Toepassing van FSE op particuliere woningen: een haalbare kaart? Thilda Jacquemyn
Promotor : prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders : Pieter Rauwoens, Nele Tilley Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering
Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2009-2010
Toepassing van FSE op particuliere woningen: een haalbare kaart? Thilda Jacquemyn
Promotor : prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders : Pieter Rauwoens, Nele Tilley Scriptie ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering
Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2008-2009
VOORWOORD Het onderwerp van mijn scriptie vindt zijn oorsprong bij het lezen van een artikel in de krant, waarin de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Guido De Padt de problematiek omtrent de woningbranden in België aankaart en waarbij hij een onderzoek wenst te starten op zoek naar concrete maatregelen om de brandveiligheid in woningen te verbeteren. Verplichten van rookmelders, een ‘brandcertificaat’ naar analogie met een energiecertificaat, een doorlichting van de brandweer bij de bouwaanvraag van eengezinswoningen en brandveiligheid als verplicht vak in de architectenopleiding zijn hierbij allemaal denkpistes.
Brandveiligheid raakt bij de bouw van particuliere woningen al te veel in het vergeethoekje dit aangezien er geen echte wetgeving hieromtrent bestaat. Bij het afleveren van een bouwvergunning voor een meergezinswoning (appartement) moet de technische dienst van een gemeente steeds het advies van de brandweer vragen. Bij eengezinswoningen is dit helemaal niet nodig.
Ieder jaar weer wordt onze samenleving bedreigd door een fenomeen dat ongrijpbaar lijkt en kan uitgroeien tot een dodelijk inferno: de woningbrand. Een van de meest ingrijpende dingen die een mens in zijn privé-leven kan overkomen. Er is al veel onderzoek verricht naar de ontwikkeling en bestrijding van woningbranden. Toch lukt het lang niet altijd om met onze moderne techniek op tijd en adequaat dit fenomeen te bestrijden. De overheid doet zijn best door middel van voorlichting het bewustzijn van burgers te verhogen. Het is echter de vraag of het huidige beleid wel het gewenste effect oplevert. Dat er elke week één dode valt bij een brand in een woning is bij weinig mensen bekend. Dit is echt een klassiek probleem voor professionals die zich bezighouden met het stimuleren van preventie en veiligheidsbewustzijn. Burgers denken dat een brand in hun woning niet kan voorkomen, “wat kan er bij mij nu branden” is een vaak gehoorde kreet. De gedachte dat het de bewoners zelf ook kan overkomen is maar moeilijk over te brengen. Ook al hoort of ziet men via de diverse media wel eens wat
over een brand in een woning, het zijn echter allemaal incidentele gevallen die maar tijdelijk de bewustwording van het gevaar van een brand doen prikkelen. Alleen de grote incidenten als de Switelbrand, Ghilenghien in België en Volendam en Schiphol in Nederland, laten de burgers en de politiek het nut van brandpreventie en rampenbestrijding tijdelijk inzien, vaak volgen hieruit summiere wijzigingen in de wetgeving. Maar bij de gewone burger is het bewustwordingseffect al na een paar maanden bijna geheel verdwenen. Uit pure interesse leek het me interessant om eens te kijken wat er op vlak van wetgeving in particuliere woningen in andere landen wordt geëist, hoe hun aanpak is tot het stimuleren van burgers. Verschillende maatregelen om de brandveiligheid van de particuliere woningen te verbeteren, heb ik verder uitgewerkt aan de hand van een onderzoek naar de meest frequente brandoorzaken. Het is mijn doel om enkele mogelijke verbeteringen, oplossingen naar voor te brengen en reeds in voege zijnde maatregelen te evalueren dit om uiteindelijk ook mijn steentje eventueel bij te dragen tot meer brandveilige woningen. Dit werk is er niet alleen gekomen door mijn interesse in de materie, er zijn nog tal van andere mensen die, elk op hun manier hun steentje bijgedragen hebben om dit werk te maken tot wat het nu is. Ik zou dan ook graag in de eerste plaats mijn promotor, prof. dr. ir. B. Merci willen bedanken voor zijn steun, tijd, geduld en vertrouwen die hij heeft getoond. Speciale dank aan Guy Denys, Robby De Roeck, Koen Van Herpe, Caroline Deleu en Ed Zwaan voor hun snelle interventie bij dringende vragen. Wie zeker aandacht verdienen zijn mijn moeder en mijn schoonmoeder, die gedurende deze tweejarige opleiding elke week en vaak ook weekends gezorgd hebben voor de nodige opvang van ons dochtertje, Marie, terwijl ik naar de cursus ging of aan het werken was aan de thesis of aan het studeren. Ook mijn man wil ik graag bedanken voor zijn liefdevolle ondersteuning en begrip gedurende deze vaak stressvolle periode. Mijn zoon, Lowie, die vaak heeft moeten horen, ‘nu niet, want ik heb geen tijd…’, sorry schat!
Verder wil ik nog een aantal mensen bedanken die hier niet bij naam vermeld zijn maar die toch op een of andere manier voor mij een uitlaatklep, informatiebron en ‘hulplijn’ zijn geweest en mij gesteund hebben.
Thilde Jacquemyn, mei 2010.
TOELATING TOT BRUIKLEEN
De auteur geeft de toelating deze masterproef voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de masterproef te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.’
Thilde Jacquemyn, mei 2010.
Toepassing van FSE op particuliere woningen: een haalbare kaart?
door
Thilde Jacquemyn
Promotor: prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders: Nele Tilley Pieter Rauwoens
Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering
Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2009-2010
Samenvatting Brandveiligheid van particuliere woningen in België dient aangepakt te worden Jaarlijks zijn er ongeveer 10.000 woningbranden die leiden tot een 100-tal doden en 900 gewonden. Dit aantal dient drastisch verlaagd te worden, maar de vraag stelt
zich, welke zijn de oplossingen die haalbaar zijn? Op dit moment bestaat er geen regelgeving voor particuliere woningen inzake brandveiligheid, er worden dus geen eisen gesteld. De eigenaar van de woning draagt de verantwoordelijkheid als een goede huisvader zijn woning zo te laten bouwen, dat de brandveiligheid gewaarborgd wordt. Principieel is hierop geen controle mogelijk door de privacywet. In dit werk worden de statistieken van de laatste 25 jaar geanalyseerd, waarna vanuit de meest voorkomende brandoorzaken, naar oplossingen wordt gezocht. Deze oplossingen worden vergeleken met de voorstelling in andere landen en eventueel wordt gekeken naar die respectievelijke statistieken, waaruit reeds de impact van de invoering van de oplossing op het aantal woningbranden blijkt. Bepaalde oplossingen worden onderbouwd met FSE technieken.
Trefwoorden Particuliere woningen, brandoorzaken, FSE, FDS simulatie ontroking, rookdetectie, woningsprinklers
Application of FSE in one-family dwellings : feasible? Thilde Jacquemyn Supervisor: Prof. dr. ir. Bart Merci
Fires within buildings are complex
solutions are worked out with the help
events and are recognized as one of
of aspects of Fire Safety Engineering.
the major threats to life and property in many countries. The primary goal of fire protection is to limit, to acceptable levels, the probability of death, injury, and property loss in an unwanted fire. Therefore, it is paramount to provide adequate fire safety and protection in buildings, in Belgium for all buildings except
for
private
dwellings,
prescriptive rules are available as a Royal Decree. The fact that no rules
To introduce solutions and analyzing data, I felt it necessary to understand the fundamental principles on fire safety, divided in two areas: fire dynamics and fire safety engineering or shorter FSE . The implementation of FSE and proposed or already implied solutions in the Belgian, Dutch and other
European
member
state
regulations are reproduced.
are available for private dwellings, the
An
owner of the house is responsible to
statistics and new data, for a period of
choose for fire safe building materials
1998 till 2009, representing data on fire
and to construct a safe house for all its
hazards, materials which first start to
inhabitants, another fact is that there is
burn and origin of fire, some frequent
no control due to the privacy law, this
fire origins / hazards, can be avoided
will not change the amount of fire
by issuing new rules, which is the main
accidents.
goal of this work.
The purpose of this work is to point out
In
some solutions to the government
evacuation was performed by the fire
which can influence, or better limit the
departments,
amount of incidents. In some cases,
smoke
solutions
the
department is on location, is one of the
regulations of other countries, some
analyzed solutions. Therefore CFD
are
available
in
analysis
almost
is
all A
made
fire
of
cases,
solution
evacuation
existing
before
smoke
for the
early fire
simulations are performed to predict
the
smoke
evacuation. The NIST
Smoke evacuation, use of smoke
software, FDS version 5.5 is used on a
detectors
simplified model to evaluate the impact
residential sprinkler systems are the
of
smoke
main solutions, focused on in this work,
development in terms of temperature,
to reduce the amount of fatalities in
visibility and FED values.
dwellings.
Simulations on the ‘detailed model’,
Conclusions:
the
solutions
on
the
in
every
bedroom
and
were calculated with FDS version 5.3., some restrictions in the latter version were
noticed
comparing
by
both
using versions
and of
opening front door and roof
thus
window, helps reducing the
the
temperature .
software. The use of smoke detectors in
Early smoke evacuation by
More safe to sleep with bedroom doors closed than
dwellings has a positive impact on the
open.
reaction time of the inhabitants, still smoke intoxication some investigation
FDS version 5.3 has a
is done on smoke evacuation by
rudimentary possibility to give
opening the front door and a roof
results on FED values, with
window as soon as smoke is detected
version 5.5 further
by a smoke detector. The impact of
improvements have been
sleeping with open and closed doors is
implemented.
taken into account.
the Belgian intervention file, will
Out of the fire statistics and after some
not give any results in fire
literature survey, I noticed that most
statistics on fire hazards,
fires originate in terraced houses.
materials which have first
Simulations were therefore made in a
burned, fire origin.
pre-designed model (‘detailed model’) developed by the Flemish Government,
The newly published version of
Residential sprinklers are
used for simulating calculations on
proven to be effective in
energy performance of dwellings, in
suppressing the fire hazard,
order to fulfill the exigencies of the
thus reducing temperature and
European
even FED values.
Regulations.
Energy
Performance
Detailed
information
on
simulations are available in annex.
FDS
1 Inhoud 2 3
4 5
6
7
8
9
1
Inleiding ............................................................................................................... 1 Fundamentele principes brandveiligheid ............................................................. 3 3.1 Fire Dynamics................................................................................................ 3 3.2 Menselijke interactie met rook (tenability) ...................................................... 6 3.2.1 Het hitte-effect van een brand op de aanwezige personen ..................... 6 3.2.2 Verminderde zichtbaarheid door rook ..................................................... 8 3.2.3 Invloed van toxische verbrandingsstoffen ............................................... 9 3.3 FSE- Fire Safety Engineering ...................................................................... 10 3.3.1 Groot-Brittannië..................................................................................... 10 3.3.2 Verenigde Staten .................................................................................. 12 3.3.3 Internationaal ........................................................................................ 13 3.3.4 Supranationaal – Europese Unie ........................................................... 14 Wetgevend kader binnen de Europese lidstaten - vergelijking .......................... 16 4.1 Wetgevend kader België ............................................................................. 16 4.2 Wetgevend kader Nederland ....................................................................... 18 Analyse van brandhaarden vanuit bestaande en nieuw opgemaakte statistieken 23 5.1 Brandoorzaken en materialen die eerst ontsteken in België ........................ 25 5.2 Brandoorzaken en vermoedelijke warmtebronnen in Nederland ................. 29 5.3 Keuze van type brandhaard voor verdere simulaties ................................... 30 Rookmelders ..................................................................................................... 31 6.1 Werking rookmelders .................................................................................. 31 6.2 Rookmelders - algemeenheden.................................................................. 32 6.3 Wetgevend kader ........................................................................................ 32 6.3.1 Wetgevend kader in België ................................................................... 32 6.3.2 +Wetgevend kader in Nederland........................................................... 36 6.4 Invoering van regelgeving omtrent rookmelders, impact op brandveiligheid: enkele cijfers ......................................................................................................... 39 6.5 Input rookdetectoren in CFD simulaties ....................................................... 42 Ontroking ........................................................................................................... 43 7.1 Gegevens en geometrie van de type woning = rijwoning............................. 46 7.2 Vereenvoudigde ‘Kamergang’ simulatie ...................................................... 49 7.3 Dimensioneren van de gekozen brandhaarden ........................................... 49 7.3.1 Typisch brandverloop van gestoffeerde kunststof materialen ............... 49 Woningsprinklers ............................................................................................... 54 8.1 Werking van een sprinklerinstallatie ............................................................ 54 8.2 Sprinklerinstallatie - algemeenheden........................................................... 55 8.2.1 Watervoorziening .................................................................................. 56 8.2.2 Soorten systemen ................................................................................. 56 8.2.3 Types sprinklers – indeling naar plaatsing ............................................. 57 8.2.4 Gevarenklassen .................................................................................... 58 8.3 Wetgevend kader ........................................................................................ 60 8.3.1 Toepassing in België ............................................................................. 60 8.3.2 Wetgevend kader in Nederland ............................................................. 60 8.4 Effect van het gebruik van residentiële sprinklers ....................................... 62 8.5 Input sprinklers in CFD simulaties ............................................................... 63 Resultaten en conclusies ................................................................................... 65 9.1 Resultaten van de simulaties ....................................................................... 65
9.1.1 Zetel MLRPUA 0.0204 kg/m².s ............................................................. 65 9.1.2 Bed MLRPUA 0.00204 kg/m².s ............................................................. 68 9.1.3 Bed PLRPUA 0.0204 kg/m².s ................................................................ 70 9.2 Conclusies ................................................................................................... 72 Referenties ............................................................................................................... 74
2
Lijst met afkortingen en symbolen
3
FSE
Fire Safety Engineering
ΔT
temperatuursverschil [°C]
IFE
The Institution of Fire Engineers
SFPE
Society of Fire Protection Engineers
NIST
National Institute of Standardisation and Technology
ISO
International Organisation for Standardisation
BIN
Belgisch Instituut voor Normalisatie
NEN
Nederlands Instituut voor Normalisatie
ISO TR
ISO Technical Report
Benefeu
The Potential Benefits of FSE in the European Union
PBD
Performance Based Design
FOD BZ
Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
CV
Centrale Verwarming
EPB
Energieprestatie en Binnenklimaat
CFD
Computational Fluid Dynamics
FDS
Fire Dynamics Simulator
smv
smokeview
MLRPUA
Mass Loss Rate per Unit Area
HRRPUA
Heat Release Rate per unit Area
BOSEC
Belgian Organization for Security Certification
FO
Flash-over
4
2 Inleiding In hoofdstuk 3 worden de fundamentele principes van brandveiligheid uiteengezet, ‘Fire Dynamics’, ‘Interaction between fire and people’ en ‘Fire Safety Engineering’ zijn fundamentele begrippen die noodzakelijk uit te leggen zijn in deze scriptie. In hoofdstuk 4 wordt het wetgevend kader geschetst van enerzijds de regelgeving omtrent brandveiligheid in particuliere woningen en anderzijds de mogelijke toepasselijkheid van Fire Safety Engineering. Hier wordt voornamelijk gekeken in België en Nederland. Hoofdstuk 5 is een weergaven van verzamelde bestaande statistieken, aangevuld met een nieuw gemaakte statistieken vertrekkende uit data verkregen van het brandweerkorps Gent over de afgelopen periode van 1998 tem eind 2009. Hieruit werden dan de meest frequent voorkomende brandhaarden geselecteerd gekoppeld aan het materiaal dat eerst brandde, waarna type brandhaarden voor verdere CFD simulaties werden gedefinieerd. De volgende hoofdstukken behandelen allemaal reeds bestaande maatregelen alsook nieuwe mogelijk in te voeren maatregelen om de brandveiligheid in particuliere woningen te verbeteren en het aantal fataliteiten te doen verminderen. Ieder volgens hoofdstuk omvat tevens een deel refererend naar de gemaakte input in de CFD simulaties . Hoofdstuk 6 spitst zich toe op het gebruik van rookmelders in particuliere woningen. Hierin wordt naast de algemene gebruiksregels voorgeschreven in de regelgeving in de verschillende provincies in België en Nederland ook weergegeven welke impact het wetgevend kader heeft gehad op de brandveiligheid in woningen dit gebaseerd op statistieken vanuit landen waar dit reeds lang in voege is. Hoofdstuk 7 behandelt een mogelijke oplossing om woningen vervroegd te ontroken. Naar aanleiding van de stimulering tot het gebruik van rookdetectoren in Vlaanderen en de verplichte toepassing in Brussel, Wallonië en verschillende naburige landen, leek het dan ook opportuun de simulaties in FDS te maken van een aangestuurd ontrokingssysteem door een rookdetector. Van zodra een rookdetector een brand detecteert, wordt automatisch een voordeur en een kantelraam aangestuurd te openen, het principe van natuurlijke ventilatie wordt hierbij opgewekt. Woningsprinklers worden in hoofdstuk 8 bekeken. De perceptie dat deze maatregel een te dure ingreep zou zijn en niet kan functioneren is verkeerd, dit wordt hier verder
1
uitgewerkt gestaafd door statistieken uit landen waar deze maatregel reeds lang wordt toegepast alsook de impact van dergelijke maatregelen op de effectieve brand. Hoofdstuk 9 sluit af met een samenvatting van de resultaten en de gevormde conclusies uit dit werk.
2
3 Fundamentele principes brandveiligheid In dit hoofdstuk worden de fundamentele principes van brandveiligheid uiteengezet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de natuurwetenschappelijke principes die vallen onder ‘Fire Dynamics’ en anderzijds de beleidsprincipes van ‘Fire Safety Engineering’. Deze basisgegevens zijn noodzakelijk uit te leggen alvorens dieper in te gaan op het onderwerp van deze scriptie
3.1 Fire Dynamics Onder Fire Dynamics wordt de wetenschappelijke kennis van chemische en fysische aspecten bij brand verstaan. Hierna volgen de belangrijkste principes.
Brandontwikkeling Voor het ontstaan van een brand zijn drie factoren bepalend: 1. aanwezigheid van brandbare stoffen 2. aanwezigheid van voldoende zuurstof 3. voldoende hoge temperatuur
Figuur 1 Branddriehoek
Bij de ontwikkeling van brand zijn nog 2 factoren van belang: 4. aanwezigheid van een voldoende optimale mengverhouding van zuurstof en brandbare stoffen 5. aanwezigheid van een katalysator1 1
Stimuleert de verbrandingsreactie tussen de brandstof en de zuurstof waardoor het brandbare materiaal bij een lagere temperatuur dan de zelfontbrandingstemperatuur kan ontbranden. Een katalysator verbrandt zelf niet.
3
Figuur 2 Brandvijfhoek
Bij voldoende hoge temperatuur komen gassen vrij uit het brandbare materiaal (pyrolyse). Deze hete gassen mengen zich met de in de omgevingslucht aanwezige zuurstof. Bij aanwezigheid van een ontstekingsbron, zoals een vonk, zal het gasmengsel gaan branden als de (omgeving)temperatuur de ontbrandingstemperatuur van het brandbare mengsel heeft bereikt. Wanneer de zelfontbrandingstemperatuur van het brandbare materiaal is bereikt is geen ontstekingsbron meer nodig, maar zal het materiaal ‘spontaan’ gaan branden. Elk materiaal kan op deze manier ontstoken worden. De hoogte van deze temperatuur geeft een indicatie van de hoeveelheid energie die toegevoegd moet worden om het materiaal te ontbranden. Daar waar in een ruimte vlammen aanwezig zijn, is de stralingsintensiteit van de brand het grootst. De temperatuur vlak onder het plafond van een afgesloten ruimte kan in de eerste minuten na het ontstaan van de eerste vlammen stijgen tot 1000 °C à 1200 °C. Door deze hittestraling gaan ook andere materialen in de ruimte uitgassen (pyrolyseren). Verder komen verbrandingsproducten vrij, zoals koolstofmonoxide (CO) en roet (onverbrande koolstofdeeltjes), zichtbaar als rook. De rook verplaatst zich naar boven en bij een voortdurende rookontwikkeling zal de rooklaag onder het plafond in volume toenemen en de ruimte binnen enkele minuten vullen met rook (afhankelijk van de grootte van de ruimte). Binnen 3-5 minuten na het ontstaan van de eerste vlammen is de temperatuur bovenin de ruimte voldoende hoog om de roetdeeltjes te ontsteken, ofwel een flashover (vlamoverslag) te veroorzaken. Een flash-over vindt plaats bij een temperatuur 4
van ongeveer 600 °C op plafondhoogte. De exacte temperatuur waarbij een flashover plaatsvindt, hangt enerzijds af van de specifieke samenstelling van het gas/luchtmengsel en die is bij iedere brand anders, anderzijds hangt deze ook af van de geometrie van de ruimte alsook de wandsamenstelling van de ruimte. Op het moment van een flash-over, zullen in principe alle brandbare materialen in de ruimte bij de brand betrokken zijn en is sprake van een volledig ontwikkelde brand. Verder neemt de temperatuur in de ruimte zeer snel toe. De eventueel nog aanwezige personen in de brandruimte zullen de brand niet overleven. Wanneer het grootste deel van de brandstof in de ruimte bij de brand is betrokken, stopt het verbrandingsproces en daalt de temperatuur in de ruimte (ook genoemd decay fase – temperatuursval tot 80% van de piekwaarde). De brand gaat over tot smeulen.
