23
Toepassingen van geneesmiddelen 2.1 Inleiding – 24 2.2 Behandelmethoden – 24 2.2.1 Causale behandeling – 24 2.2.2 Symptomatische behandeling – 24 2.2.3 Substitutietherapie – 25 2.2.4 Preventieve behandeling – 25 2.2.5 Palliatieve therapie – 25 2.2.6 Diagnostisch gebruik van geneesmiddelen – 26
2.3 Gebruiksduur van geneesmiddelen – 26 2.3.1 Gebruiksduur bij klachten – 26 2.3.2 Kuur afmaken – 26 2.3.3 Langdurig gebruik – 26
2.4 Vertrouwen in het geneesmiddel – 27 2.4.1 Placebo’s – 27
2.5 Alternatieve geneeswijzen – 28 2.5.1 Homeopathische geneesmiddelen – 29 2.5.2 Fytotherapie – 31
2.6 Websites – 32
H. Elling, Inleiding in de farmacotherapie, Basiswerk AG, DOI 10.1007/978-90-313-9875-1_2, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
2
24
Hoofdstuk 2 • Toepassingen van geneesmiddelen
Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
2
44 wat de doelstelling van de behandeling van ziekten met geneesmiddelen is; 44 dat niet alle geneesmiddelen genezen, maar dat ze klachten en symptomen verminderen en als vervanger kunnen dienen van lichaamseigen stoffen of voedingsstoffen; 44 wat de principes zijn van homeopathie en fytotherapie.
2.1 Inleiding
We hebben in het vorige hoofdstuk de toedieningswegen en toedieningsvormen leren kennen. Voordat we verder gaan met de verschillende kenmerken van een geneesmiddel, zullen we ons eerst bezighouden met vragen als: Wat wil de arts bereiken met het gebruik van geneesmiddelen? Kunnen mensen echt genezen of kunnen geneesmiddelen alleen maar klachten verzachten? Hoe lang moeten geneesmiddelen gebruikt worden? Hoe werken geneesmiddelen zonder werkzame stof? In dit boek gaan we uit van de gewone of officiële geneeswijze. Toch wenden steeds meer mensen zich tot alternatieve geneeswijzen. Daarmee neemt in de apotheek de vraag naar alternatieve geneesmiddelen toe. Vooral voor homeopathische middelen en middelen uit de kruidengeneeswijze worden in de apotheek veel recepten aangeboden. Daarom is het voor apothekersassistenten belangrijk om iets te weten over deze middelen. 2.2 Behandelmethoden 2.2.1 Causale behandeling
Als het geneesmiddel de oorzaak van de kwaal kan bestrijden, wordt gesproken van een causale behandeling (causa = oorzaak). Het geneesmiddel doet dan letterlijk wat de naam zegt: het geneest de ziekte. Voorbeeld: als iemand een longontsteking heeft door een bacteriële infectie, kan de oorzaak bestreden worden met een bacteriedodend of bacteriegroeiremmend (antibacterieel) middel. 2.2.2 Symptomatische behandeling
Bij een symptomatische behandeling (symptoom = verschijnsel) bestrijdt het geneesmiddel alleen de gevolgen van een aandoening, de klachten of de ziekteverschijnselen. Voorbeeld: als iemand griep heeft, is daar met geneesmiddelen niets aan te doen. Wel kunnen de klachten en de ziekteverschijnselen bestreden worden met pijnstillers en koortsverlagende middelen. Het lichaam zorgt er met zijn eigen afweer dan voor dat de ziekte geneest. Ander voorbeeld: de oorzaak van hoge bloeddruk is vaak niet bekend. Wel is bekend dat hoge bloeddruk kan leiden tot ernstige klachten aan hart en bloedvaten. Deze gevolgen worden bestreden door de bloeddruk met geneesmiddelen op een normale waarde te brengen.
