Toegepast onderzoek
inkijkexemplaar
Toegepast onderzoek Mandy van der Velde Paul Jansen Josje Dikkers
inkijkexemplaar inkijkexemplaar
Concept uitgeefgroep
INHOUDSOPGAVE
Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij:
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord9
Onderzoeksperspectieven en -methoden
1.1 Wat is onderzoek eigenlijk? 13 1.2 Verschillende onderzoeksperspectieven, -methoden en 15 -technieken Referenties22
2.
De empirische, professionele en toegepastonderzoekcyclus 2.1 De empirische cyclus 25 2.2 De professionele cyclus 28 2.3 De cyclus voor toegepast onderzoek 30 2.4 Opdrachtgevers bij toegepast onderzoek 34 2.5 De drie cycli op een rij 35 Referenties36
Concept uitgeefgroep Postbus 447 1200 AK Hilversum Tel.: 035 7506 117 E-mail:
[email protected] Website: www.conceptuitgeefgroep.nl
inkijkexemplaar inkijkexemplaar Twitter: @conceptpub LinkedIn: http://www.linkedin.com/company/concept-uitgeefgroep Opmaak: Paul Egberts, Scriptura Westbroek Ontwerp omslag: Logocompany, Almere Redactie: Ko Lammers
© Educatieve Uitgeverij Nederland (EUN) bv, 2013 Concept uitgeefgroep is een handelsnaam van Educatieve Uitgeverij Nederland (EUN) bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet, dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht. Bij het afbeelden van foto’s en andere werken hebben wij al het mogelijke gedaan om de eventuele rechthebbenden te achterhalen en om overal de juiste naam en bron te vermelden. Indien u van mening bent dat uw naam ten onrechte niet (juist) vermeld is of dat sprake is van een onjuiste bronvermelding, neem dan contact met ons op. Wij zullen dit dan in een volgende druk herstellen. NUR: 800 ISBN: 978-94-917430-4-7
Fase 1 Probleemdefinitie opstellen (probleemanalyse) 3.
Probleemdefinitie en onderzoeksvragen 3.1 3.2 3.3 3.4
Wat is een probleemdefinitie? Doelstelling, centrale onderzoeksvraag en deelvragen Typen onderzoek(svragen) Tips voor het opstellen van doel- en vraagstelling
39 41 44 46
Fase 2 Bronnen bestuderen en conceptueel model bouwen 4.
Literatuur zoeken 4.1 4.2 4.3
Naar welke literatuur moet worden gezocht? Zoeken naar literatuur Verwijzen naar literatuur
51 53 55
5
TOEGEPAST ONDERZOEK
INHOUDSOPGAVE
4.4 Stappenplan literatuuronderzoek 58 Referenties60
5.
Fase 5 Conclusies trekken en evalueren 9.
Conceptueel model 5.1 Het conceptueel model 63 5.2 Typen variabelen 65 5.3 Hypothesen 67 Referenties69
9.1 Aanpak en opzet van een onderzoeksverslag en adviesnota 165 9.2 Voorblad, inhoudsopgave, samenvatting en inleiding 168 9.3 Theoretisch kader 173 9.4 Methodologie 175 9.5 Resultaten 177 9.6 Conclusies 181 9.7 Discussie 182 9.8 Literatuurlijst en bijlagen 184 9.9 Schrijfstijl en lay-out 186 Referenties189
Fase 3 Plan van aanpak ontwerpen 6. Onderzoeksontwerp 6.1 Van conceptueel model naar dataverzameling: het onderzoeksontwerp 6.2 Populatie en steekproeftrekking 6.3 Procedure 6.4 Meetinstrumenten: operationaliseren van variabelen en meetniveau 6.5 Analyses 6.6 Betrouwbaarheid en validiteit 6.7 Onderzoeksvoorstel en gedragsregels
73
Rapporteren en evalueren in een onderzoeksverslag of adviesnota
10.
Rapporteren en evalueren in een presentatie
inkijkexemplaar inkijkexemplaar 73 80 81
86 86 92
10.1 Voorbereiding op een presentatie van het toegepaste onderzoek 10.2 Structuur van de presentatie 10.3 Het geven van de presentatie
191
193 194
Index199
Fase 4 Onderzoek uitvoeren/interveniëren 7.
