Personeelsbehoefte Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2012-2013
De vraag naar vakervaren personeel, BBL-leerlingen en stagiairs (vmbo, mbo en hbo)
Dit is een uitgave van Innovam. januari 2013
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord ......................................................................................... 3
2.
Samenvatting ...................................................................................... 4
3.
Vertrek van personeel ........................................................................... 9
4.
Vraag naar personeel ........................................................................... 24
5.
Vraag naar stagiairs ............................................................................. 34
6.
Opscholen van personeel ....................................................................... 41
7.
Verantwoording .................................................................................. 46
8.
Bronnen ........................................................................................... 49
Uitgever: Onderzoekers: Website: E-mail: Telefoon: Bezoekadres: Postadres:
Innovam drs. Ellen Dankers, MSc. Willem van Dalfsen en MSc. Marlou Slaghuis www.innovam.nl/onderzoek
[email protected] 030 – 608 77 84 Structuurbaan 2, 3439 MB Nieuwegein Postbus 2360, 3430 DV Nieuwegein
© 2013 Innovam Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Innovam. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
2
1. Voorwoord In ‘Personeelsbehoefte Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2012-2013’ zijn de resultaten beschreven van het jaarlijkse Vacatureonderzoek van Innovam. Innovam is het kenniscentrum voor de motorvoertuigen- en tweewielerbranche. Voor dit onderzoek zijn in september en oktober 2012 bij 2.500 bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche telefonische enquêtes afgenomen over de vraag naar arbeidskrachten in het bedrijf. Deze rapportage biedt inzicht in het aantal vacatures voor vakervaren personeel, leerbanen voor BBLleerlingen en stageplaatsen voor vmbo-, mbo- en hbo-leerlingen in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche. Ook wordt beschreven welke ontwikkelingen zich voordoen op het vlak van het vertrek van personeel en het opscholen van personeel. Met ‘Personeelsbehoefte Motorvoertuigen- en Tweewielerbranche 2012-2013’ wil Innovam partijen die betrokken zijn bij vraag en aanbod informeren over de vraag naar personeel in de branche. Zo levert Innovam een bijdrage aan het in evenwicht houden van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Deze rapportage bevat relevante informatie voor onder andere ROC’s, vmbo-scholen, brancheorganisaties, gemeentes, organisaties gericht op arbeidsbemiddeling en bedrijven. Om een goed beeld te krijgen van het aanbod van werk in de branche, zijn enquêtes afgenomen bij verschillende typen bedrijven, waaronder erkende en niet erkende leerbedrijven, bedrijven uit verschillende deelbranches en bedrijven uit alle regio’s van Nederland. Voor dit onderzoek zijn bedrijven uit de volgende deelbranches bevraagd:
Merkonafhankelijke / universele personenautobedrijven Merkdealers personenauto’s Merkonafhankelijke / universele bedrijfsautobedrijven Merkdealers bedrijfsauto’s Fietsbedrijven Bromfiets- / scooterbedrijven Motorbedrijven Revisiebedrijven
3
2. Samenvatting Vertrek van personeel Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de branche sterk in beweging is. Het percentage bedrijven waarbij medewerkers gedwongen de vestiging moesten verlaten is het afgelopen schooljaar meer dan verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor. Deze stijging is zichtbaar bij alle deelbranches. Het percentage bedrijven waar medewerkers vrijwillig vertrokken bleef vrijwel gelijk. Het totale percentage bedrijven waarbij in 2011-2012 personeel vertrok (inclusief vrijwillig vertrek) steeg naar 36%. Hiermee zet de stijging van het percentage bedrijven dat aangeeft dat personeel is vertrokken uit de vestiging zich verder voort. Uit regionale informatie blijkt dat steeds vaker personeel wordt overgeplaatst naar andere vestigingen van bedrijven, wat bijdraagt aan de beweging van personeel in de branche. De stijging van het gedwongen vertrek sluit aan bij de huidige staat waarin de branche verkeert. Volgens het CBS (2012) worden de gevolgen van de financieel-economische crisis in alle takken van de motor- en autobranche gevoeld. In het derde kwartaal van 2012 daalden de omzetten over de hele linie flink. De zwaarste klappen vielen in de bedrijfsautobranche waar in vergelijking met het derde kwartaal van vorig jaar bijna 20 procent omzet werd ingeleverd. Ook de omzet van de personenautobranche is in het derde kwartaal van dit jaar met ruim 9 procent gedaald. Het aantal verkochte nieuwe personenauto’s nam in het derde kwartaal met ruim 23 procent af. Door de crisis stellen ook steeds meer automobilisten reparaties en onderhoud aan hun voertuig uit (Bovag, 2013).
Met name bij de merkdealers personen- en bedrijfsauto is het afgelopen jaar personeel vertrokken.
Bij de fietsbedrijven en merkonafhankelijke autobedrijven was het vertrek van personeel het kleinst. Met name bij de merkdealers personen- en bedrijfsauto is het afgelopen jaar personeel vertrokken uit de vestiging. Het gaat daarbij zowel om gedwongen als vrijwillig vertrek. Meer dan de helft van deze bedrijven nam in 20112012 afscheid van vakervaren medewerkers en/of BBL-leerlingen. Ook voor komend jaar zijn de verwachtingen van deze twee deelbranches over vertrek van personeel het hoogst ten opzichte van de andere deelbranches. Deze deelbranches hebben echter ook een grotere behoefte aan nieuw personeel dan de andere deelbranches. Over het geheel genomen moet bij deze deelbranches dus veel personeel vertrekken en wordt ook veel nieuw personeel aangenomen. Dit kan deels verklaard worden doordat de bedrijfsauto- en personenautodealers kampen met een groot percentage vrijwillig vertrek in vergelijking met andere deelbranches. Een mogelijke reden hiervoor is dat personeel van dealerbedrijven een sterke positie heeft op de arbeidsmarkt en daardoor makkelijker elders een nieuwe baan kan krijgen.
Vertrek van personeel in 2012-2013 wordt met name bepaald door afname van werkzaamheden in de werkplaats.
Binnen de bedrijven vertrekken naar verwachting in 2012-2013 de meeste werknemers uit de werkplaats, gevolgd door de sales. Van de bedrijven die verwachten dat personeel het bedrijf moet verlaten, verwacht ruim 80% dat het om personeel uit de werkplaats zal gaan en bijna een vijfde denkt dat het medewerkers uit de sales zal betreffen. Significant meer merkdealers personenauto’s dan merkonafhankelijke autobedrijven geven aan dat personeel uit de sales het bedrijf in 2012-2013 zal moeten verlaten. 4
De verwachting voor het gedwongen vertrek van personeel lijkt gunstiger voor 2012-2013. Een tiende van de bedrijven verwacht dat personeel in dit jaar het bedrijf moet verlaten. Uit het Vacatureonderzoek van voorgaande jaren blijkt echter dat bedrijven het toekomstige vertrek van personeel lager inschatten dan daadwerkelijk het geval zal zijn. Het aantal bedrijven waarbij daadwerkelijk medewerkers moeten vertrekken zal dus waarschijnlijk hoger uitvallen.
Aanbod stageplaatsen voor vmbo, mbo (BOL) en hbo Dat het een turbulente tijd is voor de branche is ook terug te zien in de stagebehoefte van bedrijven. Er is wederom een daling zichtbaar in het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan een stagiair van vmbo, mbo (BOL) en/of hbo. Minder dan een vijfde van de bedrijven geeft aan behoefte te hebben aan een stagiair, waar dit in 2007-2008 nog bijna een derde van de bedrijven betrof. In vergelijking met het voorgaande jaar is de stagebehoefte bij alle deelbranches afgenomen, behalve bij de gemotoriseerde tweewielerbedrijven. De bereidheid van bedrijven om een stagiair aan te nemen is echter sterk gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Ruim 60% van de bedrijven is bereid tot het aannemen van een stagiair. De toename is het grootst bij de personen- en bedrijfsautodealers. Deze bedrijfstypen zijn significant vaker bereid om stageplaatsen aan te bieden dan merkonafhankelijke personen- en bedrijfsautobedrijven en tweewielerbedrijven. We adviseren ROC’s om bedrijven die geen behoefte hebben aan een stagiair te wijzen op het belang van het aanbieden van stageplekken voor voldoende goed opgeleid personeel in de toekomst. Veel bedrijven zijn dan toch bereid om een stageplek beschikbaar te stellen. Waarschijnlijk is de grote stijging in stagebereidheid het resultaat van wervingsacties onder bedrijven om stageplekken beschikbaar te stellen. Geadviseerd wordt om dergelijke acties in de toekomst te blijven inzetten, om de stagebereidheid te stimuleren. Juist in tijden waarin bedrijven weinig werk hebben voor stagiairs is het belangrijk om de noodzaak van het aanbieden van stageplaatsen onder de aandacht te blijven brengen bij bedrijven. Vrijwel alle stageplaatsen worden aangeboden voor BOL-leerlingen en vmbo-leerlingen. Voor hbo-studenten stelt 5% van de bedrijven die stageplaatsen aanbieden een stageplaats beschikbaar. De meest genoemde redenen voor bedrijven om geen stageplaatsen voor vmbo, mbo en/of hbo’ers aan te bieden zijn het niet beschikbaar hebben van een werkplek, onvoldoende werk en geen tijd voor begeleiding. Uit de open antwoorden blijkt dat meerdere bedrijven de voorkeur geven aan een BBL-leerling boven een BOL-leerling, omdat deze sneller ingewerkt zou zijn en meer ervaring zou hebben. Uit resultaten van ROA (2012) blijkt dat BBL’ers die een technische mbo-opleiding op niveau 3 en 4 hebben afgerond, ook betere kansen hebben op een baan na diplomering dan andere mbo-schoolverlaters die een technische opleiding hebben gevolgd. Verder ligt het gemiddelde bruto uurloon van gediplomeerde BBL’ers hoger dan dat van gediplomeerde BOL’ers op hetzelfde opleidingsniveau en hbo’ers in de techniek.
Personen- en bedrijfsautodealers zijn significant vaker bereid om stageplaatsen aan te bieden.
5
Aanbod van werk voor vakervaren medewerkers en BBL’ers Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL-leerlingen is in 2012-2013 30%. Dit lijkt een stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Dit jaar is echter gekozen voor een meer nauwkeurige meetmethode, waardoor de personeelsbehoefte hoger uitkomt en een meer realistische weergave van de werkelijkheid biedt1. Eén op één vergelijking met de personeelsbehoefte van voorgaande jaren is hierdoor niet mogelijk. Ruim 60% van de bedrijven die behoefte hebben aan nieuw personeel, heeft één vacature. Ruim een vijfde van de bedrijven biedt twee vacatures aan. Dit jaar zijn er meerdere bedrijven die veel vacatures hebben. Vorig jaar hadden bedrijven maximaal 5 vacatures. Dit jaar zijn dat er tot wel 15 per bedrijf. Bedrijven lijken sinds het begin van de crisis steeds beter vooruit te denken over het aantal nieuwe werknemers dat zij nodig hebben. Het percentage bedrijven dat niet weet of het behoefte heeft aan nieuw personeel daalde van 5% in 2007-2008 naar 0%. Waarschijnlijk zijn bedrijven sinds de aanvang van de economische crisis meer vooruit gaan denken over de personele bezetting van hun bedrijf.
Resultaten wijzen op een tekort van honderden leerbanen voor BBL’ers.
