Toespraak voor Elsevier FINAL Den Haag 20-4-2012
Gedurende vijftig jaar, van 1620 tot 1670, was Nederland een Europese en dus een wereldgrootmacht. De Verenigde Provinciën waren toen leidend op velerlei terrein: kunstzinnig, wetenschappelijk, juridisch en economisch. De wissel en de naamloze vennootschap zijn hier ontstaan. Al in de 16e eeuw pleitte Coornhert voor vrijheid van godsdienst en Nederland heeft veel baat gehad bij duizenden hugenoten die Frankrijk moesten ontvluchten. Dit alles terwijl de Nederlandse staatsinrichting te krakkemikkig voor woorden was. De vertegenwoordigers van de provinciale mogendheden moesten soms dagenlang reizen om in Den Haag te komen en dan weer terug om nieuwe instructies te halen. Hier blijkt dat een goede staatsinrichting niet noodzakelijk is voor een bloeiende economie. Dit is een les voor de Europese Unie. Wie beweert dat een Europese Grondwet en een gestroomlijnde staatsinrichting nodig zijn om ‘op de wereldmarkt een vuist te kunnen maken, omdat wij anders niet meetellen’, zoals vaak wordt gezegd, vergist zich. Het zijn bovenal ondernemingen, die concurreren. Het zijn de slimme uitvinders, in Delft en elders, die zich in het buitenland een naam weten te verwerven. Europese regelgeving kan belang hebben – vooral waar het de interne markt en antidumping betreft – maar kan nooit de plaats innemen van de enkele onderzoeker die zijn uitvinding laat patenteren. Wat wij bovenal nodig hebben, zijn de animal sprits van agressieve, scherp concurrerende ondernemingen, red in tooth and claw. Na het rampjaar 1672 – het volk redeloos, de regering radeloos, het land reddeloos - verloren de Verenigde Provinciën macht en welvaart. Niet alleen werd de concurrentie heviger – denk maar aan de protectionistische Engelse ‘Acte van Navigatie’ – maar het wereldomspannende commerciële rijk begon in zijn voegen 1
te kraken. De lijst is indrukwekkend: Fort Batavia op Java (1611), Fort Zeelandia op Formosa (1624) ; Fort Elmina in Ghana (1637); Deshima in Japan (1641), Kaap de Goede Hoop (1652) ; Cochin (1663) in India; veel handelsposten werden van de Portugezen ‘overgenomen’. Suriname werd in 1667 met de Engelsen geruild tegen Nieuw Amsterdam (nu Manhattan) en de Banda-eilanden. Dit alles binnen een halve eeuw.De basis in Holland was te klein voor die avonturen. Al die bezittingen konden onmogelijk tegelijk worden beheerd. Het was een duidelijk geval van wat nu imperial overstretch wordt genoemd. Het verlies aan macht werd gecompenseerd door ethische pretenties. Hoe minder macht des te meer ethiek. De volkenrechtsgeleerde Van Vollenhoven noemde Nederland “ een baken van licht in een duistere wereld”. In de jaren dertig van de vorige eeuw was Nederland dan ook resoluut pacifistisch. Na de Tweede Wereldoorlog werd Nederland lid van de NAVO. Maar dat was een onderbreking van een historisch patroon. De Europese Unie lijdt ook aan imperial overstretch. Voor twee zeer belangrijke projecten zijn wij afhankelijk van de medewerking van andere lidstaten. Ten eerste Schengen en ten tweede de muntunie. Schengen betekent paspoort-vrij reizen. Dat kan alleen als de lidstaten hun buitengrenzen bewaken. Maar dat kunnen de Grieken niet, zomin als zij in staat zijn de draconische bezuinigingen op te brengen die nu van hen worden geëist. De Griekse staat is een zwakke staat. Tijdens mijn lidmaatschap van de Europese Commissie, dus vóór november 2004, is Griekenland 150 miljoen euro beloofd voor het opzetten van een kadaster. Dat is er nog steeds niet. De Duitse minister van Binnenlandse Zaken Friedrich wil strengere grenscontroles in het Schengen gebied: “Wanneer landen als Griekenland bij de controle van de