Figuur 3 Het verloop van een brand, met en zonder sprinkler [Bron: Ten Hage & Stam, v.Dam]
In bovenstaande figuur (Figuur 3) zijn drie verschillende soorten brandverloop weergegeven: • het natuurlijke brandverloop, • het standaard brandverloop en • het brandverloop bij vroegtijdige blussing (actieve maatregel), bijvoorbeeld door een sprinklerinstallatie.
5
We kunnen verder drie brandstadia onderscheiden: • de ontwikkelings- of groeifase, • de vlamoverslag (flash-over) fase onmiddellijk gevolgd door de volontwikkelde brandfase en • de dooffase. Een volontwikkelde brand ontstaat als brandpreventieve maatregelen falen of niet aanwezig zijn en bovendien als voldoende brandlast en zuurstof aanwezig is. Als de zuurstoftoevoer groter is dan de benodigde gas/zuurstofverhouding, dan wordt de verbrandingssnelheid bepaald door de vuurlast, ofwel is er sprake van een brandstof beheerste brand (fuel controlled fire). Wanneer een brand in een ruimte onvoldoende zuurstoftoevoer heeft, kan er een mengsel van onvolledig verbrande gassen ontstaan. Er is dan sprake van een ventilatie beheerste brand (ventilation controlled fire). Wanneer plotseling zuurstof de ruimte binnenkomt, zoals bij het openen van een deur, kan het fenomeen ‘backdraft’2 optreden.
3.2 Menselijke interactie met rook (tenability) Rook kan op verschillende manieren schade veroorzaken: • door temperatuur en warmtestraling, • door verminderde zichtbaarheid, • door toxische verbrandingsproducten3
3.2.1 Het hitte-effect van een brand op de aanwezige personen De temperatuur heeft zowel fysiologische als pathologische effecten op personen. Fysiologische effecten uiten zich voornamelijk bij verblijf in hete en vochtige omstandigheden. De effecten zijn: • stijging van de hartslag, • zweten (uitdrogen - dehydratatie), 2
Plotse globale ontsteking van brandbare gassen. Onder een toxisch verbrandingsproduct wordt verstaan een stof die vrijkomt bij de verbranding van stoffen met schadelijke en/of letale gevolgen voor de mens en het milieu. 3
6
• stijging van de lichaamstemperatuur (beter gekend als ‘heat shock’) Deze effecten spelen alleen een rol bij blootstelling gedurende een langere tijd en dit wordt in dit werk niet verder bekeken. Het menselijke lichaam kan reeds bij 70°C serieuze invloed ondervinden bij langdurige blootstelling en hoge vochtigheid. Pathologische effecten, door warmtestraling komende van de brandhaard of van de rook, hebben betrekking op het ontstaan van brandwonden door warmtetransport naar de huid. Bij verdere CFD simulaties in FDS is er voor gekozen om voornamelijk naar de temperatuur van de rooklaag en de omgeving van de brandhaard te bekijken. Hierbij zullen 150°C en 200°C als limietwaarden worden weergegeven: bij temperaturen boven de 150°C wordt ademhalen heel moeilijk en temperaturen rond de 200°C kunnen gedurende enkele minuten getolereerd worden, maar dit resulteert in serieuze brandwonden. Uit de literatuur blijkt trouwens dat niet getrainde, onbeschermde mensen kunnen evacueren indien de basis van de rooklaag 2.1m boven het vloerpeil is EN indien de straling van de rooklaag lager is dan 2.5 kW/m². Dit komt overeen met een rooktemperatuur van 185°C (bij zwarte straling). Getrainde, tegen hitte beschermde brandweermensen kunnen de brand bestrijden zolang de basis van de rooklaag zich 1.5m boven het vloerpeil bevindt EN zolang de stralingsflux van de rooklaag lager is dan 4.5 kW/m², wat overeenkomt met een temperatuur van 260°C (bij zwarte straling). Input FDS:
&ISOF QUANTITY = ‘TEMPERATURE’, VALUE(1)=50., VALUE(2)=100., VALUE(3)=150., VALUE(4)=200. / Met deze ‘ISOF namelist’ worden driedimensionale contouren gevormd die de gespecificeerde temperaturen weergeven – iedere temperatuur krijgt een eigen specifieke kleur toegewezen (zie bijlage A6). Ook worden er temperatuursmetingen opgenomen op verschillende hoogtes (iedere 0.5m hoogte) door een temperatuurmeetpunt (DEVC devices)
7
gepositioneerd ter hoogte van de rookdetectoren en op verschillende hoogtes boven het centrum van de brandhaard Input FDS:
Vb temperatuursmetingen boven brandhaard &DEVC ID = ‘T_01_FIRE, XYZ = 1.3, 5.0, 0.5, QUANTITY = ‘TEMPERATURE’, IOR=1 / &DEVC ID = ‘T_01_FIRE, XYZ = 1.3, 5.0, 1.0, QUANTITY = ‘TEMPERATURE’, IOR=1 / &DEVC ID = ‘T_01_FIRE, XYZ = 1.3, 5.0, 1.5, QUANTITY = ‘TEMPERATURE’, IOR=1 / &DEVC ID = ‘T_01_FIRE, XYZ = 1.3, 5.0, 2.0, QUANTITY = ‘TEMPERATURE’, IOR=1 / Deze data wordt opgeslaan in een csv-bestand dat nadien kan worden omgezet en bewerkt tot een Excel grafiek.
3.2.2 Verminderde zichtbaarheid door rook Zichtbaarheid door rook (visibility) is zeker een belangrijk fenomeen bij brand, dat een serieuze impact heeft bij de evacuatie, Bij woningen zijn de bewoners veelal vertrouwd met de directe omgeving, waardoor de grens van de zichtbaarheid voor de input van de brandhaard voor de FDS berekeningen niet aan de veilige kant werd aangegeven. Input FDS:
&REAC
ID
= ’FIRE’
HEAT_OF_COMBUSTION
= 27000
SOOT_YIELD
= 0.2274
VISIBILITY_FACTOR
= 10
MAXIMUM_VISIBILITY
= 20/
De zichtbaarheidsfactor staat default aangegeven, de maximale zichtbaarheid kan verlaagd worden van 30m naar 20m door de vertrouwdheid met de omgeving van de inwoners. 4
8
SFPE handboek geeft deze waarde weer voor flexibel polyurethaan.
‘Soot Yield’ staat voor het aandeel van de brandstof dat wordt omgezet in rook, uitgedrukt in [kg/kg verbrande brandstof]. ‘Heat of combustion is de verbrandingswaarde, uitgedrukt in [kJ/kg brandstof]. Beide waarden werden hier aangegeven voor polyurethaan.
3.2.3 Invloed van toxische verbrandingsstoffen De fractional effective dose (FED) is de weergave van de graad van onbekwaam worden van mensen door verbandingsgassen.
FED =
∫ Cdt LCt50
FED geeft de verhouding weer tussen enerzijds de gecumuleerde concentratie aan verbrandingsgassen bij een concentratie C na een bepaalde tijd t, tegenover de ‘dodelijke blootstellingconcentratie’, LCt50. De dodelijke blootstellingsconcentratie, LCt50, is het product van LC50 en de blootstellingsduur. Hierbij worden de LC50-waarden proefondervindelijk bepaald door dieren bloot te stellen gedurende een bepaalde periode (meestal 30minuten) aan bepaalde verbrandingsproducten, waarvoor men de concentratie wenst te bepalen. De concentratie LC50 wordt bereikt indien 50% van de dieren gestorven zijn. Een waarde FED ≥ 1, betekent een dodelijke situatie. Bubowski et al. (1989) concludeerde dat een FED waarde van 0.5 kan gezien worden als de dosis waarbij onbekwaamheid optreedt, deze is veelal lager dan de dodelijke dosis. Hoewel ‘onbekwaamheid’ veelal gebruikt wordt als indicatie om aan te tonen dat zelfstandig evacueren zeer moeilijk wordt of zelfs onmogelijk. De FED waarden worden in FDS versie 5.5 berekend aan de hand van de concentraties van CO, CO2 en O2 FEDtot = FEDCO . HVCO2 + FEDO2 waarbij
9
FEDCO = 4.607 10-7 (CCO)1.036 t Hierbij is t de tijd waarbij verbleven wordt in een bepaalde concentratie CCO. t 60 exp[8.13 − 0.54(20.9 − CO 2 )]
FEDO 2 =
En de hyperventilatiefactor is
HVCO 2 =
exp(0.1930CCO 2 + 2.0004) 7.1
In de simulaties met FDS v5.5 zouden verschillende FED waarden als 3Dcontouren kunnen weergegeven worden. Input FDS versie 5.5:
&ISOF QUANTITY = ‘FED’, VALUE(1)=0.25, VALUE(2)=0.5, VALUE(3)=1. / Input FDS versie 5.3 en 5.4.1 :
&DEVC XYZ= 0.1, 0., 2.1, QUANTITY = ‘FED’, ID = ‘FED’ / Deze opdracht zou voor een FED berekening voor het punt met coördinaten XYZ zorgen, dit werd bij verschillende simulaties uitgeprobeerd, maar geen succes, lijkt niet te werken. Gedetailleerde opmerkingen per simulatie zijn terug te vinden in de Bijlagen A.
3.3 FSE Fire Safety Engineering Wat is Fire Safety Engineering? Wereldwijd worden verschillende definities voor Fire Safety Engineering toegepast. Ook worden termen als ‘Fire Engineer(ing)’, ‘Fire Safety Engineer(ing)’ en ‘Fire Protection Engineer(ing)’ gebruikt voor hetzelfde vakgebied.
3.3.1 Groot-Brittannië
10
Het IFE – The Institution of Fire Engineers – werd in 1918 opgericht vanuit de volgende doelstelling:
‘To promote, encourage and improve the science and practice of Fire Extinction, Fire Prevention and Fire Engineering and all operations and expedients connected therewith, and to give impulse to ideas likely to be useful in connection with or in relation to such science and practice to the members of the Institution and the community at large.’ IFE heeft in 1998 onderzoek gedaan naar de verschillende definities en vervolgens een zo volledig mogelijk omschrijving vastgesteld5:
Fire Engineering is the application of scientific and engineering principles, rules (Codes), and expert judgement, based on an understanding of the phenomena and effects of fire and of the reaction and behaviour of people to fire, to protect people, property and the environment from the destructive effects of fire. These objectives will be achieved by a variety of means including such activities as: − the assessment of the hazards and risks of fire and its effects; − the mitigation of potential fire damage by proper design,
Construction, arrangement and use of buildings, materials, structures, industrial processes, transportation systems and similar ; − the appropriate level of evaluation for the optimum preventive and
protective measures necessary to limit the consequences of fire; − the design, installation, maintenance and/or development of fire
detection, fire suppression, fire control and fire related communication systems and equipment; − the direction and control of appropriate equipment and manpower in
the strategy and function of fire fighting and rescue operations; − post-fire investigations and analysis, evaluation and feed-back. 5
‘Research started in early 1998 and over a period of time elicited definitions of Fire Engineering by CEN, by ISO and by the SFPE (Society of Fire Protection Engineers). The major problem was to produce definitions which are concise and yet cover the subject matter thoroughly and inclusively. It was considered essential to define Fire Engineering prior to defining a Fire Engineer and it is also important to note that different terminology is used by different people and in different parts of the World and the terms ‘Fire Engineer(ing)’, ‘Fire Safety Engineer(ing)’ and ‘Fire Protection Engineer(ing)’ are synonymous.’ [IFE, 2010]
11
A fire engineer, by education and experience: − understands the nature and characteristics of fire and the mechanics
of fire spread and the control of fire and the associated products of combustion; − understands how fires originate, spread within and outside
buildings/structures, and can be detected, controlled, and/or extinguished; − is able to anticipate the behaviour of materials, structures,
machines, apparatus, and processes as related to the protection of life, property and the environment from fire; − has an understanding of the interactions and integration of fire
safety systems and all other systems in buildings, industrial structures and similar facilities; − is able to make use of the above and any other required knowledge
to undertake the practice of fire engineering. [IFE, 2010]
3.3.2 Verenigde Staten De Amerikaanse Society of Fire Protection Engineers (SFPE) is in 1950 opgericht en in 1971 erkend als een onafhankelijke organisatie. De doelstelling van de SFPE is:
‘To advance the science and practise of fire protection engineering and its allied fields, to maintain a high ethical standard among its members and to foster fire protection engineering education.’ De SFPE definieert Fire Protection Engineering als volgt [SFPE, 2010]:
Fire protection engineering is the application of science and engineering principles to protect people and their environment from destructive fire and includes: − analysis of fire hazards; − mitigation of fire damage by proper design, construction,
arrangement, and use of buildings, materials, structures, industrial processes, and transportation systems; 12
− the design, installation and maintenance of fire detection and
suppression and communication systems; − post-fire investigation and analysis.
A fire protection engineer (PFE) by education, training, and experience: − is familiar with the nature and characteristics of fire and the
associated products of combustion; − understands how fires originate, spread within and outside of
buildings/ structures, and can be detected, controlled, and/or extinguished; − is able to anticipate the behaviour of materials, structures,
machines, apparatus, and processes as related to the protection of life and property from fire. [SFPE, 2010] NIST, het nationaal standaardisatie instituut van de verenigde staten (National Institute for Standardisation and Technology) geeft ook een eigen versie weer:
Fire Safety Engineering, is an engineering approach to fire safety. The art of applying science, i.e. fire science, to solution of problems involving safety from fire. Typically, it is employed at the design stage, though it may be used in application, use, investigation, etc. The essential functions are to measure, evaluate, and predict performance – of design, real systems, re-creation simulations, etc. – on the basis of fire science and engineering relationships to make informed decisions regarding fire safety and risk management. FSE may focus on people, products, buildings, facilities, etc. in fully integrated systems.
3.3.3 Internationaal Ook de ISO – International Organization for Standardization – heeft een definitie ontwikkeld voor Fire Safety Engineering. ISO is een netwerk van de Nationale standaardisatie instituten van 159 landen. Zowel het BIN, Belgisch Instituut voor Normalisatie als het NEN, Nederlands Instituut voor Normalisatie zijn lid van dit netwerk. In het technisch rapport ISO TR 13387-1 wordt Fire Safety Engineering als volgt weergegeven [Final report Benefeu, 2002]:
13
Fire Safety Engineering is the application of engineering principles, rules and expert judgment based on a scientific appreciation of the fire phenomena, of the effects of fire, and of the reaction and behaviour of people, in order to: − save life, protect property and preserve the environment and
heritage; − quantify the hazards and risk of fire and its effects; − evaluate analytically the optimum protective and preventative
measures necessary to limit, within prescribed levels, the consequences of fire. Fire Safety Engineering can be considered under several headings: − The process of fire safety engineering, which is about
measurements and relationships, backed by scientific study, for engineering application to the required problems, but where experience and judgment can contribute, as in other engineering disciplines. − The context of fire safety engineering, which is the need to evaluate
fire hazard and risk, and to offer fire safety strategies and designs based on performances not prescription. − The tools supporting fire safety engineering, which are the
calculation methods (models), that describe the measurements, relationships and interactions. − The inputs, which are the physical data for the calculation methods,
derived from measurement methods (tests etc). − The framework of fire safety engineering basically comprise the
essential core, and, in addition, the transfer of knowledge, which permits an engineering approach, the education and training of users, and the professional recognition of the discipline.
3.3.4 Supranationaal – Europese Unie Het begrip Fire Safety Engineering, kortweg FSE, zoals verder in dit werk wordt gebruikt, heeft dezelfde omschrijving zoals deze door ISO werd
14
opgenomen in het TR document. ISO TR 13387-1 werd in opdracht van de Europese Commissie geschreven. Fire Safety Engineering is de toepassing van ontwerptechnische uitgangspunten, voorschriften en een expert oordeel dat gebaseerd is op een wetenschappelijke beoordeling van het brandgedrag, de effecten van brand en de reactie en het gedrag van de mensen, om:
het aantal slachtoffers te beperken, evenals eigendommen en het milieu te beschermen;
het gevaar en risico van brand evenals de effecten van brand te kwantificeren;
de optimale beschermende en brandpreventieve maatregelen te evalueren, die nodig zijn om de gevolgen van brand – binnen vastgelegde niveaus – te beperken.
Uit deze definitie komt naar voor dat Fire Safety Engineering een werkwijze is waarvoor beleid nodig is. Trouwens om een wetenschappelijke beoordeling van het brandgedrag, de effecten van brand, de reactie en het gedrag van de mensen bij brand, te kunnen maken is kennis van FSE noodzakelijk. Deze kennis, en de kennis van ontwerptechnische uitgangspunten, wordt ontwikkeld door het uitvoeren van onderzoek en kan toegepast worden wanneer mensen zijn opgeleid en participeren in netwerken. Voor het ontwikkelen en het toepassen van voorschriften is het in eerste instantie noodzakelijk dat er wetgeving bestaat die FSE mogelijk maakt.
15
4 Wetgevend kader binnen de Europese lidstaten vergelijking Hierna volgt deels de indeling van de wetgeving inzake brandveiligheid in de betrokken lidstaat, alsook de toepassing van FSE, alsook de regelgeving inzake particuliere woningen.
4.1 Wetgevend kader België België heeft een louter prescriptieve regelgeving inzake brandveiligheid. FSE wordt niet vermeld en nauwelijks toegepast. Er bestaat een mogelijkheid om via de afwijkingscommissie van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, een afwijkingsdossier aan te vragen om van de bestaande prescriptieve regelgeving af te wijken. Volgens Prof. De Saedeleer kan FSE hiervoor worden toegepast, maar komen er slechts enkele dossiers voor waarin slechts een deel werd uitgewerkt volgens het principe van Performance Based Design. Nog geen enkel volledig PBD dossier werd ingeleverd. T0och staat de administratie van Binnenlandse Zaken hier niet weigerachtig tegenover. Door de vierde staatshervorming (Sint-Michielsakkoord - 1993) die van België een federale staat maakte, is de bevoegdheid voor de regelgeving inzake brandveiligheid verdeeld over meer dan één overheid. Voor de algemene bepalingen, die niet gebonden zijn aan de bestemming van een gebouw, ligt de bevoegdheid bij de Federale overheid. Voor het overige kan een overheid de specifieke preventienormen vastleggen die betrekking hebben op de constructies waarvan het gebruik samenhangt met aangelegenheden waarvoor die overheid bevoegd is. Het Arbitragehof heeft in een aantal arresten gesteld dat het beleid met betrekking tot de brandveiligheid ingevolge de regionalisering geen zuiver nationale aangelegenheid is gebleven. De nationale overheid is bevoegd om basisnormen uit te vaardigen, dat wil zeggen normen die gemeen zijn aan een categorie van constructies zonder dat daarbij in acht wordt genomen welke de bestemming ervan is. De gewesten en gemeenschappen zijn bevoegd tot het regelen van de specifieke
16
veiligheidsaspecten, met name door de nationale basisnormen aan te passen en aan te vullen, zonder die aan te tasten.
Figuur 4 Structuur van de locale regelgevers in België
Private woningen zijn uitgesloten van de brandregelgeving en er zijn dus ook geen wettelijke eisen. De eigenaar draagt de verantwoordelijkheid als een goede huisvader de bouwproducten zo te kiezen dat de brandveiligheid gewaarborgd wordt. Principieel is geen controle mogelijk in eengezinswoningen door de privacywet. Enkel via sensibiliseringscampagnes wordt te werk gegaan om de bevolking alert en attent te maken op de risico’s van brand in woningen. Aangezien de inwoners zelf het risico heel laag inschatten, zijn zij minder geneigd om ‘brandregelgeving’ te aanvaarden. De FOD Binnenlandse Zaken heeft reeds verschillende sensibiliseringscampagnes opgezet rond dit brandend onderwerp, met onder meer tips over hoe je een brand kan voorkomen met elementaire voorzorgsmaatregelen, zoals specifieke voorzorgsmaatregelen in de keuken, slaapkamer, badkamer alsook inzake elektrisch materieel. Eveneens wordt vermelding gemaakt van de mogelijk te nemen beveiligingsmaatregelen zoals rookdetectie (zie Hoofdstuk 6). Ook een evacuatieplan en fiscale voordelen voor het beveiligen van een woning tegen brand (poederblussers, automatische blussers in ruimte van CV, branddeuren tussen woonen slaapruimte), die dit jaar kunnen genoten worden, worden vermeld .
17
Meer informatie hierover is terug te vinden op de site: http://fiscus.fgov.be/nl/faq/woning/protection.htm.
Figuur 5 Belgische sensibiliseringscampagnes van 2007 tem 2009
Heet van de pers, op 19 februari 2010 lanceerde Minister Turtelboom, voormalig Minister van Binnenlandse Zaken, het Nationaal Brandpreventieplan, waarin gesteld wordt dat burgers gratis een beroep kunnen doen op een brandpreventieadviseur om tips te krijgen voor een brandveilig huis. Dit initiatief is een test om de burger bewust te maken van de brandveiligheid in hun woning. In eerste instantie dient op de website http://www.ismijnwoningbrandveilig.be of http://www.evitezlesincendies.be, een tiental vragen worden beantwoord over de huidige brandveiligheid in de woning. Nadien kan, afhankelijk van het resultaat, de woning door een brandpreventieadviseur gratis worden onderzocht. De brandpreventieadviseurs trekken rond met een ‘Fire Trolley’, dit is een koffer op wieltjes, waarin alle materiaal dat van belang kan zijn, netjes opgeborgen zit (rookmelder, branddeken, stuk branddeur, .. en ander didactisch materiaal zoals folders, overzichtsplaten en een laptop met educatieve filmpjes).
