Aritech
Toegangscontrolesoftware Installatiehandleiding
voor MS-Windows
GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST VOOR ARITECH-SOFTWARE _________________________________________________________________ BELANGRIJK - AANDACHTIG LEZEN : Deze gebruiksrechtovereenkomst van Aritech is een wettelijke overeenkomst tussen u (hetzij als individu of als entiteit) en Aritech B.V. voor het bovengenoemde Aritech-product, dat computersoftware, gedrukt materiaal en mogelijk ook documentatie in elektronische vorm ("SOFTWAREPRODUCT" of "SOFTWARE") omvat. Door dit SOFTWAREPRODUCT te installeren, kopiëren of op enige andere wijze te gebruiken, gaat u ermee akkoord gebonden te zijn aan de bepalingen van deze GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST. Als u niet instemt met de bepalingen van deze GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST, moet u het ongebruikte SOFTWAREPRODUCT onmiddellijk retourneren naar uw leverancier. U krijgt dan het betaalde bedrag volledig terug. ________________________________________________________________
SOFTWAREGEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST Het SOFTWAREPRODUCT wordt beschermd door copyrightwetten en internationale copyrightverdragen evenals andere intellectueleeigendomswetten en -verdragen. Het SOFTWAREPRODUCT wordt niet verkocht, maar in licentie gegeven.
1.
VERLENING VAN HET GEBRUIKSRECHT. Deze GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST verleent u de volgende rechten:
Software. U mag één exemplaar van het SOFTWAREPRODUCT installeren en gebruiken op één computer. Opslag/Netwerkgebruik. U mag één exemplaar van dit SOFTWAREPRODUCT opslaan of installeren op een opslagapparaat, zoals een netwerkserver die alleen wordt gebruikt om het SOFTWAREPRODUCT via een intern netwerk op uw andere computers te installeren of uit te voeren. U dient echter een licentie aan te schaffen voor elke afzonderlijke computer waarop het softwareproduct vanaf het opslagapparaat wordt geïnstalleerd en uitgevoerd. Een licentie voor het SOFTWAREPRODUCT mag niet worden gedeeld of gelijktijdig op verschillende computers worden gebruikt.
2.
ANDERE RECHTEN EN BEPERKINGEN.
Beperking op terugwerkend ontsleutelen, decompileren en disassembleren. U mag het SOFTWAREPRODUCT niet terugwerkend ontsleutelen (reverse-engineering), decompileren of disassembleren. Scheiding van onderdelen. Het SOFTWAREPRODUCT wordt in licentie gegeven als één product. De onderdelen ervan mogen niet worden gescheiden voor gebruik op meer dan één computer. Verhuur. U mag het SOFTWAREPRODUCT niet verhuren, in lease geven of uitlenen.
3.
COPYRIGHT.
De eigendom van en de auteursrechten op het SOFTWAREPRODUCT, het begeleidende gedrukte materiaal en alle exemplaren van het SOFTWAREPRODUCT berusten bij Aritech. Het SOFTWAREPRODUCT wordt beschermd door copyrightwetten en internationale verdragsbepalingen. Daarom dient u het SOFTWAREPRODUCT te behandelen als elk ander auteursrechtelijk beschermd materiaal, behalve dat u òf (a) één kopie van het SOFTWAREPRODUCT mag maken uitsluitend bij wijze van reservekopie of archivering, òf (b) het SOFTWAREPRODUCT mag installeren op één computer, mits u het originele exemplaar van het SOFTWAREPRODUCT bewaart, uitsluitend bij wijze van reservekopie of archivering. U mag geen kopieën maken van het gedrukte materiaal dat bij het SOFTWAREPRODUCT hoort.
________________________________________________________________
BEPERKTE GARANTIE BEPERKTE GARANTIE. Aritech garandeert dat het SOFTWAREPRODUCT in hoofdzaak functioneert overeenkomstig het bijbehorende schriftelijke materiaal gedurende een periode van negentig (90) dagen na de datum van ontvangst.
VERHAALSMOGELIJKHEDEN VAN DE KLANT. De volledige aansprakelijkheid van Aritech en uw enige verhaalsmogelijkheid bestaat, ter keuze van Aritech, in hetzij (a) terugbetaling van de aankoopprijs, hetzij (b) reparatie of vervanging van het SOFTWAREPRODUCT dat niet voldoet aan Aritech's Beperkte Garantie en dat wordt geretourneerd naar Aritech met een kopie van uw bewijs van aankoop. Deze beperkte garantie geldt niet indien het niet-functioneren van het SOFTWAREPRODUCT het gevolg is van een ongeluk, misbruik of verkeerde toepassing. Voor een vervangend SOFTWAREPRODUCT zal een garantieperiode gelden gelijk aan de resterende tijd van de oorspronkelijke garantieperiode of, indien dat langer is, dertig (30) dagen. GEEN ANDERE GARANTIES. VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GROND VAN TOEPASSELIJK RECHT WIJST ARITECH ALLE ANDERE UITDRUKKELIJKE OF IMPLICIETE GARANTIES MET BETREKKING TOT HET SOFTWAREPRODUCT VAN DE HAND, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES BETREFFENDE DE VERKOOPBAARHEID EN DE GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. GEEN AANSPRAKELIJKHEID VOOR GEVOLGSCHADE. VOOR ZOVER MAXIMAAL IS TOEGESTAAN OP GROND VAN TOEPASSELIJK RECHT ZAL ARITECH IN GEEN ENKEL GEVAL AANSPRAKELIJK ZIJN VOOR ENIGE BIJZONDERE SCHADE, INCIDENTELE SCHADE, INDIRECTE SCHADE OF GEVOLGSCHADE (INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT SCHADE ALS GEVOLG VAN VERLIES VAN BEDRIJFSINFORMATIE OF ENIG ANDER GELDELIJK VERLIES) ALS GEVOLG VAN HET GEBRUIK OF DE VERHINDERING TOT GEBRUIK VAN HET SOFTWAREPRODUCT, ZELFS INDIEN ARITECH OP DE HOOGTE WAS GESTELD VAN DE MOGELIJKHEID VAN DIE SCHADE.
MS-Windows, Windows en Microsoft zijn handelsmerken van Microsoft Corporation.
Inhoud GEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST VOOR ARITECH-SOFTWARE ................................ 2 SOFTWAREGEBRUIKSRECHTOVEREENKOMST............................................... 2
Opbouw van de handleiding ............................................................................................. 5 De opbouw van deze handleiding ............................................................................................. 5 Gebruikte conventies ................................................................................................................ 5
Aan de slag......................................................................................................................... 6 Voor wie is deze handleiding bestemd?.................................................................................... 6 De eerste stappen ...................................................................................................................... 6 Uw pakket controleren.............................................................................................................. 6 Cd-rom ....................................................................................................................... 6 Hardware. ................................................................................................................................. 6 Systeemvereisten ...................................................................................................................... 6 Hardware (ACP4W/ACP500W/ACPMUS Client)...................................................... 6 Software (ACP4W/ACP500W/ACPMUS Client) ........................................................ 7 Hardware (ACPMUS-server) ..................................................................................... 7 Software (ACPMUS-server) ....................................................................................... 7
Installatie ACP4W / ACP500W........................................................................................... 8 Update naar een netwerksysteem.............................................................................................. 8 Beveiligingssleutel.................................................................................................................... 8 Waar moet u de beveiligingssleutel installeren?........................................................ 8 Het installatieprogramma van ACS Foundation uitvoeren........................................................ 8 Upgrade van een vorige versie................................................................................... 8 De installatie uitvoeren .............................................................................................. 8
Installatie ACP-MUS......................................................................................................... 15 Vóór u begint.......................................................................................................................... 15 Waar moet u de beveiligingssleutel installeren?...................................................... 15 De installatie uitvoeren ........................................................................................................... 15 Installatie van extra licenties voor de Pervasive SQL-database.............................................. 21 Instelling van de server ........................................................................................................... 21 Configuratie van het INI-bestand ............................................................................. 21 Server opstarten ...................................................................................................................... 22 Mappen delen ........................................................................................................... 23 Het clientinstallatieprogramma van AC-S MUS uitvoeren..................................................... 23 De installatie uitvoeren............................................................................................. 23 De client instellen ................................................................................................................... 29 Het INI-bestand configureren................................................................................... 29
De toegangscontrolesoftware starten ........................................................................... 31 ACP4W / ACP500W starten .................................................................................................. 31 ACPMUS-client starten .......................................................................................................... 31 Aanmelden.............................................................................................................................. 31 Standaardaanmelding ............................................................................................... 31 Wachtwoorden ......................................................................................................... 32 Het systeemoverzicht.............................................................................................................. 33 Schermindeling......................................................................................................... 34 Afmelden en afsluiten ............................................................................................................. 37 Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 3
De installatie van de software ongedaan maken...................................................................... 37
Systeem instellen ............................................................................................................. 39 De systeemparameters............................................................................................................. 39 De systeemparameters instellen .............................................................................................. 40 Magneetkaartinstellingen.......................................................................................... 40 Wiegand.................................................................................................................... 40 Barcode..................................................................................................................... 40 Standaardsysteemcode.............................................................................................. 40 Pincode-instellingen ................................................................................................. 41 De controllerlus definiëren...................................................................................................... 41 Directe lus................................................................................................................. 43 Externe lus ................................................................................................................ 44 Modemlus met extra beveiliging............................................................................... 46 Terugmeldingslus ..................................................................................................... 46 TCP/IP-lus ................................................................................................................ 49 Een lus toevoegen ................................................................................................................... 49 Een controller toevoegen ........................................................................................................ 50 De lezers instellen ................................................................................................................... 50 De hoofdlezer instellen ............................................................................................. 50 De standaardlezers instellen ..................................................................................... 51 Een pincodelezer instellen ........................................................................................ 51 Gebruik van lange pincodes...................................................................................... 52 Dubbele-kaartfunctie lezer ...................................................................................................... 53 Een lezer toevoegen ................................................................................................................ 53 Downloaden naar de controllers ............................................................................................. 53 Een reservekopie maken van gegevens ................................................................................... 54 Een externe toepassing uitvoeren............................................................................................ 54 Het bestand card.ini ................................................................................................................ 55
Registratie......................................................................................................................... 58 Gebeurtenissen........................................................................................................................ 58 Actielijsten .............................................................................................................................. 58 Uw eigen Actielijst definiëren .................................................................................. 59 Speciale actielijst ...................................................................................................... 60 'Gegevensdistributieberichten' registreren............................................................................... 61
Werken met relaiskaarten................................................................................................ 62 Inleiding.................................................................................................................................. 62 Mogelijke uitbreidingen.......................................................................................................... 62 Deurcontrole ........................................................................................................................... 65 Algemene I/O ........................................................................................................... 65 Vooraf gedefinieerde uitgangen................................................................................ 68 Uitgangen opnieuw instellen..................................................................................... 69 Alarmzones ............................................................................................................................. 69
Plattegrond ....................................................................................................................... 76 Plattegronden maken............................................................................................................... 76 Plattegrondpictogrammen ....................................................................................................... 77 Rechtermuisknop .................................................................................................................... 78 Plattegronden koppelen........................................................................................................... 79
4 • Opbouw van de handleiding
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Opbouw van de handleiding De opbouw van deze handleiding De ACS Foundation-software wordt ondersteund door drie handleidingen: !
Installatiehandleiding: Deze handleiding is bestemd voor de persoon die het programma installeert ('INSTALLATEUR') en beschrijft hoe de hardware van het systeem (controllers, lezers, communicatie, ...) moet worden geconfigureerd. Deze configuratie is vereist tijdens de installatie van een nieuw systeem of de uitbreiding van een bestaand systeem.
!
Bedieningshandleiding: Deze handleiding is bestemd voor een operator (manager of beheerder) en beschrijft hoe hij het systeem kan configureren volgens zijn specifieke behoeften (gebruikers, schema's, ...). Deze configuratie is vaak slechts één keer vereist, maar moet soms geregeld worden bijgewerkt.
!
Gebruikshandleiding: Deze handleiding is bestemd voor het dagelijks gebruik van het systeem (grondplanoperaties, rapportering, uitgifte van kaarten, ...)
Opmerking: Voor verschillende hoofdstukken van de bedieningshandleiding moet u zich aanmelden als MASTER ofINSTALLATEUR. Als dit toegelaten is, kunt u het systeem best configureren als u zich aanmeldt als MASTER of INSTALLATEUR. Deze installatiehandleiding beschrijft de installatie van de ACP4W- en ACP500W-softwarepakketten, evenals het ACPMUS-softwarepakket voor meerdere gebruikers (standaard voor 3 gebruikers tegelijk). Slechts één van deze pakketten wordt geïnstalleerd.
Gebruikte conventies In deze handleiding zijn bepaalde passages gemarkeerd om u te wijzen op speciale informatie: Dit zijn punten die speciale aandacht vergen om extra werk te vermijden, of die u in acht moet nemen om te voorkomen dat belangrijke informatie (zoals software-instellingen) verloren gaat of wordt beschadigd. Dit zijn "tips", m.a.w. informatie of suggesties die het gebruik van de toegangscontrolesoftware efficiënter of gewoon eenvoudiger maken.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 5
Aan de slag Voor wie is deze handleiding bestemd? Alle gebruikers die het ACS Foundation-pakket installeren moeten het deel "Aan de slag" lezen. Als u voor de eerste keer in Windows werkt, kunt u best eerst het hoofdstuk over basisvaardigheden lezen in de ‘Windowsgebruikershandleiding’ (niet bijgevoegd bij deze handleiding) vóór u het ACS Foundation-pakket installeert. In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat u met uw computer basisbewerkingen kunt uitvoeren in een Windows-omgeving.
De eerste stappen Hieronder vindt u aanbevelingen voor het gebruik van de informatie in de handleiding ‘Aan de slag’. - Ga na of u het volledige ACS Foundation-pakket hebt ontvangen. - Registreer u als een gebruiker van ACS Foundation. - Controleer of uw computer voldoet aan de systeemvereisten voor ACS Foundation. - Ga na waar u de beveiligingssleutel op uw PC dient te installeren. - Start het installatieprogramma van ACS Foundation. - Voer de systeeminstallatieprocedure uit. - Controleer of het systeem werkt.
Uw pakket controleren Dit deel vermeldt de diskettes en de documentatie die bij uw ACS Foundation-pakket horen. Neem even de tijd om de inhoud te controleren aan de hand van de volgende lijsten. Als uw pakket onvolledig is, stuurt u het terug naar een verkooppunt van Aritech.
Cd-rom Het ACS Foundation-pakket bestaat uit één cd-rom waarop alle talen zijn opgeslagen en die alle registratiemiddelen en documentatie bevat.
Hardware. ACP4W-versie met één controller •
Beveiligingssleutel: Blauwe kleur.
ACP500W-versie voor meerdere controllers of ACPMUS •
Beveiligingssleutel: Witte kleur (voor ACPMUS 3x).
Systeemvereisten Hardware (ACP4W/ACP500W/ACPMUS Client) Om ACS Foundation te kunnen gebruiken, moet u beschikken over de volgende hardware: Een 80486-computer of een snellere versie. Minstens 8MB RAM. Minstens 50MB vrije ruimte op de harde schijf. (10MB voor de software zelf, 10MB voor de gegevens en 30 MB voor de Pervasive-databasebestanden op station C). Een vrije seriële COM-poort met een 16550 UART-chip. Een parallelle poort voor de beveiligingssleutel.