Kwalitatief onderzoek 7.1 Interviews opstellen (Fase 4a) 97 7.2 Interviews afnemen en analyseren (Fase 4b) 104 Referenties116
8.
Kwantitatief onderzoek 8.1 Vragenlijsten opstellen (Fase 4a) 119 8.2 Vragenlijsten afnemen en analyseren (Fase 4b) 129 Referenties158 Bijlage 8.1 159
6
7
VOORWOORD
Voorwoord Dit boek is bedoeld voor studenten en professionals op minimaal hboniveau. Het dient ter ondersteuning bij werkcolleges, stages, scripties, afstudeeropdrachten en toegepastonderzoekprojecten met een empirische onderzoekscomponent. Empirisch onderzoek is onderzoek op basis van waarneembare gegevens (data) in de werkelijkheid/praktijk. De onderzoeker gaat dus de praktijk in om gegevens te verzamelen. Het is dus niet alleen theoretisch of conceptueel van aard, hoewel een studie van uiteenlopende informatiebronnen vrijwel altijd deel uitmaakt van het onderzoek. Tijdens de studie zal bijvoorbeeld voor een stage of scriptie empirisch onderzoek in een of meer organisaties uitgevoerd moeten worden. Er wordt verwacht dat men na de studie over elementaire onderzoekskennis en -vaardigheden beschikt, zoals het formuleren van een probleemstelling, het op objectieve wijze verzamelen van gegevens en het beoordelen van onderzoeksvoorstellen en -rapportages en -presentaties. Dit kan zijn als onderzoeker binnen een wetenschappelijk onderzoeksinstituut, als adviseur binnen de zakelijke dienstverlening, in een staffunctie in het bedrijfsleven of een non-profitinstelling.
inkijkexemplaar inkijkexemplaar Deze (toekomstige) werksituaties stellen eisen aan de student of professional ten aanzien van kennis en vaardigheden op het gebied van onderzoeksmethoden en -technieken. Het doel van dit boek is hun de mogelijkheid te bieden algemene en specifieke kennis te vergaren over en concrete ondersteuning te bieden bij het opzetten en uitvoeren van alsmede het rapporteren over en presenteren van eigen onderzoek, en bij het beoordelen van onderzoek van anderen.
In dit boek wordt een overzicht gegeven van het opzetten, uitvoeren en rapporteren plus evalueren van toegepast onderzoek aan de hand van vijf fasen. Ieder hoofdstuk correspondeert met een onderzoeksfase, met uitzondering van de eerste twee hoofdstukken die ter introductie zijn bedoeld. Het boek begint met het opstellen van een probleemstelling aan de hand van een probleemanalyse (fase 1) en loopt via het bestuderen van bronnen uitmondend in een conceptueel model (fase 2), het ontwerpen van een plan van aanpak (fase 3), en het opzetten en uitvoeren van een empirisch (kwalitatief en kwantitatief) onderzoek (fase 4) naar het schriftelijk rapporteren en mondeling presenteren van het onderzoek (fase 5). Steeds wordt de samenhang tussen de stappen expliciet aangegeven. Er worden vele voorbeelden en praktische aanwijzingen en tips gegeven. Er is relatief weinig aandacht voor (wiskundige) formules van data-analysemethoden, maar wel voor analysetechnieken uit het softwareprogramma SPSS die bij de verwerking van kwantitatieve vragenlijstdata regelmatig worden gebruikt.
