan de competenties Praktische oriëntatie Examenjaar
38
Formulieren bij module 2
1. Formulier 1 Invulinstructie Kies Actief Toolkit Voor: Leerlingen 2. Formulier 2 Gesprekshulp Kies Actief Toolkit Voor: Docenten 3. Formulier 3 Doelen stellen Voor: Leerlingen en docenten 4. Formulier 4 Voorbereiding samenwerking Voor: Leerlingen 5. Formulier 5 Evaluatie en reflectie samenwerken Voor: Leerlingen 6. Formulier 6 SSCV instructie Voor: Docenten 7. Formulier 7 SSCV Voor: Docenten 8. Formulier 8 Praktische voorbereiding Voor: Leerlingen 39
Formulier 1 Invulinstructie Kies Actief Bij module 2
Wanneer je een opleiding gaat doen heb je competenties nodig. Een competentie is een combinatie van kennis, vaardigheden en attituden. In het mbo en hbo wordt er veel gewerkt met deze competenties. Competenties heb je nodig voor allerlei verschillende doelen. Zo is plannen een competentie en is werken met de computer bijvoorbeeld ook een competentie. Er zijn bepaalde competenties die je voor iedere mbo of hbo opleiding nodig hebt. Deze competenties zijn dus erg belangrijk om te beheersen. Door de Kies Actief vragenlijst in te vullen kun je erachter komen in hoeverre jij die belangrijke competenties al beheerst. Na het invullen van de vragenlijst krijg je een profiel van hoe goed jij de competenties al beheerst. Op de volgende pagina is een instructie te vinden over hoe je de Kies Actief vragenlijst kunt vinden en kunt invullen. Volg de stappen. Als je de vragenlijst zelf helemaal hebt ingevuld, nodig dan je docent uit om de vragenlijst over jou in te vullen. Door te zien hoe je docent denkt over jouw competenties krijg je een duidelijker beeld van welk niveau je al hebt. Ook kun je andere zoals je ouders of vrienden uitnodigen.
40
41
Formulier 2 Gesprekshulp Kies Actief voor docenten Bij module 2
De gesprekshulp is bedoeld voor docenten om hen handvatten te geven bij het bespreken van de resultaten van de Kies Actief vragenlijst. Door te praten over de competenties van een leerling wordt deze leerling uitgedaagd goed na te denken over zichzelf en wat de resultaten voor hen betekenen. Belangrijk is om discrepanties tussen het zelfbeeld en het beeld dat de docent van de leerling heeft grondig te behandelen. Dit kan bijdragen aan het zelfbeeld van de leerling.
42
43
Formulier 3 doelen stellen Bij module 2
Nu je de Kies Actief vragenlijst hebt ingevuld en besproken met je docent, heb je een beeld van welke competenties je al goed beheerst en aan welke je nog moet werken. Zoals je al weet kan het beheersen van de competenties die de Kies Actief vragenlijst meet je helpen om goed een mbo of hbo te doen. Het is dus belangrijk om te werken aan het verbeteren van de competenties die je nog niet goed genoeg beheerst. Als je ergens aan wilt werken begin je met het opstellen van doelen. Met de tabellen op de volgende bladzijden kun je op een concrete manier doelen formulieren. De doelen formuleer je SMART. Dit is een afkorting voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. In het mbo en hbo wordt veel met SMART gewerkt. Door hier nu vast mee te oefenen heb je straks in je nieuwe opleiding al een voorsprong! Vul per competentie waar je aan wilt werken een tabel in. Vraag hierbij eventueel hulp bij je docent. Reken ongeveer 5-10 minuten invultijd per formulier.
44
Doel 1: Vraag: Aan welke competentie wil je werken met dit doel?
Antwoord:
Omschrijf het resultaat dat je wilt bereiken. Dit is je uiteindelijke doel
Beschrijf zo duidelijk mogelijk wanneer en hoe je het doel wilt bereiken. Dit doe je door doelen SMART te formuleren. SMART is een afkorting voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. Een doel is SMART als het antwoord kan geven op alle volgende vragen: - Is duidelijk wat je met je doel wilt bereiken? - Weet je hoe je kunt meten of je doel is bereikt? - Is iedereen het eens met dit doel? - Is het doel haalbaar? - Is het doel uitdagend? - Is duidelijk wanneer je het doel moet hebben bereikt? Omschrijf hoe je aan je doel gaat werken
Omschrijf wie of wat je nodig heb om aan je doel te werken
45
Doel 2: Vraag: Aan welke competentie wil je werken met dit doel?
Antwoord:
Omschrijf het resultaat dat je wilt bereiken
Beschrijf zo duidelijk mogelijk wanneer en hoe je het doel wilt bereiken. Dit doe je door doelen SMART te formuleren. Een doel is SMART als het antwoord kan geven op alle volgende vragen: - Is duidelijk wat je met je doel wilt bereiken? - Weet je hoe je kunt meten of je doel is bereikt? - Is iedereen het eens met dit doel? - Is het doel haalbaar? - Is het doel uitdagend? - Is duidelijk wanneer je het doel moet hebben bereikt? Omschrijf het resultaat dat je wilt bereiken. Dit is je uiteindelijke doel
Omschrijf wie of wat je nodig heb om aan je doel te werken
46
Doel 3: Vraag: Aan welke competentie wil je werken met dit doel?
Antwoord:
Omschrijf het resultaat dat je wilt bereiken. Dit is je uiteindelijke doel
Beschrijf zo duidelijk mogelijk wanneer en hoe je het doel wilt bereiken. Dit doe je door doelen SMART te formuleren. Een doel is SMART als het antwoord kan geven op alle volgende vragen: - Is duidelijk wat je met je doel wilt bereiken? - Weet je hoe je kunt meten of je doel is bereikt? - Is iedereen het eens met dit doel? - Is het doel haalbaar? - Is het doel uitdagend? - Is duidelijk wanneer je het doel moet hebben bereikt? Omschrijf hoe je aan je doel gaat werken
Omschrijf wie of wat je nodig heb om aan je doel te werken
47
Doel 4: Vraag: Aan welke competentie wil je werken met dit doel?
Antwoord:
Omschrijf het resultaat dat je wilt bereiken. Dit is je uiteindelijke doel
Beschrijf zo duidelijk mogelijk wanneer en hoe je het doel wilt bereiken. Dit doe je door doelen SMART te formuleren. Een doel is SMART als het antwoord kan geven op alle volgende vragen: - Is duidelijk wat je met je doel wilt bereiken? - Weet je hoe je kunt meten of je doel is bereikt? - Is iedereen het eens met dit doel? - Is het doel haalbaar? - Is het doel uitdagend? - Is duidelijk wanneer je het doel moet hebben bereikt? Omschrijf hoe je aan je doel gaat werken
Omschrijf wie of wat je nodig heb om aan je doel te werken
48
Formulier 4 Voorbereiding samenwerken Bij module 2
Jullie gaan samenwerken aan een opdracht die jullie docent heeft gegeven. Op een goede manier kunnen samenwerken is een belangrijke competentie die je nodig hebt voor een opleiding in het mbo of hbo. Ook komt goed kunnen samenwerken goed van pas wanneer je later een baan hebt. Voor jullie beginnen aan de samenwerking is het belangrijk om goede afspraken te maken en vast na te denken over hoe jullie de samenwerking aan gaan pakken. Om hier over na te denken vullen jullie met elkaar onderstaand tabel in. In de linker kolom zijn vragen weergegeven waar jullie samen antwoord op kunnen geven. Schrijf de antwoorden op in de rechter kolom. Vul de tabellen met alle leden van het samenwerkgroepje samen in.
