T G NG VIIN EV GE TG ET WE RW UR UU TU AT NA GN NG SIIN TS ET OE TO S H CH SC OS BO NB EN RE ER ZE EZ EE HE TH R ’’T ER TE HT CH AC NA EIIN RE RR ER TE RT ER EE PE MP AM KA GK NG TIIN UT OU CO SC
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Colofon Toetsing natuurwetgeving Scoutingkampeerterrein Achter ‘t Heezerenbosch, is een uitgave van Scouting Nederland, Postbus 210, 3830 AE Leusden, (033) 4960 911 Maart 2010 Aan deze uitgave werkten mee: Alberto Dozeman, Tina Reilink, Rienk Noordhuis, Leo Huijs, Fedde Boersma; Leden vogelwerkgroep IVN Heeze – Leende: Jan en Corrie Vincent, Jan en Ria van de Laar, Ton Collart, Annie vd. Eijnde, Met dank aan de kampeerders en kampstaf van het Scoutingkampeerterrein ‘Achter ‘t Heezerenbosch’ in de zomer 2009 en vooral de familie Koorneef Auteur : Ir. M.J. Baartmans Verantwoording figuren: Alle foto’s zijn van de auteur, met uitzondering figuren 4, 6 en 7 (website Scoutingkampeerterrein ‘Achter Het Heezerenbosch’, figuur 5 (Gemeente atlas Kuyper, 1900), figuur 16 (Ministerie van LNV), figuur 17 (PBL) en de figuren 22 t/m 26 (kamperende souts, zomer 2009). © 2010 Vereniging Scouting Nederland - Leusden De inhoud van deze rapportage mag binnen Scouting gebruikt worden voor reproductie en verspreiding met bronvermelding. Voor commerciële doeleinden is dit, zelfs met bronvermelding, niet toegestaan is.
2 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH INHOUD INLEIDING ..................................................................................................................................................5 1.1 . Aanleiding en doel ............................................................................................................................5 1.2 . Werkwijze .........................................................................................................................................5 1.3 . Beschrijving plangebied ....................................................................................................................6 1.4 . Historie plangebied ...........................................................................................................................7 1.5 . Gebruik van het plangebied ..............................................................................................................8 1.6 . Voorzieningen ...................................................................................................................................9 1.7 . Beschrijving deelgebieden ............................................................................................................. 10 2 . WETTELIJK KADER ............................................................................................................................... 15 2.1 . Natuurbeschermingswet 1998 ....................................................................................................... 15 2.2 . Flora- en Faunawet........................................................................................................................ 15 2.3 . Algemene Maatregel van Bestuur ................................................................................................. 16 2.4 . Gedragscode ................................................................................................................................. 18 2.5 . Rode Lijst ....................................................................................................................................... 18 2.6 . Jacht .............................................................................................................................................. 18 3 . NATUURBESCHERMINGSWET ............................................................................................................ 21 3.1 . Aanwijzing Natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote heide & De Plateau” .............................. 21 3.2 . Soorten en typen van het Natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote Heide & De Plateau” ...... 21 3.3 . Effecten gebruik Scoutingkampeerterrein ..................................................................................... 22 3.3.1 Beschermde waarden ....................................................................................................... 22 3.3.2 Storende factoren ............................................................................................................. 23 3.4 . Conclusies Natuurbeschermingswet ............................................................................................. 24 4 . FLORA- EN FAUNAWET ........................................................................................................................ 25 4.1 . Verbodsbepalingen en ontheffing .................................................................................................. 25 4.2 . Effecten gebruik Scoutingkampeerterrein ..................................................................................... 25 4.3 . Conclusies Flora- en Faunawet ..................................................................................................... 30 5 . GEDRAGSCODE .................................................................................................................................... 31 5.1 . Gedragscode recreatie .................................................................................................................. 31 5.2 . Gedragscode bosbeheer ............................................................................................................... 31 6 . CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................................................................... 35 6.1 . Conclusies ..................................................................................................................................... 35 6.1.1 Conclusies Natura2000..................................................................................................... 35 6.1.2 Conclusies Flora- en Faunawet ........................................................................................ 35 6.2 . Vrijstellingen en ontheffingen ........................................................................................................ 36 6.3 . Aanbevelingen ............................................................................................................................... 37 BRONNEN ....................................................................................................................................................... 39 1.
BIJLAGEN Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3.
Overzicht beschermde soorten en habitattypen Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote heide & De Plateau” Overzicht beschermde soorten Flora- en faunawet Territoria aangetroffen broedvogels
KAARTEN Kaart 1.
Toponiemen
3 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
4 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding en doel Over de hele wereld zijn miljoenen Scouts van jong tot oud actief. Kenmerkend voor Scouting is het samen met anderen veelzijdige, uitdagende en leuke activiteiten doen waar je nog wat van kunt opsteken ook! Het in de buitenlucht en in de natuur actief zijn, ook wel 'buitenleven' genoemd, is daarbij een heel belangrijk onderdeel van het activiteitenprogramma. Veel van de activiteiten vinden plaats in de natuur en er wordt veel aandacht besteed aan natuurbeleving en hoe we op een goede manier met natuur om kunnen gaan (www.scouting.nl).
creatie. Hiermee wil scouting aantonen dat het terrein conform bestaande wetgeving op een verantwoorde wijze wordt gebruikt. Minstens net zo belangrijk zal de inventarisatie die de basis vormt van de gedragscode worden gebruikt voor natuureducatie van de scouts en hiermee een impuls geven aan het natuurbewustzijn van kinderen en jongeren en deze dichter bij de natuur brengen. Onderzoek heeft aangetoond dat natuur belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind. Jeugd die op een positieve wijze met de natuur kennismaakt creëren het noodzakelijke draagvlak voor de natuurbescherming in de toekomst.
Op Scoutingkampeerterrein “Achter ’t Heezerenbosch” in de provincie Noord-Brabant wil Scouting gebruik gaan maken van de gedragscode voor re-
1.2.
Werkwijze nodig mocht zijn, kleine ingrepen wel volgens de gedragscode kunnen worden uitgevoerd.
Uitgangspunt van deze rapportage is het toetsen van het huidige beheer en gebruik door Scouting van het Scoutingkampeerterrein “Achter ’t Heezerenbosch” aan de Gedragscode recreatie (Jager et al, 2005).
Het terrein is meerdere malen door diverse personen bezocht met het uitdrukkelijke doel om soorten te inventariseren, daarnaast zijn door de aanwezige scouts gedane waarnemingen middels foto’s gedocumenteerd en door een ecoloog beoordeeld De onderstaande momenten van waarnemingen zijn opgenomen in deze rapportage en gebruikt voor het opstellen van de situatiebeoordeling volgens de Gedragscode recreatie. • Op 29 december 2008 is een verkennend bezoek aan het terrein gebracht. • Tussen 16 maart 2009 en 23 juni 2009 is door de Vogelwerkgroep van het IVN (afdeling Heeze-Leende) wekelijks een inventarisatie geweest naar de aanwezige avifauna, met een nadruk op Rode-Lijstsoorten. In totaal zijn er tien veldbezoeken afgelegd. • In het weekend van 8 en 9 mei is er door een vleermuisdeskundige onderzoekgedaan naar de aanwezige soorten op het terrein en het gebruik van het terrein door vleermuizen. • In ditzelfde weekend is onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en vegetatie, met een nadruk op de in het aanwijzingsbesluit genoemde habitattypen. • Kamperende scouts hebben gedurende de zomer foto’s gemaakt van wat zij als bijzondere natuur hebben ervaren. • Waarnemingen van de kampstaf, die vele dagen op het kampterrein aanwezig is
Figuur 1. Stappenplan gedragscode
Zoals in bovenstaande figuur is te zien is het hiervoor noodzakelijk om een volledig flora- en faunaonderzoek uit te voeren. Vervolgens dient de situatie beoordeelt te worden aan de hand van vragen als: Zijn er beschermde soorten aanwezig? Zijn er conflicten te verwachten met het gebruik van het Scoutingkampeerterrein en leidt dit tot een ‘wezenlijke invloed’ op die soorten? Daaruit volgt dan een maatregelenplan met afspraken. Hoewel er door Scouting zelf op het terrein geen onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd (die taak ligt bij de gemeente Heeze), is het algemene onderhoud wel getoetst aan de Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer (Vogelbescherming Nederland, 2005), zodat wanneer dit in de toekomst
5 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 1.3.
Beschrijving plangebied Even buiten het dorp Heeze, in de provincie Noord-Brabant, ligt het Scouting labelterrein "Achter 't Heezerenbosch". Het Scoutingkampeerterrein ligt in het gebied van de gemeentebossen van Heeze in de kilometervakken 165/375 en 165/376. Het terrein is ongeveer 15 ha groot. Het Scoutingkampeerterrein is onderdeel van het Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide en Plateau”. De ligging van het plangebied in dit Natura2000-gebied is in figuur 2 te zien.
Figuur 3. Grensmarkering
De begrenzing aan de oostzijde wordt gevormd door enkele herkenbare bomen met een witte markering. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een fietspad en een brede zandweg. Aan de overzijde van dit zandpad ligt een voormalig deel van het Scoutingkampeerterrein, naast een voederakker voor wild.
Figuur 2: Ligging van plangebied in het Natura2000gebied
Het Scoutingkampeerterrein bestaat uit een min of meer gesloten bosgebied. Het bos is een gemengd bos met relatief veel oude dennenbomen. De ondergroei bestaat voornamelijk uit loofstruweel van Vuilboom en Amerikaans krentenboompje. Op een aantal plaatsen in het bos zijn typische soorten van oud bos aangetroffen zoals Hulst, Blauwe bosbes en Adelaarsvaren. Op andere plaatsen zijn soorten van de heide terug te vinden in het bos zoals Struikhei, Pijpenstrootje en Jeneverbes.
Aan de westzijde is de grens van het plangebied niet erg duidelijk en loopt ze dwars door een plantvak heen. De grens is hier gemarkeerd met witte strepen op bomen. Verder ten westen hiervan ligt het Witven. Daarnaast loopt over het terrein een wandelroute en een mountainbikeroute. Deze beide routes zijn door de gemeente uitgezet en staan los van het Scoutingkampeerterrein.
Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door een zandpad. Achter dit zandpad ligt een brede bosstrook, waarachter de natte heide met het Drooge Meerven en het Diepe Meerven begint.
Het terrein wordt gebruikt door groepen van Scouting Nederland en Jong Nederland, die in groepsverband met zeer minimale middelen willen kamperen in tenten. Dit in nauw contact met en met respect voor de natuur en het landschap. Hiertoe is het terrein ingedeeld in 14 groepsterreinen voor groepen tot 70 personen.
Aan de oostzijde grenst het plangebied aan een fietspad met daarachter bebouwing in het bos. Dwars door het terrein loopt de dijk van de voormalige spoorlijn Achel - Eindhoven. De vegetatie op de dijk is droger en schraler dan in de rest van het bos.
De nummering van de terreintjes is aangegeven in figuur 4.
6 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Figuur 2: Plattegrond Scoutingkampeerterrein “Achter ‘t Heezerenbosch”
1.4.
Historie plangebied Het plangebied was tot ongeveer 80 jaar geleden onderdeel van een uitgestrekt heidegebied met vennen en zandverstuivingen. De zandverstuivingen geven het terrein een glooiend karakter. In de crisis-jaren 1932 tot 1941 is het gebied beplant met naaldbomen in het kader van werkverschaffingsprojecten. Deze naaldbomen zijn nu nog op het terrein zichtbaar zijn maar worden langzaam verdrongen door loofbomen.
Opvallend is op de positie van het huidige Witven (ten westen van het plangebied) tot 1935 geen ven is geweest. Het gaat hier om een zandafgraving voor de aanleg van de spoorlijn of voor de snelweg. De veldjes met dijkjes links van het terrein zijn resten van een oud weiland. Een van de veldjes wordt reeds jaren als wildveldje in gebruik door de jagersvereniging. De andere als parkeerplaats.
Op een kaart van 1866 (figuur 3) is de huidige hoofdwegstructuur reeds goed te herkennen. Goed te zien is dat het gehele terrein in 1866 maar ook in nog in 1935 nog uit heide bestond dit op een bosstrook na op de locatie van de huidige terreinen 4, 5 6 en 7.
Rond 1959 is een spoorlijn (lijn 18) over het terrein aangelegd die Eindhoven met Achel verbond. Deze spoorlijn is niet lang in gebruikt geweest en begin jaren ‘90 weer afgebroken. De resten van de spoorlijn zijn ook nu nog goed te herkennen in het landschap in de vorm van een breed zandpad dat overgaat in een spoordijk.
7 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Figuur 3: Historische kaart
1.5.
Gebruik van het plangebied Het terrein wordt reeds sinds de jaren ’60 gebruikt voor groepskamperen. In 1995 is het beheer van het terrein van de gemeente overgenomen door Scouting Nederland, die het terrein van de gemeente Heeze-Leende huurt. Scouting Nederland voert op het terrein geen bosonderhoudswerkzaamheden uit. De verantwoordelijkheid voor het bosonderhoud ligt bij de gemeente.
(http://www.heezerenbosch.scouting.nl). Het terrein is opgenomen in het goedgekeurde bestemmingplan buitengebied Heeze-Leende als “Groepskamperen in tenten door Scouting en andere jeugd- en jongerenorganisaties met een sociaal maatschappelijke doelstelling” met een maximum van 225 tenten. Scouting en Jong Nederland maken voornamelijk in de zomervakantie weken gebruik van het terrein. In de twee drukste weken; de eerste zomervakantieweek van het regio Zuid en de eerste vakantieweek van regio Midden worden alle 14 terreinen gebruikt.
Het is een primitief kampeerterrein met zeer minimale voorzieningen zoals koud leidingwater (twee tappunten), vuurtonnen en pionierhout. Er zijn geen sanitaire voorzieningen en er is geen stroom. Het aangegeven hutje is een verwijderbaar opslaghok gemaakt van natuurlijke materialen voor pionierhout
8 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH In de andere zomervakantie weken, tijdens Hemelvaart en Pinksteren worden 5% tot 50% van de terreinen gebruikt. Verder wordt het terrein gebruikt voor weekend kamperen. Op een enkele uitzondering na gaat het bij weekend kamperen om een kleine groep die 1 van de 14 terreinen gebruikt voor 1 maximaal 2 overnachtingen. Het terrein is in bezit van een waterput.
1.6.
Voorzieningen te van de geul hangt af van het aantal deelnemers en de duur van het kamp. Chemische middelen in toiletten mogen niet worden gebruikt, zelfs geen biologische afbreekbare middelen. Na afloop van het kamp moet de latrinegeul worden dichtgegooid.
"Achter 't Heezerenbosch" is een echt primitief kampeerterrein, met zeer beperkte voorzieningen. Op het terrein is geen bebouwing aanwezig. Gedurende de zomervakantie staat er op het parkeerterrein een grote afvalcontainer. Daarnaast is er een semi-permanent afdak van ongeveer anderhalve meter hoog, dat dient als opslag voor pionierhout.
Figuur 4. Opslag voor pionierhout
Op het terrein zijn twee tappunten voor water. Deze tappunten zijn voor algemeen gebruik. Bij deze kranen kan water worden gehaald in jerrycans. Figuur 5. Hudo
Er zijn geen toiletten en douches aanwezig. De groep is verplicht om een latrinegeul te graven op de dag van aankomst. Op de kampterreintjes 4, 5, 6, en 7 is het mogelijk om met toestemming van de beheerder een zogenaamde dixies te plaatsen. Chemische toiletten zijn niet toegestaan Een groep mag zelf een primitieve douche maken, echter een aansluiting op de gemeenschappelijke kranen is niet mogelijk.
Bij aankomst ontvangt men van de kampstaf twee rolcontainers zodat het kampafval netjes gescheiden kan worden. Op het Scoutingkampeerterrein moet het afval worden gescheiden (GFT - papier glas - restafval). Om de verplichting tot afvalscheiding te vergemakkelijken wordt elke groep voorzien van twee rolcontainers voor GFT en restafval.
De kampstaf wijst de plaats aan waar de hudo gegraven wordt. Er mogen alleen latrine- of hudogeulen worden gegraven. Deze geul mag niet breder zijn dan ongeveer dan 30 cm en moet minstens 75 cm diep zijn. De leng-
9 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
1.7.
Op het terrein zijn mogelijkheden om papier en as gescheiden in te leveren. Er is een groene vuilcontainer voor huishoudelijk restafval. Grof kampvuil zoals thema-afval, landbouwplastic, stoelen etc. wordt niet geaccepteerd en dient men weer mee terug naar huis mee te nemen.
Er is geen telefoon op het terrein. De kampstaf beschikt over een mobiele telefoon. Auto's, trailers en containers moeten op de parkeerplaatsen worden gestald. Op alle dagen behalve op zaterdag zijn de zandwegen op het terrein afgesloten voor verkeer.