9
VOORWOORD
Onze dank gaat uit naar onze studenten alsmede naar onze collega’s die ons hebben geïnspireerd om dit boek te schrijven. We willen vooral Ivy Goedegebure bedanken voor het geven van haar constructieve feedback op eerdere versies van dit boek. Uiteraard blijven alle suggesties voor verbetering van dit boek, zowel van de zijde van studenten als van collega’s, te allen tijde van harte welkom. Utrecht, juni 2013 Mandy van der Velde, Paul Jansen en Josje Dikkers
inkijkexemplaar inkijkexemplaar
10
1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN
1
Onderzoeksperspectieven en -methoden
1
Onderzoeksperspectieven en -methoden Voordat een toegepast onderzoek wordt opgezet (Hoofdstuk 3 t/m 5), wordt bepaald of dit echt nodig is. Wat is onderzoek eigenlijk en wat is de toegevoegde waarde van (goed) onderzoek? En – als inderdaad wordt besloten om onderzoek te gaan uitvoeren – wat zijn dan de verschillende perspectieven of lenzen van waaruit het onderzoek gedaan wordt? Uit welke methoden en technieken kan een keuze gemaakt worden? Dat zijn de onderwerpen van dit eerste hoofdstuk. In het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) gaan we in op het proces en de fasen van toegepast onderzoek. Als we een parallel trekken met ontdekkingsreizigers, om het wat concreter te maken, zouden we dit kunnen vergelijken met de eerste gedachte aan een ontdekkingsreis. De Italiaans-Engelse ontdekkingsreiziger Sabastian Cabot (c. 14761557) zou volgens eigen zeggen (zie onder andere Harrisse, 1896), naar Noord- en Zuid-Amerika zijn gevaren op zoek naar respectievelijk een zeestraat en een ‘berg van zilver’. Volgens de overlevering had Sebastian Cabot van opvarenden van andere ontdekkingstochten gehoord van dit rijke land met de zilveren berg; hierdoor werd zijn nieuwsgierigheid gewekt en zette hij koers richting Zuid-Amerika.
inkijkexemplaar inkijkexemplaar 1.1
Wat is onderzoek eigenlijk?
Voordat een onderzoek wordt opgezet, wordt eerst bepaald of dit echt nodig is. Dat hangt grotendeels af van de achtergrond of het probleem dat de basis vormt voor een onderzoeksdoel en -vraag. Als het probleem en de hieruit voortkomende vraag puur (bedrijfs)economisch van aard zijn, (bijvoorbeeld: hoeveel grondstoffen heb ik nodig om op de meest efficiënte manier autoonderdelen te produceren?), kan worden volstaan met het invullen van de benodigde waarden in een gespecialiseerd, bestaand computerprogramma. Maar zelfs dan is er in een eerder stadium sprake geweest van onderzoek. Immers, het computerprogramma bestaat uit onderliggende logaritmes en formules die ooit door iemand zijn opgesteld en getoetst. Hetzelfde geldt voor een dokter die een patiënt onderzoekt. Dit is niet echt onderzoeken maar eerder uitzoeken van een probleem; daarbij zijn de vragen die de arts stelt en de interventies die deze voorstelt wel gebaseerd op eerder wetenschappelijk onderzoek. Perspectieven Wat kenmerkt (goed) onderzoek? Men spreekt van wetenschappelijk of academisch onderzoek als er sprake is van de volgende vijf voorwaarden of kenmerken: 1. Betrouwbaarheid. Dit is de mate waarin een onderzoek precies en nauwkeurig is, wat wordt gekenmerkt door meetfouten. Hoe preciezer er in een studie gemeten wordt en hoe minder meetfouten er zijn, des te betrouwbaarder de studie is. 13
TOEGEPAST ONDERZOEK
2. Validiteit. Dit is de mate waarin de resultaten van een studie geldig zijn en er daadwerkelijk gemeten wordt wat men wilde meten. Meet men met de gebruikte vragenlijst bijvoorbeeld echt de tevredenheid van medewerkers met hun werk of toch iets anders (bijvoorbeeld hun commitment of betrokkenheid bij de organisatie)? 3. Repliceerbaarheid. In welke mate is een studie herhaalbaar? Is alles zo helder geschreven en bijgehouden dat andere onderzoekers de studie opnieuw kunnen uitvoeren? 4. Objectief. Dit houdt in dat de studie onafhankelijk van de opvattingen van de onderzoeker is uitgevoerd. 5. Ethisch verantwoord. Dit betekent dat de uitvoering van het onderzoek zelf en de resultaten daarvan noch direct noch indirect schadelijk mogen zijn voor de betrokkenen bij het onderzoek. Verschil tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek Hiernaast is het van belang dat het verschil tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek wordt aangegeven. Wetenschappelijk onderzoek is in eerste instantie gericht op het verkrijgen van (meer) theoretisch inzicht, met behulp van de criteria die hiervoor genoemd zijn, om op die manier meer kennis te verkrijgen en/of theorievorming te verbeteren rond een bepaald gebied (bijvoorbeeld de motivatie van medewerkers). Voor toegepast onderzoek gelden genoemde voorwaarden ook, maar hiernaast heeft toegepast onderzoek tot doel om de praktijk te verbeteren. De achterliggende reden voor dit soort onderzoek is dus niet per definitie theoriegestuurd, maar altijd praktijkgestuurd. Dit in tegenstelling tot wetenschappelijk onderzoek, dat praktisch van aard kan zijn maar vaak eerder gericht is op het opstellen of uitbreiden (of tegenspreken) van theorie of kennis. De verschillen (en overeenkomsten) tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek worden in Hoofdstuk 2 verder toegelicht.