6 • Aan de slag
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Software (ACP4W/ACP500W/ACPMUS Client) De ACS Foundation-software werkt onder Microsoft Windows 95, Windows 98 en Windows NT4.0
Hardware (ACPMUS-server) Om met ACS MUS te kunnen werken, moet u beschikken over de volgende hardware: - Een Pentium-computer of een snellere computer - Minstens 32MB RAM - Minstens 80MB vrije ruimte op de harde schijf (70MB voor de software zelf, 10MB voor gegevens) - Een vrije seriële COM-poort met een 16550 UART-chip voor elke (seriële) controller/lusaansluiting - Een netwerkkaart met de TCP/IP-protocolinstelling.
Software (ACPMUS-server) De ACServerssoftware draait alleen onder Microsoft NT4.0 Server. Meld u aan met het Administrator-wachtwoord vóór u start! Zo niet mislukt de installatie!
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 7
Installatie ACP4W / ACP500W In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die u nodig hebt om de ACS Foundation-software te installeren en ermee te beginnen werken.
Update naar een netwerksysteem Als u van een systeem met één controller overstapt naar een netwerksysteem, moet u de software eerst upgraden van ACP4W naar ACP500W met de PC-software-upgradeset ACP500WEXP. Vervolgens moet u een of meer controllers toevoegen, waarbij u de procedure voor het toevoegen van controllers volgt (zie Systeeminstelling).
Beveiligingssleutel Waar moet u de beveiligingssleutel installeren? Sluit de beveiligingssleutel aan op een parallelle poort (LPT1: of LPT2:). Als u de installatie achteraf wilt testen, moet u een controller aansluiten.
Het installatieprogramma van ACS Foundation uitvoeren Upgrade van een vorige versie Als u een hogere versie van ACS Foundation installeert, kunt u de nieuwe versie best installeren in een nieuwe map in de veronderstelling dat u over voldoende vrije schijfruimte beschikt. U kunt later de oude bestanden en map verwijderen als u volledig bent overgeschakeld op de nieuwe versie. Het installatieprogramma geeft u de mogelijkheid om uw bestaande database te gebruiken in de nieuwe omgeving.
De installatie uitvoeren • • -
Start Windows en sluit alle geopende toepassingen af. Plaats de cd-rom van ACS Foundation in het cd-rom station. Als het installatieprogramma niet automatisch start, start u programma handmatig (klik op de knop Start in de taakbalk van Windows, selecteer Uitvoeren, typ SETUP.EXE voorafgegaan door het pad van dit bestand op de cdrom en klik op OK).
In het bovenstaande dialoogvenster staat ‘e:’ voor de letter van het cd-rom-station Klik op de knop OK en volg de instructies op het scherm. Het dialoogvenster Welkom wordt weergegeven:
8 • Installatie ACP4W / ACP500W
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Het dialoogvenster Gebruiksrechtovereenkomst wordt weergegeven.
Lees aandachtig de gebruiksrechtovereenkomst. •
Klik op de knop Ja (Yes) als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst en wilt doorgaan, of klik op de knop Nee (No) als u niet akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 9
Het installatieprogramma vraagt u om uw naam en bedrijfsnaam in te voeren.
•
Nadat u de gebruikersinformatie hebt ingevoerd, klikt u op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
Het installatieprogramma vraagt u om het pad op te geven van de map waarin u ACS Foundation wilt installeren.
•
Als u ACS Foundation in een andere map wilt installeren, klikt u op de knop Bladeren (Browse).
•
Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan. Het database dialoogvenster wordt weergegeven.
10 • Installatie ACP4W / ACP500W
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Dit dialoogvenster bevat een lijst met opties waarmee u vooraf gedefinieerde databases kunt installeren. Als u het programma wilt upgraden, wordt u later gevraagd in welke map de huidige database zich bevindt. Als u een van de vooraf geconfigureerde databases wilt installeren, moet u rekening houden met de volgende zaken: • Onderdelen verwijderen neemt altijd minder tijd in beslag dan onderdelen toevoegen. Kies daarom een database die groter is dan uw configuratie en verwijder de onderdelen die u niet nodig hebt. • Om gegevensverlies te vermijden, worden oude databases NOOIT overschreven. Als u een vooraf geconfigureerde database wilt installeren en er bestaat nog een oude database, worden geen nieuwe databasebestanden geïnstalleerd. Kies een andere doelmap of verwijder eerst handmatig de huidige database. Dankzij de vooraf gedefinieerde databasestructuren bespaart u tijd tijdens de installatie van de toegangscontrolesoftware ACS Foundation. Het installatieprogramma biedt u de keuze uit de volgende vooraf gedefinieerde installatiepakketten: • • • • • •
Upgrade gekopieerd. Compact Basis Medium Groot Extern
Kies deze optie om uw huidige configuratie te upgraden. Er worden geen databasebestanden Deze installatie geeft u een configuratie met 1 lus en 1 controller. Deze installatie geeft u een configuratie met 1 lus en 4 controllers. Deze installatie geeft u een configuratie met 1 lus en 16 controllers. Deze installatie geeft u een configuratie met 2 lussen en 64 controllers. Deze installatie geeft u een configuratie met 10 (modem)lussen en 10 controllers.
Alle controllers worden verondersteld 4-deurscontrollers te zijn en alle controllers hebben 8 vooraf geconfigureerde lezers. •
Selecteer de vooraf gedefinieerde database en klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
Als u de configuratie Compact, Basis, Medium, Groot of Extern hebt gekozen, selecteert u de map waarin u de database wilt kopiëren. Als u de configuratie Upgrade hebt gekozen, selecteert u de map die uw bestaande database bevat. Het dialoogvenster geeft aan in welke map de nieuwe database wordt gekopieerd. Aangezien de database NIET compatibel udere versies, wordt de bestaande database opgeslagen onder de naam 'database.old' (als u dit wenst).
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 11
•
Nadat u de databasemap hebt geselecteerd, klikt u op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
Als u de configuratie Compact, Basis, Medium of Extern hebt gekozen, moet u de COM-poort selecteren waarop de controller(s) is (zijn) aangesloten. Als u Groot hebt gekozen, worden de twee lussen geconfigureerd op COM1: en COM2: (u hoeft geen COM-poort te selecteren). •
Het installatieprogramma vraagt u nu om een taal te selecteren.
•
Selecteer de gewenste taal en klik op Volgende om door te gaan. Als u de gewenste taal niet ziet staan, selecteert u Andere en klikt u op Volgende (Next) om een andere taal te selecteren. Het installatieprogramma vraagt u de programmamap te selecteren waarin het ACS Foundation-pictogram moet worden geplaatst.
12 • Installatie ACP4W / ACP500W
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
•
Selecteer de programmamap en klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
• •
Vervolgens wordt de Pervasive-database geinstalleerd in de voorgestelde databasemap. Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 13
•
De Pervasive-database wordt getest en klik vervolgens op de knop beeindigen (Finish).
• •
Het installatieprogramma vraagt u om uw computer opnieuw op te starten. Klik op de knop beeindigen (Finish) om door te gaan.
Gefeliciteerd, ACS Foundation is met succes geïnstalleerd. Vóór u de toegangscontrolesoftware gebruikt, moet u het selectievakje ‘Ja, ik wil de computer nu opnieuw opstarten' inschakelen en op de knop Voltooien klikken om de computer opnieuw op te starten. Uw computer wordt dan opnieuw opgestart om alle systeemconfiguratiebestanden te implementeren. Als u wilt doorgaan zonder dat het installatieprogramma de computerinstellingen wijzigt, schakelt u het selectievakje ‘Nee, ik start de computer later opnieuw op’ in. Klik op de knop Voltooien om het installatieprogramma af te sluiten.
14 • Installatie ACP4W / ACP500W
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatie ACP-MUS In dit hoofdstuk vindt u alle informatie die u nodig hebt om de ACS Foundation-software te installeren en ermee te beginnen werken.
Vóór u begint Waar moet u de beveiligingssleutel installeren? Sluit de beveiligingssleutel aan op een parallelle poort (LPT1: of LPT2:) van de client. Als u de installatie achteraf wilt testen, moet u een controller aansluiten.
De installatie uitvoeren -
Start Windows en sluit alle geopende toepassingen af. Plaats de installatie cd-rom van ACS MUS in het cd-rom-station. Als het installatieprogramma niet automatisch start, start u programma handmatig (klik op de knop Start in de taakbalk van Windows, selecteer Uitvoeren, typ SETUP.EXE voorafgegaan door het pad van dit bestand op de cdrom en klik op OK).
In het bovenstaande dialoogvenster staat ‘e:’ voor de letter van het cd-rom-station. •
Klik op de knop OK en volg de instructies op het scherm. Het dialoogvenster Welkom wordt weergegeven:
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 15
•
Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
Eerst moet u de gebruiksrechtovereenkomst accepteren. Klik op de knop Ja (Yes) om de gebruiksrechtovereenkomst te accepteren. Selecteer de map waarin u de software voor meerdere gebruikers wilt installeren.
16 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Klik op de knop Volgende (Next) als u het eens bent en wilt doorgaan. Klik op de knop Bladeren (Browse) als u een andere map wilt selecteren. Selecteer de nieuwe map en klik op Volgende om door te gaan. Selecteer vervolgens het type installatie.
Selecteer Upgrade als u een oudere versie wilt overschrijven en een bestaande database wilt gebruiken. Selecteer Nieuwe installatie (New installation) als dit de eerste installatie is of als u een nieuwe database wilt installeren. Maak uw keuze en klik op Volgende (Next). Als u Nieuwe installatie hebt geselecteerd, moet u de taal van de nieuwe database selecteren.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 17
Selecteer de gewenste taal en klik op Volgende (Next) om door te gaan. (Dutch is Nederlands) Als u de gewenste taal niet ziet staan, selecteert u Andere (Other) en klikt u op Volgende (Next) om een andere taal te selecteren. Als u Nieuwe installatie hebt geselecteerd, vraagt het installatieprogramma u om een map voor de database op te geven. Als u een upgrade uitvoert, vraagt het installatieprogramma u om de bestemming van de BESTAANDE database in te voeren.
Voer de map voor de database in en klik op Volgende om door te gaan. Het installatieprogramma vraagt nu naar een programmamap
18 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Nadat u de programmamap hebt geselecteerd, klikt u op de knop Volgende om door te gaan. Vervolgens begint het installatieprogramma de AC-Server, de database en de SQL Server te installeren op de harde schijf. Nadat de bestanden zijn gekopieerd, vraagt het installatieprogramma naar een licentiediskette om de SQL-database te gebruiken. Er worden 3 licentiediskettes geleverd met de installatie cd-rom. Plaats de eerste diskette in het station en klik op de knop Licentie installeren.
Vervolgens geeft het installatieprogramma het aantal geldige geïnstalleerde Server Licenties weer. U kunt nu slechts één licentie installeren. De andere twee licenties moeten worden geïnstalleerd na de installatie van de server software voor meerdere gebruikers (zie: "Installatie van extra licenties voor de Pervasive SQL-database")
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 19
Nadat de licentie werd geïnstalleerd, vraagt het installatieprogramma om een Btrieve functionaliteit controle uit te voeren. Er wordt automatisch een korte test uitgevoerd om te verzekeren dat de nieuwe interfaces correct communiceren.
• •
De Pervasive-database wordt geinstalleerd in de voorgestelde databasemap. Klik op de knop Volgende (Next) om door te gaan.
•
De Pervasive-database wordt getest en klik vervolgens op de knop beeindigen (Finish).
• •
Het installatieprogramma vraagt u om uw computer opnieuw op te starten. Klik op de knop beeindigen (Finish) om door te gaan.
Gefeliciteerd, ACS MUS is met succes geïnstalleerd. Vóór u de toegangscontrolesoftware gebruikt, moet u ‘Ja, ik wil de computer nu opnieuw opstarten’ selecteren. De computer wordt dan opnieuw opgestart om alle systeemconfiguratiebestanden te implementeren. Als u wilt doorgaan zonder dat het installatieprogramma de computerinstellingen wijzigt, schakelt u het selectievakje ‘Nee, ik start de computer later opnieuw op’ in. Klik op de knop Voltooien om het installatieprogramma af te sluiten. 20 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatie van extra licenties voor de Pervasive SQL-database. Tijdens de installatie van de AC-Server wordt al 1 licentie geïnstalleerd voor de Btrieve-database. De andere 2 licenties moeten handmatig worden geïnstalleerd na de installatie van de MUS-Server. Hierbij gaat u als volgt te werk. Op de server: • •
Ga naar Start->Programma's->Pervasive->Pervasive-controlecentrum Vouw de Pervasive-server uit en start 'Administrator aantal gebruikers'
Plaats de tweede licentiediskette in het diskettestation en klik op de knop Licentie toevoegen. U ziet nu dat het aantal gebruikers toeneemt met één. Plaats de derde diskette en klik nogmaals op de knop Licentie toevoegen. Het aantal gebruikers neemt toe tot drie, en de serversoftware is nu klaar voor drie clients.
Instelling van de server Configuratie van het INI-bestand Nadat de computer opnieuw is opgestart, zou u het bestand SERVER.INI kunnen instellen, hoewel u normaal niets hoeft te wijzigen in dit bestand. AC-Server.INI : ; ; ; ; ;
Dit is het configuratiebestand voor de toegangscontrolesoftware van Aritech Algemeen Om een optie in te schakelen, stelt u ze in op 1 Om een optie uit te schakelen, stelt u ze in op 0
[Protocol] Alarmzones=1 Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 21
Analoginputs=1 Antipassback=1 CardFlags=1 Escort=1 ReaderFunction=1 ;Dit zijn de standaardinstellingen: ;ScreenLogPort=5000 ;PrintLogPort=5500 ;LoopBasePort=5001 U kunt de logging-poorten wijzigen, maar verander deze vermeldingen niet als u de standaardconfiguratie gebruikt. [Directory] Database=\\mus-server\database Dit is de map die de databasebestanden bevat. Dit kan ook zijn: c:\Progra~1\Aritech\MultiUser\database U kunt geen map gebruiken waarvan de naam spaties bevat. Als de database zich bevindt in een map waarvan de naam spaties bevat, kunt u in plaats daarvan de MS-DOS-naam gebruiken. [UI Options] Show Errors=1 Show Debug=1 Show Log=1 Use systray=0 Dit zijn dezelfde opties als in de grafische gebruikersinterface, maar voor het opstarten.
Server opstarten Sla het bestand op. Dubbelklik op het AC-Server-pictogram. De server wordt nu gestart.
U kunt nu zien welke database zal worden gebruikt en of er fouten zijn wanneer de server start. Mogelijk wordt een foutbericht weergegeven voor de lussen omdat ze nog niet zijn geconfigureerd, maar dit is voorlopig geen probleem. Als u het venster minimaliseert, wordt een pictogram weergegeven naast de Windows-klok. Dit pictogram geeft aan dat de server draait. (Alleen als u de systray-instelling (systray=1) gebruikt.)
22 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Mappen delen Na de installatie van de server, moeten twee mappen worden gedeeld vóór u de client installeert. • PVSW. De installatie van de client kan worden gestart in de map PVSW\Clients\Win. • Database. Omdat de client de database op de server gebruikt, moet deze map worden gedeeld.