Op basis van het onderzoek blijken er ruim 1.600 vacatures voor leerbanen voor BBL’ers te zijn in 2012-2013. Wanneer we dit afzetten tegen het aantal BBL-leerlingen van 2011-2012 en de indicaties van het aantal eerstejaars BBL’ers van het schooljaar 2012-2013, lijkt dit aan de krappe kant te zijn. Vorig schooljaar stroomden er namelijk 4.118 leerlingen in in het eerste jaar van een BBL-opleiding in de Motorvoertuigen- en Tweewielertechniek. Hiervan zaten ruim 1.800 studenten in de opleidingen tot Eerste Auto-, Bedrijfsauto-, Fiets-, Verbrandingsmotor- en Motorfietstechnicus of Technisch Specialist Bedrijfsauto en Personenauto. Waarschijnlijk had een groot deel van deze leerlingen al een leerbaan, omdat ze doorstroomden vanuit een niveau 2 opleiding. Wanneer we dit optellen bij de indicaties van de daling in de instroom van BBL-leerlingen in 2012-2013, lijkt er in 2012-2013 een tekort te zijn van enkele honderden leerbanen. Uit berichten van ROC’s blijkt dat met extra inspanningen van ROC’s, vaak alsnog voor een deel van de BBL’ers een leerbaan wordt gevonden. De overige leerlingen stappen over op de BOL-variant van de opleiding of gaan een opleiding richting een andere branche volgen. Voor vakervaren medewerkers bedraagt het aantal vacatures ruim 2.000. In de behoefte van bedrijven aan nieuwe vakervaren medewerkers en BBL’ers zijn overeenkomsten en verschillen zichtbaar in de functies waarvoor bedrijven een vakervaren medewerker willen hebben en de functies waarvoor bedrijven een BBLleerling wensen. Zo is er bijvoorbeeld meer vraag naar vakervaren Eerste Autotechnici dan naar vakervaren Autotechnici. Hoewel er ook voor BBL’ers vacatures voor Eerste Autotechnici zijn, is de grootte van de behoefte voor deze groep precies omgedraaid. Zowel voor gediplomeerde BOL- als BBL-uitstroom mbo-breed geldt dat naarmate het niveau lager is, er langer gezocht moet worden voordat de eerste baan gevonden is (ROA, 2012).
1
Voorgaande jaren is bedrijven gevraagd of zij de komende 12 maanden extra personeel zoeken of dat zij vanaf 1 september dit jaar nieuw personeel hebben aangenomen. Dit jaar is gevraagd naar aangenomen personeel vanaf mei 2012 tot het meetmoment in september en gezocht personeel t/m april 2013. Doordat bedrijven in de zomerperiode relatief vaak personeel aannemen en rapportage van aangenomen personeel meer valide is dan dat van de verwachting van te zoeken personeel (een toekomstverwachting leidt tot onderschatting van personeelsbehoefte), resulteert dit in een nauwkeuriger beeld van de daadwerkelijke personeelsbehoefte.
6
Functies waarvoor relatief veel vacatures zijn voor vakervaren medewerkers, zijn: Eerste Autotechnicus, Verkoopadviseur, Fietstechnicus en Serviceadviseur. Functies waarvoor relatief veel vacatures voor BBL’ers zijn in 2012-2013, zijn: (Eerste) Autotechnicus en Fietstechnicus. Er zijn ook meerdere functies waarbij het voor BBL-leerlingen zeer lastig is om een leerbaan te vinden, zoals Assemblagetechnicus, Logistiek Supervisor, Verkoopmanager, Bedrijfsmanagers en Eerste (Motor)Fiets- en Verbrandingsmotortechnicus. In de praktijk blijkt dat leerlingen door inspanningen van scholen, persoonlijke contacten van docenten, bemiddeling van de Innovam-adviseurs en andere via-via contacten toch een leerbaan kunnen vinden. Er zijn echter wel extra inspanningen nodig om voldoende leerbanen te realiseren. Geadviseerd wordt om gericht leerbanen te werven voor deze functies om ook in de toekomst voor voldoende aanbod van goed opgeleid personeel voor deze beroepen te verzorgen. Vervanging van vertrekkend personeel en uitbreiding van de onderneming zijn de belangrijkste redenen voor bedrijven om in 2012-2013 nieuw personeel aan te nemen. Dit jaar verwachten meer bedrijven personeel aan te moeten nemen om hun huidige personeelsbestand op peil te houden dan in het voorgaande schooljaar. Uit kwalitatieve informatie uit de regio blijkt dat bedrijven momenteel veel werken met tijdelijke contracten. Als tijdelijke contracten aflopen en niet meer verlengd mogen worden, wordt een nieuwe medewerker gezocht voor wederom een tijdelijk contract. Deze ontwikkeling draagt waarschijnlijk bij aan een hogere vervangingsvraag. Bijna een vijfde van de bedrijven heeft behoefte aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL’ers voor vervanging van vertrekkend personeel. Ook zijn er in 2012-2013 wat meer bedrijven dan in het voorgaande jaar die nieuwe medewerkers nodig hebben voor uitbreiding van het bedrijf. Slechts een beperkt aantal bedrijven geeft aan nieuw personeel te zoeken, vanwege een behoefte aan hoger geschoold personeel of een andere reden. De personeelsbehoefte is het grootst bij de bedrijfsautodealers en de merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven en het kleinst bij de motorbedrijven. Hoewel de voorspellingen voor de personenautobranche voor 2013 niet rooskleurig zijn met een verwachte verkoopdaling (AMT, 2012) en een krimp van de onderhouds- en reparatiemarkt tot 2015 (RAI Vereniging, 2012), heeft een relatief groot percentage van de personenautobedrijven nog behoefte aan nieuw personeel. Wellicht speelt de forse omzetstijging van importeurs in nieuwe personenauto’s en de lichte stijging van de omzet van de gehele personenautobranche in het tweede kwartaal van 2012, hierbij een rol (CBS, 2012). In het derde kwartaal van 2012 daalden de omzetten over de hele linie echter weer flink (CBS, 2012). De merkdealers personenauto’s hebben vaker behoefte aan nieuw personeel dan de merkonafhankelijke personenautobedrijven. In het onderzoek komen ook regionale verschillen naar voren in de vraag naar nieuw personeel. Bedrijven in de regio West Brabant vragen relatief vaak nieuw personeel, zowel voor uitbreiding als vervanging. Ook in de regio Gelderland Zuid is de behoefte aan nieuw personeel relatief groot voor uitbreiding van het bedrijf. De vervangingsvraag is het grootst in Flevoland. Regio’s waar de personeelsbehoefte relatief laag is, zijn: de Achterhoek, Drenthe en Noord en Midden Limburg. Uit berichten uit de branche blijkt dat het overgrote deel van de werknemers in de branche een baan in de buurt van zijn woonplaats zoekt. Ook de werving van personeel is bij veel bedrijven regionaal georiënteerd. Bijna een derde van de bedrijven werft personeel via de eigen website en ruim een kwart doet dit via-via. Andere methoden die bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche gebruiken om nieuwe medewerkers te werven zijn kranten en folders, het ROC of open sollicitaties. Minder gebruikte methodes zijn online tools, zoals vacaturesites, recruitmentsites, sociale media en online marketing.
Functies waarvoor relatief veel vacatures zijn voor vakervaren medewerkers, zijn: Eerste Autotechnicus, Verkoopadviseur, Fietstechnicus en Serviceadviseur.
7
Opscholen van zittend personeel Bedrijven zijn van plan in 2012-2013 minder te investeren in het opscholen van personeel dan in het voorgaande jaar. Het percentage bedrijven dat personeel wil gaan opscholen is 16%. Dit percentage is daarmee bijna gehalveerd ten opzichte van het voorgaande jaar. Er is sprake van het opscholen van personeel als er sprake is van een volwaardige opleiding op mbo- of hbo-niveau die meerdere jaren duurt. Onder opscholing vallen geen verplichte (importeurs)trainingen of kortdurende workshops en cursussen. 15% van de bevraagde bedrijven wil personeel opscholen op mbo-niveau en 2% op hbo-niveau. Dit betreft veelal een technische opleiding.
8
3. Vertrek van personeel In dit hoofdstuk is het vertrek van personeel weergegeven. Het gaat hierbij om personeel dat in het schooljaar 2011-2012 is vertrokken en om personeel dat naar verwachting in het schooljaar 2012-2013 moet vertrekken. In 2011-2012 is een opvallende stijging zichtbaar in het percentage bedrijven waarbij vakervaren medewerkers en/of BBL’ers zijn vertrokken. Het ging hier zowel om vrijwillig als gedwongen vertrek van personeel. Het percentage personeelsleden dat gedwongen vertrok is in 2011-2012 meer dan verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor. Het percentage medewerkers dat vrijwillig vertrok bleef vrijwel gelijk. Deze resultaten sluiten aan bij de huidige staat waarin de branche verkeert. Volgens het CBS (2012) worden de gevolgen van de financieel-economische crisis in alle takken van de motor- en autobranche gevoeld. In het derde kwartaal van 2012 daalden de omzetten over de hele linie flink. De zwaarste klappen vielen in de bedrijfsautobranche waar in vergelijking met het derde kwartaal vorig jaar bijna 20 procent omzet werd ingeleverd. Ook de omzet van de personenautobranche is in het derde kwartaal van dit jaar met ruim 9 procent gedaald. De omzet in de personenautobranche hangt sterk samen met het aantal verkochte nieuwe personenauto’s. Dat aantal nam in het derde kwartaal met ruim 23 procent af. Door de crisis stellen ook steeds meer automobilisten reparaties en onderhoud aan hun voertuig uit (Bovag, 2013). De motorfietsenbranche boekte in het derde kwartaal van 2012 ruim 6 procent minder omzet dan in hetzelfde kwartaal van 2011 (CBS, 2012). Fig.1
Het percentage bedrijven dat aangeeft dat er vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken; per schooljaar 64% 71% 71% 74%
Nee
2011-2012 (n=2.500)
36% 29% 29% 26%
Ja
0%
20%
2010-2011 (n=2.433) 2009-2010 (n=2.500) 2008-2009 (n=2.649) 40%
60%
80%
100%
Fig. 2
Het percentage bedrijven dat aangeeft dat er vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken; per schooljaar 17% Ja, gedwongen
8% 23%
Ja, vrijwillig
2011-2012 (n=2.500) 2010-2011 (n=2.433)
24% 0%
20%
40%
60%
9
80%
100%
Met name bij de merkdealers personen- en bedrijfsauto is het afgelopen jaar personeel vertrokken uit de vestiging. Het gaat daarbij zowel om gedwongen als vrijwillig vertrek. Meer dan de helft van deze bedrijven nam in 2011-2012 afscheid van vakervaren medewerkers en/of BBL-leerlingen. Bij de fietsbedrijven en merkonafhankelijke autobedrijven was het vertrek van personeel met nog geen 30% het kleinst. Fig.3
Het percentage bedrijven dat aangeeft dat er vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken in 2011-2012; per deelbranche 34%
Revisiebedrijf
66%
0% 34%
Motorbedrijf
66%
0% 30%
Bromfiets-/scooterbedrijf
70%
0% 27%
Fietsbedrijf
73%
0%
Merkdealer bedrijfsauto's
46%
0%
54%
Nee
37%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
Ja
63%
0%
Weet niet / geen antwoord
51% Merkdealer personenauto's
49%
0% 28%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
72%
0% 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 2.500)
Bij alle deelbranches steeg het percentage bedrijven waarbij personeel het afgelopen schooljaar gedwongen vertrok uit de vestiging. Het gaat hier zowel om vakervaren medewerkers als BBL-leerlingen. Zowel bij de merkdealers personenauto’s als bij de bedrijfsauto’s is het percentage bedrijven dat in 2011-2012 personeel gedwongen heeft laten vertrekken uit de vestiging toegenomen met (ruim) 15 procentpunten ten opzichte van 2010-2011. Ook bij de revisiebedrijven is een stijging van ruim 10 procentpunten zichtbaar van het aantal bedrijven waarbij personeel gedwongen vertrok. Het percentage bedrijven waar personeel vrijwillig vertrok daalde licht ten opzichte van 2010-2011, met uitzondering van de merkonafhankelijke personenautobedrijven en de fietsbedrijven. Het percentage vrijwillig vertrek bleek voor de merkonafhankelijke personenautobedrijven vrijwel gelijk en nam voor de fietsbedrijven met ruim 5 procentpunten toe.
