Toelichting bij het Peilbesluit Stedelijk Gebied BunschotenSpakenburg
Definitief
Waterschap Vallei & Eem
Grontmij Nederland bv Houten, 5 september 2006
13/99066693/MS, versie D2
Verantwoording
Titel
:
Toelichting bij het Peilbesluit Stedelijk Gebied Bunschoten – Spakenburg
Projectnummer
:
198130
Documentnummer
:
13/99066693/MS
Revisie
:
D2
Datum
:
5 september 2006
Auteur(s)
:
ir. M. van Willigen, ir. M.K. Steenstra, ir. J.B.M. van Acker
13/99066693/MS, versie D2 blad 2 van 26
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Inleiding ....................................................................................... 5 Aanleiding .................................................................................... 5 Doel .............................................................................................. 5 Begrenzing ................................................................................... 5 Status van dit rapport ................................................................... 5 Projectorganisatie......................................................................... 6 Procedure peilbesluit.................................................................... 6 Leeswijzer .................................................................................... 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.7.1 2.7.2 2.7.3 2.7.4 2.8 2.9 2.10 2.11
Gebiedsbeschrijving..................................................................... 8 Algemeen ..................................................................................... 8 Begrenzing en oppervlak.............................................................. 8 Hoogteligging............................................................................... 8 Grondgebruik ............................................................................... 8 Bodem .......................................................................................... 9 Geohydrologie............................................................................ 10 Oppervlaktewaterhuishouding ................................................... 10 Peilgebied noordoost, NAP -1,00 m (Koenraadswetering)........ 11 Centraal peilgebied, NAP -0,55 m ............................................. 11 Peilgebied west, NAP -0,70 m ................................................... 12 Het tussenpeilgebied, NAP -1,00/-0,90 m ................................. 12 Drooglegging.............................................................................. 12 Waterkwaliteit ............................................................................ 13 Ecologie...................................................................................... 14 Riolering..................................................................................... 14
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Vigerend beleid .......................................................................... 17 Algemeen ................................................................................... 17 Europees beleid .......................................................................... 17 Landelijk beleid.......................................................................... 17 Provinciaal beleid....................................................................... 18 Waterbeheersplan....................................................................... 18 Beheersplan waterkeringen ........................................................ 19 Afwijkende peilen ...................................................................... 20 Watervisie Vallei & Eem ........................................................... 20 Bestemmingsplannen ................................................................. 20
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Peilvoorstel................................................................................. 22 Algemeen ................................................................................... 22 Peilgebied oost, Koenraadswetering .......................................... 22 Centraal peilgebied..................................................................... 23 Peilgebied west........................................................................... 24 Tussenpeilgebied........................................................................ 24
13/99066693/MS, versie D2 blad 3 van 26
Inhoud (vervolg) 4.6
Praktisch peilbeheer ................................................................... 25
Bijlage 1 Literatuurlijst Bijlage 2 Begrenzing peilbesluit Bijlage 3 Hoogteligging Bijlage 4 Grondgebruik Bijlage 5 Drooglegging Bijlage 6 Overzichtskaart
13/99066693/MS, versie D2 blad 4 van 26
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In het stedelijk gebied van de gemeente Bunschoten-Spakenburg is thans het peilbesluit uit 1990 van het voormalig waterschap de Eem van kracht. Sinds het vaststellen van dit peilbesluit heeft Bunschoten-Spakenburg uitgebreid en hiervoor zijn oppervlaktewaterpeilen aangepast. Hierdoor is de noodzaak ontstaan deze thans gehanteerde peilen formeel vast te leggen in een nieuw peilbesluit. Waterschap Vallei & Eem (hierna genoemd: het waterschap) heeft aan Grontmij opdracht gegeven tot het opstellen van de toelichting bij het nieuwe peilbesluit voor het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg (met uitzondering van Eemdijk). De werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode oktober 2005 -januari 2006. 1.2
Doel
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg. Het waterschap stelt in een peilbesluit de oppervlaktewaterpeilen in haar beheersgebied wettelijk vast. Doel van dit peilbesluit is om de peilen voor het stedelijk gebied van de gemeente Bunschoten-Spakenburg formeel opnieuw vast te stellen, in overeenstemming met de huidige vormen van grondgebruik. 1.3
Begrenzing
Dit peilbesluit betreft het stedelijk gebied van de gemeente BunschotenSpakenburg bestaande uit de kernen Bunschoten en Spakenburg. De kern Eemdijk is opgenomen in het peilbesluit Eemland (Waterschap Vallei & Eem, 2003-1). Ook het buitengebied van de gemeente BunschotenSpakenburg is opgenomen in het peilbesluit Eemland. Een kaart met de begrenzing van het peilbesluit is opgenomen in bijlage 1. In peilbesluit Bunschoten-Spakenburg zijn de volgende wijken en topografische eenheden opgenomen: • oude kernen Bunschoten en Spakenburg; • westelijke uitbreidingswijken; • uitbreidingswijk Koenraadswetering; • westelijk deel industrieterrein de Kronkels; • industrieterrein Zuidwenk. 1.4
Status van dit rapport
Dit rapport vormt de toelichting bij de gekozen peilen die in het peilbesluit (een besluit van het Algemeen Bestuur van het waterschap) vastgelegd worden. Dit conform artikel 8.2 van ‘Verordening waterhuishouding Vallei
13/99066693/MS, versie D2 blad 5 van 26
Inleiding
& Eem’ (Provincie Utrecht en Gelderland, 1997). In het peilbesluit wordt naar dit rapport verwezen. Het peilbesluit vervangt alle voorgaande besluiten die betrekking hebben op hetzelfde gebied. Het algemeen bestuur van het waterschap stelt het peilbesluit vast. De in het peilbesluit genoemde peilen betekenen voor de waterbeheerder een inspanningsverplichting om deze peilen zo goed mogelijk te handhaven. 1.5
Projectorganisatie
Dit peilbesluit is voorbereid door Grontmij. Daarbij is geregeld overleg gepleegd met het waterschap, de gemeente Bunschoten en de provincie Utrecht. 1.6
Procedure peilbesluit
In artikel 16 van de wet op de waterhuishouding is een regeling omtrent de vaststelling van peilbesluiten opgenomen. Volgens de regeling moet de waterbeheerder in de daartoe aan te wijzen gevallen voor de onder zijn beheer vallende oppervlaktewateren één of meer peilbesluiten vaststellen. In de nieuwe waterwet worden daar geen veranderingen in verwacht. In het peilbesluit dient rekening te worden gehouden met het beheersplan voor de wateren zoals opgesteld door waterschap of Rijk. In de ‘Verordening waterhuishouding van Vallei & Eem’ van de provinciale staten van Gelderland en Utrecht (1997) is vastgesteld dat het algemeen bestuur van het waterschap een peilbesluit vaststelt als bedoeld in artikel 16 van de wet op de waterhuishouding. Op het besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet Bestuursrecht van toepassing. Hierin staat een uniforme voorbereidingsprocedure omschreven die moet worden toegepast indien dit is bepaald bij besluit van een bestuursorgaan. Het peilbesluit wordt goedgekeurd door de provincie Utrecht. In bijlage 5 van het Waterhuishoudingsplan Utrecht staan richtlijnen genoemd voor het opstellen van peilbesluiten. In de periode 13 april tot en met 31 mei 2006 heeft het ontwerp-peilbesluit Stedelijk gebied Bunschoten – Spakenburg ter inzage gelegen. Deze ter inzage legging heeft niet geleid tot het indienen van zienswijzen bij het waterschap Vallei & Eem. Omdat er geen zienswijzen zijn ontvangen, werden er geen wijzigingen in het peilbesluit aangebracht ten opzichte van het ontwerp-peilbesluit. 1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt eerst het gebied beschreven. Hier wordt ingegaan op aspecten als hoogteligging, bodem, begrenzing en grondgebruik. Hoofdstuk 3 behandelt het beleid dat van toepassing is op en raakvlakken heeft met het peilbesluit. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde het beleid op Europees, nationaal, provinciaal en regionaal niveau. In hoofdstuk 4 komt het gewenste peilbeheer aan de orde. Hierbij wordt per peilgebied ingegaan op de drooglegging, op de aanwezige belangen en
13/99066693/MS, versie D2 blad 6 van 26
Inleiding
op de situatie in perioden met uitzonderlijk veel regen. Uit de analyse van deze factoren volgt het peilvoorstel. Als bijlage zijn kaarten met de begrenzing van gebied, de hoogteligging, het grondgebruik en de drooglegging toegevoegd. Daarnaast is een overzichtskaart bijgevoegd, waarop de locatie van de stuwen en de peilvakken is aangegeven.