49
Vragen: Wie zitten er in deze samenwerkingsgroep:
Antwoorden:
Beschrijf zo concreet mogelijk waar jullie aan gaan samenwerken:
Bespreek met elkaar wat ieders sterkte punten en verbeterpunten zijn binnen de samenwerking. Schrijf de sterke punten bij de + en de verbeterpunten bij de – van iedere groepsgenoot op:
1. Naam: + 2. Naam: + 3. Naam: + 4. Naam: + 5. Naam: + 6. Naam: + -
Beschrijf hoe jullie ervoor gaan zorgen dat iedereen ongeveer evenveel bijdraagt aan de groepsopdracht:
50
Beschrijf hoe jullie ervoor gaan zorgen dat iedereen zijn/haar afspraken nakomt:
Zijn er consequenties wanneer een groepsgenoot zijn/haar afspraken niet nakomt? Omschrijf deze consequenties:
Maak afspraken over hoe jullie moeilijkheden in de samenwerking op een prettige manier op kunnen lossen. Beschrijf deze afspraken:
Maak afspraken over hoe jullie elkaar informeren wanneer je je afspraken niet na kunt komen. Beschrijf deze afspraken. Denk hier bijvoorbeeld aan hoe veel tijd van te voren groepsleden zich af moeten melden voor een afspraak: Beschrijf hoe jullie samen zorgen voor een prettige en werkbare sfeer:
Beschrijf hoe jullie je gaan voorbereiden op de groepsbijeenkomsten:
51
Maak samen een planning: Vermeld daarbij ook wanneer jullie opdracht af is.
52
Formulier 5 Evaluatie en reflectie samenwerken Bij module 2
Jullie hebben samengewerkt aan een opdracht. Vooraf hebben jullie goede afspraken gemaakt over de samenwerking. Niet alleen de samenwerking zelf is erg belangrijk, ook het nadenken over hoe het is gegaan is van belang. Dit noemen we evalueren en reflecteren. Achteraf goed nadenken over hoe het is gegaan, kan er voor zorgen dat de samenwerking de volgende keer misschien nóg beter gaat. Om jullie te helpen nadenken over wat er goed ging in de samenwerking en wat nog beter zou kunnen, geven jullie samen antwoord op de vragen in de tabel. Wanneer jullie goed samenwerken en de tabel gezamenlijk invullen, kost het jullie ongeveer 15 minuten om de tabel in te vullen.
53
Vragen: Jullie hebben samen aan een opdracht gewerkt. Beschrijf globaal hoe de samenwerking is verlopen
Antwoorden:
Wat ging er goed in de samenwerking?
Wat ging minder goed in de samenwerking?
Vooraf hebben jullie van ieder groepslid een sterk punt en een verbeterpunt opgeschreven. Nu jullie samen aan een opdracht hebben gewerkt hebben jullie misschien een ander of duidelijker beeld van elkaar. Schrijf opnieuw van alle groepsgenoten een sterk punt en een verbeterpunt op. Schrijf de sterke punten bij de + en de verbeterpunten bij de – van iedere groepsgenoot op. Vergelijk deze met de antwoorden op het vorige formulier.
7. Naam: + 8. Naam: + 9. Naam: + 10. Naam: + 11. Naam: + 12. Naam: + 54
In samenwerkingsgroepen hebben de groepsleden vaak verschillende rollen. Dit worden ook wel teamrollen genoemd. Probeer samen van ieder groepslid te bedenken welke rol hij/zij heeft vervuld in jullie samenwerking. De teamrollen worden uitgelegd op de volgende pagina. Bedenk voor jezelf welke van de 8 teamrollen jij denkt dat het beste bij je past en bespreek dit met je groepsgenoten.
Individuele opdracht: Doe een zelftest over teamrollen. Ga hiervoor naar de volgende link: http://www.werkenmetteamrollen.nl/v ragenlijsten/De-Korte-BelbinTeamroltest.asp Beantwoord de volgende vragen voor jezelf: - Welke teamrol komt er uit de test? - Is dit dezelfde teamrol die je groepsgenoten je hebben gegeven? - Is dit dezelfde teamrol die je jezelf had toegekend?
55
Teamrollen: Een teamrol is een patroon van gedragskenmerken, dat betrekking heeft op de manier waarom een teamlid samenwerkt met anderen om de teamdoelen te realiseren. Binnen een goed functionerend team zijn verschillende teamrollen te onderscheiden. De Britse onderzoeker Belbin is beroemd geworden door zijn jarenlange onderzoek naar de effectiviteit van allerlei teams. Op basis van zijn onderzoeken ontwikkelde hij theorieën over teamrollen. Belbin onderscheid 8 teamrollen. Hij heeft deze teamrollen allemaal een figuurlijke naam gegeven. Lees de beschrijving goed om te begrijpen wat hij precies bedoelt met deze rollen. Hieronder zijn de teamrollen omschreven: Naam van de teamrol: De voorzitter:
De bedrijfsman
De brononderzoeker
De plant
De monitor
De vormer
De zorgdrager
De groepswerker
Beschrijving van de teamrol De voorzitter verbindt de verschillende teamleden en zorgt voor consensus of overeenstemming. Ook verheldert de voorzitter de doelstellingen en versnelt hij de besluitvorming. Eigenschappen van de voorzitter zijn: Resultaatgericht en coördinerend. De bedrijfsman is de organisator. Hij werkt ordelijk en is praktisch ingesteld. De bedrijfsman werkt efficiënt. Eigenschappen van de bedrijfsman zijn: Praktisch en doelmatig. De brononderzoeker is een netwerker en regelt contacten en ideeën. De brononderzoeker is enthousiast en communicatief. Eigenschappen van de brononderzoeker zijn: Nieuwsgierig en enthousiast. De plant is een wat introverte, creatieve intellectueel. De plant is goed in het oplossen van moeilijke problemen. Eigenschappen van de plant zijn: Out-of-the-box denker en vernieuwend. De monitor analyseert wat anderen bedenken en doorziet complexe vraagstukken. De monitor heeft een scherp beoordelingsvermogen. Eigenschappen van de monitor zijn: Analyserend en objectief. De vormer is doelgericht, gedreven en ambitieus. De vormer functioneert goed onder druk en heeft vaardigheden die nodig zijn om obstakels te overwinnen. Eigenschappen van de vormer zijn: Gedreven en ambitieus. De zorgdrager heeft oog voor kwaliteit en overziet snel risico en gevaar. De zorgdrager let er op dat dingen op tijd gebeuren. Eigenschappen van de zorgdrager zijn: Kwaliteitsgericht en betrokken. De groepswerker is de sociale antenne van het team, zorgt voor een goede sfeer in het team. Eigenschappen van de groepswerker: Contactgericht en vriendelijk.
56
Formulier 6 SSCV instructie Bij module 2
Wanneer een leerling een lage score heeft op de competentie communiceren en taal kan worden uitgezocht met welke aspecten van de communicatie deze leerling moeite heeft. Dit kan worden uitgezocht met de SSCV ofwel Screening Sociale en Communicatieve vaardigheden. Dit is een vragenlijst naar sociale en communicatieve vaardigheden. Onderstaande instructie is ontleend aan het artikel ‘Sociale en communicatieve vaardigheden van jongen met ASS van 6-21 jaar’ (Bosman et al., 2011).