2.2 • Behandelmethoden
25
2
2.2.3 Substitutietherapie
Een geneesmiddel kan soms een stof vervangen die het lichaam normaal zelf maakt. Om de een of andere reden doet het lichaam dat niet meer voldoende. In die situatie wordt gesproken van een substitutietherapie (substitutie = in de plaats stellen van). Het geneesmiddel vervangt de lichaamseigen stof. Voorbeeld: normaal wordt in het lichaam insuline gemaakt. Deze stof heeft een functie bij de koolhydraat- en vetstofwisseling. Bij een tekort aan insuline ontstaat suikerziekte. Als geneesmiddel wordt dan insuline gegeven. Het gaat bij substitutietherapie niet alleen om lichaamseigen stoffen, maar ook om stoffen die het lichaam normaal met de voeding binnenkrijgt. Het mineraal ijzer, bijvoorbeeld, wordt met de voeding ingenomen. In sommige situaties kan het lichaam meer ijzer nodig hebben. Het is dan niet mogelijk om meer ijzer via de voeding binnen te krijgen. IJzer wordt dan als geneesmiddel toegediend.
insuline
2.2.4 Preventieve behandeling
Naast de behandelingen die klachten en symptomen bestrijden, bestaat er preventieve of profylactische behandeling. Preventie of profylaxe is erop gericht het uitbreken van een ziekte te voorkomen. Voorbeeld: als iemand een wond heeft die ernstig vervuild is, dreigt het gevaar van tetanus. Iedereen wordt daarom na een ongeluk of een katten- of hondenbeet ingeënt tegen tetanus. Ander voorbeeld: mensen die op reis gaan naar bepaalde tropische landen, moeten middelen slikken om te voorkomen dat ze malaria krijgen.
inenten
zz Verschillende therapievormen tegelijk
Het is soms moeilijk te beoordelen met welke therapievorm we te maken hebben. Iemand met een te hoge bloeddruk kan preventief behandeld worden tegen het gevaar van een hartinfarct. Het verschijnsel dat behandeld wordt, is de bloeddruk, dus een symptomatische behandeling. Als de oorzaak van de te hoge bloeddruk bestreden wordt, is het een causale behandeling. Het belangrijkste doel dat nagestreefd wordt, is de kwaliteit van leven nu en in de toekomst. Een behandeling van symptomen en het voorkomen van ergere klachten leidt niet tot genezing. Zo’n behandeling draagt echter wel bij aan de kwaliteit van leven en zorgt vaak voor een verlenging van het leven. 2.2.5 Palliatieve therapie
Een palliatieve of verzachtende therapie is erop gericht het leven van een patiënt zo draaglijk mogelijk te maken. Het doel is niet genezing, maar verlichting van het lijden. In die zin is palliatieve therapie een symptomatische therapie. Een palliatieve therapie wordt alleen gebruikt bij ernstig lijden, zoals in het laatste stadium van een dodelijke ziekte. Voorbeeld: in het eindstadium van kanker is niets meer aan het ziekteproces te doen. De therapie is er dan op gericht het leven van de patiënt zo draaglijk mogelijk te maken door goede pijnstilling en rustgevende middelen.
ernstig lijden
26
Hoofdstuk 2 • Toepassingen van geneesmiddelen
2.2.6 Diagnostisch gebruik van geneesmiddelen
2 onderzoek
Bij het stellen van een diagnose worden soms geneesmiddelen gebruikt. Een diagnostische behandeling is erop gericht de oorzaak of aard van de aandoening te achterhalen. Nadat de aard van de aandoening is vastgesteld, kan met een verdere behandeling worden begonnen. Voorbeeld: om een afwijking van het maag-darmkanaal te kunnen vaststellen, wordt vaak endoscopie toegepast. Daarbij wordt met een camera in het maag-darmkanaal gekeken. Het maag-darmkanaal moet daarvoor leeg zijn, dus wordt er een laxeermiddel voorgeschreven. Dat geneesmiddel wordt dan gebruikt voor de diagnostiek. 2.3 Gebruiksduur van geneesmiddelen
De gebruiksduur van geneesmiddelen hangt af van het doel van de therapie. Het geneesmiddelengebruik kan op drie manieren worden ingedeeld: 55 Gebruiksduur tegen duidelijk omschreven klachten. 55 Gebruiksduur bij een kuur. 55 Langdurig gebruik. 2.3.1 Gebruiksduur bij klachten
Geneesmiddelen bij klachten moeten in het algemeen niet langer gebruikt worden dan nodig is. Dat wil zeggen tot de klachten verdwenen zijn. Voorbeelden van dit soort geneesmiddelen zijn hoestmiddelen, pijnstillers en middelen tegen diarree of verstopping. 2.3.2 Kuur afmaken