Elektronisch geluid (muziek of megafoon) en stroomgeneratoren zijn niet toegestaan. De nachtelijke stilte is van 22.30 uur tot 7.00 uur. Dit houdt in dat na 22.30 uur geen zodanig lawaai op het kampterrein is toegestaan dat anderen er hinder van hebben.
Vrachtauto's hebben GEEN TOEGANG tot het terrein. Auto’s en trailers mogen alleen gebruik maken van de hoofdwegen op het terrein bij de opbouw / afbraak en alleen als de weersomstandigheden het toelaten. Bij keuzes voor voorzieningen wordt het Handboek Beheer van Scoutingterreinen (Boersma, 2001) als leidraad gebruikt
Beschrijving deelgebieden Het Scoutingkampeerterrein bestaat uit een aantal deelgebieden. Er zijn 14 kampeervelden, twee parkeerplaatsen, de zandkuil en de spoorbaan. In deze paragraaf een korte beschrijving van de deelgebieden. Voor de nummering wordt verwezen naar figuur 2.
Kampeervelden 5 en 6. Worden gekenmerkt door De aanwezigheid van veel Smalle stekelvaren en Hulst. Er zijn veel open en grazige plekken met Bochtige smele en plaatselijk Pijpenstrootje.
Het bos van het plangebied is een oud naaldbos met Grove den met verjonging van loofhout. Er staan grote en oude dennen met daartussen volwassen eiken. Grote delen van het bos zijn bedekt met een twee meter hoge struiklaag. Hiertussen zijn halfnatuurlijke graslanden, die open worden gehouden door het gebruik. Dit voorkomt dat er een massief kreupelhout ontstaat. Aan het huidige gebruik is de diversiteit van het plangebied te wijten. Deze diversiteit aan micro-habitats geeft een evenzo divers beeld aan flora en fauna. Kampeerveld 1. Dit terreintjes heeft een geaccidenteerd terrein met een open struiklaag. De struiklaag bestaat uit algemene soorten zoals Wilde lijsterbes, Vuilboom, Zomereik en Ruwe berk. Aan dit deel grenst de zandkuil.
Figuur 6. Kampeerveld 5
Op kampeerveld 5 is een lager deel met verstoring van cultuursoorten zoals Canadese guldenroede, Moederkruid, Schijnaardbei en Akkerdistel. Deze soorten zijn vermoedelijk te wijten aan tuinafval.
Kampeervelden 2 en 3 Deze velden lijken op het vorige, maar zijn iets minder geaccidenteerd.
Kampeerveld 6 is gelegen naast de parkeerplaatsen lijkt sterk op het vorige kampeerveld.
De kampeervelden 4, 5 en 6 liggen aan de zuidkant van de oude spoorbaan. Kamperveld 4. Hier komt in de ondergroep regelmatig blauwe bosbes voor. Daarnaast staan er enkel grote Hulst-struiken,die wijzen op oud bos.
10 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH gebruikt om te kamperen. Er vinden veel nachtspelen plaats. Kampeerveld 11 ligt centraal in het terrein. Het lijkt er op de terreintjes 1, 2 en 3: een afwisselend terrein met een open struiklaag. De struiklaag bestaat uit algemene soorten zoals Wilde lijsterbes, Vuilboom, Zomereik en Ruwe berk.
Figuur 7: Brede stekelvaren
Kampeerveld 7. Dit veld heeft weinig eigen kenmerken, behalve de aanwezigheid van Rankende helmbloem, een neofyt. Die kenmerkend is voor verzuurde bossen op zandgrond. Kampeerveld 8 In dit vlak is veelopslag van berk. Het is een extensief gebruikt terreintje. Kampeerveld 9. Op dit veld is veel opslag van Vuilboom. Er is een grote open plek.
Figuur 9: Adelaarsvaren
Kampeerveld 12 en 13 liggen aan de noordzijde van het terrein. Op de overgang tussen de twee velden ligt een grote plek Adelaarsvaren. Kampeerveld 12 is een divers terrein met veel loofhout. Opvallend is het voorkomen van pilzegge op de schralere delen. Veld 12 ligt dan ook het dichtst bij de heide. Kampeervelden 13 en 14. Deze velden lijken sterk op elkaar. Er is hier de kenmerkende mix van oude dennen met verjonging van eik en een ondergroei van diverse struiken. Spoorbaan. De voormalige spoorbaan (Bels Lijntje) scheidt de velden 4, 5 en 6 van de overige velden. Het is een breed zandpad, die in het bos overgaat in een dijk.
Figuur 8: Kampeerveld 9
Op dit zandpad groeit de meest bijzondere vegetatie. Met name tussen de kampterreintjes 6 en 7 en dan aan de rand van het pad, waar een zeer lichte tred invloed waarneembaar is. Kenmerkend zijn soorten als Struikheide, Dicht havikskruid, Pilzegge en Zilverhaver.
Kampeerveld 10. Dit veldje wordt door de kampstaf het “Verbrande bomenbos” genoemd, naar een bosbrand die er ongeveer tien jaar geleden plaatsvond. Op de locatie waar het bos gebrand heeft zich massaal Adelaarsvaren gevestigd. Dit bos wordt nauwelijks
11 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Naast de dijk, ter hoogte van kampeerveld 4, groeien in het bos soorten als Brede stekelvaren, Gewoon vingerhoedskruid, Valse salie en Bochtige smele.
distel, Speerdistel, Muurzeepkruid en Prachtklokje (nabij ANWB-paddestoel) geven duidelijk aan dat er in het recente verleden tuinafval is gestort. Fietspad. Het fietspad en de brede zandweg die ernaast liggen vormen de grens van het terrein. Langs het fietspad zijn allerlei soorten te vinden, die niet thuis horen in een gemengd bos op zandgrond en die heel duidelijk wezen op recreatie en tuinafval: Akkerdistel, Hondsdraf, Smalle weegbree, Gewone paardenbloem, Grote brandnetel en Gewone hoornbloem zijn soorten van voedselrijke graslanden en ruigten. Bosrand ten noorden van de kampeervelden 11, 12 en 13. Deze bosrand scheidt het Scoutingkampeerterrein af van de heide en de Meerven. Deze bosrand maakt geen deel uit van het Scoutingkampeerterrein. Het schermt het ven volledig af. Vanaf geen enkele plek op het Scoutingkampeerterrein is er zicht op het ven. Deze bosrand lijkt sterk op de vegetatie van het Scoutingkampeerterrein, alleen zijn er nauwelijks open plekken. Op de zandpaden rondom deze bosrand zijn indicatoren van stagnerend water zoals Waterpeper en Trekrus te vinden.
Figuur 10: Oude spoorbaan
Zandkuil De zandkuil is een voormalig stuifduin, dat door het gebruik open wordt gehouden. Het is een klein stuifzand, dat zonder het huidige gebruik zou dichtgroeien. Er groeien weinig soorten. Schapengras, Zandstruisgras en Zilverhaver kunnen het aan de randen overleven. Er zijn geen Bekermossen of andere soorten van levend stuifzand gevonden. Wildakker De wildakker maakt geen deel uit van het terrein. Er groeien hier veel algemene akkeronkruiden in de dichte grasmat van Gestreepte witbol, gecombineerd met soorten van de droge ruigte (Ornopodion), zoals Akkerviooltje, Driekleurig viooltje, Ridderzuring, Krulzuring, Akkerdistel en ruigtesoorten als Grote teunisbloem, Speerdistel, SintJanskruid en Vlasbekje. Een deel van deze soorten is ingezaaid. Parkeerterreinen. Het parkeerterrein ligt aan de zuidwestelijke zijde van het terrein, naast veld 6.Het parkeerterrein is een gazonachtige vegetatie met verspreide bomen. Het parkeerterrein aan de noordoostelijke zijde van het Scoutingkampeerterrein behoort niet tot het terrein. Er wordt hier door recreanten veel gebruik van gemaakt. Er staat een afwisselend struweel. In de ondergroei zijn veel aanwijzingen voor directe en indirecte invloeden van de nabij gelegen bewoning. Soorten zoals Zevenblad, Roze winterpostelein, Bonte dovenetel, gecombineerd met Klimop, Zevenblad en Zeeden (zoals bij de waterput is te vinden) en soorten als Akkervergeet-mij-nietje, Appelbes, Vrouwenmantel, Akker-
Figuur 11: Ronde zonnedauw op Meerven
De Meerven De Meerven is de vochtige heide, die achter de bosrand ligt (dit is dus geen onderdeel meer van het Scoutingkampeerterrein). Dit is een recent geplagd vochtige heide met veel bijzondere soorten, zoals: Ronde zonnedauw (FFW, tabel 2 en Rode Lijst: gevoelig), Geelgroene zegge, Veenbies (Rode Lijst: gevoelig), Borstelbies, Bleekgele droogbloem en Dopheide.
12 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Figuur 12: Geelgroene zegge op Meerven
Het Witven Het Witven ligt 250 meter ten zuidwesten van het terrein. Dit ven is een verzuurd ven met weinig echt bijzonder plantensoorten. Veenmos en Knolrus domineren de vegetatie, daarnaast zijn aangetroffen zijn onder andere Snavelzegge, Waternavel, Veenwortel, Knolrus, Pitrus, Veenpluis, Getand vlotgras en Duinriet.
Figuur 13: Witven
13 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
14 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 2.
WETTELIJK KADER
2.1.
Natuurbeschermingswet 1998 Sinds 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) van kracht. Via deze wet is de Europese regelgeving voor gebiedsbescherming geïmplementeerd in de nationale wetgeving. De Habitatrichtllijngebieden en Vogelrichtlijngebieden zijn opgenomen in de zogenaamde Natura2000-gebieden. Alle Vogelrichtlijnen zijn reeds formeel aangewezen als Natura2000-gebied. Met de formele aanwijzing van de Habitatrichtlijngebieden als Natura2000-gebieden is in 2006 begonnen. In 2007 zijn ontwerpaanwijzingsbesluiten gepubliceerd in de eerste tranches (111 gebieden), waaronder het Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide en Pla-
2.2.
teau”. De minister van LNV neemt op basis van het ontwerpbesluit, de reacties en de Nota van Antwoord een definitief aanwijzingsbesluit. Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om tegen een definitief besluit in beroep te gaan bij de Raad van State. Op 1 februari 2009 is de wet opnieuw gewijzigd. De wijziging heeft betrekking op het zogenoemde 'bestaand gebruik'. Hieronder vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen (website Ministerie van LNV). Het gebruik als Scoutingkampeerterrein valt dus onder de definitie van “bestaand gebruik”.
Flora- en Faunawet In De Flora- en faunawet (FFW) is op 1 april 2002 in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. In de Flora- en faunawet zijn EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtijn, Vogelrichtlijn) en het internationale CITES-verdrag voor de handel in bedreigde diersoorten.
delijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken. Daarnaast stelt de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde).
Beschermde soorten Onder de FFW zijn als beschermde soort aangewezen: • een aantal inheemse plantensoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende zoogdierensoorten (behalve de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis); • alle van nature op het grondgebied van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten; • alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten (met uitzondering van soorten in Visserijwet 1963); • een aantal overige inheemse diersoorten; • een aantal uitheemse dier- en plantensoorten. De wet regelt onder meer beheer, schadebestrijding, jacht, handel, bezit en andere menselijke activiteiten die een schadelijk effect kunnen hebben op beschermde soorten.
Zorgplicht In de FFW is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet. In het geval van beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend. De zorgplicht voor dieren betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit, indien noodzakelijk, met zo min mogelijk lijden gepaard gaat. Verbodsbepalingen De FFW bevat een aantal verbodsbepalingen om ervoor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Deze verbodsbepalingen houden onder andere in dat (beschermde) planten niet geplukt mogen worden. Dieren (beschermd of niet) mogen niet gedood, verwond of gevangen worden. Ook de plaatsen waar dieren verblijven zijn beschermd. Het uitzetten van dieren of planten in de vrije natuur is niet toegestaan, net zomin als het kopen of verkopen van (beschermde) planten of dieren, of producten die van (beschermde) planten of dieren zijn gemaakt.
Doelstelling wet De doelstelling van de FFW is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een scha-
15 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en Faunawet Art. 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse soort te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Art. 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde en inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Art. 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Art. 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen weg te nemen of te verstoren. Art. 12 Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen te beschadigen of te vernielen
2.3.
Beschermde leefomgeving De FFW maakt het voor provincies mogelijk een bepaalde plek in landschap aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Zo kunnen plaatsen die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een planten- of diersoort worden beschermd. Een beschermde leefomgeving kan bijvoorbeeld zijn: een fort of bunker waar vleermuizen overwinteren, een dassenburcht, een plek waar orchideeën groeien of een muur waarop beschermde planten groeien.
Algemene Maatregel van Bestuur • Tabel 3. Deze tabel omvat de strikt beschermde soorten: alle vogelsoorten, alsmede planten diersoorten die vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HRL) of bij AMvB zijn aangewezen als bedreigde soorten. Voor verstoring van deze soorten kan geen vrijstelling worden verkregen. Voor bestendig gebruik en beheer geldt ook voor deze soorten een vrijstelling van de verbodsbepalingen in de artikelen 8, 9, 11 en 12, mits men werkt op basis van een door de minister goedgekeurde gedragscode. Voor het overtreden van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen is altijd een ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW noodzakelijk. Deze ontheffing kan alleen worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing voor handen is, er sprake is van een in de wet genoemde reden van openbaar belang én er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Een compensatieplan, waarin wordt aangegeven hoe schade aan een soort wordt voorkomen, dan wel wordt gecompenseerd, is doorgaans vereist • Daarnaast is er een kleine groep zeldzame soorten, genoemd in Bijlage II van de HRL, die niet beschermd zijn op grond van de FFW. Het is niet mogelijkheid om een ontheffing aan te vragen voor ingrepen, die deze soorten kunnen beïnvloeden. Deze soorten zijn echter alleen beschermd in de Natura2000-gebieden waarvoor ze zijn aangewezen. In het stroomdiagram op de volgende pagina is aangegeven welke stappen genomen moeten worden in geval van ingrepen.
De Minister van LNV heeft door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) de regelgeving rond de FFW aangepast, zodat de werking van de wet een stuk eenvoudiger wordt. Het belangrijkste gevolg is dat de procedure bij ruimtelijke ingrepen en bij bestendig gebruik (activiteiten, die regelmatig worden uitgevoerd en/of gericht zijn op behoud van de bestaande situatie) en beheer aanzienlijk eenvoudiger worden, aangezien voor de meest algemene soorten er een vrijstelling van de verbodsbepalingen komt Bij het toepassen van de FFW wordt voortaan een onderscheid gemaakt in drie categorieën van beschermde soorten: • Tabel 1. De algemene beschermde soorten waarvoor ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig gebruik en beheer een vrijstelling zonder nadere voorwaarden geldt. Ontheffing ten behoeve van andere activiteiten kan worden verleend voor het verjagen, verontrusten, verstoren en onopzettelijk doden van deze groep soorten, mits de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. De zorgplicht blijft echter onverminderd van kracht. • Tabel 2. Voor een aantal bedreigde beschermde soorten geldt een strikter beschermingsregime, omdat ze in Nederland als bedreigd worden beschouwd. Vrijstelling geldt als op basis van een goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing kan worden verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
16 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Figuur 14. Stroomdiagram (augustus 2009)
17 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 2.4.
Gedragscode Gedragscodes geven aan hoe bij bepaalde werkzaamheden schade aan de beschermde dier- en plantensoorten wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. De gedragscode moet aangeven hoe in de praktijk “zorgvuldig” wordt gehandeld. Een door het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit goedgekeurde gedragscode geeft vrijstelling voor een aantal verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor een aantal soorten is bij veelvoorkomende werkzaamheden geen ontheffing meer nodig, wanneer wordt gewerkt volgens de methode, die wordt beschreven in de goedgekeurde. Voor Scoutingkampeerterreinen zijn er twee gedragscodes van belang: de gedragscode Recreatie (Arcadis, 2005) en de Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer (Bosschap, 2005)
noemd in tabel 2 van de brochure 'Buiten aan het werk' en vogels. Bovengenoemde artikelen gaan over planten en hun groeiplaats en over dieren in hun natuurlijke leefomgeving. De vrijstelling is bedoeld voor het bestendig gebruik en voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud, en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Voor soorten genoemd in tabel 3 van de brochure 'Buiten aan het werk' geldt op grond van een goedgekeurde gedragscode een vrijstelling voor de artikelen 8, 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet. De vrijstelling is bedoeld voor het bestendig (blijvend) gebruik en voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud. De vrijstelling geldt niet voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Op grond van een goedgekeurde gedragscode geldt een vrijstelling van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet voor: soorten ge-
2.5.