57
GEBRUIK VAN DE SSCV De SSCV is ontwikkeld om inzicht te geven in de sociale en communicatieve vaardigheden zoals deze getraind worden binnen het Dr. Leo Kannerhuis bij de Training Communicatieve en Sociale Vaardigheden [TCSV]. De TCSV is gebaseerd op de methode volgens Goldstein, zoals ook in het theoretisch kader is beschreven. Er zijn een aantal vaardigheden aan de SSCV toegevoegd die niet behoren tot de basisvaardigheden van de TCSV: non-verbale communicatie, een hulpvraag stellen en vroeg sociaal communicatief gedrag. De SSCV is te gebruiken om een beeld te verkrijgen van de sociale competentie van de cliënt die geobserveerd wordt. Er wordt aangeraden bij jongeren de observatie/screening plaats te laten vinden in een natuurlijke omgeving en bij kinderen misschien wel in prikkelarme ruimte. Vooralsnog wordt in de natuurlijke omgeving de meest betrouwbare observaties afgenomen. Er moet stilgestaan worden bij het feit dat een observatie altijd een momentopname is. Ook is een observatie altijd een subjectieve weergave van de interpretatie van de observator. Om deze subjectiviteit zo klein mogelijk te houden, heeft De Bil (2004) een observator-bias samengesteld, bestaande uit de volgende items: Aandacht: op welke gedragingen vestigt de observator zijn/haar aandacht? Deze gedragingen zullen uiteraard meer waargenomen worden dan de gedragingen die hij/zij minder belangrijk vindt of minder aandacht voor heeft. Het kan ook zijn dat de observator zijn/haar aandacht op heel andere zaken dan de observatie/screening heeft gericht. Er wordt daarom geadviseerd om te zorgen dat men helemaal klaar is voor de observatie/screening en niet nog met andere dingen bezig is. Selectie: Onbewust vindt er al een selectie plaats van wat men waarneemt. Dit komt omdat de capaciteit voor het verwerken van informatie beperkt is. Zolang men zich niet direct bewust is van de persoonlijke ideeën en opvattingen en biologische factoren die zorgen dat niet alles waargenomen wordt en hoe de selectie tot wat wel waargenomen wordt dan gemaakt wordt, gaan deze processen dus automatisch. Probeer als observator een beeld te krijgen van welke biologische factoren en eigen ideeën en opvattingen een rol kunnen spelen in de normering of waarneming van het gedrag. Perceptie: Perceptie en waarneming betekenen hetzelfde: het via de zintuigen kennisnemen van de directe omgeving. Tenzij er een bijzondere, ongewone prikkel is, neemt men waar wat men kent. Als iets waargenomen wordt, kan er door die persoon aandacht worden gevestigd op sterkte, variatie en contrast. Een observator die gewend is dicht bij te staan wanneer hij/zij met iemand praat, zal het eerder opvallen als iemand dit niet doet, dan wanneer de cliënt dit wel doet. Plaats: Houdt er als observator rekening mee dat de plaats waar de observatie/screening wordt afgenomen invloed kan hebben op het resultaat. Een rumoerige ruimte of een prikkelarme, hebben zowel tot gevolg dat de te observeren cliënt ander gedrag kan vertonen, als dat de observator ander gedrag als opvallend ervaart. Tijd: Er dient ook rekening te worden gehouden met het tijdstip waarop de observatie/screening wordt afgenomen. Vroeg op de dag is men meestal alerter dan laat op de middag, na de lunchpauze iets fitte dan vlak er voor. Ook dient er rekening gehouden te worden met de duur van de observatie/screening. Voor de observator omdat op een gegeven moment vermoeidheid of gewennig op kan treden en er minder wordt waargenomen, voor het kind/de jongere (in een nietnatuurlijke omgeving) omdat er bij hem/haar ook vermoeidheid op kan treden en hij/zij een lagere frustratie-tolerantie drempel, kan misschien minder helder nadenken of reageert op een voor hem/haar onnatuurlijke wijze. 58
Wat vooraf ging: Het is van belang dit aspect mee te nemen omdat ook dit de waarneming van de observator kan beïnvloeden. Als hij/zij bijvoorbeeld vlak voor de huidige observatie een heel druk en luid kind heeft geobserveerd, zal alles wat de huidige cliënt doet rustig lijken. Ook kunnen andere zaken nog ronddwalen in het hoofd van de observator, waardoor hij/zij minder alert is. Persoonlijke omstandigheden: Persoonlijke omstandigheden die alle aandacht van de observator in beslag nemen of waargenomen gedragingen die doen denken aan persoonlijke omstandigheden of ervaringen kunnen maken dat de observator minder alert is of een overdreven normering geeft aan het gedrag van een cliënt.
Het is voor een zo objectief mogelijke observatie/screening van belang dat de bovenstaande punten in acht worden genomen en er stil wordt gestaan bij de mogelijkheden deze punten zo min mogelijk invloed uit te laten oefenen op de observatie/screening.
59
SCORING De onderbouwing van de scoring van de SSCV en de overwegingen die daar aan vooraf zijn gegaan staan elders in het verslag beschreven. De SSCV wordt gescoord op een vijfpuntsschaal, waarbij 1= slecht, 2= onvoldoende, 3= matig, 4= voldoende en 5= goed. Ook kan “niet van toepassing” worden aangegeven, als het gedrag niet bij het kind of de jongere wordt gezien op het moment van screening. Dit geldt voor alle items van alle categorieën. Ook is bij iedere vaardigheid extra ruimte gemaakt voor opmerkingen. De SSCV is een kwalitatieve schaal die meet in welke mate een kind of jongere een deelvaardigheid beheerst. Kwantitatieve gegevens zijn niet opgenomen in deze lijst. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de extra ruimte voor opmerkingen. De uiteindelijke scoring kan worden berekend via een berekening van het gemiddelde. Dit zal dan worden berekend over de verschillende items van de vaardigheid (niet over de categorie of over het geheel). Wanneer ‘niet van toepassing’ wordt gescoord, heeft dit geen invloed op de uiteindelijke score. Wanneer deze optie wordt omcirkeld, telt de vraag niet langer mee in de berekening. Voorbeelden van de berekening: Voorbeeld 1: A1: 2+3+4+2+1+5+2 = 19 19/7 = 2,7 A1 heeft dus een score van: 2,7 Voorbeeld 2: A2: 5+1+1+2+n.v.t+ 4+3 = 18 18/6 = 3 A2 heeft dus een score van: 3
Geen enkele vraag heeft een zwaardere waarde dan een ander. Dit maakt dat de uiteindelijke scores geen afspiegeling zijn van de daadwerkelijke sociale en communicatieve vaardigheden van de cliënt, maar een beeld geven van welke vaardigheid het eerst getraind kan worden: omdat deze het minst ontwikkeld is.
60
Formulier 7 SSCV Bij module 2
Wanneer een leerling een lage score heeft op de competentie communiceren en taal kan worden uitgezocht met welke aspecten van de communicatie deze leerling moeite heeft. Dit kan worden uitgezocht met de SSCV ofwel Screening Sociale en Communicatieve vaardigheden. Dit is een vragenlijst naar sociale en communicatieve vaardigheden. Onderstaande instructie is ontleend aan het artikel ‘Sociale en communicatieve vaardigheden van jongen met ASS van 6-21 jaar’ (Bosman et al., 2011).
61
62
63
64
65
66
67
68
69
Formulier praktische voorbereiding Bij module 2
Wanneer je aan een nieuwe opleiding begint komen er allerlei nieuwe en spannende ervaringen op je af. Aan iets nieuws starten brengt vaak ook vragen en onduidelijkheden met zich mee. Het kan helpen om een aantal vragen al beantwoord te hebben voordat je aan je nieuwe opleiding begint. Hierdoor kun je in alle rust starten aan de opleiding. Door een goede start heb je meer kans op een leuke tijd tijdens je opleiding en een succesvol verloop. Wanneer je een studiekeuze hebt gemaakt, kun je de vragen in de tabel op de volgende bladzijden beantwoorden. Je kunt bij het beantwoorden van de vragen hulp vragen van je ouder, begeleider of docent. Schrijf je antwoorden in de lege vakken. Het beantwoorden van de vragen zal ongeveer 15 minuten kosten. De hoeveelheid tijd dat het kost is natuurlijk afhankelijk van hoeveel je al hebt uitgezocht over je nieuwe opleiding.
70
Praktische voorbereiding Inschrijving Wat zijn de toelatingseisen?
Hoe moet je je inschrijven voor deze onderwijsinstelling en opleiding?
Begeleiding Welke begeleiding krijgen leerlingen van deze opleiding?
Welke extra begeleiding kan je krijgen vanwege de diagnose ASS?
Wie helpt je wanneer je in de problemen zit met je opleiding?