13/99066693/MS, versie D2 blad 7 van 26
2
Gebiedsbeschrijving
2.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt in hoofdlijnen ingegaan op de kenmerken van het gebied waarop het peilbesluit betrekking heeft. Paragraaf 2.2 bespreekt de grens van het gebied waarop dit besluit betrekking heeft en in paragraaf 2.3 wordt de hoogteligging van het gebied besproken. In de daarop volgende paragraaf wordt ingegaan op het grondgebruik in het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg. Hierna wordt ingegaan op achtereenvolgens de bodem, de drooglegging, de geohydrologie, oppervlaktewaterhuishouding, waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van het water in Bunschoten-Spakenburg. Een korte beschrijving van de situatie m.b.t. de riolering in het gebied vormt de afsluiting van dit hoofdstuk. 2.2
Begrenzing en oppervlak
De begrenzing van het gebied waarop het peilbesluit betrekking heeft is weergegeven in bijlage 1. Het peilbesluit beslaat het grootste deel van het bebouwde gebied van de gemeente Bunschoten-Spakenburg. De oppervlakte van het gebied waarop dit peilbesluit betrekking heeft is 400 ha. 2.3
Hoogteligging
Een kaart met de hoogteligging van het gebied is opgenomen in bijlage 2. Op de kaart is te zien dat Bunschoten-Spakenburg hoger is gelegen dan de omgeving, de polders rond Bunschoten-Spakenburg liggen voor het grootste deel beneden NAP en het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg ligt voor het grootste deel boven NAP. Alleen de centraal gelegen weides en enkele andere onbebouwde gebieden liggen beneden NAP. Wat verder opvalt is dat in het noordwesten van het bebouwd gebied en tussen de oude kernen van Bunschoten en Spakenburg het maaiveld lager ligt dan in de oude kernen en in de woonwijken en industriegebieden aan de zuidkant. Ook de laatst gebouwde wijk, de Koenraadswetering, is hoger gelegen. De wegen liggen hier op een hoogte van NAP + 0,50m. 2.4
Grondgebruik
De kernen Bunschoten en Spakenburg hebben een langgerekte vorm, dit in aansluiting op het kavelpatroon van de polders. De as wordt gevormd door de oorspronkelijk kernen en aan weerskanten daarvan zijn de uitbreidingen gelegen. Spakenburg was van oudsher een vissersdorp gelegen aan de Zuiderzee, nu het Eemmeer. De oude kern van Bunschoten is het circa één kilometer zuidelijker gelegen dorp, dat bestond uit lintbebouwing aan een kade. Middels enkele uitsparingen in het stedelijk gebied is de oorspronkelijke ronde structuur van de kern behouden.
13/99066693/MS, versie D2 blad 8 van 26
Gebiedsbeschrijving
Op de streekplankaart van de provincie Utrecht staan binnen het gebied waarop dit peilbesluit betrekking heeft de volgende functies aangewezen: • stedelijk gebied; • bedrijventerrein. Volgens het streekplan Utrecht 2005-2015 (Provincie Utrecht, 2004) kan Bunschoten-Spakenburg uitbreiden naar het oosten zoals aangegeven op de kaart in bijlage 4. De woningvoorraad kan in de periode 2005-2015 met 28,9% groeien tot 8870 woningen. Het gaat hier vooral om groeien door uitbreiding. Het bedrijventerrein groeit met 30 ha, hiervan is 20 ha gereserveerd voor de verplaatsing van bedrijventerrein Zuidwenk. Op termijn zal Zuidwenk worden omgevormd tot een woonlocatie, maar waarschijnlijk nog niet in de streekplanperiode. Aan de noordkant grenst het stedelijk gebied aan het Eemmeer. Dit Eemmeer heeft hoge ecologische en recreatieve kwaliteiten. Aan het Eemmeer zal mogelijk een appartementencomplex voor senioren worden ontwikkeld. Hiervan is de exacte situering nog niet in het streekplan opgenomen. 2.5
Bodem
Dit peilbesluit beslaat het stedelijk gebied van de gemeente BunschotenSpakenburg en in dit stedelijk gebied is de bovenlaag van de bodem bouwrijp gemaakt. De ondergrond bestaat voornamelijk uit veengronden en moerige eerdgronden (Stiboka, 1970). Er zijn geen aardkundige monumenten in het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg. Wel zijn er enkele gebieden archeologisch interessant (zie figuur 2.1).
Figuur 2.1 Archeologische waarden in Bunschoten-Spakenburg (Provincie Utrecht, 2005)
13/99066693/MS, versie D2 blad 9 van 26
Gebiedsbeschrijving
2.6
Geohydrologie
Geohydrologisch gezien ligt Eemland in het Zuiderzeebekken. Dit betekent dat grondwater vanuit de hoge gronden naar Eemland toestroomt. De stijghoogten in de diepe watervoerende pakketten zijn gemiddeld genomen een meter hoger dan de freatische grondwaterstand. Ook de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket is nog een halve meter hoger dan de (freatische) grondwaterstand in de deklaag. Een analyse van de gemeten grondwaterstanden in het gebied geeft aan dat in grote delen van het gebied de relatie tussen het grondwater en het oppervlaktewater gering is (Waterschap Vallei & Eem, 2003-1). In en rond Bunschoten-Spakenburg treedt geen sterke kwel of infiltratie op. Iets ten zuiden van Bunschoten-Spakenburg ligt de eerste scheidende laag op ongeveer 15 meter diepte (Provincie Utrecht, 2005). Op de kaart bij peilbesluit Eemland staat wel twee kwelgebieden aangegeven binnen het stedelijk gebied Bunschoten-Spakenburg (zie figuur 2.3). Het gaat hier om gebieden met lichte kwel. Bunschoten-Spakenburg is dus wat kwel betreft overwegend een intermediair gebied.