Het clientinstallatieprogramma van AC-S MUS uitvoeren De installatie uitvoeren Het clientprogramma kan worden geïnstalleerd vanaf de server. Om de client te installeren vanaf de server, gaat u naar Netwerkomgeving: MUS-Server\PVSW\Client\WIN en voert u het bestand SETUP.EXE uit. Het welkomstscherm wordt weergegeven.
Lees de tekst op dit scherm en klik op Volgende (Next). Vervolgens wordt u gevraagd om de gebruiksrechtovereenkomst te accepteren. Nadat u de gebruiksrechtovereenkomst hebt aanvaard, voert u de vereiste gebruikersinformatie in en klikt u op de knop Volgende (Next). Selecteer de doelmap voor de installatie van de clientsoftware.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 23
Klik op Volgende (Next) om de map te aanvaarden of klik op Bladeren om de locatie te wijzigen. Vervolgens geeft u de locatie van de database op. Dit is gewoonlijk een map op de server.
Klik op Volgende om de locatie van de database te aanvaarden of klik op Bladeren om de locatie te wijzigen. Selecteer vervolgens de taal van de ACS-client.
24 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Selecteer de gewenste taal en klik op Volgende (Next) om door te gaan. (Dutch is Nederlands) Als u de gewenste taal niet ziet staan, selecteert u Andere (Other) en klikt u op Volgende (Next) om een andere taal te selecteren. Selecteer vervolgens de programmamap.
Het installatieprogramma vraagt nu om de Pervasive-netwerkcommunicatie te testen.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 25
Klik op Volgende om de controle van de communicatie te starten. Nadat de communicatie werd getest, klikt u op Volgende om door te gaan. Vervolgens worden de bestanden gekopieerd en de pictogrammen gemaakt. Daarna wordt een Btrievefunctionaliteitscontrole uitgevoerd.
Klik op Volgende (Next) om de controle te starten. Na de transactiecontrole wordt een Btrieve relationele toegangscontrole uitgevoerd.
26 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Voer de servernaam in en klik op Volgende om de controle te starten.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 27
Na deze controle vraagt het installatieprogramma u om de computer opnieuw op te starten.
Klik op Voltooien (Finish) om de computer opnieuw op te starten. De client is nu geïnstalleerd.
28 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
De client instellen Het INI-bestand configureren Nu de server draait, kunt u de client starten. We moeten weerom eerst het bestand CLIENT.INI bewerken. Client.INI : Dit is bijna hetzelfde bestand als voor de ACS Foundation-software. We vermelden dus alleen de specifieke delen voor de client. ; ; ; ; ;
Dit is het configuratiebestand voor de toegangscontrolesoftware van Aritech Algemeen Om een optie in te schakelen, stelt u ze in op 1 Om een optie uit te schakelen, stelt u ze in op 0
[Settings] ActionProcess=1 CardStatus=1 ExportStatus=1 ShowPnr=0 AutoLogoutTime=0 AutoExitTime=0 ReloadCRDBOnWatchConnect=1 ReverseNameOrder=0 KeepCurrentAPZone=1 Printer1= Printer2= PrinterLinesPerPage=66 UniqPin=0 PINMaxEqualDigits=0 ProcessDelay=1 CardValidPeriod=03:00:00 UseStatusInConfigWin=1 RunApplication=write d:\PROGRA~1\Aritech\MULTIU~1\relnote.wri Background=d:\Program Files\Aritech\MultiUser\Startup.BMP [Protocol] Alarmzones=1 Analoginputs=1 Antipassback=1 CardFlags=1 Escort=1 ReaderFunction=1 [MultiTerminal] ; Dit zijn de instellingen voor meerdere terminals ; De volgende instellingen zijn standaard LogserverName= MUS-server < Voer hier de naam van de MUS-server in ;ScreenLogServerPort=5000 ;PrintLogServerPort=5500 ;LoopPortBase=5000 U kunt de logging-poorten wijzigen, maar verander deze vermeldingen niet als u de standaardconfiguratie gebruikt. [Directory] Database=\\mus-server\database Backup=..\Dbcopies
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 29
Dit is de map die de databasebestanden bevat, in netwerkindeling [Daytypes] number=10 type1=Weekday type2=Weekend type3=Day type type4=Day type type5=Day type type6=Day type type7=Day type type8=Day type type9=Day type type10=Holiday
A B C D E F G
[EventHandler] AllowExecute=0 FilePath= [DOS Compatible] StorePin=0 SystemCodeHandling=0 ControllerOperationMode=0 ;UseInputOutput=1 ;ShowAnalogAlarmOutput=1 UseBtrieveExtended=1 [Configuration] ResourceModule=d:\Program Files\Aritech\MultiUser\CEnglish.dll [MapView] ActivationBlue=0 ActivationRed=0 ActivationGreen=0 [Naming] Reader=1 [Download] ;InhibitControllerSendsLog= DefaultDelayedDownloadTime=04:00 WaitForCallTimeOut=60 ; 2 = Cards ; 4 = Schedules ; 8 = ReaderSettings ; 16 = Calendar DownloadProfile=30
30 • Installatie ACP-MUS
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
De toegangscontrolesoftware starten ACP4W / ACP500W starten Als u dit hebt gevraagd, heeft het installatieproces een nieuwe toegangscontrolemap gemaakt met vier items: Kaart (om het programma te starten); Card.ini openen; Kaart verwijderen en Release-opmerkingen weergeven. Om de toegangscontrolesoftware op te starten, dubbelklikt u op het toegangscontrolepictogram. Het hoofdscherm van de toegangscontrolesoftware wordt geopend en er verschijnt een welkomstscherm met informatie over de controllerinstallatie en softwarelicentie. Als het welkomstvenster verdwijnt, wordt het aanmeldingsdialoogvenster weergegeven.
ACPMUS-client starten Sla het bestand op. Sluit de dongle aan op de parallelle poort. Dubbelklik op het AC-clientpictogram. De client wordt gestart. U kunt op (?) klikken om na te gaan of alles correct is ingesteld. Als de client draait op dezelfde machine als de server, moet u deze starten door de parameter ‘2’ (Client 2) toe te voegen. De client is in principe dezelfde als bij de ACP4 / 500-software, alleen de lusconfiguratie is anders. Vanaf nu verwijzen alle hoofdstukken zowel naar ACP4W / ACP500W als ACPMUS, tenzij anders vermeld. In de kopteksten waar nu “CARD” staat is bij de “MUS-CLIENT” de koptekst “CLIENT”.
Aanmelden Voer de naam INSTALLATEUR of MASTER in in het vak Gebruiker en klik op OK (laat het vak Wachtwoord leeg). Het systeemoverzicht wordt weergegeven.
Standaardaanmelding De toegangscontrolesoftware van Aritech wordt standaard geïnstalleerd met 5 vooraf gedefinieerde gebruikers (in hoofdletters): !
INSTALLATEUR
!
MASTER
!
OPERATOR
!
GEBRUIKER 1
!
GEBRUIKER 2
De MASTER heeft toegang tot alles in de toegangscontrolesoftware. Dit betekent dat wie zich aanmeldt als MASTER zeer veel 'rechten' heeft, wat uiteraard ook risico'smeebrengt. Wij raden u aan deze aanmeldingsnaam te behouden, zodat u er altijd op kunt terugvallen als er iets misloopt met de aanmeldingsnaam die u normaal gebruikt. U moet echter wel uiterst voorzichtig zijn om misbruik van deze aanmeldingsnaam te voorkomen. Aanvankelijk is er geen wachtwoord ingesteld voor de aanmeldingsnamen. Het is zeer belangrijk dat u een wachtwoord instelt zodra u zich voor het eerst aanmeldt.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 31
Wachtwoorden Uw wachtwoord en gebruikersnaam geven u toegang tot de toegangscontrolesoftware en dus ook tot het volledige toegangscontrolesysteem. Daarom is het essentieel dat u met zorg een wachtwoord kiest en het goed beschermt. Om u te helpen, geven wij u de volgende richtlijnen: 1.
Kies geen voor de hand liggend wachtwoord. Gebruik niet uw naam, uw geboortedatum of een ander gemakkelijk te achterhalen wachtwoord.
2.
Elk woord is goed als u iets zoekt wat u gemakkelijk kunt onthouden. Het verdient aanbeveling om zowel letters als cijfers te gebruiken in het wachtwoord: ‘maand0g’ in plaats van maandag, ‘din8dag’ in plaats van dinsdag.
3.
Gebruik kleine letters en hoofdletters door elkaar, bv. ‘mAANDag’ in plaats van maandag - deze twee wachtwoorden zijn niet identiek omdat het programma hoofdlettergevoelig is.
4.
Geef uw wachtwoord nooit door aan anderen.
5.
Wijzig uw wachtwoord regelmatig.
6.
Wijzig uw wachtwoord onmiddellijk als u vermoedt dat iemand uw wachtwoord kent of zou kunnen achterhalen.
Wachtwoord wijzigen U kunt uw wachtwoord op elk moment wijzigen als u bent aangemeld. De wijziging wordt onmiddellijk toegepast, zodat u het nieuwe wachtwoord zult moeten invoeren als u zich de volgende keer aanmeldt. Om uw wachtwoord te wijzigen, klikt u op Wachtwoord wijzigen in het menu Bestand. Vervolgens wordt het dialoogvenster Wachtwoord wijzigen weergegeven:
Zoals u in het dialoogvenster kunt zien, moet u uw oude wachtwoord invoeren (om te voorkomen dat men uw wachtwoord zonder uw toestemming kan wijzigen) en moet u uw nieuwe wachtwoord twee keer invoeren (om er zeker van te zijn dat het correct is ingevoerd). Het wachtwoord moet minstens 1 teken bevatten en kan bestaan uit maximum 31 tekens. Wij raden u aan geen wachtwoorden van minder dan 6 tekens te gebruiken. Als het nieuwe wachtwoord wordt geaccepteerd, wordt het volgende bericht weergegeven:
32 • De toegangscontrolesoftware starten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Als het wachtwoord niet wordt geaccepteerd (u hebt niet het juiste oude wachtwoord ingevoerd of u hebt het nieuwe wachtwoord niet correct ingevoerd), wordt de volgende waarschuwing weergegeven:
Het systeemoverzicht Voor een verklaring van het systeemoverzicht verwijzen we naar de gebruikshandleiding. Nadat u zich hebt aangemeld als INSTALLATEUR, wordt het systeemoverzicht weergegeven. U hebt toegang tot alles en kunt alles weergeven, behalve de systeemparameters. Deze kunnen niet worden bewerkt of verwijderd. Hiervoor moet u zich aanmelden als MASTER.
Later, nadat u het systeem hebt aangepast aan uw specifieke vereisten, kunt u de inhoud van het systeemoverzicht wijzigen of kunt u het systeemoverzicht zelfs vervangen door een grafische weergave (plattegrond). Omdat u de software nu voor het eerst gebruikt, heeft het systeemoverzicht de standaardinhoud en -lay-out. Het is deze configuratie die we hier zullen beschrijven.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 33
Als de software (nog) niet is aangepast, is het systeemoverzicht het thuishonk waar de gebruiker altijd begint en waarnaar hij steeds terugkeert.
Schermindeling Het systeemoverzicht is opgesplitst in vier delen: 1.
Bovenaan het scherm is er een menubalk die de standaardfuncties bevat.
2.
Onder de menubalk bevindt zich een werkbalk. De werkbalk heeft dezelfde functie als de menubalk, maar hier worden de beschikbare functies voorgesteld via kleine pictogrammenknoppen.
3.
Het grootste deel van het scherm wordt ingenomen door het systeemoverzichtvenster, dat de 18 pictogrammen voor toegangscontrolefuncties bevat.
4.
Onderaan het scherm bevinden zich twee statusbalken: een voor de regellus en een voor de huidige status.
Menubalk De inhoud van de menubalk verandert naargelang van de taak die u op dat moment uitvoert. De volgende menu's zijn echter altijd aanwezig: Bestand: In dit menu kunt u: •
een nieuw object maken overeenkomstig het geopende venster. Bijvoorbeeld als het lezervenster open is, kunt u met de opdracht Bestand: Nieuw een nieuwe lezer definiëren.
•
het geselecteerde object openen. Als er geen venster geopend is of als er geen object is geselecteerd, wordt het systeemoverzicht geopend.
•
de connecties tussen objecten weergeven.
•
het actieve venster sluiten.
•
het geselecteerde object verwijderen.
•
de naam en toegangsrechten van het geselecteerde object bewerken.
•
een bestand of rapport afdrukken.
•
een afdrukvoorbeeld van het geselecteerde bestand of rapport weergeven.
•
de printer instellen.
•
de paginaopmaak (marges) voor het afdrukken instellen.
•
een rapport over het geselecteerde object maken.
•
zich afmelden.
•
uw wachtwoord wijzigen.
•
het programma afsluiten.
Bewerken: In dit menu kunt u: •
de laatste bewerking ongedaan maken.
•
de geselecteerde tekst knippen.
•
de geselecteerde tekst kopiëren (in de vensters Kalender, Gebeurtenisafhandeling, Schema's en Kaartgroep/lezer).
•
de tekst die u hebt geknipt of gekopieerd in een ander Windows-venster (bestand, toepassing of klembord) plakken (in de vensters Kalender, Actielijst, Schema's en Kaartgroep/lezer).
Beeld: In dit menu kunt u: •
de werkbalk weergeven of verbergen.
•
de statusbalk weergeven of verbergen.
•
de statusbalk van de lusregeling weergeven of verbergen.
Systeem: In dit menu kunt u: •
de systeemparameters wijzigen.
•
een logbestand openen en in dit bestand zoeken naar een bepaalde vermelding of een bereik van vermeldingen.
•
een venster openen dat de huidige systeemstatus weergeeft.
•
een venster openen dat het schermlog weergeeft (logboek van de huidige sessie sinds de laatste aanmelding).
•
een venster openen dat het huidige alarmlog weergeeft.
34 • De toegangscontrolesoftware starten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
•
gegevens downloaden naar de controller(s).
•
gegevensbestanden kopiëren.
•
een reservekopie maken van logbestanden.
•
een scriptbestand uitvoeren (dat bijvoorbeeld vermeldt welke acties moeten worden uitgevoerd bij brand of ingeval van een bommelding).
Venster: In dit menu kunt u: •
de geopende vensters trapsgewijs schikken.
•
de geopende vensters naast elkaar schikken.
• •
de pictogrammen in het actieve venster schikken. een van de geopende vensters selecteren (dit is een lijst die wordt aangepast als er vensters worden geopend of gesloten).
Help: geeft u on line Help-informatie: •
De inhoud van de volledige on line Help voor de toegangscontrolesoftware van Aritech.
•
Informatie over het gebruik van de on line Help.
•
Informatie over het huidige toegangscontrolesysteem en de software zelf (versienummer, ...). Dit venster kan zeer nuttige informatie geven over de status van de communicatie met de lus(sen) en de lezers:
Menuopties die op dat moment niet beschikbaar zijn, worden lichtgrijs weergegeven om aan te geven dat ze niet actief zijn.
