Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 1
BASF Antwerpen N.V. Haven 725, Scheldelaan 600, B-2040 Antwerpen 4 KWM-nummer: 09 Procesbeheersing Profiel: KWM wegwijzer Trefwoorden: Gasflessen Procedure: 09.38 Paragraaf:09.D. - Brand- en explosiebeveiliging Verantwoordelijke eenheid:Bedrijfstechniek
Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen
Verantwoordelijke: Nathalie Wens/BASANT/BASF Revisie: 1 Revisiedatum: 23/08/2011 Status: ACTUEEL Identificatie: 249 RC-code: 3 Arbeidsveiligheid
Toepassingsgebied: BASANT, Partners
Inhoud 1.
Doel / Toepassingsgebied
2.
Definities
3.
Verantwoordelijkheden
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Maatregelen Inrichting van de opslagplaats Bouw van een open opslagplaats Bouw van een gesloten opslagplaats Afstandsregels Spuitbussen Gasflessen
5.
Documentatie
6.
Referenties
pagina 1
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 2
1.
Doel / Toepassingsgebied De reglementeringen i.v.m.gasflessen kenbaar maken aan de medewerkers die: verantwoordelijk zijn voor de opslag van verplaatsbare recipiënten, werken /omgaan met gasflessen. Deze wegwijzer is van toepassing op alle werkplaatsen/labo's /diensten waar verplaatsbare recipiënten (gasflessen/spuitbussen ) opgeslagen en/of gebruikt worden.
2.
Definities [Klik om te openen] Opslagplaats Een gebouw/ruimte al dan niet voorzien van een dak , dat dient voor het opslaan van samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van >300 liter. Open opslagplaats Opslagplaats die voor maximaal 3/4 van de omtrek gesloten is. Verplaatsbaar recipiënt (gasflessen, spuitbussen) Een recipiënt dat niet op de plaats waar het gevuld werd, wordt gebruikt. Veiligheidsscherm Een scherm dat tot doel heeft de opslagplaats voor brand van buitenaf te beschermen, het gaat ofwel om een tussenmuur ofwel om één of meerdere muren van de opslagplaats of stockeringszone . Inhoud Onder de inhoud van een opslagplaats wordt verstaan het gezamenlijke waterinhoudsvermogen van alle NIET aangesloten recipiënten (zowel ledige als gevulde). Verplaatsbare recipiënten aangeschakeld aan verplaatsbare verbruikstoestellen worden niet meegeteld. Verplaatsbare recipiënten aangeschakeld aan vaste verbruikstoestellen worden eveneens niet meegeteld wanneer het waterinhoudsvermogen van het recipiënt of van de aangeschakelde flessenbatterij minder dan 300 liter bedraagt. Indeling van de gassen 1° ontvlambare gassen, omvattende : a) gassen die alleen ontvlambaar zijn (F): bv. acethyleen, propaan, butaan b) ontvlambare giftige (F en T) of ontvlambare schadelijke gassen (F en Xn): bv. CO, EO c) ontvlambare zeer giftige gassen (F en T+): bv. arsine, fosfine 2° giftige gassen, omvattende: a) gassen die alleen giftig (T) of schadelijk (Xn) zijn: bv. ammoniak b) gassen die alleen zeer giftig (T+) zijn: bv. fosgeen 3° oxiderende gassen, omvattende: a) gassen die alleen oxiderend zijn (O): bv. zuurstof b) gassen die ofwel zowel oxiderend als giftig zijn (O en T) ofwel zowel oxiderend en zeer giftig zijn (O en T+): bv. chloor, fluor 4° de andere niet in sub 1° tot en met sub 3° bedoelde gassen: bv. argon, stikstof, helium
pagina 2
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 3
Eigenschappen gas Gasvormige toestand: Samengeperste gassen en gasmengsels met een druk van 0,5 t/m 300 bar, bv. zuurstof, argon, stikstof en gasmengsels van deze gassen bv. argon/waterstof, argon/kooldioxide Vloeibare toestand: vloeibaar gemaakte gassen bv. propaan, butaan, LPG (mengsel van butaan en propaan), zuurstof, argon en stikstof. Cryogene gassen: diepgekoelde gassen bv. argon, zuurstof, stikstof . Onder druk opgelost gas: bv. acetyleen
Kleurencode
Etikettering
3.