Figuur 2.3 Kwel en infiltratie in Bunschoten-Spakenburg (Waterschap Vallei & Eem, 2003-1)
2.7
Oppervlaktewaterhuishouding
In het huidige oppervlaktewatersysteem van Bunschoten-Spakenburg zijn vier peilgebieden te onderscheiden: peilgebied noordoost, het centrale peilgebied, peilgebied west en het tussenpeilgebied. De situering van deze peilgebieden is op de overzichtskaart aangegeven. Het centrale peilgebied en peilgebied west worden van elkaar gescheiden door de stadgracht, Bachlaan en Frans Jacobsweg. Er zijn drie verbindingen tussen deze beide peilgebieden (zie par. 2.7.2). Het centrale peilgebied voert water af zowel naar het peilgebied west als naar het noordoosten, direct op de Oosterpolder. Het westelijk deel watert via een aantal stuwen af op het tussenpeilgebied, dat op zijn beurt via 1 stuw afvoert naar de Bikkerspolder. Water kan
13/99066693/MS, versie D2 blad 10 van 26
Gebiedsbeschrijving
naar het centraal peilgebied worden aangevoerd via een gemaal aan de oostkant van Bunschoten. Vanuit het centraal peilgebied wordt het water verder gedistribueerd naar peilgebied west en het tussenpeilgebied. Het peilgebied noordoost wordt van water voorzien vanuit een apart peilgebied dat is gelegen tussen de Oostsingel en de Oostelijke randweg. In de navolgende paragrafen 2.7.1 tot en met 2.7.4 wordt elk van de vier peilgebieden uitgebreider omschreven. 2.7.1
Peilgebied noordoost, NAP -1,00 m (Koenraadswetering)
Tussen de oostelijke randweg en de weg genaamd Oostsingel/Schouw ligt de uitbreidingswijk Koenraadswetering. In deze wijk wordt het peil NAP 1,00 m nagestreefd. Afvoer Dit gebied watert rechtstreeks af op de Oosterpolder over twee stuwen. De strook tussen de Rengersweg en de verlengde Oostsingel valt buiten dit peilbesluit en is verbonden met Koenraadswetering middels een duiker met stuw. Dit gebied kan gescheiden afwateren op de Rengerswetering via een duiker met stuw onder de Oostelijke Randweg. Aanvoer Het gebied tussen Rengersweg en Oostelijke randweg wordt rechtsreeks via het gemaal voorzien van water (zie overzichtskaart). Indien nodig kan vanuit dit gebied water worden aangevoerd naar de wijk Koenraadswetering. 2.7.2
Centraal peilgebied, NAP -0,55 m
In het centrale deel van het watersysteem wordt een zomerpeil van NAP 0,55 m nagestreefd. Afvoer Het centrale peilgebied kan zowel naar het oosten als naar het westen water afvoeren. Het waterafvoerpunt naar de Oostpolder bevindt zich ten noorden van het bedrijventerrein Zuidwenk. Dit lozingspunt heeft de grootste lozingscapaciteit (0,53 m3/s bij T = 10 jaar). Het ontvangende water van de Oosterpolder heeft een zomerpeil van NAP -1,20 m (Waterschap Vallei & Eem, 2003-1). Op korte afstand van de stuw bevindt zich het gemaal Veendijk dat het overtollig water uitslaat op het Eemmeer. Het centraal peilgebied watert ook af op het peilgebied west. Dit gebeurt via twee vaste stuwen die zijn uitgevoerd als brede vaste drempel met in het midden een met een spindel beweegbare stuw, alsmede via één met een spindel beweegbare stuw die normaal gesproken geheel is afgesloten. Aanvoer In een droge situatie wordt er water uit de Oosterpolder naar het peilgebied NAP -0,55 m gemalen. Van hieruit wordt dit water naar de westelijke peilgebieden binnen Bunschoten-Spakenburg gevoerd via de stuwen die ook voor de afvoer vanuit het centraal peilgebied zorgen zoals hierboven beschreven. 13/99066693/MS, versie D2 blad 11 van 26
Gebiedsbeschrijving
2.7.3
Peilgebied west, NAP -0,70 m
Dit peilgebied beslaat de uitbreidingswijken ten westen van het centrum van Bunschoten. Het peil dat hier wordt gehandhaafd is NAP -0,70 m. Afvoer Peilgebied west watert via vijf stuwen af naar het tussenpeilgebied en vanaf daar naar de Bikkerspolder, die ten westen van Bunschoten-Spakenburg ligt. Aanvoer In een droge situatie wordt het westelijk systeem van water voorzien vanuit het oostelijk systeem middels 2 stuwen, de derde aanwezige stuw is meestal geheel afgesloten. 2.7.4
Het tussenpeilgebied, NAP -1,00/-0,90 m
Aan de west- en zuidrand van Bunschoten-Spakenburg ligt een peilgebied waar een winterpeil van NAP -1,00 m wordt nagestreefd en een zomerpeil van NAP -0,90 m. Het betreft hier een overgangspeil tussen het westelijk deel van het stedelijk gebied en het peil van de lager gelegen omliggende Bikkerspolder. Afvoer De afvoer vindt plaats over een stuw ten zuiden van het zwembad. In de Bikkerspolder wordt een winterpeil gehandhaafd van NAP -1.35 m en een zomerpeil van NAP -1.15 m, overeenkomstig het van kracht zijnde peilbesluit Eemland. Aanvoer In een droge situatie wordt het gebied via de 5 stuwen uit peilgebied west voorzien van water. 2.8
Drooglegging
Als uitgangspunt voor het oppervlaktewaterpeil houdt het waterschap een ontwatering van 0,7 meter voor stedelijk gebied aan (Waterschap Vallei & Eem, 2005). Voor bijvoorbeeld sportvelden, begraafplaatsen en parken zijn andere ontwateringsnormen van toepassing. De drooglegging bij normaal waterpeil ligt dan tussen de 1,00 en 1,20 meter. Als de grondwaterstand te laag is in gebieden met houten heipalen dan kunnen deze gaan rotten wat verzakking van gebouwen tot gevolg kan hebben. Het waterschap heeft geïnventariseerd waar klachten met betrekking tot paalrot voorkomen in het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg. Van twee plaatsen zijn klachten over paalrot gemeld, namelijk in het gebied tussen de Spuistraat en de weg genaamd Oostsingel en in het gebied rond de Molenstraat.