Werkbalk De werkbalk geeft vrijwel onmiddellijke toegang tot de menubalkopties die het meest worden gebruikt in de huidige context. De knoppen zijn (van links naar rechts): (Nieuw) Openen (Opslaan) Knippen Kopiëren Plakken Afdrukken
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 35
Systeemstatus weergeven Schermlogberichten weergeven Alarmlog weergeven Externe Windows-toepassing starten (bv. Write), zoals opgegeven in het bestand card.ini. De softwareproductinformatie weergeven (idem als in het menu Help: Info over Aritech). Contextafhankelijke Help weergeven (de cursor verandert in een vraagteken en u kunt dan het gebied of object aanklikken waarover u informatie wenst).
Pictogrammen Het grootste deel van het scherm wordt ingenomen door het systeem overzichtvenster, dat de pictogrammen voor de belangrijkste functies bevat. Er zijn 18 van deze pictogrammen, gerangschikt in alfabetische volgorde. Elk pictogram stelt een bepaald deel van het toegangscontrolesysteem voor: •
Alarmzone: maakt het mogelijk met een alarmsysteem een beveiligd gebied te definiëren en bepaalde parameters voor dat systeem op te geven.
•
Anti-passbackzone: maakt het mogelijk om gebieden te definiëren die een kaart moet passeren vóór deze kaart een tweede keer een lezer mag passeren. Deze optie wordt anti-passback genoemd. Dit voorkomt dat een kaart twee keer wordt gebruikt bij dezelfde lezer om toegang te krijgen tot een zone, tenzij eerst werd geregistreerd dat de kaart de zone verlaten heeft bij deze of een andere lezer.
•
Kalender: maakt het mogelijk de dagkalender van het toegangscontrolesysteem te beheren.
•
Kaart: opent het kaartregister, van waaruit u alle informatie met betrekking tot lezerkaarten kunt beheren.
•
Kaartgroep: maakt het mogelijk groepen kaarthouders te beheren en schema's toe te wijzen aan de lezers waar de kaarten van deze groep kunnen worden gebruikt.
•
Gebeurtenis: geeft een overzicht van alle gebeurtenissen die kunnen worden geregistreerd, bewaakt en opgeslagen in het toegangscontrolesysteem zelf (bv. een kaart die wordt ingelezen) of in de Aritech-toegangscontrolesoftware (bv. iemand die zich aanmeldt).
•
Actielijst: maakt het mogelijk groepen gebeurtenissen te definiëren en te wijzigen en te specificeren welke acties het systeem moet uitvoeren als één van de gebeurtenissen optreedt tijdens een door het geselecteerde schema gespecificeerde periode.
•
Ingang: maakt het mogelijk de controlleringangsparameters voor externe systemen (zoals een brandalarmsysteem) in te stellen en een actielijst toe te wijzen aan de ingang.
•
Logbestand: geeft het schermlogvenster weer. Dit pictogram heeft hetzelfde effect als de menuoptie Systeem: Schermlog, maar het pictogram laat u toe deze faciliteit toe te voegen aan een plattegrond (zie het hoofdstuk Geavanceerde functies).
•
Lus: maakt het mogelijk de parameters voor de controllerlus(sen) in te stellen en te wijzigen.
•
Plattegrond: maakt het mogelijk een bitmap te importeren (zoals een grondplan) waarop u de pictogrammen van het systeemoverzicht kunt plaatsen (door ze te slepen en neer te zetten) en daarna gebruiken als een grafische interface.
•
Menukeuze: geeft een venster weer met daarin alle opties die beschikbaar zijn via de menu's en de werkbalk. De toegang tot elk van deze opties kan vervolgens worden ingesteld om de toegang tot specifieke functies te beperken.
•
Uitgang: maakt het mogelijk de parameters voor de controlleruitgangen naar externe systemen in te stellen en er actielijsten en schema's aan toe te wijzen.
•
Lezer: maakt het mogelijk de lezers te sturen.
•
Schema: maakt het mogelijkschema's te maken, te verwijderen en te wijzigen, en de perioden aan te geven waarin ze geldig zijn voor elk van de opgegeven dagtypes.
•
Systeemoverzicht: via dit pictogram in het systeemoverzicht zelf kunt u de gebruikerstoegang tot het systeemoverzicht beheren, zodat u bijvoorbeeld kunt beperken wat een gebruiker kan doen met het systeemoverzicht of zelfs kunt vermijden dat een gebruiker toegang krijgt tot het systeemoverzicht.
•
Gebruiker maakt het mogelijk de parameters voor gebruikers te definiëren en te wijzigen (standaardgroepstoewijzing, wachtwoord, ...).
•
Gebruikersgroep: maakt het mogelijk gebruikers toe te voegen aan of te verwijderen uit groepen.
36 • De toegangscontrolesoftware starten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
U kunt zeer snel één van deze objecten selecteren door de eerste letter van de naam van het object te typen (bv. ‘L’ voor Lezers) en vervolgens op Enter te drukken om deze selectie te activeren.
Statusbalken Onderaan in het venster worden twee statusbalken weergegeven: de luscontrolebalk en de statusbalk. Beide statusbalken kunnen worden in- en uitgeschakeld via het menu Beeld.
Statusbalk luscontrole De luscontrolebalk is de bovenste van de twee statusbalken. Deze balk geeft de volgende zaken weer: •
Type licentie (meerdere controllers/eén controller),
•
de huidige datum en tijd,
•
het huidige dagtype,
•
een informatievak waarin alle berichten van de software of de voor een kalenderdag ingevoerde opmerkingen worden weergegeven,
•
een teller die weergeeft hoeveel berichten de PC heeft verzonden en ontvangen (dit geeft aan dat de communicatie op de achtergrond functioneert).
Statusbalk De statusbalk is de onderste van de twee statusbalken. Deze statusbalk geeft de volgende zaken weer: een bericht dat het doel verklaart van de functie, optie of menukeuze die wordt aangewezen door de cursor. Als geen speciale Help beschikbaar is, wordt het bericht “Druk op F1 voor Help” weergegeven. de status van de toetsen Caps Lock, Num Lock en Scroll Lock.
Afmelden en afsluiten Laat het systeem nooit onbeheerd achter terwijl u bent aangemeld. U kunt het programma zo instellen dat u automatisch wordt afgemeld als er gedurende een bepaalde periode geen interactie met de gebruiker is (zie het hoofdstuk Geavanceerde functies). Als u zich wilt afmelden, kiest u in het menu Bestand de opdracht Afmelden. Vervolgens wordt het aanmeldingsdialoogvenster weergegeven, waarin u wordt gevraagd zich aan te melden. Als u nu op Annuleren klikt, worden alle softwarefuncties geblokkeerd, behalve de weergave van het systeemstatusscherm, het alarmlog en natuurlijk de aanmeldingsfunctie. Om het toegangscontrolesoftwarepakket van Aritech volledig af te sluiten, klikt u op Bestand: Afsluiten. Een gebruiker zal zich soms (voor registratiedoeleinden) moeten afmelden vóór hij het programma kan afsluiten. U kunt dit zelf instellen door de toegang tot die menukeuze te wijzigen in het systeemoverzicht.
De installatie van de software ongedaan maken Tijdens de installatie wordt aan de programma map een pictogram toegevoegd waarmee u de installatie van het softwarepakket ongedaan kunt maken, nl. “UNINSTALL CARD”. Indien de software om welke reden dan ook word verwijderd en de database nog ooit eens moet worden gebruikt is het raadzaam eerst een backup te maken van deze database.
Hierna zal nog een keer om een bevestiging worden gevraagd.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 37
Als deze met Ja wordt beantwoord zal de de-installatie plaatsvinden, volg hiervoor de instructies die volgen.
38 • De toegangscontrolesoftware starten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Systeem instellen Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de software instelt om te werken met de onderdelen van het toegangscontrolesysteem. Voer de volgende taken uit om de hardware van het systeem in te stellen: •
stel de systeemparameters in
•
definieer de controllerlus
•
stel de lezers in
•
download de gegevens naar de controller
De systeemparameters De systeemparameters moeten slechts zelden of nooit worden ingesteld of gewijzigd. In principe moet u de meeste van deze instellingen niet wijzigen, tenzij u exact weet wat u doet. De beschrijvingen van deze parameters zijn daarom (met opzet) relatief kort. Om toegang te krijgen tot het dialoogvenster voor het instellen van de systeemparameters kiest u Systeem: Systeemparameters in de menubalk van het systeemoverzicht.
De volgende systeemparameters kunnen worden ingesteld of gewijzigd: •
de standaardsysteemcodes,
•
de kaarttype-instellingen,
•
de printerloginstellingen (de namen van de printers voor printerlog 1 en 2 en het aantal regels dat moet worden afgedrukt op elke pagina),
•
de pincode-instellingen (of er lange pincodes moeten worden gebruikt, of de pincodes in het gehele systeem uniek moeten zijn, en de beperkingen wat betreft het aantal gelijke cijfers in een pincode).
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 39
De systeemparameters instellen De systeemcode is verbonden met het type kaarten of tokens dat u gebruikt. Om de systeemcode in te stellen voor alle lezers in het systeem, selecteert u achtereenvolgens Systeem en Systeemparameters in de menubalk ... Vervolgens stelt u de systeemcode in van het type kaart(en) dat word(en) gebruikt. De in te voeren systeemcode kunt u terugvinden in de onderstaande tabel:
Type kaart Aritech-barcode Aritech-PROX Aritech-magneetkaart Aritech-wiegand HID-kaart + label Codebediendeel met wisselende cijferposities
Systeemcode 1 296,297 453129 3166 1833 255
Magneetkaartinstellingen Het systeem is standaard ingesteld voor Aritech-magneetkaarten met de systeemcode "453129". Het systeem kan worden geconfigureerd om verschillende andere kaarttypes te accepteren, met verschillende andere instellingen, zoals beschreven in dit deel. De software controleert de instellingen in dezelfde volgorde als in de lijst. Voor de eerste 3 types is een systeemcode vereist. •
Aritech-standaard: Systeemcode = 453129 Pos. systeemcode = 1,2,3,4,5,6 Pos. kaartnr. = 7,8,9,10,11,12
•
Aangepaste kaartspecificatie: stel de posities in van de systeemcode en het kaartnummer Bijvoorbeeld: Arix-kaart: Systeemcode = 453129 Pos. systeemcode = 3,4,5,8,9,10 Pos. kaartnr. = 11,12,13,14,15,16
•
Gepatenteerd = CardKey-kaarten
•
Creditcards: de software controleert de tekens vóór de
•
Lees de laatste 6 cijfers
Wiegand De mogelijke keuzen zijn: •
Standaard
•
Hughes 26, 30 en 32 bits systeemcodes: 2784, 1, 6, 593, 609 - afhankelijk van het gebruikte type kaarten. De systeemcode voor 30-bits = clientcode x 16 + 1 (= systeemcode voor Hughes).
•
Cryptag -
•
Codeguard (codebediendeel met wisselende cijferposities) - systeemcode 255 -
Barcode Aritech-barcode - systeemcode = "1"
Standaardsysteemcode Deze is ingesteld op "1" voor Aritech-barcodekaarten en op "453129" voor Aritech-magneetkaarten. Deze code is de “algemene systeemcode” voor alle lezers op een controller. Het is ook mogelijk een “lezerafhankelijke systeemcode” in te stellen in de algemene lezerinstellingen. Deze code heeft voorrang op de algemene systeemcode. Als deze codes zijn ingesteld, controleert de software de standaardsysteemcodes niet. Als geen systeemcode moet worden ingevoerd, moet het veld "0" bevatten. Nadat de controller een master reset heeft ontvangen, zijn de standaardinstellingen voor de controller: •
Magneetkaart: Aritech-standaard
40 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
•
“Standaard” wiegand-type en barcode
•
Systeemcode 1 = 453129
•
Systeemcode 2 = 1
U kunt verschillende kaarttypes en systeemcodes combineren zodat binnen één systeem meerdere lezertypes kunnen worden gebruikt en zodat toegang kan worden verkregen met bestaande kaarten van andere systemen.
Pincode-instellingen De volgende pincode-instellingen kunnen worden gebruikt:
Lange pincode: Max. 6 cijfers, code tussen 0 - 999999
Unieke pincode: De pincode wordt alleen gecontroleerd als ze wordt gewijzigd! Identieke cijfers in pincodes: Identieke cijfers = 1 : Pincode kan 1234 zijn Identieke cijfers = 2 : Pincode kan 1134 zijn Identieke cijfers = 3 : Pincode kan 1114 zijn Identieke cijfers = 4 : Pincode kan 1111 zijn
De controllerlus definiëren De toegangscontroller(s) in het systeem kunnen op verschillende manieren worden aangesloten op de PC. Om met de controller(s) te kunnen communiceren, moet u bepaalde parameters voor de controllerlus(sen) instellen. Bestaat het systeem uit één controller, dan vindt de communicatie rechtstreeks plaats tussen de COM-poort van de PC en de controller, terwijl de communicatie met een controllerlus (bestaande uit meerdere controllers) een sleutelkaart vereist. Het Aritech-toegangscontrolesysteem is in feite geavanceerder dan dit, en laat u toe de controller(s) extern te vinden zodat u de controller(s) kunt beheren via een modemverbinding. U kunt de Aritech-toegangscontrolesoftware ook uitvoeren binnen een netwerk. De controllers worden verbonden in een lokaal of interlokaal netwerk. De toegangscontrolesoftware maakt standaard altijd een basislus met de naam Lus 1. U kunt de naam van deze controllerlus wijzigen met de opdracht Bestand: Naam en toegang bewerken in de menubalk van het systeemoverzicht, of u kunt een nieuwe controllerlus maken met de opdracht Bestand: Nieuw in de menubalk van het systeemoverzicht. Klik in het systeemoverzicht op Lussen om het lusvenster te openen en klik vervolgens op Communicatielus 1 om het controllerlusdialoogvenster te openen:
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 41
Voor alle te gebruiken lustypen moet het selectievakje “Geïnstalleerd” worden ingeschakeld en zal een naam en lusnummer moeten worden ingevoerd. Voor het eerste lusnummer voert u het bijvoorbeeld lusnummer 1 in. Als er meer dan één lus is, nummert u ze gewoon door bijvoorbeeld. U kunt de standaardwaarden voor de communicatieparameters en geavanceerde instellingen behouden voor ACP4W en ACP500W. Voor ACPMUS moet de naam van het werkstation de naam van de server zijn. Nadat u wijzigingen hebt aangebracht aan een lus of een nieuwe lus hebt gemaakt, start u ACS Foundation opnieuw op om de wijzigingen te activeren. Voor ACPMUS moeten zowel de clients als de server opnieuw worden opgestart.
42 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Het lustype laat u toe te specificeren hoe de controllerlus is verbonden met de PC. Het lustype kan zijn: • Direct: De lus is direct verbonden met de COM-poort van de PC, • Modem: De lus is verbonden via een modem, • Antwoord: De lus is verbonden via een “terugmeldingslus”, wat betekent dat de controller kan inbellen op een externe site. • TCP/IP: De controllers zijn verbonden via een lokaal of interlokaal netwerk. Opmerking: Voor ACPMUS kunnen de modem- en antwoordlussen alleen worden verbonden met de client, niet met de server!
Directe lus. Als u een directe lus wilt beheren, voert u de naam en het lusnummer in. Voor het type lus voert u in: Direct. Wijzig de communicatieparameters en geavanceerde instellingen niet. Klik vervolgens op de knop Configureren.