10
In 2011-2012 vertrokken vakervaren medewerkers en/of BBL’ers bij merkdealers personenauto’s significant vaker dan bij merkonafhankelijke autobedrijven. Dit geldt zowel voor gedwongen als vrijwillig vertrek. Fig.4
Het percentage bedrijven dat aangeeft dat er vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken in 2011-2012; per deelbranche
27%
9%
Revisiebedrijf
9%
Motorbedrijf
19% 20% 16%
Ja, gedwongen 2010-2011 (n=2.433) 23%
10%
Bromfiets-/scooterbedrijf
Ja, vrijwillig 2010-2011 (n=2.433)
15% 16%
Ja, vrijwillig 2011-2012 (n=2.500)
17% 14%
14%
6%
Fietsbedrijf
Ja, gedwongen 2011-2012 (n=2.500)
20%
9%
39%
12%
Merkdealer bedrijfsauto's
35% 30% 24%
5%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
14%
24%
34%
11%
Merkdealer personenauto's
26%
5%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
17% 12%
0%
32%
18%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk.
11
Een tiende van de bedrijven verwacht dat in het schooljaar 2012-2013 personeel het bedrijf moet verlaten. Uit het Vacatureonderzoek van voorgaande jaren blijkt echter dat bedrijven het toekomstig vertrek van medewerkers onderschatten. Waarschijnlijk zal dus een groter percentage van de bedrijven te maken krijgen met vertrek van personeel in 2012-2013. Fig.5
Het percentage bedrijven dat aangeeft dat er vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moeten vertrekken uit het bedrijf in 2012-2013 10% Ja 88%
Nee 2% Weet niet / geen antwoord 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 2.500)
Met name de bedrijfsautodealers en de personenautodealers verwachten dat in 2012-2013 personeel het bedrijf moet verlaten. Personenautodealers geven significant vaker aan dat er de komende 12 maanden personeel moet vertrekken uit hun bedrijf dan merkonafhankelijke personenautobedrijven. Fig.6
Het percentage bedrijven dat aangeeft dat er vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moeten vertrekken uit het bedrijf in 2012-2013; per deelbranche 5%
Revisiebedrijf
95%
0% 11%
Motorbedrijf
3% 7%
Bromfiets-/scooterbedrijf
Nee
1%
93%
Weet niet / geen antwoord
6%
Fietsbedrijf
87% Ja
93%
1% 17%
Merkdealer bedrijfsauto's
78%
5% 8%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
92%
0% 15%
Merkdealer personenauto's
81%
3% 7%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
91%
2% 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 2.500)
12
In vergelijking met het werkelijke gedwongen vertrek van personeel in 2011-2012 (figuur 2 en 4) zijn de verwachtingen met betrekking tot vertrek voor 2012-2013 positiever (figuur 5 en 6). Met name bij de Revisie zijn de verwachtingen positiever gestemd. Relatief minder revisiebedrijven verwachten dat er in het schooljaar 2012-2013 personeel gedwongen zal moeten vertrekken (5%) dan het percentage revisiebedrijven waarbij in 2011-2012 daadwerkelijk personeel gedwongen vertrok (20%). Ook relatief minder bedrijven uit de andere deelbranches verwachten dat personeel moet vertrekken ten opzichte van daadwerkelijk vertrek in het voorgaande jaar. Uit het Vacatureonderzoek van de voorgaande jaren blijkt echter dat bedrijven toekomstig vertrek van personeel onderschatten. De verwachting is dat het komende jaar bij meer bedrijven personeel zal vertrekken dan nu door hen verwacht wordt. Aan de bedrijven die aangeven dat zij verwachten dat in 2012-2013 personeel de vestiging zal moeten verlaten, is gevraagd van welke afdeling zij verwachten afscheid te moeten nemen van medewerkers. De afdeling waar naar verwachting in 2012-2013 de meeste werknemers moeten vertrekken is de werkplaats. Van de bedrijven die verwachten dat personeel het bedrijf moet verlaten, verwacht ruim 80% dat het om personeel uit de werkplaats zal gaan. Bijna een vijfde van hen denkt afscheid te gaan nemen van salesmedewerkers. In vergelijking met het daadwerkelijke vertrek van personeel uit het management en het magazijn van voorgaande jaren, valt de verwachting over vertrek uit deze afdelingen voor het komende schooljaar relatief hoog uit. Het lijkt erop dat bedrijven die personeel moeten laten gaan, voorgaande jaren vaker kozen voor personeel uit de werkplaats en de sales en minder vaak ook voor personeel uit het management en het magazijn. Het lijkt erop dat er in 2012-2013 ook vaker personeel uit het management en het magazijn zal moeten vertrekken. Het vertrek uit de receptie laat een wisselend beeld zien. Significant meer merkdealers personenauto’s dan merkonafhankelijke autobedrijven geven aan dat salespersoneel het bedrijf in 2012-2013 zal moeten verlaten. Dit komt overeen met het feit dat merkdealers personenauto’s gemiddeld genomen meer salespersoneel in dienst hebben dan onafhankelijke autobedrijven. Fig.7
De mate waarin bedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moe(s)ten vertrekken; per afdeling en schooljaar
7%
2012-2013 (n=237)
3% 3% 2%
Management
2011-2012 (n=888) 2009-2010 (n=735) 13%
2010-2011 (n=679)
5% 5% 4%
Magazijn
18% 17% 17%
Sales 11%
14% 8%
Receptie
15% 6% 83% 84% 84% 88%
Werkplaats
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk.
13
Hieronder gaan we verder in op het daadwerkelijke vertrek van personeel in 2011-2012 en het verwachte vertrek van personeel in 2012-2013 per deelbranche.
Vertrek van personeel uit personenautobedrijven Fig.8
De mate waarin personenautobedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken in 2011-2012; per afdeling Management Magazijn Sales Receptie Werkplaats
4% 9% 26%
Merkdealer personenauto's
12% 75% 2% 0% 8% 8%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
91% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Zowel gedwongen als vrijwillig vertrek. Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 599)
7% van de merkonafhankelijke autobedrijven verwacht dat in 2012-2013 vakervaren personeel of BBL’ers het bedrijf moeten verlaten (figuur 6). Van de merkdealers is dit 15%. Deze bedrijven geven aan dat zij met name verwachten afscheid te moeten nemen van medewerkers uit de werkplaats (figuur 9). Deze verwachting komt grotendeels overeen met het daadwerkelijke vertrek van personeel uit afdelingen van personenautobedrijven in 2011-2012 (figuur 8). Fig.9
De mate waarin personenautobedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moeten vertrekken in 2012-2013; per afdeling Management Magazijn Sales Receptie Werkplaats
9% 17% 29%
Merkdealer personenauto's
19%
75% 5% 7% 4%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
16% 91% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 166)
14
Vertrek van personeel uit de werkplaats personenautobedrijven Bij ruim de helft van de personenautobedrijven waar in 2011-2012 personeel vertrok, vertrok in 2011-2012 één vakervaren medewerker uit de werkplaats. Voor ongeveer een tiende van de bedrijven ging het om het vertrek van twee medewerkers. Bij enkele bedrijven ging het om drie tot zes medewerkers. Bij onafhankelijke autobedrijven waar in 2011-2012 personeel vertrok, vertrokken significant meer medewerkers uit de werkplaats dan bij merkdealers. Zowel bij de merkonafhankelijke autobedrijven als bij de personenautodealers was de belangrijkste reden van vertrek van vakervaren personeel uit de werkplaats, voor meer dan de helft van de medewerkers vrijwillig van aard. Bij bijna een vijfde van de personenautobedrijven was de oorzaak slecht functioneren van de medewerker. Het teruglopen van de werkzaamheden was wat vaker de reden voor vertrek bij personenautodealers (24%) dan bij merkonafhankelijke personenautobedrijven (18%) In ongeveer 5% van de gevallen was er sprake van (pre)pensioen. Slechts in een enkel geval lag de oorzaak in een verstoring van arbeidsrelatie. Bij de BBL’ers uit de werkplaats zijn de meest voorkomende oorzaken van vertrek vrijwillig van aard en slecht functioneren. Bij de merkdealers (19%) is er iets vaker sprake van vertrek vanwege terugloop van werkzaamheden dan bij de universele bedrijven (9%). In ongeveer 15% van de gevallen lag de oorzaak in diplomering van de BBL’er. Van de personenautobedrijven die verwachten dat in 2012-2013 medewerkers het bedrijf moeten verlaten, verwacht ruim de helft dat het gaat om één vakervaren persoon uit de werkplaats. Een tiende denkt dat het gaat om meer dan één vakervaren werkplaatsmedewerker. Deze verdeling van vertrek naar afdeling komt overeen met het daadwerkelijk vertrek van personeel in 2011-2012. Bijna twee derde van de autobedrijven die verwachten dat in 2012-2013 vakervaren personeel uit de werkplaats moet vertrekken, denkt dit omdat zij een terugloop van werkzaamheden verwachten. Andere redenen zijn slecht functioneren van de medewerker, (pre)pensioen of een verstoring van de arbeidsrelatie. BBL’ers vertrekken vanwege diverse redenen. Meestal wordt per bedrijf het vertrek van één BBL’er verwacht.
Vertrek van personeel uit de receptie personenautobedrijven De belangrijkste reden voor vertrek van vakervaren medewerkers uit de receptie van personenautobedrijven was in 2011-2012 met ongeveer 40% vrijwillig van aard. Een andere oorzaak lag in een terugloop van de werkzaamheden, gevolgd door slecht functioneren van de medewerker. Minder voorkomende redenen waren verstoring van de arbeidsrelatie en (pre)pensioen. De reden die het vaakst genoemd is voor verwacht vertrek van vakervaren personeel uit de receptie in 20122013 is terugloop van werkzaamheden.
Vertrek van personeel uit de sales personenautobedrijven In 2011-2012 is meer dan de helft van de vakervaren medewerkers die vertrokken uit de sales van personenautobedrijven, vrijwillig vertrokken. Ruim een kwart vertrok vanwege terugloop van werkzaamheden. In bijna een vijfde van de gevallen betrof de reden van vertrek slecht functioneren van de medewerker. Slechts in een enkel geval was sprake van (pre)pensioen of verstoring van de arbeidsrelatie. Er vertrokken niet veel BBL’ers uit de sales. De belangrijkste reden van vertrek van BBL’ers uit de sales bij dealerbedrijven ligt in de terugloop van werkzaamheden, gevolgd door vrijwillig vertrek. Bij de merkonafhankelijke autobedrijven zijn de oorzaken verdeeld over vrijwillig vertrek, diplomering van de leerling en terugloop van werkzaamheden. Bij merkdealers vertrokken significant meer mensen uit de sales dan bij merkonafhankelijke autobedrijven. De belangrijkste reden voor verwacht vertrek van vakervaren personeel uit de sales van personenautobedrijven in 2012-2013 is de terugloop van werkzaamheden. Bijna alle bedrijven die verwachten afscheid te moeten nemen van salesmedewerkers, zijn merkdealerbedrijven. Er vertrekt naar verwachting van de bedrijven slechts een enkele BBL’er uit de sales. Van de personenautobedrijven die verwachten dat in 2012-2013 medewerkers het bedrijf moeten verlaten, verwacht zo’n 15% dat het gaat om één vakervaren salesmedewerker.
15
Vertrek van personeel uit het magazijn personenautobedrijven Bij de merkonafhankelijke autobedrijven die deel uitmaakten van dit onderzoek vertrokken zeer weinig vakervaren medewerkers uit het magazijn. Bij de personenautodealers waren dit er meer. Van hen vertrok in 2011-2012 ruim een derde vrijwillig, bijna een derde vanwege terugloop van werkzaamheden, een vijfde vanwege slecht functioneren en een aantal vertrok vanwege (pre)pensioen. Bij merkdealers vertrokken significant meer mensen uit het magazijn dan bij merkonafhankelijke autobedrijven. De medewerkers die naar verwachting moeten vertrekken uit het magazijn van personenautobedrijven in 20122013, moeten dit vanwege een verwachte terugloop van werkzaamheden. Van de personenautobedrijven die verwachten dat in 2012-2013 medewerkers het bedrijf moeten verlaten, verwacht ruim een tiende dat het gaat om één vakervaren salesmedewerker.