Rode Lijst Rode lijsten zijn soorten die zeldzaam zijn of sterk achteruitgaan. Er zijn Rode Lijsten voor alle diergroepen, voor vaatplanten, mossen en korstmossen. Hoewel Rode Lijsten (nog) geen wettelijke status hebben, wordt geadviseerd om met deze bijzondere waarden om te gaan alsof het beschermde soorten zouden zijn. Plaatsing op de Rode Lijst betekent niet automatisch dat de soort beschermd is.
In elke geval geldt voor deze soorten ook de wettelijke zorgplicht, die bepaald dat er zorgvuldig met alle planten en dieren om gegaan dient te worden. Criteria voor opname op de Rode Lijst zijn trend (achteruitgang) en zeldzaamheid. De volgende vijf Rode-Lijstcategorieën worden onderscheiden: • verdwenen soorten • ernstig bedreigde soorten • bedreigde soorten • kwetsbare soorten • gevoelige soorten
Scouting heeft als maatschappelijke organisatie ook een maatschappelijke verplichting om zich als goed rentmeester te ontfermen over deze kwetsbare soorten. 2.6.
Jacht Hoewel jacht strikt genomen niet bij de gedragscodes van toepassing is, is hierbij toch een alinea over jacht opgenomen. Belangrijkste reden is het medegebruik van het Scoutingkampeerterrein door jagers.
Zes diersoorten zijn aangemerkt als wild waarop in beginsel mag worden gejaagd: haas, fazant, wilde eend, konijn, houtduif en patrijs. Buiten de jachtperiode mogen wildsoorten alléén bestreden worden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Ook niet-wildsoorten mogen alleen gevangen en/of gedood worden als dit nodig is voor beheer en schadebestrijding
.
18 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH In de nevenstaande tabel zijn de belangrijkste bejaagbare soorten opgenomen, met de periode waarin jacht is toegestaan. Donkergroen is hierbij een landelijk vastgelegde periode, lichtgroen is toegevoegd door de provincie Noord-Brabant, middengroen is alleen voor mannetjes.
j
f
m
a
m
j
j
a
s
o
n
d
Canadese gans Ekster Grauwe gans Kolgans Smient Ree (geit en kalf) Vos Brandgans Ree (bok) Spreeuw Konijn Fazant Houtduif Wilde eend Haas
Landelijke vrijstelling is voor grondgebruikers voor doden en opzettelijk verontrusten, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen voor Zwarte kraai, Kauw Daarnaast is er een provinciale vrijstelling voor grondgebruikers voor opzettelijk verontrusten in de gehele provincie. Deze ontheffing ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen voor Meerkoet, Knobbelzwaan, Holenduif en Roek (de laatste soort van 1 mei tot 31 oktober) De Mol is een FFW-tabel 1-soort, waar een landelijke vrijstelling voor geldt. Voor het doden van de Nijlgans is geen ontheffing nodig, aangezien het een exoot is. Fazant, haas, konijn en wilde eend zijn bejaagbaar wild, de jacht op genoemde wildsoorten is slechts een deel van het jaar geopend; voor de rest van het jaar dient, om schade te voorkomen dan wel te bestrijden, ontheffing te worden aangevraagd. Deze ontheffing wordt aangevraagd bij de provincie. Belanghebbenden kunnen hier bij de provincie bezwaar tegen maken.
19 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
20 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 3.
NATUURBESCHERMINGSWET
3.1.
Aanwijzing Natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote heide & De Plateau” Het ecologisch netwerk Natura2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Onder het begrip “instandhouding” wordt een geheel van maatregelen verstaan die nodig zijn voor het behoud of herstel van natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding.
der de Vogelrichtlijn gewijzigd. Beide aanwijzingen tezamen vormen het Natura2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux, waarvan de instandhoudingsdoelstellingen in de zin van artikel 10a, tweede lid van de Natuurbeschermingswet 1998, is opgenomen in de nota van toelichting behorende bij dit besluit. Het Natura2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux ligt in de provincie NoordBrabant en behoort tot het grondgebied van de gemeenten Bergeijk, Cranendock, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.
Het gebied Groote Heide en De Plateaux is aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens is het Leenderbos en Groote Heide als speciale beschermingszone on-
3.2.
Soorten en typen van het Natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote Heide & De Plateau” Het plangebied (= scoutingterrein) ligt geheel binnen de begrenzing van het natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote Heide & De Plateau” (zie figuur 1). Voor alle soorten en habitattypen waarvoor dit gebied is aangewezen, dient het huidige gebruik beoordeeld te worden op mogelijke verstorende gevolgen.
H3160 H3260
H4010
In het ontwerpbesluit voor het Natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote Heide & De Plateau” zijn drie vogelsoorten, vijf habitattypen en veertien habitattypen opgenomen. Deze soorten en habitattypen worden uitgebreid besproken in bijlage 1.
H4030 H5130 H6510 H7110 H7150
Habitatrichtlijnsoorten H1042 Gevlekte witsnuitlibel H1096 Beekprik H1134 Bittervoorn H1166 Kamsalamander H1831 Drijvende waterweegbree
H7210
H91D0 H91E0
Vogelrichtlijnsoorten A224 Nachtzwaluw A246 Boomleeuwerik A276 Roodborsttapuit
relletalia uniflorae en/of IsoëtoNanojuncetea Dystrofe natuurlijke poelen en meren Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Droge Europese heide Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) *Actief hoogveen Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion *Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae *Veenbossen *Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
Habitattypen H2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista H2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen H3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Litto-
21 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 3.3.
Effecten gebruik Scoutingkampeerterrein
3.3.1
Beschermde waarden Vogels Het Scoutingkampeerterrein “Achter ’t Heezerenbosch” maakt onderdeel uit van “De Groote Heide”, dit onderdeel van het natura2000-gebied is aangewezen als Habitatrichtlijngebied en niet als Vogelrichtlijngebied. Als zodanig kan worden gesteld dat de instandhoudingsdoelen voor deze soorten in het Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateau”niet worden verstoord of aangetast.
ze soort. De boomleeuwerik is niet waargenomen op het Scoutingkampeerterrein, maar wel in de bufferzone tijdens drie verschillende momenten. De boomleeuwerik broedt dus zeer waarschijnlijk in deze bosrand. Gezien de gunstige staat van instandhouding is behoud van de huidige populatie voldoende en wordt uitbreiding tot een sleutelpopulatie niet reëel geacht (LNV, 2007). • De Roodborsttapuit is een vogel van heidevelden. Op het Scoutingkampeerterrein zelf komen geen heidevelden voor. De soort is hier tijdens de inventarisaties dan ook niet aangetroffen en wordt er ook niet verwacht. • De Nachtzwaluw broedt op droge zandige gebieden, zoals randen van zandverstuivingen en zandige heidevelden. De soort foerageert in de directe omgeving van het nest en in de bosranden. Tijdens een van de vogelinventarisaties is eenmaal een nachtzwaluw gehoord. Dit was echter niet op het Scoutingkampeerterrein zelf, maar aan de heidekant van de bufferzone. Het Scoutingkampeerterrein is te dicht begroeid voor de Nachtzwaluw.
De toetsing voor de vogels is gebaseerd op de veldinventarisatie van de vogelwerkgroep van het IVN Heeze-Leende en de website van de Stichting Natuurinformatie. Er worden drie vogelsoorten genoemd in het aanwijzingsbesluit van het Natura2000-gebied. De Roodborsttapuit, de Nachtzwaluw en de boomleeuwerik. Geen van deze drie soorten komt voor in het plangebied. Er wordt daarom geen negatief effect verwacht op deze soorten. In het kort samengevat: • De Boomleeuwerik broedt op open terreinen met hooguit verspreidde opslag. Het Scoutingkampeerterrein is veel te dicht bebost voor de-
Habitattypen Voor het Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateau”zijn veertien habitattypen aangewezen. In bijlage 1 is per habitattype aangegeven wat de mogelijke effecten zijn. Geconcludeerd wordt dat voor de betreffende habitattypen, de instandhoudingsdoelen niet worden aangetast.
Struikheide komt wel op het terrein voor, maar nergens zodevormend, laat staan als plantengemeenschap. Op een uithoek van het terrein staat één Jeneverbes-struik. Deze struik verjongt zichzelf niet en er kan dus niet gesproken worden van een Jeneverbesstruweel. De Glanshaver en vossenstaarthooilanden zijn vegetatietypen, die voorkomen in de beekdalen en niet bovenop de droge ruggen. Derivaat- en dominantiegemeenschappen van dit type komen wel voor langs bijvoorbeeld het verharde fietspad, maar dit zijn niet de plantengemeenschappen waarop in de aanwijzing wordt gedoeld.
Van de veertien in het aanwijzingsbesluit genoemde vegetatietypen zijn er negen gebonden aan open water of contact met grondwater. Door het ontbreken van (grond)water op het terrein zijn deze negen vegetatietypen per definitie uitgesloten. Droge heides, stuifzandheiden en zandverstuivingen komen ook niet op het terrein voor. Er zijn nauwelijks grote open plekken, die geschikt zijn om een dergelijk ecotype in stand te houden.
De conclusie is dus dat voor alle habitattypen, de instandhoudingsdoelen niet worden aangetast.
22 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Habitatrichtlijnsoorten Voor het Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateau” zijn vijf habitatrichtlijnsoorten aangewezen: twee vissen, een libel, een amfibie en een waterplant. Al deze soorten worden met uitgebreide informatie besproken in bijlage 1. Er wordt geconcludeerd dat door het ontbreken van water in het plangebied Drijvende waterweegbree, de beide vissen en de Gevlekte witsnuitlibel niet voorkomen in het plangebied.
In de winter leeft de Kamsalamander in het landbiotoop. Hiervoor is het terrein, met een kleinschalig gebruik en vele overgangen tussen gras en struweel zeer geschikt. Het terrein ligt echter aan de grens van waar de soort verwacht kan worden (400 meter van de voortplantingslocatie.) Ondanks gericht zoeken is de Kamsalamander niet aangetroffen. De Kleine watersalamander is wel in het landbiotoop aangetroffen (zie verder hoofdstuk 4)
Op voorhand en op basis van bronnenonderzoek kon de Kamsalamander niet worden uitgesloten. De Kamsalamander plant zich voort in een van de vennen ten noord- en zuidwesten (Witven en Diepe meerven) van het plangebied. Op het Scoutingkampeerterrein zelf is geen water aanwezig, dus als voortplantingsbiotoop is het terrein ongeschikt.
3.3.2
Om te voorkomen dat er knelpunten ten aanzien van de Kamsalamander zouden kunnen gaan optreden, wordt geadviseerd om in de herfst en winter geen gebruik te maken van de deelterreintjes 6, 7, 8, 12 en 13.
Storende factoren Deze factoren zijn: oppervlakteverlies (1), verontreiniging (7), verstoring door geluid (13), verstoring door licht (14), optische verstoring (16) en verstoring door mechanische effecten (17). • Areaalverlies (1): er is geen sprake van areaalverlies, omdat er sprake is van bestaand gebruik. • Verontreiniging (7): Al het afval wordt afgevoerd inclusief groenafval en resten houtvuur. Daarnaast worden in de weken dat het terrein wordt gebruikt juist veel afval van “gewone” recreanten opgeruimd. Een andere vorm van verontreiniging is vermesting. Aangezien het terrein geen toiletfaciliteiten heeft worden er hudo’s gegraven. Op basis van deze gegevens zoals beschreven in het kader,wordt geconcludeerd dat de vermestende effecten door het gebruik van het Scoutingkampeerterrein verwaarloosbaar zijn. Zelfs als er 100% zou uitspoelen is de totale extra stikstofgift van 300 mol N/ha nog steeds significant lager dan de achtergronddepositie. Verder wordt de as van kampvuren afgevoerd, dit heeft dus een verschralende werking op het systeem.
Het huidige gebruik als Scoutingkampeerterrein kan mogelijk storende factoren opleveren ten aanzien van de habitattypen en –soorten waarvoor het Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateau” is aangewezen.
Figuur 16: Storingsfactoren (website LNV)
23 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
- Uitgaande van 5000 overnachtingen per jaar, geeft een totale belasting van 14 personen per jaar op een terrein van 15 hectare. - Volgens Drangert (1998), Sepa (1995) en Wolgast (1993) is de totale gift van N,P en K per persoon 6,3 kg per jaar. Hiervan is 4,5 kg N, 600 gram P en 1,2 kg K. De totale belasting is dan dus 14 * 6,3 kg = 88,2 kg voedsingsstoffen voor het gehele terrein. De grootte van het terrein is 15 hectare, wat een gemiddelde van totale gift is van 5,9 kg voedingsstoffen per hectare. - De extra stikstofgift door het ontbreken van toiletvoorzieningen op het terrein bedraagt dus 4,2 kg N/ha. Dit komt overeen met 300 mol N/ha. - Aangezien hudo’s zeker een diepte hebben van 1 meter komt dit niet direct in het systeem terecht. Een groot deel zal worden gebonden aan bodemdeeltjes en worden opgenomen door de aanwezige vegetatie. Ook zal een deel worden vastgelegd in de humuslaag. Slechts een klein deel zal uitspoelen. - In de humuslaag zit 1100 kg N/ha gebonden en nog eens 3600 kg N/ha is gebonden aan bodemmateriaal (Groffman, 2001). Kemmers et al (2007) geven voor Nederlandse vegetaties de nutrientenvoorraad op 30 cm diepte de volgende waarden: 5540 kg N/ha, 100 kg K/ha en 390 kg Pox/ha. - Een extra gift van 4,2 kg N/ha (0,75‰), 1,12 kg K/ha (1,12%) en 560 g P/ha (1,4‰) is op deze getallen verwaarloosbaar. - De achtergronddepositie van stikstof in de regio ten zuidoosten van Eindhoven ligt rond de 2000 mol/ha (PBL, 2008).
Figuur 15: Depositie stikstof totaal (mol N / ha)
• Optische verstoring (16): optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Er komen geen soorten of typen voor in de nabijheid van het Scoutingkampeerterrein, die gevoelig zijn voor deze vorm van verstoring. • Verstoring door mechanische effecten (17): onder mechanische effecten vallen verstoring door betreding. Er komen geen soorten of typen voor in de nabijheid van het Scoutingkampeerterrein, die gevoelig zijn voor deze vorm van verstoring. .
• Verstoring door geluid (13): Voor de soorten en typen waarvoor het Natura2000-gebied is aangewezen zijn deze effecten niet van toepassing. • Verstoring door licht (14): op het terrein zijn geen kunstmatige lichtbronnen aanwezig. Voor de soorten en typen waarvoor het Natura2000gebied is aangewezen zijn deze effecten niet van toepassing.
3.4.
Conclusies Natuurbeschermingswet De conclusies ten aanzien van het huidige gebruik als Scoutingkampeerterrein zijn: • Het Natura2000-gebied“ Leenderbosch, Groote Heide & De Plateau” is aangewezen voor drie vogelsoorten, vijf habitatrichtlijnsoorten en veertien habitattypen; • De drie vogelsoorten zijn ondanks intensief zoeken niet aangetroffen op het Scoutingkampeerterrein. De boomleeuwerik broedt zeer waarschijnlijk in de bufferzone tussen het Scoutingkampeerterrein en het Meerven. Hier is ook eenmaal de Nachtzwaluw aangetroffen. Beide vogelsoorten worden echter niet ver-
• • •
•
stoord door de activiteiten op het Scoutingkampeerterrein; Voor de veertien habitattypen worden verstoringen uitgesloten; Voor vier van de vijf habitatrichtlijnsoorten worden verstoringen uitgesloten; Voor de Kamsalamander worden geen verstoringen verwacht, echter gezien de nabijheid van een voortplantingsbiotoop wordt geadviseerd om in de nazomer en winter geen gebruik te maken van de terreintjes 6, 7, 8, 12 en 13. Er zijn geen storende factoren, waardoor soorten of ecotypen worden beïnvloedt.
24 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 4.
FLORA- EN FAUNAWET
4.1.
Verbodsbepalingen en ontheffing
4.2.
De FFW bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. De volgende artikelen zijn van belang voor beoordeling van de kampeeractiviteiten en de mogelijk in de toekomst uit te voeren beheermaatregelen.
Wanneer scouting in de (nabije) toekomst wel (kleine) beheermaatregelen gaat uitvoeren, kan dit wanneer hierbij een door de minister goedgekeurde gedragscode wordt gevolgd, zoals de gedragscode Recreatie of de gedragscode van het Bosschap voor bosbeheer.
Voor een aantal activiteiten geldt echter een vrijstelling van de verbodsbepalingen. Op dit moment vind er door Scouting geen beheer plaats en het kamperen kan gerekend worden tot bestaand gebruik.