2
buitengrenzen (-) tekortschieten, moeten we op de binnengrenzen tijdelijk weer controles kunnen uitoefenen.” De Fransen denken er net zo over. Enig besef dat de EU op zijn grenzen is gestoten, is in Brussel en Straatsburg ver te zoeken. Het is nog steeds ‘meer Europa’ dat men wil, hoewel de Nederlandse burger vooral ‘minder Europa’ wil. Dat geeft ook het democratische deficit aan. Het Europees Parlement is legitiem want het is volgens de regels gekozen maar het is niet representatief want het weerspiegelt niet langer de wensen van de burgers. Ik wil kort zijn over de kredietcrisis want Sweder van Wijnbergen weet daar veel meer vanaf dan ik. Slechts een paar hoofdpunten dus. De monetaire unie is het resultaat van een Franse wens en een Duitse concessie. De Franse wens was een greep op de D-mark krijgen via een Europese Centrale Bank die onder politieke invloed zou staan. Maar de ECB is onafhankelijk want dat eisten de Duitsers en de Nederlanders. Duitsland- of liever gezegd: Helmut Kohl – was bereid de D-mark op te geven om daarmee de Europese Politieke Unie (EPU) binnen te halen. Dat was een enorme concessie. Maar die EPU, dwz. een federaal Europa, is er nooit gekomen en zal er ook nooit komen. De conclusie moet zijn dat noch Frankrijk noch Duitsland zijn ambitie heeft kunnen verwezenlijken.
De EMU lijdt voorts aan twee geboortedefecten. Ten eerste is er geen middel om gehoorzaamheid aan de criteria af te dwingen. Dit is nu in zoverre het geval dat lidstaten nationale regels moeten invoeren om hun structurele begrotingstekort tot 0,5% te beperken. Doen zij dat niet, kan het Europees Hof van Justitie een boete van maximaal 0,1% van het BBP uitdelen. Maar het Hof gaat niet over de implementatie van deze regel, dwz. in hoeverre hij wordt gevolgd. Er is dus weinig veranderd. Bovendien heeft de Franse presidentskandidaat François Hollande gezegd dat hij die afspraak wil heronderhandelen, mocht hij slagen in zijn ambitie. Het tweede defect is dat de muntunie poogt twee groepen landen te bedienen die 3
qua economische cultuur sterk van elkaar verschillen: de Noordwest Europese landen die streven naar regels en discipline, en de Mediterrane landen, die streven naar politieke oplossingen voor economische problemen. De eerste groep streeft naar soliditeit, de tweede naar solidariteit dwz. andermans geld. Dat kon niet goed gaan en dat is ook niet goed gegaan.
Herman van Rompuy, de president van de Euroraad die alle ministers-presidenten van de Eurolanden verenigt, heeft de euro terecht een slaappil genoemd. De mediterrane landen konden genieten van een kunstmatig lage rente en hebben dat op uitbundige wijze gedaan. De euro heeft hen van de markt geïsoleerd. Datzelfde zou gebeuren als wij het rampzalige plan van de eurobonds zouden omarmen. Dit komt erop neer dat alle eurolanden hun overheidsschulden op één hoop zouden gooien en zouden financieren door obligaties met een gemiddelde Europese rente. Een schuldenunie dus. Niet alleen zou dit Nederland elk jaar miljarden aan rente meer kosten dan nu – de gemiddelde Europese rente is immers hoger dan wat Nederland moet betalen – maar de debetlanden zouden weer aan de tucht van de markt ontsnappen terwijl die tucht voor hen nu juist noodzakelijk is.
Een kort woord nog over Griekenland en Italië. Ik zie geen toekomst voor Griekenland als lid van de muntunie. Een inspectieteam van de Troïka kan natuurlijk elke drie maanden Athene bezoeken om te zien of het opschiet, maar elke keer zal het terugkeren met de mededeling dat de Grieken hun voornmens weer niet hebben waargemaakt.