Tentaminering Wat voor soort tentamen krijg je bij deze opleiding? Vb: multiple choice, open vragen, mondeling etc Hoeveel herkansingen zijn er?
Bestaan er mogelijkheden tot extra herkansingen?
Hoe vraag je eventuele extra herkansingen aan?
Aanwezigheid Hoeveel uur per week heb je college?
Zijn alle colleges verplicht?
71
Is er aanwezigheidsplicht?
Wat zijn de consequenties als je onvoldoende aanwezig bent?
Hoe flexibel is de opleiding in deze aanwezigheidsplicht?
Met wie kun je problemen met de aanwezigheid bespreken?
Klassen Hoeveel studenten zitten er in één klas?
Veranderen de klassen van samenstelling?
Werk je veel samen met je klas?
Rooster Hoe werkt een rooster?
Waar is het rooster te vinden?
Hoe vaak per jaar verandert het rooster?
Waar kun je tijdelijke roosterwijzigingen zien?
72
Wat betekenen de codes op het rooster?
Docenten Hoeveel docenten heb je?
Kennen de docenten alle studenten?
Heeft ieder vak een andere docent?
Gebouw Heeft de onderwijsinstelling verschillende locaties?
Welke namen hebben de verschillende locaties?
Welke faciliteiten hebben de locaties? Vb: computers, kantine, printer etc Hoe betaal je in het gebouw? Met pin, chip, studentenkaart, contant?
Eerste dag Waar moet je je de eerste dag melden?
Hoe laat moet je aanwezig zijn?
Wat moet je de eerste dag meenemen?
73
Overig Wat wil je nog meer weten van de onderwijsinstelling en de opleiding?
74
Module 3 Overdracht Doel: Het doel van deze module is ervoor te zorgen dat er een betere overdracht van een leerling plaatsheeft tussen de instelling voor voortgezet onderwijs (‘De Brouwerij’) en een instelling voor vervolgonderwijs. Zo hebben deze leerlingen een grotere kans een succesvolle start te kunnen maken aan een vervolgopleiding. Beschrijving van de module: Focus in deze module is om ‘De Brouwerij’ de middelen te geven eenvoudiger een overdracht te doen naar een instelling voor vervolgonderwijs. Dit is van belang, want uit hieraan voorafgaand onderzoek is naar voren gekomen dat afstemming tussen VSO-scholen en instellingen voor vervolgonderwijs een belangrijke factor is om de leerlingen goed van start te laten gaan op het vervolgonderwijs. Uit het onderzoek kwam tevens naar voren dat de afstemming nu nog vaak onvoldoende is en dat de instellingen voor vervolgonderwijs vaak gebrekkige kennis van de stoornis ASS hebben. Daarom is een ‘bijsluiter’ toegevoegd. Door het inzetten van de bijsluiter is bij de instelling voor vervolgonderwijs bekend welke extra uitdagingen een leerling kent. Er kan zo ook naar de leerling duidelijkheid worden gegeven over welke ondersteunende faciliteiten er voor hem/haar zijn, en wat zij van de onderwijsinstelling kunnen verwachten. Kennis over de omgang met de leerling kan worden doorgegeven van middelbaar naar vervolgonderwijs. Veel onderwijsinstellingen kennen een afdeling gespecialiseerd in het ondersteunen van studenten met een functiebeperking. Het advies is om naar deze afdelingen op zoek te gaan om de gesprekken en informatie uitwisseling met betrekking tot de overdracht van de leerling in gang te zetten. In deze module is de leerling zelf de keuze gelaten, of hij/zij wil dat bij de instelling voor vervolgonderwijs bekend wordt gemaakt dat hij/zij de diagnose ASS heeft. Deze module voorziet de docent van de benodigde materialen om de leerlingen hierin te ondersteunen. Bij alle aangeleverde materialen is een korte toelichting vermeld. De volgende stappen zijn te onderscheiden: Stap 1: Voor- en nadelen bespreken Belangrijk is dat de leerlingen voor zichzelf goed bepalen of zij willen dat de instelling voor vervolgonderwijs op de hoogte is van de diagnose ASS. Voordelen van bekendheid van de diagnose is begrip, toegang tot faciliteiten en meer persoonlijke aandacht vanuit de opleiding. Nadelen zijn echter stigmatisering. Het is van belang dat de leerlingen een zorgvuldig afgewogen beslissing nemen over deze bekendmaking van de stoornis. Om te ondersteunen in deze afweging is het formulier ‘voor- en nadelen’ bijgevoegd. Wanneer de leerling duidelijkheid heeft over aan welke instelling hij/zij een opleiding wil gaan volgen kan dit formulier worden ingevuld. De docent kan dit formulier met de leerling bespreken. De auteur van deze informatie map adviseert om ondanks de nadelen toch te kiezen voor bekendmaking. Stap 2: Bijsluiter De bijsluiter is een algemeen én voor de leerling specifiek document met daarin informatie over de functiebeperking, de behoeftes, omgangsvormen en tips voor de ondersteuning van deze leerling. De bijsluiter wordt ingevuld door de leerling, in samenwerking en met ondersteuning van de docent of een ouder.
75
In de bijsluiter wordt regelmatig terug verwezen naar de ‘Kies Actief’ toolkit. Om de bijsluiter in te kunnen vullen zal dus eerst de Kies Actief toolkit moeten worden ingevuld; als module 2 is gevolgd is dat reeds gebeurd en kunnen de resultaten daaruit worden gebruikt bij het invullen van de bijsluiter. Een lege bijsluiter is toegevoegd aan deze module. Stap 3: Warme overdracht Met warme overdracht wordt bedoeld dat er kort voorafgaand aan het starten aan een vervolgopleiding contact is tussen de instelling voor VSO en de instelling voor vervolgonderwijs. Typisch is dit een gesprek waarbij de leerling, een ouder, de docent en iemand van de instelling voor vervolgonderwijs aanwezig is. Doel van dit gesprek is tweeledig: informatie geven aan de instelling voor vervolgonderwijs over de speciale behoeften van de leerling, en de leerling en ouder kennis geven over de mogelijkheden en processen van de nieuwe leeromgeving. Om zo veel mogelijk uit het gesprek te halen is gekozen handvatten mee te geven voor dit gesprek. Zie hiervoor de ‘voorbeeldvragen warme overdracht’. Tijdens dit gesprek zal ook veel aandacht bestaan voor de informatie uit de bijsluiter. Een kopie van deze bijsluiter zal bij de vervolgopleiding worden achtergelaten voor in het dossier. Om de vervolgopleiding inzicht te geven in de stoornis ASS in het algemeen, is het ‘informatiedocument ASS voor vervolgopleiding’ toegevoegd. De docent kan deze meenemen naar de warme overdracht en het document overhandigen. De vervolgopleiding kan deze informatie eventueel in het dossier van de leerling doen, samen met de bijsluiter, om een compleet overzicht van de diagnose ASS op te kunnen zoeken wanneer nodig. Ten slotte is een contactpersonenlijst toegevoegd, welke de docent kan gebruiken om bij te houden welke contacten zijn gelegd bij welke onderwijsinstellingen, om in de toekomst het aangaan van gesprekken en overdrachten te faciliteren. Stap 4: Contact onderhouden Uit het hier voorafgaand onderzoek is naar voren gekomen dat leerlingen ‘van de radar verdwijnen’ na het behalen van hun eindexamen op de school voor VSO. Om de leerling langduriger te kunnen ondersteunen, en kennis te nemen van de eigen effectiviteit van onderwijs en voorbereiding op vervolgonderwijs wordt geadviseerd om contact te blijven onderhouden. De instelling voor VSO heeft veel kennis in pacht over de functiebeperking en kan daarom blijvend als extra hulplijn fungeren voor de instelling voor vervolgonderwijs. Ook hiertoe kan de contactpersonenlijst worden ingeschakeld. Taken docent:
Bespreken voor- en nadelen bekendmaking stoornis met leerlingen Met de leerling invullen van de bijsluiter Warme overdrachtgesprek met instelling voor vervolgonderwijs met leerling en ouder Contact onderhouden met vervolgonderwijs
76
Materialen bij module 3:
Formulier voor- en nadelen Bijsluiter Voorbeeld vragen warme overdracht Informatiedocument ASS voor vervolgopleiding Contactpersonenlijst
Planning: Leerjaar 1 2 3 4
5
VMBO
HAVO
Afwegen voor- en nadelen bekendmaking Invullen bijsluiter Gesprek warme overdracht Examenjaar Afwegen voor- en nadelen bekendmaking Invullen bijsluiter Gesprek warme overdracht Examenjaar
77
Formulieren bij module 3 1. Formulier 1 Voor- en nadelen Voor: Leerlingen 2. Formulier 2 De Bijsluiter Voor: Leerlingen en docenten 3. Formulier 3 Voorbeeldvragen warme overdracht Voor: Docenten 4. Formulier 4 Informatiedocument ASS voor vervolgopleiding Voor: Docenten 5. Formulier 5 Contactpersonenlijst Voor: Docenten
78
Formulier voor- en nadelen Bij module 3
Bijna alles heeft voor- en nadelen. Ook het bespreken van jouw diagnose ASS met een medewerker of docent van je nieuwe opleiding heeft voordelen en nadelen. Het is daarom erg belangrijk dat jij zelf bepaalt of je bij de nieuwe opleiding bekend wil maken dat jij ASS hebt. Op de volgende bladzijde is een tabel weergegeven waar je de voordelen en de nadelen kan opschrijven. Schrijf de voordelen en nadelen in de lege vakken op. Vraag daarna aan 3 personen die je goed kent wat volgens hen de voordelen en de nadelen zijn van het bespreken van de diagnose met je nieuwe opleiding. Voorbeelden van mensen die je goed kennen zijn je ouders, je docent of bijvoorbeeld een vriend of een begeleider. Vul de antwoorden van deze 3 personen in in de tabel. Wanneer je de tabellen hebt ingevuld kun je op de laatste bladzijde opschrijven of je kiest voor het bespreken van je diagnose of dat je de diagnose liever niet bespreekt. Geef daarbij ook argumenten.