Vertrek van personeel uit het management personenautobedrijven Met name bij de personenautodealers vertrokken in 2011-2012 vakervaren personeelsleden uit het management. Bij de merkonafhankelijke autobedrijven was dit slechts bij een enkel bedrijf het geval. Van de medewerkers die vertrokken uit een dealerbedrijf, deed ruim de helft dit vrijwillig. Van de personenautobedrijven die verwachten dat in 2012-2013 medewerkers het bedrijf moeten verlaten, verwacht ruim 5% dat het gaat om één vakervaren manager. De personenautobedrijven die aangeven dat zij verwachten dat er in 2012-2013 vakervaren personeel moet vertrekken uit het management, verwachten dit vanwege een terugloop van werkzaamheden.
Vertrek van personeel uit bedrijfsautobedrijven Fig.10
De mate waarin bedrijfsautobedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken in 2011-2012; per afdeling Management Magazijn Sales Receptie Werkplaats
2 5 8 7
Merkdealer bedrijfsauto's
54
1 2 4
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
3 31 0
20
40
60
80
100
Zowel gedwongen als vrijwillig vertrek. Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 99)
8% van de merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven verwacht dat in 2012-2013 vakervaren personeel of BBL’ers het bedrijf zullen moeten verlaten (figuur 6). Van de bedrijfsautodealers is dit 17%. Deze bedrijven geven aan dat zij met name verwachten afscheid te moeten nemen van medewerkers uit de werkplaats (figuur 11). In 2011-2012 verlieten ook de meeste werknemers uit deze afdeling het bedrijf (figuur 10). In verband met het relatief kleine aantal bedrijfsautobedrijven dat verwacht personeel te moeten laten gaan in 2012-2013 zijn in de grafieken aantallen weergegeven in plaats van percentages.
16
Fig. 11
De mate waarin bedrijfsautobedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moeten vertrekken in 2012-2013; per afdeling Management Magazijn Sales Receptie Werkplaats
2 3 2
Merkdealer bedrijfsauto's
3
19
0 2 0 0
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
7 0
5
10
15
20
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 28)
Vertrek van personeel uit de werkplaats bedrijfsautobedrijven Bij ruim de helft van de bevraagde bedrijfsautobedrijven vertrok in 2011-2012 één vakervaren medewerker uit de werkplaats. Bij een kwart van de bedrijven vertrok geen enkele vakervaren medewerker uit de werkplaats. Voor ongeveer een tiende van de bedrijven ging het om het vertrek van twee medewerkers. Bij enkele bedrijven ging het om drie tot vijf medewerkers. Ook bij de bedrijfsautobedrijven is de belangrijkste reden van vertrek van vakervaren medewerkers uit de werkplaats vrijwillig van aard. Het betreft hier ruim de helft van de vertrokken medewerkers. In ongeveer een vijfde van de gevallen lag de oorzaak in het teruglopen van de werkzaamheden. Minder voorkomende oorzaken waren (pre)pensioen en slecht functioneren van de medewerker, met ieder ongeveer 10%. In een enkel geval was sprake van verstoring van de arbeidsrelatie. BBL’ers uit de werkplaats vertrokken met name door slecht functioneren of hun vertrek was vrijwillig van aard. In een enkel geval speelde terugloop van werkzaamheden of verstoring van de arbeidsrelatie een rol. Het merendeel van de bedrijfsautobedrijven verwacht in 2012-2013 een terugloop van werkzaamheden in de werkplaats, waardoor vakervaren personeel zal moeten vertrekken. Een derde van de bedrijfsautodealers die verwacht personeel te moeten laten gaan, geeft als reden slecht functioneren van de medewerker op. Bij de merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven is een andere belangrijke reden voor verwacht vertrek van personeel, (pre)pensioen. Slechts een enkel bedrijfsautobedrijf geeft aan dat zij verwachten dat er in 20122013 BBL’ers moeten vertrekken uit het bedrijf. Van de bedrijfsautobedrijven die verwachten dat in 2012-2013 medewerkers het bedrijf moeten verlaten, verwacht meer dan de helft dat het gaat om één vakervaren werkplaatsmedewerker. Een vijfde denkt dat het gaat om twee of drie vakervaren medewerkers uit de werkplaats. Bedrijfsautodealers verwachten vaker afscheid te moeten gaan nemen van werkplaatsmedewerkers dan merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven.
17
Vertrek van personeel uit de receptie bedrijfsautobedrijven Bij de merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven was in 2011-2012 een terugloop van werkzaamheden met bijna 70% de belangrijkste reden van vertrek van vakervaren personeel uit de receptie. Overige medewerkers vertrokken vrijwillig. Bij de bedrijfsautodealers is terugloop van werkzaamheden met een derde van de gevallen, veel minder vaak de reden van vertrek. De belangrijkste reden voor vertrek bij de bedrijfsautodealers is vrijwillig vertrek van de medewerker, dit betreft de helft van de vertrokken medewerkers. Daarnaast vertrok 17% van de medewerkers vanwege slecht functioneren. De reden die het vaakst genoemd werd voor verwacht vertrek van vakervaren personeel uit de receptie in 2012-1013, is terugloop van werkzaamheden. Slechts een paar bedrijfsautobedrijven geven aan dat zij denken dat in 2012-2013 receptionisten het bedrijf zullen moeten verlaten.
Vertrek van personeel uit de sales bedrijfsautobedrijven Er vertrok in 2011-2012 weinig vakervaren personeel uit de sales bij de bedrijfsautobedrijven. De belangrijkste reden van vertrek, was bij de merkonafhankelijke bedrijven de terugloop van werkzaamheden. In een enkel geval was sprake van vrijwillig vertrek. Bij de bedrijfsautodealers vertrokken enkele medewerkers vrijwillig en vanwege slecht functioneren. Er vertrekken in 2012-2013 naar verwachting slechts enkele vakervaren medewerkers uit de sales van bedrijfsautobedrijven.
Vertrek van personeel uit het magazijn bedrijfsautobedrijven In 2011-2012 vertrok vanuit het magazijn weinig vakervaren personeel bij de bevraagde bedrijfsautobedrijven. Degenen die vertrokken deden dat vanwege terugloop van werkzaamheden, slechts functioneren of vertrokken vrijwillig. Uit het magazijn vertrekken in 2012-2013 naar verwachting slechts enkele werknemers.
Vertrek van personeel uit het management bedrijfsautobedrijven Slechts een enkele manager vertrok in 2011-2012 bij de geïnterviewde bedrijfsautobedrijven. De bedrijfsautobedrijven verwachten dat in 2012-2013 slechts enkele medewerkers uit het management het bedrijf moeten verlaten en geen BBL’ers.
Vertrek van personeel uit tweewielerbedrijven Fig.12
De mate waarin tweewielerbedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken in 2011-2012; per afdeling
5% 3% Motorbedrijf
8%
0% 0% Bromfiets-/scooterbedrijf
0%
1% 1% Fietsbedrijf
1%
0%
Management Magazijn Sales Receptie Werkplaats
18% 76%
6% 98%
17% 89% 20%
40%
60%
80%
100%
Zowel gedwongen als vrijwillig vertrek. Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 227)
18
11% van de motorbedrijven verwacht dat in 2012-2013 vakervaren personeel of BBL’ers het bedrijf zullen moeten verlaten. Van de bromfiets- en scooterbedrijven is dit 7%. De fietsbedrijven komen van de tweewielers het laagste uit wat betreft verwacht vertrek met 6%. Al deze deelbranches geven aan dat zij met name verwachten afscheid te moeten nemen van medewerkers uit de werkplaats (figuur 13). Deze verwachting komt overeen met het daadwerkelijke vertrek van personeel bij tweewielerbedrijven in 2011-2012 (figuur 12). Fig. 13
De mate waarin tweewielerbedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moeten vertrekken in 2012-2013; per afdeling Management Magazijn Sales Receptie Werkplaats
8% 17% 8%
Motorbedrijf
0% 75% 0% 0% 0% 0%
Bromfiets/-scooterbedrijf
100% 0% 0% 19%
Fietsbedrijf
3% 88% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 54)
Vertrek van personeel uit de werkplaats tweewielerbedrijven Bij de tweewielerbedrijven vertrokken vakervaren medewerkers in 2011-2012 in ruim de helft van de gevallen vrijwillig uit de werkplaats. Met name bij de motorbedrijven vertrokken medewerkers ook vanwege terugloop van werkzaamheden (29%). Dit was minder vaak het geval bij bromfiets/-scooterbedrijven (18%) en fietsbedrijven (9%). Bij de fietsbedrijven was daarentegen, met ruim een vijfde, weer vaker sprake van slecht functioneren van de medewerker, dan bij de bromfiets/-scooter (18%) en motorbedrijven (5%). Minder voorkomende redenen van vertrek waren (pre)pensioen en verstoring van de arbeidsrelatie. De BBL'ers uit de werkplaats vertrokken met name vanwege het behalen van het diploma, slecht functioneren of vrijwillig. Een enkeling vertrok omdat het bedrijf een slechte ervaring had met het opleiden van een leerling in het bedrijf, terugloop van werkzaamheden of een verstoring van de arbeidsrelatie. Ruim de helft van de tweewielerbedrijven die verwachten dat er in 2012-2013 personeel moet vertrekken, denkt dat het gaat om één vakervaren medewerker uit de werkplaats. De meest genoemde reden hiervoor is een terugloop van werkzaamheden. Een andere vaak genoemde reden is slecht functioneren van de medewerker. BBL’ers vertrekken vanwege diverse redenen. Per bedrijf wordt het vertrek van één BBL’er uit de werkplaats verwacht.
Vertrek van personeel uit de receptie tweewielerbedrijven In de tweewielerbedrijven die meewerkten aan dit onderzoek vertrokken in 2011-2012 slechts zeer weinig vakervaren receptionisten. Degenen die gingen, vertrokken vrijwillig. Er vertrekt in 2012-2013 naar verwachting slechts een enkele vakervaren werknemer uit de receptie en geen BBL’ers.
19
Vertrek van personeel uit de sales tweewielerbedrijven Er vertrokken in 2011-2012 weinig vakervaren salesmedewerkers bij de tweewielerbedrijven. De meeste personeelsleden vertrokken bij de fietsbedrijven, waarvan het merendeel vrijwillig. De enkele vakervaren medewerkers die naar verwachting zullen vertrekken uit de sales in 2012-2013, doen dit waarschijnlijk vanwege terugloop van werkzaamheden. Er vertrekt naar verwachting van de bedrijven slechts een enkele BBL’er uit de sales.
Vertrek van personeel uit het magazijn tweewielerbedrijven Slechts een enkel vakervaren personeelslid vertrok in 2011-2012 uit het magazijn bij de bevraagde tweewielerbedrijven. Uit het magazijn vertrekken in 2012-2013 naar verwachting slechts enkele werknemers en geen BBL’ers.
Vertrek van personeel uit het management tweewielerbedrijven Slechts een enkele manager vertrok in 2011-2012 bij de geïnterviewde tweewielerbedrijven. De tweewielerbedrijven verwachten dat in 2012-2013 slechts enkele medewerkers uit het management het bedrijf moeten verlaten.
Vertrek van personeel uit revisiebedrijven Fig.14
De mate waarin revisiebedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers zijn vertrokken in 2011-2012; per afdeling Management Magazijn 1
Sales
0
Receptie Werkplaats
2 0 23
0
10
20
30
40
50
Zowel gedwongen als vrijwillig vertrek. Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 26)
5% van de revisiebedrijven in de steekproef verwacht dat in 2012-2013 vakervaren personeel of BBL’ers het bedrijf zullen moeten verlaten (figuur 6). Deze bedrijven geven aan dat zij met name verwachten afscheid te moeten nemen van medewerkers uit de werkplaats (figuur 15). Dit komt overeen met het werkelijke vertrek van personeel bij revisiebedrijven in 2011-2012 (figuur 14). Gezien het kleine aantal revisiebedrijven dat verwacht afscheid te nemen of afscheid nam van personeel zijn in de grafieken aantallen in plaats van percentages weergegeven.