13/99066693/MS, versie D2 blad 12 van 26
Gebiedsbeschrijving
Drooglegging
Ontwateringsdiepte
Opbolling
Figuur 2.2 Drooglegging, opbolling en ontwateringsdiepte
In figuur 2.2 is de relatie tussen drooglegging, ontwateringsdiepte en opbolling schematisch weergegeven. Onder drooglegging wordt verstaan de afstand tussen het maaiveld en het peil in de waterlopen. De aanwezige drooglegging is mede bepalend voor de gebruiksmogelijkheden van de gronden. Onder ontwateringsdiepte wordt verstaan de diepte van het grondwaterniveau ten opzichte van het maaiveld (dus bijvoorbeeld t.o.v. het wegoppervlak of het vloerpeil van woningen). In bijlage 5 is een kaart met de drooglegging opgenomen. Wat opvalt op deze kaart is dat in delen van het centrale peilgebied de drooglegging gering is; sommige straten hebben een drooglegging tussen de 50 en 75 cm. Dit betreft hetzelfde gebied waar houten funderingen voorkomen. Het westelijk peilgebied heeft, op enkele zeer kleine gebiedjes na, een drooglegging van meer dan een meter. Wat verder opvalt op de droogleggingskaart is dat de centrale weides rond het centrum van Bunschoten een drooglegging hebben van circa 0,50 m. Bij een peilstijging van meer den 50 cm lopen deze weides dus onder water, waardoor hier veel water geborgen wordt. Momenteel zijn er in het grootste deel va Bunschoten geen problemen met de ontwatering. In het gebied waar klachten over paalrot voorkomen ligt het peil tussen de minimale ontwateringsnorm en het en waterpeil nodig om paalrot te voorkomen. Aangenomen wordt dat handhaving van het huidige peil geen problemen zal veroorzaken m.b.t. de ontwatering. 2.9
Waterkwaliteit
In de jaren 2000 en 2005 is door het waterschap onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de stadswateren in Bunschoten-Spakenburg. Op een 4-tal locaties zijn metingen verricht. Twee van de locaties werden beïnvloed door overstorten van een gemengd stelsel in de nabijheid, één locatie ligt op circa 1 km benedenstrooms van een overstort en een locatie is representatief voor het water dat het stedelijk gebied uitstroomt naar de polder en ligt ver van een overstortlocatie. Op de meetpunten is de kwaliteit in 2000 en 2005 matig tot slecht geweest. Het oppervlaktewater voldeed voor diverse parameters lang niet aan de basiskwaliteitseisen. Met name de fosfaatsconcentraties waren erg hoog en de zuurstof concentraties laag. Als gevolg hiervan kan een flinke algengroei optreden, maar algenbloei (conc. > 100 ug/l) is slechts 1 maal geconstateerd. Mogelijk is dit het gevolg van de doorstroming van stadswater met polderwater.
13/99066693/MS, versie D2 blad 13 van 26
Gebiedsbeschrijving
Er is in 2000 niet bemonsterd na een dag met meer dan 10mm neerslag. Ondanks dat er geen directe invloed van overstorten is gemeten lijken de twee meetpunten met ondiep water die dicht bij overstorten liggen de slechtste waterkwaliteit te hebben. De Middenwetering heeft een redelijk goede waterkwaliteit. Dit is mede het gevolg van een grotere diepte en doorstroming. De groei van waterplanten was in alle meetpunten gering. Voor verbetering van de zuurstofhuishouding en het zelfreinigend vermogen is het wenselijk dat de hoeveelheid vegetatie in het water toeneemt. Vermindering van de werking van de overstorten is in het algemeen goed voor de waterkwaliteit. Daarmee zal echter nog niet aan de kwaliteitseisen worden voldaan aangezien de kwaliteit voor een belangrijk deel wordt bepaald door het uit de polder ingepompte water. Dit water heeft o.a. een te hoge fosfaatconcentratie. Verbetering van de waterkwaliteit in Bunschoten-Spakenburg kan het best worden nagestreefd door een combinatie van het verminderen van overstortwater, een verbetering van de hoeveelheid waterplanten en een goede diepte en doorstroming. In 2005-2006 heeft de gemeente maatregelen genomen om overstorten te beperken. De drempels van de overstorten zijn verhoogd en een deel van het verhard oppervlak is afgekoppeld van de riolering. De meting van 2005 heeft plaatsgevonden voordat deze maatregelen zijn uitgevoerd en effecten zijn dus nog niet gemeten. 2.10
Ecologie
In 2003 is er een onderzoek gedaan naar de ecologische kwaliteit van de watergangen in Bunschoten-Spakenburg (Waterschap Vallei & Eem, 20033). In dit onderzoek zijn drie beoordelingen gedaan van de kwaliteit: een visuele, een exacte (methode De Groene Ruimte) en een beoordeling volgens de STOWA systematiek. Er is gekeken naar zowel de ecologische kwaliteit van de oevers als van het water. De meeste oevers in Bunschoten-Spakenburg zijn ecologisch oninteressant. De oevers zijn beschoeid met tot aan de oevers een strak gazon. Op een aantal plaatsen is een goed ontwikkelde oever aangetroffen. Voorbeelden hiervan zijn de twee sloten langs de Botermarkt en de sloot langs de Bisschopsweg. De watergangen in Bunschoten-Spakenburg hebben geen echt goed ontwikkelde watervegetaties. Er worden wel redelijk wat soorten aangetroffen (gemiddeld 3,5 per opname). Van de 5 meest voorkomende plantensoorten zijn er echter 3 kroossoorten. De best ontwikkelde watervegetaties (9 of meer soorten) zijn te vinden in de Westsingel, beide sloten langs de Botermarkt, beide delen van de stadsgracht, de Irenestraat en de meest noordelijke sloot langs de Groen van Prinsterensingel. 2.11
Riolering
In Bunschoten-Spakenburg komen gescheiden en gemengde rioolstelsels voor. Bij gemengde rioolstelsels worden neerslag en afvalwater door het13/99066693/MS, versie D2 blad 14 van 26
Gebiedsbeschrijving
zelfde buizenstelsel getransporteerd. Bij een gescheiden rioolstelsel zijn twee aparte buizenstelsels aanwezig (één voor afvoer van regenwater en één voor afvoer van afvalwater, zie figuur 2.4). Gemengd rioolstelsel: Overtollig water komt in de riolering en gaat naar RWZI. Als er teveel regen valt stort een deel over naar het oppervlaktewater.
Naar RWZI
Naar oppervlakte water
Gescheiden rioolstelsel: Huishoudelijk afvalwater gaat via riolering naar de RWZI. Regenwater gaat rechtstreeks naar het oppervlaktewater.