4.2 Wetgevend kader Nederland Onder de Nederlandse ‘Woning’-wet dient een onderscheid te worden gemaakt tussen enerzijds de landelijke bouwregels en anderzijds de lokale gebruiksregels. Onder landelijke bouwregels wordt verstaan het Bouwbesluit en de hierbij uitgegeven Ministeriële Regelingen. Ook worden vaak de NEN normen hieronder verstaan, tenminste indien aangestuurd door het Bouwbesluit.
18
Nederland kent op lokaal wetgevend vlak een zeer gedecentraliseerd systeem, met een tweeledige structuur - bestuurslagen, namelijk de gemeenten en de provincies. Hierbij hebben de gemeenten een lager niveau tov de provincies. De gemeenten zijn bevoegd met de regelgeving brandveiligheid.
Figuur 6 Structuur van de locale regelgevers in Nederland
De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast omtrent
• het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, • het beperken van brandgevaar en • het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen ermee verband houdt (brandbeveiligingsverordening), voor zover deze niet ingaat tegen de Woningwet of enige andere wet. De verordening bevat voorschriften rond het gebruik van woningen, met betrekking tot de brandveiligheid. De provincies hebben een specifieke bevoegdheid naar stadsinplanting, welvaart en recreatie, binnen de grenzen afgebakend door de nationale overheid. Net zoals in België kent Nederland een eerder prescriptieve (of voorschrijvende) (bouw)-regelgeving. Het bouwbesluit kent zowel doelvoorschriften als prestatie-eisen en aan beiden moet worden voldaan. Bij de doelvoorschriften dient er steeds een toetsingscriterium te worden aangegeven, wat niet steeds aanwezig is. Voorbeeld het doelvoorschrift dat als basis ligt voor brandcompartimentering luidt: ‘een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt’. De
19
vraag stelt zich, wat het toetsingscriterium is om aan ‘de uitbreiding van een brand voldoende te beperken’ te kunnen voldoen? Wat is ‘voldoende’? Ook in Nederland geldt het principe van afwijkingen – namelijk gelijkwaardigheid aantonen. Of een gekozen oplossing ‘gelijkwaardig’ is, is altijd ter beoordeling van de betrokken gemeente (gemeentelijke brandweer en/of bouw- en woningtoezicht).
Vb maximaal toegestane loopafstand De loopafstand tussen de toegang van een verblijfsruimte in een woning en een uitgang mag maximaal 15m zijn (artikel 2.146.6 van het Bouwbesluit 2003). Indien deze loopafstand wordt overschreden, zal dus een extra uitgang moeten worden gecreëerd. Een alternatief is om de gemeente of de brandweer een gelijkwaardige oplossing voor te stellen. Mogelijke gelijkwaardige oplossingen zijn oa:
− het voorzien van rookmelders in alle aan de looproute grenzende besloten ruimten (met uitzondering van toilet- en badruimten) OF in alle ruimten (met uitzondering van sanitaire ruimten (zoals meterruimten)) (= volledige bewaking) (zie hoofdstuk 6);
− het voorzien van woningsprinklers (zie hoofdstuk 0). Mede doordat de toetsingscriteria voor de doelvoorschriften in het Bouwbesluit niet voldoende helder zijn, blijkt het in de praktijk niet evident om de gelijkwaardigheid te beoordelen. Dit geldt zowel voor de ontwerper als voor diegene die de beoordeling moet doen. De huidige regelgeving van brandveiligheid is enerzijds gebaseerd op aannames en afspraken en anderzijds op onderzoekresultaten uit het verleden (‘historical data’, of misschien wel politiek zo gegroeid), maar waarvan de onderliggende onderzoeksrapporten niet te achterhalen zijn. De voorschriften kennen daarmee geen wetenschappelijke basis, terwijl vanuit wetenschappelijk onderzoek (gelijkwaardige) oplossingen voor brandveiligheid ontwikkeld kunnen worden.
20
Figuur 7 Proces van Nederlands beoordelingssysteem van brandveiligheid [NIFV, 2008]
Andere landen, zoals de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Zweden, kennen een performance-based systeem van regelgeving met betrekking tot de brandveiligheid van gebouwen. Bij een performance-based wetgeving zijn de doelvoorschriften van de doelstellingen van brandbeveiliging weergegeven. Dit systeem heeft een wetenschappelijke grondslag. Het ontwerpen heet dan ook Fire Safety Engineering.
21
Figuur 8 Proces van Fire Safety Engineering [NIFV, Fysieke Veiligheid, November 2006]
De Nederlandse en Belgische statische situatie staat eerder in de kinderschoenen tegenover een beoordeling conform de methode van FSE, welke eerder kan gekenmerkt worden als een dynamisch systeem. Bij het proces van FSE zoals weergegeven in bovenstaande figuur, is de wetenschap een onderdeel van het beoordelingssysteem – niet zoals bij de huidige prescriptieve regelgeving, waar de wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt of onvindbaar is.
22
5 Analyse van brandhaarden vanuit bestaande en nieuw opgemaakte statistieken Sinds 1984 worden jaarlijks statistieken opgemaakt aan de hand van de interventies van de openbare hulpdiensten. Hieronder vallen zowel de interventies van de brandweer, alsook die van de oproepcentra 100 en de andere eenheden van de civiele veiligheid. In het kader van FSE werd de focus voor een verdere analyse gelegd op de weergegeven aantallen van interventies van de brandweer. Via Prof. De Saedeleer werden een reeks bestaande statistieken doorgekregen. De betrouwbaarheid van deze oudere statistieken is beter dan die van na 1994 aangezien deze op regelmatige tijdstippen werden verzameld voor bijna alle korpsen. Ook bevatten deze statistieken alle informatie van het interventieverslag en het brandverslag. Elke interventie werd opgeslagen als een record, die in een databank kan worden geraadpleegd en waarbij verbanden kunnen worden gelegd. Voor de recentere statistieken dienen de brandweerdiensten (tot op vandaag) hun data maandelijks op diskette te bezorgen aan het departement Binnenlandse Zaken. Hieruit worden alleen de algemene cijfers en eindresultaten verzameld (geen individuele interventies) exclusief de ontbrekende gegevens van tal van korpsen die deze niet hebben doorgestuurd, wat een vertekend beeld geeft van de realiteit. De betrouwbare statistieken spreken over een periode van 1988 tot en met 1994 hiermee is de analyse begonnen. Vanaf 1995 zijn geen betrouwbare statistieken meer gepubliceerd. Dit aangezien sinds 1995 de interventies werden ingegeven door de korpsen zelf in de software van de firma ABIWARE, nl. ABIFIRE. Om de ontbrekende statistieken op te vangen en toch een realistisch beeld te krijgen van de brandoorzaken werd een analyse gemaakt van alle data ontvangen door het hoofdkorps van Gent. Hierbij werd door de consulent dataplanning een accesbestand opgemaakt van de archiefbestanden sinds 1995 tot november 2009, dankzij goedkeuring van Luitenant-kolonel ir. Van de Voorde, Officier-dienstchef van de Brandweer Gent. De zeer uitgebreide analyse van de toegeleverde statistische data betrof het nalezen en herindelen ervan alsook het verwijderen van niet-woning gerelateerde branden.
23
Uiteindelijk werden de 100.980 interventies over een tijdspanne van 14 jaar gereduceerd tot 3.094 woningbrand gerelateerde interventies. Een belangrijke opmerking en aanbeveling bij deze analyse, bleek het gemak tot geven van een eigen omschrijving van de interventie. In het standaardformulier van een interventieverslag alsook het brandverslag, wordt de mogelijkheid geboden tot het omschrijven/aanvinken van ‘andere’ bij bijvoorbeeld ‘aard van de ramp’. Hierbij kan dan een eigen omschrijving worden ingevuld. Bij de analyse van de interventies valt op dat een hoog percentage aan ‘andere’ of ‘onbekend’ wordt gegeven, waardoor de statistieken helaas moeilijk op te maken zijn. Hetzelfde geldt voor het brandverslag. Ook hier bestaat de mogelijkheid tot het invullen van ‘andere’ en ‘onbekend’ onder de omschrijving van ‘vermoedelijke brandoorzaak’, ‘vermoedelijke warmtebron’, alsook ‘materiaal dat vermoedelijk eerst ging branden’. Als aanbeveling kan gegeven worden om de lijsten met mogelijke interventies voldoende uit te breiden, zodat de juiste keuze van omschrijving kan gemaakt worden. Hieraan werd reeds voldaan bij de publicatie van de Ministeriële Omzendbrief van 11 december 2009, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2009, inzake de invoering van een nieuw model van interventieverslag, dat in voege trad vanaf 1 januari 2010. De brandweerdiensten dienen het interventieverslag op te stellen volgens het in de bijlage van de omzendbrief vastgelegde model (zie Bijlage C). Hetzelfde model van verslag zal voortaan gebruikt worden voor alle interventies, zonder onderscheid te maken tussen branden en andere incidenten. Verder vermeldt de Ministeriële Omzendbrief dat in de loop van 2010 een globale informaticatool voor de toekomstige hulpverleningszones6 beschikbaar zal worden, die een geautomatiseerde module bevat (“interventieverslag”), welke de brandweerdiensten toelaat hun gegevens elektronisch door te sturen naar de FOD Binnenlandse Zaken. Deze manier van 6
In een hulpverleningszone zijn meerdere brandweerdiensten actief (minstens 1 brandweerdienst die tot de klasse X, Y of Z behoort). Iedere zone beschikt over een beheerscomité (burgemeesters + de officiersdienstchefs van de brandweerdiensten in die gemeenten + gouverneur of afgevaardigde) en een technisch comité (officiers-dienstchefs van de verschillende gemeenten), maar hebben geen rechtspersoonlijkheid. Succes van de hulpverleningszones hangt af van de goodwill van de gemeenten om samen te werken. X-korpsen zijn voornamelijk de beroepsbrandweerkorpsen van de grote steden Y-korpsen zijn samengesteld uit een beroepskern, waaraan vrijwillige brandweerlieden werden toegevoegd Z-korpsen bestaan voornamelijk uit vrijwilligerspersoneel aangevuld met één of meerdere beroepsbrandweermannen
24
werken zal het Kenniscentrum7 toelaten, met het oog op de statistieken, om de door de brandweerdiensten ingevoerde gegevens er automatisch uit te halen. Het beoogde doel hierbij is een vereenvoudiging van de procedure dankzij de geschikte informaticamiddelen. Eén en ander kan in vraag worden gesteld. De firma Abiware geeft aan dat de oude interventieverslagen automatisch zullen worden geïntegreerd in de nieuwe verslagen. Maar in het nieuwe verplichte verslag komen vragen aan bod die niet in het oude verslag stonden. Een brandweerkorps dat vandaag een brandweerverslag wil opstellen dat aan de wettelijke verplichtingen voldoet, kan dus niet anders dan minstens een deel van het verslag apart bij te houden, zodat die gegevens later kunnen gerecupereerd worden als het ICT-programma is aangepast aan de wettelijke vereisten, die de minister voor het interventieverslag heeft opgelegd. Verder bevat het oude brandverslag specifieke invulvakken over de vermoedelijke plaats van ontstaan van de brand, de vermoedelijke warmtebron, het materiaal dat eerst ging branden, alsook de vermoedelijke brandoorzaak. Deze werden niet opgenomen in het huidige interventieverslag. De vraag kan dus worden gesteld hoe er statistieken van brandoorzaken zullen worden gevormd. Welke de invloed zal zijn van de invoering van de rookmelders op het aantal dodelijke slachtoffers zal met het nieuwe interventieverslag niet aan het licht komen.
5.1 Brandoorzaken en materialen die eerst ontsteken in België Bij de meeste interventies die te maken hadden met brand, werd steeds een zware ventilator ingezet door de brandweer om de versnelde ontroking mogelijk te maken. Het ‘versneld’ ontroken is dan ook één van de te onderzoeken maatregelen om de bewoners meer tijd te gunnen voor de evacuatie. De meest voorkomende materialen die eerst ontstaken, waren zetels, matrassen en bedlinnen, wandbekleding en textiel.
7
Het ‘Kenniscentrum’ voor de Civiele Veiligheid is een Belgische Staatsdienst die werd opgericht in juni 2008 in het kader van de hervorming van de hulpdiensten. Het Kenniscentrum staat in voor de verzameling, de verwerking, de ontwikkeling en de verspreiding van know-how aan de verschillende diensten, alsook de voortdurende evaluatie van de interventies met als doel het verkrijgen van betrouwbare statistieken.
25
Figuur 9 Overzicht procentuele aantallen warmtebron, brandoorzaak en eerst brandend materiaal over periode van 1988 - 2009
26
Figuur 10A Resultaat uit analyse statistieken - Vermoedelijke warmtebron Figuur 10B Resultaat uit analyse statistieken – Vermoedelijke brandoorzaak
27
Figuur 11 Resultaat uit analyse statistieken – Materiaal dat vermoedelijk als eerste brandde
28
Onderstaand overzicht geeft weer dat naast brandstichting en branden waarbij de oorzaak ligt bij werken en kortsluiting, uiteindelijk het menselijk gedrag de belangrijkste oorzaak is bij branden in woningen. De oorzaken kunnen samengevat worden als ‘de drie O’s’, zijnde onvoorzichtigheid, onachtzaamheid (droogkoken, rokend in slaap vallen, kaarsen) en onwetendheid (spelen met vuur, oververhitting). waarbij de inwoner zelf weinig kan aan doen, behalve dan de elektrische keuring van zijn netwerk. Materiaal
Brandoorzaak
Zetel / divan
Kaarsen, sigaret, brandstichting, rokend in slaap vallen
Matras en bedlinnen
Spelen met vuur, kaarsen, oververhitting, rokend in slaap vallen, defect elektrisch deken
Textiel
Sigaret, kaars, oververhitting
Wand- en vloerbekleding
Kortsluiting, brandstichting, droogkoken, oververhitting
Tabel 1 - Brandoorzaak gerelateerd aan materiaal dat eerst brandde
5.2 Brandoorzaken en vermoedelijke warmtebronnen in Nederland Uit onderzoek naar fatale woningbranden in 2008 van het Nederlandse Instituut Fysieke Veiligheid bleek dat de meeste fatale woningbranden ontstaan in de slaapkamer (34%) of in de woonkamer (31,5%). Naast brandstichting is het in slaap vallen tijdens het roken en het branden van kaarsen de belangrijkste brandoorzaak met een dodelijke afloop. Hiernaast zijn bij de niet-opzettelijke brandoorzaken ook kortsluiting, onvoorzichtigheid met elektrische apparaten en droogkoken de meer frequent voorkomende oorzaken, net zoals in België. In totaal is 55% van de slachtoffers tijdens de slaap omgekomen, waarbij de helft onder invloed was van drank of drugs. 66% van de slachtoffers is al overleden voordat de brandweer ter plaatse is, verstikking door rook is de grootste doodsoorzaak. De meeste dodelijke slachtoffers (53%) zijn ’10 jaar en jonger’ en ’56 jaar en ouder’. In 14% van de gevallen bleek een rookdetector aanwezig, maar met zekerheid kon slechts bij 5% van de fatale branden worden aangegeven dat de rookdetector wel degelijk gewerkt heeft.
29
5.3 Keuze van type brandhaard voor verdere simulaties Brandontwikkeling in woningen is vaak snel, dit door de relatief hoge brandlast in relatief beperkte ruimten en de verschillende mogelijke brandhaarden. Het menselijk gedrag ligt ook vaak aan de basis, hierbij zijn onvoorzichtigheid en onoplettendheid de meest frequente oorzaken. De modellering van de brand beperkt zich in dit werk enkel tot het materiaal dat eerst brandde. In realiteit zal de brand zich uitbreiden naar naastgelegen objecten (meubels, vloer- en wandbekleding), die op hun beurt zullen bijdragen tot de totale warmteontwikkeling (THR Total Heat Release), hetgeen ook zou moeten weergegeven worden in het ontwerp van de brand. Een veronderstelling wordt hier gemaakt dat de bijdrage van de naastliggende objecten, wand- en vloerbekleding, laag is in de beginfase van de brand. Deze worden dan ook voor de simulaties verwaarloosd. Er werd gekozen om een matrasbrand en een zetelbrand als type brandhaarden te modelleren (zie §7.3) omdat dit frequent voorkomende situaties zijn, zoals blijkt uit de analyse van de statistieken.
30
6 Rookmelders
Bij woningen is het van belang dat bij brand een woning zo snel mogelijk wordt ontruimd. Om dit mogelijk te maken moeten in woningen rookmelders worden geplaatst zodat de bewoners tijdig worden gewaarschuwd voor brand in één van de ruimten in de woning en voldoende mogelijkheid hebben de woning te ontvluchten. Een rookmelder is een apparaat dat reageert op de rookverschijnselen van een brand. Autonome rookmelders werken op een batterij, bij sommige rookmelders is het mogelijk deze aan elkaar te koppelen zodat alle rookmelders een alarmsignaal afgeven als één van de rookmelders een brand detecteert. Onderzoek toont aan dat bewoners in geval van brand meer kans hebben om aan de rook en het vuur te ontsnappen indien er rookmelders geïnstalleerd zijn. De rookmelder waarschuwt de bewoner, als hij slaapt, indien er rookontwikkeling is. Des te sneller de brand wordt ontdekt, des te meer tijd de bewoner heeft om de woning te verlaten.
6.1 Werking rookmelders Er bestaan meerdere soorten rookmelders, de twee meest toegepaste, met ieder een verschillende werking, zijn:
• ionisatierookmelders en • optische rookmelders .
Ionisatierookmelders Deze rookmelder bevat een radioactieve bron die geladen deeltjes uitzendt. Die deeltjes worden opgevangen op een elektrode, zodat tussen de twee elektroden een stroompje loopt. Bij rook neemt de stroom tussen de elektroden af, omdat een deel van de geladen deeltjes door de rook geabsorbeerd of verstrooid wordt. De radioactieve stof wordt afgeschermd tegen aanraking en tegen verspreiding.
Optische rookmelders
31
In de optische rookmelders wordt een lichtbundeltje uitgezonden en door een lichtgevoelige cel opgevangen. Als zich rook in het bundeltje bevindt, zal het licht deels verstrooid of geabsorbeerd worden. De rookmelder detecteert dit en alarmeert. Een ionisatierookmelder zal bij een direct uitslaande brand eerder alarm geven. Het merendeel van de branden, vooral in woningen, ontstaan echter vanuit een smeulende brand die zich vervolgens tot een grote open brand kan ontwikkelen. Een optische rookmelder zal een beginnende smeulende brand eerder detecteren dan een ionisatierookmelder en dus eerder alarm geven. Hoewel deze wettelijk niet meer toegelaten zijn (zie verder §6.3).
6.2 Rookmelders algemeenheden Rookmelders moeten aan het plafond hangen en het liefst in het midden van een ruimte maar in ieder geval minstens een halve meter van de wand af. Op iedere verdieping dient minstens één rookmelder te hangen. Er dient zeker een rookmelder geplaatst te worden op de gang aan het plafond waar de meeste deuren van slaapkamers uitkomen.
6.3 Wetgevend kader Hierbij werd voornamelijk gekeken naar de wettelijke aspecten en het gebruik in België en Nederland. Statistische gegevens over de impact door de implementatie van verplichting in de wet, werden terug gevonden in Zweden, Noorwegen, Finland, UK en de Verenigde Staten.
6.3.1 Wetgevend kader in België België is een klein land, maar de federalisering van de staat heeft toch voor een aantal bizarre kronkels gezorgd. Voor de drie gewesten is er andere reglementering van toepassing die op verschillende data in voege ging, wat de zaak nog meer bemoeilijkt.
6.3.1.1 Regelgeving België – Vlaams Gewest In het Staatsblad van 25 juni 2009 verscheen het decreet van 8 mei 2009, houdende de beveiliging van woningen door optische rookmelders. Het decreet verduidelijkt waaraan de rookmelder dient te voldoen (apparaat
32
conform Belgische norm 'NBN EN 14604' dat reageert op de rookontwikkeling bij brand door het produceren van een scherp geluidssignaal, en dat niet van het ionisatie type is). Dit decreet vervangt het decreet van 9 mei 2008 dat eigenlijk reeds in de verplichting voorzag. Alle nieuw te bouwen woningen en alle woningen8 waaraan renovatiewerken worden uitgevoerd - onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning moeten uitgerust worden met dergelijke rookmelders. Bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning moet aangegeven worden waar de rookmelders geplaatst zullen worden. Het decreet voorziet noch in het aantal, noch waar deze rookmelders dienen te worden geplaatst. Deze verplichting is van toepassing op gebouwen waarvoor de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd na 5 juli 2009 (datum van inwerkingtreding).
6.3.1.2 Regelgeving België – Waals Gewest Het Besluit van de Waalse Regering van 21 oktober 2004 verplicht de installatie van rookmelders in elke individuele of collectieve woonst, dus in elke woning, studio of appartement. Dit besluit is in voege getreden voor nieuwe woningen (‘in opbouw zijnde’) sinds 20 november 2004. Voor bestaande woningen ging dit in voege vanaf 1 juli 2006 - voor gehuurde woningen is de aankoop en de installatie van de rookmelders ten laste van de eigenaar van de woning, het vervangen van de batterij is ten laste van de huurder. De rookmelders dienen optische rookmelders te zijn die gecertificeerd zijn door een erkend organisme (vb. BOSEC). Bovendien moeten de rookmelders autonoom functioneren en dienen gevoed te worden door geïntegreerde batterijen of via het netwerk 230V. In dit laatste geval dient een noodbatterij te worden ingebouwd teneinde de werking van het toestel bij een elektrische panne te kunnen garanderen. Er is een bijkomende eis voor de ‘in opbouw zijnde’ woningen (nieuwe): indien de controle van de conformiteit van de elektrische installatie (met het oog op 8
Woning = elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande
33
de inwerkingtreding van deze elektrische installatie) plaatsvindt na 20 april 2005 en de woning minstens 4 rookmelders telt, dan dienen deze melders onderling te worden verbonden of op een centrale te worden aangesloten. De verbonden rookmelders verspreiden elk hun geluidssignaal wanneer één van hen rook detecteert.