20
Fig.15
De mate waarin revisiebedrijven aangeven dat vakervaren medewerkers en/of BBL'ers moeten vertrekken in 2012-2013; per afdeling Management Magazijn
1
Sales
0
Receptie
0
Werkplaats
0 3
0
2
4
6
8
10
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 4)
Vertrek van personeel uit de werkplaats revisiebedrijven In tegenstelling tot de andere deelbranches was de belangrijkste reden van vertrek van vakervaren personeel uit de werkplaats in 2011-2012 bij de revisiebedrijven niet vrijwillig van aard, maar betrof slecht functioneren van de medewerker. Op de tweede plaats volgt vrijwillig vertrek. Minder vaak voorkomende redenen zijn (pre)pensioen, terugloop van de werkzaamheden en in een enkel geval verstoring van de arbeidsrelatie. BBL’ers vertrokken met name vrijwillig uit de werkplaats of vanwege slecht functioneren. De bedrijven die verwachten dat er in 2012-2013 personeel zal moeten vertrekken uit de werkplaats, noemen hiervoor als redenen terugloop van werkzaamheden en diplomering van een BBL-leerling.
Vertrek van personeel uit de receptie revisiebedrijven Bij de revisiebedrijven die deel uitmaakten van dit onderzoek was in 2011-2012 geen sprake van vertrek van personeel. De bevraagde revisiebedrijven verwachten ook niet dat er in 2012-2013 vakervaren personeel of BBL’ers uit de receptie moeten vertrekken.
Vertrek van personeel uit de sales revisiebedrijven Bij de vakervaren salesmedewerkers was er in 2011-2012 slechts in een enkel geval sprake van vertrek. De bevraagde revisiebedrijven verwachten niet dat er in 2012-2013 personeel uit de sales moet vertrekken.
Vertrek van personeel uit het magazijn revisiebedrijven Binnen deze deelbranche vertrokken bij de bevraagde bedrijven in 2011-2012 geen medewerkers uit het magazijn. De bevraagde revisiebedrijven verwachten ook niet dat er in 2012-2013 vakervaren personeel of BBL’ers uit het magazijn moeten vertrekken.
Vertrek van personeel uit het management revisiebedrijven Slechts een enkele manager vertrok in 2011-2012 bij de geïnterviewde revisiebedrijven. De revisiebedrijven verwachten dat in 2012-2013 slechts enkele medewerkers uit het management het bedrijf moeten verlaten.
21
In 2011-2012 vertrokken naar schatting bijna 3.500 vakervaren medewerkers bij bedrijven in de mobiliteitsbranche (tabel 1). Het vertrek in aantallen was het grootst bij de merkdealers personenauto’s, gevolgd door de merkonafhankelijke autobedrijven. Het vertrek voor 2012-2013 wordt met ruim 1.000 medewerkers een stuk lager ingeschat (tabel 2). Uit onderzoek van Innovam uit het verleden, blijkt echter dat toekomstig vertrek door de bedrijven altijd onderschat wordt. Het daadwerkelijke vertrek in 2012-2013 zal dus waarschijnlijk hoger uitvallen.
Merkdealer personenauto’s
Bedrijfsautobedrijf
(brom)fiets- en/of scooterbedrijf
Motorbedrijf
Revisiebedrijf
Totaal
Het geschatte vertrek van vakervaren personeel in 2011-2012; per deelbranche en afdeling
Merkonafhankelijk autobedrijf
Tabel 1
Werkplaats
664
967
251
194
76
21
2.173
Receptie
68
152
140
2
10
0
372
Sales
60
350
16
41
20
2
489
Magazijn
12
125
10
2
3
0
152
Management
16
55
3
3
3
1
81
Overig
28
100
11
5
3
2
149
Totaal
848
1.749
431
247
115
26
3.416
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
Merkdealer personenauto’s
Bedrijfsautobedrijf
(brom)fiets - en/of scooterbedrijf
Motorbedrijf
Revisiebedrijf
Totaal
Het geschatte verwachte vertrek van vakervaren personeel in 2012-2013; per deelbranche en afdeling
Merkonafhankelijk autobedrijf
Tabel 2
Werkplaats
217
288
49
41
17
2
614
Receptie
36
76
2
0
0
0
114
Sales
12
121
2
9
3
0
147
Magazijn
20
66
7
0
7
0
100
Management
12
31
2
0
0
1
46
Overig
0
24
2
0
0
0
26
Totaal
297
606
64
50
27
3
1.047
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
22
In 2011-2012 vertrokken naar schatting zo’n 800 BBL-leerlingen bij bedrijven in de mobiliteitsbranche (tabel 3). Het vertrek was het grootste bij de personenautobedrijven. Het verwachte vertrek voor 2012-2013 ligt met ruim 100 BBL-leerlingen een stuk lager (tabel 4).
Merkdealer personenauto’s
Bedrijfsautobedrijf
(brom)fiets - en/of scooterbedrijf
Motorbedrijf
Revisiebedrijf
Totaal
Het geschatte vertrek van BBL-leerlingen in 2011-2012; per deelbranche en afdeling
Merkonafhankelijk autobedrijf
Tabel 3
318
298
44
68
23
5
756
Receptie
0
0
0
0
0
0
0
Sales
12
31
0
2
0
0
45
Magazijn
0
0
0
2
0
0
2
Management
0
0
0
0
0
0
0
330
329
44
72
23
5
803
Werkplaats
Totaal
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
Merkdealer personenauto’s
Bedrijfsautobedrijf
(brom)fiets - en/of scooterbedrijf
Motorbedrijf
Revisiebedrijf
Totaal
Het geschatte verwachte vertrek van BBL-leerlingen in 2012-2013; per deelbranche en afdeling
Merkonafhankelijk autobedrijf
Tabel 4
Werkplaats
28
45
2
14
10
1
100
Receptie
0
0
0
0
0
0
0
Sales
0
3
0
2
0
0
5
Magazijn
0
0
0
0
0
0
0
Management
0
0
0
0
0
0
0
28
48
2
16
10
1
105
Totaal
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
23
4. Vraag naar personeel In dit hoofdstuk zijn de onderzoeksresultaten beschreven met betrekking tot de behoefte aan nieuw personeel in het schooljaar 2012-2013. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de behoefte aan vakervaren werknemers en de behoefte aan BBL-leerlingen. 30% van de bedrijven heeft in het schooljaar 2012-2013 behoefte aan nieuw personeel. Het gaat zowel om nieuwe vakervaren medewerkers als nieuwe BBL-leerlingen. Wanneer dit percentage vergeleken wordt met de personeelsbehoefte in voorgaande jaren, lijkt de personeelsbehoefte gestegen. Er is dit jaar echter gewerkt met een meer nauwkeurige meetmethode dan voorgaande jaren, waardoor een betere weergave van de behoefte aan nieuw personeel verkregen wordt. Eén op één vergelijking met het percentage van voorgaande jaren is hierdoor niet mogelijk.2 Opvallend is dat het percentage bedrijven dat aangeeft niet te weten of zij behoefte hebben aan nieuw personeel, sinds 2007-2008 is afgenomen van 5 naar 0%. Dit wijst erop dat bedrijven beter in beeld hebben aan hoeveel personeel zij de komende periode behoefte hebben. Fig.16
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL'ers 2012-2013
70%
100% 80% 30%
60%
0%
40% 20% 0% Ja
Nee
Weet niet/ geen antwoord (n= 2.500)
2
Voorgaande jaren is bedrijven gevraagd of zij de komende 12 maanden extra personeel zoeken of dat zij vanaf 1 september dit jaar nieuw personeel hebben aangenomen. Dit jaar is gevraagd naar aangenomen personeel vanaf mei 2012 tot het meetmoment in september en gezocht personeel t/m april 2013. Doordat bedrijven in de zomerperiode relatief vaak personeel aannemen en rapportage van aangenomen personeel meer valide is dan dat van de verwachting van te zoeken personeel (een toekomstverwachting leidt tot onderschatting van personeelsbehoefte), resulteert dit in een nauwkeuriger beeld van de daadwerkelijke personeelsbehoefte. 24
Het percentage bedrijven dat personeel zoekt voor vervanging van personeel is toegenomen van 9% in 20112012 naar 19% in 2012-2013. Berichten uit het bedrijfsleven wijzen erop dat bedrijven momenteel veel werken met tijdelijke contracten. Wanneer deze niet meer verlengd kunnen worden, wordt vaak een nieuwe medewerker gezocht. Dit draagt bij aan een hogere vervangingsvraag. Het percentage bedrijven dat personeel zoekt voor uitbreiding van het bedrijf is licht gestegen van 14% in 2011-2012 naar 16% in 2012-2013. Uit geluiden uit de branche blijkt echter dat bedrijven eerder krimpen in plaats van uitbreiden. Mogelijk gaat het hier om bedrijven die een deel van hun activiteiten uitbreiden, waar een ander deel krimpt of om een klein deel van de bedrijven die ondanks de zware economische tijden toch kans ziet te groeien. Deze resultaten sluiten aan bij de redenen die bedrijven opgeven voor de vacatures die zij hebben. Het merendeel van de vacatures komt voort uit de behoefte van bedrijven om personeel te vervangen dat vertrekt (53% van de vacatures) of omdat hun onderneming groeit (44% van de vacatures). Slechts een beperkt aantal bedrijven geeft aan nieuw personeel te zoeken, vanwege een behoefte aan hoger geschoold personeel of een andere reden. Fig.17
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL'ers in 2012-2013
69%
100% 80%
0%
19%
40%
16%
60%
20% 0% Ja, voor uitbreiding
Ja, voor vervanging
Nee
Weet niet / geen antwoord Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 2.500)
25
De personeelsbehoefte is het grootst bij de bedrijfsautodealers en de merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven en het kleinst bij de motorbedrijven. De merkdealers personenauto’s hebben vaker behoefte aan nieuw personeel dan de merkonafhankelijke personenautobedrijven. Bij alle deelbranches is een stijging van de vervangingsvraag zichtbaar. Bij de merkdealers personenauto’s en de (brom-)fiets-, motor- en bedrijfsautobedrijven steeg de vervangingsvraag sterk met (ruim) 10 procentpunten. De uitbreidingsvraag steeg bij de fietsbedrijven met 11 procentpunten. Ook bij de merkonafhankelijke bedrijfsautobedrijven is een lichte stijging van de uitbreidingsvraag zichtbaar. Bij de merkdealers bedrijfsauto’s is daarentegen een daling van 8 procentpunten te zien in de uitbreidingsvraag ten opzichte van vorig jaar. In de overige deelbranches bleef de uitbreidingsvraag vrijwel gelijk. Fig.18
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL'ers in 2012-2013; per deelbranche
32% 22%
Revisiebedrijf
13% 20% 12% 12%
Motorbedrijf
Ja totaal
27% 15% 17%
Bromfiets-/scooterbedrijf
Ja, voor uitbreiding Ja, voor vervanging 30%
19% 17%
Fietsbedrijf
46% Merkdealer bedrijfsauto's
26%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
27% 24%
33% 42%
35% 15%
Merkdealer personenauto's
27% 24% 13% 13%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n=2.500)
26
30% van de bevraagde bedrijven heeft behoefte aan nieuw personeel in 2012-2013. Deze bedrijven hebben gemiddeld behoefte aan 5 nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL-leerlingen. Wanneer alleen gekeken wordt naar vakervaren medewerkers, hebben de bedrijven behoefte aan gemiddeld 3 nieuwe vakervaren medewerkers per bedrijf. Deze gemiddelde cijfers worden wat omhoog getrokken door enkele bedrijven in de steekproef met veel vacatures. De meeste bedrijven hebben behoefte aan één nieuwe medewerker. Ruim een vijfde aan twee nieuwe medewerkers. Fig.19
Aantal nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL'ers waaraan bedrijven behoefte hebben in 2012-2013
80%
64%
100%
60%
3%
8%
20%
3%
22%
40%
0% 1 persoon
2 personen
3 personen
4 personen
5 of meer personen (n= 756)
In tabel 5 (pag. 28) is het geschatte aantal vacatures voor vakervaren medewerkers in 2012-2013 zichtbaar voor heel Nederland. Onder de categorie ‘Overig’ vallen functies zoals frontoffice medewerker, projectmanager en engineer. Het aantal vacatures voor vakervaren medewerkers is ten opzichte van vorig jaar gestegen van bijna 1.000 naar ruim 2.000 vacatures. De stijging is deels te verklaren door het gebruik van een meer nauwkeurige meetmethode dan voorgaande jaren.3 Functies waarvoor veel vacatures zijn, zijn: Eerste Autotechnicus, Verkoopadviseur, Fietstechnicus en Serviceadviseur. Op basis van de steekproef wordt voorspeld dat er geen vacatures zijn voor de Assemblagetechnicus en de Eerste Verbrandingsmotortechnicus. Voor het beroep van Assemblagetechnicus weten we dat slechts enkele bedrijven in Nederland behoefte hebben aan deze medewerkers. Wanneer deze bedrijven toevallig niet in de steekproef zijn opgenomen, lijkt het alsof er geen vacatures zijn, hoewel dit wel het geval kan zijn. Beroepen met slechts enkele geschatte vacatures zijn de Verbrandingsmotortechnicus, de Logistiek Supervisor en de Technisch Specialist Bedrijfsauto’s.