Naar oppervlakte water Naar RWZI
Figuur 2.4 Een gemengd rioolstelsel en een gescheiden rioolstelsel
Dertig procent van de op riolering aangesloten verharding in BunschotenSpakenburg voert af via een gemengd rioolstelsel . De overige zeventig procent voert af via een gescheiden rioolstelsel. De ligging van rioleringsgebieden is weergegeven in figuur 2.5. In tabel 2.1 is weergegeven op welke peilgebieden de rioolbemalingsgebieden lozen. Tabel 2.1 Aangesloten verharding per rioolstelsel per peilgebied op basis van vergunningaanvraag WvO (Waterschap Vallei & Eem, 2006) rioolbemalingsgebied
lozend op peilgebied [m tov NAP]
aangesloten verhardinglozend op de getoetste peilgebieden [ha] 1,2
Bomenbuurt
-0,55
Zuidwenk
-0,55
6,8
Spakenburg/Bunschoten + Vaartweg_gemengd Spakenburg/Bunschoten + Vaartweg_gemengd Spakenburg/Bunschoten + Vaartweg_afgekoppeld Eemlandia
-0,55
53,2
-0,70
5,7
-0,55
5,8
-0,70
0,9
Blokhuiswetering
-0,70
20,6
Bikkervaart
-0,70
19,5
Kronkels
-0,70
17,7
Koenraadswetering
-1,00
7,5 138,8
lozend buiten gemodelleerde peilgebieden [ha]
2,9
3,54 6,44
13/99066693/MS, versie D2 blad 15 van 26
Gebiedsbeschrijving
Figuur 2.5 Bemalingsgebieden riolering (binnen gearceerd gebied is eind 2005 35 ha afgekoppeld)
13/99066693/MS, versie D2 blad 16 van 26
Vigerend beleid
3
Vigerend beleid
3.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het beleid besproken dat van toepassing is bij het opstellen van een peilbesluit. Vanuit Europa is de Kaderrichtlijn water van belang. Op rijksniveau is de Vierde Nota Waterhuishouding van belang en het Waterbeleid van de 21e Eeuw. Op provinciaal niveau zijn het provinciaal waterhuishoudingsplan en het streekplan de belangrijkste beleidsstukken waar het peilbesluit rekening mee moet houden. Op waterschapsniveau zijn dat het waterbeheersplan en het beheersplan waterkeringen, maar ook de watervisie die in 2001 is opgesteld. Ten slotte is bij het opstellen van het peilbesluit gekeken naar de bestemmingsplannen die zijn opgesteld voor het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg. 3.2
Europees beleid
Bij het opstellen van een peilbesluit kan europees beleid een rol spelen. Dit peilbesluit bestrijkt het stedelijk gebied en er zijn geen speciaal beschermde gebieden in aangewezen. Dit betekent dat van de richtlijnen met name de Kaderrichtlijn van belang is (STOWA/UvW, 2004). Het eerste stroomgebiedsbeheersplan voor de Kaderrichtlijn water wordt van kracht in 2009, hierin worden maatregelen m.b.t. de Kaderrichtlijn opgenomen. 3.3
Landelijk beleid
Het landelijk waterbeleid staat verwoord in de Vierde Nota Waterhuishouding (1998-2006). De vierde nota bouwt voort op de Derde Nota Waterhuishouding en gaat uit van integraal waterbeheer en een watersysteembenadering. De nota is tevens gebaseerd op het stand-still-beginsel, het voorzorgprincipe en het principe dat de vervuiler betaalt. De hoofddoelstelling van de Nota is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtig watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Beleid op provinciaal en waterschapsniveau dient de lijnen van de vierde nota waterhuishouding te volgen. De commissie Waterbeheer 21e eeuw is na de wateroverlast in 1998 ingesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. In haar advies kiest de commissie voor een ander waterbeleid dat afwenteling van waterproblemen in tijd en ruimte tegen moet gaan. De Commissie formuleert drie principes volgens welke het waterbeleid van de 21e eeuw georganiseerd zou moeten worden: Vasthouden van water en tijdelijk bergen, ruimte voor water en het benutten van de kansen van meervoudig ruimtegebruik (Commissie waterbeheer 21e eeuw, 2000). Uiteindelijk heeft het advies er toe geleid dat een Nationaal Bestuursakkoord Water is ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt tussen de verschillende betrokken waterbeherende 13/99066693/MS, versie D2 blad 17 van 26
Vigerend beleid
overheden. In het bestuursakkoord zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het op orde brengen van het watersysteem en de opgaven die daar in de toekomst op af komen. Algemeen doel is om het watersysteem in 2015 op orde te hebben en daarna ook te houden. In het akkoord wordt onderscheid gemaakt tussen opgaven voor de regionale watersystemen, het stedelijk watersysteem, het grondwatersysteem en het hoofdwatersysteem. Ook worden er afspraken gemaakt over de samenhang tussen hoofd en regionaal systeem en afspraken met betrekking tot de grensoverschrijdende watersystemen. Over stedelijk waterbeheer is in het NBW afgesproken dat gemeenten in samenwerking met waterschappen stedelijke waterplannen opstellen. Daarnaast is afgesproken dat ook de stedelijke grondwaterproblematiek wordt aangepakt. 3.4
Provinciaal beleid
Het waterschap dient bij het opstellen van haar waterbeheersplan, keur en peilbesluiten rekening te houden met het Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2005-2010 (WHP). Het WHP is het formele toetsingskader voor een peilbesluit. In het WHP worden in bijlage 5 enkele richtlijnen gesteld aan een peilbesluit. In het WHP (zie kaart bijlage 4) staat Bunschoten-Spakenburg aangewezen als stedelijk gebied waarbij de haven is aangegeven als gebied waar natuur en waterrecreatie met elkaar worden verweven. Hier wordt het oppervlaktewaterpeil mede afgestemd op de waterrecreatie vanwege bereikbaarheid van steigers en doorvaarthoogte van bruggen. De haven valt buiten het gebied waarop dit peilbesluit betrekking heeft. Verder wordt in het WHP aangegeven dat onder Bunschoten-Spakenburg een grondwaterlichaam voor menselijke consumptie aanwezig is in het diepe watervoerende pakket. Het streekplan Utrecht 2005-2015 beschrijft op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Het plangebied bestaat uit stedelijk gebied en bedrijventerrein. De rode contour aan de oostkant ligt langs de Rengerswetering. Aan de westkant zit Bunschoten al aan haar grenzen. Uitbreiding van Bunschoten-Spakenburg staat gepland in het gebied ten oosten van het huidig stedelijk gebied tot aan de wetering. Het industrieterrein kan uitbreiden ten zuiden van industrieterrein Haarbrug. 3.5
Waterbeheersplan
In het Waterbeheersplan (Waterschap Vallei & Eem, 2003-2) worden aan de wateren functies toegekend. De gebieden en de erin voorkomende wateren waar dit peilbesluit betrekking op moeten voldoen aan het door het waterschap gestelde basisniveau (Waterschap Vallei & Eem, 2003-2). Dit basisniveau is een bundeling van minimale normen voor waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt onder andere in: • norm voor de overstromingskans is 1/100 per jaar; • de waterbeheersing wordt afgestemd op het gewenste grond en oppervlaktewater regime (GGOR); • het tempo van maaivelddaling in klei en veengebieden mag niet toenemen (waterpeilen mogen niet verder worden verlaagd dan de maaivelddaling);
13/99066693/MS, versie D2 blad 18 van 26
Vigerend beleid
•
voor de waterkwaliteit gelden de normen van de Vierde nota waterhuishouding. Volgens de Europese Kaderrichtlijn water worden nieuwe normen ontwikkeld. Tot die tijd blijven de oude normen gelden.