1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN
1.2
Verschillende onderzoeksperspectieven, -methoden en -technieken
1.2.1
Verschillende perspectieven en stromingen Een perspectief is een manier van kijken, de lens waardoor je kijkt. Een econoom, psycholoog en technicus kijken ieder vanuit hun eigen perspectief naar een vraagstuk rond het aantal benodigde apparaten voor een efficiënte productie van auto-onderdelen; hun perspectief is economisch, psychologisch of technisch van aard. De econoom zal dit vraagstuk mogelijk met de eerder beschreven optimalisatiemethode (zie 1.1) met behulp van een (computergestuurde) berekening op basis van enkele parameters (kosten apparatuur en elektriciteit, opbrengsten auto-onderdelen) benaderen. De psycholoog kijkt mogelijk eerder naar de arbeidskosten van de medewerkers die de apparaten moeten bedienen en de opbrengsten die het werk hun oplevert (zoals tevredenheid met hun werk, salaris). De techneut zal waarschijnlijk eerder naar de apparaten zelf kijken en deze binnenstebuiten keren om te bepalen of deze niet efficiënter kunnen werken door mechanische aanpassingen.
inkijkexemplaar inkijkexemplaar Toegevoegde waarde van onderzoek Wat is de toegevoegde waarde van (wetenschappelijk of toegepast) onderzoek? Die ligt feitelijk in de vijf hiervoor genoemde kenmerken besloten. Want als we een betrouwbare, valide, repliceerbare, objectieve, ethisch verantwoorde en ofwel (in het geval van wetenschappelijk onderzoek) kennisgerichte, ofwel (in het geval van toegepast onderzoek) praktisch georiënteerde studie hebben uitgevoerd, zijn onze resultaten preciezer, meer geldig, controleerbaar, objectiever, ethischer en theoretisch of praktisch meer relevant dan wanneer we geen studie of een studie zonder deze kenmerken hadden uitgevoerd. Met andere woorden, aan de hand van goed onderzoek kan men met meer zekerheid iets concluderen en (in het geval van toegepast onderzoek) adviseren over de fenomenen of het gedrag dat men bestudeert dan aan de hand van een studie die niet aan deze criteria voldoet.
14
Dit wil niet zeggen dat de econoom of de psycholoog of juist de techneut per definitie met de beste oplossing op de proppen komt. Het is niet zo dat het ene perspectief superieur is aan de andere. Wel is het ene perspectief voor een bepaald vraagstuk (of onderzoeksvraag) meer geëigend of beter passend dan het andere. Dit betekent dat de onderzoeksvraag zo specifiek mogelijk geformuleerd moet worden opdat het best passende perspectief gekozen kan worden voor de studie. Dan wordt de vraag: is dit een economisch, een psychologisch of een technisch probleem? Hier ligt al een eerste belangrijke keuze voor de onderzoeker. Inductie en deductie Historisch gezien zijn er twee brede wetenschapsfilosofische perspectieven op onderzoek te onderscheiden (Van den Bersselaar, 2003): 1. Inductie. Op grond van specifieke waarnemingen komt men tot een algemene theorie. Ik ga bijvoorbeeld een maand meelopen in organisatie X om alle medewerkers te observeren. Alle medewerkers die ik in die periode zie zijn gemotiveerd, daarom is mijn theorie dat alle medewerkers van organisatie X gemotiveerd zijn. Die theorie zou daarna weer toegepast kunnen worden in deductief onderzoek. 2. Deductie. Haast omgekeerd komt men hier op grond van een algemene theorie tot een specifieke verwachting of veronderstelling (hypothese). De redenering neemt een ‘als ... dan ...’ vorm aan. Bijvoorbeeld: Theorie: ‘Alle medewerkers bij organisatie X zijn gemotiveerd.’ Observatie: ‘Peter werkt bij organisatie X.’ Verwachting/hypothese: ‘Peter is gemotiveerd.’