3
Voorgaande jaren is bedrijven gevraagd of zij de komende 12 maanden extra personeel zoeken of dat zij vanaf 1 september dit jaar nieuw personeel hebben aangenomen. Dit jaar is gevraagd naar aangenomen personeel vanaf mei 2012 tot het meetmoment in september en gezocht personeel t/m april 2013. Doordat bedrijven in de zomerperiode relatief vaak personeel aannemen en rapportage van aangenomen personeel meer valide is dan dat van de verwachting van te zoeken personeel (een toekomstverwachting leidt tot onderschatting van personeelsbehoefte), resulteert dit in een nauwkeuriger beeld van de daadwerkelijke personeelsbehoefte. Daarnaast zijn de extrapolatiefactoren aangepast aan recente gegevens over de omvang van de branche. 27
Merkdealer personenauto’s
Bedrijfsautobedrijf
Fiets- en/of scooterbedrijf
Motorbedrijf
Revisiebedrijf
Totaal
De geschatte behoefte aan nieuw vakervaren personeel in 2012-2013; per functie en deelbranche
Merkonafhankelijk autobedrijf
Tabel 5
Assistent Mobiliteitsbranche
8
17
0
4
0
0
29
Autotechnicus
48
69
2
0
0
0
119
Balieshopmedewerker Mobiliteitsbranche
8
28
5
16
0
0
57
Bedrijfsautotechnicus
0
0
8
0
0
0
8
Motorfietstechnicus
0
3
0
0
28
0
31
Fietstechnicus
4
0
0
290
0
0
294
Scootertechnicus
0
0
0
36
0
0
36
Assemblagetechnicus Mobiliteitsbranche
0
0
0
0
0
0
0
Verbrandingsmotortechnicus
0
0
0
0
0
2
2
Revisietechnicus Verbrandingsmotoren
0
0
0
0
0
13
13
Verkoper fiets/bromfiets
0
0
0
60
0
0
60
221
288
7
0
0
5
521
Eerste Bedrijfsautotechnicus
0
14
77
0
0
0
91
Eerste Motorfietstechnicus
0
0
0
0
3
0
3
Eerste Fietstechnicus
0
0
0
4
0
0
4
Eerste Verbrandingsmotortechnicus
0
0
0
0
0
0
0
Serviceadviseur Mobiliteitsbranche
20
125
13
12
7
3
180
Verkoopadviseur Mobiliteitsbranche
48
267
20
20
10
0
365
Logistiek Supervisor Mobiliteitsbranche
0
0
0
0
0
2
2
Technisch Specialist Personenauto's
44
17
2
0
0
2
65
Technisch Specialist Bedrijfsauto's
0
0
2
0
0
0
2
Verkoopmanager Mobiliteitsbranche
0
17
3
4
0
3
28
Werkplaatsmanager Motorvoertuigentechniek
16
24
8
4
3
0
56
Bedrijfsmanager Mobiliteitsbranche
0
3
2
0
0
0
5
Overig
60
94
28
40
0
5
227
Totaal
479
967
176
491
52
34
2.198
Eerste Autotechnicus
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
28
Tabel 6
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL’ers in 2012-2013; per arbeidsmarktregio (n= 2.500)
Uitbreidingsvraag
Vervangingsvraag
Achterhoek
5%
8%
Drechtsteden
16%
21%
Drenthe
8%
6%
Flevoland
8%
30%
Friesland
6%
14%
Gelderland Midden
15%
15%
Gelderland Zuid
21%
16%
Gooi & Vechtstreek
10%
15%
Groningen
8%
12%
Groot Amsterdam
8%
13%
Haaglanden
6%
17%
Holland Rijnland
16%
17%
IJsselvechtstreek
8%
14%
Kennemerland / West Friesland
10%
9%
Midden Brabant
11%
22%
Midden Holland
5%
23%
Noord en Midden Limburg
8%
8%
Noordoost Brabant
12%
9%
Rijnmond
14%
14%
Rivierenland
9%
11%
Stedendriehoek
10%
16%
Twente
11%
17%
Utrecht Midden
16%
15%
Utrecht Oost
9%
13%
West Brabant
23%
25%
Zaanstreek / Waterland
8%
16%
Zeeland
10%
19%
Zuid Kennemerland
17%
12%
Zuid Limburg
8%
16%
Zuidoost Brabant
15%
11%
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
29
In tabel 6 (pag. 32) is weergegeven hoe groot de behoefte aan nieuwe vakervaren medewerkers en/of BBL’ers is per arbeidsmarktregio. Zowel de behoefte aan nieuw personeel voor uitbreiding als vervanging is groot in de regio West Brabant. Ook in de regio Gelderland Zuid wordt relatief vaak personeel gezocht voor uitbreiding van het bedrijf. De vervangingsvraag is het grootst in Flevoland. Regio’s met zowel een relatief kleine vervangingsvraag als uitbreidingsvraag zijn: de Achterhoek, Drenthe en Noord en Midden Limburg. Uit resultaten van ROA (2012) (tabel 7) blijkt dat BBL’ers die een technische mbo-opleiding op niveau 3 en 4 hebben afgerond, betere kansen hebben op een baan na diplomering dan BOL-schoolverlaters die een technische opleiding hebben gevolgd. Dit is gemeten ongeveer anderhalf jaar na het voltooien van de opleiding. De positie van BOL’ers op niveau 1 en 2 is het zwakst ten opzichte van andere gediplomeerde schoolverlaters binnen het mbo. Zowel voor gediplomeerde BOL- als BBL-uitstroom mbo-breed geldt dat naarmate het niveau lager is, er langer gezocht moet worden voordat de eerste baan gevonden is. BBL’ers hebben de minste tijd nodig bij de zoektocht naar hun eerste baan (ROA, 2012). Waarschijnlijk omdat veel van hen bij het bedrijf van hun leerbaan kunnen blijven werken.
Tabel 7
Trendcijfers werkloosheid schoolverlaters alle opleidingsrichtingen mbo (ROA, 2012)
2007
2008
2009
2010
2011
BOL 1/2
9%
10%
16%
16%
20%
BOL 3/4
3%
3%
8%
6%
8%
BBL 1/2
3%
1%
4%
5%
5%
BBL 3/4
1%
1%
2%
2%
2%
Het gemiddelde bruto uurloon van gediplomeerde BBL’ers ligt hoger dan dat van gediplomeerde BOL’ers op hetzelfde opleidingsniveau en hbo’ers in de techniek (tabel 8). Een verklaring voor het verschil tussen BOL en BBL, is dat BBL-schoolverlaters gemiddeld ouder zijn dan werkende BOL’ers en vaak al meer werkervaring hebben opgebouwd (ROA, 2012). Zowel voor BOL als BBL geldt dat het gemiddelde bruto uurloon stijgt naarmate het opleidingsniveau toeneemt. Opvallend is dat minder dan de helft van de schoolverlaters die een technische mbo-opleiding op niveau 2 heeft gevolgd, aangeeft te werken in de eigen of een verwante richting van de opleiding. Gediplomeerde BBL’ers die een technische opleiding volgden op niveau 4, zijn het meest tevreden over de aansluiting van hun opleiding op hun huidige baan.
Tabel 8
Arbeidsmarkt schoolverlaters techniek mbo en hbo (ROA, 2012)
Minimaal op eigen niveau
Eigen / verwante richting
Aansluiting voldoende / goed
Bruto uurloon
BOL 2
68%
48%
57%
€ 8,69
BOL 3
84%
80%
76%
€ 8,84
BOL 4
77%
82%
66%
€ 10,48
BBL 2
66%
78%
77%
€ 10,36
BBL 3
54%
84%
87%
€ 12,66
BBL 4
81%
90%
91%
€ 15,25
Hbo
87%
86%
77%
€ 14,05
30
In tabel 9 is het geschatte aantal vacatures voor BBL-leerlingen in 2012-2013 zichtbaar voor heel Nederland. Onder de categorie ‘overig’ vallen functies zoals leerling machinale bewerking en junior salesengineer. Het aantal geschatte vacatures voor BBL’ers is hoger dan in 2011-2012 en steeg van bijna 900 naar ruim 1.600 vacatures. De stijging is deels te verklaren door het gebruik van een meer nauwkeurige meetmethode dan voorgaande jaren.4 Wanneer we het aantal vacatures voor leerbanen afzetten tegen het aantal BBL-leerlingen van 2011-2012 en de indicaties van het aantal eerstejaars BBL’ers van het schooljaar 2012-2013, lijkt dit aan de krappe kant te zijn. Vorig schooljaar stroomden er namelijk 4.118 leerlingen in in het eerste jaar van een BBL-opleiding in de Motorvoertuigen- en Tweewielertechniek. Hiervan zaten ruim 1.800 studenten in de opleidingen tot Eerste Auto-, Bedrijfsauto-, Fiets-, Verbrandingsmotor- en Motorfietstechnicus of Technisch Specialist Bedrijfsauto en Personenauto. Waarschijnlijk had een groot deel van deze leerlingen al een leerbaan, omdat ze doorstroomden vanuit een niveau 2 opleiding. Wanneer we dit optellen bij de indicaties van de daling in de instroom van BBLleerlingen in 2012-2013, lijkt er in 2012-2013 een tekort te zijn van enkele honderden leerbanen. In de praktijk blijkt dat leerlingen door inspanningen van scholen, persoonlijke contacten van docenten en andere via-via contacten toch een leerbaan kunnen vinden. Er zijn echter wel extra inspanningen nodig om voldoende leerbanen te realiseren. Uit berichten van scholen blijkt dat leerlingen die uiteindelijk geen leerbaan vinden vaak overstappen op de BOL-variant van de opleiding of een opleiding richting een andere branche gaan volgen. Functies waarvoor veel vacatures voor BBL’ers zijn in 2012-2013, zijn: (Eerste) Autotechnicus en Fietstechnicus. Voor de functies Eerste Autotechnicus en Fietstechnicus zijn ook relatief veel vacatures voor vakervaren medewerkers. Op basis van de steekproef wordt voorspeld dat er geen BBL-vacatures zijn voor de Assemblagetechnicus, de Logistiek Supervisor, de Verkoopmanager, de Bedrijfsmanagers en de Eerste (Motor)Fiets- en Verbrandingsmotortechnicus. In totaal blijkt ruim 40% van het totale aantal vacatures uit dit onderzoek vervuld te kunnen worden door een BBL’er. Bedrijven geven in eerste instantie aan dat ruim een vijfde van de vacatures voor een BBL’er bestemd is. Aan bedrijven die niet direct aangeven dat het om een vacature voor een BBL-leerling gaat, is gevraagd of de vacature eventueel ingevuld kan worden door een BBL-leerling. Dan blijkt voor nog eens een vijfde van de vacatures dat dit kan. Hoewel bedrijven zelf niet altijd denken aan een BBL-leerling wanneer zij een vacature hebben, blijkt een BBL’er na doorvragen toch redelijk vaak geschikt voor de vacature. Van de bedrijven die aangeven dat invulling van de vacature door een BBL’er niet wenselijk is, geeft het merendeel als reden op dat voor de werkzaamheden ervaring vereist is of dat het om een fulltime vacature gaat. Slechts een klein deel van de bedrijven geeft aan geen tijd te hebben voor begeleiding of moeite te hebben met de mentaliteit van leerlingen.