Het gebied is de gebiedsfunctie ‘bestaand en gepland stedelijk gebied’ toegekend. Voor stedelijke gebieden geldt dat er aanpassingen in het watersysteem dienen plaats te vinden die zijn gericht op het vasthouden van water en het verhogen van de drainagebasis. Dit kan onder andere door het afkoppelen en infiltreren van regenwater, het optimaliseren van drainagesystemen en het optimaliseren van het peilbeheer. De doelen in gebieden met een stedelijke functie zijn: • het voorkomen van wateroverlast en watertekort; • het zo goed mogelijk vasthouden van water; • het verbeteren van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het water; • het behouden en ontwikkelen van waardevolle water- en oevervegetaties door het aanpassen van het onderhoud en het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit laatste wordt nagestreefd door het verminderen van lozingen en door het zo goed mogelijk vasthouden van water in gebieden met een goede waterkwaliteit; • in de provincie Utrecht geldt in stedelijk gebied dat er tenminste voldaan moet worden aan de ecologische normdoelstelling (END) van het laagste niveau(Waterschap Vallei & Eem, 2003-2). In nieuwbouwwijken moet minimaal aan de END van het middelste niveau worden voldaan. Het waterschap heeft het beheer van de watergangen in de gemeente Bunschoten-Spakenburg eind 2002 formeel overgenomen van de gemeente. Het water in de gemeente heeft in het kader van het waterbeheersplan geen specifieke waterfuncties toegekend gekregen. Er lopen dus geen ecologische verbindingszones doorheen en vaarwater nog zwemwater komt voor. Bij het opstellen van peilbesluiten maakt het waterschap gebruik van de Waternoodsystematiek met daaraan gekoppeld het gedachtegoed van GGOR. In 2004 is de RWZI Bunschoten uit bedrijf genomen. Rioolwater uit Bunschoten-Spakenburg wordt voortaan in de RWZI van Amersfoort behandeld. Voor wat betreft afkoppelen heeft Bunschoten-Spakenburg de doelstelling tenminste 5% van het verhard oppervlak in bestaand stedelijk gebied af te koppelen. Deze 5% zijn eind 2005 gerealiseerd. 3.6
Beheersplan waterkeringen
Het waterschap draagt zorg voor de waterkeringen in haar beheersgebied. In het Beheersplan Waterkeringen wordt uiteengezet wat de zorg voor de waterkeringen inhoudt en op welke wijze deze zorg wordt uitgevoerd. Het opstellen van een dergelijk plan wordt verplicht gesteld door de provincies en het rijk.
13/99066693/MS, versie D2 blad 19 van 26
Vigerend beleid
De waterkeringen als zodanig stellen geen eisen aan het te nemen peilbesluit. Bovendien kan het wijzigen van het peil in een sloot aan de voet van de waterkering de stabiliteit van de waterkering in gevaar brengen (Waterschap Vallei & Eem, 2003-1). Aangezien dit peilbesluit wordt gebaseerd op de huidige situatie zonder aanpassingen zijn er geen problemen te verwachten met betrekking tot het in stand houden van de waterkeringen. 3.7
Afwijkende peilen
In de Verordeningen waterhuishouding Vallei & Eem is het verbod tot het wijzigen van het peil van de waterstand zoals die is vastgesteld in het peilbesluit opgenomen (art. 13.1). Volgens de Keur van het waterschap is het echter wenselijk dat ook afwijkingen van de in de peilenplannen neergelegde peilen (en hoogwatervoorzieningen binnen deze afwijkingen peilgebieden) vergunningplichtig zijn. Momenteel zijn er in het hier beschouwde deel van BunschotenSpakenburg geen hoogwatervoorzieningen aanwezig. Binnen de gehele gemeente is de kern Eemdijk een hoogwatervoorziening. 3.8
Watervisie Vallei & Eem
De watervisie (Waterschap Vallei & Eem, 2001) werd gemaakt vanuit de invalshoek van duurzaam waterbeheer. Uitgangspunt is het zo goed mogelijk toepassen van de principes van integraal waterbeheer. De watervisie is een discussie nota die moet bijdragen aan het beter op elkaar afstemmen van water met verschillende vormen van landgebruik. Bunschoten valt in de watervisie in het gebied polder Eemland. De watervisie hanteert de volgende uitgangspunten: •
• •
•
Voorkomen van afwenteling in de tijd en de ruimte, in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de trits ‘vasthouden – bergen – afvoeren’ van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw; werken aan oplossingen vanuit stroomgebieden; streven naar zelfregulerende systemen. Hierbij wordt ingespeeld op de dynamiek van natuurlijke processen en kiest men liever voor ruimtelijke, natuurlijke oplossingen, dan voor technische oplossingen; streven naar efficiënt en effectief (her)gebruik van water. Hier staat centraal dat de waterketen geoptimaliseerd wordt richting duurzaam gebruik van het watersysteem.
Wat betreft het peil- en waterbeheer wordt gestreefd naar in ieder geval de minimaal benodigde drooglegging. Hierbij wordt rekening gehouden met de verschillende belangen en hun eisen. Daarnaast geldt dat neerslagwater in eerste instantie wordt vastgehouden en geborgen in de bodem en de watergangen in het gebied zelf. Als dat niet kan wordt het eventueel geborgen in daarvoor aangewezen gebieden. 3.9
Bestemmingsplannen
Het peilbesluit heeft betrekking op bestaand gebied waarvoor voor het hele gebied bestemmingsplannen zijn opgesteld. Alleen het bestemmingsplan 13/99066693/MS, versie D2 blad 20 van 26
Vigerend beleid
de Kronkels/ Haarbrug Noord is ten tijde van het opstellen van dit peilbesluit nog in procedure. Voor de uitbreidingswijk ten oosten van Bunschoten-Spakenburg is volgens het bestemmingsplan Rengerswetering de bestemming ‘nader uit te werken woongebied’. In dit bestemmingsplan staat een watergang aangegeven in het nader uit te werken gebied. Dit is de (primaire) watergang die uitkomt op het gemaal nabij de stadsweide en zal blijven gehandhaafd.
