Tochttechnieken Cursus “Coördinatie” Bijlage cursus 5
Door: Maurits Westerik Jong Nederland De Lutte. December 2008
“Coördinatie”
Jong Nederland De Lutte
Inhoudsopgave 1. Kompas ........................................................................................................................ 3 2. Kaarten ........................................................................................................................ 4 3. Coördinaten ................................................................................................................. 5 4. Kruispeiling .................................................................................................................. 6
Jong Nederland, jouw club!
2
“Coördinatie”
Jong Nederland De Lutte
1. Kompas Het kompas gebruiken we om ons te oriënteren. De naald van het kompas wijst altijd naar het noorden. Wij gebruiken een peilkompas (type Recta). De noordnaald is de rode naald. Behalve de naald zijn er ook nog andere belangrijke kompasonderdelen: de kompasroos --> hierop staat de gradenverdeling aangegeven de spiegel --> hierdoor kan je de kompasroos goed zien tijdens het peilen van een richting het vizier --> je kijkt altijd door het vizier naar het punt dat je moet peilen het afleespuntje --> hier lees je het aantal graden af waarop het kompas is ingesteld De kompasroos is verdeeld in 360º (graden). Op het kompas wordt het laatste cijfer weggelaten. Als je op het kompas b.v. 19 afleest, dan betekent dat dus 190º. Sommige richtingen hebben namen: noord, oost, zuid, west, maar ook: noord-oost of zuid-zuid-west. In dit lijstje zie je welke namen bij welke richtingen horen: 1 KAART --> KOMPAS Je moet van punt A naar punt B op de kaart. Leg het kompas langs de lijn tussen A en B, met het vizier in de richting van B. Draai de roos nu zodat de noord-zuid lijn op de roos gelijk loopt met de noord-zuid lijn op de kaart. Bij het afleespuntje lees je nu het aantal graden af. Dit is de kompasrichting waar je naar toe moet (punt B). De naald gebruik je dus helemaal niet! 2 KOMPAS --> TERREIN Stel het aantal graden in op het kompas (het aantal graden is gegeven of heb je opgenomen zoals beschreven bij 1). Doe nu het koordje om je nek en kijk door de spiegel. Let erop dat je het kompas horizontaal houdt. Draai nu zelf rond totdat de noordnaald tussen de twee witte streepjes staat. Als je nu door het vizier kijkt, dan kijk je in de goede richting
N nno NO ono O ozo ZO zzo Z zzw ZW wzw W wnw NW nnw N
0° 22.5° 45° 67.5° 90° 112.5° 135° 157.5° 180° 202.5° 225° 247.5° 270° 292.5° 315° 337.5° 360°
3 TERREIN --> KOMPAS (Dit is precies omgekeerd aan 2) Doe het koordje om je nek en kijk door het vizier naar het punt waar je de richting van wilt weten. Kijk nu door de spiegel en draai de roos net zo lang totdat de noordnaald tussen de twee witte streepjes staat. Bij het afleespuntje kan je nu het aantal graden aflezen. 4 KOMPAS --> KAART (Dit is precies omgekeerd aan 1) Stel het aantal graden in op het kompas (het aantal graden is gegeven of heb je bepaald zoals beschreven bij 3). Zoek het punt waar je bent (A) op de kaart op en leg het kompas tegen dat punt aan. Draai nu met het hele kompas rond A totdat de noord-zuid lijn op de kompasroos gelijk ligt met de noord-zuid lijn op de kaart. Trek (met potlood) een lijn langs het kompas in de richting van het vizier. Ergens op die lijn ligt punt B. Ook hier gebruik je de naald dus niet. CROSSEN Je hebt een kompaskoers gekregen die je over een bepaalde afstand moet volgen. Hoe doe je dit op een nauwkeurige manier? Stel de gewenste richting in op het kompas. Kijk door het vizier en zoek een punt (een boom, gebouw,
Jong Nederland, jouw club!
3
“Coördinatie”
Jong Nederland De Lutte
enz.) dat in de goede richting ligt (2). Loop dan naar dat punt toe en doe dan weer hetzelfde, net zolang totdat je bent waar je moet zijn. 's Nachts gaat dit ook: stuur iemand met een zaklamp vooruit en geef die persoon aanwijzingen tot hij of zij in de goede richting staat. KRUISPEILING Schiet van twee markante punten (een gebouw, toren, enz.) de richting (3). Breng deze richting over op de kaart (4). Je hebt nu twee lijnen op de kaart. Op het snijpunt van die twee lijnen ben je nu! Bij een kruispeiling is het belangrijk om heel nauwkeurig te werken.
2. Kaarten STAFKAART Er bestaan verschillende soorten kaarten; wandelkaarten, fietskaarten, autokaarten, zeekaarten, enz. Wij gebruiken de stafkaart. Een stafkaart is een topografische kaart. Dat wil zeggen dat het een verkleinde weergave van de werkelijkheid is. Alles staat er dus op. SCHAAL De schaal van de kaarten die wij gebruiken is 1:25.000. 1 Centimeter op de kaart is dan in werkelijkheid 25.000cm ofwel 250 meter. Andere veel voorkomende schalen zijn 1:50.000 (1cm = 500m) en 1:100.000 (1cm = 1km). LEGENDA omdat op de kaart natuurlijk niet alles kan worden nagetekend, wordt gewerkt met tekens. De verklaring van de tekens heet de legenda. Als je de legenda van de kaart eens goed bekijkt, dan zie je hoeveel er wel niet allemaal op de kaart wordt aangegeven!