In de vervolgkeuzelijst hardwarepoort geeft u aan via welke poort (COM1..COM4) de controllerlus is verbonden. Laat de baudsnelheid op 9600 staan, daar de controller standaard ingesteld is op 9600 baud..
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 43
Externe lus Als u een externe lus wilt beheren via een modemverbinding, moet u de onderstaande stappen volgen om de nodige parameters in te stellen. - Maak een nieuwe lus en geef er een zinvolle naam aan. - Open het instellingenvenster van deze nieuwe lus en geef de volgende instellingen op: - Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in. - Stel het juiste lusnummer in in het vak Lusnummer. - Laat de communicatieparameters en geavanceerde instellingen ongewijzigd. - Stel het lustype in op Modem. - Klik vervolgens op de knop Configureren.
44 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Stel de communicatieparameters (modem) in: Hardwarepoort: stel de juiste COM-poort en baudsnelheid (standaard 9600) in. Stel de tijdsintervallen (in seconden) in in de vakken "Wachten op antwoord" en "Pauze" tussen oproepen en stel het maximum aantal nieuwe pogingen in in het vak Max. aantal pogingen. Modeminstellingen: • Stel de modeminitialisatie in op: “AT” (u kunt een modeminstellingsopdracht toevoegen aan deze tekenreeks) • Stel het beltype in op: “ATDTxxxxx” waar xxxxx staat voor het te kiezen telefoonnummer. • Laat de instelling voor Op de haak (verbinding verbreken) staan op de standaardinstelling “ATH”. • Laat de vakken Modem terugbellen en Extra beveiliging ongewijzigd. Als u een verbinding wilt maken met de externe lus, selecteert u het luspictogram in het lusvenster, klikt u op de rechtermuisknop of drukt u op Shift-F10 en selecteert u de optie “Maak modemverbinding”.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 45
De PC zal dan de externe lus oproepen. Als de verbinding tot stand is gebracht, verzendt de PC berichten naar de externe lus (de communicatieteller loopt). Als u nogmaals met de rechtermuisknop op hetzelfde luspictogram klikt, is de optie “Maak modemverbinding” gemarkeerd met het teken “√”. U kunt nu alle geprogrammeerde informatie downloaden naar de controller(s), zodat ze autonoom kunnen werken. Om de verbinding met de externe lus te verbreken, selecteert u de optie “Maak modemverbinding” een tweede keer, waarna de modemverbinding wordt verbroken.
Modemlus met extra beveiliging De extra beveiliging is een functie van de modem. U moet een modem gebruiken die deze terugbelfunctie ondersteunt. Als u een modemlus gebruikt, kunt u extra beveiliging toevoegen. Als u extra beveiliging gebruikt, zal de PC de externe site oproepen en een wachtwoord verzenden. Het modem op de externe site heeft een lijst van wachtwoorden. Deze wachtwoorden zijn toegewezen aan een telefoonnummer. Het modem op de externe site zal terugbellen naar het telefoonnummer dat is toegewezen aan het wachtwoord dat de modem ontving van de PC. Nadat de externe site de PC heeft teruggebeld en de verbinding tot stand is gebracht, zal de PC beginnen downloaden. De instelling van een modemlus met extra beveiliging is bijna identiek met de instelling voor een modemlus. Schakel het selectievakje Actief in in het vak Extra beveiliging. Voer het “Modemterugbelwachtwoord” in dat zal worden gebruikt voor deze lus. Dit wachtwoord moet overeenstemmen met het wachtwoord dat is opgeslagen in de externe modem.
Terugmeldingslus Als bepaalde gebeurtenissen optreden, kan een externe lus de PC oproepen om deze gebeurtenissen te registreren in het log. Op die manier kunnen de PC-gebruikers controleren wat zich afspeelt op de externe site. Voor een terugmeldingslus zijn 2 lussen nodig: een normale modemlus en een antwoordlus (wordt verklaard in dit deel). Om de externe lus zo in te stellen dat de lus de PC oproept als een welbepaalde gebeurtenis optreedt (bv. • een stroomonderbreking. • een ongeoorloofd deuropeningsalarm dat wordt geactiveerd • een waarschuwing voor een deur die niet gesloten is • een controller waarmee werd geknoeid (lezer en controller) • de logbuffer die vol raakt • een controller die wordt ingeschakeld gaat u als volgt te werk: 1. Maak een nieuwe lus en geef er een zinvolle naam aan (bv. “Antwoord” of “Terugmelding”). 2. Open het instellingenvenster van deze nieuwe lus en geef de volgende instellingen op: 3. Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in, stel het juiste lusnummer in en stel het lustype in op “Antwoord”. De andere items moeten niet worden ingesteld. 4. Klik op de knop Configureren. 5. Stel de communicatieparameters in. (de hardwarepoort op de juiste COM-poort, de baudsnelheid op de juiste waarde (standaard 9600)) en laat de overige waarden staan op de standaardinstellingen. 46 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
6. 7. 8.
Stel de modeminstellingen in. Modeminitialisatiestring op “AT” (ATS0=0 om zeker te zijn dat "Automatisch antwoorden" uit staat, omdat de PC en NIET de modem de lijn moet beantwoorden). Stel het beltype in op “ATA”. Laat de instelling voor Op de haak op de standaardinstelling “ATH” staan.
Als meerdere controllers zijn aangesloten in een lus, moet de controller die is verbonden met de sleutelkaart worden ingesteld als “modemmaster”-controller. Dit kunt u doen in de lezer 0-instelling. Alle andere controllers moeten worden ingesteld als “modemclient”. Als de controller rechtstreeks is verbonden met de modem, moet u "modemmaster" selecteren in de lezer 0-instelling.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 47
Vervolgens moet u specificeren welke externe lus de PC kan oproepen. Open het lusvenster van de externe lus die moet terugbellen en klik op de knop Configureren. Wijzig de volgende instellingen in het vak “Controlleroproep”. 1. 2. 3.
Schakel het selectievakje Actief in. Voer de volgende tekenreeks in in het veld: “ATDTxxxxx ”, waar xxxxx staat voor het EIGEN telefoonnummer van de PC. Geef een geldig schema op voor wanneer de externe site de PC mag oproepen: Altijd, alleen 's nachts, alleen overdag, ....
Download tot slot al deze informatie (het telefoonnummer, de modeminstellingen, de schema's, ...) naar de controller(s) van de externe lus. Als u dit vergeet, heeft (hebben) de controller(s) niet de benodigde informatie om de PC op te roepen, zodat niets gebeurt als één van de vooraf gedefinieerde gebeurtenissen optreedt in de externe lus. Ga als volgt te werk: • Bel de externe lus op. klik met de rechtermuisknop en selecteer “Maak modemverbinding”. • Als de verbinding tot stand is gebracht, downloadt u alle instellingen naar de controller(s). • Verbreek de verbinding met de externe lus. Klik met de rechtermuisknop en selecteer “Maak modemverbinding”. Deze externe lus is nu ingesteld als een lus die kan worden opgeroepen door de PC om er wijzigingen aan aan te brengen, of de lus kan zelf de PC oproepen als bepaalde gebeurtenissen optreden. Als een bepaalde vooraf gedefinieerde gebeurtenis optreedt (bv. een inbraakalarm), zullen de volgende gebeurtenissen plaatsvinden (dit kan allemaal worden gecontroleerd in het logbestand): • De externe lus belt de PC op. • Als de verbinding tot stand is gebracht, downloadt de PC alle gebeurtenissen in de gebeurtenisbuffers van de controllers op de externe site (de externe lus verzendt het bericht “inbraakalarm”). • De PC verzendt een opdracht om de verbinding te verbreken als alle gebeurtenisbuffers leeg zijn. De externe lus verbreekt dan automatisch de verbinding met de PC. • De geselecteerde actielijsten verwerken dan alle gedownloade gebeurtenissen. 48 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
TCP/IP-lus Als de controllers zijn verbonden met een lokaal of interlokaal netwerk, moeten de volgende instellingen worden ingesteld. -
Maak een nieuwe lus en geef er een zinvolle naam aan. Open het instellingenvenster van deze nieuwe lus en geef de volgende instellingen op: Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in. Stel het juiste lusnummer in in het vak Lusnummer. Laat de communicatieparameters en geavanceerde instellingen ongewijzigd. Stel het lustype in op TCP/IP Klik vervolgens op de knop Configureren.
Voer de communicatieparameters in: 1. Voer voor de hostnaam het TCP/IP-adres van de controller in of voer de hostnaam in als de controller kan worden bereikt op naam. 2. Voer voor de poort het poortnummer van de controller in (bijv. 10001). 3. Laat de standaardinstellingen voor Wachten op antwoord, Pauze en Max. pogingen ongewijzigd.
Een lus toevoegen Om een nieuwe lus toe te voegen aan de PC, gaat u als volgt te werk: 1.
Open het lusobject vanuit het systeemoverzicht en maak een nieuw lus.
2.
Wijzig de naam in een zinvolle naam (Bestand:Naam en toegang bewerken).
3.
Open het lusinstellingenvenster door erop te dubbelklikken.
4.
Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in.
5.
Stel de COM-poort in in het "communicatie"-venster. Alle andere instellingen zijn standaard correct en moeten niet worden gewijzigd.
6.
Stel het juiste lusnummer in: als dit de eerste lus is, stelt u het lusnummer in op “1” - als dit de tweede lus is, stelt u het lusnummer in op “2”.
7.
De instellingen voor het lokale netwerk zijn alleen relevant als u werkt met een serverversie van de software (wordt niet behandeld in deze handleiding).
8.
De modeminstellingen zijn niet relevant als u werkt met een directe lus die rechtstreeks is aangesloten op een COMpoort.
9.
Klik op OK om alle instellingen op te slaan.
10. Start het toegangscontrolesoftwarepakket opnieuw op.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 49
Een controller toevoegen Als u een controller toevoegt aan een werkend systeem, worden ook sommige lezers toegevoegd aan het systeem. Deze lezers zijn verbonden met de controller. De controller heeft een uniek adres in de lus dat wordt ingesteld met DIPschakelaar S1. Dit adres moet alleen worden ingesteld in de software als de lezer is ingesteld (zie Een lezer toevoegen). Als het adres wordt gewijzigd, moet de toegangscontrolesoftware opnieuw worden opgestart.
De lezers instellen In elke lus van lezers die zijn aangesloten op één controller zijn er twee soorten lezers: de hoofdlezer en de standaardlezers. De hoofdlezer onderscheidt zich van de standaardlezers doordat hij het lezeradres 0 heeft. De initiële instelling voor deze lezer is dezelfde als voor een standaardlezer, maar - zoals u later zult zien - heeft de hoofdlezer verschillende functies die een standaardlezer niet heeft.
De hoofdlezer instellen Om een lezer in te stellen, gaat u als volgt te werk: •
Klik op het Lezer-pictogram in het systeemoverzicht. Het lezervenster wordt geopend. Aangezien we het systeem voor het eerst instellen, bevat het venster een standaardlezer.
•
Selecteer in de menubalk van het systeemoverzicht de opdracht Bestand: Naam en toegang bewerken om de naam van de lezer te wijzigen in een zinvolle naam. Doorgaans is het voor uzelf en andere gebruikers handig om de lezers namen te geven die hun fysieke locatie (b.v. hoofdingang) of hun doel aangeven.
•
Dubbelklik op het lezerpictogram. Het lezerdialoogvenster wordt weergegeven, waarin u alle lezerparameters kunt instellen.
Het dialoogvenster dat nu wordt weergegeven is dat van een standaardlezer. Ga als volgt te werk: •
Schakel het selectievakje Geïnstalleerd in om de lezer te installeren. De andere instellingen kunnen hun standaardwaarden behouden (lusnummer 1, controlleradres 1 en lezeradres 0).
•
Stel de gebeurtenisafhandeling in op één van de mogelijke afhandelingen die worden weergegeven in de keuzelijst (in dit voorbeeld Alles).
•
Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en het venster te sluiten. Klik nogmaals op het lezerpictogram om het dialoogvenster voor de hoofdlezer te openen.
Het lezerdialoogvenster bestaat uit 9 tabbladen. De functies van deze tabbladen en de belangrijkste instellingen voor een standaardtoegangscontrolesysteem zijn als volgt; voor gedetailleerde informatie over de instellingen verwijzen wij naar het betreffende deel van het hoofdstuk Geavanceerde functies.
Algemeen Op dit tabblad kunt u de basisparameters van de lezer instellen, zoals de naam en de lus van de lezer, de controller en het lezeradres.
Schema's Op dit tabblad kunt u schema's opgeven voor de typen transacties die de lezer vraagt tijdens de in het schema vastgelegde tijdspannen: •
Ontgrendeld: de door deze lezer bestuurde deur zal ontgrendeld zijn tijdens de in het schema gedefinieerde tijdspannen.
•
Kaart + pincode: de lezer vraagt om een geldige kaart en de bijbehorende pincode. De pincode kan de standaardcode van 4 cijfers zijn, maar kan ook een lange pincode van 5 of 6 cijfers zijn. Als u deze lange pincodes gebruikt in het systeem terwijl de lezer alleen is ingesteld voor standaardcodes, worden alleen de laatste 4 cijfers van de ingevoerde code gelezen. Opmerking: Als 4 keer na elkaar een verkeerde pincode wordt ingevoerd, wordt de kaart geblokkeerd en moet ze handmatig worden gedeblokkeerd voor normaal gebruik.
•
Alleen pincode: de lezer vraagt alleen om een geldige kaart of een geldige pincode.
•
Geblokkeerd: de lezer is geblokkeerd tijdens de in het schema opgegeven tijdspannen.
•
Uitgangsknop: de lezer staat toe dat de deur met behulp van een drukknop (uitgangsknop) wordt ontgrendeld.
•
Zoemer: de lezer activeert een zoemer als de deur te lang open blijft.
50 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
•
Systeemcode: de lezer accepteert alle kaarten met een geldige systeemcode. Dit is handig bij lezers waar veel mensen moeten passeren (zoals bij een hoofdingang) en waar in ruil voor de snelheidswinst een minder hoog veiligheidsniveau acceptabel is.
Deur Op het tabblad Deur kunt u de verschillende parameters voor de eigenlijke deurbediening instellen. Voor informatie over de voor een bepaald slot vereiste instellingen verwijzen we naar de specificaties van het slot zelf.
Alarmzonecontrole Op dit tabblad kunt u de activiteiten specificeren die elk van de acht uitgangen kan besturen in het extern alarmsysteem dat is toegewezen aan deze uitgang.
Alarmzones Op dit tabblad, dat alleen wordt weergegeven voor de hoofdlezer, kunt u een alarmzone toewijzen aan elk van de acht uitgangssignalen. Voor elk van de geselecteerde alarmzones kunt u parameters instellen die de overbruggingstijd van de alarmzone na een geldige lezertransactie en de waarschuwingstijd (vooralarm) vóór het opnieuw inschakelen van het alarmsysteem bepalen. De duur van het vooralarm wordt bepaald door het aantal keren zoemen en de tijd in seconden dat de zoemer in- en uitgeschakeld is.