79
Voor- en nadelen volgens jou: Voordelen van bespreken diagnose ASS
Nadelen van bespreken diagnose ASS
80
Voor- en nadelen volgens:…………………………………… Voordelen van bespreken diagnose ASS
Nadelen van bespreken diagnose ASS
Voor- en nadelen volgens:…………………………………….. Voordelen van bespreken diagnose ASS
Nadelen van bespreken diagnose ASS
Voor- en nadelen volgens:…………………………………… Voordelen van bespreken diagnose ASS
Nadelen van bespreken diagnose ASS
81
Nu je voor- en nadelen hebt verzameld kun je een keuze maken. Kies je voor bespreken of niet bespreken? Vul hieronder in welke keuze je maakt. Geef minstens 3 argumenten voor deze keuze. Ik wil dat mijn nieuwe opleiding weet dat ik ASS heb. Ook wil ik dat zij weten wat dit voor mij betekent, wat dit voor anderen betekent en hoe hiermee het beste kan worden omgegaan: Ik heb deze keuze gemaakt omdat:
Ja/nee
Argument 1:
Argument 2:
Argument 3:
Argument 4:
82
Formulier 2 De bijsluiter Bij module 3
Als je hebt besloten om je nieuwe opleiding te laten weten dat jij autisme hebt. Aangezien autisme voor iedereen weer anders is, is het belangrijk dat jij aangeeft wat autisme voor jou betekent. Door je nieuwe docenten te laten weten wat jij prettig vindt in de omgang, waar voor jou knelpunten kunnen liggen en waar je graag hulp bij zou willen, kan je opleiding mogelijk een stuk soepeler verlopen. De medewerkers van je nieuwe opleiding kunnen je pas goed helpen als ze veel informatie van jou hebben. In de tabel op de volgende pagina’s kun je deze informatie over jezelf opschrijven. De vragen in de tabel bestrijken veel verschillende informatie over jou. Zo staan er vragen over je woonsituatie, je middelbare school periode, jouw wensen in hulp enzovoorts Hoe meer informatie je over jezelf geeft, hoe beter de begeleiding van je nieuwe opleiding kan zijn. Neem rustig de tijd om alle vragen te beantwoorden. Vraag hierbij hulp aan je ouder, je begeleider en je docenten.
83
Bijsluiter Personalia Naam student Invuldatum Geboortedatum Adres Telefoonnummer E-mailadres
Geef een korte omschrijving van jezelf. Vertel bijvoorbeeld iets over je hobby’s, je interesses, je gezin, waar je vandaan komt, etc
Middelbare school
Naam:
Niveau
VWO/HAVO/VMBO
Diploma behaald
Ja/nee
Aantal jaren over gedaan
…………..jaar
Naam contactpersoon Functie contactpersoon Telefoonnummer E-mailadres Welke speciale begeleiding of voorzieningen heb je gehad op de middelbare school? 84
Diagnose/functiebeperking Welke diagnose heb je?
Wanneer is deze diagnose gesteld?
Door wie is deze diagnose gesteld?
Wat betekent deze diagnose voor jou?
Hoe merken andere aan jou dat je deze diagnose hebt?
Waar kunnen anderen rekening mee houden?
Woonsituatie Woon je bij je ouders, zelfstandig, in een woongroep of op een andere manier? Met wie woon je daar?
Vermeld de contactgegevens van een ouder of een begeleider van 85
waar je woont.
Vervolgopleiding en begeleiding Welke opleiding ga je volgen?
Waarom heb je deze opleiding gekozen?
Wat verwacht je van deze opleiding?
Denk je begeleiding nodig te hebben vanuit de opleiding?
Waar zou je op begeleid willen worden?
Op welke manier wil jij het liefst begeleid worden vanuit de opleiding?
Wat vind jij prettig in begeleiding?
86
Wat vind jij minder prettig in begeleiding?
Wat zouden voor jou knelpunten kunnen worden in de opleiding? (vb aanwezigheid, planning, groepswerk, toetsvorm, sociale vaardigheid etc)
Competenties Welke competenties beheers je al
Communiceren en taal
goed?
Analyseren en rekenen
Probleem oplossen
Methodisch handelen
Samenwerken
Zelfstandig leren
Aan welke competenties moet je
Communiceren en taal
nog werken?
Analyseren en rekenen
Probleem oplossen
Methodisch handelen
Samenwerken
Zelfstandig leren
Beschrijf per competentie je sterke
Communiceren en taal:
punten en verbeterpunten (gebruik hierbij je profiel van Kies
Sterke punten:
Actief)
Verbeterpunten:
87
Analyseren en rekenen:
Sterke punten:
Verbeterpunten:
Probleem oplossen:
Sterke punten:
Verbeterpunten:
Methodisch handelen:
Sterke punten:
Verbeterpunten:
88
Samenwerken:
Sterke punten:
Verbeterpunten:
Zelfstandig leren:
Sterke punten:
Verbeterpunten:
Welke informatie denk jij dat je nieuwe opleiding verder nog nodig heeft over jou?
89
Formulier 3 Voorbeeldvragen Warme overdracht Bij module 3
Onderstaande voorbeeldvragen kunnen een houvast bieden bij de warme overdracht. De lijst met voorbeeldvragen kan mee worden genomen naar een gesprek, of van te voren worden bestudeerd. Zo wordt het moment van de warme overdracht zo goed mogelijk benut.