Soms worden geneesmiddelen als een kuur gegeven. Dat wil zeggen dat ze gedurende een aantal dagen volgens vast voorschrift gebruikt moeten worden. Een dergelijke kuur moet altijd worden afgemaakt. Dat betekent dat alle verstrekte geneesmiddelen volgens voorschrift moeten worden ingenomen, ook al voelt de patiënt zich na één dag al veel beter. De ziekteverschijnselen kunnen wel minder zijn, maar dat wil niet zeggen dat de ziekte al volledig bestreden is. Middelen tegen infectieziekten zijn voorbeelden van geneesmiddelen die als kuur gegeven worden. Een ander voorbeeld is de behandeling van kanker. De geneesmiddelen worden dan ook vaak als kuur gegeven. In dit geval zal de patiënt zich van het geneesmiddel vaak slechter gaan voelen. Toch zal de kuur afgemaakt moeten worden om het gewenste effect te hebben. 2.3.3 Langdurig gebruik
oudere mensen
Er zijn ook middelen die langdurig ingenomen moeten worden, soms zelfs levenslang. Veel oudere mensen hebben dagelijks geneesmiddelen nodig. Het is voor dit
2.4 • Vertrouwen in het geneesmiddel
27
2
soort middelen belangrijk dat ze dagelijks of wekelijks, volgens voorschrift, worden ingenomen. Worden de geneesmiddelen vaak vergeten, dan hebben ze geen werking meer. Onregelmatig gebruik geeft een grotere kans op bijwerkingen. Als geneesmiddelen langdurig gebruikt zijn, kan men niet van het ene op het andere moment ermee stoppen. Dit moet gebeuren in overleg met de arts. 2.4 Vertrouwen in het geneesmiddel
Of een geneesmiddel echt helpt, hangt af van heel veel factoren: kan het geneesmiddel bijvoorbeeld echt genezen? We hebben hiervoor gezien dat dit niet altijd het geval is. Een geneesmiddel werkt soms ook beter bij de ene patiënt dan bij de andere. Waarom dat zo is, is niet bekend. Een belangrijke factor voor de werking van een geneesmiddel is de verwachting die de patiënt ervan heeft. Het is voor de werking heel belangrijk dat de patiënt vertrouwen in het geneesmiddel heeft. Iemand met hoofdpijn die een tablet inneemt, moet het vertrouwen hebben dat het middel zal helpen. Is dat vertrouwen er niet, dan is de kans groot dat het geneesmiddel geen effect heeft. Apothekersassistenten kunnen met hun houding, de wijze van afleveren en de informatie die ze geven, een bijdrage leveren aan een gunstige werking van een geneesmiddel. Het is duidelijk dat niet bij alle geneesmiddelen de werking ervan te beïnvloeden is door geloof en vertrouwen. Iemand met suikerziekte die insuline inspuit, zal daar altijd goed op reageren, ongeacht het vertrouwen in het middel.
patiënt
2.4.1 Placebo’s
Als een patiënt geen vertrouwen heeft in een middel, is de kans groot dat het niet werkt, maar omgekeerd kan ook! Als de patiënt veel vertrouwen heeft in de arts of het voorgeschreven middel, kan iemand soms genezen door een melksuikertablet (. Figuur 2.1). Een toedieningsvorm waarin geen werkzame stoffen zijn verwerkt, noemen we een placebo. Een placebo kan worden gebruikt als de arts denkt dat de patiënt geen geneesmiddel nodig heeft, maar de patiënt blijft aandringen. Deze toepassing komt weinig voor. Placebo’s worden wel veel gebruikt in geneesmiddelenonderzoek waarbij de werking van geneesmiddelen wordt getest. De ene groep patiënten gebruikt, zonder het te weten, het echte geneesmiddel, de andere groep de placebo. Na enige tijd wordt gekeken of het echte middel beter werkt dan de placebo. Verder wordt een placebo soms gebruikt om mensen langzaam af te wennen van geneesmiddelen waaraan ze verslaafd zijn geraakt. In de apotheek worden dan capsules gemaakt met steeds minder werkzame stof. Na enige weken gebruikt de patiënt uitsluitend een placebo. Op dat moment kan de patiënt eigenlijk stoppen. Soms is de gewoonte van het innemen van een pil zo sterk, dat nog maandenlang doorgegaan wordt met het slikken van de neppil. Het geloof in een placebo kan zo sterk zijn, dat mensen zelfs klagen over bijwerkingen. Deze klachten bestaan dan echt. Als je een geneesmiddel omschrijft als een middel waar patiënten baat bij hebben, is een placebo een echt geneesmiddel. Het werkt niet, maar het helpt wel.