In- en uitgangen Het is mogelijk een specifieke controlleruitgang zodanig te programmeren dat hij bij een bepaalde gebeurtenis in het systeem (bv. het openen van een deur zonder 'geldige transactie') wordt geactiveerd. Als een controlleringang wordt geactiveerd, kan automatisch een controlleruitgang worden geactiveerd. Als een deur is uitgerust met een magneetcontact en een elektrisch slot maar niet met een lezer, kan de deur toch nog worden geopend en bewaakt door het toegangscontrolesysteem door één controlleringang en één controlleruitgang te gebruiken. Voor meer informatie over de in- en uitgangen en de instellingen verwijzen we naar het betreffende hoofdstuk.
De standaardlezers instellen Standaardlezers worden op exact dezelfde wijze ingesteld als de hoofdlezer. Het enige verschil is dat de adressen voor deze lezers 1, 2 of 3 zullen zijn voor lezers bij ingangen en 4, 5, 6 of 7 voor lezers bij uitgangen. In tegenstelling tot bij de hoofdlezer bevat het dialoogvenster met de instellingen slechts vier tabbladen: Algemeen, Schema's, Deur en Alarmzonecontrole.
Een pincodelezer instellen Het instellen van een zogenaamde pincodelezer maakt het mogelijk om een lezer en controller te installeren waar iedere kaarthouder zijn eigen pincode kan invoeren zonder dat iemand anders deze code kent. Om de kaarten in te stellen, gaat u als volgt te werk: •
Bij de kaartinstellingen moet het veld voor de pincode de code 0 bevatten.
•
Als de code de eerste keer wordt ingesteld, bevat dit veld standaard het cijfer "0". Als al een pincode werd geïmplementeerd, moet dit veld eerst worden ingesteld op “0” vóór de kaarthouder een nieuwe pincode kan invoeren. Dit moet verzekeren dat de kaarthouder toestemming heeft van de beveiligingsmanager om de code te veranderen.
•
Stel een geldige kaartgroep in voor de kaart.
Om de lezer in te stellen, gaat u als volgt te werk: •
Stel op het tabblad Algemeen de volgende zaken in: Geïnstalleerd AAN - Lusnummer: - Controlleradres = 96 (op de controller zelf DIP-schakelaars 1 t/m 6 AAN = adres 63) - Lezeradres = 0 - Pincodelengte op 4, 5 of 6. Laat de andere instellingen ongewijzigd.
•
Instellingen voor de schema's, deur en alarmzone zijn niet nodig.
De kaartgroep waartoe de kaart(en) behoort (behoren) mogen niet geldig zijn voor deze pincodelezer: schema is “Nooit” (zie “Een lezerschema toewijzen” in het hoofdstuk “Werken met kaarten”). Voer de pincodes nu als volgt in: •
Schuif de kaart door de lezer.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 51
•
Gebeurtenissen in log:
“Kaart, Ongeldig”, “Kaart, Ongeldig: pincode vereist” of “Kaart, Ongeldig schema”
•
De lezer zal u vragen om een pincode in te voeren: de rode en groene LED's knipperen afwisselend. Gebeurtenissen in log:“Lezer, Pincode vragen (C)” of “Lezer, Lange pincode vragen (C)”
•
Voer de pincode in. Gebeurtenissen in log:“Kaart, Ongeldige pincode”, “Kaart, 4 keer ongeldige pincode”, “Kaart, Ongeldige lange pincode” of “Kaart, 4 keer ongeldige lange pincode”
•
De code wordt opgeslagen in de kaartgegevens.
•
Vervolgens stuurt de PC een ontgrendelingspuls naar de lezer om te bevestigen dat de actie geldig was en dat de kaartgegevens werden gedownload.
•
Gebeurtenissen in log:“Deur, Ontgrendelingspuls (C)” “Kaart wissen” & “Kaart laden”
Gebruik van lange pincodes U kunt een pincode van 5 of 6 cijfers gebruiken in plaats van een standaardcode bestaande uit 4 cijfers. Om het systeem hiervoor in te stellen, gaat u als volgt te werk: 1.
Kies Systeem: Systeemparameters - schakel het selectievakje Lange pincodes gebruiken in.
2.
Voer de code in in het kaartvenster.
3.
Kies Lezer: Algemeen - stel de lengte van de pincode in op hetzelfde aantal cijfers als de eigenlijke lengte.
4.
Kies Lezer: Schema's - stel “Kaart+pincode” in op een geldig schema.
Vervolgens kunt u in de instellingen van de lezer de pincodelengte instellen die de lezer zal lezen. Als u de lengte van de pincode instelt op 4 en u Lang en 6 cijfers gebruiken selecteert in de systeemparameters, zal de lezer alleen de LAATSTE 4 cijfers van de ingevoerde code lezen. Als u de volledige code wilt gebruiken, moet u de lengte van de code ook juist instellen in de instellingen van de lezer.
52 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Dubbele-kaartfunctie lezer Als deze functie is ingesteld, heeft een lezer twee geldige kaarten nodig om toegang te krijgen:
Een lezer toevoegen Om een lezer toe te voegen, gaat u als volgt te werk: 1.
Open Systeemoverzicht - Lezer en maak een nieuwe lezer.
2.
Wijzig de naam in een zinvolle naam (Bestand:Naam en toegang bewerken).
3.
Open dit lezervenster door erop te dubbelklikken en stel de juiste instellingen in voor de items Algemeen, Schema's en Deur (en Alarmzones, indien nodig).
4.
Geef een geldig schema op voor de kaartgroepen die deze lezer moeten gebruiken: open het kaartgroepobject in het systeemoverzicht, dubbelklik op een groep, dubbelklik op een lezer en selecteer een geldig schema.
5.
Start de toegangscontrolesoftware opnieuw op.
Downloaden naar de controllers De basisinstellingen van de toegangscontrolesoftware zijn nu afgerond. Nu moet u alleen nog alle instellingen downloaden naar de controller(s). De huidige datum en tijd en het huidige dagtype worden om de 5 minuten gedownload zolang de software draait. Normaal worden wijzigingen in de systeeminstellingen automatisch gedownload in de volgende gevallen: •
de instellingen van de gebeurtenisafhandeling zijn gewijzigd,
•
een plattegrond is gewijzigd,
•
een kaart is gewijzigd,
•
een van de lezerinstellingen is gewijzigd,
•
een gebruiker of gebruikersgroep is gewijzigd,
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 53
•
een toegangszone of anti-passbackzone is gewijzigd,
•
een schema is gewijzigd,
•
een lus is gewijzigd, of
•
de systeemparameters zijn gewijzigd.
De instellingen moeten handmatig worden gedownload als: •
de kalender is gewijzigd,
•
een alarmzone is gewijzigd,
•
een kaartgroep is gewijzigd, of
•
een noodkaart is gebruikt.
Bovendien moet de toegangscontrolesoftware volledig opnieuw worden opgestart als: •
een lezer is geïnstalleerd,
•
een actielijst voor een lezer is ingesteld,
•
een lezeradres is gewijzigd, of
•
de instellingen van de controllerlus zijn gewijzigd.
Om de instellingen te downloaden, klikt u op Systeem: Downloaden naar controller ... in de menubalk van het systeemoverzicht. Vervolgens wordt het dialoogvenster voor het downloaden naar de controller weergegeven. Omdat dit de eerste keer is dat de parameters worden gedownload, verdient het aanbeveling om alle door te sturen gegevens te controleren en aan te geven dat alle lezers moeten worden bijgewerkt. Als u de lezers voor het downloaden selecteert, worden alle op dezelfde controller aangesloten lezers geselecteerd als een groep. U kunt geen individuele lezers selecteren. Voor meer informatie over de instellingen, verwijzen we naar het hoofdstuk Werken met kaarten. Terwijl de PC de gegevens downloadt, kunt u de voortgang controleren door te klikken op Systeem: Downloaden naar controller. Er wordt dan een statusvenster geopend dat aangeeft welke gegevens reeds werden gedownload en welke gegevens op dat moment worden gedownload. Nadat alle gegevens werden gedownload, is het toegangscontrolesysteem voorbereid en kunt u kaarten gaan uitgeven.
Een reservekopie maken van gegevens De programmabestanden kunnen altijd opnieuw worden geïnstalleerd vanaf de distributiediskette, maar uw gegevensbestanden worden mettertijd almaar kostbaarder, tot ze uiteindelijk een vrijwel onschatbare, onvervangbare informatiebron vormen. Daarom is het essentieel dat u niet alleen geregeld reservekopieën maakt van uw gegevensbestanden, maar is het ook cruciaal dat u een procedure instelt om te verzekeren dat dit regelmatig gebeurt. Om een reservekopie van de gegevensbestanden te maken, klikt u op Systeem: Gegevensbestanden kopiëren in de menubalk van het systeemoverzicht: Selecteer Alle databasebestanden of Enkel kaartdatabases, voer een bestandsnaam in (het reservekopiebestand bevindt zich standaard altijd op de harde schijf, de naam bestaat uit de letter B gevolgd door de huidige datum) en klik op OK. Als u ooit beschadigde gegevens moet herstellen, kopieert u gewoon de reservekopiebestanden naar de gegevensmap van de Aritech-toegangscontrolesoftware (standaard is dit van C:\ PROGRAM FILES\ARITECH\DBCOPIES naar C:\ PROGRAM FILES\ARITECH\DATABASE).
Een externe toepassing uitvoeren U kunt een externe toepassing (programma) starten vanuit de Aritech-toegangscontrolesoftware. Dit wordt voornamelijk gedaan om een tekstverwerker (bv. “Kladblok” of “MS Word”) te starten met de bedoeling een zelfgemaakt log bij te houden. Het pad van de toepassing die moet worden gestart is opgeslagen in het bestand card.ini: [Instellingen RunApplication=C:\windows\write.exe C:\aritech\note.wri In dit voorbeeld wordt het leesmij-bestand van Aritech geopend. De toepassing wordt gestart door te klikken op het pictogram in de werkbalk.
54 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Het bestand card.ini Op verschillende plaatsen in deze handleiding wordt gezegd dat bepaalde map- en bestandsnamen 'standaard' zijn. In feite is dit in veel gevallen slechts gedeeltelijk waar. Deze map- en bestandsnamen en nog een aantal andere instellingen zijn vastgelegd in het bestand card.ini. Dit bestand wordt gemaakt in de Aritech-map als u de Aritechtoegangscontrolesoftware installeert. De inhoud van het bestand card.ini (met opmerkingen) wordt hieronder gegeven (het is mogelijk dat de versie op uw systeem niet helemaal identiek is): ;--------------------------------------------------------------------; Versie: 1.60.01 ; Datum: 06/12/00 ;--------------------------------------------------------------------; Dit is het configuratiebestand voor de Aritech-toegangscontrolesoftware ; Algemeen: ; Om een optie in te schakelen, stelt u ze in op 1 ; Om een optie uit te schakelen, stelt u ze in op 0 ; Plaats opmerkingen altijd op een afzonderlijke lijn voorafgegaan door een ';' ;--------------------------------------------------------------------[Settings] ActionProcess=1 CardStatus=1 ExportStatus=0 ShowPnr=0 ;Automatische afmeldingsfunctie ; Voer de toegestane inactieve tijd in (in min.) AutoLogoutTime=0 AutoExitTime=0 ReloadCRDBOnWatchConnect=0 ReverseNameOrder=0 KeepCurrentAPZone=1 Printer1= Printer2= PrinterLinesPerPage=66 ;unieke pincodes in het gehele systeem ; 1=ja, 0=nee UniqPin=0 ;Max. aantal identieke cijfers in pincode ;0 = alle cijfers verschillend PINMaxEqualDigits=0 ProcessDelay=1 CardValidPeriod=03:00:00 UseStatusInConfigWin=1 ;Deze instelling stelt het pad in voor het programma dat vanuit de werkbalk kan worden gestart, bv. als u ;de tekstverwerker "Write wilt starten en de release-opmerkingen wilt laden. RunApplication=write C:\PROGRA~1\Aritech\relnote.wri ;Selecteert de achtergrondbitmap voor het opstartscherm. Background=C:\Program Files\Aritech\Startup.BMP [Protocol] Alarmzones=1 Analoginputs=0 Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 55
Antipassback=1 CardFlags=1 Escort=1 ReaderFunction=1 [Directory] ;plaats van de gegevensbestanden Database=C:\Program Files\Aritech\database ;standaardmap voor reservekopieën Backup=C:\Program Files\Aritech\dbcopies [Daytypes] number=10 type1=Weekday type2=Weekend type3=Day type A type4=Day type B type5=Day type C type6=Day type D type7=Day type E type8=Day type F type9=Day type G type10=Holiday [EventHandler] ;Dit zijn de instellingen voor de "speciale actielijst" AllowExecute=0 ;Pad voor het sturen van gebeurtenissen naar een tekstbestand. FilePath= [DOS Compatible] ;deze instellingen worden alleen gebruikt om een DOS -versie te upgraden naar de Windows-versie ;(Scandinavische landen: alles instellen op 1) StorePin=0 SystemCodeHandling=0 ControllerOperationMode=0 ;UseInputOutput= ;ShowAnalogAlarmOutput= UseBtrieveExtended=1 [Configuration] ;Taal-dll moet worden geladen bij opstarten ResourceModule=C:\Program Files\Aritech\English.dll [MapView] ActivationBlue=0 ActivationRed=0 ActivationGreen=0 [Naming] Reader=1 [Download] ;InhibitControllerSendsLog= DefaultDelayedDownloadTime=04:00 WaitForCallTimeOut=60 ; 2 = Cards ; 4 = Schedules ; 8 = ReaderSettings ; 16 = Calendar 56 • Systeem instellen
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
DownloadProfile=30
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 57
Registratie Zelfs een klein toegangscontrolesysteem met enkele lezers en enkele tientallen kaarten kan al enorme hoeveelheden gegevens genereren. Er kunnen niet alleen gegevens worden verzameld over iedere kaart- of lezertransactie, maar ook iedere wijziging in de software van het toegangscontrolesysteem zelf kan worden bewaakt, evenals elke afzonderlijke ingang en uitgang. Om deze gegevens te beheren, hebt u geavanceerde middelen nodig. Daarom biedt het Aritech-toegangscontrolesysteem twee basismechanismen: 1.
gebeurtenisafhandelingen voor de automatische afhandeling van systeemgebeurtenissen, en
2.
een groot scala aan rapporten en logs, samen met een volledige reeks middelen om de inhoud van deze bestanden te bewerken, analyseren en rapporteren.
Gebeurtenissen Er zijn niet minder dan 149 afzonderlijke gebeurtenissen die kunnen worden bewaakt. Deze gebeurtenissen hebben niet alleen betrekking op wat er in het toegangscontrolesysteem zelf gebeurt, maar ook op wat er in en rondom de Aritechtoegangscontrolesoftware gebeurt (zoals DOS- en Windows-gebeurtenissen). Het zou bijna onmogelijk zijn om al deze gebeurtenissen te beheren. Daarom voorziet de Aritechtoegangscontrolesoftware in een eenvoudiger mechanisme, de zogenaamde actielijsten, dat veel van dit werk automatisch afhandelt. Actielijsten worden behandeld in het volgende deel van dit hoofdstuk. De gebeurtenissen die kunnen worden bewaakt, gerapporteerd of geregistreerd, of die op een andere manier een actie kunnen initiëren, zijn onder meer: •
Alarmingangen en -uitgangen
•
Kaartgebeurtenissen, zowel geldige als ongeldige
•
Systeemklokwijzigingen
•
Controllergebeurtenissen
•
Deurgebeurtenissen
•
MS-DOS-gebeurtenissen
•
Externe alarmgebeurtenissen
•
Functiegebeurtenissen
•
Ingangsgebeurtenissen
•
Lokaal netwerk: Modemgebeurtenissen
•
Objectgebeurtenissen
•
Lezergebeurtenissen, inclusief wijzigingen van de instellingen
•
Schemawijzigingen
•
Signaalgevergebeurtenissen
•
Windows-gebeurtenissen (d.w.z. gebeurtenissen die in de software zelf optreden, zoals aanmeldingen, opstarten, afsluiten, ...).