Met Italië is het gelukkig anders. Mijn oud-collega in de Europese Commissie Mario Monti probeert op moedige wijze daar orde op zaken te stellen. Maar nu hij specifieke maatregelen gaat voorstellen, zakt zijn populariteit en politieke steun. 4
Een van de hete hangijzers daar is de versoepeling van het ontslagrecht, waar de vakbonden natuurlijk tegen zijn. Wij kennen hier die problematiek.
Heeft Nederland er verstandig aan gedaan zich bij de muntunie aan te sluiten? Ja, omdat Duitsland meedeed. Zonder Duitsland was de hele muntunie niet van de grond gekomen. Met Duitsland zouden wij niet hebben kunnen achterblijven.
Mijn onderwerp luidt: ‘Nederland en Europa in de Wereldeconomie.’ Het is altijd goed de concurrenten te kennen tegen wie men moet optornen, om te beginnen dus de zgn. BRIC’s: Brazilië, Rusland, India en China. Over de Russische economie ben ik niet optimistisch. Het land is corrupt en zeer afhankelijk van de uitvoer van koolwaterstoffen. Die uitvoer op peil houden zal vele miljarden aan westerse investeringen vereisen. Het is dus de vraag wie de ander het meest nodig heeft: Rusland of West-Europa. Bovendien daalt de Russische bevolking in schrikbarend tempo. Alles bij elkaar geen goed vooruitzicht. Brazilië daarentegen ontwikkelt zich goed. Zeker zal het ook op verschillende terreinen – denk maar aan de vliegtuigbouw – concurrentie met Europese ondernemingen aangaan. Maar het land vertoont toch ook tekortkomingen die klassiek zijn voor Latijns Amerika, zoals uit de hand gelopen overheidsuitgaven en oplopende inflatie. Is dat voor India anders? Zeker, Tata heeft British Steel en de Hoogovens overgenomen. De diamantindustrie en de callcenters in Bombay zijn concurrerend. Zo is er meer. Maar de huidige regering negeert reële problemen, zoals een groeiend geweld tegen vrouwen en het stijgende aantal armen. Tijdens de Commonwealth Games probeerde zij achterbuurten te verbergen achter reclameborden maar daar trapte niemand in. De allesoverheersende bureaucratie 5
van dat land tenslotte – de babu’s – zal India toch dwars blijven zitten in zijn poging zich tot wereldniveau te verheffen. Tenslotte China. De economische groei van dat land is spectaculair, de problemen ook. Hoe hoger de groei, des te groter de problemen. Niemand weet, hoe dit gaat aflopen. Het Chinese model schiet tekort in verantwoording, transparantie, democratische vertegenwoordiging en het recht. Het lijdt onder corruptie, nepotisme, ongelijkheid en sociale instabiliteit. i Elk jaar zijn er naar schatting 100.000 botsingen van burgers met het regime. De partij probeert uit alle macht televisie programma’s tegen te houden die keuzes bieden. Zij onderdrukt de Falun Gong-beweging, die niet meer lijkt te zijn dan een soort geestelijke Tai Tsji. Maar het zal niet helpen: een autoritair regime dat economisch succesvol is, produceert een middenklasse en daarmee ook zijn eigen critici en aldus zijn ondergang. ii Een voorbeeld is de val van Bo Xilai, de heerser van Tsjonking. De regering van China heeft geprobeerd gesprekken via het internet over deze zaak te censureren maar tevergeefs. De sociale media laten zich niet meer onderdrukken. In de eerste helft van de jaren tachtig was ik staatssecretaris voor de buitenlandse handel. Bij de maandelijkse besprekingen in Brussel ging het vooral over één zaak: Japan. Wie heeft het nu nog over Japan? Ik kan dit te korte overzicht niet beëindigen zonder gewag te maken van twee zeer belangrijke gebieden, namelijk de Arabische wereld en de Verenigde Staten. Niemand heeft de Arabische lente voorzien. De burgers van Tunesië en Egypte hadden plotseling genoeg van hun heersers. Door de sociale media sloeg de vonk makkelijk en snel over van het ene naar het andere land. In het geval van Libië hebben Frankrijk, Groot Brittanië en de VS meegedaan om de overwinning van het volk te verzekeren. Ik vind die hulp te billijken want anders had het leger van Khadafi de opstand waarschijnlijk neergeslagen. Iedereen in die drie landen zegt de 6
democratie te willen. Ik ben sceptisch over de mogelijkheid dat dit gaat lukken. West Europa heeft er eeuwen over gedaan om een democratie te ontwikkelen. Zou dat daar in sneltreinvaart lukken? Bovendien hebben de Tunesiërs en de Egyptenaren in meerderheid voor orthodox islamitische partijen gekozen. Zullen die hun woord houden? De Moslimbroederschap in Egypte heeft beloofd niet mee te doen aan de presidentiële verkiezingen maar heeft nu toch een kandidaat in het veld gebracht. Dat is een slecht voorteken.