geneesmiddelenonderzoek
28
Hoofdstuk 2 • Toepassingen van geneesmiddelen
2
. Figuur 2.1 Afvallen door een pil.
zz Placebo-effect
Het placebo-effect van geneesmiddelen wil zeggen dat een (groot) deel van de werking bepaald wordt door het vertrouwen in de werking van het geneesmiddel. Uit onderzoek is bekend dat het placebo-effect vooral bij pijnstillers, slaapmiddelen en middelen tegen benauwdheid heel erg groot is. We hebben al gezegd dat het vertrouwen van de patiënt in een middel belangrijk is voor de werking ervan. Alle geneesmiddelen hebben dus in meer of mindere mate een placebo-effect. 2.5 Alternatieve geneeswijzen
Al jaren is er een grote belangstelling voor alternatieve geneeswijzen. Veel mensen lijken teleurgesteld te zijn in de in hun ogen beperkte mogelijkheden van de moderne geneeskunde. Anderen voelen zich tot alternatieve genezers aangetrokken, omdat deze hulpverleners in het algemeen meer tijd en aandacht hebben voor hun patiënten. Ook doen er spectaculaire verhalen de ronde over wonderbaarlijke genezingen dankzij alternatieve genezers. Door de successen van de medische weten-
2.5 • Alternatieve geneeswijzen
29
2
schap denken steeds meer mensen dat je niet meer ziek hoeft te zijn. Soms lijkt het erop dat mensen genezing eisen. Enkele bekende alternatieve genees- of behandelingswijzen zijn acupunctuur, antroposofische geneeskunde, celtherapie, enzymtherapie, homeopathie, fytotherapie, iriscopie en voedingstherapie. Omdat homeopathische geneesmiddelen en middelen uit de fytotherapie regelmatig in de apotheek verkocht worden, besteden we daar op deze plek aandacht aan. Voor achtergronden over de behandeling volgens homeopathische principes verwijzen we naar de achtergrondinformatie in 7 par. 2.5.1. 2.5.1 Homeopathische geneesmiddelen
Homeopathie kan worden omschreven als een behandelwijze met middelen die bij gezonde mensen verschijnselen opwekken die gelijkenis vertonen met het ziektebeeld van de te behandelen patiënt. Dit wordt de similiaregel genoemd. Het homeopathische middel stimuleert het lichaam zichzelf te genezen. Dit uitgangspunt is duidelijk anders dan dat van de reguliere farmacotherapie die met geneesmiddelen probeert ziekten te genezen of de symptomen ervan probeert te verlichten. Veel homeopathische geneesmiddelen zijn enkelvoudige middelen. Daarnaast bestaan er samengestelde middelen, die worden aangeduid met complex of compositum achter de naam. Ook zijn er pentarkanmiddelen, die bestaan uit vijf homeopathische bestanddelen. Pentarkanmiddelen zijn combinatiemiddelen en hebben tot taak ziekte af te weren, de persoon te beschermen en ziekte te genezen.