4
Voorgaande jaren is bedrijven gevraagd of zij de komende 12 maanden extra personeel zoeken of dat zij vanaf 1 september dit jaar nieuw personeel hebben aangenomen. Dit jaar is gevraagd naar aangenomen personeel vanaf mei 2012 tot het meetmoment in september en gezocht personeel t/m april 2013. Doordat bedrijven in de zomerperiode relatief vaak personeel aannemen en rapportage van aangenomen personeel meer valide is dan dat van de verwachting van te zoeken personeel (een toekomstverwachting leidt tot onderschatting van personeelsbehoefte), resulteert dit in een nauwkeuriger beeld van de daadwerkelijke personeelsbehoefte. Daarnaast zijn de extrapolatiefactoren aangepast aan recente gegevens over de omvang van de branche. 31
Merkdealer personenauto’s
Bedrijfsautobedrijf
(Brom-)fiets- / Scooterbedrijf
Motorbedrijf
Revisiebedrijf
Totaal
De geschatte behoefte aan nieuwe BBL-leerlingen in 2012-2013; per functie en deelbranche
Merkonafhankelijk autobedrijf
Tabel 9
Assistent Mobiliteitsbranche
12
7
0
9
0
1
29
Autotechnicus
382
378
3
2
0
1
765
Bedrijfsautotechnicus
0
0
89
0
0
0
89
Motorfietstechnicus
0
0
0
5
36
0
41
Fietstechnicus
0
3
0
153
0
0
156
Scootertechnicus
4
0
0
32
3
0
39
Assemblagetechnicus Mobiliteitsbranche
0
0
0
0
0
0
0
Verbrandingsmotortechnicus
0
0
2
0
0
1
3
Revisietechnicus Verbrandingsmotoren
0
0
0
0
0
11
11
Verkoper fiets/bromfiets
0
0
0
41
0
0
41
Verkoopmedewerker Tankstation
4
0
0
0
0
0
4
Balieshopmedewerker Mobiliteitsbranche
0
17
0
2
0
0
19
Eerste Autotechnicus
97
97
2
0
0
1
196
Eerste Bedrijfsautotechnicus
0
7
18
0
0
1
26
Eerste Motorfietstechnicus
0
0
0
0
0
0
0
Eerste Fietstechnicus
0
0
0
0
0
0
0
Eerste Verbrandingsmotortechnicus
0
0
0
0
0
0
0
Serviceadviseur Mobiliteitsbranche
4
35
2
0
3
1
44
Verkoopadviseur Mobiliteitsbranche
8
66
0
0
3
0
77
Logistiek Supervisor Mobiliteitsbranche
0
0
0
0
0
0
0
Technisch Specialist Personenauto's
8
3
0
0
0
0
12
Technisch Specialist Bedrijfsauto's
4
0
0
0
0
0
4
Verkoopmanager Mobiliteitsbranche
0
0
0
0
0
0
0
Werkplaatsmanager Motorvoertuigentechniek
4
0
0
0
0
0
4
Bedrijfsmanager Mobiliteitsbranche
0
0
0
0
0
0
0
Overig
12
45
2
2
0
3
63
Totaal
539
658
117
244
46
19
1.623
Schatting op basis van extrapolatie. Waar getallen niet optellen is dit te wijten aan afrondingsverschillen.
32
Bijna een derde van de bedrijven die behoefte hebben aan nieuw personeel, zoekt werknemers via de eigen website. Ook via-via en met advertenties in (regionale) kranten en folders wordt personeel geworven. BBL’ers en BOL-stagiairs worden met name gevonden via de goede contacten met het ROC. Ook maakt zo’n 15% van de bedrijven gebruik van open sollicitaties wanneer zij behoefte hebben aan nieuw personeel. Bedrijven zoeken vaker personeel via een advertentie in een regionale krant dan via vacaturesites. Slechts een tiende van de bevraagde bedrijven zoekt via vacaturesites nieuw personeel. Andere minder vaak gebruikte methoden om nieuw personeel te werven zijn: stagiairs een contract aanbieden, recruitmentsites, sociale media, uitzendbureaus, UWV WERKbedrijf, online marketing, de Innovam-adviseur, overplaatsing binnen het eigen bedrijf en werving en selectie bureaus. Fig.20
Wijze van werving nieuw personeel door bedrijven
31%
Eigen website
27%
Via-via Krant/folder
21%
Via het ROC
20% 15%
Open sollicitatie
11%
Vacaturesite
8%
Stagiair contract aangeboden
7%
Recruitmentsite
4%
Sociale media Uitzendbureau
3%
UWV WERKbedrijf
3%
Online marketing
2%
Innovam-adviseur
2%
Overplaatsing binnen het bedrijf
1%
Werving en selectie bureau
1%
Weet niet
1%
Anders
1% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n=756)
33
5. Vraag naar stagiairs In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag hoe groot de mogelijkheid voor vmbo-, mbo- (BOL) en hbo-leerlingen is om stage te lopen bij bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche. We gaan in op de stagebehoefte- en stagebereidheid, de voorkeur van bedrijven voor een type stagiairs en de prognose van het aantal stageplaatsen.
Met stagebehoefte wordt de behoefte van bedrijven aan één of meerdere stagiairs bedoeld. Bij stagebereidheid hoeft er geen sprake te zijn van een behoefte, maar is er sprake van bereidheid tot het aannemen van een stagiair. Bijna een vijfde van de bedrijven geeft aan behoefte te hebben aan een stagiair in het schooljaar 2012-2013. De stagebehoefte hervat hiermee de dalende trend die sinds 2007-2008 zichtbaar is en die vorig jaar licht onderbroken werd. De bereidheid van bedrijven om een stagiair aan te nemen is daarentegen sterk gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Ruim 60% van de bedrijven is bereid tot het aannemen van een stagiair. Fig. 21
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan een stagiair (vmbo, mbo, hbo); per schooljaar 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013
79%
76%
73%
68%
62%
80%
66%
100%
0% Ja
Nee
34
Weet ik nog niet
3%
2%
7%
7%
8%
20%
5%
18%
21%
20%
25%
29%
40%
31%
60%
(n=2.503) (n=2.532) (n=2.649) (n=2.500) (n=2.433) (n=2.500)
Fig. 22
Het percentage bedrijven dat bereid is tot het aannemen van een stagiair (vmbo, mbo, hbo); per schooljaar 2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013
0% Ja
Nee
35
Misschien
4%
2%
2%
6%
6%
20%
4%
40%
(n=2.503) (n=2.532) (n=2.649) (n=2.500) (n=2.433) (n=2.500)
35%
54% 39%
50%
45%
45%
43%
59% 44%
51%
60%
49%
80%
61%
100%
Fig. 23
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan een stagiair in 2012-2013; per deelbranche 16% Revisiebedrijf
Ja
2% 17%
Motorbedrijf
81%
Nee Weet niet / geen antwoord
5% 21%
Bromfiets-/scooterbedrijf
72%
7% 19%
Fietsbedrijf
77%
4% 26%
Merkdealer bedrijfsauto's
70%
3% 20%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
78%
76%
3% 17%
Merkdealer personenauto's
81%
2% 18%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
80%
2% 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 2.500)
In vergelijking met het voorgaande jaar is de stagebehoefte bij alle deelbranches afgenomen, behalve bij de gemotoriseerde tweewielerbedrijven. Bij deze bedrijven is een lichte stijging zichtbaar. De behoefte van bedrijven aan een stagiair nam het meeste af bij de merkonafhankelijke personenauto- en bedrijfsautobedrijven. De stagebereidheid is bij alle deelbranches sterk toegenomen in vergelijking met vorig jaar. Waarschijnlijk is dit het resultaat van wervingsacties in de branche. De toename is het grootst bij de personen- en bedrijfsautodealers. De stagebereidheid steeg in deze deelbranches met ongeveer 30%. Merkdealers personenauto’s en bedrijfsauto’s zijn significant vaker bereid om stageplaatsen aan te bieden dan merkonafhankelijke personen- en bedrijfsautobedrijven en tweewielerbedrijven. De toename in stagebereidheid is ruim 5% bij de revisiebedrijven en tussen de 10% en 20% bij de andere deelbranches.
36
Fig. 24
Het percentage bedrijven dat bereid is tot het aannemen van een stagiair in 2012-2013; per deelbranche Revisiebedrijf
4% 0%
Motorbedrijf
4% 0%
49% 47%
41%
4% 0%
Fietsbedrijf
Merkdealer bedrijfsauto's
3% 1%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
1% 2%
Merkdealer personenauto's
4% 0%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf
4% 0% 0%
10%
Ja Nee Misschien Geen antwoord
58%
36%
6% 1%
Bromfiets-/scooterbedrijf
56%
40%
55%
81%
16% 68%
29%
72%
24%
41%
20%
30%
40%
50%
54%
60%
70%
80%
90% 100% (n= 2.500)
37
De meest voorgenoemde redenen voor bedrijven om geen stageplaatsen aan te bieden zijn: het niet beschikbaar hebben van een werkplek; onvoldoende werk; geen tijd voor begeleiding. Ook vorig jaar waren het niet beschikbaar hebben van een werkplek en onvoldoende werk, de belangrijkste redenen voor bedrijven om geen stageplaats aan te bieden. Fietsbedrijven geven significant vaker dan personenautobedrijven aan, dat zij geen stageplaats willen aanbieden, omdat ze geen werkplek beschikbaar hebben. In de categorie ‘Anders’ vallen zaken als: ‘Ik wil het rustig houden, want ik ben alleen’, ‘Daar zijn we te klein voor’ En ‘Ik ben bang dat een beginneling fouten gaat maken’. Fig. 25
Belangrijkste reden om geen stageplaatsen aan te bieden aan stagiairs (vmbo, mbo (BOL), hbo)
34%
Geen werkplek beschikbaar 23%
Onvoldoende werk 14%
Geen tijd voor begeleiding
10%
Slechte ervaring met opleiden
7%
Anders, namelijk
5%
Ik heb liever een BBL'er
4%
Onzekere tijd als gevolg van de crisis Het bedrijf gaat stoppen
2%
Geen leerbedrijf of leermeester
2% 0%
Weet niet / geen antwoord 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 880)
Een klein deel van alle geïnterviewde bedrijven (2%) geeft aan liever een BBL-leerling dan een BOL-leerling in het bedrijf te nemen. Ruim 90% van de bedrijven die de voorkeur geven aan een BBL-leerling, doet dit omdat zij verwachten dat een BOL-leerling meer begeleidingstijd vraagt. Anderen geven als reden op dat de mentaliteit van een BBL’er beter is en dat een BBL’er meer beschikbaar is.