90
Voorbeeld vragen om te stellen tijdens de warme overdracht -
Wie is contactpersoon van de opleiding/onderwijsinstelling? Welke standaard begeleiding biedt de onderwijsinstelling? Welke extra begeleiding kan deze leerling krijgen vanwege de diagnose ASS? Welke stappen moeten worden gezet om de begeleiding in gang te zetten? Bestaan er ‘maatjes’ projecten binnen de opleiding? Hoe komt deze leerling in aanmerking voor een ‘maatje’? Zijn er trainingen of cursussen die de leerling kan volgen? Wat kost extra begeleiding? Heeft deze leerling recht op vergoedingen/extra financieringen? Hoe kunnen eventuele vergoedingen worden aangevraagd? Waar moet op gelet worden tijdens de officiële aanmelding van deze leerling? Waar kan deze leerling aankloppen voor hulp bij zijn/haar studie? Waar kan deze leerling aankloppen voor hulp voor persoonlijke problemen? Worden docenten ingelicht over de diagnose ASS? Hoe worden docenten ingelicht? Worden studenten ingelicht over de diagnose ASS? Hoe is de tentaminering vormgegeven? Bestaat de mogelijkheid tot het gebruik van aangepaste of extra tentamens? Bestaat de mogelijkheid tot een aangepast studietempo? Hoe wordt contact tussen ‘De Brouwerij’ en de vervolgopleiding onderhouden? Met wie van ‘De Brouwerij’ kan de vervolgopleiding contact opnemen voor vragen?
91
Formulier 4 Informatiedocument ASS voor vervolgopleiding Bij module 3
Dit document is afkomstig uit de reader ‘Autisme en studeren in het hoger onderwijs’ van het expertisecentrum studie+handicap (expertisecentrum studie+handicap, 2009). Dit document bevat algemene informatie over ASS. Het document kan worden meegegeven aan de nieuwe opleiding van een leerling. Op deze manier heeft de vervolgopleiding gemakkelijk toegang tot informatie over de stoornis. Dit omdat niet alle docenten op het mbo en hbo even goed op de hoogte zijn van wat ASS inhoudt en wat het voor studenten betekent.
92
I Algemeen De Nederlandse Vereniging van Autisme gebruikt de term autismespectrumstoornis (ASS). Spectrum wordt gebruikt in de zin van een veelkleurige waaier, om aan te geven dat een autismespectrumstoornis heel verschillend tot uiting kan komen. De DSM-IV-TR, een internationaal gebruikt classificatiesysteem onderscheidt vijf subgroepen: 1. De autistische stoornis; 2. De stoornis van Asperger; 3. PDD.NOS. in het Nederlands: Pervasieve Ontwikkelings Stoornis Niet Anders Omschreven; 4. RETT-syndroom 5. Resintegratiestoornis van de kinderleeftijd In de praktijk zijn deze subgroepen niet zo duidelijk af te bakenen. Kenmerken van autisme Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarbij de prikkel- en informatieverwerking in de hersenen is verstoord. De informatie vanuit de zintuigen wordt bij mensen met autisme anders verwerkt. Zij nemen losse details waar uit de wereld om hen heen, en hebben moeite om die details vervolgens te verwerken tot een samenhangend en betekenisvol geheel. Autisme uit zich in gedrag en kent de volgende beperkingen: Beperkingen in het contact met andere mensen Mensen met autisme kunnen zich moeilijk inleven in anderen, waardoor ze moeilijk ‘echt’ contact maken. Sommige mensen met autisme houden zich volledig afzijdig, anderen zoeken juist teveel contact, waarbij het veelal eenrichtingsverkeer blijft. Beperkingen in communicatie en taal Mensen met autisme nemen woorden vaak letterlijk en hebben moeite om indirecte, non-verbale taal (zoals in gezegden, gebaren of gezichtsuitdrukkingen) te begrijpen. Vaak praten mensen met autisme op een aparte manier (bijvoorbeeld met vreemd stemgeluid of bijzondere ‘formele’ woordkeus). Beperkingen in het voorstellingsvermogen Mensen met autisme hebben moeite om zich een goede voorstelling te maken van dingen die niet in het hier en nu aanwezig zijn: hun verbeeldend vermogen is niet goed ontwikkeld. Zij kunnen zich daardoor moeilijk ergens op voorbereiden of iets verwerken. Soms hebben ze geen fantasie, soms juist een teveel aan fantasie, waardoor ze meegesleept kunnen worden in vaak angstige gedachtenspinsels. Opvallend beperkte interesses en activiteiten Mensen met autisme worden vaak geboeid door slechts een of twee voorwerpen, activiteiten of gedachten. Zij kunnen in eindeloos herhalen vervallen van bijvoorbeeld dezelfde muziek luisteren, of steeds maar praten over een bepaald onderwerp zoals landkaarten, dinosaurussen, literatuur of kunst. Daarnaast zijn veel mensen met autisme over- of ondergevoelig voor bepaalde (zintuiglijke) prikkels, zoals geluiden of pijnprikkels.
93
II Verklaringstheorieën Momenteel zijn er drie theorieën die mogelijk een verklaring geven voor de problemen waar mensen met ASS mee worstelen. Dit zijn de centrale coherentie theorie, de theory of mind (T.O.M.) en executief functioneren. De centrale coherentie theorie slaat op de drang van mensen om informatie bij elkaar te voegen om er betekenis aan te kunnen geven. Dat blijkt bij mensen met ASS vaak een probleem. Zij richten zich meer op de details en krijgen daardoor geen beeld van het geheel. Dit fenomeen kan zich voordoen bij alle zintuiglijke waarnemingen, bijvoorbeeld bij het waarnemen van klanken en stem. Met theory of mind wordt bedoeld: ‘het hebben van een theorie over de geest’. Het gaat om het besef dat ieder zijn eigen gedachten en waarnemingen heeft, die los staan van andermans gedachten en waarnemingen. Dit besef maakt het mogelijk zaken vanuit verschillend (persoonlijk) perspectief te bekijken. Het is de belangrijkste voorwaarde voor de ontwikkeling van vooral sociale inzichten en vaardigheden. Mensen met ASS hebben vaak een slecht ontwikkelde theory of mind en kunnen daardoor de wereld alleen vanuit het eigen perspectief beleven. Executief functioneren houdt verband met het organiseren en plannen van gedrag. Wanneer de executieve functies onvoldoende werken wordt er te weinig sturing gegeven aan andere hersenprocessen. Dit verhindert complex gedrag dat nodig is in situaties waarin snel en flexibel gereageerd moet worden. Contextblindheid Autismedeskundige Peter Vermeulen introduceerde de steeds vaker gebruikte term contextblindheid in relatie tot autisme. Contextblindheid speelt een rol in zowel theory of mind, executieve functies als centrale coherentie. In de kern verwijst deze term naar de problemen die mensen met autisme ervaren in het beoordelen en inschatten van menselijk gedrag in relatie tot de context waarin dit plaatsvindt. De betekenis van veel gedrag is immers afhankelijk van de context. Bijvoorbeeld: wanneer betekent een traan verdriet, wanneer vreugde, wanneer pijn en wanneer misschien slechts een aanwijzing dat iemand uiensoep aan het maken is? Voor een brein dat alle informatie letterlijk opvat, is een traan niets meer dan een druppel water. Om te begrijpen wat die druppel water betekent, is informatie over de context noodzakelijk. III Kenmerken van studenten met ASS Elk mens en dus ook elke student, met of zonder ASS is verschillend, vandaar dat onderstaande kenmerken niet op elke student van toepassing zijn. Wel geven ze een beeld van de bijzondere kenmerken die een student met ASS zou kunnen hebben. Communicatie Vaak beschikt de student over een uitstekend taalvermogen met een grote woordenschat die hij soms wat formeel gebruikt. Daarom valt het niet op dat hij geregeld moeite heeft met figuurlijk taalgebruik. Ook heeft hij soms niet door dat iemand zich tot hem richt, zodat hij niet reageert. Niet uit desinteresse of onwil, maar simpelweg omdat hij alleen het informatieve deel van de communicatie volgt en het appelerende deel aan zich voorbij laat gaan. De student kan hierdoor moeite hebben met het begrijpen van vragen of opdrachten. Omdat hij uit eerdere gesprekken ‘weet’ wat de goede antwoorden zijn (bijvoorbeeld ‘ja’), geeft hij soms het goede antwoord zonder dat hij begrijpt wat er gezegd is. Door middel van gesloten 94