Voor de volledige reeks gebeurtenissen, opent u gewoon het gebeurtenissenvenster.
Actielijsten Een actielijst is de combinatie van: •
een bron: een lezer,
•
een gebeurtenis: een van de 149 vooraf gedefinieerde gebeurtenissen van het toegangscontrolesysteem;
•
een bestemming: een logbestand (een bestand waarvan de naam bestaat uit de letter ‘L’ de datum en de extensie ‘.LOG’. Het bestand voor 21 januari 2001 zou dus worden genoemd ‘L010121.LOG’), het schermlog (een bestand dat kan worden geopend via de werkbalk van het systeemoverzicht), printer 1, het alarmlog (een ander bestand dat kan worden geopend via de werkbalk van het systeemoverzicht ), of een zogenaamde speciale afhandeling
•
een schema voor elke bestemming.
58 • Registratie
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Er zijn drie standaard gedefinieerde actielijsten: 1.
Basis, waarbij de belangrijkste kaart- en toegangscontrolesysteemgebeurtenissen worden vastgelegd in een bestand en in het schermlog;
2.
Niets, waarbij niets wordt vastgelegd;
3.
Alles, waarbij in eerste instantie alle gebeurtenissen in het systeem worden vastgelegd, maar kan worden gebruikt als een sjabloon om alles vast te leggen.
Uw eigen Actielijst definiëren U kunt één van deze standaard actielijsten gebruiken. U kunt echter ook op eenvoudige wijze uw eigen actielijst definiëren. Aan een actielijst moet altijd een lezer worden toegewezen, dus u kunt voor verschillende lezers verschillende actielijsten definiëren. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om verschillende actielijsten te hebben voor de lezer bij de hoofdingang en die bij de achterdeur. Om een actielijst te definiëren, gaat u als volgt te werk: 1.
Open het object “Actielijst” in het systeemoverzicht.
2.
Maak een nieuw object en geef het een zinvolle naam (Bestand: Naam en toegang bewerken).
3.
Open deze actielijst. U ziet nu alle 149 vooraf gedefinieerde gebeurtenissen.
4.
Vervolgens selecteert u de gebeurtenissen die deze actielijst moet omvatten. U selecteert een gebeurtenis door erop te dubbelklikken, waarna het volgende scherm wordt geopend. Selecteer nu naar welke registratiemethode de gebeurtenis moet worden verzonden: logbestand, schermlog, printer of alarmlog & printer 2, afhankelijk van het schema. Selecteer een item en stel het bijbehorende schema in. Dit moet voor elke gewenste gebeurtenis worden herhaald.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 59
Opmerking: als u gebeurtenissen naar een printer stuurt, worden de gegevens met betrekking tot de gebeurtenis afgedrukt telkens wanneer de gebeurtenis optreedt. Als u de standaardprinter gebruikt, kan dit het normale gebruik van die printer ernstig belemmeren. Wij raden u daarom aan een aparte 'logprinter' te gebruiken. Als u een gebeurtenis naar het alarmlog stuurt, gebeuren twee zaken als de gebeurtenis optreedt: ze worden weergegeven in het alarmlog en de positie van het alarmrelais op de sleutelkaart zal veranderen (dit kan worden gebruikt voor elke toepassing). U kunt ook een “speciale afhandeling” instellen voor speciale doeleinden, zoals beschreven in het deel “Speciale actielijst”. 5.
Nadat u uw eigen, aangepaste actielijst hebt gedefinieerd, kunt u de lezer(s) selecteren waaraan u deze actielijst wilt toewijzen en kunt u de instelling van de actielijst wijzigen in het venster met lezerinstellingen (Algemeen).
Bepaal de afhandeling van gebeurtenissen nauwkeurig. Als u dit niet doet, kan de harde schijf van uw PC snel worden volgeschreven met talloze gebeurtenissen die u niet wilt bewaren. Belangrijke berichten zijn alle kaartgebeurtenissen. De minder belangrijke gebeurtenissen zijn in het overzicht van gebeurtenissen aangegeven met een "(c)" (zie het hoofdstuk Geavanceerde functies).
Speciale actielijst Voor elke gebeurtenis van een actielijst kunt u ook een zogenaamde ‘special actiepatroon ’ opgeven om de mogelijkheden voor het registreren van gebeurtenissen nog verder uit te breiden. U kunt een speciale actielijst instellen om een van de volgende bewerkingen uit te voeren: •
bericht verzenden (starten van een voor uw locatie aangepast scriptbestand);
•
starten van een scriptbestand bij het bericht “Kaart, tijdregistratie”;
•
registreren van de gebeurtenis in (toevoegen aan) een tekstbestand (het pad en de bestandsnaam worden opgegeven in het bestand card.ini onder [EventHandler]; als het bestand niet bestaat, worden de gegevens opgeslagen in de databasemap c:\program file\aritech\database),
•
uitvoeren van een (Windows-) programma (dit moet in het bestand card.ini zijn ingesteld - zie het hoofdstuk Geavanceerde functies);
•
doorgeven van een DDE-bericht aan een andere Windows-toepassing (nog niet geïmplementeerd);
•
activeren van een OLE-koppeling met een andere Windows-toepassing (nog niet geïmplementeerd).
Voor elk van deze acties kunt u ook een opdrachtargument opgeven.
60 • Registratie
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
'Gegevensdistributieberichten' registreren Berichten die normaal niet worden verzonden naar het logbestand (zoals de tijd die door de PC wordt verzonden naar de controllers), kunnen toch worden bekeken in het logbestand door een ‘virtuele’ lezer te definiëren. Definieer een lezer die NIET fysisch bestaat in het systeem (selectievakje Geïnstalleerd NIET ingeschakeld, lusnummer x, controlleradres 0 en lezeradres 0). Specificeer vervolgens een gebeurtenisafhandeling voor deze lezer om de berichten die u interesseren te registreren. Laat alle andere instellingen voor deze lezer op de standaardwaarde staan. Het verdient aanbeveling een zinvolle naam te kiezen als u een “Technische lezer” voor een bepaalde lus definieert (bv.“ Alle technische meldingen lus x”). De volgende gebeurtenissen worden om de 5 minuten weergegeven in het logbestand als de PC deze berichten verzendt naar de controllerlus: "Controller, Logbuffer gebruiken" "Klok, Klok aanpassen" "Klok, kalender instellen" “Systeemcode xxxxxx instellen” ( = systeemcode 1) Opmerking: Deze functie kan alleen worden gebruikt als de PC on line is.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 61
Werken met relaiskaarten Inleiding U kunt 2 relaiskaarten aansluiten op elke controller (zie de installatie- en hardwarehandleidingen): relaiskaart A en B. Elke relaiskaart heeft 8 ingangen en 8 uitgangen, die kunnen worden gebruikt voor verschillende doeleinden.
Mogelijke uitbreidingen Open de HOOFDLEZER (de lezer met adres 0) voor de betreffende controller. In het algemene venster ziet u nu een object met de naam “Werkingsmodus” (deze modus is alleen beschikbaar bij de instellingen voor de hoofdlezer). Als u één van de relaiskaarten selecteert, kunt u kiezen uit vier mogelijke modi voor de relaiskaart: 1.
Alarmzones - standaardinstelling voor uitbreidingskaarten A en B
2.
Deurcontrole
3.
Algemene I/O
4.
Vooraf gedefinieerde uitgangen
“Alarmzones” is de standaardinstelling voor de relaiskaarten. Opmerking: bij het programmeren van de alarmzones mag de instelling voor de werkingsmodus in de instellingen van de hoofdlezer niet worden gewijzigd. De specificatie van de ingangen en uitgangen voor uitbreidingskaarten die zijn aangesloten op een 1-deurscontroller is als volgt:
62 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Relaiskaart A (ACC1): INGANG: A1 - Algemene ingang 1 A2 - Algemene ingang 2 A3 - Status alarmzone 2 A4 - Alarm alarmzone 2 A5 - Status alarmzone 3 A6 - Alarm alarmzone 3 A7 - Status alarmzone 4 A8 - Alarm alarmzone 4 UITGANG: A1 - Uitschakelen alarmzone 1 A2 - Waarschuwing alarmzone 1 A3 - Uitschakelen alarmzone 2 A4 - Waarschuwing alarmzone 2 A5 - Uitschakelen alarmzone 3 A6 - Waarschuwing alarmzone 3 A7 - Uitschakelen alarmzone 4 A8 - Waarschuwing alarmzone 4
Relaiskaart B (ACC1): INGANG: B1 - Status alarmzone 5 B2 - Alarm alarmzone 5 B3 - Status alarmzone 6 B4 - Alarm alarmzone 6 B5 - Status alarmzone 7 B6 - Alarm alarmzone 7 B7 - Status alarmzone 8 B8 - Alarm alarmzone 8 UITGANG: B1 - Uitschakelen alarmzone 5 B2 - Waarschuwing alarmzone 5 B3 - Uitschakelen alarmzone 6 B4 - Waarschuwing alarmzone 6 B5 - Uitschakelen alarmzone 7 B6 - Waarschuwing alarmzone 7 B7 - Uitschakelen alarmzone 8 B8 - Waarschuwing alarmzone 8 De specificatie van de in- en uitgangen voor uitbreidingskaarten is bij een 4-deurscontroller als volgt:
Relaiskaart A (ACC4): INGANG: A1 - Algemene ingang 1 A2 - Algemene ingang 2 Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 63
A3 - Algemene ingang 3 A4 - Algemene ingang 4 A5 - Algemene ingang 5 A6 - Algemene ingang 6 A7 - Algemene ingang 7 A8 - Algemene ingang 8 UITGANG: A1 - Uitschakelen alarmzone 1 A2 - Waarschuwing alarmzone 1 A3 - Uitschakelen alarmzone 2 A4 - Waarschuwing alarmzone 2 A5 - Uitschakelen alarmzone 3 A6 - Waarschuwing alarmzone 3 A7 - Uitschakelen alarmzone 4 A8 - Waarschuwing alarmzone 4
Relaiskaart B (ACC4): INGANG: B1 - Status alarmzone 5 B2 - Alarm alarmzone 5 B3 - Status alarmzone 6 B4 - Alarm alarmzone 6 B5 - Status alarmzone 7 B6 - Alarm alarmzone 7 B7 - Status alarmzone 8 B8 - Alarm alarmzone 8 UITGANG: B1 - Uitschakelen alarmzone 5 B2 - Waarschuwing alarmzone 5 B3 - Uitschakelen alarmzone 6 B4 - Waarschuwing alarmzone 6 B5 - Uitschakelen alarmzone 7 B6 - Waarschuwing alarmzone 7 B7 - Uitschakelen alarmzone 8 B8 - Waarschuwing alarmzone 8 Voor meer informatie over de configuraties verwijzen we naar de installatiehandleiding die wordt geleverd met de ACA101-relaiskaart.
64 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Deurcontrole Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, stelt u de “werkingstoestand” in de instellingen van de hoofdlezer voor de betreffende uitbreidingskaart A of B in op “Deurcontrole”. “Deurcontrole” wordt gebruikt om deuren zonder lezers aan te sluiten op de relaiskaart en deze deuren vervolgens vanuit de software te bewaken en besturen. Als een relaiskaart is gedefinieerd met een “deurbewakings” functie, zal deze controller meer dan 8 lezers accepteren voor ACC4 en meer dan 2 lezers voor ACC1. Als relaiskaart A is aangesloten op de controller, kunnen de virtuele lezers met adres 8, 9, 10 en 11 worden gedefinieerd. Als ook uitbreidingskaart B is aangesloten, kunnen ook de virtuele lezers met de adressen 12, 13, 14 en 15 worden gedefinieerd. Deze adressen zijn geldig zowel voor ACC 1 als ACC 4. Elke relaiskaart kan 4 deuren controleren, waarbij elke deur 2 ingangen en 2 uitgangen op de relaiskaart gebruikt: ingangen:
* één voor de uitgangsknop * één voor het deurbewakingscontact
uitgangen:
* een voor de besturing van het slot * één voor het overbruggen van het alarmcontact
Een deurbewakingslezer instellen Om een lezer voor deurbewaking in te stellen, gaat u als volgt te werk: •
Definieer een nieuwe lezer.
•
Stel op het tabblad Algemeen de volgende zaken in: Lus = x ; Controller = y en adres = 8 tot 15 (het selectievakje Geïnstalleerd niet selecteren). Stel een geschikte actielijst in. Laat de andere instellingen op de standaardwaarde staan.
•
Stel op het tabblad Schema het veld Uitgangsknop in op een geldig schema (of op Altijd).
•
Laat de instellingen voor Deur en Alarmzonecontrole op de standaardwaarde staan.
•
Klik op OK en sluit de software af (er is een nieuwe lezer gedefinieerd).
De in het logbestand weergegeven gebeurtenissen zijn: •
Deur, ontgrendelingspuls (C)
•
Deur, uitgangsknop ingedrukt
•
Deur, open
•
Deur, gesloten
Algemene I/O Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, moeten de volgende zaken worden ingesteld vóór u begint te programmeren. Open de hoofdlezer voor deze controller en stel de “werkingsmodus” van de betreffende uitbreidingskaart (A of B) in op “ALGEMENE I/O”. Zowel de INGANGEN als de UITGANGEN voor een controller moeten worden geprogrammeerd via de instellingen van de hoofdlezer. Om een INGANG te programmeren: •
Selecteer in de instellingen van de hoofdlezer van deze controller de ingang A of B (relaiskaart A of B).
•
Klik op Nieuw. Het venster Ingangen wordt geopend.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 65
•
Geef deze ingang een zinvolle naam.
•
Laat het ingangstype op DIGITAAL staan.
•
Voer de gewenste alarmvertraging in (in seconden).
•
Voer het relaisnummer in op de uitbreidingskaart waarnaar u dit alarm wilt verzenden: Verzend het alarm naar relaisnummer:.
•
Klik op OK om het venster Ingangen te sluiten en klik nogmaals op OK om de nieuwe lezerinstellingen op te slaan.
Als u nu in het systeemoverzicht het object Ingang opent, wordt de nieuw gedefinieerde ingang weergegeven in het venster. Om een UITGANG te programmeren: •
Kies in de instellingen van de hoofdlezer van deze controller de uitgang A of B, naar gelang van de uitbreidingskaart waarvoor u de uitgangsinstellingen wilt specificeren.
•
Klik op Nieuw. Het venster Uitgangen wordt geopend.
66 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
•
Geef de uitgang een zinvolle naam.