complex
zz Toedieningsvormen
In de homeopathie zijn drie toedieningsvormen gebruikelijk: dilutie (druppels), tabletten en globuli (korrels). De bereidingseisen zijn nauwkeurig in de homeopathische handboeken beschreven. De zuiverste homeopathische vorm is de druppel. De tabletten worden gemaakt uit de verwrijving met melksuiker en zijn vooral bedoeld voor onoplosbare stoffen. De globuli zijn rietsuikerkorrels die worden gedrenkt in de alcoholische oplossing. De korrelvorm is vooral bedoeld voor toediening aan kinderen. zz Gebruik
Als algemene regel geldt dat in acute gevallen lage potenties tot en met D12 (zie de achtergrondinformatie hierna) worden gebruikt en bij chronische ziektebeelden hoge potenties vanaf D30, D60 enzovoort. Hoe acuter de ziekte, des te vaker het middel moet worden ingenomen. Dat kan uiteenlopen van driemaal daags een dosis, tot elk uur of zelfs elke tien minuten een dosis bij zeer acute gevallen. Hoe langduriger de ziekte, hoe minder vaak het middel moet worden ingenomen. Dit kan variëren van eenmaal per dag (D12-, D30-potenties) tot eenmaal per week of per maand (D200-, D1000-potenties). Het tijdstip van innemen is bij voorkeur dertig minuten vóór het eten, om vermenging met andere stoffen te voorkomen. De gebruikelijke dosering van de verschillende toedieningsvormen is: 55 druppels: 5-10 druppels direct in de mond of op een lepel water; 55 tabletten: 1-2 tabletten onder de tong; 55 korrels: 10-20 korrels onder de tong.
dosering
30
Hoofdstuk 2 • Toepassingen van geneesmiddelen
zz Zelfzorg
De homeopathische middelen voor zelfzorg dienen meestal driemaal daags gebruikt te worden. De doseringsadviezen verschillen per product en per fabrikant.
2
Achtergrondinformatie homeopathie De gedachte om zieke mensen te behandelen met middelen die bij gezonde mensen dezelfde ziekteverschijnselen oproepen, is al oud. De homeopathische principes werden omstreeks 1800 door de Duitse arts Samuel Hahnemann op schrift gesteld. Hij deed proeven op zichzelf met onder andere kinabast. Dit middel werd in die tijd gebruikt als een koortswerend middel. Hahnemann ontdekte dat hij koortsaanvallen kreeg als hij zelf kleine hoeveelheden kinabast innam. Dit was toen een spectaculaire ontdekking, omdat in die tijd over de oorzaak van een ziekte nog nauwelijks iets bekend was. Rond 1800 was zelfs het meten van de lichaamstemperatuur nog niet mogelijk en de belangrijkste therapieën waren aderlaten en het toedienen van laxeer- en braakmiddelen. Hahnemann kwam bij zijn onderzoeken tot de volgende conclusies: 55 Een geneesmiddel heeft twee tegengestelde werkingen en die werkingen zijn afhankelijk van de gegeven hoeveelheid stof. 55 Een geneesmiddel kan nog werken in een uiterst kleine hoeveelheid, zelfs in een hoeveelheid die niet meer aantoonbaar is.
verergering
Hoe werkt een homeopathisch geneesmiddel? De homeopathie is een geneeswijze die vooral berust op ervaringsfeiten. Er zijn wel veronderstellingen over de wijze waarop het homeopathische middel werkt. De bekendste theorie is dat het gelijkende middel door het lichaam wordt ervaren als een gerichte prikkel die het afweermechanisme stimuleert. In het algemeen kunnen ziekteverschijnselen worden gezien als een uiting van de afweerreactie van het lichaam. Het homeopathische middel versterkt de afweerreactie en geeft het ziekteproces als het ware een duwtje in de rug. Deze theorie voorspelt dat een goed gekozen homeopathisch middel in de eerste tijd een verergering geeft van het ziektebeeld, meestal gevolgd door een vlotte verbetering. Het is belangrijk om dit aan patiënten te vertellen. Anders zouden ze kunnen stoppen met het middel, terwijl de tijdelijke verergering van het ziektebeeld eigenlijk gezien moet worden als een bewijs van de werkzaamheid van het middel. Keuze van het middel In de homeopathie is bij de keuze van het middel het vaststellen van de aard van de ziekte buitengewoon belangrijk. Alle bij de patiënt optredende ziekteverschijnselen moeten bij de keuze van het middel betrokken worden. Van de homeopathische middelen is bekend welke (ziekte)verschijnselen ze bij gezonde mensen veroorzaken. Dat wordt het geneesmiddelbeeld van het homeopathische middel genoemd. Het ziektebeeld van de patiënt moet zo veel mogelijk overeenkomen met het geneesmiddelbeeld van het homeopathische middel dat wordt gekozen. Om die reden besteedt de homeopathisch werkende arts zeer veel tijd en aandacht aan de patiënt. Hij kijkt daarbij onder andere naar de persoonlijkheid van de patiënt, de beleving van de ziekte en eventuele andere verschijnselen. De arts kan bij de uiteindelijke keuze terugvallen op handboeken