Aantal te plaatsen rookmelders (Waals Gewest) − appartement ≤ 80m² : 1 rookmelder − appartement > 80m² : 2 rookmelders − woning: op elk niveau9 van de woning met een oppervlakte ≤ 80m²: 1 rookmelder
− woning: op elk niveau van de woning met een oppervlakte > 80m²: 2 rookmelders Het aantal rookmelders mag worden verhoogd indien de risico’s belangrijker worden, vb. rokers in de slaapkamer. Studentenkamers worden beschouwd als wooneenheden, alhoewel de meerderheid tot de collectieve10 huisvesting behoort. Hierbij is de geldende regelgeving dezelfde als die voor individuele woningen. Deze wetgeving beoogt niet de gemeenschappelijke ruimtes van appartementsgebouwen.
Plaats van de rookmelders In een woning met één verdieping (appartementen, bungalow) dient de rookmelder bij voorkeur geplaatst te worden in de nachthal. Indien deze niet aanwezig is, dient de rookmelder geplaatst te worden in de ruimte waarop de deuren van de slaapkamers uitgeven. Van zodra 2 rookmelders noodzakelijk zijn (oppervlaktes > 80m²), dient de tweede rookmelder geïnstalleerd te worden in de inkomhal die toegang verleent tot de woonkamer, of in de woonkamer indien de inkomhal rechtstreeks verbonden is met de nachthal, die reeds uitgerust is met een rookmelder.
9
Halve verdiepingen dienen te worden gezien als volwaardige verdiepingen. Collectieve huisvesting: huisvesting waarvan minstens één vertrek of één sanitaire ruimte gebruikt wordt door meerdere gezinnen of meerdere huurders.
10
34
In woningen met verschillende verdiepingen (huizen, duplex appartementen) dient er minstens één rookmelder geïnstalleerd te worden op elke verdieping van de woning, bij voorkeur geplaatst in de nachthal of de ruimte waarop de deuren van de slaapkamers uitgeven. Verdiepingen zonder kamers worden bij voorkeur uitgerust met een rookmelder in de hall of de overloop die toegang verleent tot bewoonbare vertrekken, of bij gebreke hiervan, in de living of elke ander bewoonbare ruimte met uitzondering van de keuken. Indien de oppervlakte van een verdieping groter is dan 80m², dient de tweede rookmelder te worden geïnstalleerd in een ondervermeld vertrek volgens een prioritaire volgorde, indien dit vertrek nog niet werd voorzien van een rookmelder:
− hall of overloop die toegang verleent tot de woonruimtes; − de kamer waarin het bovenste gedeelte van een trap uitkomt; − de aan de keuken aanpalende kamer; − de slaapkamer; − elke andere woonruimte (behalve de keuken).
6.3.1.3 Regelgeving België – Brussels Gewest (vergelijkbaar met Waals Gewest) Rookmelders zijn verplicht in alle verhuurde woningen of appartementen van het Brussels Gewest sedert het decreet van 15 april 2004 – datum van inwerkingtreding is 1 juli 2005. Alle eigenaars worden verplicht deze te voorzien. Volgende beschrijving werd opgenomen in het Staatsblad ‘Elk lokaal
op het evacuatietraject11 in de te huur gestelde woningen moet voorzien zijn van een door BOSEC, of een gelijkaardig Europees erkend organisme, gecertificeerde rookmelder. De rookmelder mag niet van het ionisatie type zijn (enkel de optische melder wordt dus aanvaard) en dient uitgerust te zijn met een ingebouwde batterij met een levensduur van meer dan vijf jaar of aangesloten zijn op het elektrisch stroomnet (230V). In dit laatste geval is er een noodbatterij voorzien voor het verzekeren van de goede werking van het toestel bij stroomonderbrekingen.’
11
Evacuatietraject: al de lokalen, die men moet doorlopen om vanuit de slaapkamer(s) de buitendeur van de woning te bereiken.
35
Samenvattend België
Tabel 2 - Samenvattende tabel regelgeving rookdetectoren in België
6.3.2 +Wetgevend kader in Nederland Op grond van artikel 2.146.7 van Bouwbesluit 2003 moet elke woning van één of meerdere rookmelders worden voorzien, opdat de personen in de woning bij brand snel worden gealarmeerd en zichzelf daardoor snel in veiligheid kunnen brengen. Het maakt hierbij niet uit of het een grondgebonden woning van één bouwlaag (bungalow) of van meerdere bouwlagen (bijvoorbeeld normale eengezinswoning) betreft, of een woning die op de 10de verdieping van een woongebouw is gelegen. Rookmelders moeten dus in elke woning worden voorzien (ook de bestaande). Deze regel geldt reeds sinds 2002 in Nederland. In de NEN 2555 staat vermeld aan welke eisen rookmelders moeten voldoen. Dit betreft bijvoorbeeld het alarmsignaal, de energievoorziening en de positie van de rookmelders. Vervolgens wordt de beoordeling van de functionaliteit van de rookmelders vastgesteld. Hier wordt bepaald wat de gevoeligheid, weerstand en werking van de rookmelders moeten zijn. Opgemerkt wordt dat het Bouwbesluit 2003 alleen de primaire inrichtingseisen en primaire producteisen zoals opgenomen in NEN 2555 aanstuurt. In de 10e serie wijzigingen van de Modelbouwverordening wordt daarnaast vermeld dat de aanwezige rookmelders adequaat functioneren volgens NEN 2555.
36
In welke ruimten moeten rookmelders worden voorzien? Rookmelders moeten worden voorzien in elke ruimte die vanaf de toegang van een bepaalde verblijfsruimte tot een woningtoegangsdeur wordt gepasseerd (dit mag ook een andere deur dan de voordeur zijn). Veelal zijn dit de verkeersruimten12 in een woning. Het kunnen echter ook andere ruimten, zoals een woonkamer (= verblijfsruimte), zijn. De bijgevoegde voorbeelden in onderstaande figuur verduidelijken dit.
Figuur 12 Voorbeelden positionering van rookmelders in grondgebonden13 woning
Plaats van de rookmelders in de ruimte − Bij voorkeur aan het plafond situeren (en dus niet aan de wand). Indien toch gekozen wordt voor situering aan de wand, de rookmelder tussen 0.1m en 0.3m onder het plafond situeren.
− Bij voorkeur in het midden van de ruimte situeren. − Maximale bewakingsoppervlakte per rookmelder: 80m² (zie Figuur 13)
12
Verkeersruimte = ruimte anders dan een ruimte in een verblijfsgebied, een toiletruimte, een badruimte of een technische ruimte, bestemd voor het bereiken van een andere ruimte. 13 Grondgebonden woning = woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een terras en/of een tuin. Ze staan tegenover gestapelde woningen
37
− Grootste afstand tussen rookmelder en een willekeurig punt van het plafond is niet groter dan 6.7m (of 7.5m wanneer de ruimte smaller is dan 3m) (zie Figuur 13)
− Niet plaatsen op minder dan 50cm van de zijmuur en hoeken van een vertrek (tenzij de ruimte smaller is dan 1m); en niet direct onder de nok. Daar is nauwelijks luchtcirculatie waardoor eventuele rook pas heel laat doordringt (zie Figuur 14)
− Niet plaatsen boven verwarmingstoestellen en radiatoren of in de nabijheid van openingen van luchtverversingskanalen. Door de luchtstroming kunnen de rookdeeltjes de rookmelder niet bereiken.
− Niet plaatsen in of vlakbij de toegangsdeur van de badkamer of de keuken. De gewone rookmelder kan stoom, vocht en dampen van bakken en braden niet onderscheiden van rookdeeltjes. Dit kan leiden tot vals alarm.
− Niet plaatsen in stookplaatsen en koelruimten; de melder werkt niet correct bij temperaturen beneden 5 °C en boven 40 °C (dus niet plaatsen in ruimten buiten de thermische schil).
Figuur 13 Bewakingsoppervlakte per rookmelder
Figuur 14 Plaatsing rookmelder bij obstakel (vb balk)
38
Eisen aan rookmelders − De rookmelder moet uitgevoerd worden als niet-ioniserende rookmelder (dus als een optische rookmelder).
− De rookmelder moet rechtstreeks op de elektrische installatie worden aangesloten.
− Om daadwerkelijk vast te stellen dat de rookmelder vanuit de elektrische installatie wordt gevoed, moet de rookmelder een voedingsindicator bevatten. Ook moet de rookmelder een storingsindicator bevatten die onder andere een akoestisch signaal in werking stelt indien de batterijspanning laag is of als er geen voedingsspanning is.
Aanbevelingen − Rookmelders bij voorkeur voorzien van secundaire energievoorziening (batterij).
− De rookmelders mogen op een aparte eindgroep worden aangesloten. Om te worden gewaarschuwd bij een eventuele uitval van de desbetreffende eindgroep, verdient het echter de voorkeur om rookmelders aan te sluiten op een eindgroep waarop (een deel van) de verlichting van de woning is aangesloten.
− De rookmelders hoeven niet te worden doorgekoppeld. Dit is echter wel een voordeel. Indien ze zijn gekoppeld, moeten ze op dezelfde eindgroep worden aangesloten.
− Zie Nederlandse norm NEN 2555.
6.4 Invoering van regelgeving omtrent rookmelders, impact op brandveiligheid: enkele cijfers Internationale studies wijzen op het levensreddende nut van rookmelders. Uit Britse statistieken blijkt bijvoorbeeld dat bij woningbranden, ontdekt door rookmelders, het aantal slachtoffers per 1000 branden vermindert tot 3, terwijl er per 1000 branden gemiddeld 9 doden zijn als er geen rookmelders aanwezig zijn (daling met 66%).
39
Volgens dezelfde studies kunnen 68% van de woningbranden ontdekt, door een rookmelder, worden beperkt tot de vuurhaard en 98% tot de ruimte waar de brand uitbreekt, tegenover respectievelijk 41% en 90% als een rookdetector en –melder ontbreekt. In de Verenigde Staten heeft 15 op 16 woningen (dat is 94% van alle woningen) een rookdetector. De helft van de doden bij woningbrand valt in de 6% zonder rookmelder [Mc. Carthy, 2000]. Status
2000
2001
Niet aanwezig
56
66
Aanwezig niet in
10
5
10
18
24
11
rookdetector
werking Aanwezig en in werking Geen info
Tabel 3 Percentage fatale branden - status rookmelder [Mc. Carthy, 2000]
Slechts in 10-20% van de fatale branden bleek een werkende detector aanwezig. Bij de helft van de fataliteiten bij een brand, werden de slachtoffers gevonden vlak voor de uitgang. Dit impliceert een te late evacuatie. Een rookdetector zou extra evacuatietijd gecreëerd hebben. De brandveiligheid van een gebouw wordt bepaald door de benodigde vluchttijd (Required Safe Egress Time, RSET) en de beschikbare vluchttijd (Available Safe Egress Time, ASET), ook bedreigtijd genoemd. De RSET is de tijd die nodig is voor evacuatie en/of voor redding. De ASET is de tijd die verstrijkt voordat de ontwikkeling van rook en hitte zodanig groot is dat deze levensbedreigend is. Wanneer de ASET groter is dan de RSET dan is sprake van brandveiligheid. Zowel de ASET als de RSET wordt beïnvloed door het gebruiken van rookdetectoren, alsook gebruik van woningsprinklers. Een rookdetector creëert extra evacuatietijd, door de detectietijd te verkleinen. Onderstaande figuur toont een veiligheidmarge tussen de ASET, tijd tot onverdraagzame condities en de RSET, nuttige evacuatie tijd. Om een veilige ontvluchting mogelijk te maken moet de tijd die nodig is voor het doorlopen van de
40
fasen van het brand- en vluchtproces (RSET) vermeerderd worden met een veiligheidsmarge. Deze marge betreft de restperiode tot de verslechterde omgevingsconditie beslist voor alle aanwezigen fataal wordt (veiligheidsfactor). De vluchttijd en de marge samen moeten korter zijn dan de tijd die verstrijkt totdat het incident zich ontwikkeld heeft tot een levensbedreigende situatie (ASET). Door de verminderde detectietijd, zal deze veiligheidsmarge groter worden, dus hogere brandveiligheid.
Figuur 15 Weergave RSET en ASET
Ook in Europa maakt de rookmelder opgang. Vooral in de Scandinavische landen is de rookmelder goed ingeburgerd. In Noorwegen heeft 98% van de woningen minstens één rookmelder. In Zweden 88% en in Finland 66%. In België daarentegen schat men het gebruik van rookmelder in particuliere woningen tussen de 3 en de 10%. Uit een Zweedse studie met betrekking tot data van 1983 tem 1994 [SFPA, 1995] bleek dat in slechts 6% van de dodelijke gevallen een rookdetector aanwezig was en in werking bleek. Eveneens heeft Hygge [1991] een analyse gemaakt, nu van de Zweedse statistieken omtrent de impact van rookdetectoren op het aantal fatale branden. Hij concludeert, vanuit een Amerikaanse literatuurstudie, dat rookdetectoren een belangrijke rol
41
spelen bij de preventieve aanpak van fatale branden – tot 50% verlaging van het risico op een fatale brand . Nochtans is deze conclusie niet valabel voor Zweden. Volgens hem is de verhouding als volgt: 3 licht gewonden en 9 zwaar gewonden per fataliteit.
6.5 Input rookdetectoren in CFD simulaties Naast temperatuursmetinen , worden rookdetectoren eveneens ingegeven als device. De weergave van de detector volgt na input en wordt gehaald uit een bibliotheek van voorgeprogrammeerde tools.
Figuur 16 SMV weergave van een kamer waarin een reeks temperatuursmetingen gebeuren (groene punten) en waarin een rookdetector is gesimuleerd aan het plafond
Input FDS 5.5:
&PROP ID = ‘SMOKE DETECTOR’, QUANTITY=’CHAMBER OBSCURATION’, LENGTH=1.8, ACTIVATION_OBSCURATION=3.28/ Input FDS 5.3:
&PROP ID = ‘SMOKE DETECTOR’, QUANTITY=’spot obscuration’, LENGTH=1.8, ACTIVATION_OBSCURATION=3.28/ Belangrijke opmerking hierbij is de hoofdlettergevoeligheid bij de ingave in v5.3. Voor de verdere input van de ontroking, zal één en ander worden aangestuurd door middel van de rookdetector.
42
7 Ontroking
Door een correcte toepassing van ventilatie kan een back-draft worden voorkomen, aangezien door een gecontroleerde ventilatie de kans op een onvolledige verbranding wordt gereduceerd. Bij goed gebruik van ventilatie worden hitte, rook en giftige gassen op een gecontroleerde manier afgevoerd via openingen in dak en gevel (rook- en warmte afvoer). Bovendien wordt lucht van buiten aangevoerd. De aanvoer van verse lucht zorgt voor een volledige verbranding. De afgevoerde hitte zorgt ervoor dat de temperatuur waarbij zelfontbranding optreedt van de overige materialen in de ruimte, minder snel of niet wordt bereikt, mits natuurlijk een snelle blussing of koeling van de vuurhaard mogelijk is14. Uit de analyse van de dossiers van het hoofdkorps Gent bleek dat veelal de deuren van de betrokken woningen open stonden, waardoor de aangevoerde koude lucht de temperatuur reeds liet dalen. In sommige gevallen werden de ramen reeds geopend. Ook hierbij zag men dat de brand zich vaak beperkte tot de ruimte waarin hij ontstond.
Het tijdig vluchten uit een woning Veelal gaat de ontwikkeling en de verspreiding van rook sneller dan die van vuur, met als gevolg dat er meer letselschade optreedt door rook dan door vuur. Rook is voor mensen een levensbedreigende factor. Hierdoor moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat mensen rook inademen. Met andere woorden : de tijdsduur dat personen in met rook gevulde ruimtes moeten verblijven, moet worden beperkt. Het tijdig vluchten uit een woning is ook afhankelijk van volgende factoren: -
Mechanische sterkte van de woning met het oog op de mogelijkheid van instorten
14
43
-
De grootte van de woning (loopafstand naar uitgang)
-
Het aantal personen en hun toestand, leeftijd, ed
-
Het aantal, de plaats en de beschikbaarheid van de uitgang(en)
-
De mate van de rookproductie
-
De mate van snelheid van brandvoortplanting
De binnenaanval van de brandweer wordt hiermee bedoeld.
-
De mogelijke plaats van de brand in de woning
-
De eventuele compartimentering van de woning
-
De lichtsterkte in de woning
-
De ligging van de woning (bv. appartement)
-
De indeling van de woning
De vraag is of bij het toepassen van een ontrokingssysteem in particuliere woningen, waarbij de aansturing verloopt via het detecteren van de brand door de verplichte rookmelder, de veiligheidsmarge tussen ASET en RSET voor de bewoners zal vergroten. Het ontrokingssysteem omvat enerzijds het openen van een kantelraam in het dak en het toegangsluik naar de zolder en anderzijds de toegangsdeur op het gelijkvloers. Hierdoor wordt een schouweffect gecreëerd.
Door een temperatuursverschil tussen binnen- en buitenlucht ontstaat een drukverschil, waardoor bij een hogere binnentemperatuur de infiltratiesnelheid van de lucht toeneemt en derhalve ook het ontroken. Een schematische weergave van het effect van het temperatuursverschil op de ventilatie is hierboven weergegeven. Belangrijk is wel dat deze zich in eenzelfde gevelvlak bevinden. Zo niet kan bij een windvlaag het tegengestelde gebeuren waardoor de rookgassen niet naar boven bewegen maar worden aangezogen naar de voordeur. Dit belemmert de evacuatie van de inwoners nog meer.
44
Figuur 17 Principeweergave uit de norm NBN S21-208-3: ‘Ontroking van trappenhallen’.
Voor het ontrokingsprincipe te illustreren werden CFD simulaties uitgevoerd met de meest frequent voorkomende brandhaarden volgend uit de statistieken.
Figuur 18 Voorstelling ontroking via kantelraam
Bij de simulaties werd gebruik gemaakt van de door het VEA gedefinieerde type woningen. Het Vlaams Energieagentschap, afdeling van de Vlaams overheid, heeft voor de verduidelijking van de invoering van de energieprestatieregelgeving enkele voorbeeldwoningen berekend met de EPB software. Zo werden ‘een
45
hoekappartement’, ‘een vrijstaande woning’ en ‘een rijwoning’ als type referentiewoningen gebruikt. Deze gegevens zullen hier verder worden gebruikt voor het maken van simulaties in het CFD model pakket Fire Dynamics Simulator (verder FDS). Uit de geanalyseerde statistieken bleek duidelijk dat de meeste branden zich voordeden in rijwoningen. De simulaties worden dan ook in het voorbeeld, ‘rijwoning,’ opgebouwd. Twee reeksen simulaties werden doorgerekend, enerzijds de volledige rijwoning zoals voorgesteld in §7.1 en anderzijds een vereenvoudigde versie van verder genoemd ‘kamergang’-simulatie voorgesteld in §7.2. De uitgebreide simulaties werden berekend met FDS versie 5.3, dit met een zware computer met verschillende co-processoren. De meer ‘eenvoudige’ simulaties werden berekend met FDS versie 5.5, de huidige versie beschikbaar op de website van NIST. In bijlage B worden alle simulaties gedetailleerd weergegeven. Conclusies uit de verschillende simulaties volgen in § 7.4.
7.1 Gegevens en geometrie van de type woning = rijwoning De rijwoning bestaat uit een kelderverdieping, een gelijkvloerse verdieping, een eerste verdieping en een zolderverdieping onder het dak. Op de gelijkvloerse verdieping bevinden zich een inkom met WC, een woonkamer, een keuken en een berging. De eerste verdieping bestaat uit 3 slaapkamers, een hall en een badkamer. In de hall is een luik dat doorgeeft naar de zolder. Deze wordt verder in de simulaties deur 9 genoemd. Op de zolder bevinden zich twee kantelramen, waarvan gebruik zal worden gemaakt voor de ontrokingssimulaties.
46
Figuur 19 Rijwoning kelderverdieping en gelijkvloerse verdieping [VEA, voorbeeldwoningen april 2009 ]
Figuur 20 Rijwoning grondplan eerste verdieping [VEA, voorbeeldwoningen april 2009]
47
Figuur 21 Rijwoning voorgevel noord (links)[VEA, voorbeeldwoningen april 2009] en weergave geometrie rijwoning smokeview FDS (rechts)
Figuur 22 Rijwoning doorsnede AA' (links)[VEA, voorbeeldwoningen april 2009] en weergave geometrie rijwoning via SMV vanuit simulatie in FDS (rechts)
48
7.2 Vereenvoudigde ‘Kamergang’ simulatie Wegens gebrek aan een persoonlijke zware computer en door omstandigheden op het werk, heb ik de testsimulaties op een vereenvoudigde weergave telkens in eerste instantie laten lopen. Dit maakte het mogelijk om op gelijk welk tijdstip de simulaties mobiel aan te passen en bij te sturen. Het uiteindelijke aantal cellen van de weergave werd gereduceerd van 1.448.936 (simulatie rijwoning) naar 124.416 cellen (simulatie kamergang). De keuze werd gemaakt om een deel van de rijwoning te hersimuleren, bestaande uit twee naast elkaar liggende slaapkamers en een aansluitende gang.