•
Selecteer waarmee u de uitgang wilt sturen: Gebeurtenis: als de ingang wordt geactiveerd, wordt het alarm altijd naar deze uitgang gestuurd. Gebeurtenis indien schema geldig: als de ingang wordt geactiveerd, wordt het alarm alleen naar deze uitgang gestuurd als het schema geldig is. Gebeurtenis. Actief gedurende pulstijd of zolang het schema geldig is: de uitgang wordt voor een bepaalde tijd geactiveerd; als er geen tijd is ingevuld, blijft de uitgang geactiveerd zolang het schema geldig is. Direct door schema: de uitgang wordt geactiveerd op het moment dat het geselecteerde schema geldig wordt, en wordt gedeactiveerd op het moment dat dit schema niet meer geldig is.
•
Selecteer indien nodig het schema.
•
Stel indien nodig de pulstijd in (in seconden).
•
Klik op OK om het venster Uitgangen te sluiten.
•
Klik nogmaals op OK om de lezerinstellingen op te slaan.
Het pictogram van deze uitgang kan op een plattegrond worden geplaatst, waar het kan worden gebruikt om de status van de uitgang te bewaken.
De nummering van de in- en uitgangen is voor beide kaarten: Relaiskaart A:
Ingangen van 1 tot 8 Uitgangen van 1 tot 8
Relaiskaart B:
Ingangen van 1 tot 8 Uitgangen van 9 tot 16
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 67
Vooraf gedefinieerde uitgangen Als een relaiskaart wordt gebruikt voor dit doel, stelt u de “werkingstoestand” in de instellingen van de hoofdlezer voor de betreffende uitbreidingskaart (A of B) in op VOORAF GEDEFINIEERDE UITGANGEN” Als de opgegeven gebeurtenissen zich bij deze controller voordoen, worden de betreffende uitgangsrelais geactiveerd en kunnen ze voor willekeurige toepassingen worden gebruikt. In de Windows-software hoeft niets te worden geprogrammeerd omdat alle functies deel uitmaken van de software van de controller. De vooraf gedefinieerde gebeurtenissen en de bijbehorende uitgangen zijn:
Relaiskaart A Gebeurtenis
Uitgang
Lezer, overvalalarm - lezer 0 en 4, deur 1
1
Deur, zonder autorisatie geopend - lezer 0
2
Lezer, overvalalarm - lezer 1 en 5 = deur 2
3
Deur, zonder autorisatie geopend - lezer 1
4
Lezer, overvalalarm - lezer 2 en 6 = deur 3
5
Deur, zonder autorisatie geopend - lezer 2
6
Lezer, overvalalarm - lezer 3 en 7 = deur 4
7
Deur, zonder autorisatie geopend - lezer 3
8
Relaiskaart A Gebeurtenis
Ingang
Reset - overvalalarm - lezer 0 en 4 = deur 1
1
Reset - deur, zonder autorisatie geopend - lezer 0
2
Reset - overvalalarm - lezer 1 en 5 = deur 2
3
Reset - deur, zonder autorisatie geopend - lezer 1
4
Reset - overvalalarm - lezer 2 en 6 = deur 3
5
Reset - deur, zonder autorisatie geopend - lezer 2
6
Reset - overvalalarm - lezer 3 en 7 = deur 4
7
Reset - deur, zonder autorisatie geopend - lezer 3
8
Relaiskaart B Gebeurtenis
Uitgang
Deur, alarm niet gesloten - lezer 0
1
Deur, alarm niet gesloten - lezer 1
2
Deur, alarm niet gesloten - lezer 2
3
Deur, alarm niet gesloten - lezer 3
4
Stroomstoring
5
Sabotage lezerlus
6
Zekeringalarm
7
CRC
8
68 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Relaiskaart B Gebeurtenis
Ingang
Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 0
1
Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 1
2
Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 2
3
Reset - Deur, alarm niet gesloten - lezer 3
4
Reset - Stroomstoring
5
Reset - Sabotage lezerlus
6
Reset - Zekeringalarm
7
Reset - CRC
8
Als u een uitgang instelt zoals beschreven in het deel “Algemene I/O”, gelden dezelfde waarden in de modus “Vooraf gedefinieerd”. Als bijvoorbeeld uitgang 1 van kaart A is ingesteld op een pulstijd van 5 seconden, wordt deze uitgang 5 seconden actief als bij lezer 0 een overvalalarm optreedt.
Uitgangen opnieuw instellen 1.
Stel in de actielijst die voor de hoofdlezer is geselecteerd voor de gebeurtenis Ingang, geactiveerd (alarm) in dat deze naar het alarmlog moet worden gestuurd volgens het schema Altijd (of een ander geldig schema).
2.
Als een ingang wordt geactiveerd, wordt deze gebeurtenis naar het alarmlog gestuurd; u kunt dit zien als u het opent.
3.
Als u het alarmlog opent, verschijnt een nieuw bestandsmenu: ALARM
4.
Selecteer in dit menu Alarmuitgangen resetten: alle uitgangen die rechtstreeks zijn geactiveerd door een gebeurtenis worden nu opnieuw ingesteld.
5.
Als u Alle alarmen wissen selecteert, wordt het alarmlog volledig gewist.
Alarmzones Met de Aritech-toegangscontrolesoftware kan het inschakelen en uitschakelen van alarmzones worden gestuurd via een geldige transactie (kaart, code of beide - afhankelijk van de lezerinstelling) bij de opgegeven lezer. Als een dergelijke gebeurtenis optreedt, wordt een relais op een relaisuitbreidingskaart (kaart A of B) geactiveerd en blijft dit relais actief tot een voorgeprogrammeerde tijd verstreken is of tot handmatige inschakeling wordt uitgevoerd bij een lezer. Selecteer in het systeemoverzicht de lezer waarvoor u de alarmzones wilt instellen:
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 69
De activering wordt ingesteld door de instellingen voor de werkingstoestand op de hoofdlezer (die standaard is ingesteld op alarmzones voor zowel A als B).
70 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Selecteer in het dialoogvenster van de geselecteerde lezer het tabblad Alarmzone:
Klik op Nieuw.... Het dialoogvenster voor de instellingen van de alarmzone wordt weergegeven:
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 71
Ga als volgt te werk: (de overbruggingstijd en het overbruggingsschema werken alleen als het selectievakje "Autom. uit" is uitgeschakeld) •
Wijzig de naam in een zinvolle naam.
•
Stel de overbruggingstijd in (in seconden). Deze tijd wordt toegevoegd aan het schema. Als deze tijd (Einde van schema + overbruggingstijd) verstrijkt, wordt een eerste waarschuwing gegeven en wordt de alarmzone automatisch opnieuw ingeschakeld.
•
Selecteer een overbruggingsschema (de geselecteerde overbruggingstijd zal daarna worden genegeerd tijdens de in het schema opgegeven tijdspannen, d.w.z. als bijv “STAF” wordt geselecteerd, blijft de alarmzone uitgeschakeld tot het einde van de in het schema opgegeven tijd).
•
Stel de parameters voor het vooralarm in.
•
Klik op OK om de instellingen op te slaan en terug te keren naar het lezervenster.
Nu u een alarmzone voor de lezer hebt gespecificeerd, moet u de parameters voor de alarmzonecontrole instellen. Selecteer de lezer opnieuw en klik op het tabblad Alarmzonecontrole:
De instellingen zijn als volgt: •
Auto uit: specificeert dat een extern alarmsysteem automatisch wordt uitgeschakeld als een geldige alarmkaart wordt aangeboden bij de lezer (een willekeurige kaart of een willekeurige kaart en een pincode, volgens de instellingen die zijn opgegeven in het schema dat op dat moment van toepassing is). Afhankelijk van de instellingen voor de kaartgroep waartoe de kaart behoort, kunnen een of meer alarmzones worden uitgeschakeld met de kaart. Als de kaartgroep geen autorisatie voor de alarmzone heeft, wordt de kaart niet behandeld als een geldige kaart en wordt de alarmzone niet uitgeschakeld.
•
Hand uit: specificeert dat een extern alarmsysteem kan worden uitgeschakeld door de toets * op het toetsenblok van de lezer in te drukken. Om het alarm uit te schakelen, gaat u als volgt te werk: 1.
Druk op de toets *,
2.
Schuif de alarmkaart door de lezer,
72 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
3.
Voer de juiste pincode in. Het extern alarm wordt uitgeschakeld.
Opmerking: Als het systeem handmatig wordt uitgeschakeld, blijft het uitgeschakeld tot het opnieuw handmatig wordt ingeschakeld. •
Hand aan: specificeert dat een extern alarmsysteem handmatig kan worden ingeschakeld door de toets # op het toetsenblok van de lezer in te drukken. Om het alarm in te schakelen, gaat u als volgt te werk: 1.
Druk op de toets #,
2.
Schuif de alarmkaart door de lezer,
3.
Voer de juiste pincode in: het vooralarm wordt geactiveerd. Als de tijd voor het vooralarm is verstreken, wordt het externe alarm opnieuw ingeschakeld.
Opmerking: Als zowel Autom. uit als Hndm. uit is geselecteerd, krijgt Autom. uit voorrang. •
Uitgeschakeld: Schakelt de zone in of uit.
•
Alarmind.: deze instelling schakelt de indicatie van een extern alarm op de lezer in. De lezer zal op elk moment aangeven wanneer een alarm is opgetreden in het externe alarmsysteem.
Klik op OK om de lezerinstellingen op te slaan. Keer terug naar het systeemoverzicht en open het kaartgroepvenster:
Selecteer de kaartgroep waaraan u een autorisatie voor de alarmzone wilt geven. Hiervoor plaatst u de muisaanwijzer precies op het pictogram van de kaartgroep (niet op de titel), klikt u op de rechtermuisknop en selecteert u Openen voor bewerken of dubbelklikt u erop:
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 73
Het kaartgroepvenster wordt geopend:
Onder de lijst voor elke lezer ziet u de vermeldingen voor de alarmzones (een ongemarkeerd vakje als de toegang niet is toegestaan en een gemarkeerd vakje als de toegang wel is toegestaan). Dubbelklik op de alarmzone waarvoor u de toegang wilt instellen en selecteer of de kaartgroep al dan niet toegang moet hebben tot de alarmzone:
U kunt ook selecteren welke alarmzones al dan niet kunnen worden uitgeschakeld. Tot slot downloadt u de instellingen naar de controller. Selecteer in de menubalk van het systeemoverzicht Systeem: Downloaden naar controller... , schakel de selectievakjes Parameters en instellingen en Kaart/kaartgroep in en klik op OK:
74 • Werken met relaiskaarten
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 75
Plattegrond Een plattegrond is in principe elke bitmap (.bmp-indeling) die kan worden gebruikt als een achtergrond waarop de pictogrammen van de Aritech-toegangscontrolesoftware kunnen worden geplaatst. Deze plattegrond vervangt het systeemoverzicht en laat u toe een vrijwel volledige grafische interface te maken voor de Aritechtoegangscontrolesoftware. Als u een plattegrond koppelt aan een gebruiker, wordt deze plattegrond geladen (in plaats van het systeemoverzicht) als de gebruiker zich aanmeldt.
Plattegronden maken Elk Windows-bitmapbestand (indeling .BMP) kan worden gebruikt als achtergrond voor een plattegrondvenster. Merk op dat alleen het pad naar het bestand wordt opgeslagen, en dat het bestand zelf niet wordt gekopieerd. In een vrij eenvoudig systeem zou u een grondplan van uw site kunnen tekenen en dit grondplan gebruiken in een plattegrond. In een complex systeem zou u een plattegrond van elk deel van een site kunnen maken, en vervolgens deze plattegronden gebruiken in een globale plattegrond van de volledige site. U kunt plattegronden in elkaar nesten om een vrij gesofisticeerde grafische navigatieomgeving te maken. De enige reële beperkende factor is uw verbeelding. Om een plattegrond te maken, gaat u als volgt te werk: 1.
Open het plattegrondvenster in de Aritech-toegangscontrolesoftware en maak een nieuwe (lege) plattegrond.
2.
Selecteer Bestand: Achtergrondbitmap selecteren...
3.
Selecteer het bitmapbestand in het dialoogvenster Bestand openen en klik op OK om de geselecteerde bitmap te importeren in de plattegrond:
76 • Plattegrond
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Merk op dat de software alleen het pad naar het bitmapbestand opslaat, en niet het bestand zelf. De volledige padnaam mag niet meer dan 31 tekens bevatten.
Plattegrondpictogrammen Alle systeemoverzichtpictogrammen (uiteraard ook het systeemoverzichtpictogram zelf) kunnen worden gesleept en neergezet volgens de gebruikelijke Windows-methode (houd de Ctrl-toets ingedrukt, klik op het pictogram, houd de muisknop ingedrukt en sleep het pictogram naar het plattegrondvenster).
Dit betekent dat u de systeemoverzichtfuncties die een gebruiker het meest gebruikt direct in een plattegrond kunt plaatsen, en dat u de lezerpictogrammen op de plattegrond kunt plaatsen op de positie die hun werkelijke geografische locatie voorstelt.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 77
Plattegronden kunnen de snelheid en het gemak waarmee het systeem kan worden beheerd aanzienlijk verbeteren. Om van de plattegronden een nog krachtigere interface voor het toegangscontrolesysteem te maken, veranderen de lezer, alarm- en controllerpictogrammen volgens hun status als ze in een plattegrond worden geplaatst.
Rechtermuisknop De rechtermuisknop is altijd actief als een object wordt geselecteerd in het systeemoverzicht, maar in een plattegrond komt deze knop pas echt goed van pas. De rechtermuisknop geeft u vrijwel directe toegang tot de functies die kunnen worden toegepast op het geselecteerde pictogram. U kunt bijvoorbeeld: •
Een externe luscontroller oproepen die via een modem is verbonden met het lokale systeem.
•
Elk object openen om de parameters ervan weer te geven of te wijzigen.
•
Een puls zenden om een lezer te ondervragen.
•
Gewijzigde gegevens downloaden naar een controller of lezer.
•
De huidige status van een lezer, een ingang of een uitgang weergeven. Merk op dat dit voorbeeld in feite een samenstelling van drie afzonderlijk delen is. Het venster is gewoonlijk kleiner en u zult de schuifbalk moet gebruiken om de volledige inhoud van het venster te bekijken. De weergave wordt opgesplitst in drie blokken. Het eerste blok geeft de laatste gebeurtenissen weer die de lezer heeft verzonden, het tweede blok geeft de huidige instellingen weer, en het derde blok geeft de communicatiestatus weer:
78 • Plattegrond
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Plattegronden koppelen Via de opdracht Bestand: Naam en toegang bewerken in de menubalk van het systeemoverzicht kunt u een plattegrond koppelen aan elk object van de Aritech-toegangscontrolesoftware:
Als u een plattegrond op deze wijze koppelt aan een object, wordt de plattegrond automatisch geopend als u dat object opent. Als u een plattegrond rechtstreeks koppelt aan een gebruikersgroep en een gebruiker van deze groep zich aanmeldt, wordt de gekoppelde plattegrond onmiddellijk geladen. Op die manier beschikt de gebruiker over een bijna volledige grafische interface voor het toegangscontrolesysteem. Om de koppeling met een plattegrond te verwijderen, klikt u op de knop Geen plattegrond in het dialoogvenster Objecteigenschappen.
Aritech Access Control Software Installatiehandleiding
Installatiehandleiding • 79
14 4942 999-1