vragen, herhaling en eventueel uitleg op papier krijgt hij meer houvast. Door een sterke focus op het verwerven van feitelijke informatie heeft iemand met ASS soms moeite met non-verbale communicatie. Oogcontact, gezichtsexpressie, lichaamstaal en gebaren worden niet altijd opgepikt en daardoor worden gesprekken soms verkeerd begrepen. Andersom geldt hetzelfde. Soms is het moeilijk om stemvolume of gebaren aan te passen aan de situatie. Hierdoor kan een verhaal bijvoorbeeld verveeld klinken, terwijl dat niet de bedoeling is. Wat veel helpt is ondersteuning met beeld, tekst en schema’s. De student is gericht op feitelijke informatie en kan deze over het algemeen ook gemakkelijk opslaan. Als de kennis altijd op dezelfde manier wordt aangeboden gaat dit nog beter. Het is voor iemand met ASS moeilijk om zich in anderen in te leven. ‘Spreken tegen iemand’ gaat vaak prima, maar ‘praten met iemand’ levert moeilijkheden op omdat de informatieve functie van communicatie voorrang krijgt. De affectieve en de appelerende functies krijgen minder aandacht, waardoor een persoonlijk gesprek, waarin met de ander meegeleefd wordt, moeilijk is. Zelfstandigheid Met veel oog voor detail en weinig voor het grotere geheel is het moeilijk om het leven te overzien. Veel studenten met ASS leven vooral in het hier en nu en vinden het moeilijk om te bedenken wat ze volgend jaar, na hun studie of in het bedrijfsleven willen gaan doen. Omdat ze die grote lijn niet zien verliezen ze soms hun motivatie of richten ze zich op kleine, weinig belangrijke dingen. Omdat communicatie vaak vooral gezien wordt als middel om informatie uit te wisselen, heeft de student soms moeite met vragen om hulp. Ook overschat hij zichzelf soms, bijvoorbeeld omdat hij eventuele problemen in de toekomst moeilijk in kan schatten. Om deze reden is het belangrijk om geregeld met de student, zijn ouders of begeleiders en docenten te bespreken wat er goed gaat en wat niet. Het plannen van een dag, een collegeblok en zeker een compleet studiejaar is lastig omdat het maken van een overzicht vaak moeite kost. Door hierin extra structuur aan te brengen en de tijd in kleine overzichtelijke stukken te verdelen, kost dit veel minder energie. Flexibiliteit is vaak moeilijk voor studenten met ASS. Omdat ze overzicht missen, ontwikkelen ze vaste patronen die voor regelmaat zorgen. Deze patronen zijn soms onzinnig en rigide waardoor ze heel hinderlijk kunnen zijn. Het kost meestal veel energie en strijd om ze af te leren. Ordenen en organiseren Ondanks dat het aanbrengen van structuur moeilijk is, is een student met een autismespectrumstoornis vaak wel op zoek naar ordeningspatronen. Helaas zijn ze op het eerste gezicht niet altijd even zinvol. Nieuwe patronen zijn prima aan te leren, maar in tijden van stress en onzekerheid kan de student soms toch teruggrijpen naar zijn oude bekende systeem. Omdat de student veel oog heeft voor detail is het voor hem moeilijk om onderscheid te maken in wat belangrijk is en wat niet. Alle prikkels om hem heen vragen evenveel aandacht. Hierdoor is hij snel afgeleid en concentratie kost meer energie dan bij andere studenten. Het is voor de student niet alleen moeilijk om te beginnen met een opdracht of tentamen omdat hij vaak slecht is in plannen, maar ook omdat hij soms niet weet waarmee hij moet beginnen. Het schrijven van een werkstuk bestaat bijvoorbeeld uit een aantal stappen. Omdat deze stappen soms onbekend zijn, is het maken van het werkstuk een enorme onoverzichtelijke klus.
95
Focus Veel studenten met ASS hebben een bepaald onderwerp waar ze helemaal in opgaan en alles van weten. Als dit onderwerp (zijdelings) met hun studie te maken heeft, zijn ze vaak in kennis ver vooruit en kunnen ze betweterig overkomen. Als ze beseffen dat hun kennis niet compleet is, dan vullen ze die meestal graag en enthousiast aan. Al van kleins af aan hebben veel studenten met een autismespectrumstoornis meer interesse in voorwerpen dan in personen. Ze onthouden heel gemakkelijk allerlei soorten informatie uit hun omgeving, ook als deze niet relevant is. Door de benodigde kennis aan bepaalde voorwerpen te koppelen, kan deze vrij gemakkelijk opgeslagen worden. Stress Veel studenten met ASS hebben communicatieve vaardigheden die andere mensen automatisch gebruiken aangeleerd door ze te kopiëren. Als deze studenten onder stress staan komt het voor dat ze terugkeren naar kinderlijk gedrag dat vreemd aandoet. Ze steken bijvoorbeeld hun vingers in hun oren of lopen weg. Dit wordt veroorzaakt door een teveel aan prikkels die ze op een natuurlijke manier proberen af te weren. Andere studenten krijgen bij stress last van repetitief gedrag. Ze blijven bijvoorbeeld dezelfde vraag herhalen. Door ze zelf het beoogde antwoord te laten zoeken of wat extra tijd te gunnen, komen ze hier meestal weer uit. Ook het opschrijven van de vraag of hun gedrag kan helpen. Leren Studenten met ASS verwerken veel meer prikkels dan andere mensen, omdat ze vaak slecht zijn in het maken van onderscheid tussen belangrijke en onbelangrijke zaken. Daarom is hun geheugen erg goed. Vooral details kunnen zij erg goed onthouden. Voor de grote lijn hebben ze vaak juist wat extra structuur nodig. Daarnaast zijn veel studenten met een autismespectrumstoornis goed in associatief denken. Ze leggen heel gemakkelijk koppelingen die niet altijd op het eerste gezicht nuttig lijken, maar die in bepaalde gevallen goed van pas kunnen komen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld voorwerpen aan bepaalde lesstof koppelen en deze stof hierdoor heel gemakkelijk oproepen als ze het voorwerp in de buurt hebben.
96
Formulier 5 Contactpersonenlijst warme overdracht Bij module 3
Voor de warme overdracht is het van belang contact te onderhouden met contactpersonen van de vervolgonderwijsinstellingen. Het is daarom handig om deze contactgegevens op een centrale plaats op te slaan. Dit formulier biedt mogelijkheden hiertoe.