Figuur 23 Vereenvoudigde simulatie 'kamergang'
7.3 Dimensioneren van de gekozen brandhaarden In §4.3 werd gekozen voor een matras en een zetel als type branden voor de verdere CFD simulaties
7.3.1 Typisch brandverloop van gestoffeerde kunststof materialen Voor het berekenen van de HRR van een thermoplastisch materiaal zijn volgende parameters belangrijk: densiteit van het bulkmateriaal ρ, de verbrandingswaarde of calorische waarde ΔHc, de MLRPUA (mass loss rate per unit area) ṁ” en het gewicht en de afmetingen van het materiaal. De verbrandingssnelheid kan worden bepaald uit:
49
VP =
waarbij:
m& ′′
ρ VP = de verbrandingssnelheid [m/s] ṁ” = massaverlies per oppervlakte [kg/s.m²] ρ = densiteit van het bulkmateriaal [kg/m³]
Door Yii werd aangenomen dat een thermoplastisch materiaal zich als een plasbrand gedraagt, tijdens de post flash-over periode. Deze aanname werd doorgetrokken voor de bepaling van het brandverloop. Hierdoor is de blootgestelde oppervlakte tevens de oppervlakte van de plasbrand. De oppervlakte van de plasbrand wordt dan Af = B x H uitgedrukt in [m²] Berekening van het massaverlies R = ṁ” x Af uitgedrukt in [kg/s] De ontwikkelde warmte, HRR kan op deze manier simpel worden uitgedrukt als Q = R x ΔHc uitgedrukt in [MW] Er dient te worden opgemerkt dat deze manier van modelleren van een thermoplastisch materiaal enkel geldt als brandstof tijdens de post flash-over fase - hierbij wordt verondersteld dat alle brandstof aan het branden is en waarbij de blootgestelde oppervlakte van de brandhaard gelijk is aan de oppervlakte van de plasbrand. Zoals reeds eerder aangenomen werd geen rekening gehouden met de bijdrage van naastliggende materialen. Onderstaande eenvoudige modellering van het brandverloop door Yii, wordt verder gebruikt in de FDS simulaties. Dit is een vereenvoudiging, waarbij is aangenomen dat de plasbrand in een steady state regime vertoeft.
50
Figuur 24 Weergave van het experimentele verloop en het gemodelleerde verloop van de brandcurve van een typisch gestoffeerd materiaal [Yii, 2000]
7.3.1.1 Simulatie reeks 1 ‐ Brandhaard = eenpersoonsbed De brandhaard bestaat voor de eerste simulatie uit een rechthoekige brand met een oppervlakte Af van 1m x 2m. Een simulatie wordt aldus gemaakt van een brandende matras.
Figuur 25 Geteste eenpersoons matras
Figuur 26 SMV weergave in FDS
51
Figuur 27 HRR vs tijd van een brand van een eenpersoonsmatras [Yii, 2000]
In FDS wordt enerzijds gewerkt met MLRPUA (Mass loss rate per unit area) en anderzijds met HRRPUA (heat release rate per unit area). Volgende input werd gebruikt in de simulaties:
• Enerzijds op basis van HRRPUA &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 /
• Enerzijds op basis van MLRPUA &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / Uit de eerste simulaties is gebleken dat dergelijke brandlast niet tot volledige ontwikkeling kan komen in een gesloten ruimte, HRR tot 110kW leken een meer aannemelijke grootte qua brandhaard. Een reeks simulaties werd dan ook uitgevoerd bij de lagere HRR van 55 kW/m².
52
7.3.1.2 Simulatie reeks 2 – Brandhaard = gestoffeerde zetel De brandhaard bestaat voor de tweede reeks simulaties uit een rechthoekige brand met een oppervlakte Af van 0.76m x 0.58m. Een simulatie wordt aldus gemaakt van een brandende zetel.
Figuur 28 Simulatie zetel in FDS (links) en testuitvoering typische gestoffeerde zetel (rechts)
Figuur 29 HRR tegenover tijd van brandende zetel [Yii, 2000]
Voor de zetel zijn dezelfde inputgegeven genomen, de uiteindelijke waarde van de HRR is veel lager dit door de eerder beperkte brandlast.
53
8 Woningsprinklers
8.1 Werking van een sprinklerinstallatie Het idee van een automatische blussing door middel van water bij een brand stamt al uit 1864. Major Harrison heeft het systeem in Engeland uitgevonden. De realisatie van deze uitvinding werd echter aan de Verenigde Staten overgelaten. Henry Parmelee had de primeur; zijn pianofabriek werd voorzien van een sprinkler installatie. Een sprinklerkop doet in feite hetzelfde als het eindstuk van een tuinslang ; hij breekt een bundel water in een fijne spray. Het water kan pas uit de sprinklerkop komen als hij door een brand wordt verhit. Een metalen afsluiting zorgt voor een goede afdichting. De grens van de activering, de dus maximaal toelaatbare temperatuur is per type sprinklerkop verschillend. Als deze grens is overschreden wordt de sprinkler geactiveerd door het smelten van een glazen of metalen voorwerp.
Figuur 30 Voorstelling van werking sprinkler
De bovenstaande illustratie toont een sprinklerkop met een glazen cilinder. Bij een brand ontstaat er altijd een smalle slurf van hitte die naar het plafond stijgt. De hete
54
gassen zullen zich langs het plafond gaan verspreiden, al naar gelang de hoogte en hoeveelheid van de vuurbelasting zal de temperatuur toe of afnemen. Als de hete gassen de dichtstbijzijnde sprinkler bereiken, zal deze bij een bepaalde temperatuur in werking treden. Bij een woningsprinkler is dit meestal rond de 75 °C. De glazen capsule breekt en uit de kop komt een fijne spray van water. Mocht één sprinkler het werk niet kunnen afmaken dan bereiken de hete gassen vanzelf de volgende sprinklerkop. De conventionele sprinkler heeft als doel het voorkomen en beheersbaar houden van een brand. De woningsprinkler is hierin niet anders; de realiteit is dat in de meeste gevallen de woningsprinkler de brand zelfs geheel uitmaakt. De woningsprinkler is in eerste instantie niet ontworpen met het idee om een brand uit te maken. Alles draait om de vroegtijdige ontvluchting van de mensen in een situatie die overleefbaar is. De woningsprinkler voegt er daarom nog een aspect aan toe: TIJD Sprinklers bestrijden de brand door in een vroeg stadium water over de brandhaard te verspreiden. Statistieken bewijzen dat dit een uiterst effectieve vorm van brandbeveiliging is (zie §8.4). De waterschade is meestal aanzienlijk minder dan bij brandbestrijding door de brandweer. Sprinklerinstallaties voor woningen verspreiden een kleine 100 liter water per minuut over een eerder beperkte oppervlakte, terwijl de brandweer ongeveer 600 liter/minuut over een veel grotere oppervlakte verspreidt. Residentiële sprinklers bieden een geschikte oplossing voor bv woongebouwen voor ouderlingen. Statistieken tonen immers aan dat het aantal doden in gebouwen met dergelijke actieve brandbeveiligingssysteem drastisch daalt. Deze sprinklers treden namelijk in werking voordat er voor de bewoners levensbedreigende omgevingsvoorwaarden ontstaan (te hoge concentratie aan toxische gassen, temperaturen die in- en uitwendige brandwonden veroorzaken, zuurstofgebrek).
8.2 Sprinklerinstallatie algemeenheden Een sprinklerinstallatie is in het algemeen samengesteld uit: − een watervoorziening, bestaande uit een of meer middelen, die water onder bepaalde druk toevoert;
55
− een hoofdleiding, die de verbinding vormt tussen de watervoorziening en de alarmklep;
− één of meerdere sprinklersecties, waarbij elke sectie bestaat uit een hoofdafsluiter, een alarmklep en een leidingstelsel voorzien van een aantal sprinklers.
8.2.1 Watervoorziening Als watertoevoer komt in aanmerking: − een directe aansluiting op een openbaar waterleidingsnet; − een hooggelegen waterreservoir; − een door een elektromotor of een door een dieselmotor aangedreven pomp die zijn water betrekt uit een openbaar waterleidingsnet, open water, een reservoir, een bassin, …;
− een drukvat.
8.2.2 Soorten systemen Sprinklerinstallaties worden onderscheiden in de volgende systemen: 1. Sprinklersysteem van het natte type : alle leidingen in het systeem zijn continu met water gevuld; zodra brand wordt gedetecteerd, start het systeem onmiddellijk met sproeien. Toepassing blijft beperkt tot vorstvrije / verwarmde gebouwen. Limiet: maximaal 1000 sprinklers / alarmklep. 2. Sprinklersysteem van het droge type: bij dit systeem zijn de leidingen normaal gevuld met droge lucht (perslucht). Zodra brand wordt gedetecteerd (door sprinkler of andere detector), wordt een hoofdklep geopend, worden de leidingen gevuld met water en treden de sprinklers, die geopend zijn, in werking. Dit systeem vindt speciaal toepassing in vorstgevoelige ruimtes. Nadeel: reactiesnelheid (water moet beschikbaar zijn op het verste punt < 60sec) en potentiële waterschade. Limiet: maximaal 4m³ luchtinhoud van leidingnet. 3. Sprinklersysteem van het type pré-actie: dit is een droog systeem in ruimten waarin waterschade kost wat kost moet worden beperkt (computerzalen, archieven, bibliotheek). Zodra brand wordt gedetecteerd, lopen de leidingen vol. Breekt vervolgens de ampul, dan wordt er meteen gesproeid. Mocht de ampul
56
door een andere oorzaak dan brand beschadigt zijn, komt er bij brand geen water vrij, dit is een veiligheidssysteem. Doel: vermijden van accidentele waterschade. 4. Sprinklersysteem van het type Deluge: bij detectie van brand (door sprinkler of andere detector) treden direct alle sprinklers in werking – blussing wordt geactiveerd via een systeem met ‘open’ koppen. Dit is vooral van belang waar een brand zich extreem snel kan verspreiden, toepasselijk bij objectbeveiliging (tankenpark, machines). 5. speciale systemen: o watermistsystemen: voor felle branden waarbij grote hitte vrijkomt o ‘on-off’-systeem: bij dit systeem wordt de watertoevoer gesloten zodra de temperatuur is gedaald tot een bepaalde waarde. o Sprinklersysteem van het schuimtype: wordt toegepast waar normale blussing met water niet effectief is, zoals in het geval van vloeibare brandstof met een lage soortelijke massa dan water (waardoor water niet drijft op het oppervlak). Er bestaan types met schuimtoevoeging of met schuimgeneratoren. In tegenstelling tot water heeft het schuim een lagere soortelijke massa zodat het op de brandende vloeistof drijft, hierdoor voorkomt het schuim dat zuurstof de brandstof kan bereiken waardoor het vuur dooft. Het schuim stopt de verdamping en koelt de brandbare vloeistof.
8.2.3 Types sprinklers – indeling naar plaatsing In grote lijnen kunnen volgende sprinklertypes worden gebruikt voor woongebouwen: 1. Hangende sprinkler (Pendent): vooral in gebouwen en verlaagde plafonds (zie Figuur 31Figuur 31 Hangende sprinkler
Figuur 32 Zijdelingse sprinkler).
2. Zijdelingse sprinkler (Side Wall): wordt geplaatst waar een normale plaatsing onmogelijk of weinig esthetisch is. Voornamelijk van toepassing in hotels, woningen en bureelgebouwen (zie Figuur 32). 3. Open sprinkler: heeft geen temperatuurgevoelig element en afsluitklep. Zodra het detectiesysteem brand signaleert en de watertoevoer start, begint dit type te sproeien. Wordt toegepast bij Deluge systeem. 4. Concealed sprinkler: vooral daar waar esthetische overwegingen of gladde gemakkelijk te reinigen oppervlakken belangrijk zijn. De onderzijde ligt normaal
57
gesproken gelijk met het plafond, maar bij brand zakt de gehele sprinkler naar beneden voordat hij in werking treedt (zie Figuur 33). 5. Droge sprinkler: wordt toegepast in diepvriescellen waar het sprinklernet in een vorstvrije zone kan worden geplaatst en de sprinklerkoppen zich in de diepvrieszone bevinden (zie Figuur 34).
Figuur 31 Hangende sprinkler
Figuur 32 Zijdelingse sprinkler
Figuur 33 Concealed sprinkler
Figuur 34 Droge sprinkler
8.2.4 Gevarenklassen De vereiste volumestroom van het bluswater (= sproeidichtheid [l/min/m²]) is in grote mate afhankelijk van de gevarenklasse. Er worden drie gevarenklassen onderscheiden: 1. Klasse L (Laag – Light Hazard): in deze klasse zal de branduitbreiding niet snel verlopen. De hoeveelheden vrijkomende warmte-energie per tijdseenheid zijn beperkt en de ruimten waarin het gebouw is onderverdeeld, hebben een beperkt oppervlak (referentie CEA 4001 maximaal 126m² met een brandwerendheid van
58
30’). Deze omstandigheden worden verwacht in woongebouwen, hotels, ziekenhuizen, kantoorgebouwen. Er zal slechts een beperkt aantal sprinklers gelijktijdig in werking treden, zodat de volumestroom van het bluswater ook laag kan zijn. 2. Klasse OH of N (Ordinary Hazard - Normaal): deze klasse is van toepassing als de uitbreiding matig snel zal verlopen, de hoeveelheid vrijgekomen warmteenergie per tijdseenheid middelmatig is en er geen sprake is van plaatsen met een geconcentreerde vuurbelasting (zoals opslagruimten met brandgevaarlijke goederen). Deze omstandigheden kunnen zich voordoen in industriële gebouwen waarin geen sprake is van geconcentreerde hoge vuurbelasting, noch van de aanwezigheid van goederen of stoffen die zeer snel kunnen verbranden of moeilijk met water te blussen zijn. Er is sprake van een normale hoeveelheid vrijkomende energie, zodat een normaal aantal sprinklers gelijktijdig in werking zal zijn. Ook de volumestroom van het bluswater zal normaal zijn. 3. Klasse H (High Hazard - Hoog): deze klasse geldt als de branduitbreiding snel zal verlopen en de hoeveelheid vrijkomende warmte-energie per tijdseenheid hoog of zeer hoog is, of wanneer blussing met water niet of nauwelijks mogelijk is. Deze omstandigheden kunnen worden verwacht in industriële gebouwen waarin wordt gewerkt met licht ontvlambare stoffen of waarin goederen in hoge concentraties en tot grote hoogte zijn opgeslagen, of waarin om andere redenen moet worden gerekend met een snelle branduitbreiding (stofexplosies, gasexplosies, ed.). Een groot aantal sprinklers zal gelijktijdig in werking zijn. Er zal een grote volumestroom van bluswater nodig zijn.
Classificatie
Sproeidichtheid Sproeioppervlak
Spreiding
[l/min/m²]
[m²]
[m²]
L
2,25
84
21
OH1
5
72
12
Ordinary Hazard
OH2
5
144
12
(Normaal)
OH3
5
216
12
OH4
5
360
12
H7,5
7,5
260
9
H10
10
260
9
Light Hazard (Laag)
High Hazard
59
Afkorting
H12,5
12,5
260
9
H15
15
260
9
H17,5
17,5
260
9
H20
20
300
9
H22,5
22,5
300
9
H25
25
300
9
H27,5
27,5
300
9
H30
30
300
9
Tabel 4 Overzicht indeling gevarenklasse [Somati]
8.3 Wetgevend kader 8.3.1 Toepassing in België In België zijn woningsprinklers (residentiële sprinklers) niet gekend, laat staan ingeburgerd. Dit kan ook niet : geen enkele regelgeving in België legt deze verplichting op, deze systemen worden niet gepromoot door de door BOSEC erkende installateurs EN de globale perceptie bij preventionisten van de brandweer heerst over deze sprinklers is niet positief. Sommige preventieofficieren vinden sprinklers niet zaligmakend. Ze denken hierbij aan klassieke sprinklers in grootwarenhuizen. Deze zijn inderdaad bedoeld om de brandhaard te beperken, niet om te blussen. De instelling van de verschillende parameters bij woningsprinklers is veel gevoeliger dan bij meer grootschalige toepassingen (grote zalen, atria, parkings, ..) – voor de verdere simulaties is gebruik gemaakt van de norm NFPA 13D ‘Standard for the Installation of Sprinkler Systems in One- and Two-Family Dwellings and Manufactured Homes - 2007’ voor de inplanting van de sprinklers en de aanname van de parameters (RTI, volumestroom aan bluswater, ..).
8.3.2 Wetgevend kader in Nederland Aansturing door het Bouwbesluit
60
Sprinklerinstallaties kunnen op grond van artikel 1.5 in het Bouwbesluit 2003 wel als gelijkwaardige oplossing worden toegepast voor bijvoorbeeld maximaal toegestane loopafstand in verblijfsruimtes van woongebouwen.
Werkwijze In NEN 6094 is de bepalingsmethode van de classificatie van de aangelegde sprinklerinstallatie opgenomen, deze is niet bedoeld voor het ontwerp en de aanleg van woningsprinklers. Voor het ontwerp en de aanleg van sprinklerinstallaties kunnen de ‘Voorschriften voor automatische sprinklerinstallaties’ VAS van het Nationaal Centrum voor Preventie, NCP, worden toegepast. Ook de Amerikaanse NFPA (National Fire Protection Association) of FM-voorschriften kunnen hiervoor worden toegepast. Laatstgenoemde voorschriften zijn vaak actueler dan de VAS, omdat veel vernieuwingen op sprinklergebied in Amerika worden ontwikkeld. Ook kan gebruik gemaakt worden van EN 12845. Deze norm bevat eisen en aanbevelingen voor het ontwerp, installatie en onderhoud van sprinklerinstallaties en zal op termijn de norm NEN 6094 vervangen. Momenteel wordt nagedacht over een document dat de aansluiting van EN 12845 op het VAS zal regelen. Voor woningsprinklers gelden de voorschriften DD 251. Deze voorschriften zijn uit Engeland overgenomen en zijn van toepassing op eengezinswoningen en woongebouwen tot en met 4 bouwlagen (< 13m). Als een sprinklerinstallatie als gelijkwaardige oplossing wordt toegepast, moet de installatie, volgens het 10e supplement van de Modelbouwverordening, voorzien zijn van een geldige kwaliteitsverklaring afgegeven door een certificatie-instelling die geaccrediteerd is door de Stichting Raad voor Accreditatie.
Toepassingsgebied als woningsprinkler Woningsprinklers kunnen om verschillende redenen als gelijkwaardige oplossingen worden toegepast:
− vergroten van het brandcompartiment waarin de woningen en rookvrije vluchtroutes zijn gelegen;
− vergroten van het oppervlak van het subbrandcompartiment (Bouwbesluit 2003: 500 m²);
61
− het toestaan van portiekontsluitingen die niet voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit 2003;
− het voorzien in een mogelijkheid om te vluchten door het atrium (als deze bijvoorbeeld te hoog of te smal is om rook- en warmteafvoer in te voorzien);
− verlagen van de WBDBO-eis tussen (sub)brandcompartimenten van 60 naar 30 minuten, en daarmee het gemakkelijker realiseren van de WBDBO-eis tussen deze (sub)brandcompartimenten;
− verlagen van de brandwerendheid van de hoofddraagconstructie, door toepassen van een sprinklerinstallatie blijft de temperatuur laag binnen de ruimte. Ook de temperatuur van de hoofddraagconstructie zal niet hoog oplopen;
− vergroten van de loopafstand in de woning – het Bouwbesluit 2003 stelt de eis dat de loopafstand tussen een toegang van een verblijfsruimte en de toegang van de woning niet meer is dan 15m – bij toepassing van een sprinklerinstallatie mag deze afstand worden vergroot;
− vergroten van het oppervlak van een verblijfsruimte of – gebied met één uitgang indien deze is voorzien van een kooktoestel (bij megawoningen);
− verlagen van eisen aan afstand brandweervoertuig – toegang woning (MBV 1992), omdat bij woningsprinklers zal sprake zijn van een kleinere brand.
8.4 Effect van het gebruik van residentiële sprinklers Ruegg et al. (1984) concludeerde dat hoe meer geavanceerde veiligheidsmaatregelen worden getroffen, des te groter de ratio gewonden en fataliteiten. Beveiligingsmaatregel
Aantal fataliteiten per gewonde
Geen
0,30
Rookdetector
0,15
Woningsprinkler
0,18
Rookdetector + woningsprinkler
0,10
Tabel 5 Aantal fataliteiten per gewonde in Amerikaanse woningen [Ruegg et al., 1984]
Volgens Mc. Carty [2000], vielen er geen doden in woningbranden in 1999 daar waar woningsprinklers werden geïnstalleerd. Zelfde conclusie bleek uit studies van het NFRIS.
62
Door de jaren heen, werden er fatale woningbranden gedetecteerd, waar woningsprinklers werden geïnstalleerd, de oorzaak lag bij het verkeerd dimensioneren van de leidingen, wat heeft geleid tot het onmogelijk toeleveren van voldoende water tot de sprinklerkoppen.
8.5 Input sprinklers in CFD simulaties Voor de input van de FDS simulaties warden de voorwaarden van de norm NFPA 13D aangehouden, dit aangezien er geen voorschriften bestaan in België. Sprinklers worden in iedere kamer voorzien (respectievelijk s_01 en s_02, in de kamer 1 en 2) alsook 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04). De onderlinge afstand moet minstens 2,4m bedragen. Input FDS 5.5:
&PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ De reactietemperatuur van de sprinklerkoppen ligt tussen 57 en 77°C ,hier wordt gesproken over ‘ordinary temperature rating sprinkler’. Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons.