Mijn Amerikaanse vrienden zijn vervuld van zorgen over hun eigen land. De slinkende invloed van Amerika is onmiskenbaar. In 1969 vertegenwoordigden de VS een derde van het wereldinkomen (36%). In 2000 was dat 30% en in 2010 23,1 %. Dat is een duidelijke gang omlaag. Daar komen nog drie factoren bij. Ten eerste de crisis van de middenklasse, waarvan velen geen veilige, goed betaalde banen meer kunnen krijgen. Ten tweede een groeiend verschil tussen de elite en de rest, zowel in inkomen als in kennis en vaardigheden. Ten derde de groeiende polarisatie tussen Democraten en Republikeinen die ook een oplossing van het overheidsschuldenprobleem in de weg staat. De EU mag haar problemen hebben, de VS heeft die zeker ook.
Veel opkomende landen vertonen overheidskapitalisme. Zeker, ook de Nederlandse regering kan helpen. Als staatssecretaris voor de buitenlandse handel heb ik in de eerste helft van de jaren tachtig een overeenkomst over Fokkers in Egypte kunnen aangaan. Maar daartoe moesten die Fokkers wel eerst bestaan. En of dat staatskapitalisme nu zo doelmatig is, weet ik niet. The Economist van 21 januari heeft de feilen uiteengezet: tekortschietende innovatie en cronyism. Men mag zijn concurrenten zeker niet onderschatten. Maar hen overschatten is ook niet dienstig. Ik pleit voor een nuchtere benadering. Die zegt mij dat er geen sprake 7
van hoeft te zijn dat Europa van de kaart wordt geveegd door opkomende landen en dat wij kunnen doorgaan ons stevig op de wereldmarkt te positioneren, mits wij natuurlijk doen wat nodig is. De lidstaten van de Europese Unie lijden aan een aantal ingeslepen kwalen: afnemende economische groei, vergrijzende bevolkingen; hoge werkloosheid; starre arbeidsmarkten; onvoldoende innovatie en te dure welzijnsstelsels. Die kwalen moeten worden aangepakt. Op het Europese vlak betekent dit in de eerste plaats de kredietcrisis te boven komen en de interne markt uitbouwen en verstevigen. Op nationaal niveau betekent het de arbeidskosten in de hand houden en de arbeidsmarkt flexibiliseren.
Ik wil het nu niet hebben over strategische dreigingen zoals de verspreiding van kernwapens; een blokkade van de levering van olie en gas; een destabilisering van het Midden Oosten of een opleving van het terrorisme. Ieder van die onderwerpen zou een aparte verhandeling vereisen. Wat Nederland betreft, moet ik aan de Amerikaanse cartoonfiguur Pogo denken, die beroemd is geworden door zijn uitspraak: I have seen the enemy and it is us. Als wij ons onderwijs niet verbeteren, zijn wij op termijn de klos. Nederland kent veel begaafde studenten. Maar te velen schieten tekort in ambitie en discipline. Die twee – ambitie en discipline – vormen de basisvoorwaarden voor een bloeiende economie die ook in het buitenland stand zal houden. Frits Bolkestein, Amsterdam, april 2012 2274 w. i Lifen Zhang: “Memo from
ii
Frans
Beijing: the Chinese model has lost all its luster”
Verhagen: Chinese Paradoxen, Hollands Maandblad 2012-3
8