Verantwoordelijkheden [Klik om te openen] Het bedrijfsteam/diensthoofd zorgt ervoor dat : de medewerkers die omgaan met gasflessen de nodige opleiding krijgen. de opslagplaats voor verplaatsbare recipiënten welke tot zijn bedrijf /dienst behoort voldoet aan deze KWM-wegwijzer.
4.
Maatregelen
4.1.
Inrichting van de opslagplaats Een opslagplaats voor verplaatsbare recipiënten wordt verdeeld in verschillende opslagzones. Elke opslagzone mag enkel gassen bevatten die in eenzelfde groep
pagina 3
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 4
zijn ingedeeld. Tussen deze zones moet er een minimum afstand aangehouden worden zoals gespecifieerd in paragraaf 4.4. Indien de minimum afstand 0 meter bedraagt, dan mogen deze gassen samen opgeslagen worden. De vermelde veiligheidsafstanden mogen verminderd worden door de constructie van een veiligheidsscherm, op voorwaarde dat de horizontaal omheen dit scherm gemeten afstand tussen de beschouwde stockeringszone en de voornoemde zones en elementen, gelijk is aan of meer bedraagt dan de voorgeschreven minimale veiligheidsafstanden. Verplaatsbare recipiënten (zowel ledige als gevulde) aangesloten aan verbruikstoestellen vallen niet onder de voorschriften voor opslag, met uitzondering van verplaatsbare recipiënten aangeschakeld aan vaste verbruikstoestellen wanneer het waterinhoudsvermogen van het recipiënt of van de aangeschakelde flessenbatterij meer dan 300 liter bedraagt. In dit laatste geval moet wel aan onderstaande voorschriften met betrekking tot opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten, b.v. afstandsregels, voldaan worden. De lege recipiënten worden binnen hun respectievelijke stockeringszones opgeslagen op een hiervoor voorbehouden plaats die duidelijk is aangegeven. Stockeringszones worden aangegeven door: markeringen op de grond, veiligheidsschermen, wanden, kettingen of vaste afbakeningen op 1 m hoogte.
In de opslagplaatsen en in de zones die begrensd zijn door de voorgeschreven veiligheidsafstanden en -schermen is het verboden enige overtappingsoperatie uit te voeren. Het veiligheidsscherm is ofwel van metselwerk met een dikte van min. 18 cm, ofwel van beton met een dikte van tenminste 10 cm, ofwel van enig ander materiaal met een dikte die een equivalente vuurweerstandscoëfficiënt heeft. Voor de opslagplaatsen in open lucht tot en met een waterinhoud van 10 000 liter volstaat een dicht en onbrandbaar scherm. Het scherm heeft een hoogte van minimaal 2 m en moet de maximale hoogte van de opgeslagen recipiënten met minimaal 0,5 m overschrijden Verlichting: voor de kunstmatige verlichting is alleen elektrische verlichting toegelaten. De verwarming van de lokalen of van de plaatsen waar ontvlambare gassen geproduceerd, opgeslagen en/of behandeld worden, mag enkel geschieden door middel van toestellen waarvan de plaatsing en de werking voldoende waarborgen bieden om brand- en ontploffingsgevaar te voorkomen. Verwarmingstoestellen zijn zo geplaatst dat zij de wand van opgeslagen gasrecipiënten niet overmatig kunnen opwarmen. In geval van stockering van gassen gerangschikt in groep 1, dienen elektrische apparaten tot een minimum beperkt. Zij beantwoorden aan de voorschriften van het Algemeen Reglement op Elektrische Installaties (AREI) voor een zone 2. Algemeen moeten de elektrische installaties in zones waar gevaar bestaat voor brand en ontploffing door de toevallige aanwezigheid van een ontplofbaar mengsel uitgevoerd worden volgens de vereisten van een zoneringsplan.
pagina 4
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 5
In open en gesloten opslagplaatsen alsmede zones die begrensd zijn door de veiligheidsafstanden en/of de veiligheidsschermen die zijn voorgeschreven, is het verboden te roken, vuur te maken of gebruik te maken van toestellen met onbeschermd vuur of onbeschermde vlam, andere zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare stoffen op te stapelen, voor zover er zich recipiënten in deze opslagplaats bevinden, tenzij voor onderhouds- en constructiedoeleinden op voorwaarde dat de door de exploitant of zijn aangestelde vastgestelde voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Wanneer ontvlambare gassen effectief aanwezig zijn, dient het gehalte aan brandbaar gas in de werkzone onder de grens van één vijfde van de laagste ontvlambaarheidsgrens te blijven. Dit gehalte moet tijdens de uitvoering van de werken voortdurend gecontroleerd worden. De aanwezigheid van ontvlambare stoffen, het verbod tot roken en vuur te maken dient door vastgestelde reglementaire pictogrammen aangeduid te worden. 4.2.