97
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
98
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
Organisatie/onderwijsinstelling Naam contactpersoon Functie contactpersoon Adres Postcode Telefoonnummer E-mailadres Opmerkingen
99
Literatuurlijst: Bosman, M., Claassen, E., Schoenman, R., Martens, S., Theunisse, J.P. & Paske, I. te (2011). Sociale en communicatieve vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met ASS. HAN: Nijmegen. Clijsen, A., Lieverloo, van L., Mathijssen, B., & Schoots, H. (2007). Protocol overgang leerlingen met autisme van voortgezet onderwijs naar vervolgopleiding. ’S Hertogenbosch: KPC groep. Eekeren, van M.E. (2013). Transities van leerlingen met ASS van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo: Een onderzoek naar competenties, uitdagingen en mogelijkheden van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum van VSO De Brouwerij. HAN: Nijmegen. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2013). Voorbereiding op een open dag. Verkregen op 10 augustus 2013, van http://www.han.nl/start/bachelor-opleidingen/kennismaken/kom-naar-de-opendag/voorbereiding-open-dag/ Hogeschool Windesheim (2013). Tips. Verkregen op 2 augustus 2013 van http://www.windesheim.nl/studeren/voorlichting/open-dag/tips/ Kennisnet (2013). Studiekeuzetest. Verkregen op 6 augustus 2013 van http://kennisnet.icares.com/ Kies Actief (2013). Kies Actief. Geef richting aan je loopbaan. Verkregen op 3 maart 2013, van https://www.kiesactief.nl/ Mensen in bedrijf (2009). De korte teamrollentest. Verkregen op 11 augustus 2013, van http://www.werkenmetteamrollen.nl/vragenlijsten/De-Korte-Belbin-Teamroltest.asp NTI (2013). Beroepskeuzetest. Verkregen op 3 augustus 2013 van http://www.nti.nl/testjezelf/beroepskeuzetest/ Óhidy, A. (2008). Lifelong Learning: Interpretations of an Education Policy in Europe. Wiesbaden: Springer Fachmedien. Pater, L. e.a. (2006). Implementeren. Het speelveld in de praktijk. Lemma: Utrecht. Saxion (2013). Voorbereiding open dag. Verkregen op 5 augustus 2013 van http://www.saxion.nl/opendagen/site/aanmelden/voorbereiding Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Slavin, R. E. (1991). Cooperative learning and group contingencies. Journal of Behavioral Education, 1(1): 105-115. Stodden, R. A. & Mruzek, D.W. (2010). An introduction to postsecondary education and employment of persons with autism and developmental disabilities. Focus on autism and developmental disabilities, 25(3) 131-133. TKMST (2013). Opendagen-stappenplan. Verkregen op 21 juli 2013 van http://www.tkmst.nl/opleidingen/open-dagen/artikel/439/opendagen-stappenplan.html 100
TKMST (2013). Vind een open dag. Verkregen op 14 juli 2013 van http://www.tkmst.nl/#event Traag, T. (2006). Hogere opleiding, hogere arbeidsparticipatie. Geraadpleegd op 4 april 2013, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-socialezekerheid/publicaties/artikelen/archief/2006/2006-1930-wm.htm Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart evalueren. Verkregen op 13 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Evalueren_1314.pdf Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart doelen stellen. Verkregen op 1 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Doelen_stellen_1314.pdf Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart reflecteren. Verkregen op 10 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Reflecteren_1314.pdf Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart samenwerken. Verkregen op 13 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Samenwerken_1314.pdf Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Basisboek voor sociale studies. Bussum: Coutinho.
101
Literatuur per module: Formulieren bij module 1 Formulier 1: Resultaten beroepskeuzetest en studiekeuzetest
Formulier 2: Open dagen agenda
Formulier 3: Meeneemformulier open dag
Formulier 4: Studiekeuze specificatie Formulieren bij module 2 Formulier 1: Invulinstructie Kies Actief
Formulier 2: Gesprekshulp Kies Actief Formulier 3: Doelen stellen
Formulier 4: Voorbereiding samenwerking
Kennisnet (2013). Studiekeuzetest. Verkregen op 6 augustus 2013 van http://kennisnet.icares.com/ NTI (2013). Beroepskeuzetest. Verkregen op 3 augustus 2013 van http://www.nti.nl/test-jezelf/beroepskeuzetest/ Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. TKMST (2013). Vind een open dag. Verkregen op 14 juli 2013 van http://www.tkmst.nl/#event Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2013). Voorbereiding op een open dag. Verkregen op 10 augustus 2013, van http://www.han.nl/start/bacheloropleidingen/kennismaken/kom-naar-de-opendag/voorbereiding-open-dag/ Saxion (2013). Voorbereiding open dag. Verkregen op 5 augustus 2013 van http://www.saxion.nl/opendagen/site/aanmelden/voorbereidi ng Hogeschool Windesheim (2013). Tips. Verkregen op 2 augustus 2013 van http://www.windesheim.nl/studeren/voorlichting/opendag/tips/ TKMST (2013). Opendagen-stappenplan. Verkregen op 21 juli 2013 van http://www.tkmst.nl/opleidingen/opendagen/artikel/439/opendagen-stappenplan.html Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9.
Kies Actief (2013). Kies Actief. Geef richting aan je loopbaan. Verkregen op 3 maart 2013, van https://www.kiesactief.nl/ Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Kies Actief (2013). Kies Actief. Geef richting aan je loopbaan. Verkregen op 3 maart 2013, van https://www.kiesactief.nl/ Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart doelen stellen. Verkregen op 1 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Doelen_stellen_131 4.pdf Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart samenwerken. Verkregen op 13 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Samenwerken_1314. pdf 102
Formulier 5: Evaluatie en reflectie samenwerken
Formulier 6: SSCV instructie
Formulier 7: SSCV
Formulier 8: Praktische voorbereiding
Formulieren bij module 3 Formulier 1: Voor- en nadelen Formulier 2: De bijsluiter
Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Verhagen, P. (2010). Kwaliteit met beleid. Basisboek voor sociale studies. Bussum: Coutinho. Mensen in bedrijf (2009). De korte teamrollentest. Verkregen op 11 augustus 2013, van http://www.werkenmetteamrollen.nl/vragenlijsten/De-KorteBelbin-Teamroltest.asp Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart evalueren. Verkregen op 13 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Evalueren_1314.pdf Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart reflecteren. Verkregen op 10 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Reflecteren_1314.pd f Uitgeverij Tumult (2013). Studiekaart samenwerken. Verkregen op 13 augustus 2013 van http://www.tumult.nl/download.php?file=Samenwerken_1314. pdf Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Bosman, M., Claassen, E., Schoenman, R., Martens, S., Theunisse, J.P. & Paske, I. te (2011). Sociale en communicatieve vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met ASS. HAN: Nijmegen. Bosman, M., Claassen, E., Schoenman, R., Martens, S., Theunisse, J.P. & Paske, I. te (2011). Sociale en communicatieve vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met ASS. HAN: Nijmegen. Eekeren, van M.E. (2013). Transities van leerlingen met ASS van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo: Een onderzoek naar competenties, uitdagingen en mogelijkheden van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum van VSO De Brouwerij. HAN: Nijmegen. Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9.
Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Kies Actief (2013). Kies Actief. Geef richting aan je loopbaan. Verkregen op 3 maart 2013, van https://www.kiesactief.nl/ Expertisecentrum studie + handicap. (2009). Autisme en studeren in het hoger onderwijs. Utrecht: Handicap + studie. Clijsen, A., Lieverloo, van L., Mathijssen, B., & Schoots, H. (2007). Protocol overgang leerlingen met autisme van voortgezet onderwijs naar vervolgopleiding. ’S Hertogenbosch: KPC groep. Siddles, R., Mills, R., & Collins, M. (1997). SPELL-the National Autistic Society approach to education. Communication, 8-9. Eekeren, van M.E. (2013). Transities van leerlingen met ASS van 103
Formulier 3: Voorbeeldvragen warme overdracht
Formulier 4: Informatiedocument ASS voor vervolgopleiding Formulier 5: Contactpersonenlijst
VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo: Een onderzoek naar competenties, uitdagingen en mogelijkheden van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum van VSO De Brouwerij. HAN: Nijmegen. Expertisecentrum studie + handicap. (2009). Autisme en studeren in het hoger onderwijs. Utrecht: Handicap + studie. Eekeren, van M.E. (2013). Transities van leerlingen met ASS van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo: Een onderzoek naar competenties, uitdagingen en mogelijkheden van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum van VSO De Brouwerij. HAN: Nijmegen. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2013). Voorbereiding op een open dag. Verkregen op 10 augustus 2013, van http://www.han.nl/start/bacheloropleidingen/kennismaken/kom-naar-de-opendag/voorbereiding-open-dag/ Expertisecentrum studie + handicap. (2009). Autisme en studeren in het hoger onderwijs. Utrecht: Handicap + studie. Eekeren, van M.E. (2013). Transities van leerlingen met ASS van VSO ‘De Brouwerij’ naar hbo en mbo: Een onderzoek naar competenties, uitdagingen en mogelijkheden van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum van VSO De Brouwerij. HAN: Nijmegen.
104