15
TOEGEPAST ONDERZOEK
In deductief onderzoek wordt de theorie getoetst door deze hypothese te toetsen; als deze niet ondersteund wordt, moet de theorie worden verworpen. Empirisch-analytische en interpretatieve stroming Ook kunnen er twee wetenschapsfilosofische stromingen onderscheiden worden die wat specifieker zijn dan de twee hoofdperspectieven (inductie, deductie) die hiervoor zijn gepresenteerd (Van den Bersselaar, 2003): a. Empirisch-analytische (positivistische) stroming: Deze methode, die haar oorsprong heeft in de natuurwetenschappen, wil feiten verzamelen op basis van de zintuiglijke waarnemingen van de onderzoeker(s). Deze methode wordt vaak toegepast in deductief onderzoek. b. Interpretatieve (fenomenologische en hermeneutische) stroming: Deze stroming wil niet afgaan op de feiten zoals de vorige stroming, maar bestudeert eerder de ervaringen van mensen; de beleefde waarheid en het duiden hiervan door de onderzoeker staan hier centraal. Deze methode komt vooral voor in inductieve studies. Deze twee stromingen worden vaak tegen elkaar afgezet als het gaat om hun effect op de visie op en de opzet van onderzoek (Blumberg, Cooper & Schindler, 2011; Van den Bersselaar, 2003); zie Tabel 1.1. Het hoeven echter geen elkaar uitsluitende visies op onderzoek te zijn; ze kunnen elkaar ook aanvullen, zoals blijkt in paragraaf 1.2.2. En, zoals we in Hoofdstuk 2 zullen zien, worden de principes van inductie en deductie beide (op verschillende momenten) toegepast in de empirische cyclus (De Groot, 1961).
1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN
1.2.2
Verschillende methoden en technieken Kwantitatief en kwalitatief onderzoek In de onderzoeksliteratuur wordt – deels vanuit de hiervoor genoemde brede filosofische perspectieven en stromingen – vaak een onderscheid gemaakt tussen twee centrale onderzoeksmethoden (Blumberg et al., 2011): 1. Kwantitatieve onderzoeksmethode. Dit is kwantificeerbaar onderzoek gericht op beschrijven of toetsen, dat in meetbare eenheden of getallen is uit te drukken. Het onderzoeksmateriaal bestaat bijvoorbeeld uit vragenlijstscores of gegevens vanuit technische meetinstrumenten. Werktevredenheid kan worden gemeten als de score op een vijfpuntsschaal. De gemiddelde tevredenheid is bijvoorbeeld M = 4.0 op een schaal van 1 (zeer ontevreden) t/m 5 (zeer tevreden). 2. Kwalitatieve onderzoeksmethode. Dit is vaker exploratief onderzoek, dat niet in meetbare eenheden uitgedrukt wordt, maar waarin rijke, diepgaande informatie verzameld wordt. Het onderzoeksmateriaal bestaat bijvoorbeeld uit taal: op papier of reallife in de zin van gesprekken. Werktevredenheid kan hier gemeten worden in een lang interview waarin een medewerker uitgebreid vertelt over zijn werk.
inkijkexemplaar inkijkexemplaar Tabel 1.1 Wereldvisie en data binnen de empirisch-analytische en fenomenologische/hermeneutische stromingen Empirisch-analytische stroming (positivisme)
Interpretatieve stroming (fenomenologische en hermeneutische)
Visie op de wereld
Wereld is extern en objectief
Wereld is sociaal geconstrueerd en subjectief
Wat wordt er geobserveerd?