Bouw van een open opslagplaats Een open opslagplaats voor verplaatsbare recipiënten moet aan volgende eisen voldoen: de bodem moet bestaan uit een weerstandbiedend en ondoordringbaar materiaal zodat de stabiliteit van de recipiënten verzekerd is. de bodem mag niet lager liggen dan het belendende terrein en er mogen geen openingen noch holten of geulen aanwezig zijn tenzij voor de afvoer van hemelwater (indien er een hydraulisch bediend afvoerslot aanwezig is); dit geldt eveneens binnen de voorgeschreven veiligheidszone voorziene afstanden. het dak (indien aanwezig) moet uit onbrandbaar materiaal gemaakt zijn en mag hoe dan ook slechts voor max. 20 % uit doorschijnend en zelfdovend materiaal bestaan. de wanden bestaan uit onbrandbaar materiaal. indien men de veiligheidsafstanden t.o.v. andere gebouwen wil verminderen, kan men een gedeelte van de wanden als veiligheidsscherm uitvoeren. Indien de oppervlakte van de opslagplaats > 100 m ² bedraagt en de gevelomtrek < 1/2 open is, dienen de bouwkundige -en brandtechnische maatregelen in een aparte veiligheidsbespreking vastgelegd te worden.
4.3.
Bouw van een gesloten opslagplaats In principe wordt de bouw van een opslagplaats voor verplaatsbare recipiënten altijd als open opslagplaats gebouwd. Indien hiervan wordt afgeweken (b.v. opslag in lokalen) dienen in een afzonderlijke veiligheidsbespreking de maatregelen vastgelegd te worden waaraan een dergelijke opslagplaats moet voldoen. De aanwezigheid van gasflessen is niet toegelaten in kelders en in lokalen lager gelegen dan het maaiveld, behalve voor toevallige werkzaamheden.
4.4.
Afstandsregels
4.4.1.
Afstandsregels voor open opslagplaatsen voor gasflessen [Klik hier] Afstandsregels voor open opslagplaatsen voor gasflessen
4.4.2.
Afstandsregels voor gesloten opslagplaatsen voor gasflessen [Klik hier] Afstandsregels voor gesloten opslagplaatsen voor gasflessen
4.4.3.
Afstandsregels voor open opslagplaatsen voor vaste, ongekoelde gasreservoirs,
pagina 5
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 6
andere dan voor vloeibaar gemaakte handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan [Klik hier] Afstandsregels voor open opslagplaatsen voor vaste, ongekoelde gasreservoirs, andere dan voor vloeibaar gemaakte handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan 4.5.
Spuitbussen Volgende algemene voorschriften dienen gevolgd te worden: beschermen tegen de zon en niet blootstellen aan een hogere temperatuur dan 50° C. bewaren in een goed geventileerde ruimte. niet spuiten in de richting van een vlam of een gloeiend voorwerp. verwijderd houden van ontstekingsbronnen. selectieve afvalverwerking van de lege spuitbus.
4.6.
Gasflessen
4.6.1.
Behandelen van gasflessen Gasflessen worden verticaal geplaatst en met kettingen of beugels vastgemaakt om omvallen te voorkomen. Gasflessen waarvan de constructie zodanig is dat ze stabiel staan, behoeven niet vast te worden gezet. Dit geldt over het algemeen voor propaan-/butaanflessen en andere (gelaste) flessen met een grote doorsnede. Sommige grotere gasflessen (>1m³) zijn ontworpen om horizontaal geplaatst en getransporteerd te worden. Deze flessen zijn voorzien van opstaande beschermranden rondom de fles. Bij horizontaal transport dient extra aandacht besteed te worden aan het borgen van de lading.