Aangezien er nu geen beheer plaats vind, kan dit niet vallen onder het kopje regulier beheer en zal er goed moeten gekeken naar de effecten van een incidentele ingreep. In de gedragscode staat beschreven welke maatregelen genomen moeten worden voor er beheer kan worden uitgevoerd.
Effecten gebruik Scoutingkampeerterrein Algemeen Bij alle soortengroepen is in een klein tabelletje een overzicht gegeven van de bekend gegevens, zoals aangetroffen op de website van natuurloket. In deze tabel staan horizontaal de twee kilometervakken waar het Scoutingkampeerterrein in ligt (165-375 en 165-376). Verticaal staan vier kolommen. De eerste kolom geeft aan hoeveel licht beschermde soorten (tabel 1 van de FFW) zijn aangetroffen in de betreffende vakken. De tweede kolom staan de zwaar beschermde soorten (tabel 2 en 3 van de FFW). De derde kolom geeft aan hoeveel Habitatrichtlijnsoorten er in het vak zijn aangetroffen en de laatste kolom geeft aan hoeveel Rode-Lijstsoorten er zijn aangetroffen in het vak.
Figuur 16: Brede wespenorchis
Flora • Prachtklokje (tabel 2). Op de noordoostelijke parkeerplaats (buiten het Scoutingkampeerterrein) is een bloeiend exemplaar van het Prachtklokje aangetroffen. Gezien de andere aanwezige soorten Muurzeepkruid en Bonte dovenetel kan dit worden beschouwd als tuinafval en derhalve niet als een oorspronkelijke groeiplaats. • Jeneverbes (tabel 2). Op 1 locatie (kampeerveld 8) op het Scoutingkampeerterrein is een volgroeide struik van Jeneverbes aangetroffen. Er vindt hier geen verjonging plaats. De struik is bekend bij de beheerders en de kampstaf en wordt ontzien.
De toetsing voor de flora en vegetatie is gebaseerd op de website van Natuurloket, Stichting Natuurinformatie en op het veldbezoek. Tijdens het veldwerk zijn diverse beschermde en zeldzame soorten aangetroffen. Gegevens natuurloket: FFW1 FFW2/3 165/375 1 165/376 1 1
HRL -
RL 1 2
In km-vak 165/376 ligt een groot deel van het Drooge Meerven, dus de tabel 2-soort zal waarschijnlijk Ronde zonnedauw zijn, dit is tevens een Rode-Lijstsoort.
25 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Figuur 17: Jeneverbes
Figuur 18. Klein viltkruid
• Brede wespenorchis (tabel 1). Deze orchidee is op een aantal plaatsen op en rondom het Scoutingkampeerterrein aangetroffen. Er stond 1 exemplaar bij het stafkamp (kampeerveld 9, nabij de spoorbaan) en een grote hoeveelheid bij het toegangshek op de parkeerplaats. Ook buiten het terrein, langs het fietspad zijn exemplaren aangetroffen. Voor soorten van tabel 1 geldt een automatische ontheffing voor bestendig beheer en voor ruimtelijke ingrepen. Er zijn twee Rode Lijstsoorten aangetroffen op het Scoutingkampeerterrein: Klein viltkruid (RL: gevoelig) en Kruipbrem (RL: kwetsbaar) . Beide soorten bevonden zich aan de rand van de oude spoorbaan. Van Kruipbrem is één exemplaar aangetroffen in een heischraal grasland. Van Klein viltkruid zijn vele honderden exemplaren aangetroffen. Deze eenjarige soort is gebaat bij de incidentele lichte tred langs de rand van het pad, die het successiestadium in stand houdt.
Figuur 19. Kruipbrem
Vleermuizen De toetsing voor de vleermuizen is gebaseerd op recente rapporten van het VZZ, op de website van Stichting Natuurinformatie, Natuurloket en op het veldbezoek.
Het is zeer aannemelijk dat de Habitatrichtlijnsoorten (en dus de soorten van tabel 3 van de FFW) zoals in de tabel van Natuurloket zijn aangegeven, betrekking heeft op vleermuizen.
Gegevens natuurloket alle zoogdieren: FFW1 FFW2/3 HRL 165/375 1 1 1 165/376 1 2 2
Tijdens het veldwerk zijn Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis en een Myotis-soort aangetroffen. De vleermuizen gebruikten de spoorbaan als een vliegroute richting het zuiden in het begin van de avond. Aan het begin van de avond verzamelen de vleermuizen zich aan het begin
RL -
26 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH van de spoorlijn, waar ze enige tijd blijven hangen om te fourageren. Ondanks uitgebreid zoeken zijn er geen koloniebomen met zekerheid vastgesteld. Het is niet geheel uit te sluiten dat er nabij de zandkuil een kolonieboom staat. Hier is in de ochtend iets gehoord, dat sterk lijkt op een sociaal geluid van een Gewone dwergvleermuis, minder op die van een Ruige dwergvleermuis. Dat is op zich wel bijzonder, aangezien wordt Gewone dwergvleermuis nauwelijks in bomen aangetroffen (Dietz, 2005). Echter zolang er geen bomen gekapt worden, is de exacte plaats niet van belang. Vanwege de mogelijke aanwezigheid van een kolonieboom is
het af te raden om bij de zandkuil grote hoeveelheid licht (als bouwlampen) te gebruiken. Ook nabij de spoorbaan is sterk licht niet wenselijk. Normaal gebruik van zaklampen is niet storend. De Myotis-soort is een enkele keer zacht gehoord, zodat het niet mogelijk was om de exemplaren op naam te brengen. De soort is gehoord langs het fietspad, zowel ten zuiden buiten het Scoutingkampeerterrein, als ten noorden op de kampeervelden 5 en 6. Verder is dit geluid gehoord op de spoorbaan, net buiten het Scoutingkampeerterrein ter hoogte van de wildakker.
Overige zoogdieren De toetsing voor de zoogdieren is gebaseerd op recente rapporten van het VZZ, op de website van Stichting Natuurinformatie, Natuurloket en op het veldbezoek. Gegevens natuurloket alle zoogdieren: FFW FFW2/3 HRL 165/375 1 1 1 165/376 1 2 2
gevoerd hoeft hier niets mee gedaan te worden (zie ook paragraaf 6.2). De Eekhoorn (tabel 2) is niet vastgesteld, maar komt ongetwijfeld in het bos voor. Aangezien er geen kapwerkzaamheden gepland zijn is, is er niet gericht gezocht naar eekhoornnesten.
RL -
De Steenmarter (tabel 2) is aangetroffen aan de westelijke zijde van de A2 nabij de visvijvers van Valkenswaard, maar wordt niet in het plangebied verwacht.
De gegevens van Natuurloket zijn verre van accuraat. Met Egel, Ree, Mol, Konijn, Vos en Gewone bosspitsmuis zijn er al zes tabel 1 soorten, die zijn waargenomen op en rond het scoutingkampeerterrein. Daarnaast komen er ongetwijfeld andere kleine zoogdieren als muizen en marterachtigen voor. Deze soorten staan op tabel 1 van de FFW en zijn licht beschermd. Zolang er geen bijzondere verrichtingen of achterstallig beheer wordt uit-
Andere grote soorten als herten, zwijnen en dassen komen niet in de omgeving voor. De meldingsplicht bij afschot van wilde zwijnen heeft wel geleid tot één melding van het doden van een Wild zwijn (tabel 2) in 2003 in de gemeente Heeze (Heezerenbosch).
Vogels De toetsing voor de vogels is gebaseerd op recente rapporten van het SOVON, op de website van Stichting Natuurinformatie, Natuurloket en op het veldbezoek. Gegevens natuurloket: FFW VRL 165/375 165/376 39
HRL -
RL 11
De gegevens van Natuurloket zijn verre van compleet. Voor het zuidelijke kilometerhok zijn helemaal geen vogelgegevens bekend en nergens worden Habitatrichtlijnsoorten aangegeven. Figuur 20. Boomklever
27 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Tijdens de vogelinventarisatie zijn 39 soorten aangetroffen op en rond het Scoutingkampeerterrein. Daaronder zitten twee van de drie Habitatrichtlijnsoorten (Boomleeuwerik en Nachtzwaluw). Deze zijn in de directe nabijheid van het terrein aangetroffen. Deze laatste twee soorten broeden echter niet op het Scoutingkampeerterrein.
Amfibieën De toetsing voor de amfibieën is gebaseerd op recente rapporten van het RAVON, op de website van Stichting Natuurinformatie en op het veldbezoek. Naast een quickscan zijn er door veel verschillende mensen foto’s gemaakt van de aanwezige soorten, deze zijn door deskundigen beoordeeld. Gegevens natuurloket: FFW1 FFW2/3 165/375 1 165/376 3 4
HRL 3
Figuur 21. Heikikker
• Er zijn geen waarnemingen gedaan van de Rugstreeppad, echter gezien de grootschalige plagactiviteiten op het Drooge Meerven, is het zeer waarschijnlijk dat de soort daar voorkomt. In de stabiele vegetatie van het Heezerenbosch zijn geen waarnemingen van deze pad gedaan. • Kleine watersalamander. De kleine watersalamander is een vrij algemene salamander, die slechts licht beschermd is (tabel 1). Voor het in standhouden van deze soort zijn geen extra maatregelen noodzakelijk.
RL 2
De gegevens van het natuurloket voor vak 165/276 lijken redelijk compleet. De verwachtte soorten van tabel 1 zijn Gewone pad, Kleine watersalamander en Groene-kikkercomplex; van tabel 2 is dit mogelijk Alpenwatersalamander en van tabel 3 én Habitatrichtlijn zijn dit Heikikker, Kamsalamander en mogelijk Rugstreeppad.
Aangezien de kleine watersalamander is aangetroffen in het landbiotoop, maar er geen waarnemingen van de Kamsalamander of de Alpenwatersalamander zijn gedaan (die in principe dezelfde eisen stellen aan het landbiotoop) kan er vanuit worden gegaan dat deze salamanders het Scoutingkampeerterrein niet gebruiken als landbiotoop. (zie ook paragraaf 3.3.1)
Ondanks de afwezigheid van water op het scouting Scoutingkampeerterrein komen er enkele algemene amfibieën voor, zoals Gewone pad en Kleine watersalamander. Daarnaast zijn er enkele bijzonder waarnemingen van amfibieën gedaan tijdens het veldwerk. • Heikikker Verspreid over het gebied komt de Heikikker voor. De kikker komt vooral voor op de natte heiden en bij de vennen, maar zwermt uit over een veel groter gebied, inclusief het Scoutingkampeerterrein. De heikikker heeft de status ‘thans niet bedreigd’ op de Rode lijst (van Delft et al., 2007) maar is wel in tabel 3 van de Flora- en faunawet opgenomen. De heikikker heeft een zeer hoge beschermingstatus in zowel de Conventie van Bern (bijlage 2) als in de Europese Habitatrichtlijn (bijlage 4). De huidige activiteiten op het terrein zijn geen gevaar voor de instandhouding van de soort. Door het kleinschalig gebruik van het terrein zijn er juist meer mogelijkheden voor overwintering.
Figuur 22: Kleine watersalamander
28 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Reptielen De toetsing voor de reptielen is gebaseerd op recente rapporten van het RAVON, op de website van Stichting Natuurinformatie en de afdeling Noord-Brabant van RAVON en op het veldbezoek. Gegevens natuurloket: FFW1 FFW2/3 165/375 1 165/376 -
HRL -
In 2007 is de Levendbarende hagedis op de Rode Lijst gekomen (van Delft et al., 2007). Deze hagedis staat vermeld als beschermde soort in Conventie van Bern, maar heeft geen speciale status in de Europese Habitatrichtlijn. De Levendbarende hagedis is aangetroffen op het terrein. De hagedis gebruikt tenten graag om op te warmen in de zon.
RL -
De gegevens van het Natuurloket zijn niet compleet. Echter uit literatuurgegevens van het RAVON blijkt dat Ringslang, Adder, Gladde slang en Zandhagedis niet in de wijde omgeving van het plangebied voorkomen. Hazelworm (tabel 3 én Habitatrichtlijn) is niet aangetroffen in de betreffende kilometerhokken, waarin het Scoutingkampeerterrein ligt. Op ongeveer 2 kilometer naar het noordoosten is de Hazelworm recente waargenomen (1995 – 2004). De locatie ligt tussen de Meelakkers en Muggenberg. Figuur 23: Levendbarende hagedis
De Levendbarende hagedis (tabel 2, Rode Lijst : gevoelig) is de laatste jaren hard achteruitgegaan.
Vissen Door het ontbreken van open water zijn er geen vissen aanwezig op het Scoutingkampeerterrein.
Insecten en andere ongewervelden De toetsing voor de ongewervelden is gebaseerd op recente rapporten van het EIS, op de website van Stichting Natuurinformatie, Natuurloket en op het veldbezoek. Gegevens natuurloket: FFW1 FFW2/3 165/375 2 165/376 -
HRL -
instandhouding van deze soorten, die ook niet beschermd zijn. De aanwezigheid van de twee beschermde bosmieren heeft eveneens geen effect op het gebruik van het Scoutingkampeerterrein, zolang de mierenhopen met rust worden gelaten en er niet in gegraven wordt.
RL 2 -
Er zijn geen beschermde insecten of ongewervelden gevonden. De enige noemenswaardige waarneming is de Phegeavlinder (Amata phegea). Dit is een dagactieve nachtvlinder, die vliegt van eind mei tot half augustus in één generatie per jaar. De rups overwintert in een spinselnest en verpopt in de maand mei onder de grond.
Natuurloket noemt twee tabel 1-soorten. Dit zijn twee verschillende soorten bosmieren. Daarnaast noemt natuurloket twee Rode Lijstsoort. Eén hiervan is een libel en één een sprinkhaan. Aangezien er niet bij de vennen gezocht is naar libellen of sprinkhanen is het niet mogelijk aan te geven welke soort dit zou kunnen zijn. De eventuele aanwezigheid van een van deze Rode Lijstsoorten heeft geen invloed op de gunstige staat van
29 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH In Nederland komt de vlinder in de buurt van Bergen op Zoom en in het noorden van Limburg voor. Ook in het Leenderbos bij Leende komt een populatie voor. Daarbuiten zijn er zeldzaam zwervers te zien (Vlindernet).
Figuur 24: Phegeavlinder
4.3.
Conclusies Flora- en Faunawet De conclusies ten aanzien van het huidige gebruik als Scoutingkampeerterrein zijn: • Er komen op het Scoutingkampeerterrein diverse beschermde planten en dieren voor: Flora Vogels Vleermuizen Overige zoogdieren Amfibieën Reptielen Vissen Overige
FFW1 1 6 2 2
FFW2/3 1 (+1) 3 (1) 3 1 -
HRL (2) 3 3 -
-
RL 2 2 1 -
Samenvattend: Flora: Bredewespenorchis (tabel 1), Jeneverbes (tabel 2), Prachtklokje (tabel 2, maar escape), Dwergviltkruid (Rode Lijst: gevoelig) en Kruipbrem (Rode Lijst: kwetsbaar); Vogels: Twee Habitatrichtlijnsoorten (Boomleeuwerik en Nachtzwaluw) zijn aangetroffen op zeer korte afstand van het Scoutingkampeerterrein. Het is niet waarschijnlijk dat ze op het terrein broeden of dat ze van het terrein gebruik maken om te foerageren, aangezien ze een sterke voorkeur hebben voor de open heide en de bosrand er omheen.
•
Vleermuizen: Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis en mogelijk Myotis sp. Overige zoogdieren: veel soorten van tabel 1, waaronder Egel, Ree, Mol, Konijn, Vos en Gewone bosspitsmuis. Daarnaast wordt de Eekhoorn (tabel 2) zeker verwacht Amfibieën: drie soorten van tabel 1: Gewone pad, Kleine watersalamander en Groen-kikkercomplex. Van tabel 3 is op het terrein de Heikikker waargenomen. Rugstreeppad en Kamsalamander zijn niet aangetroffen op het Scoutingkampeerterrein, maar komen zeer waarschijnlijk in de directe omgeving voor, zodat uitzwermende dieren niet kunnen worden uitgesloten. Reptielen: Levendbarende hagedis (tabel 2 en Rode Lijst: gevoelig) Vissen: niet aanwezig Overige soorten: naast tenminste twee verschillende soorten bosmieren (tabel 1) zijn er geen zwaar beschermde soorten of Rode Lijstsoorten aangetroffen De huidige activiteiten (in groepsverband met zeer minimale middelen willen kamperen in nauw contact met en met respect voor de natuur en het landschap) hebben geen negatief effect op de in het gebied aanwezige flora en fauna.
30 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
5.
GEDRAGSCODE
5.1.