Objectieve, kwantitatieve feiten
Subjectieve (interpretatie van) meningen
Onderzoeksvoorbeeld
Een vragenlijststudie naar de tevredenheid en motivatie van de medewerkers van organisatie X; de onderzoeker analyseert de verkregen vragenlijstdata om zijn hypothesen rond tevredenheid en motivatie te toetsen
Twintig interviews met sleutelfiguren binnen organisatie Y over hun motivatie om bij deze organisatie te blijven werken; de onderzoeker analyseert de interviews en zoekt naar verschillen en patronen om tot conclusies (of proposities) rond motivatie te komen
16
Vaak kiezen empirisch-analytisch (positivistisch) opgeleide onderzoekers voor een kwantitatieve onderzoeksaanpak, terwijl interpretatief opgeleide onderzoekers vaker voor een kwalitatieve onderzoeksaanpak kiezen. De keuze voor een bepaald(e) ontwerp/methode moet echter afhangen van de onderzoeksvraag en (hiermee samenhangend) welke data men wil gaan verzamelen.
Survey en interviews Een onderzoekstechniek die dikwijls in kwantitatief onderzoek wordt gebruikt, is de surveymethode, ook wel enquête- of vragenlijstonderzoek genoemd. In kwalitatief onderzoek wordt vaak van interviews gebruikgemaakt. Het is meteen duidelijk dat met behulp van vragenlijsten meer kwantitatieve (numerieke) data kunnen worden verzameld dan in interviews. In interviews bestaat echter (in tegenstelling tot in schriftelijke vragenlijsten) de mogelijkheid tot doorvragen, wat de kans op kwalitatief rijke data aanzienlijk vergroot. Studies die van zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden of technieken gebruikmaken, worden mixedmethodstudies genoemd. Studies die verschillende kwantitatieve of verschillende kwalitatieve technieken gebruiken, worden multimethodstudies genoemd. In Figuur 1.1 staan de meestgebruikte onderzoekstechnieken weergegeven (Van der Velde, Jansen & Telting, 2000).
17
TOEGEPAST ONDERZOEK
1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN
Interventie
Laboratoriumexperiment
Beoordelingstaken (vignetstudies)
schokken toe, zonder dat zij wisten dat de persoon in de andere kamer deze schokken niet daadwerkelijk ontving. Het is helder dat een dergelijke studie sterk ingrijpend is voor de (integriteit en de beleving van de) proefpersonen en veel van hen vergt.
Experiment/simulatie
Veldexperiment
Algemeen
Specifiek
Vragenlijststudies (surveys)
Theoretisch onderzoek/ secundaire data
Casestudies en interviews
Computersimulaties
Verder verschillen onderzoekstechnieken in de mate waarin ze algemeen of specifiek zijn (de horizontale as of dimensie). Gemiddeld genomen zijn interviews specifiek van aard (of ze nu open of gestructureerd van opzet zijn, zie Hoofdstuk 7), want ze zijn gericht op de geïnterviewde persoon. Een theoretisch onderzoek probeert eerder generieke verbanden te leggen of voorspellingen te doen voor grote groepen mensen en is daarom algemener. Keuze van een perspectief Maar welk perspectief en welke methode of techniek moeten we nu kiezen voor onze studie? Dit zal verschillen per situatie. Edmondson en McManus (2007) zijn enkele van de vele auteurs die ervoor pleiten dat de gekozen methode consistent moet zijn met de onderzoeksvraag. In Hoofdstuk 3 gaan we verder in op de koppeling tussen onderzoeksvraag en -methode. In Tabel 1.2 staat een overzicht waarin de besproken filosofische perspectieven, onderzoeksmethoden en onderzoekstechnieken aan elkaar worden gekoppeld.