Volle flessen worden geleverd met afdichtingsstop en beschermkap; deze laatste moet ook bij ledige flessen aangebracht worden. Bij transport van gasflessen moet de beschermkap steeds correct aangebracht worden om de afsluiter, het aansluitstuk en het reduceertoestel te beschermen. In uitzonderlijke gevallen, bij het verplaatsen van de fles, vastgemaakt op een flessenkar, over een korte afstand om de fles onmiddellijk opnieuw te gebruiken (bv. voor het afijken van metingen) dient de beschermkap niet telkens aangebracht te worden. Een gasfles mag nooit omhoog gehesen worden aan de beschermkap of aan de afsluitkraan. Het hijsen van gasflessen dient bij voorkeur te gebeuren in een speciale aangepaste kooi, beschikbaar bij de dienst Transport.
pagina 6
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 7
Het horizontaal rollen van gasflessen is niet toegelaten tenzij deze flessen hiervoor ontworpen zijn. Transport via liften dient beperkt tot situaties waar andere transportmethodes niet toepasbaar zijn. Bij transport van goederen mag de lift niet gebruikt worden door personen. Bij transport van gasflessen dient steeds rekening gehouden te worden met volgende voorschriften: het voertuig moet voorzien zijn van een dichte scheidingswand tussen de ruimte voor de bestuurder en de gasflessen. de laadruimte moet voldoende geventileerd worden, dit kan d.m.v. verluchtingsopeningen of geforceerde ventilatie. de gasflessen moeten stevig vastgezet worden zodat ze niet kunnen rollen of vallen. Bij voorkeur gebeurt het transport met een flessenwagen. 4.6.2.
Gebruik van gasflessen. Beperk de hoeveelheid gasflessen in de werkplaatsen/bedrijven tot het strikte minimum. Flessen met vloeibaar gemaakte gassen moeten tijdens gebruik rechtop gezet worden. Gebruik een acetyleencilinder rechtop of bij een helling van minimaal 30°. Andere gasflessen worden bij voorkeur eveneens rechtop gezet. Draai bij werkonderbreking de afsluiter op de cilinder altijd dicht en maak het lage druk gedeelde altijd drukloos. Het binnendringen van vocht in de fles moet worden voorkomen, sluit daarom de afsluiter van een lege fles. Verwijder flessen die niet in gebruik of leeg zijn uit de werkplaats/productiebedrijf en zet ze in de hiervoor voorziene ruimte in de opslagplaats. Gasflessen met vloeibaar gemaakte gassen van de groepen 1, 2 of 3 mogen niet gevuld worden door middel van een verplaatsbaar recipiënt of een tankwagen. Ze moeten opgehaald worden door de leverancier en gevuld worden in een hiertoe vergunde inrichting. De afsluitkraan van een gasfles dient geleidelijk geopend te worden. Indien het manueel openen of sluiten van een afsluitkraan onmogelijk is, moet de gasfles terug naar de leverancier gestuurd worden (nooit met geweld een kraan proberen te forceren). Hoge druk cilinders (300 bar) zijn voorzien van een afsluiter/reducering die ervoor zorgt dat deze hoge druk niet aan de afsluiter uitgang beschikbaar komt, zodat gangbare reduceertoestellen (200 bar) in gebruik kunnen blijven. Het gebruikstoestel kan dan direct op de cilinder worden aangesloten. Dit is aan te bevelen boven elke andere manier van aansluiten. Bv. zuurstof, acetyleen, argon en argongasmengsels.
pagina 7
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 8
Afsluiter gecombineerd met een reduceertoestel. 4.6.3.
Gasverdeelstations Een cilinderbatterij buiten, met een lagedrukleiding binnen de werkplaats, is aan te bevelen boven elke andere manier van werken.
4.6.4.
Aansluiten van gasflessen. Gasflessen voor brandbare producten hebben een linkse draadaansluiting , de andere gassen hebben een rechtse draadaansluiting. Gebruik bij voorkeur de aansluitstukken geleverd door de leverancier en vermijdt het gebruik van tussenstukken. Een beschadigde of defecte dichtingsring moet onmiddellijk vervangen worden.
Gezien de hoge tot zeer hoge druk in de flessen is bij gebruik steeds een specifiek reduceerventiel aan te brengen. Volgende aansluitingstypes kunnen gebruikt worden: [Klik om te openen] Instrumentengassen en mengsels van gassen
Gastype
Aansluiting vlgs.DIN 477
Aansluiting vlgs. NBN 226
Helium
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
B5 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
Argon
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
B5 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
Stikstof
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts) Nr.10 ( W 24.32 x 1/14" rechts)
B5 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
Waterstof
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Zuurstof
Nr.13 ( G 5/8 x 1/14" rechts)
A1 (G 5/8 x 1/14" rechts)
pagina 8
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14) Pagina 9
Synth.lucht
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
Argon /Methaan
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Kooldioxide
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
B5 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
B5 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
[Klik om te openen] Procesgassen
Gastype Acetyleen
4.6.5.