Gedragscode recreatie De Gedragscode recreatie is van toepassing op alle beschermde planten- en diersoorten. De Gedragscode Recreatie is van toepassing op alle activiteiten, die vallen onder het begrip “bestendig gebruik. Het gaat hierbij om activiteiten, die regelmatig worden uitgevoerd en/of gericht zijn op behoud van de bestaande situatie. De Gedragscode Recreatie is van toepassing op alle terreinen, die gebruikt worden voor recreatieve activiteiten, zoals kampeerterreinen, wandelen fietspaden en jachthavens.
Werkzaamheden, die onder bestendig beheer en gebruik vallen en waarvoor de vrijstelling geldt, zijn bijvoorbeeld: - maaien van grazige en kruidige vegetaties - onderhoud van wandel- en fietspaden; - kamperen op kampeerterreinen met gebruikmaking van de bijbehorende voorzieningen; - gebruik van bestaande wandelpaden op eigen terrein; - alle handelingen of voertuigbewegingen, die in het normale gebruik noodzakelijk zijn ten behoeve van het functioneren van het kampeerterrein.
In de Gedragscode Recreatie is beschreven hoe schade aan beschermde soorten wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Hiertoe is een stroomdiagram met alle te nemen stappen opgesteld. De Gedragscode is van toepassing voor het gebruik van de eigen of gehuurde terreinen. Bestendig gebruik omvat ook de reguliere werkzaamheden, die gericht zijn op het handhaven van de bestaande situatie. Vaak gaat het om weinig ingrijpende werkzaamheden zoals maaien, snoeien enz. De werkzaamheden vinden doorgaans plaats in een regelmatig terugkerend regime. De aanwezigheid van beschermde planten en dieren is vaak afhankelijk van het gevoerde beheer, waardoor een continuering van het beheer en het onderhoud een voorwaarde is voor hun voortbestaan. Werkzaamheden, die niet al gedurende langere tijd worden uitgevoerd of een incidenteel karakter hebben (zoals vervanging van gebouwen) vallen niet onder gebruik. Hiervoor dient, indien nodig, een ontheffing te worden aangevraagd.
5.2.
Gedragscode bosbeheer Algemeen Op de algemene verbodsbepalingen (artikelen 8 tot en met 12 van de FFW, zie paragraaf 2.2) bestaan uitzonderingen, die zijn vastgelegd in het Besluit Vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Dit besluit maakt de uitvoering van regulier bosbeheer mogelijk via een vrijstelling, onder voorwaarde dat gewerkt wordt volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Degene die boswerkzaamheden laat uitvoeren moet ten genoegen van de handhaver kunnen
Hoewel er door Scouting nog geen bosonderhoud plaats vindt op het Scoutingkampeerterrein, is de gedragscode zorgvuldig bosbeheer eveneens in deze rapportage meegenomen. Bij mogelijke toekomstige werkzaamheden in het bos is deze gedragscode beter en eenduidiger als de gedragscode voor recreatie. Het geeft tevens veel beter aan waarom het zo belangrijk is om te weten wat de natuurwaarden van het terrein zijn.
31 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH aantonen dat hij handelt conform deze gedragscode. De Gedragscode zorgvuldig bosbeheer spitst zich toe op soorten die in bos voorkomen en legt de nadruk op soorten waarvan de duurzame instandhouding van de populatie mogelijk beïnvloed kan worden door de uitvoering van boswerkzaamheden.
5.
Bij de voorbereiding en uitvoering van boswerkzaamheden wordt de benodigde zorgvuldigheid met betrekking tot de flora en fauna in acht genomen. Bij de voorbereiding en uitvoering van boswerkzaamheden worden de hierna volgende gedragslijnen nageleefd, behoudens voor zover het gaat om: - inventarisatiewerkzaamheden; - het blessen van bomen; - werkzaamheden op of langs boswegen en paden, waaronder wegonderhoud, routebebording, het verwerken van langhout, het transporteren van hout en het chippen van hout. Hieronder is de volledige tekst van de gedragscode opgenomen, zodat het inzicht geeft in de maatregelen die genomen zouden moeten worden bij bosonderhout.
6.
7.
Maatregelen tijdens uitvoering van werkzaamheden Zorgvuldig werken 8. Bij vellings- en uitsleepwerkzaamheden wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van een vaste infrastructuur van wegen, paden en sporen. 9. Vellingswerkzaamheden in een en dezelfde vak/afdeling worden uitgevoerd in een doorlooptijd die zo kort is als redelijkerwijs mogelijk. Ditzelfde geldt voor uitsleepwerkzaamheden.
Maatregelen tijdens de voorbereiding van de boswerkzaamheden 1.
2.
3.
4.
aanvang van het werk door of namens de bosbezitter en de aannemer wordt opgemaakt en ondertekend. De aannemer geeft zijn eventuele personeel en/of onderaannemers een kopie van de checklist en zorgt ervoor dat de checklist op het werk voorhanden is; de checklist is in ieder geval in alle machines en in de schaftgelegenheid aanwezig om te worden geraadpleegd. De aannemer zorgt ervoor dat de werkzaamheden conform de in de checklist vastgelegde afspraken plaatsvinden en dat zijn personeel daaromtrent wordt geïnstrueerd. De aannemer instrueert zijn personeel en eventuele onderaannemers om ook nietgemarkeerde elementen en te beschermen soorten die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen te sparen en te ontzien.
De bosbezitter zorgt ervoor dat vóór de aanvang van de boswerkzaamheden een deskundige inventarisatie plaatsvindt van de aanwezige flora- en fauna-elementen die bij het uitvoeren van de boswerkzaamheden moeten worden ontzien of beschermd (zie checklist). De bosbezitter zorgt ervoor dat de aannemer weet waar zich de flora- en fauna elementen bevinden die bij de werkzaamheden ontzien en/of beschermd moeten worden, door het intekenen van de locaties op een voldoende duidelijke kaart of door aanwijzing en markering in het terrein; een en ander wordt vastgelegd in de checklist zorgvuldig bosbeheer. De bosbezitter maakt met de aannemer, aanvullend op de gedragsregels van deze gedragscode, afspraken over de wijze waarop de planning en de uitvoering van de werkzaamheden wordt afgestemd op de aanwezigheid van flora- en fauna-elementen die moeten worden gespaard, ontzien en/of beschermd. Deze afspraken worden vastgelegd in de checklist zorgvuldig bosbeheer, die voor
Bijzondere bomen en locaties 10. Horstbomen. Dit zijn bomen met ‘bewoonde’ of ‘bewoonbare’ horsten en deze worden niet geveld. In de periode van 15 maart tot 15 juli worden geen vellingen uitgevoerd binnen een afstand van 50 meter vanaf een boom waarin zich een bewoonde roofvogelhorst bevindt. Wanneer vellingen plaatsvinden in de nabije omgeving van een boom waarin zich een - al dan niet bewoonde - roofvogelhorst bevindt, is de velrichting altijd van de horstboom afgewend. 11. Andere 'bewoonde' of 'bewoonbare' bomen: a. Bomen waarin holen, spleten of rottingsgaten zijn vastgesteld worden niet geveld. b. Wanneer in de periode van 15 maart tot 15 juli vellings- en sleepwerkzaamheden worden uitgevoerd in de buurt van een boom waarin in dat seizoen een vogelnest is vastgesteld, wordt voldoende afstand van die boom gehouden om de kans op verstoring van het nest of verontrusting
32 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH van de vogels tot een minimum te beperken. De velrichting altijd van zo’n boom afgewend. c. Wanneer in diezelfde periode vellings- en sleepwerkzaamheden worden uitgevoerd in de buurt van een boom waarvan bekend is dat die dient als vaste rust- of verblijfplaats van vleermuizen of boommarters, wordt voldoende afstand van die boom gehouden om de kans op verstoring van de rust- of verblijfplaats of verontrusting van de betreffende dieren tot een minimum te beperken. Ook hier is de velrichting altijd van zo'n boom afgewend. 12. Dassenburchten. Werkzaamheden binnen een straal van twintig meter van een bewoonde dassenburcht vinden slechts plaats in de periode van 1 oktober tot 1 januari en uitsluitend voor zover daarbij geen gebruik wordt gemaakt van rijdend materieel. Geen werkzaamheden 13. In de periode van 15 maart tot 15 juli worden géén boswerkzaamheden uitgevoerd in loofen gemengd bos. Als uitzondering op deze regel kan in de periode tot 15 april nog wel hout worden uitgesleept dat voor 15 maart geveld is. 14. In de periode van 15 maart tot 15 juli worden géén boswerkzaamheden uitgevoerd in een vak/afdeling met naald- of populierenbos wanneer is vastgesteld dat daar broedgevallen voorkomen van vogelsoorten die zijn opgenomen in de Rode Lijst 2004 of in bijlage 1 van de Vogelrichtlijn. Op bijgaande Checklist zorgvuldig bosbeheer staat aangegeven welke van deze vogelsoorten met name in bos voorkomen. Uitzonderingen 15. Wanneer in verband met calamiteiten, of in het belang van de veiligheid boswerkzaamheden moeten plaatsvinden die geen uitstel kunnen velen, worden daarbij zoveel als redelijkerwijs mogelijk de gedragsregels van deze gedragscode in acht genomen. Het gaat bij boswerkzaamheden als hier bedoeld bijvoorbeeld om het opruimen van stormhout.
33 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
34 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH 6.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1.
Conclusies $ $
6.1.1
$
Het gebruik van het Scoutingkampeerterrein is bestaand gebruik in de zin van de wet; Er zijn geen planten, dieren of ecotypen aangetroffen waarvoor de aanwezigheid van het Scoutingkampeerterrein een negatief effect heeft op de gunstige staat van instandhouding;
Conclusies Natura2000 De conclusies ten aanzien van het huidige gebruik als Scoutingkampeerterrein zijn: • Het Natura2000-gebied “Leenderbosch, Groote Heide & De Plateau” is aangewezen voor drie vogelsoorten, vijf habitatrichtlijnsoorten en veertien habitattypen; • De drie vogelsoorten zijn ondanks intensief zoeken niet aangetroffen op het Scoutingkampeerterrein. De Boomleeuwerik broedt zeer waarschijnlijk in de bufferzone tussen het Scoutingkampeerterrein en het Meerven. Hier is ook eenmaal de Nachtzwaluw aangetroffen. Beide vogelsoorten worden echter niet ver-
6.1.2
Voor alle soorten (beschermd en nietbeschermd) geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat alle werkzaamheden zo uitgevoerd worden dat planten en dieren zo min mogelijk worden verstoord;
• • •
•
stoord door de activiteiten op het Scoutingkampeerterrein; Voor de veertien habitattypen worden verstoringen uitgesloten; Voor vier van de vijf habitatrichtlijnsoorten worden verstoringen uitgesloten; Voor de Kamsalamander worden geen verstoringen verwacht, echter gezien de nabijheid van een voortplantingsbiotoop wordt geadviseerd om in de nazomer en winter geen gebruik te maken van de terreintjes 6, 7, 8, 12 en 13. Er zijn geen storende factoren, waardoor soorten of ecotypen worden beïnvloedt.
Conclusies Flora- en Faunawet De conclusies ten aanzien van het huidige gebruik als Scoutingkampeerterrein zijn: • Er komen op het Scoutingkampeerterrein diverse beschermde planten en dieren voor: Flora Vogels Vleermuizen Overige zoogdieren Amfibieën Reptielen Vissen Overige
FFW1 1 6
FFW2/3 1 (+1) 3 (1)
HRL
2 2
3 1 -
3 -
(2) 3 -
RL 2 -
-
2 1 -
-
Samenvattend: Flora: Bredewespenorchis (tabel 1), Jeneverbes (tabel2), Prachtklokje (tabel 2, maar escape), Dwergviltkruid (Rode Lijst: gevoelig) en Kruipbrem (Rode Lijst: kwetsbaar); Vogels: Twee Habitatrichtlijnsoorten (Boomleeuwerik en Nachtzwaluw) zijn aangetroffen op zeer korte afstand van
het Scoutingkampeerterrein. Het is niet waarschijnlijk dat ze op het terrein broeden of dat ze van het terrein gebruik maken om te foerageren, aangezien ze een sterke voorkeur hebben voor de open heide en de bosrand er omheen. Vleermuizen: Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis en mogelijk Myotis sp. Overige zoogdieren: veel soorten van tabel 1, waaronder Egel, Ree, Mol, Konijn, Vos en Gewone bosspitsmuis. Daarnaast wordt de Eekhoorn (tabel 2) zeker verwacht Amfibieën: drie soorten van tabel 1: Gewone pad, Kleine watersalamander en Groen-kikkercomplex. Van tabel 3 is op het terrein de Heikikker waargenomen. Rugstreeppad en Kamsalamander zijn niet aangetroffen op het Scoutingkampeerterrein, maar komen zeer waarschijnlijk in de directe omgeving voor, zodat uitzwermende dieren niet kunnen worden uitgesloten.
35 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH -
6.2.
Reptielen: Levendbarende hagedis (tabel 2 en Rode Lijst gevoelig) Vissen: niet aanwezig Overige soorten: naast twee verschillende soorten bosmieren zijn er geen beschermde soorten of Rode Lijstsoorten aangetroffen
Vrijstellingen en ontheffingen $ $
$
Voor bestaand gebruik is het niet nodig een ontheffing aan te vragen. Voor kleine beheer-ingrepen, te classificeren als regulier beheer (Prunus-trekken, kleine snoeiwerkzaamheden) geldt voor alle soorten van tabel 1 van de AMvB art. 75 een automatische ontheffing. Wel geldt er ook voor deze soorten de zorgplicht. De gedragscodes voor Recreatie en voor Zorgvuldig bosbeheer geven goede handvatten voor maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten op de zwaarder beschermde
$
soorten (tabel 2/3, habitatrichtlijn). Deze gedragscode hoeven niet gevolgd te worden, maar dan is ELKE ingreep vergunningsplichtig. Voor grootschalige ingrepen (aanleggen van verlichting of bebouwing) en grootschalige activiteiten geldt dat een nader onderzoek gedaan moet worden en dat een ontheffing dan wel een vergunning (Natura2000) aangevraagd dient te worden.
36 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
6.3.
Aanbevelingen $
$
$
$
$
Het voorkomen van de Kamsalamander is niet waarschijnlijk, doch ook niet geheel uit te sluiten. Het verdient daarom de aanbeveling om in het naseizoen de kampeervelden 6, 7, 8, 12 en 13 zo min mogelijk te gebruiken; Het ontbreken van vaste toiletvoorzieningen en het graven van hudo’s heeft een effect op het ecosysteem. Hoewel dit effect verwaarloosbaar is, is het een extra belasting op het ecosysteem. Echter het aanleggen van een toiletvoorziening is eveneens een grote ingreep in het gebied. Het verdient de aanbeveling om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, zowel financieel als inhoudelijk om de voor- en de nadelen van toiletvoorzieningen tegen elkaar af te zetten; Het Scoutingkampeerterrein “Achter ‘t Heezerenbosch” is een bijzonder terrein, met bijzondere waarden. Sommige van deze waarden zijn kwetsbaar. Het is echter ook een uitgelezen kans om jeugd en jongeren op een verantwoorde manier meer betrokken te maken bij natuur. Het project om foto’s te maken van dieren die ze zien heeft een aantal leuke beelden en nuttige informatie aangeleverd. Het verdient de aanbeveling om te onderzoeken wat er aan andere mogelijkheden zijn om door middel van spel de kamperende scouts een ontdekking van de natuur aan te bieden; Door dat het terrein enkele beschermde waarden heeft (zoals de Jeneverbes, Levendbarende hagedis en mierenhopen) is het van belang om goede voorlichting te geven aan de jongeren die er kamperen. Dit komt naar voren tijdens de kampinfo en in informatiekanalen zoals de website en het kampreglement;
$ $
$
Populaire samenvatting van dit rapport kan als folder op de website worden gepubliceerd om bewustwording bij kampeerders te creëren. De reeds gemaakte vogel-folder kan eveneens met dit doel worden ingezet. Een ander middel kan een vleermuizen-safari zijn. Met vrij simpele middelen is het mogelijk om vleermuizen te horen en ze te volgen; Het blijft van belang dat kampstaf informatie blijft verzamelen over de natuurwaarden op het terrein. Hoewel nu nog niet van belang, is het belangrijk te weten in welke boom vleermuizen zitten en welke boom een eekhoornnest heeft; Het terrein heeft een redelijk grote hoeveelheid staand door hout. De hoeveelheid liggend dood hout verschilt van terrein tot terrein. Met name het staand dood hout is van groot belang voor fauna. Het is van belang dat kampeerders snappen dat je hier niet zomaar een bijl in moet zetten. De kampstaf (in combinatie met voorlichting) heeft de taak om hier voor te waken.
Figuur 25. Liggend dood hout ...