2.5 • Alternatieve geneeswijzen
31
2
waarin de geneesmiddelbeelden van homeopathische middelen beschreven staan. Bereiding en verdunning Bij de bereiding van een homeopathisch middel wordt voor tachtig procent gebruikgemaakt van verse planten of plantaardige producten. De overige twintig procent bestaat uit mineralen, dierlijke producten en chemische verbindingen. De meest geconcentreerde homeopathische vorm zijn de oertinctuur (ook wel stamtinctuur genoemd) en de verwrijving. Van deze geconcentreerde vormen maakt de fabrikant verdunningen. De verdunningen, potenties genoemd, worden altijd gemaakt in trappen van 1 op 10 en worden aangeduid met de letter D. De eerste verdunning van een oertinctuur (symbool Ø) is dus 1 op 10 en wordt D1 genoemd. De tweede verdunning (D2) gaat uit van D1 en is weer 1 op 10. Het D-getal geeft dus het aantal verdunningstrappen aan. Het verschil tussen D3 en D6 is dus dat een D3-middel drie verdunningstrappen heeft ondergaan en een D6-middel zes verdunningstrappen. Dat betekent dat een D6-middel 1000 maal meer verdund is dan een D3-middel. Toch spreekt men bij een hoge verdunning van een hoge potentie (D30, D60 enz.) en bij lagere verdunningen (D3, D6, D12) van lage potenties. De stoffen die voor het verdunnen worden gebruikt zijn bij de oertinctuur ethanol (86% g/g) en bij de verwrijvingen melksuiker. Behalve de algemeen gebruikelijke D-potenties heeft een van de bekendste fabrikanten, VSM, ook nog C-, LM- en M-potenties. Bij deze verdunningen worden andere verdunningstrappen gebruikt. De letters LM bijvoorbeeld zijn de Romeinse tekens voor 50.000. Bij het maken van de LM-potentie wordt een uiteindelijke verdunning van 1 op 50.000 bereikt.
potentie
2.5.2 Fytotherapie
De homeopathie moet worden onderscheiden van de behandelingswijze met kruiden: de fytotherapie. De overeenkomst tussen homeopathie en fytotherapie is dat beide meestal gebruikmaken van plantaardige grondstoffen. Maar de kruidentherapie past geneesmiddelen op dezelfde wijze toe als de officiële geneeskunde. In plaats van chemisch bereide middelen gebruikt deze therapie echter plantaardige middelen. zz Toedieningsvormen en gebruik
Bij het gebruik van kruiden zijn de belangrijkste toepassingsvormen: 55 Kruidenthee: twee lepels kruiden worden overgoten met een halve liter kokend water. De thee moet daarna 15-20 minuten trekken. 55 Kruidentabletten: deze bevatten fijngemaakte kruiden. Het gebruik is enkele keren per dag 1-2 tabletten. 55 Kruidenstropen: deze bevatten een gestandaardiseerde hoeveelheid kruidengrondstof of een aftreksel in een 63% suikeroplossing. 55 Kruidentinctuur: een alcohol bevattend aftreksel van een plantaardige grondstof.
kruiden
32
Hoofdstuk 2 • Toepassingen van geneesmiddelen
55 Kruidentonicum: bevat behalve plantaardige stof ook nog stoffen waaraan een aansterkende werking (bijv. vitaminen) wordt toegeschreven.
2
Een zeer bekend kruid is kamille (Matricaria flos), dat veel gebruikt wordt als thee of om mee te stomen. Dit kruid bevat ontstekingsremmende stoffen en gaat krampen in het maag-darmkanaal tegen. 2.6 Websites 7 www.apotheek.nl
ubliekssite over geneesmiddelen van de KNMP (de Koninklijke Nederlandse MaatP schappij ter bevordering der Pharmacie). 7 www.apotheekkennisbank.nl
Databank met informatie voor apothekersassistenten. 7 www.kvhn.nl
Koninklijke Vereniging voor Homeopathie Nederland. 7 http://www.fyto.nl en 7 http://www.infofyto.nl/
ederlandse Vereniging voor Fytotherapie en de patiëntenwebsite van deze vereniN ging.
http://www.springer.com/978-90-313-9874-4