13/99066693/MS, versie D2 blad 21 van 26
4
Peilvoorstel
4.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een peilvoorstel gedaan voor de vier peilgebieden in het stedelijk gebied van Bunschoten-Spakenburg. Dit voorstel wordt onderbouwd door eerst de situatie in het vorige peilbesluit (1990) te omschrijven gevolgd door een analyse van de droogleggingssituatie. Tevens komt het functioneren van het watersysteem in situaties met uitzonderlijk veel neerslag aan de orde. Voor de drooglegging wordt als norm aangehouden dat in stedelijk gebied een drooglegging gewenst is van 1,20 m (Waterschap Vallei & Eem, 2005). Deze norm is in overeenstemming met de voor stedelijk gebied gewenste ontwateringsdiepte van 0,70 m. Van deze norm kan worden afgeweken in gebieden met houten funderingen waar paalrot kan optreden (zie paragraaf 2.8). Voor situaties met uitzonderlijk veel neerslag wordt uitgegaan van de normering zoals die in het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken. Deze normering houdt in dat in een stedelijk gebied niet vaker dan 1 maal per 100 jaar wateroverlast als gevolg van buiten zijn oevers tredend oppervlaktewater toelaatbaar wordt geacht. De onderbouwing van het te voeren peilbeheer wordt beschreven per peilgebied en wordt steeds besloten met het peilvoorstel voor het betreffende peilgebied. 4.2
Peilgebied oost, Koenraadswetering
De wijk Koenraadswetering is recent gebouwd in het gebied dat in 1990 nog behoorde tot de Oosterpolder. In het gebied werd volgens het peilbesluit 1990 een peil gehandhaafd van NAP -0,85m in de zomer en NAP 1,00m in de winter. Sinds de bebouwing van de wijk Koenraadswetering wordt hier het gehele jaar door een peil van NAP -1,00 m nagestreefd. In het kader van het bouwrijp maken is destijds het bestaande maaiveld opgehoogd, zodanig dat de wijk momenteel een drooglegging heeft van 1,25 á 1,50 meter. Dit is ruim voldoende voor een woonwijk en het daarbij behorende belang van het houden van droge voeten voor de bewoners. De huizen aan de rand van de wijk zijn gebouwd langs het water. Daar is het ook van belang dat het water niet te hoog staat in verband met de aanwezige steigers. Volgens de droogleggingskaart zijn er binnen de wijk enkele plaatsen aanwezig met een geringere drooglegging. Dit komt niet overeen met de actuele situatie en houdt waarschijnlijk verband met het nog in aan-
13/99066693/MS, versie D2 blad 22 van 26
Peilvoorstel
bouw zijn van de wijk ten tijde van het vastleggen van het AHN hoogtebestand, waarop de droogleggingskaart is gebaseerd. Bij de toetsing van het watersysteem Bunschoten-Spakenburg (Waterschap Vallei & Eem, 2006) bleek dat het peilgebied van de Koenraadswetering voldoende is beschermt tegen wateroverlast bij het huidige peil. Peilstijgingen door de doorgerekende buien (T=10 en T=100) leveren geen wateroverlast op. Peilvoorstel Voorgesteld wordt om het streefpeil te handhaven op NAP -1,00m. Dit peil komt overeen met de huidige situatie in het peilgebied. De drooglegging is bij dit peil voldoende en conform de ontwateringsnorm voor woningbouw. Er is bij dit peil ook in situaties met uitzonderlijk veel regen geen wateroverlast te verwachten door het buiten zijn oevers treden van het oppervlaktewater in de wijk. 4.3
Centraal peilgebied
Het centrale peilgebied bestaat uit de oude kernen van Spakenburg en Bunschoten. Het grootste deel van dit peilgebied was ook al als bebouwd gebied opgenomen in het peilbesluit 1990. Het peil voor dit gebied was toen vastgesteld op NAP -0,55m. Blijkens de droogleggingskaart is op een aantal plaatsen in dit peilgebied de drooglegging tussen de 50 en 75 centimeter. Dit is aan de krappe kant voor stedelijk gebied. Het oude centrum van Spakenburg heeft een iets grotere drooglegging (rond de 1 meter). Hoewel de drooglegging in het centraal peilgebied minder groot is dan in de andere peilgebieden, is in de praktijk gebleken dat dit peil voldoet. Het centraal peilgebied bestaat voornamelijk uit oudere bebouwing. Voor deze bebouwing is het van belang dat het peil op een relatief hoog niveau gehandhaafd blijft. Met het oog op aanwezige houten paalfunderingen is het gewenst om het peil op dit wat hogere niveau te handhaven. Het feit dat het centrale veld een hogere archeologische waarde heeft is geen belemmering voor het periodiek functioneren ervan als tijdelijke berging van water. Tijdens de toetsing van het watersysteem (Waterschap Vallei & Eem, 2006) bleek dat in de huidige situatie de peilstijgingen in het oostelijk deel van het centraal peilgebied te groot zijn tijdens T=10 en T=100 neerslagsituaties. In het rapport worden hiervoor oplossingen aangedragen. De bergingscapaciteit in het peilvak is wel voldoende om de huizen in het gebied tegen wateroverlast te beschermen en het peil hoeft daarom niet te worden aangepast. Momenteel voert het NAP -0,55 m peilvak te veel water af naar peilgebied west en het tussenpeilgebied. De berging in het centraal peilgebied zou beter kunnen worden gebruikt.