37 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
38 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH BRONNEN LITERATUUR Boersma, F. (2001). Handboek Beheer van Scoutingkampeerterreinen. Scouting Nederland, Leusden. Creemers, R.C.M., J.J.C.W. van Delft & A.M. Spitzen - van der Sluijs (2007). Basisrapport Rode Lijst Amfibieën en Reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen. Delft, J.J.C.W. van & W. Schuitema (2005). Werkatlas amfibieën en reptielen in Noord-Brabant (pdf). RAVON Noord-Brabant, Tilburg / Stichting RAVON, Nijmegen. Dietz, M. & Pir, J. (2005). Fledermäuse in den Wäldern Luxemburgs. Le Gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg - Administration des Eaux et Foréts (Hrsg.). Luxemburg, S. 32. Dijk, A.J. van, 2004. Handleiding Broedvogel Monitoring Project SOVON (Broedvogelinvetarisatie in proefvlakken). - SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen Drangert, J.O. (1998) Fighting the urine blindness to provide more sanitation options. Water SA, 24(2). Faunabeheereenheid Noord-Brabant / Bureau Waardenburg (2006). Faunabeheerplan 2006 – 2011. Faunabeheereenheid Noord-Brabant / Bureau Waardenburg, Tilburg / Culemborg. Faunabeheereenheid Noord-Brabant / Bureau Waardenburg (2007). Faunabeheerplan Ree 2007 – 2011. Faunabeheereenheid Noord-Brabant / Bureau Waardenburg, Tilburg / Culemborg. Groffman, P.M., C.T. Driscoll, T.J. Fahey, J.P. Hardy, R.D. Fitzhugh & G.L. Tierney (2001). Effects of mild winter freezing on soil nitrogen and carbon dynamics in a northern hardwood forest. Biogeochemistry 56:191-213. Hoen A. & S. Kruitwagen (2008). Realisatie Milieudoelen 2007. Planbureau voor de leefomgeving, Bilthoven / Den Haag. Hollander, H. (2005) Evaluatie uitvoering Flora- en faunawet 2002-2004. Provincie Noord-Brabant, ’sHertogenbosch. Hustings, F., C. Borggreve, C. van Turnhout & J. Thissen (2004). Basisrapport voor de Rode Lijst Vogels volgens Nederlandse en IUCN-criteria. SOVON-onderzoeksrapport 2004/13. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Jager, T.D. & A. Verbeek (2005). Gedragscode recreatie, Flora- en faunawet. Arcadis regio bv, ’sHertogenbosch. Kemmers, R.H. en S.P.J van Delft (2007). Stikstof- fosfor- en kaliumbeschikbaarheid en kritsichedepositiewaarden voor stikstof in korte vegetaties. Alterra (1598), Wageningen. Kiwa Water Research / EGG-conslut (2007). Knelpunten en kansenanalyse Natura 2000-gebied 136 – Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. KiWa Water Research, Utrecht. Kuyper, J., 1900. Gemeente atlas - Hugo Suringar, Leeuwarden. e Meijden, R. van der (2005). Heukels = Flora van Nederland (23 druk) - Groningen, Wolters-Noordhoff. Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal (2000). Bedreigde en kwetsbare vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode lijst. Gorteria, 26: 85-208. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2004). Ontwerpbesluit Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Ministerie van Lanbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. SEPA (1995) Vad innehaller avlopp fran hushall? (Content of wastewater from households). Report 4425, Swedish Environmental Protection Agency, Stockholm (In Swedish). Vogelbescherming Nederland & Het Bosschap (2005) Gedragscode zorgvuldig bosbeheer. Vogelbescherming Nederland & Het Bosschap, Zeist. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, 1988. Nederlandse oecologische flora - IVN. Wolgast, M. (1993) Rena vatten. Om tankar i kretslopp (Clean Waters. Thoughts about recirculation). Uppsala, Creamon. Zoogdiervereniging VZZ (2007). Basisrapport voor de Rode Lijst Zoogdieren volgens Nederlandse en IUCN-criteria. VZZ rapport 2006.027. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
39 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH WEBSITES www.compendiumvoordeleefomgeving.nl www.heezerenbosch.scouting.nl (Scoutingkampeerterrein “Achter ‘t Heezerenbos”) www.kwakbollen.org (RAVON, afdeling Noord-Brabant) www.libellennet.nl www.minlnv.nl (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) www.minlnv.nederlandsesoorten.nl (Soortendatabase) www.naturalis.nl www.natuurloket.nl www.ravon.nl www.scouting.nl (Scouting Nederland) www.synbiosys.alterra.nl/natura2000 (Gebiedendatabase) www.telmee.nl www.vlindernet.nl www.waarneming.nl www.zoogdiervereniging.nl (VZZ)
40 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Bijlage 1. Overzicht beschermde soorten en habitattypen Natura2000-gebied “Leenderbos, Groote heide & De Plateau” H2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista Doel Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Toelichting Het gebied is van groot belang voor stuifzandheiden met struikhei, dat echter over grote delen flink vergrast is. De droge heide in het gebied wordt deels tot habitattype H2310 stuifzandheiden met struikhei en deels tot habitattype H4030 droge heiden gerekend. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen Psammofiele heide voor. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor psammofiele heide. H2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit. Toelichting Het habitattype zandverstuivingen komt over een geringe oppervlakte voor in mozaïek met habitattype H2310 stuifzandheiden met struikhei. De afwisseling van (kleine) stuifzanden en stuifzandheiden met struikhei is voor een groot aantal dieren belangrijk. Beide habitattypen komen in mozaiëkvorm voor. Om deze reden zijn beide doelen gecombineerd. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen levend stuifzand voor, ook is er geen Buntgras aangetroffen. Er is een kleine open plek, die echter alleen open gehouden kan worden door de aanwezige recreatie. Zonder aanwezigheid van de spelende kinderen, zal dit stuk binnen een decennium dichtgroeien Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor open grasland met Corynephorus- en Agrostissoorten in het Natura2000-gebied. H3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit. Toelichting Het Natura2000-gebied herbergt enkele zeer goed ontwikkelde zwakgebufferde vennen. Door verdroging en eutrofiëring is de kwaliteit van een aanzienlijk deel van de vennen echter aangetast. Uitbreiding zal plaatsvinden als gevolg van een natuurherstelproject waardoor het gebied in de toekomst een zeer grote bijdrage levert aan het landelijke doel voor het habitattype. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water voor. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea H3160 Dystrofe natuurlijke poelen en meren Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit. Toelichting Het habitattype zure vennen is in verschillende vennen minder goed ontwikkeld en kwaliteitsverbete-
41 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH ring is dus noodzakelijk. Uitbreiding van het aantal vennen is reeds in voorbereiding. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water voor Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Dystrofe natuurlijke poelen en meren H3260 Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit beken en rivieren met waterplanten, waterranonkels (subtype A). Toelichting De kwaliteit en oppervlakte van het habitattype beken en rivieren met waterplanten, waterranonkels (subtype A) is door eutrofiëring en ‘normalisatie’ van de laaglandbeken (Dommel, Tongelreep, Strijper Aa) sterk achteruitgegaan. Wel herbergt het type lokaal een grote hoeveelheid drijvende waterweegbree. Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit van dit habitattype worden nagestreefd. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water voor. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Submontane en laagland rivieren met vegetaties behorend tot het Ranunculion fluitantis en het Callitricho-Batrachion. H4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A). Toelichting De kwaliteit van habitattype vochtige heiden, hogere zandgronden (subtype A) wordt bedreigd door verdroging en vergrassing. Herstelprojecten tonen aan dat kwaliteitsverbetering mogelijk is. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen vochtige heide voor. Dopheide is nergens aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix. H4030 Droge Europese heide Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit. Toelichting Het gebied is van groot belang voor droge heiden, dat echter over grote delen vergrast is. De heide in het gebied wordt deels tot dit habitattype H4030 droge heide en deels tot habitattype H2310 stuifzandheiden met struikhei. Betekenis plangebied In het plangebied komen geen vlakdekkende heide vegetaties voor. Incidenteel komt Struikheide voor, echter nergens is deze soort vegetatievormend. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor droge Europese heide. H5130 Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland Doel
42 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Behoud oppervlakte en kwaliteit. Toelichting In het gebied zijn op meerdere locaties kleine jeneverbesstruwelen aanwezig, ook liggen struiken binnen naaldbossen. Betekenis plangebied In het plangebied komt één enkele Jeneverbes/struik voor. Dit exemplaar staat als heide-relict in een inmiddels tot bos verworden perceel en niet in een heide- of graslandvegetatie Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland H6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit glanshaver- en vossenstaarthooilanden, glanshaver (subtype A). Toelichting Het habitattype glanshaver- en vossenstaarthooilanden, glanshaver (subtype A) komt in een afwijkende vorm voor (overgang naar dotterbloemhooiland) in de door Maaswater bevloeide hooilanden van de Plateaux (de vloeivelden). De kwaliteit is hier de afgelopen jaren achteruitgegaan, maar herstel- en ontwikkelingsmaatregelen zijn en worden uitgevoerd. Betekenis plangebied In het plangebied komen geen beekbegeleidende of grondwaterafhankelijke vegetaties voor. Graslanden uit het Glanshaver-verbond zijn niet aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) H7110 *Actief hoogveen Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit actieve hoogvenen, heideveentjes (subtype B). Toelichting Het habitattype actieve hoogvenen, heideveentjes (subtype B) komt voor in het Klein Hasselsven. Betekenis plangebied In het plangebied zijn geen Veenmossen aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor actief hoogveen. H7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit. Toelichting Het habitattype pioniervegetaites met snavelbiezen komt voor op plagplekken, het type zal voor een groot deel weer omvormen tot het habitattype H4010 vochtige heide, hogere zandgronden (subtype A). Betekenis plangebied In het plangebied komen geen aan grondwatergebonden vegetaties voor. Snavelbiezen zijn niet aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion
43 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
H7210 *Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae Doel Behoud oppervlakte en kwaliteit. Toelichting Het habitattype galigaanmoerassen komt voor langs diverse vennen. De kwaliteit is vaak vrij goed (het zijn plaatselijk relatief jonge begroeiingen), maar de oppervlakte is gering. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water met oever- of moerasvegetaties voor. Galigaan is nergens aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en soorten van het Caricion davallianae H91D0 *Veenbossen Doel Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Toelichting Het habitattype hoogveenbossen komt voor in het brongebied van de Strijper Aa (’t Goor). Het betreft één van de grotere groeiplaatsen van het bostype in ons land. De kwaliteit kan hier verbeterd worden. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen hoogveen of aan grondwatergebonden bos voor. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor veenbossen H91E0 *Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae) Doel Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende bossen (subtype C). Toelichting De vochtige alluviale bossen, beekbegeleidende bossen (subtype C) komen onder meer voor in de Malpie. De kwaliteit kan verbeterd worden door bestrijding van verdroging. Betekenis plangebied In het plangebied komen geen beekbegeleidende bossen voor. Het Elzen-Vogelkers-verbond is niet aanwezig; Zwarte els, Es en wilgen zijn niet aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae)
44 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Habitatrichtlijnsoorten H1042 Gevlekte witsnuitlibel Doel Uitbreiding omvang en kwaliteit leefgebied voor uitbreiding populatie tot een duurzame populatie van ten minste 500 volwassen individuen. Toelichting De gevlekte witsnuitlibel heeft een zeer ongunstige staat van instandhouding door het tekort aan gebieden en de landelijk te geringe populatiegrootte. De beoogde uitbreiding van de populatie (tot het voor een duurzame populatie minimaal noodzakelijke aantal dieren) is gebaseerd op het realiseren van een landelijk gunstige staat van instandhouding. In Nederland komt de soort met de hoogste aantallen voor in jonge verlandingen in laagveengebieden, zoals de Wieden en de Weerribben. Buiten de laagveengebieden komt de soort voor in heidevennen en duinplassen. Op de hogere zandgronden, waar de soort nog op een vijftal plekken voorkomt, herbergt alleen het Lonnekermeer in Twente een omvangrijke populatie. De soort is in vrijwel geheel Europa bedreigd. Het areaal is weliswaar nog vrij groot maar sterk versnipperd en de dichtheden zijn meestal laag. Betekenis plangebied De Gevlekte witsnuitlibel leeft in relatief kleine en ondiepe (snel opwarmende), heldere, voedselarme tot matig voedselrijke en beschut gelegen wateren. In Nederland komt de soort met de hoogste aantallen voor in laagveengebieden, in jonge verlandingen met een nog grotendeels open vegetatie. Er moet een rijke plantengroei aanwezig te zijn, met veel variatie in structuur. Meestal bestaat de vegetatie uit een combinatie van riet of lisdodde, krabbenscheer, ondergedoken planten als Kransvederkruid en Grof hoornblad, drijvende planten als Witte waterlelie en Gele plomp en drijftillen van onder meer pluimzegge. Te ver dichtgeroeide wateren worden niet bevolkt, open water met weinig waterplanten evenmin. Buiten de laagveengebieden komt de soort voor in heidevennen en in duinplassen. Vennen waar de soort voorkomt, zijn meestal omgeven door bomen. Het is echter niet duidelijk welke specifieke habitateisen de gevlekte witsnuitlibel op deze plaatsen stelt. Jonge gevlekte witsnuitlibellen vliegen weg van het water, soms zelfs ver weg, en zijn te vinden op allerlei beschutte plekken. In het plangebied komen dergelijke vegetaties niet voor. Het Witven zou wel aan deze criteria kunnen voldoen. In het plangebied kunnen dan sporadisch zwervende jonge witsnuitlibellen worden waargenomen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor de instandhouding van de Gevlekte witsnuitlibel. H1096 Beekprik Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Toelichting De beekprik komt voor in de Keersop. Deze geïsoleerde populatie is van groot belang vanwege de beperkte verspreiding van de soort in ons land. Het betreft de enige populatie in Noord-Brabant. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water voor. Vissen zijn niet aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor de Beekprik. H1134 Bittervoorn Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Toelichting De Bittervoorn is bekend van de voormalige visvijvers van de OVB bij Valkenswaard, deze liggen deels binnen de begrenzing van het gebied.
45 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor de Bittervoorn. H1166 Kamsalamander Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Toelichting Binnen het gebied en in de directe omgeving komen enkele geïsoleerde populaties van de kamsalamander voor. De grootste populatie bevindt zich langs de rand van De Plateaux. In het Leenderbos nabij Heezerenbosch is de soort in en vlak buiten het gebied vastgesteld. Aangezien de kamsalamander in Noord-Brabant sterk achteruit is gegaan, verdienen deze restpopulaties extra aandacht. De kwaliteit van het leefgebied is daarbij een belangrijk punt. De volwassen kamsalamander verblijft doorgaans van maart tot in juli in het water. Een klein percentage van de volwassen dieren blijft het gehele jaar in het water; de meeste gaan vanaf juli tot in september het land op en trekken naar de overwinteringplaats in de nabijheid (<400 m). De soort overwintert op het land (periode november - maart). De landhabitat wordt gevormd door kleine landschapselementen waarin voldoende vorstvrije plaatsen aanwezig zijn zoals bosjes, hagen, struwelen, houtwallen, overhoekjes en bosranden. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open watervoor, dus het Scoutingkampeerterrein is niet geschikt als voortplaningslocatie. Het Scoutingkampeerterrein voldoet wel aan de eisen, die de soort stelt aan het landbiotoop. Aangezien het Scoutingkampeerterrein voor het grootste deel verder dan 400 meter van open water afligt is de kans, dat het terrein wordt gebruikt als landbiotoop klein. Ondanks gericht zoeken is de Kamsalamander niet aangetroffen Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor de Kamsalamander. Om te voorkomen dat er knelpunten ten aanzien van de Kamsalamander zouden kunnen gaan optreden, wordt geadviseerd om in de herfst en winter geen gebruik te maken van de deelterreintjes 6, 7, 8, 12 en 13.
H1831 Drijvende waterweegbree Doel Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit biotoop voor uitbreiding populatie. Toelichting De drijvende waterweegbree komt voor in de Run. De kwaliteit van de Run en andere beken kan verbeterd worden. Betekenis plangebied In het plangebied komt geen open water voor. Drijvende waterweegbree is niet in het plangebied aangetroffen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor de Drijvende waterweegbree.