inkijkexemplaar inkijkexemplaar Geen interventie
Figuur 1.1 Overzicht van veelgebruikte onderzoekstechnieken
Tabel 1.2 Filosofische perspectieven, onderzoeksmethoden en -technieken Uit Figuur 1.1 valt op te maken dat sommige technieken ingrijpender (meer interveniërend) zijn dan andere (de verticale as of dimensie). Zo zijn deelnemers aan sociaalpsychologische experimenten in het verleden blootgesteld aan heftige en ethisch twijfelachtige situaties (zie Box 1.1). Een studie die gebruikmaakt van een vragenlijst zal over het algemeen wat minder ingrijpend of interveniërend van aard zijn, hoewel er uiteraard ook vragen zijn die door sommige mensen als ingrijpend worden ervaren (bijvoorbeeld rond alcoholmisbruik of de hoogte van het salaris). Box 1.1
De Milgram-experimenten
In de bekende experimenten van Milgram (1963) werden de zogeheten proefpersonen (zie Hoofdstuk 6) door de onderzoeker geïnstrueerd om een andere persoon, die in een nabije maar voor de proefpersoon onzichtbare kamer zat, te overhoren. Zodra deze persoon een fout maakte, moest de proefpersoon deze persoon straffen door het toedienen van elektrische schokken, in toenemende sterkte. Bij elke extra fout nam de kracht van de schokken toe, tot een mogelijk dodelijk voltage. Veel proefpersonen volgden de onderzoeker en dienden de
18
Wetenschapsfilosofisch perspectief
Positivisme (empirisch-analytisch)
Interpretivisme (fenomenologisch/ hermeneutisch)
Veelgebruikte onderzoeksmethode
Kwantitatief
Kwalitatief
Passende onderzoekstechnieken
Deskresearch Vragenlijstonderzoek (surveys) Secundaire data Casestudies (Laboratorium)experiment (Computer)simulatie
Deskresearch Interviewstudies Focusgroepen Casestudies (Veld)experiment
Een andere veelvoorkomende onderzoekstechniek binnen toegepast onderzoek is deskresearch. Hierbij verzamelt men informatie over de te onderzoeken organisatie(s). Deze techniek komt in Hoofdstuk 4 aan bod (Literatuur
19
TOEGEPAST ONDERZOEK
zoeken). In Hoofdstuk 7 gaan we in op interviewstudies en in Hoofdstuk 8 op vragenlijstonderzoek, omdat dit in toegepast onderzoek de meestgebruikte technieken zijn voor respectievelijk kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Voor het opzetten en uitvoeren van de overige technieken (experimenten) verwijzen we graag naar andere, algemenere boeken over onderzoeksmethodologie (Baarda, De Goede, Van der Hulst & Fisher, 2012; Verhoeven, 2011). Experimenten In het kort kan over experimenten gezegd worden dat deze worden uitgevoerd om te achterhalen of een bepaalde variabele invloed uitoefent op een andere variabele en hoe groot die invloed is (bijvoorbeeld: de invloed van de temperatuur van de werkruimte op ziekteverzuim). Bij een experiment wordt systematisch variatie aangebracht in de onafhankelijke variabele (manipulatie) (bijvoorbeeld: de temperatuur van de airconditioning). Hierbij worden zo veel mogelijk aspecten van de omgeving gecontroleerd. Er worden bewust verschillende situaties voor groepen onderzoekseenheden gecreëerd om de uitwerking van een manipulatie (ook wel een interventie genoemd) te onderzoeken. Er zijn minimaal twee groepen onderzoekseenheden nodig, waarbij men de ene groep manipuleert (de experimentele groep) en de andere niet (de controlegroep). Beide groepen moeten bij voorkeur een voor- en een nameting ondergaan om te onderzoeken of er door de manipulatie daadwerkelijk een verandering in de variabele optreedt. Ook moeten de groepen voor alle andere omstandigheden gelijk zijn. Dit tot stand brengen wordt wel matching genoemd. De groepen mogen dus uitsluitend verschillen op de onderzochte variabele om na te gaan of de verandering werkelijk en uitsluitend te danken is aan die specifieke variabele. Onderzoekseenheden moeten zo veel mogelijk op basis van toeval (random) aan de manipulatie toegewezen worden. Randomiseren is het aselect toewijzen van onderzoekseenheden aan groepen en het toeval laten bepalen welke groep de experimentele en welke de controlegroep wordt. Dit is vaak niet mogelijk wanneer het experiment niet in een klinische laboratoriumsetting wordt uitgevoerd (het zogeheten laboratoriumexperiment) maar in een echte organisatie. Vanwege de beperkingen of randvoorwaarden van de organisatie waarbinnen men het experiment uitvoert, is er bijvoorbeeld geen controlegroep of voormeting mogelijk. Deze reallife-experimenten worden ook wel veldexperimenten of quasi-experimenten genoemd. Zie Box 1.2 voor een voorbeeld.