Figuur 35 Weergave van RTI waarden van woningsprinklers vs industriële sprinklers
63
Uit bovenstaande figuur blijkt dat woningsprinklers veel gevoeliger zijn dan de gekende industriële, dit verklaard ook deels de perceptie van de preventionisten van de brandweer. Het debiet per sprinkler dient minimaal ingesteld te zijn op 68l/min met een bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te kunnen krijgen, deze laatste eis is niet in te geven in FDS. Verdere input noodzakelijk voor de werking van de sprinklers in FDS: Input FDS 5.5:
&DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Zelfde ingave werd gebruikt bij FDS v5.3, de simulatie werd opgestart, maar van zodra de sprinkler geactiveerd wordt, stopt FDS de simulatie en wordt een vermelding gegeven van numerieke instabiliteit. Helaas restte er geen tijd om dit nog verder uit te zoeken.
64
9 Resultaten en conclusies In totaal werden 29 vereenvoudigde simulaties gemaakt en 6 gedetailleerde rijwoning simulaties, een verslag van iedere simulatie is terug te vinden in de Bijlagen bij deze thesis, respectievelijk onder Bijlage A en Bijlagen B. Hieronder volgen de resultaten uit de opgemaakte FDS simulaties alsook de conclusies hieruit en de conclusies gevormd uit de opgemaakte statistieken.
9.1 Resultaten van de simulaties Een volledig overzicht van alle simulaties en hun verschillende inputfactoren werd toegevoegd vlak voor de respectievelijke bijlage. Er werden drie groepen gemaakt voor de opmaak van de resultaten:
• Simulaties met brandhaard een zetel met Af=0.51m² en een resulterende HRR van 280kW
• Simulaties met als brandhaard, een bed met Af=2m² en een resulterende HRR van 1100kW
• Zelfde simulaties maar met een gereduceerde HRR van 110kW
9.1.1 Zetel MLRPUA 0.0204 kg/m².s 2 Groepen simulaties werden uitgevoerd enerzijds met een MLRPUA van 0.0204 kg/m².s en anderzijds met een HRRPUA van 550kW/m². Beide groepen simulaties geven een analoog HRRverloop alsook temperatuurscurves, enige bemerking is een kleine afwijking van de temperaturen (grootteorde 1.6%). Dit is een opmerking die geldt voor de drie gemaakte groepen. De weergegeven grafieken werden opgemaakt met simulaties met HRRPUA. Onderstaande grafiek toont aan dat enkel de simulatie met de deur open in een brand resulteert op vol vermogen. De simulatie met de deuren dicht resulteert duidelijk in een tekort aan zuurstof. Simulaties met sprinkler tonen duidelijke de reducerende impact van de sprinkler op de brandhaard.
65
Analoog met de temperaturen, duidelijk te zien wanneer de sprinklers geactiveerd worden. Het verschil tussen de simulatie met open en gesloten deuren, geeft duidelijk het gevolg van het tekort aan zuurstof weer, namelijk een terugval in de temperatuur.
Analoge conclusies kunnen worden getrokken uit de onderstaande grafieken – bij de stijging van de temperatuur in de hall, kan worden gesteld dat een brand zich daar verder zet, doordat de verbrandingsgassen daar in contact komen met zuurstof, waardoor een brandbaar mengsel onstaat, bij een voldoende hoge temperatuur om opnieuw te ontbranden. Dit resulteert in een stijging van de temperatuur.
66
Door de onvolledige verbranding met de deuren toe zullen de FED waarden veel hoger liggen. Onderstaande grafiek toont het lethaal karakter in kamer 1 waar de brandhaard woedt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het beter is te slapen met de deuren open. Voor de evacuatie van de andere kamer via de hall, zijn er geen hoge waarden teruggevonden, waardoor dit mogelijk blijft voor de bewoners.
67
9.1.2 Bed MLRPUA 0.00204 kg/m².s Analoge bevindingen en conclusies kunnen worden getrokken uit de tweede serie. Door de zeer beperkte HRR zijn de temperaturen dermate laag dat geen probleem wordt ondervonden voor de evacuatie, noch bij de FED waarden.
68
69
9.1.3 Bed PLRPUA 0.0204 kg/m².s
De vrij hoge brandlast ten opzichte van de vorige simulatie, 1100kW vs 110kW, geeft een duidelijk verschil in de temperatuursresultaten.
70
Nochtans komen dezelfde bevindingen als bij de eerste groep simulaties terug. Evacuatie via de hall zonder sprinklers zal evenwel zeer moeilijk zijn wegens de hoge temperaturen (>300°C), bij 200°C ondervinden mensen zonder beschermende kledij reeds een onverdraagzame situatie. Brandweermensen zouden hierbij wellicht nog net hun redding met beschermende kledij kunnen volbrengen (grens 260°C op hoogte van 1,5m).
71
Door de volwaardige ontwikkeling van de brand bij de simulatie met de deuren open tot 1100kW worden veel hogere FED waarden aangetroffen in de hall als in de kamer
9.2 Conclusies Vanuit het resultaat van de gemaakte statistieken en simulaties kunnen volgende conclusies worden getrokken:
72
• Vervroegde rookevacuatie is zeker een oplossing die verder dient onderzocht te worden als één van de toekomstige innovatieve mogelijkheden om enerzijds de inwoners het evacueren mogelijk te maken en anderzijds voortijdig de brandweer bij te staan
• Veiliger om te slapen met de slaapkamerdeuren open dan gesloten • FDS versie 5.5 biedt mogelijkheden voor simulaties met sprinklers en FED metingen
• Het nieuwe Belgische interventieplan zal geen statistische resultaten opleveren over de brandhaard en het soort materialen die als eerste branden, de vraag is natuurlijk of alle brandweermensen voldoende bevoegd en bekwaam zijn om deze oorzaak te bepalen
• Woningsprinklers en rookdetectoren bewijzen hun impact op de grotere veiligheidsmarge tussen ASET en RSET, en leveren hierdoor een hogere brandveiligheid.
73
Referenties Literatuur Snell J.E., Babrauskas V., Fowell A.J. – NIST – ‘Elements of a framework for fire safety engineering’, INTERFLAM 1993 p 447-456. Kobes M. – ‘Fire Safety Engineering, een innovatieve benadering van brandpreventie’, 2006. NIFW, ‘Fire Safety Engineering, nieuwe trend?’, tijdschrift Fysieke Veiligheid, Nevember 2006. ‘The potential benefits of fire safety engineering in the European Union’ – Final report to DG Enterprise, 2002. Boot-Dijkhuis C. – ‘Bouwbesluit – Brandveiligheid - Praktijkgids’, 2005. Hagen & Stam en NCP - ‘Handboek Brandbeveiliging, praktische toepassingen en regelgeving’ Kobes M., Rosmuller N., Schokker J.J., van Vliet V.M.P. – ‘Verkenning van simulatiemodellen’, NIFV Revisie 1 / 18-08-2008 Prof. S. De Volder, ‘Cursus Active Fire Protection’ binnen Postgraduaat FSE 20092010, CEA 4001 - Sprinkler systems - Planning and Installation, 2006. Ministeriële omzendbrief van 11 december 2009 betreffende de interventieverslagen van de brandweer. Verschenen in het Belgisch Staatsblad op 30 december 2009. Statistieken ‘Interventies van Openbare hulpdiensten’ versie 1988, 1989, 1990, 1991, 1992, 1993 en 1994, FOD Binnenlandse Zaken.
74
Technische Nota AbiFire5 – Rapporten maken via ODBC, juli 2009. Mc. Carthy R.S. – ‘Catastrophic Multi-death fires’, NFPA Journal, sept / oct 2000. Nystedt F – ‘Deaths in Residential Fires – An analysis of Appropriate Fire Safety Measures’, Lund 2003. Yii H.W. – ‘Effect of Surface Area and Thickness on Fire Loads’, Fire Engineering Research Report 2000/13 University of Canterbury.
Websites IFE, 2010 http://www.ife.org.uk SFPE, 2010 http://www.sfpe.org ISO, 2010 http://www.iso.org EC, 2010 http://ec.europa.eu VEA, 2010 http://www.energiesparen.be
75
Toepassing van FSE op particuliere woningen: een haalbare kaart? BIJLAGEN Thilda Jacquemyn
Promotor : prof. dr. ir. Bart Merci Begeleiders : Pieter Rauwoens, Nele Tilley Masterproef ingediend tot het behalen van de academische graad van Postgraduaat Fire Safety Engineering
Vakgroep Mechanica van stroming, warmte en verbranding Voorzitter: prof. dr. ir. Roger Sierens Faculteit Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2009-2010
Inhoud
Bijlage A – Simulaties kamergang Bijlage B – Simulaties rijwoning Bijlage C – Nieuw interventieplan Bijlage D – Statistieken woningbranden 1988-2009
Bijlage A - Overzicht simulaties kamergang Input Deur
Devices
Brandhaard
Rookdetectie Grid
Looptijd
Output
Sprinkler [74°C] [RTI = 50]
Temperatuur
FED
R1
R2
Hall
Debiet
Angle
R1
R2
Hal l1
Hall 2
Fire
R1
R2
Hall
Center door Hall
R1
R2
Hall
Bijlage
400
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
-
-
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A1
124.416
400
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
-
-
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A2
-
995.328
400
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
-
-
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
400
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A4
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A5
Open
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A6
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
900
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
-
-
-
A7
v7
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
50
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A8
v8
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
50
SD_1
SD_2
SD_3
136 l/min
70°80°
s_1
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A9
v9
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A10
v10
Open
Open
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A11
v11
Dicht
Dicht
SD_3
-
MLRPUA 0,0204
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A12
R1
R2
Hall
Bed
Zetel
v0
Open
Open
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
124.416
v1
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0,00204
-
v2
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0,00204
v3
Dicht
Dicht
SD_3
v4
Open
Open
v5
Open
v6
Bijlage A
Pagina 1
Bijlage A - Overzicht simulaties kamergang v12
Open
Open
SD_3
-
MLRPUA 0,0204
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v13
Dicht
Dicht
SD_3
-
MLRPUA 0,0204
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
v14
Open
Open
SD_3
-
MLRPUA 0,0204
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
v15
Open
Open
SD_3
HRRPUA 55
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v15 bis
Open
Open
SD_3
HRRPUA 55
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
v16
Dicht
Dicht
SD_3
HRRPUA 550
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
v17
Open
Open
SD_3
HRRPUA 550
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
v18
Dicht
Dicht
SD_3
HRRPUA 550
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v19
Open
Open
SD_3
HRRPUA 550
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v20
Dicht
Dicht
SD_3
-
HRRPUA 550
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
v21
Open
Open
SD_3
-
HRRPUA 550
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
-
v22
Dicht
Dicht
SD_3
-
HRRPUA 550
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v23
Dicht
Dicht
SD_3
-
HRRPUA 550
124.416
600
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v16 bis
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0.0204
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
Bijlage A
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A13
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A14
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A15
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A16
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A17
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A18
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A19
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A20
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A21
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A22
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A23
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A24
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A25
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A26
s_2 s_3
s_2 s_3
-
-
Pagina 2
Bijlage A - Overzicht simulaties kamergang v17 bis
Open
Open
SD_3
MLRPUA 0.0204
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
-
-
-
v18 bis
Dicht
Dicht
SD_3
MLRPUA 0.0204
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
v19 bis
Open
Open
SD_3
MLRPUA 0.0204
-
124.416
650
SD_1
SD_2
SD_3
68 l/min
50°65°
s_1
Bijlage A
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A27
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A28
s_2 s_3
s_4
T_fi
T_R1
T_R2
T_Hall
T_Cd_ Hall
FED_ R1
FED_ R2
FED_ Hall
A29
-
-
Pagina 3
Bijlage A1 - simulatie kamergangv0
Smv Kamergangv0 simulatie
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 400s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met onderaan een doorvoeropening. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3)
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m², bevindt zich in kamer 1. &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT Bijlage A1
= 8700 Pagina 1
Bijlage A1 - simulatie kamergangv0 VISIBILITY_FACTOR MAXIMUM_VISIBILITY
= 10 = 20/
HRR vs tijd – lineair verloop tot 250s nadien terugval, max HRR wordt niet bereikt
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall. &PROP ID='SMOKE DETECTOR', QUANTITY='CHAMBER OBSCURATION', LENGTH=1.8, ACTIVATION_OBSCURATION=3.28/ Identificatie van de rookdetectoren: SD_1 geplaatst in kamer 1 SD_2 geplaatst in kamer 2 SD_3 geplaatst in Hall Temperatuursmetingen worden genomen ter hoogte van de rookdetectoren, en centraal boven de brandhaard, op verschillende hoogtes boven het vloerpeil: h = 0.5m respectievelijk T_01_Fire, T_33_Room2, T_53_Hall h = 1.0m respectievelijk T_02_Fire, T_34_Room2, T_54_Hall h = 1.5m respectievelijk T_03_Fire, T_35_Room2, T_55_Hall h = 2.0m respectievelijk T_04_Fire, T_36_Room2, T_56_Hall
Bijlage A1
Pagina 2
Bijlage A1 - simulatie kamergangv0
Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall.
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_2 op verschillende hoogtes
Bijlage A1
Pagina 3
Bijlage A1 - simulatie kamergangv0
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_3 op verschillende hoogtes
SMV weergave van temperatuur na 148s
Opmerking : de brandhaard kan zijn maximum niet bereiken door een tekort aan zuurstof, een deel van de simulaties zal berekend worden met een beperkte brandhaard van MLRPUA = 0.00204 wat overeenkomt met een HRR = 110kW/m². In simulatie kamergangv15 wordt de brandhaard ingesteld als HRRPUA = 110 kW/0.51 m² = 55kW/m². Zeer lage temperaturen worden opgemerkt zowel in de csv output als de smokeview.
Bijlage A1
Pagina 4
Bijlage A2 - simulatie kamergangv1
Smv Kamergangv1 simulatie
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 400s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn volledig open Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall SD_3
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 Bijlage A2
= 8700
Pagina 1
Bijlage A2 - simulatie kamergangv1 MAXIMUM_VISIBILITY
= 20/
Weergave HRR vs tijd – max HRR 110kW wordt gehaald
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall, zelfde identificatie en ingave als bij simulatie kamergangv0. Temperatuursmetingen analoog als bij de simulatie kamergangv0.
Bijlage A2
Pagina 2
Bijlage A2 - simulatie kamergangv1
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall.
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_2 op verschillende hoogtes
Bijlage A2
Pagina 3
Bijlage A2 - simulatie kamergangv1
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_3 op verschillende hoogtes
Opmerking: lage temperaturen misschien te wijten aan de celgrootte – volgende simulatie met kleinere grid van (0.1 x 0.1 x 0.1) naar (0.05 x 0.05 x 0.05)
Bijlage A2
Pagina 4
Bijlage A3 - simulatie kamergangv2
Smv Kamergangv2 simulatie
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 995.328 Looptijd tot 400s Celgrootte: 0,05m x 0,05m x 0,05m kleinere grid voor eventuele verhoging van temperaturen Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met onderaan een doorvoeropening. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 Bijlage A3
Pagina 1
Bijlage A3 - simulatie kamergangv2 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall. Temperatuursmetingen ter hoogte van de rookdetectoren in hall en kamer 2 en ook centraal boven de brandhaard.
Bijlage A3
Pagina 2
Bijlage A3 - simulatie kamergangv2
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamer2 en hall.
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_2 op verschillende hoogtes
Bijlage A3
Pagina 3
Bijlage A3 - simulatie kamergangv2
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_3 op verschillende hoogtes
Opmerking : volledig analoog temperatuursverloop , net iets hogere piektemperatuur maar geen fundamenteel verschil. De verdere berekeningen zullen opnieuw berekend worden met groter grid (0.1m x 0.1m x 0.1m).
Bijlage A3
Pagina 4
Bijlage A4 - simulatie kamergangv3
Smv Kamergangv3 simulatie
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 400s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met onderaan een doorvoeropening. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 Bijlage A4
Pagina 1
Bijlage A4 - simulatie kamergangv3 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR uitgedrukt in functie van tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van alle eerdere simulaties.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall. Tevens temperatuursmetingen ingegeven ter hoogte rookdetector in kamer 1, op verschillende hoogtes boven het vloerpeil: h = 0.5m respectievelijk T_57 Room2 h = 1.0m respectievelijk T_58 Room2 h = 1.5m respectievelijk T_59 Room2 h = 2.0m respectievelijk T_60 Room2 Temperatuursmetingen binnenzijde en buitenzijde van de wanden dmv DEVC ID= 'T_12_WALL_INSIDE', XYZ=1.4,0.1,0.3, QUANTITY='WALL TEMPERATURE', IOR=2/ DEVC ID= 'T_23_WALL_OUTSIDE', XYZ=1.4,0.0,0.3, QUANTITY='WALL TEMPERATURE', IOR=2/
Bijlage A4
Pagina 2
Bijlage A4 - simulatie kamergangv3 Geen weergave van temperatuur in, op of achter wand terug te vinden – simulatie niet gelukt.
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van SD_1 op verschillende hoogtes
Bijlage A4
Pagina 3
Bijlage A4 - simulatie kamergangv3
Temperatuursweergave ter hoogte van SD_2 op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van SD_3 op verschillende hoogtes
Opmerking – thermokoppels boven brandhaard stonden niet centraal boven brandhaard bij v0 tem v2 Max. temperaturen reeds 70°C hoger maar nog steeds niet conform met de berekende vlamtemperaturen volgens Alpert.
Bijlage A4
Pagina 4
Bijlage A5 - simulatie kamergangv4
Smv Kamergangv4 simulatie
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 Bijlage A5
Pagina 1
Bijlage A5 - simulatie kamergangv4 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall, zelfde identificatie en ingave als bij vorige simulaties. Temperatuursmetingen analoog als bij de simulatie kamergangv3.
Bijlage A5
Pagina 2
Bijlage A5 - simulatie kamergangv4
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall.
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_1 op verschillende hoogtes
Bijlage A5
Pagina 3
Bijlage A5 - simulatie kamergangv4
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_2 op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_3 op verschillende hoogtes
Opmerking – zelfde gewijzigde situatie als kamergangv3 nu met open deuren en looptijd opgetrokken tot volledige brandduur van 600s bij max vermogen zoals aangegeven als model door Yii.
Bijlage A5
Pagina 4
Bijlage A6 - simulatie kamergangv5
Smv Kamergangv5
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 Bijlage A6
Pagina 1
Bijlage A6 - simulatie kamergangv5 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall, zelfde identificatie en ingave als bij vorige simulaties, idem voor de temperatuursbepalingen. Bijkomende temperatuursmetingen werden ingegeven ter hoogte van de deuropeningen h = 0.3m respectievelijk T_05_CDR1, T_37_CDR2, T_45_CDH h = 0.5m respectievelijk T_06_CDR1, T_38_CDR2, T_46_CDH h = 0.7m respectievelijk T_07_CDR1, T_39_CDR2, T_47_CDH h = 0.9m respectievelijk T_08_CDR1, T_40_CDR2, T_48_CDH h = 1.1m respectievelijk T_09_CDR1, T_41_CDR2, T_49_CDH h = 1.3m respectievelijk T_10_CDR1, T_42_CDR2, T_50_CDH h = 1.5m respectievelijk T_11_CDR1, T_43_CDR2, T_51_CDH h = 1.7m respectievelijk T_12_CDR1, T_44_CDR2, T_52_CDH
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. Nieuwe output via BNDF voor metingen van wandtemperaturen en invoering output via ISOF voor temperaturen van de rooklaag, zichtbaarheid en FED waarden &BNDF QUANTITY='WALL_TEMPERATURE'/ Bijlage A6
Pagina 2
Bijlage A6 - simulatie kamergangv5
&ISOF QUANTITY='TEMPERATURE', VALUE(1)=50.,VALUE(2)=100., VALUE(3)=150., VALUE(4)=200./ &ISOF QUANTITY='VISIBILITY', VALUE(1)=0.5, VALUE(2)=0.7, VALUE(3)=0.9, VALUE(4)=1.2, VALUE(5)=1.5/ &ISOF QUANTITY='FED',VALUE(1)=0.25, VALUE(2)=0.5, VALUE(3)=1./
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes
Temperatuursweergave volledig gelijk aan vorige simulatie kamergangv4.
BNDF = boundary file, temperatuursweergaven van binnenzijde en buitenzijde van de begrenzende wanden
Bijlage A6
Pagina 3
Bijlage A6 - simulatie kamergangv5 Weergave BNDF temperatuur
ISOMETRISCHE weergave zichtbaarheid
Weergave isometrisch beeld met verschillende zichtbaarheidslagen
Geen weergave gevonden in programma van de betekenis van de kleuren ISOF FED waarden werkt niet
Weergave isometrisch beeld van temperatuur
Opnieuw opmerking van legende van kleuren - samen met temperatuursmetingen aan deur hall volgt dat roze laag overeenstemt met de ingegeven waarde van 50°C aangezien de maximale temperaturen de grens van 100°C niet bereiken
Bijlage A6
Pagina 4
Bijlage A6 - simulatie kamergangv5
Weergave temperaturen deurdoorgang hall
Bijlage A6
Pagina 5
Bijlage A6 - simulatie kamergangv5
Weergave temperatuursmetingen
Bijlage A6
Pagina 6
Bijlage A7 - simulatie kamergangv6
Smv Kamergangv6
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 900s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met doorvoeropeningen onderaan. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 Bijlage A7
Pagina 1
Bijlage A7 - simulatie kamergangv6 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall. Temperatuursmetingen ter hoogte van centrum brandhaard, ter hoogte van de rookdetectoren op verschillende hoogtes. Temperatuursmetingen ter hoogte van de deuropeningen.