13/99066693/MS, versie D2 blad 23 van 26
Peilvoorstel
Peilvoorstel Het huidige streefpeil anno 2005 in het centrale peilgebied van NAP -0,55 m komt overeen met het streefpeil zoals dat is in het peilbesluit van 1990 is aangegeven. Voorgesteld wordt dit streefpeil te blijven hanteren. 4.4
Peilgebied west
Ten tijde van het opstellen van peilbesluit 1990 bestond dit gedeelte van Bunschoten-Spakenburg nog niet als woonwijk. Het peil dat hier toen werd gehandhaafd was het polderpeil van de Bikkerspolder. In het peilbesluit van 1990 was dit vastgesteld op een zomerpeil van NAP -0,85m en een winterpeil van NAP -1,00m. In het peilgebied west wordt momenteel een peil van NAP -0,70m gehandhaafd. In het kader van het bouwrijp maken ten behoeve van de woningbouw is destijds het bestaande maaiveld opgehoogd, zodanig dat de wijk momenteel een voldoende drooglegging heeft van 1 meter of meer. Dit is voldoende voor een woonwijk en het daarbij behorende belang van het houden van droge voeten voor de bewoners. Ook de in dit gebied aanwezige sportvelden zijn voldoende ontwaterd. Volgens de toetsing van het watersysteem voldoet peilgebied west bij een T=10 neerslagsituatie aan de norm. De afvoer uit het westelijk peilgebied naar het tussenpeilgebied is te groot bij T=10 en T=100 neeslagsituaties. Dit komt doordat de afvoercapaciteit over de stuwen te groot is. De uitkomsten van de toetsing vormen geen aanleiding het peil in het westelijk peilgebied aan te passen. Peilvoorstel Voorgesteld wordt om huidige streefpeil van NAP -0,70 m te handhaven aangezien er geen problemen zijn met betrekking tot de droogleggingssituatie. De toetsing van het watersysteem geeft geen aanleiding het peil aan te passen. 4.5
Tussenpeilgebied
Ook het huidige tussenpeilgebied behoorde in 1990 nog tot het peilgebied Bikkerspolder met als streefpeilen een zomerpeil van NAP -0,85m en een winterpeil van NAP -1,00m. Zoals de naam al aangeeft vormt het tussenpeilgebied de overgangszone tussen de huidige peilen van het stedelijk gebied van BunschotenSpakenburg en de huidige peilen in het agrarische gebied van de Bikkerspolder. De huidige streefpeilen in de Bikkerspolder zijn krachtens het peilbesluit van 2003 een zomerpeil van NAP -1,10 m en een winterpeil van NAP -1,35 m. In de smalle strook van het huidige tussenpeilgebied is dus het peilbeheer zoals dat was krachtens het peilbesluit van1990 gehandhaafd. Op deze wijze is een logische overgang gecreëerd tussen het hogere peil in het bebouwde gebied en het lagere peil in het agrarische gebied. Bijkomend voordeel vanuit beheerstechnisch oogpunt is dat de waterafvoer vanuit het stedelijk gebied naar het agrarische gebied plaatsvindt via één stuw. Deze
13/99066693/MS, versie D2 blad 24 van 26
Peilvoorstel
bevindt zich aan het eind van het tussenpeilgebied ter hoogte van het zwembad. Volgens de toetsing van het watersysteem is de peilstijging in het tussenpeilgebied iets groter dan toegestaan bij een T=10 neerslagsituatie. De oorzaak hiervan ligt in het feit dat de andere peilgebieden relatief veel water afvoeren naar dit peilgebied. De overschrijding van de norm bij T=10 geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het peil omdat de drooglegging ruim voldoende blijft. Peilvoorstel Voor het tussenpeilgebied wordt voorgesteld een zomer- en winterpeil vast te leggen conform de huidige situatie. Dit houdt in een zomerpeil van NAP -0,90m en een winterpeil op NAP -1,00m. Dit peil ligt in tussen het streefpeil van het peilgebied west en het streefpeil van de Bikkerspolder. De toetsing van het watersysteem gaf geen aanleiding tot wijziging van het peil in het tussenpeilgebied. 4.6
Praktisch peilbeheer
De als peilvoorstel vermelde peilen zijn na te streven waterstanden in de peilgebieden. De voorgestelde peilen worden gehandhaafd middels vaste stuwen of stuwen die met de hand verstelbaar zijn. Bij toepassing van vaste of met de hand verstelbare stuwen kan een peil nooit exact op hetzelfde niveau worden gehandhaafd. Immers, de waterstand die bij de stuw optreedt hangt af van de grootte van de afvoer over de stuw. Naarmate de afvoer over de stuw groter wordt, wordt ook de waterstand bij de stuw hoger. De kruinhoogte van de stuwen wordt daarom in de prakrijk iets lager ingesteld (doorgaans 5 tot 10 cm) dan het streefpeil van het bijbehorende peilgebied. Op deze wijze wordt nagestreefd dat in een gemiddelde afvoersituatie de waterstand bij de stuw ongeveer gelijk is aan het streefpeil. In droge periodes kan water worden ingelaten om te voorkomen dat het peil te ver uitzakt en vanwege de waterkwaliteit (doorspoeling en verversing). Over het algemeen wordt alleen water ingelaten in tijden dat de verdamping hoger is dan de neerslag. Dit is normaliter het geval in de periode van mei tot september. In alle peilgebieden kan water worden ingelaten. In het tussenpeilgebied zal de overgang van winterpeil naar zomerpeil plaatsvinden in de periode maart-april, de overgang van zomerpeil naar winterpeil in de periode oktober-november. Met de overgang zal flexibel worden omgegaan, rekening houdend met de actuele klimatologische omstandigheden.
13/99066693/MS, versie D2 blad 25 van 26
Peilvoorstel
Het dagelijks bestuur is bevoegd om, onder afweging van betrokken belangen, van de vastgestelde peilen uit het peilbesluit af te wijken. Dit kan het geval zijn in de volgende situaties: − bij extreme meteorologische omstandigheden; − in geval van calamiteiten; − bij (onderhouds-) werkzaamheden, waarbij gestreefd wordt naar het zoveel mogelijk beperken van de nadelige effecten van de peilafwijking. Bij te verwachten extreme meteorologische omstandigheden kan dynamisch peilbeheer worden toegepast om te anticiperen op extreme neerslaghoeveelheden door het streefpeil tijdelijk te verlagen. Dit kan inhouden dat stuwen tijdelijk lager worden ingesteld. Dit heeft een gunstig effect op de beschikbare bergingscapaciteit omdat de beschikbare peilstijging daardoor groter wordt.
13/99066693/MS, versie D2 blad 26 van 26
Bijlage 1
Literatuurlijst
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 1 Literatuurlijst
Commissie Waterbeheer 21e eeuw (2000), Waterbeleid voor de 21e eeuw. Geef water de ruimte en aandacht die het verdient, Den Haag. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (1997), Vierde Nota Waterhuishouding, Den Haag. Provincie Utrecht en Provincie Gelderland (1997), Verordening waterhuishouding Vallei & Eem, Utrecht, Provinciaal blad nr. 41. Provincie Utrecht (2004), Streekplan 2005-2015, Utrecht. Provincie Utrecht (2004), Waterhuishoudingsplan 2005-2010, Utrecht. Provincie Utrecht (2005), Grondwateratlas Provincie Utrecht, Utrecht. Stiboka (1970), Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000. STOWA, Unie van Waterschappen (2004), Europagids. Handreiking Europees recht voor waterschappen, Den Haag/Utrecht. Waterschap Vallei & Eem (1997), Beheerstechnische inventarisatie van watergangen in de gemeente Bunschoten, Leerdam. Waterschap Vallei & Eem (2001), Watervisie 2001, Leusden. Waterschap Vallei & Eem (2003-1), Peilbesluit Eemland, Leusden. Waterschap Vallei & Eem (2003-2), Waterbeheersplan Waterschap Vallei & Eem 20042007, Leusden. Waterschap Vallei & Eem (2003-3), Quick-scan Ecologische Kwaliteit Stadswateren Veenendaal en Bunschoten, Leusden. Waterschap Vallei & Eem (2005), Normering en uitgangspunten voor stedelijk gebied, Leusden. Waterschap Vallei & Eem (2006), Toetsing watersysteem Bunschoten-Spakenburg, Grontmij Nederland bv, Houten. Wendt, T., Dubbeldam, R. en van ’t Klooster J. (2004), Technische uitwerking van een GGOR voor stedelijk gebied, H2O, 25-26.
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 2
Begrenzing peilbesluit
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 2 Begrenzing peilbesluit
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 3
Hoogteligging
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 3 Hoogteligging
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 4
Grondgebruik
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 4 Grondgebruik
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 5
Bijlage 5
Drooglegging
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 5 (vervolg 1)
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 6
Overzichtskaart
13/99066693/MS, versie D2
Bijlage 6 Overzichtskaart
13/99066693/MS, versie D2