Op de kaart zie je ook bruine kronkelige lijnen. Dat zijn HOOGTELIJNEN. Die verbinden alle punten die op dezelfde hoogte liggen. Meestal om de 5 of 10 meter. Als er veel lijnen dicht bij elkaar staan dan betekent dat dat het daar erg steil is. ORIËNTEREN Als je wilt weten waar je je op de kaart bevindt, dan moet je eerst weten hoe je de kaart moet vasthouden. Dat klinkt lachwekkend... maar hier wordt bedoeld: je moet het noorden op de kaart ook in de richting van het noorden houden. "De kaart op het noorden leggen" of "oriënteren", heet dat. Het is wel handig om te weten dat bij de meeste kaarten de bovenkant het noorden is. KLEUREN Op de kaart wordt met veel verschillende kleuren gewerkt. Dat ziet wel leuk uit, maar het is vooral heel erg handig. als je een beetje op de kleuren let, is het veel makkelijker om te zien waar je op de kaart bent. Een donkergroen vlak is een bos, een lichtgroen vlak is een grasveld. Sta je midden in een weiland en wil je weten waar dat op de kaart is, dan hoef je dus alvast niet bij de donkergroene gebieden te kijken. Probeer als je een kaart voor je hebt, je altijd voor te stellen hoe het landschap er in de werkelijkheid uit zal zien. Hoe meer je op de kleur, hoogtelijnen en tekens let, des te sneller zul je de omgeving op
Jong Nederland, jouw club!
4
“Coördinatie”
Jong Nederland De Lutte
de kaart herkennen. Je zult dan waarschijnlijk ook minder snel verdwalen. De tocht, route of hike zal dan nog leuker worden. Hoewel verdwalen ook wel eens leuk kan zijn...
3. Coördinaten Een coördinaat is een zeer nauwkeurig bepaalde plek op een kaart. Deze plaats vind je m.b.v. het volgende ezelsbruggetje: Huisje in, trappetje op In wiskunde termen: eerst de X-as, en dan pas de Y-as gebruiken. Bij de notatie van een coördinaat opletten dat je eerst de hoofdmeridianen opschrijft, daarna de exacte plaats binnen het aangegeven vakje op de kaart (0-100). Het hoofdvak is op zijn beurt namelijk weer verdeeld in honderd bij honderd kleine vakjes die je m.b.v. de kaarthoekmeter kunt opzoeken. Belangrijk om te onthouden is dat als je de X en Y opzoekt je het vakje rechtsboven neemt. 50 – 78 is dus het grijs gekleurde vakje in de tekening hiernaast. Als je het goede vakje hebt gevonden kun je met de overige gegevens van het coördinaat exact opzoeken waar je moet zijn. Het vakje hiernaast heeft een zwarte punt met coördinaat 50.50 – 78.50 erin. Eerst naar rechts, dan naar boven. (Huisje in, trappetje op). Hoofdcoördinaten en de 0-100 verdeling worden normaal gezien gescheiden door een “.”. Coördinaten van de Blokhut zijn: 263.93 – 481.92 zie afbeelding
Jong Nederland, jouw club!
5
“Coördinatie”
Jong Nederland De Lutte
4. Kruispeiling Dit is misschien wel de moeilijkste tochttechniek van allemaal. Het gaat om precisie, kompas én kaart tegelijk. Een afwijking van 1 millimeter op de kaart kan al gauw 500 meter in het echt zijn. Een kruispeiling kan op een aantal manieren gedaan worden waarvan ik er twee zal uitleggen.–– De eerste manier is de simpele van de twee. Je krijgt twee setjes coördinaten, elk setje heeft twee coördinaten die je moet opzoeken en met elkaar moet verbinden d.m.v. een lijn. Daar waar die twee lijnen elkaar snijden moet je naar toe. Klinkt simpel hè? Kijk hieronder maar hoe het ongeveer in zijn werk gaat. Zoals je kunt zien is het principe eenvoudig maar de uitvoering niet altijd. De coördinaten zijn met elkaar verbonden zoals je hiernaast kunt zien. Dit levert ong. het nieuwe coördinaat: 53.00 – 72.30 op. In dit geval moet je dus naar dit nieuwe coördinaat toe gaan alhoewel het niet noodzakelijk is om dit coördinaat op te schrijven. Zodra je weet waar je naar toe moet kun je op weg. De tweede manier is iets moeilijker. Ik zal hem uitleggen aan de hand van een heel simpel voorbeeld. Je zoekt nu de coördinaten op en trekt dan een lijn op het aantal graden dat is aangegeven. 450 voor het eerste coördinaat, 3600 (of recht naar het noorden) voor het tweede coördinaat. Natuurlijk is het bijna nooit zo dat het punt waar je naar toe moet op een makkelijk coördinaat ligt zoals hierboven. Meestal zul je coördinaten krijgen als: 51.74 – 73.82 en als graden dingen zoals: 340 of 2180. Dan wordt het moeilijk om het juiste punt op te zoeken aangezien een kleine afwijking in het aantal graden een groot aantal extra loop- of fietsmeters dan wel kilometers kan worden.
Jong Nederland, jouw club!
6