Bijlage A7
Pagina 2
Bijlage A7 - simulatie kamergangv6
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deuren. Nieuwe output via BNDF voor metingen van wandtemperaturen en invoering output via ISOF voor temperaturen van de rooklaag, zichtbaarheid en FED waarden
Temperatuursweergave boven brandhaard op verschillende hoogtes voor volledig tijdsverloop 900s
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_1 op verschillende hoogtes voor volledig tijdsverloop 900s
Bijlage A7
Pagina 3
Bijlage A7 - simulatie kamergangv6
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_2 op verschillende hoogtes voor volledig tijdsverloop 900s
Temperatuursweergave ter hoogte van rookdetector SD_3 op verschillende hoogtes voor volledig tijdsverloop 900s
Bijlage A7
Pagina 4
Bijlage A8 - simulatie kamergangv7
Smv Kamergangv7
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 50s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met doorvoeropeningen onderaan. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &REAC ID Bijlage A8
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 / = 'FIRE' Pagina 1
Bijlage A8 - simulatie kamergangv7 HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd - slecht 50s looptijd van de simulatie
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,55./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + Flow &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Bijlage A8
Pagina 2
Bijlage A8 - simulatie kamergangv7
Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. BNDF voor metingen van wandtemperaturen en invoering output via ISOF voor temperaturen van de rooklaag, zichtbaarheid. Nieuwe invoering voor analyseren van FED waarden &DEVC XYZ= 1.5,1.5,1.5, QUANTITY='FED', ID='FED'/ &DEVC XYZ= 1.5,4.4,1.5, QUANTITY='FED', ID='FED'/ &DEVC XYZ= 4.1,3.0,1.5, QUANTITY='FED', ID='FED'/
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A8
Pagina 3
Bijlage A8 - simulatie kamergangv7
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Weergave opgemeten FED waarden
Opmerking: te korte periode doorlopen om goede data te beschikken Bijlage A8
Pagina 4
Bijlage A9 - simulatie kamergangv8
Smv Kamergangv8
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 50s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met doorvoeropeningen onderaan. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 Bijlage A9
Pagina 1
Bijlage A9 - simulatie kamergangv8 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd - slecht 50s looptijd van de simulatie
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. Ten opzichte van simulatie kamergangv7 verdubbeling van debiet en bredere sproeihoek (angle). &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=136, SPRAY_ANGLE=70.,80./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall
Bijlage A9
Pagina 2
Bijlage A9 - simulatie kamergangv8 Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 136l/min en hoek 70-80°
Temperatuursverloop impact sprinkler
Bijlage A9
Pagina 3
Bijlage A9 - simulatie kamergangv8
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Weergave opgemeten FED waarden
Opmerking: te korte periode doorlopen om goede data te beschikken
Bijlage A9
Pagina 4
Bijlage A10 - simulatie kamergangv9
Smv Kamergangv9
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten met doorvoeropeningen onderaan. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 Bijlage A10
Pagina 1
Bijlage A10 - simulatie kamergangv9 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. Ten opzichte van simulatie kamergangv7 verdubbeling van debiet en bredere sproeihoek (angle). &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall
Bijlage A10
Pagina 2
Bijlage A10 - simulatie kamergangv9 Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Temperatuursverloop impact sprinkler
Bijlage A10
Pagina 3
Bijlage A10 - simulatie kamergangv9
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A10
Pagina 4
Bijlage A11 - simulatie kamergangv10
Smv Kamergangv10
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn volledig open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie eenpersoonsbed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 Bijlage A11
Pagina 1
Bijlage A11 - simulatie kamergangv10 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. Ten opzichte van simulatie kamergangv7 verdubbeling van debiet en bredere sproeihoek (angle). &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall Bijlage A11
Pagina 2
Bijlage A11 - simulatie kamergangv10 &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A11
Pagina 3
Bijlage A11 - simulatie kamergangv10
Temperatuursverloop impact sprinkler
Bijlage A11
Pagina 4
Bijlage A11 - simulatie kamergangv10
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A11
Pagina 5
Bijlage A12 - simulatie kamergangv11
Smv Kamergangv11
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropening onder de deur. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT Bijlage A12
= 8700 Pagina 1
Bijlage A12 - simulatie kamergangv11 VISIBILITY_FACTOR MAXIMUM_VISIBILITY
= 10 = 20/
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m Bijlage A12
Pagina 2
Bijlage A12 - simulatie kamergangv11 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A12
Pagina 3
Bijlage A12 - simulatie kamergangv11
Temperatuursverloop
Bijlage A12
Pagina 4
Bijlage A12 - simulatie kamergangv11
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A12
Pagina 5
Bijlage A13 - simulatie kamergangv12
Smv Kamergangv12
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 Bijlage A13
Pagina 1
Bijlage A13 - simulatie kamergangv12 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall
Bijlage A13
Pagina 2
Bijlage A13 - simulatie kamergangv12 Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-65°
Bijlage A13
Pagina 3
Bijlage A13 - simulatie kamergangv12
Temperatuursverloop impact sprinkler
Bijlage A13
Pagina 4
Bijlage A13 - simulatie kamergangv12
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A13
Pagina 5
Bijlage A14 - simulatie kamergangv13
Smv Kamergangv13
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 Bijlage A14
Pagina 1
Bijlage A14 - simulatie kamergangv13 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Bijlage A14
Pagina 2
Bijlage A14 - simulatie kamergangv13
Smv brandhaard zetel HRR 280kW
Bijlage A14
Pagina 3
Bijlage A14 - simulatie kamergangv13
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A14
Pagina 4
Bijlage A15 - simulatie kamergangv14
Smv Kamergangv14
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID Bijlage A15
= 'FIRE' Pagina 1
Bijlage A15 - simulatie kamergangv14 HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard zetel HRR 280kW
Bijlage A15
Pagina 2
Bijlage A15 - simulatie kamergangv14
Bijlage A15
Pagina 3
Bijlage A15 - simulatie kamergangv14
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A15
Pagina 4
Bijlage A16 - simulatie kamergangv15
Smv Kamergangv15
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 55.08 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID Bijlage A16
= 'FIRE' Pagina 1
Bijlage A16 - simulatie kamergangv15 HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall
Bijlage A16
Pagina 2
Bijlage A16 - simulatie kamergangv15
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard bed max HRR110kW HRRPUA 55kW/m²
Bijlage A16
Pagina 3
Bijlage A16 - simulatie kamergangv15
Temperatuursverloop
Bijlage A16
Pagina 4
Bijlage A16 - simulatie kamergangv15
Reactietijd sprinklers
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A16
Pagina 5
Bijlage A17 - simulatie kamergangv15bis
Smv Kamergangv15bis
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 55.08 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/ Bijlage A17
= 8700
Pagina 1
Bijlage A17 - simulatie kamergangv15bis
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard bed max HRR110kW HRRPUA 55kW/m²
Bijlage A17
Pagina 2
Bijlage A17 - simulatie kamergangv15bis
_
Bijlage A17
Pagina 3
Bijlage A17 - simulatie kamergangv15bis
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A17
Pagina 4
Bijlage A18 - simulatie kamergangv16
Smv Kamergangv16
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 /
Bijlage A18
Pagina 1
Bijlage A18 - simulatie kamergangv16 &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Bijlage A18
Pagina 2
Bijlage A18 - simulatie kamergangv16
Smv brandhaard bed HRRPUA 550kW/m²
Bijlage A18
Pagina 3
Bijlage A18 - simulatie kamergangv16
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A18
Pagina 4
Bijlage A19 - simulatie kamergangv17
Smv Kamergangv17
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/ Bijlage A19
= 8700
Pagina 1
Bijlage A19 - simulatie kamergangv17
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard bed HRRPUA 550kW/m²
Bijlage A19
Pagina 2
Bijlage A19 - simulatie kamergangv17
Bijlage A19
Pagina 3
Bijlage A19 - simulatie kamergangv17
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A19
Pagina 4
Bijlage A20 - simulatie kamergangv18
Smv Kamergangv18
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropening onder de deur. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie bed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
Bijlage A20
= 8700
Pagina 1
Bijlage A20 - simulatie kamergangv18
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
Bijlage A20
Pagina 2
Bijlage A20 - simulatie kamergangv18 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A20
Pagina 3
Bijlage A20 - simulatie kamergangv18
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Bijlage A20
Pagina 4
Bijlage A20 - simulatie kamergangv18
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A20
Pagina 5
Bijlage A21 - simulatie kamergangv19
Smv Kamergangv19
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie bed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
Bijlage A21
= 8700
Pagina 1
Bijlage A21 - simulatie kamergangv19
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
Bijlage A21
Pagina 2
Bijlage A21 - simulatie kamergangv19 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A21
Pagina 3
Bijlage A21 - simulatie kamergangv19
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Bijlage A21
Pagina 4
Bijlage A21 - simulatie kamergangv19
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A21
Pagina 5
Bijlage A22 - simulatie kamergangv20
Smv Kamergangv20
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/ Bijlage A22
= 8700
Pagina 1
Bijlage A22 - simulatie kamergangv20
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard zetel HRR 280kW
Bijlage A22
Pagina 2
Bijlage A22 - simulatie kamergangv20
Bijlage A22
Pagina 3
Bijlage A22 - simulatie kamergangv20
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A22
Pagina 4
Bijlage A23 - simulatie kamergangv21
Smv Kamergangv21
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID Bijlage A23
= 'FIRE' Pagina 1
Bijlage A23 - simulatie kamergangv21 HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard zetel HRR 280kW
Bijlage A23
Pagina 2
Bijlage A23 - simulatie kamergangv21
Bijlage A23
Pagina 3
Bijlage A23 - simulatie kamergangv21
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A23
Pagina 4
Bijlage A24 - simulatie kamergangv22
Smv Kamergangv22
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropening onder de deur. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 Bijlage A24
= 8700 Pagina 1
Bijlage A24 - simulatie kamergangv22 MAXIMUM_VISIBILITY
= 20/
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
Bijlage A24
Pagina 2
Bijlage A24 - simulatie kamergangv22 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A24
Pagina 3
Bijlage A24 - simulatie kamergangv22
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Bijlage A24
Pagina 4
Bijlage A24 - simulatie kamergangv22
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A24
Pagina 5
Bijlage A25 - simulatie kamergangv23
Smv Kamergangv23
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 600s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie zetel met grootte Af = 0.51m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 550, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/ Bijlage A25
= 8700
Pagina 1
Bijlage A25 - simulatie kamergangv23
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
Bijlage A25
Pagina 2
Bijlage A25 - simulatie kamergangv23 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-65°
Bijlage A25
Pagina 3
Bijlage A25 - simulatie kamergangv23
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Bijlage A25
Pagina 4
Bijlage A25 - simulatie kamergangv23
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A25
Pagina 5
Bijlage A26 - simulatie kamergangv16bis
Smv Kamergangv16bis
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/ Bijlage A26
= 8700
Pagina 1
Bijlage A26 - simulatie kamergangv16bis
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard bed MLRPUA
Bijlage A26
Pagina 2
Bijlage A26 - simulatie kamergangv16bis
Bijlage A26
Pagina 3
Bijlage A26 - simulatie kamergangv16bis
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A26
Pagina 4
Bijlage A27- simulatie kamergangv17bis
Smv Kamergangv17bis
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
Bijlage A27
= 8700
Pagina 1
Bijlage A27- simulatie kamergangv17bis
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv brandhaard bed MLRPUA 0.0204
Bijlage A27
Pagina 2
Bijlage A27- simulatie kamergangv17bis
Bijlage A27
Pagina 3
Bijlage A27- simulatie kamergangv17bis
Temperatuursverloop
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A27
Pagina 4
Bijlage A28 - simulatie kamergangv18bis
Smv Kamergangv18bis
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropening onder de deur. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie bed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 Bijlage A28
Pagina 1
Bijlage A28 - simulatie kamergangv18bis MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m Bijlage A28
Pagina 2
Bijlage A28 - simulatie kamergangv18bis 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A28
Pagina 3
Bijlage A28 - simulatie kamergangv18bis
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Bijlage A28
Pagina 4
Bijlage A28 - simulatie kamergangv18bis
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A28
Pagina 5
Bijlage A29 - simulatie kamergangv19bis
Smv Kamergangv19
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 124.416 Looptijd tot 650s Celgrootte: 0,1m x 0,1m x 0,1m Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn open. Deur hall gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_3).
2 Brandhaard Simulatie bed met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 600, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 650, F=0.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/ Bijlage A29
= 8700
Pagina 1
Bijlage A29 - simulatie kamergangv19bis
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall naar analogie van vorige simulaties, idem voor de temperatuursweergaven. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01 en s_02) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_03 en s_04) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volgens NFPA 13D ontwerpregels: min onderlinge afstand tussen sprinkler 2.4m, max 3.7m ; maximale oppervlakte te beschermen door 1 sprinkler = 13.4m² maximale afstand tot wand = 1.8m
Bijlage A29
Pagina 2
Bijlage A29 - simulatie kamergangv19bis 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. ISOF en FED blijven standaard uitvoergegevens.
Smv met sprinkler flow 68l/min en hoek 50-55°
Bijlage A29
Pagina 3
Bijlage A29 - simulatie kamergangv19bis
Temperatuursverloop impact sprinkler
Reactietemperatuur / tijd sprinkler
Bijlage A29
Pagina 4
Bijlage A29 - simulatie kamergangv19bis
Weergave opgemeten FED waarden
Bijlage A29
Pagina 5
Bijlage B - Overzicht simulaties rijwoning Input
Devices Brand haard
Deur
Rookdetectie Grid
R1 D_7
R2 D_8
R3 D_6
VD D_1
ZOL D_9
V1
V2
Bed
v1
Dicht
SD_4
Dicht
SD_4
Open
Open
Open
MLRPUA 0,00204
1.446.982
v2
Dicht
SD_2
Dicht
SD_2
Open
Open
Open
MLRPUA 0,00204
v3
Dicht
Dicht
Dicht
SD_4
Open
Open
Open
v4
Dicht
Dicht
Dicht
SD_4
Open
Open
v5
Dicht
SD_4
Dicht
SD_4
Open
v6
Dicht
SD_4
Dicht
SD_4
Open
Sprinkler [74°C] [RTI = 50]
Temperatuur
tijd R1
R2
R3
Hall
De biet
Angle
R1
R2
R3
Hall 1
Hall 2
Fire
R1
R2
R3
Hall
Center door Hall
900
SD_1
SD_2
SD_3
SD_4
-
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_R3
T_Ha ll
T_Cd_Hall
1.446.982
900
SD_1
SD_2
SD_3
SD_4
-
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_R3
T_Ha ll
T_Cd_Hall
MLRPUA 0,0204
1.446.982
350
SD_1
SD_2
SD_3
SD_4
-
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_R3
T_Ha ll
T_Cd_Hall
Open
HRRPUA 550
1.446.982
680
SD_1
SD_2
SD_3
SD_4
-
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_R3
T_Ha ll
T_Cd_Hall
Open
Open
MLRPUA 0,0204
1.446.982
350
SD_1
SD_2
SD_3
SD_4
-
-
-
-
-
-
-
T_fi
T_R1
T_R2
T_R3
T_Ha ll
T_Cd_Hall
Open
Open
MLRPUA 0,0204
1.446.982
350
SD_1
SD_2
SD_3
SD_4
68 l/min
50°65°
s_1
s_2
s_3
s_4
s_5
T_fi
T_R1
T_R2
T_R3
T_Ha ll
T_Cd_Hall
VD = voordeur MLRPUA = mass loss rate per unit area [kg/m².s] HRRPUA = heat release rate per unit area [kW/m²] V1, V2 kantelramen in het dakvlak
Bijlage B
Output
Pagina 1
Bijlage B1 - simulatie rijwoningv1
Smv rijwoningv1
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 1.446.982 Looptijd tot 900s Celgrootte variabel volledige structuur opgedeeld in 6 kernen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
xy=0.0625, z=0.03125 grid rond brandhaard xy=0.0625, z=0.03775 grid rond kantelraam xy=0.200, z=0.150 grid kelder xy=0.125, z=0.075 grid gelijkvloer xy=0.125, z=0.0625 grid eerste verdieping xy=0.125, z=0.0755 grid zolder
Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Kantelramen en zolderluik worden als open verondersteld. Deur kamer 2, D_8 is initieel gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in hall (SD_4).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID Bijlage B1
='FIRE' Pagina 1
Bijlage B1 - simulatie rijwoningv1 BACKING MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall, respectievelijk in de drie kamers, SD_1, SD_2 en SD_3, en in de hall SD_4. Input in FDS v5.3 enigszins anders dan bij v5.5 belangrijk hierbij is de case hoofdlettergevoeligheid ‘spot obscuration’, zal niet lopen indien in hoofdletters geplaatst. &PROP ID='SMOKE DETECTOR', QUANTITY='spot obscuration', LENGTH=1.8, ACTIVATION_OBSCURATION=3.28/ Analoge ingave DEVC ID als bij versie 5.5, zie bijlagen A. Temperatuursmetingen zowel boven de brandhaard als ter hoogte van iedere rookdetector, analoge ingave als in alle bijlage A. Bijlage B1
Pagina 2
Bijlage B1 - simulatie rijwoningv1 FED waarden werden eveneens opgenomen in de inputfile, op dezelfde manier als FDS v5.5, .maar geen waarden werden opgemeten.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. .
Smv brandhaard bed MLRPUA
Bijlage B1
Pagina 3
Bijlage B1 - simulatie rijwoningv1
Bijlage B1
Pagina 4
Bijlage B1 - simulatie rijwoningv1
Temperatuursverloop
Bijlage B1
Pagina 5
Bijlage B2 - simulatie rijwoningv2
Smv rijwoningv2
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 1.446.982 Celgrootte variabel volledige structuur opgedeeld in 6 kernen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
xy=0.0625, z=0.03125 grid rond brandhaard xy=0.0625, z=0.03775 grid rond kantelraam xy=0.200, z=0.150 grid kelder xy=0.125, z=0.075 grid gelijkvloer xy=0.125, z=0.0625 grid eerste verdieping xy=0.125, z=0.0755 grid zolder
Looptijd tot 900s
Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Kantelramen en zolderluik worden als open verondersteld. Deur kamer 2, D_8 gesloten en wordt aangestuurd te openen na detectie van rookdetector in kamer 2 waar de brandhaard zich bevindt (SD_2).
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING MLRPUA ADIABATIC Bijlage B2
='FIRE' ='INSULATED' = 0.00204 =.TRUE. Pagina 1
Bijlage B2 - simulatie rijwoningv2 RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
= 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall, respectievelijk in de drie kamers, SD_1, SD_2 en SD_3, en in de hall SD_4. Input in FDS v5.3 enigszins anders dan bij v5.5 belangrijk hierbij is de case hoofdlettergevoeligheid ‘spot obscuration’, zal niet lopen indien in hoofdletters geplaatst. &PROP ID='SMOKE DETECTOR', QUANTITY='spot obscuration', LENGTH=1.8, ACTIVATION_OBSCURATION=3.28/ Analoge ingave DEVC ID als bij versie 5.5, zie bijlagen A. Temperatuursmetingen zowel boven de brandhaard als ter hoogte van iedere rookdetector, analoge ingave als in alle bijlage A.
Bijlage B2
Pagina 2
Bijlage B2 - simulatie rijwoningv2 FED waarden werden eveneens opgenomen in de inputfile, op dezelfde manier als FDS v5.5, .maar geen waarden werden opgemeten.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. .
Smv brandhaard bed MLRPUA
Bijlage B2
Pagina 3
Bijlage B2 - simulatie rijwoningv2
Bijlage B2
Pagina 4
Bijlage B2 - simulatie rijwoningv2
Temperatuursverloop
Bijlage B2
Pagina 5
Bijlage B3 - simulatie rijwoningv3
Smv rijwoningv3
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 1.446.982 Looptijd tot 350s Celgrootte variabel volledige structuur opgedeeld in 6 kernen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
xy=0.0625, z=0.03125 grid rond brandhaard xy=0.0625, z=0.03775 grid rond kantelraam xy=0.200, z=0.150 grid kelder xy=0.125, z=0.075 grid gelijkvloer xy=0.125, z=0.0625 grid eerste verdieping xy=0.125, z=0.0755 grid zolder
Wandopbouw: stenen Deuren van alle slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Kantelramen en zolderluik worden als open verondersteld. Voordeur VD wordt aangestuurd te openen door rookdetector SD_4, geplaatst in de hall.
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING Bijlage B3
='FIRE' ='INSULATED' Pagina 1
Bijlage B3 - simulatie rijwoningv3 MLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
= 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=0.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 50, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 350, F=1.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hall, ingaven analoog aan simulatie v1. Temperatuursmetingen ter hoogte van de rookdetectoren, bepalingen op verschillende hoogtes, alsook metingen ter hoogte van het centrum van de brandhaard. Metingen gebeuren steeds op zelfde hoogtes als bij simulaties in Bijlage A.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall.