38
Aan de bedrijven is gevraagd aan wat voor type leerling zij een stageplaats aan willen bieden: Een vmbo’er in de richting Voertuigtechniek die met name snuffelstages loopt en tussen de 14-16 jaar oud is; een mbo’er (BOL) die stage loopt voor zijn beroepsopleiding in de motorvoertuigentechniek, gekozen heeft voor een opleiding in de branche en tussen de 16 en 20 jaar oud is; een hbo’er Vrijwel alle bedrijven die stageplaatsen aanbieden, doen dit voor BOL-leerlingen en vmbo-leerlingen. 5% van de bedrijven dat stageplaatsen aanbiedt, stelt een stageplaats beschikbaar voor hbo-studenten. Het percentage bedrijven dat stageplaatsen aanbiedt aan vmbo’ers is wat gestegen ten opzichte van vorig jaar en bevindt zich weer op het niveau van 2010-2011. Het percentage bedrijven dat bereid is om stageplaatsen aan te bieden aan mbo’ers (BOL) is licht gedaald van 86% naar 83%. Fig. 26
Het percentage bedrijven dat stageplaatsen aanbiedt; per opleidingstype
79%
86% 83%
mbo'ers 30%
vmbo'ers
hbo'ers
43% 43%
2010-2011 (n= 1.528) 2011-2012 (n= 1.111)
5%
2012-2013 (n= 1.610)
1% 1%
Biedt geen stageplaatsen aan voor vmbo of mbo 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Vrijwel alle bedrijven die stageplekken beschikbaar stellen voor vmbo’ers doen dit in de werkplaats. Bijna een tiende biedt een stageplaats aan in de verkoop. Minder bedrijven bieden plekken aan in het magazijn of bij de receptie. Merkdealers personenauto’s bieden significant vaker stageplaatsen aan in het magazijn dan merkonafhankelijke autobedrijven. Dit komt overeen met de verdeling van vorig jaar. Fig. 27
Het type stageplaatsen voor vmbo'ers; per afdeling
98%
Werkplaats 9%
Verkoop 5%
Magazijn
3%
Receptie Andere afdeling, namelijk
0%
Weet niet/ geen antwoord
0% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 695)
39
Bijna alle bedrijven die stageplekken beschikbaar stellen voor mbo-leerlingen (BOL) doen dit in de werkplaats. Ruim een tiende biedt stageplaatsen aan in de verkoop. Minder bedrijven bieden plekken aan in het magazijn of bij de receptie. Merkdealers personenauto’s bieden significant vaker stageplaatsen aan voor BOL’ers in het magazijn en de verkoop dan merkonafhankelijke autobedrijven. Dit komt overeen met de verdeling van vorig jaar. Fig. 28
Het type stageplaatsen voor mbo'ers (BOL); per afdeling
97%
Werkplaats 12%
Verkoop Receptie
5%
Magazijn
4% 2%
Andere afdeling, namelijk 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 1.340)
De afdelingen waarop stageplaatsen worden aangeboden voor hbo’ers zijn anders verdeeld dan die voor stageplaatsen voor het mbo en vmbo. In tegenstelling tot deze opleidingsniveaus worden hier door de meeste bedrijven plekken beschikbaar gesteld in de verkoop. De stageplekken die binnen andere afdelingen beschikbaar worden gesteld, zijn met name beschikbaar in de administratie en marketing. Fig. 29
Het type stageplaatsen voor hbo'ers; per afdeling
55%
Verkoop 38%
Werkplaats 26%
Andere afdeling, namelijk 14%
Receptie 5%
Magazijn 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 74)
40
6. Opscholen van personeel In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van de behoefte aan het opscholen van zittend personeel in het schooljaar 2012-2013. Er is sprake van het opscholen van personeel als er sprake is van een volwaardige opleiding op mbo- of hbo-niveau die meerdere jaren duurt. Wanneer het een mbo-opleiding betreft kan het ook gaan om een leerwerktraject. Onder opscholing vallen geen verplichte (importeurs)trainingen of kortdurende workshops en cursussen. Het kan bijvoorbeeld gaan om medewerkers die een functie op niveau 2 hebben en zich opscholen tot een functie op niveau 3. 16% van de bevraagde bedrijven geeft aan in 2012-2013 personeel op te gaan scholen via een volwaardige opleiding op mbo- of hbo-niveau die meerdere jaren duurt. Het percentage bedrijven dat personeel wil gaan opscholen is bijna gehalveerd ten opzichte van het voorgaande jaar. Deze afname is zichtbaar bij alle deelbranches. 15% van de bevraagde bedrijven wil personeel opscholen op mbo-niveau en 2% op hbo-niveau. Fig. 30
80%
2011-2012 (n=2.433) 2012-2013 (n=2.500)
0%
1%
1%
10%
40%
16%
31%
60%
20%
2010-2011 (n=2.500)
68%
100%
83%
90%
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan het opscholen van zittend personeel; per schooljaar
0% Ja
Nee
41
Weet niet/ geen antwoord
Fig. 31
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan het opscholen van zittend personeel in 2012-2013
0%
1%
20%
2%
3%
40%
15%
60%
30%
80%
2011-2012 (n=2.433) 2012-2013 (n=2.500)
83%
68%
100%
0% Ja, op mbo-niveau
Ja, op hbo-niveau
Nee
Weet niet/ geen antwoord Meerdere antwoorden mogelijk.
Fig. 32
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan het opscholen van zittend personeel in 2012-2013; per deelbranche 5% Revisiebedrijf
0%
11% 84%
Ja, op hbo-niveau
2% Motorbedrijf
15%
1%
88%
1% 0%
8% 91%
5% Merkdealer bedrijfsauto's
28%
1% 5%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
0%
Merkdealer personenauto's
0%
2%
2% Merkonafhankelijk personenautobedrijf
0% 0%
82%
12%
0%
Fietsbedrijf
Weet niet / geen antwoord Nee
0% Bromfiets-/scooterbedrijf
Ja, op mbo-niveau
67% 19% 77% 18% 80% 15% 84% 20%
40%
60%
80%
100% (n=2.500)
42
Tabel 10
Het percentage bedrijven dat behoefte heeft aan het opscholen van zittend personeel in 2012-2013; per arbeidsmarktregio (n= 2.500)
mbo-niveau
hbo-niveau
Achterhoek
16%
4%
Drechtsteden
16%
7%
Drenthe
5%
1%
Flevoland
22%
3%
Friesland
13%
4%
Gelderland Midden
15%
1%
Gelderland Zuid
12%
2%
Gooi & Vechtstreek
15%
3%
Groningen
15%
5%
Groot Amsterdam
14%
1%
Haaglanden
12%
1%
Holland Rijnland
9%
1%
IJsselvechtstreek
11%
1%
Kennemerland / West Friesland
16%
2%
Midden Brabant
11%
0%
Midden Holland
18%
3%
Noord en Midden Limburg
22%
0%
Noordoost Brabant
15%
6%
Rijnmond
14%
1%
Rivierenland
21%
2%
Stedendriehoek
17%
2%
Twente
17%
0%
Utrecht Midden
17%
2%
Utrecht Oost
13%
2%
West Brabant
18%
2%
Zaanstreek / Waterland
11%
3%
Zeeland
13%
1%
Zuid Kennemerland
12%
0%
Zuid Limburg
8%
1%
Zuidoost Brabant
17%
3%
Schatting op basis van extrapolatie.
43
De meeste werknemers die op mbo-niveau worden op- of bijgeschoold, zijn afkomstig uit de personenautobranche. Gezien de beperkte grootte van de fietsenbranche, in vergelijking met andere deelbranches, worden relatief veel medewerkers op- of bijgeschoold als Fietstechnicus. Fig. 33
mbo-opleidingen waarmee eigen personeel wordt op- of bijgeschoold in 2012-2013
31%
Eerste Autotechnicus 23%
Autotechnicus
18%
Technisch Specialist Personenauto
12%
Fietstechnicus 7%
Eerste Bedrijfsautotechnicus
5%
Technisch Specialist Bedrijfsauto Bedrijfsautotechnicus
4%
Motorfietstechnicus
4%
Werkplaatsmanager
3%
Bromfietstechnicus
2%
Bedrijfsmanager Mobiliteitsbranche
2%
Verkoopadviseur Mobiliteitsbranche
2% 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 323)
44
Bijna de helft van de bedrijven die personeel op- of bijschoolt op hbo-niveau, laat zijn personeel (ondermeer) scholen op technisch vlak. Een kwart tot ruim een kwart van deze bedrijven laat personeel opscholen in een commerciële richting of in het management. Merkonafhankelijke autobedrijven scholen hun personeel significant vaker op met een technische hbo-opleiding dan merkdealers personenauto’s. Fig. 34
Richtingen waarin personeel dat wordt op- of bijgeschoold op hbo-niveau een opleiding gaat volgen
48%
Technisch 27%
Management
25%
Commercieel 8%
Financieel 2%
Weet niet/ geen antwoord 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 48)
45
7. Verantwoording Om inzicht te krijgen in de personeelsbehoefte van mobiliteitsbedrijven heeft Innovam in september en oktober 2012 het jaarlijkse Vacatureonderzoek onder 2.500 bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche uitgevoerd.
Waar significant en relevant, worden verschillen tussen groepen (zoals tussen bedrijfstypen en schooljaren) weergegeven. Waar percentages niet exact optellen tot honderd, is dit toe te schrijven aan kleine afrondingsverschillen of aan het type vraag (meervoudige vraag). Een aantal gegevens is geëxtrapoleerd naar de populatie. Deze gegevens dienen als schattingen te worden beschouwd.
De volgende onderzoeksvragen staan centraal: Hoe groot is de behoefte van bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche aan nieuwe vakervaren medewerkers? Hoe groot is de behoefte van bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche aan nieuwe BBL’ers voor leerbanen? Hoe groot is het vrijwillig en gedwongen vertrek van personeel bij bedrijven in de motorvoertuigenen tweewielerbranche? Hoe groot is de stagebehoefte en –bereidheid van bedrijven in de motorvoertuigen- en tweewielerbranche? Hoe groot is het percentage bedrijven dat zittend personeel wil opscholen? Meer dan de helft van de ondervraagde personen is eigenaar van het bedrijf. 16% is directeur van het bedrijf. Circa één op de tien is vestigingsmanager.
Fig. 35
Het percentage respondenten per functie
53%
Eigenaar 16%
Directeur
11%
Vestigingsmanager HR manager/Hoofd personeel
6%
Chef werkplaats/ Werkplaatschef
5%
After salesmanager
4%
Administratie en personeelszaken
4% 1%
HR adviseur 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 2.500)
46
Ruim 60% van de bevraagde personen is werkzaam bij een autobedrijf. Deze deelbranche is ook de grootste deelbranche binnen de motorvoertuigen- en tweewielerbranche. Iets meer dan een derde van de ondervraagde personen is werkzaam bij een merkonafhankelijk autobedrijf. Bijna een derde werkt bij een merkdealer personenauto’s. De autobedrijven worden op de voet gevolgd door de fietsbedrijven. Ruim een vijfde van de respondenten is daar werkzaam. De overige deelbranches maken ieder minder dan 10% van de steekproef uit. Fig.36
Het percentage respondenten per bedrijfstype
Revisiebedrijf
3%
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf
4%
Motorbedrijf
5%
Merkdealer bedrijfsauto's
5% 7%
Bromfiets- / scooterbedrijf
21%
Fietsbedrijf
29%
Merkdealer personenauto's
34%
Merkonafhankelijk personenautobedrijf 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Meerdere antwoorden mogelijk. (n= 2.500)
47
Het gemiddelde aantal medewerkers in een vestiging is 9,2. Het aantal werknemers loopt uiteen van 1 tot 400 medewerkers. 75% van de bedrijven heeft 10 of minder medewerkers in dienst. De dealerbedrijven hebben gemiddeld per vestiging de meeste werknemers in dienst. De (brom)fiets- en scooterbedrijven de minste. Het merendeel van de bedrijven in de steekproef is een erkend-leerbedrijf. Fig.37
Het gemiddelde aantal medewerkers per vestiging; per bedrijfstype
24,0
Merkdealer bedrijfsauto's 16,3
Merkdealer personenauto's 12,8
Merkonafhankelijk bedrijfsautobedrijf 8,8
Revisiebedrijf 5,7
Motorbedrijf Merkonafhankelijk personenautobedrijf
4,8
Fietsbedrijf
4,6 4,0
Bromfiets-/scooterbedrijf 0
5
10
15
20
25
30 (n= 2.500)
Fig.38
Het percentage erkende en niet-erkende leerbedrijven
22%
Niet erkend leerbedrijf
78%
Erkend leerbedrijf 0%
20%
40%
60%
80%
100% (n= 2.500)
48
8. Bronnen www.amt.nl (21-11-2012). ING: bedreigde autodealer moet low-cost werken. www.bovagkrant.nl (09-01-2013). BOVAG bezorgd over staat van onderhoud Nederlands wagenpark. www.cbs.nl (09-01-2013). Monitor motor- en autobranche tweede kwartaal 2012. www.cbs.nl (09-01-2013). Monitor motor- en autobranche derde kwartaal 2012. www.raivereniging.nl (21-11-2012). Onderhoudsmarkt krimpt 6 procent. ROA (2012). Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2011. Feiten en Cijfers.
49