1 ONDERZOEKSPERSPECTIEVEN EN -METHODEN
Box 1.2
Een voorbeeld van een veldexperiment
Organisatie X (een bank) is erg benieuwd naar het effect van het onlangs ingevoerde ‘Het Nieuwe Werken’ op de productiviteit (het aantal afgesloten hypotheken) van haar medewerkers. De organisatie haalt er een adviesbureau bij, dat aan de hand van een vergelijking van afdeling 1 (hier is Het Nieuwe Werken al ingevoerd) en afdeling 2 (hier is Het Nieuwe Werken nog niet ingevoerd) wil nagaan of dit project effect heeft gehad. Uit de vergelijking (op basis van enkele gesprekken en de productiviteitsgegevens) blijkt dat afdeling 1 de afgelopen drie maanden een hogere productiviteit had dan afdeling 2. Nadeel van deze (quasi-experimentele) studie is uiteraard dat er geen voormeting heeft plaatsgevonden, waardoor niet onomstotelijk kan worden aangetoond dat het productiviteitsverschil tussen deze twee afdelingen door Het Nieuwe Werken is ontstaan. Mogelijk heeft de eerste afdeling baat gehad bij de extra aandacht die er vanuit het management voor hen was tijdens de invoering van Het Nieuwe Werken (zie de Hawthornestudies, hoofdstuk 7).
inkijkexemplaar inkijkexemplaar
20
Verschillen Het verschil tussen een casestudy en een experiment is dat het onderzoek bij de eerste zo veel mogelijk in de natuurlijke omgeving en bij de tweede zo veel mogelijk geïsoleerd plaatsvindt. Een ander verschil is dat in het experiment het aantal variabelen dat men onderzoekt zeer beperkt is, terwijl in een casestudy het aantal variabelen uitgebreid is, soms zelfs meer dan het aantal onderzoekseenheden. Nu we het ‘waarom’ en ‘wat’ (perspectieven, methoden en technieken) van onderzoek kort hebben belicht, gaan we in het volgende hoofdstuk verder in op het ‘hoe’ (proces, fasen) van onderzoek.
21
TOEGEPAST ONDERZOEK
Referenties Baarda, B.D., Goede, M.P.M. de., Hulst, M. van de & Fisher, T., (2012). Basisboek Methoden en Technieken. Groningen: Noordhoff Uitgevers. Bersselaar, V. van den (2003). Wetenschapsfilosofie in veelvoud. Fundamenten voor onderzoek en professioneel handelen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Blumberg, B., Cooper, D.R. & Schindler, P.S. (2011). Business Research Methods. Maidenhead (UK): McGraw-Hill Education. Edmondson, A.C. & McManus, S.E. (2007). Methodological fit in Management field research. Academy of Management Review, 32 (4), 1155–1179. Groot, A. de (1961). Methodologie: grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen. Den Haag: Mouton. Harrisse, H. (1896). John Cabot, The Discoverer of North-America, and Sebastian his Son. A Chapter of The Maritime History of England Under the Tudors. London: Benjamin Franklin Stevens. Milgram, S. (1963). Behavioral Study of Obedience. Journal of Abnormal and Social Psychology, 67 (4), 371–8. doi:10.1037/h0040525. Velde, E.G., van der, Jansen, P.G.W. & Telting, I. (2000). Bedrijfswetenschappelijk onderzoek. Van probleemstelling tot presentatie. Baarn: Uitgeverij Nelissen. Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
22