Aansluiting vlgs.DIN 477 -
Ammoniak
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
1,3 Butadieen
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
n-Butaan
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Chloor
Nr.8 ( W 25.4 x 1/8" rechts)
Ethaan
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Ethylchloride
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Ethyleen
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links)
Ethyleenoxide
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Fosgeen
Nr.8 ( W 25.4 x 1/8" rechts)
Isobutaan
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Isobuteen
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Koolmonoxide
Nr.5 ( W 25.4 x 1/8" links)
Lachgas
Nr.6 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
Methaan
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Propaan
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Propyleen
Nr.1 ( W 21.8 x 1/14" links )
Stikstofmonoxid e
Nr.8 ( W 25.4 x 1/8" rechts)
Zwaveldioxide
CGA 180 ( .625-18UNF-2A, rechts)
Aansluiting vlgs. NBN 226 D ( D21 x d 10 spanbeugel ) B5 ( W 21.8 x 1/14" rechts)
C ( W 25.4 x 1/8" rechts)
C ( W 25.4 x 1/8" rechts)
B ( W 21.8 x 1/14” rechts )
C ( W 25.4 x 1/8" rechts)
Risicobeoordeling bij het gebruiken van gasflessen
pagina 9
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14)Pagina 10
Risico 1. Brandgevaar, explosie door : Drukstijging t.g.v. te hoge opwarming Olie/vet in contact met zuurstof onder druk Afbreken van afsluiter
2. Verstikkingsgevaar
4.6.6.
Voorkomingsmaatregelen Bescherm de flessen tegen hevige zonnestralen of andere warmtebronnen. Houd de temperatuur beneden 50 °C. Olie en vet vermijden. Nooit gebruiken bij zuurstof! Let op met vuile handschoenen en kledij. Transport van flessen zoals beschreven onder 4.6.1. Flessen nooit voor enig ander doeleinde gebruiken. Steeds dop op de fles schroeven (ook bij lege flessen) Raadpleeg de chemiekaarten voor de eigenschappen van het gebruikte gas. Argon, propaan, koolzuur zijn zwaarder dan lucht, dus: werken in behoorlijk verluchte ruimtes, afzuiging aan onderzijde, geen flessen in kelders of putten.
Noodsituatie bij het gebruiken van gasflessen Indien toch ontvlamming van het gas uit de fles: bij beheersbare vlam: eerst de kraan dichtdraaien, Interventiedienst 777 oproepen, indien water beschikbaar: fles en directe omgeving koelen met water.
bij niet beheersbare toestand: Interventiedienst 777 oproepen, eventueel ontruimingsalarm voor de werkplaats, vlam zeker niet doven: dit om de vorming van een explosieve gaswolk te vermijden, indien water beschikbaar: fles en directe omgeving koelen met water zonder de vlam te doven, zonder uzelf in gevaar te brengen. 5.
Documentatie [Klik om te openen] Zie ook KWM-wegwijzer 09.36 "Veiligheidstechnische controle van autogeen- en elektrische las-en branderinstallaties voor het lassen , snijden en verwante technieken" .
6.
Referenties [Klik om te openen] Vlarem II Afdeling 5.16.5
Nazicht: Akkoord : Nathalie Wens (12/07/2011 09:27:18) Akkoord : Lauris Van Hove (12/07/2011
Goedkeuring: Akkoord : Els Paredis (20/07/2011 09:17:28) Akkoord : Freddy Pardon (20/07/2011
Bekrachtiging: Akkoord : Sabine Vandenberk (23/08/2011 14:25:57) Akkoord : Marc Van Breda (23/08/2011
pagina 10
Documenten KWM - Gassen in verplaatsbare recipiënten: gasflessen en spuitbussen (revisie 1, 23/08/2011 22:11:14)Pagina 11
10:07:38) Akkoord : Jan De Meutter (12/07/2011 10:44:00) Akkoord : Guido Vleeschouwer (12/07/2011 11:14:52)
14:37:14)
22:11:09)
pagina 11