46 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Vogelsoorten A224 Nachtzwaluw Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 30 paren. Toelichting Van oudsher is de nachtzwaluw een broedvogel van de heidevelden. De vanaf halverwege de 80-er jaren verzamelde inventarisatiegegevens laten een zeer geleidelijke toename zien van circa 20 naar ten minste 30 paren (gemiddeld over de periode 1999-2003 32 paren). Maximaal werden 47 paren vastgesteld in 2002. De soort verkeert landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Zuidoost-Brabant ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. Betekenis plangebied De hoogste dichtheid van nachtzwaluwen (20 paar/100 ha) vinden we in deels dichtgegroeide maar niet-vergraste zandverstuivingen. Ook leeft de nachtzwaluw in andere halfopen landschappen op schrale, zandige bodems: boomheiden, randen van zandige heidevelden en heidevelden met boomgroepen of vliegdennen, en op openplekken in het bos ontstaan door houtkap, storm of brand die meer dan 1,5 ha groot zijn. In dennenbossen op voormalige stuifzanden nestelt de nachtzwaluw langs brandgangen en brede zandpaden. In het plangebied komen geen grote open vlaktes voor. De Nachtzwaluw is gehoord aan de rand van het Drooge Meerven. Het is waarschijnlijk dat de soort hier broedt. Deze afstand is groot genoeg om verstoring door zicht of geluid te voorkomen. Daarnaast is in de regelgeving al vastgelegd dat kampeerders het Drooge Meerven niet mogen betreden. Ook het verbod op radio en geluidsversterkers zal voorkomen dat de soort wordt verstoord. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor de Nachtzwaluw.
A246 Boomleeuwerik Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 50 paren. Toelichting Van oudsher is de boomleeuwerik een broedvogel van de heidevelden. In de periode 1999-2003 wordt het aantal geschat op circa 53. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Zuidoost-Brabant ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. Betekenis plangebied De broedbiotoop van de boomleeuwerik bestaat uit halfopen heidelandschappen, randen van zandverstuivingen, kapvlakten, naaldbosaanplant tot 4-5 jaar oud en zandige duinheiden. Soms nestelt hij ook op bouwland zoals kale maïsakkers of aspergevelden met wat bosjes en zandpaden met schrale bermen. De nestplaats bevindt zich in 10-30 cm hoge pollen van begroeiingen of in kruidenrijke vegetatie. Enige boomgroei in de buurt heeft de boomleeuwerik nodig voor gebruik als zang- en uitkijkpost. De voedselbiotoop kan tot 200 meter van de nestplaats verwijderd zijn. In het plangebied komen de voor de Boomleeuwerik van belang zijnde vegetaties niet voor. De soort broedt waarschijnlijk wel op de Drooge Meerven. De soort is tijdens de inventarisatie gehoord in de bufferzone tussen de Drooge Meerven en het Scoutingkampeerterrein. De bomen in deze bufferzone kunnen fungeren als uitkijkpost over de heide. De Boomleeuwerik vertoont een matige verstoringsgevoeligheid (verstoring bij < 100 m afstand); deze afstand is iets meer als de minimale afstand van de rand van het Scoutingkampeerterrein en de heide van het Drooge Meerven. Deze afstand is groot genoeg om verstoring door zicht of geluid te voorkomen. Daarnaast is in de regelgeving al vastgelegd dat kampeerders het Drooge Meerven niet mogen betreden. Ook het verbod op radio en geluidsversterkers zal voorkomen dat de soort wordt verstoord.
47 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie geen betekenis zal heeft voor de Boomleeuwerik. In de omgeving van het plangebied is de soort waargenomen, waarschijnlijk broedt deze op de heide van het Drooge Meerven. Incidenteel kan de Boomleeuwerik fourageren op het Scoutingkampeerterrein. Het huidige gebruik heeft geen effect op de gunstige staat van instandhouding van deze soort. A276 Roodborsttapuit Doel Behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 60 paren. Toelichting Van oudsher is de roodborsttapuit een broedvogel van de heidevelden. In de periode 1999-2003 werd het aantal geschat op circa 61. Gezien de landelijk gunstige staat van instandhouding is behoud voldoende. Het gebied levert onvoldoende draagkracht voor een sleutelpopulatie, maar draagt wel bij aan de draagkracht in de regio Zuidoost-Brabant ten behoeve van een regionale sleutelpopulatie. Betekenis plangebied De broedbiotoop van de roodborsttapuit omvat heide-, hoogveengebieden en duinen. Verder is de soort in het zuiden en in mindere mate in het oosten van het land te vinden in kleinschalige extensief beheerde agrarische cultuurlandschappen. Deze landschappen bevatten dan een groot aandeel aan grasland, enig reliëf met bijv. greppels en paaltjes en struiken als uitkijkpost. De nestplaats bevindt zich in heide- en duinbegroeiing op of net boven de grond tussen het struweel. Of, in cultuurland, tussen de overjarige vegetatie van slootkanten en greppels. Het voedsel zoekt de roodborsttapuit tot op enkele honderden meters van het nest, in agrarisch cultuurlandschap vooral in bermen en overhoekjes. De territoriumgrootte is 1-10 ha. In het plangebied is niet geschikt als voortplantingslocatie. De Roodborsttapuit is tijdens de inventarisatie niet waargenomen. Conclusie Gezien de huidige vegetatie en de potenties voor het plangebied wordt geconcludeerd dat de planlocatie en de directe omgeving geen betekenis zal hebben voor Roodborsttapuit.
48 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Bijlage 2. Overzicht beschermde soorten Flora- en faunawet Toelichting tabellen soorten Flora- en faunawet In onderstaande tabellen staan alle beschermde soorten van de Flora- en faunawet (FF-wet). De tabellen zijn aan de ene kant aan de orde bij ontheffingverlening voor artikel 75 en aan de andere kant bij vrijstellingen in het kader van het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75). Vogelsoorten zijn in de oorspronkelijke tabellen van het ministerie van LNV niet apart opgenomen, omdat het een erg lange lijst is. Alle vogelsoorten in Nederland zijn beschermd (behalve exoten). De vogelsoorten zijn door De Groene Ruimte als tabel 4 toegevoegd in deze bijlage. = soort van de Rode Lijst (alleen tabellen 1 t/m 3). Van de met * gemarkeerde vogelsoorten in tabel 4 zijn de vaste verblijfplaatsen ook buiten het broedseizoen beschermd.
R
In de tabellen is voor de soorten een kleurcode gebruikt: • De in (de directe omgeving van) het plangebied voorkomende soorten, die (naar verwachting) door de ingreep worden verstoord, waarvoor op basis van hun beschermingsstatus een ontheffing nodig wordt geacht, in rood aangegeven. • De in (de directe omgeving van) het plangebied voorkomende soorten, waarvoor nader onderzoek nodig wordt geacht zijn in oranje aangegeven. • De in de directe omgeving van het plangebied aangetroffen soorten, die naar verwachting niet worden verstoord en/of waarvoor op basis van hun beschermingsstatus geen ontheffing nodig wordt geacht, zijn in groen weergegeven. • De in de directe omgeving van het plangebied verwachtte soorten, (echter niet aangetroffen tijdens de inventarisaties) die naar verwachting niet worden verstoord en/of waarvoor op basis van hun beschermingsstatus geen ontheffing nodig wordt geacht, zijn in blauw weergegeven. • De grijze arcering van een vakje betekent: niet van toepassing. Toelichting tabel 1 ● Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de FF-wet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden. ● Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 1 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (zgn. lichte toets). Toelichting tabel 2 ● Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de FF-wet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Hetzelfde geldt voor alle vogelsoorten. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. ● Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’. Dit is niet van toepassing op alle vogelsoorten (zie toelichting tabel 3). Toelichting tabel 3 ● Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 3 voor artikel 8 t/m 12 van de FF-wet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze vrijstelling is enigszins beperkt; voor activiteiten die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik geldt geen vrijstelling voor artikel 10 van de FF-
49 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
● ● ● ●
●
wet. Ook niet op basis van een gedragscode. Een gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf opgesteld worden en ingediend voor goedkeuring. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik en voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling is het niet mogelijk voor artikel 10 voor de soorten in tabel 3 een ontheffing te krijgen. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 3 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor de soorten van tabel 3 wordt getoetst aan drie criteria: 1) 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang ; 2) er is geen alternatief; 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Deze drie criteria vormen de zgn. uitgebreide toets. De drie criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle drie moet voldaan zijn). De uitgebreide toets voor ontheffingverlening geldt ook voor alle vogelsoorten.
Toelichting tabel 4. ● De uitgebreide toets voor ontheffingverlening geldt ook voor alle vogelsoorten, zoals voor de soorten van tabel 3.
1)
• onderzoek en onderwijs • repopulatie en herintroductie • bescherming van flora en fauna • veiligheid van het luchtverkeer • volksgezondheid of openbare veiligheid • dwingende redenen van openbaar belang • het voorkomen van ernstige schade aan vormen van eigendom • belangrijke overlast veroorzaakt door dieren • uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw • bestendig gebruik • uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling
50 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Tabel 1: Algemene soorten Zoogdieren Aardmuis Bosmuis Dwergmuis Bunzing Dwergspitsmuis Egel Gewone bosspitsmuis Haas Hermelijn Huisspitsmuis Konijn Mol Ondergrondse woelmuis Ree Rosse woelmuis Tweekleurige bosspitsmuis Veldmuis Vos Wezel Woelrat Reptielen en amfibieën Bruine kikker Gewone pad Middelste groene kikker Kleine watersalamander Meerkikker Mieren Behaarde rode bosmier Kale rode bosmier Stronkmier Zwartrugbosmier Slakken Wijngaardslak Vaatplanten Aardaker Akkerklokje Brede wespenorchis Breed klokje 2) Dotterbloem Gewone vogelmelk Grasklokje Grote kaardenbol Kleine maagdenpalm Knikkende vogelmelk Koningsvaren Slanke sleutelbloem Zwanenbloem
Microtus agrestis Apodemus sylvaticus Micromys minutus Mustela putorius Sorex minutus Erinaceus europeus Sorex araneus Lepus europeus Mustela erminea Crocidura russula Oryctolagus cuniculus Talpa europea Pitymys subterraneus Capreolus capreolus Clethrionomys glareolus Sorex coronatus Microtus arvalis Vulpes vulpes Mustela nivalis Arvicola terrestris Rana temporaria Bufo bufo Rana esculenta Triturus vulgaris Rana ridibunda Formica rufa Formica polyctena Formica truncorum Formica pratensis Helix pomatia Lathyrus tuberosus Campanula rapunculoides Epipactis helleborine Campanula latifolia Caltha palustris Ornithogalum umbellatum Campanula rotundifolia Dipsacus fullonum Vinca minor Ornithogalum nutans Osmunda regalis Primula elatior Butomus umbellatus
2)
Met uitzondering van de Spindotterbloem.
51 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Tabel 2: Overige soorten Zoogdieren Damhert Edelhert Eekhoorn Grijze zeehond Grote bosmuis Steenmarter Wild zwijn Reptielen en amfibieën Alpenwatersalamander Levendbarende hagedis Dagvlinders Moerasparelmoervlinder Vals heideblauwtje Vissen Bermpje Kleine modderkruiper Meerval Rivierdonderpad Vaatplanten Aangebrande orchis Aapjesorchis Beenbreek Bergklokje Bergnachtorchis Bijenorchis Blaasvaren Blauwe zeedistel Bleek bosvogeltje Bokkenorchis Brede orchis Bruinrode wespenorchis Daslook Dennenorchis Duitse gentiaan Franjegentiaan Geelgroene wespenorchis Gele helmbloem Gevlekte orchis Groene nachtorchis Groensteel Grote keverorchis Grote muggenorchis Gulden sleutelbloem Harlekijn Herfstschroeforchis Hondskruid Honingorchis Jeneverbes Klein glaskruid Kleine keverorchis Kleine zonnedauw Klokjesgentiaan Kluwenklokje Koraalwortel Kruisbladgentiaan Lange ereprijs Lange zonnedauw Mannetjesorchis
Dama dama Cervus elaphus Sciurus vulgaris Halichoerus grypus Apodemus flavicollis Martes foina Sus scrofa Triturus alpestris Lacerta vivipara Euphydryas aurinia Lycaeides idas Noemacheilus barbatulus Cobitis taenia Silurus glanis Cottus gobio Orchis ustulata Orchis simia Narthecium ossifragum Campanula rhomboidalis Platanthera chlorantha Ophrys apifera Cystopteris fragilis Eryngium maritimum Cephalantera damasonium Himantoglossum hircinum Dactylorhiza majalis majalis Epipactis atrorubens Allium ursinum Goodyera repens Gentianella germanica Gentianella ciliata Epipactis muelleri Pseudofumaria lutea Dactylorhiza maculata Coeloglossum viride Asplenium viride Listera ovata Gymnadenia conopsea Primula veris Orchis morio Spiranthes spiralis Anacamptis pyramidalis Herminium monorchis Juniperus communis Parietaria judaica Listera cordata Drosera intermedia Gentiana pneumonanthe Campanula glomerata Corallorhiza trifida Gentiana cruciata Veronica longifola Drosera anglica Orchis mascula
52 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Maretak Moeraswespenorchis Muurbloem Parnassia Pijlscheefkelk Poppenorchis Prachtklokje Purperorchis Rapunzelklokje Rechte driehoeksvaren Rietorchis Ronde zonnedauw Rood bosvogeltje Ruig klokje Schubvaren Slanke gentiaan Soldaatje Spaanse ruiter Steenanjer Steenbreekvaren Stengelloze sleutelbloem Stengelomvattend havikskruid Stijf hardgras Tongvaren Valkruid Veenmosorchis Veldgentiaan Veldsalie Vleeskleurige orchis Vliegenorchis Vogelnestje Voorjaarsadonis Wantsenorchis Waterdrieblad Weideklokje Welriekende nachtorchis Wilde gagel Wilde herfsttijloos Wilde kievitsbloem Wilde marjolein Wit bosvogeltje Witte muggenorchis Zinkviooltje Zomerklokje Zwartsteel Kevers Vliegend hert Kreeftachtigen Rivierkreeft
Viscum album Epipactis palustris Erysimum cheiri Parnassia palustris Arabis hirsuto sagittata Aceras anthropophorum Campanula persicifolia Orchis purpurea Campanula rapunculus Gymnocarpium robertianum Dactylorhiza majalis praetermissa Drosera rotundifolia Cephalanthera rubra Campanula trachelium Ceterach officinarum Gentianella amarella Orchis militaris Cirsium dissectum Dianthus deltoides Asplenium trichomanes Primula vulgaris Hieracium amplexicaule Catapodium rigidum Asplenium scolopendrium Arnica montana Hammarbya paludosa Gentianella campestris Salvia pratensis Dactylorhiza incarnata Ophrys insectifera Neottia nidus-avis Adonis vernalis Orchis coriophora Menyanthes trifoliata Campanula patula Platanthera bifolia Myrica gale Colchicum autumnale Fritillaria meleagris Origanum vulgare Cephalanthera longifolia Pseudorchis albida Viola lutea calaminaria Leucojum aestivum Asplenium adiantum-nigrum Lucanus cervus Astacus astacus
53 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Tabel 3: Soorten bijlage IV HR/bijlage 1 AMvB Bijlage 1 AMvB Zoogdieren Das Boommarter Eikelmuis Gewone zeehond Veldspitsmuis Waterspitsmuis Reptielen en amfibieën Adder Hazelworm Ringslang Vinpootsalamander Vuursalamander Vissen Beekprik Bittervoorn Elrits Gestippelde alver Grote modderkruiper Rivierprik Dagvlinders Bruin dikkopje Dwergblauwtje Dwergdikkopje Groot geaderd witje Grote ijsvogelvlinder Heideblauwtje Iepepage Kalkgraslanddikkopje Keizersmantel Klaverblauwtje Purperstreepparelmoervlinder Rode vuurvlinder Rouwmantel Tweekleurig hooibeestje Veenbesparelmoervlinder Veenhooibeestje Veldparelmoervlinder Woudparelmoervlinder Zilvervlek Vaatplanten Groot zeegras