Bijlage B3
Pagina 2
Bijlage B3 - simulatie rijwoningv3
Smv brandhaard bed MLRPUA 0.0204
Bijlage B3
Pagina 3
Bijlage B3 - simulatie rijwoningv3
Temperatuursverloop
Bijlage B3
Pagina 4
Bijlage B4 - simulatie rijwoningv4
Smv rijwoningv4
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 1.446.982 Looptijd tot 680s Celgrootte variabel volledige structuur opgedeeld in 6 kernen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
xy=0.0625, z=0.03125 grid rond brandhaard xy=0.0625, z=0.03775 grid rond kantelraam xy=0.200, z=0.150 grid kelder xy=0.125, z=0.075 grid gelijkvloer xy=0.125, z=0.0625 grid eerste verdieping xy=0.125, z=0.0755 grid zolder
Wandopbouw: stenen
Deuren van alle slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Kantelramen en zolderluik worden als open verondersteld. Voordeur VD wordt aangestuurd te openen door rookdetector SD_4, geplaatst in de hall.
Bijlage B4
Pagina 1
Bijlage B4 - simulatie rijwoningv4 2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HRRPUA ADIABATIC RAMP_Q &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T= &RAMP ID='fire_ramp', T=
='FIRE' ='INSULATED' = 550 =.TRUE. = 'fire_ramp'/ 0, F=0.000 / 300, F=1.000 / 600, F=1.000 / 900, F=0.000 /
&REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hal, ter hoogte van de rookdetectoren worden temperatuursmetingen uitgevoerd op verschillende hoogtes. Eveneens temperatuursmetingen ter hoogte van het centrum van de brandhaard.
Bijlage B4
Pagina 2
Bijlage B4 - simulatie rijwoningv4 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall.
Smv brandhaard bed MLRPUA
Bijlage B4
Pagina 3
Bijlage B4 - simulatie rijwoningv4
Bijlage B4
Pagina 4
Bijlage B4 - simulatie rijwoningv4
Temperatuursverloop
Bijlage B4
Pagina 5
Bijlage B5 - simulatie rijwoningv5
Smv rijwoningv5
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 1.446.982 Looptijd tot 235s – voortijdige stopzetting Celgrootte variabel volledige structuur opgedeeld in 6 kernen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
xy=0.0625, z=0.03125 grid rond brandhaard xy=0.0625, z=0.03775 grid rond kantelraam xy=0.200, z=0.150 grid kelder xy=0.125, z=0.075 grid gelijkvloer xy=0.125, z=0.0625 grid eerste verdieping xy=0.125, z=0.0755 grid zolder
Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Kantelramen en zolderluik worden als open verondersteld. Voordeur VD en deur D_8 van kamer 2, waar brandhaard woedt, worden aangestuurd te openen door rookdetector SD_4, geplaatst in de hall.
Bijlage B5
Pagina 1
Bijlage B5 - simulatie rijwoningv5 2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING HLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
='FIRE' ='INSULATED' = 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=0.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 50, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 350, F=1.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
HRR in functie van de tijd
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hal, ter hoogte van de rookdetectoren worden temperatuursmetingen uitgevoerd op verschillende hoogtes. Eveneens temperatuursmetingen ter hoogte van het centrum van de brandhaard.
4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. Bijlage B5
Pagina 2
Bijlage B5 - simulatie rijwoningv5 .
Smv brandhaard bed MLRPUA
Bijlage B5
Pagina 3
Bijlage B5 - simulatie rijwoningv5
Temperatuursverloop
Bijlage B5
Pagina 4
Bijlage B6 - simulatie rijwoningv6
Smv rijwoningv6
1 Grid & wandopbouw Aantal cellen: 1.446.982 Looptijd tot 350s Celgrootte variabel volledige structuur opgedeeld in 6 kernen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
xy=0.0625, z=0.03125 grid rond brandhaard xy=0.0625, z=0.03775 grid rond kantelraam xy=0.200, z=0.150 grid kelder xy=0.125, z=0.075 grid gelijkvloer xy=0.125, z=0.0625 grid eerste verdieping xy=0.125, z=0.0755 grid zolder
Wandopbouw: stenen Deuren van de slaapkamers zijn gesloten, met doorvoeropeningen onderaan de deur. Kantelramen en zolderluik worden als open verondersteld. Voordeur VD en deur D_8 van kamer 2, waar brandhaard woedt, worden aangestuurd te openen door rookdetector SD_4, geplaatst in de hall.
2 Brandhaard Simulatie BED met grootte Af = 2m² &SURF ID BACKING Bijlage B6
='FIRE' ='INSULATED' Pagina 1
Bijlage B6 - simulatie rijwoningv6 HLRPUA ADIABATIC RAMP_Q
= 0.0204 =.TRUE. = 'fire_ramp'/
&RAMP ID='fire_ramp', T= 0, F=0.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 50, F=1.000 / &RAMP ID='fire_ramp', T= 350, F=1.000 / &REAC ID = 'FIRE' HEAT_OF_COMBUSTION = 27000 SOOT_YIELD = 0.227 MASS_EXTINCTION_COEFFICIENT VISIBILITY_FACTOR = 10 MAXIMUM_VISIBILITY = 20/
= 8700
3 Devices Rookdetectoren in iedere kamer en in de hal, ter hoogte van de rookdetectoren worden temperatuursmetingen uitgevoerd op verschillende hoogtes. Eveneens temperatuursmetingen ter hoogte van het centrum van de brandhaard. Sprinklers in iedere kamer (respectievelijk s_01, s_02 en s_03) en 2 sprinklerkoppen in de hall (s_04 en s_05) op een afstand van min 2,4m van elkaar - voorwaarden NFPA 13D aangehouden. &PART ID='WATER DROPS', WATER=.TRUE./ &PROP ID='SPRINKLER', QUANTITY='SPRINKLER LINK TEMPERATURE', RTI=50.,ACTIVATION_TEMPERATURE=74., DROPLET_VELOCITY=10., PART_ID='WATER DROPS', FLOW_RATE=68, SPRAY_ANGLE=50.,65./ Temperatuur tussen 57 en 77°C --> ordinary temperature rating sprinkler Volgens NFPA 13D dient RTI tussen 28 en 50 genomen te worden i.e. Fast respons + flow rate per sprinkler min 68l/min met bijkomende eis om over volledige systeem min 49l/min te krijgen. &DEVC ID= 's_01', XYZ=1.7,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 2 &DEVC ID= 's_02', XYZ=1.7,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/ kamer 1 &DEVC ID= 's_03', XYZ=4.1,1.7,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler1 in hall &DEVC ID= 's_04', XYZ=4.1,4.6,2.1 , PROP_ID='SPRINKLER'/sprinkler2 in hall Volledig analoge manier van ingeven als bij v5.5, geen foutweergave bij start-up.
Bijlage B6
Pagina 2
Bijlage B6 - simulatie rijwoningv6 4 Output Temperatuursmetingen ter hoogte van brandhaard, centrum van kamers en hall en centrum deur hall. .
Smv brandhaard met temperatuurssnede op 18s
De temperatuur op 18s ter hoogte van de sprinklerkop heeft sprinkler geactiveerd hierdoor gaf FDS v5.3. een foutmelding ‘instabiliteit van data’, waarna de programmatie werd stopgezet door het programma. Hierdoor is er geen volledige data beschikbaar.
Bijlage B6
Pagina 3
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 1
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 2
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 3
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 4
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 5
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 6
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 7
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 8
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 9
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 10
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 11
Bijlage C - Interventieverslag
Bijlage C
Pagina 12
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1988 Ve rm o e d e l ij ke w a rm te b ro n 1 9 8 8
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas electrische installatie
7% 9%
elektrische verlichting
30%
plaatselijke verwarming kolen 11%
houtkachel / open haard lucifer / kaars
1% 5%
4% 1% 4%
televisie lasapparaat / snijapparaat
16%
12%
sigaret / tabak
onbekend
Ve rm o e d e l i j ke b ra n d o o rza a k 1 9 8 8
roker droog koken 5%
6%
12%
gaslek / explosie
6% 5% 1% 5%
bliksem laswerk / snijwerk / verf afbranden oververhitting
19%
afval verbranden 6%
kortsluiting
35%
technische defect
M ateriaal dat verm oe delijk al s eerste brandde 19 88
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton
18%
8%
plafond/muur bekleding
7%
kunststof 2%
14%
isolatie materiaal frituurvet
9%
hooi / stro
2%
8% 7%
gas benzine / olie / verf
5%
8% 12%
asfalt / bitumen kolen / roet
Bijlage D
Pagina 1
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1989 Ve rm o e d e l i jk e w a rm te b ro n 1 9 8 9
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas 5%
electrische installatie
7%
elektrische verlichting
32%
10%
plaatselijke verwarming kolen
1% 4%
houtkachel / open haard lucifer / kaars sigaret / tabak
3% 1%
televisie
18%
lasapparaat / snijapparaat
5%
14%
onbekend
Verm oed elijke b rando orzaak 19 89 roker droog koken / zelfontbranden gaslek / explosie
4%
6%
8%
24%
bliksem
2% 1% 3%
laswerk / snijwerk / verf afbranden oververhitting afval verbranden kortsluiting technische defect
4%
26%
spelen met vuur onbekend
7% 10%
brandstichting
5%
M a te ria a l d a t v e rmo e d e lijk a ls e e rs te b ra nd d e 1989
meubilair / ingemaakte kasten textiel
4%
papier / karton
4%
27%
plafond/muur bekleding
11%
kunststof
4% 5% 7%
17%
3%
1% 6%
Bijlage D
1%
10%
isolatie materiaal frituurvet hooi / stro gas benzine / olie / verf asfalt / bitumen kolen / roet onbekend
Pagina 2
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1990 Ve rm o e d e l i jk e w a rm te b ro n 1 9 9 0
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas 5%
electrische installatie
7%
elektrische verlichting 9%
32%
plaatselijke verwarming kolen 1% 4%
houtkachel / open haard lucifer / kaars sigaret / tabak
3% 1% 4%
televisie
18%
lasapparaat / snijapparaat onbekend
16%
Ve rm o e d e l i j ke b ra n d o o rza a k 1 9 9 0 roker droog koken
3%
7%
2%
26%
gaslek / explosie bliksem
2%
laswerk / snijwerk / verf afbranden oververhitting afval verbranden
23%
kortsluiting
9%
technische defect spelen met vuur
4% 7%
8%
9%
brandstichting onbekend of andere
M a teriaal dat verm oedelijk als eerste brandde 1990
15%
4%
4% 9% 2% 2%
17%
5% 7% 3%
14% 12% 1%
Bijlage D
4% 1%
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muurbekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf hooi / stro gas benzine / olie asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere
Pagina 3
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1991 Verm oed elijke w arm teb ron 1 991
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas
3 %1 % 2%
11%
electrische installatie
4%
6%
elektrische verlichting
8%
onbekend andere plaatselijke verwarming kolen
17 %
houtkachel / open haard lucifer / kaars 31%
3%
sigaret / tabak televisie
14%
lasapparaat / snijapparaat
V e rmo e d e lijk e b ra nd o o rza a k 1991 roker droog koken / zelfontbranding
3%
6%
gaslek / explosie
7%
3% 1% 2%
bliksem laswerk / snijwerk / verf afbranden
23%
oververhitting afval verbranden kortsluiting
29%
2%
technische defect spelen m et vuur
8%
onbekend of andere
10%
brandstichting
6%
M ateriaa l dat verm o edelijk als eerste brandd e 1991
meubilair / ingemaakte kasten textiel
4% 25%
papier / karton
5%
bekleding
10%
kunststof
5%
isolatie materiaal frituurvet hooi / stro
6%
gas benzine / olie / verf
8%
18% 1%
6%
1%
8%
3%
asfalt / bitumen kolen / roet onbekend
Bijlage D
Pagina 4
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1992 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 2
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas
10%
electrische installatie
1% 1% 4%
6%
elektrische verlichting
9% onbekend
1% 2%
19%
andere plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer / kaars
3% 1%
sigaret / tabak
43%
televisie lasapparaat / snijapparaat
Ve rm o e d e l i j k e b ra n d o o rz a a k 1 9 9 2
roker droog koken gaslek explosie bliksem
1% 1% 3% 1% 1% 2%
8%
laswerk / snijwerk verf afbranden 23%
oververhitting afval verbranden
25%
zelf ontbranding kortsluiting 9%
technische defect spelen met vuur brandstichting
5% 2%
3%
9%
7%
onbekend andere
m eubilair / ingem aakte kasten
M a te ri a a l d a t ve rm o e d e l i j k a l s e e rste b ra n d d e 1 9 9 2
textiel papier / karton 5%
12%
bekleding
5%
kunststof
9%
isolatie m ateriaal
14% 4%
frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen
6%
hooi / stro gas
8%
17% 1%
5%
1%
5%
5%
3%
benzine / olie / paraffine asfalt / bitum en kolen / roet onbekend andere
Bijlage D
Pagina 5
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1993 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 3
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas electrische installatie
1% 1% 4%
11%
5%
elektrische verlichting
8% 1% 2%
19%
onbekend andere plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer / kaars
3%
sigaret / tabak
1% 45%
televisie lasapparaat / snijapparaat
Ve rm oe de lijke br an do orzaa k 19 93
roker droog koken gaslek
8%
1% 1% 1% 1% 1%
3%
explosie bliksem
23%
24%
laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting
6%
9% 3%
3% 9%
7%
technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
M a te ria a l d a t ve rm o e d e lijk a l s e e rste b ra n d d e 1 9 9 3
5%
14%
4% 8%
16%
4% 6%
8% 3%
14%
5%
1%
Bijlage D
1%
6%
5%
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere
Pagina 6
Bijlage D - Analyse statistieken Statistieken van 1994 Ve rm o e de l ijke wa rm te br on 19 9 4
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas
1% 1% 10%
electrische installatie
5%
5%
elektrische verlichting 8%
17%
onbekend 1% 2%
andere plaatselijke verwarm ing kolen houtkachel / open haard
2%
lucifer / kaars
1%
sigaret / tabak 47%
televisie lasapparaat / snijapparaat
Ve rm o e d e l i jk e b ra n d o o rz a a k 1 9 9 4
roker droog koken
8%
4%
1% 1% 1%1%2%
22%
25%
zelf ontbranding kortsluiting technische defect
5% 9%
3% 2%
spelen met vuur brandstichting onbekend andere
9%
7%
M a teri aa l da t ve rm o e de l ij k al s ee rste bra nd d e 1 99 4
5%
14%
4% 8%
16%
4% 6%
8%
14%
Bijlage D
1% 5%
1%
6%
5%
3%
gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere
Pagina 7
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 1995 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 5
11%
14% 8% 2%
30%
3% 11% 2% 3%
3%
5%
1%3% 2% 3%
Verm oed elijke b rando orzaak 19 95
3%
10% 1% 3% 3% 2% 1%
28%
6% 1%
24% 8%
7%
1% 2%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 199 5
4%
6%
3%
8% 3% 3% 3% 3% 4%
48%
Bijlage D
5% 1% 2% 4% 1% 1%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 8
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 1996 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 6
9%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
14% 3% 1%
20%
8%
2% 6% 0%
19% 7%
2% 1% 4% 2% 1% 2% 1% 1%
Verm oed elijke b rando orzaak 19 96
7%
17%
9% 1% 2% 2%
9% 2%
18% 15% 2%
16%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 199 6
9%
9% 7%
9% 6% 1% 4%
35%
Bijlage D
1% 2%3%
2% 4% 4% 1% 3%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 9
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 1997 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 7
12%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
12% 5% 1% 3%
25% 18% 4%
2% 3%
4% 3% 1% 2% 3% 2%1%1%
Verm oed elijke b rando orzaak 19 97
3%
5%
22%
3%
7% 1% 6%
2% 2% 4% 1%
19%
2%
22%
1%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 199 7
2% 4%
10%
7%
6%
2% 6%
2% 6%
41%
Bijlage D
1% 2% 3% 2% 1% 3% 1%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 10
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 1998 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 8
7%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
15% 5% 1% 4%
28%
1% 4% 1%
15% 5%
2%
1% 1%1%2% 1% 4% 2%
Verm oed elijke b rando orzaak 19 98
5% 27%
2% 4%1% 1% 1%
24% 6% 3% 11%
13%
1%
1%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 199 8
6%
1% 6%
9% 7%
1%
5% 4% 4% 1% 1% 8%
38% 1% 1% 2%2%1%
Bijlage D
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 11
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 1999 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 1 9 9 9
9%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
18%
23%
7% 1%
4% 1% 1%7%
17% 3% 1% 3%1%1% 1% 1%
Verm oed elijke b rando orzaak 19 99
7%
7%
23%
2% 2% 3% 1%
8% 3%
22% 9% 11%
1%
1%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 199 9
3%
7%
10% 6% 7% 3% 5% 1% 5%
39% 2% 3% 1%1%
Bijlage D
7%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 12
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2000 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 0
12 %
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
1 1% 4% 1% 4%
22%
1% 3%
23% 3%
4 % 1 % 1 % 3 %2 %1 % 1 % 1% 2%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 00
4% 21%
5% 2% 1% 1% 19%
10%
1% 1%
2% 16%
16%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 0
8% 2%
2% 3%
10% 7% 4% 3% 4% 4% 2%
42%
Bijlage D
1% 5% 2% 1%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 13
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2001 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 1
13%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
13% 4% 1% 2%
24% 16%
2%
3%
4%
5%
2%
1% 1% 4% 1% 4%1%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 01
1%
5%
8%
25%
1% 1% 1% 2% 1%
19%
8% 2% 1%
11%
14%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 1
6%
4% 2%
10% 6% 4% 5%
46% 1%
Bijlage D
1% 2%
5% 1% 4% 3%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 14
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2002 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 2
17%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
16% 6% 3%
24% 16% 2%
2% 3%
4%
4%
1%1% 1%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 02
4%
7%
25%
1% 2% 1%
23% 13% 1%
1%
7%
14%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 2
4%
6%
11%
5%
7% 8% 3% 6%
34% 1% 1%2% 2%
Bijlage D
5%
2%
4%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 15
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2003 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 3
9%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
16% 3% 1% 3%
26%
14% 6%
2% 1%3% 3% 2% 3% 2%
3% 4%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 03
3% 25%
6% 1% 1% 6% 1%
23%
9% 2% 10%
1%
12%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 3
4%
8%
11% 4%
6%
4%
1%
6% 3%
39% 1%
Bijlage D
1% 4% 4% 3% 3%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 16
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2004 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 4
9%
17% 5%
25%
3%
4% 1%3%
19% 7%
1% 3% 1% 3%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 04 1%
6% 13%
24%
2% 1% 1% 1% 7% 2%
18% 13%
9%
1%
1%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 4
3% 9%
5%
6% 11% 5% 5%
41%
Bijlage D
2% 1% 3% 1%3% 1% 3%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 17
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2005 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 5
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
9%
15%
9% 1% 5%
24% 15% 3% 3%
5%
3% 1% 3% 2% 1%1%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 05
2%
5% 11%
24%
1% 1% 4% 1% 11%
10% 3%
1% 10%
16%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 5
1% 5% 11%
10% 6% 7%
1%
4%
39%
Bijlage D
5% 3% 1% 1%3% 2%1%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 18
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2006 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 6
5%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
17%
27%
7% 1% 5%
3% 1% 2%
5%
15% 1%3%
2% 1% 3%
2%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 06
3%
3%
13%
18%
1% 1% 1% 3% 1%
7% 19%
12% 5% 1%
12%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 6
10%
2%
5%
7% 10% 3%
1%
9%
33% 4% 1%1%1%1%
Bijlage D
5% 1% 5%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 19
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2007 Verm oed elij ke w arm te bron 20 07 4%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
14%
26%
12% 1% 1%
1% 2% 2% 5%
14% 1% 7%
1%1%1% 3% 3%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 07
3%
5% 12%
20%
3% 1% 1% 3% 2% 19% 14% 10%
5% 2%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 7
3%
4%
8%
9% 13% 1% 4% 2% 36% 4% 2% 1%1%
Bijlage D
6% 1% 5%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 20
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2008 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 8
12%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
13% 4% 1% 3%
19%
16% 3% 1% 2% 6%
2%
8%
3% 1% 1% 1%3%1%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 08
1%
17%
5%
7%
1% 4% 1%
8% 2% 8%
27% 16%
2% 1%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 8
9%
4%
9% 12% 6% 3% 3% 1% 4%
33% 1% 2% 2% 3% 2%
Bijlage D
3%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 21
Bijlage D - Analyse statistieken Data hoofdkorps Gent van 2009 Ve rm o e d e l i j ke w a rm te b ro n 2 0 0 9
6%
kooktoestel elektrisch kooktoestel gas waterverwarming elektrisch waterverwarming gas electrische installatie elektrische verlichting CV gas / mazout CV elektrisch plaatselijke elektrische verwarming plaatselijke gasverwarming plaatselijke verwarming kolen houtkachel / open haard lucifer sigaret / tabak kaars televisie lasapparaat / snijapparaat onbekend andere
9% 9%
23%
2% 2%
3% 3% 4% 6%
25%
2% 1%1% 2%
Verm oed elijke b rando orzaak 20 09
4%
6%
22%
4%1% 1% 3% 1%
4% 19% 15% 1% 19%
M ateria al dat ve rm oede lijk als e erste brandd e 200 9
3% 7%
5%
6%
6%
2% 2% 6%
5% 4% 2% 43%
Bijlage D
1% 4%
3%
roker droog koken gaslek explosie bliksem laswerk / snijwerk verf afbranden oververhitting afval verbranden zelf ontbranding kortsluiting technische defect spelen met vuur brandstichting onbekend andere
meubilair / ingemaakte kasten textiel papier / karton plafond bekleding muur bekleding kunststof isolatie materiaal frituurvet verf / vernis / vluchtige stoffen hooi / stro gas benzine / olie / paraffine asfalt / bitumen kolen / roet onbekend andere matras / sofa / zetel vloerbekleding elektrische kabels / leidingen hout
Pagina 22