Meles meles Martes martes Eliomys quercinus Phoca vitulina Crocidura leucodon Neomys fodiens Vipera berus Anguis fragilis Natrix natrix Triturus helveticus Salamandra salamandra Lampetra planeri Rhodeus cericeus Phoxinus phoxinus Alburnoides bipunctatus Misgurnus fossilis Lampetra fluviatilis Erynnis tages Cupido minimus Thymelicus acteon Aporia crataegi Limenitis populi Plebejus argus Strymonidia w-album Spialia sertorius Argynnis paphia Cyaniris semiargus Brenthis ino Palaeochrysophanus hippothoe Nymphalis antiopa Coenonympha arcania Bolaria aquilonais Coenonympha tullia Melitaea cinxia Melitaea diamina Clossiana euphrosyne Zostera marina
54 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Bijlage IV Habitatrichtlijn Zoogdieren Baardvleermuis Bechstein's vleermuis Bever Bosvleermuis Brandt's vleermuis Bruinvis Euraziatische lynx Franjestaart Gewone dolfijn Gewone dwergvleermuis Gewone grootoorvleermuis Grijze grootoorvleermuis Grote hoefijzerneus Hamster Hazelmuis Ingekorven vleermuis Kleine dwergvleermuis Kleine hoefijzerneus Laatvlieger Meervleermuis Mopsvleermuis Nathusius' dwergvleermuis Noordse woelmuis Otter Rosse vleermuis Tuimelaar Tweekleurige vleermuis Vale vleermuis Watervleermuis Wilde kat Witflankdolfijn Witsnuitdolfijn Reptielen en amfibieën Boomkikker Geelbuikvuurpad Gladde slang Heikikker Kamsalamander Knoflookpad Muurhagedis Poelkikker Rugstreeppad Vroedmeesterpad Zandhagedis Dagvlinders Donker pimpernelblauwtje Grote vuurvlinder Pimpernelblauwtje Tijmblauwtje Zilverstreephooibeestje Libellen Bronslibel Gaffellibel Gevlekte witsnuitlibel Groene glazenmaker Noordse winterjuffer Oostelijke witsnuitlibel
Myotis mystacinus Myotis bechsteinii Castor fiber Nyctalus leisleri Myotis brandtii Phocoena phocoena Lynx lynx Myotis nattereri Delphinus delphis Pipistrellus pipistrellus Plecotus auritus Plecotus austriacus Rhinolophus ferrumequinum Cricetus cricetus Muscardinus avellanarius Myotis emarginatus Pipistrellus pygmaeus Rhinolophus hipposideros Eptesicus serotinus Myotis dasycneme Barbastella barbastellus Pipistrellus nathusii Microtus oeconomus Lutra lutra Nyctalus noctula Tursiops truncatus Vespertilio murinus Myotis myotis Myotis daubentonii Felis silvestris Lagenorhynchus acutus Lagenorhynchus albirostris Hyla arborea Bombina variegata Coronella austriacus Rana arvalis Triturus cristatus Pelobates fuscus Podarcis muralis Rana lessonae Bufo calamita Alytes obstetricans Lacerta agilis Maculinea nausithous Lycaena dispar Maculinea teleius Maculinea arion Coenonympha hero Oxygastra curtisii Ophiogomphus cecilia Leucorrhinia pectoralis Aeshna viridis Sympecma paedisca Leucorrhinia albifrons
55 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Rivierrombout Sierlijke witsnuitlibel Vissen Houting Steur Vaatplanten Drijvende waterweegbree Groenknolorchis Kruipend moerasscherm Zomerschroeforchis Kevers Brede geelrandwaterroofkever Gestreepte waterroofkever Heldenbok Juchtleerkever Tweekleppigen Bataafse stroommossel
Stylurus flavipes Leucorrhinia caudalis Conegonus oxyrrhynchus Acipenser sturio Luronium natans Liparis loeselii Apium repens Spiranthes aestivalis Dytiscus latissimus Graphoderus bilineatus Cerambyx cerdo Osmoderma eremita Unio crassus
56 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Tabel 4: Vogels Nederlandse naam Aalscholver Alk Appelvink Baardmannetje Barmsijs Beflijster Bergeend Bergfluiter Bijeneter Blauwborst Blauwe kiekendief Blauwe reiger Boerenzwaluw Bokje Bontbekplevier Bonte kraai Bonte strandloper Bonte vliegenvanger Boomklever Boomkruiper Boomleeuwerik Boompieper Boomvalk Bosrietzanger Bosruiter Bosuil Braamsluiper Brandgans Breedbekstrandloper Brilduiker Brilzeeëend Bruine kiekendief Buidelmees Buizerd Canadese gans Casarca Cetti's zanger Dikbekzeekoet Dodaars Draaihals Drieteenmeeuw Drieteenstrandloper Duinpieper Dwerggans Dwerggors Dwergmeeuw Dwergstern Eidereend Ekster Engelse kwikstaart Europese kanarie Fazant Fitis
Wetenschappelijke naam Phalacrocorax carbo Alca torda Coccothraustes coccothraustes Panurus biarmicus Carduelis flammea Turdus torquatus Tadorna tadorna Phylloscopus bonelli Merops apiaster Luscinia svecica Circus cyaneus Ardea cinerea Hirundo rustica Lymnocryptes minimus Charadrius hiaticula Corvus corone cornix Calidris alpina Ficedula hypoleuca Sitta europaea Certhia brachydactyla Lullula arborea Anthus trivialis Falco subbuteo Acrocephalus palustris Tringa glareola Strix aluco Sylvia curruca Branta leucopsis Limicola falcinellus Bucephala clangula Melanitta perspicillata Circus aeruginosus Remiz pendulinus Buteo buteo Branta canadensis Tadorna ferruginea Cettia cetti Uria lomvia Tachybaptus ruficollis Jynx torquilla Rissa tridactyla Calidris alba Anthus campestris Anser erythropus Emberiza pusilla Larus minutus Sterna albifrons Somateria mollissima Pica pica Motacilla flava flavissima Serinus serinus Phasianus colchicus Phylloscopus trochilus
Flamingo Fluiter Frater Fuut Geelgors
Phoenicopterus ruber Phylloscopus sibilatrix Carduelis flavirostris Podiceps cristatus Emberiza citrinella
57 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Nederlandse naam Geelpootmeeuw Geelsnavelduiker Gekraagde roodstaart Gele kwikstaart s.l. Gele kwikstaart s.s. Geoorde fuut Gierzwaluw Glanskop Goudhaantje Goudplevier Goudvink Grasmus Graspieper Grauwe franjepoot Grauwe gans Grauwe gors Grauwe kiekendief Grauwe klauwier Grauwe pijlstormvogel Grauwe vliegenvanger Griel Groene specht Groenling Groenpootruiter Grote barmsijs Grote bonte specht Grote burgemeester Grote gele kwikstaart Grote jager Grote karekiet Grote kruisbek Grote lijster Grote mantelmeeuw Grote pieper Grote pijlstormvogel Grote stern Grote trap Grote zaagbek Grote zeeëend Grote zilverreiger Grutto Haakbek Havik Heggemus Holenduif Hop Houtduif Houtsnip Huismus Huiszwaluw IJsduiker IJseend IJsgors IJsvogel Jan van gent Kanoetstrandloper Kauw Keep Kemphaan Kerkuil
Wetenschappelijke naam Larus cachinnans Gavia adamsii Phoenicurus phoenicurus Motacilla flava Motacilla flava flava Podiceps nigricollis Apus apus Parus palustris Regulus regulus Pluvialis apricaria Pyrrhula pyrrhula Sylvia communis Anthus pratensis Phalaropus lobatus Anser anser Miliaria calandra Circus pygargus Lanius collurio Puffinus griseus Muscicapa striata Burhinus oedicnemus Picus viridis Carduelis chloris Tringa nebularia Carduelis flammea flammea Picoides major Larus hyperboreus Motacilla cinerea Stercorarius skua Acrocephalus arundinaceus Loxia pytyopsittacus Turdus viscivorus Larus marinus Anthus richardi Puffinus gravis Sterna sandvicensis Otis tarda Mergus merganser Melanitta fusca Egretta alba Limosa limosa Pinicola enucleator Accipiter gentilis Prunella modularis Columba oenas Upupa epops Columba palumbus Scolopax rusticola Passer domesticus Delichon urbica Gavia immer Clangula hyemalis Calcarius lapponicus Alcedo atthis Sula bassana Calidris canutus Corvus monedula Fringilla montifringilla Philomachus pugnax Tyto alba
58 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Nederlandse naam Kievit Klapekster Klein waterhoen Kleine alk Kleine barmsijs Kleine bonte specht Kleine burgemeester Kleine jager Kleine karekiet Kleine klapekster Kleine mantelmeeuw Kleine plevier Kleine rietgans Kleine strandloper Kleine vliegenvanger Kleine zilverreiger Kleine zwaan Kleinst waterhoen Kleinste jager Kluut Kneu Knobbelzwaan Koekoek Koereiger Kokmeeuw Kolgans Koolmees Koperwiek Korhoen Kortsnavelboomkruiper Kraanvogel Krakeend Kramsvogel Krekelzanger Krombekstrandloper Krooneend Kruisbek Kuifaalscholver Kuifduiker Kuifeend Kuifkoekoek Kuifleeuwerik Kuifmees Kwak Kwartel Kwartelkoning Lachstern Lepelaar Matkop Meerkoet Merel Middelste bonte specht Middelste jager Middelste zaagbek Morinelplevier Nachtegaal Nachtzwaluw Nonnetje Noordse gele kwikstaart Noordse pijlstormvogel
Wetenschappelijke naam Vanellus vanellus Lanius excubitor Porzana parva Alle alle Carduelis flammea cabaret Picoides minor Larus glaucoides Stercorarius parasiticus Acrocephalus scirpaceus Lanius minor Larus fuscus Charadrius dubius Anser brachyrhynchus Calidris minuta Ficedula parva Egretta garzetta Cygnus columbianus Porzana pusilla Stercorarius longicaudus Recurvirostra avosetta Carduelis cannabina Cygnus olor Cuculus canorus Bubulcus ibis Larus ridibundus Anser albifrons Parus major Turdus iliacus Tetrao tetrix Certhia familiaris macrodactyla Grus grus Anas strepera Turdus pilaris Locustella fluviatilis Calidris ferruginea Netta rufina Loxia curvirostra Phalacrocorax aristotelis Podiceps auritus Aythya fuligula Clamator glandarius Galerida cristata Parus cristatus Nycticorax nycticorax Coturnix coturnix Crex crex Gelochelidon nilotica Platalea leucorodia Parus montanus Fulica atra Turdus merula Picoides medius Stercorarius pomarinus Mergus serrator Charadrius morinellus Luscinia megarhynchos Caprimulgus europaeus Mergus albellus Motacilla flava thunbergi Puffinus puffinus
59 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Nederlandse naam Noordse stern Noordse stormvogel Notekraker Oehoe Oeverloper Oeverpieper Oeverzwaluw Ooievaar Ortolaan Paapje Paarse strandloper Papegaaiduiker Parelduiker Patrijs Pestvogel Pijlstaart Pimpelmees Poelruiter Poelsnip Porseleinhoen Purperreiger Putter Raaf Ralreiger Ransuil Regenwulp Reuzenstern Rietgans Rietgors Rietzanger Ringmus Rode patrijs Rode wouw Roek Roerdomp Roodborst Roodborsttapuit Roodhalsfuut Roodhalsgans Roodkeelduiker Roodkeelpieper Roodkopklauwier Roodmus Roodpootvalk Rosse franjepoot Rosse grutto Rotgans Rotsduif Rouwkwikstaart Roze spreeuw Ruigpootbuizerd Ruigpootuil Scharrelaar Scholekster Sijs Slangearend Slechtvalk Slobeend Smelleken Smient
Wetenschappelijke naam Sterna paradisaea Fulmarus glacialis Nucifraga caryocatactes Bubo bubo Actitis hypoleucos Anthus spinoletta littoralis Riparia riparia Ciconia ciconia Emberiza hortulana Saxicola rubetra Calidris maritima Fratercula arctica Gavia arctica Perdix perdix Bombycilla garrulus Anas acuta Parus caeruleus Tringa stagnatilis Gallinago media Porzana porzana Ardea purpurea Carduelis carduelis Corvus corax Ardeola ralloides Asio otus Numenius phaeopus Sterna caspia Anser fabalis Emberiza schoeniclus Acrocephalus schoenobaenus Passer montanus Alectoris rufa Milvus milvus Corvus frugilegus Botaurus stellaris Erithacus rubecula Saxicola torquata Podiceps grisegena Branta ruficollis Gavia stellata Anthus cervinus Lanius senator Carpodacus erythrinus Falco vespertinus Phalaropus fulicaria Limosa lapponica Branta bernicla Columba livia Motacilla alba yarrellii Sturnus roseus Buteo lagopus Aegolius funereus Coracias garrulus Haematopus ostralegus Carduelis spinus Circaetus gallicus Falco peregrinus Anas clypeata Falco columbarius Anas penelope
60 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Nederlandse naam Sneeuwgans Sneeuwgors Snor Sperwer Sperwergrasmus Spotvogel Spreeuw Sprinkhaanzanger Staartmees Steenarend Steenloper Steenuil Steltkluut Stormmeeuw Stormvogeltje Strandleeuwerik Strandplevier Tafeleend Taigaboomkruiper Taigarietgans Tapuit Temmincks strandloper Tjiftjaf Toendrarietgans Toppereend Torenvalk Tuinfluiter Tureluur Turkse tortel Vaal stormvogeltje Veldleeuwerik Velduil Vink Visarend Visdief Vlaamse gaai Vorkstaartmeeuw Vuurgoudhaantje Waaierstaartzanger Waterhoen Waterpieper Waterral Waterrietzanger Watersnip Waterspreeuw Wespendief Wielewaal Wilde eend Wilde zwaan Winterkoning Wintertaling Witbandkruisbek Witbuikrotgans Witgatje Witoogeend Witstuitbarmsijs Witte kwikstaart s.l. Witte kwikstaart s.s. Witvleugelstern Witwangstern
Wetenschappelijke naam Anser caerulescens Plectrophenax nivalis Locustella luscinioides Accipiter nisus Sylvia nisoria Hippolais icterina Sturnus vulgaris Locustella naevia Aegithalos caudatus Aquila chrysaetos Arenaria interpres Athene noctua Himantopus himantopus Larus canus Hydrobates pelagicus Eremophila alpestris Charadrius alexandrinus Aythya ferina Certhia familiaris Anser fabalis fabalis Oenanthe oenanthe Calidris temminckii Phylloscopus collybita Anser fabalis rossicus Aythya marila Falco tinnunculus Sylvia borin Tringa totanus Streptopelia decaocto Oceanodroma leucorhoa Alauda arvensis Asio flammeus Fringilla coelebs Pandion haliaetus Sterna hirundo Garrulus glandarius Larus sabini Regulus ignicapillus Cisticola juncidis Gallinula chloropus Anthus spinoletta spinoletta Rallus aquaticus Acrocephalus paludicola Gallinago gallinago Cinclus cinclus Pernis apivorus Oriolus oriolus Anas platyrhynchos Cygnus cygnus Troglodytes troglodytes Anas crecca Loxia leucoptera Branta bernicla hrota Tringa ochropus Aythya nyroca Carduelis hornemanni Motacilla alba Motacilla alba alba Chlidonias leucopterus Chlidonias hybridus
61 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Nederlandse naam Woudaapje Wulp Zanglijster Zeearend Zeekoet Zilvermeeuw Zilverplevier Zomertaling Zomertortel Zwarte ibis Zwarte kraai Zwarte mees Zwarte ooievaar Zwarte roodstaart Zwarte ruiter Zwarte specht Zwarte stern Zwarte wouw Zwarte zeekoet Zwarte zeeëend Zwartkop Zwartkopmeeuw
Wetenschappelijke naam Ixobrychus minutus Numenius arquata Turdus philomelos Haliaeetus albicilla Uria aalge Larus argentatus Pluvialis squatarola Anas querquedula Streptopelia turtur Plegadis falcinellus Corvus corone corone Parus ater Ciconia nigra Phoenicurus ochruros Tringa erythropus Dryocopus martius Chlidonias niger Milvus migrans Cepphus grylle Melanitta nigra Sylvia atricapilla Larus melanocephalus
62 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
Bijlage 3. Territoria aangetroffen broedvogels Toelichting: Bij het maken van de territoria-kaarten is gewerkt volgens de broevogelmonitoring van SOVON. In de eerste stap zijn alle waarnemingen van de tien veldrondes op kaart gezet. Dit zijn de blauwe stippen met een wit cijfer van 1 tot 10 erin. Vervolgens is er een clustering gemaakt van de punten. Hierbij geldt dat in 1 cluster slechts 1x een stip van elke afzonderelijke veldronde mag zitten. Twee stippen uit veldronde 5 zitten dus per definitie in twee verschillende territoria. Daarnaast is rekening gehouden met de fusie-afstand. Wanneer de fusie-afstand 300 meter is wil dat zeggen dat twee stippen die verder als 300 meter uit elkaar liggen tot twee verschillende territoria behoren. De fusie afstanden en minimaal aantal waarnemingen per soort zijn: Soort Boomleeuwerik Gaai Gekraagde roodstaart Holenduif Koekoek Koolmees Matkop Nachtzwaluw Zwarte specht
Fusie-afstand 300 500 200 300 1000 300 500 300 600
Minimaal aantal waarnemingen 1 2 1 1 1 1 1 1 2
Datumgrenzen 15 maart – 20 juni 1 april – 10 juli 10 mei – 30 juni 1 april – 31 juli 15 mei – 30 juni 15 maart – 30 juni 1 februari – 30 juni 15 mei – 10 augustus 15 maart – 20 juni
63 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
64 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
65 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
66 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
67 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
68 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH Kaart 1. Toponiemen
69 © 2010 Scouting Nederland
TOETSING NATUURWETGEVING SCOUTINGKAMPEERTERREIN ACHTER ’T HEEZERENBOSCH
70 © 2010 Scouting Nederland